Koolmonoxide vergiftigingen door onveilige cv-ketel |
|
Sandra Beckerman |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «tien personen ademen koolmonoxide in door defecte cv-ketel in Oost»?1 Zo ja wat is hierop uw reactie?
Het bericht is mij bekend en naar aanleiding van dit incident is naar deze casus onderzoek verricht door de NVWA. De koolmonoxidevergiftiging blijkt niet veroorzaakt te zijn door een defecte cv-ketel, maar doordat het rookgasafvoerkanaal na onderhoud niet zorgvuldig werd teruggeplaatst.
Is het waar dat het in deze casus gaat over een AGPO Ferroli CV-ketel? Kunt u toelichten om welk type het precies gaat?
Nee, het gaat niet over een AGPO Ferroli cv-ketel.
Gaat het om een pand in het bezit van een corporatie of andere verhuurder? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Dit is mij niet bekend.
Is er, zoals aangekondigd in uw brief van 17 december 20202, door Ferroli een waarschuwing uitgebracht aan de bezitter van deze AGPO Ferroli CV-ketels? Zo nee, waarom is dit niet gebeurd? Zo ja, wat is er met deze waarschuwing gedaan?
In deze specifieke casus gaat het niet om de AGPO Ferroli cv-ketel. In algemene zin kunnen we wel zeggen dat er inderdaad, zoals afgesproken, per november 2019 door Ferroli een veiligheidswaarschuwing gepubliceerd is in diverse bladen met volgens Ferroli een landelijke dekking. Daarnaast heeft Ferroli verklaard contact gelegd te hebben met woningbouwverenigingen, Vve’s, vastgoedbeheerders, onderhoudsbedrijven. De persberichten en mailings zijn ook verzonden aan Vereniging Eigen Huis, de Consumentenbond, KASSA en Radar.
Was deze ketel voorzien van een thermische beveiliging? Zo ja, wat is er dan toch misgegaan? Zo nee, waarom is deze beveiliging dan niet geplaatst?
De thermische beveiliging is niet van toepassing op deze cv-ketel; deze casus betreft geen AGPO Ferroli cv-ketel.
Wanneer is er het voor het laatst onderhoud gepleegd aan deze ketel?
Er is voor het laatst op 4 december 2020 onderhoud gepleegd aan deze cv-ketel.
Is dit onderhoud gedaan volgens de herziene onderhoudsinstructies?
Elke ketel moet wettelijk zijn voorzien van onderhoudsvoorschriften. Zonder installatie en gebruikershandleiding mag een cv-ketel niet goedgekeurd worden. De herziene onderhoudsinstructies zijn niet van toepassing op de cv-ketel van deze casus omdat het geen AGPO Ferroli cv-ketel betreft.
Is het waar dat Ferroli niet verplicht is om thermische beveiliging aan te brengen bij de typen ketels Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux en dit nog steeds een vrijwillige keuze van de consument is?3 Zo ja, is dit niet in tegenspraak met uw brief van 4 oktober 2019, waarin verlangd wordt dat Ferroli deze ketels om laat bouwen?4
Ferroli is verplicht de thermische beveiliging aan te bieden. De eigenaar van een cv-ketel is zelf verantwoordelijk voor een tijdige en juiste onderhoudsuitvoer aan zijn cv-ketel.
Deelt u de mening dat de mededeling op de website van Ferroli dat «de thermische beveiliging gratis wordt meegeleverd bij elke onderhouds-set»5 de suggestie wekt, dat de sensor niet direct, maar pas bij het eerstvolgende onderhoud kan worden geplaatst? Kunt u dit toelichten?
Ik deel deze mening. De afspraak is dat AGPO Ferroli de thermische beveiliging bij elke onderhouds-set gratis meelevert. De sensor dient als een uiterste noodrem. Tijdig en juiste onderhoud volgens de jongste instructies is voor een veilig werkende cv-ketel cruciaal.
Waarom is er nog geen EU-RAPEX-melding door de NVWA gedaan, zoals dat wél in het NEFIT TopLine-dossier is gedaan? Kunt u dit toelichten?
Volgens de verklaring van Ferroli Italië en Ferroli Nederland geldt het probleem alleen voor de Nederlandse markt en is zodoende een EU-RAPEX-melding niet benodigd.
Welke stappen gaat u ondernemen wanneer blijkt dat er opnieuw een falende AGPO-Ferroli ketel in het spel is? Kunt u dit antwoord toelichten?
In dit geval was de oorzaak niet een falende cv-ketel.
Ferroli heeft corrigerende acties geïnitieerd om te voorkomen dat de typen Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux defect raken.
Voor een goed werkend cv-ketel is het van belang dat er tijdig en op de juiste wijze onderhoud plaatsvindt. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de cv-ketel om hiervoor zorg te dragen.
In dit verband wijs ik nog op het wettelijke stelsel «certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» dat op 1 oktober 2020 in werking is getreden. Dit stelsel regelt dat per 1 april 2022 werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn en dat de installatie na uitgevoerde werkzaamheden wordt gecontroleerd voordat die in bedrijf wordt gesteld. Doelstelling bij dit wettelijk stelsel is incidenten zoals in Amsterdam-Oost te voorkomen. Daarnaast stimuleert het kabinet sinds 2016 de vrijwillige plaatsing van betrouwbare en effectieve koolmonoxidemelders via de landelijke publiekscampagne «Stop CO vergiftiging» van Brandweer Nederland, de Veiligheidsregio’s en de Nederlandse Brandwonden Stichting. Deze melders kunnen vrijgekomen koolmonoxide detecteren.
Wilt u deze vragen apart beantwoorden en niet clusteren?
Ja.
De vaccinatiestrategie. |
|
Niels van den Berge (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kunt u toelichten wanneer in de vaccinatiestrategie dak- en thuislozen gevaccineerd zullen worden?
De dak- en thuislozen worden tegelijkertijd met de 18–60 jarigen zonder medische indicatie gevaccineerd. Indien iemand die dak- en thuisloos is en 60 jaar of ouder is en/of een medische indicatie heeft, volgt uitnodiging gelijktijdig aan deze doelgroepen.
Wat is uw plan ten aanzien van het informeren van dak- en thuislozen inzake vaccinatie?
We gaan binnenkort met de organisaties waar deze groepen bekend zijn (o.a. het Leger des Heils) in gesprek over de vraag hoe deze moeilijker bereikbare doelgroep het beste geïnformeerd kan worden. Eventuele mogelijkheden zijn bijvoorbeeld posters ophangen in de nachtopvang, informatiematerialen in verschillende talen bij de Leger des Heils neerleggen en ander materiaal op plekken daar leggen waar deze mensen veel komen. Maar we kijken ook naar de inzet van mensen die op dagelijkse basis in contact zijn met deze mensen, bijvoorbeeld wijkcoaches.
Wat is uw plan ten aanzien van het registreren van dak- en thuislozen voor vaccinatie?
Uitgangspunt is dat degene die het vaccin toedient ook registreert dat deze handeling heeft plaatsgevonden. Toedieners van vaccins die niet over een eigen registratiesysteem beschikken dat geautomatiseerd gegevens kan doorleveren aan het centrale registratiesysteem, kunnen gebruikmaken van een invoerapplicatie. Het zou mogelijk zo kunnen zijn dat de persoonsgegevens voor de registratie van dak- en thuislozen niet volledig zijn. Dat betekent wel dat de gevaccineerde zelf extra alert moet zijn op bijvoorbeeld het tijdig verkrijgen van een tweede prik.
Klopt het bericht op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat alle personen woonachtig in Nederland en ingeschreven bij de gemeente in aanmerking komen voor een COVID-19-vaccinatie?1
Het uitgangspunt klopt, maar ingeschreven staan bij een gemeente is geen voorwaarde. Zo kunnen zorgmedewerkers die over de grens woonachtig zijn en die in Nederland werken ook een vaccinatie ontvangen als zij door hun werkgever worden uitgenodigd. Daarnaast is de uitvoering afhankelijk van een aantal factoren, zoals bij de uitvoeringsstrategie gemaakte keuzes. Een voorbeeld is het (nog) niet vaccineren onder de 18 jaar.
Kunt u toelichten hoe en wanneer ongedocumenteerde personen op Nederlands grondgebied gevaccineerd zullen worden?
Ongedocumenteerde personen komen in aanmerking voor vaccinatie. Deze personen zullen in de algemene prioritering worden meegenomen. Het RIVM onderzoekt hoe deze personen benaderd en geregistreerd kunnen worden.
Wat is uw plan ten aanzien van het informeren van ongedocumenteerde personen inzake vaccinatie?
Voor deze groep gaan wij met het RIVM in gesprek over de wijze waarop deze mensen het beste benaderd en geïnformeerd kunnen worden. Ook hiervoor geldt dat wij met organisaties spreken waar deze mensen mogelijk bekend zijn om te kijken of de materialen die wij hebben voldoende zijn of dat er ander informatiemateriaal geproduceerd moet worden om hen van de juiste informatie te voorzien. De basisinformatie over vaccineren (o.a. gebaseerd op de meest gestelde vragen van de afgelopen tijd) is op korte termijn beschikbaar in meer dan tien verschillende talen.
Hoe gaat u kinderen van ongedocumenteerde ouders uitnodigen voor vaccinaties?
Bij de vaccinatiestrategie is de keuze gemaakt om onder de 18 jaar (nog) niet te vaccineren. Dat geldt dus ook voor kinderen van ongedocumenteerde ouders.
Wanneer zullen thuiswonende personen met een medische indicatie die een persoonsgebonden budget hebben worden gevaccineerd?
Budgethouders kunnen worden meegenomen in de groep van 60-plussers of personen onder de 60 jaar met een medische indicatie, wanneer zij een medische indicatie hebben die is opgenomen in de lijst met verhoogd risico op ernstig COVID-19 beloop, zoals de Gezondheidsraad deze heeft opgesteld. Als de budgethouder niet in aanmerking komt binnen deze groepen, zal de budgethouder opgeroepen worden in de groep van mensen van 18 tot 60 jaar zonder medische indicatie.
Vallen mensen met een medische indicatie die een persoonsgebonden budget hebben onder de hoofdroute in de categorie «mensen onder de 60 jaar met een medische indicatie»?
Mensen met een medische indicatie onder de 60 jaar en een pgb-indicatie vallen doorgaans onder de groep «mensen onder de 60 jaar met een medische indicatie». De budgethouder moet dan wel een medische indicatie hebben die is opgenomen in de lijst met verhoogd risico op ernstig COVID-19 beloop, zoals de Gezondheidsraad deze heeft opgesteld.
Zo ja, worden thuiswonende mensen met een medische indicatie die een persoonsgebonden budget hebben dan pas in april gevaccineerd?
De timing van vaccinatie hangt samen met de leveringsschema’s van producenten en de goedkeuring van het voor een doelgroep beoogde vaccin. Op basis van de meest recente informatie die we van de verschillende leveranciers hebben ontvangen, is beoogd dat deze groep mensen van 18–60 jaar met een medische indicatie vanaf medio februari een uitnodiging krijgt voor vaccinatie.
Wanneer zullen mantelzorgers worden gevaccineerd?
Mantelzorgers en ook vrijwilligers in zorg en welzijn worden niet als aparte groep opgeroepen. Hiervoor geldt hetzelfde als de groep dak- en thuislozen. Wanneer zij worden gevaccineerd hangt af van de leeftijd en of er sprake is van een medische indicatie.
Waarom is er voor gekozen mantelzorgers niet als aparte groep binnen de vaccinatie strategie op te nemen?
De groepen in de vaccinatiestrategie zijn gebaseerd op de adviezen van de Gezondheidsraad. Dit zijn vrij breed geformuleerde groepen. We proberen overlap zoveel mogelijk te vermijden. Daarnaast moeten de groepen ook in de praktijk apart uit te nodigen zijn. Bij mantelzorgers is dit niet het geval. Een deel van de mantelzorgers komt al in aanmerking voor een vaccin in de andere doelgroepen zoals 60-plussers. De overige mantelzorgers nodigen we dus op leeftijd uit.
Kunt u deze vragen één voor één en voorafgaand aan het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus beantwoorden?
Alle vragen zijn één voor één beantwoord. Beantwoording voor het eerstvolgende debat is niet gelukt.
De berichtgeving m.b.t. coronabesmettingen binnen het gevangeniswezen: Corona in gevangenis: 84 gedetineerden in quarantaine' |
|
Michiel van Nispen , Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat 84 gedetineerden in de PI Roermond in quarantaine moeten in verband met COVID-19 besmettingen? Klopt dit bericht?1
Ja. De berichtgeving hierover klopt.
Klopt het (ook) dat diverse gedetineerden en personeelsleden in de PI Heerhugowaard eerder al besmet geraakt zijn met corona?2
Ja, dat klopt. In de penitentiaire inrichting (PI) in Heerhugowaard zijn vanaf de eerste golf tot peildatum 13 januari 41 gedetineerden positief getest op het coronavirus. Alle gedetineerden zijn inmiddels hersteld. In de PI Heerhugowaard zijn op dit moment in totaal 310 personen gedetineerd.
Informatie over besmettingen onder personeel kan ik niet met u delen aangezien dit niet vastgelegd mag worden.
Heeft u tevens kennisgenomen van de uitspraak van de Commissie van Toezicht bij de PI Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos waarin een klager in het gelijk is gesteld op het punt dat de directie van de inrichting onvoldoende maatregelen had genomen om de gezondheidsrisico’s van klager te beperken en vaststelt dat de directie hierdoor de zorgplicht heeft geschonden?3
Ja, hiervan heb ik kennisgenomen. Op 22 september 2020 heb ik in antwoord op een vraag van het lid Van Nispen (SP) gemeld dat er door de directie van de inrichting beroep is ingesteld bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).4 De zitting heeft inmiddels plaatsgevonden. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is in afwachting van de uitspraak.
Zijn er meer klachten in behandeling en/of uitspraken over tekortschietende bescherming van gedetineerden? Zo ja, kunt u inzichtelijk maken waarin de zorg mogelijk tekortschoot?
DJI heeft geen totaaloverzicht van het aantal beklagzaken bij de commissies van toezicht van de inrichtingen. Deze worden door de inrichtingen zelf behandeld en afgedaan. Ook is er op dit moment een aantal beroepzaken in behandeling bij de RSJ. In zaken betreffende afwijzing van verzoeken om strafonderbreking in verband met de eigen gezondheid heeft de beroepscommissie tot nu toe uitgemaakt dat de door DJI genomen maatregelen voldoende zijn en zijn de beroepen ongegrond verklaard. Ik zie deze uitspraken als steun voor het huidige beleid maar merk op dat er nog een aantal beroepen onder de rechter is.
Zijn er meer inmiddels meer inrichtingen van DJI waar mensen zijn besmet met COVID-19?
Ja, op peildatum 13 januari 2021 waren er binnen vijf inrichtingen van DJI 21 justitiabelen besmet met COVID-19. Een van hen is opgenomen in een regulier ziekenhuis. In de overige inrichtingen zijn voor zover bekend geen besmettingen.
Klopt het dat gedetineerden zich niet middels mondkapjes mogen beschermen tegen een COVID-19-besmetting? Waarom mogen ze dat niet?
In beginsel dragen gedetineerden geen mondkapjes binnen onze inrichtingen. Dat is vanwege de orde en veiligheid binnen de inrichting: gedetineerden moeten herkenbaar zijn en het is belangrijk dat medewerkers hun gemoedstoestand kunnen aflezen. Ik hecht hier veel waarde aan: goede verbale en non-verbale communicatie is cruciaal voor de veiligheid van medewerkers en gedetineerden.
Er zijn bovendien al veel maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat gedetineerden vrij van corona de inrichting in komen en tijdens hun detentie niet besmet raken. Zo worden zij bij binnenkomst eerst acht dagen op een eenpersoonscel geplaatst en worden zij zowel tijdens deze periode als daarna continu gemonitord op klachten. Pas na acht dagen mogen ze deelnemen aan programma’s waarbij ze in contact komen met andere gedetineerden. Andere maatregelen zijn extra hygiëne, bezoek achter glas, 1,5 meter afstand, beperking van verlof enzovoorts. Het gebruik van een mondkapje door gedetineerden voegt hier weinig aan toe en gaat mijns inziens ten koste van de veiligheid.
Aan medewerkers en bezoekers wordt wel dringend geadviseerd of opgedragen om in specifieke situaties (zoals bij het lopen naar de bezoekerszaal) een mondkapje te dragen zoals gemeld in mijn brief van 6 oktober 2020 wordt. DJI adviseert dit aan medewerkers en bezoekers, omdat juist zij frequent in en uit de inrichtingen gaan en, ondanks de genomen maatregelen, het virus mee naar binnen kunnen nemen en zo gedetineerden kunnen besmetten.
Inrichtingen van DJI zijn besloten, niet-publieke ruimtes en geen zogeheten doorstroomlocaties. Dat wil zeggen dat de wettelijke verplichting tot het dragen van mondkapjes zoals die geldt in de vrije maatschappij hier niet van toepassing is.
Klopt het dat gedetineerden tijdens hun vervoer door DV&O ook geen mondkapjes (mogen) dragen? Zo ja, waarom is dat zo? Klopt het dat dat zelfs niet mag als ze met meerderen in een busje zitten? Kunt u aangeven hoe dan besmettingen worden tegengegaan?
Nee. Tijdens het vervoer van gedetineerden is het niet altijd mogelijk om 1,5 meter afstand te bewaren. Daarom dragen alle gedetineerden sinds 1 augustus 2020 verplicht een mondkapje tijdens het vervoer, gelijk aan de verplichting in het openbaar vervoer. De Dienst Vervoer en Ondersteuning van DJI stelt hiertoe bij aanvang van het transport een mondkapje ter beschikking.
Is het voor gedetineerden zonder mondkapje te allen tijde mogelijk om 1,5 meter afstand te houden van anderen zonder mondkapje?
Zoals gemeld in eerdere brieven gelden ook binnen de inrichtingen van DJI de richtlijnen van het RIVM. Bij coronagerelateerde klachten blijven medewerkers thuis. Verder is er extra aandacht voor hygiëne, gebruiken medewerkers persoonlijke beschermingsmiddelen indien nodig en wijzen medewerkers en justitiabelen elkaar op het houden van anderhalve meter afstand. Dat laatste is niet op alle locaties even eenvoudig te realiseren. Inrichtingen zijn, zoals zoveel gebouwen in dit land, niet ontworpen om anderhalve meter afstand te kunnen houden. Daarom wordt er per inrichting maatwerk geleverd. Dit doen we bijvoorbeeld door het verkleinen van de groepen of door het aanbrengen van vloermarkeringen naast alle eerdergenoemde maatregelen om de kans op besmetting zo klein mogelijk te maken.
Deelt u de mening dat het verbieden van beschermingsmiddelen in strijd is met het recht van ieder individu om zich te (kunnen) beschermen tegen een COVID-19 besmetting?
Die mening kan ik me voorstellen. Tegelijkertijd kan dit recht op gespannen voet staan met de plicht om de orde en veiligheid van medewerkers en gedetineerden te waarborgen. Dit vraagt een zorgvuldige benadering. Daarom is het de directeur van een inrichting die bepaalt of en wanneer gedetineerden een mondkapje mogen of moeten dragen. Bij een besmetting vindt er overleg plaats met de GGD over de te treffen maatregelen. Zo is het in de praktijk voorgekomen dat de directeur het dragen van een mondkapje door gedetineerden heeft geadviseerd, bijvoorbeeld op een afdeling met besmettingen. Ook wordt bijvoorbeeld gedetineerden die in afwachting zijn van de uitkomst van een test gevraagd om een mondkapje te dragen bij noodzakelijke verplaatsing, zoals een bezoek aan de medische dienst of aanwezigheid bij hun rechtszaak via een videoverbinding.
Zoals in mijn antwoord op vraag 6 aangegeven heeft DJI tal van andere maatregelen genomen om gedetineerden te beschermen tegen een COVID-19 besmetting.
Is het zo dat inmiddels aangifte is gedaan tegen een van de gevangenisdirecties in verband met opgelopen COVID-19 besmettingen?
Ja. Gedetineerden hebben aangifte gedaan, per brief aan het OM. De inhoud van de brief is mij niet bekend.
Is het onthouden van beschermingsmiddelen ook niet geheel in strijd met alle inzet van het kabinet, Kamer en samenleving om coronabesmettingen tegen te gaan?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Bent u bereid per direct het beleid te herzien en gedetineerden en personeel van de PI’s terstond te voorzien van de noodzakelijk en gewenste beschermingsmiddelen (in de PI’s maar ook tijdens het vervoer) en hen toestemming te geven deze te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voornemens vast te houden aan de lijn zoals ik die heb beschreven in mijn brief van 6 oktober. Dat wil zeggen dat DJI het gebruik van niet medische mondkapjes dringend adviseert aan medewerkers en bezoekers van justitiële inrichtingen. Dat geldt niet voor justitiabelen, tenzij de directeur van de inrichting daartoe besluit. Echter, gelet op de recente ontwikkelingen rondom de Britse variant van het virus en het verzoek van uw Kamer is aan de leden van het Outbreak Management Team om advies gevraagd. Hen is gevraagd of de geldende RIVM-maatregelen aangevuld met de maatregelen die DJI zelf heeft genomen, gelet op de recente ontwikkelingen rondom de Britse variant van het virus, afdoende zijn om de risico’s op besmetting met COVID-19 zoveel mogelijk te beperken waarbij rekening moet worden gehouden met waarborgen van de veiligheid binnen de justitiële inrichtingen.
Klopt het dat, door de recente COVID-19-maatregelen, gedetineerden slechts via skype contact kunnen hebben met hun naasten, maar dat de skype-verbindingen het regelmatig laten afweten, waardoor zelfs contact op die manier niet mogelijk is? Wordt daar aan gewerkt om dat te verbeteren en wanneer zullen deze problemen verholpen zijn?
Daar waar dat tijdens de eerste golf in het voorjaar niet mogelijk was is bezoek aan gedetineerden inmiddels weer mogelijk achter glas. Reeds aan het begin van de corona-uitbraak zijn voorzieningen getroffen waarmee gedetineerden middels iPads met Skype kunnen beeldbellen. Deze voorzieningen die wij zien als aanvullend op het fysieke bezoek houden we beschikbaar en worden in de komende periode geoptimaliseerd door de inzet van nieuwe apparaten en applicaties.
Kunt u deze vragen uiterlijk dinsdag 12 januari 12:00 uur beantwoorden?
Nee, dit is niet gelukt. Voor de beantwoording van de vragen was meer tijd nodig.
Het bericht dat Afrika getroffen dreigt te worden door een tweede coronagolf |
|
Mahir Alkaya |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Wat is uw mening over het bericht «Wordt Afrika nu toch getroffen in de tweede coronagolf?»?1
Het artikel geeft duidelijk de zorgen weer over de opleving van het aantal besmettingen in Afrika. Het kabinet deelt die zorg, evenals de zorg over de secundaire effecten van de corona-epidemie. De bestaande uitdagingen op het Afrikaanse continent op het terrein van gezondheid, onderwijs en economie zijn door de pandemie nog groter geworden. Het is dan ook belangrijk deze brede context bij de bestrijding van COVID-19 niet uit het oog te verliezen.
Bent u van plan om ook in de tweede golf extra geld vrij te maken voor de aanpak van de coronacrisis in ontwikkelingslanden, in aanvulling op de € 150 miljoen die Nederland tijdens de eerste golf extra vrij maakte hiervoor, nu ontwikkelingslanden hard dreigen te worden geraakt door de gevolgen van de crisis?
In 2020 zijn binnen de BHOS-begroting middelen vrij gemaakt voor de aanpak van de coronacrisis in ontwikkelingslanden. Daarnaast heeft het Kabinet aanvullend extra middelen beschikbaar gesteld n.a.v. het AIV advies (zie mijn Kamerbrief 33 625, nr. 320). Op 11 januari jl. is binnen mijn begroting voor 2021 ook nog EUR 25 miljoen vrijgemaakt voor een bijdrage aan COVAX AMC (zie Kamerbrief VWS 2021D01249). Naast deze bijdragen zijn – naast de reguliere inspanningen van BHOS zoals ook vastgesteld met de begroting 2021 – momenteel geen aanvullende middelen voorzien. Dit is ook mede ingegeven door de budgettaire krapte op mijn begroting en het streven bestaande programma’s van BHOS zoveel mogelijk uit te kunnen voeren zoals beoogd.
Hoeveel vaccins verwacht u dat er beschikbaar komen voor Afrikaanse landen via de vaccin-programma’s waaraan Nederland meebetaalt, gezien het feit dat vaccins ook in Afrika een essentieel onderdeel van de oplossing van de coronacrisis zijn, maar er maar weinig vaccins beschikbaar lijken te komen voor het continent? Hoe verhoudt dit zich tot de hoeveelheid vaccins die het continent nodig heeft om de pandemie effectief te beëindigen?
COVAX AMC, het multilaterale initiatief dat is opgericht om lage inkomenslanden te ondersteunen bij de inkoop en distributie van COVID-19 vaccins, heeft eind december 2020 reeds ca. 1.3 miljard doses COVID-19 vaccins voor 92 lage- en middeninkomenslanden zeker gesteld. Dit aantal is nodig om 20% van de bevolking van de 92 landen te vaccineren. Voor de allocatie van deze vaccins wordt het WHO Allocation Mechanism gevolgd, ook voor Afrikaanse landen. Verwachting is dat lage – en lage-middeninkomenslanden op deze manier binnen 3–4 maanden kunnen beginnen met vaccineren. Het hoofd van de Africa Centre for Disease Control (CDC) onderstreepte in december jl. dat met een gezamenlijke Afrikaanse strategie voor de financiering van de additionele vaccins, gestreefd wordt naar een vaccinatiegraad van 60%.
De WHO heeft samen met andere internationale partners een brief gestuurd over het financieringstekort voor vaccins, beschermende middelen, diagnostische tests en geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden.
Op welke manier zal Nederland bijdragen aan de volgens Gavi benodigde USD 5 miljard extra in 2021 voor het COVAX AMC instrument om de nodige vaccins voor lage- en middensinkomenslanden te financieren?2
In mijn brief van 18 december jl. (25 295, nr. 902) heb ik reeds benadrukt dat een eerlijke verdeling van vaccins wereldwijd, de bestrijding van deze wereldwijde pandemie ten goede komt, en in die zin ook in het belang van Nederland is.
Daarom heb ik recentelijk besloten een extra bijdrage van EUR 25 mln. beschikbaar te stellen voor COVAX AMC, de pijler van COVAX die speciaal is ingericht voor lagere en middeninkomenslanden. Dat maakt dat de totale Nederlandse bijdrage aan de Access to Covid Tools Accelerator (ACT-A), het coördinatiemechanisme om lage- en middeninkomenslanden te voorzien van vaccins, beschermende middelen, diagnostische tests, geneesmiddelen nu EUR 85 mln. bedraagt. Nederland is hiermee de 11e publieke donor van ACT-A.
Zoals aangegeven in diezelfde Kamerbrief (25 295, nr. 902), zal daarnaast vanuit de VWS begroting EUR 25 mln. worden gereserveerd voor het in natura beschikbaar stellen van vaccins voor ontwikkelingslanden aan COVAX AMC of via EU kanalen in afstemming met COVAX AMC.
Deelt u de mening dat de patenten op COVID-vaccins niet in de weg mogen staan van snelle en goedkope productie van vaccins voor ontwikkelingslanden? Bent u bereid om u in internationaal en Europees verband in te zetten voor de opschorting van deze patenten?
Het systeem van intellectuele eigendom heeft in deze pandemie grootschalig en kostbaar onderzoek naar mogelijke vaccins gestimuleerd. Dat heeft geleid tot de snelste ontwikkeling van vaccins ooit, met inmiddels al twee vaccins die door Europees medicijnagentschap EMA goed zijn gekeurd. Dit toont aan dat het systeem van intellectuele eigendom, als stimulans om te investeren en te innoveren, zijn vruchten afwerpt. Nederland heeft vooralsnog geen indicaties dat octrooien een barrière vormen voor het opschalen van de productiecapaciteit of beschikbaarheid van vaccins voor ontwikkelingslanden. Het stelsel van octrooibescherming stelt bedrijven juist in staat hun innovaties te delen, kennis en gegevens uit te wisselen, licenties te verlenen en productie op grote schaal te waarborgen.
Het kabinet is van mening dat wel voortdurend goed gekeken moet worden naar mogelijke knelpunten op het gebied van intellectuele eigendom die opschaling van productie en betaalbaarheid van COVID-19-vaccins zouden kunnen belemmeren. In mijn brief van 18 december 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 902) heb ik de Kamer reeds geïnformeerd dat Nederland daarom binnen de EU en (via de Europese Commissie) in de Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Council van de WTO het belang van toegang tot veilige, efficiënte en betaalbare vaccins en medicijnen voor iedereen benadrukt, ook voor ontwikkelingslanden. Nederland steunt daartoe actief de inzet van de Commissie om zorgen hierover serieus te onderzoeken en te bekijken of er op onderdelen pragmatische stappen nodig zijn.
Het artikel ‘Pollutionwatch: fine particles affect lungs of those near airports’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Pollutionwatch: fine particles affect lungs of those near airports»?1
Ja.
Was u bekend met de uitkomsten van het deelonderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) e.a. waar dit artikel op is gebaseerd? Was u ermee bekend dat de resultaten van dit onderzoek in augustus 2020 zijn gepubliceerd in een wetenschappelijk artikel?2
Ja.
Waarom zijn deze resultaten niet gedeeld met de Kamer?
Per brief van 27 juni 2019 (Kamerstukken II, 2018–2019, 30 175, nr. 337) heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een tussenrapportage van het «RIVM-onderzoek ultrafijn stof Schiphol» aan de Kamer aangeboden. Die tussenrapportage bestaat uit vijf rapporten, waaronder het betreffende RIVM-rapport «Onderzoek naar de gezondheidseffecten van kortdurende blootstelling aan ultrafijn stof rond Schiphol». Het RIVM heeft op verzoek van uw Kamer op 4 september 2019 een technische briefing over de tussenrapportage verzorgd. De eindrapportages worden eind 2021 verwacht.
Hoe zou u de uitkomsten van dit onderzoek duiden? Welke consequenties verbindt u hier aan?
Zoals in bovengenoemde brief van 27 juni 2019 is aangegeven, belicht het rapport de gezondheidseffecten van kortdurende blootstelling aan ultrafijn stof. Uit het onderzoek blijkt dat nog niet duidelijk is wat de effecten van langdurige blootstelling aan ultrafijn stof zijn. De eindrapportages van het RIVM-onderzoekprogramma worden eind 2021 verwacht. Verder komt de Gezondheidsraad in 2021 met een advies over onderzoek dat nodig is om te komen tot beleid voor ultrafijn stof voor alle bronnen, waaronder luchtvaart.
Op basis van de publicaties van het RIVM en de Gezondheidsraad zal worden besloten over toekomstig beleid voor ultrafijn stof.
Hadden deze uitkomsten niet betrokken moeten worden bij de Luchtvaartnota? Welke conclusie trekt u nu hieruit met betrekking tot de effecten van de luchtvaart op de gezondheid?
De uitkomsten zijn betrokken bij de totstandkoming van de Luchtvaartnota. In paragraaf 4.3 van de Luchtvaartnota («Minder uitstoot van ultrafijnstof») wordt onder meer ingegaan op het betreffende RIVM-onderzoek en de bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien.
Hoe staat het met de andere onderzoeken naar ultrafijnstof (UFP's) afkomstig van vliegtuigen? Gaan lopende onderzoeken door, nu door corona veel minder wordt gevlogen?
In mijn brief van 9 december 2020 (kst-961874) is ingegaan op de stand van zaken van de lopende onderzoeken mede in relatie tot de afname van het vliegverkeer als gevolg van COVID-19. In de brief is aangegeven dat de afname van het vliegverkeer weliswaar grote consequenties heeft voor de luchtvaart, maar inhoudelijk geen impact heeft op het RIVM-onderzoek. Dat onderzoek richt zich namelijk op de langetermijneffecten en daarbij wordt gebruik gemaakt van gegevens uit de periode 2003 tot en met 2018. Het gaat dus om gegevens die betrekking hebben op een periode vóór 2020.
Welke technische manieren zijn er, naast minder starts en landingen, om de emissies van ultrafijne deeltjes uit vliegtuigmotoren te voorkomen of zeer sterk te verminderen?
Ultrafijn stof komt vrij bij het verbrandingsproces in de vliegtuigmotor.
Als die motor zuiniger wordt, dus minder brandstof nodig heeft om een bepaalde afstand te overbruggen, dan leidt dat per saldo tot minder emissies van ultrafijn stof. Verder is ook de kwaliteit van het verbrandingsproces van belang. Als de verbranding van de brandstof in de motor beter (vollediger) plaatsvindt, zal dat ook leiden tot minder emissies van ultrafijn stof.
Het verzoek voor inzet van het Defensiepersoneel ter ondersteuning van het zorgpersoneel |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Welke verzoeken heeft Defensie, al dan niet via de veiligheidsregio’s, ontvangen voor inzet van militairen ter ondersteuning van het zorgpersoneel?1 2
Defensie heeft gedurende de gehele COVID-19 crisis meerdere verzoeken ontvangen voor Militaire Steunverlening in het Openbaar Belang (MSOB). Deze steunverzoeken zijn volgens de formele procedure bij Defensie terechtgekomen. De verzoeken voor ondersteuning van zorgpersoneel komen van ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en zorghotels.
Aangezien ondersteuning door Defensie last resort is, wordt eerst gekeken of de andere mogelijkheden door de zorgaanbieder reeds zijn benut. Als blijkt dat deze mogelijkheden onvoldoende opleveren, kan via de GGD/Veiligheidsregio een verzoek worden gedaan voor steunverlening bij het Landelijk Operationeel Coordinatie Centrum (LOCC). Deze verzoeken worden gezamenlijk besproken door Defensie, GGD/GHOR en VWS. Als geconstateerd wordt dat het verzoek aan bovengenoemde de gestelde voorwaarden voldoet, kijkt Defensie over welke mogelijkheden zij in praktische zin beschikt om te ondersteunen. Defensie zal contact met de zorgaanbieders opnemen en fysiek een «fact finding» bezoek brengen aan de verzoekende instelling om optimale steun te kunnen realiseren. Daarna wordt de wijze van inzet bepaald.
Defensie ontvangt dagelijks verzoeken voor ondersteuning van defensiepersoneel aan het zorgpersoneel. Het genoemde driehoeksoverleg vindt dan ook zeer frequent plaats.
Er zijn sinds de tweede COVID-19 golf zijn intrede deed (oktober 2020) in het totaal 25 verzoeken gehonoreerd, zowel grootschalig (bijv. 1.000 medewerkers van Defensie paraat voor test- en vaccinatiestraten) als kleinschalig (bijv. 1 planner voor het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding).
Welke verzoeken zijn gehonoreerd dan wel afgewezen?
Defensie moet zekerstellen dat de lopende missies in het buitenland worden uitgevoerd en terdege worden voorbereid, tevens zal Defensie voorbereid moeten zijn op de andere belangrijke taken die van haar worden verwacht. In evenwicht met deze taken zal Defensie het gevraagde personeel inzetten met de juiste prioriteit in de bestrijding van de pandemie.
In de brief 29 282, nr. 426 van 5 januari jl. heeft mijn collega, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uw Kamer uitgebreid geïnformeerd welke afwegingen gemaakt worden bij het beoordelen van ondersteuningsverzoeken van verpleeghuizen instellingen die thuiszorg leveren en zorghotels.
Gelet op de gelimiteerde capaciteit, zijn er twee belangrijke opties waarin defensiepersoneel kan worden ingezet. Allereerst kan ondersteuning van de verpleeghuizen plaatsvinden om de druk op de continuïteit van de zorg te verminderen. Tevens kan ondersteuning van de keten (bijvoorbeeld een zorghotel) plaatsvinden om stagnatie van de doorstroom van patiënten vanuit het ziekenhuis te voorkomen. Daarmee wordt ook de zorg in de ziekenhuizen ondersteund. Het is van belang om te benoemen dat er eerder afspraken zijn gemaakt over de extra inzet van Defensiepersoneel voor COVID19-ziekenhuiszorg. Deze vindt geconcentreerd plaats in het UMC Utrecht. Defensie ondersteunt het UMC Utrecht sinds 22 oktober 2020 met maximaal 160 medisch geschoolde medewerkers (en vanaf 20 januari 2021 met maximaal 100 medische geschoolde medewerkers).
Uitgangspunt is dat eerst regionaal wordt gezocht naar samenwerking tussen zorgaanbieders. Daarna kunnen zorgaanbieders een aanvraag doen voor verzorgend en ondersteunend personeel van andere instanties zoals Extra Handen voor de Zorg en het Rode Kruis. Het opgerichte expertiseteam Zorgcontinuïteit van GGD/GHOR Nederland ondersteunt de regio hierbij. Als laatste biedt Defensie een mogelijkheid tot gerichte en tijdelijke ondersteuning, altijd afgewogen ten opzichte van de reguliere inzet in de eerste en tweede hoofdtaken van Defensie.
Op meerdere locaties biedt Defensie inmiddels ondersteuning. Een actueel beeld van de ondersteuning door Defensie in het kader van de COVID-19 crisis vindt u op Defensie.nl.
Welk afwegingen worden gemaakt voor het beoordelen van hulpverzoeken ter bestrijding van de pandemie in Nederland? Welke prioriteit krijgt deze taak, ten opzichte van de inzet van militairen voor de lopende missies in het buitenland?
Zie antwoord vraag 2.
Is het mogelijk meer militairen vrij te maken voor ondersteuning van het zorgpersoneel, aangezien het zorgpersoneel in ziekenhuizen op hun tandvlees loopt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Defensie heeft naast de taken ten behoeve van ondersteuning in nationale crisisoperaties, ook verplichtingen, zoals reguliere inzet in Nederland, beschermen van het gemeenschappelijke grondgebied en bijdragen aan het handhaven van de internationale rechtsorde. Militair personeel dient naast deze inzet ook gereedgesteld te worden om deze taken uit te kunnen voeren.
Met inachtneming van al deze taken en de voorbereiding daarop, wordt iedere ondersteuningsvraag specifiek beoordeeld en levert Defensie de maximale ondersteuning voor het zorgpersoneel.
Op welke manier is de motie-Marijnissen over inzet van o.a. Defensie ter ondersteuning van het zorgpersoneel uitgevoerd?3
Naast de grote inzet waarmee Defensie het zorgpersoneel bovenregionaal in het Universitair Medisch Centrum Utrecht ondersteunt, heeft Defensie in meerdere zorginstellingen militair personeel tewerkgesteld om het zorgpersoneel te ontlasten en te ondersteunen. Tevens staan er 1.000 medewerkers van Defensie paraat voor de verdere ondersteuning van de zorg op een breed terrein: planning, coördinatie, testen, vaccineren en logistiek.
Ook hier verwijs ik naar het actuele beeld op Defensie.nl.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat alle landen om ons heen al vaccineren tegen het rotavirus |
|
Anne Kuik (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u het bericht «Kinderartsen: ontlast de zorg door versnelde invoering van het rotavirusvaccin»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Klopt het dat er jaarlijks 2500–4700 kinderen in het ziekenhuis belanden vanwege het rotavirus?
Rotavirus is een zeer besmettelijke infectie; nagenoeg alle kinderen onder de 5 jaar maken minstens één infectie met rotavirus door. Een infectie door rotavirus gaat meestal vanzelf over. Slechts een klein deel van de kinderen onder de 5 jaar wordt in het ziekenhuis opgenomen vanwege ernstige symptomen (m.n. uitdroging). Vóór 2014 waren er jaarlijks tussen de 3.000–6.500 ziekenhuisopnamen met de diagnose rotavirus bij kinderen jonger dan 5 jaar; sinds 2014 lijkt de incidentie gedaald en worden er inderdaad jaarlijks tussen de 2.000–4.500 kinderen jonger dan 5 jaar opgenomen voor rotavirus.
Bent u ermee bekend dat de Gezondheidsraad in 2017 stelde dat het aantal ziekenhuisopnames met 85% zou dalen indien alle baby’s gevaccineerd zouden worden? Nu expliciet wordt gekeken in deze coronacrisis naar het ontlasten van de zorg, zou volgens u een vervroegde heroverweging van de Gezondheidsraad over vaccinatie van alle kinderen tegen het rotavirus gerechtvaardigd zijn?
Ik ben bekend met het advies van de Gezondheidsraad omtrent rotavirus vaccinatie. Een schatting gebaseerd op onderzoek in een aantal landen (waaronder Europese landen waar al langere tijd wordt gevaccineerd tegen deze darminfectie zoals België, Oostenrijk, Finland, Spanje) liet zien dat het aantal ziekenhuisopnamen bij jonge kinderen met 85% kan afnemen in de groep die gevaccineerd is tegen rotavirus.2,3 Het advies van de Gezondheidsraad was om in ieder geval kinderen met een risicofactor (baby’s die prematuur geboren zijn, met een laag geboortegewicht of met aangeboren afwijkingen) te vaccineren. De raad stond ook positief tegenover rotavirusvaccinatie bij alle kinderen, maar zag daar de ongunstige kosteneffectiviteit als bezwaar. Ik heb in 2018 uw Kamer geïnformeerd over het besluit om te beginnen met kinderen in risicogroepen te vaccineren tegen het rotavirus en na twee jaar de voortgang te evalueren en verkennen of het zinvol is om over te gaan op algehele vaccinatie.4 Terwijl de implementatie werd voorbereid, kwamen er nieuwe resultaten binnen van een wetenschappelijke studie in 13 Nederlandse ziekenhuizen naar het effect van rotavirusvaccinatie in risicogroepen. De vaccineffectiviteit in de risicogroepen bleek veel lager dan verwacht: het vaccin beschermde deze kinderen tijdens hun eerste levensjaren niet tegen (ernstige) rotavirusinfecties. Daarom heb ik in 2020 de uitvoering stopgezet en opnieuw advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.5 Het advies rondom rotavirusvaccinatie zal in de loop van dit jaar worden opgepakt door de Gezondheidsraad.6 De commissie vaccinaties van de Gezondheidsraad heeft in 2020 prioriteit gegeven aan adviezen rondom COVID-vaccinatie.
Voor het ontlasten van de zorg vanwege de coronacrisis zal een vervroegde heroverweging van universele rotavirusvaccinatie geen grote winst opleveren. De ziekenhuisopnamen door COVID-19 zijn maar voor een klein deel op de kinderafdeling: 2% van de totale opnamen is in de leeftijdsgroep onder de 10 jaar. De aantallen kinderopnamen voor rotavirus zijn normaalgesproken gemiddeld 150–250 per maand (opnameduur enkele dagen, dus een bezetting van 10–20 bedden, seizoensafhankelijk). In de huidige situatie zijn de aantallen kinderopnamen voor rotavirus waarschijnlijk lager door corona-gerelateerde maatregelen (zoals handen wassen, afstand bewaren en gedeeltelijke sluiting kinderopvang). Dit wordt ook gezien in de laboratoriumsurveillance. In 2020 was het aantal positieve laboratoriumdetecties voor rotavirus ongeveer een derde van het aantal dat gewoonlijk wordt gemeld.
Is een tijdelijke invoering van de vaccinaties voor baby’s een mogelijkheid en een overweging in het kader van een daling van ziekenhuisopnames? Zo ja, welke stappen worden daarvoor nu genomen? Zo nee, waarom niet?
Een tijdelijke invoering van een nieuwe vaccinatie vergt net zoveel voorbereiding als het invoeren van een permanente wijziging van het Rijksvaccinatieprogramma en vraagt ook om dezelfde afweging van kosten, baten, risico’s. Een extra vaccinatie voor baby’s kan niet zomaar worden ingevoerd. Daarvoor is eerst een gedegen wetenschappelijke afweging nodig en de Gezondheidsraad gaat hier dit jaar mee aan de slag. De betrokken partijen, GGD en RIVM, zijn momenteel zoals u weet erg druk met het opstarten van COVID-19 vaccinatie. Daarnaast lijkt de winst in het aantal ziekenhuisopnames beperkt en zijn er andere maatregelen, zoals infectiepreventie en inzet op gezonde leefstijl (zie antwoord 5), die bijdragen aan een afname in het aantal ziekenhuisopnamen.
Wordt er nu we midden in de coronacrisis zitten breder gekeken naar mogelijkheden om vanuit preventie oogpunt nu extra op korte termijn de zorg kunnen ontlasten? Aan welke korte termijn interventies wordt gedacht?
Alle coronamaatregelen zijn in principe op preventie gericht: ze zijn allemaal bedoeld om minder besmettingen te creëren en zodoende de zorg zoveel mogelijk te ontlasten. Ook vragen we meer aandacht voor een gezonde leefstijl. Experts geven immers aan dat kleine veranderingen in de leefstijl binnen enkele weken een positief effect kunnen hebben op het immuunsysteem, hetgeen weer leidt tot minder druk op de zorgcapaciteit. Er is een leefstijlcampagne gestart die iedereen in Nederland heel praktisch laat zien welke kleine stappen mensen zelf kunnen zetten om het immuunsysteem te verbeteren.7 Denk aan het effect van elke dag een half uurtje wandelen, goed slapen en gezond eten. Ik heb u onlangs in mijn brief van 18 december 2020 geïnformeerd welke maatregelen voor een gezonde leefstijl worden ingezet in het verlengde van het Nationaal Preventieakkoord.8
Op welke manier worden de plannen op lange termijn aangepast naar aanleiding van de coronacrisis?
Op de lange termijn zullen de «lessons learned» van COVID zeker nader worden geïnventariseerd en dit kan mogelijk tot besluiten leiden die invloed hebben op het vaccinatiestelsel. Daarnaast heb ik de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in februari 2020 gevraagd om een verkenning naar het vaccinatiestelsel uit te voeren. De uitkomsten van deze verkenning kunnen ook van invloed zijn op de inrichting van het vaccinatiestelsel.
De handhaving van de negatieve PCR-testuitslag en verklaring voor inreizen of transit in Nederland |
|
Hayke Veldman (VVD), Rutger Schonis (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Klopt het dat u voornemens bent de verplichting steekproefsgewijs te gaan controleren?1 Kunt u aangeven welke afspraken met luchtvaart- en ferrymaatschappijen zijn gemaakt om te waarborgen dat reizigers niet zonder testverklaring kunnen instappen op een vlucht of vaart naar Nederland?
Luchtvaart- en veerbootmaatschappijen zijn op basis van de artikelen 6.7b en 6.7c van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 verplicht ervoor zorg te dragen dat zij alleen vervoer aanbieden aan passagiers die een negatieve testuitslag (van een PCR-test niet ouder dan 72 uur en van een antigeentest niet ouder dan vier uur of niet ouder dan 24 uur in geval van veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert) kunnen tonen. Doordat de vervoerder hierop controleert voordat de passagiers aan boord gaan van het vervoermiddel, vindt een 100%-controle plaats. Als de luchtvaart- of ferrymaatschappij zich niet houdt aan deze regel, kan een sanctie worden opgelegd, zoals een geldboete. De veiligheidsregio’s doen steekproeven onder aankomende passagiers om te zien of de naleving door de luchtvaart- en ferrymaatschappijen voldoende is. Uit deze steekproeven blijkt dat de naleving over het algemeen goed is. Waar dat nodig is, worden afspraken met de betreffende luchtvaart- of veerbootmaatschappij gemaakt over het verbeteren van de controle.
Gezien het feit dat afgelopen zomer de teststraat op Schiphol enkel geopend was van 6.00 tot 18.00 uur, deelt u de mening dat, voor effectieve controle, de vliegende teams ingezet moeten worden op – alle – tijdstippen waarop passagiersverkeer op havens of luchthavens plaatsvindt?
De luchtvaart- en veerbootmaatschappijen mogen alleen passagiers vervoeren die in een negatieve testuitslag kunnen tonen, ongeacht het tijdstip van vertrek en aankomst. De veiligheidsregio’s controleren steekproefsgewijs of aankomende reizigers beschikken over de negatieve testuitslag. Voor vluchten en schepen uit Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk vindt een 100%-controle plaats in plaats van steekproefsgewijze controles.
Kunt u het volgende aangeven over de controles: (1) de mate waarin medewerking vrijwillig is, (2) wat de sanctie is op het niet willen meewerken aan de controle, (3) hoe de PCR-testverplichting zich verhoudt tot de quarantaine-eis voor reizen uit gebieden met een «oranje» reisadvies?
Vervoerders en reizigers zijn verplicht medewerking te verlenen aan het toezicht op de naleving van de artikelen 6.7b en 6.7c van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 dat wordt gehouden door een toezichthouder. Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt namelijk dat een ieder verplicht is aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Artikel 68bis Wet publieke gezondheid bepaalt onder meer dat aan degene die de bepaling uit de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 overtreedt, een geldboete kan worden opgelegd. Ook heeft de Minister van VWS op grond van artikel 58u, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Wpg de bevoegdheid om aan de vervoerder een last onder bestuursdwang op te leggen.
De verplichte negatieve PCR- en sneltestuitslag draagt bij aan het terugdringen van de verspreiding van het coronavirus en maken internationale reizen veiliger, maar het samenstel van deze maatregelen sluit niet alle risico’s uit. Reizigers die besmet zijn, maar bijvoorbeeld nog vroeg in de incubatietijd zitten, kunnen toch negatief testen. Daarom blijft het dringende advies om in quarantaine te gaan onverkort gelden. Na vijf dagen kan de quarantaine met een negatieve testuitslag worden beëindigd. Dat heeft het OMT ook zo geadviseerd.
Bent u bereid inwoners van Nederland die – om welke reden dan ook – toch zonder verklaring van een negatieve testuitslag op Schiphol aankomen zich bij aankomst te laten testen voordat zij in Nederland voet aan wal zetten? Kunt u aangeven of hiervoor ook testcapaciteit beschikbaar is ten behoeve van het werk van de «vliegende teams» op (lucht)havens?
Uit de cijfers van de screenings blijkt dat slechts heel weinig reizigers zonder negatieve testuitslag op de luchthaven aankomen. Reizigers die zonder negatieve testuitslag aankomen worden daarop aangesproken door de veiligheidsregio’s. Deze reizigers worden erop gewezen dat ze in quarantaine moeten gaan en zich na vijf dagen kunnen laten testen. Als deze test negatief is, eindigt de quarantaine. Deze quarantaine en test beperken het risico dat een eventueel besmette reiziger in Nederland het virus verspreidt.
Met het oog op deze maatregelen en de andere omvangrijke taken van de GGD’s, vindt het kabinet het op dit moment niet wenselijk om testfaciliteiten op de luchthavens in te richten.
Bent u bereid reizigers die uitgezonderd zijn van de testverplichting in de gelegenheid te stellen zich vrijwillig bij aankomst op Schiphol te laten testen, zodat ook bij deze reizigers gecontroleerd kan worden of sprake is van de import van SARS-CoV-2 c.q. een significante mutatie van het virus? Zo nee, hoe wilt u wel voorkomen dat deze reizigers het virus meedragen bij aankomst in Nederland?
Het kabinet heeft ervoor gekozen om de uitzonderingen op de testverplichtingen zo veel mogelijk te beperken tot reizigers die om juridische of praktische redenen niet kunnen worden verplicht om een negatieve testuitslag te tonen. Op deze manier wordt naar het oordeel van het kabinet voorkomen dat eventueel besmette reizigers het virus in Nederland verspreiden.
Kunt u aangeven of ook gecontroleerd gaat worden op bus- en treinstations waar internationale reizigers arriveren of overstappen? Zo ja, hoe gaat de handhaving daar in zijn werk? Zo nee, hoe wilt u verzekeren dat aan de eis een negatieve testuitslag en verklaring te hebben wordt nageleefd?
Bus- en treinmaatschappijen mogen alleen vervoer aanbieden aan passagiers die vanuit het buitenland komen die een negatieve uitslag van een PCR-test niet ouder dan 72 uur kunnen tonen. Om dat te waarborgen, moeten de bus- en treinmaatschappijen al hun passagiers te controleren. Het gaat om enkele vervoerders, waarmee het kabinet in verschillende gremia contact onderhoudt. Als we signalen ontvangen dat deze vervoerders deze verplichting niet voldoende naleven, kan er handhavend worden opgetreden door middel van een last onder bestuursdwang.
Bent u – gezien het feit dat steeds meer landen beginnen te vaccineren met een door de European Medicines Agency erkend vaccin en meerdere vaccins in procedure zijn – bereid reizigers in het bezit van een vaccinatiebewijs te gaan vrijstellen van de verplichting een negatieve PCR-testuitslag te overleggen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u, gezien de urgentie van de aanpak van import van nieuwe virusvarianten uit Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk, deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voor de Regeling van Werkzaamheden van de Kamer op 5 januari 2021?
Dat is helaas niet gelukt.
De vaccinatiestrategie in Nederland |
|
Rob Jetten (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zo raakte Nederland achterop bij het vaccineren» in de Volkskrant van 29 december jl?1
Ja.
Wanneer is er voor het eerst gestart met de logistieke voorbereidingen op grootschalig vaccineren gegeven het feit dat in het voorjaar van 2020 de ontwikkeling van een vaccin al in volle gang was?
Al voor de zomer van 2020 is samen met het RIVM een start gemaakt met de voorbereidingen voor de uitvoering van de vaccinatiecampagne. Het kabinet heeft begin juni de Gezondheidsraad advies gevraagd ten behoeve van de op te stellen vaccinatiestrategie. Ook zijn eind mei de voorbereidingen voor de implementatie van de vaccinatiecampagne opgestart. Het RIVM heeft daartoe onder andere een verkenning opgesteld naar de opzet en de organisatie van de campagne. Onderdelen van deze campagne zijn de geschiktheid van de bestaande distributie infrastructuur (gebruikt voor de jaarlijkse griepvaccinatie en het Rijksvaccinatieprogramma) voor deze COVID-19. Het RIVM heeft gedurende de zomer over deze verkenning gesprekken gevoerd met de beoogde uitvoerende partijen.
Kunt u een opsomming geven van praktische en logistieke voorbereidingen die voor elke grootschalige vaccinatiecampagne gelden, welke los staan van de eigenschappen van het vaccin, zoals ICT-systemen, aansturing, communicatie, grootschalige distributie en opslag, personeel, etc?
Voor elke vaccinatiecampagne wordt een aantal zaken standaard voorbereid. Dit betreft onder andere logistieke vraagstukken zoals het regelen van voldoende opslag en distributie, het verkennen van de logistieke werkwijze, het ontwikkelen van een bestelmodule. Met de mogelijke uitvoeringspartijen wordt verkend wat er mogelijk en nodig is om de beoogde vaccinatiecampagne op te zetten. Vanuit samenwerking tussen de uitvoeringspartijen, RIVM en VWS worden afspraken gemaakt over de taken die uitvoeringspartijen tijdens een vaccinatiecampagne zullen uitvoeren. Onderdeel van deze afspraken is ook de inzet van medewerkers bij het daadwerkelijke toedienen. In de voorbereiding wordt ook gesproken over de wijze van (landelijke) registratie en de organisatie ervan. Een ander thema is deskundigheidsbevordering (denk hierbij aan het ontwikkelen van een richtlijn voor zorgprofessionals, scholingsmaterialen en een informatiepunt voor professionele vragen). Ten slotte is publiekscommunicatie onderdeel van de voorbereidingen. Dit is zowel grootschalig als individueel. Gedacht kan worden aan de uitnodigingsbrieven en het inrichten van een callcenter, tot de publiekscampagne, transparante informatievoorziening via websites en andere kanalen.
Op welke datum bent u op de hoogte gebracht dat het vaccin van BioNTech/Pfizer op –70 graden bewaard moest worden, gegeven het feit dat in de zomer van 2020 dit vaccin al is toegediend aan tienduizenden mensen tijdens de fase III studie en dat internationale media in dezelfde zomer berichtten over de logistieke uitdagingen van dit type vaccin?
In de zomer van 2020 was duidelijk dat er COVID-19 vaccins in ontwikkeling waren die opslag vereisten bij extreem lage temperatuur. Hier heeft het RIVM bij haar verkenningen en voorbereidingen rekening mee gehouden.
In augustus en september is de dialoog tussen BionTech/Pfizer en de Europese Unie opgestart. Hierbij is voor het eerst ook gesproken over de mogelijk te verwachten productspecificaties, waaronder bewaartemperatuur en verpakkingsgrootte. Op 2 oktober heeft een overleg tussen het RIVM en BioNTech/Pfizer plaatsgevonden en daar is gesproken over de productkenmerken en de verpakkingsomvang. Op 5 oktober is een formeel document gedeeld over de productspecificaties (diepgevroren en korte houdbaarheid) en de verpakkingsomvang (975 doses per verpakking), die op 23 oktober in een bijeenkomst van de EU-lidstaten met BionTech/Pfizer is besproken. Op 27 november hebben het RIVM en Pfizer de (on)mogelijkheden voor kleinere verpakkingen besproken. In de eerste week van december heeft het RIVM aangegeven dat het repacken niet mogelijk is.
Op welke datum bent u op de hoogte gebracht dat het vaccin van BioNTech/Pfizer geleverd werd in dozen van 195 flesjes, elk goed voor vijf doses, dus bijna duizend vaccins per doos?
Zie antwoord vraag 4.
Was u verrast dat het vaccin van BioNTech/Pfizer in deze grote aantallen werd geleverd, gegeven het feit dat Pfizer in zeer korte tijd miljoenen vaccins moet produceren om aan de wereldwijde vraag te voldoen?
Het RIVM was niet verrast dat het vaccin anders verpakt was dan vaccins die regulier worden ingezet, bijvoorbeeld tegen de griep. Zoals ook in het debat van 5 januari aangegeven, werd wel pas later duidelijk dat repacking op korte termijn voor de huisartsenpraktijken niet mogelijk was, omdat op basis van de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen geldt dat het vaccin in de geregistreerde verpakking vervoerd en afgeleverd moet worden. Daarom is in de eerste week van december de keuze gemaakt om te gaan vaccineren via centrale locaties. Na het advies van de Gezondheidsraad van 24 december over de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer is nogmaals getracht het repacken via de huisartsen mogelijk te maken, maar dat is niet gelukt.
Kunt u bevestigen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) begin oktober in gesprek is geweest met Pfizer over de wijze van levering van het vaccin? Zo ja, wanneer heeft dit gesprek plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM heeft in de voorbereiding contact met meerdere producenten, zo ook met BioNTeck/Pfizer, ook in het begin van 2 oktober 2020.
Heeft de berichtgeving van Pfizer over de wijze van levering invloed gehad op de logistieke voorbereidingen voor het vaccineren van de eerste doelgroepen in Nederland? Zo ja, waarom stelt u in uw brief op 20 november jl.2 dat het starten bij kwetsbare ouderen in verpleeghuizen, in lijn met het advies van de Gezondheidsraad, de voorkeur genoot?
De vaststelling van de vaccinatiestrategie heeft plaatsgevonden in een bredere context van meerdere kandidaat-vaccins die in een verder gevorderd stadium verkeren.
Specifiek ten aanzien van BioNTech/Pfizer is er in de lopende contacten door het RIVM gekeken naar onder meer de mogelijkheden het vaccin te laten «repacken» door de fabrikant. Ook heeft het RIVM gekeken naar repackscenario’s op basis van droogijsoplossingen. Pas begin december werd duidelijk dat het op een goede manier «repacken» op de korte termijn niet mogelijk is.
Daarom heeft dit in de eerste week van december, op advies van het RIVM, geleid tot de conclusie dat centrale prikstraten nodig zijn voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin. Toen zijn ook de GGD-en gevraagd te helpen bij het vaccineren op centrale locaties.
Omdat centrale locaties ook iets vraagt van de mobiliteit van mensen is in de verdeling binnen de eerst geprioriteerde hoofdgroep gekozen voor het uitnodigen van de eerste groep zorgmedewerkers voor kwetsbaren, zoals ik ook heb toegelicht in mijn Kamerbrief van 8 december jl.
Omdat het aanvullende advies van de Gezondheidsraad over BioNTech/Pfizer (d.d. 24 december jl.) de toediening aan specifiek ouderen aanbeveelt is in de verdere uitwerking van de toediening aanvullend onderzocht hoe distributie aan (grote) verpleeghuisinstellingen kan worden gerealiseerd. Ook het andere mRNA vaccin van Moderna is overigens beoogd voor kwetsbare bewoners van kleinschalige zorginstellingen.
Waarom heeft u niet eerder dan 8 december jl. aangegeven dat zorgmedewerkers de prioriteit krijgen gezien de logistieke uitdagingen van het BioNTech/Pfizer vaccin?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 lagen verschillende redenen ten grondslag aan de besluitvorming over de prioritering zoals gecommuniceerd op 8 december jl.
Op welke datum heeft u de GGD gevraagd om te helpen met het vaccineren van de eerste doelgroepen in Nederland?
Al voor de zomer zijn met de GGD gesprekken gevoerd om de rol van de GGD in de vaccinatiecampagne te bespreken. Lange tijd was er sprake van dat de GGD relatief laat een actieve rol zou spelen, namelijk bij de vaccinatie van het gezonde deel van de bevolking (de 18–60 jarigen). Tevens zou de GGD een vangnetfunctie vervullen wat betekent dat zij eerder bij zou kunnen springen bij het vaccineren van andere doelgroepen. Vanwege voortschrijdend inzicht ten aanzien van de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer heb ik de GGD in de eerste week van december gevraagd of zij kunnen helpen bij het vaccineren van de eerste doelgroepen via centrale priklocaties. En daarmee een beroep gedaan op de vangnetfunctie zoals eerder besproken.
Kunt u een overzicht geven van de eerste doelgroepen in andere Europese landen bij de toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin?
In onderstaande tabel is een overzicht van de prioritering van vaccinaties van een aantal andere Europese landen weergegeven. Sommigen landen schuiven enigszins in de prioritaire doelgroep bij de uitrol van de vaccinatiecampagne in verband met de logistieke uitdagingen.
Land
Doelgroep
België
Ouderen in zorginstellingen
Duitsland
Eerst verpleeghuizen, later ook ziekenhuispersoneel
Frankrijk
Bewoners en personeel verpleeghuizen.
Denemarken
Bewoners en personeel verpleeghuizen & risicogroepen
Ierland
Bewoners en personeel ouderenzorg
Italië
Zorgmedewerkers
Luxemburg
Zorgmedewerkers
Oostenrijk
Bewoners ouderenzorg
Spanje
Bewoners en personeel ouderenzorg
Zweden
Bewoners en personeel ouderenzorg
VK
80+, personeel ziekenhuizen en ouderenzorg
Waarom kiezen andere Europese landen wel voor het als eerst vaccineren van kwetsbare ouderen met het BioNTech/Pfizer vaccin maar stelt u in uw brief van 24 december jl.3 dat «vanwege de logistieke eigenschappen van het BioNTech/Pfizer vaccin» allereerst de zorgmedewerkers het vaccin krijgen?
Zoals is aangegeven bij de beantwoording van vraag 11 verschilt de prioritering van doelgroepen per land. Landen maken in de vaccinatiestrategie verschillende keuzes. Voor een nadere toelichting op de afweging verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Kunt u nader toelichten wat de belangrijkste logistieke uitdaging is in het vaccineren van kwetsbaren in de thuissituatie en in verpleeghuizen met dit type vaccin? Betreft het de distributie, de toediening door (verplegend) personeel of de opslag ter plaatse gegeven de houdbaarheid van vier dagen?
Het betreft de combinatie van de verpakking van het vaccin (975 doses per verpakking), de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de instabiliteit van het vaccin (in opslag en vervoer) en de kleinschaligheid van de locaties. Daarnaast geldt dat we spillage zo veel mogelijk willen beperken en dat op basis van de wet- en regelgeving voor geneesmiddelen geldt dat het vaccin in de geregistreerde verpakking vervoerd en afgeleverd moet worden.
Heeft u overwogen om deze belangrijkste logistieke uitdagingen te overwinnen in plaats van de vaccinatiestrategie er op aan te passen? Zo ja, wanneer en waarom is hier niet voor gekozen? Zo nee, waarom is dit niet overwogen?
In het verlengde van mijn antwoord op vraag 8 geldt dat de vaccinatiestrategie bezien moet worden vanuit meerdere kansrijke kandidaat-vaccins. Uiteraard is dit afhankelijk van de daadwerkelijke toelating en levering, maar beoogd is een combinatie van meerdere vaccins voor meerdere doelgroepen om zo snel mogelijk tot een hoge vaccinatiegraad te komen.
Specifiek ten aanzien van BioNTech/Pfizer is volgend op het Gezondheidsraadadvies van 24 december jl. aanvullend onderzoek gedaan naar de inzetbaarheid voor met name ouderen. Dit gezien de specifiek gebleken positieve werkzaamheid van dit vaccin voor deze groep in verhouding tot andere mogelijke kandidaat-vaccins waar vanuit de vaccinatiestrategie in eerste instantie naar gekeken werd. Daarbij is nu onderzocht wat er aanvullend nodig is om BioNTech/Pfizer te distribueren onder (grotere) verpleeghuislocaties.
Zijn er voorbereidingen getroffen om alsnog kwetsbaren, zowel thuis als in het verpleeghuis, te vaccineren?
Het vaccineren van kwetsbaren behoort tot de kern van de strategie van het kabinet. Zij behoren tot de hoogst geprioriteerde groepen en in dat licht worden er tal van voorbereidingen getroffen om deze groep te vaccineren. In aanvulling op mijn antwoord op vraag 14 kan ik aangeven dat we daarnaast ook het andere mRNA vaccin (Moderna) beogen in te zetten voor kwetsbare bewoners van kleinschalige instellingen. Dit behoudens toelating zoals deze op 6 januari is afgegeven door het EMA en de goedkeuring door de Europese Commissie. Na het aanvullende advies van de Gezondheidsraad voor doelgroepen over mogelijke contra-indicaties en de RIVM-richtlijn kan de volgende stap gezet worden. De voorbereidingen met de uitvoerende partijen zijn in volle gang zoals ik ook in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven.
Kunt u toelichten hoe we in de komende maanden sneller dan andere landen de juiste vaccinatiegraad bereiken omdat u aangeeft dat uiteindelijk dit het doel is en niet het daadwerkelijke startmoment van het vaccineren?
Ik vind het van groot belang dat we elke levering vaccins zo snel mogelijk kunnen inzetten. Door een optimale inzet van mensen, middelen en structuren loopt de uitvoering zo snel als mogelijk is. De meest bepalende factoren zijn de snelheid en de omvang van de leveringen. Andere factoren zijn de distributie van het vaccin, de toediener, de setting en de personen die gevaccineerd worden. Het doel is om zo min mogelijk vaccin «op de plank» te hebben, met uitzondering van vaccin gereserveerd voor de tweede dosis. Het doel is om zo kort mogelijk op de levering te zitten, en zo de doorlooptijd tot vaccinatie kort te houden.
Is er contact geweest met Nederlandse bedrijven om te helpen in de bestelling, registratie, logistiek en opslag, zoals FedEx en UPS dat doen in de Verenigde Staten? Zo ja, wat zijn hiervan de uitkomsten?
Ja, er wordt door het RIVM met Nederlandse bedrijven samengewerkt, met name op het gebied van logistiek en opslag en bijbehorende registratie.
Wat wordt er geleerd van de Belgische aanpak waarbij met behulp van georganiseerd transport van het BioNTech/Pfizer vaccin wel mogelijk is kwetsbaren in verpleeghuizen te vaccineren?
Zoals aangekondigd in mijn brief van 4 januari jl. worden de mogelijkheid en de voorwaarden om BioNTech/Pfizer in (grote) verpleeghuizen in te kunnen zetten bij de vaccinatie, onderzocht. Met buurlanden wordt steeds informatie en kennis uitgewisseld.
Is de eerste levering van het Moderna vaccin in januari 2020 voldoende om de kwetsbare ouderen te vaccineren, gegeven het feit dat deze in zeer kleine aantallen worden geleverd? Zo nee, waarom is dit wel de gekozen strategie?
Nee, de (indicatieve) levering van Moderna is in januari niet voldoende om alle kwetsbare ouderen te vaccineren. Uiteraard volgen er meer leveringen in de periode daarna. Als aangegeven is onderzocht hoe en onder welke voorwaarden BioNTech/Pfizer kan worden gedistribueerd onder (grote) verpleeghuisinstellingen.
Waarom benoemt u in uw brief van 17 december jl.4 en 21 december jl.5 dat het advies van de Gezondheidsraad als belangrijke tussenstap en uitgangspunt is voor de toepassing van het vaccin bij verschillende groepen, als reeds bekend was wat de logistieke eigenschappen zijn van het BioNTech/Pfizer en de keuze van zorgpersoneel eigenlijk al gemaakt was?
Het EMA spreekt zich uit over de toelating van een vaccin, het Nederlandse kabinet laat zich daarbij aanvullend adviseren door de Gezondheidsraad over de geschiktheid van een specifiek vaccin voor doelgroepen en of er daarbij sprake is van contra-indicaties. Dit aanvullende advies kan pas tot stand komen wanneer het onderzoek naar het vaccin is afgerond, het EMA een uitspraak heeft gedaan, de Europese Commissie goedkeuring heeft verleend en de data behorende bij het onderzoek beschikbaar is gekomen ter beoordeling voor de Gezondheidsraad. Het gaat bij dit advies om de werkzaamheid van een vaccin en in mindere mate om de logistieke eigenschappen. Het advies van de Gezondheidsraad van 24 december jl. heeft ook tot aanvullende keuzes geleid in het specifiek toedienen van BioNTech/Pfizer aan in het bijzonder 60-plussers.
Bent u van mening dat er te laat is gestart met de (praktische) voorbereidingen van de start van de vaccinatiecampagne?
Nee, dat ben ik niet. Al in april heeft Nederland samen met drie andere Europese landen initiatief genomen om de ontwikkeling van vaccins te stimuleren. Dit heeft er mede toe geleid dat er afspraken zijn gemaakt met producenten. Inmiddels zijn er twee vaccins toegelaten tot de Europese markt en de kans reëel is dat daar snel meer vaccins bij komen. Al voor de zomer heb ik het RIVM gevraagd de vaccinatiecampagne te coördineren en de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over de vaccinatiestrategie. Zoals ik eerder heb aangegeven in debatten met uw Kamer is het een hoog complexe puzzel met ook onbekendheden die maken dat we in de uitvoering wendbaar moeten blijven om zo de doelen uit de vaccinatiestrategie te bereiken.
Bent u van mening dat het later starten van vaccineren in Nederland ten koste gaat van het draagvlak voor het vaccineren? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet. Ik kies ervoor om te vaccineren zodra alles zorgvuldig is voorbereid, dat versterkt het vertrouwen. Om zoveel mogelijk mensen bereid te krijgen zich te laten vaccineren, is vertrouwen in de vaccinatiecampagne van groot belang. Het doel is immers het behalen van een vaccinatiegraad die hoog genoeg is, zodat we als maatschappij beschermd zijn. Een zorgvuldige start komt dit vertrouwen en de draagvlak voor het vaccineren ten goede.
Bent u van mening dat Nederland zorgvuldiger te werk gaat in aanloop naar de start van het vaccineren dan andere Europese landen? Zo ja, waar baseert u dat op?
Het is niet mijn positie om te oordelen over de zorgvuldigheid van de vaccinatiecampagnes van andere landen. Het is wel mijn taak om te zorgen dat de vaccinatiecampagne in Nederland zo snel mogelijk zoveel mogelijk mensen beschermt. Daarom doe ik er alles aan om zo snel mogelijk te vaccineren, maar zorgvuldigheid niet uit het ook te verliezen.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uiterlijk voor het eerste debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus, welke verwacht wordt op 5 januari 2021, beantwoorden?
De vragen zijn allen afzonderlijk beantwoord. Het is mij niet gelukt de vragen voor 5 januari te beantwoorden.
Het bericht 'VGZ legt met nieuwe puffers bom onder harde lockdown' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «VGZ legt met nieuwe puffers bom onder harde lockdown»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit artikel.
Kunt u aangeven hoeveel mensen met longziekten die bij VGZ verzekerd zijn hierdoor worden geraakt? Om hoeveel duizenden mensen gaat het? Klopt het getal van 40.000 zoals door de LAN wordt gesteld?
Volgens VGZ gaat het jaarlijks om ongeveer 7.000 nieuwe patiënten die voor het eerst het medicijn formoterol-budesonide krijgen. De aanwijzing is sinds
1 januari 2021 alleen van toepassing op nieuwe gebruikers. VGZ streeft op termijn naar een gefaseerde en goed door zorgverleners begeleide overgang van alle gebruikers.
Is het waar dat het VGZ voornemen in praktische zin ook zal gelden voor reeds bestaande gebruikers van formoterol-budesonide die bij VGZ verzekerd zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven tot hoeveel extra zorgconsulten dit beleidsvoornemen van VGZ zal leiden? En kunt u aangeven ten koste van welke andere zorg deze extra zorgconsulten zullen gaan?
Omdat het hier in eerste instantie om nieuwe gebruikers van deze producten gaat, is er geen sprake van extra zorgconsulten. Uitleg en instructie gebeurt in het algemeen via een begeleidingsgesprek bij de apotheek. De omzetting van huidige gebruikers kan in de toekomst leiden tot extra consulten (bijvoorbeeld voor een inhalatie-instructie), maar dit zal volgens VGZ gefaseerd plaatsvinden en niet ten koste gaan van andere zorgconsulten.
Acht u het verstandig dat patiënten door zorgverzekeraar VGZ gedwongen worden van inhalator te wisselen en daarvoor zorgverleners moeten bezoeken om nieuwe gebruiksinstructies te krijgen, uitgerekend midden in de harde lockdown of straks na de harde lockdown als opgelopen achterstanden in de reguliere zorg worden ingehaald?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kijkt u aan tegen de bezwaren van de Long Alliantie Nederland (LAN) dat het op deze wijze uitgevoerde VGZ preferentiebeleid juist leidt tot hogere zorgkosten door meer longaanvallen en voorts indruist tegen medische richtlijnen, regionale afspraken over inhalatie-medicatieformularia en het principe dat de voorschrijver bepaalt welke inhalator en stof worden voorgeschreven?
VGZ mag dit volgens de regels van het preferentiebeleid doen, maar naar mijn oordeel moet dan wel sprake zijn van een goede instructie door apotheker.
In het geval dat verstrekking aan een bepaalde patiënt medisch niet verantwoord wordt geacht, treden voorschrijver en apotheker daarover in overleg.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars in hun polissen en communicatie transparant moeten zijn over welke zorg wel en niet vergoed wordt, zodat verzekerden weloverwogen een besluit kunnen nemen om bij een zorgverzekeraar verzekerd te blijven of om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar?
Ik vind het belangrijk dat verzekerden een weloverwogen keuze kunnen maken voor een zorgverzekering. Zij dienen onder andere geïnformeerd te worden over de zorg die al dan niet vergoed wordt. De «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» (TH/NR-017) bevat daarom voor zorgverzekeraars verschillende informatieverplichtingen rondom de vergoeding van zorg. Zo beschrijft artikel 19 van deze regeling de informatieverplichtingen ten aanzien van een eventueel voorkeursbeleid dat een zorgverzekeraar hanteert.
Verzekerden worden via de polisvoorwaarden geïnformeerd over de voorwaarden voor de verzekering. VGZ heeft haar verzekerden op deze voorwaarden gewezen bij het aanbod van de nieuwe polis voor 2021. De aangewezen middelen voor 2021 zijn opgenomen in het «Regelement farmaceutische zorg», dat onderdeel uitmaakt van de polisvoorwaarden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de naleving van de informatieverplichtingen voor zorgverzekeraars.
Bent u bekend of en hoe de betreffende verzekerden door VGZ zijn voorgelicht dat hun huidige droogpoederinhalator vanaf 1 januari 2021 of in de loop van 2021 niet meer vergoed gaat worden, mede doordat VGZ een nieuwe patiënt definieert als iemand die zes maanden geen medicatie heeft afgehaald?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u deze voorlichting door zorgverzekeraar VGZ tijdig en adequaat? Bent u bereid om de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en/of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) te laten kijken naar de wijze waarop VGZ in dit geval de betreffende groep VGZ verzekerden informeert?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe beoordeelt u het standpunt van VGZ dat het zoeken van publiciteit door Long Alliantie Nederland slechts leidt tot onnodige zorg en onrust bij voorschrijvers en patiënten? Is dit niet een erg intransparante en ongewenste houding?1
Zorgverzekeraars, en in dit geval zorgprofessionals, moeten gezamenlijk invulling geven aan het preferentiebeleid.
Acht u het niet wenselijk dat VGZ de invoering van dit beleid stil legt en dat overleg plaatsvindt met VGZ en de Long Alliantie Nederland over de vraag of en hoe eventueel preferentiebeleid bij droogpoederinhalatoren op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden rekening houdend met medische kaders, ieders verantwoordelijkheden en waarbij binnen de zorgketen als geheel optimalisatie plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met VGZ en de Long Alliantie Nederland?
Zie antwoord vraag 10.
Microplastics in placenta’s van ongeboren baby’s |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u de berichten «Microplasticdeeltjes ontdekt in placenta’s van ongeboren baby’s»1 en «Microplastics revealed in the placentas of unborn babies»2?
Ja.
Wat vindt u ervan dat microplasticdeeltjes zijn gevonden in placenta’s? Deelt u de zorgen over de mogelijk schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s?
Het kabinet kan zich voorstellen dat dit bericht mensen ongerust maakt. De aanwezigheid van microplastics in het menselijk lichaam is verontrustend genoeg om de mogelijke gezondheidseffecten nader te onderzoeken. Al eerder was duidelijk dat het waarschijnlijk is dat microplastics overal in het menselijk lichaam aanwezig zijn en het is dan ook niet verwonderlijk dat zij ook in de placenta – die onder meer een filterende werking heeft – kunnen worden aangetoond.
Het onderzoek naar microplastics in placenta’s toont de aanwezigheid van microplastics aan, maar geeft geen inzicht in de mogelijke gezondheidseffecten. Er is op dit moment onvoldoende kennis om de conclusie te kunnen trekken of microplasticdeeltjes een gevaar vormen voor de ontwikkeling van ongeboren baby’s.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics serieus en vindt het belangrijk hier meer inzicht in te krijgen. Daarom draagt het Ministerie van IenW bij aan het onderzoeksprogramma Microplastics & Health van ZonMw, waarvan de eerste resultaten 11 januari jongstleden zijn gepresenteerd3 (zie ook het antwoord op vraag 8). De signalen van deze onderzoekers neemt het kabinet zeer serieus.
Daarnaast heeft IenW ZonMw gevraagd een kennisagenda op te stellen, zodat we weten welk verder onderzoek nodig is om gericht de vraag te kunnen beantwoorden of en hoe microplastics een gevaar vormen voor de volksgezondheid. De kennisagenda is ook op 11 januari jongstleden gepubliceerd4. ZonMw is in gesprek met mogelijke financiers over de uitvoering van deze kennisagenda. Het Ministerie van IenW maakt daar in 2021 € 500.000 voor vrij.
Vanuit het Ministerie van VWS wordt gewerkt aan een programma Gezonde Leefomgeving, waarin de relatie tussen gezondheid en leefomgeving in bredere zin wordt opgepakt. Hierbij wordt ook gekeken hoe meer aandacht voor gezondheidseffecten van microplastics integraal kunnen worden meegenomen in de aanpak voor de leefomgeving. Dat zal dan eventueel vanaf 2022 zijn eerste uitwerking krijgen. U ontvangt dit voorjaar een actieprogramma over de te nemen stappen op Gezonde Leefomgeving.
Herinnert u zich de uitkomst van onderzoek aan de universiteit van Dublin (Ierland), waaruit blijkt dat baby’s die met een plastic flesje worden gevoed, gemiddeld dagelijks 1,58 miljoen deeltjes per dag binnenkrijgen?
Ja.
Hoe wilt u ervoor zorgen dat kinderen een gezonde start krijgen, zowel in de baarmoeder als tijdens de eerste levensjaren, als plastic overal is en zelfs ons lichaam kan binnendringen?
Er wordt wereldwijd veel onderzoek gedaan naar microplastics. Alhoewel steeds meer gemeten en bekend wordt, zijn er ook nog steeds veel vragen. Het is op dit moment niet bekend in hoeverre microplastics een risico vormen voor de gezondheid van de foetus en kinderen in de eerste levensjaren. Er is daardoor onvoldoende basis om aanpassingen in de omgang met plastics voor te schrijven. Het kabinet hecht aan meer duidelijkheid, daarom zetten we in op meer onderzoek en volgen we de internationale ontwikkelingen actief (zie vraag 2).
Begrijpt u dat ouders vertrouwen op de overheid en ervan uit moeten kunnen gaan dat producten die verkocht worden, veilig gebruikt kunnen worden?
Ja, dat begrijpen we. Producten moeten voldoen aan de wettelijke eisen, en onderzoek is van groot belang om die steeds aan te scherpen naar de stand van de wetenschap.Als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk kunnen zijn, zullen er maatregelen worden genomen om de veiligheid van de producten te garanderen, zoals toegelicht in antwoord 6.
Gaat u op basis van de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek producten zoals plastic babyflesjes en verzorgingsproducten met microplastics weren? Waarom wel/niet?
De wetgeving voor voedsel, consumentenproducten en stoffen moeten zorgen voor veilige producten. Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, betekent dit dat er maatregelen worden genomen als er bewijzen, aanwijzingen of vermoedens zijn dat bepaalde producten schadelijk kunnen zijn. Dit kan zowel uit milieuoogpunt als voedselveiligheidsoogpunt zijn.
Vanwege de milieu-impact van microplastics werkt de Europese Commissie aan een Europees verbod onder de REACH-verordening van bewust toegevoegde microplastics in verzorgingsproducten. Dit verbod zal ook gelden voor alle andere producten waaraan bewust microplastics worden toegevoegd. Het kabinet onderschrijft het belang van dit verbod op Europees niveau om de emissies van bewust toegevoegde microplastics te reduceren. Het voorstel van de Europese Commissie voor een dergelijk verbod wordt in de eerste helft van dit jaar verwacht.
Voor voedselcontactmaterialen zoals babyflesjes zijn er geen uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek die aangeven of, en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn. Voor een verbod op bepaalde voedselcontactmaterialen is er nog te weinig kennis. Zo is het onbekend of en bij welke hoeveelheden microplastics schadelijk zijn en wat de belangrijkste bronnen zijn. Het is niet zinvol producten te verbieden als we niet weten of er een consumentenrisico bestaat en of een verbod op bepaalde producten bijdraagt aan een oplossing daarvan. Daarom zet het kabinet in op het vergroten van de kennis hierover. Dit onderzoek kan ons vertellen of de veiligheid in het gedrang komt. En als dat zo is, hebben we dan ook de kennis om effectieve maatregelen te nemen om de veiligheid te vergroten.
Als het antwoord op de vorige vraag negatief is, wilt u dan – al dan niet samen met maatschappelijke organisaties zoals de Plastic Soup Foundation – ouders voorlichten over de mogelijke risico’s van microplastics in onder meer verzorgingsproducten en babyflesjes? Waarom wel/niet?
Aangezien er (nog) geen duidelijkheid is over mogelijke schadelijkheid van de genoemde producten, kan daarover ook geen gerichte informatie gegeven worden.
Het kabinet neemt de signalen over mogelijke gezondheidsrisico’s van microplastics serieus en investeert daarom in verder onderzoek. Ook zal IenW de kennisagenda van ZonMw onder de aandacht van de Europese Commissie brengen, zodat ook Europese onderzoeksmiddelen gericht kunnen worden op deze belangrijke vragen.
Wat is de stand van zaken van onderzoek dat door ZonMw wordt uitgevoerd, waarbij onder anderen wetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen zijn betrokken, naar het vóórkomen van micro- en nanoplastics in het menselijk lichaam, zoals in de placenta, hersenen en bloed? Wilt u de Kamer onverwijld op de hoogte stellen als de onderzoeksresultaten beschikbaar zijn?
De onderzoekers van de ZonMw opdracht hebben op 11 januari 2021 hun tussentijdse onderzoeksresultaten gepresenteerd. De onderzoeksresultaten worden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften, en op de ZonMw website5.
De ZonMw kennisagenda beschrijft dat mensen microplastics via water, voeding en de lucht binnen krijgen. Deze microplastics worden waarschijnlijk in het lichaam opgenomen, waar ze mogelijk effect op onder meer het afweersysteem en de longen hebben. In hoeverre en in welke mate dit echt gebeurt moet nog nader worden onderzocht, omdat specifieke meetmethoden voor deze microplastics in de mens nog moeten worden ontwikkeld.
Het fundamentele ZonMw onderzoek geeft aanwijzingen dat microplastics mogelijk gevaren opleveren. Zo blijken ze in vitro effect te hebben op hersencellen, longblaasjes en ontstekingsreacties, en kunnen ze ziekteverwekkers meedragen. Om te weten wat de effecten op de mens zijn is meer onderzoek nodig. Er wordt zeer zorgvuldig en baanbrekend onderzoek gedaan, waarbij niet over één nacht ijs gegaan wordt. De onderzoekers doen geen uitspraak over de risico’s voordat er voldoende bewijs is.
Ondertussen ontwikkelt IenW al beleid om emissies van microplastics naar het milieu waar mogelijk te verminderen (zie antwoord 9). De signalen uit het ZonMW onderzoek onderstrepen het belang daarvan.
Uit de ZonMw onderzoeken blijkt ook dat er grote verschillen zijn in soorten microplastics, die ook andere effecten kunnen hebben. Meer inzicht hierin helpt om meer gedifferentieerd beleid te ontwikkelen en gerichter zorgwekkende stoffen aan te kunnen pakken.
De onderzoeken laten zien dat er verder onderzoek nodig is, waarbij goede samenwerking tussen deskundigen over milieu, gezondheid en plastic materialen nodig is. Daar draagt het kabinet aan bij.
Kent u de Plastic Health Coalition3, die resultaten van wetenschappelijk onderzoek inzichtelijk maakt? Deelt u de conclusie dat onze leefomgeving dusdanig vervuild is met plasticdeeltjes dat het hoogstwaarschijnlijk onze gezondheid schaadt? Zo ja, wat gaat u doen om deze risico’s terug te dringen?
ZonMw komt tot de conclusie dat er verder onderzoek nodig is om te oordelen of plastic deeltjes de gezondheid schaden. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie kwam tot deze conclusie in haar rapport uit november 2019 over de aanwezigheid van microplastics in drinkwater. Er is meer onderzoek nodig en dat kost tijd.
Dat neemt niet weg dat er in de tussentijd alle reden is om hard te werken aan het terugdringen van microplastics. Niet alleen vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s, maar ook omdat plastics niet in het milieu horen. Het kabinet zet in op het verminderen van de emissies van microplastics naar het milieu middels het beleidsprogramma microplastics7. Het programma richt zich op de grootste bronnen van microplastics naar het water, zoals zwerfafval, autobanden en kleding. In het eerste kwartaal van 2021 ontvangt uw Kamer een brief over de voortgang van dit beleidsprogramma.
Het bericht 'Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het artikel «Onzekerheid over vaccinatiedatum BES en CAS»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de voorbereidingen van de verschillende scenario’s zijn voor het vaccineren op de BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba)- en CAS (Curaçao, Aruba en Sint Maarten)-eilanden en daarbij ingaan op de logistiek, benodigde infrastructuur, het personeel, eventuele koelfaciliteiten en de communicatie?
Sinds oktober wordt door en met alle eilanden gewerkt aan de voorbereidingen voor het leveren en toedienen van verschillende vaccins aan het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de landen als de openbare lichamen hebben uitvoeringsplannen opgesteld die rekening houden met de verschillende scenario’s en die bovengenoemde aspecten als logistiek, infrastructuur, personeel, etc. omvatten. Er is cold chain apparatuur aangeschaft voor -80 °C, -20 °C en 2 tot 8 °C, ter voorbereiding op de verschillende typen vaccins. Deze apparatuur wordt medio januari geleverd op de eilanden.
Als er nog geen plan is, op welke termijn kan de Kamer de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden in dat geval tegemoet zien?
In de Kamerbrieven van de Minister van VWS van 4 januari jl. en 12 januari jl.2 is informatie gezonden over de vaccinatiestrategie voor de BES- en CAS-eilanden.
In deze brieven wordt vermeld dat beoogd wordt half februari te starten met het vaccineren van het zorgpersoneel op de eilanden en alle vaccinatiedoelgroepen op Saba en St. Eustatius, als het RIVM de uitvoeringsplannen en de opslaglocaties als voldoende heeft beoordeeld. Bij de inzet voor de Caribische delen van het Koninkrijk zal ook rekening gehouden moeten worden met het GR-advies om te starten met de mensen ouder dan 60 jaar. Mijn voornemen is dan ook om half februari te starten met het vaccineren van deze groep.
Hoeveel personeel verwacht u nodig te hebben voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
De (ei)landen hebben uitvoeringsplannen opgesteld waarin personeelsplanning is meegenomen. Deze plannen worden momenteel beoordeeld door het RIVM. Mocht extra personeel nodig zijn, dan kan door de CAS-landen een bijstandsverzoek ingediend worden bij Europees Nederland. Mochten de BES-eilanden aanvullend personeel nodig hebben, kunnen zij uiteraard ook een verzoek aangeven.
Hoeveel personeel is beschikbaar voor het vaccineren op de BES- en CAS-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel vaccins verwacht u beschikbaar te kunnen stellen aan de BES- en CAS-eilanden?
In de bijlage van de Kamerbrief van 12 januari jl. staan de precieze aantallen vaccins benoemd die ik verwacht beschikbaar te kunnen stellen. Er zijn voor de BES en de CAS genoeg vaccins aangeschaft om iedereen te vaccineren. De daadwerkelijke uitvoering en precieze tijdlijn wordt bepaald door de goedkeuring en levering van de verschillende typen vaccins.
Op welke termijn verwacht u te kunnen starten met vaccineren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op het advies van de Gezondheidsraad over de prioritering van het vaccineren?
Net als in Nederland zal conform het advies van de Gezondheidsraad begonnen worden met het vaccineren van 60-plussers en zorgpersoneel. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke wijze zal worden verzekerd dat ook de niet-geregistreerde personen, die 15% van de bevolking uitmaakt, worden gevaccineerd?
De eilanden en landen geven aan zich zeer bewust te zijn van het belang om ook deze mensen te vaccineren en hebben dit vraagstuk van niet-geregistreerde personen (ongedocumenteerden) meegenomen in de uitvoeringsplannen. Deze plannen worden momenteel getoetst door het RIVM.
Het bericht 'Belgen krabbelen terug: eis negatieve test alleen voor wie langer dan 48 uur in België blijft' |
|
Jan Paternotte (D66), Rutger Schonis (D66) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Belgen krabbelen terug: eis negatieve test alleen voor wie langer dan 48 uur in België blijft»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de gang van zaken rond het afkondigen van de testverplichting voor het reizen naar België?
De Belgische regering is, net als de Nederlandse regering, bevoegd in het nemen van maatregelen om de gezondheidscrisis te beheersen. Het kabinet vindt het positief dat de op 18 december jl. aangekondigde testverplichting pas op 25 december van kracht werd.
Herkent u de stelling van de burgemeester van Sluis, mevrouw Vermue, dat de Belgische maatregel als een complete verrassing kwam?
Nee. Het was bekend dat het Belgisch Overlegcomité (orgaan waarin vertegenwoordigers van de verschillende federale en gewestelijke Belgische regeringen zetelen) op 18 december een vergadering zou hebben waar additionele maatregelen ter beheersing van de gezondheidscrisis besproken zouden worden. De 48-uurs bepaling gold al voor het Passenger Locator Form en de quarantaineverplichting die België hanteert voor reizigers uit risicolanden en is daarmee dus consistent. Bovendien trad deze verplichting een week na aankondiging, op 25 december, in werking.
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, de Belgische (dan wel de Vlaamse) regering voorafgaand overleg met u heeft gezocht over deze maatregel?
Er vindt op bestuurlijk en ambtelijk niveau intensief overleg plaats met de Belgische federale, gewestelijke, provinciale en gemeentelijke autoriteiten. De Nederlandse en Belgische regeringen streven ernaar om buurlanden, Europese partners en andere betrokkenen tijdig en van tevoren te informeren over te nemen maatregelen. Dat is niet altijd mogelijk omdat soms maatregelen met spoed moeten worden ingevoerd.
In dit geval was er tijd tussen de aankondiging van het besluit en de inwerkingtreding ervan. De Belgische regering besloot namelijk op 18 december dat het voor reizigers die niet in België wonen per 25 december verplicht was om een recent negatief testresultaat voor te kunnen leggen wanneer ze langer dan 48 uur in België blijven. De explicitering «langer dan 48 uur» is gunstig voor grenswerkers omdat het hierdoor mogelijk is voor grenswerkers uit Nederland om in België te werken zonder herhaaldelijk te hoeven worden getest. Daarnaast is dit consistent met de Belgische verplichtingen en uitzonderingen ten aanzien van de quarantaine en het Passenger Locator Form.
Wanneer nieuwe maatregelen worden afgekondigd vindt, waar nodig, contact plaats tussen bewindspersonen, ambtelijk (tussen bijvoorbeeld de crisiscentra van landen) of via de diplomatieke vertegenwoordigingen in de buurlanden om elkaar te informeren en, indien aan de orde, mogelijke knelpunten of onduidelijkheden te bespreken.
De Nederlandse ambassade in Brussel heeft in dit geval direct na de aankondiging van de nieuwe Belgische maatregelen hierover een bericht gestuurd aan betrokken partijen. In dit bericht werd de 48-uurs-regeling, en het feit dat daardoor grenswerkers dagelijks heen en weer kunnen blijven reizen, als een van de hoofdpunten genoemd. Ook de informatie voor reizigers naar België van de rijksoverheid (www.nederlandwereldwijd.nl) is op basis van deze informatie op 20 december geactualiseerd.
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe, Belgische overheden voorafgaand overleg over de uitvoering van deze maatregel hebben gehad met Nederlandse grensgemeenten en/of -provincies?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft Nederland een rol gespeeld in het wijzigen (of verduidelijken) van de Belgische maatregel naar enkel strekkend tot bezoek langer dan 48 uur, waardoor grenswerkers niet geraakt hoeven te worden?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn afspraken met Duitsland en België op dit moment helder voor wat betreft de continuering van noodzakelijke reizen van grenswerkers?
Ja. De maatregelen in de verschillende landen maken, middels uitzonderingen op de algemene regels, essentiële verplaatsingen van grenswerkers mogelijk.
Kan Nederland voor reizigers uit andere Europese Economische Ruimte (EER)-landen, niet zijnde Nederland zelf, nog deze kerstvakantie eenzelfde testverplichting instellen om zo import van het virus te beperken en te helpen bevorderen dat enkel noodzakelijke reizen gemaakt worden tijdens de lockdown-periode? Zo nee, waarom kan België dit wel en Nederland niet?
Sinds 23 december heeft het kabinet voor alle reizigers afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk (VK) en Zuid-Afrika, reizend per vliegtuig of schip, een negatieve PCR-test, gevolgd door een dringend advies tot quarantaine afgekondigd. Per 29 december geldt de negatieve testuitslag voor alle reizigers – inclusief Nederlanders – die per vliegtuig of schip vanuit een hoogrisicogebied naar Nederland reizen. De verplichting geldt vanaf hetzelfde moment eveneens voor reizigers die per internationale trein of bus in Nederland aankomen. Het gaat om internationaal personenvervoer per intercitytrein en bovenregionaal grensoverschrijdend busvervoer. Regionaal grensoverschrijdend bus- en treinvervoer is daarmee uitgesloten van de regeling. De vervoerder dient te controleren of de reizigers in het bezit zijn van een recente en geldige negatieve PCR-testuitslag (maximaal 72 uur voor aankomst afgenomen).
Voor het internationaal autoverkeer vereist de invoering van een negatieve testuitslag een vergaande wetswijziging. Dit is een complex vraagstuk dat juridische doorgronding en daarmee tijd vereist.
Indien het antwoord op vraag 8 ja is, bent u bereid, ook in het licht van de motie-Jetten/Dijkhoff van 15 december2, snel over te gaan op het instellen van deze testverplichting, met voldoende voorafgaande communicatie met onze buurlanden?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen, vanwege de urgentie van dit onderwerp, binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en binnen de daarvoor geldende termijn beantwoord.
De vaccinatiestrategie |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving «VWS: eerste vaccinatie vóór 18 januari, eerder als het lukt» van 16 december van Nieuwsuur?1
Ja.
Klopt het dat het grootschalig vaccineren in Nederland mogelijk pas in de derde week van januari op gang gaat komen? Zo nee, waarom niet? Wat is dan het moment waarop uiterlijk begonnen gaat worden met grootschalig vaccineren? Zo ja, kunt u uitleggen waarom Nederland niet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, in de week na de officiële goedkeuring van het Pfizer-vaccin kan beginnen met vaccineren?
Op 6 januari jl. zijn de eerste vaccins toegediend. Inmiddels zijn via de GGD’en en de ziekenhuizen al duizenden prikken gezet (6.400 bij de GGD (stand 12 januari) en 31.000 in de ziekenhuizen (stand 12 januari, schatting LNAZ)). De stappen hiertoe heb ik in mijn brief van 4 januari jl. geschetst en ook tijdens het plenair debat van 5 januari jl. met uw Kamer benoemd. Vorige week zijn drie GGD-regio's gestart, deze week zijn inmiddels drie andere GGD-regio's gevolgd. Vanaf 15 januari vaccineren alle GGD-regio's. Uitgaande van het huidige leveringsschema van BioNTech/Pfizer kunnen vanaf 18 januari 66.000 zorgmedewerkers per week worden gevaccineerd.
Zoals ik ook in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven, werden we in december gesteld voor nieuwe keuzes in de uitvoering van de hoofdroute. Ik heb in mijn brief ook benoemd dat we toen onvoldoende wendbaar zijn gebleken om de veranderingen die zich voordeden snel genoeg te kunnen accommoderen. Ook tijdens het debat met uw Kamer van 5 januari jl. heb ik benadrukt dat ik achteraf bezien, de GGD’en eerder had kunnen vragen de systemen in gereed te brengen.
Wat is uw eigen oordeel over het scenario dat het mogelijk drie weken duurt voordat het grootschalig vaccineren op gang komt na de goedkeuring van het Pfizer-vaccin door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)? Deelt u de mening dat dit scenario zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat het vaccineren binnen een week na de goedkeuring van het EMA kan beginnen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitleggen waarom de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) pas in de week van 7 december zijn begonnen met een verkenning van de locaties waar de vaccinaties moeten plaatsvinden? Wanneer is vanuit het ministerie de opdracht hiertoe gegeven?
Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, heeft het kabinet begin december op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december jl.2 heb ik u toegelicht wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de hoofdstrategie.
In de Kamerbrief van 4 januari jl. over de uitwerking van de vaccinatiestrategie heb ik uw Kamer nogmaals toegelicht over waarom ik de GGD’en in de eerste week van december opdracht heb gegeven tot het verkennen van centrale locaties voor het toedienen van de vaccinaties.
Wanneer is de vaccinatiestrategie klaar? Hoe kijkt u terug op de uitspraak van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 12 november tegen RTL Nieuws dat «alles klaar staat» om te vaccineren en de vaccinatiestrategie in november gepubliceerd zal worden?2
De hoofdroute van de vaccinatiestrategie, het voorkomen van ziekte en sterfte, is in november vastgesteld op basis van het advies van de Gezondheidsraad. Afhankelijk van de grootte en de timing van de leveringen, de snelheid van de uitvoering, en de vaccinatiebereidheid, verwacht ik dat eind derde kwartaal 2021 de hele Nederlandse volwassen bevolking (van 18 jaar en ouder) de mogelijkheid moet hebben gekregen zich te laten vaccineren. Daarmee heb ik goede hoop dat tegen die tijd het grootste deel van de vaccinatiecampagne zal zijn afgerond.
Waarom is er niet voor gekozen om de arboartsen in Nederland een deel van de inentingen te laten doen? Wanneer is dit besluit genomen?
Vanwege de bewaarcondities van het vaccin van BioNTech/Pfizer en om de kans op spillage te voorkomen is gekozen voor centrale priklocaties, zoals ook toegelicht in mijn antwoord op vraag 4. Deze zijn door de GGD’en opgezet. De GGD’en zetten zelf personeel in om de vaccinaties toe te dienen.
Hoe verklaart u het gegeven dat de vaccinatiecampagne in Nederland langer duurt dan de zes weken die het naar verluidt in het Verenigd Koninkrijk heeft geduurd?
De duur van de vaccinatiecampagne is afhankelijk van de beschikbaarheid van vaccins. In mijn brieven aan uw Kamer heb ik u geïnformeerd over de verwachte beschikbaarheid van de vaccins, uitgaande van toelating. Binnen de EU is daarbij sprake van een verdeelsleutel tussen EU-lidstaten voor de leveringen waarover steeds afspraken zijn gemaakt. Pas in het derde kwartaal is er op basis van deze inschattingen, en mits alle vaccins de eindstreep halen, voldoende vaccin voor alle Nederlanders. Het is mij niet bekend dat de vaccinatiecampagne in het Verenigd Koninkrijk zes weken duurt.
Bent u bekend met de berichtgeving: «Waarom starten met vaccineren nog even gaat duren (of toch niet)»3, waarin net als u zelf in het debat van 15 december4 stelde, wordt gesteld dat een belangrijke horde het registratiesysteem is?» Wanneer is de opdracht verleend om het IT-systeem voor de vaccinaties op te tuigen? Welke stappen onderneemt u om er zeker van te zijn dat de GGD'en zo snel mogelijk na de goedkeuring van het EMA kan beginnen met vaccineren?
Daar ben ik mee bekend. In de zomer van 2020 is gestart met de ontwikkeling van een centraal registratiesysteem, gebaseerd op de toepassing die door het RIVM wordt gebruikt voor het Rijksvaccinatieprogramma. Zowel voor het GGD-systeem als voor het RIVM systeem voor centrale registratie is doorgebouwd op bestaande systemen. In mijn brief van 4 januari jl. heb ik toegelicht op welke wijze de systemen zijn vormgegeven en hoe is voorbereid op de start van de vaccinatie.
Welke andere (potentiële) bottlenecks voorziet u voordat er met het vaccineren begonnen kan worden? Welke stappen bent u voornemens te zetten om deze bottlenecks zoveel mogelijk weg te nemen?
Hierover heb ik u in mijn brieven van 21 december jl. en 4 januari jl. geïnformeerd. Daarbij heb ik aangegeven dat we voor het verloop van de vaccinatiecampagne sterk afhankelijk zijn van de snelheid en de omvang van de leveringen.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rondom het oproepsysteem voor de vaccinaties? Hoe zal dit systeem functioneren? Wanneer zal dit systeem klaar voor gebruik zijn?
Hiervoor verwijs ik u naar de Kamerbrief van 4 januari jl.
Bent u bekend met het bericht «50 Corona-Impfzentren in Niedersachsen eingerichtet»5? Hoe verklaart u dat er in het Duitse Nedersaksen reeds vijftig coronavaccinatielocaties zijn ingericht en in Nederland tot op heden geen enkele?
Zoals ik in mijn brief van 4 januari heb aangegeven, is ingezet op kleinschalige toediening, in verpleeghuizen en instellingen zelf, via reeds bestaande structuren. Vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, heeft het kabinet begin december op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. Ik heb de GGD’en gevraagd dit te coördineren. Dit hebben zij in een snel tijdsbestek voor elkaar gekregen. Het is niet aan mij om in de keuzes van anderen landen te treden.
Kunt u toelichten wanneer de vaccinatielocaties en voldoende personeel gereed zullen zijn om te beginnen met vaccineren? Waar zullen de locaties zich bevinden?
Daarvoor verwijs ik u naar de Kamerbrief over de uitwerking van de vaccinatiestrategie van 4 januari jl. Voor informatie over de locaties verwijs ik u door naar de website www.coronavaccinatie.nl.
Hoe wordt gewaarborgd dat het vaccineren en het grootschalig testen naast elkaar ambitieus kan worden uitgerold, gegeven het laatste advies van het Outbreak Management Team (OMT) waarin gewaarschuwd wordt dat het grootschalig testen van bijvoorbeeld reizigers niet mogelijk is? Hoeveel extra mensen worden er aangeworven en opgeleid?
De capaciteit voor testen is momenteel fors ruimer dan de testvraag. De GGD’en zijn voorbereid op de verwachte maximale vraag in februari, en houden rekening een mogelijke eerdere piekvraag, bijvoorbeeld in de periode volgend op de kerstvakantie. Wat de capaciteit voor bron- en contactopsporing betreft is deze door de GGD inmiddels groter dan in het opschalingsplan voorzien, namelijk 7500 fte. De personele en infrastructurele capaciteit voor vaccinatie wordt los daarvan opgebouwd. Er is ook gekeken of er op locaties die zijn ingericht als testlocatie ruimte is naast de bestaande teststraten. Onze inzet is erop gericht om maximaal te kunnen vaccineren en daarnaast voldoende te kunnen testen en bron- en contactonderzoek uit te kunnen voeren.
Kent u de berichtgeving «Genoeg vaccins besteld om voor 1 juli meeste Nederlanders te vaccineren»?6 Hoe oordeelt u over het feit dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verwacht dat 10% – 20% van de vaccins verspild zullen worden? Deelt u de zorg dat een ineffectief oproepsysteem wellicht zal resulteren in meer spillage? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te nemen om de verspilling van vaccins te minimaliseren?
Het is niet ongebruikelijk om uit te gaan van 10% spillage bij zogenaamde «multidose vials», waarin meerdere doses uit een flesje/ampul worden gehaald. De inzet is zeker gericht op een zo beperkt mogelijke spillage. Vaccineren vanuit centrale locaties draagt eraan bij om juist ook om het spillagerisico te verlagen, net als het werken met een gericht aanmeldsysteem. Op basis van de aanmeldingen kan de vraag en aanbod van vaccins per locatie en dag zoveel mogelijk afgestemd worden. Het schema van leveringen en toediening wordt op deze manier is dus aangepast op de mensen die zich actief hebben aangemeld.
Ziet u mogelijkheden om vaccins die niet gebruikt zijn door de mensen die hier voor opgeroepen zijn, beschikbaar te stellen aan andere mensen voordat de vaccins onhoudbaar worden, in plaats van de vaccins weg te gooien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten hoe u dit wilt bewerkstelligen en aan welke groepen u deze «overgebleven» vaccins ter beschikking zou willen stellen?
Er worden geen vaccins aan locaties geleverd, wanneer deze niet toegediend kunnen worden. Hier is in de logistieke organisatie in voorzien. Iedere GGD geeft dagelijks (per locatie) gegevens door aan het RIVM over planning en verbruik vaccins:
aanwezige voorraad vaccins;
daadwerkelijk aantal toegediende vaccinaties en vaccinverlies op die dag;
aantal vaccinatieafspraken voor de komende 5 dagen.
Het RIVM maakt op basis van deze gegevens een distributieplanning. In de uitvoeringsrichtlijn voor de COVID-19 vaccinatie is opgenomen dat spillage aan het eind van de dag op een vaccinatielocatie zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk afzonderlijk beantwoorden?
Hierbij treft u de afzonderlijke beantwoording.
Het bericht ‘Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd’ |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Niet bewoners maar personeel van verpleeghuizen als eerste gevaccineerd»?1
Ja.
Kunt u aangeven welk effect dit besluit heeft op de vaccinatiestrategie en bijbehorende prioritering die op 20 november jl. naar de Kamer is gestuurd?2
Zoals ik in onder meer in mijn brief van 4 januari jl. heb aangegeven zijn er verschillende ontwikkelingen die een rol spelen bij de keuzes die gemaakt worden binnen de hoofdroute. Dit is later in mijn voortgangsbrief van 12 januari jl. nog eens aangevuld. Het kabinet heeft, vanwege de diepgevroren bewaarcondities in combinatie met de beperkte houdbaarheid na ontdooien, de specifieke wijze van levering, én om zo veel mogelijk spillage te voorkomen, begin december 2020 op advies van het RIVM gekozen voor toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. In mijn brief van 8 december jl.3heb ik benoemd wat deze keuze betekent voor de ten uitvoerlegging van de vaccinatiestrategie. Daarbij is aangegeven dat zorgmedewerkers in de verpleeg(huis)zorg en kleinschalige woonvormen, gehandicaptenzorg (intra- en extramuraal), en medewerkers in de wijkverpleging en Wmo-ondersteuning het BioNTech/Pfizer vaccin toegediend krijgen via centrale locaties van de GGD. Dit sluit aan bij de aanpak van het kabinet om als eerst de meest kwetsbare groepen en hun zorgmedewerkers te vaccineren. De vaccinatiestrategie van het kabinet is mede gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad van 19 november 2020. In het advies van de Gezondheidsraad van 24 december is nadrukkelijk geadviseerd om met het BioNTech/Pfizer vaccin waar mogelijk de ouderen te vaccineren. Naar aanleiding van dat advies heb ik in mijn brief op 24 december jl. 4 laten weten het vaccin van BioNTech/Pfizer zoveel mogelijk in te zetten voor de ouderen. In de brieven van 4 en 12 januari heb ik vervolgens de nadere invulling gegeven waarbij de bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking vanaf 18 januari met het vaccin BioNTech/Pfizer worden gevaccineerd. Bewoners van kleinschalige woonvormen en instellingen voor mensen met een beperking waarbij de huisarts de medische verantwoordelijkheid draagt worden vanaf 25 januari met het vaccin Moderna gevaccineerd.
Welke partijen zijn aanwezig geweest bij het overleg, onder leiding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Mileu (RIVM), waar dit besluit is genomen?
In het bewuste artikel wordt verwezen naar een overleg «onder leiding van het RIVM» op maandag 7 december jl. Navraag bij het RIVM leert dat een dergelijk overleg niet heeft plaatsgevonden. Ik heb zelf wel op deze datum een bestuurlijk overleg gehad met de betrokken uitvoerende partijen. In dat overleg heb ik gesproken over de keuze van het kabinet voor de toediening van het BioNTech/Pfizer vaccin via centrale locaties. Ik heb in dat overleg mijn dank uitgesproken voor de inzet van partijen. Aanwezig waren naast vertegenwoordigers van mijn ministerie, vertegenwoordigers van de GGD GHOR Nederland, bedrijfsartsen, arbodiensten, ziekenhuizen, zorgkoepels van instellingen voor langdurige zorg en de huisartsen.
Kunt u aangeven op welke manier de in het artikel genoemde «ringbescherming» gerealiseerd zal worden, nu uit een peiling van de Nieuwe Unie»91 blijkt dat tweederde van de zorgprofessionals het vaccin niet wil, of twijfelt?
Daarmee willen we zoveel mogelijk kwetsbare mensen beschermen, door de mensen direct om hen heen te vaccineren. De Gezondheidsraad schrijft dat het waarschijnlijk is dat dit effect heeft op de verspreiding van het virus. Hiermee kan enige mate van bescherming worden bereikt bij de medische risicogroepen. Overigens is in de afgelopen weken de vaccinatiebereidheid enorm gestegen onder alle doelgroepen, ook bij de zorgprofessionals.
Hoe zal het besluit zijn uitwerking vinden in de bezoekersregeling voor verpleeghuizen, nu bewoners niet eerst gevaccineerd worden?
Partijen in de sector hebben een handreiking voor bezoek in een verpleeghuis opgesteld, waarin beschreven staat hoe verpleeghuizen op basis van lokaal maatwerk met bezoek om kunnen gaan. Deze handreiking staat los van het besluit waaraan u refereert.
Kunt u aangeven in hoeverre bij de keuze om medewerkers eerst te vaccineren in ogenschouw is genomen dat nog niet zeker is dat als iemand is gevaccineerd diegene het virus ook daadwerkelijk niet meer kan overdragen? Wat betekent dit voor de veiligheid van verpleeghuisbewoners?
Hoewel het tegengaan van transmissie iets is wat in de komende maanden nog verder onderzocht wordt, schrijft de Gezondheidsraad wel dat de Raad het waarschijnlijk acht dat dit effect heeft op de verspreiding. Hiermee kan enige mate van bescherming worden bereikt bij de medische risicogroepen. Tegelijkertijd blijven aanvullende beschermende maatregelen vooralsnog van kracht. Eventuele aanpassing van maatregelen volgt nog niet op basis van de eerste vaccinaties, maar wordt vanuit een breder geheel van toegenomen vaccinatie in Nederland gewogen.
Kunt u aangeven hoe de voorlichtingscampagne om de vaccinatiebereidheid te verhogen zichtbaar wordt in de samenleving? Kunt aangeven waarom niet alle beschikbare tijd/ruimte ingezet wordt om nut en noodzaak van vaccineren zichtbaar te maken, aangezien er recent ook een dranquilo-campagne gestart is?
In mijn brief aan de Kamer van 4 januari jl. wordt de communicatiestrategie toegelicht. In de brief van 12 januari jl. wordt de stand van zaken weergegeven. We werken daarbij via een geïntegreerde communicatiestrategie en -aanpak die is gebaseerd op gedragswetenschappelijke inzichten.
Daarbij worden verschillende paden bewandeld, zodat mensen goed en voldoende worden geïnformeerd. Bijvoorbeeld door feitelijke informatie beschikbaar te stellen op rijksoverheid.nl/coronavaccinatie en informatie te delen in boodschappen op onze social media-kanalen. Daarnaast is gestart met een campagne op tv en radio, en worden advertenties geplaatst in landelijke dagbladen. Samen met een online advertentiecampagne (via banners) en sociale mediaberichten blijven we investeren in goede voorlichting. Verder is er in december 2020 een toolkit gelanceerd voor werkgevers. Hierin zitten allerlei communicatiemiddelen die zij kunnen gebruiken richting hun medewerkers. Ook is er een online talkshow voor zorgmedewerkers, waarin zij vragen kunnen stellen aan experts.
Kortom, via communicatie informeren, motiveren en activeren we de Nederlandse bevolking. Dat moet mede leiden tot een vergroting van het draagvlak voor vaccins en maximalisering van de vaccinatiebereidheid. De communicatiecampagne om de vaccinatiebereidheid te verhogen heeft alle prioriteit. Hiervoor is dan ook een apart communicatieteam opgezet bij het Ministerie van VWS. De inzet van andere campagnes van de rijksoverheid heeft geen invloed op de capaciteit of op de intensiteit van of beschikbare tijd/ruimte voor de communicatiecampagne gericht op vaccinatiebereidheid.
Kunt u aangeven of er verschillende logistieke- en invoeringsstrategieën klaarliggen, gezien de prioritering nu gewijzigd is en in de toekomst weer zou kunnen wijzigen?
In mijn Kamerbrieven van de afgelopen weken heb ik aangegeven dat we voor de uitwerking van de vaccinatiestrategie te maken hebben met verschillende afhankelijkheden en dus wendbaar moeten zijn. Meer in het bijzonder ben ik in mijn brief van 4 januari jl. ingegaan op de ontwikkelingen die het kabinet hebben genoopt tot het maken van keuzes binnen de vastgestelde hoofdroute: het advies van de Gezondheidsraad over de inzet van het vaccin van BioNTech/Pfizer, de conclusie van het RIVM over de inzet van dat vaccin en de epidemiologische situatie met de druk op de acute zorg.
In de voortgangsbrief van 12 januari jl. ben ik ingegaan op de recente stappen in de uitvoering van de vaccinatie op basis van onder meer het advies van de Gezondheidsraad over het Moderna vaccin.
Kunt u aangeven of alle uitvoeringsinstanties, met name op personeelsvlak, aansluiting vinden bij het «wendbare» karakter van de vaccinatiestrategie?
Meerdere uitvoeringsinstanties zijn aan zet bij de uitvoering van de vaccinatiestrategie. De GGD’en, huisartsen en instellingsartsen geven allen een deel van de vaccinaties vorm. Hiervan wordt en kan worden afgeweken indien de situatie daarom vraagt. In de voorbereiding en uitvoering is afgestemd welke partij de meest geschikte is voor vaccinatie van een betreffende doelgroep. Hierbij wordt gekeken naar de meest logische uitvoeringspraktijk, onder andere wat betreft de logistiek om vaccins naar bepaalde locaties te distribueren, maar ook de mogelijkheid van bepaalde groepen burgers om bijvoorbeeld naar centrale locaties te komen. Alle uitvoeringsorganisaties hebben ervaring met het vaccineren, en worden via e-learning geïnformeerd over de specifieke aspecten van de COVID-vaccinatie. Ook indien extra personeel benodigd is, kan in aanvulling op de beschikbare uitbreiding ook via de zogenoemde verlengde armconstructie, door niet-medisch personeel worden gevaccineerd onder medisch toezicht.
Bent u bekend met bericht dat het de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) twee keer drie weken kost om 225.000 zorgmedewerkers te vaccineren? Zo ja, waarom duurt 1 vaccinatieronde voor 225.000 zorgmedewerkers drie weken?
Het beschikbare aantal vaccins is leidend. De GGD'en kunnen in deze eerste fase per week 70.000 mensen vaccineren, in drie weken kunnen dus ongeveer 200.000 medewerkers in de langdurige zorg hun eerste prik krijgen. In de drie daaropvolgende weken krijgen deze zorgmedewerkers hun tweede prik.
Bent u het eens dat de «vaccineerproductie» fors omhoog zal moeten, aangezien 225.000 vaccinaties in drie weken betekent dat het 160 weken duurt voordat er 12 miljoen vaccinaties zijn gedaan (=70% van 17 miljoen)?
Het aantal vaccins dat gezet kan worden, wordt bepaald door het aantal vaccins waarover Nederland beschikt. In mijn voortgangsbrief van 20 januari jl. heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop ik meer vaccins ter beschikking wil stellen door een aanpassing te doen op vier onderdelen: het interval tussen de eerste en de tweede vaccinatie met BioNTech/Pfizer, in het voorraadbeheer, de vaccinatiegraad en de verwachte spillage.
Bent u bekend met het bericht dat de European Medicines Agency (EMA) niet op 28 december, maar mogelijk al op 21 december een uitspraak zal doen over één van de vaccins?
Ja.
Betekent een eerdere uitspraak van de EMA, uitgaande van een positief oordeel, ook dat er alsnog op 4 januari gestart kan worden met vaccineren?
Op 15 december – tijdens het plenaire debat over het COVID-19 virus – werd bekend dat het EMA mogelijk al op 21 december een positief advies voor het BioNTech/Pfizer vaccin zou verlenen. Dit heeft geleid tot intensief overleg met de GGD’en en het RIVM, om te kijken of planning naar voren kon worden gehaald.
Er waren echter nog steeds noodzakelijke stappen die gezet moesten worden, bijvoorbeeld het spoedadvies van de Gezondheidsraad over de geschiktheid voor de doelgroepen en de eventuele contra-indicaties. Ook moest de richtlijn, voor zorgmedewerkers gemaakt door het RIVM, na publicatie van het advies van de Gezondheidsraad aangepast worden aan de hand van de laatste inzichten. Ook het belscript moest met de laatste inzichten (bijvoorbeeld over geschiktheid voor zwangerschap) nog kunnen worden ingebouwd in het systeem, ook voor de helpdesk voor professionals van het RIVM. Daarom zijn we, zoals ik in mijn Kamerbrieven van 21 december jl. en 4 januari jl. heb aangegeven, in Nederland gestart in de week van 4 januari, waarbij op 6 januari de eerste vaccins zijn toegediend.
Kunt u toelichten waarom het registratiesysteem voor het vaccineren nog niet gereed is (zoals de voorzitter van de GGD/GHOR, de heer Rouvoet, op 15 december heeft laten weten)? Kunt u aangeven wanneer er met de bouw van dit systeem begonnen is?
Elke toediener van vaccins houdt een eigen registratie bij. De GGD’en gebruiken het systeem CoronIT voor het registeren van vaccinaties. Dit is het registratiesysteem dat sinds maart 2020 in gebruik is voor alle registraties rondom het testen. Het systeem is doorontwikkeld ten behoeve van het proces van (COVID-19) vaccineren. Het systeem is in gebruik voor het maken van afspraken voor vaccinatie. Over de verdere voorbereidingen van de registratie heb ik u geïnformeerd in mijn brief van 4 januari jl.
Kunt u aangeven welk registratie- en ICT-systeem Duitsland hanteert bij het vaccineren, gezien de Duitse zorgminister Jens Spahn heeft aangegeven alles in gereedheid te hebben gebracht om nog dit jaar te beginnen met vaccineren?
De verantwoordelijkheid voor het vaccineren en ook de registratie van de te vaccineren personen ligt bij de deelstaten. Deze hebben ieder hun eigen afsprakensysteem, vaak geïntegreerd in de website van de deelstaat of via een telefoonhotline. De mate waarin de verschillende deelstaten zijn gestart met het gebruik van deze systemen verschilt ook.
Voor wat betreft het monitoren van het aantal ingeënte personen, wordt de webapplicatie «Digitales Impfquotenmonitoring» gebruikt. De gegevens worden via een beveiligde internetverbinding door de deelstaten aangeleverd bij het Robert-Koch-Insituut.
Het voorkomen en bestrijden van genitale verminking |
|
Hayke Veldman (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Delftse powervrouw zet zich in tegen vrouwenbesnijdenis: «Dit gebeurt ook in Nederland»»?1
Ja.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de (vermoedelijke) cijfers van het aantal gevallen van genitale verminking in Nederland (hoe vaak vindt het plaats in Nederland, hoe vaak in het buitenland en hoeveel vrouwen in Nederland zijn besneden?) en het aantal vrouwen dat zich jaarlijks meldt bij de huisarts met deze problematiek?
Op 3 juli 2019 heeft de Minister van VWS aan uw Kamer de beleidsreactie op het prevalentierapport van Pharos verstuurd.2 Uit dit onderzoek blijkt dat naar schatting 41.000 vrouwen genitale verminking (VGV) hebben ondergaan. Het onderzoek geeft geen actuele cijfers van waar deze besnijdenissen hebben plaatsgevonden. Het geeft wel aan dat er enkele aanwijzingen zijn dat VGV plaatsvindt in Europa (bijvoorbeeld in Frankrijk, Italië, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk), en dat er aanwijzingen zijn dat meisjes slachtoffer worden van VGV tijdens een vakantie in hun land van herkomst. Het aantal vrouwen dat zich meldt bij de huisarts omdat zij slachtoffer zijn van VGV wordt niet gemonitord.
Deelt u de mening dat preventie van groot belang is bij risicogroepen en dat al vanaf de vruchtbare levensfase (nog voor een vrouw zwanger wordt), informatie ter preventie moet worden geboden door de huisarts, om te voorkomen dat een in de toekomst geboren dochtertje genitaal verminkt gaat worden? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat huisartsen te allen tijde deze informatie ook verstrekken?
VGV is een vorm van ernstige en – voor het merendeel van de slachtoffers – onomkeerbare mishandeling met grote gevolgen voor de mentale en fysieke gezondheid. Ik deel dan ook de mening dat preventie essentieel is bij de aanpak van VGV. Het preventiebeleid bestaat uit een aantal generieke en specifieke maatregelen om VGV te voorkomen, bijvoorbeeld de inzet van sleutelpersonen.
In de Actieagenda schadelijke praktijken (hierna: de actieagenda) zijn aanvullende maatregelen opgenomen om VGV te voorkomen.3 Ook het signaleren door medische professionals bij vermoedens van dreigende VGV is een belangrijk onderdeel van preventie. VGV is een vorm van kindermishandeling, en valt onder de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (hierna: de Meldcode). De specifieke rol van de huisarts bij VGV betreft het signaleren en melden van vermoedens van dreigende VGV, het bieden van nazorg en/of het behandelen van medische complicaties, en het doorverwijzen naar medische specialisten bij reeds uitgevoerde VGV. Ik ben bereid om met de LHV in gesprek te gaan over de vraag of er voldoende bekendheid bij huisartsen is over deze problematiek, of dat aanvullende informatie nodig is.
Deelt u de mening dat preventie een taak is van de gehele keten van zorg: de huisarts, de verloskundige, gynaecoloog, kinderarts, consultatiebureau en Jeugd en Gezin, VeiligThuis?
In Nederland geldt al jaren een zero tolerance beleid ten aanzien van VGV. De Nederlandse ketenaanpak van VGV bestaat uit een combinatie van preventie, wetshandhaving en goede zorg voor vrouwen die een besnijdenis hebben ondergaan. Het beleid in Nederland is vooral gericht op voorkomen dat een meisje besneden wordt. Als preventie niet gelukt is, is repressie aan de orde. Veel professionals hebben een rol bij de aanpak van VGV, waaronder de Jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, het onderwijs en verloskundigen. ZonMw laat momenteel een onderzoek uitvoeren naar het functioneren van de ketenaanpak VGV, als onderdeel van het onderzoeksprogramma van Geweld Hoort Nergens Thuis.4
Alle professionals die geacht worden te werken met de Meldcode hebben een rol in het signaleren en melden van dreigende VGV. Daarbij wordt binnen de Nederlandse ketenaanpak nauw samengewerkt tussen alle betrokken partijen om VGV te voorkomen. De Veilig Thuis organisaties registreren van elke adviesvraag en melding van huiselijk geweld en kindermishandeling ook de aard van het vermoedelijke geweld, waaronder VGV. Vanwege het geringe aantal adviezen en meldingen over VGV worden deze in de statistieken van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) meegeteld in de categorie fysieke kindermishandeling. De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt de kinderrechter om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen als een minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De oorzaak van deze ontwikkelingsbedreiging wordt echter niet als zodanig geregistreerd.
In hoeverre functioneert de huidige ketenaanpak van genitale verminking? Hoeveel meldingen van vrouwelijke genitale verminking heeft Veilig Thuis afgelopen twee jaar gekregen? Hoe vaak heeft Veilig Thuis een onderzoek ingesteld? Heeft Veilig Thuis bij vastgestelde vrouwelijke genitale verminking aangifte gedaan? Hoe vaak heeft Veilig Thuis een constatering van vrouwelijke genitale verminking uitgezet bij de Raad voor de Kinderbescherming? Hoe vaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming kinderbeschermingsmaatregelen genomen wegens vrouwelijke genitale verminking?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de gehele keten beter te laten samenwerken rond deze problematiek? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat zorgverleners voldoende kennis hebben van de materie (welke type vrouw heeft grote kans besneden te zijn, hoe ga je dat lastige gesprek aan, urgentie van preventie inzien, etc.)?
In de Actieagenda Schadelijke Praktijken zijn een aantal maatregelen aangekondigd die er op gericht zijn om de ketenaanpak VGV verdergaand te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is het verbeteren van de registratie door de GGD en de JGZ.
Medische professionals zijn een belangrijke schakel in het voorkomen van VGV en het bieden van de nodige nazorg voor besneden vrouwen en meisjes.
Momenteel beschikken medische professionals over een aantal bronnen van informatie over VGV. Zo is onlangs de «Leidraad Medische zorg voor vrouwen en meisjes met vrouwelijke genitale verminking» (hierna: de leidraad) ontwikkeld. De leidraad geeft medische professionals informatie over preventie, signaleren en bespreken, gevolgen en behandeling van (complicaties van) VGV. Met het oog op het verbeteren van de kennis van professionals om VGV en andere vormen van schadelijke praktijken beter te herkennen, laat ik, als onderdeel van de actieagenda, e-learning-modules ontwikkelen voor basisopleidingen en deskundigheidsbevordering voor professionals. Expliciet onderdeel hiervan is het toepassen van de Meldcode. Dit ontwikkeltraject wordt op korte termijn gestart.
Bent u bekend met het handelingsprotocol Vrouwelijke Genitale Verminking bij minderjarigen van Pharos? Vindt u deze aanpak geschikt en in hoeveel gemeenten wordt deze geïmplementeerd? Zo ja, waarom wel en sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ken dit handelingsprotocol. Het betreft afspraken die zijn gemaakt tussen onder andere Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de politie, over hoe gehandeld dient te worden bij vermoedens van VGV. Het is een protocol met werkafspraken tussen de partijen, met als doel om de ketensamenwerking te versterken. Ik beschik niet over gegevens van hoeveel gemeenten gebruik maken van het protocol.
Bent u bereid om met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) in gesprek te gaan om afspraken te maken over de preventie van genitale verminking, zoals het aangaan van het eerste gesprek bij vermoeden van mogelijke genitale verminking of van het vaststellen van reeds plaatsgevonden genitale verminking in de spreekkamer van de huisartsenpost, zodat adequate hulp en in sommige gevallen een verwijzing naar een gespecialiseerd arts kan worden geboden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een toelichting geven op het huidige beleid rond de vergoeding van hersteloperaties uit het basispakket en hoe wordt omgegaan met cosmetische hersteloperaties?
Uw Kamer is op 29 mei 2020 geïnformeerd5 over het advies van het Zorginstituut dat reconstructieve behandelingen zoals omschreven in de leidraad behoren tot het basispakket van de zorgverzekering. Vrouwen die voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven door de beroepsgroep krijgen de hersteloperatie dan ook vergoed uit de basisverzekering. In de leidraad is aangegeven dat er aan een hersteloperatie nog veel risico’s op complicaties zijn verbonden. Om die reden worden hersteloperaties enkel om cosmetische redenen nog niet uitgevoerd. Het is noodzakelijk om eerst meer inzicht te verkrijgen in de veiligheid en effectiviteit van de hersteloperatie alvorens beoordeeld kan worden of cosmetische hersteloperaties wenselijk zijn.
In de leidraad is tevens aangegeven dat het voor een dergelijk onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van hersteloperaties nodig is dat een groep vrouwen voor enige tijd gevolgd wordt. Het proces voor het doen van dit onderzoek loopt. Patiënten worden doorverwezen naar het Amsterdam UMC waar multidisciplinaire zorg voor deze hersteloperaties gecentraliseerd is vanwege de expertise die het UMC in huis heeft.
Bent u bekend met het feit dat artsen momenteel een dot-registratie missen om medische consulten en eventuele ingrepen bij genitaal verminkte vrouwen te kunnen registreren, terwijl zij hier wel behoefte aan hebben, en waarmee ook de zorgsector en het Rijk meer inzicht zou krijgen in de problematiek? Zo ja, bent u bereid een dot-registratie voor deze zorgvraag met eventuele operaties te introduceren? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat een onderdeel van de zorg zoals genoemd in de leidraad op dit moment nog niet geregistreerd kan worden door de medisch specialist. Dit geldt alleen voor de clitorisreconstructie. Voordat dit opgenomen kan worden in het Diagnose Behandelcombinatie (dbc)systeem is het noodzakelijk voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat de organisatie van zorg duidelijk is. De beroepsgroep en de NZa zijn hierover in gesprek en wanneer dit helder is wordt gekeken hoe deze ingreep in de dbc’s opgenomen kan worden. Voor de overige zorg genoemd in de leidraad is de bekostiging (in de medisch specialistische zorg) geregeld.
Kunt u een overzicht overleggen van de educatie over genitale verminking die thans wordt verstrekt aan huisartsen en verloskundigen en in samenspraak met de KNMG en LHV bezien of er meer gerichte educatie kan worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 6.
Welke specifieke maatregelen neemt u, de Minister van VWS, om kwetsbare vrouwen en jonge meisjes uit gemeenschappen waar genitale verminking vaak (algemeen) geaccepteerd is, tijdens deze gedeeltelijke lockdown alsnog te bereiken en te informeren over mogelijke hulp die het Rijk en andere instanties omtrent dit onderwerp kunnen bieden?
Het kabinet heeft sinds het begin van de coronacrisis verschillende maatregelen getroffen om te voorkomen dat de spanningen thuis hoog oplopen, en om ervoor te zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling op laagdrempelige manieren een melding kunnen doen. Zo is een chatfunctie bij Veilig Thuis ingevoerd zodat slachtoffers niet hoeven te bellen, en sinds 1 mei kunnen slachtoffers door het codewoord «masker 19» een melding doen bij apotheken. Tot op heden heb ik geen signalen ontvangen dat door de coronacrisis en gebrek aan capaciteit geen mogelijkheid is om in te zetten op VGV preventie. Ik heb regelmatig contact met alle betrokken partijen en blijf daarbij alert op deze signalen.
Welke ondersteuning biedt u, de Minister van VWS, momenteel aan instanties als de GGD die door het bestrijden van COVID-19 minder tijd hebben voor het informeren en helpen van kwetsbare vrouwen en jonge meisjes die ofwel een reële kans lopen op genitale verminking ofwel al genitaal verminkt zijn?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u, Minister van SZW, bereid in de inburgeringscursus en het examen specifiek aandacht te besteden aan de schadelijkheid en illegaliteit van genitale verminking en dit niet slechts in algemene normen te betrekken in het cursusaanbod en het examen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
In de nieuwe opzet van het inburgeringsstelsel wordt het minimum aantal uren van het participatieverklaringstraject (PVT) uitgebreid van vier naar twaalf uur. Meer contactmomenten en dus ook momenten van overdracht van kernwaarden, fundamentele vrijheden en rechten vergroot de kennis van deze waarden. In het PVT is zowel bij de behandeling van de kernwaarde vrijheid als bij gelijkwaardigheid ruimte om specifieke thema’s te adresseren. Het zelfbeschikkingsrecht is expliciet in de participatieverklaring opgenomen. Het doel van Kennis Nederlandse Maatschappij (KNM), als onderdeel van het inburgeringsexamen, is om inburgeraars kennis te laten vergaren over regels, instanties, gebruiken en gewoontes in de Nederlandse samenleving. Dit resulteert in een breed scala van onderwerpen waarover de inburgeraar iets moet weten, de zogenaamde eindtermen. Zelfbeschikking, vrijheid van meningsuiting, gelijkheid en daaraan verbonden rechten maken hier al een belangrijk onderdeel van uit. Alles overziende zie ik geen aanleiding om het examen, en daarvan afgeleid het cursusaanbod, aan te passen.
Ter uitvoering van het amendement van het lid Becker – gericht op het tegengaan van culturele onderdrukking en ter bevordering van zelfbeschikking6 – zet het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in op voorlichting aan nieuwkomers over het thema zelfbeschikking, waaronder vrouwelijke genitale verminking.
Per wanneer zal het aan de Kamer toegezegde beleid geeffectueerd worden om met extra controles op Schiphol te voorkomen dat meisjes en vrouwen meegenomen worden naar het buitenland om genitaal verminkt te worden?
De versterking van signalering door professionals op vliegvelden voor dreigende VGV is onderdeel van de actieagenda. Vanwege de coronacrisis ligt de focus op maatregelen die op dit moment kunnen worden uitgevoerd en ook in de huidige situatie een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van VGV. Doordat het vliegverkeer in grote mate stil ligt wordt de prioriteit aan andere maatregelen gegeven. Het is daarom niet te zeggen vanaf wanneer dit geeffectueerd wordt.
Hoe werkt momenteel de vrijwillige meldcode eergerelateerd geweld in het aantal meldingen dat binnenkomt rond genitale verminking? Bent u bereid te onderzoeken om een meldplicht te introduceren voor hulpverleners, onderwijzers en artsen bij Veilig Thuis, bij een vermoeden van (aanstaande) genitale verminking, zodat altijd hulp wordt geboden en ook een strafrechtelijk traject in gang kan worden gezet richting de daders? Zo nee, waarom niet?
Alle vormen van eergerelateerd geweld vallen onder de Meldcode. Daarnaast is het een professionele norm om bij vermoedens van acute en structurele onveiligheid een melding te doen bij Veilig Thuis. De factsheet van Movisie over (vermoedens van) eergerelateerd geweld is een nuttig hulpmiddel ter invulling van de stappen van de Meldcode. Het geeft professionals handvatten om de Meldcode toe te passen in situaties waar eer een rol speelt, met daarbij speciale aandacht voor de familieverhoudingen. In deze factsheet is VGV als onderwerp opgenomen, en is een verwijzing gemaakt naar het handelingsprotocol VGV. Dit handelingsprotocol is dan ook leidend. Er zijn geen actuele cijfers over de hoeveelheid meldingen van VGV die met behulp van de factsheet van Movisie zijn gedaan.
Als onderdeel van de actieagenda wordt onderzocht wat professionals beweegt om bij (vermoedens van) VGV al dan niet de stappen van de meldcode te doorlopen en waar nodig een melding te doen bij Veilig Thuis. De reden voor het uitvoeren van het onderzoek is het feit dat de geringe hoeveelheid meldingen van VGV niet overeenkomt met de prevalentiecijfers van het onderzoek uitgevoerd door Pharos. In dit onderzoek, waarvan de resultaten voor de zomer worden verwacht, worden professionals gevraagd welke stappen zij nemen wanneer zij een vermoeden hebben van (dreigende) VGV. Op basis hiervan wordt bekeken hoe de toepassing van de Meldcode in geval van mogelijke VGV kan worden verbeterd. Daarnaast wordt de vraag voorgelegd of een meldplicht mogelijk behulpzaam kan zijn. Tegelijkertijd heeft de Raad van State bij het ontwerpbesluit van de aangepaste Meldcode in 2017 zich kritisch uitgelaten over het invoeren van een meldplicht. Zo bestaan bijvoorbeeld zorgen over de autonomie van het slachtoffer en de beperking van de autonomie van de deskundige professional.
Een overvol Schiphol |
|
Henk Krol , Cem Laçin , Corrie van Brenk (PvdA), Jan Paternotte (D66), Gijs van Dijk (PvdA), Eppo Bruins (CU), Lammert van Raan (PvdD), Remco Dijkstra (VVD), Femke Merel Arissen (Splinter), Suzanne Kröger (GL), Chris Stoffer (SGP), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Overvol Schiphol geen uitzondering: «Komende tijd wordt alleen maar drukker»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat regelmatig lange rijen voorkomen bij de paspoortcontrole waarbij geen of nauwelijks afstand tussen de reizigers bewaakt wordt?
De Minister-President heeft in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op dinsdag 15 december jl. uitgesproken de beelden heel zorgelijk te vinden. Tevens gaf hij aan dat het kabinet verder in gesprek is met Schiphol om dit soort situaties te voorkomen. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft laten weten dat zij uit haar vel sprong toen ze de beelden van de drukte op Schiphol zag. Daarom heeft zij dit weekend meteen contact opgenomen met Schiphol en KLM dat deze problemen niet meer mogen voorkomen. De maatregel om 1,5 meter afstand te houden en de verplichting om in de publieke binnenruimtes een niet-medisch mondkapje te dragen gelden voor iedereen en ook op Schiphol. De situaties op Schiphol waarbij reizigers onvoldoende afstand bewaren zijn onacceptabel. Schiphol is en blijft open voor reizigers die een noodzakelijke reis moeten maken. Voor het overige is het dringende advies om thuis te blijven. Dat geldt dus ook voor familie en vrienden die reizigers wensen uit te zwaaien. Reizigers op Schiphol dienen de regels in acht te nemen. Wij hebben Schiphol om opheldering gevraagd en gezegd dat zij actie moeten ondernemen om te zorgen dat de maatregelen worden nageleefd. In de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19 van vandaag geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nadere toelichting over de genomen stappen.
Bent u het ermee eens dat de situatie op Schiphol zoals deze op 13 december is vastgelegd, zeer onwenselijk is gezien de opgave waar Nederland voor staat in het bedwingen van het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat u – al dan niet in overleg met de veiligheidsregio – heeft gedaan om te voorkomen dat op onze nationale luchthaven maatregelen worden geschonden?
Zie antwoord vraag 2.
Zet Schiphol op dit moment de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen?
Ja, Schiphol zet de maximale logistieke capaciteit in om rijen te voorkomen. In de brief die de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vandaag naar uw Kamer heeft verzonden over luchtvaart en COVID-19 is een aantal maatregelen opgesomd die direct na de piekdrukte van het afgelopen weekend zijn getroffen. De KMar blijft ondanks de teruggenomen passagiersaantallen passende inzet verlenen op Schiphol zodat alle beschikbare balies voor paspoortcontroles bemenst zijn.
Klopt het dat de drukte op Schiphol mogelijk alleen nog maar verder zal oplopen door de Brexit en het moeten overhandigen van een negatief testresultaat bij aankomst in Nederland?
Burgers uit het Verenigd Koninkrijk worden na de Brexit mogelijk derdelanders en moeten daardoor een grondige controle ondergaan bij de grensovergang volgens de Schengengrenscode. Ook dienen zij vanaf 1 januari 2021 een negatieve testuitslag en -verklaring te laten zien voorafgaand aan het boarden en bij de grens met Nederland. Ook in deze wachtrijen gelden de Nederlandse maatregelen. Hierover worden aankomende passagiers actief geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel passagiers sinds de oproep van de premier begin november om tot half januari geen reizen naar het buitenland te ondernemen, per vliegtuig, vanaf- en naar Schiphol hebben gereisd? Welk percentage hiervan valt volgens u onder de categorie «essentiële reizen»?
Vanaf 1 november tot en met 7 december zijn 211.300 passagiers op Schiphol aangekomen en zijn 215.400 passagiers vanaf Schiphol vertrokken. Het gaat hierbij om passagiers (exclusief transferpassagiers) met Schiphol als start- of eindpunt. Het totale aantal reizigers in november is circa 85% minder geweest dan in dezelfde periode vorig jaar. Ter vergelijking: in november 2019 waren er ongeveer 3 miljoen in- en uitgaande passagiers. Het is onbekend hoeveel van deze passagiers een ‘essentiële reis’ heeft gemaakt.
Kunt u toelichten waarom ondanks de oproep van de premier om tot half maart geen reizen naar het buitenland te ondernemen, het besluit pas op 15-12-2020 werd genomen om de reisadviezen voor de Canarische eilanden te wijzigen naar oranje?2
De reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan over de veiligheids- en gezondheidssituatie in het betreffende land of gebied. Vanwege de lokale gezondheidssituatie of inreisbeperkingen voor Nederlandse reizigers zijn de afgelopen maanden niet-noodzakelijke reizen naar vrijwel alle landen en gebieden in de wereld ontraden middels een oranje reisadvies. Slechts enkele gebieden, waaronder de Canarische eilanden, werden tot nu toe als veilig beoordeeld, op basis van een RIVM-advies. Daarnaast bevatten alle reisadviezen de eerdere oproep van het kabinet om niet naar het buitenland te reizen tenzij strikt noodzakelijk. Vanwege de door de Minister-President aangekondigde maatregelen en dringende adviezen in zijn toespraak van 14 december, is de dag erna besloten een generiek oranje reisadvies af te kondigen naast de oproep om tot medio maart niet te reizen. Het doorvoeren hiervan in alle systemen en de informatievoorziening aan diverse sectoren maakt dat dit dringende advies op 15 december jl. is gepubliceerd.
Bent u het ermee eens dat dit verwarring op kan hebben geleverd voor reizigers en de onwenselijke situatie dat tegen het advies in vluchten naar de Canarische eilanden werden gepromoot en geboekt, zoals dit ook het geval was voor reizen naar Curaçao?3
Het dringende advies niet naar het buitenland te reizen geldt ongeacht de kleur van de reisadviezen. Een geel reisadvies betekent: let op, veiligheidsrisico’s. Dit is geen aanmoediging voor het ondernemen van een vakantie.
Kunt u garanderen dat de reisadviezen van Buitenlandse Zaken nu altijd in lijn zullen zijn met de oproepen over reizen zoals gecommuniceerd tijdens persconferenties?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 8 gaan de reisadviezen primair over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in een land of gebied. Een dringend advies om niet te reizen tenzij strikt noodzakelijk wordt altijd opgenomen in de reisadviezen. Hierover is deze week contact geweest met de sector.
Bent u bereid om net als in het voorjaar het instrument van vliegverboden in te zetten indien dit noodzakelijk blijkt om de volksgezondheid te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u schetsen wanneer u dit instrument eventueel weer in zou zetten?
Een vliegverbod is op dit moment een onwenselijk instrument. Vluchten vinden plaats om het vitale transport van goederen en noodzakelijke reizen van passagiers te faciliteren. Ook mensen met cruciale beroepen moeten naar het buitenland kunnen reizen als dat noodzakelijk is. Dat geldt ook voor mensen die bijvoorbeeld naar een uitvaart van een familielid moeten.
Bent u bereid de huidige inzet ten aanzien van het ontmoedigen van niet-essentiële reizen verder te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja, daarom heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de kamer hierover vanavond geïnformeerd in de Kamerbrief luchtvaart en COVID-19.
Deelt u de mening dat met de recente besmettingscijfers en de beelden op Schiphol een extra urgentie is ontstaan om de teststraat op Schiphol zo snel mogelijk open te stellen voor reizigers en personeel op Schiphol? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u de teststraat zowel voor Schipholpersoneel als reizigers open te stellen?
Voor alle vliegreizigers wordt een negatieve testverklaring verplicht voor vertrek uit een risicogebied. Uw Kamer wordt hierover door de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het kerstreces geïnformeerd. Daarnaast verwacht de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat deze reizigers uit hoogrisicogebieden per half januari getest kunnen worden op dag 5 waardoor ze bij een negatief testresultaat hun quarantaine kunnen beëindigen na dag 5. Voor deze aanpak is nu geen teststraat op Schiphol vereist.
Verwacht u, naar aanleiding van de proef tussen Amsterdam en Atlanta, ook voor andere routes een air corridor op te kunnen zetten? Zo ja, welke routes staan dan het eerst op de planning en waarom zijn deze geprioriteerd?
De proef met de corridor tussen Amsterdam en Atlanta is gestart op 15 december jl. Op basis van de ervaringen tussen 15 december jl. en 5 januari a.s. zal een onderzoeksbureau een onafhankelijke evaluatie uitvoeren, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de veiligheid en gezondheid, de uitvoerbaarheid en de ervaringen van de reiziger. Als uit de evaluatie blijkt dat de proef succesvol is, zullen wij bezien of en hoe deze proef kan worden uitgebreid.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Zonder afbreuk te willen doen aan de vragen van de leden van de fracties zijn vragen daar waar mogelijk gecombineerd.
Het bericht 'CZ en VGZ beperken vrije zorgkeuze van patiënten die fysiotherapie nodig hebben' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «CZ en VGZ beperken vrije zorgkeuze van patiënten die fysiotherapie nodig hebben»?1
Zorgverzekeraars hebben binnen het zorgverzekeringsstelsel de taak om kwalitatief goede zorg tegen een redelijke prijs in te kopen voor hun verzekerden. Dit zijn ook de elementen waarop zij concurreren en zich onderscheiden. Elke zorgverzekeraar koopt de zorg in tegen de prijs en bij de zorgaanbieder die voldoet aan zijn eisen, zo ook CZ en VGZ. En dit komt tot uiting in hun polissen. Deze verschillen qua premie, maar ook qua gecontracteerde zorgaanbieders en geboden vergoeding. Dit levert een ruim aanbod op van verschillende polissen waaruit de verzekerde de polis kan kiezen die het beste bij hem of haar past.
Wat vindt u van de race to the bottom die al jaren gaande is als het gaat om de vergoeding voor fysiotherapie door zorgverzekeraars? Is er wel sprake van eerlijke tarieven?
Zorgverzekeraars en beroepsgroepen zijn constructief in gesprek over een toekomstbestendige tariefontwikkeling. Ook kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg spelen daarbij een belangrijke rol. Dit doen zij aan de hand van het kosten-onderzoek dat zij hebben laten uitvoeren door Gupta Strategists. Ik heb dit rapport eerder met uw Kamer gedeeld2. Verschillende verzekeraars hebben in 2020 de tarieven voor fysiotherapie (flink) verhoogd en ik heb begrepen dat een aantal dat voor 2021 ook/opnieuw doet. Daartegenover staat dat zorgverzekeraars ook de kwaliteit, doelmatigheid en betaalbaarheid van de zorg moeten stimuleren. Door contracten met fysiotherapeuten af te sluiten kunnen hierover afspraken worden gemaakt. Een scherp tarief betekent ook een scherpe zorgverzekeringspremie. Hetgeen ook in het belang is van de verzekerden.
Deelt u de mening dat het niet verantwoord is dat de vrije artsenkeuze onder druk wordt gezet omdat er steeds een groter onderscheid wordt gemaakt tussen gecontracteerde en ongecontracteerde zorgverleners? Vindt u een vergoeding van 60% voor niet-gecontracteerde fysiotherapeuten ten opzichte van de tarieven voor gecontracteerden zoals bijvoorbeeld bij de basisverzekering Just van CZ wel te verenigen met het principe van de vrije artsenkeuze? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ik vind dat verzekerden vrij moeten zijn in hun keuze voor de gewenste zorgaanbieder. En in het huidige stelsel is dat, naar mijn mening, ook het geval.
Verzekerden kunnen namelijk kiezen voor een (natura)polis bij een zorgverzekeraar die wèl een contract heeft gesloten bij de gewenste zorgaanbieder of die een hogere vergoeding betaalt voor de gewenste zorgaanbieder. Of zij kunnen kiezen voor een restitutiepolis. Een restitutiepolis maakt immers geen onderscheid tussen gecontracteerde en niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Onderschrijft u dat zo een tweedeling dreigt te ontstaan waarbij diegenen die het kunnen betalen wel de vrije artsenkeuze hebben maar diegenen die het niet kunnen betalen niet? Wat vindt u van deze tweedeling, gezien vanuit het principe van gelijke toegang tot zorg onafhankelijk van iemands portemonnee?
Gelijke toegang tot het basispakket vind ik erg belangrijk. Dit is ook een van pijler onder het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel. Daarom is er ook een acceptatieplicht voor de basisverzekering die wettelijk is verankerd. Dit maakt dat verzekerden vrij zijn om de polis te kiezen die het beste bij hun past. En daarbij kunnen zij rekening houden met de zorgaanbieders die de zorgverzekeraar heeft gecontracteerd of kunnen zij kiezen voor een restitutiepolis. De zorgtoeslag zorgt voor een tegemoetkoming in de kosten voor zorg. Van een tweedeling is naar mijn mening dan ook geen sprake.
Hoe rijmt u dit met uw besluit om het wetsvoorstel Bevorderen Zorgcontractering bij nader inzien niet in te dienen, vanwege de ophef die ontstond over de gevolgen die deze wetswijziging zou hebben voor de vrije artsenkeuze?
Zoals in de brief van 13 oktober jl.4 aan uw kamer is aangegeven verkleinen de nieuwe cijfers over het aandeel niet gecontracteerde zorg en alle inspanningen die worden ingezet, met inbegrip van een nieuw bekostigingsmodel, vooralsnog de noodzaak om dit wetsvoorstel in te dienen. Andere ontwikkelingen in de wijkverpleging en ggz, zoals de aanstaande wijzigingen in de bekostiging, maken het aangaan van een contract naar verwachting ook aantrekkelijker. Daarom is ervoor gekozen eerst te bezien of de andere maatregelen voldoende bijdragen aan het verminderen van niet-gecontracteerde zorg. Mocht blijken dat ondanks deze maatregelen het percentage niet-gecontracteerde zorg onvoldoende daalt, dan kan alsnog tot indiening van het wetsvoorstel worden overgegaan.
Wat gaat u doen om deze lage tarieven van zorgverzekeraars te voorkomen voor 2021?
Voor fysiotherapie gelden vrije tarieven. Dat betekent dat deze tot stand komen in onderhandeling tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Ik vind het belangrijk dat via contractering afspraken worden gemaakt over kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening en dat daartegenover een redelijk tarief staat. Om het gesprek hierover te stimuleren heb ik in de Bestuurlijke Afspraken Paramedische Zorg 2019–2022 met partijen afgesproken dat zij een kostenonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek gaat over tarieven én betaalbaarheid van de paramedische zorg. Stijgende tarieven hebben immers ook invloed op de betaalbaarheid – en daarmee de toegankelijkheid – van de paramedische zorg.
Dit kostenonderzoek, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd, helpt partijen om op basis van een feitelijke onderbouwing het gesprek te voeren over een passende en toekomstbestendige tariefontwikkeling, kwaliteit, innovatie en betaalbaarheid. In dit proces hebben partijen reeds werkagenda’s opgesteld om in samenhang aan deze thema’s te werken. Ik houd partijen daarbij aan de afspraken die in het bestuurlijk akkoord zijn gemaakt. De afspraken die door partijen worden gemaakt, kunnen tijdens de contractering vertaald worden in afspraken tussen de individuele zorgverzekeraar en zorgaanbieder.
Kunt u aangeven of andere sectoren ook worden getroffen door zulke lage tarieven?
Ik heb geen zicht op de inhoud van de inkoopafspraken 2021 tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de verschillende sectoren van de zorg en daarmee ook niet op de afgesproken tarieven. Daar waar nodig, houdt de Nederlandse Zorgautoriteit toezicht op de wijze waarop de contractering plaatsvindt, maar niet op de uitkomst daarvan. En uiteraard op nakoming van de wettelijke zorgplicht door zorgverzekeraars.
Het bericht ‘Joe Biden kan 5 miljoen Amerikaanse rokers laten stoppen’. |
|
Henk van Gerven |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Joe Biden kan 5 miljoen Amerikaanse rokers laten stoppen»?1
De mogelijkheid de sigaret zijn verslavende karakter te ontnemen vind ik een interessante en hoopgevende ontwikkeling.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat een dergelijke nicotinereductie technisch mogelijk is?
Het RIVM constateert dat nicotine terugbrengen in tabak technisch mogelijk is, maar stelt tevens dat consumenten deze vaak minder lekker vinden. Het is dan ook de vraag of tabaksproducten met een niet-verslavende hoeveelheid nicotine kans maken op de markt. Wanneer uitsluitend dit type producten op de markt zou worden toegelaten zou dit kunnen leiden tot een afname van het aantal rokers, omdat rokers niet meer verslaafd kunnen raken, maar mogelijk ook omdat ze deze sigaretten minder lekker vinden. Het wetenschappelijke artikel van het RIVM2 geeft overigens wel aan dat er gebrek is aan onafhankelijk onderzoek naar bijvoorbeeld de invloed op toxiciteit en aantrekkelijkheid van dergelijke producten voor consumenten.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit een opiniepeiling blijkt dat er in Nederland een groot draagvlak is voor een nicotinereductie en wel in de orde van driekwart van de bevolking?2
Dat vind ik positief en het sluit aan bij ander onderzoek op het gebied van tabaksontmoediging zoals bijvoorbeeld het draagvlak voor accijnsverhoging.
Deelt u de mening dat een dergelijke maatregel (de nicotinereductie) een enorme winst zou zijn voor de volksgezondheid?
De mogelijkheid om de sigaret zijn verslavende karakter te ontnemen kan in potentie leiden tot een grote verbetering van de volksgezondheid en ik kijk met grote interesse wat er gebeurt in de Verenigde Staten op dit gebied.
Wat zijn de mogelijkheden in wettelijke zin om een dergelijke nicotinereductie voor de Nederlandse markt door te voeren? In hoeverre kan Nederland dit om gezondheidsredenen afdwingen of bepalen? Verzet bepaalde Europese wetgeving zich hiertegen?
De Europese tabaksproductenrichtlijn (TPD) reguleert onder andere de ingrediënten van tabaksproducten. Over de hoeveelheid nicotine in tabak zelf is niets opgenomen. Echter door een maximumwaarde te stellen aan de emissie van nicotine in de tabaksrook wordt de input (via de tabak) indirect ook gereguleerd. Het mag producenten op basis van de Europese wetgeving niet onmogelijk gemaakt worden om aan een maximale emissiewaarde van 1 mg per sigaret te komen. Een reductie van nicotine in tabak naar een niet verslavend niveau van 0.4 mg/gram tabak maakt het onmogelijk sigaretten met een gehalte van 1 mg nicotine in de emissies te produceren en beperkt daarmee fabrikanten. Het is daarom onmogelijk het nicotinegehalte in tabak nationaal te beperken. Wanneer de Europese Commissie conform plan in mei a.s. het implementatierapport van de TPD oplevert en toezegt met een voorstel voor een nieuwe TPD te komen, zouden we als Nederland hierop kunnen reageren en dit punt mee kunnen nemen in onze reactie.
Bent u bereid los van het Nationaal Preventieakkoord deze mogelijkheden verder te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hierboven heb aangeven is het helaas niet mogelijk nationaal een dergelijke wetswijziging door te voeren onder de huidige TPD. Hier ligt een mooie uitdaging voor een volgend kabinet.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Preventie (medische-, leefstijl- en infectiepreventie)/verslavingszorg/drugsbeleid op 1 februari 2021?
Ja.
Het bericht ''Registreer wie welk vaccin krijgt’, zeggen de apothekers' |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel ««Registreer wie welk vaccin krijgt», zeggen de apothekers»?1
Het is van groot belang centrale registratie, wie welk vaccin krijgt, op orde te hebben. Naast monitoring van de effectiviteit van het vaccin en de vaccinatiegraad speelt de registratie een belangrijke rol bij de veiligheidsbewaking en monitoring van bijwerkingen, het snel kunnen handelen bij eventuele calamiteiten, het monitoren van de effectiviteit van vaccinatie, en de bestrijding van deze pandemie in het algemeen.
Hoe staat het met de ontwikkeling van het registratiesysteem van vaccinatiegegevens en wanneer denkt u dat dit systeem gerealiseerd zal zijn?
Het centrale registratiesysteem is in de eerste week van januari in gebruik genomen.
Kunt u nader toelichten hoe het registratiesysteem eruit zal gaan zien?
Het uitgangspunt is «registratie aan de bron». Dat wil zeggen dat de toediener van vaccins verantwoordelijk is voor de juistheid en compleetheid van de registratie in het decentrale systeem, het verkrijgen van toestemming van de cliënt ten behoeve van aanleveren van vaccinatiedata aan het RIVM, en voor het tijdig aanleveren van de data.
Het RIVM heeft de specificaties van de voor het centrale registratiesysteem benodigde vaccinatiedata beschikbaar gemaakt, evenals aansluitvoorwaarden. Voor elke fase in de vaccinatiestrategie worden de betreffende decentrale systemen gekoppeld aan het landelijk systeem. Toedieners van vaccins die niet over een eigen registratiesysteem beschikken dat geautomatiseerd gegevens kan doorleveren aan het centrale registratiesysteem, kunnen gebruik maken van een daartoe ontwikkelde invoerapplicatie.
Komt er een scanbare code op de flacon, zodat elke inenting vastgelegd kan worden?
Nee. Deze komt er, zoals in het artikel terecht is aangegeven, vooralsnog niet.
Krijgen gevaccineerde mensen een sticker mee met daarop de code van de batch en het merk van het vaccin dat ze toegediend hebben gekregen?
Ja, gevaccineerde mensen krijgen een schriftelijke vaccinatiebevestiging mee met daarop vermeld het type vaccin, en batchnummer. Vanaf eind maart 2021 is het mogelijk voor mensen die toestemming hebben gegeven dat hun vaccinatiedata gedeeld worden met het RIVM, hun eigen gegevens omtrent vaccinatie in te zien in het centrale registratiesysteem. Het RIVM werkt in dit kader aan een cliëntportaal voor het tonen van vaccinatiegegevens, waarvoor toegang wordt verleend met een DigiD.
Kunt u nader toelichten welke juridische haken en ogen er aan de ontwikkeling van het registratiesysteem zitten?
De zorgverlener heeft, om de benodigde gegevens te mogen verstrekken en het beroepsgeheim te doorbreken, uitdrukkelijke toestemming nodig van de gevaccineerde. In het geval van wilsonbekwamen is uitdrukkelijk toestemming nodig van de wettelijk vertegenwoordiger. De zorgverlener moet deze toestemming verkrijgen van de te vaccineren cliënten of hun wettelijk vertegenwoordiger voordat gegevens aan het RIVM worden verstrekt. Bij de oproep/uitnodiging tot vaccinatie wordt de burger daarom via een toestemmingsformulier, of als het niet mogelijk is om schriftelijke toestemming te realiseren in het proces, via een met kwaliteitswaarborgen omgeven mondelinge procedure geïnformeerd, waarom de centrale registratie belangrijk is in het individuele en collectieve gezondheidsbelang en wordt om actieve instemming gevraagd. Tevens wordt uitgelegd wat met de verzamelde data gebeurt en wordt aangegeven dat de burger altijd later de mogelijkheid heeft zijn/haar vaccinatiegegevens bij het RIVM te laten verwijderen en hoe men dit kan doen. Van mensen die ofwel niet opkomen voor vaccinatie ofwel wel komen maar geen toestemming geven voor het delen van de vaccinatiedata, worden alleen anonieme data op geaggregeerd niveau met het RIVM gedeeld. Het al dan niet toestemming geven voor het delen van data heeft overigens natuurlijk geen gevolgen voor de vaccinatie zelf. Ook als mensen geen toestemming geven, kunnen zij gewoon gevaccineerd worden. De boven beschreven aanpak past binnen het juridisch kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO).
Kunt u toezeggen dat het registratiesysteem in volle werking is voordat begonnen wordt met vaccineren?
Het centrale registratiesysteem is klaar en in werking.
Kunt u toezeggen dat mensen, wanneer de vaccinatie van mensen in twee keer plaatsvindt, beide keren hetzelfde vaccin toegediend krijgen en dit vaccin in geen geval van verschillende producenten is?
Wanneer iemand gevaccineerd wordt met een vaccin waarbij twee doses nodig zijn, zal dit met hetzelfde vaccin zijn. Bij de vaccinaties door de GGD wordt direct een afspraak gemaakt voor twee keer. Hier wordt in de bevoorrading ook rekening mee gehouden. Daardoor zullen mensen worden ingeënt met vaccins van slechts één producent.