Een voor garnalenvissers desastreus plan vanuit Brussel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Garnalenvissers houden hart vast; Nieuw plan Brussel gevaar voor toekomst»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vanuit Europa het ene na het andere voorstel komt waar boeren en vissers van huiveren? Zo ja, klopt het dat Eurocommissaris Sinkevičius met een actieplan komt om tegen 2030 de bodemvisserij te weren uit beschermde gebieden waar de oer-Hollandse sector nu nog onder al veel te strikte voorwaarden welkom is? Kunt u deze vragen gedetailleerd beantwoorden, waarbij u ingaat op de vraag of u de mening deelt dat dit het einde voor de Nederlandse garnalenvisserij zal betekenen?
Op 21 februari 2023 heeft de Europese Commissie het actieplan voor het beschermen en herstellen van mariene ecosystemen voor duurzame en veerkrachtige visserij gepresenteerd. Met het actieplan beoogt de Europese Commissie middels het beschermen en herstellen van mariene ecosystemen duurzame visserij te bevorderen. De Europese Commissie vindt een gezond marien milieu met gezonde visbestanden en een rijke biodiversiteit van belang voor het toekomstperspectief voor de visserij.
Ik begrijp goed dat er binnen de visserij zorgen leven over wat er in het Actieplan staat over beperkingen voor bodemberoerende visserij. Ik ga het actieplan van de Europese Commissie nu eerst zorgvuldig analyseren en bekijken wat de consequenties zijn voor de Nederlandse vissers op de Noordzee. Binnen zes weken na publicatie van het actieplan wordt het kabinetsstandpunt via een
BNC-fiche met de Tweede Kamer gedeeld. Samen met de sector en natuurorganisaties zet ik mij in voor een duurzame, toekomstbestendige visserijvloot.
Deelt u de mening dat Europese samenwerking moet eindigen waar het de eigen bevolking begint af te knellen? Zo ja, bent u bereid om Europese dwingelandij die de garnalenvisserij de nek omdraait per direct naast u neer te leggen, teneinde deze oer-Hollandse sector te redden? Kunt u deze vragen gedetailleerd beantwoorden?
Ik deel deze mening niet, zie verder de beantwoording van vraag 2.
De wolf |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u de bereidheid om de wolf vogelvrij te verklaren in Nederland omdat steeds vaker vee wordt aangevallen en gedood door de wolf, hetgeen leidt tot enorme schade? Zo ja, legt u daarbij de beschermende Europese regelgeving ten aanzien van de wolf naast u neer? Kunt u dat gedetailleerd toelichten?
Ik begrijp de zorgen van de burgers voor hun eigen veiligheid en voor die van hun vee. Aan de andere kant heb ik ook een verantwoordelijkheid voor de natuur in Nederland. Ik ben van mening dat we manieren moeten vinden om samenleven met de wolf mogelijk te maken. Dat is uitdagend in een klein land waar wolf, mens en de dieren die gehouden worden door de mens dicht op elkaar leven. Daarom heb ik de Raad voor de Dierenaangelegenheden (RDA) gevraagd om een brede maatschappelijke dialoog te organiseren over de positie van de wolf in Nederland. Daarnaast heb ik de RDA gevraagd om tijdens de gesprekken te verkennen wat er nodig is om in Nederland samen te leven met de wolf en op basis hiervan met een advies te komen. Ik wil eerst de dialoog over de wolf, en daarmee de beschermde status van de wolf, op een zorgvuldige manier voeren samen met alle betrokken stakeholders. Totdat de uitkomsten van de maatschappelijke dialoog en het advies van de RDA bekend zijn, houd ik me aan het bestaande beleid en wetgeving, waarmee ik uitvoering geef aan de motie van het lid Vestering c.s. (Kamerstuk 36 200-XIV, nr. 69).
Bent u bekend met het bericht dat drie provincies hebben opgeroepen om de beschermende status van de wolf los te laten?1 Zo ja, hoe gaat u om met deze oproep? Kunt u dat gedetailleerd toelichten?
De brief van de provincies Drenthe, Overijssel en Friesland heb ik ontvangen en beantwoord. Uw Kamer ontvangt een afschrift van dit antwoord.
De onjuiste beantwoording van Kamervragen over het gebrek aan ventilatie in varkensstallen, met gevaarlijk hoge concentraties CO2 en ammoniak als gevolg |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de waarschuwing van een agrarisch adviseur op het gebied van stalklimaat, tevens lid van het Klimaatplatform Varkenshouderij, dat veel varkenshouders geneigd zijn de ventilatie te laag in te stellen om te besparen op stookkosten met als gevolg dat de concentraties ammoniak en CO2 gevaarlijk hoog kunnen oplopen?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u dit anderhalve week geleden nog ontkende, in antwoord op onze schriftelijke vragen over precies dit soort signalen, waarbij u schreef »het uitvoeren van extra controles heeft niet zoveel zin, omdat (…) er niet minder wordt geventileerd»?2
Ik heb in mijn beantwoording aangegeven dat in het begin van de energiecrisis op vele bedrijven en in de vakpers (ook bij andere sectoren) aandacht is geweest voor energiebesparing. Er is in de vakpers en op klimaatdagen georganiseerd door het Klimaatplatform voor Varkenshouderij en de Productenorganisatie Varkenshouderij (POV) aangegeven wat de gevolgen zijn voor het stalklimaat als er minder geventileerd wordt. Deze zien zowel op het thermocomfort en impact voor de varkens, als op negatieve gevolgen voor het economisch rendement. Er zijn verder geen concrete signalen of informatie bekend dat er minder wordt geventileerd in varkensstallen om te besparen op stookkosten. Om deze reden heeft het uitvoeren van extra controles, in mijn optiek, weinig toegevoegde waarde. Tevens controleert de NVWA bij reguliere inspecties in varkensstallen het stalklimaat, inclusief de concentratie van ammoniak. Wel is gebleken dat aanscherping van het huidige handhavingsprotocol nodig is om effectief te kunnen handhaven. Dit heb ik ook in de beantwoording aangegeven.
Kunt u bevestigen dat u hierbij niet eens bereid was om in kaart te brengen hoe hoog de ammoniakconcentraties in Nederlandse varkensstallen op dit moment liggen?
Ja, dat klopt. Het Klimaatplatform voor Varkenshouderij en de POV zetten zich al in om de kennis over het belang van een goed stalklimaat en ventilatie onder varkenshouders te verbeteren. Ook werkt LNV samen met de NVWA aan de invulling van de open norm rondom het stalklimaat van varkens. Het in kaart laten brengen van de hoogte van ammoniakconcentraties bij Nederlandse varkensstallen is een kostbaar en tijdrovend proces. De vraag is wat het in kaart brengen van de ammoniakconcentraties precies aan extra informatie ten behoeve van verdere verbetering van het stalklimaat oplevert, gezien de acties die al worden uitgevoerd.
Op basis van welke informatie heeft u deze antwoorden gegeven?
Op basis van beschikbare kennis binnen mijn departement, waarbij voor de beantwoording tevens informatie is opgehaald bij de NVWA, Wageningen University and Research en de secretaris van het Klimaatplatform Varkenshouderij en bij de Producentenorganisatie Varkenshouderij.
Heeft u, voordat u de beantwoording naar de Kamer stuurde, ook navraag gedaan naar de daadwerkelijke situatie in varkensstallen op dit moment? Zo ja, hoe en bij wie?
Ik heb mij een beeld gevormd van de situatie in varkensstallen op basis van de informatie die de partijen die zijn bevraagd mij konden verstrekken.
Deelt u de mening dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd? Hoe beoordeelt u dit?
Nee, die mening deel ik niet. In de beantwoording van de vorige Kamervragen heb ik aangegeven dat er aandacht is geweest, en ook nog steeds is, voor het belang van goed ventileren in varkensstallen. Vanuit de signalen die ik heb ontvangen, onder andere uit navraag bij de eerder genoemde partijen, zijn er geen concrete voorvallen bekend van varkenshouders die te minimaal ventileren om te besparen op stookkosten en elektriciteitskosten. Mede omdat dit, naast een negatief effect op het dierenwelzijn, óók een negatief effect heeft op het economische rendement. Dat wil niet zeggen dat met alle zekerheid gesteld kan worden dat het nooit gebeurt. Daarom vind ik het goed dat ook de sector en de vakpers aandacht blijft vragen voor het belang van goede ventilatie.
Erkent u dat miljoenen varkens deze winter mogelijk extra hebben geleden door giftige staldampen als gevolg van gebrekkige ventilatie? Gaat u alsnog actie ondernemen om dit vanaf nu te voorkomen, bijvoorbeeld door extra controles te laten uitvoeren op schadelijke ammoniakconcentraties in varkensstallen?
Houders van varkens dienen zorg te dragen voor een goed stalklimaat, zij zijn daarvoor verantwoordelijk. Ik verwacht van hen dat zij hier voldoende aandacht aan besteden, in het belang van dierenwelzijn en diergezondheid. Dit is uiteraard ook het belang van hun eigen gezondheid en dat van hun medewerkers. Mijn Ministerie werkt samen met de NVWA aan het invullen van de open norm rondom stalklimaat. De WUR onderzoekt, in opdracht van LNV, de mogelijkheden om het huidige handhavingsprotocol aan te scherpen en te verduidelijken. Zodat NVWA-inspecteurs beter kunnen vaststellen of het stalklimaat al dan niet schadelijk is. De uitkomst van dit onderzoek wordt eind Q1 verwacht. Het is de inzet voor de zomer de open norm nader ingevuld te hebben. Mijn inziens wordt hiermee duidelijkheid gecreëerd met betrekking tot de vereisten voor stalklimaat voor varkens. In het belang van de houders, die hun verantwoordelijkheid, waar nodig, beter kunnen nemen en ten behoeve van de handhaafbaarheid. Op deze manier kan het stalklimaat voor varkens structureel verbeteren. Mijn inziens zullen deze genoemde concrete activiteiten meer effect hebben op het verbeteren van het stalklimaat voor varkens, dan het in kaart brengen van de huidige ammoniakconcentraties.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De uitspraak van de minister dat de terugkeer van de lynx een ‘dilemma’ is |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Kent u het bericht «Minister van der Wal vindt mogelijke terugkeer lynx een dilemma»?1
Ja, dit bericht is me bekend.
Deelt u de mening dat de terugkeer van inheemse wilde dieren als de wolf, de goudjakhals, de wilde kat en mogelijk de lynx niet zozeer een dilemma vormen als wel een gegeven en mogelijk juist een kans is voor het meer natuurlijk functioneren van ecosystemen? Zo nee, waarom niet?
Het dilemma schuilt in de belangen waar ik mee te maken heb, die in potentie kunnen botsen. Inheemse soorten die uit zichzelf naar Nederland terugkeren vormen een verrijking van de Nederlandse natuur. Veel Nederlanders zijn enthousiast over de terugkeer van deze soorten. Ik heb een verantwoordelijkheid voor de natuur in Nederland en wil helpen om een dergelijke verrijking van onze natuur te behouden. Maar ik heb ook begrip voor de zorgen die er leven onder dierhouders en andere burgers over de aanwezigheid van dieren zoals de wolf, de goudjakhals, de wilde kat en mogelijk de lynx in Nederland. Hun aanwezigheid roept de angst op bij burgers dat zij kunnen worden aangevallen en angst bij dierhouders dat hun dieren gedood kunnen worden. Deze angsten neem ik heel serieus en ik wil helpen om die weg te nemen.
Deelt u de mening dat de mogelijke terugkeer van de «lynx» wellicht invloed heeft op het gedrag van de wolf, gezien dat wolven en lynxen elkaar zullen vermijden? Zo ja, wat bedoelde u met het woord «dilemma»? Zo nee, waarom niet?
De aanwezigheid van de lynx kan gevolgen hebben voor het gedrag van de wolf, maar het is niet vastgesteld dat wolven lynxen uit de weg gaan. Beide diersoorten zijn toppredatoren die in hetzelfde gebied kunnen leven.2 In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst.
Bedoelde u mogelijk met het woord «dilemma» dat de jacht op prooidieren, zoals wilde zwijnen, door de terugkeer van wilde dieren zou moeten worden heroverwogen? Zo ja, op welke wijze wilt u vormgeven aan het beëindigen of beperken van de jacht op in het wild levende prooidieren?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst. Het wilde zwijn en andere prooidieren, zoals het ree en het edelhert, zijn niet opgenomen op de lijst van bejaagbare soorten, bedoeld in artikel 3.20, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. De jacht op deze dieren is niet toegestaan en een heroverweging van de jacht op deze dieren is derhalve niet aan de orde. In het kader van schadebestrijding is het beheer van dieren, zoals het wilde zwijn, wel mogelijk. Het beheer is een verantwoordelijkheid van de provincies en vindt plaats volgens goedgekeurde faunabeheerplannen.
Bedoelde u mogelijk met het woord «dilemma» dat het nemen van beschermende maatregelen voor veehouders tegen aanvallen door beschermde wilde dieren niet langer mag worden uitgesteld? Zo ja, op welke wijze wilt u vormgeven aan toezicht en handhaving op wettelijk verplichte preventieve maatregelen ter bescherming van dieren die worden gebruikt als vee?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik het dilemma geschetst. Artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren bepaalt dat een dier, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, zo nodig bescherming wordt geboden tegen roofdieren. Dit houdt in dat houders van dieren in gebieden waar roofdieren voorkomen, waar nodig, maatregelen moeten treffen om hun dieren die buiten zijn, bijvoorbeeld in de wei, tegen aanvallen van roofdieren te beschermen. Het betreft een zogeheten open norm: hoe houders van dieren invulling aan deze verplichting dienen te geven is in de regelgeving niet nader ingevuld.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert risicogebaseerde inspecties uit op de naleving van regels ter bescherming van het dierenwelzijn ten aanzien van dieren die buiten worden gehouden. Op dit moment wordt door de NVWA nader geanalyseerd in welke gevallen, in relatie tot de wolf, maatregelen nodig zijn en welke concrete maatregelen passend zijn. Hierbij is ook relevant dat de norm niet alleen betrekking heeft op de wolf, maar tevens op andere roofdieren, en ziet op een breed scala van gehouden dieren, wanneer deze niet in een gebouw worden gehouden (zoogdieren, reptielen, amfibieën, vogels en vissen). De beoordeling of er sprake is van een overtreding is maatwerk: hoe schat de veehouder het risico op een wolvenaanval redelijkerwijs in en welke maatregelen zijn mogelijk, geschikt, passend en proportioneel.
Gelet op de omstandigheid dat de wolf zich pas relatief recent opnieuw heeft gevestigd in Nederland en de transitieperiode die de vestiging van de wolf met zich brengt, kan uit de genoemde verplichting nu nog niet worden afgeleid dat een houder onder alle omstandigheden wolfwerende maatregelen zou moeten treffen. Dat betekent dus ook dat een houder die geen wolfwerende maatregelen heeft getroffen, niet zonder meer in overtreding is van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren.
Kent u het bericht «Milieuministers willen beschermde status wolf handhaven»?2
Ja, met dit bericht ben ik bekend.
Heeft u overwogen om de oproep van de 12 milieuministers om bescherming van de wolf te handhaven te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid zich alsnog aan te sluiten?
Voor mij is op dit moment het uitgangspunt dat we manieren vinden om samen te leven met de wolf in een klein land waardoor wolf, mens en de dieren die gehouden worden door de mens dicht op elkaar leven. Daarom heb ik de Raad voor de Dierenaangelegenheden (RDA) gevraagd om een brede maatschappelijke dialoog te organiseren over de positie van de wolf in Nederland. Daarnaast heb ik de RDA gevraagd om tijdens de gesprekken te verkennen wat er nodig is om in Nederland samen te leven met de wolf en op basis hiervan met een advies te komen. Ik wil eerst de dialoog over de wolf, en daarmee de beschermde status van de wolf, op een zorgvuldige manier voeren samen met alle betrokken stakeholders. Ik wil niet vooruit lopen op deze dialoog en het advies dat de RDA zal uitbrengen.
Kent u het bericht «Boer legt dode schapen langs de weg als protest tegen wolf: «Er moet wat gebeuren»»?3
Ja, dit bericht is me bekend.
Hoe beoordeelt u het feit dat veehouders wettelijk zijn verplicht om hun dieren bescherming te bieden tegen roofdieren, maar dat daarop door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (nog steeds) niet wordt gehandhaafd?
Ik ben me ervan bewust dat het beschermen van dieren in de praktijk niet altijd eenvoudig is. Zowel de kosten als de praktische uitvoering kunnen voor veehouders een uitdaging vormen. Ten aanzien van de betekenis van deze verplichting en de handhaving ervan verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Per wanneer bent u van plan de NVWA te verzoeken om deze wettelijke voorschriften te handhaven?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5 acht de NVWA dierhouders die geen wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet zonder meer in overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren en vindt nog geen handhaving in dit kader plaats. Op dit moment wordt door de NVWA nader geanalyseerd hoe de verplichting rond de bescherming tegen wolven concreet moet worden ingevuld. De NVWA stelt mij op de hoogte van de uitkomsten van de analyse.
Bent u het eens dat hier sprake is van nalatigheid gezien de schapen al vier keer zijn aangevallen als gevolg van de afwezigheid van wettelijk verplichte beschermingsmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat bent u van plan te doen om ervoor te zorgen dat de veehouder de schapen hun wettelijk verplichte bescherming biedt?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 acht de NVWA dierhouders die geen wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet in overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Op dit moment wordt door de NVWA nader geanalyseerd in welke gevallen maatregelen nodig zijn, en welke concrete maatregelen passend zijn. Hiervoor is ook relevant dat de norm niet alleen betrekking heeft op de wolf, maar tevens op andere roofdieren, en ziet op een breed scala van gehouden dieren, wanneer deze niet in een gebouw worden gehouden (zoogdieren, reptielen, amfibieën, vogels en vissen). De beoordeling of er sprake is van een overtreding is maatwerk: hoe schat de veehouder het risico op een wolvenaanval redelijkerwijs in en welke maatregelen zijn mogelijk, geschikt, passend en proportioneel.
Zowel de kosten als de praktische uitvoering kan voor veehouders een uitdaging vormen om hun dieren goed te beschermen. Daarom wordt door provincies en stakeholders ingezet op informatie en voorlichting om schade te voorkomen en verstrekken provincies subsidies voor preventieve maatregelen.
Deelt u de mening dat het onbillijk is dat veehouders verwachten schade door de wolf gecompenseerd te krijgen wanneer de wettelijk verplichte beschermingsmaatregelen niet zijn getroffen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de provincies te vragen uitbetaling van schade afhankelijk te maken van de getroffen preventieve maatregelen?
Tegemoetkoming in de schade die veehouders lijden door aanvallen van een wolf is een provinciale bevoegdheid. Zij hebben hier procedures voor ingericht die door de gezamenlijke provinciale uitvoeringsorganisatie BIJ12 worden uitgevoerd. Het Interprovinciaal wolvenplan van de gezamenlijke provincies gaat uit van het gegeven dat het redelijk is om dierhouders te laten wennen aan de komst van de wolf. Het is aan de provincies om te besluiten of zij aanvullende voorwaarden willen opnemen bij uitbetaling van schade.
Is het waar dat wolfwerende maatregelen die niet aan de daarvoor bedoelde standaarden van BIJ12 voldoen en ook niet aan de wettelijke verplichting om gehouden dieren te beschermen tegen roofdieren toch als toereikend worden bevonden voor de uitkering van schade in voorkomende gevallen?
Het uitkeren van een tegemoetkoming in de schade is een verantwoordelijkheid van de provincies en wordt door de gezamenlijke provinciale uitvoeringsorganisatie BIJ12 uitgevoerd.
In het Interprovinciaal wolvenplan is bepaald dat er vooralsnog geen preventieve maatregelen tegen wolvenaanvallen wordt verlangd om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen. De provincies willen veehouders op die manier de tijd en mogelijkheden geven om zich aan de aanwezigheid van de wolf aan te passen. Het is aan provincies om de afweging te maken of zij aanvullende voorwaarden willen opnemen bij uitbetaling van schade.
Deelt u de mening dat van het uitkeren van schadevergoedingen aan wetsovertreders een verkeerde receptwerking kan uitgaan?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven acht de NVWA veehouders die geen wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nu nog niet in overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Overigens zijn handhaving op de plicht om vee tegen aanvallen van wilde dieren te beschermen en de uitkering van een tegemoetkoming in de schade van elkaar losstaande processen. Naast het uitkeren van een tegemoetkoming in de schade, wordt door provincies en stakeholders ingezet op informatie en voorlichting om schade te voorkomen.
Deelt u de mening dat het belonen van slecht gedrag als uitlokking tot wetsovertreding kan worden gezien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uitkerende instanties te verplichten te voldoen aan de wettelijke beschermingsplicht alvorens tot schadevergoeding kan worden overgegaan?
Het uitkeren van een schadevergoeding door de provincie zonder dat er door de veehouder wolfwerende maatregelen zijn getroffen, is niet te kwalificeren als uitlokking van een strafbaar feit. Artikel 47, lid 1, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht regelt uitlokking. Bij uitlokking gaat het erom dat het voornemen tot het plegen van het strafbare feit door de uitlokker bij de uitgelokte wordt gewekt. Er is geen opzet van de provincie tot het aanzetten van de veehouder om een strafbaar feit te begaan.
Is het waar dat schade-uitkering na «schade» door roofdieren hoger kan zijn dan de marktprijs die de getroffen dieren voor de eigenaar hadden kunnen opbrengen bij verkoop? Zo ja, acht u dat wenselijk en deelt u de mening dat daar een verkeerde receptwerking van zou kunnen uitgaan?
De manier van waarde bepalen is uitgewerkt in de provinciale Richtlijn taxatie wolvenschade.5 De hoogte van de tegemoetkoming is bepaald op prijzen die periodiek marktconform worden aangepast. Door provincies is bepaald dat naast de marktwaarde van het gedode dier bijvoorbeeld ook verworpen lammeren veroorzaakt door de wolf, en eventuele dierenartskosten en afvoerkosten, voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Deze posten staan in zodanig verband met de wolvenaanval dat deze schade volgens provincies redelijkerwijs niet ten laste van de dierhouder behoort te blijven.
Bent u bereid om een algemene maatregel te nemen om schadevergoedingen afhankelijk te maken van het voldoen aan de wettelijke preventieplicht en nooit hoger te laten zijn dan de economische schade? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zoals in de beantwoording van vraag 12 en 16 aangegeven, is tegemoetkoming in de schade die veehouders lijden door aanvallen van een wolf een provinciale bevoegdheid. Ik zie op dit moment geen aanleiding om hier nadere landelijke wettelijke kaders voor op te stellen.
Wat vindt u van het idee om veehouders te verplichten om een eigen schadefonds in te richten, zodat dit niet langer ten laste komt van publieke middelen? Zo nee, waarom niet en hoe ziet u zo’n privaat schadefonds in relatie tot bijvoorbeeld het fonds dat de pluimveesector inrichtte? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het uitkeren van schadevergoeding is een provinciale bevoegdheid. Artikel 6.1, eerste en tweede lid, van de Wet natuurbescherming bepaalt dat gedeputeerde staten in voorkomende gevallen tegemoetkomingen verlenen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende dieren indien die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te laste van de betrokkene behoort te blijven. Dit is een andere wettelijke basis voor schade-uitkering dan in de pluimveesector. Een privaatrechtelijke verantwoordelijkheid voor schade door in het wild levende dieren past niet bij een publiekrechtelijk geregelde bescherming van de natuur. Ik zie derhalve geen aanleiding om tot een verplicht eigen schadefonds over te gaan.
Deelt u de mening dat veehouders, die stelselmatig weigeren hun dieren de wettelijk voorgeschreven bescherming tegen roofdieren te bieden, een houdverbod zouden moeten krijgen wanneer duidelijk is dat gevaarzetting wordt genegeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 heb aangegeven, acht de NVWA veehouders die geen wolfwerende beschermingsmaatregelen genomen hebben nog niet in overtreding van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren.
Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid is een wetsvoorstel gemaakt dat de mogelijkheid introduceert dat de rechter een houdverbod op kan leggen voor maximaal tien jaar en in het geval van recidive voor de duur van twintig jaar. Dit wetsvoorstel is momenteel aanhangig bij uw Kamer. Het voorziet tevens in de uitbreiding van de mogelijkheid om bedrijven, inrichtingen en locaties bestuursrechtelijk tijdelijk te sluiten, indien het welzijn van een dier aldaar in gevaar is gebracht.
Op grond van de Wet op de economische delicten kunnen nu ook al verschillende overtredingen van bepalingen uit de Wet dieren (waaronder het op de Wet dieren gebaseerde Besluit houders van dieren) strafrechtelijk worden vervolgd en bestraft. Dit geldt ook voor overtredingen van artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Als onderdeel van een veroordeling kan de rechter aan een bedrijfsmatige houder de gehele of gedeeltelijke stillegging van een onderneming als bijkomende straf opleggen, wat in feite neerkomt op een houdverbod. Daarnaast kan aan een bedrijfsmatige houder, net als aan een particuliere houder, een houdverbod worden opgelegd als bijzondere voorwaarde in het kader van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke veroordeling. In beide gevallen is het aan de rechter om hierover te beslissen.
Procedures door de overheid |
|
Laura Bromet (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Kunt u de Kamer informeren hoeveel 1) bezwaarprocedures, 2) beroepsprocedures, 3) hoger beroepsprocedures en 4) (verzoeken om) handhavingsprocedures met betrekking tot stikstof zijn gevoerd (natuurvergunningen, Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)-emmissiefactoren, afkapgrens, bouwvrijstelling, extern salderen en dergelijken) sinds de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS)? Hoeveel procedures zijn gevoerd tegen provincies, hoeveel tegen het Rijk en hoeveel tegen andere overheden? In hoeveel procedures is een besluit genomen dan wel een gerechtelijke uitspraak gedaan? Kan dit alles in een overzichtelijke schema worden weergegeven?
Nee, dit is niet mogelijk omdat deze informatie niet wordt geregistreerd. Bevoegde instanties hebben over het algemeen alleen kennis van de bestuursrechtelijke procedures waarin zij partij zijn. Er zijn meerdere bevoegde instanties met betrekking tot besluitvorming en handhaving over natuur en stikstof. In de meeste gevallen zijn gedeputeerde staten van een provincie bevoegd gezag voor de verlening van natuurvergunningen en handhaving. Daarnaast zijn er omgevingsvergunningen (met een verklaring voor geen bedenkingen van het bevoegd gezag voor natuur) waarvoor gemeenten of de Minister voor Klimaat en Energie (KenE) bevoegd gezag is. Voor tracébesluiten die kunnen leiden tot gevolgen voor Natura 2000-gebieden is de Minister of de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) bevoegd gezag. Bij kavelbesluiten in de zin van de Wet windenergie op zee met natuureffecten is de Minister voor KenE bevoegd gezag. Ikzelf ben in een aantal gevallen bevoegd gezag voor natuurvergunningverlening en handhaving. En tenslotte zijn er nog ruimtelijke plannen van gemeenten, provincies of rijk waaraan een passende beoordeling moet worden gekoppeld als significante gevolgen voor Natura 2000 niet kunnen worden uitgesloten.
Bezwaar is niet aan de orde bij besluiten waarbij afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast, zoals bij natuurvergunningen aan de orde is. Bezwaar speelt wel in handhavingszaken.
Op www.rechtspraak.nl en de website van de Raad van State zijn de meeste rechterlijke uitspraken in de procedures met betrekking tot natuur en stikstof te vinden van rechtbanken (beroep in eerste aanleg) en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hoger beroep). Op www.rechtspraak.nl worden evenwel niet alle uitspraken van rechtbanken gepubliceerd.
Voor wat betreft procedures vanuit de rijksoverheid waarbij ondergetekende, de Minister of Staatssecretaris van IenW en de Minister van KenE bevoegd gezag zijn, als het gaat om toestemmingsbesluiten waarbij de gevolgen voor Natura 2000-gebieden mede in relatie tot stikstof worden beoordeeld, informeer ik u hieronder.
Minister voor Natuur en Stikstof
10
4
1 afgewezen, geen bezwaar ingediend
3 afgewezen, bezwaartermijn loopt
6
4 verzoek nog in behandeling;
1 hoger beroep loopt;
1 bezwaar loopt.
10
4
6
Minister voor Natuur en Stikstof
3
2
Beslissing op bezwaar genomen; op dit moment onbekend of beroep is ingesteld
1
Beroep ingesteld
3
2
1
Minister voor Natuur en Stikstof
3
3
Beroep/hoger beroep loopt
3
3
Minister of Staatssecretaris van IenW
3
1
Beroep is ongegrond verklaard
2
Beroepsprocedures lopen nog
3
1
2
Minister voor KenE
1
1
Beroepsprocedure loopt nog
1
1
In hoeveel van deze zaken procedeerde de (vergunningverlenende) overheid ten bate van een particulier bedrijf?
Een overheid zal niet ten bate van een private rechtspersoon procederen. Wanneer er een procedure is waarbij een bevoegd gezag is betrokken, dan is dit vanuit de rol van bevoegd gezag, waarbij het bevoegde gezag voor het publiek belang staat, in die zin dat natuurvergunningen en andere natuurtoestemmingen slechts kunnen worden verleend als wordt voldaan aan het toetsingskader van de Wet natuurbescherming.
Hoeveel heeft het voeren van deze procedures (bij benadering) gekost? Kan dit schematisch worden weergegeven voor de verschillende overheden?
Het is niet bekend hoeveel het voeren van deze procedures heeft gekost.
Is het gebruikelijk om voordat er bezwaar, beroep of hoger beroep wordt ingesteld extern juridisch advies wordt ingewonnen door de overheid? Zo ja, kan (bij benadering) worden aangegeven of dit externe juridische advies vaak wordt gevolgd? Hoeveel hebben deze adviezen gekost?
Bezwaar is niet aan de orde bij besluiten waarbij afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast, zoals bij de natuurvergunningen het geval is. Het instellen van beroep in eerste aanleg gebeurt niet door het bevoegd gezag, maar door een belanghebbende; dat kan degene zijn die een vergunning heeft aangevraagd en het niet eens is met het genomen besluit, maar dat kan ook een andere belanghebbende zijn, zoals een natuurorganisatie. Het bevoegd gezag zal dan verweer moeten voeren. Of voor het voeren van verweer of het instellen van een hoger beroepsprocedure extern advies wordt ingewonnen of een beroep wordt gedaan op een advocatenkantoor, is aan het betrokken bevoegd gezag. De rijksoverheid is gebonden aan het kantoor van de Landsadvocaat. Bij zaken die van belang zijn voor de werking van het wettelijke systeem wordt door mijzelf en door provincies, in afstemming met mij een beroep gedaan op het kantoor van de Landsadvocaat. Er bestaat geen totaaloverzicht van de hiermee bij alle bevoegde instanties gemoeide kosten.
Deelt u de mening dat, gelet op het feit dat de overheid vrijwel altijd deze procedures verliest, het zonde is van het geld, de (ambtelijke) capaciteit en de capaciteit bij gerechtelijke instanties om in dit soort gevallen bezwaar, beroep en hoger beroep in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Per procedure wordt door een bevoegd gezag een zorgvuldige afweging gemaakt ten aanzien van de aan de orde zijnde publieke belangen, waartoe ook (finale) duidelijkheid over de juiste interpretatie en toepassing van het geldende recht kan behoren. Bij die duidelijkheid hebben alle partijen belang. Beroep in eerste aanleg wordt bovendien altijd ingesteld door een belanghebbende; het kan dan gaan om degene die om de vergunning heeft gevraagd of een andere belanghebbende, zoals een natuurorganisatie. Het bevoegd gezag zal dan verweer moeten voeren. Hoger beroep kan van de kant van de belanghebbende of het betrokken bevoegd gezag komen.
Wat is de reden dat de Rijksoverheid en bevoegde medeoverheden vaak niet (tijdig) reageren op handhavingsverzoeken betreffende het naleven van wet- en regelgeving, bijvoorbeeld inzake de natuurvergunning van Schiphol?
Er kan in zijn algemeenheid niks worden gezegd over de reden voor het niet tijdig reageren van de rijksoverheid en medeoverheden op handhavingsverzoeken en of deze stelling juist is. Er is geen registratie van handhavingsverzoeken, die om allerlei uiteenlopende redenen kunnen worden ingediend, en reactietermijnen. In het geval van het handhavingsverzoek inzake (het ontbreken van) de natuurvergunning Schiphol geldt dat zowel de verzoeken om handhaving als de aangevraagde vergunning een zorgvuldige beoordeling van een complexe situatie vergen. Dit kost helaas de nodige tijd.
Deelt u de mening dat een verzoek tot handhaving van het naleven van wet- en regelgeving in principe moet worden opgevolgd, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die het niet opvolgen van een dergelijk verzoek rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat altijd een besluit moet worden genomen op een verzoek tot handhaving. Wanneer het verzoek terecht is en er een overtreding plaatsvindt, dan moet in beginsel worden overgegaan tot handhaving.
Wat is volgens u het juridisch kader om te beoordelen of al dan niet wordt voldaan aan een verzoek tot handhaving? Deelt u de mening dat wanneer de overheid onverhoopt het verzoek tot handhaving niet opvolgt vanwege zwaarwegende omstandigheden, de overheid dit altijd specifiek en tijdig moet onderbouwen in de richting van de verzoeker tot handhaving? Zo nee, waarom niet?
Wanneer sprake is van een overtreding geldt een beginselplicht tot handhaving. Daarvan kan volgens vaste jurisprudentie alleen bij hoge uitzondering worden afgeweken. Dat is aan de orde als sprake is van een concreet zicht op legalisatie of als handhaving onevenredig zou zijn jegens de overtreder, het belang van de overtreder afwegend tegen het natuurbelang. Elk besluit van een bestuursorgaan moet worden gemotiveerd. Het is ook gewenst dat tijdig op aanvragen en verzoeken wordt besloten. Als dat onverhoopt niet lukt, hebben verzoekers en aanvragers rechtsmiddelen tot hun beschikking.
Deelt u de mening dat het niet opvolgen van een verzoek tot handhaving bijdraagt aan het wantrouwen in de overheid omdat burgers terecht van de overheid mogen verwachten dat wet- en regelgeving wordt nageleefd? Zo nee, waarom niet?
Het werken op basis van juridische argumenten zoals hierboven beschreven leidt naar mijn inzicht niet tot een verminderd vertrouwen in de overheid en de rechtsstaat.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Ja, ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord. Vanwege de benodigde interdepartementale afstemming over de beantwoording is het niet gelukt om deze vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken te beantwoorden.
De risico’s van insectenconsumptie. |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Kuipers , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u vernomen dat de Europese Commissie toestemming heeft gegeven tot het verwerken van insecten zoals onder andere vliegen, krekels, meelwormen, buffalolarven en sprinkhanen in menselijk voedsel?1
Ja. Het is echter niet bekend dat vliegen zijn toegestaan om in voeding te verwerken.
Is er onafhankelijk onderzoek gedaan naar de chemische, microbiologische en parasitologische risico’s op het consumeren van deze insectensoorten en gekweekte insecten in het algemeen, en zo ja, kunt u deze met ons delen?
Ja. Insecten voor humane consumptie zijn nieuwe voedingsmiddelen (novel foods). Voordat een bedrijf een novel food op de markt introduceert moet een veiligheidsdossier worden ingediend bij de Europese Commissie, waarna de European Food Safety Authority (EFSA) dit dossier beoordeelt. Het veiligheidsdossier moet ingaan op een verscheidenheid aan potentiële risico’s. Hiervoor heeft EFSA een «guidance» opgesteld2. EFSA brengt over de beoordeling van het veiligheidsdossier een advies uit. Het advies betreffende de veiligheid van ingevroren en gedroogde formuleringen van hele krekels (Acheta domesticus), waar in vraag 1 naar verwezen wordt is online beschikbaar3.Hier zijn ook de andere risicobeoordelingen te vinden die aan de basis liggen voor de EU toelatingen van de diverse insectensoorten voor humane consumptie.
Wat zijn de belangen van de Nederlandse overheid in de grootste insectenfabriek ter wereld, Protix in Bergen-op-Zoom, gezien het feit de overheid zich inspant om de toepassingsmogelijkheden van insecten te verbreden?
De Nederlandse rijksoverheid heeft geen belangen in het bedrijf Protix.
Kunt u ons een overzicht verschaffen van de (financiële) ondersteuning die alle insectenkwekers in Nederland ontvangen, zowel direct als indirect zoals bijvoorbeeld via investeringsmaatschappijen als InvestNL?
Financiële ondersteuning van insectenkwekers (wat bedrijven zijn) door overheidsinstanties moet voldoen aan de Europese staatssteunregels. Mijn ministerie geeft op die gronden geen financiële ondersteuning aan individuele insectenkwekers. Of en in welke mate op andere manieren insectenkwekers financiële ondersteuning krijgen wordt niet centraal geregistreerd en is dan ook niet bekend.
Bent u ervan op de hoogte dat er veel risico’s zijn, onder andere een toename van bepaalde vormen van kanker en allergieën, bij de inname van chitine, een stof die in het pantser van bijna ieder insect huist?2
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 2 wordt voor een eventuele toelating van een novel food een uitgebreid veiligheidsdossier beoordeeld door EFSA, met onder andere specifieke aandacht voor de toxicologische veiligheid en allergeniciteit. Eventuele allergische reacties die een novel food kan veroorzaken, onder meer door potentiële kruisreactiviteit, worden ook beoordeeld in het dossier. Wanneer nodig geacht, worden er in de toelating van het novel food etiketteringseisen gesteld ten aanzien van allergeniciteit.
Bent u bekend met het onderzoek van Dr. Remigiusz Gałęcki waaruit bleek dat parasitaire ontwikkelingsvormen werden gedetecteerd in 244 van de 300 onderzochte insectenkwekerijen (81,33%)?3, 4
Ja. De EFSA veiligheidsbeoordeling gaat in op het risico van potentieel aanwezige parasieten. In het genoemde onderzoek zijn levende insecten onderzocht. Goed om te benoemen dat de insecten die zijn toegelaten als novel food worden behandeld waardoor parasieten gedood worden.
Voldoen de insecten genoemd in vraag 1 aan de hygiëneverordening ((EC) nr. 852/2004), de algemene levensmiddelenverordening ((EC) nr. 178/2002) en alle andere wetten met betrekking tot voedselveiligheid?
Alle producten, dus ook insecten die onder de novel food verordening (EU) 2015/2283 worden toegelaten, dienen ook aan andere wet- en regelgeving met betrekking tot voedselveiligheid te voldoen, zoals verordeningen (EG) 852/2004 en (EG) 178/2002.
Is er een plan om, zoals het «Novel Foods»-beleid van de Europese Unie en de Nationale Eiwitstrategie behelzen, om op korte termijn ook de consumptie van zwanen, honden, ratten en dolfijnen en nog vele andere insectensoorten te promoten?5
Het Europees novel food beleid promoot geen specifieke nieuwe voedingsmiddelen maar zorgt voor het wettelijk kader om de veiligheid van novel foods te garanderen. In het kader van de Nationale Eiwitstrategie worden alleen insecten als dierlijke eiwitten genoemd en gaat het vooral om het opvoeren van de productie van plantaardige eiwitten.
Heeft u onderzoek gedaan naar de maatschappelijke consensus over het consumeren van insecten en zijn er eventueel plannen om het gedrag van consumenten (bij) te sturen?
Er is geen onderzoek gedaan naar de maatschappelijke consensus over het consumeren van insecten. Er is wel onderzoek gedaan en openbare literatuur beschikbaar over consumentenacceptatie ten aanzien van het eten van insecten. Plannen om eventueel consumentengedrag bij te sturen betreffen met name plantaardige eiwitten.
Bent u ook van mening dat, ter bescherming van de consument, er op zijn minst een duidelijke aanduiding op het etiket moet staan dat er insecten in zijn verwerkt en ook welke insecten en niet in kleine letters achterop de verpakking in Latijnse benaming?6
Bij de toelating van de diverse insecten als novel food worden eisen gesteld aan de etikettering van voedingsmiddelen die het bevatten. Zo dient er op de verpakking vermeld te worden welk insect het bevat en wordt dit weergegeven in zowel de wetenschappelijke als Nederlandse benaming.
De gang van zaken rond de vergunningverlening ofwel legalisering van de activiteiten van eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo |
|
Leonie Vestering (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de gang van zaken rond de besluitvorming over de aanvraag voor een omgevingsvergunning door eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo?
Ik heb er kennis van genomen dat eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft gedaan. De bevoegdheid een omgevingsvergunning te verlenen ligt bij het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.
Bent u op de hoogte van het feit dat omwonenden al jarenlang grote geluids- en stankoverlast ervaren door de slachterij?
Ik ben ervan op de hoogte dat een aantal omwonenden heeft aangegeven geluids- en stankoverlast te ervaren.
Heeft u gezien dat de rechter de gemeente Ermelo eerder terugfloot, nadat de gemeente niet wilde handhaven op de geluidsoverlast en op overtredingen van de vergunde werktijden en het maximale aantal vervoersbewegingen, en dat de rechter daarbij oordeelde dat de gemeente kritischer moet kijken naar de belangen van de omwonenden?1
Ik heb er kennis van genomen dat de rechtbank Gelderland op 31 maart 2022 heeft geoordeeld dat de gemeente Ermelo een nieuw besluit moest nemen, waarbij, naast de bedrijfsbelangen van Tomassen Duck-To, ook moet worden gekeken naar de belangen van de omwonenden. Ook heb ik er kennis van genomen dat de rechtbank de gemeente Ermelo heeft opgedragen om bij het nemen van een besluit omtrent de nieuwe omgevingsvergunning, te kijken naar alle relevante aspecten die komen kijken bij een «goede ruimtelijke ordening».
Heeft u er kennis van genomen dat het college van burgemeester en wethouders voornemens is om aan de eendenslachterij de vergunning te verlenen om de illegale situatie te legaliseren, maar dat hiervoor nog een «verklaring van geen bedenkingen» nodig is van de gemeenteraad?
Op basis van ambtelijk contact met de gemeente Ermelo heb ik begrepen dat het college van burgemeester en wethouders formeel nog een besluit moet nemen over het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning aan eendenslachterij Tomassen Duck-To. Omdat het hier gaat om een mogelijke omgevingsvergunning die een afwijking van het bestemmingsplan zou betekenen, is een verklaring van geen bedenkingen nodig van de gemeenteraad van Ermelo. Over het al dan niet afgeven van een verklaring van geen bedenkingen moet de gemeenteraad nog een besluit nemen. Dit besluit ligt nu bij de raad ter behandeling. Het college heeft de raad geadviseerd deze verklaring van geen bedenkingen af te geven.
Wat vindt u ervan dat één van de vergaderingen over dit dossier opeens achter gesloten deuren plaatsvond en dat is besloten om de geheimhouding pas op te heffen op het moment dat besluiten onherroepelijk zijn?2
De raad heeft op grond van artikel 23 Gemeentewet de mogelijkheid om besloten te vergaderen, indien de raad daartoe bij meerderheid besluit. De raad kan tijdens een besloten vergadering geheimhouding opleggen ten aanzien van hetgeen in deze vergadering wordt behandeld, op grond van een belang dat wordt genoemd in artikel 5.1 Wet open overheid. Het besluit om te kiezen voor een besloten vergadering, het besluit om geheimhouding op te leggen omtrent het in een besloten raadsvergadering behandelde en het besluit deze geheimhouding weer op te heffen, en op welk moment, zijn aan de raad.
Kunt u bevestigen dat het uitgangspunt van de wet is dat is de (gemeentelijke) overheid een open, transparante organisatie is en dat vergaderingen van de gemeenteraad in beginsel openbaar zijn?
Vergaderingen van de gemeenteraad zijn in beginsel openbaar, zoals is vastgelegd in artikel 23, eerste lid, Gemeentewet. Op grond van het tweede en derde lid van artikel 23 Gemeentewet kan de raad echter besloten vergaderen indien ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend, daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt en de raad vervolgens bij meerderheid van de aanwezigen besluit dat besloten wordt vergaderd. Besloten vergaderen is dan ook een uitzondering op de hoofdregel van openbaarheid. De wet normeert echter, anders dan bij het opleggen van geheimhouding, niet op welke gronden de raad achter gesloten deuren mag vergaderen. De wetgever heeft dit aan het oordeel van de raad zelf overgelaten.
Deelt u de mening dat omwonenden en juristen door deze geheimhouding mogelijk belangrijke informatie met grote juridische gevolgen wordt onthouden? Kunt u zich voorstellen dat deze informatiedeling van belang kan zijn voor een volledige advisering van de leden van de gemeenteraad en daarmee voor een eerlijke besluitvorming?
In de informatiestroom tussen de bestuursorganen van de gemeente is openbaarheid het uitgangspunt. Er kunnen echter omstandigheden zijn die aanleiding geven om van die hoofdregel af te wijken. Indien zich een dergelijke omstandigheid voordoet, is het aan het betreffende bestuursorgaan om het belang dat wordt gediend door geheimhouding af te wegen tegen het belang van openbaarheid in het betreffende geval. Daarbij vormt bij het opleggen van geheimhouding en bij het inwilligen van verzoeken om openbaarmaking artikel 5.1 van de Wet open overheid het juridisch kader. Daarbij kunnen ook de door u genoemde belangen worden meegewogen.
Heeft u gezien dat de burgemeester en wethouders de gemeenteraad hebben gewaarschuwd dat de gemeente een schadeclaim riskeert als de vergunning niet wordt verleend?3
Ik heb er kennis van genomen dat in het voorstel voor het raadsbesluit inzake de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen wordt vermeld dat weigering van deze verklaring mogelijk zal leiden tot een nog onbekende schadeclaim van Tomassen Duck-To.
Hoe beoordeelt u deze waarschuwing?
Het is aan het college om alle relevante factoren en belangen die spelen bij een te nemen raadsbesluit te benoemen en uiteen te zetten in het betreffende raadsvoorstel. Daaronder kunnen ook (mogelijke) juridische gevolgen vallen. In algemene zin kan de mogelijkheid dat een schadeclaim wordt ingediend als gevolg van het (niet) nemen van een bepaald besluit, een relevant gegeven zijn om te vermelden in een raadsvoorstel. Of in dit specifieke geval een schadeclaim daadwerkelijk kans van slagen heeft, en of een mogelijke schadeclaim een factor is die moet worden meegewogen bij het nemen van het besluit door de raad en in het raadsvoorstel moet worden vermeld, is aan het college. Het is niet aan mij om hierover een oordeel te geven.
Deelt u de indruk dat de gemeenteraad hiermee onder druk wordt gezet om de verklaring van geen bedenkingen af te geven? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Het college heeft de wettelijke taak raadsbesluiten voor te bereiden. In een voorstel voor een te nemen raadsbesluit kan het college, op basis van de in het voorstel uiteengezette argumenten en belangen, de raad adviseren om een bepaald besluit wel of niet te nemen. Uiteindelijk blijft het echter aan de raadsleden zelf om te beslissen voor of tegen te stemmen. Of raadsleden zich in het betreffende geval onder druk gezet voelden door de vermelding van een mogelijke schadeclaim kan ik niet beoordelen en kan per individueel raadslid verschillen.
Heeft u gezien dat, terwijl de besluitvorming over de vergunningverlening nog gaande is, er een voorlopige vergunning is afgegeven, waarmee de situatie nog vijf jaar kan blijven zoals deze is?4
Op basis van ambtelijk contact met de gemeente Ermelo heb ik begrepen dat er door Tomassen Duck-To een tijdelijke vergunning voor 10 jaar is aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders. Deze vergunning is niet voor de aangevraagde termijn van 10 jaar verleend, maar voor 5 jaar. De bevoegdheid om op een dergelijke aanvraag te beslissen ligt bij het college. Overigens staat tegen dergelijke besluitvorming ook rechtsbescherming open.
Vindt u dit een goed voorbeeld van democratische besluitvorming?
Op grond van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is het de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om te beslissen op een aanvraag om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan. Dit is ook gebeurd bij de gemeente Ermelo. In dit geval is derhalve de wettelijke procedure gevolgd. Tegen dergelijke besluitvorming staat ook rechtsbescherming open. Wat betreft de inhoudelijke beslissing op de aanvraag om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan, is het niet aan mij om in de door het college gemaakte afweging te treden.
Hoe beoordeelt u deze gang van zaken?
Omdat het hier gaat om een bevoegdheid van het college, is het niet aan mij om hierover een oordeel te geven.
Over welke mogelijkheden beschikt u om in te grijpen wanneer een gemeentelijk democratisch proces niet fatsoenlijk verloopt en een gemeente omwonenden blijft benadelen?
Indien een besluit van het gemeentebestuur in strijd met het recht of met het algemeen belang wordt genomen, kan dit besluit op grond van artikel 268 Gemeentewet bij koninklijk besluit worden geschorst en/of vernietigd. Hiertoe kan ik als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een voordracht doen. Een besluit kan zowel worden geschorst en/of vernietigd vanwege de inhoud, als vanwege de gevolgde procedure. Besluiten waartegen bezwaar of beroep openstaat of aanhangig is, kunnen op grond van artikel 10:38 van de Algemene wet bestuursrecht echter niet worden vernietigd. Deze mogelijkheid komt daarmee niet in de plaats van reguliere rechtsbescherming.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?
Gelet op de aard van de vragen heb ik informatie opgevraagd bij de gemeente Ermelo. Omdat dit wat meer tijd vergde, is het niet gelukt deze vragen binnen drie weken te beantwoorden en is de termijn eenmaal verlengd met nogmaals drie weken. Hierover heeft u bericht ontvangen.
De oprukkende moordlustige wolf |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat de wolf weer een massaslachting onder schapen heeft aangericht?1
Ja, deze berichtgeving is mij bekend.
Wat vindt u van het feit dat de wolf vaker en vaker vee aanvalt?
Ik betreur ten zeerste het dierenleed en het verdriet dat gepaard gaat met aanvallen van de wolf op vee. De wolf is een waardevolle aanvulling op de Nederlandse biodiversiteit, maar zijn komst zorgt voor veel maatschappelijke onrust en voor schade. Daar maak ik mij zorgen om. Ik ben van mening dat samenleven met de wolf in Nederland mogelijk is en dat we manieren moeten vinden om samen te leven met de wolf in een klein land waar wolf, mens en de dieren die gehouden worden door de mens, dicht op elkaar leven. Daarom heb ik de Raad voor de Dierenaangelegenheden (RDA) gevraagd om een brede maatschappelijke dialoog te organiseren over de positie van de wolf in Nederland.
Wat heeft u concreet gedaan om vee van boeren beter tegen de wolf te beschermen? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Het beschermen van vee tegen aanvallen van de wolf vind ik van het grootste belang om dierenleed te voorkomen. De bescherming van vee is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de veehouder. Samen met de provincies zet ik in op adequate informatie over het beschermen van vee en hobbydieren. Het plaatsen van wolfwerende hekken of het ’s nachts ophokken van vee zijn bijvoorbeeld goed uitvoerbare mogelijkheden die veehouders kunnen toepassen om dieren te beschermen tegen aanvallen door wolven. BIJ12 biedt uitgebreide informatie aan veehouders welke beschermende maatregelen genomen kunnen worden2. Dierhouders kunnen hiervoor gebruik maken van provinciale subsidies.
Wat gaat u doen om vee van boeren beter tegen de wolf te beschermen? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden met een bijbehorend stappenplan?
Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van vee bij de veehouder. Samen met de provincies werk ik aan voorlichting en informatievoorziening over goede manieren van bescherming van vee. Ik zet hierbij in op een bredere publiekscommunicatie en ik faciliteer communicatie-instrumenten voor andere overheden en natuurorganisaties. In de maatschappelijke dialoog die de RDA gaat organiseren zal ook het onderwerp bescherming een rol spelen.
Hoe worden (hobby)boeren na aanvallen van de wolf schadeloos gesteld? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
BIJ12 verzorgt namens provincies de afhandeling van tegemoetkoming in schade.
Volgens de beleidsregels van de provincie wordt door BIJ12 beoordeeld of er een tegemoetkoming wordt verleend. Bij het verlenen van een tegemoetkoming in de schade door een wolf wordt er geen eigen risico ingehouden en hoeven geen leges betaald te worden. Eventuele dierenartskosten en de voorrij- en afvoerkosten van een kadaver naar een destructiebedrijf worden vergoed. Overige indirecte kosten komen niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Ook als een gehouden landbouwhuisdier gewond is en behandeld door een dierenarts, verleent BIJ12 een tegemoetkoming in deze dierenartskosten. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal de taxatiewaarde van het dier. Als het dier na dierenartsbehandeling en aantoonbaar door de wolfaanval overlijdt, dan bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal twee keer de taxatiewaarde: tegemoetkoming in de dierenartskosten plus de taxatiewaarde van het dier.
Een uitbetaling kan 16 weken duren. Nadat BIJ12 het taxatierapport heeft ontvangen, wordt ernaar gestreefd een melding binnen 10 weken af te handelen. Het taxatiebureau levert een taxatierapport binnen 6 weken op aan BIJ12.
De ernstige verwaarlozing van tientallen dieren bij een bedrijf dat in het verleden ook al herhaaldelijk in de fout ging en al onder verscherpt toezicht stond |
|
Leonie Vestering (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Wat dacht u toen u hoorde dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meer dan 70 koeien, stieren en kalfjes «in bewaring heeft genomen» nadat deze dieren sterk vermagerd en vervuild werden aangetroffen, naast de twee dieren die al waren gestorven?1
Een dergelijk bericht doet mij veel. Het roept vragen bij mij op over hoe het zo ver heeft kunnen komen. Ik vind het volstrekt onacceptabel dat dieren zo worden verwaarloosd en vind het belangrijk dat hier kordaat tegen wordt opgetreden. Mijn beleid is hier ook op gericht en de Inspecteur General van de NVWA staat voor het toezicht.
In het geval van dierverwaarlozing is er vaak sprake van (sociale) problemen bij de houder. Dit verexcuseert het verwaarlozen van dieren geenszins, maar is wel een onderliggend probleem waar we ook oog voor moeten hebben. Er wordt in de begroting van mijn ministerie jaarlijks een bedrag opgenomen voor het Vertrouwensloket Welzijn Landbouwhuisdieren. Het loket heeft tot doel verminderde zorg bij landbouwhuisdieren terug te dringen en tijdig een halt toe te roepen. Meldingen door erfbetreders zijn daarbij van cruciaal belang. Het Vertrouwensloket begeleidt de ondernemer op vrijwillige basis bij het oplossen van het probleem. Voor dit specifieke geval, waarbij de ondernemer reeds onder verscherpt toezicht stond, is het goed dat zowel bestuursrechtelijk, als ook strafrechtelijk onderzoek is ingesteld.
Wat ging er door u heen toen u de foto zag die de NVWA deelde bij de melding, waarop te zien is dat koeien tot diep in hun eigen ontlasting staan en niet de beschikking hebben over schoon drinkwater en droog voedsel?
Bij het zien van deze foto ging er afschuw door mij heen. Ik vind het niet acceptabel dat dieren op deze wijze worden gehouden. Als mensen hebben we een zorgplicht voor de dieren die ons zijn toevertrouwd.
Klopt het dat dit betreffende bedrijf onder verscherpt toezicht van de NVWA zou staan?2
Ja, het betreffende bedrijf staat onder verscherpt toezicht van de NVWA.
Hoe bestaat het dat bij een bedrijf dat onder verscherpt toezicht staat nog steeds dieren ernstig kunnen worden verwaarloosd?
Dat op een bedrijf al meermaals overtredingen zijn aangetroffen wil niet zeggen dat bij toepassing verscherpt toezicht een veehouder zijn bedrijfsvoering snel aanpast. Dit betreft een aanpak/traject met bestuursrechtelijke of strafrechtelijke inzet of een combinatie daarvan en is niet een eenmalige interventie. Bij opleggen van maatregelen in het kader van verscherpt toezicht moet veehouder ook een redelijke termijn worden gegeven om aanpassingen door te voeren. Bovendien is op deze bedrijven vaak ook sprake van perioden waarin het wel beter gaat (bijvoorbeeld in weideseizoen), afgewisseld met perioden waarin het (ook soms heel snel) slechter gaat. Een houder is primair zelf verantwoordelijk voor een goede verzorging van zijn dieren. Verscherpt toezicht is een maatwerkaanpak die wordt toegepast bij bedrijven met grazers (runderen, paarden, schapen, geiten) en vindt plaats als er herhaald overtredingen zijn geconstateerd en er, ondanks inzet van het interventiebeleid, nog geen zicht is op verbetering van het naleefgedrag. Door de toezichtintensiteit op het bedrijf te verhogen en middels inzet van mogelijke maatregelen wordt gestreefd naar aanpassing van de naleving van welzijnsregels door de houder.
Een bestuursrechtelijk instrument heeft als doel om overtredingen te herstellen. Bij bedrijven die onder verscherpt toezicht vallen, wordt veelal ook een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Dat is een apart traject.
De maatregelen ter verbetering van de situatie op het bedrijf worden opgebouwd. Er worden vaak zowel herstelsancties als punitieve (bestraffende) sancties ingezet, die worden afgestemd op de situatie op het bedrijf. In het wetsvoorstel aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing van de Ministers van Justitie en Veiligheid en mijzelf (Kamerdossier 35 892), wordt het toepassingsbereik van artikel 5.12 van de Wet dieren uitgebreid met de toevoeging van «het welzijn van het dier» als reden om maatregelen te kunnen treffen. Wanneer het dierenwelzijn wordt geschaad – bijvoorbeeld door slechte verzorging – kan dan op grond van dat wetsartikel dan worden overgegaan tot geheel of gedeeltelijke sluiting van het bedrijf.
In het voorliggende geval heeft de NVWA geconstateerd dat de inzet van verscherpt toezicht er niet toe heeft geleid dat de houder tijdens het stalseizoen niet opnieuw overtredingen ten aanzien van dierenwelzijn heeft begaan. Hierop heeft de NVWA besloten de dieren in bewaring te nemen.
Kunt u aangeven waaruit het verscherpte toezicht van de NVWA bestaat?
Een primair bedrijf waar rundvee wordt gehouden, wordt onder verscherpt toezicht gesteld als het bedrijf structureel niet naleeft. Verscherpt toezicht is een traject waarin zowel vanuit bestuursrecht als ook strafrechtelijk maatregelen kunnen worden toegepast. Dit is het geval indien:
Een dergelijke «entreecontrole» voor verscherpt toezicht vindt plaats indien bij inspecties op het bedrijf minimaal drie inspecties niet-akkoord zijn bevonden binnen de afgelopen twee jaar en deze niet-akkoorden leidden tot de opmaak van rapport(en) van bevindingen en/of processen-verbaal; of
Een bedrijf blijft onder verscherpt toezicht totdat er bij drie achtereenvolgende controles geen overtredingen meer van de Wet dieren en/of onderliggende regelgeving op het bedrijf worden vastgesteld.
Bij bedrijven die onder verscherpt toezicht vallen, wordt veelal ook een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
Bent u, gegeven het feit dat de koeien sterk waren vermagerd en tot diep in hun eigen ontlasting stonden, van mening dat dit verscherpte toezicht op adequate wijze heeft plaatsgevonden?
Ik betreur het dat de houder, ondanks het verscherpte toezicht, niet voor een acceptabele verzorging van de dieren heeft kunnen zorgen. Helaas kan ook het zware instrument van verscherpt toezicht niet in alle gevallen voor verbetering van de situatie leiden.
Deelt u de mening dat kennelijk langdurige dierverwaarlozing die kan plaatsvinden onder verscherpt toezicht twijfels oproept over de kwaliteit van toezicht en handhaving bij veehouderijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie wilt u ondernemen om toezicht en handhaving bij primaire bedrijven substantieel te verbeteren?
Het instrument verscherpt toezicht is helaas geen panacee. Een situatie zoals aangetroffen op het betreffende bedrijf kan in een korte tijd ontstaan. Er heeft frequent toezicht bij dit bedrijf plaatsgevonden, waarbij bestuursrechtelijk meerdere maatregelen zijn opgelegd die niet tot structurele verbetering hebben geleid. Een veehouder dient de gelegenheid te krijgen verbeteringen aan te brengen, maar wanneer na herhaling blijkt dat maatregelen niet tot verbetering leiden en de dieren ernstig lijden, zal de NVWA de dieren in bewaring nemen. Bij de laatste inspectie is die maatregel voor 70 runderen toegepast. Als bij een bedrijf dat onder verscherpt toezicht staat geen overtredingen meer worden geconstateerd, vinden er nog meerdere herinspecties plaats om een eventuele terugval tijdig te constateren
Ik vind dat de toezichthouder de juiste instrumenten ter beschikking moet hebben om haar toezicht doelmatig te kunnen uitvoeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid en ik willen dit mogelijk maken middels het in het antwoord op vraag 4 genoemde wetsvoorstel.
Kunt u bevestigen dat de NVWA in 2018 meer dan 300 «aandachtsbedrijven» ofwel «risicobedrijven» heeft geïdentificeerd waar sprake was van structurele dierenwelzijnsproblemen en dat sinds een wijziging in de werkwijze van de NVWA in 2019 slechts een klein deel van deze bedrijven onder verscherpt toezicht staat?3
Ja, ik kan bevestigen dat niet alle bedrijven die waren aangemerkt als aandachtbedrijf onder verscherpt toezicht zijn gesteld. Zoals ook in de beantwoording op de Kamervragen waaraan wordt gerefereerd (Kamerstuk 33 835, nr. 197) is aangegeven.
Is er volgens u voldoende zicht op deze voormalige risicobedrijven? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Veel van de voormalige aandachtbedrijven vallen onder het reguliere toezicht. Bezoeken aan deze bedrijven vinden risicogebaseerd plaats op basis van meldingen (bijvoorbeeld van erfbetreders) of in het kader van naleefmetingen. De NVWA heeft ook samenwerkingsafspraken met andere erfbetreders, zodat signalen over dierverwaarlozing worden doorgegeven. De bron van een melding en de inspectiehistorie wegen mee bij het beoordelen van meldingen. Een risicoselectie of een specifiek project kan eveneens aanleiding vormen om een bedrijf te bezoeken. Indien bij een bedrijf een overtreding wordt vastgesteld, volgt ook in het reguliere toezicht een herinspectie.
Hoeveel controles zijn er na 2019 nog uitgevoerd bij de risicobedrijven die niet onder verscherpt toezicht zijn geplaatst?
Bij bedrijven die sinds 2019, onder de destijds geldende criteria, zijn aangemerkt als risicobedrijf zijn de onderstaande inspecties uitgevoerd. In 2019 en 2020 was er sprake van een overgangsperiode, waardoor ook bedrijven die nu als verscherpttoezichtbedrijf worden aangemerkt (veto) nog geschaard werden onder risicobedrijven. In 2021 is dit uitgesplitst in risicobedrijven en veto-bedrijven. Enkel de veto-bedrijven vallen, vanwege de inspectiehistorie, onder het verscherpte toezichtregime.
2019
69
2020
46
2021
21
2019
111
2020
64
2021
24
In 2020 en 2021 zijn door de NVWA minder inspecties uitgevoerd in verband met coronamaatregelen.
De analyse van de inspecties die in 2022 zijn uitgevoerd is gaande, de data zijn pas kortgeleden beschikbaar gekomen.
Inspectieresultaten zullen, zodra de analyse gereed is, zo spoedig mogelijk op de NVWA-website worden gepubliceerd. Ik verwacht dat deze in het tweede kwartaal van 2023, rondom de aanbieding van de verantwoordingsstukken van de NVWA, gepubliceerd zijn.
Hoeveel tijd heeft er gezeten tussen de één na laatste en de meest recente inspectie van de NVWA bij het bedrijf waar nu verwaarloosde dieren zijn aangetroffen?
Tussen de meest recente inspectie in februari en de één na laatste inspectie in januari bij dit bedrijf zat ongeveer een maand tijd. Het betreft inspecties die hebben plaatsgevonden na de in bewaring name van de runderen op 4 januari.
Is het waar dat dezelfde veehouder in 2018 in hoger beroep werd veroordeeld vanwege het verwaarlozen van runderen? Kunt u toelichten wat de overtredingen destijds waren en welke sancties er zijn genomen?4
Dat klopt. Het is echter staand beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid en het OM om, in het kader van de privacy, geen uitspraken over eerdere veroordelingen in individuele zaken te doen.
Hoe vaak heeft de NVWA sinds de veroordeling in 2018 de dieren van deze veroordeelde veehouder bezocht?
Vanaf het moment van de uitspraak van het Hof in 2018, tot en met de dag van de controle op 4 januari 2023, is het bedrijf op 13 verschillende dagen bezocht.
Wanneer hebben deze inspecties precies plaatsgevonden? Bent u bereid de inspectierapporten met de beantwoording van deze vragen naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
De inspecties vanaf de uitspraak van het Hof in 2018 vonden plaats in het vierde kwartaal van 2020, het eerste kwartaal van 2021, het derde kwartaal van 2021, het tweede kwartaal van 2022, het derde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023.
Aangezien de inspectierapporten bedrijfsspecifieke informatie bevatten, die in ieder geval deels nog onderwerp is van lopende procedures, kan ik deze niet bijvoegen. Ik hecht er echter wel aan zoveel mogelijk tegemoet te komen aan informatieverzoeken uit de Kamer. Daarom ben ik bereid in inhoud voor u samen te vatten. Zie hiervoor het antwoord op vraag 15.
Kunt u uiteenzetten welke overtredingen er de laatste tien jaar bij dit bedrijf zijn geconstateerd en of dit geleid heeft tot sancties? Zo ja, welke en wanneer en hoe is hierop toegezien? Zo nee, waarom niet?
Er hebben vanaf 2013 tot heden meerdere inspecties plaatsgevonden, 30 in het totaal in deze periode. De runderen werden door de houder voor een groot deel van het jaar 2022 buiten gehuisvest. Het risico op nieuwe overtredingen was hierdoor kleiner. Hier is ook rekening mee gehouden bij (her)inspecties. Aangezien de inspectierapporten bedrijfsspecifieke informatie bevatten worden deze niet bijgevoegd.
Samengevat zijn er overtredingen gezien ten aanzien van de hygiëne, water, voer en huisvesting. Deze overtredingen hebben tot meerdere maatregelen geleid, zoals lasten onder dwangsom en lasten onder bestuursdwang. Met een last krijgt overtreder een termijn waarbinnen de geconstateerde overtreding moet zijn opgelost. De NVWA houdt toezicht op de gestelde termijnen. Bij het niet naleven van de lasten zal een dwangsom worden verbeurd of zal de NVWA ingrijpen door bijvoorbeeld dieren mee te voeren en op te slaan. Daarnaast is het bedrijf ook via een zogenaamde randvoorwaardenkorting gekort op de Unierechtelijke inkomenssteun.
Hieronder wordt in een tabel weergeven hoe vaak het bedrijf is bezocht in het desbetreffende kalenderjaar:
Jaar
Aantal keer bezocht
2013
9
2014
1
2015
3
2017
2
2018
1
2019
0
2020
1
2021
3
2022
7
2023
3
Is het waar dat na het «in bewaring stellen» van de 70 runderen, de veehouder vrijwel onmiddellijk andere dieren heeft geplaatst? Zo ja, wat vindt u hiervan?5
De houder heeft na het in bewaring nemen van de 70 runderen op 4 januari jl. niet opnieuw dieren aangevoerd. De veehouder hield ten tijde van de controle op 4 januari op twee verschillende locaties runderen; een deel werd geweid en het grootste deel stond op stal. De wijze waarop de dieren die binnen werden gehuisvest en verzorgd, werd als dusdanig ernstig beoordeeld dat het noodzakelijk werd geacht deze dieren in bewaring te nemen. De (15) dieren buiten werden op het moment van controle op adequate wijze gehouden. Deze dieren zijn ook niet in bewaring genomen.
De NVWA heeft medio januari opnieuw een inspectie uitgevoerd bij dit bedrijf om te bezien hoe de situatie voor de 15 runderen die nog bij de houder aanwezig waren was. Deze controle wees uit dat de dieren op dat moment op stal stonden en in orde waren. Medio februari is opnieuw een inspectie uitgevoerd, en was er opnieuw geen aanleiding voor in bewaring name van aanwezige runderen. Het bedrijf blijft onder verscherpt toezicht.
Welke maatregelen heeft u genomen om te voorkomen dat de verantwoordelijke van dit bedrijf dezelfde overtredingen opnieuw begaat?
Het bedrijf staat onder verscherpt toezicht en wordt regelmatig geïnspecteerd. Tevens hebben NVWA-inspecteurs de veehouder gewezen op beschikbare ondersteuning. Vanuit de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland vindt een «keukentafelgesprek» plaats. In het verleden is de veehouder ook doorverwezen naar het Vertrouwensloket. De locoburgemeester is geïnformeerd over de situatie.
Bent u van plan om met de kennis van nu, op zeer korte termijn nieuwe en onaangekondigde inspecties te laten uitvoeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn dit?
Het verscherpttoezichtregime blijft van toepassing op dit bedrijf. Ik doe vooraf geen mededeling over inspecties die nog gaan plaatsvinden.
Zijn het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de overtredingen voorgelegd aan de rechter? Bent u bereid de resultaten van deze onderzoeken naar de Kamer te sturen?
Het is staand beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid en het OM om geen uitspraken te doen over individuele zaken in het strafrecht. Voor wat betreft het bestuursrechtelijk traject is het niet aan de NVWA om de onderzoekresultaten aan de bestuursrechter voor te leggen. Dat is een recht van de houder. Deze kan in bezwaar en beroep gaan tegen een opgelegde maatregel.
Vindt u het verstandig of wenselijk dat een bedrijf of persoon die herhaaldelijk ernstige dierenwelzijnsovertredingen begaat, de mogelijkheid behoudt om dieren te houden gegeven het grote risico dat deze dieren opnieuw het slachtoffer worden van ernstige verwaarlozing?
Ik ben het met de vragenstellers eens dat voorkomen moet worden dat daders van dierverwaarlozing of diermishandeling opnieuw in de fout kunnen gaan, met alle nare gevolgen daarvan voor de dieren. Om mijn aanpak te versterken heb ik daarom samen met de Minister van Justitie en Veiligheid een wetsvoorstel gemaakt dat de mogelijkheid introduceert om aan daders van dierenmishandeling en daders van andere strafbare feiten als zelfstandige maatregel een houdverbod op te kunnen leggen. Dat betekent dat de rechter als onderdeel van de veroordeling aan de dader een verbod op kan leggen voor een bepaalde periode om dieren te houden. Dit wetsvoorstel is momenteel aanhangig bij de Tweede Kamer. Het houdverbod kan voor de duur van maximaal tien jaar worden opgelegd en in het geval van recidive voor de duur van twintig jaar. Het wetsvoorstel voorziet tevens in de uitbreiding van de mogelijkheid om bedrijven, inrichtingen en locaties te sluiten, indien het welzijn van het dier in gevaar kan worden gebracht.
Heeft de NVWA contact gehad met het Functioneel Parket over het opleggen van een tijdelijk houdverbod als voorlopige maatregel?
Het is staand beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid en het OM om geen uitspraken te doen over individuele zaken in het strafrecht.
Kunt u uiteenzetten wat in het afgelopen jaar de gemiddelde doorlooptijd is geweest bij het afhandelen van boeterapporten? In hoeveel gevallen is de termijn verstreken voor het opstellen van een boeterapport? Is het waar dat de overtreder in zo’n geval wegkomt met de overtreding?
De gemiddelde doorlooptijd van de rapporten van bevindingen ten behoeve van afdoening met een bestuurlijke boete in relatie tot de wet Dieren is op dit moment 19 weken. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat indien van een overtreding een rapport is opgemaakt, het bestuursorgaan binnen 13 weken moet beslissen over het opleggen van de bestuurlijke boete. Dit betreft een termijn van orde. Overschrijding van deze termijn heeft niet tot gevolg dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt.
Bent u bereid om het toezicht bij primaire bedrijven te betrekken bij de uitwerking van het «three strikes out»-principe, waarbij zwaarder zal worden opgetreden bij herhaalde overtredingen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?6
De NVWA werkt aan de aangenomen motie Van Campen en Eerdmans (JA21) over een three strikes out handhavingsvoorstel in de procedure voor verscherpt toezicht op slachthuizen (Kamerstuk 28 286, nr. 1249). Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat het herziene interventiebeleid en de procedure verscherpt toezicht in de eerste helft van 2023 in uitvoering zullen zijn, waarna de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitwerking van de motie Van Campen en Eerdmans.
De invulling van verscherpt toezicht verschilt per domein. Voor bijvoorbeeld slachthuizen waarbij permanent toezicht wordt gehouden, is dit anders dan bij primaire bedrijven. In het algemeen geldt dat de NVWA zowel kwantitatieve aspecten (aantallen «strikes») als ook kwalitatieve aspecten (ernst van de feiten en omstandigheden) in aanmerking neemt om te bepalen of een bedrijf onder verscherpt toezicht wordt geplaatst en welke sancties daarbij zo nodig passend zijn. Een kwantitatieve benadering alléén aan de hand van aantallen «strikes» zou onvoldoende recht doen aan een evenredige sanctionering zoals vereist door wetgeving en rechtspraak. Dit laat onverlet dat het aantal eerdere overtredingen van belang is voor de vraag of verscherpt toezicht wordt ingesteld, en of, zoals in de vraag wordt gesteld, zwaarder moet worden opgetreden. Dit geldt ook bij de primaire bedrijven.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Beantwoording van de vragen heeft langer geduurd in verband met benodigde afstemming met meerdere departementen.
Giftige ammoniakdampen in varkensstallen |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat er doorgaans minder wordt geventileerd in de winter, ook in varkensstallen?
Nee, ik kan niet bevestiging dat er doorgaans in de winter minder wordt geventileerd in varkensstallen. In 2019 is een omvangrijk pps- (publiek-private samenwerking) project gestart naar het stalklimaat in varkensstallen. Dit project heeft onder andere geresulteerd in het aanpassen van de klimaatrichtlijnen, in samenwerking met het onafhankelijk klimaatplatform voor de Varkenshouderij. Het advies aan varkenshouders is om meer te ventileren, omdat dit beter is voor het dier, de veehouder zelf en diens personeel, én beter is voor de productieresultaten en daarmee het economisch resultaat van het bedrijf. In 2022 zijn twee stalklimaatdagen georganiseerd. Tijdens deze klimaatdagen zijn onder andere de nieuwe richtlijnen gepresenteerd. Ook is in 2022 veel aandacht geweest in de vakpers over de nieuwe stalklimaatnormen.
Bereiken u ook signalen dat varkensstallen door de hoge gas- en energieprijzen op dit moment nóg minder worden geventileerd, om zo de warmte maximaal binnen te houden?
In het begin van de energiecrisis is op vele bedrijven en in de vakpers (ook bij andere sectoren) aandacht geweest voor energiebesparing. Er is in de vakpers en op de eerder genoemde klimaatdagen aangegeven wat de gevolgen zijn voor het stalklimaat als er minder geventileerd wordt. Deze zien zowel op het thermocomfort en impact voor de varkens, als op negatieve gevolgen voor het economisch rendement. De focus met betrekking tot energiebesparing is nu met name gericht op energie beperkende maatregelen die geen negatieve invloed hebben op dierenwelzijn en diergezondheid.
Kunt u bevestigen dat weinig ventilatie betekent dat de ammoniakconcentratie in de stallen waarschijnlijk nóg hoger oploopt?
Ja, het klopt dat ventileren bijdraagt aan het tegengaan van hoge ammoniakconcentraties. De ammoniakconcentratie is echter afhankelijk van meerdere factoren, zoals emitterend mestoppervlak in de stal, de temperatuur van de toplaag van de mest in de stal, klimaatsysteem, bevuiling van de ligvloer, voersamenstelling én dus de ventilatiehoeveelheid. Indien de minimale ventilatiehoeveelheid lager is dan norm, dan neemt in principe de ammoniakconcentratie in de stal toe.
Kunt u bevestigen dat een hoge ammoniakconcentratie in stallen betekent dat miljoenen varkens en biggetjes een groot risico lopen op, onder andere, longaandoeningen, borstvliesontstekingen, ontstoken ogen en meer gevallen van staartbijten?
De genoemde aandoeningen kunnen inderdaad effecten zijn van (onder meer) te hoge ammoniakconcentraties. Ammoniak kan bij hoge concentraties schadelijk zijn voor de gezondheid van varkens. De mate van schadelijkheid is naast de concentratie ook afhankelijk van de blootstellingsduur. De relatie tussen blootstelling aan ammoniak en ontstaan van gezondheidsproblemen is moeilijk vast te stellen, omdat vaak meerdere stalfactoren tegelijkertijd van invloed zijn op de gezondheid van de dieren.
Kunt u bevestigen dat het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit in 2013 op basis van metingen en berekeningen concludeerde dat de ammoniakconcentratie in veel Nederlandse varkensstallen op 50 tot 70 «parts per million» (ppm) kon liggen en daarbij waarschuwde dat dit hooguit 20 ppm zou mogen zijn?1
Nee. Navraag bij de Wageningen Universiteit wijst uit dat het Klimaatplatform geen metingen heeft uitgevoerd. Het is onduidelijk naar welke bron verwezen wordt, en ik kan om die reden geen uitspraak doen over de hoogtes. Wel klopt het dat er al jaren aandacht is vanuit het Klimaatplatform voor het klimaat in varkensstallen.
Kunt u bevestigen dat op de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)-checklists, die in 2018 tijdens inspecties zijn ingevuld en via een Wet openbaarheid van bestuur (WOB)-procedure zijn opgevraagd, eveneens te zien was dat in veel varkensstallen ammoniakconcentraties werden gemeten die (ver) boven 20 ppm lagen, tot zelfs 89 en 99 ppm?2
Ik kan bevestigen dat de NVWA in 2018 bij inspecties van het stalklimaat in varkensstallen ammoniakconcentraties heeft gemeten die boven 20 ppm lagen. Hoewel er in een aantal gevallen hoge gasconcentraties werden gemeten, ging dit niet altijd gepaard met vaststelling van een bepaalde mate van dierkenmerken. Bij een hoge gasconcentratie, maar zonder deze vaststelling van dierkenmerken, leidt dit in het huidige protocol niet tot het vaststellen van een overtreding. Kenmerken waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld in onderzoek van de WUR in 2015: rode/vuile ogen, staart-/oorbijten en dierbevuiling. Deze kunnen wijzen op een ontoereikend klimaat.
Heeft u enig idee hoe hoog de ammoniakconcentraties in Nederlandse varkensstallen op dit moment liggen? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Nee, dat is mij niet bekend. Ik zie op dit moment geen aanleiding om dit in kaart te laten brengen.
Kunt u bevestigen dat de luchtkwaliteit in stallen volgens de wet al 25 jaar niet schadelijk mag zijn voor varkens, maar dat de open norm effectief toezicht in de weg staat?3
Het klopt dat de huidige wetgeving al jaren voorschrijft dat het stalklimaat niet schadelijk mag zijn. Zoals uw Kamer eerder is geïnformeerd klopt het ook dat deze regelgeving een open norm bevat. Daarom zijn de NVWA en LNV een werkgroep gestart om deze norm nader in te vullen (al dan niet middels regelgeving), om zo effectief toezicht beter mogelijk te maken.
Kunt u bevestigen dat de afgelopen jaren is geprobeerd de handhaving van deze open norm te verbeteren aan de hand van een protocol voor het beoordelen van het klimaat in varkensstallen, maar dat dit onvoldoende bleek bij te dragen aan effectief toezicht?
Dat klopt. In 2015 heeft de WUR onderzoek gedaan naar indicatoren die gebruikt kunnen worden door de varkenshouders en handhavers om inzicht te krijgen in situaties waarbij het stalklimaat onvoldoende gewaarborgd is en er mogelijk sprake is van verminderd dierenwelzijn en verminderde diergezondheid. Deze indicatoren zijn door de NVWA opgenomen in het handhavingsprotocol dat gebruikt wordt om te bepalen of stalklimaat schadelijk is. De praktijk heeft uitgewezen dat dit handhavingsprotocol onvoldoende houvast biedt voor effectief toezicht. Daarom onderzoekt de WUR, in opdracht van LNV op verzoek van de genoemde werkgroep (zie vraag 8), de mogelijkheden om het huidige protocol aan te scherpen en te verduidelijken. Zodat NVWA-inspecteurs duidelijk kunnen vaststellen of het stalklimaat al dan niet schadelijk is. Dit onderzoek wordt begin 2023 afgerond. Het is de inzet voor de zomer de open norm nader ingevuld te hebben.
Kunt u bevestigen dat de Inspecteur-Generaal (IG) van de NVWA daarop aan uw voorganger heeft geadviseerd om voor ten minste ammoniak- en kooldioxideconcentraties een limiet in de wet- en regelgeving op te nemen?4
Het klopt dat de Inspecteur-Generaal van de NVWA dit aan mijn voorganger heeft geadviseerd. Naar aanleiding van dit verzoek hebben LNV en de NVWA samen besloten een werkgroep te starten om invulling te geven aan de open norm zodat deze handhaafbaar is voor het toezicht. Het uitgangspunt is om tot een kwantitatieve invulling van de norm te komen.
Heeft u gezien dat de European Food Safety Authority (EFSA) afgelopen zomer in een nieuw rapport over het welzijn van varkens adviseerde om er op toe te zien dat ammoniakconcentraties onder 10 tot 15 ppm worden gehouden, omdat daarboven risico’s ontstaan voor diergezondheid en dierenwelzijn?5
Ik ben bekend met het EFSA-advies. Ook EFSA geeft aan dat meerdere klimaatfactoren in samenspel een rol spelen en dierenwelzijn en -gezondheid beïnvloeden. Deze bevindingen worden ook meegenomen in het WUR-onderzoek waarvan ik de uitkomsten begin 2023 verwacht.
Gaat u deze waarden overnemen en daarmee een concrete en meetbare limiet vastleggen in wet- en regelgeving zoals de IG heeft geadviseerd? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 9 onderzoekt de WUR of de mogelijkheden om te bepalen of stalklimaat schadelijk is aan te scherpen en te verduidelijken zijn. Mede op basis van het onderzoek bekijk ik of aanpassing van het protocol leidt tot een goed handhaafbare norm, of dat het wenselijk is om op een andere wijze invulling te geven aan de open norm. Daartoe sluit ik het wettelijk vastleggen van normen voor stalklimaat niet uit.
Gaat u de NVWA opdracht geven om deze winter extra controles uit te voeren op schadelijke ammoniakconcentraties in varkensstallen? Zo nee, hoe gaat u dan voorkomen dat miljoenen varkens deze winter extra lijden door giftige staldampen?
Nee, ik zal de IG NVWA niet vragen of hij bereid is deze controles uit te voeren. Het uitvoeren van extra controles heeft niet zoveel zin, omdat zoals ik ook bij vraag 1 en 2 heb toelicht er niet minder wordt geventileerd, en bij inspecties op varkensbedrijven de NVWA het stalklimaat al controleert.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Zoals vastgelegd in het Regelement van Orde (artikel 12.2) is de gebruikelijke beantwoordingstermijn binnen drie weken. Het beantwoorden van Kamervragen binnen één week vraagt zeer veel van de capaciteit van mijn ambtenaren en mijzelf. Om deze reden hanteren wij de streeftermijn van drie weken. Vanwege het kerstreces en de benodigde afstemming is dit niet gehaald; hierover heeft uw Kamer een uitstelbrief ontvangen op 9 januari jl.
Het zwijgcontract dat omwonenden van eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo moesten tekenen om te voorkomen dat zij bezwaar maken tegen de overlast van de slachterij |
|
Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Hoe beoordeelt u het feit dat eigenaren van 21 woningen in de omgeving van eendenslachterij Tomassen Duck-To in Ermelo hebben moeten tekenen voor een boeteclausule, waardoor zij direct 10.000 euro moeten betalen wanneer zij bezwaar maken tegen overlast vanuit de slachterij?1
Iedereen moet toegang hebben tot het recht. Daarbij hoort ook onafhankelijke geschilbeslechting door een rechter of een vergelijkbare instantie. Conform het Burgerlijk Wetboek mogen particuliere partijen zelf bepalen welke afspraken zij met elkaar maken. Dit kan ook een afspraak zijn over het dulden van (enige) overlast doordat een woning gelegen is naast een bedrijf dat per definitie enige overlast voor de omgeving veroorzaakt, zoals een eendenslachterij. Deze contractsvrijheid kent echter ook grenzen. Uiteraard mogen afspraken niet strijdig zijn met bestaande wet- en regelgeving, dan wel de openbare orde of de goede zeden. Bovendien wordt een bepaling als deze beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Afspraken die de toegang tot het recht te zeer beperken zullen binnen deze grenzen al snel ontoelaatbaar zijn. Het is aan de burgerlijke rechter om in een concreet geval de toelaatbaarheid van een afspraak tussen particuliere partijen te beoordelen.
Heeft u gezien dat deze boeteclausule ook geldt voor de volgende bewoners van de huizen, aangezien hier sprake is van een kettingbeding, wat verkoop van deze woningen kan bemoeilijken?
Het Burgerlijk Wetboek staat in beginsel toe dat een afspraak via een kettingbeding wordt doorgegeven aan volgende bewoners. Voor zover het gaat om een toelaatbare afspraak verzekert de eerste verkoper hiermee dat ook latere kopers aan deze afspraak zijn gebonden. Zoals hierboven is opgemerkt, mag de afspraak die via het kettingbeding wordt doorgegeven, niet strijdig zijn met bestaande wet- en regelgeving, dan wel de openbare orde of de goede zeden en zijn de redelijkheid en billijkheid hierop van toepassing. Het is aan de burgerlijke rechter om de toelaatbaarheid van een dergelijke afspraak te beoordelen.
Bent u bekend met de vele meldingen die door omwonenden van de eendenslachterij in het verleden zijn gedaan bij de gemeente en omgevingsdiensten over onder andere stankoverlast en geluidsoverlast?
Ja, daarmee zijn wij bekend.
Snapt u de grote frustratie van deze mensen die soms niet eens in hun tuin kunnen zitten vanwege de stank en die per dag – en soms in de nacht – vele vrachtwagens en busjes door hun straat zien en horen rijden?
Ervaren overlast door bedrijfsactiviteiten is bijzonder vervelend voor betrokkenen. Geur- en geluidhinder kunnen invloed hebben op de leefbaarheid, het welbevinden en de gezondheid van mensen. Daarom worden in de milieuwetgeving kaders gesteld voor activiteiten die overlast kunnen veroorzaken. Deze wet- en regelgeving, maar ook de wetgeving in het kader van een goede ruimtelijke ordening, heeft tot doel een balans te vinden tussen het gebruik van de fysieke leefomgeving en het behoud van diezelfde leefomgeving en de bescherming tegen hinder. Het is daarom belangrijk dat gemeenten bij het ontwikkelen van woningbouwplannen met deze regelgeving rekening houden. Het lokaal of provinciaal bevoegd gezag is verantwoordelijk voor een zorgvuldige toepassing van wet- en regelgeving ten aanzien van milieubescherming en ruimtelijke ordening.
Kunt u zich voorstellen dat nieuwe en toekomstige omwonenden van de eendenslachterij in Ermelo niet kunnen overzien wat zij kunnen verwachten aan overlast, mede gelet op de geschiedenis van dit bedrijf, waarbij onder ander sprake is geweest van illegale uitbreiding van het aantal geslachte dieren, van de werktijden en van illegale aanbouw bij de slachterij?
De bedrijfsactiviteiten moeten voldoen aan de huidige milieuregelgeving, ook ten aanzien van hinder. De milieuregelgeving moet worden nageleefd. Dit is de inzet van alle betrokken overheden. Het betreffende bedrijf is al enige decennia gevestigd op de huidige locatie. Er heeft in het verleden op verschillende momenten toetsing plaatsgevonden aan de wet- en regelgeving. Op dit moment ligt er een nieuwe vergunningaanvraag voor de eendenslachterij waarbij wederom getoetst zal worden aan deze regelgeving.
Erkent u dat het feit dat mensen een contract moeten tekenen om te voorkomen dat zij in de toekomst gaan klagen over overlast en privaatrechtelijk of publiekrechtelijk bezwaar gaan maken tegen de activiteiten van de slachterij, neerkomt op het uithollen van hun rechtspositie? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Zoals ook opgemerkt in het antwoord op vraag 1, staat het particuliere partijen vrij om zelf te bepalen welke afspraken zij met elkaar maken. De grenzen aan deze vrijheid worden bepaald door wet- en regelgeving, de openbare orde en de goede zeden. In zijn algemeenheid geldt dat burgers voldoende toegang moeten hebben tot de rechter of een vergelijkbare instantie om hun rechten te verwezenlijken en dat afspraken die deze toegang te zeer beperken al snel ontoelaatbaar zullen zijn. Een afspraak om niet te klagen over overlast kan dan ook nooit absoluut zijn. Het staat burgers vrij zich te wenden tot de burgerlijke rechter om de geldigheid van hun contract te laten toetsen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om mensen die een huis kopen op deze manier te laten afzien van hun rechten en daarmee monddood te maken? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Zie het antwoord op de vorige vraag. Een afspraak om niet te klagen over overlast kan nooit absoluut zijn. Het staat de eigenaren vrij zich te wenden tot de burgerlijke rechter om de geldigheid van hun contract te laten toetsen.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn één voor één beantwoord. De termijn voor de beantwoording is verlengd vanwege de noodzaak tot het inwinnen van informatie en een goede afstemming tussen de verschillende betrokken partijen.
Het vangen van kippen |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de rechter die stelde dat de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) «moet handhaven op de manier waarop kippen worden gevangen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de rechter aangeeft dat bij het huidige (gedoog)beleid van de NVWA rond kippenvangen geen sprake is van «een consistent en doordacht bestuursbeleid»?
Ik vind, zoals ik ook tijdens het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 10 november 2022 heb aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 1283), het net als mijn ambtsvoorgangers niet diervriendelijk als kippen aan de poten gevangen worden en met meerdere dieren in één hand op de kop hangen, vaak vastgehouden aan slechts één poot.
Er is lange tijd onduidelijkheid geweest over de reikwijdte van het artikel en het feit dat pluimvee in Nederland op dezelfde wijze gevangen wordt als in de mede-lidstaten van de Europese Unie. De opvatting van de rechter brengt hier duidelijkheid in. In de uitspraak is het standpunt geformuleerd dat het verbod duidelijk is en dat er in deze zaken een beboetbaar feit is begaan.
Wat vindt u ervan dat de rechter aangeeft dat wetsovertredingen slechts in uitzonderlijke gevallen mogen worden gedoogd indien er concreet zicht is op legalisatie en indien handhaving onevenredig zou zijn, maar dat daar bij het vangen van kippen aan de poten geen sprake van is?
De rechter heeft aangegeven dat slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden gedoogd. Mogelijk wordt het artikel over het verbod op het vangen van dieren aan de poten binnen enkele jaren gewijzigd in het kader van de voorgenomen wijziging van de Transportverordening. Deze ontwikkeling doet er ingevolge de uitspraak niet aan af dat het vangen aan de poten nu verboden is en dat daarover geen misverstand kan bestaan. De rechter is stellig in de beginselplicht tot handhaving en het bij de opgelegde heroverweging voorzien in een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving.
Wat vindt u ervan dat, in tegenstelling tot uw antwoorden op Kamervragen, er volgens de rechter «geen duidelijke aanwijzing is dat de Uniewetgever bij de totstandkoming van de Transportverordening de uitzondering op dat verbod voor pluimvee heeft willen handhaven»?2
De opvatting die voorheen gangbaar was omdat de wijze van het vangen aan de poten in de Europese Unie op dezelfde wijze geschiedt, heeft de rechter gewogen en anders geduid. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Hoe reflecteert u op de uitspraak van de rechter over de eenduidigheid van het European Food Safety Authority (EFSA)-advies dat «uit het advies volgt dat uitgangspunt is dat pluimvee in rechtopstaande positie met de vleugels tegen het lichaam wordt gedragen en bij het vangen niet ondersteboven wordt gehouden.»?
Uit het oogpunt van dierenwelzijn is het rechtop vangen van pluimvee het meest diervriendelijk. Dat wordt duidelijk en uitgebreid onderbouwd in het EFSA-advies. Evenwel laat het advies ook ruimte om de dieren (kortstondig) ondersteboven te tillen, mits aan aanvullende randvoorwaarden wordt voldaan om de kans op letsel te verkleinen.
Om daadwerkelijk de kans op welzijnsaantasting zo klein mogelijk te houden is het eveneens van belang om de praktische uitvoerbaarheid en de kunde van de vangploegen in ogenschouw te nemen. Er zijn diverse stalsystemen en diverse soorten kippen/kuikens en vangmethoden. De sector geeft aan dat er geen eenduidige methode aan te wijzen is die in ieder systeem en voor iedere categorie pluimvee van toepassing kan zijn.
Hoe gaat u invulling geven aan de opdracht die de rechter u meegaf om te komen tot een «doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving» van het verbod om kippen aan de poten te vangen?
Naar aanleiding van de uitspraak zal de NVWA eerst herinspecties doen bij die bedrijven die in het kader van het oorspronkelijke handhavingsverzoek zijn bezocht.
Indien er bij een inspectie wordt geconstateerd dat er aan de poten wordt gevangen, zal er handhavend worden opgetreden.
De rechtbank merkte daarbij op dat de Minister af kan wijken van het interventiebeleid en niet een boete maar een last onder dwangsom op kan leggen om zo herhaling van de eerdere overtredingen te voorkomen. Daaraan kan ook een termijn worden verbonden waarbinnen de overtredingen moeten worden beëindigd zodat vangbedrijven hun werkwijze daarop nog kunnen aanpassen.
Het resultaat van de heroverweging moet leiden tot een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving van de desbetreffende norm.
De NVWA is in overleg met diverse ngo’s en sectoren over deze kwestie om een realistisch beeld te krijgen van de termijn die gemoeid is met de praktische uitvoerbaarheid in de verschillende houderij- en stalsystemen, waaronder de beschikbaarheid en training van personeel.
Eerder heb ik de sectoren al gevraagd te komen met een plan van aanpak om te komen tot vangmethodes waarbij de kans op welzijnsaantasting en letsel zoveel mogelijk wordt beperkt. Dit plan wordt door de sector in samenwerking met dierenwelzijnsorganisaties waaronder Eyes on Animals en Dierenbescherming verder geconcretiseerd.
Past het vangen van kippen aan de poten bij uw definitie van een «dierwaardige veehouderij» mede met het oog op het feit dat de NVWA heeft aangegeven dat hier vaak ernstig vangletsel bij optreedt leidend tot onder meer ernstig letsel, open botbreuken, dieren die tegen containers slaan, hevig lijden en langzaam stikken?3
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 vind ik het niet diervriendelijk als kippen aan de poten gevangen worden en met meerdere dieren in één hand op de kop hangen, vaak vastgehouden aan slechts één poot. Het EFSA-rapport beschrijft ook duidelijk hoe deze vangmethode het welzijn van de dieren aantast. Echter, de EFSA-aanbevelingen in het rapport zijn niet zo eenduidig als ik hoopte: rechtop vangen wordt weliswaar aanbevolen, maar direct daarna staat een aanbeveling voor het vangen aan de poten, onder bepaalde voorwaarden. Kortom, al heeft rechtop vangen de voorkeur, de EFSA wijst vanuit dierenwelzijnsredenen het vangen aan de poten niet volledig af.
Daarbij wil ik benadrukken dat ernstige letsels, zoals open botbreuken, vooral te wijten zijn aan het hardhandig omgaan met dieren tijdens het vangen en het in de kratten of containers plaatsen. Ook het klemraken van lichaamsdelen zoals vleugels bij het sluiten van de kratten en containers leidt tot ernstig letsel. Dit kan allemaal ook bij rechtop vangen gebeuren, als de vangers niet zorgvuldig werken.
Wat is uw inzet op Europees niveau met betrekking tot dit verbod op het vangen van kippen aan de poten bij de herziening van de Transportrichtlijn, die over enkele jaren is voorzien?
Mijn inzet voor de aankomende herziening van de transportverordening is op 5 juli 2022 aan de Tweede Kamer gestuurd (Bijlage bij de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2022, Kamerstuk 21 501–32, nr. 1452). Samen met de landen van de zogeheten «Vught groep» (Duitsland, België, Denemarken, Zweden en Nederland) pleit ik voor het vangen van pluimvee zoals is aanbevolen in de factsheets voor goede praktijken, die in 2017 zijn opgesteld in het «Animal transport guides project» van de Europese Commissie4. Hierin wordt het rechtop vangen aanbevolen, of anders het vangen aan de poten maar dan met minder dieren in hand en altijd met ondersteuning van het lichaam. Ik ben dus geen voorstander van een zogenoemde «reparatie» van de verbodsbepaling, als dit betekent dat er een uitzondering komt voor pluimvee zonder enige aanvullende voorwaarden om het dierenwelzijn te borgen.
Uitvoering van de derogatiebeschikking en het Zevende Actieprogramma Nitraat |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de derogatiebeschikking en het 7de actieprogramma nitraat (7e AP)?
Ja.
Wanneer volgt implementatie van de maatregelen uit het addendum van het 7e AP?
De maatregelen uit het addendum van het 7e AP worden zo veel als mogelijk ingevoerd volgens de planning die in het addendum is opgenomen.
Wanneer volgt implementatie van de voorwaarden uit de derogatiebeschikking van de Europese Commissie (EC)?
De voorwaarden uit de derogatiebeschikking worden zo veel mogelijk conform de daarin gestelde deadlines geïmplementeerd. Zie onderstaande tabel.
Generieke maatregelen
Implementatiedatum
Implementatie rVDM transporten in Nederland
1 januari 2023
Inhoudelijke voorwaarden voor derogatieverlening 2022
2022
Aanwijzing NV-gebieden 2022 (= met nutriënten verontreinigde gebieden)
2022
Aanwijzing NV-gebieden 2023
1 januari 2023 (beschikking)
25 januari 2023 zijn de gebieden die zullen worden aangewezen bekendgemaakt.
1 maart 2023 (voorzien: formele vastlegging in regelgeving)
Aanwijzing NV-gebieden 2024
1 januari 2024
Aanpassing mestproductieplafonds
1 januari 2025
Afbouw derogatiepad
1 januari 2023
Geen derogatieverlening voor percelen in N2000 gebieden en grondwaterbeschermingsgebieden
1 januari 2023
Geen derogatieverlening voor percelen in bufferzones nabij N2000-gebieden
1 januari 2024
Opstellen bemestingsplan
1 januari 2023
Afbouw derogatiepad
1 januari 2024
Invoering elektronisch mestregister
1 januari 2024
Verplicht gebruik landbouwbedrijven elektronisch mestregister
1 januari 2025
Aanhouden bufferstroken
1 januari 2023 (beschikking)
1 maart 2023 (voorzien)
Afbouw derogatiepad
1 januari 2025
Verlaging stikstofgebruiksnormen
1 januari 2025
Maatregelen tot vermindering nutriëntenbelasting in grondwaterbeschermingsgebieden
1 januari 2024
Vindt er een ruimtelijke inpassing plaats van de maatregel over bufferstroken langs waterlopen en gebruiksbeperkingen bij waterwingebieden?
RVO zal in de applicatie «Mijn Percelen» inzichtelijk maken hoe breed de bufferstroken conform de derogatiebeschikking zijn en welke gebieden zijn aangemerkt als grondwaterbeschermingsgebied (= waterwingebied). De percelen in een grondwaterbeschermingsgebied, maar ook in Natura 2000-gebieden komen met ingang van 2023 niet langer in aanmerking voor derogatie.
Heeft u een taxatieonderzoek laten uitvoeren naar de waardeontwikkeling van het onroerend goed gelegen in de bufferstroken en waterwingebieden, zoals benoemd in de derogatiebeschikking en het addendum van het 7e AP, voor en na de uitvoering van de maatregelen uit de derogatiebeschikking en addendum van het 7e AP?
Ik heb geen taxatieonderzoek laten uitvoeren. Wel is bij het opstellen van het 7e AP een kwalitatieve analyse van de economische effecten van het 7e AP uitgevoerd.
Heeft u in kaart gebracht hoeveel opbrengstverlies en andere nadelige gevolgen de agrarische sector lijdt door invoering van de bufferstroken en gebruiksbeperkingen waterwingebieden?
In lijn met de motie Van Campen c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 468) zullen de economische effecten van de maatregelen vanuit het 7e AP en de derogatiebeschikking in kaart worden gebracht. De door u genoemde maatregelen zijn onderdeel van deze analyse. Naar verwachting kan ik de Tweede Kamer binnen enkele maanden (tweede kwartaal van 2023) informeren over de uitkomsten.
Komt er een compensatie van de nadelige effecten voor de agrarische sector voor de bufferstroken en waterwingebieden?
Voor de nadelige effecten van de bufferstroken zal geen compensatie komen. Een indicatie van de financiële impact van de versnelde invoering van de bufferstroken maatregel is moeilijk te geven, omdat dit ook afhankelijk is van de soorten teelten, de opbrengsten daarvan en de eventuele extra mestafzetkosten. Wel zal de Subsidieregeling behoud grasland (voorheen transitietegemoetkomingsregeling), zoals aangekondigd in de Kamerbrief van mijn voorganger van 5 september 2022 (Kamerstuk 33 037, nr. 450), een tijdelijke tegemoetkoming bieden voor een gedeelte van de extra kosten die derogatiebedrijven moeten maken als gevolg van de versnelde afbouw van derogatie waarbij de hoogte van de subsidie gerelateerd wordt aan de terugval in mestplaatsingsruimte. De bedrijven die in 2021 met percelen in een grondwaterbeschermingsgebied deelnamen aan derogatie komen hierdoor in aanmerking voor een hoger bedrag aan tegemoetkoming dan bedrijven zonder dergelijke percelen.
Vindt er nog gebiedsgericht maatwerk plaats voor de maatregelen in bufferstroken en waterwingebieden? Zo nee, waarom niet?
De derogatiebeschikking laat geen ruimte voor maatwerk voor wat betreft de maatregelen over bufferstroken en waterwingebieden (grondwater- beschermingsgebieden).
In de grondwaterbeschermingsgebieden waar de nitraatdoelen niet zijn bereikt, zal per 1 januari 2024 op grond van artikel 4, vierde lid, van de derogatiebeschikking een pakket met verplichtende maatregelen om de nutriëntenbelasting te verminderen moeten gaan gelden.
Is de maatregel in bufferstroken en waterwingebieden naar uw mening proportioneel?
Voorop staat dat de derogatiebeschikking geen ruimte laat om af te wijken van wat daarin is opgenomen. Dat geldt dus ook ten aanzien van de bufferstroken maatregel. Daarbij houdt de derogatiebeschikking rekening met de Nederlandse situatie door in bepaalde situaties afschaling toe te staan.
Bent u van mening dat, ondanks de grote onduidelijkheid en zeer late publicaties over de bufferstroken, invoering daarvan op 1 januari 2023 is gerechtvaardigd?
Zoals in mijn brief van 20 januari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 484) uiteengezet heeft de Europese Commissie aangegeven dat de maatregelen uit de derogatiebeschikking en het 7e AP onverkort ingevoerd moeten worden. Eurocommissaris Sinkevičius heeft in zijn brief van 19 december 2022 aangegeven dat Nederland bij het niet naleven van de voorwaarden vanuit de derogatiebeschikking niet langer kan vertrouwen op deze beschikking waarin voor de komende jaren goedkeuring wordt gegeven voor het uitrijden van meer dan 170 kg N/ha uit dierlijke mest per jaar.
Gezien het grote belang van behoud van de derogatie is het belangrijk dat de bufferstroken maatregel zoals opgenomen als voorwaarde in de derogatiebeschikking per 1 maart aanstaande wordt verplicht.
Waarom heeft Nederland in het verleden het volledig Nederlandse grondgebied in plaats van haar kwetsbare zones aangewezen? Waarom wordt deze keuze nu niet herzien, zodat beleid wordt gericht daar waar het noodzakelijk is: in de kwetsbare zones?
Voor de kwetsbare zones geldt dat het de gebieden zijn die niet aan de doelen van de Nitraatrichtlijn zouden voldoen als maatregelen achterwege zouden blijven. Dit concept kent dus een brede afbakening en geldt voor het volledige Nederlandse grondgebied.
Naar aanleiding van een motie van het toenmalig VVD-kamerlid Snijder-Hazelhoff (Kamerstuk 28 385, nr. 123) is door Wageningen Environmental Research (destijds Alterra) in samenwerking met de Universiteit Utrecht, in 2010 een onderzoeksrapport uitgebracht getiteld «Gebiedsgerichte uitwerking Nitraatrichtlijn; mogelijkheden en beperkingen». Dit rapport is met de Kamerbrief van 23 augustus 2010 (Kamerstuk 28 385, nr. 188) aan de Tweede Kamer aangeboden. Met de motie werd gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken van een mestbeleid gebaseerd op meerdere nitraatactieplannen en/of de benoeming van verschillende kwetsbare zones. In de Kamerbrief van 13 december 2010 (Kamerstuk 28 385, nr. 199) heeft de toenmalige Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de Tweede Kamer een reactie gestuurd op de bevindingen uit het rapport. Geconcludeerd werd dat er voor Nederland juridisch gezien geen belemmeringen zijn om verschillende kwetsbare zones aan te wijzen in plaats van de huidige aanwijzing van het gehele Nederlandse grondgebied als kwetsbare zone in stand te houden. Volgens de onderzoekers zijn de perspectieven echter beperkt gegeven de relatief hoge gemiddelde nitraatconcentraties in het grondwater in het zand- en lössgebied en de nog als onvoldoende aan te merken kwaliteit van het oppervlaktewater in de klei- en veengebieden, alsmede in de kustwateren.
Hieruit volgt dat naar verwachting slechts een zeer beperkt deel van het Nederlandse grondgebied uitgezonderd zou kunnen worden van de aanwijzing als kwetsbare zone. Dat zou tevens aanzienlijke extra monitoringinspanningen vergen om deze uitzondering te onderbouwen. Sinds het genoemde rapport zijn er geen nieuwe inzichten die aanleiding geven tot een heroverweging.
Onder welk wettelijk kader/regelgeving gaan de generieke maatregelen vallen, voortvloeiend uit het 7e AP en de derogatiebeschikking?
De maatregelen worden geïmplementeerd op basis van de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer. Voor enkele maatregelen uit het addendum zal worden bezien of nieuw wettelijk instrumentarium benodigd is.
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De gebrekkige antwoorden aangaande stikstof |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoe uw reactie bij het mondelinge vragenuur van 15 november 2022 «Ik zal de Wet natuurbescherming (Wnb) straks beoordelen. Dat doe ik vanuit mijn rol als bevoegd gezag» een antwoord is op de vraag «Alle sectoren moeten een evenredige bijdrage leveren. Ik heb twee vragen. Hoe kan het dat er een vergunningprocedure loopt voor Schiphol die méér stikstofuitstoot veroorzaakt in plaats van minder? Waarom maakt de Minister juist nu deze uitzondering?»?
Schiphol heeft een aanvraag voor een Wnb-vergunning ingediend voor haar activiteiten. Deze aanvraag moet nog op onderdelen, worden aangevuld. Als de aanvraag volledig is, zal ik die beoordelen, waarbij het toetsingskader wordt gevormd door de Wet natuurbescherming.
Kunt u alsnog de vraag beantwoorden waarom als alle sectoren, conform het regeerakkoord, een evenredige bijdrage moeten leveren aan de stikstofreductie Schiphol of de luchtvaartsector de stikstofuitstoot nog zou mogen laten groeien?
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken dat alle sectoren, waar onder de luchtvaart, een evenredige bijdrage moeten leveren aan de stikstofreductie. Begin 2023 zal het kabinet sectorale NOx-emissiereductiedoelen vaststellen, onder andere voor de sector mobiliteit. Voor luchtvaart kiest het kabinet voor een aanpak waarmee geluidsoverlast en de uitstoot van onder meer stikstof en ultrafijnstof wordt verminderd. Er wordt een sectorbrede aanpak uitgewerkt gericht op een stapsgewijze reductie van de stikstofuitstoot door de luchtvaart. Schiphol heeft een plan uitgewerkt om de stikstofuitstoot te beperken, onder andere door de elektrificatie van de grondoperaties. Met de reductie van het aantal vliegtuigbewegingen naar 440.000 vliegtuigbewegingen waartoe het kabinet in juni 2022 heeft besloten, wordt een extra stap gezet in de beperking van die uitstoot. Hoewel het effect van dit kabinetsbesluit tot beperking van de maximumcapaciteit op Schiphol bijdraagt aan de reductie van stikstofemissies, is dat niet de primaire reden voor het nemen van dit besluit. Wel draagt het bij aan de noodzakelijke beperking van stikstofemissie door de luchtvaart.
Kunt u, indien Schiphol/de luchtvaart inderdaad niet evenredig met andere sectoren hoeft te reduceren, alsnog de vraag beantwoorden waarom Schiphol/de luchtvaart nu een uitzonderingspositie krijgt?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2. Ook de mobiliteitssector, waar de luchtvaart onder valt, moet een evenwichtige bijdrage leveren aan het oplossen van de stikstofopgave. Er is geen sprake van een uitzonderingspositie.
Kunt u aangeven hoe uw reactie bij datzelfde vragenuur «De Wnb toets ik in mijn rol als bevoegd gezag. Dat gebeurt zonder politiek of moreel oordeel over luchtvaart of wat dan ook. Zo hebben we dat geregeld in dit land» een antwoord is op de vraag «Iedereen in de coalitie wil gedwongen uitkoop voorkomen. Maar er ligt een gigantische opgave omdat we de natuur moeten beschermen. Waarom staat de Minister het dan toe dat een bedrijf als Schiphol mogelijk – het is niet zeker – aan vrijwillige opkoop doet als ze weet dat daardoor het aantal gedwongen opkopen toeneemt?»?
In de brief Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos1 die ik op 25 november jl. aan de Tweede Kamer heb gestuurd, is aangegeven dat de stikstofreductie door bronmaatregelen primair zal worden ingezet voor natuurherstel. Het is noodzakelijk om de natuur te herstellen door een forse reductie van stikstofuitstoot vanuit alle sectoren, daarbij rekening houdend met wat de sectoren kunnen dragen. Hierbij wordt er onder meer naar gestreefd om de stikstofdepositie zoveel mogelijk terug te brengen met onder andere een korte termijn aanpak gericht op het terugdringen van de uitstoot van piekbelasters. Tijdens een evaluatiemoment in najaar 2023 zal pas worden bepaald of gedwongen opkoop als instrument ingezet zal gaan worden.
Op dit moment is vergunningverlening aan economische en maatschappelijke ontwikkelingen slechts beperkt mogelijk. Door de huidige staat van de natuur en de grote overbelasting door stikstofdepositie, moeten er in veel gevallen mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen om significante negatieve effecten op beschermde natuurgebieden uit te kunnen sluiten. Salderen houdt in dat een initiatiefnemer de extra stikstofdepositie die zijn activiteit veroorzaakt vermindert of wegneemt. Dit kan door ervoor te zorgen dat een andere activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt stopt of de depositie van stikstof vermindert (extern salderen) of doordat de initiatiefnemer zelf binnen het project reductie van depositie realiseert (intern salderen). Het uitgangspunt bij vergunningverlening is dat de stikstofdepositie op beschermde natuur niet toeneemt.
Kunt u alsnog de vraag beantwoorden waarom, aangezien, conform het regeerakkoord, zo veel mogelijk wordt ingezet op vrijwilligheid, u zou toestaan dat een bedrijf als Schiphol boeren vrijwillig opkoopt, waardoor de hoeveelheid boeren die de overheid gedwongen zal moeten opkopen toeneemt?
In de door het kabinet in de brief van 25 november jl. beschreven aanpak van piekbelasters krijgen piekbelasters de keuze om te innoveren, te verplaatsen of vrijwillig te stoppen. Piekbelasters zullen volop ondersteund en gestimuleerd worden in manieren om de uitstoot van stikstof vrijwillig te reduceren tot (nagenoeg) nul. Onder meer door de aantrekkingskracht en tijdelijkheid van de Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderijlocaties plus (LBV+) denk ik dat een fors aantal agrarische bedrijven bereid is om te stoppen, zodat de noodzakelijke reductie van de stikstofdepositie ten behoeve van natuurherstel kan worden gerealiseerd. Ik ben mij ervan bewust dat als deze inzet en aanpak onverhoopt onvoldoende resultaat oplevert, er geen andere mogelijkheid resteert dan een verplichtend instrumentarium in te zetten.
Tijdens een evaluatiemoment in najaar 2023 zal worden bepaald of de LVB+ de gewenste stikstofreductie zal opleveren en of gedwongen opkoop als instrument wordt ingezet.
Als een willekeurige initiatiefnemer bij de aanvraag van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling voegt met als mitigerende maatregel extern salderen met een daartoe opgekochte boerderij, en uit de passende beoordeling geconcludeerd kan worden dat het project niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden, dan heb ik geen beleidsruimte om die vergunning te weigeren. Ik kan alleen beleid vaststellen over hoe een vergunning kan worden verkregen. Zo heb ik bepaald dat alleen extern gesaldeerd mag worden met daadwerkelijk gerealiseerde capaciteit, en dat 30% moet worden afgeroomd ten behoeve van de natuur.2 Op dit moment zijn nieuwe ontwikkelingen nog beperkt mogelijk, met name volgens het principe van salderen. Uit het onderzoeksrapport «Tussenbalans extern salderen met veehouderijen» van 8 juli 2022 (dat als bijlage is gevoegd bij de brief van 25 november jl.) blijkt dat de stikstofruimte waarmee gesaldeerd wordt grotendeels (meer dan 70%) binnen de agrarische sector blijft.
Om regie te houden op de inzet van stikstofruimte die beschikbaar komt bij extern salderen is het kabinet blijkens de Kamerbrief van 25 november voornemens om verdergaand te sturen op de gebruiksmogelijkheden van emissieruimte, zolang dit nodig is in het kader van gebiedsprogramma’s. Op deze manier wordt voorkomen dat partijen vanuit verschillende opgaven en belangen met elkaar concurreren en houdt de overheid regie in het landelijk gebied. De komende maanden wordt samen met provincies en betrokken departementen gewerkt om te komen tot nieuwe en aangescherpte spelregels en die waar nodig in beleidsregels worden vastgelegd. Het kabinet zet daarnaast in op de registratie van alle vrijkomende ruimte en vrijvallende ruimte in een register, waarbij het doel is om stikstofruimte te registreren zodat deze op een later moment kan worden toebedeeld. Ik verwacht dat er op deze manier voldoende sturing gegeven wordt op de inzet van extern salderen als mitigerende maatregel.
Deelt u de lezing dat er slechts een beperkt aantal boeren vrijwillig is op te kopen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de lezing dat wanneer het Rijk minder boeren vrijwillig kan opkopen en nog altijd moet voldoen aan dezelfde stikstofreductie om de natuur te herstellen er vaker tot onvrijwillige opkoop moet worden overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 5 en 6.
Hoe komt u tot de stelling dat door het vrijwillig opkopen van boeren rondom de A12/A27 «het oplossen van het stikstofprobleem op vrijwillige basis niet moeilijker is geworden»?1
Zoals aangegeven bij vraag 4 is vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming op basis van salderen mogelijk. Uit de Tussenbalans extern salderen met veehouderijen, die als bijlage is meegestuurd met de Kamerbrief van 25 november blijkt echter dat bij het grootste deel van de verleende vergunningen (nl. 70%) de gesaldeerde ruimte binnen de agrarische sector blijft.
In de hiervoor genoemde Kamerbrief van 25 november jl., heeft het kabinet aangegeven zich in te zetten op het met voorrang sturen op de gebruiksmogelijkheden van emissieruimte om, zolang dit nodig is in het kader van gebiedsprogramma’s, steviger regie te houden op de inzet van stikstofruimte die beschikbaar komt bij extern salderen. De komende periode werkt het kabinet, samen met de provincies en betrokken sectoren, uit hoe dit in de praktijk zal worden vormgegeven, bijvoorbeeld via beleidsregels.
Waarom laat u zich zo klem zetten door een bedrijf als Schiphol, als de inzet conform het coalitieakkoord is gericht op zo veel mogelijk vrijwilligheid?
Ik herken mij niet in het beeld dat ik mij zou laten klem zetten door een bedrijf als Schiphol. Mijn voorgangster heeft als bevoegd gezag voor de natuurvergunning aangegeven dat Schiphol een natuurvergunning moet aanvragen en hiervoor een passende beoordeling moet uitvoeren4. Ik heb aan Schiphol aangegeven dat voor zover significant negatieve effecten niet zijn uit te sluiten als gevolg van het project, deze effecten moeten worden gemitigeerd voordat een vergunning kan worden verleend5.
Bij de beantwoording van vraag 1 heb ik aangegeven dat Schiphol een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming heeft ingediend voor haar activiteiten. Of deze vergunning kan worden verleend, is thans nog onderdeel van de behandelingsprocedure voor deze vergunningaanvraag. De aanvraag zal, zodra deze volledig is, objectief in het kader van de Wet natuurbescherming beoordeeld worden. Op de uitkomst daarvan kan ik niet vooruitlopen.
Deelt u dat uw stelling «dat gebeurt zonder politiek of moreel oordeel over de luchtvaart» voorbij gaat aan de uiterst politieke consequenties die die opstelling heeft, namelijk dat dit impliciet een keuze is voor sneller en meer gedwongen opkoop?
Een natuurvergunning voor een activiteit kan alleen geweigerd worden als aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden als gevolg van deze activiteit niet kan worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming geeft hier verder geen beleidsruimte, behalve dat ik wel beleid kan hanteren ten aanzien van hoe een vergunning kan worden verleend. Zie bijvoorbeeld het beleid over extern salderen.6 Daarom heb ik aangegeven dat de toetsing gebeurt zonder politiek of moreel oordeel over de luchtvaart.
In mijn beantwoording op de vragen 4, 5 en 9 heb ik aangegeven extern salderen op dit moment tot de mogelijkheden behoort om een vergunning Wet natuurbescherming te kunnen verlenen voor een nieuwe of een gewijzigde activiteit. Dat geldt ook voor Schiphol.
In de antwoorden op vraag 5 en 6 ben ik reeds in gegaan op de aanpak van het kabinet ten aanzien van piekbelasters.
Kunt u aangeven waarom u tot twee keer toe antwoordde dat u de Wnb zal beoordelen/toetsen terwijl u niet de vraag werd gesteld of u wel of niet de Wnb zal toetsen?
Ik heb daarmee willen benadrukken dat ik gebonden ben aan het toetsingskader van de Wet natuurbescherming en dat ik niet vooruit kan lopen op de uitkomst van de beoordeling van de aanvraag voor een Wnb-vergunning.
Kunt u ervoor zorgen dat er in het vervolg fatsoenlijk en volledig antwoord op vragen die stikstofgerelateerd zijn wordt gegeven?
Ik beantwoord alle vragen altijd zo volledig mogelijk.
De gebrekkige antwoorden aangaande stikstof |
|
Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u aangeven waarom u bij het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte van 14 november 2022 in reactie op motie van het lid Van Esch stelt dat «het gewoon allemaal een beetje anders zit (...) middels de bouwvrijstelling is niets vergund»?1
In de genoemde motie werd gesteld dat dankzij de bouwvrijstelling projecten zijn vergund. Ik had in mijn antwoord moeten preciseren dat door de bouwvrijstelling projecten doorgang konden vinden waarvoor geen natuurvergunning is verleend, omdat deze alleen in de realisatiefase tot stikstofdepositie leidden en waarvoor ook om andere redenen dan stikstof geen natuurvergunning vereist was. Die projecten vielen dan buiten de vergunningplicht en werden dus als zodanig niet vergund.
Kunt u bevestigen dat er, dankzij de bouwvrijstelling allerlei projecten door mochten gaan die de overheden anders niet hadden mogen laten doorgaan/vergunnen gezien het feit dat u stelt dat er middels de bouwvrijstelling niets is vergund?
Het klopt dat er projecten doorgang konden vinden die zonder bouwvrijstelling mogelijk een natuurvergunning voor de realisatiefase hadden moeten aanvragen. Overigens zou bij sommige van die projecten na een voortoets van de gevolgen voor het aspect stikstof (via een berekening) alsnog geconcludeerd kunnen worden dat de projecten niet vergunningplichtig waren, vanwege het ontbreken van het risico van significante gevolgen.
Kunt u aangeven hoeveel projecten doorgang hebben gekregen dankzij de bouwvrijstelling die anders niet hadden mogen worden vergund, vanwege significante effecten? Zo nee, waarom niet?
Het is niet mogelijk om een dergelijk overzicht te geven. Dit kan, ten eerste, niet omdat er geen totaaloverzicht of registratie van bouwprojecten in Nederland bestaat. Het is daarom niet mogelijk om inzicht te bieden in de stikstofemissies van geïnitieerde projecten.
Ten tweede bevatte de bouwvrijstelling een vrijstelling van rekenwerk. Dit hield in dat initiatiefnemers voor wat betreft stikstofdepositie die werd veroorzaakt door bouwwerkzaamheden in de realisatiefase van een project konden verwijzen naar de bouwvrijstelling bij de beoordeling of het project al dan niet significante gevolgen had voor Natura 2000-gebieden. Het is daarom niet te zeggen welke projecten wel of niet vergunningplichtig zouden zijn geweest.
Kunt u in kaart brengen hoeveel stikstofdepositie er door deze projecten, die zijn toegestaan op basis van de bouwvrijstelling, is en nog zal worden veroorzaakt? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie ook het antwoord op vraag 3.
In zijn algemeenheid is wel te zeggen dat de bijdrage van bouwactiviteiten aan de landelijke stikstofdeken niet groot is. Het beeld is dat het totaal van bouw en industrie samen zo’n 10% van de stikstofdeposities in Nederland veroorzaken (de deposities van de bouw worden niet als zodanig geregistreerd). Voor de bouw gaat het om stikstofdioxiden die vrijkomen bij verbrandingsprocessen in bouwmaterieel. Bouwmachines veroorzaken een kleine 3% van de landelijke emissies.
Gaat u de stikstofdepositie, die dankzij de bouwvrijstelling extra is en zal worden veroorzaakt maar die niet veroorzaakt had mogen worden vanwege de slechte staat van de natuur, alsnog compenseren? Zo nee, waarom niet?
De gevolgen van de stikstofdepositie in de realisatiefase van projecten zijn in deze gevallen niet per activiteit beschouwd. Dat betekent niet automatisch dat die depositie niet veroorzaakt had mogen worden. Bij een voortoets had alsnog geconstateerd kunnen worden dat de activiteiten voor het aspect stikstof geen potentiële significante gevolgen zouden hebben. Het kabinet zet zich in om op korte termijn een forse daling van emissies te bewerkstelligen, en om op langere termijn een blijvend dalende lijn in te zetten. Ik verwijs u hiervoor naar de Kamerbrief van 25 november 2022 (Kamerstukken I 2022/23, 30 252, G).
Het getouwtrek met de provincie Overijssel over het legaliseren van PAS-melders |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Heeft u kennisgenomen van het verschil van mening tussen het Rijk en de provincie Overijssel over de mogelijkheden om af te zien van handhaving van Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders?1
Ja.
Is de veronderstelling juist dat het primair de verantwoordelijkheid van het Rijk is dat PAS-knelgevallen die te goeder trouw gehandeld hebben zo snel mogelijk gelegaliseerd worden?
Ja, het kabinet voelt haar verantwoordelijkheid zwaar om de meldingen te legaliseren. In de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat het Rijk en de provincies hier samen zorg voor dragen. Hieruit volgt ook dat meldingen die voldoen aan de criteria zoals vastgelegd in de Regeling natuurbescherming worden gelegaliseerd. Dit wordt gecontroleerd in de verificatie van het bevoegd gezag.
In hoeverre hebben provincies al daadwerkelijk beschikking over de 250 miljoen euro die door het Rijk uitgetrokken is voor het legaliseren van PAS-melders?
Op 15 juli jl. heeft het kabinet aangekondigd € 250 miljoen voor de provincies beschikbaar te stellen om maatwerk toe te passen en het legalisatieprogramma verder te versnellen. Provincies konden op basis van voorfinanciering vanaf dat moment al maatregelen nemen.
Als de maatregelen aan de criteria voldoen die ik in de brief van 4 augustus jl. aan de provincies uiteen heb gezet, is er zekerheid dat de provincies de kosten daarvoor vergoed krijgen. De regeling voor deze specifieke uitkering treedt begin 2023 in werking.
Gaat u in overleg met de provincie Overijssel over de mogelijkheden voor externe saldering in onderhavige gevallen, al dan niet als tijdelijke oplossing?
Ja, hierover ben ik met de provincie Overijssel in gesprek. Op 9 december jl. hebben de gedeputeerde staten van Overijssel een brief gestuurd over het invullen hiervan2. Zij geven daarbij aan dat voor het komend jaar ruimte is gevonden om bij het merendeel van de PAS-melders af te zien van handhaving. Die ruimte wordt gevonden door voor het jaar 2023 op provinciaal verpachte landbouwgronden een algeheel bemestingsverbod op te leggen. Hierdoor ontstaat een tijdelijke depositiereductie van stikstof, die als mitigerende maatregel wordt benut om waar mogelijk te kunnen afzien van handhaving.
In hoeverre wordt stikstofruimte vanuit de Maatregel Gerichte Aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden in de landelijke stikstofbank opgenomen en kan deze door provincies uitgegeven worden, gelet op de natuurdoelstelling van de opkoopregeling? In hoeverre is er ruimte om deze stikstofruimte te bestemmen voor het legaliseren van PAS-melders? Gaat u dit zo nodig mogelijk maken?
De Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Rpav) – ook wel aangeduid met Maatregel Gerichte Aankoop – is in het legalisatieprogramma aangemerkt als bronmaatregel voor de legalisering van PAS-meldingen. De beschikbare stikstofruimte komt terecht in het Stikstofregistratiesysteem (SSRS). Hiervoor wordt binnenkort een wijziging van de Regeling natuurbescherming gepubliceerd. In het SSRS komt deze ruimte als eerste beschikbaar voor woningbouw en een aantal MIRT-projecten. De restruimte komt beschikbaar voor de legalisatie van PAS-melders.
Wat zijn de mogelijkheden voor gebruik van de ADC-toets (zijn er geen alternatieven, is er sprake van dwingende redenen van groot openbaar belang en worden de nodige compenserende maatregelen getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft) en compenserende maatregelen om PAS-knelgevallen die niet op andere wijze gelegaliseerd kunnen worden toch te legaliseren, gelet op de uitspraak van de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie dat eerbiediging van de grondrechten van betrokken ondernemingen gezien mag worden als dwingende reden van openbaar belang?2
De mogelijkheden voor het gebruik van een ADC-toets om PAS-melders te legaliseren zijn onderzocht en blijken zeer beperkt. De belangen van de PAS-melders kunnen juridisch gezien niet gezamenlijk worden beschouwd als één project. Daarom moet voor elke individuele PAS-melding worden aangetoond dat voor het deel van zijn activiteit waarvoor hij de melding deed geen alternatieven zijn en de inhoud van de melding per geval als groot openbaar belang kan worden aangeduid.
Verder moeten de compenserende maatregelen kunnen worden uitgevoerd voor het relevante habitattype en al zijn uitgevoerd op het moment dat gelegaliseerd wordt. In de praktijk zijn hier jaren voor nodig. Daar komt nog bij dat voor elk van de compensaties op een prioritair habitat een advies van de Europese Commissie nodig is. Zodoende is dit geen oplossing die binnen de deadline van het legalisatieprogramma perspectief kan bieden.
Acht u een concreet voorstel voor het landelijk creëren van stikstofruimte voor PAS-melders als opvolging van het rapport Remkes, zoals binnenkort naar de Kamer gestuurd zal worden, voldoende om handhavingsverzoeken af te wijzen en aankondigingen voor het opleggen van een dwangsom in te trekken?
De provincie Overijssel heeft aangegeven aan een mogelijkheid te hebben om te kunnen afzien van handhaving, zoals in het antwoord op vraag 4 is toegelicht. Verder is de Kamer is op 25 november jl. geïnformeerd over de aanpak piekbelasters. De inzet daarbij is om snel een depositieverlaging te bewerkstelligen en deze waar mogelijk met prioriteit in te zetten voor het legaliseren van PAS-meldingen. Per casus moet worden beoordeeld of deze maatregel er ook voor kan zorgen dat handhaving kan worden afgewezen.
Welke mogelijkheden ziet u om lastige PAS-knelgevallen te helpen door op deze bedrijven met financiële steun innovatieve technieken en methoden voor emissiereductie toe te passen in combinatie met het realtime meten van de ammoniakemissie op basis van artikel 7ae van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet?
Samen met de provincies kijken we naar alle mogelijkheden om de PAS-meldingen te legaliseren. De provincies kunnen hiervoor ook het budget zoals genoemd in het antwoord op vraag 3 voor gebruiken. Wanneer innovatie wordt gebruikt in vergunningverlening moet de depositiereductie juridisch geborgd zijn.
Welke mogelijkheden ziet u voor financiële ondersteuning van de PAS-knelgevallen die met een last onder dwangsom geconfronteerd dreigen te worden ten einde hen in staat te stellen zelf stikstofruimte op te kopen dan wel de dwangsom te betalen zolang legalisatie nog niet gerealiseerd is? Wat is er op grond van de staatssteunkaders wel/niet mogelijk?
Samen met de provincies onderzoek ik alle opties die er zijn om toch van handhaving af te zien en dat het niet nodig is om dwangsommen op te leggen. Zie ook het antwoord op vraag 4. Als dat onverhoopt niet mogelijk is, is het voorstelbaar dat er sprake is van schade. Het kabinet zet zich maximaal in om de schade te vergoeden die PAS-melders ondervinden op het moment van onontkoombare handhaving en heeft daarvoor een schadeloket ingericht.4
Helaas komt niet alle schade voor vergoeding in aanmerking. Het Rijk moet zich hierbij houden aan de juridische kaders die gelden. Dat betekent ook dat er niet méér schade vergoed kan worden dan waarop juridisch aanspraak kan worden gemaakt. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een opgelegde dwangsom te vergoeden. Daarnaast speelt hierbij het risico dat een vergoeding moet worden terugbetaald, wanneer deze niet voldoet aan de juridische kaders. Het is daarom ook in het belang van de ondernemer dat zorgvuldig beoordeelt welke schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Is het mogelijk om de stikstofruimte die voor het vergunnen van infrastructurele projecten is opgekocht te gebruik voor het afwijzen van handhavingsverzoeken, zolang deze infrastructurele projecten nog niet gerealiseerd zijn en het legalisatieprogramma niet voor legalisatie heeft gezorgd?
Het kabinet onderschrijft dat het van belang is dat er meer mogelijkheden komen om te sturen op de ingebruikname van stikstofruimte. In de brief «voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos» van 25 november jl. staat dat het kabinet met bevoegd gezagen inzet op het met voorrang sturen op de gebruiksmogelijkheden van emissieruimte. Ook zet het kabinet in op het registreren van alle vrijkomende en vrijvallende ruimte om zo steviger regie te voeren op het uitgeven van deze ruimte aan prioritaire projecten.
In overeenkomsten die voor infrastructurele projecten van Rijk en provincies worden gesloten, is opgenomen voor welke projecten de verworven stikstofruimte wordt ingezet. Dat is nodig om de directe samenhang tussen saldogever en saldonemer te kunnen aantonen, waardoor deze ruimte kan worden gebruikt voor extern salderen. Dit betekent dat de verworven stikstofruimte niet met terugwerkende kracht voor andere doeleinden kan worden gebruikt.
Is de veronderstelling juist dat op basis van de Regeling natuurbescherming (artikel 2.8b) geen depositieruimte gereserveerd kan worden voor gemelde PAS-projecten die tussen 2009 en 2015 zijn gerealiseerd en waarbij overheden hebben aangegeven dat er geen natuurtoestemming nodig was? Bent u voornemens de regelgeving zo aan te passen dat dit wel mogelijk wordt?
Conform het amendement Bisschop c.s. (Kamerstuk 35 600, nr. 19) is artikel 1.13a in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering opgenomen. Het eerste artikel uit het amendement luidt: «Onze Minister draagt in het belang van de rechtszekerheid tezamen met gedeputeerde staten van de provincies zorg voor het legaliseren van de projecten met een geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die voldeden aan de voorwaarden van artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming, zoals dat luidde op 28 mei 2019.». Hiermee wordt gedoeld op de activiteiten die een melding hadden gedaan of waren vrijgesteld van de meldingsplicht (meldingsvrije activiteiten). Activiteiten van voor de PAS-periode zijn zodoende geen onderdeel van het legalisatieprogramma.
Kunt u garanderen dat voor PAS-knelgevallen die te goeder trouw gehandeld hebben linksom of rechtsom een oplossing gevonden wordt waardoor legalisering binnen handbereik is en deze bedrijven niet omvallen?
Het is een wettelijke opgave om alle PAS-meldingen die voldoen aan de verificatie van een oplossing te voorzien. Het kabinet voelt die verantwoordelijkheid zwaar en doet er alles aan om die oplossingen zo snel mogelijk te realiseren.
Vogelgehaktmolens in Flevoland |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de vele vogelgehaktmolens in Flevoland zorgen voor een massaslachting onder vogels, waaronder zeldzame roofvogels?1
Ja.
Wat gaat u doen om vogels tegen deze moordlustige vogelverdelgers te beschermen?
In de bestaande praktijk is onder andere toestemming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig voor een windproject. Voor windturbines op land zijn de provincies daartoe het bevoegde gezag. Bij de beoordeling van een aanvraag wordt onder andere gevraagd om een ecologische toets naar het effect op (populaties van) vogels en vleermuizen. Bij het afgeven van ontheffingen worden in voorkomende gevallen ook mitigerende maatregelen zoals een stilstandvoorziening bij bepaalde windturbines voorgeschreven.
In aanvulling op de geldende wet- en regelgeving werkt het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), TenneT, provincies, de windsector en natuurorganisaties aan een traject Natuurinclusieve Energietransitie Wind en Hoogspanning op Land (NIEWHOL). Hiermee willen we een juiste balans bereiken tussen de energiedoelstellingen en natuurbelangen. Daarin werken we aan gedragen maatwerkafspraken over het verminderen van vogel- en vleermuisslachtoffers bij windturbines en hoogspanningsverbindingen, maar er zijn ook afspraken gemaakt over onderzoek en monitoring. Eén van de afgesproken mitigerende maatregelen is dat initiatiefnemers van windprojecten stilstand toepassen op locaties op momenten van massale vogeltrek, op basis van een trekvogelvoorspellingsmodel, om aanvaringslachtoffers onder trekvogelsoorten te minimaliseren.
Bij een windmolenpark in Noorwegen (op het eiland Smøla) heeft een experiment plaatsgevonden met windturbines met één zwarte wiek. Uit dit experiment kwam naar voren dat deze maatregel het aantal vogelslachtoffers sterk heeft verminderd (70%). Of dit ook voor de Nederlandse situatie – windparken niet op een eiland, maar in zee en op het vaste land – en voor de in ons land voorkomende vogelsoorten een effectieve en wenselijke maatregel zou kunnen zijn, wordt de komende jaren onderzocht via een pilot in de Eemshaven, waar het Rijk ook bij betrokken is. Binnen het onderzoek worden ook andere belangrijke aspecten van een zwarte wiek meegenomen, zoals effecten op de windturbine zelf, visuele verstoring en luchtvaartveiligheid. Ik heb Uw Kamer hierover in maart 2022 geïnformeerd naar aanleiding van de Eerste Kamer motie Berkhout c.s. (Kamerstuk 35 092, nr. 32). De provincie Groningen, die samen met RWE de opdrachtgever is van de praktijkproef, geeft aan dat het onderzoek is afgerond in 2024. Uw Kamer zal in het eerste kwartaal van 2023 geïnformeerd worden over de voortgang van deze proef naar aanleiding van de aangenomen motie Wassenberg over één gekleurd rotorblad bij windturbines op land (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1373).
Bent u bekend met de waarschuwingen, onder andere in de Tweede Kamer, dat windmolens na aanleg zouden zorgen voor een massaslachting onder zeldzame vogels? Zo ja, waarom zijn die waarschuwingen in de wind geslagen?2
Die informatie heeft mij bereikt. Een nieuw windpark wordt altijd op basis van de Wet natuurbescherming getoetst, hierbij zijn de provincies het bevoegde gezag. Afhankelijk van de natuurwaarden in de omgeving (bijvoorbeeld de aanwezigheid van zeldzame vogels) dient bij een (wind)project altijd rekening te worden gehouden met maatregelen om negatieve effecten op de natuur en landschap te beperken. Momenteel wordt er gekeken hoe de belangen van schone energie en biodiversiteitsherstel samen gerealiseerd kunnen worden om zo ook bij te dragen aan de klimaatopgave. Zoals ik u meldde in vraag 2, worden er in het traject NIEWHOL afspraken gemaakt om vogelsterfte tegen te gaan en loopt er momenteel een onderzoek naar de effecten van een zwarte wiek bij een windturbine.
Heeft u, in aanvulling op eerdere vragen waar we stilstonden bij de door windmolens aangetaste volksgezondheid, de bereidheid om de aanleg van nieuwe windmolens op land per direct stop te zetten?
Nee, de Minister voor Klimaat en Energie is hiertoe niet bereid. Ik verwijs u hierbij naar de eerdere beantwoording (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 967) en de antwoorden op vraag 2 en 3.
Bent u bereid om het aantal windmolens drastisch te gaan verminderen door te kiezen voor andere vormen van energie, zoals zonnepanelen op daken van huizen en bedrijfspanden en door te kiezen voor kernenergie? Zo ja, hoe gaat u een en ander handen en voeten te geven?
Het kabinet zet zoveel mogelijk in op wind op zee, maar ook andere duurzame energiebronnen zijn nodig. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 35 TWh wordt opgewekt door middel van windturbines op land of grootschalig zon-PV. Uitsluitend inzetten op zon-PV (op dak) zorgt voor te grote schommelingen in het aanbod van energie omdat de zon lang niet altijd schijnt. Een balans tussen zon-PV en windenergie op land is daarom nodig om de klimaatdoelstellingen te behalen.
Het voorop stellen van het bedrijfsbelang van slachthuizen |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u gelezen over de handhavingsrapporten die Stichting Animal Rights via een procedure in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) opvroeg, waarin ernstige overtredingen staan beschreven die hebben plaatsgevonden bij een slachthuis in Twello, waaronder het snijden in een dier dat nog bij bewustzijn was, het onderbrengen van kreupele dieren in een zodanig te klein hok dat liggen zonder vertrapt te worden onmogelijk was en het illegaal onverdoofd slachten van een dier?1
Ja.
Erkent u dat het feit dat deze ernstige overtredingen hebben plaatsgevonden terwijl er een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij stond te kijken, het ergste doen vermoeden voor het lot van dieren op momenten dat er geen toezichthouder naast staat?
Elk incident waarbij dierenwelzijn in het geding is, is er een te veel. Slachthuizen dragen hiervoor primair de verantwoordelijkheid. De NVWA houdt toezicht op het slachtproces. Dit houdt in dat de aandacht van de toezichthoudend dierenarts gericht wordt op de verschillende onderdelen van de bedrijfsvoering, waarbij de dierenarts niet op alle plekken tegelijkertijd aanwezig is. Er worden ook andere methoden om toezicht te houden ingezet, zoals cameratoezicht. Dierenartsen van de NVWA zien als het als hun opdracht en hun moreel gevoelde plicht om erop toe te zien dat het dierenwelzijn wordt gewaarborgd. In deze specifieke casus is door de toezichthoudend dierenarts ter plaatse handhavend opgetreden, wat heeft geresulteerd in een bestuurlijke boete aan de exploitant.
Wat vindt u van het verweer van de slachthuiseigenaar dat hij geen ruimte of tijd heeft om zieke en niet-transportwaardige dieren apart te huisvesten, waarmee hij duidelijk maakt dat hij niet van plan is zich aan de wettelijke voorschriften te gaan houden?
Ik vind dit niet acceptabel. Het slachthuis is wettelijk verplicht een procedure te hebben voor de beoordeling van dieren bij aankomst. Hierin staat ook beschreven wat voor maatregelen de exploitant neemt bij afwijkingen. Het betreffende slachthuis is hier onvoldoende serieus mee omgegaan en heeft niet direct die maatregelen genomen die nodig zijn om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Waarom is dit slachthuis nog niet gesloten?
Momenteel vindt in dit slachthuis geen slacht plaats vanwege een brand in het voorjaar van 2022. Bij het hervatten van het slachtproces ziet de NVWA er strikt op toe dat aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. Gezien het recente verleden van dit slachthuis vindt deze beoordeling plaats tegen het recent vernieuwde en zwaarste toezichtsregime, het verscherpte toezicht. De NVWA kan, als de situatie daar aanleiding toe geeft, de erkenning van het slachthuis schorsen of intrekken. Ik steun de ambitie van de NVWA die gericht is op strikte handhaving als de situatie daarom vraagt.
Zijn de eigenaar en de transporteur van de niet-transportwaardige, ofwel kreupele, dieren beboet? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de transporteur en de veehouder heeft de NVWA handhavend opgetreden conform het interventiebeleid. Er is een rapport van bevindingen opgemaakt voor de transporteur en een schriftelijke waarschuwing voor de veehouder. Dit rapport van bevindingen vormt de grondslag voor het opleggen van een bestuurlijke boete.
Hoeveel geiten en schapen worden er jaarlijks geslacht bij dit slachthuis? Hoeveel daarvan worden onverdoofd geslacht?
In de periode van 2018 tot en met 2021 zijn er variërend tussen de 73.265 en 135.560 dieren per jaar geslacht bij dit bedrijf. Daarvan zijn het jaar 2018 achthonderd dieren onbedwelmd geslacht, en in de jaren daaropvolgend zijn er in totaal nog vier dieren onbedwelmd geslacht.
Kunt u bevestigen dat bij dit slachthuis vaker (ernstige) overtredingen zijn vastgesteld?
Ja. Uit de inspectieresultaten van de NVWA blijkt dat de NVWA in de periode 2018 tot medio 2021 meerdere overtredingen heeft geconstateerd die geleid hebben tot interventies. De NVWA controleert, spreekt aan en geeft waar nodig aanwijzingen voor de bedrijfsvoering en handhaaft volgens het interventiebeleid.
Klopt het dat er jaarlijks meerdere schriftelijke waarschuwingen worden gegeven aan dit slachthuis vanwege overtredingen van hygiëneregels, maar dat dit nooit resulteert in boetes?
De NVWA handhaaft conform het interventiebeleid. Of een specifieke maatregel wordt opgelegd hangt af van de ernst van de overtreding, en het tijdsbestek waarbinnen een eventuele herhaling van deze overtreding optreedt. Daarnaast geldt dat niet iedere volgende overtreding op het gebied van hygiëne als een herhaling kan worden beschouwd, omdat een ander wetsartikel kan zijn overtreden. Het kan dus voorkomen dat er meerdere schriftelijke waarschuwingen worden opgelegd en deze niet automatisch, bij een andere overtreding, tot een bestuurlijke boete leiden. Zie verder het antwoord op vraag 4. Hier kan van worden afgeweken als bedrijven in korte tijd meerdere herhaalde overtredingen begaan en de voorgeschreven interventies onvoldoende zijn. Indien nodig schroomt de NVWA niet deze mogelijkheid in te zetten.
Herinnert u zich de undercoverbeelden uit dit slachthuis die vorig jaar naar buiten werden gebracht, waarop te zien was hoe dieren werden voortgedreven door hun staart omhoog te trekken of om te draaien en hoe angstige dieren die ontsnapten aan de slachters, werden getrapt en opnieuw moesten worden gevangen?2
Ja, ik heb hiervan kennis genomen.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat er een handhavingsverzoek nodig was, gevolgd door een bezwaarprocedure, voordat er een boete werd opgelegd voor deze overtredingen?
In deze zaak is bij de heroverweging van het handhavingsverzoek in bezwaar gebleken dat er niet overeenkomstig het interventiebeleid is gehandhaafd. Dit heeft ertoe geleid dat in bezwaar de overtreding opnieuw is getoetst aan het interventiebeleid en er alsnog een bestuurlijke boete is opgelegd.
Vindt u dat een boete van 2.500 euro voor het bij bewustzijn villen van een geit in verhouding staat tot het leed dat dit dier is aangedaan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat vindt u dan wel passend?
Ik kan me de roep om hoge boetes voor dit type overtredingen gevoelsmatig goed voorstellen. Ook al kan een boete achteraf, hoe hoog dan ook, nooit het leed wegnemen dat een dier is aangedaan. Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke punitieve sanctie, gericht op bestraffing door leedtoevoeging bij de dader. Bij het opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte ervan is de NVWA gebonden aan de wettelijke kaders, in dit geval het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, en aan de eisen van doeltreffendheid, evenredigheid en afschrikwekkendheid. De regelgeving voorziet voor categorieën van beboetbare gedragingen in de hoogte van de op te leggen boete. Indien de ernst van een overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, kan in plaats van bestuurlijke handhaving worden gekozen voor strafrechtelijke vervolging. Uit de evaluatie van de Wet dieren uit 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1139) kwam naar voren dat het sanctiemaatregelenpakket van de Wet dieren op zich afdoende is. Uiteraard houd ik een vinger aan de pols. Zoals door mijn ambtsvoorganger aangekondigd, is dit jaar een aanvullend separaat onderzoek gestart naar de effecten van de bestuurlijke boetes onder Wet dieren. Ik verwacht het eindrapport binnenkort te ontvangen. Ik zal de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten, en mijn eventuele vervolgstappen.
Bent u nog steeds van mening dat consumenten moeten weten waar hun voedsel vandaan komt?
Ik ben van mening dat het belangrijk is om eerlijke informatie over voedsel aan de consument te geven. Ten aanzien van waar het voedsel vandaan komt is voor bepaalde voedselproducten het land van herkomst verplicht. Dit is geregeld in het Warenwetbesluit Informatie Levensmiddelen en is gebaseerd op de Europese verordening (EU) nr. 1169/2011. Daarnaast vind ik het belangrijk dat consumenten ook eenvoudig duurzame en gezonde voedselkeuzes kunnen maken. In de voedselbrief, die ik uw Kamer voor begin 2023 heb toegezegd, werk ik mijn inzet hiertoe uit.
Kunt u uitleggen waarom u in hoger beroep bent gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank die oordeelde dat de namen van 43 slachthuizen, waar in de afgelopen jaren overtredingen zijn geconstateerd, openbaar moeten worden gemaakt?3
In de onderliggende uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2021 is een aantal overwegingen opgenomen waar de NVWA, door het instellen van hoger beroep tegen deze uitspraak, duidelijkheid over wil krijgen van de hoogste bestuursrechtelijke instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Om die reden is hoger beroep ingesteld.
De gronden van het hoger beroep richtten zich onder meer op het al dan niet aanleveren van contextinformatie bij de openbaarmaking van inspectieresultaten, wel of geen onevenredige benadeling van slachthuizen door het publiceren van verouderde inspectieresultaten die zagen op inmiddels verbeterde – en daarmee niet meer bestaande – onregelmatigheden en het al dan niet meenemen van dierenrechtenactivisme bij de afweging om de namen van de slachthuizen openbaar te maken. Om deze vragen beantwoord te krijgen is ervoor gekozen om hoger beroep in te stellen.
Kunt u uitleggen waarom horecabedrijven die een onvoldoende halen bij NVWA-inspectieresultaten wel met naam- en adresgegevens op de NVWA-website worden gezet en slachthuizen niet?4
Vanaf 1 september 2020 publiceert de NVWA op haar website van alle in de horeca uitgevoerde inspecties de bevindingen met als doel een overzicht van de stand van de voedselveiligheid.5 De inspecties die zijn uitgevoerd zijn opgedeeld in drie categorieën, te weten: juiste omgang met voedsel, hygiëne en ongediertewering. Aan deze categorieën wordt een resultaat gehangen: voldoet, voldoet niet, geen inspectiegegevens bekend. De inspectieresultaten worden, met vermelding van de naam van de horecaonderneming, gepubliceerd. Er worden dus niet alleen onvoldoende resultaten gepubliceerd; ook voldoende resultaten worden bekendgemaakt.
Daarnaast publiceert de NVWA vanaf januari 2019 op haar website elk half jaar de inspectieresultaten van de roodvleesslachthuizen met permanent toezicht.6 Hierbij kan worden ingezien hoe alle roodvleesslachthuizen scoren op de thema’s diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Per thema kan worden bekeken hoeveel schriftelijke waarschuwingen, niet vaststaande boetewaardige overtredingen en vaststaande boetewaardige overtredingen er geconstateerd dan wel opgelegd zijn. De 20 grote roodvlees-slachthuizen met permanent toezicht zijn goed voor 90 procent van de slacht in Nederland. Ook deze inspectieresultaten worden inclusief de naam van het betrokken slachthuis bekend gemaakt. Het betreft dus niet slechts geanonimiseerde inspectieresultaten.
Kan hieruit worden geconcludeerd dat u van mening bent dat iedereen moet weten waar zijn eten vandaan komt, maar niet als dit het bedrijfsbelang van slachthuizen schaadt?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Waar in de begroting voor 2023, of in welke beleidsnota, kan deze kanttekening worden teruglezen?
Zoals ik bij vraag 12 heb aangeven werk ik mijn inzet waarbij de consumenten eenvoudig duurzame en gezonde voedselkeuzes kunnen maken nog uit in de voedselbrief, die ik uw Kamer voor begin 2023 heb toegezegd.
Herinnert u zich dat u eerder stelde dat de consument «een plicht heeft om zelf te onderzoeken, zich te verdiepen, zelf kennis van zaken op mag doen» als het gaat om de dagelijkse realiteit voor dieren?5
In het plenaire debat over dieren in de veehouderij van 24 januari 2019 heeft mijn voorganger aangegeven dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een taak heeft om het dierenwelzijn te borgen maar daarnaast heeft de consument ook een plicht om zelf te onderzoeken, zich te verdiepen en zelf kennis van zaken op te doen. Ik wil de consument daarbij helpen zodat deze gezonde en duurzame voedselkeuzes, met aandacht voor dierenwelzijn en milieu, kan maken, zie verder mijn antwoord op vraag 12.
Betekent dit dat een consument die aan zijn plicht wil voldoen om zelf te onderzoeken hoe het is gesteld met de dagelijkse realiteit voor dieren, zelf via een procedure in het kader van de Wet open overheid (Woo) alle inspectierapporten per slachthuis en per veehouderijlocatie moet gaan opvragen? Zo nee, hoe gaat u dit dan regelen?
Voedsel in Nederland is in het algemeen veilig. De verantwoordelijkheid voor een hygiënische productie van voedsel, voor de diergezondheid en voor het dierenwelzijn daarbij ligt primair bij de producerende bedrijven. De NVWA ziet hierop toe. Voor de transparantie van de inspectieresultaten van de roodvleesslachthuizen verwijs ik naar het antwoord op vraag 14. De consument mag op dit stelsel van voedselveiligheid vertrouwen, en heeft daarbij ook zelf een verantwoordelijkheid voor de aankoop, en het hygiënisch bewaren en bereiden van voedsel.
Kunt u deze vragen één voor één en vóór het debat over de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beantwoorden?
Ik heb mijn best gedaan om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Het bericht 'Boer Arjan moet verplicht zijn veestapel drastisch verkleinen; "Ze maken je helemaal kapot"' |
|
Derk Boswijk (CDA), Thom van Campen (VVD), Pieter Grinwis (CU) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met het artikel «Boer Arjan moet verplicht zijn veestapel drastisch verkleinen; «Ze maken je helemaal kapot»»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat boeren die te goeder trouw hebben gehandeld nu in een situatie terecht komen waarbij zij verplicht hun veestapel moet reduceren en anders een dwangsom moeten betalen?
Alle PAS-melders verkeren sinds de PAS-uitspraak in uiterst onzekere tijden. Voor een aantal PAS-melders in de provincie Overijssel is een zeer ernstige situatie ontstaan doordat de provincie zich genoodzaakt ziet om te handhaven. Dat vind ik verschrikkelijk.
Ik doe er samen met de provincie alles aan om deze PAS-melders in Overijssel te helpen. We zijn het wettelijk vastgestelde legalisatieprogramma met prioriteit aan het uitvoeren. De eerste ruimte is nu beschikbaar. Verder wordt voor provincies 250 miljoen euro beschikbaar gesteld om maatwerk toe te passen en het legalisatieprogramma verder te versnellen. Provincies kunnen op basis van voorfinanciering nu al maatregelen nemen. Als de maatregelen aan de geldende criteria voldoen, is er zekerheid dat de provincies de kosten daarvoor vergoed krijgen. De regeling voor deze specifieke uitkering treedt begin 2023 in werking. Ook wil ik bezien wat de verschillen zijn tussen de provincies ten aanzien van extern salderen en overige beleidsregels en of hier nog mogelijkheden zitten om zo snel mogelijk PAS-melders te legaliseren. Voor de korte termijn doe ik in ieder geval alles wat nodig is om te bezien of nog van handhaving kan worden afgezien.
Als het afzien van handhaving onverhoopt niet mogelijk is, is het voorstelbaar dat er sprake is van schade. Het kabinet zet zich maximaal in om de schade te vergoeden die PAS-melders ondervinden vanwege onontkoombare handhaving en richt daarvoor een schadeloket in. Dat geldt natuurlijk niet enkel voor Overijsselse PAS-melders, maar voor alle PAS-melders waar hiervan sprake is. De eerste uitgangspunten voor welke situaties mogelijk in aanmerking komen voor een schadevergoeding zijn op aanpakstikstof.nl nader toegelicht. Ik begrijp dat dit de onzekerheid van de mensen die het treft niet wegneemt, maar het kabinet spant zich tot het uiterste in om deze mensen niet te laten vallen.
Bent u voornemens deze situatie op te lossen? Zo ja, op welke manier en op welke termijn?
Zie antwoord vraag 2.
Betrekt u bij de zoektocht naar een oplossing voor de PAS-melders ook de inzet van de aantoonbare en juridisch geborgde daling van ammoniakaanwendig bij bemesting wegens het voorgeschreven afbouwpad van derogatie op de Nitraatrichtlijn (zie ook de motie van het lid Van Campen c.s.)? Zo ja, wanneer stuurt u het voorstel hiertoe naar de Kamer? Zo nee, waarom niet?2
In de aanstaande brief «Stand van zaken openstaande moties en toezeggingen op het gebied van stikstofbeleid» zal in worden gegaan op het bedoelde onderzoek die de motie Van Campen vraagt.
Hoe verklaart u dat de toezeggingen van de afgelopen jaren over het legaal houden van PAS-melders nog niet zijn waargemaakt (zie ook de motie van het lid Boswijk)? Denkt u dat het nu wel lukt om deze bedrijven legaal te houden? Zo ja, waarom kan het nu wel en een jaar geleden niet?3
Sinds een jaar geleden heeft het kabinet grote stappen gezet als het gaat om het legaliseren van de meldingen. Ten eerste is het legalisatieprogramma vastgesteld. Daarin staan de maatregelen die het Rijk neemt en die stikstofruimte voor het legalisatieprogramma leveren (Srv, MGA en Lbv). Afgelopen zomer is aangekondigd dat er voor de provincies € 250 mln. beschikbaar is gesteld om te versnellen en maatwerk te leveren. Ook de aanpak piekbelasters gaat een belangrijke rol spelen bij het legaliseren van de meldingen. Het kabinet is voornemens om de ondernemers met een PAS-melding zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. Ook is voor enkele tientallen meldingen via intern salderen vastgesteld dat er sprake is van een legale situatie.
De interim-mers zijn geen onderdeel van het legalisatieprogramma, behalve PAS-melders met een interim-situatie. Voor interim-mers geldt dat zij deelnemen aan het gebiedsproces als die zijn gestart. Daar moet worden bepaald welke activiteiten op welke manier nog kunnen plaatsvinden.
Hoe verklaart u het dat de toezeggingen van de afgelopen jaren over het legaal houden van interimmers nog niet zijn waargemaakt (zie ook de motie van het lid Bisschop c.s.)? Denkt u dat het nu wel lukt om deze bedrijven legaal te houden? Zo ja, waarom kan het nu wel en een jaar geleden niet?4
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven waarom er nog geen plan van aanpak ligt voor het legaal houden van PAS-melders en interimmers en voor de opkoop van piekbelasters?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe realistisch is het dat het doel zoals wettelijk vastgelegd, om de noodzakelijke maatregelen voor het legaal houden van PAS-meldingen uiterlijk in februari 2025 uitgevoerd te hebben, gehaald wordt?
Het is een wettelijke opgave om de maatregelen tijdig uitgevoerd te hebben. Het Rijk en provincies spannen zich in om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden voor ondernemers met een PAS-melding over wanneer er gelegaliseerd kan worden. De Lbv en de Lbv+ zullen begin volgend jaar opengesteld worden zodat de effecten ruim voor de wettelijke termijn beschikbaar zijn.
Kan een noodwet een oplossing bieden voor het oplossen van dit probleem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe zou deze noodwet er volgens u uit moeten zien?
Om PAS-melders te kunnen voorzien van een vergunning die stand houdt bij de rechter, dienen er mitigerende maatregelen tegenover de mogelijk significante effecten te staan. Een noodwet lost dat probleem niet op. Een noodwet waarmee voorbij gegaan wordt aan de vergunningplicht of de beginselplicht tot handhaven is in strijd met de Europese regelgeving en zal dus geen stand houden voor een rechter.
Bent u bekend met de brief van het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel, waarin zij vragen om dringende hulp voor het oplossen van dit probleem? Kunt u in de beantwoording van deze vragen inhoudelijk reageren op de punten in deze brief?5
In de brief van provincie Overijssel roept de provincie Overijssel op maatregelen te nemen waarmee natuurherstel geborgd is en PAS-meldingen ook daadwerkelijk gelegaliseerd kunnen worden. In de Kamerbrieven van 25 november jl. heeft het kabinet een pakket maatregelen aangekondigd die ook helpen bij het legaliseren van meldingen (kenmerk 2022Z23249, Kamerstuk 34 682, nr. 105 en Kamerstuk 27 625, nr. 592). Daarnaast wordt opgeroepen om de ondernemers met een PAS-melding waarbij gehandhaafd moet worden financieel te ondersteunen. Zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 is aangeven, geef ik hier invulling aan.
Wat vindt u ervan dat provincies nu in een positie zijn gekomen waarbij zij verplicht zijn om te dreigen met dwangsommen in de richting van PAS-melders en interimmers, terwijl zij hier zelf niet achter staan?
Voor een aantal PAS-melders in de provincie Overijssel is een zeer ernstige situatie ontstaan doordat de provincie zich genoodzaakt ziet om te handhaven. Dat vind ik verschrikkelijk. Daarom zijn we met grote urgentie aan het onderzoeken welke mogelijkheden er nog zijn om van handhaving af te kunnen zien. Vanwege de beginselplicht tot handhaving en de uitspraken van de rechtbank Overijssel, ziet de provincie geen mogelijkheden om anders te handelen dan nu wordt gedaan.
Is het een mogelijkheid dat de rijksoverheid deze dwangsommen betaalt? Waarom wel of niet?
Samen met de provincies onderzoek ik alle opties die er zijn om toch van handhaving af te zien en dat het niet nodig is om dwangsommen op te leggen. Als dat onverhoopt niet mogelijk is, is het voorstelbaar dat er sprake is van schade. Het kabinet zet zich maximaal in om de schade te vergoeden die PAS-melders ondervinden vanwege onontkoombare handhaving en heeft daarvoor een schadeloket ingericht. Helaas komt niet alle schade voor vergoeding in aanmerking. Het Rijk moet zich hierbij houden aan de juridische kaders die gelden. Dat betekent ook dat er niet méér schade vergoed kan worden dan waarop juridisch aanspraak kan worden gemaakt. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een opgelegde dwangsom te vergoeden. Omdat hierbij het risico bestaat dat deze moet worden terugbetaald, wanneer deze niet voldoet aan de juridische kaders. Het is daarom ook in het belang van de ondernemer dat het Rijk zorgvuldig beoordeelt welke schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Zijn er andere manieren waarop de provincie Overijssel kan afzien van het opleggen van dwangsommen aan de PAS-melders en interimmers?
Voor de korte termijn doe ik alles wat nodig is om te bezien of nog van handhaving kan worden afgezien. Het wettelijk vastgestelde legalisatieprogramma wordt met prioriteit uitgevoerd. Ook wil ik bezien wat de verschillen zijn tussen de provincies ten aanzien van extern salderen en overige beleidsregels en of hier nog mogelijkheden zitten om zo snel mogelijk PAS-melders te legaliseren.
Aan de landsadvocaat is gevraagd wat de mogelijkheden zijn voor de provincie Overijssel. Daaruit is helaas gebleken dat het heel moeilijk is voor de provincie om nog van handhaving af te zien. De beginselplicht tot handhaving is een streng uitgangspunt, waarop niet snel een uitzondering wordt aangenomen in de rechtspraak. Volgens vaste jurisprudentie kan onder andere van handhaven worden afgezien wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan moet worden afgezien. In het geval van de PAS-melders betekent dit dat voor het afzien van handhaving aannemelijk moet worden gemaakt dat aan het natuurbelang in het concrete geval geen zwaar gewicht hoeft te worden toegekend. Dat is aan de orde als met een ecologische onderbouwing kan worden aangetoond dat de stikstofdepositie slechts een zeer gering effect heeft op de natuur, of als maatregelen worden getroffen waarmee de stikstofdepositie van de PAS-melder wordt weggenomen. Gezien de staat van veel natuurgebieden zal dit moeilijk aangetoond kunnen worden. Als daar toch mogelijkheden blijven te zijn, dan worden die met grote urgentie uitgevoerd.
De zestien koeien die vermoedelijk zijn geëlektrocuteerd door een mestschuifsysteem |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Wat ging er door u heen toen u hoorde dat zestien koeien in een stal in Hooghalen zijn geëlektrocuteerd, vermoedelijk door een kortsluiting in het mestschuifsysteem?1
Verschrikkelijk. Het is niet te bevatten dat er 16 koeien geëlektrocuteerd zijn in de stal. Voor de andere koeien in de stal en voor de veehouder moet het een angstaanjagend moment zijn geweest.
Is er inmiddels meer duidelijk over de doodsoorzaak van deze dieren en de manier waarop dit heeft kunnen gebeuren?
Voor zover bekend zijn de 16 koeien geëlektrocuteerd en daardoor dood gegaan. Het onderzoek naar de oorzaak loopt nog. Een onderdeel van het onderzoek is het doormeten van de elektrische installatie. Zodra de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Zijn er meer gevallen bekend van kortsluiting in het mestschuifsysteem? Hoe vaak is dit eerder voorgekomen?
Voor zover mij bekend zijn er geen vergelijkbare gevallen.
Hoe groot is de kans dat zich dit vaker voor zal doen bij zogenaamde emissiearme stalvloeren met een mestschuifsysteem? Waar baseert u dat op en hoe beoordeelt u dat?
De kans dat een dergelijk triest incident vaker voor gaat komen acht ik niet groot.
Bij juiste fabricage, installatie en onderhoud van het mestschuifsysteem zal elektrocutie van koeien door kortsluiting niet op kunnen treden.
Erkent u dat dit systeem kennelijk levensgevaarlijk kan zijn, zowel voor dieren als voor veehouders?
In deze casus was mogelijk sprake van elektrocutie. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 loopt het onderzoek naar de exacte oorzaak nog. Zodra de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Gaat u een waarschuwing uitvaardigen voor veehouders met dezelfde emissiearme vloer en mestschuif over dit risico? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u deze veehouders adviseren?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 loopt er nog onderzoek naar de oorzaak van het incident op het betreffende melkveebedrijf. Op dit moment zie ik geen reden om een waarschuwing uit te vaardigen. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bezie ik de situatie opnieuw.
In zijn algemeenheid geldt dat de website van Rijkswaterstaat/Infomil informatie geeft over emissiearme vloeren, zodat melkveehouders kunnen kijken of zij te maken hebben met een emissiearme vloer2. Bij alle type vloeren, zowel traditionele vloeren als bij emissiearme vloeren, kunnen risico’s voorkomen. Het is niet zo dat emissiearme technieken als zodanig onveilig zijn. Het is een complex geheel waarbij meerdere factoren een rol lijken te spelen.
Zoals in de brief van 14 december 2021 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan uw Kamer (Kamerstuk 29 383, nr. 365) is aangegeven, is met stakeholders het vergroten van de veiligheid op het boerenerf besproken. Risico’s op het boerenerf worden onder andere in het voorlichtingsprogramma «Veilig en met plezier werken in de melkveehouderij» onder de aandacht gebracht3.
Kunnen veehouders subsidie of belastingvoordelen ontvangen voor deze emissiearme vloer en dit mestschuifsysteem? Zo ja, onder welke regelingen vallen die en hoeveel belastinggeld is reeds aan subsidies voor deze systemen uitgegeven?
Het is niet bekend welk type emissiearme vloer en mestschuif in de getroffen stal wordt toegepast.
Veehouders kunnen geen subsidie ontvangen voor emissiearme vloeren en mestschuifsystemen. Wel kunnen zij deelnemen aan de fiscale regelingen milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) als de stal het certificaat Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) heeft behaald. Op korte termijn is niet te achterhalen hoeveel MDV-stallen een emissiearme vloer en mestschuifsysteem toepassen en hoeveel fiscaal voordeel aan die stallen is gegeven.
Kunt u bevestigen dat er gevallen zijn geweest waarin koeien uitglijden over gladde emissiearme stalvloeren, waarbij deze koeien soms ook vervroegd naar de slacht zijn afgevoerd?2
Het is bekend dat koeien kunnen uitglijden op gladde vloeren. Mij zijn geen precieze gegevens bekend over koeien die vervroegd naar de slacht zijn afgevoerd naar aanleiding van incidenten met gladde vloeren.
Herinnert u zich dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) concludeerde dat technische installaties in stallen extra brandveiligheidsrisico’s opleveren en dat zij het risico op het ontstaan en snelle uitbreiding van stalbranden vergroten met als gevolg dat meer dieren overlijden?3
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) benoemt in het rapport Stalbranden inderdaad dat technische installaties extra brandveiligheidsrisico’s opleveren en dat dit in toenemende mate een goed risicobewustzijn en veiligheidsmanagement vergt van de veehouder. Dit onderschrijf ik. Het incident laat ook zien dat het van belang is om maatregelen te nemen ten aanzien van het onderhoud van elektra en het verminderen van brandveiligheidsrisico’s. Voor de set aan maatregelen die ik hiervoor neem, zoals het drie- of vijfjaarlijks verplicht laten keuren van elektra- en zonnestroominstallatie en een jaarlijkse visuele keuring, verwijs ik naar mijn Kamerbrief van 8 oktober 2021 (Kamerstuk 35 925-XIV, nr. 7) en naar de informatie over de voortgang van de uitwerking van die aanpak op 6 juli 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1261).
Kunt u bevestigen dat de Raad van State (RvS) heeft geoordeeld dat de stikstofreducerende werking van verschillende emissiearme stalvloeren onvoldoende zeker is?4
Ja. De Raad van State heeft recent over drie emissiearme stalsystemen geoordeeld dat met de toepassing van de Rav-emissiefactoren de emissie van ammoniak uit de betreffende stallen niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld in het kader van de toetsing aan de Wet natuurbescherming7. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft uw Kamer op 25 november jl. geïnformeerd over hoe hier mee om te gaan (Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos, Kamerstuk 2022Z23249.
Bent u nog steeds van mening dat staltechnieken een oplossing zijn in de verschillende crises waarmee de veehouderij te kampen heeft (stikstof, klimaat, waterkwaliteit, dierenwelzijn en volksgezondheid)? Zo ja, waarom?
Ja. De toepassing van innovatieve emissiearme stalsystemen blijft onderdeel van mijn inzet op de verdere verduurzaming van de veehouderij en de opgaven die daarbinnen spelen. Daarbij is het van belang dat innovaties zowel technisch, juridisch, economisch als maatschappelijk werken. Indien een innovatie op een van deze vier aspecten niet goed werkt, zal de toepassing in de praktijk niet tot de gewenste effecten gaan leiden. Verder verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 25 november jl. (kenmerk 2022Z23250) waarin ik mijn inzet op innovatie en stalsystemen uit een heb gezet.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Ja.