De berichten ‘Coronateststraat Schiphol voorlopig maar beperkt open voor hoog risicopassagiers’ en ‘Mandatory coronavirus testing at airports in Germany off to smooth start’ |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Coronateststraat Schiphol voorlopig maar beperkt open voor hoog risicopassagiers» en «Mandatory coronavirus testing at airports in Germany off to smooth start»?1 2
Kunt u toelichten waarom het op dit moment niet mogelijk is om alle aankomende passagiers uit risicogebieden te testen?
Vindt u dat op dit moment er voldoende voor gezorgd wordt dat het beleid op Schiphol zo is dat, als mensen uit een risicogebied komen zij langs een teststraat gaan, zoals u op de persconferentie van 6 augustus 2020 zei? Zo nee, wanneer verwacht u dat de testcapaciteit voldoende opgeschaald is om iedereen die terugkomt uit een oranje gebied, te testen?
Welke aanvullende mogelijkheden ziet u om de testcapaciteit op korte termijn te verhogen naast het aannemen van meer personeel? Maakt het poolen van testmateriaal hier deel van uit?
Hoe beoordeelt u de testfaciliteiten op Duitse vliegvelden, waar alle reizigers uit risicogebieden getest kunnen worden? Wat is/zijn de reden(en) waarom Duitsland momenteel wel en Nederland niet in staat is alle reizigers uit risicogebieden te testen?
Herkent u het beeld in onder andere een artikel in Trouw van 17 augustus 2020 dat ««wie Nederlands grondgebied bereikt, niks merkt van welke veiligheidsmaatregel dan ook»», ofwel geen informatiepunten, geen mondkapjesplicht, geen gezondheidscontrole en geen quarantaineaanwijzingen? Bent u voornemens hier stappen op te zetten?3
Gaat u bij de uitbreiding van de capaciteit van de teststraat ook rekening houden met wanneer er vluchten uit risicogebieden aankomen? Kunt u toezeggen dat de teststraat voor alle reizigers uit risicogebieden, ongeacht op welk tijdstip of welke dag zij aankomen, beschikbaar zal zijn? Zo nee, waarom niet?
Hoe wordt op dit moment bepaald van welke vluchten passagiers een test krijgen aangeboden? Wordt hier een prioritering in toegepast per bestemming, bijvoorbeeld op basis van de meeste besmettingen in de afgelopen week?
Heeft u een beeld van waarom mensen zouden aangeven zich niet te willen laten testen bij aankomst uit een risicogebied? Voorziet u hier risico’s en zo ja, welke? Bent u van plan ook hier een aandachtspunt van te maken bij de opschaling van de capaciteit van de teststraat? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het bericht van weer dreigende tekorten aan beschermingsmiddelen |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat er een tekort dreigt aan beschermingsmiddelen zoals handschoenen en beschermende jassen bij de behandeling van patiënten of van patiënten die mogelijk een COVID-19 besmetting hebben opgelopen?1
Klopt het dat bijvoorbeeld in een ziekenhuis in Rotterdam uit nood gewerkt wordt met «regenjassen» in plaats van echt goed beschermende jassen om besmettingen te voorkomen?
Heeft u dergelijke signalen ook ontvangen?
Klopt het dat u heeft gezegd dat er geen tekorten zijn aan beschermingsmiddelen en een flinke voorraad is opgebouwd door het Landelijke Consortium Hulpmiddelen, zodat men niet bang hoeft te zijn dat er een tekort aan beschermingsmiddelen ontstaat?
Kunt u garanderen dat al het zorgpersoneel in ziekenhuizen, andere instellingen en bij behandelingen in een thuissituatie in de toekomst bij een mogelijke tweede golf over voldoende beschermingsmiddelen kan beschikken? Kunt u dit toelichten?
Het actief ontmoedigen van onnodige reizen naar risicogebieden |
|
Eva van Esch (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «1 op de 5 nieuwe coronapatiënten was kort daarvoor op vakantie in buitenland»?1
Ja.
Klopt het dat van de ruim 4.000 nieuwe coronabesmettingen die de afgelopen week werden vastgesteld, er 738 in de twee weken daarvoor in het buitenland zijn geweest? Zo nee, hoe zit het dan?
De wekelijkse epidemiologische update van het RIVM geeft aan dat er in week 34 (11–18 augustus) inderdaad sprake was van het feit dat 18,4% van de COVID-19 patiënten voor aanvang van de ziekte in het buitenland is geweest.
Erkent u dat op dit moment onnodig veel nieuwe besmettingen vanuit het buitenland Nederland binnenkomen? Zo nee, waarom niet?
Import van COVID-19 uit het buitenland moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Daarom worden al verschillende maatregelen getroffen. Zie vraag 5 voor deze maatregelen.
Erkent u dat de waarschuwing van het label «code oranje» kennelijk niet voldoende is om het aantal onnodige reizen naar risicogebieden in voldoende mate in te perken? Zo nee, waarom niet?
Een oranje reisadvies voor een land of een gebied betekent dat niet-noodzakelijke reizen, waaronder toeristische reizen, naar dat land of gebied worden afgeraden. Het is de verantwoordelijkheid van de reiziger zelf om de afweging te maken of een reis noodzakelijk is of niet. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt via verschillende instrumenten, waaronder het reisadvies, communicatie via de NederlandWereldWijd-website, het 24/7 ContactCenter en de BZ-reisapp, de Nederlandse burger om hierin een weloverwogen keuze te maken. Communicatie naar de burger over o.a. reisadviezen wordt op regelmatige basis in interdepartementaal verband besproken.
Overigens zijn er op dit moment 2 verschillende aanleidingen voor een oranje reisadvies voor een land in de EU. Er zijn landen met een oranje reisadvies, omdat het RIVM oordeelt dat de gezondheidssituatie niet veilig is (COVID-risico-gebied). Ook landen die beperkende maatregelen invoeren voor Nederlanders zoals quarantaine bij aankomst vanwege de gezondheidssituatie in Nederland krijgen een oranje reisadvies (zoals bijvoorbeeld het VK en Finland), omdat die beperkende maatregelen zich niet verenigen met een toeristisch reispatroon. Voor reizigers die terugkeren uit dergelijke landen geldt geen quarantainemaatregel. Of quarantainemaatregelen gelden bij terugkeer wordt duidelijk gecommuniceerd in de reisadviezen en via andere kanalen.
Hoe gaat u de dagelijkse stroom aan nieuwe besmettingen vanuit het buitenland stoppen?
Op mijn verzoek voert het RIVM wekelijks een inventarisatie uit van landen die onveilig zijn om naar toe te reizen. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar het aantal besmettingen en het aantal testen uitgevoerd in dat land. Ook wordt het aantal positief geteste personen met een reishistorie in het betreffende land meegewogen. Daarnaast worden de diplomatieke posten geraadpleegd voor meer informatie over de situatie van een land of gebied. Op basis van de inventarisatie onveilige landen van het RIVM wordt het reisadvies van de rijksoverheid telkens aangepast.
Reizigers die naar een oranje gebied afgereisd zijn dat een COVID-19 risicogebied is, worden dringend geadviseerd om 10 dagen in thuisquarantaine te gaan bij aankomst in Nederland. Daarnaast is op Schiphol een teststraat (dit betreft een onderzoeksetting) ingericht om reizigers uit dergelijke risicogebieden direct te kunnen testen bij hun aankomst in Nederland. Bij de gates worden reizigers opgewacht door GGD-personeel dat hen o.a. begeleidt naar deze teststraat en informatie geeft over thuisquarantaine. Ook vooraf aan hun reis worden reizigers bewust gemaakt van de gevolgen van een reis (met vliegtuig). Om aan boord van een vliegtuig toegelaten te worden, moet elke passagier een gezondheidsverklaring invullen waarin hij/zij verklaart geen klachten te hebben die duiden op COVID-19 en bewust is van de gevolgen van de reis.
Ook voor landen met een geel reisadvies worden reizigers geadviseerd om zich in het buitenland zowel te houden aan de maatregelen die in Nederland gelden als aan de lokale maatregelen. Deze boodschap wordt via verschillende communicatie kanalen, waaronder het reisadvies, gecommuniceerd.
Hoe gaat u voorkomen dat mensen nog massaal afreizen naar bestemmingen met code oranje?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u de motie-Van Esch c.s. waarin de Kamer de regering oproept om «vliegreizen naar risicogebieden actiever te ontmoedigen»?2
Ja.
Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Tijdens het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 12 augustus jl. heeft de Minister-President aangegeven uitvoering te geven aan de motie door reisorganisaties te wijzen op het bijzondere karakter van de noodzakelijk reizen. De Minister van IenW heeft de Nederlandse reisorganisaties en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hierop gewezen via een brief.
Erkent u dat bestemmingen met code geel ook vrij plotseling in code oranje kunnen veranderen, zoals recent nog het geval was met o.a. Brussel, Parijs, Marseille, Madrid, Mallorca, Ibiza en verschillende Spaanse regio’s?3
Ja, er is sinds op 15 juni jl. het wereldwijde oranje reisadvies werd losgelaten en de reisadviezen voor EU landen werden aangepast naar een gele classificatie indien de situatie dat toeliet, ook steeds voor gewaarschuwd dat reisadviezen in verband met de snel veranderende virusdynamiek weer naar een oranje classificatie opgeschaald kunnen worden. Dit is via de kanalen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere overheids-communicatiekanalen gecommuniceerd aan het publiek, de reisbranche en andere belanghebbenden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert zijn reisadviezen op de wekelijkse beoordeling van het RIVM van de COVID-19 situatie in die landen.
Deelt u de mening dat het daarom verstandig is om ook reizen naar bestemmingen met code geel actief te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken baseert reisadviezen op basis van de situatie in het desbetreffende land. Via de kleurcode wordt inzichtelijk gemaakt hoe veilig een land of gebied is. De situatie in landen met code geel of oranje verschilt dus van elkaar en het is voor de Nederlandse burger van belang dat deze verschillen inzichtelijk blijven. Daarom is het niet wenselijk om dezelfde waarschuwingen af te geven voor oranje en gele kleurcodes. Een gele kleurcode voor een land houdt in dat daar veiligheidsrisico’s zijn. Reizigers worden aangeraden goed voorbereid op reis te gaan. Zoals in het antwoord van vraag 9 staat genoemd waarschuwt het Ministerie van Buitenlandse Zaken reizigers dat als gevolg van nieuwe virusuitbraken het gele reisadvies voor bepaalde gebieden of landen weer kan worden aangescherpt.
Herinnert u zich de recente publiekscampagne van de rijksoverheid toen er op OV-haltes posters hingen met teksten als «met de bus, alleen als het noodzakelijk is»?4
Ja.
Is een dergelijke campagne volgens u ook een optie voor het actief ontmoedigen van vliegreizen? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 30 juli 2020 (Aanhangsel van de Handelingen 3637) met antwoorden op vragen van het lid Van Raan (PvdD) heb ik aangegeven dat reizen reeds wordt ontmoedigd door voor bepaalde gebieden een oranje reisadvies uit te brengen en dit reisadvies op verschillende manieren onder de aandacht te brengen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er weer volop reclames in omloop zijn voor ploftickets en dat op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, niet of nauwelijks melding wordt gemaakt van het reisadvies bij bepaalde bestemmingen?5 6 7 Zo nee, waarom niet?
Reisorganisaties worden aangemoedigd om een link naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op te nemen. Veel organisaties doen dit ook al.
Het staat reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen vrij om reizen aan te bieden en aan te prijzen. Mits de reizigers zich aan de RIVM-richtlijnen houden, stellen de reis- en luchtvaartbranche hen in staat om van een op vakantie te gaan of een noodzakelijke reis te maken. Hoewel ik reisorganisaties en luchtvaartmaatschappijen niet kan verplichten hun aanbod te wijzigen, vind ik het niet passen dat reizen naar oranjegebieden worden aangeprezen als mogelijke vakantiebestemming. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 8 heeft de Minister van IenW reisorganisaties hierop gewezen via een brief.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, duidelijk moet worden gemaakt wat het reisadvies is bij de beschikbare bestemmingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Deelt u de mening dat ook op websites waar vliegtickets kunnen worden geboekt, het reizen naar risicobestemmingen actief dient te worden ontmoedigd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is hierop uw inzet?
Zie antwoord vraag 13.
Kent u de actie van Corendon waarbij tijdens de verzengende hittegolf de korting op vliegtickets opliep bij hogere temperaturen?8
Ja.
Deelt u de mening dat, vanwege o.a. de klimaatcrisis en de coronacrisis, dergelijke reclames voor ploftickets volstrekt ongepast zijn? Zo nee, waarom niet?
Graag verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 13, 14 en 15.
Wat is uw inzet om het aantal reclames voor ploftickets in te dammen?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u alsnog een concreet antwoord geven op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Van Raan over de onwenselijkheid van het bagatelliseren van volksgezondheidrisico’s en de waarde van code oranje door Corendon?9
Uw Kamer heeft op 30 juli 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3637) de verzochte concrete antwoorden ontvangen.
Kent u het bericht «De coronateststraat op Schiphol is «moeilijk te vinden» en «de capaciteit is onvoldoende»«?10
Ja.
Klopt het dat de capaciteit van de teststraat op Schiphol nog steeds onvoldoende is? Zo ja, hoe gaat u dit oplossen? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Op dit moment is de testcapaciteit op Schiphol ca. 800–1000 testen per dag. Vanwege de huidige druk op de labcapaciteit en omdat het hier nog gaat om een onderzoeksetting naar het effect van testen van mensen/reizigers zonder klachten, wordt er vooralsnog niet opgeschaald. Op zijn vroegst verwacht ik het resultaat en een advies van dit onderzoek half september.
Klopt het dat de GGD nog geen verzoek heeft gekregen om de testcapaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden? Zo ja, waarom is die opdracht nog niet gegeven?
Dat klopt. Op dit moment moeten we allereerst weten hoe effectief de teststraat is op Schiphol omdat het hier gaat om het testen van mensen zonder klachten. Daarom is er op Schiphol ook direct een onderzoek gestart. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek half september. Ten tweede nam de druk op de lab capaciteit de afgelopen weken sterk toe. Op de drukste dag van de week in week 34 was er zelfs een stijging van 40% in het aantal afgenomen testen, ten opzichte van de drukste dag in week 33. Dit komt onder meer doordat steeds meer mensen zonder klachten zich laten testen. Dit legt een grote druk op de testketen en testcapaciteit van de GGD’en en laboratoria.
Wanneer gaat u de GGD alsnog verzoeken om de capaciteit en informatievoorziening op te schalen naar 100 procent van de vluchten uit risicogebieden?
Zie antwoord vraag 22.
Wat is de stand van zaken omtrent teststraten op andere Nederlandse luchthavens?
De eerste oriëntatie gesprekken met andere luchthavens dan Schiphol hebben plaatsgevonden. Uitbreiding is echter met name afhankelijk van de druk op de lab capaciteit en de resultaten van het onderzoek op Schiphol. Vergeleken met Schiphol komen er relatief veel minder reizigers uit COVID-19 risicogebieden aan op deze luchthavens. Daarnaast moeten deze mensen alsnog 10 dagen in quarantaine, en kunnen zij zich ook bij (milde) klachten laten testen bij een GGD in hun eigen regio.
Kunt u deze vragen vanwege de urgentie binnen een week beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt bovenstaande vragen binnen een week te beantwoorden.
Loslopende nertsen en covid-19 |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met loslopende nertsen in Nederland? Zo ja, waar lopen deze los en in welke hoeveelheden? Zo nee, acht u loslopende nertsen een gevaar voor de volksgezondheid?
Deze nieuwsberichten zijn mij inderdaad bekend. Op dit moment blijkt uit mediaberichten dat er in verschillende delen van het land loslopende nertsen zijn aangetroffen. Aangezien het melden van deze dieren niet verplicht en centraal geregeld is valt niet te zeggen waar en hoeveel nertsen er loslopen. Wel vindt monitoring plaats van loslopende nertsen in het kader van het NEM1. De afgelopen jaren kwam hier een stabiel beeld uit naar voren van een laag aantal incidentele observaties. Deskundigen van partijen uit het veld geven na rondvraag aan geen opvallende stijging te zien in het aantal loslopende nertsen.
Een loslopende nerts is in principe geen gevaar voor de volksgezondheid. Met deze vraag vermoed ik dat u doelt op de kans dat een loslopende nerts met SARS-CoV-2 besmet is en dit zou kunnen doorgeven aan een persoon. De grootste kans op besmetting door nertsen ontstaat als er intensief contact is tussen mensen en geïnfecteerde nertsen, zoals in een stal van een nertsenhouderij. Dat is bij loslopende nertsen in de buitenwereld niet het geval. Nertsen zijn van nature schuwe dieren die in zijn algemeenheid het contact met mensen niet opzoeken. De gemeente is in eerste instantie verantwoordelijk voor de opvang en tijdelijke verzorging van zwerfdieren. Mensen die loslopende nertsen aantreffen, wordt geadviseerd om contact op te nemen met hun gemeente, die de loslopende nerts kan (laten) vangen.
Besmette bedrijven worden geruimd en pelsdierhouders voorzien hun bedrijf van een omheining en spannen zich er maximaal voor in om het ontsnappen van dieren te voorkomen. Tijdens een ruiming spant de NVWA zich maximaal in om eventueel ontsnapte nertsen direct te vangen. Hiervoor zijn er op een bedrijf vangstokken, vangkooien en handschoenen aanwezig.
Ondanks alle maatregelen zijn er recent twee loslopende nertsen gevangen, gedood en door Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) positief getest op SARS-CoV-2. Eén van deze nertsen is gevangen in de buurt van Deurne, in de omgeving van besmette en geruimde bedrijven. Het dichtstbijzijnde geruimde bedrijf ligt op 1.200 meter afstand. De andere nerts is aangetroffen in Egchel. Ook hier zijn recentelijk twee besmette bedrijven geruimd, op 400 en 700 meter afstand. Op dit moment wordt het virus van deze nertsen vergeleken met de virussen die gevonden zijn op de besmette nertsenhouderijen. Gezien de locaties waar deze nertsen zijn gevonden, is het vermoeden dat deze twee nertsen afkomstig zijn van besmette bedrijven. De ervaring op de nertsenbedrijven heeft laten zien dat intensief contact met een nerts nodig is om besmet te raken door een nerts. Zoals hiervoor al aangegeven, nertsen zijn van nature solitair levend en schuw en loslopende dieren komen niet uit zichzelf in contact met mensen. Alleen de vanger zal met de nerts in contact komen maar dat moment is kort waardoor de transmissiekans zeer klein is. De drijvende kracht achter het stijgend aantal besmettingen bij mensen op dit moment is nog steeds de verspreiding van het virus tussen mensen. De rol van loslopende nertsen hierin is verwaarloosbaar.
Zouden loslopende nertsen een bron van besmetting kunnen zijn bij nertsenhouderijen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag is de inschatting dat er niet veel loslopende nertsen besmet zijn met SARS-CoV-2. Besmette bedrijven worden direct geruimd en loslopende nertsen worden zo snel mogelijk gevangen. In het traceringsonderzoek dat het onderzoeksconsortium voor ons uitvoert worden alle mogelijke besmettingsroutes onderzocht. Om deze route van besmettingen uit te sluiten wordt ook de rol van loslopende nertsen daarin bekeken. De recente vondst van een loslopende nerts wordt hier uiteraard in meegenomen.
Het al dan niet verplicht dragen van mondkapjes in het leerlingenvervoer |
|
Michel Rog (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat op rijksoverheid.nl wordt gecommuniceerd dat voor kinderen en jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs geldt dat zij geen mondkapjes hoeven te dragen in het leerlingenvervoer?1
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Deelt u de mening dat het terecht is dat kinderen en jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs niet verplicht worden om mondkapjes te dragen, omdat sommige jongeren met een beperking het dragen hiervan niet begrijpen en mogelijk erdoor in paniek kunnen raken?
Ja, dat is terecht. Leerlingen zijn – in lijn met het OMT/RIVM-advies – niet verplicht om een mondkapje op school te dragen, omdat zij, gezien hun leeftijd, onderling beperkt besmettelijk zijn.
Klopt het dat desondanks uit de thans geldende noodverordening volgt dat reizigers van 13 jaar en ouder verplicht zijn om een mondkapje te dragen tijdens het vervoer?2
Het klopt dat in de noodverordening is opgenomen dat voor reizigers vanaf 13 jaar en ouder het verplicht is om een mondkapje te dragen. Daarbij is, mede gelet op deze doelgroep, ook bepaald dat niet wordt gehandhaafd op dit gebod als er wegens een medische reden het dragen van een mondkapje niet mogelijk is.
Klopt het dat juridisch gezien de noodverordening boven de sectorprotocollen staat?
Dit is juist.
Deelt u onze mening dat hier geen onduidelijkheid over moet ontstaan, mede omdat verschillende regio’s en vervoerders er daardoor mogelijk versnipperd mee omgaan?
Ik ben het met u eens dat duidelijk moet zijn dat leerlingen geen mondkapjes hoeven te dragen in het leerlingenvervoer naar het voortgezet (speciaal) onderwijs, zodat voor de vervoerders geen onduidelijkheid bestaat.
Kunt u – gezien het feit dat de scholen inmiddels weer open gaan – op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid verschaffen over het al dan niet verplicht dragen van mondkapjes in het leerlingenvervoer, bij voorkeur door de noodverordening op dit punt aan te passen zodat die overeenkomt met de openbare informatie en de sectorprotocollen?
Deze duidelijkheid wordt geboden door een aanvullende aanwijzing aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s op grond van de Wet publieke gezondheid, die sinds 11 september jl. van kracht is. Deze wijziging houdt in dat niet mag worden gehandhaafd ten aanzien van de mondkapjesplicht in het leerlingenvervoer naar het voortgezet (speciaal) onderwijs. Het sectorprotocol van het Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) blijft hiermee van kracht. Ik heb het KNV hiervan op de hoogte gesteld.
Rookvrije ruimte om op te groeien |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Gezondheidsfondsen voor Rookvrij waaruit blijkt dat steeds meer Nederlanders pleiten voor rookvrije speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het onderzoek.
Loopt de situatie in de praktijk achter op het draagvlak dat er al is? Deelt u de mening dat dit een momentum is om een grote stap richting een rookvrije omgeving voor kinderen te zetten?
In het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt met diverse partijen om te komen tot een Rookvrije Generatie in 2040. De betrokken partijen hebben zich ook gecommitteerd aan acties om stappen te zetten richting rookvrije omgevingen voor kinderen. Ik deel de mening dat dit een momentum is om een grote stap te zetten. De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. De draagvlakcijfers gepubliceerd door de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij (GvRV) zullen deze beweging versterken.
Klopt het dat elke week honderden kinderen verslaafd raken aan roken?
In 2017 startten 75 kinderen per dag met roken. Uit het onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019 van het Trimbos-instituut blijkt dat 1,8% van de leerlingen van 12 tot en met 16 jaar dagelijks rookt en verslaafd is. Ook blijkt uit het onderzoek dat de prevalentie van roken onder jongeren niet is veranderd vergeleken met 2017. Ik vind het zeer jammer dat de daling van de prevalentie in 2019 lijkt te stagneren. In het Nationaal Preventieakkoord hebben we ons voor 2020 tot doel gesteld dat het aantal jongeren dat start met roken is gehalveerd (van 75 per dag naar minder dan 40). Om daar te komen zetten we in op een rookvrije omgeving voor kinderen. Het kabinet heeft hiervoor samen met diverse partijen een pakket aan maatregelen en acties afgesproken. Een belangrijk onderdeel van het pakket aan maatregelen focust op het ontmoedigen van roken onder jongeren. Dit is in 2019 ingezet en moet leiden tot het verder terugdringen van prevalentie onder jongeren. De gevolgen van Covid-19 hebben echter ook impact op bovengenoemde doelstelling en kunnen leiden tot een vertraging van de voortgang.
Kunt u aangeven of de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen rookvrij zijn behaald is?2
Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 213. In totaal zijn er 400 kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn.
Is de doelstelling in het Nationaal Preventieakkoord dat 75% van de speeltuinen in 2020 rookvrij zijn gehaald? Waarom is het geheel rookvrij maken nog niet gelukt voor plekken die expliciet bedoeld zijn voor kinderen om zorgeloos te spelen?3
Meer dan 50% van de speeltuinen is op dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de speeltuinen in 2020 rookvrij te behalen. COVID-19 heeft ook voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021 rookvrij zijn.
Deelt u de mening dat – nu het draagvlak voor het rookvrij maken van speeltuinen zelfs op 91% ligt – er doorgepakt moet worden om alle speeltuinen rookvrij te maken voor het einde van 2020?
De draagvlakcijfers zijn een stimulans voor speeltuinen. De NUSO zet zich de komende maanden in om speeltuinen te ondersteunen bij het rookvrij worden. Zo zal er contact worden opgenomen met speeltuinen die nog niet rookvrij zijn om te achterhalen wat zij nodig hebben. Er wordt ondersteuning aangeboden in de vorm van materialen zoals bordjes en flyers, persoonlijk advies en begeleiding. In samenwerking met KinderboerderijenActief worden ook twee digitale bijeenkomsten georganiseerd voor speeltuinen en kinderboerderijen. Zie verder antwoorden 2 en 5.
Is de doelstelling van 2.500 rookvrije sportverenigingen in 2020 (in 2025 moeten nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn) gehaald? Kunt u aangeven wat de knelpunten zijn waarom nu al niet nagenoeg alle sportverenigingen rookvrij zijn?
Uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17% van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300 sportverengingen.4 De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid. De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken en eventuele knelpunten.
Test- en ventilatiebeleid bij corona |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat niet iedereen zich eenvoudig en laagdrempelig kan laten testen op het coronavirus omdat de teststraat te ver weg is of mensen te weinig mobiel of te kwetsbaar zijn om zich buitenshuis te laten testen?1
Zie voor mijn antwoord op uw vragen 1 en 2 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Deelt u de mening dat er voldoende teststraten moeten zijn in de grote(re) steden en in de regio’s om te voorkomen dat mensen die mogelijk besmet zijn met het coronavirus gaan reizen en daarmee een extra risico vormen voor anderen en om te zorgen dat mensen zich makkelijk kunnen laten testen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat in een grote stad als Breda de teststraat gaat verdwijnen? Is dat in meerdere steden of regio’s ook het geval? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De testlocatie in Breda in het NAC-stadion wordt per 1 oktober gesloten in verband met de start van voetbalactiviteiten en weerbestendigheid van de locatie; tegelijkertijd gaat er in Breda een nieuwe vaste testlocatie open. De keuze voor de testlocaties wordt bepaald door goede bereikbaarheid, spreiding in de regio en de mogelijkheid om voor de medewerkers een goede en veilige werklocatie te realiseren. Met de herfst en de winter voor de deur moeten sommige locaties in de open lucht worden gesloten. Bij het zoeken naar de benodigde nieuwe locaties kijkt de GGD naar de bereikbaarheid en spreiding van de locaties.
Bent u bereid in overleg met de GGD’s om te zorgen dat er voldoende teststraten zijn die voor mensen makkelijk te bereiken zijn? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie voor mijn antwoord op uw vraag 4 mijn brief «Testen en traceren: samen strategisch de Corona-pandemie bestrijden» van 28 augustus jl., Kamerstuk 25 295, nr. 510.
Wilt u reageren op de oproep van KBO-PCOB die vraagtekens zet bij de betrouwbaarheid van ventilatiesystemen in verpleeghuizen en aandringt dat ventilatiesystemen bij verpleeghuizen voor 1 oktober gecheckt worden door uitbereiding van de taken van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op scholen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zoals ik eerder heb aangegeven moet een ventilatiesysteem minimaal voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit genoemd worden. Dit houdt in dat instanties zorg moeten dragen dat hun gebouw voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit en zo nodig moeten aanpassen wanneer dit niet het geval is. Voor gebouwbeheerders is het volgende van belang:
Het ventilatiesysteem moet voldoende worden onderhouden;
Het ventilatiesysteem moet op een juiste wijze worden gebruikt. Daarbij zijn instructies voor personeel nodig;
Als er tussenwanden of -schotten in een ruimte worden geplaatst, kan dit de oorspronkelijke goede functie van het systeem verstoren;
Als het systeem niet voldoet moet het dus aangepast worden of de bezettingsgraad moet omlaag;
Bij twijfel dient een onafhankelijk expert geraadpleegd worden;
Ook dient recirculatie binnen één ruimte vermeden te worden. Het RIVM adviseert uit voorzorg om recirculatie van lucht in ruimtes die gedurende langere tijd door meer personen worden gebruikt te vermijden.
Actiz heeft deze informatie doorgezet aan haar leden en desgevraagd aangegeven dat er naar verwachting weinig gebruik wordt gemaakt van dergelijke systemen (recirculatie in één ruimte gebruikt door meer personen) in verpleeghuizen. Actiz voert op dit moment een inventarisatie onder de leden uit en zal mij daarover informeren. Een inventarisatie door het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie heeft op dit moment geen toegevoegde waarde.
De verdubbeling van de prijzen voor persoonlijke beschermingsmiddelen door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen LCH |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) de prijzen van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft verdubbeld?1
Ja.
Waarom is in de brief van 6 augustus 2020 niet gemeld dat het overgaan naar marktconforme tarieven door het LCH een verdubbeling van de prijzen betekende?2
Zie het antwoord op vraag 4.
Gelden deze prijzen ook voor bijvoorbeeld mantelzorgers?
Deze prijzen gelden niet voor mantelzorgers. Vooralsnog kunnen zij aanspraak maken op de korte en langetermijnpakketten beschermingsmiddelen, die om niet worden verstrekt via de apotheek op recept van een arts.
Waarom worden niet meer prijzen van voor het uitbreken van de coronaepidemie gehanteerd?
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (hierna LCH) hanteerde tot eind juli «pre-COVID-19»-verkoopprijzen terwijl huidige marktprijzen hoger lagen. Hierdoor ontstond het onwenselijke effect dat het LCH niet als noodvoorraad wordt gebruikt, maar als reguliere leverancier in de zorg. Hiermee werd de markt verstoord, waardoor partijen die regulier leverden zich terugtrokken uit de markt. De afhankelijkheid van LCH en daarmee het risico voor levering en beschikbaarheid wordt daardoor groter. Het LCH heeft daarom ingezet op een meer marktconforme prijs, zodat reguliere marktpartijen de mogelijkheid houden om hun product af te zetten en de zorg niet volledig gaat leunen op het LCH. Dit is in het kader van risicobeperking ook in het belang van de zorgpartijen. De verhoging is van toepassing geweest op 3 producten die door het LCH worden geleverd. Voor andere producten is de prijs onveranderd. Ik heb u hier eerder over geïnformeerd met de Kamerbrief van 6 augustus 20203.
Is het niet beter in te zetten op zoveel mogelijk productie in eigen land van de beschermingsmiddelen tegen kostprijs om de kosten voor zorginstellingen en patiënten zoveel mogelijk te beperken?
De coronacrisis heeft kwetsbaarheden die in de productieketens van medische technologie bestaan op mondiale schaal blootgelegd. Doel is dan ook om de beschikbaarheid van voldoende betrouwbare beschermings- en medische hulpmiddelen te borgen. Tijdens de crisis was er naast een tekort aan beschermingsmateriaal, zoals mondmaskers, handschoenen en schorten ook een tekort aan andere medische hulpmiddelen, zoals IC-apparatuur. Voor de nationale inkoop en verdeling van deze (tijdens de crisis) schaarse middelen en apparatuur is het LCH opgericht. Daarnaast is in samenwerking met het Ministerie van VWS en het Ministerie van EZK gekeken naar de mogelijkheden om Nederlandse productie van schaarse beschermingsmiddelen en apparatuur op te zetten. Voor een aantal Nederlandse initiatieven zijn contracten uitgegeven met een looptijd van 12 maanden.
Op dit moment is een speciaal team binnen het Ministerie van VWS bezig met de verdere uitwerking van productie in Nederland. De productie van FFP-2 mondmaskers, beschermingsbrillen, spatschermen en beademingsapparatuur door Nederlandse bedrijven is momenteel gaande. Drie fabrikanten zijn inmiddels FFP2-mondmaskers aan het produceren. Inmiddels zijn ook met drie fabrikanten contracten gesloten voor onder meer de afname van chirurgische mondmaskers. Daarnaast voer ik ook gesprekken met verschillende Nederlandse partijen over onder andere de productie van beschermingsjassen en (onderdelen van de) testapparatuur zoals matrijzen en cartridges. Ook wordt de productie van grondstoffen gestimuleerd en kijken we naar mogelijkheden voor opschaling (indien de vraag stijgt).
Het LCH geeft aan dat er op basis van de huidige RIVM-richtlijnen op het gebied van gepast gebruik van beschermingsmiddelen voor de zorg voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zijn om een eventuele tweede golf op te kunnen vangen. Om in de toekomst goed voorbereid te zijn op een nieuwe pandemie of gezondheidscrisis onderzoeken we of en op welke manier een ijzeren voorraad van persoonlijke beschermingsmiddelen hier een rol in kan spelen. De reeds door het LCH opgebouwde voorraad kan een substantiële rol spelen in de aanleg van deze ijzeren voorraad. De ontwikkeling van het opzetten van productie van beschermingsmiddelen in Nederland en Europa hangt nauw samen met dit traject. Tot slot zoeken we – waar mogelijk – ook aansluiting bij Europese initiatieven om gezamenlijk voorraden aan te leggen.
Hoe staat het met het produceren van beschermingsmiddelen in eigen land om te voorkomen dat er in de toekomst tekorten ontstaan en de prijzen worden opgedreven?
De geselecteerde voorstellen kunnen voorzien in een substantieel aandeel van de Nederlandse vraag naar FFP2 maskers. Daarnaast zijn met drie fabrikanten van chirurgische mondmaskers contracten afgesloten. Op het moment dat deze bedrijven hun productie volledig op stoom hebben en voldoen aan de kwaliteitseisen, kunnen gemiddeld ruim 3 miljoen chirurgische mondmaskers per week geproduceerd worden.
Het niet voldoen aan de zorgplicht jegens gedetineerden in verband met bescherming tegen het COVID-19 virus |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Commissie van Toezicht bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard, Locatie Zuyder Bos (zaaknummer: ZB-2020-2 14)? Wat is uw reactie op deze uitspraak?
Ja, ik heb van deze uitspraak kennisgenomen. Tegen deze uitspraak heeft de vestigingsdirecteur bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming op 13 augustus 2020 beroep ingesteld. Ik kan geen reactie geven op zaken die nog onder de rechter zijn.
In hoeverre verschillen de maatregelen die in de PI Heerhugowaard zijn genomen van de maatregelen die in andere PI’s in het land zijn genomen?
Vanaf 14 maart 2020 heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verschillende maatregelen getroffen om verspreiding van het COVID-19 virus te voorkomen. Zo werden bezoek en verlof per direct opgeschort en werden gedetineerden met een vermoeden van besmetting met COVID-19 geïsoleerd op cel.
Sinds begin april worden gedetineerden bij binnenkomst bij DJI bovendien onderworpen aan een verscherpte medische intake om te controleren op coronagerelateerde klachten. Daarbij worden deze justitiabelen eerst op een éénpersoonscel geplaatst en gemonitord. Zolang er geen sprake is van corona gerelateerde klachten kunnen zij deelnemen aan onderdelen van het aangeboden dagprogramma. Daarbij wordt het contact met medejustitiabelen vermeden. Na twee weken, inmiddels 8 dagen, kunnen zij vervolgens aan het reguliere dagprogramma meedoen mits zij geen coronagerelateerde klachten vertonen.
De maatregelen die DJI heeft getroffen ter voorkoming van besmetting van gedetineerden en personeel worden binnen alle PI’s toegepast. De PI Heerhugowaard houdt zich, net als de andere PI’s, aan de adviezen van het RIVM en aan het daarop gebaseerde beleid van DJI. De maatregelen hebben ertoe geleid dat het aantal besmettingen in de PI’s beperkt was en nog steeds is. Dit alles overtuigt mij ervan dat in alle PI’s aan de zorgplicht jegens gedetineerden in verband met bescherming tegen het COVID-19 virus wordt voldaan.
Kunt u garanderen dat in alle PI’s, buiten de PI Heerhugowaard, aan de zorgplicht wordt voldaan in het kader van het beschermen van gedetineerden tegen COVID-19? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de zorgplicht in alle PI’s? Bent u in ieder geval bereid om het beleid in alle inrichtingen nog eens kritisch onder de loep te nemen om te bezien of overal wel voldoende aan de zorgplicht jegens gedetineerden wordt voldaan?
Zie antwoord vraag 2.
Ventilatiesystemen in schoolgebouwen |
|
Maarten Hijink , Peter Kwint |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Volgens onderzoek moeten scholen de lucht elke 4 minuten verversen, maar dat lukt amper»?1
Ik heb het artikel met belangstelling gelezen. Een aantal aannames in het artikel komt niet overeen met de adviezen die ten grondslag liggen aan de maatregelen die nu worden genomen. Voor meer informatie verwijs ik u naar de websites van de rijksoverheid en van het RIVM.
Klopt het dat zo’n 25 procent van de ventilatiesystemen op Nederlandse scholen onder de maat is?2
Het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie in Scholen (LCVS) heeft op verzoek van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op 1 oktober een beeld gegeven van de ventilatie in schoolgebouwen in het funderend onderwijs in Nederland. 3 Op dat moment was van bijna de helft van de schoolgebouwen in het funderend onderwijs informatie aangeleverd over de ventilatie. 11procent van de schoolgebouwen voldeed niet aan de luchtverversingsnormen uit het Bouwbesluit en aanvullende richtlijnen.
Hoe kunnen deze ventilatiesystemen op korte termijn zodanig worden verbeterd dat de werking goed is en geen risico vormt voor extra COVID-19 besmettingen? En wat kost dit qua tijd en geld?
Uw vraag is tweeledig. Ten eerste wil ik nogmaals benadrukken dat het OMT sinds het voorjaar meermaals heeft geadviseerd over de rol van ventilatie in de verspreiding van COVID-19. Het RIVM en OMT geven aan dat het op dit moment onduidelijk is of aerogene transmissie een
relevante rol speelt bij de verspreiding van het virus en dat er tot nu toe geen signaal is ontvangen dat ventilatiesystemen een rol lijken te hebben gespeeld in de epidemie en dat er geen reden is het huidige beleid ten aanzien van ventilatie aan te passen.
Gevraagd naar mogelijke maatregelen met betrekking tot ventilatie heeft het RIVM in de technische briefing van 11 augustus daarom verwezen naar de bestaande wettelijke eisen in het bouwbesluit. Het advies aan scholen is – voor zover dat nog niet gedaan is – hun ventilatie te controleren op de daarvoor geldende eisen. Indien er twijfels zijn of het aanwezige ventilatiesysteem aan die eisen voldoet, kunnen scholen voor informatie en advies terecht op de website www.lesopafstand.nl/ventilatie, of bij Ruimte-OK, GGD of arbodeskundige.
Ten tweede geldt dat, indien de ventilatievoorzieningen in een schoolgebouw niet voldoen aan het bouwbesluit en de aanvullende richtlijnen, dan is het bevoegd gezag aan zet om passende maatregelen te treffen. Op de website lesopafstand.nl/ventilatie staat het Informatieblad kortetermijnhandelingsperspectieven ventilatie in scholen (winterperiode) dat behulpzaam kan zijn voor het treffen van maatregelen.4 Per schoolgebouw is de situatie verschillend welke maatregelen genomen moeten worden en welke kosten daaraan verbonden zijn. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft u op 1 oktober 2020 geïnformeerd over de bevindingen van het LCVS en aangekondigd € 360 miljoen beschikbaar te stellen voor het treffen van maatregelen voor het verbeteren van ventilatie in schoolgebouwen. In samenspraak met scholen kunnen gemeenten aanspraak maken op deze middelen.
Op welke landen doelde het RIVM ter onderbouwing van zijn standpunt dat de opening van scholen niet hoeft te worden uitgesteld?3
In de technische briefing van dinsdag 11 augustus noemde Dhr. Van Dissel Denemarken, die eerder dan wij de scholen weer heropende en daar geen negatieve gevolgen van heeft gezien. Daarnaast noemde hij ook dat IJsland de lagere scholen niet gesloten heeft tijdens de uitbraak en daar ook geen negatieve gevolgen van heeft gezien (zie verslag technische briefing). Ook Zweden heeft de scholen niet gesloten, en er is onder kinderen weinig transmissie gevonden.
In hoeverre zijn de ventilatiesystemen op scholen in deze landen, waar ook sprake is van fysiek onderwijs tijdens de coronacrisis, zodanig op orde dat zij geen bijdrage leveren aan de verspreiding van het coronavirus in klaslokalen? Wat kan volgens u worden geleerd van deze landen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel kost het qua tijd en geld om de ventilatie op alle scholen in Nederland op orde te brengen, waaronder het plaatsen van ventilatiesystemen en het op niveau brengen van al bestaande ventilatiesystemen? En bent u bereid hierin te investeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Het bericht ‘Zorgmedewerkers willen voorrang bij coronatests nu wachttijden oplopen’? |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van bovenstaand bericht?1
Kunt u zich de oproep van NU’91, V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) en Actiz om zorgmedewerkers met voorrang te laten testen voorstellen?
Bent u bereid per direct aan het door genoemde organisaties gedane verzoek te voldoen? Zo nee, waarom niet? Hoe garandeert u dan dat zorgmedewerkers direct kunnen worden getest?
Hoe kan het dat, ondanks dat al maanden wordt gezegd dat de testcapaciteit voldoende is, toch sprake is van wachtlijsten met als gevolg dat zorgmedewerkers in de tussentijd gedwongen thuiszitten, terwijl al sprake is van een groot personeelstekort in de sector? Hoe vindt u dat gezien het feit dat de coronacrisis inmiddels bijna een half jaar duurt?
Wilt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De registratieplicht in de horeca en de mogelijkheid om mensen te weigeren die niet mee werken aan de registratieplicht |
|
Thierry Aartsen (VVD), Hayke Veldman (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat het horecaondernemers momenteel wettelijk niet is toegestaan om gasten te weigeren, als zij niet meewerken aan registratie van hun contactgegevens? Zo ja, op basis waarvan mogen horecaondernemers deze gasten momenteel niet weigeren?
In de ministeriële aanwijzing van 7 augustus jl. staat dat een keuze van een bezoeker om contactgegevens niet te geven, niet mag leiden tot het weigeren van de toegang tot de eet- of drinkgelegenheid. In de toelichting van de noodverordeningen is opgenomen dat bezoekers niet verplicht zijn de gevraagde gegevens te verstrekken. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) vereist dat de toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens vrijwillig moet worden gegeven.
Deelt u de mening dat het horecaondernemers mogelijk gemaakt moet worden om gasten te kunnen weigeren die niet meewerken met maatregelen ter bestrijding van het COVID-19-virus, helemaal nu er een sluiting van maximaal 14 dagen boven hun hoofd hangt bij meerdere besmettingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit voor horecaondernemers mogelijk te maken? Op welke termijn mogen wij deze stappen verwachten?
Het is heel belangrijk dat horecaondernemers ervoor kunnen zorgen dat de maatregelen om besmettingen tegen te gaan, goed uitgevoerd worden. Horecaondernemers kunnen gasten weigeren of de toegang ontzeggen, indien de orde, veiligheid en gezondheid van hun overige gasten of personeel in het geding komt. Geen opvolging geven aan maatregelen ter bestrijding van het COVID-19-virus door gasten, zoals de 1,5 meter afstand, is dus een grond voor het weigeren van gasten of het ontzeggen van de toegang.
Klopt het dat de praktische details rondom de registratieplicht in de horeca, zoals de tijd hoe lang informatie bewaard moet worden of op welke wijze dit moet gebeuren, pas ná de ingangsdatum van de maatregel is gecommuniceerd met (de vertegenwoordigers van) horecaondernemers? Zo ja, hoe wordt er vanaf nu voor gezorgd dat horecaondernemers goed op de hoogte worden gebracht en gehouden over privacyregels die voor hen van toepassing zijn?
Nee, dat is niet juist. De registratieplicht in de horeca is aangekondigd tijdens de persconferentie van donderdag 6 augustus jl. en is van kracht vanaf maandag 10 augustus jl. Op vrijdag 7 augustus jl. is er contact geweest met diverse brancheorganisaties en zijn er vragen beantwoord over o.a. bewaartermijn, precieze contactgegevens en manier van vastlegging. De praktische details van alle maatregelen, ook de registratieplicht, zijn voor iedereen terug te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Zijn de (vertegenwoordigers van) horecaondernemers betrokken bij de uitwerking van de praktische details van de registratieplicht? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u beiden in dat geval doen om in de toekomst de horecaondernemers meer en tijdiger te betrekken bij de uitvoering en praktische details van maatregelen die worden afgekondigd?
De (vertegenwoordigers van) horecaondernemingen zijn niet betrokken geweest bij de uitwerking van de registratieplicht. Centraal bij de uitwerking van de registratieplicht stond de informatie die nodig is voor een effectieve bestrijding van het virus en de gegevens die nodig zijn voor het bron- en contactonderzoek. Indien de omstandigheden het toelaten streeft het kabinet zoveel mogelijk naar afstemming met betrokkenen partijen om het draagvlak voor beleid te waarborgen.
Bent u bereid bovenstaande vragen los van elkaar te beantwoorden?
De tijdens de persconferentie de dato 6 augustus 2020 aangekondigde aanvullende maatregelen voor studenten- en studieverenigingen. |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Kunt u uitleggen waarom er wezenlijk verschillende maatregelen worden getroffen ten opzichte van introductieactiviteiten van algemene studentenverenigingen (de zogeheten «gezelligheidsverenigingen») enerzijds en introductieactiviteiten van studieverenigingen en studentensportverenigingen anderzijds?
Het kabinet wilde maatregelen nemen om het toenemende aantal besmettingen onder jongeren te beperken en voorzag daarbij een specifiek risico met de organisatie van alle introductieactiviteiten voor nieuwe studenten van mbo, hbo en wo aan het begin van het nieuwe studiejaar. Het kabinet heeft daarom besloten die bijeenkomsten zoveel mogelijk te verbieden en alleen onder strikte voorwaarden fysieke bijeenkomsten mogelijk te maken als die bijeenkomsten gericht waren op studie of sport.
Na overleg met het Veiligheidsberaad op 17 augustus jl. is besloten om ook studentenverenigingen de gelegenheid te geven om kleinschalige fysieke introductiebijeenkomsten te organiseren (mits deze gericht zijn op kennismaking, sport, studie, er geen alcohol wordt gedronken en activiteiten niet plaatsvinden tussen 22:00 en 6:00). Voor activiteiten bij studentenverenigingen geldt dat deze eerst goedgekeurd dienen te worden door de onderwijsinstelling of de veiligheidsregio.
Kunt u uitleggen waarom er tijdens activiteiten van studieverenigingen en studentensportverenigingen kennelijk minder kans bestaat op verspreiding van COVID-19 dan tijdens activiteiten van algemene studentenverenigingen?
Tijdens alle bijeenkomsten is er een risico op besmetting. Het kabinet heeft ervoor gekozen een beperkt risico te accepteren voor kleinschalige bijeenkomsten gericht op kennismaking, studie en sport, omdat het kabinet dit belangrijke activiteiten vindt voor aankomende studenten.
Kunt u uitleggen waarom het verspreidingsrisico onder eerstejaarsstudenten met de leeftijd van achttien jaar kennelijk groter is dan het verspreidingsrisico onder middelbare scholieren met diezelfde leeftijd, welke in groepsverband les krijgen en activiteiten verrichten in vaak slecht geventileerde lokalen en waarbij de afstand van anderhalve meter dikwijls niet haalbaar is?
Het is niet zo dat het risico om besmet te raken ineens sterk toeneemt als iemand van 18 jaar van het voortgezet onderwijs doorstroomt naar vervolgonderwijs. Bij de infectieziektebestrijding kijken we echter ook naar groepsgerichte maatregelen, waarmee we niet elk risico op besmetting uitsluiten, maar de grootste risico’s. De start van het nieuwe studiejaar met veel introductiebijeenkomsten acht het kabinet zo’n groot risico.
Ziet u in dat de aanvullende maatregelen voor onduidelijkheid en onbegrip bij studenten kunnen zorgen, daar er wezenlijk geen onderscheid valt te maken tussen activiteiten van algemene studentenverenigingen enerzijds en activiteiten van studie- en studentensportverenigingen anderzijds?
Ja. Het kabinet heeft inmiddels besloten algemene studentenverenigingen meer mogelijkheden te bieden.
Bent u bereid de introductieactiviteiten van algemene studentenverenigingen wel doorgang te laten vinden, indien betreffende verenigingen vooraf een uitgebreid veiligheidsprotocol kunnen overleggen? Indien nee, waarom niet?
Inmiddels heb ik na overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s besloten om kleinschalige bijeenkomsten van studentenverenigingen mogelijk te maken, mits zij aan dezelfde strikte voorwaarden voldoen als de andere introductiebijeenkomsten voor nieuwe studenten.
Deelt u de mening dat het beter is om introductieactiviteiten volgens een gecontroleerd protocol te laten plaatsvinden dan ongecontroleerd? Indien ja, heeft u het risico meegewogen dat jongeren mogelijk toch zelf iets gaan organiseren, maar dan buiten het zicht van de overheid?
Ja, dat heeft het kabinet meegewogen. In geval van excessen, zouden de veiligheidsregio’s op basis van de huidige noodverordeningen ook mogelijkheden hebben om op te treden tegen andere bijeenkomsten waar onvoldoende wordt gelet op de veilige afstand en de hygiënemaatregelen.
Heeft u overwogen om de introductieactiviteiten van algemene studentenverenigingen toch doorgang te laten vinden, met diezelfde restricties als bij de introductieactiviteiten van studie- en studentensportverenigingen? Indien nee, waarom niet? Indien ja, waarom heeft u dan toch besloten de introductieactiviteiten van algemene studentenverenigingen in het geheel te verbieden?
Naar aanleiding van het overleg met de voorzitters veiligheidsregio’s op 17 augustus jl. heb ik besloten om ook studentenverenigingen de mogelijkheid te bieden om kleinschalige bijeenkomsten te organiseren gericht op kennismaking, studie en sport, mits de bijeenkomsten zijn geaccordeerd door een onderwijsinstelling of veiligheidsregio, er geen alcohol genuttigd wordt bij de bijeenkomsten en de bijeenkomsten niet plaatshebben tussen 22.00 en 06.00u. De studentenverenigingen kunnen daarvoor een ontheffing aanvragen bij de veiligheidsregio.
Het bericht ‘Haast geboden met ventilatie op scholen’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Michel Rog (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Haast geboden met ventilatie op scholen»?1
Ja
Deelt u de mening dat het relevant is dat ventilatie-bepalingen (om het coronavirus onder controle te houden) voor scholen en andere instellingen en organisaties bekend zijn voor 1 september 2020?
Er zijn geen aparte ventilatiebepalingen om het coronavirus onder controle te krijgen, de algemene eisen die reeds altijd van kracht waren gelden ook nu. Dat betekent dat een ventilatiesysteem minimaal moet voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit genoemd worden. Dit houdt in dat instanties zorg moeten dragen dat hun gebouw voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit en zo nodig moeten aanpassen wanneer dit niet het geval is.
Voor gebouwbeheerders is van belang dat het ventilatiesysteem voldoende moet worden onderhouden;
Het ventilatiesysteem moet op een juiste wijze worden gebruikt. Daarbij zijn instructies voor personeel nodig;
Als er tussenwanden of -schotten in een ruimte worden geplaatst, kan dit de oorspronkelijke goede functie van het systeem verstoren;
Als het systeem niet voldoet moet het dus aangepast worden of de bezettingsgraad moet omlaag;
Bij twijfel dient een onafhankelijk expert geraadpleegd worden;
Ook dient recirculatie binnen 1 ruimte vermeden te worden. Het RIVM adviseert uit voorzorg om recirculatie van lucht in ruimtes die gedurende langere tijd door meerdere personen worden gebruikt te vermijden.
De betrokken ministeries (VWS en BZK) hebben op rijksoverheid.nl deze informatie beschikbaar gesteld via (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-en-dagelijks-leven/ventilatie-in-gebouwen).
Het RIVM houdt doorlopend nieuwe wetenschappelijke onderzoeken en inzichten in de gaten en richtlijnen worden regelmatig aangepast als daar aanleiding toe is. Naar aanleiding van vragen vanuit het Ministerie van VWS en voortschrijdende wetenschappelijke inzichten op basis van (recente) literatuur en adviezen van de ECDC over ventilatie, heeft het RIVM op 28 juli de adviezen over ventilatie aangepast.
Kunt u aangeven hoeveel scholen nu nog niet voldoen aan de nieuwste Bouwbesluit-eisen met betrekking tot ventilatie?
Er worden geen gegevens verzameld of bijgehouden over de ventilatie van schoolgebouwen. Het voldoen aan bouwregelgeving en andere relevante richtlijnen is een verantwoordelijkheid van schoolbesturen zelf, eventueel in samenspraak met de gemeente.
Om schoolbesturen te ondersteunen bij deze verantwoordelijkheid is er een Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen opgericht. Uw Kamer is hierover per brief geïnformeerd. Ook hebben de sectorraden een handreiking voor scholen opgesteld. Tot slot is op de website www.weeropschool.nl informatie ten behoeve van scholen gepubliceerd en is een helpdesk ter beschikking gesteld.
Wij blijven het onderwijsveld informeren omtrent de actuele aanbevelingen van het RIVM, die worden gepubliceerd op de website van het RIVM en van de rijksoverheid.
Welke maatregelen hebben het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Belastingdienst en ministeries zelf genomen met betrekking tot ventilatie?
Onder verantwoordelijkheid van het Rijksvastgoedbedrijf worden voor de rijkspanden per pand een gebruiksplan opgesteld. Sinds de aanpassing van de richtlijnen door het RIVM wordt daarbij het gebruik van ruimten waarin sprake is van ventilatie door recirculatie van lucht binnen één ruimte een gebruiksbeperking opgenomen in de pandplannen. Voor de langere termijn wordt een onderzoek opgestart naar aanvullende maatregelen passend bij specifieke recirculatie systemen.
Kunt u aangeven wanneer de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over ventilatie van de leden Van den Berg, Peters, Bergkamp en Diertens aan de Kamer worden gezonden, waarover u op 31 juli 2020 een uitstelbrief heeft gezonden?2
Ik streef ernaar de antwoorden op deze vragen uiterlijk 12 september aan uw Kamer toe te sturen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over het coronavirus van 12 augustus 2020?
Helaas is dat niet gelukt. Vanwege een zorgvuldige beantwoording heeft dit meer tijd in beslag genomen.
Het bericht dat een ventilatiesysteem het coronavirus verspreidde in een verpleeghuis |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Vertrouwelijk RIVM-rapport: ventilatiesysteem verspreidde virus in verpleeghuis»?1
Ja.
Bent u bereid dit Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-rapport per direct te publiceren? Zo niet, waarom?
Er is geen sprake van een vertrouwelijk of geheim rapport, het gaat om een vertrouwelijk verslag van het Signaleringsoverleg (https://www.rivm.nl/surveillance-van-infectieziekten/signalering-infectieziekten/signaleringsoverleg) voor professionals. Dit soort verslagen is vertrouwelijk omdat ze mogelijk terug te herleiden zijn naar individuele personen.
Wekelijks worden infectieziektesignalen uit binnen- en buitenland besproken tijdens het Signaleringsoverleg op het RIVM. Signalen kunnen bijvoorbeeld uitbraken zijn, nieuwe of onverwachte infectieziekten of trends. De signalen worden gebruikt om waar nodig bestrijdingsmaatregelen te nemen om verdere verspreiding te voorkomen. Signalen zijn afkomstig uit surveillancebronnen maar bijvoorbeeld ook uit contacten met artsen-microbioloog en artsen-infectieziektebestrijding van GGD’en.
In een recent signaleringsoverleg is een casus besproken die nader onderzocht wordt door de GGD. Het onderzoek is nog niet afgerond. Als er relevante conclusies kunnen worden getrokken uit het onderzoek, zal hierover worden gecommuniceerd als het onderzoek is afgerond. Hoewel de verslagen van het Signaleringsoverleg vertrouwelijk zijn, heb ik eenmalig met toestemming van het RIVM, de micro-bioloog en de GGD, het vertrouwelijke verslag toegevoegd als bijlage bij de brief over de update Covid-19 dd. 11 augustus.
Deelt u de mening dat de gang van zaken in deze beter had kunnen verlopen? Zo nee, kunt u uitleggen wat u netjes vindt aan deze praktijk?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer was u van plan dit rapport te delen met de Kamer? Kunt u alstublieft een exacte datum noemen om vervolgvragen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat deze onderzoeksgegevens het belangrijk maken een aerosolen-expert bij de aanstaande technische briefing uit te nodigen? Zo nee, waarom niet?
Er is vooralsnog geen sprake van nieuwe onderzoeksgegevens, anders dan de gegevens die al bekend zijn. Daarom zie ik op dit moment geen reden om een aerosolen-expert uit te nodigen voor de volgende technische briefing.
Bent u bereid het RIVM te verzoeken de nood aan ventilatie, bijzonder in verpleeghuizen, te herwaarderen? Zo nee, is er enkel ander wetenschappelijk onderzoek denkbaar dat wel tot een dergelijk denkproces zou leiden?
Er is vooralsnog geen sprake van nieuwe onderzoeksgegevens of andere inzichten, anders dan de gegevens die al bekend zijn. Mochten er uit het onderzoek, dat door de GGD gedaan wordt, nieuwe inzichten komen dan zal het RIVM deze verwerken in de adviezen en richtlijnen.
Waarom is de aanpassing in de richtlijn niet publiekelijk gecommuniceerd?
Het RIVM houdt doorlopend nieuwe wetenschappelijke onderzoeken en inzichten in de gaten en richtlijnen worden regelmatig aangepast als daar aanleiding toe is. Naar aanleiding van vragen vanuit mijn ministerie en voortschrijdende wetenschappelijke inzichten op basis van (recente) literatuur en adviezen van de ECDC over ventilatie, heeft het RIVM op 28 juli de adviezen over ventilatie aangepast. De betrokken ministeries (VWS en BZK) hebben op rijksoverheid.nl deze informatie beschikbaar gesteld via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-en-dagelijks-leven/ventilatie-in-gebouwen.
Wat betekenen deze uitkomsten voor ventilatiesystemen? Wat betekenen zij in verpleeghuizen? Wat betekenen zij in ziekenhuizen? Wat betekenen zij in scholen? Wat betekenen zij in alle ruimten waar meer dan 100 personen zijn toegestaan?
Of de adviezen van het RIVM consequenties hebben voor verpleeghuizen, ziekenhuizen, scholen etc. hangt af van de staat van hun ventilatiesysteem. Een ventilatiesysteem moet minimaal voldoen aan de eisen die in het Bouwbesluit genoemd worden. Dit houdt in dat instanties zorg moeten dragen dat hun gebouw voldoet aan de eisen in het Bouwbesluit en zo nodig moeten aanpassen wanneer dit niet het geval is.
Voor gebouwbeheerders is van belang:
Het ventilatiesysteem moet voldoende worden onderhouden;
Het ventilatiesysteem moet op een juiste wijze worden gebruikt. Daarbij zijn instructies voor personeel nodig;
Als er tussenwanden of -schotten in een ruimte worden geplaatst, kan dit de oorspronkelijke goede functie van het systeem verstoren;
Als het systeem niet voldoet moet het dus aangepast worden of de bezettingsgraad moet omlaag;
Bij twijfel dient een onafhankelijk expert geraadpleegd worden;
Ook dient recirculatie binnen 1 ruimte vermeden te worden. Het RIVM adviseert uit voorzorg om recirculatie van lucht in ruimtes die gedurende langere tijd door meerdere personen worden gebruikt te vermijden.
Dit is ook terug te lezen op de informatie op rijksoverheid.nl zoals in het antwoord op vraag 7 is te vinden.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 12 augustus aanstaande, wanneer wij deze urgente crisis met elkaar bespreken?
Ja.
Gevaarlijke giftreinen in Brabant |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Giftreinen, een gevaar voor Brabant? «Ministerie lijkt zich niks aan te trekken van de eigen afspraken»»1
Ja.
Klopt het dat er het afgelopen jaar meer dan 20.000 gifwagons door Brabantse (binnen)steden reden?
Nee, het aantal van meer dan 20.000 heeft betrekking op het totaal aantal wagens geladen met gevaarlijke stoffen. Dit zijn naast giftige gassen en vloeistoffen ook niet giftige brandbare gassen en brandbare vloeistoffen. In 2019 reden er 3.467 ketelwagens geladen met giftige stoffen door Breda/Tilburg en 4.138 door Eindhoven.2
Klopt het dat u heeft toegestaan dat er drie tot vijf keer meer dan afgesproken brandbare en gevaarlijke gassen per spoor door Brabant heen gaan?
Het Basisnetsysteem kent een toetsing achteraf om te bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaald traject binnen de voor dat traject geldende risicoplafonds is gebleven. Er is dus geen sprake van «toestaan» vooraf. Bij de toetsing achteraf wordt gekeken naar het risico dat alle stoffen tezamen veroorzaken en niet naar individuele stoffen. Het aantal wagens is één van de variabelen die de uitkomst van de berekening bepalen. Andere variabelen, zoals de kenmerken van de infrastructuur, toegepaste veiligheidsmaatregelen en de samenstelling van de treinen, bepalen mede de hoogte van het risico.
Bij de vormgeving van het Basisnet is er van uitgegaan dat er 6.850 wagens met brandbare en giftige gassen door Tilburg/Breda en 5.950 door Eindhoven zullen rijden. De aantallen wagens met brandbare en giftige gassen die in 2019 door deze steden hebben gereden zijn 13.290 resp. 15.146. Dat is ca. drie keer zoveel als bij de vormgeving van het Basisnet werd aangenomen.3 Bij de berekening van de risico’s in 2019 is mede vanwege deze hogere aantallen wagens geconstateerd dat deze risico’s hoger zijn uitgevallen dan in Basisnet voor deze locaties is vastgelegd. Het overschrijden van deze risicoplafonds betekent alleen niet dat er sprake is van een onveilige situatie (zie antwoord op vraag 4, 6 en 7).
Hoe kan het zo zijn dat er zo veel meer gifwagons door de Brabantse steden heen rijden dan is toegestaan?
Alle transporten van gevaarlijke stoffen per spoor vinden plaats onder strenge veiligheidsvoorschriften die zowel in EU-verband als in Pan-Europees geldende regelgeving zijn vastgelegd4. In Nederland kennen we daar boven op nog een wettelijke veiligheidsnorm. Deze norm houdt in, net als in allerlei andere domeinen (zoals chemische bedrijven, tankstations en buisleidingen): er mogen zich geen kwetsbare objecten, zoals woningen, bevinden binnen de plaatsgebonden risico (PR) 10–6 contour. Voor het spoor houdt dit in dat er geen woningen mogen staan op plaatsen waar het risico op overlijden als gevolg van een ongeval met een goederentrein met gevaarlijke stoffen, groter is dan één op de miljoen per jaar. Langs alle Basisnetroutes spoor in heel Nederland wordt hier aan voldaan.
Wel is er sprake van overschrijdingen van de risicoplafonds. Het overschrijden van deze risicoplafonds betekent alleen niet, zoals hierboven aangegeven, dat er sprake is van een onveilige situatie.
Met de invoering van Basisnet is per locatie bepaald tot waar de plaatsgebonden risico (PR) 10–6 contour ten opzichte van het spoor mag komen. Dit noemen we de risicoplafonds en deze zijn uitgedrukt in meters vanaf het midden van het spoor. Deze plafonds (afstanden) zijn het resultaat van een afweging van drie elementen: de aanwezige (lokale) veiligheidsmaatregelen, het vervoer over het spoor en de aanwezige en verwachte bebouwing. Om vervoerders te stimuleren het vervoer van gevaarlijke stoffen maximaal via de Betuweroute af te wikkelen, is op sommige andere trajecten, zoals de Brabantroute en de Bentheimroute, de PR 10–6 contour kunstmatig dicht op het spoor gelegd door het risicoplafond lager te leggen dan vanuit oogpunt van veiligheid nodig is (met ander woorden, het aantal meters ten opzichte van het midden van het spoor lager vast te stellen). Daardoor ontstaat bij extra vervoer snel een overschrijding van de risicoplafonds terwijl de veiligheidsnorm voor de dichtbijgelegen woningen niet wordt overschreden. Dit betekent dat op plaatsen waar sprake is van overschrijdingen van de risicoplafonds er geen woningen staan binnen de PR 10–6 contour (waar het risico op overlijden als gevolg van een ongeluk met een goederentrein met gevaarlijke stoffen groter is dan 1 op een miljoen per jaar).5
Vanwege de overschrijdingen van de risicoplafonds, onder meer op het traject Eindhoven-Venlo, werk ik met alle betrokken partijen (vervoerders, verladers, decentrale overheden en ProRail) aan het programma Robuust Basisnet. Doel van dit programma is om te komen tot een toekomstbesteding Basisnet dat het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen faciliteert en de leefbaarheid, in termen van gezondheid en veiligheid, langs het Basisnet bewaakt. In mijn brief aan uw Kamer d.d. 13 juli 2020 heb ik hierover de laatste stand van zaken gegeven6.
En klopt het dat na realisering van de boog bij Meteren er een forse toename van goederen- en giftreinen langs het spoor van ’s-Hertogenbosch richting Eindhoven en Helmond zal gaan komen?
De verwachting is dat goederentreinen die nu vanaf Kijfhoek via Breda en Tilburg naar Eindhoven/Helmond en vice versa rijden, na realisatie van de boog bij Meteren vanaf Kijfhoek over de Betuweroute naar Meteren en vervolgens via ’s-Hertogenbosch naar Eindhoven/Helmond rijden. Dit betekent dus een afname van het aantal goederentreinen in onder meer Dordrecht, Breda en Tilburg en een toename van het aantal goederentreinen op de route Meteren-»s-Hertogenbosch-Boxtel. Voor Eindhoven en Helmond maakt dit geen verschil.
Is het niet levensgevaarlijk om, zoals het voorbeeld van Tilburg, waar vorig jaar 11.137 wagons doorheen gingen laat zien, duizenden wagons met brandbare gassen door grote en dichtbevolkte steden te laten rijden?
Zie antwoord vraag 4.
Maakt u zich ook grote zorgen over het risico dat er kan ontstaan, doordat er zoveel gevaarlijke gifwagons door dichtbevolkte steden rijden?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reden dat er niet wordt gehandhaafd op het afgesproken aantal gifwagons over de Brabantroute? Waarom heeft u tot op heden geen gebruik gemaakt van het routeringsbesluit?
De risicoplafonds, zoals destijds vastgesteld, dienden als prikkel voor de goederenvervoerders om te kiezen voor bepaalde routes, bij voorkeur de Betuweroute. In de praktijk is echter gebleken dat deze risicoplafonds op sommige trajecten worden overschreden, onder meer vanwege de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het derde spoor door DB Netz tussen Zevenaar/Emmerich en Oberhausen en de ontwikkelingen in de (energie)markt7. Daarnaast biedt het huidige systeem alleen de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de plafonds zijn overschreden. Het wettelijk systeem voorziet niet in de mogelijkheid om vooraf de beschikbare risicoruimte te verdelen over de verschillende vervoerders. Zoals hierboven geschetst werk ik daarom met alle betrokken partijen aan een Robuust Basisnet waardoor deze overschrijdingen niet langer plaatsvinden.
Het uiterste handhavingsinstrument dat ik zou kunnen inzetten om overschrijdingen op een traject aan te pakken is een routeringsbesluit, waarbij het vervoer van bepaalde stoffen over een bepaald traject gedurende een bepaalde periode wordt verboden. Echter, een routeringsbesluit op één traject zou vanwege beperkte alternatieven voor het vervoer leiden tot aanvullende overschrijdingen op andere trajecten (het zogeheten «waterbed-effect»). Ik wil het in de toekomst nemen van een routeringsbesluit niet uitsluiten, maar ik wil dit alleen effectief inzetten en zie dit als een ultimum remedium. Zolang de werkzaamheden aan de bouw van het derde spoor plaatsvinden, kan een routeringsbesluit niet effectief zijn aangezien de Brabantroute en in mindere mate de Bentheimroute de enige alternatieve routes zijn voor de Betuweroute.
Bent u bereid, vanwege alles risico’s en zorgen bij bewoners uit Brabantse steden, om vooraf duidelijk te maken wanneer en bij welk plafond u gebruik gaat maken van uw bevoegdheid om vervoerders via andere routes te laten rijden, door middel van het routeringsbesluit?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat het voor Brabanders elke keer weer schrikken is om achteraf overvallen te worden met overschrijdingen van het aantal giftige wagons dat door Brabantse steden heen rijdt?
Ik neem de zorgen van de Brabanders, net als van alle Nederlanders, uiteraard zeer serieus. Ik wil evenwel benadrukken dat er geen sprake is van een onveilige situatie op de Brabantroute (zie antwoord op vraag 6 en 7). De aanpak om tot een robuust Basisnet te komen kenmerkt zich door een nauwe samenwerking met alle betrokken partijen, waaronder ook de gemeentes langs de Brabantroute en de provincie Noord-Brabant. Eind vorige jaar heeft een aantal regiosessies plaatsgevonden, waaronder een voor West-Brabant en de regio Eindhoven. Op basis van de uitkomsten van deze regiosessies wordt nu door middel van verschillende werkgroepen gewerkt aan toekomstvaste oplossingen.
Een goede informatievoorziening is voor alle betrokken partijen van belang. Naast het jaarverslag Basisnet is via de website van InfoMil op kwartaalbasis informatie beschikbaar over de vervoersaantallen over de Bentheimroute en de Brabantroute8. Daarnaast zijn in het kader van de omleidingen van de Betuweroute cijfers per kwartaal te vinden op http://prestaties.prorail.nl/derdespoor. Hierbij worden bijvoorbeeld ook inzichten gegeven in de naleving van de geluidproductieplafonds. Daarmee is er de facto sprake van een (Brabantse) spoormonitor, zij het dat deze informatie niet op dagelijkse basis beschikbaar is. Het op dagelijkse basis leveren van informatie over het aantal wagens in relatie tot de risicoplafonds is praktisch onuitvoerbaar, omdat de risicoplafonds zijn uitgedrukt in risico’s per jaar en daarom alleen achteraf en op basis van totaalcijfers (de totale stroom van gevaarlijke stoffen over het spoor in de afgelopen vier kwartalen) getoetst kan worden of de risico’s van het vervoer binnen de risicoplafonds zijn gebleven.
Bent u daarom bereid om een Brabantse Spoormonitor te creëren die, openbaar toegankelijk, op dagelijkse basis informatie verschaft over het volume van het vervoer per spoor, het aantal wagons in relatie tot de risicoplafonds, overlastmeldingen etc.?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe kan het zo zijn dat u bereid bent om meer giftreinen, in plaats van minder, toe te staan door dichtbevolkte Brabantse steden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 en 7 is voor mij de wettelijke veiligheidsnorm het uitgangspunt. Deze wordt momenteel in heel Nederland langs de Basisnetroutes spoor gehaald. Dit neemt niet weg dat de huidige situatie met overschrijdingen van risicoplafonds onwenselijk is. Daarom werk ik met alle betrokken partijen aan verschillende maatregelen om te komen tot een robuust Basisnet.
Erkent u dat met elke extra gifwagon die door Brabant rijdt het risico op ongelukken toeneemt? Kunt u nog steeds volhouden – zie het recente ongeluk met een goederentrein in Arizona (VS) – dat de veiligheid nergens in het geding komt?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u het ermee eens dat voltooiing van de Betuwelijn een oplossing kan zijn voor het verminderen van het aantal giftreinen door dichtbevolkte steden? Kunt u aangeven wanneer de Betuwelijn is afgerond? Op welke manier gaat u de voltooiing van de Betuwelijn bespoedigen?
Ja, indien de aanleg van het derde spoor tussen Zevenaar/Emmerich en Oberhausen gereed is, biedt dit ruimte voor meer goederenvervoer, inclusief het vervoer van gevaarlijke stoffen, over de Betuweroute. Er is op dit moment geen exacte datum afgegeven door Duitsland wanneer het derde spoor voltooid is9. In de gesprekken met mijn Duitse counterpart breng ik dit structureel onder de aandacht. Via de spoorgoederenbrief in het najaar zal ik uw Kamer hier weer over informeren.
Overigens geldt wel dat, ook bij volledige beschikbaarheid van de Betuweroute, onder meer vanwege herkomst en bestemming niet al het vervoer over de Betuweroute kan plaatsvinden. Het gaat dan om vervoersstromen die via Oldenzaal en Venlo de grens over zullen gaan naar Duitsland en verder en via Brabant van en naar het chemisch cluster Chemelot in Geleen. In het kader van Robuust Basisnet kijk ik daarom ook naar modal shift oplossingen (buisleidingen en binnenvaart) om het aantal wagens met gevaarlijke stoffen door binnensteden te verminderen. Dit zijn echter wel vaak langdurige trajecten.
Bent u bereid inzage te geven in de consequenties van bijvoorbeeld minder giftreinen door de ingebruikname van de Betuwelijn voor het gebruik van de Brabantroute en de Meterenboog inclusief de voorziene consequenties op het vlak van overlast en veiligheidsrisico’s?
In het kader van het programma Robuust Basisnet worden risicoberekeningen gemaakt op basis van nieuwe vervoersprognoses en een actuele ruimtelijk ordening (RO)-inventarisatie. Hierbij wordt gewerkt met verschillende routescenario’s door Nederland. Hiermee wordt inzichtelijk wat het gebruik van verschillende routes is voor de risico’s. Ik verwacht uw Kamer over de uitkomsten van deze berekeningen in het najaar te kunnen informeren.
Voor geluid van spoorwegen zijn wettelijke geluidproductieplafonds vastgesteld. Wijzigingen van vervoerstromen over tracés moeten passen binnen deze geluidproductieplafonds. Voor spoortrillingen bestaan op dit moment geen wettelijk beoordelingskader om de hinder te objectiveren, maar ik ben aan de slag met een beleidskader voor spoortrillingen10. Ik verwacht uw Kamer in het najaar te informeren over de voortgang.
Het bericht ‘Testen, testen, testen, maar hoe?’ |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Testen, testen, testen, maar hoe?»?1
Dat het een goed artikel is. Mijn reactie op het bericht kunt u hieronder lezen.
Herkent u het beschreven probleem dat de meerderheid van alle nieuwe infecties zijn oorsprong vindt in mensen die wel geïnfecteerd zijn, maar niet ziek worden (die asymptomatisch zijn) of pas enkele dagen later symptomen krijgen (presymptomatisch)?
Het RIVM heeft hier geen systematische gegevens over. Het testsysteem is (tot nu toe) gericht op het testen van symptomatische patiënten. Om deze reden hebben wij geen systematisch inzicht in geïnfecteerde mensen die asymptomatisch of presymptomatisch zijn. Dat geldt zowel voor testen in het kader van bron- en contactonderzoek als voor alle andere testadviezen. De rol die testen kan spelen in de asymptomatische gevallen of tijdens een monitoringsperiode wordt op dit moment verder onderzocht door het RIVM.
Deelt u de mening dat het van belang is om een fijnmazig overzicht te hebben van waar het virus zich bevindt?
Ja die mening deel ik. We hebben dat overzicht steeds beter met behulp van het dasboard (https://coronadashboard.rijksoverheid.nl/) en het BCO-onderzoek door de GGD-en.
Hoe beoordeelt u de effectiviteit van het bron- en contactonderzoek in relatie tot het gegeven dat ook gezonde dragers van het virus hun omgeving kunnen besmetten? Klopt het dat we besmettingen die aysymptomatisch verlopen momenteel missen in het bron- en contactonderzoek?
De effectiviteit van het bron- en contactonderzoek stijgt wanneer de doorlooptijden korter worden. Ik doe er alles aan om die doorlooptijden te verkorten. Zoals ook in het OMT-advies en achterliggend document van 23 juni jl. (https://lci.rivm.nl/covid-19-testbeleid%20personen%20zonder%20klachten) terug te lezen is kan het testen van personen zonder klachten in specifieke gevallen van nut zijn, bijvoorbeeld in het geval van een lokale uitbraak waarbij het kan helpen bij het in kaart brengen van de omvang van de verspreiding. Daarnaast is het testen van mensen zonder klachten vooral nuttig wanneer de doorlooptijden van het bron- en contactonderzoek kort genoeg zijn. Ik heb aan het OMT gevraagd mij te adviseren vanaf welk moment het asymptomatisch testen bij nauwe contacten uit het bron- en contact onderzoek voldoende toegevoegde waarde heeft.
Er zijn echter ook nadelen, zoals fout-positieve of negatieve uitslagen en het inefficiënt gebruik van materialen en capaciteit. Het OMT adviseerde op 23 juni jl. dit beleid terughoudend en gericht toe te passen. Binnen het BCO worden echter wel alle contacten in kaart gebracht met als doel dat ook presymptomatische overdracht wordt voorkomen doordat nauwe contacten (incl. huisgenoten van de index patiënt) in quarantaine blijven. Zij zijn dan ook in de 2 dagen voor hun eerste ziektedag, waarin zij al wel besmettelijk zijn, thuis in isolatie. Met deze basis zorgt het BCO voor het voorkomen van besmetting door (nog) niet besmettelijke personen.
Bent u van mening dat het huidige beleid rondom bron- en contactonderzoek, waarbij enkel getest wordt op basis van klinische verdenkingen, aangepast moet worden? Zo ja, wat gaat u veranderen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Het RIVM en het OMT adviseren dat testen zonder klachten nuttig kan zijn als de doorlooptijd van het bron-en contactonderzoek kort genoeg is. Ik heb het OMT gevraagd mij te adviseren vanaf welk moment het asymptomatisch testen bij nauwe contacten uit het bron- en contactonderzoek voldoende toegevoegde waarde heeft.
Daarnaast gaan we, zoals ik in mijn brief van 6 augustus jl. heb aangekondigd, mensen zonder klachten testen die terugkeren uit een land of gebied waar een oranje of rood reisadvies geldt en bij gebruik van de app. We gaan regelen dat reizigers die, om te beginnen op Schiphol, uit oranje of rode reisgebieden komen worden aangespoord om zich te laten testen, ongeacht of ze klachten hebben. Hierin ligt een kans om nader onderzoek te doen naar de effectiviteit van asymptomatisch testen, en dit zal daarom worden begeleid door het RIVM. Het doel is om op korte termijn alle reizigers die op luchthavens in Nederland binnen komen uit een risicogebied, zich te laten testen. Daarnaast start er vanaf 17 augustus een proef met de app in Twente en Drenthe. Ook daar zal de mogelijkheid worden geboden dat mensen die een melding krijgen in de app zich na 7 dagen na het risicovolle contact, kunnen laten testen, ook als ze geen verschijnselen hebben. Ik heb het OMT gevraagd mij te adviseren over de specifieke termijn. De resultaten hiervan benut ik voor de landelijke invoering van de app per 1 september.
Daarnaast is het belangrijk om mensen te blijven oproepen om zich bij klachten te laten testen. Vaak blijken mensen voordat ze zich melden al enige tijd klachten te hebben, daardoor verliezen we kostbare tijd. Snelheid is van groot belang, en snelheid begint bij het besluit van iedereen om zich bij milde klachten meteen te laten testen.
Is volgens u een dergelijk verbeterd testbeleid essentieel voor een exit-strategie?
Voor de exit-strategie is het essentieel dat mensen met (milde) klachten zich zo snel mogelijk laten testen, zij snel hun testuitslag krijgen, vervolgens in quarantaine blijven bij een positieve test en dat het BCO-onderzoek snel wordt afgerond. We streven ernaar dat er maximaal 24 uur tussen testafspraak en testafname en maximaal 24 uur tussen testafname en testuitslag van de test zit, om vervolgens zo snel mogelijk te starten met het BCO.
Het is hiervoor natuurlijk noodzakelijk dat mensen goed meewerken aan het BCO-onderzoek, door de telefoon snel op te nemen en de mensen waarmee ze in contact zijn geweest door te geven.
Wat is uw reactie op de zinsnede «Naast de aanpassing van het contactonderzoek aan het voorkomen van presymptomatische en asymptomatische infecties zijn er hoe dan ook aanvullende maatregelen nodig om brandhaarden of «superspreading» tijdig onder controle te brengen en te voorkomen dat risicopatiënten overlijden»? Indien u van mening bent dat aanvullende maatregelen nodig zijn, welke aanvullende maatregelen bent u van plan te nemen?
Hiervoor verwijs ik u ook naar de Kamerbrief van 7 augustus hierin heb ik het volgende aangegeven. In de huidige controlefase ligt een meer lokale of regionale aanpak voor de hand omdat we op basis van vroegsignalering kunnen constateren waar mogelijke brandhaarden ontstaan. Regionale of lokale overheden zijn dan beter in staat effectieve maatregelen te nemen. De veiligheidsregio’s hebben hiervoor, zonder uitputtend te willen zijn, een aantal middelen ter beschikking:
Gedragsmaatregel, zoals mondkapjesplicht, op aangewezen plaatsen (buiten) voor 13 jaar en ouder.
Het beperken van de openingstijden van horeca en nachtwinkels indien het te druk wordt, geen 1,5 meter afstand wordt gehouden en de hygiëne maatregelen onvoldoende worden toegepast.
Het verbieden van grootschalige samenkomsten, zoals publiek bij betaald voetbal en trainingen.
Het afsluiten van parkeergelegenheden om drukte in bepaalde gebieden te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld bij stranden, natuurgebieden en drukke stadscentra.
Het intensiveren van crowd control op drukke plekken.
Inzetten op snellere en gerichtere handhaving van bestaande basisregels en het bevorderen van de naleving van sectorale protocollen.
Het is niet uit te sluiten dat indien lokale maatregelen onvoldoende werken, een aantal van deze maatregelen, zoals het verbieden van publiek bij betaald voetbal en het beperken van de openingstijden van de horeca landelijk worden opgelegd.
Daarnaast heeft het kabinet besloten om een drietal preventieve maatregelen te nemen. Deze zijn gericht op de studentengezelligheidsverenigingen die voor de start van het komend school/academisch jaar geen fysieke wervings- en introductie activiteiten mogen ondernemen. Deze is ook gericht op recreatieve instellingen (zoals horecoa, preparken enz.) die moeten sluiten voor maximaal 14 dagen bij constatering van een bronbesmetting door de GGD. Het gaat hierbij om meerdere besmettingen die gerelateerd zijn aan de locatie. Tot slot treft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen voor de horeca. Daarom is besloten dat voor alle horeca, zowel binnen als buiten en onafhankelijk van de omvang van de horecagelegenheid, gewerkt moet worden met reservering (van tevoren of aan de deur), een gezondheidscheck (triage) en het toewijzen van een vaste zitplaats (placering). Hiermee wordt een eerdere versoepeling voor horecagelegenheden teruggedraaid. Daarnaast worden alle bezoekers gevraagd zich te registreren.
Hoe beoordeelt u de volgende in het artikel gesuggereerde aanvullende maatregelen: (a) het actief opsporen van besmettingen bij reizigers die in risicogebieden waren, inclusief testen; (b) het monitoren van kwetsbare mensen en risicogroepen, met name arbeidsmigranten en bewoners van verpleeghuizen, gevangenissen, asielzoekerscentra en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking en (c) verzorgenden en bezoekers van deze risicogroepen testen?
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 4 en 5. Op basis van de adviezen waarover ik nu beschik, ben ik in specifieke situaties, zoals bij een lokale uitbraak ben ik van mening dat het testen van personen zonder klachten van nut kan zijn. Zoals ook gemeld aan uw Kamer in de Kamerbrief van 7 augustus, zal er een teststraat ingericht worden op eerst Schiphol en zo spoedig mogelijk de andere luchthavens voor reizigers die komen uit oranje en rode reisgebieden. Zij worden aangespoord om zich direct te laten testen.
Op welke manier is er aandacht voor de tot op heden weinig onderzochte klinische symptomen die gekoppeld zijn aan COVID-19? Op welke manier wordt er in de screening rekening gehouden met dergelijke weinig onderzochte klinische symptomen? Op welke wijze heeft u aandacht voor de op het coronaplein van de Long Alliantie Nederland en het Longfonds gemelde klachten?
Rondom de nazorg voor patiënten met COVID-19 is door de Federatie Medisch Specialisten in samenwerking met vele koepelorganisaties een leidraad opgesteld, hier te vinden: https://www.demedischspecialist.nl/sites/default/files/Leidraad%20Nazorg%20COVID-19.pdf. Daarin is er zeker aandacht voor de klinische symptomen ook na een doorgemaakt infectie. Dat is tevens waar de Longalliantie zich mee bezig houdt. Dit gaat om klinische gegevens over de ziekte en het doormaken daarvan. Het RIVM is betrokken bij adviezen rondom preventief vaccineren voor andere ziekteverwekkers welke longinfectie kunnen geven bij patiënten die COVID-19 hebben doorgemaakt, maar zijn niet direct betrokken bij de Longalliantie en het Longfonds in dit project.
Deelt u de mening dat testuitslagen doorgegeven zouden moeten worden aan de huisartsen om zo een goed overzicht te kunnen krijgen per postcodegebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Samen met de GGD-GHOR is er overleg geweest met de LHV die aangaven dat huisartsen zelf deze informatie niet wilden ontvangen, omdat ze dan overspoeld zouden worden met negatieve testuitslagen waar ze weinig mee konden, en die veel tijd zouden kosten om in hun HIS-systeem te verwerken. Er zijn wisselende signalen van huisartsen over de wens om positieve testuitslagen wel standaard te ontvangen. Dit kan lokaal met hun GGD georganiseerd worden. Veel GGD’en hebben dat ook al op die manier ingeregeld. Daarnaast kunnen positief geteste mensen dit ook zelf doorgeven aan hun huisarts.
Het doorsturen van uitslagen naar huisartsen leidt niet tot beter inzicht per postcodegebied. Huisartsen zullen altijd alleen informatie ontvangen over hun eigen patiënten, en niet over alle patiënten per postcodegebied. Dergelijke informatie is beschikbaar op de websites van RIVM en VWS.
Wat is uw oordeel over de mogelijkheden om via een speekseltest coronabesmettingen op te sporen? Kan deze niet de testmogelijkheden op corona vergemakkelijken en versnellen?2
Wij volgen nauwlettend de ontwikkelingen van innovatieve testmethoden, die de monsterafname vergemakkelijken, zoals bijv. een test op adem of speeksel, of die sneller een testresultaat geven of die goedkoop zijn. Ik ben zeker bereid om de inzet van deze testen te bekijken. Op dit moment moeten we het nog doen met de testmethode die nu beschikbaar en betrouwbaar is, namelijk de PCR test op de keel- en neusswaps.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het komende debat op 12 augustus aanstaande?
Ja.
Het bericht dat bij een slachthuis in Helmond werknemers, al dan niet in opdracht van de werkgever, ziekteklachten verzwegen |
|
Frank Futselaar , Maarten Hijink |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de rapportage van de NOS waarin werknemers van slachthuis Van Rooi Meat stellen ziektekenmerken die zouden kunnen wijzen op COVID-19 te verzwijgen en formulieren onjuist in te vullen uit angst voor verlies van hun baan?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een onacceptabele situatie is zowel in het kader van de volksgezondheid in het algemeen als de veiligheid van de direct betrokken werknemers?
De algemene richtlijn is dat iedereen die klachten heeft thuis blijft en zich laat testen. Als werknemers bij Van Rooi Meat klachten verzwijgen, de formulieren onjuist invullen en gewoon aan het werk gaan, is dat inderdaad onacceptabel. Werknemers die ziek zijn en aan het werk gaan brengen collega’s in gevaar. Werknemers hebben op basis van de Arbeidsomstandighedenwet recht op gezonde en veilige arbeidsomstandigheden arbeidsomstandigheden, maar daarnaast ook de plicht om zorg te dragen voor hun eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen.
Bent u het ermee eens dat de door de NOS beschreven situatie volstrekt haaks staat op de in de kabinetsreactie van 3 juli jongstleden geschreven principes van «verantwoordelijkheid nemen», «veilige en gezonde werkplek» en werkgevers die «zich van hun beste kant laten zien» en noopt deze casus het kabinet tot een actiever beleid om werkgevers te dwingen hun verantwoordelijkheid te nemen?2
De werkgevers zijn reeds conform de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving. De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de arbeidsomstandighedenwet en kan handhavend optreden. De Inspectie houdt onaangekondigde inspecties bij slachterijen waar gekeken wordt of de werknemers veilig kunnen werken en of de RIVM maatregelen goed worden geïmplementeerd. Corona meldingen die gerelateerd zijn aan de slachthuizen hebben daarbij een hoge urgentie.
Ik heb het voornemen om de Inspectie SZW meer wettelijke mogelijkheden te geven om effectief te kunnen handhaven als werkgevers in ernstige mate geen noodzakelijke maatregelen treffen om besmetting met novel coronavirus (2019-nCOV) te voorkomen of de kans daarop te beperken. Deze mogelijkheden zijn opgenomen in het voorstel voor de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 dat juli j.l. verzonden is naar uw Tweede Kamer.
In hoeverre deelt het kabinet de mening dat, in lijn met conclusies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten, het feit dat in de slachtsector zeer veel wordt gewerkt met uitzendbureaus die vooral buitenlandse werknemers in dienst hebben waarbij de werkgever tevens huisvesting en transport regelt, er gemakkelijk toe kan leiden dat werknemers oneigenlijk onder druk kunnen worden gezet gezien hun kwetsbare positie en welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat werknemers in de slachtsector veilig kunnen werken zonder bang te hoeven zijn voor represailles van de werkgever, ongeacht of dit een slachthuis of een uitzendbureau is?
Uitzendbureaus die veel met arbeidsmigranten werken, bieden vaak ook huisvesting en transport aan. Dit kan voordelen bieden voor de arbeidsmigrant, maar het kan ook tot extra zorgen en een kwetsbare positie leiden, doordat de arbeidsmigrant bij ontslag niet alleen hun baan maar ook hun huisvesting verliezen. Zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 3 juli j.l. heeft het kabinet aan het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten gevraagd om met aanbevelingen te komen om de afhankelijkheid van een arbeidsmigrant tot het uitzendbureau of de werkgever te verminderen en zo de positie van arbeidsmigranten te versterken.
Bent u bereid om lering te trekken uit de ervaringen en de gekozen oplossingen uit landen (zoals Duitsland) waar een vergelijkbare problematiek speelt rond slachthuizen?
Ja, waar mogelijk wordt lering getrokken uit de ervaringen van andere landen.
Hoe beoordeelt u de kennelijk staande praktijk van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) om slechts aangekondigd te inspecteren bij slachthuizen waar het gaat om COVID-19 maatregelen?
Het is een misverstand dat de GGD-en alleen aangekondigd langs gaan bij slachterijen. Zij gaan ook onaangekondigd langs.
Vindt u het wenselijk dat de GGD een nieuwe steekproef houdt om op COVID-19 te testen onder de medewerkers van het betreffende slachthuis en ligt het daarnaast voor de hand om ook bij andere slachthuizen nieuwe steekproeven uit te voeren, gezien het relatieve gemak waarmee COVID-19 zich in deze sector lijkt te verspreiden?
Van Rooi Meat is na de sluiting weer opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Van Rooi Meat heeft verregaande maatregelen getroffen om nieuwe besmettingen te voorkomen. Medewerkers met klachten mogen niet aan het werk en worden gevraagd om zich te laten testen. Er zijn geen signalen van besmettingen bij het bedrijf. De GGD ziet dan ook geen reden om een nieuwe steekproef uit te voeren.
Welke stappen heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) sinds het verschijnen van de betreffende rapportage genomen om haar eigen werknemers die opereren binnen het betreffende slachthuis (als toezichthoudende dierenartsen) te beschermen en is deze berichtgeving aanleiding om dierenartsen terug te trekken omdat de veiligheid van hun werkplek niet kan worden gegarandeerd? Zo nee, waarom niet?
De NVWA heeft op 4 augustus jl. per brief gevraagd dat genoemde slachterij concreet aangeeft welke maatregelen het treft om coronabesmetting binnen het bedrijf te vermijden. Wanneer de reactie onvoldoende vertrouwen geeft dat medewerkers van de NVWA en KDS worden blootgesteld aan werknemers van genoemde slachterij die besmet zijn met het coronavirus dan wel coronaklachten hebben, staakt de NVWA de werkzaamheden van de NVWA in het bedrijf. Dan kan er niet meer geslacht worden. De NVWA heeft ook andere slachterijen per brief gewezen op hun verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat de maatregelen die in de bedrijven zijn getroffen om corona te vermijden worden nageleefd en op de consequenties als dat niet gebeurt. In dat geval staakt de NVWA de werkzaamheden van de NVWA in het bedrijf.
Vindt u dat er een cultuurprobleem is in de slachtsector als het gaat om het volgen en handhaven van regels gezien het grote aantal incidenten rond slachthuizen van de afgelopen jaren, van fraude bij noordelijke slachthuizen, tot veelvuldig uitgelekte beelden van onzorgvuldige behandeling en van mishandeling van dieren, tot het niet uitvoeren van afspraken in het kader van bestrijding van COVID-19?
Het huidige slachtsysteem staat onder druk en fraude en misstanden kunnen ontstaan daar waar economische belangen prevaleren boven andere waarden. Er zijn de afgelopen jaren meerdere incidenten geweest rond slachthuizen, waarmee een aantal ernstige problemen aan het licht is gekomen. De Minister van LNV heeft eerder al aangegeven aangetoonde misstanden onacceptabel te vinden. Zij heeft in februari tijdens het plenair debat over de NVWA aan uw Kamer gemeld dat zij een fundamentele discussie wil voeren over het huidige systeem. Het Ministerie van LNV onderzoekt met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties wat de kwetsbaarheden in de slachthuizen zijn en welke maatregelen nodig zijn voor een betere borging van dierenwelzijn en voedselveiligheid. Dit zal nog dit jaar worden afgerond. Daarbij wordt ook onderzocht op welke terreinen (waaronder dierenwelzijn, voedselveiligheid, toezicht en veiligheid van werknemers) een hoge slachtsnelheid tot problemen leidt. Aan de hand daarvan wordt gekeken welke juridische mogelijkheden er zijn om de de maximale bandsnelheid te begrenzen.
De ontwikkelingen rondom het coronavirus |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw uitspraak «We moeten alles doen om een tweede coronagolf te voorkomen» van 16 juli jongstleden?1
Ja.
Wat verstaat u onder een «tweede coronagolf»? Hoe beoordeelt u of hier sprake van is? In welke mate beoordeelt u dit aan de hand van het aantal positief geteste personen, het (berekende) aantal besmettelijke personen, het aantal ziekenhuisopnames, het aantal ic-opnames en andere criteria?
Er zijn eigenlijk geen harde grenzen om te beoordelen of er sprake is van een tweede golf. Als we in de buurt komen van de signaalwaarden uit het coronadashboard, de druk op de zorg toeneemt en er een meer algemene spreiding van het aantal besmettingen is, dan zou je kunnen spreken over een tweede golf. Dat is nu niet aan de orde.
Wat bedoelt u met «alles doen»? Kan dit in een uiterst geval ook betekenen dat er een vaccinatieplicht wordt ingevoerd?
Het is niet de verwachting dat er al op korte termijn een vaccin is. We doen er alles aan om de tweede golf te voorkomen met de geldende maatregelen. Indien noodzakelijk zullen we extra maatregelen inzetten. Een vaccinatieplicht is wat ons betreft niet aan de orde.
Welke acties heeft u ondernomen om voorbereid te zijn op een eventuele «tweede golf» en om niet tegen dezelfde capaciteitsproblemen aan te lopen als bij de eerste golf?
Voor het antwoord op deze vraag wil ik verwijzen naar de brief die ik u zal doen toekomen over de «lessons learned».
Wat is op dit moment de stand van zaken omtrent het aantal beschikbare ic-bedden, de hoeveelheid beademingsapparaten, de hoeveelheid gekwalificeerd verplegend personeel en de hoeveelheid beschermingsmiddelen? Hoe heeft dit zich de afgelopen maanden ontwikkeld? Hoe zal zich dit de komende tijd naar verwachting ontwikkelen?
In mijn brief2 van 6 augustus jl. over de ontwikkelingen rondom COVID-19, heb ik de Tweede Kamer onder meer geïnformeerd over de IC-capaciteit en de stand van zaken van de uitvoering van het Opschalingsplan COVID-19 van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ). In de brief heb ik gemeld dat de ROAZ-en en ziekenhuizen bezig zijn met de opschaling van de IC- en klinische COVID-capaciteit. Het gaat om een stapsgewijze opschaling, van 1150 naar 1350 IC-bedden en aanvullend ook 400 extra klinische COVID-bedden per 1 oktober 2020; en aansluitend om opschaling met nog eens 350 flexibele IC-bedden (tot een totaal van 1700 bedden) en 700 extra flexibele klinische bedden per 1 januari 2021, dus in totaal 1.100 extra klinische bedden.
Ten aanzien van de beademingsapparatuur kan ik u mededelen dat er circa 4.000 beademingsapparaten zijn gekocht en dat dit ruim voldoende is om het Opschalingsplan te realiseren. Er is inmiddels al veel beademingsapparatuur door leveranciers geleverd en de leveringen lopen door tot het einde van dit jaar. Er zal naar verwachting geen tekort aan beademingsapparatuur ontstaan.
Rondom het verplegend personeel kan ik u het volgende melden. Enkele weken nadat duidelijk was dat sprake was van een crisis als gevolg van COVID-19, is het initiatief www.extrahandenvoordezorg.nl van start gegaan. Hier konden (en kunnen) professionals die niet meer in de zorg werken zich aanmelden om tijdelijk terug te keren in de zorg. Ook zorg- en welzijnsorganisaties die extra medewerkers nodig hebben kunnen hier terecht. Het platform is een samenwerkingsverband van brancheorganisaties, vakbonden, regionale werkgeversorganisaties, beroepsverenigingen, private initiatieven en het Ministerie van VWS. In korte tijd meldden zich rond de 20.000 mensen aan om te helpen. 404 zorgorganisaties hebben via het initiatief ondersteuning gevraagd, voor in totaal 4.828 fte. In totaal zijn ca. 8.000 personen voorgesteld aan organisaties.
De meeste mensen die via Extra Handen voor de Zorg aan de slag zijn (gegaan); deden dat naast hun reguliere baan voor een bepaalde periode (in de meeste gevallen een aantal weken) en een beperkt aantal dagdelen per week. Het komt mogelijk ook voor dat men het werken in de zorg zo leuk vindt dat ze van baan wisselen en weer volledig in de zorg gaan werken. Om die mensen te behouden is er een uitvraag gedaan onder de mensen die zich hebben aangemeld, met de vraag of ze in de toekomst weer bereid zijn tijdelijk bij te springen indien de nood hoog is.
Ik heb de deelnemende ziekenhuizen gevraagd om uiterlijk 28 augustus 2020 hun opleidingsplannen bij mij aan te leveren. Uiteraard is bij de uitwerking van deze opleidingsplannen betrokkenheid van medewerkers onontbeerlijk.
Ook ten aanzien van de persoonlijke beschermingsmiddelen heb ik de Tweede Kamer over de stand van zaken geïnformeerd in de brief van 6 augustus. Daarbij is gekeken naar het reguliere verbruik voor de coronacrisis en het piekverbruik ten tijde van de eerste golf in de periode maart/april. Dat heeft geleid tot de conclusie dat we ons qua voorraden moeten voorbereiden op een piekverbruik gedurende 10 weken, zowel voor de care als de cure. Hierbij wordt gekeken naar het verbruik in zowel de cure als de care, gebaseerd op de RIVM-richtlijnen op het gebied van gepast gebruik van beschermingsmiddelen in de zorg.
Het LCH is er de afgelopen periode in geslaagd om een ruime voorraad aan beschermingsmiddelen op te bouwen. Op dit moment kan het LCH voorzien in de benodigde beschermingsmiddelen in de zorg tijdens een piek van deze omvang. De actuele voorraad beschermingsmiddelen kunt u raadplegen op de website van het LCH3.
In hoeverre is er, doordat de afgelopen maanden prioriteit is gegeven aan de behandeling van coronapatiënten, achterstand ontstaan in het bieden van reguliere zorg?
De reguliere zorg heeft zich, sinds de terugval na de uitbraak van COVID-19, inmiddels goed hersteld. Zo is het aantal verwijzingen van de huisarts naar het ziekenhuis en de ggz zo goed als terug op het oude niveau. Totaal gaat het (stand op 21 juli 2020) om ruim 791 duizend minder verwijzingen in de medisch-specialistische zorg en om zo’n 63 duizend minder verwijzingen in de ggz.
Valt er als gevolg van uitgestelde zorg in verband met prioritering van corona een «boeggolfeffect» te verwachten qua overige zorgverlening in ziekenhuizen? Welke maatregelen heeft u genomen om te waarborgen dat de zorg daarop is voorbereid en dit aan kan qua capaciteit?
Het is de vraag in hoeverre deze verwijzingen (zie de beantwoording op vraag 6) ingehaald moeten worden. Een deel hiervan zal zogezegd zijn verdampt en niet meer terugkomen. Wel blijkt in de medisch-specialistische zorg dat een relatief groot aantal patiënten in juni voor het eerst is gezien. Dit zou kunnen betekenen dat de achterstand die is ontstaan in maart en april nu wordt ingehaald. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) volgt voor het monitoren van de reguliere zorg ook de ontwikkeling in wachttijden. Het algemene beeld van de wachttijden is vergelijkbaar met de periode van voor COVID-19. Op dit moment wordt dus geen aanzienlijke toename in wachttijden gesignaleerd. Het is mogelijk dat de cijfers rondom de huidige wachttijden door de situatie met COVID-19 nog achter lopen of worden beïnvloed. De NZa houdt in ieder geval de ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van de reguliere zorg, zowel landelijk als regionaal, nauwlettend in de gaten.
Is de kwaliteit van de reguliere zorg alweer op het niveau van voor de coronacrisis? Zo nee, wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn, in het scenario dat zich geen tweede golf voordoet?
De afschaling van de reguliere zorg heeft met name invloed gehad op de toegankelijkheid van zorg en niet zozeer op de kwaliteit. Kijkend naar die toegankelijkheid, kan ik u meedelen dat de reguliere zorg zich goed herstelt. Uiteraard hebben de Covid-19 maatregelen, zoals de anderhalve metermaatregel, ook invloed op de zorgcapaciteit in instelling. Daarom blijft het belangrijk om patiënten zoveel mogelijk passende zorg te geven binnen de anderhalve meter. Dat betekent bij voorkeur het geven van zorg op afstand, bijvoorbeeld door het gebruik van digitale toepassingen.
Op een golf van welke omvang, in vergelijking met de eerste golf, zijn we nu voldoende voorbereid om te voorkomen dat er wederom tekorten aan ic-bedden (dreigen te) ontstaan, de toegang tot de reguliere zorg beperkt wordt of er tekorten aan beschermingsmiddelen of ander materiaal ontstaan?
We willen voorkomen dat we terecht komen in een situatie zoals tijdens de eerste golf. De aanpak van het kabinet is er daarom op gericht om verspreiding van het virus zoveel mogelijk tegen te gaan. Mocht er desondanks sprake zijn van een tweede golf, dan willen we ervoor zorgen dat de zorg daarop is voorbereid. Daarom streven we naar een situatie waarin:
we zoveel mogelijk voorkomen dat de reguliere zorg te veel wordt verdrongen,
er rekening wordt gehouden met de benodigde IC-capaciteit voor COVID-zorg,
flexibel opschalen mogelijk is indien de ontwikkeling van het virus onverhoopt toch weer tot een piekbelasting zou leiden en
we goed voorbereid zijn in plaats van dat we heel plotseling en in korte tijd weer moeten opschalen.
Gegeven bovenstaande is het realistisch om de huidige IC-capaciteit te verhogen. Naar aanleiding hiervan heeft het LNAZ, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, het «Opschalingsplan COVID-19» opgesteld. Dit plan is op 30 juni jl. aan de Tweede Kamer aangeboden4 en is momenteel in uitvoering bij de ROAZ-en en de ziekenhuizen. Voor de stapsgewijze opschaling van de IC-capaciteit bij een eventuele tweede golf, alsmede de situatie rond de voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bekend met het bericht «Zorgen om bedrijf dat «onze» vaccins moet maken: «AstraZeneca zoekt constant grenzen op»«?2
Ja.
In welke mate acht u de in het artikel genoemde beschuldigingen van omkoping en misleiding aan het adres van AstraZeneca waar?
In het verleden is AstraZeneca bij een aantal rechtszaken betrokken geweest. De zaken speelden voornamelijk in de periode 2000 tot en met 2010, vaak niet in Nederland, of betreffen oordelen van Amerikaanse autoriteiten en anderen over het handelen van AstraZeneca gedurende deze periode. Ik zie het niet als mijn taak om vele jaren na dato nog een reactie te geven op de uitkomst van deze zaken. Ik zal ook niet ingaan op de rechtszaak tussen Menzis en AstraZeneca omdat deze thans nog lopende is.
Waarom heeft Nederland ervoor gekozen om met een omstreden partij als AstraZeneca in zee te gaan? Welke risico’s ziet u hierin?
De Universiteit van Oxford heeft een overeenkomst met AstraZeneca gesloten voor de klinische fase en de productie van dit specifieke vaccin. De verwachting was reeds voor de betrokkenheid van AstraZeneca en is overigens nog steeds dat dit vaccin als eerste beschikbaar kan komen bij succesvolle ontwikkeling. Het belangrijkste risico is dat het vaccin niet voldoende effectief of niet veilig blijkt te zijn. Dat is ook de reden waarom de inzet is om meerdere overeenkomsten in EU-verband af te sluiten. Ik zie geen risico’s in het feit dat we met AstraZeneca in zee zijn gegaan. Ik ben van mening dat we met AstraZeneca een solide afspraak over het kandidaat-vaccin hebben gemaakt, waarbij we in de gelegenheid zijn om audits en due diligence uit te (laten) voeren als onderdeel van de afspraak. De zorgen van in het artikel aangehaalde deskundigen deel ik dan ook niet.
Hoe beoordeelt u de zorgen van deskundigen over de aanstelling van AstraZeneca?
Zie antwoord vraag 12.
Was u, toen de heer Sijbesma op 26 maart werd aangesteld als speciaal gezant corona – om zich onder andere bezig te gaan houden met vaccins – er reeds van op de hoogte dat zijn broer directeur is van het omstreden AstraZeneca? Zo nee, wanneer wel? Hoe beoordeelt u het dat hierdoor kennelijk de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan?3
De heer Sijbesma is eind maart, namens het kabinet, gevraagd als speciaal gezant corona. Hij doet dit belangeloos en onbezoldigd. Ik heb in april aan de heer Sijbesma gevraagd de context van de ontwikkeling van mogelijke coronavaccins mede in kaart te brengen: de (internationale) ontwikkelingen, spelers, issues en beleidsopties. Doel hiervan is om in Nederland de optie op eventuele kandidaat-vaccins beschikbaar te hebben. AstraZeneca heeft op 30 april 2020 een overeenkomst gesloten met de Universiteit van Oxford over de ontwikkeling van een vaccin. In de eerste helft van mei heeft AstraZeneca contact opgenomen met een aantal Europese landen (niet Nederland) met de vraag voor samenwerking. De speciaal gezant heeft het ministerie en mijzelf begin mei tijdig gemeld dat zijn broer werkzaam is bij AstraZenenca in Duitsland.
Bij de onderhandelingen met AstraZeneca over het kandidaatvaccin is door vier landen (Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland) intensief samengewerkt. Daarbij hebben de landen hun zienswijze onderling steeds besproken en heeft Duitsland vervolgens namens de vier landen de feitelijke onderhandelingen met AstraZeneca gevoerd. De door het kabinet bepaalde Nederlandse inzet en besluitvorming is door mij persoonlijk en door de directeur-generaal Volksgezondheid ingebracht. Zoals bekend is het intentie contract met de 4 landen en AstraZeneca nu uiteindelijk overgenomen door de EU. Sinds dat moment vinden onderhandelingen onder leiding van de Europese Commissie plaats in het Joint Negotiation Team. De speciaal gezant heeft niet namens Nederland besloten, noch onderhandeld over vaccins. Dat is ook nadrukkelijk van tevoren afgesproken en schriftelijk bevestigd tussen het ministerie en de speciaal gezant. Ook de keuze van de vaccinopties waarmee wordt onderhandeld is bepaald in Europees verband, de Nederlandse inbreng hiervoor wordt gebaseerd op de adviezen van het adviespanel geleid door het RIVM, en niet door de gezant. Er is dan ook geen sprake van ook maar enige belangenverstrengeling.
Met welke andere partijen dan AstraZeneca heeft u onderhandeld, of dat overwogen? Waarom heeft u besloten uitgerekend met het omstreden AstraZeneca in zee te gaan? Was u zich toen al bewust van het risico dat er een schijn van belangenverstrengeling zou ontstaan en in welke mate is dat risico meegewogen in enige beleids- / uitvoeringsbeslissing?
Zie antwoord op vraag 12 en 14.
Bent u bekend met de uitzending van de persconferentie van «America’s Frontline Doctors» en de argumenten voor het behandelen van COVID-19 met hydroxychloroquine (HCQ)?4
Ja.
Herinnert u zich dat u de motie van het lid Baudet die pleitte voor onderzoek naar HCQ afdeed als kwakzalverij? Bent u nog steeds van oordeel dat nader onderzoek geen meerwaarde heeft?
Ik heb het doen of willen doen van klinisch onderzoek naar HCQ volgens de regelen van de kunst nooit weggezet als kwakzalverij. Ik heb een adviespanel ingesteld om mij te adviseren over wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke medicijnen voor COVID-19. Ook de vraag naar meerwaarde van onderzoek naar HCQ laat ik bij hen.
Als blijkt dat HCQ – eventueel in combinatie met andere middelen – wél beduidend positieve effecten ter voorkoming of behandeling van COVID-19 bewerkstelligt, welke actie onderneemt u dan?
Het is met name aan de deskundigen bij Stichting Werkgroep Antibioticabeleid, het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, het Europees Medicijnagentschap en het Nederlands Huisartsen Genootschap om zich een oordeel te vormen over de inzet van HCQ – eventueel in combinatie met andere middelen – ter voorkoming of behandeling van COVID-19. Ik zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen om in overleg met de partijen in de gehele geneesmiddelenketen8 de beschikbaarheid van HCQ te bewaken.
Erkent u dat het debat over behandeling van COVID-19 erbij gebaat is dat er ruimte is voor een grote diversiteit aan opvattingen?
Het is van belang dat de zoektocht naar behandeling van COVID-19 aansluit bij de reguliere gang van zaken rondom de ontwikkeling van nieuwe behandelwijzen. Binnen de medisch-professionele setting is dat «debat» een systematisch proces9 waarbij relevante informatie beoordeeld en gewogen wordt, om zo tot herleidbare aanbevelingen te komen. De GRADE-systematiek10 (Grading of Recommendations Assessment, Development and Evaluation) speelt daarbij een belangrijke rol. Deze systematiek sluit bij voorbaat geen enkele hypothese uit, maar ongefundeerde hypothesen zullen binnen dit proces vanzelf geëlimineerd worden. Een grote diversiteit aan opvattingen aan de voorkant kan er wel toe leiden dat het hele proces per saldo meer tijd kost en dat het uiteindelijk langer duurt om te komen tot aanbevelingen voor nieuwe behandelwijzen.
Wat vindt u ervan dat platforms als YouTube en Facebook stelselmatig de opvattingen censureren van kritische artsen uit binnen- en buitenland, die met de beste bedoelingen om COVID-19 beter te kunnen behandelen hun kennis en ervaringen delen?
Zie antwoord op vragen 22 en 23.
Zijn een of meerdere uitlatingen die tijdens de persconferentie van «America’s Frontline Doctors» zijn gedaan, onder het Nederlands recht strafbaar?
Hier is op dit moment niets over te zeggen. Nog los van de vraag of de uitlatingen, die door Amerikanen op Amerikaans grondgebied zijn gedaan, zich lenen voor toetsing aan het Nederlands recht, dient in elke zaak zorgvuldig onderzoek te worden gedaan of iets strafbaar is. Zo dient onder meer gekeken te worden naar de aard van de uitlatingen, de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan en de omstandigheden waaronder de uitlatingen zijn gedaan.
Bent u bereid om met het kabinet de betrokken (social media) platforms erop te wijzen dat de vrijheid van meningsuiting in Nederland een groot goed is en erop aan te dringen dat uitingen die onder Nederlands recht niet strafbaar zijn, toegankelijk blijven voor alle gebruikers in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Vooropgesteld staat dat ook bij uitingen via internet de vrijheid van meningsuiting uitgangspunt is. Anderzijds is het zo dat het internetplatforms (social media) vrij staat om eigen gebruiksregels in te stellen die bepaalde grenzen stellen aan de uitingsvrijheid. Wanneer iemand gebruik wil maken van een platform als Facebook dient hij vooraf akkoord te gaan met deze gebruiksregels. Hiermee legt iemand zichzelf bepaalde beperkingen op.
Daarnaast wordt er op Europees niveau getracht met de grote platforms tot verdere afspraken te komen en wordt er, bijvoorbeeld in het kader van de nieuwe Digital Service Act, nagedacht over het reguleren van content moderatie, inclusief het spanningsveld met de vrijheid van meningsuiting, en effectieve geschilbeslechting in dit spanningsveld.
Erkent u dat ook private partijen in hun onderlinge verhoudingen in beginsel grondrechten behoren te respecteren? Hoe spant u zich ervoor in dat de vrijheid van meningsuiting ook op private (social media) platforms wordt gewaarborgd?
De vrijheid van meningsuiting is een kernwaarde in onze democratie en iedereen moet in staat zijn om zijn mening te kunnen uiten binnen de kaders van de wet. Bepaalde grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, spelen een steeds grotere rol in de relaties tussen burgers en bedrijven onderling. De rechter kan grondrechten horizontale werking toekennen, door bijvoorbeeld bij de uitleg van open privaatrechtelijke normen/belangen grondrechtelijke bescherming te betrekken. Die afweging wordt per geval door een rechter gemaakt.
Bent u bekend met het bericht «Experimenteren met mondkapjesplicht, wat staat ons te wachten?»5
Ja.
Erkent u dat een verplichting om een mondkapje te dragen (op de openbare) weg raakt aan de (grondwettelijke) rechten op vrijheid van expressie, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en onaantastbaarheid van het lichaam? Zo nee, waarom niet?
Het dragen van een mondkapje raakt de persoonlijke levenssfeer, maar dat betekent niet op voorhand dat er een ongerechtvaardigde inbreuk op dit grondrecht wordt gemaakt.
Het aantal besmettingen met het virus is de laatste tijd landelijk gestegen, dit geldt nog sterker voor bepaalde plaatsen. Voorzitters van de veiligheidsregio’s waar de mondkapjesplicht geldt hebben aangegeven grote knelpunten te ervaren op bepaalde drukke plekken waar de anderhalvemeter maatregel onvoldoende wordt nageleefd. Plaatselijk ingrijpen is daarom noodzakelijk om de verspreiding van het virus te bestrijden. De voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben besloten tot het experiment om een mondkapjesplicht op specifieke plekken om te verkennen of deze maatregel een bijdrage kan leveren aan het beter naleven van de anderhalvemeternorm. De voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten steeds noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit van hun maatregelen motiveren. De rechter heeft onlangs in een kort gedingvonnis over de maatregelen in Amsterdam geoordeeld dat plaatselijk ingrijpen noodzakelijk en geoorloofd is. De wijze waarop dit gebeurt – o.a. in tijd en plaats beperkt – voldoet bovendien aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
In welke mate is het burgemeesters toegestaan om bij wijze van experiment grondrechten van burgers te beperken?
Zie antwoord vraag 25.
Hoe beoordeelt u de opvatting dat een mondkapjesplicht die door burgemeesters wordt opgelegd in strijd is met de Grondwet?6
Zie antwoord vraag 25.
Zijn de lokale experimenten naar uw oordeel zodanig noodzakelijk dat het een grondrechtenbeperking rechtvaardigt?
Zie antwoord vraag 25.
Hoe hoog is de boete die in het uiterste geval kan worden opgelegd, wanneer iemand geen mondkapje draagt? Kan overtreding van de verplichting ook leiden tot een strafblad?
Vooropgesteld is het voornemen erop gericht om burgers aan te spreken, te waarschuwen en te communiceren over de mondkapjesplicht. Pas in uiterste gevallen zal worden overgegaan tot het opmaken van een proces-verbaal voor overtreding van artikel 443 WvSr. Het OM beoordeelt de zaak en zal – als de schuld is vastgesteld – een OM strafbeschikking opleggen met een geldboete van 95 euro (hetzelfde tarief als wordt gehanteerd bij het overtreden van de mondkapjesplicht in het OV).
Dergelijke overtredingen worden niet in de justitiële documentatie geregistreerd wanneer de opgelegde geldboete (of strafbeschikking) minder dan 100 euro bedraagt.
Hoeveel personen zijn tot dusver aantoonbaar besmet geraakt in de experimenteergebieden waar een mondkapje wordt verplicht? Van hoeveel mensen is überhaupt aangetoond dat zij in de buitenlucht besmet zijn geraakt?
Er zijn geen gegevens op gebieds- of straatniveau. Ook is er geen overzicht van data beschikbaar over besmettingen in de buitenlucht.
Hoe beoordeelt u dat (op grond van de voorgenomen regels) mensen binnen een experimenteergebied op straat een mondkapje moeten dragen, dat vervolgens af mogen doen wanneer zij een (slecht geventileerd) café betreden, en het weer verplicht op moeten zetten wanneer zij het café verlaten en naar buiten gaan?
In de experimenten wordt verkend of een mondkapjesplicht bijdraagt aan het beter naleven van de anderhalvemeternorm. Dit is op drukke plekken waar de voorzitters van de veiligheidsregio’s zien dat er een probleem is met het naleven van de anderhalvemeternorm. In het café hebben mensen een vaste plek en houden ze afstand.
Hoe wordt beoordeeld of het aantal besmettingen in de experimenteergebieden toe- of afneemt?
Er wordt – in samenwerking met de gedragsunit van het RIV – gekeken of na de invoering van de mondkapjesplicht de anderehalvemeternorm weer beter in acht wordt genomen. Ofwel doordat het op de drukke plekken rustiger wordt ofwel doordat mensen hun gedrag aanpassen door het dragen van een mondkapje.
Wat is het precieze oogmerk van de experimenten?
In de experimenten wordt verkend of een mondkapjesplicht bijdraagt aan het beter naleven van de anderhalvemeternorm.
Tot wanneer duren de experimenten?
De experimenten zijn inmiddels volgens planning op 31 augustus beëindigd.
Wanneer en hoe wordt geëvalueerd of de experimenten geslaagd zijn? Wat zijn de parameters die succes / falen van de experimenten bepalen?
Het experiment zal in september worden geëvalueerd. De experimenten zijn succesvol als ze een goed beeld geven van de gedragseffecten van de mondkapjesplicht op het naleven van de anderhalvemeternorm. De maatregel is succesvol als op de drukke plekken de anderhalvemeter nu beter wordt nageleefd.
Indien u erkent dat de experimenten onrechtmatig grondrechten schenden, over welke bevoegdheden en instrumenten beschikt u dan om de experimenten tegen te houden? Bent u bereid daar gebruik van te maken?
Dit is niet aan de orde, bovendien zijn de experimenten inmiddels beëindigd.
Vindt u dat leden van het kabinet een voorbeeldfunctie hebben voor wat betreft het naleven van corona-gerelateerde overheidsadviezen? Zo ja, waarom bent u dan recentelijk – in strijd met het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken – op vakantie geweest naar Zweden? Hoe kan het zo zijn dat de vakantie naar uw oordeel noodzakelijk was, terwijl in het reisadvies wordt benadrukt dat vakantiereizen per definitie als niet noodzakelijk moeten worden beschouwd?
Wij zijn het met u eens dat leden van het kabinet een voorbeeldfunctie hebben voor wat betreft het naleven van corona gerelateerde overheidsadviezen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is vanwege familieomstandigheden naar Zweden afgereisd. De reis was voor de Minister noodzakelijk. De Minister respecteert het reisadvies en is daarom twee weken in thuisquarantaine gegaan.
Het bericht ‘Mondkapjesplicht in grote steden’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Hoe verhouden de lokale experimenten met mondkapjes zich tot artikel 10 van de Grondwet? Kunt u bij uw antwoord ingaan op het advies van de Raad van State van 25 mei 2020 en de kritiek geuit in de media door drie hoogleraren?1 2
Verschillende veiligheidsregio’s kampen met bijzondere uitdagingen als het gaat om de naleving van de COVID-maatregelen en de handhaving daarop. Er bestaat een bredere behoefte bij veiligheidsregio's om te experimenten met gedragsinterventies. Veiligheidsregio’s krijgen – binnen de kaders van de wetgeving – de ruimte om lokaal te verkennen welke oplossingen bijdragen. Amsterdam en Rotterdam hebben aangegeven grote knelpunten te ervaren op een aantal drukke plekken in de stad. Jongeren en toeristen houden zich vaak niet aan de geldende anderhalvemeternorm. Deze veiligheidsregio’s doen daarom vanaf 5 augustus een experiment met een mondkapjesplicht op bijzondere plekken. Dit geeft de mogelijkheid om ervaringen op te doen en zo in ogenschouw te nemen wat de gedragseffecten zijn van een dergelijke maatregel. De gedragsunit van de RIVM kan daar een bijdrage aan leveren.
In tegenstelling tot het genoemde standpunt van de hoogleraren, meent het kabinet dat gelet op de bijzondere situatie waarin we ons bevinden bij uitzondering het inzetten van deze noodverordeningen tijdelijk mogelijk is. In het advies van de Raad van State van 25 mei 2020 kan steun worden gevonden voor dit standpunt. Uiteraard is motivering van noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit van maatregelen steeds vereist. Dit gaat dan om een goede motivatie naar tijd en plaats, op basis van de lokale ontwikkelingen rond gedragingen van de bewoners en bezoekers. Om de situatie met de noodverordeningen zo kort mogelijk te laten bestaan heeft het kabinet het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen covid-19 ingediend.
Hoe borgt u dat bij de invulling van de lokale experimenten artikel 10 van de Grondwet wordt nageleefd?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u over de lokale experimenten overleg gevoerd met politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak? Zo ja, hoe kijken zij aan tegen een eventuele lokale verplichting om mondkapjes te dragen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen?
De lokale experimenten zijn een initiatief van voorzitters van veiligheidsregio’s, waarvoor het kabinet ruimte heeft geboden. Aangezien het lokale experimenten betreft, is het aan de veiligheidsregio’s om over de handhaving overleg te voeren. De veiligheidsregio’s hebben de experimenten besproken in de driehoek dan wel het beleidsteam en hebben zich juridisch laten adviseren over de vormgeving van de experimenten.
Is het de bedoeling dat een eventuele lokale verplichting tot het dragen van een mondkapje wordt bedreigd met een (strafrechtelijke) sanctie als deze verplichting niet wordt nageleefd? Zo ja, welke sanctie?
De voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben het dragen van een mondkapje opgenomen in noodverordeningen. Zij willen verkennen of een mondkapjesplicht op specifieke drukke plekken een bijdrage kan leveren in het beter kunnen naleven van de anderhalvemeternorm. Het is dus nadrukkelijk een aanvulling op de anderhalvemeternorm, en komt daarvoor niet in de plaats. Overtreding hiervan is strafbaar (artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht). Op schending van de mondkapjesplicht staat een boete van 95 euro. De voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben bestuursrechtelijke mogelijkheden om hun noodverordeningen te handhaven (artikel 34 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid). De voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben aangegeven in de eerste periode mensen te zullen aanmoedigen een mondkapje te dragen of anders vragen het gebied te verlaten.
Acht u een lokale mondkapjesverplichting handhaafbaar? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom gaat u dan samen met de veiligheidsregio’s een verplichting uitwerken? Hoe verhoudt een verplichting tot het dragen van een mondkapje zich tot de anderhalve meter regel? Wordt er bij het dragen van een mondkapje nog gehandhaafd op die regel?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u de houdbaarheid van een eventueel opgelegde sanctie bij de strafrechter? Kunt u daarbij ook ingaan op het gegeven dat inmiddels (mogelijk) geen sprake meer is van een absolute noodsituatie, maar de wetgever de mogelijkheid heeft (gehad) om te voorzien in een solide juridische basis en de rechter daarom wellicht kritischer zal kijken naar een verplichting tot het dragen van een mondkapje?
Gelet op de uitzonderlijke situatie waarin we ons bevinden vinden wij het aanvaardbaar dat de deze noodverordeningen tijdelijk worden toegepast. Om deze situatie zo kort mogelijk te laten bestaan heeft het kabinet het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen covid-19 ingediend. Het is niet aan de regering om te treden in de eventuele beoordeling van de sanctie door de rechter.
Deelt u de mening dat het ongelukkig is dat mensen mogelijk kunnen worden beboet voor een overtreding die wellicht later geen stand houdt bij de rechter, terwijl die rechter momenteel ook nog eens moeizaam is te bereiken?3
Gelet op de uitzonderlijke situatie waarin we ons bevinden vinden wij het aanvaardbaar dat deze noodverordeningen worden toegepast. In Nederland is de rechtsbescherming adequaat geregeld en bestaat de mogelijkheid om tegen een boete verzet aan te tekenen. Het OM beoordeelt alle door politie en BOA’s uitgeschreven processen-verbaal en weegt in elk individueel geval zorgvuldig of de zich voorgedane situatie aanleiding geeft tot het opleggen van een boete vanwege overtreding van de noodmaatregelen. Voorafgaand aan het opleggen van een boete wordt vastgesteld of er een strafbaar feit is gepleegd en wordt de schuld vastgesteld. Indien mensen het niet eens zijn met de uitgevaardigde strafbeschikking kan men verzet aantekenen bij de kantonrechter. Vervolgens is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of de strafbeschikking rechtmatig is opgelegd, waarbij rekening zal worden gehouden met de omstandigheden van het geval. Door het uitbreken van het coronavirus heeft de rechtspraak noodgedwongen het aantal terechtzittingen moeten beperken. In eerste instantie (vanaf 17 maart jl. tot 11 mei jl.) werden alleen (zeer) urgente zaken behandeld, vanaf 11 mei jl. heeft de Rechtspraak weer zo veel mogelijk zaken opgepakt. De Rechtspraak en het OM spannen zich beide in om vóór 1 september 2020 een
aantal verzetszaken tegen corona-strafbeschikkingen bij de kantonrechter aan te brengen. Het OM maakt in dat kader een representatieve selectie van deze verzetszaken.
Hoe gaat u de burger uitleggen dat u vanuit gezondheidsperspectief geen reden ziet om een niet-medisch mondkapje te dragen, maar dat dit – onder omstandigheden – toch wordt verplicht? Vindt u de behoefte om te experimenteren voldoende grond voor een verplichting? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord op vraag 1 en 2.
We hebben er begrip voor dat zij willen experimenteren om op specifieke plekken met een mondkapjesplicht het gedrag van mensen te beïnvloeden zodat de anderhalvemeternorm beter wordt nageleefd en zo de verspreiding van het virus beperkt wordt. We willen allen graag weten hoe aanvullende maatregelen een bijdrage kunnen leveren aan gedragsbeïnvloeding.
Waarom kiest u niet voor een oproep om, op sommige plekken, vrijwillig een mondkapje te dragen, zoals ook de aanbeveling om regelmatig de handen te wassen berust op vrijwilligheid?
Het staat iedereen vrij om vrijwillig een mondkapje te dragen. Daarbij roepen we nadrukkelijk op dat mensen zich goed laten informeren over het correct gebruiken van die mondkapjes. De voorzitters van de veiligheidsregio’s geven aan dat toeristen en jongeren zich juist minder laten leiden door de geldende norm. Op hele drukke plekken is handhaving op de anderhalve meter dan lastig. Het experiment is erop gericht om te kijken of een mondkapjesplicht een positieve invloed kan hebben op de gedragsbeïnvloeding en daarmee een goede aanvulling is op de genomen maatregelen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk 11 augustus 2020 beantwoorden?
Ja.