Ventilatie |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), René Peters (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Herinnert u zich de debatten over de ontwikkeling van het coronavirus waarin het lid Van den Berg diverse malen vragen heeft gesteld over het voorkomen van overdracht door goede ventilatie en door duidelijke instructies daarover te maken voor scholen en bedrijven (aangezien niet iedereen het Bouwbesluit kent) en over de mogelijke inzet van (HEPA)-luchtfilters?1
Ja.
Kunt u aangegeven welke instructies toen zijn uitgegaan en welke acties zijn ondernomen?
Ruimte-OK is gevraagd een handreiking te maken met handzame instructies voor het ventileren in schoolgebouwen. Dat is de Handreiking Optimaal ventileren in scholen (lesopafstand.nl/ventileren) geworden. De sectororganisaties hebben in samenwerking met Ruimte-OK meerdere webinars georganiseerd. En er is een helpdesk bij Ruimte-OK ingericht, waar scholen terecht kunnen met hun inhoudelijke vragen over ventilatie in scholen. Komende maand worden door Ruimte-OK samen met FiAC (opleider voor ondersteunende organisatie van onderwijsinstellingen) specifiek voor facilitair medewerkers met Arbo taken vragenuurtjes in de vorm van webinars georganiseerd.
Herinnert u zich uw antwoorden op de schriftelijke vragen die de leden Van den Berg, Rog en Omtzigt op 7 augustus 2020 hebben ingediend over het bericht «Haast geboden met ventilatie op scholen»?2
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Rog en Van den Berg over ventilatie op scholen en koude werkplekken in het onderwijs waarbij werd aangegeven dat de subsidieregeling voor scholen pas in januari 2021 beschikbaar zou komen?3
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel scholen en onderwijsinstellingen (zowel in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, hoger onderwijs en beroepsonderwijs) nu nog niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit? Kunt u aangeven waarom bij 46% van de schoollocaties die gereageerd hebben op de vragenlijst van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen (LCVS) nog steeds geen onderzoek naar ventilatie is uitgevoerd? Kunt u tevens aangeven welke verbeteringen er uitgevoerd worden op de 12% van de schoollocaties waar de ventilatie niet op orde is?4
De ventilatiegegevens van schoolgebouwen in het funderend onderwijs, hoger onderwijs en beroepsonderwijs worden niet centraal bijgehouden. Er is dus geen centraal beeld hoeveel scholen voldoen aan het Bouwbesluit. Voor 46% van de schoolgebouwen in het funderend onderwijs waarvoor gereageerd is op de LCVS-uitvraag, liep het onderzoek nog of is aangegeven dat het onderzoek niet kon plaatsvinden. De onderzoeken kunnen inmiddels hebben plaatsgevonden en afgerond zijn. Desondanks kan een reactie ontbreken op deze niet-verplichte uitvraag.
Scholen zijn opgeroepen om hun ventilatie – daar waar deze niet voldeed – op orde te brengen. De middelen uit de SUViS-regeling zijn daarvoor specifiek beschikbaar gesteld. De SUViS-regeling is uitgeput wat betekent dat scholen aan de slag zijn gegaan met ventilatie-verbeter-maatregelen. De orde van grootte en daarmee het karakter van de aanvragen verschillen behoorlijk.
Kent u het artikel waarin 39 wetenschappers aangeven dat er meer aandacht besteed moet worden aan ventilatie in coronabestrijding?5
Ja.
Bent u bekend met het bericht waaruit blijkt dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nu wel erkent dat aerosolen toch een rol spelen bij besmetting?6
Ja.
Welke acties gaat u ondernemen naar aanleiding van dit aangepaste inzicht van het RIVM?
Er is geen sprake van een aangepast inzicht. Het RIVM adviseert al sinds de zomer van 2020 om voldoende te ventileren. Er is vooral een betere omschrijving gegeven over hoe verspreiding plaatsvindt. Onderdeel daarvan is dat in specifieke situaties aerogene transmissie mogelijk lijkt te zijn: in slecht geventileerde ruimtes en ruimtes waar veel mensen langdurig bij elkaar verblijven.
Dit leidt niet tot aanpassing van het RIVM advies dat scholen minimaal moeten voldoen aan het Bouwbesluit en aanvullende richtlijnen en dat ventileren belangrijk is.
Daarbij blijft het naleven van de basisregels onverminderd belangrijk.
Bent u bekend met het Binnenklimaat label dat in februari 2021 is gelanceerd (waarin Rijksvastgoedbedrijf ook participeert), de bijbehorende positon paper van de Brancheorganisatie en het meta-onderzoek van Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) voor de coalitie gezonde binnenlucht?7 8
Ja.
Kunt u aangegeven wat de scores zijn van de gebouwen die onder Rijksvastgoed vallen op basis van het Binnenklimaat label?
Nee. Het Binnenklimaatlabel wordt niet toegepast op panden van het RVB. Het Binnenklimaatlabel van Vereniging Binnenklimaat is een ontwikkeling met het oog op duurzaamheidsmaatregelen. Het bevindt zich momenteel in een introductiefase waarbij het nut van toepassing door het RVB nog niet is aangetoond.
Bent u bereid om ook alle scholen op basis van dit label te laten beoordelen? Zo nee, waarom niet?
Gezien de fase waarin het label zich bevindt vind ik het te prematuur maar ik volg de ontwikkelingen met interesse.
Herinnert u zich de technische briefing van januari 2021 waarin het RIVM bevestigde dat lage temperaturen in de buitenlucht voor meer besmettingen zorgen omdat de lucht dan droger is? Wat is bij binnenruimtes de bijdrage van omgevingsfactoren als temperatuur, luchtvochtigheid en (direct) zonlicht? Wordt daar bij scholen ook naar gekeken? Hoe lang blijft een binnenruimte besmettelijk zonder ventilatie?
Tijdens de technische briefing van 13 januari 2021 is verwoord dat temperatuur en luchtvochtigheid invloed hebben op de stabilisatie van druppels. En dat deze factoren ook worden meegenomen in de RIVM-modellen. Er is echter niet gesteld dat drogere lucht bij lage temperaturen resulteert in een toename van het aantal besmettingen. Temperatuur en luchtvochtigheid kunnen in binnenruimtes invloed hebben op de mate van verdamping van druppels. Uit literatuuronderzoek van het RIVM blijkt ook dat slijmvliezen in zeer lage relatieve luchtvochtigheid (< 10–30%) gevoeliger kunnen worden voor infecties doordat trilhaaractiviteit in de neus afneemt en slijmvliezen droger worden (RIVM, 2008). Het is echter onbekend in welke mate deze omstandigheden bijdragen aan het aantal besmettingen. Uit voorzorg adviseert het RIVM om de relatieve luchtvochtigheid tussen de 40 en 60% te houden (zie Ventilatie en luchtreiniging | RIVM). Er is echter geen onderbouwing dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn als de relatieve luchtvochtigheid tijdelijk lager is.
Het is niet bekend wat voor bijdrage (direct) zonlicht heeft in een binnenruimte, maar de bijdrage lijkt niet relevant te zijn. Direct zonlicht bij voldoende blootstelling kan het coronavirus inactiveren. Tijdens een gecontroleerde studie met directe blootstelling aan 20 minuten artificieel zonlicht bij verschillende relatieve luchtvochtigheid (RV van 20, 45 en 70%) trad 90% inactivering op in genereerde aerosolen van 2 µm bij 20 °C en (Schuit et al., 2020). Echter, in binnenruimtes komt (direct) zonlicht maar voor een deel in de binnenruimte en het meeste zonlicht komt door het glas van de ramen naar binnen. Zonlicht door ramen is geen factor van betekenis omdat alleen UVA-straling door het glas in de ruimte komt en de blootstelling aan effectieve straling zeer laag is. Scholen gebruiken – waar mogelijk – de Handreiking Optimaal ventileren in scholen van Ruimte-OK.
Ten aanzien van de vraag «Hoe lang blijft een binnenruimte besmettelijk zonder ventilatie?» het volgende. Internationale consensus is dat aerogene transmissie in een ruimte zonder ventilatie mogelijk is. Echter, hiervoor is het noodzakelijk dat er een besmettelijk persoon in de ruimte aanwezig is (geweest) én dat deze persoon voldoende virusdeeltjes heeft verspreid om iemand anders te besmetten. Niet iedereen met COVID-19 verspreidt evenveel virusdeeltjes en dit hangt ook af van de activiteit in de ruimte. De infectieuze dosis is nog onbekend. Een binnenruimte zonder ventilatie waar een besmettelijk persoon aanwezig is (geweest) is dus niet per definitie een besmettingsrisico voor andere personen in die ruimte. Daarnaast spelen ook factoren zoals afmeting van de ruimte, de verblijfsduur, luchtstromen en luchtvochtigheid in de ruimte een rol. Verder is niet uit te sluiten dat besmetting via oppervlakken een rol speelt. Doordat deze factoren per situatie kunnen verschillen is het niet mogelijk de vraag te beantwoorden
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot uitvoering van de motie Van den Berg om praktijkonderzoek uit te laten voeren naar de vraag of en, zo ja, onder welke voorwaarden technische innovaties zoals het gebruik van luchtreinigers de transmissie van het coronavirus in binnenruimtes verminderen?9
Het RIVM is verzocht een onderzoeksvoorstel te maken naar effectiviteit van luchtreinigers op transmissie van het coronavirus. We bekijken of, en door welke onderzoekspartner, dit onderzoek kan worden uitgevoerd.
Kunt u iedere gestelde vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De CoronaCheck-app en ‘testen voor toegang’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de aankondiging van de reispas in de CoronaCheck-app?1
Ja.
Zal het in de toekomst mogelijk zijn en blijven een reiscertificaat te bemachtigen zonder gebruik te hoeven maken van deze app?
Ja, mensen kunnen zelf kiezen of zij de CoronaCheck app gebruiken of een papieren test-, vaccinatie- of herstelbewijs als reisbewijs op papier printen via de website www.coronacheck.nl.
Is het straks mogelijk deze app zonder DigiD te gebruiken? Indien dit niet het geval is, hoe wordt ervoor gezorgd dat burgers zonder een DigiD ook van deze app gebruik kunnen maken?
DigiD is niet vereist om toegang tot de app te verkrijgen. Het kunnen tonen van een QR code met de app moet namelijk ook offline mogelijk zijn, waar DigiD een online verbinding vergt.
Voor het ophalen van een negatief testresultaat bij commerciële testaanbieders wordt DigiD niet gebruikt. Voor het ophalen van testresultaten (zowel negatief als positief) bij de GGD en voor het ophalen van vaccinatiegegevens is het gebruik van DigiD wel vereist. Dit om op betrouwbare manier de identiteit van de aanvrager te kunnen vaststellen en op basis daarvan de achterliggende databases te kunnen bevragen. Om bij de GGD online een test aan te vragen, testresultaat in te zien of vaccinatieafspraak te maken is ook nu DigiD vereist. Aan burgers die nog geen DigiD hebben, wordt het advies gegeven om er tijdig een aan te vragen. Voor de situaties waarin een persoon toch niet beschikt of kan beschikken over een DigiD wordt een uitzonderingssituatie gecreëerd waarbij iemand bij de organisatie die het vaccin heeft toegediend een papieren bewijs kan maken voor de gevaccineerde persoon.
Wanneer zijn de eerste voorbereidingen voor deze app getroffen? Wanneer is deze website «CoronaCheck» voor het eerst geregistreerd?2
De eerste voorbereidingen voor digitale ondersteuning rondom het testen op covid-19 zijn in november 2020 getroffen. De ontwikkeling van de CoronaCheck app is in januari 2021 gestart. De eerste versie van deze app is sinds 24 maart jl. in de appstores te vinden. De domeinnaam voor de «CoronaCheck» website is al eerder door een andere persoon geregistreerd en op 15 februari 2021 overgedragen aan de rijksoverheid.
Bent u bekend met het artikel «Testsamenleving is onzinnig, exorbitant duur en leidt tot uitsluiting van gezonde mensen»?3
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de bewering (en de onderbouwing daarvan) in dit artikel dat de testsamenleving onzinnig en exorbitant duur is?
Ik kan mij daar niet in vinden. Door coronatoegangsbewijzen in te zetten kunnen delen van de samenleving eerder of met minder maatregelen heropenen. Dat betekent bijvoorbeeld dat ondernemers meer bezoekers kunnen toelaten of een paar weken eerder hun deuren kunnen openen. Vanaf stap 4 van het openingsplan kunnen toegangstesten worden ingezet ter vervanging van de anderhalve meter maatregel. Dat betekent voor bepaalde ondernemers en organisaties het verschil tussen rendabel open en dicht zijn deze zomer, bijvoorbeeld voor de evenementensector. Ik vind het daarom ook verdedigbaar dat we als samenleving een snellere heropening bekostigen. Wat de hoogte van de kosten betreft deel ik de conclusie ook niet. Er is geld gereserveerd voor honderd duizenden testen per dag. Zoals eerder aangegeven wordt per fase voor de testen betaald, waarbij steeds de mogelijkheid is om het aantal testen af te schalen als dat nodig blijkt.
Wat zijn volgens u de kosten van het «testen voor toegang»-beleid per gewonnen levensjaar? Indien dit niet bekend is, bent u bereid dit te laten onderzoeken en te vergelijken met andere bestedingsmogelijkheden, zoals het opschalen en verbeteren van de zorg?
Testen voor toegang kan bijdragen aan het opsporen van besmettingen, maar het primaire doel is het heropenen van de samenleving. Het kabinet heeft hierbij niet berekend wat de kosten per gewonnen levensjaar zouden zijn. Wel is afgewogen dat economische steunmaatregelen door het eerder en ruimer openstellen van sectoren sneller kunnen worden afgebouwd.
Bent u bereid het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) te vragen op korte termijn een advies uit te brengen over het «testen voor toegang» beleid? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vraagt met enige regelmaat het Outbreak Management Team (OMT) – waar het RIVM ook in is vertegenwoordigd – om advies uit te brengen over coronabeleid, zo ook over testen voor toegang. Het OMT heeft de afgelopen maanden hier meermaals adviezen over uitgebracht. Het kabinet heeft daarop gereageerd in de voortgangsbrieven over het coronabeleid.
De leefstijlcampagne ‘Fitopjouwmanier’ en het aanpakken van de grondoorzaken van ongezond leven |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u het bericht «Overheid wil mensen met tips aansporen gezonder te worden» over de leefstijlcampagne «Fitopjouwmanier», waarbij tips worden gegeven om gezonder te leven zoals «maak als lunch eens een salade», «loop een rondje in de avond» en «ruil die cola in voor water»?1
Ja.
Hoeveel heeft de leefstijlcampagne «Fitopjouwmanier» de belastingbetaler gekost?
Voor de gehele leefstijlcampagne «Fit op jouw manier» is voor 2021 een budget van € 3,44 miljoen gereserveerd (inclusief btw). Daarin zitten de kosten voor ontwikkeling van de strategie, het concept, uitwerking en productie van materialen, tests bij de doelgroep, campagne effectmetingen en de media inkoop en -analyse. De media-inzet (totaal € 2,1 miljoen, inclusief btw) bestaat uit een mix van uitingen op radio, tv, online en social media. Daarnaast zijn verspreid over het land (digitale) posters te vinden in bijvoorbeeld winkelcentra en in, op en nabij het openbaar vervoer. In de loop van dit jaar komen daar nog andere kanalen bij om de brede doelgroep zo goed mogelijk te bereiken. Ter vergelijking: De gemiddelde media-inzet van campagnes met televisiespots was in 2019 € 1,2 miljoen en in 2020 € 1,7 miljoen. «Fit op jouw manier» zit op dat vlak dus hoger dan gemiddeld, maar lager dan bijvoorbeeld de donorcampagne en de campagne «Alleen samen». Het mediabudget is vergelijkbaar met de campagne «Werken in de zorg» en campagnes van de Belastingdienst, waarmee de rijksoverheid ook een hele brede doelgroep wil informeren en aanzetten tot ander gedrag.
Erkent u dat de leefstijlcampagne «Fitopjouwmanier» mensen voorspiegelt dat gezond leven een kwestie is van het aanleren van goede gewoontes?
Het stimuleren van een gezonde leefstijl bestaat uit een combinatie van individuele leefstijlkeuzes en een gezonde leefomgeving. In deze coronatijd is het belangrijk voor mensen om te weten dat ze met kleine veranderingen in de leefstijl al iets aan hun weerstand kunnen doen. Dat neemt niet weg dat daarnaast ook wordt ingezet op een gezonde omgeving. Er wordt door heel veel partijen en mensen gewerkt aan een gezonder Nederland. Bijvoorbeeld via het Nationaal Preventieakkoord en het Nationaal Sportakkoord, met interventies in de buurt zoals de inzet van een buurtsportcoach in de wijk, afspraken met de industrie over het verminderen van zout, suiker, en vet en diverse acties om het voedselaanbod in verschillende onderdelen van de omgeving gezonder te maken, van kinderopvang en school tot sportkantine en van ziekenhuis tot (tank)station. In mijn brief van 4 juni jl. ga ik verder in op het belang van een gezonde leefomgeving en de juridische mogelijkheden om in te grijpen in de voedselomgeving.2
Wat zegt u tegen mensen met een bijstandsuitkering die geen gezonde, biologische salade kunnen betalen en van de overheid nog geen boodschappentas cadeau mogen krijgen?
De kern van de campagne is dat er veel verschillende manieren zijn om fitter te worden. Iedereen is anders: er is altijd wel iets dat bij je past. Uitgangspunt bij de tips die we geven is dat ze makkelijk uitvoerbaar zijn, ook voor mensen met een bijstandsuitkering. Wat betreft het ontvangen van giften in de bijstand is de Minister van SZW een traject gestart3 om te komen tot een Participatiewet die werkt vanuit vertrouwen en met oog voor de menselijke maat. Binnen dit traject zal ook gekeken worden naar de regelgeving rond schenkingen. De Minister van SZW zet daarbij in op een beleidsplan met oplossingen/oplossingsrichtingen bij aantreden van het nieuwe kabinet.
Wat zegt u tegen inwoners van de gemeenten rondom Tata Steel die tijdens het rondje in de avond vervuilde lucht inademen en zich tot de rechter moeten wenden omdat de overheid hen geen gezonde lucht garandeert?
In deze publiekscampagne komen verschillende leefstijlaspecten aan bod. Er worden veel verschillende tips gegeven om gezondere keuzes te maken en je fitter te voelen. Maar wat voor de één werkt, werkt voor de ander niet en omgekeerd. Met deze leefstijlcampagne willen we iedereen in Nederland heel praktisch laten zien welke verschillende stappen mensen zelf kunnen zetten naar een gezondere leefstijl. De tips hebben niet alleen betrekking op meer bewegen, maar ook op gezond eten, goed slapen, ontspannen en de invloed van sociaal contact.
Uiteraard begrijp ik de zorgen van de inwoners van de gemeenten rondom Tata Steel over de invloed van de leefomgeving op de gezondheid. Het Rijk, de provincie Noord-Holland en de IJmondgemeenten Beverwijk, Heemskerk en Velsen werken daarom samen in het Schone Lucht Akkoord om een permanente verbetering van de luchtkwaliteit te realiseren. Dit gebeurt door emissies van luchtvervuilende stoffen in diverse sectoren, waaronder de industrie, terug te dringen via een groot aantal maatregelen. Die maatregelen liggen zowel op lokaal als op nationaal en Europees niveau. De lokale inspanningen zijn omschreven in de «Visie op een gezondere leefomgeving IJmond». Tegelijkertijd werkt de provincie ook aan een gezondere leefomgeving met het «Programma Gezonde Leefomgeving» en het «Programma Tata Steel 2020–2050: Samenwerken aan een gezondere en veilige IJmond».4 Alles met als doel de leefomgeving voor inwoners in die omgeving gezonder te maken.
Wat zegt u tegen mensen die netjes hun cola hebben ingeruild voor water en vervolgens in goed vertrouwen per ongeluk thuiskomen met boodschappen vol met verborgen zout en suiker, omdat de vrijblijvende afspraken die de overheid met de voedingsmiddelenindustrie maakt nauwelijks resultaten opleveren?
Consumenten maken gezondere keuzes door meer volgens de Schijf van Vijf en minder bewerkte producten te eten. Bewerkte producten bevatten vaak veel zout, suiker en verzadigd vet. Minder bewerkte producten eten en bij bewerkte producten kiezen voor een betere samenstelling (minder zout, suiker, verzadigd vet) dragen bij aan een betere gezondheid. Om de samenstelling van bewerkte producten verder te verbeteren wordt er gewerkt aan de nieuwe aanpak voor productverbetering. In mijn brief van 13 november 20205 ga ik in op de onderdelen van deze nieuwe aanpak productverbetering. Na de zomer wordt u geïnformeerd over de verdere uitwerking van de nieuwe aanpak die van start gaat in 2022.
Erkent u dat gezond(er) leven volgens wetenschappers slechts in beperkte mate wordt bereikt door middel van bewustwording van gezonde en ongezonde gewoontes?
De aanpak van leefstijl gerelateerde gezondheidsproblemen is complex en vraagt om een integrale aanpak. Onderdeel van deze aanpak is bewustwording en stimuleren om een eerste stap te zetten naar een gezonde leefstijl. Dat is waar deze campagne zich op richt. De campagne is mede ontstaan door een oproep van diverse wetenschappers en medici. Deze groep heeft het kabinet opgeroepen om gezond leven vanaf nu een nadrukkelijker onderdeel te maken van onze aanpak van en communicatie over COVID-19. Ook vanuit de sport en beweegsector is een oproep gedaan om sport en bewegen meer te integreren in het dagelijkse leven. Naast de campagne wordt er ook ingezet op de gezonde omgeving – van kinderopvang en school tot sportkantine en van ziekenhuis tot (tank)station – en programma’s zoals Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG), sportstimulering via buurtsportcoaches en 2diabeat.
Erkent u dat gezond leven voor veel mensen nauwelijks haalbaar is, door sociaaleconomische ongelijkheid, luchtvervuiling en een ongezonde voedselomgeving?
Ik erken dat er veel verschillende factoren van invloed zijn op een gezond leven. De campagne is onderdeel van een diversiteit aan maatregelen en aanpakken. De inzet van de campagne is om mensen te inspireren met kleine veranderingen gezondere keuzes te maken. Er zijn altijd mogelijkheden om gezondere keuzes te maken. Daarom zijn er veel verschillende tips verzameld die te vinden zijn op de campagnewebsite fitopjouwmanier.nl. Op deze manier zit er altijd wel iets bij dat past.
Erkent u dat artsen en wetenschappers al jaren waarschuwen dat ongezond leven een sluimerende gezondheidscrisis veroorzaakt en dat betekenisvolle verbetering alleen kan worden bereikt door collectieve actie en het aanpakken van bovengenoemde grondoorzaken?
De coronacrisis maakt extra zichtbaar hoe belangrijk een gezonde leefstijl is. Eind 2020 hebben artsen, wetenschappers en bestuurders in een gezamenlijke oproep benadrukt dat overgewicht bij COVID-19 patiënten de kans op een ongunstig ziektebeloop vergroot. Daarbij geven de experts duidelijk aan dat ook kleine veranderingen in leefstijl – bijvoorbeeld dagelijks wandelen, goed slapen en gezonder eten – binnen enkele weken een positief effect kunnen hebben op je weerstand. Deze campagne richt zich daarom op keuzes die het individu zelf kan maken om gezonder te leven. Mensen moeten weten dat kleine veranderingen al binnen enkele weken effect hebben op hun weerstand. Dat neemt niet weg dat er ook andere gezondheidsdeterminanten zijn die impact hebben op de volksgezondheid. In eerdere brieven aan de Kamer ben ik nader ingegaan op de gezonde voedselomgeving6, het Programma Gezonde Groene Leefomgeving,7 gezonde schoollunches,8 Nederland vitaal en in beweging9 en de landelijke nota gezondheidsbeleid.10
Erkent u dat «kleine stapjes» niet voldoende zijn om Nederland gezonder te maken?
Met kleine veranderingen in leefstijl kunnen we de weerstand van Nederlanders wel degelijk verbeteren. Daarbij erken ik dat de aanpak van leefstijl gerelateerde gezondheidsproblemen complex is en breder dan alleen het geven van leefstijladviezen. Zoals hierboven beschreven lopen er verschillende programma’s die bijdragen aan een gezonder Nederland. Ook in het Nationaal Preventieakkoord, dragen zo’n 200 acties van ruim 70 partijen hieraan bij. Deze campagne laat zien wat je zelf kunt doen om je leefstijl te verbeteren. Hiermee willen we mensen inspireren die veranderingen door te voeren. In de volgende fase van de campagne gaan we meer in op het volhouden van die gezonde leefstijl. Als er begeleiding of hulp nodig is, dan kun je daar op de website ook informatie over vinden. Zo kunnen bijvoorbeeld mensen met (ernstig) overgewicht via het basispakket gebruik maken van een gecombineerde leefstijlinterventies (GLI), een leefstijlprogramma waarin wordt gecoacht op een duurzame gedragsverandering op voeding en bewegen.
Wat gaat u doen om de ongezonde leef- en voedselomgeving, ofwel de structurele oorzaak van gezondheidsschade en ongezond leven, aan te pakken?
Er wordt door heel veel partijen en mensen gewerkt aan een gezonder Nederland. De recente brief11 over het Programma Gezonde Groene Leefomgeving is daar een voorbeeld van. Ook met het Nationaal Preventieakkoord zijn al mooie stappen gezet (zie ook mijn antwoord op vraag 3). Ik erken dat er verdere stappen nodig zijn en heb daarom het RIVM gevraagd om te onderzoeken welke extra maatregelen ingezet kunnen worden om problematisch alcoholgebruik en overgewicht verder te verminderen. Dit rapport12 is op 7 april aan de Kamer verstuurd en geeft weer welke mogelijkheden er zijn om de ambities van het Nationaal Preventieakkoord in 2040 dichterbij te brengen. Daarnaast ga ik in mijn brief van 4 juni jl. verder in op het belang van een gezonde voedselomgeving en de juridische mogelijkheden om in te grijpen in de voedselomgeving. De besluitvorming hierover laat ik aan de Kamer dan wel het nieuwe kabinet.
Het bericht dat Duitsland reisbeperkingen instelt voor het Verenigd Koninkrijk vanwege de opmars van de Indiase virusvariant B.1617 |
|
Jan Paternotte (D66), Kiki Hagen (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Germany suspends travel from the U.K. amid concerns of a variant’s spread»?1 en «No 10 «tried to block» data on spread of new Covid variant in English schools»?2
Ja.
Kunt u aangeven hoe u de classificatie van het Verenigd Koninkrijk als «virusvariantgebied» door het Robert Koch Instituut beoordeelt?
Varianten worden nauw gevolgd om eventuele gevolgen voor de epidemie op langere termijn in kaart te brengen. Duitsland heeft het VK uit voorzorg op de lijst van landen met virusvarianten geplaatst omdat ze de import van meer besmettelijker varianten willen vertragen zolang de vaccinatiegraad in Duitsland nog laag is (ongeveer 48% volgens het ECDC). Naar aanleiding van de berichten over de Duitse maatregelen ten aanzien van Britse reizigers heeft het kabinet het RIVM om advies gevraagd. Het RIVM heeft aangegeven dat i) de incidentie in het VK veel lager is dan Nederland, ii) het aantal importgevallen vanuit het VK laag is en iii) de kans op introductie van de Indiase variant vanuit het VK laag is.
Kunt u aangeven welke maatregelen u momenteel heeft getroffen – naast de reguliere maatregelen ten aanzien van het coronavirus en internationaal reizen – om de opmars van de Indiase virusvariant B.1617 (hierna: B1617) in Nederland te vertragen?
Voor reizigers uit het VK geldt het EU-inreisverbod, een NAAT-testverplichting en een dringend advies tot quarantaine.
Het RIVM heeft de epidemiologische situatie in het VK beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er op dit moment – vanwege de lage incidentie en het percentage positieve testen – geen sprake is van een verhoogd risico. Aanvullende maatregelen zijn op dit moment niet noodzakelijk. Op mijn verzoek blijft het RIVM de situatie nauwgezet monitoren, waarbij zij mij gevraagd en ongevraagd zal adviseren indien aanvullende maatregelen voor reizigers uit het VK op een later moment alsnog nodig blijken.
Kunt u aangeven hoe lang het momenteel, op 23 mei 2021, duurt voordat bron- en contactonderzoek gestart kan worden als een variant wordt vastgesteld door de kiemsurveillance (dus vanaf het afnemen van de eerste test tot de vaststelling van de variant via kiemsurveillance)?
De GGD'en starten het bron- en contactonderzoek (BCO) bij de index zodra een positieve testuitslag bekend is, vrijwel altijd nog op dezelfde dag. Wanneer tijdens het brononderzoek een link tussen de (bron van de) index en het risicoland wordt gesignaleerd, wordt kiemsurveillance van het testmonster aangevraagd. Aan de desbetreffende index én zijn/haar contacten wordt al bij een verdenking op een virusvariant bijzondere aandacht gevraagd voor de maatregelen.
De uitslag van kiemsurveillance volgt veel later dan de positieve of negatieve uitslag van de test, soms tot enkele weken na de initiële uitslag. Het BCO is dan dus al afgerond. Deze doorlooptijd is inherent aan de DNA-analyse. Het DNA van het virus moet gelezen worden met speciale apparatuur en vervolgens geanalyseerd worden. Dat kost een paar weken.
Bij een bevestigde virusvariant (VOI of VOC) uit het kiemsurveillance onderzoek, kan de regionale GGD aanvullend nog extra acties inzetten met betrekking tot het BCO. Index en contacten worden soms nog nagebeld om het belang van maatregelen extra te benadrukken en eventuele clusters nog beter in kaart te brengen. Bij positief geteste contacten van de index kan gericht sequencing worden ingezet om na te gaan of er sprake is van de betreffende variant.
Kunt u specifiek aangeven wat het verschil momenteel is in de wijze van – en intensiteit waarmee – bron- en contactonderzoek wordt toegepast bij geconstateerde besmettingen met B1617 ten opzichte van andere varianten?
Aan de desbetreffende index én zijn/haar contacten wordt al bij een verdenking op een virusvariant bijzondere aandacht gevraagd voor de maatregelen. De BCO-medewerker geeft aan dat de maatregelen (isolatie & quarantaine) extra belangrijk zijn, omdat niet altijd direct duidelijk is of een virusvariant zich anders kan gedragen, zich gemakkelijker kan verspreiden en/of bestaande vaccins effectief zijn. Wanneer uit de kiemsurveillance blijkt dat er sprake is van een variant of concern (VOC), kan het zijn dat er extra aandacht wordt besteed aan het bron- en contactonderzoek, overleg plaatsvindt met de superviserend arts / arts infectieziektenbestrijding of sequencing wordt ingezet in het contactonderzoek.
Overweegt u momenteel om naast de maatregelen ten aanzien van de situatie in India, nadere maatregelen te treffen ter voorkoming van extra import van virusvariant B1617 naar Nederland? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Op basis van het advies van het RIVM is het op dit moment nog niet nodig om nadere maatregelen te treffen ter voorkoming van extra import van virusvariant B1617 vanuit het VK naar Nederland. De Indiase variant is in totaal 9 keer aangetroffen in de kiemsurveillance. Als een variant in de kiemsurveillance gevonden wordt, hangt de vondst niet samen met reizen. Deze variant heeft zich dan al verspreid in de populatie. Op dit moment is de verspreiding nog in zo kleine aantallen dat er geen percentage op gezet kan worden.
Bij hoeveel procent van de positieve testen wordt er momenteel, op 23 mei 2021, kiemsurveillance toegepast? Is dit binnen de norm van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), welke op zijn minst 5%, maar bij voorkeur 10% is?
Het RIVM volgt de ECDC-norm voor kiemsurveillance en haalt deze op dit moment ruimschoots. Het ECDC adviseert om minimaal een aselecte steekproef van 500 monsters per week te sequencen om inzicht te krijgen in circulerende varianten (kiemsurveillance). Om daar inzicht in te verkrijgen is er een absoluut aantal sequenties nodig en niet een percentage. Binnen de varianten, waarvan de sequentie is bepaald, kan bekeken worden of varianten opkomen in Nederland. Steeds meer Nederlandse laboratoria dragen bij aan de Nationale Kiemsurveillance. In de afgelopen weken zijn er ruim 1500 monsters per week gesequenced in het kader van kiemsurveillance (zie voor de meest recente informatie: https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/virus/varianten).
Wordt de capaciteit bij de kiemsurveillance van 2250 onderzochte monsters per week, welke vanaf eind april 2021 beschikbaar zou zijn, momenteel optimaal benut? Zo ja, hoeveel monsters worden er per week onderzocht? Zo nee, waarom niet?3
Momenteel analyseert alleen het RIVM al wekelijks ca. 1500 monsters uit de willekeurige steekproeven van de kiemsurveillance en voor andere doeleinden. In aanvulling hierop worden door het RIVM en een aantal andere laboratoria ook nog ca. 500 sequenties bepaald in het kader van BCO en andere onderzoeken.
Ook zijn er steeds meer andere laboratoria betrokken, die sequentie-analyses uitvoeren voor kiemsurveillance en voor andere doeleinden. Het aantal laboratoria wordt nog verder uitgebreid. Daarmee wordt de doelstelling van 2.250 sequenties per week, op kleine afwijkingen na, zo goed als gehaald.
Bent u van mening dat er momenteel voldoende kiemsurveillance op varianten plaatsvindt? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid dit verder te vergroten zoals bij het Covid-19 Genomics UK Consortium, waar (meer dan) 10% van de positieve testen genetisch geanalyseerd wordt?
Ja, er vindt momenteel voldoende kiemsurveillance plaats. Het RIVM vaart op wetenschappelijke adviezen van het ECDC en op eigen inhoudelijke kennis en inzichten om het minimaal aantal testen te bepalen, waarmee met voldoende zekerheid en voldoende «aanlooptijd» de circulatie van bepaalde varianten van het virus «SARS-CoV-2» kunnen worden gemonitord. Met 1500 monsters per week wordt het mogelijk om een nieuwe variant te detecteren bij lage prevalentie en twee maanden voordat deze variant dominant wordt in Nederland in geval van toegenomen besmettelijkheid.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het volgende plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Ja.
Het gebrek aan maatregelen tegen de gezondheidsrisico’s van de geitenhouderij |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u gezien dat de geitenstop in Gelderland ter discussie staat?1
Ik heb het bericht waar u naar verwijst gezien.
Heeft u gezien dat een GGD-toxicoloog de Gelderse Statenleden heeft gewaarschuwd dat het medisch onaanvaardbaar is om de geitenstop op te heffen?2
Ik heb het bericht waar u naar verwijst gezien.
Op welke wijze gaat u zich inzetten om te voorkomen dat de geitenstop in Gelderland wordt opgeheven, om daarmee te voorkomen dat deze medisch onaanvaardbare situatie ontstaat?
Het instellen, opheffen of verlengen van een dergelijk moratorium is een bevoegdheid van de provincie. Het kabinet heeft eerder aangegeven de provinciale maatregelen te ondersteunen en, de rijksoverheid heeft hier geen zeggenschap over. De rijksoverheid heeft via een opdrachtgeversoverleg voor het onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO-III) regelmatig contact met de onderzoekers, betrokken provincies en de geitensector.
Daarnaast is de Minister van LNV voornemens om op korte termijn via het Interprovinciaal Overleg (IPO) alle provincies te informeren over de resultaten tot nu toe en de voortgang van de vervolgonderzoeken.
Wat vindt u ervan dat Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland de Gelderse politiek onder druk zet om de geitenstop te versoepelen, omdat het een «een ongezonde situatie» zou zijn dat de sector nu al vier jaar op slot zit?3
Het kabinet heeft eerder al aangegeven de provinciale maatregelen, die nieuwvestiging en verdere uitbreiding van geitenbedrijven tegengaan, te ondersteunen (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2769).
Deelt u de mening dat juist de explosieve groei van het aantal geiten in Gelderland zorgt voor een ongezonde situatie? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Sinds het invoeren van beperkende maatregelen op provincie-niveau is de toename van het aantal geiten afgevlakt. Sinds het moratorium in Gelderland is ingesteld, is het aantal melkgeiten nog licht toegenomen op basis van vergunningen, die voor het moratorium werd ingesteld waren afgegeven. Op dit moment is niet bekend wat de oorzaak is van de verhoogde kans op het oplopen van longontsteking als omwonende van een geitenhouderij. Naar die oorzaak wordt momenteel onderzoek gedaan.
Heeft u signalen dat de geitenstops ook in andere provincies ter discussie staan? Zo ja, om welke provincies gaat het?
Ik heb geen signalen ontvangen dat in andere provincies de moratoria voor geitenhouderijen ter discussie staan.
Kunt u bevestigen dat het feit dat er op dit moment minder longontstekingen zijn vanwege de coronamaatregelen, niet betekent dat geiten niet de oorzaak zouden zijn van het verhoogde aantal longontstekingen dat al tien jaar wordt geconstateerd in een straal van twee kilometer rondom geitenbedrijven, zoals ook de deskundige van het RIVM stelt?4
Het feit, dat er op dit moment minder longontstekingen zijn vanwege de coronamaatregelen, betekent niet dat geiten niet de oorzaak zijn van het verhoogde aantal longontstekingen rondom geitenbedrijven.
Kunt u bevestigen dat u heeft erkend dat het verhoogde aantal longontstekingen in de nabijheid van geitenhouderijen, waardoor in totaal 1,7 miljoen Nederlanders extra risico lopen, kan worden veroorzaakt door specifieke ziekteverwekkers die van dieren afkomstig zijn, ofwel zoönosen?5
Het is onduidelijk waardoor het verhoogde risico op het oplopen van longontstekingen wordt veroorzaakt. De hypothesen hierover lopen uiteen; in theorie kan dat komen door een specifieke ziekteverwekker die van dieren afkomstig is (zoönose) of doordat mensen gevoeliger voor longontsteking worden door de blootstelling aan stoffen, die bij veehouderijbedrijven vrijkomen, zoals fijnstof, endotoxines (onderdelen van micro-organismen) en ammoniak. Het onderzoeksprogramma VGO-III moet inzicht geven in de oorzaak van het verhoogde risico op het oplopen van een longontsteking.
Waaruit blijkt dat het huidige landelijke beleid en de besluitvorming met betrekking tot de geitenhouderij is gericht op het voorkomen van een nieuwe uitbraak van een zoönose?6
Staand beleid is gericht op het voorkomen van een nieuwe uitbraak van een zoönose, ook die uit de geitenhouderij. De zoönosestructuur is een goed functionerend surveillance systeem, gericht op continue signalering, beoordeling en bestrijding van zoönosen. De inzet hierop wordt, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 12 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 990) verder versterkt. Daarvoor verkent de overheid parallel aan de analyse, die de expertgroep zoönosen uitvoert, hoe de inzet in Europees en mondiaal verband kan worden geïntensiveerd en zetten we in op extra onderzoek. Daarnaast wordt de diergezondheid in Nederland continu gemonitord via de basismonitoring. Dit is een systeem voor het zo vroeg mogelijk opvangen van signalen over diergezondheid, waaronder zoönosen. Hierin wordt met veel partijen, humaan en veterinair, samengewerkt. De uitkomsten van de monitoring worden gedeeld met veehouders, dierenartsen en betrokken partijen zoals de overheid, veehouderijsector, humane gezondheidszorg en omringende landen zodat zij indien nodig actie kunnen ondernemen.
Erkent u dat het feit dat het GGD-advies om geen geitenbedrijven toe te laten in een straal van twee kilometer rondom woonwijken geen daadwerkelijke bescherming biedt tegen de gezondheidsrisico’s, aangezien het slechts is opgenomen in een vrijblijvende handreiking die het bevoegd gezag al dan niet kan gebruiken bij de besluitvorming?7
De vergunningverlening voor het bouwen van een nieuwe stal betreft een provinciale/lokale bevoegdheid. De «Handreiking Veehouderij en Gezondheid Omwonenden» is bedoeld om het bevoegd gezag te ondersteunen in de besluitvorming over veehouderijen in relatie tot de gezondheid van omwonenden. De GGD heeft, in gevallen dat er mogelijk een verhoogd risico voor de volksgezondheid bestaat, een rol als adviseur naar het bevoegd gezag. De handreiking bevat een stroomschema, waaruit volgt in welke gevallen er een GGD-advies moet worden opgevraagd. In het geval van de ontwikkeling van een geitenhouderij, waarbij zich binnen een straal van 2 kilometer woon- en verblijfsruimten van derden bevinden moet door het bevoegd gezag een GGD-advies worden opgevraagd. Dit advies wordt door het bevoegd gezag vervolgens meegenomen in haar afwegingen.
Erkent u dat, ondanks het feit dat de groei van de geitenhouderij lijkt af te vlakken, dit nog altijd betekent dat het aantal geiten toeneemt en daarmee mogelijk ook de gezondheidsrisico’s?
De groei van de geitenhouderij lijkt op basis van de meest recente cijfers van het CBS af te vlakken (zie ook het antwoord op vraag 5). Diverse provincies hebben naar aanleiding van de resultaten van het VGO-onderzoek op basis van het voorzorgsprincipe moratoria ingesteld voor uitbreiding of nieuwvesting van geitenhouderijen. De bevoegdheid voor dergelijke maatregelen ligt bij de provincies. Het kabinet heeft eerder aangegeven dit door de provincies ingezette beleid te ondersteunen (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2769). Daarnaast laat het kabinet vervolgonderzoeken uitvoeren naar de oorzaak van het verhoogde risico op longontsteking voor omwonenden van geitenhouderijen. Het kabinet laat deze vervolgonderzoeken uitvoeren om gerichte en effectieve risicoreducerende maatregelen te kunnen nemen.
Erkent u dat het feit dat u het aan provincies overlaat om een geitenstop in te stellen en deze geitenstop desgewenst ook weer op te heffen, betekent dat mensen voor hun gezondheid afhankelijk zijn van de goede wil, daadkracht en rechte rug van provinciebestuurders?
Zie ook het antwoord op vraag 3. Het is de bevoegdheid van de provincies om al dan niet een moratorium in te stellen voor geitenhouderijen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid en mogelijkheden zorg ik dat de provincies geïnformeerd zijn en heb ik opdracht gegeven voor vervolgonderzoeken om gerichte en effectieve risicoreducerende maatregelen te kunnen nemen.
Is het niet veel logischer om hierop landelijke regie te voeren?
Zie ook het antwoord op vraag 12.
Gaat u dan nu wel over tot het nemen van landelijke voorzorgsmaatregelen tegen de gezondheidsrisico’s uit de geitenhouderij? Zo nee, doet u dat niet omdat u hier geen wettelijke mogelijkheid voor heeft, of doet u dit niet omdat u geen boodschap heeft aan het voorzorgsbeginsel?
Ik neem dit onderwerp zeer serieus. Er zijn landelijke voorzorgsmaatregelen getroffen, waar deze gericht konden worden ingezet, met kennis van de oorzaak en transmissie van pathogenen. Zo zijn bijvoorbeeld ten aanzien van Q-koorts diverse beheersmaatregelen getroffen: en is vaccinatie van melkschapen en melkgeiten en schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie is verplicht, op melkschapen- en melkgeitenbedrijven vindt maandelijkse tankmelkmonitoring plaats en er gelden diverse mest- en hygiënemaatregelen. De bevoegdheid voor het instellen van moratoria ligt echter volgens de wet bij de provincies (ruimtelijke ordeningsspoor). De reeds uitgevoerde onderzoeken binnen het VGO-programma benadrukken het belang van inzicht in de oorzaak van het verhoogde risico op het oplopen van een longontsteking voor mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen (Kamerstuk 28 973, nr. 240). Met de vervolgonderzoeken binnen VGO-III laat het kabinet onderzoek uitvoeren naar die oorzaak, om uiteindelijk gerichte en effectieve risicoreducerende maatregelen te kunnen nemen.
Kunt u deze vragen één voor één en zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel ‘Ikke prikken – en de rest kan stikken |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de reconstructie over de vaccinatiestrategie: «Ikke prikken – en de rest kan stikken»?1
Ja.
Op basis van welke inzichten was het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in eerste instantie van mening dat het vaccin BioNTech/Pfizer een lage werkzaamheid heeft bij ouderen?
In het algemeen kan worden gesteld dat met het ouder worden de functie van het verworven immuunsysteem afneemt. Dit leidt tot een verminderde aanmaak van beschermende antistoffen en T-cellen na vaccinatie. Het ministerie heeft daarom aan het begin van de vaccinatiecampagne de Gezondheidsraad de vraag gesteld of de mRNA-vaccins in ouderen een goede immuunrespons opwekken. Niet eerder in een vaccinatiecampagne in Nederland zijn mRNA-vaccins ingezet. Dit bracht onbekendheid over de werking van een mRNA-vaccin in specifieke groepen van de samenleving van het vaccin met zich mee. Het ministerie is niet van mening geweest dat het vaccin van BioNTech/Pfizer een lage werkzaamheid heeft bij ouderen. In tegendeel, de werkzaamheid van het vaccin is boven verwachting goed gebleken bij ouderen.
Waarom is het Gezondheidsraadadvies van 24 december 2020 en het Outbreak Management Team (OMT)-advies van 4 januari 2021 niet leidend geweest om eerst ouderen en mensen met een medisch risico te vaccineren?
In het Gezondheidsraadadvies wordt aangeraden om personen met de hoogste risico’s op ernstige ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19 als eerste in aanmerking te laten komen voor vaccinatie. Dat zijn ouderen boven de 60 jaar en medische risicogroepen. Sinds het begin van de bestrijding van de coronacrisis richt de aanpak van het kabinet zich op twee doelen: het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid, en de mensen die voor hen zorgen. Dit is vanzelfsprekend ook leidend voor de aanpak van de vaccinatie. Op basis van het advies van de Gezondheidsraad en het OMT is de vaccinatiestrategie gericht op het voorkomen en verminderen van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19. Binnen de strategie hebben we gekozen voor de hoofdroute die begint bij het vaccineren van de groepen mensen die het meest kwetsbaar zijn en de zorgmedewerkers die voor hen zorgen.
Op 20 november jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de vaccinatiestrategie. Deze strategie is vastgesteld op basis van het advies van de Gezondheidsraad van 19 november jl. en is leidend in de keuzes voor de uitvoering. Het kabinet heeft aangegeven te starten met het vaccineren van ouderen (60-plussers), medische risicogroepen, en zorgmedewerkers die met deze groepen in contact komen.
Hoe kijkt u zelf terug op de uitrol van de vaccinatiecampagne? Deelt u de opvatting dat het buitengewoon bijzonder is dat tussen de eerste 300.000 vaccinuitnodigingen geen enkele uitnodiging zat voor de meest kwetsbaren?
Vanwege de beperkte beschikbare hoeveelheid vaccins heeft het kabinet keuzes moeten maken in de volgorde waarin mensen gevaccineerd kunnen worden. Deze prioritering is mede afhankelijk geweest van de epidemiologische situatie van SARS-CoV-2, beschikbaarheid van vaccins en de eigenschappen van de vaccins.
Omdat er in de eerste maanden sprake was van beperkte hoeveelheden vaccins zijn we begonnen met het vaccineren van die groepen waar de kans op ernstige ziekte en overlijden het hoogst is en van de mensen die voor hen zorgen. De eerste vaccins zijn beschikbaar gesteld aan bewoners van verpleeghuizen en mensen met een verstandelijke beperking wonend in een instelling, zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad. Daarnaast is het personeel van verpleeghuizen die deze mensen verzorgen aan het begin van de campagne gevaccineerd. De volgorde van vaccineren is besproken in de Tweede Kamer en dit is geen aanleiding geweest voor een wijziging in de volgorde van vaccineren.
Wat is uw verklaring voor het gegeven dat uitnodigingen voor mensen met een medisch risico meermaals zijn uitgesteld in de vaccinatiecampagne?
De Gezondheidsraad heeft geadviseerd om personen met de hoogste risico’s op ernstige ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19 als eerste in aanmerking te laten komen voor vaccinatie. Aangezien mensen van 60 jaar en ouder het grootste risico lopen op ernstige ziekte en sterfte door COVID-19, werden de beschikbare vaccins zo snel mogelijk ingezet voor ouderen te beginnen bij de oudsten om zo de ziektelast in deze groep te verlagen. Ik heb de Gezondheidsraad om advies gevraagd welke groepen als eerste in aanmerking komen voor vaccinatie tegen COVID-19. Binnen de medische risicogroepen zijn er patiëntgroepen met een hoger risico op sterfte, namelijk vergelijkbaar met dat van mensen rond 70 jaar. Daarom zijn ook deze medische hoog-risicogroepen met voorrang gevaccineerd.
Ook mensen met bepaalde chronische aandoeningen hebben een verhoogd risico op een ernstig ziektebeloop. Het blijkt dat onder andere longpatiënten, hartpatiënten en diabetespatiënten een 1 tot 2 maal verhoogd risico hebben op sterfte. Dit risico is vergelijkbaar met het risico van de leeftijdsgroep 50–59 jaar zonder medische risico’s. Daarom hebben we deze groep, die voor grootste deel ook correspondeert met de groep voor de jaarlijkse griepvaccinatie, zo snel mogelijk na de groep 60-plussers uitgenodigd om een afspraak te maken voor vaccinatie.
Wanneer hebbenalle mensen met een medisch risico een oproep ontvangen om zich te laten vaccineren?
Mensen met een medische indicatie zijn met voorrang uitgenodigd voor vaccinatie. Mensen uit de medische hoog-risico groepen zijn reeds gevaccineerd. Mensen met een medische aandoening, die jaarlijks in aanmerking komen voor een griepvaccinatie, werden vanaf 6 mei gefaseerd uitgenodigd voor een coronavaccinatie via de huisarts. De meeste mensen uit de medische risico groepen zijn inmiddels volledig gevaccineerd. Op 9 juni jl. is ook besloten dat jongeren vanaf 12 jaar met een medische indicatie gevaccineerd kunnen worden.
Waar kunnen mensen terecht als ze een verhoogd medisch risico hebben maar nog geen uitnodiging hebben ontvangen?
Alle volwassen (geboren in 2003 of later) kunnen vanaf 19 juni via www.coronavaccinatie-afspraak.nl hun vaccinatieafspraak bij de GGD maken.
Bestaat er een relatie tussen het krijgen van trombose na toediening van het AstraZeneca-vaccin en eerder lijden aan trombose of trombose in de familie? Zo ja, waar kunnen deze 60 tot 64-jarigen terecht als zij te zijner tijd een ander vaccin toegediend willen hebben? Wanneer komt dit perspectief voor deze doelgroep? Waarom kunnen huisartsen of andere medische professionals voor deze doelgroep geen maatwerk leveren?
Het geneesmiddelenbewakingscomité PRAC van het EMA heeft de meldingen van uitgebreide trombose met een laag aantal bloedplaatjes na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin in Europees verband onderzocht. Op basis van de huidige informatie heeft het EMA geen specifieke risicofactoren kunnen vaststellen voor het optreden van de combinatie trombose en trombocytopenie na vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin. Patiënten met een voorgeschiedenis van trombose lijken geen verhoogd risico te hebben op het ontwikkelen van de zeldzame bijwerking na vaccinatie. Voor informatie over de vaccinatie wordt aan mensen geadviseerd om contact op te nemen met de specialist.
Het is voorstelbaar dat mensen vragen of zorgen hebben over mogelijke bijwerkingen en de risico’s die sommige vaccins met zich meebrengen. Voor mensen ouder dan 60 jaar is het risico op ernstige ziekte en sterfte vele malen hoger dan het risico op de zeldzame bijwerking.
Een deel van de mensen uit de leeftijdscategorie 60- tot en met 64-jarigen die AstraZeneca kreeg aangeboden via de huisarts, heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt. AstraZeneca is een veilig en effectief vaccin voor de mensen van 60 jaar en ouder. Voor degenen die al een eerste AstraZeneca-vaccin hebben ontvangen, geldt dat zij ook de tweede prik met het AstraZeneca-vaccin bij de huisarts krijgen. Daarnaast wil ik de groep mensen die nog geen vaccin heeft gehad de mogelijkheid bieden zich met een ander vaccin te laten vaccineren. Nu de ouderen en meest kwetsbare mensen de kans hebben gehad gevaccineerd te worden, is er ruimte om mensen uit deze groep die nog niet zijn gevaccineerd een ander vaccin aan te bieden. Daartoe krijgen zij sinds 5 juni jl. de mogelijkheid om een afspraak te maken bij de GGD.
Kunt u deze vragen vóór 26 mei aanstaande beantwoorden?
Dit is helaas niet gelukt.
De mondkapjesdeal |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jan Paternotte (D66), Mirjam Bikker (CU) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u het bericht «Ministerie betaalde zeker 13 miljoen extra voor mondkapjesdeal»?1
Ik vind het goed dat er kritisch gekeken wordt naar de bestellingen die het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) namens het Ministerie van VWS heeft gedaan in de coronacrisis; het gaat hier immers om publiek geld. Ik wijs op de uitzonderlijke omstandigheden waarin er destijds gehandeld is. Er was vanuit de zorg een enorme vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen en het ministerie werd gevraagd om zo snel mogelijk voldoende, kwalitatief goede persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) aan de zorg ter beschikking te stellen. Nadat het Ministerie van VWS eerst zelf de additionele inkoop van PBM en hulpmiddelen had opgepakt, is in maart 2020 het LCH opgericht. Vanaf de start van de activiteiten van het LCH heeft VWS een faciliterende en ondersteunende rol voor het LCH gehad bijvoorbeeld door middel van bevoorschotting van de inkopen van PBM. Gedurende het traject is daarbij ook een meer sturende rol bij gekomen bijvoorbeeld door het bepalen van de scope van de activiteiten van LCH en de omvang van de in te kopen producten. De rol in dit gehele traject was nieuw voor VWS waar al doende invulling aan gegeven moest worden. Ik ben trots op de inzet van alle betrokkenen in 2020.
Klopt het dat Nederland ministens dertien miljoen euro teveel heeft betaald voor de mondkapjes in de overeenkomst met het bedrijf Relief Goods Alliance? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eerder heb toegelicht bij mijn antwoord op vraag 3 van de vragen van 19 mei jl. van het lid Pouw-Verweij (JA21) heeft het LCH procesafspraken gemaakt die richting gaven aan een aantal belangrijke aspecten bij de inkoop. Deze criteria waren ook van toepassing op RGA en betroffen een goede kwaliteit, een redelijke prijs en de mogelijkheid om betrouwbaar en snel de producten te kunnen leveren. Het aanbod van RGA voldeed aan deze criteria. Volgens het LCH was in de week van 20 april 2020 tot en met 26 april 2020 de verwachte inkoopprijs voor mondmaskers € 2,50 met een maximum van € 3,00 reëel. De prijs van de ingekochte mondmaskers via RGA bedroeg € 2,26 (leverancier Ryzur) en € 2,78 (leverancier ShengQuan). Volgens het LCH werden deze tarieven van RGA op dat moment als marktconform gezien. De prijs van leverancier Ryzur valt hiermee zelfs onder deze bandbreedte.
Kunt u in een feitenrelaas van 10 april tot en met 20 april 2020 aangeven welke contacten er zijn geweest tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de non-profitorganisatie Hulptroepen Alliantie, Relief Goods Alliance B.V., dan wel personen betrokken bij deze organisatie en B.V.?
Hieronder geef ik u een overzicht van de contacten tussen VWS en HA/RGA voor zover ik hier zicht op heb betreffende de periode 10 april tot en met 20 april 2020.
Hierna is er correspondentie tussen LCH en RGA over de order die op 22 april 2020 door het LCH bij RGA wordt geplaatst.
Hoe verklaart u het verschil tussen het aanbod van de Stichting Hulptroepen Alliantie op 12 april 2020 waarin voor 2,20 euro (excl. BTW) een FFP2 masker werd aangeboden en de daadwerkelijke aanschaf via de Relief Goods Alliance B.V op 19 april 2020 alwaar tussen de 2,26 euro en 2,78 (excl. BTW) per stuk voor FFP2 is betaald?
In de periode die voorafging aan de uiteindelijk gemaakte afspraken met RGA zijn er door HA/RGA verschillende voorstellen gedaan. In deze voorstellen varieerden de prijzen en de volumes. Zo betrof een van deze voorstellen van HA de mogelijkheid om een minimum aantal mondmaskers bij een vast aantal leveranciers af te nemen. Hierbij werd afhankelijk van de leveringscondities een gemiddelde prijs vermeld. De hoogte van de prijs van een leverancier was bijvoorbeeld afhankelijk van het volume, de snelheid van productie/levering en de keuze voor de producent van een mondmasker. In de daaropvolgende gesprekken tussen LCH en RGA is uiteindelijk overeengekomen om in totaal 40 miljoen mondmaskers in te kopen bij de twee genoemde leveranciers – Ryzur en ShengQuan – tegen de hiervoor genoemde stuksprijzen van respectievelijk € 2,26 en € 2,78. Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag aangaf, vielen deze prijzen volgens LCH van die week binnen de bandbreedte. Tot slot waren ook de op dat moment zeer sterk fluctuerende wereldmarktprijzen van mondmaskers van invloed op de ontwikkeling van de prijzen.
Kunt u het initiële voorstel (c.q. powerpointpresentatie) van de stichting Hulptroepen Alliantie aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de inkoop van mondmaskers de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb er geen bezwaar tegen om deze te delen. De eigenaar van de presentatie is echter HA/RGA. Ik heb hen gevraagd om de presentatie te delen. Zij maken geen bezwaar tegen openbaarmaking, echter hebben ze VWS gevraagd of wij in gesprek willen treden met de volgens HA/RGA andere betrokkenen bij de totstandkoming van deze presentatie om vast te stellen of openbaring mogelijk is. Ik vind dat aan HA/RGA zelf.
Kunt u de uiteindelijke overeenkomst tussen de Relief Goods Alliance B.V en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Kamer doen toekomen?
Ja, zie bijlagen.
Aangezien het geen gewoonte is om bedrijfsgevoelige informatie te openbaren wil ik, ten aanzien van de prijzen die in bijlage I en II staan opgenomen, benadrukken dat deze geplaatst moeten worden binnen de context van die tijd en deze nu niet meer als concurrentiegevoelig worden gezien. De zeer sterk fluctuerende wereldmarktprijzen van mondmaskers waren van invloed op de ontwikkeling van de prijzen.
De «General conditions of purchase» zijn niet bijgevoegd. Ik heb er geen bezwaar tegen om deze te delen, maar VWS is niet de eigenaar van dit document. Ik heb hen gevraagd of dit document gedeeld kan worden. Zij hebben aangegeven daar op dit moment geen akkoord voor te geven, maar als uw Kamer hen hierom vraagt zullen zij dit naar u toesturen.
Klopt het dat de non-profitorganisatie Hulptroepen Alliantie op 29 maart 2020 een mail heeft gestuurd – richting het ministerie, danwel het LCH – dat zij beschermingsmiddelen konden leveren tussen de 1,10 en 1,34 dollar per stuk? Zo ja, is dit bedrag gebruikt bij latere onderhandelingen en kunt u deze e-mail, inclusief het antwoord, aan de Kamer doen toekomen?
Op 30 maart 2020 heeft VWS een mail ontvangen van de heer Van Lienden waarin het initiatief De Hulptroepen Alliantie (HA) werd geïntroduceerd. In deze mail werd geen aanbod aan VWS gedaan, maar VWS werd gevraagd om een tekst uit deze mail bij LCH onder de aandacht te brengen met een verzoek van De Hulptroepen Alliantie over een kwaliteitsbeoordeling (mogelijkheden inzet testfaciliteit) van mondmaskers. In deze mail aan VWS bevond zich ook een mailwisseling tussen HA en TNO waarbij HA bij TNO aangaf mondmaskers aan eerstelijnszorgverleners te verkopen tegen inkoopprijs met de toelichting «vermoedelijk 1,50 euro per stuk».
Ik heb geen zicht op een eventueel concreet aanbod aan LCH op 29 maart 2020. Zoals eerder toegelicht voldeed volgens LCH het aanbod van RGA aan de drie eerdergenoemde criteria namelijk prijs, kwaliteit en leveringszekerheid.
Kunt u alle overige stukken aangaande deze overeenkomst, inclusief de geheimhoudingsclausule, waarbij de Stichting Hulptroepen Alliantie of de Relief Goods Alliance B.V betrokken zijn, danwel betrokken personen bij de stichting of de B.V. aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de beschikking over de stukken die ik bij de beantwoording van vraag 6 heb bijgevoegd en de in vraag 5 genoemde presentatie. Zie daarvoor het antwoord op vraag 5. Tenslotte is ook het Convenant Landelijk Consortium Hulpmiddelen inclusief Bijlage 1 Verklaring tot Geheimhouding bijgevoegd (Bijlage V bij beantwoording vraag 8). Deze zijn door de deelnemers van het consortium ondertekend. Geheimhoudingsbepalingen zijn opgenomen onder de kernafspraken, artikel 3 en Bijlage 1.
Welke mogelijkheden zijn er voor de Kamer om deze stukken in vertrouwelijkheid in te zien?
De stukken waar ik de beschikking over heb zijn bij de beantwoording van deze vragen met u gedeeld onder voorbehoud van het genoemde document zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 5. Documenten waarover de zeggenschap niet bij VWS ligt, zijn mogelijk op te vragen bij de partijen die het zeggenschap en het eigendom wel hebben. Ik kan dit desgewenst voor u proberen.
Kunt u bevestigen dat zowel de toenmalige Minister als de Secretaris-Generaal persoonlijk betrokken waren bij deze overeenkomst? Zo ja, was dit standaardprocedure bij onderhandelingen boven een bepaald bedrag? Zo nee, wat is uw verklaring van de bewering die de Volkskrant hierover doet in het artikel?
Zoals eerder toegelicht is er contact geweest tussen VWS en de heer Van Lienden en zijn compagnons. In een gesprek in maart 2020 met de toenmalig Minister van Rijn en de voormalige directeur-Generaal Curatieve Zorg hebben zij hun initiatief gepresenteerd. Gelet op de grote druk in die periode om aan de vraag naar mondkapjes te kunnen voldoen, de vraag van de Kamer om iedere lead serieus na te gaan en de potentiële grote omvang waar het bij dit aanbod om ging, gebeurde het vaker dat ook door de Minister en op hoogambtelijk niveau hier aandacht aan werd besteed. Er kwamen in die tijd veel aanbiedingen binnen, ook via bekende personen of politici. Na de genoemde presentatie zijn de verdere gesprekken overgenomen door het LCH.
Is er met de Stichting Hulptroepen Alliantie of de Relief Goods Alliance B.V, danwel met betrokken personen bij stichting of B.V. contact geweest over het BTW-tarief voor beschermingsmiddelen, en speelde het een rol in de uiteindelijke beslissing op 13 mei 2020 om het BTW-tarief voor beschermingsmiddelen te reduceren naar 0%?
Fiscale overwegingen zijn geen expliciet onderwerp van gesprek geweest tussen VWS en HA/RGA, dan wel met de betrokken personen bij de stichting of de bv. De uiteindelijke beslissing van het kabinet om een nultarief op mondkapjes in te stellen stond los van deze inkoop van beschermingsmiddelen en had als doel het goedkoper maken voor de burger in verband met de mondkapjesplicht in het OV.
Op basis van welke objectieve criteria beschouwde het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (en het LCH) of aanbieders van beschermingsmiddelen betrouwbare leveranciers zouden zijn?
De kracht van het samenwerkingsverband van LCH was mede dat er een breed scala aan leveranciers en experts bij betrokken waren. Hierdoor was LCH goed in staat om aanbieders objectief te beoordelen. Zoals ik eerder heb genoemd heeft het LCH aanbiedingen altijd beoordeeld op de criteria prijs, kwaliteit en leveringszekerheid.
Waren deze criteria destijds ook van toepassing op dhr. Van Lienden en de Stichting Hulptroepen Alliantie / Relief Goods Alliance B.V.?
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat ondanks signalen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Mediq afgekeurde beschermingsmiddelen toch zijn ingezet?
De betreffende mondmaskers waren in het bezit van een CE-markering die was afgegeven door een erkende Europese (Ierse) notified body (nobo). Hiermee werd voldaan aan de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van markttoelating van beschermingsmiddelen op de Europese markt. Dat wil zeggen, de maskers zijn formeel toegelaten tot de reguliere Europese markt en dus ook voor andere Europese afnemers dan het LCH beschikbaar. Voor de context: zeker in die tijd konden niet veel aanbieders een geldig CE-certificaat overleggen. Het RIVM, dat destijds op verzoek van VWS en in afstemming met de toezichthouders IGJ en Inspectie SZW, de kwaliteit beoordeelde van mondneusmaskers zonder CE-markering of van maskers waarbij over de geldigheid van de CE-markering twijfel bestond, heeft in de reguliere markttoelating geen formele rol. Het RIVM was gevraagd om de geldigheid van het CE-certificaat bij de betrokken nobo na te gaan. Naar wij toen vernamen heeft het RIVM de maskers ook verder onderzocht. Toen de geldigheid van het CE-certificaat vaststond, was dit doorslaggevend. Daarbij wil ik nog opmerken dat de maskers uiteindelijk niet zijn uitgeleverd vanwege een afname van de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen.
Hoeveel overeenkomsten zijn er tot vandaag gesloten waarbij de aanschaf van beschermingsmiddelen meer dan 100 miljoen euro betrof?
Vanuit het LCH zijn er ten behoeve van PBM tot en met 25-5-2021 bij in totaal drie leveranciers overeenkomsten/orders gesloten met een totaalwaarde van meer dan 100 miljoen euro. Het gaat om totaalwaardes van respectievelijk
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Duitsland Nederlandstalige vaccinatiebewijzen niet accepteert |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Duitsland alleen vaccinatiebewijzen in de Duitse, Engelse, Franse, Spaanse of Italiaanse taal accepteert?1
Ja.
Constateert u ook dat de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg grenzen hebben met Duitsland en dat er daardoor veel verkeer is vanuit die provincies richting Duitsland?
Ja.
Bent u het ermee eens dat het zeer onwenselijk is dat Duitsland niet de taal van haar directe buurland Nederland op het vaccinatiebewijs accepteert?
Nederland heeft reeds meerdere keren gevraagd of de Nederlandse taal als geldige taal voor een vaccinatiebewijs erkend kan worden. Het is uiteindelijk aan Duitsland om de keuze te maken welke talen zij accepteert op vaccinatiebewijzen.
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de Duitse regering? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke (korte) termijn gaat dit overleg plaatsvinden en wanneer kunt u de Kamer over de uitkomsten informeren?
Overleg met Duitsland hierover heeft in meerdere bilaterale contacten al plaatsgevonden. Uit die contacten bleek dat de Nederlandse registratiekaart op meerdere punten niet voldoet aan de Duitse eisen. Zo eist de Duitse regelgeving tevens dat de naam en adres van de persoon die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de vaccinatie staat vermeld, hetgeen bij de Nederlandse registratiekaart niet het geval is.
Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat Duitsland de Nederlandse vaccinatiebewijzen (tijdelijk) erkend, totdat de Europese e-verklaring er is?
Ja, we blijven ons hier in de contacten met Duitsland voor inzetten. Daarnaast blijft onze inzet uiteraard om vooral vaart te maken met de operationalisering van de Digitaal Covid Certificaat. Dit biedt immers een interoperabel kader voor onderlinge erkenning van onder andere vaccinatiebewijzen tussen Europese lidstaten. Doel daarvan is nu juist het vrije verkeer van personen te faciliteren door problemen zoals nu geconstateerd in het verkeer met Duitsland te voorkomen.
Kunt u deze vragen op de kortst mogelijke termijn en het liefst binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het incident bij de corona-vaccinatielocatie Amsterdam |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Aukje de Vries (VVD), Jan Paternotte (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Klopt het bericht dat mensen zijn lastiggevallen bij de vaccinatielocatie Heineken Music Hall in Amsterdam? Kunt u een beeld schetsen wat er heeft plaats gevonden? Zo nee, waarom niet?1
Zaterdag 15 mei heeft in Amsterdam een demonstratiemars plaatsgevonden tegen corona maatregelen. Ik heb begrepen dat deze in goede sfeer is verlopen. Het laatste stuk van de route liep langs een vaccinatielocatie. De politie is op de hoogte van een bericht op social media dat mensen zijn lastiggevallen.
De politie was zichtbaar aanwezig, maar heeft dit niet kunnen constateren. De aanwezige politiemedewerkers zijn niet aangesproken door personen die zich geïntimideerd of bedreigd voelden. Ook de gemeente geeft aan dat ze geen klachten heeft ontvangen.
Bent u het eens dat als je mensen aanvalt en belaagt, terwijl die rustig in de rij wachten op een prik, je geen demonstrant bent die gebruik maakt van zijn grondrechten, maar een belager bent die als zodanig door de politie aangepakt moet worden? Zo nee, waarom niet?
Ook demonstranten dienen zich aan de wet te houden. Een demonstratie is geen vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten. Wanneer sprake is van strafbare feiten kan de politie daartegen optreden.
Bent u het eens dat dergelijke intimidatie van mensen die komen om zich te vaccineren onacceptabel is en in tijden van een pandemie een bedreiging vormt voor de volksgezondheid?
Het is zorgelijk en afkeurenswaardig als personen die zich willen laten vaccineren worden lastig gevallen.
Hoe is op dat moment ingegrepen en opgetreden, door wie en hoeveel mensen zijn gearresteerd?
Het bericht op social media dat mensen zijn lastiggevallen, is door de politie opgepikt en onder de aandacht gebracht van het politiepersoneel op locatie. Deze politiemedewerkers, die zichtbaar aanwezig waren, hebben deze intimiderende handelingen zelf niet kunnen constateren en zijn evenmin aangesproken door personen die zich geïntimideerd of bedreigd voelden. Naast het bericht op social media zijn bij politie geen registraties van meldingen of aangiften bekend over intimidatie of bedreigingen op deze locatie. Ook de gemeente geeft aan dat ze geen klachten heeft ontvangen.
Welke instructies hebben de GGD’s en medewerkers van de GGD indien zich dit soort incidenten voor doen?
Over de veiligheid en beveiliging buiten de test- en vaccinatielocaties hebben de GGD'en afspraken met de politie en afdeling Openbare Orde & Veiligheid van de gemeente. Medewerkers die belast zijn met beveiligingstaken treden op indien zich binnen de locaties incidenten voordoen. Een incident gericht tegen medewerkers of bezoekers kan aanleiding zijn voor de betreffende GGD om aangifte te doen bij de politie.
Worden de belaagden bij de vaccinatielocatie van GGD Amsterdam gewezen op de mogelijkheid aangifte te doen? Wilt u bevorderen dat de drempel laag is om aangifte te doen van dergelijke belaging?
Ik roep mensen die zich onveilig en geïntimideerd voelen dat te melden bij de politie en aangifte te doen in geval van strafbare feiten. Deze oproep heeft de politie ook gedaan op 15 mei, nadat zij kennis nam van het bericht op social media.
Bent u het eens dat iedereen die de komende maanden een prik krijgt, dat veilig en onbezorgd moet kunnen doen? Hoe gaat u dit waarborgen? Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit soort zaken niet meer voorkomen en mensen ongestoord hun vaccinatie kunnen halen?
De veiligheid op priklocaties is een decentrale verantwoordelijkheid. Er is een richtlijn veiligheid priklocaties van de Taskforce Vaccins waarover ook afspraken zijn gemaakt met de GGD’s, zoals boven aangegeven. Daar waar nodig treedt de politie op onder het gezag van de burgemeester na afstemming binnen de driehoek en op basis van kennis van de lokale situatie. De NCTV levert samen met de diensten regelmatig een dreigingsbeeld omtrent vaccins.
Zoals de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer heeft laten weten bij de toezending van de fenomeenanalyse van de NCTV «de verschillende gezichten van de coronaprotesten» worden ontwikkelingen rondom deze protesten en de verharding richting extremisme nauwlettend in de gaten gehouden door verschillende partners.
Welke afspraken zijn gemaakt met burgemeesters en/of gemeenten (al dan niet via de Vereniging Nederlandse Gemeenten) om dit soort incidenten (nu en in de toekomst) te voorkomen? Bent u bereid, indien geen afspraken zijn gemaakt, deze afspraken alsnog te maken? Zo nee, waarom niet?
In aanvulling op hetgeen in antwoord op vraag 7 is aangegeven, is door de ministeries van BZK, SZW, JenV en de VNG voorzien in een ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust. Gemeenten kunnen daar terecht als zij advies of ondersteuning zoeken bij (dreigende) onrust.
Kunt u, gezien het belang van voorspoedig verloop van de vaccinatiecampagne, deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het volgende debat rondom het coronavirus?
Dit is helaas niet gelukt.
Het aanbod van het Diaspora Medisch Team Nederland om steun aan het vaccinatieprogramma in Suriname te faciliteren |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raoul Boucke (D66), Jan Paternotte (D66), Don Ceder (CU), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Diaspora Medisch Team Nederland in startblokken om Suriname te helpen bij vaccinatieprogramma»?1
Ja.
Herinnert u zich de uitspraken tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op 12 mei 2021, waarin u stelt dat «wij in de richting van Suriname een grote verantwoordelijkheid hebben» en dat wij «het gesprek moeten aangaan over de vraag waar we zouden kunnen helpen»?
Ja.
Heeft u inmiddels contact gehad met de Minister van Volksgezondheid van Suriname? Zo ja, wat is hier uitgekomen? Zo nee, waarom niet?
Op woensdag 26 mei en op dinsdag 1 juni jl. heb ik een gesprek gehad met de Minister van Volksgezondheid van Suriname. En nog steeds sta ik in contact met mijn collega. In de Corona-stand van zaken brief van vrijdag 28 mei jl. (2368124-1009693 PDC19) heb ik u over de uitkomsten hiervan geïnformeerd.
Klopt het dat Nederland vaccins beschikbaar zal stellen aan het vaccinatieprogramma van Suriname? Zo ja, om hoeveel vaccins gaat het en op welke termijn worden deze geleverd?2
Op 9 juni jl. heeft de regering 90.000 doses AstraZeneca plus naalden en spuiten naar Suriname gestuurd. Verder heeft Nederland toegezegd dat er vanaf week 25, mits de leveringen het toelaten, vaccins worden geleverd aan Suriname. Tot die tijd blijf ik mij inspannen om eerder vaccins te kunnen leveren aan Suriname.
Voor meer informatie verwijs ik graag ook nog naar de stand-van-zakenbrief Covid 19 van 28 mei jl. (Kamerstuk 25 295, nr 1241).
Kunt u reageren op het aanbod van het Diaspora Medisch Team Nederland om logistieke ondersteuning te bieden? Hoe kunt u helpen om dit aanbod te faciliteren?
Tijdens het gesprek dat ik voerde met mijn Surinaamse counterpart, dhr. Ramadhin, gaf de Minister tevens aan dat Suriname een grote behoefte heeft aan medisch personeel. Momenteel brengen we samen met Suriname vraag en aanbod bij elkaar. Oud-directeur-generaal van het RIVM, dr. M. Sprenger, heeft vanuit Nederland de coördinatie hiertoe op zich genomen. Hij is momenteel in Suriname samen met een team van Nederlandse zorg professionals. In het vliegtuig had hij eveneens medische hulpmiddelen en COVID-testen mee.
Het bericht ‘De geheime coronadeals van Sywert van Lienden’ |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Volkskrant: «De geheime coronadeals van Sywert van Lienden»?1
Ja.
Kunt u ingaan op de uiteenzetting over hoe de inkooporganisatie Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) zich onder druk heeft laten zetten door een prominent lid van het CDA en campagnestrateeg Sywert van Lienden om met hem zaken te gaan doen?
Bij het uitbreken van de coronapandemie ontstonden wereldwijd, acute problemen bij de levering van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), ademhalingsapparatuur en andere medische hulpmiddelen. De reguliere toevoerkanalen bleken niet in staat om in de plots enorm toegenomen vraag te voorzien. Nadat het Ministerie van VWS eerst zelf de additionele inkoop van PBM en hulpmiddelen had opgepakt, is in maart 2020 het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) opgericht. Voor de afspraken die ten grondslag lagen van het consortium, is een convenant opgesteld. Deze is als bijlage I bijgevoegd aan de beantwoording van vraag 8 van de vragen d.d. 21-5-2021 met kenmerk Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3044. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen was een ad hoc samenwerking tussen verschillende partijen (VWS, zorginstellingen, industrie en academische centra) zodat de in Nederland beschikbare relevante kennis en capaciteit – op gebieden zoals inkoop, logistiek en kwaliteit – benut konden worden. Het doel was om de zorg zo snel mogelijk van voldoende, kwalitatief goede persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) te voorzien.
Alle serieuze aanbiedingen (leads) die VWS en het LCH toen bereikten zijn door het LCH zo zorgvuldig mogelijk bekeken en beoordeeld aan de hand van de criteria prijs, kwaliteit en leveringszekerheid. De aanbieding van de heer Van Lienden van Stichting Hulptroepen Alliantie was daarop geen uitzondering. Vanwege de grote druk in die periode om aan de vraag naar mondmaskers te kunnen voldoen, de vraag van uw Kamer om iedere lead serieus na te gaan en de potentiële grote omvang van het voorstel van de heer Van Lienden zijn de partijen verder met elkaar in gesprek gegaan.
In het kader van een specifiek op het LCH ingerichte accountantscontrole is begin dit jaar onafhankelijk onderzoek verricht naar twee door LCH gedane aankopen in 2020. Een van deze inkopen betrof de afspraken met RGA. VWS stuurde bij de inkopen door het LCH op inkoopprijs, kwaliteit en leveringszekerheid. Vooralsnog lijken er geen afwijkingen ten aanzien van deze afspraken te zijn geconstateerd. Zodra het accountantsrapport er is, zal ik u dit doen toekomen.
Waarom heeft het LCH de overeenkomsten over de orders voor 20 miljoen Chinese maskers voor 55,6 miljoen euro en 20 miljoen mondkapjes voor 45,2 miljoen euro niet afgesloten met Stichting Hulptroepen Alliantie zonder winstoogmerk, maar met het commerciële bedrijf Relief Goods Alliance van Sywert van Lienden?
Het type construct zoals Stichting Hulptroepen of Relief Goods Alliance (RGA) maakte voor VWS niets uit. Het enige dat namelijk telde was om de zorg in Nederland zo snel mogelijk te voorzien van voldoende, kwalitatief goede mondmaskers. Daarnaast waren binnen het LCH duidelijke procesafspraken gemaakt die richting gaven aan een aantal belangrijke aspecten bij de inkoop. Deze waren ook van toepassing op Relief Goods Alliance (RGA) net zoals dat ook bij andere (potentiële) leverancier(s) en order(s) het geval was. De kern daarvan was: is de kwaliteit goed, is de prijs redelijk en is de leverancier in staat de beoogde producten te leveren?
Hoe is het mogelijk dat het bedrijf van Sywert van Lienden dat nog slechts vijf dagen bestaat, dat geen vermogen heeft en dat expertise inzake beschermingsmiddelen ontbeert plotsklaps wordt aangewezen als «preferred partner» om mondkapjes in China te bestellen?
De bestuurders en aandeelhouders die bij RGA betrokken waren, waren bekende partijen die hun sporen hadden verdiend onder meer met zaken doen in China. Elke partij waarmee VWS of het LCH zaken deed kon desgewenst een verklaring krijgen dat zij preferred partner waren van de Nederlandse overheid. Dit stempel van betrouwbaarheid kon namelijk helpen bij het veiligstellen van deals met leveranciers in China. Zoals bij vraag 3 is toegelicht heeft LCH voorafgaande de totstandkoming van de afspraken met RGA gekeken naar de prijs, kwaliteit en leveringszekerheid van de producten.
Waarom is ervoor gekozen om deals voor duizelingwekkend grote bedragen af te sluiten met Relief Goods Alliance, terwijl andere aanbieders werden afgehouden?
Het aanbod van RGA was aantrekkelijk, omdat het om substantiële aantallen mondmaskers ging, deze producten waren voorzien van een CE-markering en er relatief snel geleverd kon worden. Daarnaast gaf het LCH aan dat de aangeboden tarieven van RGA overeenkwamen met de tarieven die door het LCH als benchmark gebruikt werden. Elke serieuze lead werd beoordeeld op prijs, kwaliteit en leveringszekerheid. Als partijen zijn afgewezen dan was dat omdat de betreffende aanbieding mogelijk op één of meerdere van deze criteria onvoldoende scoorde. Tegelijk wil ik ook aangeven dat er mogelijk in de hectiek van dat moment een enkele aanbieding tussen wal en schip is gevallen.
Welke rol hebben andere CDA-ers hierin gespeeld, aangezien hier op zijn minst sprake is van de schijn van belangenverstrengeling?
Binnen het departement ben ik als Minister voor Medische Zorg verantwoordelijk voor medische hulpmiddelen en hiermee tevens verantwoordelijk voor PBM.
De heer Van Lienden heeft in maart 2020 contact opgenomen met de politiek adviseur van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de vraag waar hij zich kon melden met een aanbod van mondmaskers. Deze vraag is van een reactie voorzien en het contact met LCH is tot stand gebracht. De vraag hoe en bij wie een aanbod voor PBM kon worden aangedragen was dagelijks werk voor vele medewerkers van VWS. Aanbiedingen werden onder de aandacht gebracht via (ex-) politici van veel partijen waaronder het CDA. Maar ook vele ondernemers, bekende en minder bekende Nederlanders kwamen met leads. Leden van het kabinet ontvingen in die tijd ook veel van dit soort aanbiedingen. Al deze aanbiedingen zijn onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Medische Zorg zorgvuldig bekeken en waar relevant in behandeling genomen. Dat maakt dat er geen schijn is van belangenverstrengeling. De Minister van VWS heeft ook verschillende berichten van de heer Van Lienden ontvangen om zijn activiteiten onder de aandacht te brengen. Deze berichten zijn doorgestuurd naar de verantwoordelijke Minister voor Medische Zorg de heer Van Rijn.
In april was er opnieuw contact tussen de politiek adviseur en de heer Van Lienden vanwege zijn bericht dat hij mondkapjes had geleverd aan een zorgorganisatie die eerder aan de overheid waren aangeboden, maar die daarop niet zou zijn ingegaan.
Vervolgens is er contact geweest tussen de heer Van Lienden en toenmalig Minister voor Medische Zorg. De Minister werd hierbij bijgestaan door de voormalig Directeur-Generaal Curatieve Zorg die op dat moment op verzoek van het Ministerie van VWS gevraagd was om tijdelijke ondersteuning te bieden. In een gesprek hebben de heer Van Lienden en zijn compagnons hun aanbod toegelicht.
Waarom wogen de argumenten dat de prijs te hoog was of de mondkapjes van te lage kwaliteit waren, waarmee u eerder organisaties die beschermingsmiddelen wilden importeren afwees, plotseling niet meer mee in het besluit om zaken te doen met het bedrijf van Sywert van Lienden?
Alle deals die bij het LCH binnenkwamen zijn serieus bekeken. Ook voorafgaande de totstandkoming van de afspraken tussen het LCH en RGA heeft het LCH goed gekeken naar de criteria kwaliteit, prijs en leveringszekerheid zoals de snelheid van levering. Hieruit bleek dat de betreffende mondmaskers waren voorzien van een CE-markering en gaf LCH aan dat de aangeboden tarieven van RGA op dat moment als marktconform werden gezien. Het aantal was doorslaggevend nadat de prijs akkoord was bevonden.
Erkent u dat Sywert van Lienden een oneigenlijke voorsprong had op andere bedrijven omdat zijn commercieel verdienmodel was verstopt onder de non-profit vlag van Relief Goods Alliance?
Nee, zoals ook in mijn antwoord op vraag 5 genoemd voldeed het aanbod van de heer Van Lienden aan de drie criteria die werden gehanteerd bij het beoordelen van aanbiedingen. Of de aanbieder wel of geen winst maakte en zo ja, hoeveel speelde geen rol in de overweging. Zowel VWS als LCH gingen er niet vanuit dat RGA een non-profitorganisatie was, omdat duidelijk was dat het hier een bv betrof.
Onderkent u hoe schadelijk het beeld is van de coronacrisis als lucratief verdienmodel waarin amateuristische overheidsorganisaties het afleggen tegen slimme ondernemers en politieke netwerken?
Het beeld dat er exorbitante winst gemaakt zou zijn gemaakt aan een internationale crisis is niet goed. Het LCH heeft laten zien dat een samenwerking tussen verschillende partijen – waaronder commerciële partijen – snel en effectief de Nederlandse zorg van de benodigde PBM kon voorzien. Het inkopen van PBM is namelijk geen overheidsexpertise. Door deze samenwerking beschikte LCH ook over de expertise om te kunnen beoordelen of een prijs die destijds gerekend werd reëel was. Dat heeft altijd voorop gestaan. Ter illustratie, er zijn in die tijd geregeld mondmaskers van € 15,– per stuk aangeboden. Op dergelijke aanbiedingen gingen we uiteraard niet in.
Heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 20 miljoen door het bedrijf van Sywert van Lienden geleverde mondkapjes van de Chinese fabrikant Shengquan, die tot ontzetting van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een onacceptabel risico voor de gezondheidszorg vormen vanwege de aanwezigheid van grafeen, geweigerd, ervoor gezorgd dat deze niet in omloop kwamen, en de deze levering niet betaald?
Nee. De betreffende mondmaskers waren in het bezit van een CE-markering die was afgegeven door een erkende Europese (Ierse) notified body (nobo). Hiermee werd voldaan aan de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van markttoelating van beschermingsmiddelen op de Europese markt. Dat wil zeggen, de maskers zijn formeel toegelaten tot de reguliere Europese markt en dus ook voor andere Europese afnemers dan het LCH beschikbaar. Voor de context: zeker in die tijd konden lang niet alle aanbieders een geldig CE-certificaat overleggen. Het RIVM, dat destijds op verzoek van VWS en in afstemming met de toezichthouders IGJ en Inspectie SZW, de kwaliteit beoordeelde van mondneusmaskers zonder CE-markering of van maskers waarbij over de geldigheid van de CE-markering twijfel bestond, heeft in de reguliere markttoelating geen formele rol. Het RIVM was gevraagd om de geldigheid van het CE-certificaat bij de betrokken nobo na te gaan. Naar wij toen vernamen heeft het RIVM de maskers ook verder onderzocht. Toen de geldigheid van het CE-certificaat vaststond, was dit doorslaggevend. Daarbij wil ik nog opmerken dat de maskers uiteindelijk niet zijn uitgeleverd vanwege een afname van de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen.
Kunt u laten weten wat de prijs is van de 40 miljoen door Sywert van Lienden geleverde mondkapjes waarvan er geen enkele naar de zorg is gegaan, maar die op de plank liggen stof te happen?
De mondmaskers zijn ingekocht bij twee leveranciers. De prijs van een mondmasker van leverancier Ryzur bedroeg € 2,26. Voor een mondmasker van leverancier ShengQuan is € 2,78 betaald. Ten aanzien van de noodzaak van de omvang van deze order – mede gezien het advies van het LCH aan VWS om deze order niet aan te gaan vanwege de reeds door LCH geplaatste orders – wil ik benadrukken dat deze order door VWS is geaccordeerd vanuit de wens om zo snel en zo veel mogelijk PBM van goede kwaliteit voor de zorg te verkrijgen. Het streven was om beter te veel dan te weinig in te kopen. Dit was destijds ook een hele duidelijke wens en opdracht van uw Kamer.
Zoals ik uw Kamer heb geïnformeerd gaan we de noodvoorraad bij het LCH verantwoord afbouwen terwijl de noodvoorraad tegelijkertijd vanzelfsprekend voor de zorg beschikbaar blijft zolang de pandemie voortduurt. Bij deze afbouw gaat een deel van de producten in de verkoop, een deel wordt gerecycled of hergebruikt en daarnaast doneren we een deel in zowel binnenland – zoals het Armoedefonds en de Voedselbank – als in het buitenland.
Heeft het niet kunnen inzetten van deze levering geleid tot verder uitgestelde zorg? Zo ja, kunt u dit nader verklaren; wat zijn de gevolgen geweest? Zo nee, waarom is deze order dan geplaatst?
De uitleveringen van PBM geschieden (en geschiedde) op volgorde van houdbaarheidsdatum. Op het moment van de levering van RGA waren er andere partijen PBM met een kortere houdbaarheid die uitgeleverd werden.
Zorginstellingen bestellen al geruime tijd weer PBM via de reguliere leveranciers en dat vind ik een goede ontwikkeling. Hierdoor is de vraag naar PBM bij het LCH steeds verder afgenomen. De betreffende order bij RGA was geplaatst op een moment dat de roep om meer beschermingsmiddelen heel groot was. Daarnaast bevonden we ons nog midden in de eerste golf aan besmettingen, functioneerde de internationale markt nog niet en was het zeer onzeker op welke termijn dat wel het geval zou zijn. Op dat moment was er dus veel onzekerheid of leveringen ook daadwerkelijk wel aan zouden komen in Nederland.
Het gele boekje en de berichtgeving hierover op www.minvws.nl |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is de officiële status van het gele boekje bij internationale reizen bij andere vaccinaties dan de coronavaccinaties, bijvoorbeeld hepatitis A, gele koorts of rabiës?
Het gele boekje heeft voor andere vaccinaties, conform de regelgeving van de International Health Regulations (IHR) (o.a. Annex 6 en 7) geen officiële status. Het gele boekje is alleen een, onder de IHR, geldig certificaat voor gele koorts. Conform de IHR is gele koorts de enige vaccinatie waarvan een bewijs gevraagd mag worden, dit bewijs moet dan voldoen aan de eisen zoals gesteld in de IHR. De pagina in het gele boekje met het certificaat van gele koorts is dan ook veel uitgebreider dan de pagina’s voor overige vaccinaties/medicatie, inclusief een declaratie en echtheidscertificering. Ook kunnen gele koorts bewijzen enkel door daarvoor gecertificeerde zorgverleners worden uitgegeven. Voor andere vaccinaties kan het gele boekje een vehikel of drager voor bijschrijving/registraties zijn maar daarvoor gelden geen eisen vanuit de IHR. Landen mogen t.a.v. andere vaccinaties zelf bepalen welke eisen zij stellen aan een vaccinatiebewijs/certificaat en wat zij hiervoor accepteren; veelal komt dit tot nu toe overeen met hetgeen opgenomen wordt in de registratie pagina’s van het gele boekje, maar dit hoeft niet. Het gaat in feite om de data in het boekje en niet om het boekje zelf (het boekje is enkel de drager van de data), daarom worden papieren certificaten, anders dan in het gele boekje, ook geaccepteerd als zij aan de eisen zoals door dat land gesteld voldoen.
Klopt het dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbeveelt om, ongeacht de technische ontwikkelingen, analoge bewijzen, zoals het gele boekje, te gebruiken voor de registraties van vaccinaties?1 Wat is uw argument om dit niet te doen?
De WHO adviseert om ook analoge vaccinatiebewijzen beschikbaar te stellen. Het DCC en het coronatoegangsbewijs bieden ook de mogelijkheid om een papieren/analoge versie te downloaden/printen. Op die manier is er naast de digitale app ook altijd een papieren variant beschikbaar. Dit bewijs bevat dezelfde informatie, en meer, dan opgenomen wordt in het gele boekje. Dit bewijs kan ook in het gele boekje bewaard worden. De EU en Nederland voldoen daarmee aan het advies van de WHO.
Klopt het dat andere Europese landen, zoals Duitsland, het gele boekje wel als vaccinatiebewijs erkennen? Klopt het dat in Duitsland analoog zelfs leidend is en digitaal alleen als je dat wil?2, 3 Klopt het dat Duitsland benadrukt dat er geen centrale registratie komt?
Er zijn (nog) geen internationale standaarden waaraan een vaccinatiebewijs/certificaat voor overige vaccinaties, zoals tegen het COVID19-virus, moet voldoen. Landen mogen tav andere vaccinaties dan gele koorts zelf bepalen welke eisen zij stellen aan een vaccinatiebewijs/certificaat en wat zij hiervoor accepteren, veelal komt dit tot nu toe overeen met hetgeen opgenomen wordt in het gele boekje. Dit zie je nu ook met het COVID-19 vaccinatiebewijs. In de praktijk worden door sommige landen de gele boekjes, al dan niet met aanvullende eisen, dan wel andersoortige vaccinatiebewijzen die aan de eisen voldoen geaccepteerd.
In Duitsland wordt inderdaad het gele boekje als vaccinatiebewijs erkend. Daarnaast kan iedereen die gevaccineerd is aanvullend een digitaal vaccinatiebewijs (DCC) verkrijgen. Er is in Duitsland op dit moment geen centraal vaccinatieregister voorzien.
Is bij het opstellen van de registratiekaart overwogen om op de kaart een Engelse en Franse vertaling toe te voegen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het registratiekaartje mocht nadrukkelijk geen bewijs zijn en enkel dienen voor de eigen administratie. Om die reden is er niet overwogen om bij de kaart een vertaling toe te voegen.
Volstaat de Nederlandstalige registratiekaart bij het inreizen in landen die momenteel al vragen naar de vaccinatiestatus, omdat men dan bijvoorbeeld is vrijgesteld van quarantaine- en/of testplicht? Voor welke landen volstaat de registratiekaart niet?
Er zijn (nog) geen internationale standaarden waaraan een vaccinatiebewijs/certificaat voor overige vaccinaties, zoals tegen het COVID19-virus, moet voldoen. Landen mogen t.a.v. andere vaccinaties dan gele koorts zelf bepalen welke eisen zij stellen aan een vaccinatiebewijs/certificaat en wat zij hiervoor accepteren. Reizigers kunnen zelf nagaan welke eisen worden gesteld door het land waar zij naar toe willen reizen en of het registratiekaartje volstaat.
Wordt bij de reisadviezen, op nederlandwereldwijd.nl, per land aangegeven wat de minimale vereisten voor gevaccineerden zijn om in te reizen in het betreffende land en hoe zij hieraan kunnen voldoen? Zo nee, bent u bereid dit samen met de Minister van Buitenlandse Zaken te laten toevoegen aan de reisadviezen?
In de reisadviezen van Buitenlandse Zaken wordt doorgaans aangegeven onder welke voorwaarden een reiziger uit Nederland een land kan inreizen. Voor de EU landen staat daarbij in detail wat de vereisten zijn voor gevaccineerden. Als deze informatie bekend is voor andere landen buiten de EU wordt dit ook aangegeven in het reisadvies. In ieder geval wordt verwezen naar lokale websites waarop de informatie over inreismaatregelen te vinden is.
Is er een mogelijkheid om in het gele boekje te verwijzen naar de registratiekaart, bijvoorbeeld door gegevens over te schrijven van de registratiekaart of deze te voorzien van een (Engelstalige) stempel? Zo ja, welk advies wordt gegeven aan gevaccineerden? Zo nee, waarom niet?
Het gele boekje is een internationaal bewijs van inenting of profylaxe voor gele koorts op basis van de IHR (oa. Annex 6 en 7) en waarvoor door de IHR eisen worden gesteld aan het certificaat. Het gele boekje geldt als officieel certificaat voor de inenting tegen gele koorts. Voor andere vaccinaties kan het gele boekje een vehikel of drager voor bijschrijving/registraties zijn maar daarvoor gelden geen eisen vanuit de IHR. Er zijn (nog) geen internationale standaarden waaraan een vaccinatiebewijs/certificaat voor overige vaccinaties, zoals tegen het COVID19-virus, moet voldoen.
In principe wordt een bijschrijving in het gele boekje gedaan door degene die de vaccinatie gezet heeft. Het bijschrijven in het gele boekje is geen officieel bewijs (behoudens voor gele koorts) maar een registratie en het staat de vaccinatiezetter vrij om een wijze van bijschrijven te kiezen, zo ook via het uitgeven van een registratiekaartje. Mensen kunnen de vaccinatiekaartjes die ze hebben gekregen in hun gele boekje kunnen stoppen, maar ook dit kaartje is geen officieel bewijs.
De GGD (en sommige huisartsen) stempelen uit eigen beweging, dit is een mooie service, maar dit is niet verplicht en ik ga dit ook niet verplichten. Dat is ook niet nodig, omdat het vaccinatiebewijs is toegevoegd aan de CoronaCheck-app en sinds 1 juli wordt ook het DCC uitgegeven. Alleen het DCC en het coronatoegangsbewijs, waarvan het vaccinatiebewijs een onderdeel is, gelden als officiële door de overheid uitgegeven bewijzen. Vaccinatiebewijzen kunnen zowel digitaal als op papier worden opgevraagd. De betreffende persoon kan deze gebruiken om te reizen.
Hoe kan iemand bij het inreizen aantonen dat diegene met één prik van bijvoorbeeld BioNTech/Pfizer ook voldoende is gevaccineerd, omdat deze persoon dan ook moet aantonen dat hij of zij eerder het coronavirus heeft geahd? Wat kan de rol van het gele boekje hierbij zijn?
Mensen kunnen hun vaccinatiebewijs via het DCC krijgen; hier is in verwerkt dat iemand met een doorgemaakte COVID-19 infectie en één vaccinatie voldoende beschermd en volledig gevaccineerd is. Hierbij speelt het gele boekje geen rol.
De Europese Commissie werkt samen met de WHO om ervoor te zorgen dat het Europese digitale groene certificaat ook elders in de wereld wordt erkend. Op welke termijn wordt dit haalbaar geacht?
Op dit moment worden er op EU-niveau gesprekken gevoerd met ICAO (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie) om te bezien welke technische mogelijkheden er zijn om de Europese DCC aan te sluiten met de rest van de wereld. Het is nog niet mogelijk om aan te geven op welke termijn dit zou kunnen worden geïmplementeerd.
Is het voor het inreizen van landen die niet met QR-codes werken niet vanzelfsprekend om ook voor coronavaccinaties het gele boekje te hanteren? Zo nee, waarom niet?
Het DCC heeft ook een papieren variant. Hierop staan alle gegevens, zodat de gegevens ook zonder QR-code gelezen kunnen worden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en ieder afzonderlijk beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt deze vragen binnen de standaard termijn te beantwoorden, hiervoor mijn excuses.
Het toevoegen van illegale middelen aan traditionele medicijnen |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Illegaal pijnstillers toegevoegd aan kruidenpreparaat»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Montalin (een kruidensupplement uit Indonesië) te koop is via Nederlandse webshops terwijl het product in meerdere landen verboden is?2
Ja. Het kruidensupplement uit Indonesië Montalin was (tot voorkort) te koop via Nederlandse webshops. Ik heb geen concrete informatie over eventuele verboden in andere landen.
Bent u bekend met het feit dat Montalin in Indonesië wordt gezien als «Jamu» wat een verzamelwoord is voor traditionele Indonesische geneesmiddelen? Zo ja, kunt u tevens bevestigen dat het gebruik van (wilde) dieren, in het bijzonder zeepaardjes en zeekomkommers, in een gedeelte van Jamu populair is?
Ik heb verder hier geen specifieke informatie over deze middelen.
Kunt u bevestigen dat de verkoop van Montalin is gemeld aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) door bijwerkingencentrum Lareb, na onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)? Zo ja, welke stappen heeft de NVWA ondernomen na deze melding?
Ja, de NVWA heeft hierover contact gehad met Lareb en met de Telegraaf. De NVWA is direct een onderzoek gestart naar de verkoop van Montalin in Nederland.
Tussen 30 april en 7 mei zijn vijf webshops die Montalin verhandelen geïnspecteerd. Alle vijf webshops zijn vervolgens gestopt met de handel in Montalin. Momenteel worden genomen monsters onderzocht op aanwezigheid van paracetamol en meloxicam.
Bent u bekend met het Traffic-rapport uit 2018 dat stelt dat een aanzienlijk gedeelte van inbeslagnames van illegale handel in de EU bestaat uit medicijnen waarbij bedreigde dieren en planten verwerkt worden ten behoeve van traditionele medicijnen? Zo ja, bent u bereid het gebruik van wilde dieren in Traditional Chinese Medicine (TCM) te adresseren bij internationale bijeenkomsten en tijdens vergaderingen van de Landbouw en Visserijraad?3
Ik ben bekend met dit rapport. Het is nooit de bedoeling dat bedreigde dieren en planten illegaal worden verwerkt. Op illegale handel wordt in Nederland streng gehandhaafd. Het onderwerp TCM staat regelmatig op de agenda van de World Health Assembly. Illegale handel in bedreigde plant- en of diersoorten wordt actief in CITES-verband internationaal en Europees geadresseerd en aangepakt. Nederland vraagt regelmatig aandacht voor die illegale handel. De CITES-regelgeving in Europa wordt besproken in de Milieuraad.
Bent u bekend met het rapport over traditionele medicijnen van het RIVM uit 2014 waarin wordt gesteld dat veel rondom de handel in traditionele medicijnen onduidelijk is? Zo ja, deelt u de mening van RIVM dat «om de daadwerkelijke omvang van het gebruik van traditionele medicijnen beter te kunnen beoordelen, zou in een vervolgonderzoek gekeken kunnen worden naar de goederenstroom (legaal en illegaal) in Nederland van grondstoffen, halffabricaten en producten, in het bijzonder via de douane»?4
Ja, het rapport is mij bekend. Met mijn brief aan uw Kamer op 14 december 20205 heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de ontwikkeling van een verbeterde aanpak voor de veiligheid van voedingssupplementen. Onderdeel hiervan is gericht toezicht op de handel via internet en uit derde landen. De NVWA investeert in methodes voor internettoezicht en werkt samen met andere nationale en Europese handhavingsautoriteiten. Daarnaast onderzoeken de NVWA en de Douane momenteel de mogelijkheden voor uitbreiding van activiteiten om gericht aan de EU-buitengrens partijen verdachte voedingssupplementen te onderscheppen. Ondanks deze inspanningen blijft effectief toezicht en daarmee inzicht in de goederenstroom in de internethandel van voedingssupplementen (grondstoffen, halffabricaten en eindproducten) complex.
Kunt u aangeven of dit vervolgonderzoek al wordt uitgevoerd? Zo nee, bent u bereid om opdracht te geven voor het uitvoeren van een dergelijk vervolgonderzoek? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord bij vraag 4 en vraag 6.
Aanhoudende problemen met loden leidingen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «gemeente Amsterdam wacht niet meer af en gaat zelf loden leidingen opsporen»?1
Ja.
Kunt u zich vinden in het standpunt van de gemeente Amsterdam dat het tempo van het opsporen en vervangen van loden leidingen veel te laag ligt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben blij met de actieve houding van de gemeente Amsterdam om het probleem van de loden leidingen aan te pakken. Dit helpt om eigenaren aan te sporen om hun loden leidingen te saneren. Het is immers aan eigenaren van panden om resterende loden leidingen op te sporen en te vervangen. Huurders kunnen zich daarvoor tot hun verhuurder wenden en indien nodig tot Huurcommissie of rechter. Gemeenten en Rijksvastgoedbedrijf saneren hun eigen bezit. De verhuurderskoepels hebben actie ondernomen richting hun leden.
Recent heb ik alle gemeenten gevraagd om, in navolging van het voorbeeld van Amsterdam, eigenaren en bewoners van panden van voor 1960 actief te benaderen met informatie over de mogelijkheid dat hun panden nog loden leidingen bevatten en hen op te roepen deze te controleren en, zo nodig, te saneren.
In de brief van 2 juli 2020 over acties lood in drinkwater is toegezegd dat de Kamer jaarlijks per gezamenlijke brief wordt gerapporteerd over de ontwikkelingen en de voortgang van saneringen. Ik verwacht u na de zomer in de voortgangsrapportage een eerste beeld te kunnen geven van het tempo van het opsporen en vervangen van loden leidingen en de verdere stand van zaken van de in de brief van 2 juli besproken acties.
Deelt u de mening dat verhuurders verplicht zouden moeten zijn om de aanwezigheid van loden leidingen te melden aan de huidige bewoners? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de brief van 2 juli vorig jaar heb aangegeven is mijn aanpak erop gericht dat eigenaren en bewoners zich (weer) bewust zijn van de mogelijke aanwezigheid van loden leidingen in panden van voor 1960. Dat voorkomt ook dat zij onbewust vervuild kraanwater drinken. Verhuurders zijn als eigenaren in de eerste plaats verantwoordelijk voor de controle van hun panden. Als zij weten dat er zich nog loden leidingen in het pand bevinden dienen zij hier uiteraard de huurder van op de hoogte te stellen.
De verhuurderskoepels hebben inmiddels actie ondernomen richting hun leden. Bij verhuurders is erop aangedrongen om zich actief op te stellen bij het opsporen en verwijderen van loden leidingen in hun panden en hiertoe ook zelf het initiatief nemen en niet wachten tot ze aangesproken worden door hun huurders. Ik verwacht u hier in de voortgangsrapportage nader over te kunnen informeren.
Wanneer huurders zelf loden leidingen in hun woningen ontdekken kunnen ze daar hun verhuurder op aanspreken.
Wanneer komt u met de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de aanwezigheid van loden leidingen te vermelden in een huurcontract?
IVBN en Vastgoed Belang onderzoeken samen met de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) de mogelijkheid om in het ROZ-model woonruimte bij huurcontracten van woningen gebouwd voor 1960 een bepaling op te nemen waarin de verhuurder verklaart wel of niet bekend te zijn of er loden leidingen aanwezig zijn en zo ja, welke maatregelen en op welke termijn de verhuurder heeft gepland om die te vervangen. Hiermee wordt gewaarborgd dat huurders bij aangaan van het contract worden geïnformeerd over de mogelijke aanwezigheid van lood. Ik kom hierop terug in de jaarlijkse voortgangsrapportage.
Deelt u de mening dat niet alleen in Amsterdam maar overal in Nederland de aanpak van loden leidingen veel te traag verloopt?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Beseft u dat voornamelijk kinderen ernstig ziek kunnen worden door loden leidingen? Beseft u dat er serieuze mentale en fysieke problemen kunnen ontstaan? Waarom doet u daar zo weinig aan?
Water uit loden leidingen is vooral gevaarlijk voor de ontwikkeling van ongeborenen, baby’s en kinderen tot en met 7 jaar. Bij kinderen tot een jaar of 7 is er kans op hersenschade, bij volwassenen kunnen looddeeltjes tot hart- en nieraandoeningen leiden. Ik ben mij zeer bewust van deze risico’s en heb daarom in mijn brief van 2 juli 2020 een groot aantal lopende en geplande acties genoemd die moeten leiden tot het terugdringen hiervan.
Bent u bereid een uiterlijke datum te noemen waarop niemand in Nederland schade meer mag ondervinden van te hoge concentraties lood in water? Zo nee, waarom niet?
Nu al zou niemand meer schade mogen ondervinden van te hoge concentraties lood in drinkwater. Ik streef er dan ook naar dat niemand onbewust water uit loden leidingen drinkt.
Bent u bereid om alsnog een algeheel verbod op loden leidingen in te voeren?
Zoals in de brief van 2 juli 2020 aangegeven zal in de jaarlijkse rapportage over de ontwikkelingen en de voortgang van saneringen de voortgang van de maatregelen worden gevolgd. Mocht blijken dat er onvoldoende voortgang zit in de aanpak van het probleem met het thans beschikbare instrumentarium, dan zal ik zeker overwegen om alsnog een verbod op loden leidingen voor alle woningeigenaren in te stellen.
Ventilatie op scholen |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Gaat u, nu de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft erkend1 dat aerosolen een rol spelen bij coronabesmettingen en onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam, Universiteit Twente en de Universiteit van Cambridge oproepen dat er meer rekening moet worden gehouden met aerosolen als besmettingsgevaar bij covid, uw beleid ten aanzien van ventilatie in scholen aanpassen? Zo ja, met welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van luchtkwaliteit in schoolgebouwen volg ik de adviezen van het RIVM. Van meet af aan is benadrukt dat goede luchtverversing in schoolgebouwen belangrijk is. Scholen en gemeenten zijn opgeroepen de geldende ventilatieadviezen op te volgen, en indien dit nog niet het geval is, ervoor te zorgen dat hun schoolgebouwen aan de geldende eisen (gaan) voldoen. Met de Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUViS-regeling) hebben scholen de afgelopen periode subsidie kunnen aanvragen voor het nemen van ventilatie-verbeter-maatregelen. Het subsidieplafond van de regeling is bijna bereikt. Ondertussen is een start gemaakt met de vormgeving van de resterende € 260 miljoen.
Hoe kan het dat in augustus 2020 een motie2 van de leden Asscher en Klaver is aangenomen om de ventilatiesystemen op scholen te verbeteren en schoolbesturen nu in april 2021 aangeven dat dit nog steeds niet is gelukt?3 Bent u het ermee eens dat het bizar is dat sommige kinderen de hele herfst- en winterperiode met open ramen les hebben moeten krijgen? Bent u het ermee eens dat dit geen acceptabele arbeidsomstandigheden zijn voor docenten?
In navolging van de motie van de leden Asscher en Klaver is het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie in Scholen (LCVS) ingesteld met de opdracht in kaart te brengen hoe de ventilatie in schoolgebouwen in het funderend onderwijs was. Naar aanleiding van de uitkomsten zijn scholen opgeroepen hun ventilatie – daar waar niet wordt voldaan aan de normen – acuut aan te pakken. Ruimte-OK heeft daarvoor een handzame Handreiking Optimaal ventileren in scholen opgesteld en biedt ondersteuning waar dat gevraagd wordt. Daarnaast is in januari 2021 de SUViS-regeling opengesteld om scholen tegemoet te komen in de kosten voor ventilatiemaatregelen. Er kunnen specifieke oorzaken zijn waardoor ramen voortdurend open zijn, daar heb ik geen specifiek beeld van.
Schoolbesturen hebben vanuit goed werkgeverschap de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een veilige en prettige werkomgeving. Voor een goed binnenklimaat is het belangrijk te zorgen voor voldoende luchtverversing. Hoe en wanneer het verstandigst gelucht kan worden is handzaam beschreven in de Handreiking optimaal ventileren in scholen op www.lesopafstand.nl/ventilatie.
Hoeveel besturen hebben een aanvraag gedaan via de ventilatie subsidieregeling SUVIS (Specifieke uitkering ventilatie in scholen)? Hoeveel geld is er tot nu toe uitgekeerd aan scholen? In hoeveel schoolgebouwen is de ventilatie hiermee inmiddels daadwerkelijk aangepast? In hoeveel schoolgebouwen voldoet de ventilatie niet en is deze nog niet verbeterd? Is bij alle schoolgebouwen inmiddels in beeld of de ventilatie voldoet aan de regels?
Afgelopen week stond de teller op 865 aanvragen. Bij de SUViS-regeling zijn de gemeenten aanvrager. Dat betekent dat een gemeente voor één of meerdere schoolbesturen een aanvraag heeft ingediend. De regeling is op € 2 miljoen na uitgeput. Het toekennen van de subsidie betekent niet automatisch dat er meteen bij ontvangst van de subsidie maatregelen getroffen kunnen worden. De aard van de maatregelen verschillen per geval. In de uitvoering van de goedgekeurde projecten zijn de schoolbesturen vrij en qua tijdspanne hebben scholen nog tot uiterlijk 31 december 2023 de tijd om de maatregelen uit te voeren. Er wordt geen centraal overzicht bijgehouden. Naar aanleiding van het IBO Onderwijshuisvesting wordt verkend hoe een centraal beeld van de onderwijshuisvesting eruit kan zien. Ruimte-OK voert een verdiepend onderzoek uit naar de kwaliteit van luchtverversing en mogelijke noodzakelijke interventies alsmede daaraan verbonden kosten.
Herkent u de signalen die schoolbesturen geven over het niet functioneren van de subsidieregeling ventilatie? Zo ja, kunt u bevestigen dat er gemeenten zijn die niet kunnen voldoen aan de voorwaarde van 70% cofinanciering met betrekking tot de vernieuwing van ventilatiesystemen van scholen omdat zij hier niet voldoende middelen voor hebben? Wat gaat u hieraan doen? Zijn er ook andere manieren van cofinanciering mogelijk? Zijn scholen hiervan op de hoogte?
Er zijn signalen binnengekomen over de invulling van de cofinanciering. De 70% cofinanciering kan door de school óf de gemeenten óf door hen gezamenlijk ingevuld worden. Dat is ook terug te vinden op de website van RVO waar de aanvraag ingediend kan worden. Tot nu zijn in ieder geval 865 aanvragen voor de SUViS-regeling ontvangen. Over het vervolg van de SUViS-regeling is het gesprek met schoolbesturen, gemeenten, raden en VNG inmiddels gestart. Daarbij wordt rekening gehouden met voornoemde signalen en de vraag over de reikwijdte.
Klopt het dat het beschikbare budget van de SUVIS subsidieregeling inmiddels overschreden is? Zo ja, met hoeveel? Komen de aanvragen, die nog kunnen worden ingediend tot en met 30 juni 2021, nog wel in aanmerking voor een subsidie? Zo niet, wat gebeurt er met die aanvragen?
Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld. Op het moment dat het subsidieplafond is bereikt wordt de aanvraag afgewezen.
Is al meer duidelijk over wanneer en op welke manier de overige 260 miljoen euro van de toegezegde 360 miljoen euro voor het verbeteren van ventilatie beschikbaar komt? Wanneer denkt u hier duidelijkheid over te hebben? Is het vanwege de urgentie van het probleem en de inmiddels overtekende subsidieregeling een idee om dit geld eerder beschikbaar te stellen?
Zoals aangegeven zou met de invulling van de resterende € 260 miljoen gewacht worden op de aanbevelingen uit het IBO Onderwijshuisvesting. Dat is inmiddels uitgebracht en aan uw Kamer gestuurd. Over het vervolg van de SUViS-regeling is het gesprek met schoolbesturen, gemeenten, PO-Raad, VO-raad en VNG inmiddels gestart. Daarbij wordt rekening gehouden met eerdergenoemde signalen en de aanbevelingen uit het IBO Onderwijshuisvesting. De Commissie OCW heeft voorgesteld het IBO Onderwijshuisvesting niet-controversieel te verklaren.
Bent u het ermee eens dat alle kinderen en al het onderwijspersoneel een gezonde en veilige schoolomgeving verdienen en dat er haast gemaakt moet worden met het verbeteren van ventilatie op scholen? Bent u het tevens ermee eens dat de urgentie hiervoor alleen maar is toegenomen door de bevestiging van wetenschappers dat aerosolen een belangrijke rol spelen bij coronabesmettingen? Zo ja, wat gaat u concreet doen?
Ja. Ik blijf de adviezen van het RIVM ten aanzien van ventilatie in scholen volgen. Met het vormgeven en inrichten van het vervolg op de SUViS regeling alsmede de constructieve en voortvarende opstelling van scholen, gemeenten, PO-Raad, VO-raad en VNG zie ik het gevoel van urgentie bevestigd.
Bent u bereid om met de besturen een plan te maken zodat vóór de volgende herfst alle schoolgebouwen adequate ventilatiesystemen hebben?
Schoolbesturen en gemeenten laten zien dat er een gedeeld gevoel van urgentie is om de ventilatie in schoolgebouwen aan te pakken. Zij hebben voortvarend aanvragen voor de SUViS-regeling gedaan. Doel is het realiseren van adequate ventilatie in alle schoolgebouwen, dat zal gezien de opgave niet voor deze herfst gerealiseerd kunnen worden, ondanks alle inspanningen of een landelijk plan.
Wilt u deze vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De ingewikkelde coronamaatregelen voor speeltuinen, stads- en kinderboerderijen |
|
Michiel van Nispen |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat het juist voor kinderen op dit moment extra belangrijk is om in de buitenlucht te kunnen spelen, sporten en bewegen, omdat kinderen momenteel minder bewegen door de coronapandemie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is te alle tijden belangrijk dat kinderen in de buitenlucht kunnen spelen en bewegen. Op advies van het OMT zijn daarom de maatschappelijk beheerde kleine buitenspeeltuinen begin maart weer geopend. Spelen speelt namelijk een belangrijke rol bij de gezonde ontwikkeling van kinderen.
Kunt u uitleggen waarom maatschappelijk beheerde speeltuinen inmiddels gelukkig weer enige tijd open zijn voor kinderen om te spelen, maar dat vergelijkbare speelplekken in de vorm van stads- en kinderboerderijen nog altijd gesloten zijn?
Begin maart zijn de maatschappelijk beheerde kleine speeltuinen geopend. Het betreft speeltuinen in de buitenlucht die zijn gericht op kinderen die in de directe omgeving wonen. Hiermee zijn deze speeltuinen gelijkgetrokken met de openbaar toegankelijke speeltuinen. Er is voor gekozen om niet alle activiteiten voor kinderen te heropenen om het aantal contact- en reismomenten nog zoveel mogelijk te beperken. Versoepeling kan immers enkel stap voor stap. Onder stap 2 van het openingsplan zijn de kinderboerderijen die hoofdzakelijk in de buitenlucht zijn gelegen weer geopend sinds 19 mei.
Waarom is de sluiting van stads- en kinderboerderijen epidemiologisch noodzakelijk, terwijl de sluiting van de beheerde speeltuinen dat schijnbaar niet is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hiervoor aangegeven is er niet voor gekozen om alle activiteiten voor kinderen meteen te heropenen om het aantal contact- en reismomenten nog zoveel mogelijk te beperken. Door het openen van de kleine buitenspeeltuinen kregen kinderen meer mogelijkheden om weer buiten te spelen in de eigen buurt. De epidemiologische situatie was echter op dat moment nog niet dusdanig dat alle buiten activiteiten voor kinderen weer geopend konden worden.
Kunt u duidelijkheid geven in welke fase van het openingsplan de stads- en kinderboerderijen weer open kunnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het denkbaar dat stads- en kinderboerderijen eerder open kunnen dan grotere doorstroomlocaties, omdat deze voorzieningen vaak in de wijk liggen en er daardoor minder reisbewegingen zijn die effect kunnen hebben op besmettingen en de druk op de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 19 mei zijn de kinderboerderijen die voornamelijk in de buitenlucht zijn gelegen reeds opengegaan. Zij maakten onderdeel uit van stap 2 van het openingsplan. De kinderboerderijen zijn tegelijkertijd met de andere dierenparken die voornamelijk in de buitenlucht zijn gelegen opengesteld.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus? Zo neen, waarom niet?
Nee, er was onvoldoende tijd om deze vragen tijdig te beantwoorden.
De berichtgeving dat arbeidsmigranten niet allemaal een vaccin krijgen en de maatschappelijke opvang voor ongedocumenteerden wordt afgebouwd |
|
Jan Paternotte (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat arbeidsmigranten niet allemaal een vaccin krijgen en de maatschappelijke opvang voor ongedocumenteerden en dak- en thuislozen wordt afgebouwd?1 2
Ja.
Onderschrijft u de berichtgeving dat zowel arbeidsmigranten als ongedocumenteerden niet in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) staan en om die reden niet of niet op de gebruikelijke wijze een uitnodiging krijgen voor vaccinatie?
Personen die niet in de BRP staan met hun correcte contact- en adresgegevens kunnen niet op de gebruikelijke wijze een uitnodiging krijgen voor vaccinatie. Dat betekent niet dat mensen geen vaccinatie kunnen krijgen. In mijn brief van 11 mei jl. aan uw Kamer ben ik reeds op deze doelgroepen ingegaan.
Ik bestrijd de suggesties dat álle arbeidsmigranten niet in de BRP staan. Alle arbeidsmigranten die in Nederland aan het werk zijn, staan in de BRP. Een deel van de totale groep arbeidsmigranten staat ingeschreven op een Nederlands woonadres. Die groep krijgt op de reguliere manier een uitnodiging in de brievenbus. Een ander deel van de (kort-verblijvende) arbeidsmigranten staat niet ingeschreven op een Nederlands woonadres, waardoor zij geen brief kunnen ontvangen. We zijn op dit moment bezig om die groep op een andere manier te bereiken.
Kunt u aangeven wanneer en hoe u samen met werkgeversorganisaties, uitzendbureaus en de vakbonden de arbeidsmigranten alsnog wilt bereiken om hen te kunnen laten vaccineren?
Samen met het Ministerie van SZW en het RIVM ben ik reeds in gesprek met betrokken maatschappelijke, werknemers- en werkgeversorganisaties, om ook het deel van de arbeidsmigranten dat niet op de gebruikelijke wijze een uitnodiging kan krijgen, te kunnen informeren en een vaccinatie aan te bieden.
Gaat u voor ongedocumenteerden en dak- en thuislozen eveneens een oplossing zoeken om hen te kunnen laten vaccineren? Zo niet, hoe wilt u het risico wegnemen dat het virus kan blijven rondgaan in deze groep en er daardoor onnodig gezondheidsschade wordt geleden en het risico van heropleving van het virus blijft bestaan?
Uiteraard wordt ook de groep ongedocumenteerden en dak- en thuislozen de mogelijkheid om te vaccineren geboden. Het Ministerie van VWS heeft GGD-en verzocht – in samenwerking met regionale partners zoals gemeenten, opvanginstellingen en straatdokters – een regionaal uitvoeringsplan te maken voor de vaccinatie van dakloze mensen, mensen die verblijven in de vrouwenopvang en ongedocumenteerde mensen. Omdat voor deze mensen een uitnodiging via de reguliere route niet mogelijk is, vindt vaccinatie plaats op locaties waar de doelgroep vindbaar is, zoals in inloophuizen en locaties van de maatschappelijke opvang. Regio’s bepalen zelf vaccinatiemomenten waarop ze zo veel mogelijk mensen kunnen bereiken. Inmiddels zijn de plannen in een vergevorderd stadium en is een aantal GGD-regio’s al gestart met de vaccinatie van deze groepen. De overige GGD-regio’s volgen zo snel mogelijk.
Kunt u toelichten waarom u een richtlijn heeft gemaakt om de eerdere uitbreiding van de maatschappelijke opvang af te bouwen nu het aantal gevaccineerden toeneemt? Erkent u dat de besmettingen vooralsnog op hoog niveau blijven en de meeste gebruikers van de opvang ook nog helemaal niet gevaccineerd zijn?
De Staatssecretaris van VWS heeft sinds het begin van de pandemie, via de richtlijn «Opvang dak- en thuisloze mensen», gemeenten opgeroepen om, vanuit humanitaire overwegingen, alle dak- en thuisloze mensen opvang te bieden zo lang sprake is van een landelijke lockdown. Vanaf 19 mei is stap 2 van het openingsplan ingegaan. Dat betekent dat vanaf deze datum de afbouwperiode van de noodopvang is ingegaan. De afbouwperiode duurt twee weken; van 19 mei tot 2 juni. Het Rijk roept gemeenten op om in overleg met de GGD regio de afbouw zoveel mogelijk aan te laten sluiten op het moment van vaccinatie. Daarnaast kunnen mensen in de afbouwperiode geïnformeerd worden over de mogelijkheid zich vanaf 24 mei te laten vaccineren. Ook na de sluiting van de noodopvang blijft vaccinatie – op andere locaties – mogelijk voor deze doelgroep.
Het RIVM heeft eerder aangegeven dat het niet aannemelijk is dat er op straat een groter risico is op verspreiding van COVID-19 onder dak- en thuisloze mensen dan in de opvang. De opvang gedurende de lockdown vindt dan ook plaats op basis van humanitaire overwegingen, omdat we dan van iedereen in Nederland vragen zo veel mogelijk thuis te blijven.
Zie ook de beantwoording van Kamervragen van het lid Simons op dit onderwerp.
Kunt u bevestigen dat er in diverse gemeenten al sinds 1 april geen nieuwe mensen meer worden toegelaten in de noodopvang voor illegalen en Oost-Europeanen en deze opvangcentra in mei geheel sluiten? Zo ja, om hoeveel gemeenten gaat het?
Ja dit kan ik bevestigen. Dit is ook conform de richtlijn d.d. 12 maart 2021 die is gepubliceerd naar aanleiding van bestuurlijk overleg met de VNG en wethouders. Het is niet bekend in hoeveel gemeenten zich na 1 april nog niet-rechthebbende dakloze mensen hebben gemeld die geen toegang hebben gekregen tot de opvang. We monitoren signalen op dit thema via het tweewekelijkse clusteroverleg met partijen uit het veld en passen op basis daarvan de landelijke richtlijn indien nodig aan.
Acht u de timing van de afbouw nog altijd passend, ook gelet op de problemen bij het bereiken van deze groepen voor vaccinatie doordat zij (grotendeels) niet in de BRP staan?
Ja, ik acht de timing voor de start van de afbouw van de noodopvang vanaf stap 2 nog steeds passend. Op dit moment verkeren we niet meer in een landelijke lockdown waarbij we iedereen oproepen om thuis te blijven en gelden de reguliere regels voor de maatschappelijke opvang.
Voor de vaccinatiestrategie ten aanzien van deze doelgroep, zie vraag 4.
Kunt u aangeven of, en zo ja, hoe lange afstandsgeliefden die hier langere tijd verblijven in aanmerking kunnen komen voor vaccinatie?
Volgens de RIVM-richtlijn heeft iedereen die langer dan één maand in Nederland verblijft recht op een vaccin. Voor afstandsgeliefden, maar ook voor personen die om een andere reden (bijvoorbeeld gezondheid of familieomstandigheden) langer dan een maand in Nederland verblijven geldt dus dat zij in aanmerking komen voor een vaccin. Omdat zij niet in het BRP bij een gemeente staan ingeschreven, kunnen deze mensen vooralsnog echter geen uitnodigingsbrief ontvangen. Samen met het RIVM, de GGD’en en het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt hard gewerkt aan de uitvoering en communicatie van de mogelijkheid tot vaccinatie voor deze groep, waarbij het Register Niet-Ingezetene (RNI) zo veel als mogelijk benut zal worden. Zodra hier meer over bekend is, wordt hierover via de website van de rijksoverheid, ambassades en relevante instanties gecommuniceerd.
Voor de groep mensen die hier momenteel langer verblijft en een Nederlands paspoort en BSN heeft (bijvoorbeeld geëmigreerde Nederlanders), geldt dat zij zich ook zonder uitnodiging voor vaccinatie kunnen melden met hun DigiD, zodra hun leeftijdscohort aan de beurt is.
Zijn er andere groepen dan de hierboven genoemden die wel langere tijd in Nederland verblijven maar niet binnen het vaccinatieprogramma vallen? Zo ja, welke groepen zijn dit en bent u van plan vaccinatie voor deze mensen te bevorderen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Rusland en China twijfel zaaien over Europese vaccins. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU: Rusland en China zaaien twijfel over onze vaccins»?1
Ja, dat ben ik.
Deelt u de mening dat agressieve misinformatiecampagnes over Europese en Amerikaanse vaccins en toezichthouder EMA (Europees Medicijn Agentschap) een vorm van ondermijning van de aanpak van de coronacrisis vormen? Zo nee, waarom niet?
Pogingen om op heimelijke wijze het debat over de corona aanpak in Nederland en Europa te beïnvloeden, door middel van desinformatie of desinformatiecampagnes of het kunstmatig versterken van online berichten, zijn absoluut afkeurenswaardig en kunnen een ondermijnende werking bij de aanpak van de coronacrisis hebben. Tegelijkertijd heeft het kabinet vertrouwen in het pluriforme Nederlandse en Europese medialandschap, waarin de vrije pers dit soort berichtgeving op z’n merites beoordeelt en de impact van dit soort desinformatie vooralsnog klein is.
Kunt u de lezing van de Europese dienst voor extern optreden (EEAS) bevestigen dat China onwaarheden verspreidt, zoals de bewering dat het coronavirus uit Europese laboratoria afkomstig is?
De berichtgeving van EUvsDesinfo komt onafhankelijk tot stand. Het EDEO-rapport constateert dat vertegenwoordigers van de Chinese overheid bij gelegenheid pleiten voor een onderzoek naar de rol van Fort Detrick, een biologisch laboratorium in de VS, bij het ontstaan van de pandemie.2 Beweringen over Europese laboratoria zijn ons niet bekend.
Over het algemeen geven de rapporten op basis van openbare informatie goed weer waar bevindingen op gestoeld zijn. De AIVD verwoordt het in zijn jaarverslag als volgt: «Heimelijke beïnvloeding gaat soms samen met openlijke propaganda. China probeerde in 2020 in Nederland en elders beeldvorming te beïnvloeden rond het coronavirus. Dat deed het land met propaganda, die in de loop van het jaar offensief werd: uitingen prezen de Chinese aanpak, en zaaiden twijfel over de oorsprong van het virus en de aanpak van Europese landen.»
Bent u bereid in de EU te pleiten voor een effectief antwoord op ondermijning van de vaccinatiecampagne middels sociale media of staatsmedia? Wat adviseert u de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Borrell, te doen om deze fake news campagnes tegen te gaan?
Ja, Nederland pleit voor een effectief antwoord op ondermijning van en desinformatie over de vaccinatiecampagne. De Nederlandse strategie om desinformatie te adresseren bestaat uit drie lijnen: preventie, verstevigen van de informatiepositie en reageren.3 Deze drie lijnen bepleit Nederland ook in de EU en vinden daar weerklank.
Zo werkt de Europese Commissie aan het Europees Democratie Actieplan4. Hierin zet de Commissie onder meer in op het vergroten van de mediawijsheid onder Europese burgers. Dit zal een preventieve werking hebben: wanneer burgers zelf berichten op waarde schatten zijn zij minder vatbaar voor misleidende informatie.
Ook wordt er in het Europees Democratie Actieplan de ontwikkeling van een EU-instrumentarium voor het tegengaan van buitenlandse inmengings- en beïnvloedingsoperaties aangekondigd. Hierbij horen nieuwe instrumenten die het mogelijk maken kosten op te leggen aan actoren achter beïnvloedingsoperaties, (bijvoorbeeld staten die georganiseerde desinformatiecampagnes voeren) en het versterken van de strategische communicatieactiviteiten en taskforces van de EDEO.
Daarnaast hebben sociale media bedrijven ook een verantwoordelijkheid in het adresseren van desinformatie. De Europese Commissie zet zich daarom, zoals aangegeven in het Europees Democratie Actieplan, ook in om deze bedrijven hierop te wijzen. Dit doet zij d.m.v. de herziening van EU gedragscode tegen desinformatie en het voorstel voor een verordening inzake digitale diensten (DSA).
Onderdeel van de Europese internationale respons op COVID-19 is nadrukkelijk ook proactieve communicatie vanuit EU-delegaties, afgestemd op ontwikkelingen in partnerlanden waaronder de activiteiten van derde landen en de levering van Europees geproduceerde vaccins. In deze communicatie wordt onder meer aandacht besteed aan de Europese inzet op een multilaterale respons voor coronacrisis, zoals substantiële bijdrage van de EU aan COVAX, het initiatief voor een wereldwijde solidaire toegang tot vaccins.
Kunt u de Chinese en Russische ambassadeurs aanspreken op deze kwestie?
Verspreiden van desinformatie is onacceptabel. Aan de Russische en Chinese staat gelieerde nieuwsbronnen verspreiden misleidende dan wel onjuiste informatie over de Europese vaccinatiestrategie. Tegelijkertijd blijft het ingewikkeld te achterhalen wie informatie precies aandraagt en bestaat er een grijs gebied tussen propaganda en desinformatie. Het is daarom een goede zaak dat EDEO de situatie zo nauwgezet mogelijk monitort. De EU heeft Rusland en China aangesproken op het verspreiden van desinformatie gerelateerd aan COVID-19 en in relatie tot de Europese vaccinatiestrategie. Ook spreekt het kabinet Rusland en China waar nodig aan op het verspreiden van onjuiste informatie en/of desinformatie.
Deelt u de mening dat, om vertrouwen in vaccinatie op hoog peil te houden en in de hele wereld de verspreiding van het coronavirus onder controle te brengen, ook Chinese en Russische vaccins zich zouden moeten houden aan de WHO-standaarden voor klinisch onderzoek naar effectiviteit, veiligheid en immunogeniciteit, onder andere middels het doorlopen van trials in drie fasen en openbare rapportage hiervan? Zo nee, waarom niet?
Verschillende landen en vaccinproducenten doorlopen ander soort routes voor goedkeuring van vaccins. Het is belangrijk dat uiteindelijk de wereldbevolking voldoende beschermd is tegen het COVID-virus, dit is de enige manier om de wereld weer open te krijgen. Tegelijkertijd is het van groot belang dat alle kandidaat-vaccins worden ontwikkeld en getest volgens internationale ethische standaarden en wetenschappelijke principes. Klinisch onderzoek moet – overal ter wereld – op ethische wijze worden uitgevoerd, met inachtneming van de internationale klinische en wetenschappelijke richtlijnen. Onderzoeksdeelnemers moeten er te allen tijde op kunnen vertrouwen dat het onderzoek medisch ethisch verantwoord is opgezet. Voor een voldoende hoge vaccinatiebereidheid moeten mensen ook vertrouwen hebben in de totstandkoming en werking van de vaccins.
Kunt u aangeven welke peer reviewed kennis er momenteel is over de kwaliteit van de vaccins van makers Sinopharm en Sinovac, ook gezien de berichten over – in vergelijking tot de vier door het EMA goedgekeurde vaccins – zeer lage effectiviteit van deze vaccins?
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft begin mei het coronavaccin van de Chinese farmaceut Sinopharm goedgekeurd voor voorwaardelijke markttoelating. De werkzaamheid van het Sinopharm-vaccin wordt door de WHO geschat op 79 procent. De WHO geeft wel aan dat weinig mensen boven de zestig jaar hebben deelgenomen aan de klinische studies. Over de werkzaamheid van het vaccin bij ouderen kan dus geen uitspraak worden gedaan. De WHO is nog bezig met de beoordeling van het Sinovac-vaccin.
Hoe beoordeelt u de aankondiging van de directeur van het Chinese centrum voor infectieziekenbestrijding Gao Fu dat China de vaccins van Sinopharm en Sinovac wil gaan «mixen» om te kijken of de effectiviteit zo verbeterd kan worden?2
Het gebeurt vaker dat twee verschillende vaccins worden gecombineerd om een ziekteverwekker te bestrijden. Dit wordt heterologe prime-boost vaccinatie genoemd. We zien dat er momenteel meerdere onderzoeken lopen naar het combineren van coronavaccins. Er wordt onderzocht of het combineren van vaccins een sterkere immuunreactie kan opwekken. Het is begrijpelijk dat ook China hier onderzoek naar doet. Ook kan de mogelijkheid om vaccins te combineren vaccinatieprogramma’s eventueel flexibeler maken, bijvoorbeeld door de impact van vertragingen in leveringen op te vangen.
Kunt u aangeven wat de status is van de aanvraag van het Sputnik vaccin bij het Europees Medicijn Agentschap?
Het Europees Medicijn Agentschap (EMA) is op 4 maart jl. een rolling review gestart van het Sputnik V (Gam-COVID-Vac) vaccin. Deze review loopt op dit moment nog. Zodra voldoende bewijs beschikbaar is, kan er gestart worden met de formele aanvraag tot marktautorisatie. Er is geen indicatie wanneer dit exact mogelijk is.
Het bericht 'Vaccineer zo snel mogelijk ook in armere landen om mutaties te voorkomen' |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vaccineer zo snel mogelijk ook in armere landen om mutaties te voorkomen»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat het onwenselijk is als het nog tot eind 2024 duurt voordat iedereen in de wereld die dit wil zijn of haar vaccinatie heeft ontvangen?
Ja.
Hoe reflecteert u op het feit dat de COVID-19 Vaccines Global Access (Covax)-doelstellingen nu al niet zijn gehaald?
De doelstellingen opgesteld door COVAX zijn nastrevenswaardig en ambitieus. Het niet behalen van de initiële doelstellingen is daarom ook spijtig maar wel te begrijpen. De doelstellingen zijn toentertijd opgesteld, voordat vaccins feitelijk beschikbaar waren. De COVID-19 pandemie is een crisis van ongekende grootte en tegenslagen zijn onvermijdelijk en voorzienbaar. De rampzalige situatie in India is meer dan illustratief. De leveringsproblemen die Nederland kent, zijn wereldwijd ook zichtbaar, wat de donatie van vaccins aan COVAX niet bevordert. Dat gezegd hebbende, steunt Nederland de initiatieven van COVAX en zal daarbij actief blijven bijdragen aan de mondiale beschikbaarheid van vaccins via het COVAX-mechanisme.
Bent u voornemens om u in te zetten om ervoor te zorgen dat de Covax-doelstellingen in de toekomst wel gehaald worden? Zo ja, hoe?
Daar waar mogelijk draagt Nederland financieel bij aan ACT-A in het algemeen en Covax in het bijzonder. Twee weken geleden heeft Nederland een extra bijdrage van 40 miljoen aan COVAX toegezegd bovenop de steun die Nederland geeft via het internationale COVAX-programma om te zorgen voor veilige, effectieve en betaalbare vaccins voor landen die daar zelf geen of onvoldoende geld voor hebben. Tevens zal Nederland mogelijk, uit een waarschijnlijk surplus aan vaccins, in kind bijdragen aan Covax.
Kunt u toelichten hoe u het voorstel van India en Zuid-Afrika inzake het realiseren van een TRIPS-waiver beoordeelt?
De doelstelling van het kabinet is glashelder: we moeten ervoor zorgen dat zo snel mogelijk zo veel mogelijk vaccins worden geproduceerd en verdeeld worden over de wereld. Over dit doel is iedereen het eens.
Het kabinet steunt daarom de nieuwe directeur-generaal van de World Trade Organization (WTO), dr. Ngozi Okonjo-Iweala, in haar pogingen om een «derde weg» te vinden binnen de discussie over de productie van vaccins. Ook verwelkomt het kabinet de bereidheid van de Verenigde Staten om met een voorstel te willen komen dat kan bijdragen aan een constructieve discussie. De VS geven daarbij aan dat verdere uitwerking daarvan vanwege de complexiteit van de vraagstukken niet eenvoudig zal zijn. Ook India en Zuid Afrika hebben inmiddels aangegeven met een aangepast waiver-voorstel te komen. Het kabinet zal dit verder op Europees niveau bespreken. Dit onderwerp is ook tijdens de Europese Raad van afgelopen weekend besproken. Zoals gebruikelijk zal uw Kamer het verslag hiervan ontvangen.
Universele en eerlijke toegang tot vaccins is van levensbelang, en het kabinet stelt zich positief op jegens elk initiatief dat dit doel dichterbij kan brengen. Het kabinet zal binnen de EU bepleiten dat Europa constructief aan deze discussie bijdraagt. Leidend is of een maatregel daadwerkelijk bij zal dragen aan het opschalen van de mondiale productie.
Het (na)maken van veilige en effectieve geneesmiddelen en vaccins, op basis van een octrooischrift is niet simpel. Betrokkenheid van de oorspronkelijke ontwikkelaar is belangrijk omdat deze de kennis en ervaring heeft om het vaccin te maken. Het delen van dergelijke vertrouwelijke kennis kan, anders dan weleens wordt gesuggereerd, niet worden afgedwongen. Vrijwillige samenwerking heeft daarom altijd de voorkeur. Opschorting van intellectuele eigendomsrechten zou op de korte termijn dan ook niet leiden tot opschaling van productiecapaciteit. Ook moeten we ervoor waken de drijfveren weg te nemen voor investeringen in R&D voor nieuwe COVID-mutaties of toekomstige pandemieën. Over deze aspecten dient verder en in meer diepte gesproken te worden binnen de WTO.
Tegelijk moet opgemerkt worden dat het gaat om complexe materie. Het juridisch raamwerk van intellectueel eigendom draagt namelijk ook bij aan een veilige kennisoverdracht door bedrijven aan andere mogelijke producenten. Bovendien is kennis en technologie noodzakelijk die veel verder gaat dan hetgeen in octrooien is opgenomen.
Om tijdens de in WTO-verband lopende discussies over een al dan niet aangepast waiver-voorstel geen tijd te verliezen, moet de internationale gemeenschap zich blijven inspannen om bestaande knelpunten voor de productie van vaccins, zoals een gebrek aan grondstoffen of gekwalificeerd personeel voor productielocaties, aan te pakken. Ook moet de internationale gemeenschap matchmaking tussen bedrijven met capaciteit en bedrijven met kennis van vaccinproductie verder op gang brengen, bijvoorbeeld via de recent aangekondigde COVAX-manufacturing taskforce van de WHO.
Ziet u een mogelijkheid om u tijdens de volgende vergadering van de WHO actief in te zetten om een TRIPS-waiver te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Ziet u een mogelijkheid om farmaceuten aan te moedigen hun kennis te delen via Common Terminal Acquirer Protocol (C-TAP)? Zo ja, hoe?
Ik neem – in de context van de andere vragen – aan dat u met C-TAP bedoelt, de COVID-19 Technology Access Pool. In het kader van C-TAP wordt mede gesproken over het succesvol positioneren van de pool. Zoals eerder aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 21 501-02, nr. 2297, p. 11/12), betwijfelt de regering of C-TAP het juiste instrument is om productiecapaciteit van vaccins nog verder op te schalen, zeker op korte termijn. Bedrijven kunnen immers, als er geschikte beschikbare productiecapaciteit is, ook onderling afspraken maken over het delen van kennis en intellectuele eigendom en dit gebeurt reeds op grote schaal. Zoals toegelicht in antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht «EU still firmly opposed to lifting intellectual property rights on vaccines» (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1785) heeft ook GAVI, die als inkopende partner in de COVAX-alliantie steeds in gesprek is met de farmaceutische industrie, vooralsnog aangegeven met deze werkwijze verder te willen gaan.
Nederland maakt met Brazilië, Maleisië, Pakistan en Zuid-Afrika deel uit van een kerngroep, onder leiding van Costa Rica, die met de WHO verder spreekt over de invulling van C-TAP, zodat de data van bedrijven voldoende beschermd zijn en de noodzakelijke informatie wel breder gedeeld kan worden. Binnen ACT-A/COVAX staat het denken over versnellen en opschalen van de productie ook niet stil. Zo heeft de WHO met de ACT-A partners het initiatief genomen voor een mondiale COVAX Manufacturing Taskforce. Het organiseren van lokale productie is hierbij ook een belangrijk actiepunt, waarbij momenteel de focus ligt op het bijelkaar brengen van farmaceutische bedrijven en potentiële contract producenten (CMO’s).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit in de toekomst het geval gaat zijn, aangezien op dit moment nog geen enkele farmaceut kennis in C-TAP heeft gedeeld?
Het feit dat nu geen kennis via C-TAP wordt gedeeld, betekent niet dat er geen sprake is van technology sharing via andere kanalen. Het gaat om het bereiken van het doel, voldoende vaccins voor alle landen op de wereld. Daarvoor moeten mondiale productielijnen voor vaccins worden opgezet. Dat vraagt om nauwgezette afstemming en coördinatie, opdat veilige vaccins kunnen worden afgeleverd. Ook hier kan C-Tap een rol bij spelen.
Erkent u dat het succes van Covax gedeeltelijk afhangt van de bereidheid van farmaceuten om hun patenten te delen in Covax, aangezien u (de Minister van VWS) in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 22 april jl. aangaf: «maar ik maak me sterk dat de snelheid waarmee we productiefaciliteiten uit de grond stampen eigenlijk de enige belemmerde factor op dit moment is», terwijl in het artikel in Knowledgde Ecology International te lezen valt dat er bedrijven zijn die willen produceren, maar dat hun aanvraag wordt geblokkeerd door producerende farmaceuten?2
Wereldwijd moet de productie van coronavaccins worden versneld. Zoals bij de andere antwoorden betoogd ben ik van mening dat het bij elkaar brengen van brengen van farmaceutische bedrijven en potentiële contract producenten om de productie te vergroten de snelste en meest effectieve manier is om de mondiale vaccinproductie op te schalen.
Vindt u ook dat het uit de grond stampen van productiefaciliteiten derhalve niet de enige belemmerende factor is in de snellere wereldwijde vaccinatie?
Ook andere knelpunten voor de productie van vaccins behoeven aandacht, zoals een gebrek aan grondstoffen of gekwalificeerd personeel voor productielocaties. Tevens zijn voldoende financiële middelen voor Covax een knelpunt om vaccins te kunnen aankopen en de vaccinatieprogramma’s te bekostigen.
Wat wordt de inzet van Nederland in de nieuwe ronde contractonderhandelingen over de inkoop van nieuwe vaccins?3
In nauw overleg met de Europese lidstaten en de Europese Commissie zullen wij de contractonderhandelingen voeren over een nieuwe inkoopronde. Uitgangspunt is dat de EU over voldoende vaccins moet beschikken voor een effectieve vaccinatie-response in de periode 2022/2023. Ook willen we dat deze vaccins zoveel als mogelijk kunnen worden aangepast aan toekomstige variaties van het virus. Ten slotte zetten we in op goede donatiemogelijkheden.
Zijn er al contacten met de Belgische regering om hier samen op te trekken? Zo ja, op welke manier geeft u dit vorm? Zo nee, bent u bereid om samen met de Belgen op te trekken op deze specifieke zaak?
Ja, er is overleg met de Belgische regering over deze kwestie. Er zijn nog geen concrete afspraken over samenwerking.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, voorafgaand aan het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Ja.
Sociaal-economische gezondheidsverschillen door de coronapandemie |
|
Maarten Hijink , Renske Leijten |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u inzichtelijk maken hoe en hoezeer de sociaaleconomische gezondheidsverschillen gegroeid zijn door de coronapandemie? Zo nee, waarom niet?1
Voorafgaand aan de Covidpandemie was het verschil in levensverwachting over de periode tussen een hogere en een lagere sociaaleconomische positie ongeveer 6 jaar3. Het verschil in levensverwachting in goede ervaren gezondheid was 14 jaar4.
In de Corona-inclusieve Volksgezondheid Toekomst Verkenning (C-VTV) is aangegeven dat de coronacrisis, die allerlei aspecten van het leven raakt, harder toe lijkt te slaan bij de lager opgeleiden. Wat echter precies het effect van de coronapandemie zal zijn voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen in de toekomst is nu nog niet te voorspellen5. Wel is bekend dat de risicofactoren voor het krijgen van een ernstiger beloop van Covid-19 meer voorkomen bij mensen met een lagere sociaaleconomische positie. Zij hebben vaker obesitas (21,8% t.o.v. 9,8%), roken vaker (23,9% t.o.v. 14,4%) en hebben vaker chronische aandoeningen, zoals diabetes (52,7% t.o.v. 14,7%), en COPD (24,4% t.o.v. 6,0%) dan mensen met een hogere sociaaleconomische positie6, 7. Hoe en in welke mate deze aspecten een rol spelen zal nader onderzocht worden.
Verder is bekend dat in achterstandswijken relatief veel mensen met een lage sociaaleconomische positie wonen. Hier lijkt men zwaarder getroffen te worden door de pandemie. Dit wordt bevestigd door 15 burgemeesters met een stedelijk vernieuwingsgebied binnen hun gemeente in hun oproep «Dicht de kloof», die op 26 mei j.l. aan de leden van uw Kamer is aangeboden. De eerste inzichten uit (met name buitenlandse) wetenschappelijke literatuur wijzen op vier lijnen van beïnvloeding: 1) verschillen tussen mensen met een lagere dan wel hogere sociaaleconomische positie in blootstelling (o.a. woonsituatie, gezinsgrootte, contactberoepen en arbeidsomstandigheden); 2) verschillen in kwetsbaarheid (o.a. leefstijl, ziektelast, armoede, stress); 3) verschillen in gevolgen voor gezondheid; 4) verschillen in maatschappelijke gevolgen. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) heeft in «Een eerlijke kans op gezond leven» ook nadrukkelijk aandacht gevraagd voor deze problematiek en adviezen gegeven met betrekking tot de gezondheidsachterstanden.
Naar verwachting zal de komende maanden meer duidelijk worden wat de gevolgen zijn van de pandemie voor de sociaaleconomische gezondheidsverschillen in Nederland. In een groot aantal lopende onderzoeken worden allerlei aspecten van de gevolgen voor groepen met een lage sociaaleconomische positie in kaart gebracht. Voorbeelden hiervan zijn:
Het RIVM doet in opdracht van VWS specifiek onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen in relatie tot de coronapandemie. Hierin worden de resultaten van o.m. de bovengenoemde studies geïntegreerd. In verschillende andere deelprojecten in dit programma, zoals rond ouderen of rond werkenden, wordt dit thema eveneens betrokken. Dit onderzoek is naar verwachting eind van het jaar afgerond.
Voor nadere informatie over de inrichting van het beleid omtrent mensen met een lagere sociaaleconomische positie in verband met de pandemie verwijs ik u naar de Kamerbrief stand van zaken Covid-19 van 13 april j.l.8.
Bent u zich er voldoende van bewust dat de pandemie mensen in een kwetsbaardere sociaaleconomische positie om uiteenlopende redenen, veel harder raakt? Zo ja, hoe heeft zich dat volgens u vertaald in beleid?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel communicatiemedewerkers zijn er in dienst van de gehele rijksoverheid? Hoeveel daarvan houden zich bezig, direct of indirect, met de communicatie over vaccineren en de coronamaatregelen?
Op de directies Communicatie van de kerndepartementen van de rijksoverheid zijn 811,5 fte werkzaam. Deze gegevens worden jaarlijks gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl. Op centraal niveau zijn er geen andere gegevens beschikbaar.
Bij het Ministerie van VWS is een communicatieteam verantwoordelijk voor de communicatie over het vaccinatieprogramma. Hierbij wordt nauw samengewerkt met alle betrokken partners, zoals o.a. het RIVM, de GGD’en, ziekenhuizen en huisartsen. Er werken in dit team op dit moment 15 fte op het gebied van publiekscommunicatie, waaronder campagnemanagement, contentproductie, webcare, maatschappelijke dialoog en desinformatie. Hieronder vallen ook woordvoering en stakeholdermanagement.
Het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC, onderdeel van de Rijkscrisisstructuur, ondergebracht bij de NCTV) is actief voor coördinatie en afstemming van alle coronacommunicatie. De voorbereiding en uitvoering van de communicatie over de maatregelen is daar een onderdeel van. Dit team wordt grotendeels bemenst door bestaande communicatiemedewerkers van verschillende departementen en andere overheidsorganisaties. Afhankelijk van de fase van de coronacrisis varieert het aantal mensen dat actief is (geweest) in het NKC van 5 tot 20 fte. Dit zogenoemde «basisteam» dat werkzaam is bij het NKC wordt op dagelijkse basis bijgestaan door een variabele groep communicatiemedewerkers van vrijwel alle departementen die direct of indirect betrokken zijn bij de communicatie van coronamaatregelen en de daarmee samenhangende versoepelingen. Denk hierbij aan medewerkers die publieksvragen en burgerbrieven beantwoorden, content maken voor social media kanalen of de informatie op rijksoverheid.nl bijwerken, communicatiecampagnes ontwikkelen of zorgdragen voor her- of vertalingen van publieksinformatie. Het aantal medewerkers dat een bijdrage levert aan deze communicatie varieert en is afhankelijk van de fase van de coronacrisis en de daarbij horende maatregelen en/of versoepelingen. Gegevens over het aantal fte dat met deze communicatie is belast zijn dan ook niet beschikbaar.
Zo’n 4 miljoen mensen zijn digitaal niet vaardig, zo’n 2,5 miljoen mensen zijn laaggeletterd, hoe probeert u deze mensen te bereiken met informatie over vaccineren en de coronamaatregelen? Zet u communicatiemedewerkers van de rijksoverheid extra in om deze doelgroep alsnog te bereiken?
Om het brede publiek te helpen met het maken van een keuze over vaccineren tegen corona voert de overheid campagne op radio, televisie en online, en is er veel informatie beschikbaar via www.coronavaccinatie.nl en via het telefoonnummer 0800 1351. De communicatie over coronamaatregelen, zoals opgenomen in de routekaart, is bovendien specifiek afgestemd op mensen die digitaal niet vaardig en/of laaggeletterd zijn. Er wordt hiervoor door de communicatiemedewerkers samengewerkt met de Direct Duidelijk Brigade, een team van taaldeskundigen die veel ervaring hebben met het bereiken van specifieke doelgroepen op decentraal niveau. Daarnaast worden ook andere middelen of kanalen ingezet die beter aansluiten bij laaggeletterden, anderstaligen, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een lagere opleiding. Deze middelen hebben vaak veel beeld en/of gesproken tekst. Zo is er een praatplaat, zijn er informatiekaarten, video’s, talkshows, een Steffie-module en meer. Voor de productie en verspreiding werken we samen met experts als Pharos, Stichting Lezen en Schrijven, maar ook met partijen uit ons netwerk zoals gemeenten en GGD’en. Een bijzondere samenwerking hebben we afgesproken met Inclusia. Zij organiseren (online) informatiebijeenkomsten voor anderstalige gemeenschappen via sleutelpersonen. Voorlichters verspreiden hierin informatie over vaccineren. Materialen (korte filmpjes, animaties, informatiekaarten) worden ook in WhatsAppgroepen gedeeld. Zo krijgen deze groepen informatie van mensen die zij vertrouwen en die hun taal spreken. Om meer impact te hebben werken we ook samen met partijen om dichterbij mensen te komen die bijvoorbeeld in achterstandswijken wonen waar de vaccinatiebereidheid al van oudsher lager is. Voor mensen die minder digitaal vaardig zijn er via rijksoverheid.nl posters beschikbaar gesteld. Deze kunnen worden gebruikt door bijvoorbeeld winkels en huisartsen. Om minder digitaal vaardige mensen te helpen heeft dit kabinet de Informatiepunten Digitale Overheid opgezet in een aantal bibliotheken. Op 24 juni wordt het tweehonderdste Informatiepunt geopend. Daar worden mensen geholpen met online overheidsdiensten door een getrainde bibliotheekmedewerker. De Koninklijke Bibliotheek heeft een werkinstructie en toolkit beschikbaar gesteld aan lokale bibliotheken om hulp en uitleg te kunnen geven aan minder digitaal vaardige mensen over de CoronaMelder-app en het maken van een vaccinatieafspraak. Tevens wordt de informatie over bijvoorbeeld het openingsplan sterk gevisualiseerd in versies voor het publiek en een aparte versie voor bestuurders op decentraal niveau. Hierdoor zijn voor het publiek snel en eenvoudig de stappen te begrijpen die worden gezet in het openingsplan. Nieuwe visuele versies van de routekaart en het openingsplan worden regelmatig getest onder een representatief burgerpanel en indien nodig aangepast. Voorts is het zo dat de basismaatregelen, zoals 1,5 meter afstand houden en vaak handen wassen, in veel (audio-) visuele uitingen van de rijksoverheid worden meegenomen.
Bent u bereid – in lijn met de aangenomen motie-Marijnissen waarin de regering wordt verzocht om maatregelen die in verband met de aanpak van de coronacrisis genomen worden, zo in te richten dat deze bijdragen aan het verkleinen van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen – om een uitgebreide analyse te maken over hoe de tweedeling in de samenleving vergroot wordt door de coronapandemie, daarbij meenemend, maar niet uitsluitend: Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 1.