Veilige evenementen |
|
Eppo Bruins (CU), Rutger Schonis (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Een drive-in bioscoop: organisatoren staan te trappelen maar krijgen geen vergunning»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Bent u bekend met de signalen uit het bericht, namelijk dat er bij een vergunningsaanvraag meteen wordt afgewezen op basis van de noodverordening en niet wordt gekeken of een individueel evenement veilig is volgens de RIVM-richtlijnen?
Het verbod op evenementen tot 1 september 2020 was een maatregel die noodzakelijk was om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan.
Op 24 juni heeft besluitvorming plaatsgevonden en zodoende wordt per 1 juli het algemene verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen opgeheven. Het is aan de lokale autoriteiten om te bepalen of organisatoren hun activiteit voldoende op anderhalve meter in kunnen richten en tevens aan andere van toepassing zijnde maatregelen kan worden voldaan. De procedure voor het aanvragen van een vergunning kost tijd en het zal dus een aantal weken duren voordat de eerste evenementen weer kunnen plaatsvinden. Niet alles zal meteen mogelijk zijn. 1,5 meter afstand houden blijft ook de norm bij evenementen.
Bent u het ermee eens dat door een algemeen verbod op evenementen met een vergunnings- en meldplicht veilige evenementen onnodig geen doorgang kunnen krijgen?
Nee. Een algemeen verbod op evenementen was een eenduidige norm die, vanwege de mogelijke effecten op de publieke gezondheid, het gebruik van de publieke ruimte, de handhaafbaarheid en op (de beschikbare capaciteit in) het openbaar vervoer noodzakelijk geacht werd. Gezien de positieve ontwikkelingen wordt per 1 juli is het algemeen verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen opgeheven.
Kunt u toelichten waarom het in Nederland niet mogelijk is om net als in Duitsland2 en Denemarken3 evenementen te organiseren die veilig zijn?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is het afschalen van maatregelen een politieke afweging, waarbij niet alleen het gezondheidsperspectief wordt meegewogen maar ook het maatschappelijk en economisch perspectief.
Bent u het ermee eens dat hierdoor onnodig schade wordt geleden door een sector die reeds hard wordt getroffen door de corona maatregelen?
Ik besef dat de maatregelen ter voorkoming van het coronavirus onvermijdelijke gevolgen hebben voor de economie. We zien dat daardoor ook de evenementensector zwaar getroffen wordt, net als andere sectoren. Daarom ondersteunt het kabinet (zelfstandig) ondernemers met tijdelijke financiële regelingen. De steun heeft als doel dat Nederland zich kan aanpassen aan een veranderde samenleving en economie. De regelingen zijn in twee noodpakketten gepresenteerd op 17 maart en 20 mei 2020.
Bent u bereid om het OMT te vragen te bezien hoe bij de advisering over sectoren meer maatwerk mogelijk kan worden gemaakt anders dan een generiek go/no-go signaal?
Het kabinet streeft naar eenduidige normen binnen sectoren. Op 24 juni is op basis van adviezen van het OMT besloten dat een verdere versoepeling van de maatregelen mogelijk is.
Bent u bereid burgemeesters meer ruimte te bieden om uitzonderingen op te nemen in de noodverordening die de mogelijkheid bieden evenementen die kunnen plaatsvinden, conform de richtlijnen van het RIVM doorgang te laten vinden?
Zoals ik eerder heb aangegeven is op 24 juni besloten dat het algemene verbod op meld- en vergunningplichtige evenementen per 1 juli wordt opgeheven. Het is aan de lokale autoriteiten om te bepalen of organisatoren hun activiteit voldoende op anderhalve meter in kunnen richten en tevens aan andere van toepassing zijnde maatregelen kan worden voldaan.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De uitwerking van de digitale ondersteuning van bron- en contactonderzoek. |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de organisatie Bits of Freedom heeft bedankt voor deelname aan de begeleidingscommissie die de overheid gaat adviseren bij het uitwerken van corona-apps?1
Ja. Overigens had ik niet Bits of Freedom zelf maar de coalitie «Veilig tegen Corona» gepolst of ze bereid waren deel te nemen.
Wat is uw reactie op de kritiek van Bits of Freedom dat fundamentele vragen over de doelstelling nog onbeantwoord zijn?
In mijn brief van 20 mei 2020 heb ik aangegeven dat het Programma van Eisen van de GGD aan mij is aangeboden en door mij gepubliceerd.
Wat is uw reactie op de kritiek van Bits of Freedom dat het kabinet weinig heeft gedaan met de punten die werden aangedragen door het initiatief «Veilig tegen Corona»?
In mijn brief van 15 april 2020 heb ik reeds aangegeven dat er uitgangspunten zijn die niet ter discussie staan en die ondermeer door de coalitie «veiligtegencorona.nl» en een grote coalitie van wetenschappers zijn ingebracht. Deze uitgangspunten zijn gedurende de gehele ontwikkeling van CoronaMelder blijven staan.
Klopt het dat het door de GGD opgestelde programma van eisen voor digitale ondersteuning niet openbaar is? Wanneer heeft de GGD dat programma van eisen afgerond? Bent u bereid om dit programma van eisen met de Kamer te delen?
Nee, dit klopt niet. Het programma is op 19 mei 2020 aan mij aangeboden en op die dag door mij gepubliceerd.
Klopt het dat het kabinet al had besloten om in te zetten op een corona-app die gebruik zal maken van bluetooth- technologie? Op basis waarvan is dat besluit genomen? Hoe verhoudt dit besluit zich tot de twijfels over de geschiktheid van bluetooth-technologie die zijn geuit door verschillende experts tijdens het rondetafelgesprek Corona-app van 22 april jl. in de Tweede Kamer?2
Nee, dit klopt niet. De verwachting is dat anonieme digitale contactopsporing kan bijdragen aan het bestrijden van Covid19. Hiervoor moet eerdere nabijheid kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een besmet persoon. Bepalend hierbij is niet of de precieze afstand kan worden gemeten, maar of nabijheid voldoende kan worden vastgesteld om epidemiologisch van waarde te zijn. Na onderzoek is gebleken dat het Apple en Google framework – dat is gebaseerd op Bluetooth – hiervoor geschikt is. Zie ook mijn brief van 17 augustus 2020.
Zijn andere alternatieven voor digitale ondersteuning van contactonderzoek, zoals het gebruik van tokens met UltraWideBand technologie, of apps die zijn gebaseerd op het scannen van QR-codes, onderzocht? Zo ja, wat was de uitkomst van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om alternatieven voor een app op bluetooth-basis alsnog nadrukkelijk te onderzoeken?
In eerste instantie is gekeken naar bluetooth-technologie vanuit de aansluiting op het Apple en Google framework (zie hierboven bij antwoord 5). Dit framework bleek goed aan te passen op de wensen en eisen ten aan zien van de app.
Op welke wijze is de groep van zes externe experts samengesteld die de overheid helpt bij de daadwerkelijke ontwikkeling van de corona-app? Deelt u de mening van Bits of Freedom dat deze groep weinig divers is?
Per fase is bekeken welke expertise nodig is in de ontwikkeling. Deze expertise is ingevuld met kennis van binnen en buiten de overheid waarbij is gekeken naar de «best and brightest» die tijdens de appathon al meekeken en middels de open source community reeds een bijdrage leverden. De groep experts is gedurende het traject in diversiteit van expertise verder toegenomen en ook weer afgebouwd als de specifieke expertise niet meer nodig was. Op het hoogtepunt van de ontwikkeling telde het bouwteam circa 50 leden.
Op welke wijze wordt de begeleidingscommissie samengesteld? Hoe groot zal de commissie worden en welke disciplines zullen erin vertegenwoordigd zijn?
Zie mijn brief van 20 mei 2020.
Blijvende signalen van tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgverleners |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u een update geven hoe het staat met het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen aan zorgverleners in de ziekenhuizen en de zorg buiten de ziekenhuizen?1
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) heeft sinds de oprichting 71 miljoen persoonlijke beschermingsmiddelen uitgeleverd aan de curatieve en langdurige gezondheidszorg (stand 23 juni 2020). Het LCH kan met de huidige voorraad in Nederland voorzien in de vraag die zorginstellingen bij het LCH hebben gemeld. Informatie over de precieze vraag, de bestellingen en de beschikbare voorraad van beschermingsmiddelen van het LCH is beschikbaar op hun website2.
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat er nog steeds zorgverleners zijn die zonder bescherming moeten werken, want de SP-fractie blijft meldingen binnenkrijgen van zorgverleners die werkzaam zijn buiten de ziekenhuissector en die moeten werken zonder persoonlijke beschermingsmiddelen?2
Uitgangspunt in zorg en ondersteuning blijft dat gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) volgens de uitgangspunten van het RIVM nodig is bij verpleging, verzorging of lichamelijk onderzoek van een patiënt met (verdenking van) COVID-19 en als het niet mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden. Bij cliënten die niet verdacht zijn van COVID-19 is er geen risico op besmetting en zullen geen extra maatregelen nodig zijn. Daarom blijft het belangrijk dat elke keer dat een cliënt thuis wordt bezocht het gesprek aan wordt gegaan en te checken of hij of zij geen COVID-19 klachten heeft of niet besmet is. In het geval hier wel sprake van is dient de zorg en ondersteuning uitgesteld te worden als dit kan en waar dit niet kan zullen PBM nodig zijn om de zorg veilig te verlenen.
In de praktijk blijkt echter dat het niet altijd even duidelijk is, of vooraf goed in te schatten. In de motie van het lid Marijnissen c.s.4 wordt daarom gevraagd meer ruimte te geven aan de professionele inschatting van zorgverleners bij het gebruiken van PBM. Deze wens was ook aanwezig bij de zorgverleners in het veld en heeft in overleg tussen RIVM en veldpartijen ertoe geleid dat dit vanaf 1 mei jl. expliciet is opgenomen in de uitgangspunten van het RIVM voor het gebruik van PBM buiten het ziekenhuis, en op 6 mei jl. in de uitgangspunten voor Wmo ondersteuning. Dit betekent dat zorgmedewerkers op basis van hun professionele inzichten en ervaring beredeneerd kunnen afwijken van de uitgangspunten als de specifieke situatie daarom vraagt. Daarvoor dienen dan ook voldoende PBM beschikbaar te zijn.
De beroepsvereniging V&VN, heeft voor de verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundige specialisten een handreiking opgesteld die op 14 mei jl. is gepubliceerd. Deze bevat handvatten voor de praktijk, inclusief voor situaties wanneer afgeweken kan worden van de norm en PBM gebruikt kunnen worden. Ook de vakbonden hebben hiervoor een richtlijn opgesteld. Algemeen preventief inzetten van persoonlijke beschermingsmiddelen is niet wenselijk omdat daardoor juist weer schaarste kan ontstaan.
Krijgt u ook signalen binnen van zorgverleners die besmet zijn geraakt met het coronavirus na de verzorging van cliënten terwijl zij geen persoonlijke beschermingsmiddelen kregen, de SP-fractie krijgt namelijk deze meldingen? Hoe treedt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op bij dergelijke meldingen?3
De IGJ heeft een tiental meldingen ontvangen waarbij melding is gemaakt van een coronabesmetting bij een zorgverlener en geen beschermingsmiddel beschikbaar of voorradig was. Dit betekent niet per definitie dat de zorgverlener de besmetting heeft opgelopen doordat er geen persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg, en beoordeelt vanuit die verantwoordelijkheid de meldingen die het binnenkrijgt. Het toezicht op arbeidsomstandigheden en veilig werken in de zorg is belegd bij de Inspectie SZW. In de afgelopen periode heeft de IGJ één melding doorgestuurd naar de Inspectie SZW. Deze betrof een anonieme melding aan de IGJ over onder andere het niet krijgen van beschermingsmiddelen. Er was geen sprake van besmetting door het coronavirus. De Inspectie SZW heeft tot en met vrijdag 5 juni 2020 216 klachten en signalen in relatie tot Corona ontvangen afkomstig uit de gezondheids- en welzijnssector. Ongeveer een kwart van deze meldingen heeft betrekking op het beschikken over onvoldoende en ongeschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. Ook dit betekent niet per definitie dat de zorgverlener de besmetting heeft opgelopen doordat er geen persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren. Afhankelijk van de aard van de melding wordt deze onderzocht door een inspecteur of meegenomen in het risico gestuurd toezicht.
Waarom worden geen persoonlijke beschermingsmiddelen preventief verstrekt aan zorgverleners, om risico’s op besmettingen af te doen nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u uitleggen waarom in supermarkten mondkapjes te koop zijn, maar dat zorgverleners geen persoonlijke beschermingsmiddelen preventief krijgen aangereikt voor de zorg van cliënten die risico lopen besmet te raken met het coronavirus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om in overleg met het RIVM de richtlijnen voor zorgverleners aan te passen zodat zij voor de zorg aan cliënten ook preventief persoonlijke beschermingsmiddelen krijgen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het invoeren van een draagplicht voor niet-functionele mondmaskers in het openbaar vervoer |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Op welke wijze gaat straks toezicht gehouden worden op het gebruik van verschillende type mondkapjes in het openbaar vervoer?1
Vervoerders maken gebruik van hun bevoegdheden op grond van de Wet personenvervoer 2000 om aanwijzingen te geven aan passagiers van het openbaar vervoer. Handhaving zal in de praktijk plaatsvinden door de toezichthouders op grond van deze wet. Zij zullen niet toezien op het specifieke type. Wel moet het gaan om een mondkapje. Sjaals en dergelijken zijn niet toegestaan.
Klopt het dat het u in gesprek bent (geweest) met de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) over het ontwerpen van een richtlijn voor het gebruik van mondmaskers in het openbaar vervoer?
Ja. NEN heeft aangeboden om aanbevelingen te maken voor niet-medische mondkapjes voor reizigers in het OV. NEN heeft deze aanbevelingen gedupliceerd op 19 mei.
Klopt het dat NEN met voorschriften komt die voorschrijven dat de in het openbaar vervoer te gebruiken mondmaskers pertinent niet voorzien mogen zijn van een CE-markering?
NEN stelt aanbevelingen op voor niet-medische mondkapjes zonder CE-markering. Deze aanbeveling kan verkopers en gebruikers helpen om kwalitatief goede bescherming aan te bieden en toe te passen. Voor gebruik in het OV gaat het nadrukkelijk om niet-medische mondkapjes. Medische mondkapjes blijven voor de zorg, deze hebben een CE markering. Ik verwacht dat op korte termijn ook op Europees niveau dergelijke specificaties zullen worden gepubliceerd.
Waarom spreekt u met NEN en anderen over het gebruik van niet-gecertificeerde mondmaskers in het openbaar vervoer? Zijn minimale eisen aan de kwaliteit van mondmaskers niet juist belangrijk om mensen tegen verspreiding van het coronavirus te beschermen?
CE-markeringen duiden op een medisch mondkapje, wat voorbehouden is aan de zorg. Indien een mondkapje in serieproductie op de markt aangeboden wordt, geldt de Europese richtlijn Algemene productveiligheid en productaansprakelijkheid. Voor in serieproductie op de markt aangeboden mondkapjes geldt ook, dat als de mondkapjes op enigerlei wijze chemische stoffen bevatten, deze mondkapjes ook moeten worden getoetst aan de REACH Verordening. Er zijn dus wel minimale eisen waarop een mondkapje moet voldoen.
Klopt het dat NEN in het voorstel stelt dat de niet-medische maskers, die gebruikt dienen te worden in het openbaar vervoer, geen vorm van bescherming geven als persoonlijk beschermingsmiddel of medisch hulpmiddel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Niet-medisch mondkapjes bij reizigers zijn niet ter bescherming van de reiziger zelf, maar van de anderen om hem/haar heen. Het niet-medisch mondkapje is bedoeld voor gebruik door gezonde mensen, die geen klinische symptomen van een infectie hebben en/of vertonen en die niet in contact komen met mensen met dergelijke symptomen.
Het dragen van een niet-medisch mondkapje is ter aanvulling op de hygiënische maatregelen om overdracht van COVID-19 te voorkómen in een situatie waarin de 1,5 meter afstand niet aangehouden kan worden en waar geen triage kan plaatsvinden.
Waarom mogen mondmaskers in het openbaar vervoer de reiziger niet beschermen? Welk nut dient een mondkapje in het openbaar vervoer als deze geen gekende beschermende werking mag hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Hoe denkt u de veiligheid en gezondheid van reizigers en ov-personeel te kunnen beschermen als reizigers geen gebruik mogen maken van mondmaskers met CE-markering?
Zie mijn antwoord op vraag 5. Met werkgevers in het OV is overleg geweest over mondkapjes voor werknemers. Als regel voor werknemers in het OV geldt dat professioneel geproduceerde niet-medische mondkapjes gebruikt worden, waarbij goede aansluiting op de mond, neus en kin vereist is.
Als het zo is dat CE-gemarkeerde mondmaskers massaal te koop zijn bij supermarkten en in andere winkels, waarom zijn deze maskers dan nog steeds niet beschikbaar voor álle zorgverleners die hier preventief gebruik van willen maken?
Mondkapjes met CE-markering blijven voorbehouden aan de zorg. Het is niet de bedoeling dat deze te koop zijn bij supermarkten en in andere winkels. Verwijzingen naar medisch gebruik vind ik potentieel misleidend voor consumenten omdat deze claims op producten niet altijd waargemaakt worden. Het is dan ook primair de verantwoordelijkheid van verkopers om deze maskers niet aan te bieden. Over de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen in de zorg heb ik uw Kamer meer uitgebreid in de brief van 20 mei geïnformeerd.
Ligt het, gezien de verplichting om vanaf 1 juni aanstaande mondkapjes in het openbaar vervoer te gebruiken, niet voor de hand dat betrouwbare mondkapjes gratis van overheidswege worden verstrekt? Zo nee, waarom niet?
Nee, mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanschaffen van een mondkapje. Om de mondkapjes zo betaalbaar mogelijk te maken, heeft de Minister van Financiën de btw op mondkapjes gereduceerd tot 0% tot in ieder geval september.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op woensdag 20 mei aanstaande? Wilt u deze vragen afzonderlijk antwoorden in plaats van deze te beantwoorden in de update brief?
Ik heb uw vraag zo spoedig mogelijk beantwoord.
Corona onder bewoners azc Sneek |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Besmette bewoners azc Sneek overgeplaatst naar noodopvang Zoutkamp»1 en het bericht «Man uit AZC Sneek slaapt buiten uit angst voor corona»?2
Ja.
Wie heeft het besluit genomen om de bewoners van het asielzoekerscentrum (AZC) Sneek over te plaatsen? Wat was de rol van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de GGD hierbij?
Naar aanleiding van de testuitslagen is in afstemming tussen GGD Fryslân, Veiligheidsregio Fryslân en het COA besloten om besmette personen, hun gezinsleden en degenen die tot hun wooneenheid behoren over te plaatsen.
Er is voor deze aparte opvang voor besmette bewoners uit Sneek en hun gezinsleden en/of huisgenoten gekozen om de verspreiding van het virus zo snel mogelijk te stoppen. Op de locatie in Sneek is onvoldoende mogelijkheid om deze verschillende groepen gescheiden van elkaar te huisvesten.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze overplaatsing?
Vrijwel alle bewoners die in Zoutkamp in quarantaine verbleven, zijn na het aflopen van hun quarantaine periode weer teruggeplaatst naar het AZC in Sneek. Drie bewoners zijn vanaf Zoutkamp op een andere COA locatie geplaatst.
Op welke wijze, op welk moment en door wie zijn de bewoners op de hoogte gebracht van de verhuizing?
Naar aanleiding van de testuitslagen heeft er overleg plaatsgevonden tussen GGD Fryslân, Veiligheidsregio Fryslân en het COA over de te nemen vervolgstappen. Nadat duidelijk was dat de locatie in Zoutkamp daadwerkelijk kon worden ingezet en ingericht als quarantainelocatie zijn de betrokken bewoners zijn door COA medewerkers van de locatie Sneek geïnformeerd over hun verhuizing.
Kent u signalen van onrust onder de bewoners? Zo ja, waar bestaan die uit? Zo nee, wilt u zich op de hoogte laten stellen?
De overplaatsing van een groep bewoners naar de quarantaine locatie in Zoutkamp had vanzelfsprekend grote impact op de bewoners van AZC Sneek. Het COA personeel heeft er alles aan gedaan om de situatie voor de bewoners zo aangenaam mogelijk te maken en zorgen die leefden onder bewoners weg te nemen. Dit laat onverlet dat deze periode voor bewoners en het personeel van COA een bijzondere uitdaging is geweest.
Alle bewoners die zijn overgeplaatst naar Zoutkamp kregen op hun kamer de nodige voorzieningen voor het verblijf in quarantaine; zoals een ijskast, magnetron of oven. Daarnaast ontvingen bewoners fruitpakketten, speelgoed voor de kinderen en spelletjes voor volwassenen. Ook konden bewoners bij het COA personeel aangeven welke boodschappen ze nodig hadden. Bij sommige bewoners leidde deze situatie tot zorgen en medische vragen. De GGD is verschillende keren op de locatie aanwezig geweest om uitleg te geven aan de betrokken bewoners.
Welke beschermingsmaatregelen zijn er getroffen om bewoners en medewerkers tegen verdere verspreiding van het virus te beschermen? Zijn de regels over het gebruik voor iedereen duidelijk? Is er voldoende beschermingsmateriaal beschikbaar?
Het COA heeft verschillende maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van het virus. Een duidelijke en doelgerichte informatievoorziening aan bewoners speelt daarbij een zeer belangrijke rol. COA-medewerkers informeren de bewoners over het coronavirus, de maatregelen die het COA treft en wat bewoners zelf kunnen doen om besmetting te voorkomen.
Via «MyCOA», de website speciaal voor asielzoekers, zijn bewoners in meerdere talen geïnformeerd over het coronavirus. In de AZC’s hangen posters en tevens worden flyers verspreid over het coronavirus en hygiënemaatregelen. Om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen, volgen medewerkers de algemene richtlijn «houd anderhalve meter afstand» en heeft het COA de infobalies voorzien van plexiglas schermen. Een verpleegkundige «infectieziektebestrijding / publieke gezondheidszorg asielzoekers» van de GGD geeft persoonlijke voorlichting op de COA locaties.
Beschikbaarheid van voldoende beschermingsmiddelen is in Nederland in meer algemene zin een knelpunt geweest in de achterliggende periode. Alle COA locaties hebben sinds eind april voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen voor situaties waarbij het gebruik hiervan noodzakelijk is. Voor bewoners en medewerkers van de locatie Zoutkamp zijn verschillende aanvullende maatregelen getroffen, zoals het volledig scheiden van positief geteste bewoners van niet-positief geteste bewoners en het beschikbaar stellen van aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen voor medewerkers.
Begrijpt u dat bewoners die negatief op corona zijn getest, liever niet met besmette bewoners in een opvang in quarantaine willen worden gebracht? Zo ja, waarom en kan daar rekening mee worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Na de vastgestelde besmettingen in Sneek hebben COA, GGD en de Veiligheidsregio overleg gehad over de noodzakelijke stappen. Ter bescherming van de volksgezondheid in het algemeen en de COA bewoners in het bijzonder, is besloten tot overplaatsing van geïnfecteerde personen plus hun gezinsleden en/of huisgenoten naar Zoutkamp. De locatie Sneek bood voor deze groep onvoldoende mogelijkheden voor isolatie en quarantaine. In de locatie Zoutkamp zijn de positief geteste (geïnfecteerde) mensen en negatief geteste (maar mogelijk wel besmette) huisgenoten separaat opgevangen (in respectievelijk een isolatie- en quarantaine-afdeling).
Deelt u de mening dat, als asielzoekers de voorkeur geven aan het slapen in een tent zonder voorzieningen, dat er op duidt dat men bang is om door contact met positief geteste bewoners besmet te worden en dit daarom niet als een echt vrijwillige keuze kan worden beschouwd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Na de vastgestelde besmettingen in Sneek heeft de GGD telefonische gesprekken gevoerd met alle bewoners die waren getest. Bewoners die bijzondere zorgen of aandachtspunten hadden, hebben aanvullend contact gehad met een arts. De GGD, noch de behandelend artsen hebben specifieke zorgpunten gesignaleerd ten aanzien van de betrokken personen en geadviseerd dat alle bewoners op hun gebruikelijke kamer kunnen blijven.
Waarom worden zowel positief als negatief geteste bewoners samen in hun nieuw onderkomen geplaatst? Is het mogelijk om positief en negatief geteste asielzoekers afzonderlijk ergens onder te brengen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn daarvoor en onder welke voorwaarden kan daar alsnog voor worden gekozen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
De berichten ‘Vleessector vindt kritiek op hygiëne in coronatijden niet terecht’ en ‘Schouder aan schouder aan de lopende band: slachterijen willen coronatests’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Vleessector vindt kritiek op hygiëne in coronatijden niet terecht» en «Schouder aan schouder aan de lopende band: slachterijen willen coronatests»?1 2
Ja.
Hoe waarborgt u de voedselveiligheid in de vleesverwerkende industrie tijdens de coronacrisis?
De producent is primair verantwoordelijk voor de voedselveiligheid van zijn producten en de NVWA ziet toe op de juiste invulling van deze verantwoordelijkheid en de naleving van de wettelijke regels. Het coronavirus dwingt de NVWA om de prioritering en invulling van haar (toezichthoudende) taken en verantwoordelijkheden tegen het licht te houden. Om er zorg voor te dragen dat het bedrijfsleven deze verantwoordelijkheid ook nu niet uit het oog verliest, heeft de NVWA haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot vleeskeuring en voedselveiligheid als cruciaal geïdentificeerd. Dat wil zeggen dat ter slacht aangeboden dieren zoals gebruikelijk voor de slacht een ante-mortem keuring en na de slacht een post-mortem keuring ondergaan. Op dit vlak is het toezicht nu dan ook niet anders dan onder gebruikelijke omstandigheden.
Veiligheidstips rond voeding en het coronavirus zijn beschikbaar via de website van het Voedingscentrum https://www.voedingscentrum.nl/nl/thema/coronavirus-voeding/kun-je-corona-virus-oplopen-via-eten.aspx.
Er zijn geen aanwijzingen dat het virus zich verspreidt via het eten of bereiden van voedsel. Daarnaast hebben coronavirussen een levend dier of mens nodig om in te groeien en te vermeerderen, in tegenstelling tot bacteriën zoals bijvoorbeeld Salmonella. Het nieuwe coronavirus kan dus niet groeien in voedsel. Verder is bij het bereiden van levensmiddelen altijd al belangrijk het vlees voor consumptie goed te verhitten. Dit voorkomt besmettingen met allerlei ziekteverwekkers waaronder virussen.
Bent u bekend met het feit dat eerder deze maand 28 Oost-Europese arbeidsmigranten werkzaam in een fabriek van een vleesverwerker besmet waren met het coronavirus? Zo ja, welke voorzorgsmaatregelen heeft u genomen om soortgelijke situaties in andere vleesverwerkende fabrieken te voorkomen?
Ja, ik ben zowel bekend met het bericht als op de hoogte van het standpunt van de FNV. De werkgever heeft de plicht om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving in algemene zin van de Arbowetgeving, en in het kader van Corona in overeenstemming met de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s en de adviezen van het RIVM. Dit geldt ook voor de werkgevers in de vleessector. De Inspectie SZW werkt nauw samen met de NVWA en hebben op 23 mei 2020 gezamenlijk een brief gestuurd aan de slachthuizen. In de brief staat welke maatregen de slachthuizen moeten nemen om eventuele verspreiding van het coronavirus te voorkomen en zo hun eigen medewerkers en de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA en hun officiële assistenten in dienst van KDS te beschermen.
Indien de NVWA constateert dat slachthuizen zich niet houden aan alle RIVM-richtlijnen vinden er geen keuringen plaats. De NVWA-dierenarts heeft de mogelijkheid het slachtproces per direct te stoppen en de NVWA-medewerkers zullen van het bedrijf vertrekken als op de slachthuizen medewerkers aanwezig zijn die symptomen van (milde) verkoudheid vertonen. Indien in onveilige omstandigheden moet worden gewerkt, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW bekijkt per geval wat met de melding kan worden gedaan. De Inspectie SZW heeft tot en met 29 mei 2020 1586 Corona gerelateerde meldingen ontvangen, waarvan er 40 (2,5%) gerelateerd zijn aan de vleesverwerkende sector. Het melden is belangrijk om gericht vanuit Inspectie SZW te kunnen handhaven. Inspectie SZW heeft, om het meldpunt nog steviger onder de aandacht te brengen, twee social mediacampagnes gestart, waarvan een specifiek gericht is op de arbeidsmigranten. Deze specifieke campagne loopt in ieder geval nog tot 14 juni 2020.
Bent u op de hoogte van het standpunt van de vakbond FNV, die van mening is dat er hard moet worden ingegrepen in de vleessector om coronabesmettingen te voorkomen, naar aanleiding van een enquête onder 1.500 leden in de vleesverwerkende industrie? Zo ja, hoe beoordeelt u dit standpunt?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van de uitslag van de enquête onder honderd leden van de vakbond FNV, waarbij 70 procent van de respondenten aangeeft dat collega’s zich niet aan de voorzorgsmaatregelen houden tegen het coronavirus, 41 procent aangeeft dat zij hun handen niet kunnen wassen en dat 30 procent niet kan werken met anderhalve meter afstand? Zo ja, kunt u toelichten hoe dit mogelijk is en bent u bereid om dit nader te onderzoeken?
Ik kan geen oordeel geven over de uitslag van deze enquête. Wat betreft een onderzoek verwijs ik naar het melden aan Inspectie SZW, zie antwoord op vraag 3 en 4.
Hoe beoordeelt u de oproep van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) welke pleit voor het testen van 12.000 medewerkers in Nederlandse slachterijen?
Ik vind deze oproep begrijpelijk, omdat testen en bron- en contactonderzoek zeer belangrijk is voor het indammen van besmettingshaarden. Daarom heeft de Minister van VWS de GGD-en en de voorzitters van de veiligheidsregio’s, die nu al veel testen uitvoeren in de sector, gevraagd om op basis van signalen risicogericht en gefaseerd te testen bij roodvlees- en pluimvee slachterijen bij brandhaarden.
In Duitsland en de Verenigde Staten sloten de afgelopen dagen meerdere slachterijen de deuren vanwege een toename van coronabesmettingen onder het personeel, is er een correlatie bekend met de besmettingskans op corona en de vleesverwerkende industrie? Zo ja, waar is deze op gebaseerd en speelt dit risico ook in Nederland?
Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan dat de correlatie bevestigt. Tegelijk is het evident dat er een verhoogd risico is bij vleesverwerkende bedrijven, ook in Nederland. Van RIVM begrijp ik dat er naast de woon- en vervoeromstandigheden van arbeidsmigranten ook aan de arbeidsomstandigheden in slachterijen specifieke risico’s kleven. Zo wordt er vaak in kleine ruimten dicht op elkaar gewerkt en wordt er in slachterijen hard gepraat vanwege het omgevingsgeluid, wat de overdracht van het virus verder bevordert.
De situatie in gevangenissen in coronatijd. |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht, «Coronamisstanden in gevangenissen, gedetineerden worden monddood gemaakt»?1
Mijn berichtgeving aan de Tweede Kamer is gebaseerd op informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Ik heb vertrouwen in de juistheid van deze informatie. DJI informeert mij regelmatig over de uitvoering van de coronamaatregelen. Ik leg daarnaast (virtuele) werkbezoeken af aan penitentiaire inrichtingen. Deze geven mij een goed beeld van een penitentiaire inrichting (PI) en van de lokale situatie.
Bent u ervan verzekerd dat u zelf een goed beeld heeft van de actuele en feitelijke gang van zaken in de gevangenissen? Zo ja, hoe kan het dan dat op een fors aantal punten het beeld zoals dat geschetst wordt door gedetineerden en familieleden afwijkt van hetgeen u steeds aan de Kamer heeft gemeld?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het eigenlijk gerechtvaardigd dat het voor gedetineerden zo moeilijk wordt gemaakt hun verhaal te doen, terwijl het uitdrukkelijk niet gaat over de delicten en belangen van slachtoffers, maar slechts over de feitelijke gang van zaken en de omstandigheden in detentie? Zo ja, waarom? Op wat voor sancties kunnen gedetineerden rekenen als bekend wordt dat ze hun ervaringen delen met Kamerleden en journalisten?
Een gedetineerde moet de directeur om toestemming vragen voor een gesprek met de media. De directeur beoordeelt dit verzoek aan de hand van artikel 40 van de Penitentiaire Beginselenwet. Hierin staat dat een gedetineerde een gesprek met de media kan voeren als het bepaalde belangen niet schaadt zoals de bescherming van de openbare orde en de goede zeden of het belang van de orde en veiligheid in de inrichting. Ook kan de directeur voorwaarden verbinden aan een gesprek met de media of er toezicht op uitoefenen. Indien een gedetineerde deze toestemming niet heeft gekregen en toch een gesprek heeft met de media kan een sanctie worden opgelegd. Dat kan bijvoorbeeld een straf op cel zijn of een extra controle op brief- en telefoonverkeer. Het bepalen van de sanctie is maatwerk en mede afhankelijk van de ernst van de gevolgen van het niet naleven van de regels.
Waren er nu echt geen veilige oplossingen te bedenken voor het bezoek van bijvoorbeeld een terminaal zieke vader die voor een laatste keer zijn gedetineerde zoon wilde bezoeken? Waarom konden diezelfde dag dan wel bouwvakkers in de inrichting werkzaamheden uitvoeren?
Het opschorten van al het bezoek en verlof in de PI’s was noodzakelijk om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Mede hierdoor is het aantal besmettingen binnen de inrichtingen tot nu toe beperkt gebleven. Deze maatregelen vallen veel gedetineerden zwaar en dat is begrijpelijk. De ontwikkeling van het aantal besmettingen in Nederland staat een stapsgewijze versoepeling van de mogelijkheden tot bezoek en verlof inmiddels weer toe. Ik heb uw Kamer daarover op 29 mei en 15 juni geïnformeerd.2
Het verrichten van onderhoudswerkzaamheden door bouwvakkers is niet in strijd met deze maatregelen als deze werkzaamheden nodig zijn voor de veiligheid van personeel en gedetineerden. Uiteraard worden hierbij de richtlijnen van het RIVM in acht genomen.
In hoeverre zijn de mogelijkheden om te Skypen per gedetineerde, om het verbod op bezoek te compenseren, nu daadwerkelijk verruimd? Erkent u dat dit niet soepel verloopt?
Contact met familieleden en naasten is voor iedereen van belang, ook voor gedetineerden. Om de opschorting van bezoek en verlof te compenseren zijn de mogelijkheden voor beeldbellen (Skype) in hoog tempo vergroot. Binnen een week na de maatregelen waren er hiervoor 400 tablets beschikbaar. Inmiddels beschikt DJI over 850 tablets met een veilige Skypeverbinding voor alle inrichtingen. Weliswaar waren in een aantal inrichtingen opstartproblemen maar die zijn inmiddels verholpen. Daarnaast zijn er af en toe verstoringen die niet beïnvloedbaar zijn, zoals bijvoorbeeld een landelijke storing met Skype of met een netwerkverbinding. Over het algemeen verloopt het gebruik van Skype adequaat en conform de verwachting. Buiten de mogelijkheid van Skypen houden de gedetineerden de mogelijkheid tot telefonisch contact.
Waarom verschillen de bezoekregelingen voor advocaten per inrichting? Vindt u dat terecht?
Zoals eerder aangegeven behouden advocaten de mogelijkheid om cliënten te bezoeken, bijvoorbeeld met plexiglas tussen advocaat en cliënt of op 1,5 meter afstand. De rechtsgang moet immers ongestoord kunnen plaatsvinden. De situatie per gebouw verschilt echter per inrichting. Daarom hebben vestigingsdirecteuren de ruimte gekregen om voor hun eigen vestiging maatwerk toe te passen om het bezoek van advocaten veilig, conform de richtlijnen van het RIVM, te laten plaatsvinden. Dit betekent dat de bezoekregeling per inrichting kan verschillen.
Naast de mogelijkheid tot fysiek bezoek staan de advocaten ook andere manieren ter beschikking om vorm te geven aan contact met hun gedetineerde cliënt zoals via de telefoon of beeldbellen.
Wat is uw reactie op de kritiek dat de anderhalve meter afstand in veel inrichtingen niet wordt nageleefd, gedetineerden geen (of niet tijdig) zeep krijgen, medewerkers geen beschermende middelen dragen en zelfs bij het fouilleren niet eens altijd handschoenen gedragen worden? Hoe is dit mogelijk?
De medewerkers van DJI houden zich aan de richtlijnen van het RIVM, binnen de mogelijkheden die de gebouwen bieden. Conform deze richtlijnen gebruiken medisch personeel en medewerkers die in direct contact komen met mogelijk besmette gedetineerden persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een masker en handschoenen. Daarnaast gebruiken DJI-medewerkers die nieuw binnenkomende gedetineerden moeten fouilleren en visiteren persoonlijke beschermingsmiddelen.
In de algemene ruimten van de PI is zeep beschikbaar waarmee gedetineerden de handen kunnen wassen. Gedetineerden zijn zelf verantwoordelijk voor de aanwezigheid van zeep op cel. Zeep kan worden gekocht in de gedetineerdenwinkel. Het kan voorkomen dat bepaalde merken zeep tijdelijk niet voorradig zijn, maar dan is er altijd een alternatief voorhanden. Er is dan ook geen sprake van dat gedetineerden niet of niet tijdig worden voorzien van zeep.
Nieuwe gedetineerden van buitenaf worden altijd twee weken op een eenpersoonscel geplaatst. Contact met andere gedetineerden wordt vermeden. Bij binnenkomst in de PI vindt direct een medische intake plaats met verscherpte aandacht voor coronaverschijnselen en eventuele kwetsbaarheid van de gedetineerde. Zo nodig wordt op medische indicatie getest op besmetting. Tijdens deze twee weken is er sprake van «close monitoring» om te bezien of een gedetineerde klachten ontwikkelt. Indien dit het geval is wordt de betrokkene direct volgens protocol geïsoleerd. Na de quarantaineperiode van 2 weken kan de gedetineerde op de afdeling en eventueel in een meerpersoonscel worden geplaatst.
Begrijpt u de angst voor verspreiding van het virus in gesloten setting, mede vanwege de ervaringen in andere landen?
De situaties die zich in andere landen hebben voorgedaan zijn inderdaad zorgelijk. Om dit soort situaties in Nederlandse inrichtingen te voorkomen heeft DJI in een vroeg stadium vergaande maatregelen getroffen. Dit heeft het ervoor gezorgd dat het aantal besmettingen zeer beperkt is gebleven.
Wat zijn nu precies de criteria voor plaatsing in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg? Waarom wordt daar niet veel eerder toe overgegaan, omdat daar de kennis en expertise is en men daar een afdeling heeft voor besmette personen?
Gedetineerden met coronagerelateerde klachten worden geïsoleerd. De medische zorg in de PI’s is gelijkwaardig aan de zorg buiten detentie.3 Een gedetineerde met (milde) coronaklachten kan daarom in de eigen inrichting worden behandeld. In het geval er 24-uurs zorg nodig is, maar geen sprake is van een noodzaak tot ziekenhuisopname worden gedetineerden overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische zorg JCvSZ. Het JCvSZ is geen ziekenhuis. Als klachten van een gedetineerde wel van dien aard zijn dat een ziekenhuisopname noodzakelijk is, zal betrokkene in een regulier ziekenhuis worden opgenomen.
Klopt het beschrevene over de inval van het Interne Bijstandsteam?
De aard van het werk van het IBT brengt met zich mee dat de 1,5 meter niet altijd gehandhaafd kan worden, omdat zij personen die onwillig of agressief gedrag vertonen in bedwang dienen te houden. Ook het dragen van een mondmasker kan, als zij in actie moeten komen en één of meerdere gedetineerden fysiek in bedwang moeten houden, niet goed mogelijk of zelfs risicovol zijn. Het IBT werd in PI Vught ingezet op een afdeling met gedetineerden die geen coronagerelateerde verschijnselen vertoonden. Conform de richtlijnen van het RIVM is het in een dergelijke situatie niet nodig om mondmaskers te dragen. Indien medewerkers van het IBT zelf coronagerelateerde klachten hebben blijven zij, conform de RIVM-richtlijnen, thuis.
Klopt het dat op een afdeling, waar een besmette persoon verbleef die later is overleden, daarna niemand is getest? Zo ja, waarom niet?
Het betreft hier een persoon die is overleden tijdens de extramurale fase van de ISD-maatregel (Inrichting Stelselmatige Daders). Op het moment dat hij de inrichting verliet, had hij nog geen klachten. Daarom zijn de voormalige celgenoten conform de destijds geldende richtlijnen van het RIVM niet getest. Deze schreven voor dat er alleen werd getest als sprake was van coronagerelateerde klachten. De voormalige afdelingsgenoten zijn wel gemonitord op coronagerelateerde symptomen. Het staat overigens niet vast dat de betreffende gedetineerde aan corona is overleden.
Kunt u garanderen dat nieuwe gedetineerden altijd eerst in quarantaine worden geplaatst, of zijn er uitzonderingen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, die een gedetineerde gelijk gaf die bezwaar maakte tegen plaatsing in een meerpersoonscel? Welke consequenties heeft dit voor het beleid door te gaan met de inzet van meerpersoonscellen? Hoe kan dat eigenlijk veilig en verantwoord plaatsvinden conform de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu?
De RSJ heeft in deze zaak de plaatsing van de gedetineerde in een meerpersoonscel geschorst, omdat de directeur in die specifieke casus onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gezondheidsrisico aanvaardbaar was.4 In overige zaken is de plaatsing in een meerpersoonscel niet geschorst. De eerstgenoemde uitspraak van de RSJ doet dan ook geen afbreuk aan het kunnen plaatsen van gedetineerden in meerpersoonscellen.
Het plaatsen in een meerpersoonscel kan veilig en verantwoord plaatsvinden omdat daarbij een vaste werkwijze wordt gehanteerd. Gedetineerden die voor het eerst instromen in een penitentiaire inrichting worden eerst twee weken op een eenpersoonscel op een aparte inkomstenafdeling geplaatst (gelet op incubatietijd van het coronavirus). In deze periode wordt gemonitord of de gedetineerde klachten ontwikkelt. Als dit niet het geval is, kan de gedetineerde op de afdeling en eventueel een meerpersoonscel worden geplaatst. Alleen gedetineerden die volledig klachtvrij zijn, worden samen in een cel geplaatst. Bij elke verdenking van besmetting wordt er getest. Voor gezonde gedetineerden zijn meerpersoonscellen ook in de huidige situatie een passende vorm van detentie.
De Nederlandse strategie in de bestrijding van COVID-19 |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat COVID-19 effectief bestrijden alleen lukt als voor de samenleving helder is welk doel en welke strategie er wordt nagestreefd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke strategie ligt precies ten grondslag aan het beleid in de bestrijding van COVID-19? Wilt u het virus maximaal controleren c.q. elimineren (indammen) of maximaal verzachten (mitigatie) en kunt u dit toelichten?
Vanaf het begin van de uitbraak is de strategie van het kabinet gericht op het maximaal controleren van het virus. Daarbij staan twee doelen centraal: (1) Het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid en (2) zorgen dat de zorg niet overbelast raakt. Dit vereist zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus.
In de uitbraakfase was een intelligente lockdown nodig om weer in control te komen. In de huidige overgangsfase is het van groot belang om ook in control te blijven, de voorwaarden daarvoor te creëren en zo toe te werken naar de controlefase. Dit doen we door het zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus te versterken en maatregelen stap voor stap te versoepelen. Zo wordt vanaf juni iedereen bij klachten getest, en wordt het contactonderzoek geïntensiveerd en opgeschaald. Nauwe contacten van een besmet persoon worden gevraagd om gedurende 14 dagen thuis te blijven en zich te laten testen bij medische klachten. Zo sturen we sneller en gerichter en dammen we het virus in.
De meeste landen om ons heen volgen een strategie van maximale controle1. Dat is nodig, omdat het virus voorlopig onder ons zal blijven. Uiteraard is dit niet wat we willen, maar het is volgens de medisch experts een onoverkomelijk gegeven. Dat komt omdat het coronavirus erg besmettelijk is en zich, vanwege de overwegend milde klachten bij het grootste deel van de mensen, voor een deel onder de radar verspreidt. Bovendien is Nederland geen eiland; er zullen altijd nieuwe introducties van het virus vanuit andere landen optreden. En ten derde: de gedragsadviezen (zoals thuisblijven bij klachten en de anderhalve meter afstand) zullen, ondanks de inzet op volledige compliance, nooit 100% worden nageleefd.
Met andere woorden, zelfs bij een langdurige voortzetting van de lockdown kan nooit helemaal – zelfs niet bijna helemaal – voorkomen worden dat mensen ziek worden. Nog los van de ingrijpende maatschappelijke en economische gevolgen van het langdurig voortzetten van een lockdown, is de verwachting dat dit de acceptatie van de maatregelen dusdanig op de proef stelt dat de compliance met de gedragsadviezen wordt ondermijnd. Dit zou de effectiviteit van de bestrijding van het virus nadelig beïnvloeden.
Is de Nederlandse strategie in de overgangsfase alleen gericht op een acceptabele belasting van de intensive care (IC), bescherming van kwetsbare mensen en zicht op de verspreiding van het virus, of daarnaast ook op het zo snel mogelijk bereiken van de controlefase? Zijn aanvullende en/of striktere maatregelen dan nu in Nederland gelden mogelijk en in hoeverre zouden deze kunnen bijdragen aan het nog meer voorkomen van IC-belasting, betere bescherming van kwetsbare mensen, meer inzicht in de verspreiding van het virus en het sneller bereiken van de controlefase of eliminatie van het virus? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zoals beschreven in mijn antwoord onder vraag 1 staan er in onze strategie twee doelen centraal: (1) Het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid en (2) zorgen dat de zorg niet overbelast raakt. In de overgangsfase vindt stap voor stap afschaling plaats van maatregelen op basis van advisering hierover door het OMT. Met meer en snel testen, traceren, isoleren, rapporteren en verdere verbetering van de monitoring wil ik het zicht op de verspreiding van het virus verbeteren. Zodat als het RIVM tijdig nieuwe signalen oppikt, we het virus snel en gericht de kop kunnen indrukken. Zo lokaal of regionaal mogelijk. Zo proberen we een nieuwe golf van besmettingen te voorkomen, zodat er meer ruimte blijft voor het afschalen van maatregelen en nieuwe maatregelen minder snel nodig zijn.
Om beter zicht te krijgen op de verspreiding van het virus ontwikkelen we een dashboard met een groot aantal indicatoren dat ons in staat stelt om sneller en gerichter te kunnen sturen. In combinatie met een ruimer testbeleid biedt dit dashboard inzicht om vroegtijdiger signalen van een toename van de verspreiding van het virus op te pikken. Daarbij kunnen en zullen maatregelen getroffen worden die passen bij de aard van de impuls in verspreiding. We kunnen daarbij putten uit de ervaring over effectiviteit van maatregelen die we in uitbraakfase hebben opgedaan, zie ook de brief van 19 mei.
Ondersteunend aan deze strategie is de aanpak om op iets langere termijn meer ruimte te creëren op de IC. De Minister voor Medische Zorg en Sport is hiermee bezig. Met een snel opschaalbare flexibele capaciteit op de IC ontstaat er meer ruimte om onverhoopte pieken op te vangen.
Bent u bereid het afwegingskader en adviezen die zijn gegeven voor de besluiten over maatregelen of het versoepelen van maatregelen, te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Het afwegingskader bij het treffen van maatregelen is in eerdere brieven uiteengezet. Deze is gebaseerd op de drie ankerpunten: zorgen dat de zorg het aan kan, bescherming van kwetsbaren, zicht op verspreiding van het virus. Voor versoepeling van maatregelen vragen we advies en input van het OMT/BAO. Hierover informeer ik u steeds in mijn brieven aan uw Kamer. Eventuele nieuwe maatregelen – of het afschalen daarvan – vloeien niet rechtstreeks voort uit het dashboard, maar vragen altijd om een integrale politieke afweging. Daarnaast wordt niet alleen het gezondheidsperspectief maar ook het maatschappelijk en economisch perspectief gewogen. Speciale aandachtspunten daarbij zijn de beschikbare vervoerscapaciteit, het gebruik van de publieke ruimte (hoeveelheid mensen op straat) en handhaafbaarheid. En vervolgens wordt gekeken in hoeverre de aanpak uitvoerbaar en afhankelijk is van anderen. De aanpak van de buurlanden wordt hierbij betrokken. Bij deze aanpak zijn vrijwel alle departementen betrokken, evenals andere bestuurlijk partners zoals de VNG en veiligheidsregio’s.
De stappen in de versoepeling van de maatregelen zijn opgebouwd langs de volgende lijnen:
Deelt u de opvatting dat het indammen/elimineren van het virus alleen kan door testen, traceren (bron- en contactonderzoek), isoleren en quarantaine? Zo nee, kunt u beargumenteren waarom niet? Kunt u daarbij dan aangeven hoe maximale controle van het virus volgens u wel kan worden bereikt?
Zoals ik beschreef onder vraag 1, vormt maximaal testen, traceren, isoleren en rapporteren een essentiële pijler voor de vervolgstappen. Door snel te testen en goed te traceren houden we de epidemie onder controle. Zie ook mijn brief van 19 mei.
Wordt iedereen die klachten heeft en volgens de richtlijnen getest zou moeten kunnen worden, nu getest? Zo nee, waarom niet? Per wanneer gebeurt dat wel?
Iedereen met klachten die conform het huidige testbeleid in aanmerking komt om getest te worden, kan ook getest worden. Hier zitten geen belemmeringen in. Dat het testbeleid laagdrempelig is, blijkt ook uit het feit dat slechts rond de 5% van de geteste personen besmet blijkt.
Wordt bij iedereen die positief getest is op COVID-19 bron-en contactonderzoek verricht? Zo nee, waarom niet? Per wanneer gebeurt dat wel?
Ja, bij iedereen die positief getest is op COVID-19 wordt bron- en contactonderzoek verricht. In de Kamerbrief van 19 mei beschrijf ik hoe de GGD’en gaan opschalen, zodat ze ook vanaf juni bij iedereen die positief getest is op COVID-19 bron- en contactonderzoek kunnen verrichten.
Waarom is het protocol voor bron-en contactonderzoek door GGD’en minder grondig dan in andere landen? Kunt u aangeven welke landen voor een strikter en meer uitgebreid bron-en contactonderzoek hebben gekozen? Kunt u aangeven welk verschil in strategie tussen deze landen en Nederland bestaat? Kunt u aangeven waarom in Duitsland direct contact wordt opgenomen met mensen wie met een positief getest persoon in contact is geweest, terwijl in Nederland blijkens het protocol een brief wordt gestuurd?
Het bron- en contactonderzoek in Nederland is in lijn met dat in andere landen. Het RIVM scherpt in samenspraak met de GGD’en het protocol voor het bco verder aan. Zo wordt verduidelijkt dat ook de nauwe contacten allemaal zowel mondeling als schriftelijk op de hoogte worden gesteld. Daarnaast worden in het protocol ook afspraken opgenomen over het nabellen van contacten die voortgekomen zijn uit het bco. Iedereen zal in ieder geval gebeld worden op de eerste dag, rond dag zeven en op de laatste dag. Specifieke groepen kunnen vaker worden gebeld om de naleving van de adviezen te vergroten.
Op grond van welke overwegingen is voor een lichtere variant gekozen? Waarop is gebaseerd dat met minder actieve opsporing en controle en minder strikte isolatie toch tot maximale controle van het virus kan worden gekomen? Bij welke strategie past dit?
De Nederlandse aanpak verschilt niet wezenlijk van die van andere lidstaten. Op één punt is de Nederlandse protocol strikter dan bijvoorbeeld het ECDC-richtlijn. Anders dan in de ECDC richtlijn wordt in het Nederlands protocol voor bron- en contactonderzoek onderscheid gemaakt tussen huisgenoten en overige nauwe contacten. In de categorie huisgenoten vallen de contacten die in dezelfde woonomgeving leven en die langdurig op minder dan anderhalve meter afstand contact hadden met de indexpatiënt tijdens diens besmettelijke periode. Uit onderzoek blijkt dat binnen deze groep een grotere kans op overdracht van het virus bestaat dan in de groep nauwe contacten. Huisgenoten krijgen daarom een strikter advies om thuis in quarantaine te gaan.
Hoeveel mensen zijn nodig voor bron-en contactonderzoek volgens het laatste aan de GGD'en verzonden protocol? Hoeveel mensen zouden nodig zijn voor een actief en uitgebreider bron-en contactonderzoek, zoals in andere landen plaatsvindt? Hoeveel mensen worden geworven? Waarom denkt Nederland intensief bron en contactonderzoek te kunnen verrichten met een veel kleiner aantal fte dan andere en vergelijkbare landen?
Het opschalingsplan Bron en contactonderzoek gaat uit van een minimaal aantal van 800 fte en een maximum van 3.200 fte. Naar aanleiding van de onder antwoord 7 beschreven aanscherping zal de GGD mij begin volgende week een geactualiseerd plan sturen.
Zijn alle GGD’en nu mensen aan het werven voor bron-en contactonderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel vacatures zijn er in totaal?
Ja, de regionale GGD’en hebben overigens al opgeschaald tot 670 fte en zullen komende weken werven voor minimaal 800 fte. Voor de opschaling tot 3.200 fte landelijke reservecapaciteit worden afspraken gemaakt met callcenters.
Waarom wordt niet gekozen voor isolatie van mensen die besmet zijn met COVID-19? Waarom wordt niet gekozen voor controle op quarantaine van besmette personen? Bij welke strategie past dit? Kunt u aangeven welke landen voor een striktere isolatie en quarantaine hebben gekozen? Kunt u aangeven welk verschil in strategie tussen deze landen en Nederland bestaat?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 7 en 8.
Welke mogelijkheden zijn er om ervoor te zorgen dat mensen zich wél willen houden aan quarantaine?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 7 en 8.
Wat zouden de kosten van maximaal bron-en contactonderzoek en isolatie en quarantaine van besmette personen zijn? Hoe verhouden deze zich tot de kosten van een mogelijke tweede golf en als gevolg daarvan een (vorm van tweede) lockdown?
Ik ben ervan overtuigd dat we de juiste weg in slaan met het maximaal opschalen van de GGD’en voor het bron- en contactonderzoek en het aanpassen van het BCO protocol over de follow-up na het oorspronkelijk contact, zoals beschreven in het antwoord op vraag 7.
Worden voorwaarden die het Outbreak Management Team (OMT) stelt voor versoepelen van maatregelen strikt overgenomen en gehandhaafd? Zo nee, waarom niet?
Bij het aanpassen van maatregelen door het kabinet speelt het OMT-advies een belangrijke rol, maar er spelen ook andere afwegingen mee, zoals nader toegelicht in antwoord 3.
Kunt u aangeven op basis van welke wetenschappelijke studies en adviezen besloten is over te gaan op het adviseren van het gebruik van mondkapjes in het openbaar vervoer maar niet op andere plekken, inclusief de plekken waar de anderhalve meter afstand moeilijk te handhaven is?
Het RIVM heeft op haar website de «Afwegingen voor infectiepreventie in het openbaar vervoer» gepubliceerd, zoals vastgesteld in het OMT van 4 mei. Deze kunt u hier vinden.
Deelt u de mening dat als het gebruik van mondkapjes verplicht is, de overheid deze kosteloos beschikbaar zou moeten stellen?
Nee die mening deel ik niet. Wel heeft het kabinet besloten om in ieder geval tot september geen btw meer te heffen op mondkapjes zodat ze goedkoper zijn in de aanschaf.
Wordt per maatregel die versoepeld wordt nauwkeurig gemonitord welke effecten er optreden ten aanzien van de verspreiding van het virus? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan worden aangegeven op welke momenten welke maatregelen worden geëvaluaeerd en welke criteria worden gebruikt om over te gaan op verdere versoepeling?
Het effect van maatregelen op de verspreiding van het virus worden telkens nauwkeurig gemonitord door het RIVM. Het beoogde dashboard met indicatoren is bedoeld om de signaleringsstructuur van het RIVM te versterken. Zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Evaluatie van maatregelen vindt plaats nadat de crisis voorbij is.
Kunt u deze vragen separaat beantwoorden voor het eerstvolgende debat met de Kamer over het coronavirus?
De berichten ‘Verpleeghuizen wilden al vroeg testen maar werden geweigerd’, 'Protocol voor contactonderzoek kent twee grote zwakke plekken' en ’Inval-minister Van Rijn kijkt terug: ‘Bidden dat wat we doen, goed is’ |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Corinne Ellemeet (GL), Jesse Klaver (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving dat zorgverleners van verpleeghuizen zich wekenlang niet konden laten testen op het COVID-19 virus tijdens de uitbraak?1, 2
Ja.
Welke les trekt u uit het gegeven dat er voldoende testcapaciteit was, maar verpleeghuizen al dan niet vanwege de richtlijn, het personeel niet konden laten testen? Wat doet u met deze inzichten voor in de toekomst?
In het begin van de uitbraak was er geen centraal overzicht van de testcapaciteit en de beschikbaarheid van testmaterialen. De laboratoriumdiagnostiek is in Nederland decentraal georganiseerd. Dit overzicht is vanaf eind maart opgebouwd. Toen er meer zekerheid over de testcapaciteit was, adviseerde het OMT op 30 maart om het testbeleid uit te breiden en dit is vanaf 6 april gebeurd. Er is nu een Landelijk Coördinatieteam Diagnostische Keten ingericht, dat de inzet van testcapaciteit en testmaterialen optimaliseert. Er is op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat een situatie van schaarste zich voor zal doen.
Welke relatie ziet u tussen de tot op heden circa 8.500 ouderen in verpleeghuizen met een vermoedelijke COVID-19 infectie, de onderbenutte testcapaciteit onder zorgverleners in verpleeghuizen, het gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen in verpleeghuizen en de RIVM-richtlijn van 20 maart dat geen bezoek meer is toegestaan?
Het OMT heeft aangeven dat voor het toenemend aantal meldingen van COVID-19 in de verpleeghuizen meerdere redenen kunnen zijn. De kans op verspreiding in de verpleeghuizen is hoog, mede vanwege de gesloten setting, het langdurig verblijf, en het intensieve contact tussen bewoners en zorgpersoneel en tussen bewoners onderling. Ook kan het te maken hebben met het feit dat bij mensen met dementie hygiënemaatregelen lastiger te handhaven zijn. Overigens is het geen RIVM richtlijn om geen bezoek toe te laten. Het was een kabinetsbesluit.
Kunt u nader uiteenzetten wat wordt bedoeld met de uitspraak van de Minister voor Medische Zorg van 12 mei: «Waar ik een beetje moeite mee heb, is dat er een verband wordt gelegd tussen die beschermingsmiddelen en de piek van besmettingen in verpleeghuizen?»3 Wat voor ongemak voelt u daarbij?
Vanwege bovenstaande redenen is het niet zomaar te stellen dat een gebrek aan beschermingsmiddelen een hoge piek van besmettingen in verpleeghuizen veroorzaakt. Het ongemak zit vooral in de suggestie dat een piek van besmettingen voorkomen had kunnen worden. De één-op-één conclusie is niet te trekken. Op de mogelijke oorzaken daarvan ben ik bij vraag 3 ingegaan.
Hoeveel mensen zijn noodzakelijk om het klassieke arbeidsintensieve bron- en contactonderzoek komende tijd uit te voeren? Waar is deze prognose op gebaseerd? Wat is de huidige GGD-capaciteit voor bron- en contactonderzoek?
Hoeveel bron- en contactonderzoek (BCO) precies uitgevoerd moet kunnen worden, is onder meer afhankelijk van het aantal positieve testuitslagen. Op dit moment zijn er verschillende scenario’s denkbaar. De GGD’en gaan in het opschalingsplan uit van de inzet van de maximale testcapaciteit (30.000 per dag) en 5% positieve testuitslagen. Dit betekent dat maximaal 1.500 BCO per dag uitgevoerd moet kunnen worden.
De GGD’en geven aan dat een BCO gemiddeld acht uur in beslag neemt, inclusief de monitoring van geïdentificeerde contacten. Sommige BCO zullen uiteraard complexer zijn dan anderen. De GGD’en hebben op basis van deze gegevens berekend dat zij tot een maximum van 3.200 FTE nodig hebben om 1.500 BCO per dag uit te voeren. Op dit moment hebben de GGD’en 1200 FTE voor BCO regionaal beschikbaar en werken zij aan de verdere landelijke opschaling tot een maximum van 3.200 FTE. De GGD’en zijn hiermee in staat om dagelijks de benodigde hoeveelheid BCO uit te voeren.
Bent u ervan op de hoogte dat het Johns Hopkins Center for Health Security ervan uitgaat dat in de Verenigde Staten 100.000 contactonderzoekers nodig zijn? Hoeveel contactonderzoekers zijn, op basis van hetzelfde model, dan nodig in de Nederlandse context?
De bevolking van de Verenigde Staten is ongeveer twintig keer zo groot als de Nederlandse bevolking. Als je de hoeveelheid benodigde contactzoekers corrigeert naar de omvang van de Nederlandse bevolking, kom je ongeveer uit op 5.000 benodigde contactonderzoekers. Daarnaast is het zo dat de situatie in Nederland niet zomaar te vergelijken is met die in de Verenigde Staten. Er is een grote afhankelijkheid van de hoeveelheid afgenomen tests en van de hoeveelheid positieve tests. In Nederland gaat het om een inschatting van 30.000 tests per dag en wordt uitgegaan van een bovengrens van 8% positieve testuitslagen. Daarmee lijkt het ingeschatte aantal van 3.200 FTE voor BCO reëel.
Waarom wijkt het Nederlandse protocol van het bron- en contactonderzoek af van het Europese protocol van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)? Bent u ervan op de hoogte dat het ECDC schrijft dat de overheid, na een bevestigde COVID-19 besmetting, over moet gaat tot «active follow-up of the contacts (e.g. daily phone calls, e-mails, text-messages)»?4 Op basis van welke wetenschappelijke inzichten wordt hiervan afgeweken?
Anders dan in de ECDC richtlijn wordt in het Nederlands protocol voor bron- en contactonderzoek onderscheid gemaakt tussen huisgenoten en overige nauwe contacten. In de categorie huisgenoten vallen de contacten die in dezelfde woonomgeving leven en die langdurig op minder dan anderhalve meter afstand contact hadden met de indexpatiënt tijdens diens besmettelijke periode. Uit onderzoek blijkt dat binnen deze groep een grotere kans op overdracht van het virus bestaat dan in de groep nauwe contacten. Huisgenoten krijgen daarom een strikter advies om thuis in quarantaine te gaan. Het Nederlands protocol is in die zin dus strenger dan de richtlijn door ECDC.
Ik ben ervan op de hoogte dat de ECDC richtlijn voorschrijft dat de overheid, na een bevestigde COVID-19-besmetting, in contact blijft met de patiënt. De GGD’en maken daarom gebruik van een nazorgteam dat telefonisch contact onderhoudt met mensen die uit een BCO naar voren komen, met name personen waarvan zij inschatten dat een actieve opvolging is nagewezen. Op deze manier houden de GGD’en actief zicht op de naleving van de gemaakte afspraken en blijven ze op de hoogte van relevante ontwikkelingen met betrekking tot ziekteverschijnselen.
Kunt u specificeren hoeveel persoonlijke beschermingsmaterialen er nodig zijn in alle zorgsectoren, dus inclusief de verpleeghuiszorg, gehandicaptenzorg, wijkverpleging, geestelijke gezondheidszorg, huisartsenzorg, maatschappelijke opvang, jeugdzorg, et cetera?
In eerste instantie is door het LCH gewerkt met een prognose model om de vraag in te schatten. Inmiddels kan het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) feitelijk inzicht geven in de aanvullende vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen die zij binnen krijgen in de ingerichte bestelportals. Deze kennis gebruikt het LCH om de gemiddelde verwachtte vraag naar deze artikelen voor de komende week te bepalen. Op het moment dat een product nog niet eerder geleverd is, zoals bij de pakketten, gebeurt dat op basis van marktconsultatie. De meest recente cijfers over de beschikbare voorraad, de inkoop en de vraag worden gepubliceerd op de website van het LCH5.
Wanneer is voor de eerste keer een prognosemodel gemaakt van het aantal benodigde persoonlijke beschermingsmaterialen in de gehele zorg naar aanleiding van het COVID-19 virus? Wanneer werd deze prognose voor het eerst gemaakt voor alleen de ziekenhuiszorg?
Bij het maken van het prognose model is direct uitgegaan van alle zorginstellingen. Later zijn daar ook de thuiszorg, de huishoudelijke hulp en de mantelzorg aan toe gevoegd.
De eerste prognose dateert van de start van LCH op 23 maart 2020.
Wie maakt de prognosemodellen en op welke data zijn deze gebaseerd?
De prognoses worden gemaakt door het LCH/VWS met input van diverse experts (adviseurs, zorgprofessionals, brancheorganisaties vanuit zorg en industrie). Daarbij wordt ook kennis uit andere landen verkregen bij inkoopexperts uit de zorg en internationale adviesbureaus. Inmiddels wordt ook gebruik gemaakt van de daadwerkelijke uitlevering vanuit het LCH.
Via welke rechtsvorm worden persoonlijke beschermingsmaterialen ingekocht door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)?
Het LCH is een tijdelijke publiek-private samenwerking, zonder winstoogmerk. Het LCH is opgericht op initiatief van de zorgsector, in opdracht van het Ministerie van VWS, voor deze crisisperiode. Het LCH bestaat uit deskundigen van zorgaanbieders, distributiebedrijven en producenten van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen. Voor de financiële afhandeling van inkoop t/m verkoop heeft VWS een contract afgesloten met Mediq, die dit uitvoert met open boek en zonder winstoogmerk. VWS staat hierbij garant voor de risico’s.
Wat is de financiële omvang van het aantal bestellingen dat is uitgezet door het LCH?
De totale omvang is op dit moment ongeveer 1.050 miljoen euro (stand 2 juni 2020).
Hoeveel is tot op heden daadwerkelijk overgemaakt ten behoeve van persoonlijke beschermingsmiddelen? Voor hoeveel staat het LCH nog garant aan financiële verplichtingen?
Het overgemaakte bedrag verandert dagelijks, maar is op dit moment ongeveer 30% van de totale financiële verplichting. VWS staat garant voor de risico’s bij de financiële verplichtingen.
Klopt het dat alle partners via het LCH werken zonder winstoogmerk? Kunt u garanderen dat alle betrokken partners ook daadwerkelijk geen winst maken op de persoonlijke beschermingsmaterialen?
De deelnemers aan het LCH wordt gevraagd een convenant te ondertekenen, waarbij vastgelegd is dat zij zonder winstoogmerk deelnemen aan het consortium. Het merendeel van de deskundigen is door hun eigen organisatie uitgeleend aan het LCH zonder de kosten daarvoor in rekening te brengen. Een enkele deskundige, wordt wel betaald voor de gewerkte uren. Daarnaast werken verschillende bedrijven op kostprijsbasis of met sterk gereduceerde tarieven.
Welke bedrijven zijn voornamelijk betrokken bij het LCH en wat zijn hun desbetreffende rollen?
Het LCH is een tijdelijke publiek-private samenwerking, zonder winstoogmerk. Het LCH is opgericht op initiatief van de zorgsector, in opdracht van het Ministerie van VWS, voor deze crisisperiode. Het LCH is een krachtenbundeling van kennis en expertise. Het functioneert als tijdelijk samenwerkingsverband van deskundigen, om veel beschermingsmiddelen te verwerven en bij de zorgverleners te krijgen. In het LCH werken deskundigen uit de hoek van zorgaanbieders, distributiebedrijven, transporteurs en producenten van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen samen. Het LCH bestaat uit personen en niet uit organisaties en instellingen. Wel brengen deze personen in een aantal gevallen netwerken van hun organisatie in, die kunnen bijdragen aan het oplossen van het PBM tekort in de zorg.
We onderscheiden de volgende groepen personen:
Deskundigen uit de hoek van supply chain partners. Dat zijn deskundigen die bij het LCH kennis inbrengen van de supply chains, maar die ook de professionele netwerken van hun bedrijven ter beschikking stellen om materialen naar Nederland te krijgen (Skyteam/KLM) of binnen Nederland te distribueren (OneMed/QRS & Mediq).
Deskundigen uit zorgorganisaties. Dat kunnen zijn academische ziekenhuizen, medische centra of andere zorginstellingen. Zij brengen kennis in van bijvoorbeeld de zorg, van inkoop voor de zorg en van kwaliteitsbewaking ten behoeve van de zorg. Dit varieert van directeuren inkoop van zorginstellingen tot coassistenten uit het A-UMC die de telefoon bedienen om alle aanbieders te woord staan.
Experts die gevraagd zijn specifieke kennis in te brengen bij het LCH bijvoorbeeld op het gebied van prognoses maken, inkoop van medische hulpmiddelen, financiën, crisisorganisaties inrichten, communicatie of logistiek. Voorbeelden zijn experts van bedrijven als Brocacef, BCG, Accenture, Vintura, Reputatiegroepen, Post NL.
Deskundigen met expertise op het gebied van het opzetten van Nederlandse productielijnen voor PBM. Zij hebben hun kennis gedeeld met de ministeries van EZK en VWS.
Deskundigen uit de publieke domein, die kennis en ervaring hebben ingebracht van bijvoorbeeld inkoop bij de overheid, kwaliteitsmetingen, logistiek, netwerken van zorginstellingen, overheidsfinanciën en de vraagstellingen in zorginstellingen. Denk hierbij aan onder andere de ministeries van Defensie en VWS, de NFU (diverse academische ziekenhuizen), RIVM, ZonMW en GGD GHOR.
Bij het bovenstaande kan nog het volgende worden opgemerkt.
Bovenstaande lijst van deskundigen is voortdurend aan verandering onderhevig. Inbreng van kennis kan variëren al naar gelang de behoefte op dat moment. De samenstelling van het LCH wisselt daarmee voortdurend.
Het merendeel van de deskundigen is door hun eigen organisatie uitgeleend aan het LCH zonder de kosten daarvoor in rekening te brengen. Een enkele deskundige, wordt wel betaald voor de gewerkte uren. De kosten van deze betaling wordt verwerkt in de kostprijs van de inkoop.
Voor het afwikkelen van alle financiële aspecten van inkoop tot verkoop heeft VWS een apart contract gesloten met Mediq. Ook met OneMed/QRS is een overeenkomst getekend voor de afwikkeling van de distributie. Hierdoor kon het LCH direct starten met grootschalige inkoop en met het benutten van de distributiekanalen van Mediq en OneMed. Beide bedrijven zijn bereid geweest dit te doen op kostprijsbasis en verdienen hier, conform de doelstelling van de LCH samenwerking, niet aan.
Het LCH werkt met circa 50 aanvoerlijnen. Daarbij zijn producenten/fabrieken en (tussen)handelaren betrokken. Deze partijen maken geen deel uit van het LCH. De (inkoop)contracten met deze partijen worden afgesloten door Mediq op basis van het genoemde contract tussen VWS en Mediq.
Klopt het dat tot op heden alle transport van persoonlijke beschermingsmaterialen van China naar Nederland is verlopen via luchtverkeer? Ziet u mogelijkheden om op de langere termijn het transport ook per vrachtschip of per trein te vervoeren?
Vanwege het spoedeisende karakter is het LCH direct begonnen met luchttransport. Dit blijft tot op de dag van vandaag een belangrijk vervoerskanaal. Daarnaast vindt er inmiddels ook transport per trein en schip plaats.
Kunt u een overzicht geven hoeveel mondmaskers afgelopen drie maanden zijn ingekocht door Duitsland, België en Frankrijk?
Nee, dit overzicht heb ik op dit moment niet.
Bent u ervan op de hoogte dat de Duitse regering de nationale productie van persoonlijke beschermingsmaterialen stimuleert en ervan uitgaat dat medio augustus elke week 10 miljoen FFP2 maskers en 40 miljoen chirurgische maskers kunnen worden geproduceerd? Wat zijn de ambities van de Nederlandse regering betreffende het opschalen van de nationale productie?
Ja. Op dit moment zijn Nederlandse bedrijven bezig met de productie van FFP-2 maskers, beschermingsbrillen, spatschermen en beademingsapparatuur. Drie fabrikanten zijn inmiddels FFP2-maskers aan het produceren of starten de productie van FFP2-mondmaskers op zeer korte termijn. Ik ben met alle drie de bedrijven in gesprek om de productie gedurende 12 maanden verder op te schalen tot gemiddeld 2 mln. stuks per week. Daarnaast heb ik met drie fabrikanten contracten gesloten voor onder andere de afname van chirurgische mondmaskers. Zodra deze bedrijven hun productie volledig op gang hebben en voldoen aan de kwaliteitseisen, kunnen er gemiddeld zo’n 3 miljoen chirurgische mondmaskers per week worden geproduceerd. Hiermee wordt in ruime mate aan de huidige uitvraag voldaan en wordt een robuuste voorraad opgebouwd via nationale productie.
Bent u van mening dat het aanwijzen van een speciaal gezant voor de Taskforce Diagnostiek geslaagd is verlopen? Denkt u er aan om een dergelijke speciale gezant ook in te zetten voor de inkoop, coördinatie en nationale productie van persoonlijke beschermingsmaterialen?
Ja, ik vind het aanstellen van een de speciaal gezant in aanvulling op de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit geslaagd. Aangezien ik inmiddels met verschillende bedrijven afspraken heb gemaakt over de productie, of het starten ervan, van persoonlijke beschermingsmiddelen, zie ik niet de noodzaak om een speciaal gezant op dit terrein aan te stellen.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden uiterlijk op dinsdag 19 mei?
Dat is helaas niet gelukt
De toegankelijkheid voor mensen met een handicap in het openbaar vervoer in het licht van de coronacrisis |
|
Vera Bergkamp (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen van mensen met een handicap over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer in het licht van de coronacrisis?
Ja.
Hoe beoordeelt u de aanpassingen in het openbaar vervoer ten behoeve van het houden van anderhalve meter afstand, waarbij rolstoelplekken worden opgeofferd?
Omwille van de veiligheid van medewerkers in het OV waren tijdelijk maatregelen nodig, waardoor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van het OV werden beperkt. Op 14 mei1 heb ik het protocol «verantwoord blijven reizen in het OV» vastgesteld, verder: OV-protocol. Hierin is opgenomen dat dit protocol voor iedere reiziger van toepassing is, dus ook voor de reiziger met een beperking.
Bent u het met de vragenstellers eens dat het van groot belang is dat het openbaar vervoer toegankelijk blijft voor mensen met een handicap, ook onder de huidige maatregelen die zijn ingezet om de coronacrisis te bestrijden? Zo ja, hoe garandeert u dat deze mensen zo veel als mogelijk gebruik kunnen blijven maken van het openbaar vervoer?
In het OV-protocol is opgenomen dat de gemaakte afspraken voor iedere reiziger van toepassing zijn, dus ook de reiziger met een beperking.
Vanaf 1 juni rijdt NS met een maximale inzet van materieel en personeel een zo normaal mogelijke dienstregeling en is ook de NS reisassistentie weer volledig beschikbaar. Daarmee kunnen alle reizigers met een auditieve, visuele en motorische beperking weer gebruik maken van de gebruikelijke NS reisassistentie, dus ook als dit betekent dat iemand met een hulpmiddel hulp nodig heeft om in of uit de trein te komen. Die reguliere ondersteuning kan in deze bijzondere omstandigheden extra belangrijk zijn. Voor vervoer door NS geldt voorts dat alle hulpmiddelen voor mensen met een beperking die voorheen mee mochten in de treinen van NS ook nu mee mogen in de NS-treinen. Ook fietsen die door mensen met een beperking worden gebruikt als hulpmiddel mogen nog steeds mee in de treinen van NS.
Hoe toegankelijkheid verder wordt gewaarborgd voor deze groep is onderwerp van gesprek in de werkgroep OV-protocol. In samenspraak met belangenbehartigers van mensen met een beperking bekijkt die werkgroep welke impact het protocol heeft op het reizen van mensen met een beperking in het OV en of eventueel aanvullende maatregelen nodig zijn om de toegankelijkheid van het OV op peil te houden. Hoe dit uitgewerkt wordt, zal ik aan uw Kamer laten weten in de brief die ik heb toegezegd bij het notaoverleg openbaar vervoer, infrastructuur en corona van 28 mei jongstleden. Hierin zal ik ook ingaan op de uitvoering van de moties Schonis/Van der Graaf en Laçin c.s., die bij genoemd debat zijn ingediend en aangenomen2.
De Minister van VWS heeft voorts in zijn brief3 van 6 mei jongstleden aangegeven dat hij samen met de cliëntenorganisaties voor mensen met een beperking of chronische ziekte werkt aan een (meer integrale) actieagenda voor mensen met een beperking of chronische ziekte voor de korte en langere termijn. De knelpunten die deze doelgroep kan tegenkomen in de anderhalvemeter-samenleving, zoals de behoefte aan nabijheid maar ook de wens om volop te kunnen meedoen, zullen hier ook in worden meegenomen. Ook is mobiliteit in dit verband in algemene zin benoemd. Doel is om, in lijn met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, onevenredige schade, uitsluiting en achterstand van mensen met een beperking of chronische ziekte vanwege COVID-19 te kunnen voorkomen en op te heffen.
Hoe zorgt u ervoor dat mensen die bij het reizen afhankelijk zijn van een begeleider of personeel op een verantwoorde wijze gebruik kunnen blijven maken van het openbaar vervoer?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt er gezorgd dat mogelijke veranderingen in de fysieke omgeving van het openbaar vervoer in voldoende mate duidelijk zijn voor mensen met een visuele beperking en eventueel hun hulp- of assistentiehond?
Zie antwoord vraag 3.
Wordt ervoor gezorgd dat de benodigde faciliteiten voor mensen met een handicap om zich op een station te verplaatsen – zoals een lift – toegankelijk blijven, ook indien er andere looproutes gestimuleerd worden op een station?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wordt er omgegaan in de communicatie met doven en slechthorenden die mogelijk afhankelijk zijn van liplezen, ook als men veel gebruik gaat maken van mondneusmaskers?
Zie antwoord vraag 3.
Blijft het mogelijk dat mensen met een handicap ook gebruik kunnen blijven maken van het openbaar vervoer als zij afhankelijk zijn van verschillende vormen van openbaar vervoer die op elkaar afgestemd en op maat geregeld zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen gaat u verder zetten om de mobiliteit van gehandicapten tijdens de coronacrisis te waarborgen?
De landelijke brancheorganisatie Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) werkt op dit moment aan een protocol voor het zorgvervoer dat ook met relevante partijen, zoals maatschappelijke organisaties en vakbonden, wordt afgestemd. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat ook mensen met een beperking die aangewezen zijn op zorgvoervoer op een veilige en verantwoorde manier kunnen reizen.
Bent u bereid met Ieder(in) en andere betrokken partijen in overleg te gaan om knelpunten te inventariseren en mogelijke oplossingen voor mensen met een handicap in het openbaar vervoer op te stellen?
Ja. Bij het in beeld brengen van de impact van het OV-protocol op mensen met een beperking en aanvullende maatregelen zijn Ieder(in), de Oogvereniging en Rover betrokken.
De berichten dat de meeste bedrijven in de vleessector de RIVM-richtlijnen niet naleven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat vakbonden de noodklok hebben geluid over de situatie in de vleessector, omdat bij de meeste bedrijven de maatregelen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet worden nageleefd en er desondanks toch wordt doorgeslacht?1
Ik heb de brief van de vakbonden, waarin zij stellen dat bij de meeste bedrijven de maatregelen van het RIVM niet worden nageleefd, inderdaad gelezen.
Hoe verhoudt dit zich tot uw uitspraak (in antwoord op Kamervragen) dat indien de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateert dat slachthuizen zich niet houden aan alle RIVM-richtlijnen, er ook geen keuringen (en dus slachtingen) plaatsvinden?2
Allereerst hebben slachterijen zelf de verantwoordelijkheid om de richtlijnen van het RIVM na te leven en maatregelen te treffen.
De NVWA heeft vanaf het begin van de coronacrisis duidelijk aangegeven dat het werk voor toezichthouders op slachthuizen op een veilige manier moet kunnen worden uitgevoerd.
Daar waar ondanks de door de slachterijen genomen maatregelen de toezichthouders niet conform de RIVM-richtlijnen kunnen werken dan kan de NVWA haar werkzaamheden staken, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren. Dit heeft er enkele malen toe geleid dat de NVWA op een slachthuis haar werkzaamheden tijdelijk heeft opgeschort. De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van die wetgeving. De Inspectie SZW heeft haar meldingenproces aangepast naar aanleiding van Corona. Handhaving vindt plaats overeenkomstig de toelichting op de website van de inspectie. In bijlage vindt u ook de reactie van mijn ministerie op de brief van de vakbonden3.
Is het waar dat de NVWA(-leiding) er al langer van op de hoogte is dat er op diverse slachthuizen niet volgens de RIVM-richtlijnen gewerkt kan worden maar dat de werkzaamheden toch blijven plaatsvinden? Zo ja, sinds wanneer is de NVWA hiervan op de hoogte en welke managementlagen hadden hier kennis van?3
De situatie op de slachthuizen wordt dagelijks binnen de NVWA besproken. Om extra voeling te houden met de situatie op de slachthuizen is een groep van drie ervaren dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om signalen die ook zij vanuit het werkveld opvangen onder de aandacht van het management te brengen. Naar aanleiding van signalen vanuit de NVWA-medewerkers is een arbeidshygiënisch onderzoek bij een aantal slachthuizen gestart om na te gaan of slachthuizen op een adequate manier invulling geven aan hun verplichting om conform RIVM-richtlijnen te werken en de NVWA-medewerkers een veilige werkomgeving te geven. Dit onderzoek wordt op zeer korte termijn afgerond.
In afwachting van de uitkomsten heeft de NVWA besloten om alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. Tot nu toe was de verplichting tot het dragen van een mondmasker alleen voorgeschreven bij het uitvoeren van de ante mortem keuringen op pluimveeslachthuizen. Nu kunnen alle dierenartsen er bij de uitvoering van hun werkzaamheden op slachthuizen over beschikken. Het is geen verplichting, maar dierenartsen kunnen dit op vrijwillige basis doen. De uitkomst van het nog lopende arbeidshygiënisch onderzoek zal bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of en, zo ja, welke aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen er voor NVWA voorgeschreven moeten worden om op slachthuizen hun werk RIVM-veilig te kunnen doen.
Kunt u bevestigen dat de vakbonden en andere partijen in de vleessector deze zorgen ook al eerder kenbaar hebben gemaakt aan uw ministerie? Zo ja, wanneer, hoe vaak en wat heeft uw ministerie met deze zorgen gedaan?
Ja. Vanaf de start van de Corona-crisis zijn de NVWA, mijn ministerie en de sectoren met elkaar in gesprek over de continuering van het slachtproces binnen de kaders van de RIVM-richtlijnen. Zo heeft de NVWA al op 23 maart aan de slachthuizen een brief gestuurd waarin een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen. Knelpunten worden besproken en indien aan de orde worden slachthuizen aangesproken om aanvullende maatregelen te treffen.
Op welk moment werd u zelf geïnformeerd over de zorgen die aan uw ministerie kenbaar zijn gemaakt over de risicovolle omstandigheden in slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?
Op 23 maart ben ik door de NVWA geïnformeerd over de brief waarin aan de slachthuizen een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen.
Op welk moment was het u zelf bekend dat de NVWA(-leiding) ervan op de hoogte was dat de RIVM-richtlijnen in diverse slachthuizen niet worden nageleefd en dat desondanks de slacht toch door bleef gaan?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2 inzake de handelwijze van de NVWA.
Kunt u zich herinneren dat er Kamervragen zijn gesteld over het niet (kunnen) naleven van de RIVM-richtlijnen in slachthuizen?4
Ja.
Waarom heeft u (toen) niet aan de Kamer gemeld dat uw ministerie alarmerende signalen had over de risicovolle omstandigheden in slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?
De brief van de vakbonden was mij bekend, maar uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden. Dagelijks worden de signalen en meldingen besproken binnen het managementteam van de verantwoordelijke directie binnen de NVWA en wordt actie ondernomen als daar aanleiding toe is.
Waarom heeft u (toen) niet aan de Kamer gemeld dat de NVWA(-leiding) ervan op de hoogte was dat de RIVM-richtlijnen in diverse slachthuizen niet (kunnen) worden nageleefd en dat de slacht desondanks toch door bleef gaan?
Ik herken mij niet in het beeld dat over de hele linie maatregelen niet worden nageleefd. Daar waar maatregelen niet worden nageleefd, worden slachthuizen hier op aangesproken en worden indien nodig maatregelen genomen. Dit heeft in enkele gevallen geleid tot het tijdelijk stilleggen van het slachtproces. Daarnaast heeft de NVWA arbeidshygiënisch onderzoek laten doen op slachthuizen om te bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn voor de veiligheid van de eigen medewerkers. Dit onderzoek wordt op zeer korte termijn afgerond.
Waarom schreef u op 7 mei aan de Kamer dat «tot op heden de slachthuizen in samenspraak met de NVWA en sectoren er goed in zijn geslaagd om de aangeboden dieren te slachten» en verzweeg u de problemen rond het niet naleven van de RIVM-richtlijnen in de slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven?5
Met de door de slachthuizen genomen maatregelen om de RIVM-richtlijnen na te leven was er geen reden om het slachtproces als geheel te stoppen. Zoals uit mijn beantwoording op vraag 8 en 9 blijkt, bestaat niet het beeld dat over de hele linie de RIVM-richtlijnen niet nageleefd worden.
Erkent u dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd?
Nee.
Erkent u dat u de Kamer informatie heeft onthouden?
Nee.
Welke verklaring heeft u daarvoor?
Ik herken het gestelde in vraag 11 en 12 niet.
Heeft u kennisgenomen van de aangenomen motie-Van Esch/Ouwehand (Kamerstuk 25 295, nr. 345) die de regering verzoekt af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven, aangevuld met het verzoek om binnen een week te laten weten hoe de motie zal worden uitgevoerd?
Ik heb kennisgenomen van de aangenomen motie-Van Esch/Ouwehand. Zeer binnenkort ontvangt u een reactie op de wijze waarop uitvoering aan de motie wordt gegeven.
Kunt u ook deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ik heb uw Kamer deze beantwoording zo spoedig als mogelijk doen toekomen.
Preventie van legionellabesmetting. |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Op welke wijze wordt er tijdens én na de (bijna) sluiting van de op dit moment vele openbare gebouwen; bijvoorbeeld scholen, universiteiten en andere gebouwen aandacht besteed aan de noodzaak tot (extra) legionellamaatregelen, om te voorkomen dat bij heropening van gebouwen legionellabesmetting via waterleidingen optreedt?
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die op grond van de Drinkwaterwet toezicht houdt op legionellapreventie rond drinkwaterinstallaties bij de zogeheten prioritaire locaties, heeft eind maart via een bericht op hun site gewezen op dit risico. Begin mei heeft de ILT via de pers, brancheverenigingen en BRL 6010 adviseurs de instellingen geïnformeerd over welke stappen genomen moeten worden wanneer instellingen/bedrijven, na de beperkende maatregelen, weer worden opgestart of weer terugkomen in een normale bedrijfsvoering1.
Koepelorganisatie Vewin en de individuele drinkwaterbedrijven roepen sinds eind maart op om de leidingen regelmatig door te spoelen en communiceren actief over corona en legionella op hun site en via eigen social media kanalen.
Kunt u aangeven welke afspraken hierover bestaan en welke communicatiemiddelen hiervoor worden ingezet?
Begin mei heeft ILT hierover brieven gestuurd naar de BRL 6010 adviseurs en branches (prioritaire instellingen) die hiervoor onder toezicht staan van de ILT. In de brief staat welke concrete stappen bedrijven moeten zetten om de drinkwaterinstallatie op een veilige manier op te starten, bijvoorbeeld om monsters te nemen voordat de voorziening wordt opgestart.
Locaties waar de volksgezondheid het grootste risico loopt als er legionellabacteriën in het drinkwater zitten noemen we prioritaire instellingen. Zij zijn verplicht aan legionellapreventie te doen waarop de ILT toezicht houdt. Prioritaire instellingen zijn o.a. inrichtingen met een logiesfunctie, waaronder hotels, bed & breakfasts met meer dan vijf slaapplaatsen, (mini)campings, bungalowparken en jachthavens en truckstops, benzinestations, wegrestaurants en dergelijke met douchefaciliteiten.
Ook bedrijven en instellingen die niet onder dit specifieke toezicht vallen (niet-prioritaire instellingen), zoals scholen, winkels en vakantiewoningen, moeten letten op legionellabeheer. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat informeert deze groep met adviezen om de kans op legionella te verminderen. Op 7 mei zijn deze via social media op de diverse kanalen van het ministerie verspreid. Met name gemeenten hebben deze op grote schaal gedeeld via hun eigen kanalen. De drinkwaterbedrijven communiceren aan het einde van iedere zomervakantie over legionellarisico’s en geven hun klanten instructie om de leidingen door te spoelen. Dat doen ze nu weer en toegezegd is om hier in de komende periode extra op in te zetten.
Kunt u verzekeren dat er gecommuniceerd wordt met alle betreffende sectoren, zodat de kans dat mensen straks besmet worden door legionella nihil is?
Er is gecommuniceerd met alle betreffende sectoren, met zowel prioritaire als niet-prioritaire instellingen. Zie ook hierboven.
Wordt er bij het versoepelen van de coronamaatregelen rekening gehouden met risico op legionellabesmetting, en bent u bereid dit als vast punt in de overwegingen mee te nemen?
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaren en exploitanten van de locaties om het risico op legionellabesmetting te beheersen, juist ook op het moment dat de coronamaatregelen versoepeld worden. Zoals uit de antwoorden op de vorige vragen blijkt, is hier inmiddels al veel over gecommuniceerd en zal die communicatie worden voortgezet.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Mondkapjes en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) |
|
Kees Verhoeven (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Waarom heeft het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) bewust gekozen voor de strategie om de capaciteit binnen bestaande leveranciers op te schalen in plaats van het aantal leveranciers te vergroten, zoals tijdens de technische briefing aan de Kamer op 30 april 2020 is aangegeven?1
Het LCH laat weten zowel in te kopen bij bestaande leveranciers als bij nieuwe leveranciers. Normaal wordt in Nederland door een zorgaanbieders gewerkt met een of twee vaste leveranciers. Inmiddels heeft het LCH nu contact met meer dan vijftig betrouwbare leveranciers.
Met deze vaste leveranciers is het LCH in staat veel beschermingsmiddelen in te kopen. Zo zijn er inmiddels bijvoorbeeld 1 miljard chirurgische maskers en meer dan 500 miljoen handschoenen besteld. Het LCH kan dankzij de ervaring die met deze producenten en leveranciers is opgedaan, zorgen voor zowel veel volume als voor een goede kwaliteit. Aandachtspunt blijft het transport. Daar heeft het LCH de afgelopen tijd veel aandacht aanbesteed. LCH heeft het aantal vluchten vanuit China flink uitgebreid met diverse maatschappijen en heeft ook transport via scheepsvaart in gang gezet.
Het LCH blijft op zoek naar leveranciers die aanvoerlijnen uit andere landen hebben.
Wordt hiermee niet de mogelijkheid teniet gedaan om via andere leveranciers nog meer persoonlijke beschermingsmiddelen naar Nederland te krijgen die aan alle veiligheidseisen voldoen?
Het LCH is ingericht om te voorzien in de aanvullende vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen die als gevolg van de Corona uitbraak is ontstaan. Vanuit die doelstelling, en het oogpunt van risicospreiding, heeft het LCH meerdere aanvoerlijnen vanuit het buitenland aangelegd. Het LCH handelt hierin zorgvuldig, omdat aanvoerlijnen en handelsbetrekkingen goed moeten worden onderhouden. Zoals onder antwoord 1 is opgemerkt blijft het LCH op zoek naar nieuwe leveranciers die aanvoerlijnen uit andere landen hebben.
Zorgt deze strategie van de overheid voor een oneerlijke marktpositie tegenover andere leveranciers die persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen leveren aan het LCH die aan alle veiligheidseisen voldoen?
Het LCH geeft aan dat leveranciers die in 2019 persoonlijke beschermingsmiddelen aan de zorg leverden, allen zijn benaderd om mee te doen in het consortium. Daaraan zijn leveranciers toegevoegd die voldeden aan de kwaliteitscriteria (certificaten), kredietwaardigheid, leversnelheid, betrouwbaarheid en prijsstelling. Tevens zijn er leveranciers toegevoegd die in Nederland zijn gaan produceren. Dit draag bij aan verminderde afhankelijkheid van leveringen uit het buitenland.
Indien er toch afspraken worden gemaakt met nieuwe leveranciers en het blijkt dat de persoonlijke beschermingsmiddelen niet aan de juiste veiligheidseisen voldoen, wordt dan transparant gemaakt wat de reden hiervoor is?
Het LCH is zo transparant mogelijk in de reden waarom een aanbieding wordt afgewezen. Als een fabrikant niet direct de juiste documenten aanlevert, dan wordt hij in de gelegenheid in gesteld dit te herstellen. Het LCH geeft bij een afwijzing inzage in de testresultaten, nadat de aangeboden mondmaskers zijn getest op o.a. doorlaatbaarheid van deeltjes. In het geval dat sprake is van vervalsing van certificaten, worden geen details vrijgegeven, om toekomstige fraude niet in de hand te werken.
Op welke wijze gaat het LCH de logistiek verzorgen rondom gecertificeerde mondkapjes voor mensen met een beroep waarbij anderhalve meter afstand niet haalbaar is, bijvoorbeeld contactberoepen en beroepen in het openbaar vervoer? Zo ja, gaat het LCH hierbij uit van mondkapjes die in het bezit zijn van het LCH of van de daadwerkelijk beschikbare marktinformatie?
Het OMT heeft een afwegingskader vastgesteld voor veilig werken bij contactberoepen. In dit afwegingskader zijn maatregelen gedefinieerd om het risico op overdracht van het virus tussen de beroepsbeoefenaar en de cliënt te minimaliseren. Voor contactberoepen is essentieel dat naast strikte hygiënemaatregelen, triage wordt toegepast. Met deze maatregelen zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals gebruik van mondkapjes en handschoenen, niet noodzakelijk in het kader van de COVID-19-uitbraak.
Het RIVM heeft reeds een richtlijn gepubliceerd die beschrijft wanneer een mondmasker, en welk type mondmasker behoort te worden gebruikt bij verschillende handelingen in de zorg. Daarnaast heeft het RIVM ook op hun website beschreven wanneer het verplicht is om een niet-medisch mondmaskers te gebruiken en wanneer er overwogen kan worden om een niet-medisch mondmasker te gebruiken, zoals bij contactberoepen. Daar wordt ook beschreven hoe tot dit advies is gekomen.
Het kabinet heeft besloten om contactberoepen de ruimte te laten ervoor te kiezen om een niet-medisch mondkapje te gebruiken. Ik vind het van belang te benadrukken dat indien wordt gekozen voor het gebruik van mondneusbescherming, het om mondkapjes gaat die niet in de zorg worden gebruikt. Op de website van de rijksoverheid, en op de website van het NEN, komt inmiddels meer informatie beschikbaar over de specificaties waar niet-medische mondkapjes moeten voldoen.
Het LCH is opgericht om te voorzien in de aanvullende behoefte aan beschermingsmiddelen als gevolg van de Corona uitbraak in de zorg. Het LCH heeft daarom geen rol in de logistiek voor niet-medische mondkapjes voor contactberoepen.
Voor instructies over het juiste gebruik van deze niet-medische mondkapjes kan gebruik worden gemaakt van de algemene informatie voor burgers over mondkapjes op rijksoverheid.nl/mondkapjes.
Gaat het RIVM (in samenwerking met het LCH) duidelijkheid geven over welk type mondmasker voor welk beroep gaat gelden en hoe tot dit advies is gekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze krijgen mensen met een dergelijk beroep en hun klanten voorlichting en instructie voor het veilig gebruiken van de juiste mondkapjes?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze krijgen burgers die gebruik willen maken van preventieve mondkapjes in de publieke ruimte voorlichting en instructie over de aanschaf en het veilig gebruiken van de juiste mondkapjes, vergelijkbaar met de voorlichting voor de basisregels zoals het wassen van handen?
Burgers kunnen de betreffende informatie vinden via rijksoverheid.nl/mondkapjes.
Coronabesmettingen bij medewerkers van slachterijen en vleesverwerkingsbedrijven |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat Vion een slachterij in Duitsland heeft gesloten nadat meer dan 50 medewerkers, ongeveer een vijfde van alle medewerkers, besmet bleken te zijn met het coronavirus?1
Ja.
Heeft u gezien dat ook bij een locatie van Vion in Scherpenzeel een groep medewerkers besmet blijkt te zijn?2
Ja.
Heeft u gezien dat één van de mensen uit deze totale groep van 28 besmette Oost-Europese arbeidsmigranten die met nog 21 anderen in één wooncomplex wonen, afgelopen donderdag al klachten kreeg en vervolgens in het ziekenhuis werd opgenomen, waarna de GGD alle bewoners van de woonunit heeft getest en het grootste deel van hen besmet bleek te zijn?
Ik heb dit inderdaad gelezen. Dit zijn zorgelijke berichten.
Heeft u gelezen dat Vion desondanks pas maandag de overige medewerkers in Scherpenzeel heeft geïnformeerd?3
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat ook slachthuismedewerkers en de toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) beschermd moeten worden tegen het coronavirus en dat zij dus ook volgens de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) moeten kunnen werken?4
Zeker.
Is het naar uw mening gelukt om slachthuismedewerkers en toezichthouders van BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en de NVWA daadwerkelijk te beschermen en te laten werken volgens de richtlijnen van het RIVM? Waar zou dat uit blijken?
Ik heb vanaf het begin van de coronacrisis duidelijk aangegeven dat het werk voor toezichthouders op slachthuizen op een veilige manier moet kunnen worden uitgevoerd.
De NVWA heeft in een brief van 23 maart 2020 aan slachterijen opgeroepen tot het opstellen van protocollen waarin is opgenomen hoe bedrijven ervoor zorgen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd. Per brief van 23 mei 2020 heeft de NVWA samen met de Inspectie SZW (ISZW) slachterijen nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit te voeren.
Daar waar ondanks de door de slachterijen genomen maatregelen niet conform de RIVM-richtlijnen kan worden gewerkt, heeft de NVWA de mogelijkheid om het slachtproces per direct te stoppen, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren. Dit heeft er in de afgelopen twee maanden toe geleid dat de NVWA haar werkzaamheden op vier slachthuizen tijdelijk heeft opgeschort.
Daarnaast is het kabinet in overleg met de betrokken sectoren om de situatie in slachthuizen over de volle breedte te bespreken. Ik heb op 26 mei jl. de sector opgeroepen verantwoordelijkheid te nemen voor een veilige omgeving voor hun medewerkers en om besmetting van de medewerkers zo veel mogelijk te voorkomen. Het gaat daarbij niet alleen om de werkplek, maar ook om de huisvesting en het vervoer van de medewerkers. Bedrijven hadden al protocollen gemaakt om te werken met de RIVM-richtlijnen, en diverse maatregelen genomen. De sector heeft mij toegezegd extra maatregelen te nemen, inclusief meer inzet op het naleven van de protocollen.
In het tegengaan van de verspreiding van corona spelen de veiligheidsregio’s en de regionale GGD-en een cruciale rol. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het regionale gezondheidsbeleid. Dit heeft in de afgelopen weken geleid tot concrete stappen ten aanzien van slachthuizen waar uit steekproeven bleek dat medewerkers besmet waren met corona. Slachthuizen in Groenlo, Helmond en Boxtel werden tijdelijk gesloten. Het slachthuis in Helmond zal nog tot 17 juni gesloten blijven. De NVWA maakt gebruik van de informatie vanuit de GGD bij haar besluit om medewerkers op dergelijke locatie opnieuw in te zetten.
Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden is ISZW de toezichthouder, ISZW heeft de verantwoordelijkheid om de naleving van Arbo-regelgeving voor veilig werken door slachthuizen te controleren. ISZW werkt hiervoor momenteel een aanpak uit.
In de brief van het kabinet van gisteravond is uitgebreider ingegaan op de verantwoordelijkheden van de verschillende toezichthouders en overheid ten aanzien van de uitvoering van het coronabeleid door slachthuizen.
Kunt u uiteenzetten in hoeverre de slachthuizen maatregelen hebben genomen naar aanleiding van de oproep van de NVWA om de voorschriften op te volgen en de werkzaamheden hier op in te richten en in hoeverre die maatregelen adequaat waren? Hoeveel slachthuizen hebben hier geen of voldoende actie op ondernomen?
Slachterijen hebben zelf de verantwoordelijkheid om de richtlijnen van het RIVM na te leven en zij hebben maatregelen genomen om dit mogelijk te maken. Daarnaast zijn door de brancheorganisaties protocollen opgesteld als handreiking voor bedrijven om hun productieprocessen aan te passen aan de RIVM-richtlijnen.
Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is recentelijk een arbeidshygiënisch onderzoek op een aantal slachthuizen afgerond. De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels bekend. Over de belangrijkste bevindingen uit het arbeidshygiënisch onderzoek zijn slachthuizen per brief van 23 mei geïnformeerd.
Heeft u gehoord dat de voorzitter van Nepluvi in het radioprogramma Spraakmakers vertelde dat het in slachthuizen niet eenvoudig is om 1,5 meter afstand te houden of plexiglas tussen de medewerkers te plaatsen, onder andere vanwege de Arbowetgeving, en dat er altijd plekken zullen zijn waar medewerkers wel dicht bij elkaar staan? Klopt deze uitspraak? Zo nee, in hoeveel procent van de slachthuizen wordt deze afstand wel gerespecteerd en in hoeveel niet? Op basis van welke stukken kunnen we dit nagaan?5
Ja, ik heb hiervan gehoord. Iedere werkgever, dus ook een slachthuis, is er aan gehouden de voorschriften met betrekking tot het coronavirus op te volgen en de werkzaamheden hier op in te richten. De NVWA heeft de slachthuizen hier per brief uitdrukkelijk op gewezen. De slachthuizen hebben maatregelen genomen met het doel om aan de landelijk geldende RIVM-richtlijnen te voldoen. Daar waar de NVWA constateert dat de richtlijnen van het RIVM niet adequaat kunnen worden opgevolgd, kan de NVWA-medewerker de dienstverlening per direct opschorten. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is het kabinet in overleg met de betrokken sectoren om de situatie in slachthuizen over de volle breedte te bespreken.
Inmiddels zijn er onder regie van de brancheorganisatie Nepluvi bezoeken uitgevoerd bij pluimveeslachthuizen, om te controleren of deze aan de ARBO- en de RIVM-richtlijnen voldoen. Naar aanleiding hiervan zijn door de slachthuizen aanvullende maatregelen genomen, zoals het plaatsen van plexiglas en andere schotten en het gebruik van mondkapjes en afdekzeilen.
Gaat u het tempo van het slachtproces alsnog halveren, zodat de RIVM-richtlijnen door de medewerkers van slachthuizen kunnen worden opgevolgd en de medewerkers van KDS en de NVWA hun toezichthoudende taken naar behoren kunnen uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
De slachthuizen hebben aanpassingen gedaan om de RIVM-adviezen in te vullen, zoals het plaatsen van plexiglas en andere schotten en het gebruik van mondkapjes en afdekzeilen. Aanpassing van de slachtsnelheid behoort tot de mogelijkheden om te komen tot een goede naleving van de RIVM-richtlijnen.
Erkent u dat Oost-Europese medewerkers van slachthuizen en vleesverwerkingsbedrijven door huisvesting in vakantiehuisjes en grootschalige wooncomplexen zoals in Velp, een groter risico lopen op besmetting door en van medebewoners?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn brief van 4 mei jl.6 aangegeven dat de kwetsbare positie van arbeidsmigranten zorgt voor een verhoogd risico op besmetting met het coronavirus, wat zowel schadelijk is voor de gezondheid van arbeidsmigranten zelf, als voor de continuïteit van vitale processen zoals in de voedselketen. De problematiek waarover het kabinet signalen binnen krijgt, is te onderscheiden in problemen op het gebied van werk, huisvesting, vervoer, zorg en grenzen. Door de diverse aspecten van de problemen die worden gesignaleerd, als mede de urgentie van de problematiek, is er besloten om een «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten» in te richten. Onder leiding van Emile Roemer is een interdepartementaal team aan de slag gegaan om op regionaal niveau tot oplossingen en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten zullen beschermen tegen het coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren schreef dat de NVWA de mogelijkheid heeft om het slachtproces per direct te stoppen als op de slachthuizen medewerkers aanwezig zijn die symptomen van (milde) verkoudheid vertonen?6
Ja.
Hoe vaak waren er medewerkers aanwezig met symptomen van (milde) verkoudheid?
Deze gegevens zijn mij niet bekend.
Hoe vaak is het slachtproces daadwerkelijk stopgezet in de afgelopen twee maanden?
Ten gevolge van het niet-naleven van de RIVM-richtlijnen zijn in de afgelopen twee maanden op vier slachthuizen de werkzaamheden door de NVWA tijdelijk stilgelegd vanwege onvoldoende naleving van de RIVM-richtlijnen. De verschillende veiligheidsregio’s hebben ten aanzien van een drietal slachthuizen (Groenlo, Helmond en Boxtel) besloten tot een tijdelijke stillegging. Dit was het gevolg van testuitslagen, waaruit bleek dat op de betreffende locaties corona was vastgesteld onder het slachthuispersoneel.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren schreef dat de NVWA het toezicht zal staken wanneer een medewerker constateert dat de richtlijnen van het RIVM niet adequaat worden opgevolgd?
Ja.
Hoe vaak heeft de NVWA geconstateerd dat de richtlijnen niet werden opgevolgd?
De NVWA houdt geen registratie bij van het aantal keer dat een slachthuis in het dagelijkse werk wordt aangesproken door een NVWA-medewerker op de naleving van de RIVM-richtlijnen.
Hoe vaak heeft de NVWA het toezicht daadwerkelijk gestaakt?
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u naar antwoord 13.
Hebben medewerkers van KDS of van de slachthuizen zelf kenbaar gemaakt dat de richtlijnen niet (konden worden) opgevolgd? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waar blijkt volgens u uit dat er geen interne klachten, meldingen of zorgen zijn geuit?
De situatie op de slachthuizen wordt op basis van alle signalen dagelijks binnen de NVWA besproken. Om extra voeling te houden met de situatie op de slachthuizen is er dagelijks contact met het management van KDS en is een groep van drie ervaren dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om signalen die ook zij vanuit het werkveld opvangen onder de aandacht van het management te brengen. Naar aanleiding van signalen is een arbeidshygiënisch onderzoek op een aantal slachthuizen uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels bekend (zie antwoord bij vraag8.
Wat is er gebeurd met de interne signalen?
Zie antwoord vraag 17.
Hoeveel klachten zijn er bij de vakbond binnengekomen over het onvoldoende aanbieden van beschermende middelen of werkomstandigheden die teveel risico geven op besmetting met het coronavirus? Wat is de aard van deze klachten en welke maatregelen zijn hierop ondernomen?
Het is mij niet bekend hoeveel klachten er bij de vakbond zijn binnengekomen. Medewerkers moeten zich ook bij hun werkgever veilig moeten voelen om signalen aan te kunnen geven.
Hoeveel coronabesmettingen zijn er op dit moment bekend bij medewerkers van slachterijen en vleesverwerkende bedrijven in Nederland?
De specifieke aantallen zijn mij niet bekend. Naar aanleiding van de recent geconstateerde besmettingen op verschillende slachterijen heb ik de GGD verzocht om preventief al het slachthuispersoneel te testen.
Hoeveel toezichthouders en keuringsmedewerkers zijn er dit jaar tot nu toe al uitgevallen bij KDS en de NVWA?
Het ziekteverzuim bij de NVWA onder medewerkers die hun werk op slachthuizen doen bedraagt volgens het laatst bekende voortschrijdend jaargemiddelde rond de 7%. Het actuele ziekteverzuimpercentage (peildatum 15 mei jl.) bij deze groep medewerkers bedraagt 9,8%. Voor KDS bedraagt het actuele verzuimpercentage (peildatum 15 mei jl.) 20%.
Hoeveel procent van de normale toezichtscapaciteit is er dan nu nog beschikbaar?
De NVWA heeft aan het begin van de coronacrisis een prioritering aangebracht in haar takenpakket zodat de noodzakelijke werkzaamheden, zoals de keuringswerkzaamheden op de slachthuizen, doorgang konden vinden. Hierdoor kan op dit moment gebruik gemaakt worden van de normale keuringscapaciteit zoals die ook voor de coronacrisis beschikbaar was.
Hoeveel inspecties vinden er op dit moment nog plaats bij kleine en middelgrote slachterijen?
In het begin van de crisis heeft de NVWA besloten haar inzet op de slachthuizen met name op de keuringswerkzaamheden te richten en heeft er afschaling van bepaalde specifieke toezichtswerkzaamheden plaatsgevonden op de slachthuizen die hiervoor apart moeten worden bezocht door NVWA-medewerkers. Indien de situatie dit toelaat worden deze inspecties per 1 juli a.s. weer opgestart.
Welk deel van de tijd dat er wordt geslacht is er een NVWA inspecteur aanwezig in kleine en middelgrote slachterijen?
De Ante Mortem-keuring (AM-keuring) in de kleine en middelgrote slachterijen wordt altijd door een NVWA-dierenarts uitgevoerd. Dit is meestal ook de start van het slachtproces en dan is er dus een toezichthouder aanwezig. Nadat de AM-keuring is afgerond vertrekt de dierenarts en wordt het slachtproces vervolgd. Hoe lang dat duurt hangt af van het aantal te slachten dieren en de slachtsnelheid.
Bij hoeveel slachterijen vinden er op dit moment nog controles plaats door twee inspecteurs, volgens de maatregel die door u werd opgelegd naar aanleiding van de aan het licht gekomen misstanden in slachthuizen vorig jaar, waarbij bleek dat toezichthouders stelselmatig weigerden in te grijpen bij overtredingen?
Het 4-ogen principe wordt in principe toegepast bij een 20-tal geselecteerde bedrijven. Door beperkte NVWA-capaciteit als gevolg van de coronacrisis is deze maatregel tijdelijk opgeschort. Zodra de situatie dit toelaat, zal deze maategel zo snel mogelijk worden hervat.
Herinnert u zich dat u nog geen drie maanden geleden, dus voor de uitbraak van het coronavirus in Nederland, tot de conclusie kwam dat de druk op het slachtproces te hoog is geworden om belangen van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht, op een adequate manier te borgen?7
Ja.
Erkent u dat het coronavirus, met als gevolg daarvan de uitval van slachthuispersoneel, keuringsmedewerkers en NVWA-toezichthouders, deze druk (aanzienlijk) verder verhoogt?
De Coronacrisis heeft ook de druk bij de NVWA verhoogd. Doordat de NVWA aan het begin van de coronacrisis een prioritering heeft aangebracht in haar takenpakket, zodat er bij een teruglopende NVWA-capaciteit keuzes konden worden gemaakt ten aanzien van uit te voeren werkzaamheden, heeft het ziekteverzuim bij de NVWA geen effect gehad op de beschikbare keuringscapaciteit op de slachthuizen.
Hoe kunt u dan stellen dat de risico’s voor de voedselveiligheid als gevolg van besmet of vervuild vlees, zoals met de listeriabacterie, salmonellabacterie, het hepatitis E-virus of MRSA- en ESBL-bacteriën niet worden vergroot op dit moment?8 9
De producent is primair verantwoordelijk voor de voedselveiligheid van zijn producten en de NVWA ziet toe op de juiste invulling van deze verantwoordelijkheid en de naleving van de wettelijke regels. Het coronavirus dwingt de NVWA om de prioritering en invulling van haar (toezichthoudende) taken en verantwoordelijkheden tegen het licht te houden. Om er zorg voor te dragen dat het bedrijfsleven deze verantwoordelijkheid ook nu niet uit het oog verliest, heeft de NVWA haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot vleeskeuring en voedselveiligheid als noodzakelijk geïdentificeerd. Dat wil zeggen dat ter slacht aangeboden dieren zoals gebruikelijk voor de slacht een ante-mortem keuring en na de slacht een post-mortem keuring ondergaan.
Klopt het dat er nu versneld NVWA-keuringsartsen zijn opgeleid om toezicht te houden bij slachterijen? Zo ja, wanneer is dit versnelde opleidingstraject ingezet en op welke manier is de opleiding versneld: wat hoeven deze toezichthouders niet te leren of te kunnen wat onder andere omstandigheden wel nodig is?10
Ja dit klopt. 17 toezichthoudende dierenartsen van de NVWA, die in het laatste deel van hun opleiding zaten en alleen nog een deel van de inwerkstage moesten uitvoeren, worden sinds eind maart ingezet voor die onderdelen waarvoor de inwerkstage reeds is afgerond. Voor de onderdelen waarvoor de inwerkstage nog niet is doorlopen voeren zij geen zelfstandige werkzaamheden uit. Als de situatie dit toelaat worden de inwerkstages hervat.
Heeft u gezien dat in de Verenigde Staten (VS) op dit moment miljoenen dieren worden vernietigd omdat zo’n twintig slachthuizen zijn gesloten nadat medewerkers besmet raakten met het coronavirus?11
Ja.
Hoeveel vlees ligt er nu al opgeslagen in vriezers vanwege de weggevallen vraag?
Ik beschik niet over deze gegevens.
Hoeveel kan daar nog bij en hoe snel is de maximale capaciteit bereikt?
Ik beschik niet over deze gegevens.
Voelt u dat de noodzaak nu steeds groter wordt om maatregelen te treffen om te voorkomen dat we in Nederland met doemscenario’s zoals in de VS te maken krijgen, of met het vernietigen van vlees, zuivel en eieren of destructie van dieren wegens overproductie en volle vriezers? Zo nee, bent u bereid te beloven dat dit in Nederland ook niet gaat gebeuren?
Ik monitor in overleg met de brancheorganisaties de situatie in de slachterijen. De sectoren hebben maatregelen genomen of mogelijke maatregelen voorbereid om knelpunten op het terrein van dierwelzijn en diergezondheid te voorkomen. Vanwege de marktsituatie worden in de kalverhouderij minder kalveren opgezet en minder dieren geïmporteerd. In de vleeskuikenhouderij hebben individuele vleeskuikenbedrijven besloten voorlopig geen nieuwe mestrondes te starten. De eendensector heeft vanwege het wegvallen van de afzetmarkt zelf besloten de productie van vlees tijdelijk stil te leggen. Als het vanwege ziekte uitval van personeel nodig mocht zijnzoekt de sector naar oplossingen. Slachthuizen kunnen uitwijken naar andere slachthuizen, al dan niet binnen Nederland, waardoor de dieren alsnog kunnen worden geslacht.
Waarom heeft u geen spoedwetgeving in gang gezet om de juridische grondslag te creëren die het opleggen van fokbeperkingen ofwel productiebeperkende maatregelen mogelijk maakt, niet alleen bij besmettelijke dierziektes maar ook bij situaties die kunnen leiden tot ernstig dierenleed?
Een aantal sectoren heeft zelf vanwege de marktsituatie de productie beperkt (onder andere de kalver-, pluimveevlees- en eendensector). In de geiten- en schapenhouderij is het aflammerseizoen nagenoeg voorbij. Voor andere sectoren levert een fokbeperkende maatregel op korte termijn geen bijdrage aan het oplossen van knelpunten door de lange draagtijd. Deze sectoren kunnen andere maatregelen treffen om knelpunten bij een hoge ziekte-uitval van personeel in de toeleverende en verwerkende industrie op te lossen.
Bent u daar alsnog toe bereid? Zo nee, waarom vindt u, vanuit uw rol als eindverantwoordelijke voor het welzijn van dieren in de veehouderij, de dreiging van ernstig dierenleed geen rechtvaardiging om te mogen ingrijpen?
Zie het antwoord op vraag 34.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden?
Ik heb mij ingezet om de antwoorden op een zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te sturen.
Arbeidsmigranten met corona |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tientallen arbeidsmigranten Velp besmet, quarantaine op schip in Arnhem»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Deelt u de mening dat werkgevers, zeker in tijden van corona, hun verantwoordelijkheid ten aanzien van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten moeten waarmaken? Zo ja, doen zij dat ook daadwerkelijk en wie controleert dat? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja ik deel uw mening dat werkgevers altijd en zeker in tijden van corona moeten zorgen voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor al hun werknemers en dus ook voor arbeidsmigranten.
Verschillende sectoren hebben protocollen opgesteld. Van elke organisatie wordt verwacht dat zij conform de Arbowet de risico-inventarisatie en -evaluatie tegen het licht houdt in relatie tot de nieuwe arbeidsrisico COVID-19 en de nodige maatregelen neemt. De Inspectie SZW houdt toezicht op de Arbowet. Daarnaast geeft de Inspectie SZW zo spoedig mogelijk gehoor aan meldingen. Dit kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van een inspectie ter plekke. Ten aanzien van de slachterijen werkt de Inspectie SZW nauw samen met de NVWA. Zij doen dit vanuit hun eigen verantwoordelijkheden. De NVWA houdt in de slachterijen toezicht op het dierenwelzijn. De Inspectie SZW houdt in de slachterijen toezicht op de arbeidsomstandigheden van de werknemers. De NVWA en de Inspectie SZW stemmen hun aanpak af en wisselen gegevens uit om de situatie in de vleessector beter in beeld te krijgen en waar nodig te inspecteren.
Kent u ook u de signalen van arbeidsmigranten die ziek zijn en worden ontslagen en hun huisvesting moeten verlaten? Of signalen van arbeidsmigranten die moeten komen werken terwijl ze ziek zijn?2
Veel arbeidsmigranten zijn voor hun werk en huisvesting afhankelijk van de werkgever of het uitzendbureau. Zij lopen daarom het risico hun woning te moeten verlaten als het werk stopt. Het kabinet roept allereerst werkgevers op om werknemers niet te ontslaan, maar in dienst te houden en gebruik te maken van de NOW-regeling. Indien een werkgever wel de arbeidsmigrant ontslaat, vraagt het kabinet de werkgever om hier ook een verantwoordelijkheid voor te nemen en de arbeidsmigrant niet per direct op straat te zetten. Daarnaast wordt van alle werkgevers verwacht dat zij de instructies van het RIVM volgen. Zeker in deze tijd is het van belang dat een werkgever zieke mensen niet laat doorwerken, maar een werknemer de ruimte en tijd geeft om te herstellen, zodat deze na herstel weer gezond aan het werk kan en bovendien een besmetting van andere werknemers kan worden voorkomen. De richtlijnen van het RIVM hierover zijn helder: werknemers dienen thuis te blijven bij ziekte- en verkoudheidsverschijnselen. Wanneer onduidelijkheid is over of een werknemer kan werken en welke werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden, kunnen werkgevers en werknemers advies vragen aan de bedrijfsarts. Sommige arbeidsmigranten zijn echter niet bekend met de bedrijfsarts. Het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten3 werkt aan het verbeteren van de informatievoorziening voor de arbeidsmigranten waardoor zij onder andere de bedrijfsarts beter kunnen vinden.
Wat heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) inmiddels concreet gedaan met coronagerelateerde signalen over onveiligheid op de werkplek ten aanzien van arbeidsmigranten? Hoeveel meldingen zijn er gedaan? Hoeveel onderzoeken heeft de Inspectie SZW gedaan? Hoeveel overtredingen zijn er geconstateerd en hoe is hiertegen opgetreden?
De Inspectie SZW heeft tot en met 15 mei 1210 Corona gerelateerde meldingen ontvangen. 169 meldingen daarvan zijn gerelateerd aan arbeidsmigranten.
De meeste meldingen gaan over het onvoldoende afstand kunnen houden op de werkvloer. 109 meldingen zijn in onderzoek genomen. Over 16 meldingen moet nog een beslissing worden genomen. 44 meldingen zijn niet in onderzoek genomen.
Redenen om een melding niet in onderzoek te nemen zijn bijvoorbeeld dat door de melder onvolledige informatie is verleend, maar de melder kan niet om nadere informatie worden gevraagd omdat deze anoniem is. Een andere reden om een melding niet in behandeling te nemen is dat het onderwerp niet op het terrein van de Inspectie SZW ligt. In dat geval wordt de melding doorgestuurd naar de juiste instantie.
In verband met Corona, het beperken van mobiliteit en zoveel als mogelijk thuis werken, heeft de Inspectie SZW haar meldingen en interventieproces aangepast. Op grond van bestaande wet- en regelgeving zouden coronameldingen bijna niet in aanmerking komen voor onderzoek. Dat is onwenselijk omdat het maatschappelijk belang erbij gediend is dat werknemers en burgers meldingen kunnen doen en dat de Inspectie SZW zoveel mogelijk bijdraagt aan het beperken van besmettingsrisico’s, etc.
Een interventie bestaat meestal uit het bevragen van de werkgever, het opvragen van bewijsstukken, bij melders checken of er verbeteringen zijn, etc. Deze interventie, niet primair gericht op handhaven maar op het bevorderen van naleven, past erbij dat omgaan met Corona een leerproces is. Waar nodig vindt inspectie ter plekke plaats. Zie de website www.inspectieszw.nl over handhaving van de Inspectie SZW op de coronamaatregelen.
Deelt u de mening dat dit, zeker in tijden waarin iedereen geacht wordt voor elkaar te zorgen, volstrekt onwenselijke praktijken zijn? Zo ja, wat wordt er gedaan om ervoor te zorgen dat deze praktijken stoppen of wat gaat u eraan doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Een groot deel van de thema’s die in bovengenoemde berichten terugkomen hebben al langere tijd de aandacht van het kabinet. Ik deel uw mening dat wij altijd, en zeker in tijden van corona, moeten zorgen voor eerlijke, gezonde en veilige arbeidsomstandigheden voor alle werknemers in Nederland en dus ook voor arbeidsmigranten. Naast de aangepaste interventieproces van de Inspectie SZW, is er ook mede door de urgentie van de problematiek, besloten een Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten in te richten. Dit interdepartementaal team is inmiddels actief om op regionaal niveau tot oplossingen en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten zullen beschermen tegen het coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek. Het doel van het aanjaagteam is drieledig. Allereerst agendeert het aanjaagteam de bescherming van arbeidsmigranten bij werkgevers, gemeenten en provincies, en brengt partijen op regionaal niveau samen. Tegelijkertijd wordt er samen met deze partijen en interdepartementaal gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid. Tot slot zal het aanjaagteam monitoren of er sprake is van tekorten of overschotten aan arbeidsmigranten in deelsectoren en zo nodig stimuleren tot arbeidsbemiddeling.
Bent u bekend met het feit dat er arbeidsmigranten in Nederland zijn die terug willen naar hun eigen land? Kunt u een indicatie geven van het aantal arbeidsmigranten en hun herkomst die willen terugkeren en welke reisbeperkingen zij nu ondervinden?
Wordt er overleg gepleegd met andere lidstaten van de Europese Unie om te bezien hoe arbeidsmigranten terug kunnen keren naar hun land van herkomst? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo nee, waarom niet en gaat u hier alsnog voor zorgen?
Het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19 |
|
Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de studies «Incidence of COVID-19 and Connections with Air Pollution Exposure: Evidence from the Netherlands» van de World Bank Group, «Exposure to air pollution and COVID-19 mortality in the United States: A nationwide cross-sectional study» van Harvard en het AD-artikel «Corona blijkt harder toe te slaan in gebieden met intensieve veehouderij»?1, 2, 3
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat luchtvervuiling in verband wordt gebracht met een hoger infectierisico en mogelijk in verband staat met de ernst van het verloop van het coronavirus?
De studies waar onder vraag 1 naar verwezen wordt, betreffen zogeheten ecologische studies, waarbij niet gecorrigeerd wordt voor andere mogelijke verklaringen voor een verschil in sterftekans. Dit type onderzoek heeft daarom slechts een signaalfunctie. Luchtverontreiniging wordt onder andere in deze ecologische studies in verband gebracht met grotere kwetsbaarheid voor COVID-19. Het RIVM geeft hierover aan dat dergelijke hypotheses aannemelijk lijken, maar in hoeverre er een causaal verband is tussen luchtverontreiniging en het infectierisico en de ernst van het verloop van een COVID-19 infectie is momenteel niet bekend op basis van beschikbaar onderzoek.
Volgens het RIVM zit er een grote onzekerheid aan de genoemde 20% waarde in de studie van de World Bank Group. De gebruikte methodologie van de World Bank Group report is vanuit epidemiologisch onderzoeksperspectief niet afdoende om deze conclusie te kunnen trekken.
Wel is bekend dat in het algemeen geldt dat verhoogde concentraties luchtverontreiniging leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. In het beleid tegen verdere verspreiding van de ziekte en bescherming van de bevolking tegen COVID-19 is het zaak dat, overal, maar ook in gebieden met hogere luchtverontreiniging mensen zich goed aan de vigerende COVID-19 maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden. De overdracht van mens-op-mens is namelijk de stuwende kracht achter de snelle verspreiding van SARS-CoV-2.
Wat vindt u ervan dat bewoners van gebieden waar de luchtvervuiling 20% hoger is dan de norm twee keer zo vatbaar zijn voor besmetting met het coronavirus? Hoe speelt dit mee in het beleid tegen verdere verspreiding van de ziekte en bescherming van de bevolking? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wist u dat de luchtvervuiling in Brabant als mogelijke verklaring wordt gegeven voor het relatief hoge aandeel besmettingen in de provincie?
De stuwende kracht achter de snelle verspreiding van SARS-CoV-2 is de mens-op-mens overdracht. Het kan zijn dat luchtverontreiniging hieraan bijdraagt, al is het verband tussen de kwetsbaarheid voor SARS-CoV-2 en luchtverontreiniging momenteel niet bekend op basis van beschikbaar onderzoek.
Er zijn meerdere factoren die de kwetsbaarheid voor COVID-19 kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld onderliggend lijden (zoals obesitas, hart- en vaatziekten, COPD).
Bent u bekend met het feit dat het gebied in noordoost-Brabant dat relatief hard getroffen werd door de varkenspest en de Q-koorts, nu ook relatief hard getroffen wordt door het coronavirus? Wat vindt u hiervan en in hoeverre heeft u de situatie rondom de luchtkwaliteit in Brabant in beeld?4
Het is mij bekend dat dit gebied eerder ook door varkenspest en Q-koorts getroffen is. Voor de regio is dit schrijnend. De situatie rond luchtkwaliteit is, ook in Noord-Brabant, in beeld. Het RIVM monitort voor het hele land de concentraties van fijn stof en ammoniak met metingen en met berekeningen op basis van gedetailleerde jaarlijkse emissiegegevens.
Deelt u de mening van de onderzoekers dat het verband tussen luchtvervuiling, het ziekteverloop en het infectierisico van het coronavirus nader moet worden onderzocht? Zo ja, hoe bent u van plan invulling te geven aan dit pleidooi?
Zoals tevens aangegeven in mijn brief van 4 mei jongstleden in antwoord op de Kamervragen van het lid Van Esch (PvdD) (kamerstuknummer 2667) zal uw Kamer geïnformeerd worden over welk onderzoek er in internationaal verband uitgevoerd zal worden naar de relatie tussen luchtkwaliteit en COVID-19.
Zoals ook door de Minister van LNV is aangegeven in haar brief «COVID-19 en mogelijke relatie met dieren» van 22 april jongstleden, is het RIVM gevraagd een verkenning uit te voeren naar de onderzoeksmogelijkheden aangaande de relatie luchtkwaliteit, veehouderijen en COVID-19. Dit betreft een complex vraagstuk. We zijn met het RIVM in gesprek over de onderzoeksmogelijkheden. Nadat deze in kaart zijn gebracht zullen mijn collega’s van LNV en VWS en ikzelf besluiten of en zo ja, welke onderzoeken we willen uitzetten bij het RIVM. Daarbij worden de regionale partijen zoals de provincie Noord-Brabant en de GGD betrokken. Uw Kamer wordt daarover geïnformeerd.
Bent u bereid het meetnetwerk onder anderen in Brabant uit te breiden om het verband tussen de luchtkwaliteit en het coronavirus nader te onderzoeken?
In het kader van de wettelijke monitoring en beheersing van de luchtkwaliteit volstaat het huidige Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit. In het kader van het Schone Lucht Akkoord ben ik in overleg met partijen over de mogelijke inzet van extra mobiele meetstations in combinatie met sensornetwerken. Daarnaast staat het derden vrij om lokaal aanvullende metingen te (laten) verrichten als daar behoefte aan is.
Bent u bereid om naast de statistische correlaties ook te onderzoeken hoe de luchtvervuiling bijdraagt aan meer besmettingen en een ernstiger ziektebeeld?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om te onderzoeken of luchtvervuiling door veerbrandingsprocessen of juist luchtvervuiling uit de intensieve veehouderij bijdraagt aan dit fenomeen?
De concentraties van fijn stof, ammoniak en endotoxinen zijn in gebieden met intensieve veehouderij verhoogd. Echter, niet alleen de veehouderij heeft invloed op de luchtkwaliteit. Er zijn ook andere bronnen van luchtverontreiniging, zoals verkeer en industrie. Zie verder mijn antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat de luchtvervuiling, met name in gebieden met hoge concentraties, versneld moet worden teruggedrongen indien het verband tussen de luchtkwaliteit en het infectierisico van het coronavirus op basis van nader onderzoek standhoudt? Zo ja, wat voor maatregelen bent u bereid te treffen om de luchtvervuiling in Brabant en andere gebieden in Nederland in te perken om de verdere verspreiding van het coronavirus en soortgelijke andere virussen te minimaliseren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ook aangegeven in mijn eerdere antwoorden is de overdracht van mens-op-mens de stuwende kracht achter de snelle verspreiding van het virus en de huidige uitbraak. Het is daarom in de eerste plaats zaak dat overal, ook in gebieden met hogere luchtverontreiniging, mensen zich goed aan de vigerende COVID-19 maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden.
Het is bekend dat verhoogde concentraties luchtverontreiniging in het algemeen leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. Daarom heeft het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de gezondheid mijn volle aandacht. Met het Schone Lucht Akkoord zet het kabinet samen met decentrale overheden in om voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit te verbeteren zodat de gezondheidsschade door luchtvervuiling minder wordt.
Binnen het SLA wordt ingezet op de belangrijkste bronnen van luchtverontreiniging voor de impact op gezondheid zoals verkeer, landbouw houtstook en industrie.
De maatregelen in het kader van de stikstofaanpak, de verduurzaming van de veehouderij (middels stalinnovaties) en het Klimaatakkoord zullen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
Richtlijnen voor begrafenissen en kerkdiensten |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u er kennis van genomen dat allerlei vestigingen van warenhuizen open zijn voor honderden bezoekers tegelijkertijd?1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Welke analyse ligt ten grondslag aan het oordeel dat het met inachtneming van een aantal maatregelen op dit moment verantwoord wordt geacht dat er zoveel mensen tegelijk in één pand aanwezig zijn en elkaar moeten passeren? Waarom worden de mogelijkheden om online de waren te verkopen kennelijk niet toereikend geacht?
Het gaat om sectoren die niet van overheidswege zijn gesloten. Het is in beginsel aan deze sectoren om te besluiten om open te gaan en om daarbij een beleid te voeren waarbij de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen. De voorzitters van de veiligheidsregio’s kunnen warenhuizen sluiten als deze onvoldoende maatregelen nemen om de 1,5 meter te borgen.
In hoeverre belemmeren de toenemende commerciële activiteiten de beschikbare ruimte voor versoepeling voor andere activiteiten? Hoe verhouden de royale mogelijkheden voor commerciële activiteiten zich tot de veel strengere regels voor bijvoorbeeld begrafenissen en kerkdiensten?
Zoals bij de beantwoording van vraag 2 aangegeven, zijn winkels waar commerciële activiteiten worden uitgeoefend, niet van overheidswege gesloten. Op grond van de aanwijzing van de Minister van VWS en de daarop gebaseerde noodverordeningen, geldt daar wel een verbod op samenkomsten. Het kabinet heeft voor religieuze samenkomsten en uitvaarten een uitzondering gemaakt op dit verbod op samenkomsten. Deze bijeenkomsten zijn mogelijk mits de hygiënevoorschriften in acht worden gehouden, men steeds 1,5 meter afstand houdt en niet meer dan 30 personen aanwezig zijn. Het heeft de voorkeur dat deze diensten online plaatsvinden.
Aan welke voorwaarden moet worden voldaan, wil tot versoepeling worden gekomen van de strikte richtlijnen voor begrafenissen en kerkdiensten waar maximaal dertig mensen tegelijk aanwezig mogen zijn, zelfs in grote (kerk)gebouwen waar normaal gesproken honderden of duizenden mensen samenkomen die het grootste deel van de tijd op één plaats blijven? Bent u bereid deze vraag voor te leggen aan het Outbreak Management Team?
Er is ruimte voor stapsgewijze versoepeling van maatregelen. Dit zal met de grootste behoedzaamheid gebeuren. Ankerpunten voor versoepeling zijn acceptabele belastbaarheid van de zorg, de bescherming van kwetsbare mensen in de samenleving en zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus. Voor kerkelijke bijeenkomsten en uitvaarten geldt nu een maximum van 30 personen. Deze maatregel blijft gelden. Op basis van monitoring zal gekeken worden naar de mogelijkheid om per 1 juli het gehanteerde maximum te verhogen naar 100 personen. Het OMT zal daartoe om een advies worden gevraagd.
Erkent u dat de nu bestaande situatie een zeer ingrijpende inperking van de vrijheid van godsdienst betekent, die steeds gerechtvaardigd moet worden door de actuele gezondheidsbelangen? Hoe en door wie wordt dit getoetst en met welke frequentie?
Ja. Zoals ik in mijn brief van 1 mei 2020 over «voorbereiding tijdelijke wetgeving maatregelen COVID-19» heb aangegeven, zijn de bestrijdingsmaatregelen tot stand gebracht in de vorm van noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s, op basis van door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gegeven opdrachten. In een rechtstaat kunnen noodverordeningen niet te lang duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van eenieder. Het kabinet heeft dan ook het voornemen om een voorstel voor tijdelijke wetgeving in procedure te brengen die de juridische basis zal vormen voor een samenleving waarin de «anderhalvemeternorm» en hygiënenormen van groot belang zijn. Met wetgeving in formele zin wordt de democratische legitimatie versterkt.
Binnen het kabinet ben ik het eerste aanspreekpunt voor de contacten met de kerkgenootschappen. Vanuit die verantwoordelijkheid ben ik sinds het begin van deze crisis zoveel mogelijk met kerkgenootschappen in gesprek om ze mee te nemen in de overwegingen achter de maatregelen die ook voor de kerkgenootschappen ingrijpende gevolgen hebben.
Bent u bekend met het gegeven dat veel kerken concrete plannen hebben hoe ze invulling kunnen geven aan de noodzakelijke voorschriften in het kader van de volksgezondheid, zoals anderhalve meter afstand, toezicht op binnenkomst en vertrek, en hygiënevoorschriften?
Ja.
Welke mogelijkheden ziet u om op zo kort mogelijke termijn te komen met versoepeling van deze maatregelen voor begrafenissen en kerkdiensten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het debat op 7 mei 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Beantwoording was niet eerder mogelijk dan vandaag.
De productie van persoonlijke beschermingsmiddelen in Nederland |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Kunt u in een overzicht aangeven hoeveel en welke producenten in ons land zich bezighouden met de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen bovenop dat wat door de combinatie AFPRO Filtertechniek, Auping en DSM wordt geproduceerd?1
Een algemeen overzicht van alle fabrikanten van beschermingsmiddelen in Nederland is niet te geven, omdat dit niet wordt geregistreerd. In het kader van de COIVD-19 pandemie zijn er productieafspraken gemaakt voor z.g. FFP2 maskers met de bedrijven Koninklijke Auping, AFPRO Filters B.V. SION B.V. Daarnaast zijn contracten gesloten met drie fabrikanten over de productie van chirurgische mondmaskers van het type IIR. Ook zijn in de afgelopen weken opdrachten verleend aan fabrikanten van beschermingsbrillen en van face shields
Kunt u zeggen op hoeveel plaatsen in Nederland keuring en certificering kan plaatsvinden van mondmaskers (zowel FFP maskers volgens EN149 als chirurgische maskers volgens EN14683)?
Mondmaskers van het type FFP dienen in principe te voldoen aan de wettelijke eisen voor persoonlijke beschermingsmiddelen, en voorzien te zijn van een CE-certificaat. Er zijn 2 notified bodies in Nederland die adembeschermingsmaskers (FFP) kunnen certificeren en een CE-certificaat kunnen afgeven. Dat zijn:
Vanwege de schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen die voldoen aan de Europese eisen, is het tijdelijk ook toegestaan om producten zonder CE-markering, maar met een gelijkwaardig certificaat van buiten Europa op de markt te brengen, indien dit ten behoeve van zorgverleners is en in het kader van Covid-19. Leveranciers moeten via documentatie kunnen aantonen dat hun product een CE-certificaat heeft, of voldoet aan de eisen van dit gelijkwaardige certificaat van buiten Europa. Op dit moment is, naast twee notified bodies, er een bedrijf die in Nederland (gecertificeerd) kan toetsen of een mondmasker aan de norm voldoet, specifiek op het gebied van filterpenetratie, maar geen CE-certificaat kan afgeven (ProQares B.V.).
Daarnaast kunnen geïnteresseerde partijen zich ook melden bij DEKRA Certification B.V. in Nederland, om te bezien of Dekra hen kan doorverwijzen naar hun zusterbedrijf in Duitsland: DEKRA Testing and Certification GmbH. Deze Duitse notified body is aangewezen om hiervoor CE-certificaten af te geven, waarmee de mondmaskers alsnog op de Europese markt kunnen worden gebracht.
Chirurgische maskers zijn medische hulpmiddelen van een lage risicoklasse, die niet door een notified body beoordeeld hoeven worden. Fabrikanten van deze maskers moeten aan de hand van testrapporten wel aantonen dat ze aan de gestelde eisen voldoen om een CE-markering op hun product te kunnen zetten. Op dit moment zijn er geen bedrijven in Nederland geaccrediteerd voor het testen van de norm voor chirurgische mondmaskers (EN14683). In de EU mogen verschillende bedrijven deze testen uitvoeren. Daarnaast wordt gekeken of dit op termijn alsnog mogelijk gemaakt kan worden in Nederland. Voor nu betekent het dus dat de Nederlandse fabrikanten van chirurgische maskers naar bijvoorbeeld België of Oostenrijk moeten voor het testen ten behoeve van het verkrijgen van een CE-markering voor dit type mondneusmasker.
Klopt het dat er maar een beperkt aantal bedrijven in Europa geaccrediteerd is om maskers aan de EN149 norm te keuren? Klopt het dat dit in Nederland niet mogelijk is? Kunt u zeggen welke geaccrediteerde bedrijven bevoegd zijn om deze keuring en certificering uit te voeren?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het initiatief DSM/Auping/AFPRO al opdrachten had voordat de keuring en certificering van de maskers hadden plaatsgevonden en dat andere ondernemers die vergelijkbare initiatieven aan het opstarten zijn deze afnamegarantie niet krijgen zolang de producten nog niet gekeurd en gecertificeerd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn de afgelopen maanden ruim 500 voorstellen binnengekomen bij het team dat zich bezighoudt met het beoordelen van voorstellen voor de opstart van productie in Nederland. Ik neem het besluit over de selectie van kansrijke en relevante proposities. Opdrachten waarbij sprake is van een langdurige afnamegarantie (tot 12 maanden) worden gesloten tussen de fabrikant, het LCH en het Ministerie van VWS. Het LCH verwerkt de opdracht administratief en zorgt voor de distributie van de producten. Onder de geselecteerde initiatieven zitten grote en kleine bedrijven. Voor beademingssystemen zijn afspraken gemaakt met een middelgrote fabrikant (DemCon).
Voor brillen is een opdracht geplaatst bij het MKB bedrijf Spark Design, voor gezichtsschermen bij een samenwerkingsverband van de bedrijven ReShape, PVI en 3D lab. Ook voor het maken van specifiek afname- en testmateriaal is gekozen voor een mix van bedrijven.
Voor FFP2-maskers is gekozen voor initiatieven bij Koninklijke Auping, Afpro Filters BV. en Sion BV. Bij chirurgische mondmaskers is gekozen voor drie bedrijven die voorheen dit soort producten niet maakten, waaronder een bedrijf dat samenwerkt met een sociale werkplaats voor vluchtelingen in Arnhem (Mondmaskerfabriek), een productiebedrijf in Oost-Nederland en een onderneming opgericht vanuit de textielsector. Voor de productie van desinfectans zijn grondstoffen door Shell Nederland geleverd. Er is dus sprake van een mix van kleine, middelgrote en grote bedrijven die persoonlijke beschermingsmiddelen gaan produceren voor de Nederlands zorg.
Met alle geselecteerde proposities wordt een contract gesloten onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de benodigde CE-certificeringen voor persoonlijke beschermingsmiddelen of medische hulpmiddelen. Wanneer de producten niet voldoen aan de wettelijke eisen voor persoonlijke beschermingsmiddelen, worden deze niet afgenomen en kan het contract worden ontbonden. Dat risico ligt bij de ondernemer en deze voorwaarde wordt bij alle initiatieven waarmee gesprekken worden gevoerd, gesteld. Waar nodig wordt wel advies gegeven over de te volgen procedures. Geen van de geselecteerde bedrijven was voorheen actief in- noch gecertificeerd voor de productie van medische mondneusmaskers. Wanneer een van de ondernemers onverhoopt en ondanks alle goede inzet er toch niet in slaagt om een CE-certificering te behalen, dan kan het zijn dat de overheid – afhankelijk van de specifieke situatie – mogelijk een deel van eventuele voorfinanciering of aanbetalingen niet terugbetaald krijgt die dat bedrijf gebruikt heeft voor de aankoop van machines, grondstoffen en/of het testproces. In die zin is er sprake van een gedeeld risico.
Bereiken u ook geluiden dat met name het midden- en kleinbedrijf veel moeite heeft om toegang te krijgen tot het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)? Klopt het beeld dat het LCH met name zaken wil doen met het grootbedrijf terwijl in eigen land kleinere bedrijven klaarstaan om de productie van onder andere mondmaskers en beschermende kleding op te starten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat alle bedrijven, groot en klein, gelijk behandeld dienen te worden? Zo ja, hoe bent u van plan hier invulling aan te geven betreffende de ontwikkeling van beschermingsmiddelen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er veel meer Nederlandse producenten van mondmaskers bij moeten komen om aan de vraag van vier miljoen FFP2 maskers en zeven miljoen chirurgische medische maskers per week te voldoen?
De geselecteerde voorstellen kunnen voorzien in een substantieel aandeel van de Nederlandse vraag naar FFP2 maskers. Op dit moment wordt binnen de gesloten contracten nog onderzocht of verdere opschaling mogelijk is. Daarmee zou de productie die op volle capaciteit 1,2 mln. FFP2-maskers per week bedraagt, nog verder kunnen worden opgevoerd gedurende 12 maanden tot gemiddeld 2 mln. stuks per week. Inmiddels zijn met drie fabrikanten van chirurgische mondmaskers contracten afgesloten. Op het moment dat deze bedrijven hun productie volledig op stoom hebben en voldoen aan de kwaliteitseisen, kunnen gemiddeld ruim 3 miljoen chirurgische mondmaskers per week geproduceerd worden tot mei 2021.
Kunnen potentiële producenten in eigen land rekenen op dezelfde behandeling en ondersteuning die DSM/Auping/AFPRO hebben gekregen? Zo ja, waar kunnen deze bedrijven terecht om hulp te krijgen bij het opstarten van de productie en het testen en certificeren van hun producten?
Alle initiatieven die in de afgelopen weken zijn binnengekomen zijn op gelijkwaardige wijze beoordeeld op haalbaarheid, tijdigheid/snelheid van productie en kwaliteit. Om snel in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen en ook te werken met initiatieven die een behoorlijk volume kunnen bieden, is het aantal geselecteerde bedrijven beperkt gehouden. Het produceren van gecertificeerde mondneusmaskers vereist voorbereiding en de nodige aanlooptijd, bijvoorbeeld om kwaliteitstesten uit te voeren, machines te bestellen en te installeren en grondstoffen te borgen. Daarnaast wordt via het Ministerie van VWS waar nodig aanvullende informatie verschaft over benodigde certificeringen en/of doorverwezen naar de juiste instanties.
Kan een centraal geaccrediteerd keuringspunt vanuit de overheid worden opgestart waar Nederlandse bedrijven nieuw ontwikkelde beschermingsmiddelen, zoals maskers, schorten, veiligheidsbrillen en handschoenen kunnen laten keuren en certificeren? Zo ja, bent u bereid om een dergelijk centraal keurings- en certificeringspunt op te richten om onnodig tijdverlies bij de ontwikkeling van beschermingsmiddelen van eigen bodem te voorkomen?
Voor persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen van een hogere risicoklasse geldt dat deze moeten worden beoordeeld door een notified body, voordat een CE-certificaat kan worden afgegeven en de producten op de Europese markt kunnen worden gebracht. Deze notified bodies zijn private instanties die daarvoor door de bevoegde autoriteit van de lidstaat moeten worden aangewezen, die daar ook toezicht op houdt. Bij medische hulpmiddelen is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het past niet binnen dit stelsel dat de overheid een eigen keuringsinstantie inricht. Wel kan ik, indien vanuit een private instantie interesse bestaat om notified body te worden, deze instantie hierin faciliteren en ondersteunen.
Bedrijven die hun mondmaskers (FFP) willen laten certificeren, kunnen zich overigens ook bij een notified body in een andere lidstaat melden. Voor de chirurgische maskers zou een dergelijke centrale instantie weinig zinvol zijn omdat deze niet langs een notified body hoeven om een CE-markering te krijgen, maar langs een geaccrediteerd testlaboratorium.
Deelt u de mening dat er geen tijd verloren mag gaan bij de ontwikkeling van beschermingsmiddelen van eigen bodem door een gebrek aan ondersteuning vanuit de overheid en een gebrek aan keurings- en certificeringslocaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Die mening deel ik, en daarom heb ik ook na de Corona uitbraak direct stappen ondernomen om de productie van beschermingsmiddelen in Nederland op te starten. Inmiddels zijn diverse contracten gesloten voor de productie van beschermingsmiddelen met zowel kleine als grote ondernemingen in Nederland, van de juiste kwaliteit, waarmee kan worden voorzien in een substantieel deel van de verhoogde Nederlandse vraag als gevolg van de Corona pandemie. Deze vraag fluctueert naarmate de crisis opflakkert of afneemt. De geselecteerde producenten kunnen – wanneer ze volledig operationeel zijn – hun productie op- en afschalen.
De briefing inzake het testbeleid en de persoonlijke beschermingsmiddelen |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
1. Hoe verhoudt het credo van VWS «blijf kopen», zoals aangegeven in de presentatie van de heer Van der Kolk van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (pagina 2) «VWS bepaalt de scope, de prijzen en het credo: blijf kopen», zich tot de opmerking in zijn toelichting dat er wel meer beschermingsmiddelen kunnen worden ingekocht door meer leveranciers in te schakelen, maar dat deze uitbreiding niet wordt gemaakt?1
Het LCH laat weten zowel in te kopen bij bestaande leveranciers als bij nieuwe leveranciers. Normaal wordt in Nederland door een zorgaanbieders gewerkt met een of twee vaste leveranciers. Inmiddels heeft het LCH nu contact met meer dan vijftig betrouwbare leveranciers.
Met deze vaste leveranciers is het LCH in staat veel beschermingsmiddelen in te kopen. Zo zijn er inmiddels honderden miljoenen chirurgische maskers en handschoenen besteld. Het LCH kan dankzij de ervaring die met deze producenten en leveranciers is opgedaan, zorgen voor zowel veel volume als voor een goede kwaliteit. Aandachtspunt blijft het transport. Daar heeft het LCH de afgelopen tijd veel aandacht aanbesteed. LCH heeft het aantal vluchten vanuit China flink uitgebreid met diverse maatschappijen en heeft ook transport via scheepsvaart in gang gezet.
Het LCH blijft daarnaast op zoek naar leveranciers die aanvoerlijnen uit andere landen hebben.
Hoe verhouden de constante berichten van een tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen en de resultaten van de enquête die NU’91 heeft uitgezet onder haar leden dat 47% van de respondenten aangeeft dat er onvoldoende materialen beschikbaar zijn zich tot de opmerking in de technische briefing dat er voldoende middelen beschikbaar zijn en dat er een goede «supply base» is? Als er geen tekort zou zijn aan persoonlijke beschermingsmiddelen, waar gaat het nou precies mis?2
Er is een goede «supply basis» om beschermingsmiddelen op grote schaal in te kopen en vervolgens zorgbreed te verdelen en te distribueren. In de technische briefing en de daaropvolgende kamerbrief is ook de oproep gedaan om beschermingsmiddelen aan te vragen bij het LCH als daarin niet via reguliere kanalen kan worden voorzien. Dat gebeurt op grote schaal, zorgbreed.
Het is belangrijk dat de aanvragen en ook de verdeling gebaseerd blijven op gepast gebruik conform de uitgangspunten van het RIVM. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op het besmettingsrisico bij bepaalde handelingen bij patiënten met (verdenking op) COVID-19, zowel binnen als buiten het ziekenhuis. Daar hoort bij dat professionals in specifieke situaties beredeneerd kunnen afwijken van de richtlijnen op basis van hun ervaring en inzichten.
Tegen deze achtergrond is op initiatief van V&VN vanuit het perspectief van verzorgenden en verpleegkundigen een handreiking opgesteld voor een praktisch gebruik van beschermingsmiddelen buiten het ziekenhuis. Deze is tot stand gekomen in samenwerking met de IGJ, het RIVM/LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding), ActiZ, ZorgthuisNL en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Ook is hierover gesproken met de FNV, CNV, NU91 en de FBZ.
De bonden is gevraagd het voortouw te nemen voor het maken van een handreiking voor professionals die Wmo-zorg verlenen (huishoudelijke zorg, dagbesteding en -begeleiding en maaltijdondersteuning). Voor die laatste groep zijn op aanvraag reservepakketjes beschikbaar via het LCH.
Zorgverleners moeten veilig kunnen weken conform de uitgangspunten en de aanvulling daarop. Als er onvoldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, is het belangrijk dat professionals hierover en over alternatieven in gesprek gaan met hun leidinggevende. Als dat onvoldoende soelaas biedt en professionals onbeschermd zijn in onveilige situaties, kan hierover een melding gedaan worden bij respectievelijk de Inspectie SZW en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Wat vindt u van de oproep van de heer Van der Kolk aan zorgaanbieders om zelf niet te gaan zoeken naar extra persoonlijke beschermingsmiddelen? Heeft u begrip voor zorgaanbieders die dit juist wel doen omdat zij te weinig het gevoel hebben dat het LCH voor alle zorgverleners voldoende materiaal inkoopt?
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) heeft mij en ook uw Kamer, tijdens de technische briefing op 30 april, laten weten over voldoende mondneusbescherming voor de Nederlandse gezondheidszorg te beschikken. Ik roep zorgverleners dan ook op om, in het geval hun reguliere leverancier onvoldoende kan leveren, beschermingsmiddelen te bestellen bij het LCH. Uitgangspunt hierbij blijft gepast gebruik, anders neemt schaarste weer toe.
Heeft het besluit om niet bij meer aanbieders mondkapjes en dergelijke te kopen iets te maken met de RIVM-richtlijnen?
Nee, zie het antwoord op vraag 1.
Zijn de richtlijnen van het RIVM, bijvoorbeeld als het gaat om het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen op niet-corona afdelingen in verpleeghuizen en in de thuiszorg, afgestemd op vermoede of daadwerkelijke schaarste of zijn deze richtlijnen volledig medisch-inhoudelijk van aard?
De richtlijnen van het RIVM die zijn opgesteld over wanneer welke type beschermingsmiddel gebruikt dienen te worden zijn niet gebaseerd op schaarste, maar gaan uit van het besmettingsrisico dat de zorgverlener loopt bij het uitvoeren van bepaalde handelingen. Zorgverleners moeten dus conform de richtlijnen beschermd kunnen werken. Omdat mondiaal nog steeds sprake is van schaarste aan medische beschermingsmiddelen, is het niet verstandig om deze beschermingsmiddelen algemeen preventief in te zetten. Dit kan ten koste gaan van het gebruik in de zorg waar deze beschermingsmiddelen in verband met COVID-19 gerelateerde zorg noodzakelijk zijn.
Kunt u zich voorstellen dat veel zorgverleners ook uit voorzorg willen werken met persoonlijke beschermingsmiddelen om zichzelf en hun cliënten preventief te beschermen? Waarom wordt in het inkoopbeleid geen rekening gehouden met die behoefte en worden niet meer middelen ingekocht?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhouden de opmerkingen dat er genoeg beschermingsmiddelen zijn en dat er niet bij meer aanbieders wordt besteld zich met het bericht dat er voor kappers en andere contactberoepen voorlopig nog niet voldoende mondkapjes beschikbaar zijn?3
Het OMT heeft een afwegingskader vastgesteld voor veilig werken bij contactberoepen. In dit afwegingskader zijn maatregelen gedefinieerd om het risico op overdracht van het virus tussen de beroepsbeoefenaar en de cliënt te minimaliseren. Voor contactberoepen is essentieel dat naast strikte hygiënemaatregelen, triage toegepast wordt. Met deze maatregelen zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals gebruik van mondkapjes en handschoenen, niet noodzakelijk in het kader van de COVID-19-uitbraak.
Het RIVM heeft een richtlijn opgesteld die beschrijft wanneer een mondmasker, en welk type mondmasker behoort te worden gebruikt bij verschillende handelingen in de zorg. Daarnaast heeft het RIVM ook op hun website beschreven wanneer het verplicht is om een niet-medisch mondmaskers te gebruiken en wanneer er overwogen kan worden om een niet-medisch mondmasker te gebruiken, zoals bij contactberoepen. Daar wordt ook beschreven hoe tot dit advies is gekomen.
Het kabinet heeft besloten om contactberoepen de ruimte te laten ervoor te kiezen om een niet-medisch mondkapje te gebruiken. Ik vind het van belang te benadrukken dat indien wordt gekozen voor het gebruik van mondneusbescherming, het om mondkapjes gaat die niet in de zorg worden gebruikt, omdat voor die beschermingsmiddelen schaarste dan (weer) kan optreden.
Het LCH is opgericht om te voorzien in de aanvullende behoefte aan beschermingsmiddelen als gevolg van de Corona uitbraak, in de zorg. Het LCH heeft daarom geen rol in de logistiek voor niet-medische mondkapjes voor contactberoepen.
Op de website van de rijksoverheid, en op de website van het NEN, is inmiddels meer informatie beschikbaar over de eisen waar niet-medische mondkapjes moeten voldoen.
Bestaat de mogelijkheid dat straks in een situatie terecht wordt gekomen waarin de kappers en andere contactberoepen niet open kunnen wegens een gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Wat is de verwachte economische schade van deze langere sluiting? En in hoeverre weegt deze schade op tegen het veel massaler inkopen van beschermingsmiddelen door het LCH?
Zie antwoord vraag 7.
Is het vooruitlopend op een mogelijke versoepeling van de maatregelen in de verpleeghuizen niet verstandig om massaal extra beschermingsmiddelen in te kopen zodat een tekort aan beschermingsmiddelen in ieder geval geen beletsel zal zijn om bezoek weer toe te laten in verpleeghuizen? Wordt daar op dit moment voldoende op geanticipeerd?
Ik heb het LCH opdracht gegeven om maximaal beschermingsmiddelen voor de zorg in te kopen.
Kunt u uiteenzetten, aangezien het grootste tekort blijkt te bestaan in de jassen en schorten, welke maatregelen precies genomen worden om de tekorten aan deze persoonlijke beschermingsmiddelen op te lossen?
Het LCH zet zich maximaal in om schorten en jassen beschikbaar te krijgen voor de zorg.
Daarnaast heb ik het RIVM gevraagd om onderzoek te doen naar de herverwerking van isolatiekleding (jassen, pakken, schorten en coveralls) als oplossing voor eventuele acute tekorten. Het RIVM heeft aangegeven dat sommige kleding bestand is tegen stoomsterilisatie op 121 graden Celsius. Voor ziekenhuizen is er daarnaast een extra proces ingericht om op grote schaal gammasterilisatie voor sommige kleding (o.a. polyester, non-woven, plastics en tyvek) uit te voeren. Samen met drie grote wasserijen, die gezamenlijk voor bijna alle ziekenhuizen de was verzorgen, zijn afspraken gemaakt om gebruikte isolatiekleding op te halen, te laten behandelen, en vervolgens weer te retourneren naar het ziekenhuis. Ziekenhuizen bieden hiervoor de gebruikte isolatiekleding op de gebruikelijke manier, zoals ook bij vuil wasgoed, aan bij de wasserij. Op dit moment wordt er aan een plan gewerkt om te kijken hoe zorginstellingen in de langdurige zorg ook kunnen aansluiten op deze procedure
Tenslotte ben ik in gesprek met partijen die mogelijk binnen enkele maanden isolatiejassen en schorten in Nederland kunnen gaan maken.
Worden in eigen land al productielijnen voor schorten en jassen opgestart? Zo ja, welke bedrijven doen dit en in welke hoeveelheden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is een specificatie mogelijk als het gaat om het verwachte moment waarop de grote aantallen beschermingsmidelen beschikbaar komen die volgens de presentatie zijn ingekocht en die de komende tijd worden verwacht?
Een exacte precisering is niet mogelijk. Dit wordt verklaard dat er veel schakels in de complexe logistieke keten aan vooraf gaan, voordat een bestelling daadwerkelijk bij de zorginstelling terecht komt. Zo zijn er verschillende momenten in de gehele keten waar de kwaliteit gecontroleerd wordt, en is het vervoer afhankelijk van de douaneformaliteiten en de luchtbrug van Azië naar Nederland.
Er zijn naar de stand van dinsdag 19 mei jl. sinds de start van het LCH op 23 maart in totaal 17 mln. chirurgische maskers en meer dan 4 mln. FFP maskers uitgeleverd. Er zijn nu bijna 1 mld. chirurgische maskers en bijna 130 mln. FFP maskers in bestelling. Hiervan komen deze week 5,2 mln. chirurgische maskers en 4,15 mln. FFP maskers in Nederland aan. Er zijn reeds circa 11 mln. chirurgische mondmaskers en 4 mln. FFP mondmaskers in Nederland op voorraad. Het LCH geeft aan dat – gebaseerd op de aanvragen in de portal van het LCH in de afgelopen week – de vraag ruim 1,7 mln. chirurgische maskers en ruim 125.000 FFP maskers bedraagt.
Aantallen chirurgische maskers en FFP maskers in voorraad en onderweg naar Nederland
Bron: LCH-19 mei 2020, Estimated Time of Departure (ETD)
Is het waar dat de GGD nog werkt aan een plan voor het vervolg van het bron- en contactonderzoek?4
Waarom maakt de GGD nu pas een plan voor het vervolg van de bron- en contactonderzoeken? Waarom heeft de GGD niet uit zichzelf besloten over te gaan tot opschaling?
Zijn we voldoende voorbereid, als het gaat om de beschikbaarheid van testen, testcapaciteit en beschermingsmiddelen voor het weer openen van de basisscholen?
Kunt u ingaan op de opmerking van de heer Sijbesma in de technische briefing dat het moeilijk is het aantal testen te vergroten omdat er niet zomaar andere materialen gebruikt kunnen worden bij de testmachines? Ligt de oorzaak dan bij de fabrikanten die het onmogelijk maken dat er andere producten op hun machines worden gebruikt? Zo ja, kunt u hier iets aan doen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op donderdag 7 mei 2020?
Dat is helaas niet gelukt.
Veilig werken in tijden van corona |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Paul Smeulders (GL) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel werknemers werken onder onveilige omstandigheden vanwege het coronavirus? Deelt u de schatting van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) dat het om meer dan een miljoen werknemers zou gaan? Welke vormen van onveilig werken komen het meest voor? Hoeveel signalen krijgt de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hierover binnen?
Iedere werknemer moet – ook in tijden van het coronavirus – in gezonde en veilige arbeidsomstandigheden kunnen werken. Of het nou om werknemers gaat die gericht werken met het coronavirus in bijvoorbeeld laboratoria, werknemers die door hun werkzaamheden een risico lopen op besmetting met het coronavirus zoals in de zorg, of werknemers die als gevolg van normaal maatschappelijk verkeer risico lopen besmet te raken zoals in de supermarkten of tijdens hun werk in distributiecentra, kantoren, bouw, landbouw, transport en metaalindustrie.
Veel werknemers hebben op hun werk te maken met het risico van een besmetting met het coronavirus. De werkgever heeft de plicht om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving in overeenstemming met de noodverordeningen van de overheid en de adviezen en richtlijnen van het RIVM. Indien in onveilige omstandigheden moet worden gewerkt, kan de werknemer, ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vakbond een melding doen bij de Inspectie SZW. De Inspectie SZW bekijkt per geval wat met de melding kan worden gedaan.
Ik kan geen uitspraken doen over het aantal werknemers dat werkt onder onveilige arbeidsomstandigheden. Wel kan ik melden dat tot en met 29 mei jl. 1.586 corona gerelateerde meldingen bij de Inspectie SZW zijn gedaan.
Is er al effect te zien van de campagne die hierover is gelanceerd? Is er bij deze campagne bijzondere aandacht voor arbeidsmigranten? Bent u bereid om hen nog actiever te informeren over hun rechten?
Inspectie SZW heeft in dit verband tot nu toe twee social mediacampagnes gestart. Hiermee worden verschillende doelgroepen gewezen op het feit dat zij klachten/signalen kunnen melden, wanneer zij zich zorgen maken over de veiligheid van hun werkplek of de omstandigheden waarin ze moeten werken gerelateerd aan het coronavirus. Om het melden makkelijk te maken, geleiden de campagne-uitingen direct door naar de juiste webpagina waarop ook het meldformulier te vinden is. De campagneplatforms zijn Linkedin, Facebook, Instagram, Stories, Twitter en Google.
De eerste campagne startte op 14 april en werd via Linkedin gericht op 910.000 personen, werkzaam in diverse bedrijfstakken waaronder de (geestelijke) gezondheidszorg, transport, openbare veiligheid, pakket- en goederenbezorging. Hiermee zijn ruim 322.000 personen bereikt waarvan er ruim 4000 doorklikten naar het formulier. Een doorklikpercentage van 1,12% is redelijk hoog voor een overheidscampagne. In 2019 lag dit gemiddeld voor (overheids)campagnes rond de 0,55.
De tweede campagne startte op 28 april en is primair op arbeidsmigranten gericht, in de Engelse en Duitse taal. De doelgroep omvat 24.000 personen in een breed scala aan sectoren, waaronder de land- en tuinbouw (inclusief seizoensarbeid), recreatie, horeca en uitzendbranche. De campagne is tevens gericht op de vakbeweging en op (veelal besloten) linkedin-groepen van sociale netwerken voor migranten, zoals migrantenouderenorganisaties en kenniscentra. Hiermee werden tot nu toe 82.000 personen bereikt, waarvan er 860 (1,05%) doorklikten naar de website met meldformulier. Dat betekent dat de uiting relevant is voor de doelgroep.
Verder is een aanzienlijke stijging te zien in het aantal vragen dat wordt gesteld via de social mediakanalen. De Engelse pagina op de website is 1.700 keer bezocht, het meldformulier is 712 keer opgevraagd en 10 keer ingediend. Bezoek van de webpagina’s en webformulieren worden dagelijks gemonitord en waar nodig bijgesteld om de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken.
Hoe wordt er op dit moment door de Inspectie SZW gehandhaafd op onveilige werksituaties, ook in relatie tot het coronavirus? Klopt het dat er nauwelijks nog inspecties op locatie plaatsvinden? Wat zijn de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen? Is het mogelijk inspecteurs op een veilige manier toch te laten inspecteren op locatie? Zo ja, wat is daar voor nodig? Zo nee, waarom niet?
Na de aankondiging van de kabinetsmaatregelen op 12 maart 2020 om zoveel mogelijk thuis te werken om zo besmettingsgevaar te verminderen, heeft de Inspectie SZW bepaald dat zij inspecties en recherche onderzoeken op locatie bleef uitvoeren bij spoedeisend ongevalsonderzoek en arbeidsuitbuiting onder voorwaarde dat inspecteurs dit op een veilige en verantwoorde manier konden uitvoeren. In overeenstemming met de kabinetsmaatregelen gold voor overige inspecties en onderzoeken dat die zoveel mogelijk telefonisch werden uitgevoerd of werden uitgesteld tot een later moment, dus nee, tenzij er een dringende reden was om inspectie op locatie wel door te zetten.
Door het opengaan van de samenleving en grotere economische bedrijvigheid hanteert de Inspectie SZW sinds 8 juni 2020 de lijn «ja, mits». De Inspectie SZW voert weer inspecties uit op locatie, mits de regels ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van de inspecteurs, die zijn vastgelegd in de RI&E van de Inspectie, in acht kunnen worden genomen. De Inspectie SZW heeft dus haar werkwijze aangepast en zal dat blijven doen naar gelang de omstandigheden en kabinetsbesluiten daartoe aanleiding geven.
Is er voldoende juridische grondslag voor de Inspectie SZW om te handhaven op coronarichtlijnen, zoals de anderhalve meter afstand, zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke noodverordeningen? Hoe wordt er überhaupt gehandhaafd op de gemeentelijke noodverordeningen binnen of op het terrein van bedrijfsorganisaties?
Handhaving van de overheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus vindt primair plaats door de veiligheidsregio’s. In de noodverordeningen kunnen politie, marechaussee en bijzondere opsporingsambtenaren aangewezen en daarmee bevoegd zijn om te handhaven op de coronarichtlijnen zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke noodverordeningen.
De Inspectie SZW is niet als toezichthouder aangewezen en daarmee niet bevoegd om op de noodverordeningen te handhaven. Wel kan en zal Inspectie SZW handhavend optreden op basis van de Arbeidsomstandighedenwet indien de arbeidsomstandigheden in een bedrijf of instelling daartoe aanleiding geven. Zie in dit verband ook het antwoord op vraag 5.
Biedt de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) voldoende aanknopingspunten om werkgevers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een veilige werkomgeving in relatie tot de coronavoorschriften? Zijn de coronavoorschriften nu gekoppeld aan het reguliere arbostelsel van risico-inventarisatie en -evaluaties (RI&E's) en arbocatologi en het toezicht en de inspraak daarop? Zo nee, op welke wijze wilt u die koppeling gaan maken? Gaat die koppeling gemaakt worden in de speciale «coronanoodwet» waar nu over gesproken wordt? Is het een optie om dan speciale voorschriften op te nemen in de Arbowet, bijvoorbeeld met een verwijzing naar de Wet Publieke Gezondheid?
Ja, de Arbowet is een kaderwet. De regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden zijn nader uitgewerkt in het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling. Basis van het arbobeleid in een bedrijf is de Risico Inventarisatie en evaluatie (RI&E). Onderdeel hiervan is het opstellen van een aanpak om risico’s te voorkomen, vermijden of de gevolgen te beperken.
Het is belangrijk dat bedrijven en instellingen in hun RI&E het coronarisico onderkennen en een plan van aanpak hebben. Bedrijven hebben ook baat bij een Branche RI&E of een op te stellen «Corona-»arbocatalogus voor een sector of branche. Voor arbocatalogi bestaat de mogelijkheid om die te laten toetsen door de Inspectie SZW op basis van de Beleidsregel arbocatalogi 2019.
Tot slot heb ik het voornemen om de Inspectie SZW meer wettelijke mogelijkheden te geven om effectief te kunnen handhaven als werkgevers in ernstige mate geen noodzakelijke maatregelen treffen om besmetting met novel coronavirus (2019-nCOV) te voorkomen of de kans daarop te beperken. De voorbereiding daarvoor loopt. Een mogelijkheid is om dit via de Covid-noodwet te regelen, maar ik bezie ook alternatieve opties.
Hoeveel werkgevers hebben nu al een specifiek coronaprotocol op de werkvloer? In hoeveel sectoren zijn hier afspraken over gemaakt? Worden werknemers hier standaard bij betrokken? Zo ja, op welke wijze is dat geborgd? Zo nee, op welke wijze wilt u dat gaan borgen? Op welke wijze is geborgd dat werknemers, via de ondernemingsraad/medezeggenschapsraad/gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, betrokken zijn bij de doorvertaling van een sectorprotocol naar de werkvloer van een specifieke bedrijfsorganisatie?
Bedrijven en organisaties maken concrete plannen voor de anderhalvemetersamenleving op de werkvloer (protocollen). Een protocol gaat over veilig werken binnen een bedrijf of organisatie. Protocollen zijn van en voor sectoren en worden veelal opgesteld door de brancheorganisatie horend bij de sector. Daarbij worden zij in veel gevallen ondersteund door de werkgeverskoepels VNO-NCW en MKB Nederland. Ook de werknemers in de sector moeten worden betrokken, bijvoorbeeld via de vakbond(en).
De overheid geeft geen formele goed- of afkeuring van de protocollen. Een interdepartementale werkgroep kan de brancheorganisatie adviseren. Naast naleving van de RIVM-richtlijnen gaat het hierbij onder andere over zaken als uitvoerbaarheid van genomen maatregelen, handhaafbaarheid en communicatie. Vervolgens is het de sector zelf die het protocol vaststelt. De sector is ook zelf verantwoordelijk voor de naleving van het protocol. Op de site www.mijncoronaprotocol.nl wordt doorverwezen naar een aantal bestaande protocollen. Niet bij alle protocollen die zijn opgesteld, is de overheid betrokken geweest. Momenteel heeft de werkgroep geadviseerd op zo’n 90 protocollen.
Een door sectoren vastgesteld protocol is geen vervanging van de geldende wet- en regelgeving. Dit betekent dat een protocol geen vervanging is van Arbowetgeving; die blijft onverminderd geldig. Sectoren worden aanbevolen om na vaststelling van het protocol de arbo-onderdelen uit het protocol te laten doorwerken in de bestaande arbo-systematiek. Concreet betekent dit de Arbocatalogus op branche- of sectorniveau en de risico- inventarisatie- en evaluatie (RI&E) op bedrijfsniveau. De arbo-onderdelen uit het protocol kunnen als addendum op de Arbocatalogus ter toetsing worden ingediend bij de Inspectie-SZW. I-SZW hanteert hiervoor een versnelde procedure.
Wat is de precieze juridische status van deze coronaprotocollen? Welke rechten kunnen zowel werknemers als werkgevers aan deze protocollen ontlenen? Doen deze protocollen iets af aan de verantwoordelijkheid van werkgevers om te zorgen voor een veilige werkplek voor hun werknemers?
Een coronaprotocol heeft geen juridische status binnen de arboregelgeving en ontslaat niet van de verplichting voor ieder bedrijf of instelling om een Risico-Inventarisatie & -Evaluatie (RI&E) te hebben (zie ook mijn antwoord op vraag 5). Een coronaprotocol doet niets af aan de zorgplicht van de werkgever op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) die bepaalt dat de werkgever de werknemer in staat stelt zijn werk veilig en gezond te doen. De werknemers moeten weten welke maatregelen van toepassing zijn en zich houden aan de regels die opgesteld zijn.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Smeulders c.s. over inzet van toezichthouders, zoals de Inspectie SZW, omtrent de kwetsbare situatie van arbeidsmigranten?1
In algemene zin waar het gaat om de problematiek arbeidsmigranten is het «Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten», waar u op 4 mei jl. een brief over heeft ontvangen2, mede een uitvoering van de motie Smeulders c.s. Het aanjaagteam zal de bescherming van arbeidsmigranten agenderen bij werkgevers, gemeenten en provincies, en partijen op regionaal niveau samenbrengen. Tegelijkertijd zal er gezamenlijk met deze partijen en interdepartementaal worden gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen, maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid of de inzet van toezichthouders, zoals de Inspectie SZW. Daarnaast verwijs ik naar antwoord 2 over de campagne gericht op arbeidsmigranten.
Voor wat betreft de problematiek in de slachthuizen kan ik u melden dat de Inspectie SZW de komende tijd extra zal inzetten op inspecties bij slachthuizen. De NVWA en de Inspectie SZW werken nauw samen bij de aanpak van de problematiek rondom eerlijk, veilig en gezond werk in slachthuizen. Er zijn o.a. gezamenlijk afgestemde inspecties tussen de NVWA en de Inspectie SZW. Ook wordt samengewerkt met de veiligheidsregio’s en de GGD-en.