Het niet opnemen van het rotavaccin in het rijksvaccinatieprogramma ondanks het positieve advies van de Gezondheidsraad |
|
Attje Kuiken (PvdA), Jeanet van der Laan (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() ![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht dat kinderartsen verbaasd zijn over het besluit om het rotavaccin nog niet op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP)?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Hoe reflecteert u op de berichtgeving dat zowel het RIVM, als de GGD, als de jeugdartsen als ook de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde er allen vanuit gingen dat al dit jaar het rotavaccin zou worden opgenomen in het RVP?2
Ik heb in 2018 uw Kamer geïnformeerd over het besluit om kinderen in risicogroepen te vaccineren tegen het rotavirus.3 Terwijl de implementatie hiervan werd voorbereid, kwamen nieuwe resultaten binnen van een wetenschappelijke studie in 13 Nederlandse ziekenhuizen naar het effect van rotavirusvaccinatie in risicogroepen. De vaccineffectiviteit in de risicogroepen bleek veel lager dan verwacht: het vaccin beschermde deze kinderen tijdens hun eerste levensjaren niet tegen (ernstige) rotavirusinfecties. Daarom heb ik in 2020 de voorbereiding voor de uitvoering stopgezet en opnieuw advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.4 Het advies rondom rotavirusvaccinatie heb ik u 1 juli jl. toegestuurd gevolgd door mijn reactie daarop in de brief van 20 september jl. 5 Opname van het rotavirusvaccin in het Rijkvaccinatieprogramma is derhalve in 2021 niet meer aan de orde geweest, gelet op de tijd, die nodig is besluitvorming, implementatie en uitvoering, en zo is dit ook nooit besproken met de in de vraag genoemde partijen.
Kunt u nader toelichten waarom er er ondanks het positieve advies van de Gezondheidsraad voor heeft gekozen het rotavaccin nog niet op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP)? Kunt u daarbij toelichten waarom deze beslissing volgens u niet door een demissionair kabinet dient te worden genomen en waarom dit afwijkt van de door u eerder gedane toezegging direct een besluit te nemen als het advies van de Gezondheidsraad binnen zou zijn?3
In mijn brief van 20 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik positief sta tegenover het advies van de Gezondheidsraad, maar dat het aan het volgend kabinet is om naar aanleiding van dit advies een definitief besluit te nemen. Voordat er een besluit kan worden genomen over nieuw beleid, moet daarvoor dekking worden gevonden op de begroting. Bij de voorjaarsbesluitvorming kan pas een definitief besluit genomen worden.
Deze te nemen beleidsbeslissing bouwt voort op eerder genomen beslissingen. In 2018 heb ik in navolging van het advies van de Gezondheidsraad7 besloten om in ieder geval kinderen uit risicogroepen te vaccineren tegen rotavirus, om zo de meest kwetsbare groep te beschermen. Daarbij heb ik aangegeven na twee tot drie jaar de mogelijkheid te verkennen om over te gaan op algehele vaccinatie.8 In mei 2020 is de implementatie van de rotavirus vaccinatie echter opgeschort vanwege de COVID-pandemie en naar aanleiding van de tegenvallende resultaten van een pilot-studie in Nederlandse ziekenhuizen. Daarom heb ik opnieuw advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.9
In het kader van de verdere voorbereiding van deze vaccinatie zal ik onderzoeken hoe deze kosteneffectief kan worden gerealiseerd en hoe deze kan worden geïmplementeerd, onder andere door het laten opstellen van een implementatieplan door het RIVM.
Waarom is het rotavaccin wel in vele andere landen binnen Europa onderdeel van het vaccinatieprogramma? Welke afwegingen hanteren deze landen, zoals Duitsland en België, op het gebied van kosteneffectiviteit?
De afzonderlijke Europese landen beslissen zelf welke vaccins deel uitmaken van hun nationale vaccinatieprogramma en door hun nationale gezondheidsstelsel worden vergoed. Hierbij houden zij rekening met lokale omstandigheden, zoals de mate van verspreiding van de ziekte en economische factoren.
Of vaccinatie in een bepaald land kosteneffectief is of niet, is sterk afhankelijk van de manier waarop het zorgstelsel en het vaccinatieprogramma is ingericht. Daarom heeft de Gezondheidsraad in zijn analyse van kosteneffectiviteit zich beperkt tot Nederlandse studies.10 11
Er is geen formele grens voor wat een vaccinatie mag kosten. Vaak wordt voor preventieve interventies een Incremental Cost Effective Ratio (ICER) van 20.000 euro per QALY (quality-adjusted life year, een gewonnen levensjaar in goede gezondheid) als referentiewaarde aangehouden. Kost een interventie in verhouding tot de huidige situatie meer, dan wordt de interventie als niet kosteneffectief beschouwd. Dit wil nog niet zeggen dat een interventie niet aangeboden kan worden, maar dit aspect weegt wel mee in de besluitvorming. De Gezondheidsraad merkt op dat prijzen bij de aanbesteding voor een vaccinatieprogramma fors kunnen dalen ten opzichte van de vraagprijs.12
Klopt het dat de gevolgen van het uitstellen van opname van dit vaccin in het RVP kan leiden tot jaarlijks 3600 ziekenhuisopnames en vijf tot zeven overlijdens van jonge kinderen? Is deze druk op de kinderziekenhuizen en de kinder-IC’s meegenomen in uw afweging het rotavaccin, ook in het licht van de coronapandemie, wel of niet op te nemen in het RVP?
De Gezondheidsraad schrijft in zijn advies dat er in de jaren 2006 tot en met 2013 tussen de 3.500 en 6.500 (gemiddeld 4.600) kinderen jonger dan vijf jaar wegens een infectie met rotavirus werden opgenomen in het ziekenhuis, in de jaren 2014 tot en met 2019 lag het aantal opnames tussen de 2.500 en 4.500 (gemiddeld 3.600). In zeldzame gevallen lijdt dit tot sterfte: jaarlijks overlijden vijf tot zeven kinderen per jaar aan de gevolgen van een ernstige rotavirusinfectie.
In 2020 was het aantal meldingen van rotavirusinfecties en het aantal ziekenhuisopnames als gevolg van rotavirus weliswaar laag, maar dat lag waarschijnlijk aan het lagere risico op besmetting als gevolg van de coronamaatregelen. De commissie verwacht dat na het opheffen van de maatregelen het aantal besmettingen met rotavirus weer zal oplopen tot het oude niveau. Als alle kinderen gevaccineerd worden zal het aantal ernstige darminfecties door rotavirus sterk worden verminderd en kunnen 1.930 tot 3.389 ziekenhuisopnames per jaar worden voorkomen.13 14
Voor het ontlasten van de zorg vanwege de coronacrisis zal rotavirusvaccinatie niet een grote winst opleveren. De ziekenhuisopnamen door COVID-19 zijn maar voor een klein deel op de kinderafdeling: 2% van de totale opnamen is in de leeftijdsgroep onder de 10 jaar. De aantallen kinderopnamen voor rotavirus zijn normaal gesproken gemiddeld 150–250 per maand (opnameduur enkele dagen, dus een bezetting van 10–25 bedden, seizoenafhankelijk). In de huidige situatie zijn de aantallen kinderopnamen voor rotavirus waarschijnlijk lager door corona-gerelateerde maatregelen (zoals handen wassen, afstand bewaren). Dit wordt ook gezien in de laboratoriumsurveillance, waar gewoonlijk meer dan 1000 positieve laboratoriumdetecties voor rotavirus worden gemeld per jaar (met uitzondering van laag-endemische jaren 2014 en 2016, met respectievelijk 607 en 679 detecties), werden in 2020 maar 349 detecties gemeld.15
Hoeveel euro netto zorgkosten wordt er jaarlijks uitgegeven ten gevolge van het rotavirus? Zijn hier schattingen over gedaan, onder andere naar aanleiding van de RoHo studie die ook reeds in het Gezondheidsraadadvies van 2017 wordt benoemd?
Een schatting van de zorgkosten ten gevolge van rotavirus in Nederland is gegeven in de kosteneffectiviteitsstudie waar het advies van de Gezondheidsraad naar refereert.16
Zonder vaccinatie leidt rotavirus bij kinderen tot acute darminfecties, waarvoor een deel naar de huisarts gaat, en voor 3.000–4.000 per jaar ziekenhuisopname nodig is (zie antwoord vraag 5). De kosten, die hieraan zijn verbonden, werden in deze studie geschat op € 9 miljoen per jaar, inclusief maatschappelijke kosten (zoals werkverzuim van ouders/verzorgers).
Wat is volgens u het totaal benodigde bedrag dat nodig is om het rotavaccin op te nemen voor alle kinderen in het vaccinatieprogramma van Nederland? Klopt het dat het bij jaarlijks 170.000 pasgeborenen en 50 tot 75 euro per vaccin, het gaat om ongeveer 8,5 tot 12,8 miljoen euro per jaar?
Nee, dat klopt niet. Bij een dergelijke prijs per vaccin zou het jaarlijkse bedrag het dubbele of driedubbele zijn, omdat 2 of 3 doseringen per kind nodig zijn. Naast de vaccins zelf is er nog een aantal andere kostenposten.
Er zijn in Nederland twee orale vaccins beschikbaar tegen het Rotavirus: Rotarix en Rotateq. Als een kind wordt gevaccineerd met Rotarix, dan zijn er 2 doseringen nodig; bij Rotateq gaat het om 3 doseringen. De apothekersinkoopprijs van het vaccin Rotarix is 63,83 euro per dosering (exclusief BTW), dus 127,66 euro per kind. Rotateq is niet verkrijgbaar op de private markt, daarom is er geen apothekersprijs bekend. Als er wordt besloten vaccinatie tegen het rotavirus op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, dan zal het RIVM de opdracht krijgen de aanbesteding te starten. De vaccins worden vaak fors onder de apothekersinkoopprijs aangeboden, mits er concurrentie is.
De inschatting van de kosten voor het invoeren van het vaccin gaat gepaard met veel onzekerheid. Zo zal de prijs van de vaccinatie dusdanig moeten dalen dat deze kosteneffectief kan worden ingevoerd. Zoals gemeld in het advies van de Gezondheidsraad is het vaccin kosteneffectief bij een prijs van 50 euro per kind (dus voor 2 of 3 doses). Daarnaast zijn de overige kostenposten nog niet uitgekristalliseerd, zoals de vaststelling van de hoogte van het vaccinatie-tarief (vergoeding per gezet vaccin) aan de uitvoerders en de implementatiekosten voor bijvoorbeeld communicatie, e-learning en ICT, die nader in beeld gebracht moeten worden in het implementatieplan van het RIVM. Er kan wel een grove schatting gegeven worden: uitgaande van een aantal aannames op de genoemde onzekerheden, zal het gaan om ca. 20 miljoen euro per jaar.
Was u op zoek gegaan naar dekking binnen de begroting van VWS indien het rotavaccin bij de huidige prijs wel een gunstige kosteneffectiviteit had?
De kosteneffectiviteit speelt hierbij geen doorslaggevende rol. Of een vaccin nu in beginsel kosteneffectief is of niet; er moet hoe dan ook dekking zijn om een aanbesteding te starten. Pas bij de voorjaarsbesluitvorming kan een verzoek voor dekking worden ingediend op de begroting.
Bent u momenteel al in onderhandeling met leveranciers van het rotavaccin om de prijs van het vaccin zodanig omlaag te krijgen dat er een acceptabelere prijs komt, zodat deze zo spoedig als mogelijk opgenomen kan worden in het RVP? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u in overleg met andere Europese landen over de (gezamenlijke) inkoop van dit vaccin?
Allereerst dient er meerjarige dekking gevonden te worden gevonden op de begroting. Vaccins worden door de overheid aangekocht via een aanbesteding. Als wordt besloten om vaccinatie tegen het rotavirus op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, dan zal het RIVM de opdracht krijgen de aanbesteding voor de aankoop van de vaccins te starten. Voorbereidend op een definitief besluit van een volgend kabinet, gaan we bekijken hoe deze kosteneffectief kan worden gerealiseerd en hoe deze kan worden geïmplementeerd, onder andere door het laten opstellen van een implementatieplan door het RIVM.
Hoe verklaart u het feit dat bij de beoordeling van de kosteneffectiviteit van vaccinaties een andere norm wordt gehanteerd dan bij de behandeling van ziektes? Bent u van mening dat dit ten koste gaat van het inzetten van andere preventieve maatregelen?
Er zit inderdaad een verschil in de wijze waarop de Gezondheidsraad de kosteneffectiviteit van een vaccinatie beoordeelt en hoe bijvoorbeeld het Zorginstituut Nederland de kosteneffectiviteit van een behandeling of nieuw medicijn beoordeelt. De Gezondheidsraad kijkt naar literatuur, die gepubliceerd is. In het advies wordt de studie van Bruijning e.a. aangehaald.17 Bij beoordeling van de doelmatigheid van vaccinatie wordt voor de kosteneffectiviteit een referentiewaarde van 20.000 euro per QALY (gewonnen levensjaar in goede gezondheid) gebruikt. Bij deze referentiewaarde is algemene vaccinatie tegen rotavirus niet kosteneffectief. De vaccinprijs is nog te hoog. Wel geeft de Gezondheidsraad aan dat de prijzen bij een aanbesteding voor een vaccinatieprogramma fors kunnen dalen. De vaccinprijs in nationale programma’s in andere landen is niet bekend, maar de referentiewaarde per QALY die in sommige andere landen wordt gehanteerd ligt hoger.
Het Zorginstituut Nederland beoordeelt de modellen van de kosteneffectiviteit die door de leveranciers worden aangeleverd. Het klopt dat voor behandeling van ziekten soms een hogere referentiewaarde gehanteerd wordt door ZIN omdat deze waarde afhankelijk is van de ziektelast.18 Wat betreft de beoordeling van het rotavaccin, zal de uitkomst niet verschillen.
Dat de financiering van preventiemiddelen knelpunten kent, heb ik ook aangestipt in de discussienota «Zorg voor de toekomst».19
Klopt het dat bij de beoordeling van het vraagstuk over de kosteneffectiviteit van een vaccin slechts de kosten van ziekte worden meegenomen, en niet maatschappelijke kosten zoals de gederfde loonkosten van de ouders? En denkt u dat de beoordeling van de kosten-batenanalyse anders zou zijn uitgevallen indien deze kosten wel zouden zijn meegenomen?
Het klopt dat bij de beoordeling in de regel alleen de directe kosten worden meegenomen en bijvoorbeeld niet de gederfde loonkosten van ouders. In de studie die werd gedaan op de Nederlandse situatie zijn de maatschappelijke kosten wel meegenomen (Bruijning et al, zie ook mijn antwoord op vraag 6 en 10). Bij het eerdere advies van de Gezondheidsraad in 2017 werd ook een advies gegeven door ZIN.20 ZIN hanteert het maatschappelijke perspectief bij de economische analyses en houdt dus wel rekening met maatschappelijke kosten.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uiterlijk voor de begrotingsbehandeling van VWS beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Fraudeurs houden toch groen vinkje’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fraudeurs houden toch groen vinkje»? Wat vindt u daar daarvan?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en ben bekend met het feit dat een eventueel vervalst coronatoegangsbewijs niet leidt tot het intrekken van een «groen vinkje». Ik ben mij ervan bewust dat dit vragen kan oproepen. In de CoronaCheck-app kunnen twee soorten bewijzen worden aangemaakt en getoond: een QR-code voor binnenlands gebruik (coronatoegangsbewijs ofwel CTB) en internationale QR-codes (DCC’s) ten behoeve van reizen. Bij de ontwikkeling van het Nederlandse CTB (zowel digitaal in de CoronaCheck-app als ook geprint op papier) is een afweging gemaakt in balans tussen de bescherming van persoonsgegevens en het tegengaan van misbruik. Dit omdat het gaat om uiterst gevoelige gegevens die zouden worden getoond aan private controleurs bij toegang tot allerlei voorzieningen of activiteiten. Hierover heb ik uw Kamer eerder ook geïnformeerd.2 Daarbij is de bewuste keuze gemaakt het belang van privacy en informatieveiligheid zwaarder te laten wegen dan het volledig uitsluiten van alle mogelijke misbruik.
De CoronaCheck-app is daarom ontwikkeld volgens de principes van privacy- en security by design waarbij verschillende maatregelen zijn getroffen om de privacy van burgers te borgen. Zo kiezen mensen zelf om gegevens op te halen en worden deze niet automatisch naar de app verzonden. Eventuele testgegevens van een besmetting kunnen daarom ook niet automatisch gelieerd worden aan een verkregen QR-code. Daarnaast zijn in het geval van een Nederlands coronatoegangsbewijs slechts summiere persoonsgegevens opgenomen in de QR-code, is de bron van het bewijs (een vaccinatie, een test of een doorgemaakte COVID19-infectie) niet zichtbaar en zijn mensen ook niet te volgen in welke bezoeken zij afleggen. De app is verder zonder internetverbinding te gebruiken en er vindt geen centrale opslag van bewijzen plaats. Deze ontwerpkeuzes hebben ook de consequentie dat een QR-code niet zonder meer automatisch op afstand kan worden ingetrokken.
Deelt u de mening dat dit het belonen is van frauduleus handelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat QR-codes die door frauduleus handelen tot stand zijn gekomen, ongedaan te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen te voorkomen dat frauduleus handelen wordt beloond en wanneer kan dit geregeld zijn/worden?
De GGD heeft aangegeven dat, voor de gevallen die bekend zijn bij GGD GHOR Nederland en waarvan bewezen is dat er onterechte vaccinatiebewijzen zijn verstrekt die voortkomen uit hun bronregistratie, deze nietig zullen worden verklaard en uit het administratiesysteem worden verwijderd. Zoals in de beantwoording van vraag 1 en 2 is aangegeven, is het als gevolg van de bewuste privacy keuzes die zijn gemaakt niet mogelijk om een al uitgegeven Nederlandse QR-code ten behoeve van binnenlands gebruik, automatisch in te trekken. Ook niet op het moment dat de GGD de vaccinatiegegevens uit het systeem heeft verwijderd. Het coronatoegangsbewijs bevat namelijk te weinig informatie om dit daadwerkelijk te kunnen doen. Ik vind dat binnen de gekozen kaders van privacy en informatieveiligheid wel gezocht moet blijven worden naar mogelijkheden om fraude te bestrijden. Dit is onder meer van belang voor het draagvlak van het CTB- en DCC-systeem, ik verken daartoe voortdurend de mogelijkheden.
Recent is ook een andere vorm van fraude toegenomen, namelijk het online verspreiden van QR-codes van coronatoegangsbewijzen zodat andere personen deze QR-codes kunnen gebruiken om toegang te krijgen. Deze QR-codes worden geblokkeerd en geven in de Scanner app een rood scherm.
Welke gesprekken vinden daar nu over plaats met GGD GHOR Nederland en wat zijn daarvan de uitkomsten?
In algemene zin werken mijn ministerie en GGD GHOR Nederland uiteraard aan het bestrijden van fraude en werken daarbij, waar nodig, samen. Dat geldt bijvoorbeeld voor vervalste vaccinatiebewijzen die via diverse (online) kanalen worden aangeboden. Waar mogelijk worden in overleg met het Ministerie van VWS, GGD GHOR Nederland en externe onderzoekers maatregelen getroffen.
Bent u daarnaast voornemens om de app naar Belgisch voorbeeld aan te passen, om de fout te corrigeren waarbij iemand die gevaccineerd is maar wel besmet is geraakt, toch een groen vinkje in de CoronaCheck-app blijft houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Onder de bij het antwoord op vraag 1 genoemde kaders is het niet mogelijk om op afstand een in de app of op papier afgegeven coronatoegangsbewijs van bijvoorbeeld iemand die besmet is – al dan niet tijdelijk – in te trekken of ongeldig te maken. Het is aan mensen zelf om rekening te houden met anderen en zich bij een eventuele besmetting aan de op dat moment geldende richtlijnen te houden, dat wil zeggen zich te laten testen en thuis te blijven.
Het bericht dat een kapotte koelkast vol Janssenvaccins in Nieuwegein tot het besluit leidde om jongeren ermee in te enten en ze zo een vrijbrief te geven om te gaan stappen. |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Is het bericht juist dat jongeren niet met Janssen worden gevaccineerd wegens een risico op bijwerkingen, maar dat op 7 juni jl. in een vaccinatielocatie van de GGD Utrecht een koelkast vol Janssenvaccins dreigde te bederven wegens kortsluiting, waarop het RIVM groen licht gaf om ze toch weg te geven, ongeacht de leeftijdsgrenzen?1
De prikactie op 7 juni van de GGD Utrecht na het uitvallen van een koelkast staat uiteraard compleet los van het besluit om een keuzelijn te openen, laat staan van de besmettingsgolf van deze zomer. De suggesties die in het bericht worden gewekt zijn gewoonweg onjuist:
Als het antwoord bevestigend luidt, bent u het ermee eens dat jongeren daarmee op grote schaal zijn misleid?
Zie antwoord vraag 1.
Mondkapjes |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de heer Van Dissel op 30 juli 2020 waarin hij een Noorse studie citeerde: «Om te illustreren: 200.000 personen moeten ten minste een week een mondkapje dragen om misschien één besmetting te voorkomen»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom er dan toch al ruim een jaar een mondkapjesplicht in het openbaar vervoer en een groot deel van die tijd in algemene binnenruimtes van kracht is?
Het kabinet en uw Kamer hebben over de inzet van mondkapjes in het najaar van 2020 verschillende debatten met elkaar gevoerd. De afweging is destijds gemaakt om gebruik van mondkapjes in bepaalde situaties te verplichten omdat dit kan bijdragen aan het tegengaan van verspreiding van het virus. Het instellen van een mondkapjesplicht was in lijn met de adviezen van de WHO, het Europees Centrum voor ziektepreventie en-bestrijding (ECDC) en komt overeen met de maatregelen die zijn genomen in een groot aantal andere landen in de wereld.
Ook het OMT heeft in verschillende adviezen gewezen op het belang van de mondkapjesplicht. In het 126e OMT-advies heeft zij geadviseerd om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer te handhaven, mede ter bescherming van kwetsbare en niet beschermde personen. Daarnaast heeft het OMT kwetsbare personen geadviseerd om in het openbaar vervoer medische mondneusmaskers te dragen die de drager extra bescherming bieden. Gezien de huidige epidemiologische situatie, adviseert het OMT in haar 128e advies om de verplichting tot het dragen van mondneusmaskers weer in te voeren in ruimtes waar men gedurende enige tijd bijeen staat in een binnenruimte, en in het OV in stations en op de perrons. Het kabinet heeft dit advies overgenomen en de mondkapjesplicht uitgebreid. Momenteel geldt een mondkapjesplicht in alle publieke binnenruimten, zoals supermarkten, in en rond het openbaar vervoer, in vliegtuigen en op luchthavens, bij verplaatsing in scholen (met uitzondering van het primair onderwijs) en bij bezoek aan of uitoefening van een contactberoep. Ook op plekken binnen waar het verplicht is een coronatoegangsbewijs te laten zien, zoals in de horeca, geldt dat bij verplaatsing het dragen van een mondkapje verplicht is.
Kunt u het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vragen om opnieuw onderzoek te doen naar het nut van mondkapjes?
Het OMT adviseert het kabinet over het gebruik van mondkapjes in de openbare ruimte. In zijn advisering weegt het OMT de meest actuele wetenschappelijke inzichten en internationale richtlijnen mee. Ik zie geen meerwaarde om het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) daarnaast te vragen onderzoek te doen naar het nut van mondkapjes.
Is het RIVM op de hoogte van het feit dat er inmiddels al ruim 30 studies zijn die de nutteloosheid van mondkapjes aankaarten?2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31
Ik ga er vanuit dat het RIVM bekend is met verschillende studies over het gebruik van mondkapjes. Zoals aangegeven in mijn vorige antwoord, is het echter het OMT dat het kabinet adviseert over het gebruik van mondkapjes, niet het RIVM.
Kunt u, gezien het grote aantal wetenschappelijke studies dat aantoont dat mondkapjes niet werken, het RIVM vragen een lijst met studies aan te leveren die laten zien dat ze wel zouden werken?
Het instellen van de mondkapjesplicht is in lijn met de adviezen van het OMT, het WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en-bestrijding (ECDC). Deze partijen hebben overigens aangegeven dat de huidige kennis over de inzet van verschillende maatregelen ter bestrijding van de coronapandemie nog beperkt is. Zij hebben dan ook gewezen op het debat dat over het effect van het gebruik van mondkapjes bestaat. Daarom zie ik geen meerwaarde om het RIVM te vragen een lijst met studies aan te leveren die laten zien dat mondkapjes werken. Daarbij wil ik onderstrepen dat het gebruik van mondkapjes een mitigerende maatregel is. Mondkapjes kunnen helpen om verspreiding van het virus te voorkomen en kunnen in het bijzonder extra bescherming bieden in situaties waar de 1,5 meter niet in acht genomen kan worden. Mondkapjes zijn echter onderdeel van een breder pakket aan maatregelen om verspreiding van het virus te voorkomen.
Wat is het afwegingskader dat is gehanteerd door het RIVM? Met andere woorden, waarom zijn de studies die laten zien dat mondkapjes niet werken uiteindelijk niet doorslaggevend geweest? Welke studies wegen waarom zwaarder en rechtvaardigen het verplichten van mondkapjes?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1. Daarnaast benadruk ik nogmaals dat het RIVM het kabinet geen advies heeft gegeven over het al dan niet verplichten van mondkapjes. Het OMT heeft het kabinet hierover geadviseerd.
Kunt u alle Outbreak Management Team (OMT)-documenten, mails, nota's et cetera aanleveren waarin wordt gesproken over de effectiviteit van mondkapjes in het voorkomen van coronabesmettingen?
Alle OMT-adviezen, plus onderliggende relevante documenten, zijn reeds openbaar te raadplegen. Deze adviezen en stukken zijn gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.
Kunt u, overwegende dat het dragen van mondkapjes door zeer veel mensen als zeer onprettig en vrijheidsbeperkend wordt ervaren, het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op deze studie met betrekking tot de effectiviteit van mondkapjes waaruit blijkt dat er geen verschil was tussen Amerikaanse staten waar wel en geen mondkapjesplicht van toepassing was?32
Het RIVM kan niet alle los genoemde en geciteerde studies nader beoordelen. Bovendien adviseert het OMT het kabinet over het gebruik van mondkapjes in de openbare ruimte. In haar advisering neemt het OMT de meest recente inzichten mee.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op deze metastudie uit mei 2020 door het Centers for Disease Control and Prevention (CDC), dat vond dat mondkapjes geen effect hadden, zowel als beschermend middel als voor het beheersen van besmettingsbronnen?33
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op deze Deense gerandomiseerde gecontroleerde studie met 6000 deelnemers, gepubliceerd in de Annals of Internal Medicine in november 2020, die geen statistisch significant effect vond van hoogwaardige medische gezichtsmaskers tegen SARS-CoV-2-infectie in een gemeenschapsomgeving?34
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op dit grote gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek met bijna 8000 deelnemers, gepubliceerd in oktober 2020 in PLOS One, dat vond dat gezichtsmaskers «niet effectief bleken te zijn tegen laboratorium bevestigde virale luchtweginfecties, noch tegen klinische luchtweginfecties»?35
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het artikel van juli 2020 door het Oxford Centre for Evidence-Based Medicine, waaruit bleek dat er geen bewijs is voor de effectiviteit van gezichtsmaskers tegen virusinfectie of -overdracht?36
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op de volgende Cochrane studie uit november 2020 waaruit bleek dat het dragen van gezichtsmaskers het aantal gevallen van influenza-achtige ziekte (ILI) niet verminderde, noch bij de algemene bevolking, noch bij gezondheidswerkers?37
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op deze studie uit augustus 2021 gepubliceerd in de Int. Research Journal of Public Health waaruit bleek dat er «geen verband gevonden werd tussen verplichte mondkapjes (of vrijwillig gebruik) en verminderde verspreiding van COVID-19 in Amerikaanse staten»?38
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het artikel van april 2020 door twee Amerikaanse professoren in luchtweg- en infectieziekten van de Universiteit van Illinois dat concludeerde dat gezichtsmaskers geen effect hebben in het dagelijks leven, noch als zelfbescherming, noch om derden te beschermen (zogenaamde broncontrole)?39
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het artikel uit de New England Journal of Medicine van mei 2020 dat tot de conclusie kwam dat gezichtsmaskers weinig tot geen bescherming bieden in het dagelijks leven?40
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het onderzoek uit 2015 in het British Medical Journal waaruit bleek dat stoffen mondkapjes door 97% van de deeltjes werden gepenetreerd en het infectierisico kunnen verhogen door vocht vast te houden of door herhaald gebruik?41
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het onderzoek uit augustus 2020 door een Duitse professor in virologie, epidemiologie en hygiëne waaruit bleek dat er geen bewijs is voor de effectiviteit van gezichtsmaskers en dat het foutief dagelijks gebruik van mondkapjes in feite kan leiden tot een toename van het aantal infecties?42
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op de toenemende hoeveelheid aanwijzingen dat het coronavirus, althans in binnen omgevingen, niet alleen door druppeltjes maar ook door kleinere aerosolen wordt overgedragen? Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op dit artikel waaruit blijkt dat door hun grote poriegrootte en slechte pasvorm de meeste mondkapjes geen aerosolen kunnen tegenhouden?43, 44
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie te geven op het onderzoek van de Universiteit van Minnesota waarin onderzoekers ontdekten dat de infectieuze dosis SARS-CoV-2 slechts 300 virionen (virusdeeltjes) is, terwijl een enkele minuut normaal spreken meer dan 750.000 virionen (bron) kan genereren, waardoor het onwaarschijnlijk is dat gezichtsmaskers een infectie kunnen voorkomen?45
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Vragen 8 tot en met 20 hebben dezelfde strekking. Daarom heb ik deze vragen gezamenlijk beantwoord.
Testen voor toegang en amateursporten |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is de impact van «testen voor toegang» op de amateursport (voetbal, hockey, atletiek, tennis etc.)?
Ter bestrijding van het coronavirus zijn er al geruime tijd verregaande maatregelen van kracht. Onderdeel van dit maatregelenpakket is dat er aan amateursporters vanaf 18 jaar een coronatoegangsbewijs (ctb) wordt gevraagd indien zij binnen sporten. Buitensportlocaties zijn uitgezonderd van deze verplichting. Uit het onderzoek van de Gedragsunit van het RIVM blijkt dat mensen zich voor sport relatief vaak laten testen voor toegang. De Gedragsunit van het RIVM blijft deze ontwikkelingen nauwlettend volgen.
Uit onderzoek van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) blijkt dat het invoeren van het CTB niet leidt tot uitval van veel competitiewedstrijden. Onderzoekers van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) concluderen dat: «De invoering van het CTB heeft weliswaar geleid tot de nodige logistieke en ander praktische problemen en maatschappelijke onrust, maar het heeft de sportcompetities niet ernstig verstoord.»
Daarnaast publiceert NOC*NSF maandelijks over de sportdeelname aan Nederland. Een groter onderzoek naar de invloed van COVID-19 en de maatregelen op de sport wordt door het Mulier Instituut uitgevoerd en oplevering daarvan wordt medio 2022 verwacht.
Is hier onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u zich ervan bewust dat er wekelijks miljoenen amateursporters in alle leeftijden, maar er ook trainers, vrijwilligers, medewerkers, ouders etc. zijn die met veel plezier rondlopen op en rond de sportvelden in Nederland? Mogen straks een deel van deze mensen die niet zijn gevaccineerd, en ook niet willen/kunnen testen, nog het terrein op?
Ik ben mij bewust van de grote waarde de sport heeft voor mensen, waarbij het samenbindende waarde van sport voor de maatschappij zeker niet onderschat mag worden. Helaas hebben we ter bestrijding van het coronavirus verregaande maatregelen moeten treffen. Zo wordt er aan het publiek vanaf 18 jaar bij sportwedstrijden (vanaf 12 jaar indien het een professionele sportwedstrijd betreft) een coronatoegangsbewijs gevraagd. Aan amateursporters vanaf 18 jaar wordt voor binnensport een coronatoegangsbewijs gevraagd; professionele sporters zijn hiervan uitgezonderd.
Hoe zit het met sportende kinderen vanaf 12 jaar zonder Covid-19-paspoort of testbewijs? Mogen deze nog meespelen met hun teams?
Ja, voor jongeren tot en met 17 jaar is geen coronatoegangsbewijs vereist bij de beoefening van sport.
Mogen mensen nog koffie of thee of eten halen in de kantine (= horeca) of bijvoorbeeld schuilen voor de regen? Of is dit alleen toegestaan voor Covid-19-paspoorthouders en/of mensen met een herstelbewijs en staat de rest verplicht buiten voor de deur (te wachten in de regen)?
Horecavoorzieningen op sportlocaties vallen onder de ctb- plicht die geldt voor dit type locatie. De controle daarvan vindt plaats bij ingang van de sportlocatie en niet bij ingang van de sportkantine.
Kan een ongevaccineerde kroegbaas met het ingaan van «testen voor toegang» nog naar zijn eigen café om daar te werken? Of moet hij zich dan dagelijks (!) laten testen?
Er geldt een uitzondering voor het tonen van een coronatoegangsbewijs voor beroeps- en bedrijfsmatige werkzaamheden in de sectoren waar een coronatoegangsbewijs geldt. Wanneer werknemers of werkgevers geen herstelbewijs hebben, of niet gevaccineerd zijn, wordt hen wel geadviseerd voor de betreffende activiteit een test af te laten nemen of andere veiligheidsmaatregelen te nemen.
Is dit laatste een voorbeeld wellicht van «vaccinatiedrang»? Of ziet u dit eerder als «een stimulans»?
Het kan zijn dat een mogelijk bijeffect van het, in dit geval, advies om veelvuldig te testen een reden is dat meer mensen zich laten vaccineren. In Nederland is echter geen vaccinatieplicht en blijft het een keuze die mensen zelf maken. Er is namelijk een gratis alternatief in de vorm van testen.
Hoe verklaart u het feit, zoals u zelf aangeeft in uw brief aan de Kamer van 20 september jl., dat Nederlanders blijkbaar bij de GGD «valse vaccinatieregistraties» hebben laten aanmaken? Wijst het niet op enorme (!) vaccinatiedrang als mensen zich gedwongen zien de injecties te omzeilen door fraude te plegen?
De GGD GHOR Nederland heeft mij heeft laten weten dat een aantal medewerkers van GGD-regio’s op non-actief is gesteld vanwege mogelijke fraude met vaccinatiebewijzen. Momenteel verricht de politie verder onderzoek naar deze verdenking van fraude door enkele medewerkers. In het belang van het onderzoek deelt GGD GHOR Nederland geen verdere informatie.
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Klopt volgens u (bij benadering) de rekensom in dit bericht? Met andere woorden, erkent u dat vanwege (onvermijdelijk) vals positieve testen naar schatting op elk moment minstens enkele tienduizenden volledig gezonde en ook coronavrije niet-gevaccineerden onterecht thuis in quarantaine opgesloten zullen moeten gaan zitten? Wat vindt u hiervan? En, als u zelf deze rekensom zou maken, hoeveel niet-gevaccineerden zitten volgens uw eigen berekening straks continu onterecht in quarantaine?
Ik herken de cijfers waarover in dit Twitterbericht wordt gesproken niet. Zowel de specificiteit van de PCR-testen als van de antigeentesten ligt veel hoger dan waarover in dit bericht wordt gesproken.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Antibody-dependent enhancement (ADE) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het fenomeen antibody-dependent enhancement (ADE)? Wat is uw visie op dit fenomeen? Hoe reëel acht u de kans dat ADE zal optreden bij COVID-gevaccineerden?1
Ja, ik ben bekend met dit fenomeen. Het komt voor bij een aantal ziekmakende virussen, waaronder RSV en denguevirus. De antilichamen die bij ADE betrokken zijn maken dat, wanneer het immuunsysteem een volgende keer aan de betreffende ziekte wordt blootgesteld, een overreactie optreedt. Daarmee is de kans groter dat een persoon ernstige symptomen krijgt als deze is besmet.
Dit fenomeen is in de afgelopen 1,5 jaar niet gezien bij voor mensen die een COVID-19-vaccinatie hebben ontvangen of mensen die besmet zijn geweest met het coronavirus. Het RIVM acht de kans klein dat ADE voor SARS-CoV-2 optreedt na vaccinatie.
Bent u en is het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op de hoogte dat gevaccineerden vanwege ADE mogelijk ziek zouden kunnen worden en in dat geval bovendien meer infectieus kunnen zijn?
Wij zijn ervan op de hoogte dat het theoretisch mogelijk is dat ADE optreedt na COVID-19-vaccinatie. Er zijn in verschillende studies echter geen aanwijzingen gevonden voor verhoogde long-pathologie na COVID-19-vaccinatie, en evenmin in de gevaccineerde populatie tot op heden.
Is dit risico, gezien de ernst van de waarschuwing van experts, geïnventariseerd, meegenomen of besproken tijdens Outbreak Management Team (OMT)-vergaderingen?2
De Gezondheidsraad adviseert over de COVID-19-vaccinaties. Dat doet zij op basis van wetenschappelijke inzichten, waaronder de rapportages van het EMA over de werkzaamheid, kwaliteit én veiligheid van de COVID-19-vaccins.
Kunt u de Kamer alle documenten (mails, notities, notulen, et cetera) verschaffen waarin door het OMT is gesproken over ADE?
Het OMT heeft niet gesproken over ADE. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven adviseert de Gezondheidsraad over COVID-19-vaccinaties.
Kunt u het RIVM vragen hoe reëel het risico is dat wordt beschreven in het artikel «Infection-enhancing anti-SARS-CoV-2 antibodies recognize both the original Wuhan/D614G strain and Delta variants. A potential risk for mass vaccination?», waarin gesteld wordt dat neutraliserende antilichamen goed werken als men kijkt naar het originele virus, maar dat dit mogelijk anders is voor de nieuwe varianten met als (lange termijn) risico ADE bij gevaccineerden?3
Tot op heden is het risico op ADE alleen voor het denguevirus bij mensen aangetoond. Voor andere virussen, waaronder SARS-CoV-2, is ADE in laboratorium setting gezien, maar dit wordt in de praktijk niet waargenomen bij mensen. Resultaten in het genoemde artikel komen uit een computersimulatie, en zijn dus slechts theoretisch en niet daadwerkelijk waargenomen.3)
Bent u bekend met het artikel «Antibody-dependent enhancement and SARS-CoV-2 vaccines and therapies» in Nature?4
Ja.
Kunt u het RIVM vragen om een inhoudelijke reactie op dit artikel waarin gesteld wordt dat ADE tot gevolg kan hebben dat men op termijn niet alleen zieker wordt, maar ook dat nieuwe varianten van het coronavirus besmettelijker worden?5
Er zijn inderdaad voorbeelden dat ADE respiratoire ziekte kan verergeren. Dit is aangetoond in andere vaccinstudies, welke dan ook niet op de markt zijn verschenen. Dit is echter niet aangetoond voor SARS-CoV-2. Het EMA ziet streng toe op de veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit van de vaccins. Wanneer vaccins niet aan deze strenge criteria voldoen, worden deze ook niet toegelaten.
Hoe reëel is dit risico volgens u? Indien ADE geen serieus risico betreft, kunnen we dan wellicht stellen dat «Nature» een bron is van «nepnieuws»? Zou u daar dan wellicht niet tegen moeten optreden?
De Nature publicatie, van september 2020, beschrijft het theoretisch mogelijke werkingsmechanisme van ADE bij SARS-CoV-2. Dit artikel is verschenen op het moment dat SARS-CoV-2-vaccins nog in ontwikkeling waren en er nog geen gegevens met betrekking tot SARS-CoV-2 en ADE waren. Het doel van de publicatie is mensen bewust te maken van een mogelijk risico op ADE, een normale wetenschappelijke praktijk.
Tot op heden zijn er zelfs na 3,5 miljard vaccinaties geen aanwijzingen voor ADE gevonden.
Bent u en is het RIVM bekend met dierenstudies (normaal te doorlopen fase van klinische trials) voor ontwikkeling van vaccins tegen dengue en andere respiratoire virussen (ook SARS-Cov) en de conclusies van deze onderzoeken?6, 7 en8 Bent u en is het RIVM bekend met het beschreven ADE-effect in deze studies dat is opgetreden na her-blootstelling van de dieren aan virussen en dat heeft geleid tot zeer ernstige problemen en dood van de dieren? Met als conclusie dat deze onderzoeken aangemerkt zijn als «gefaalde» klinische trials?
Ja. Echter zijn in proefdieronderzoek met SARS-CoV-2-vaccins geen aanwijzingen gevonden voor het optreden van ADE.
Zo ja, hoe beoordeelt het RIVM dit effect en het risico ervan voor mensen?
Het risico op ADE na SARS-CoV-2-vaccinaties is theoretisch. In proefdieronderzoek is gekeken naar long pathologie na vaccinatie en hieruit zijn geen aanwijzingen gevonden voor het optreden van ADE. Er zijn inmiddels wereldwijd een zeer groot aantal mensen, naar schatting ruim 45% van de wereldbevolking, gevaccineerd met een COVID-19-vaccin. Van de mensen die daarna opnieuw blootgesteld zijn geweest aan het virus werden de meesten niet ziek of hadden milde klachten. Van de kleine groep waar sprake is van een «doorbraakinfectie» zijn geen aanwijzingen gevonden voor ADE.
Kunt u, gezien dit risico, het RIVM vragen om toe te lichten waarom er geen recente dierstudies gedaan zijn of nog worden ondernomen naar ADE?
De op dit moment beschikbare data geven geen aanleiding voor aanvullende dierstudies.
Tot slot, kunt u uw claim onderbouwen dat 9 van de 10 mensen in het (Groene Hart ziekenhuis) ziekenhuis ongevaccineerd zijn?9
Deze claim is gebaseerd op een steekproef onder longartsen, waarin bleek dat in de week van 12 juli jl. 74% van de in het ziekenhuis opgenomen COVID-19-patiënten niet of gedeeltelijk gevaccineerd was. Deze data is inmiddels verouderd. Op 14 oktober jl. meldde het RIVM dat 4 op de 5 COVID-19-patiënten op de intensive care niet is gevaccineerd. Ongeveer 3 op de 4 COVID-19-patiënten op de reguliere afdelingen is niet gevaccineerd. Daarnaast geeft het RIVM aan dat de kans om als volledig gevaccineerde door COVID-19 op de intensive care terecht te komen 33 kleiner is dan voor niet-gevaccineerde personen.
Kunnen de bovenstaande vragen afzonderlijk worden beantwoord?
Zie hierboven.
Vaccinatiestatus van diegenen die zijn overleden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «In hoeverre waren de mensen die de laatste tijd overlijden aan Covid-19 gevaccineerd of niet? GGD Fryslân en RIVM zijn terughoudend met info»?1
Ja.
Is het volgens u, zoals beschreven in dit bericht, inderdaad zo dat het RIVM terughoudend is met het doen van mededelingen over de vaccinatiestatus van overleden personen? Indien dit het geval is, waarom is dit zo?
Het RIVM is inderdaad terughoudend met het doen van mededelingen over de vaccinatiestatus van overleden personen. Overlijden door Covid-19 is namelijk niet meldingsplichtig aan het RIVM, waardoor de gegevens die het RIVM hierover ontvangt onvolledig zijn en niet bruikbaar voor publicatie. Ook is de opname in het vaccinatieregister niet verplicht; dat vindt alleen plaats indien een burger zijn of haar zorgverlener heeft ontheven van diens beroepsgeheim. Overlijden is wel meldingsplichtig in de Basisregistratie Personen (BRP).
Spelen privacyredenen hierbij een rol?
Het RIVM gaat uiteraard zorgvuldig om met privacy en persoonsgegevens, alleen speelt privacy geen rol in deze overweging, uitsluitend de onvolledigheid van de data.
Indien dit het geval is, waarom stuurt het RIVM volgens u dan bijvoorbeeld wél een aan de buitenkant duidelijk herkenbare brief («In deze brief ziet de uitnodiging voor uw coronavaccinatie») om mensen over te halen zich te laten vaccineren? Bij de derde of vierde brief zal het de postbode toch duidelijk zijn dat op het betreffende adres een «ongevaccineerde» woont? Is dit vanuit privacyoverwegingen niet bezwaarlijk?
De herinneringsbrieven worden niet meer verstuurd in een duidelijk herkenbare envelop.
Is de privacy van overleden personen voor u belangrijker dan die van levende personen?
De privacy van is geregeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in combinatie met nationale wetgeving. Voor wat betreft medische gegevens is ook de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) van toepassing. De AVG regelt niet de privacy van overleden personen, maar het beroepsgeheim van arts onder de Wgbo blijft na overlijden bestaan en kan alleen in bepaalde situaties worden doorbroken. Dit ziet ook op de medische dossiers. Zie meer uitgebreid: de KNMG-richtlijn voor gebruik van medische gegevens: KNMG Richtlijn – Omgaan met medische gegevens 2021_juni.pdf.
Indien dit niet het geval is, waarom laat u het dan toe dat het RIVM omwille van de «privacy» geen mededelingen doet over de vaccinatiestatus van overleden personen terwijl het kabinet geen actie onderneemt tegen bedrijven zoals LeasePlan en zorginstellingen die niet alleen willen weten of, maar zelfs eisen dat hun medewerkers gevaccineerd zijn?
Graag verwijs ik u ook naar het antwoord bij de vragen 3 en 5. Naar aanleiding van het gestelde over Leaseplan hecht ik eraan om het algemene beleid toe te lichten ten aanzien van het coronatoegangsbewijs en vaccineren tegen Covid-19.
Zoals ook aangegeven in de brief van 14 september jl.2 aan uw Kamer kunnen werkgevers in dat kader van personen die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten niet eisen dat zij beschikken over een coronatoegangsbewijs (art. 58ra lid 8 Wpg). Dat komt doordat werknemers op dit moment zijn uitgezonderd van de verplichting een coronatoegangsbewijs te tonen. Dit geldt ook voor de sectoren die per 25 september jl. door de overheid zijn verplicht om voor toegang van bezoekers en klanten een coronatoegangsbewijs te vragen (de sectoren horeca, evenementen, kunst/cultuurvoorstellingen en sportwedstrijden).
Tegelijkertijd begrijp ik de dilemma’s die zich kunnen voordoen in de werksituatie tussen werkgevers en werknemers in het zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving. Ik probeer daarbij steeds het hele verhaal te laten zien: van wat er wel kan en ook wat er niet kan of nog in verkenning is.
Vaccineren is belangrijk, ter bescherming van jezelf en van anderen om je heen. In Nederland is en blijft vaccinatie vrijwillig. Het kabinet gaat niet toe naar een vaccinatieplicht. Een werkgever mag hier dan ook niet toe dwingen of dit vereisen. Werkgevers die een moreel appèl doen op hun werknemers mogen dat natuurlijk altijd doen. Wij als overheid doen dat ook. Een werkgever mag als daar een goede reden voor is, vragen of iemand is gevaccineerd. Die goede reden is er als er bijvoorbeeld geen alternatieven zijn om een gezonde en veilige omgeving te creëren. Een werknemer is niet verplicht te antwoorden. Een werkgever mag wel in samenspraak met de werknemer afspreken om thuis te werken of om beschermingsmiddelen te dragen. Het is daarom belangrijk dat werkgevers en werknemers met elkaar het gesprek voeren over gezondheid en veiligheid op de werkvloer en tot afspraken komen die voor iedereen goed werken. De bedrijfsarts kan daarbij ingeschakeld worden voor advies en borging van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer.
Dit neemt niet weg dat er dilemma’s blijven en er situaties kunnen ontstaan die op gespannen voet staan met het goede gesprek voeren op de werkvloer. Daarom houdt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij werkgever- en werknemersorganisaties de vinger aan de pols, bijvoorbeeld bij knelpunten of excessen als die blijken, en betrekken deze signalen bij de lopende verkenning naar het gebruik van het coronatoegangsbewijs in de werkomgeving. Zoals in bovengenoemde brief aangegeven, en door de Minister is toegezegd in het debat met uw Kamer op 18 augustus, verkent het kabinet of de uitzondering in de Tijdelijke Wet Coronatoegangsbewijzen voor toepassing op de werkvloer kan vervallen en onder welke voorwaarden. Die verkenning moet duidelijkheid geven over de noodzaak en wenselijkheid om coronatoegangsbewijzen in de werkomgeving toe te passen en hoe dat vervolgens geregeld kan worden. Als blijkt dat het noodzakelijk en wenselijk is, vergt het een wetswijziging om het onder voorwaarden mogelijk te maken een coronatoegangsbewijs te vragen aan werknemers. Bijvoorbeeld werknemers in die sectoren waar het coronatoegangsbewijs voor gasten verplicht is zoals bijvoorbeeld horeca, musea of evenementen. Dit vraagt echter om een zorgvuldige afweging waarbij – net zoals dat de werkgever dat nu moet doen – noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit moeten worden afgewogen.
Kunt u specificeren voor welke «verkeerde conclusies» het RIVM volgens u bang is, zoals uit het bericht blijkt?
Zie het antwoord bij vraag 8.
Sinds wanneer wordt informatie niet gedeeld omdat mogelijk iemand een «verkeerde conclusie» zou kunnen trekken?
De gegevens van het RIVM over overlijden door COVID-19 zijn incompleet en mogelijk niet representatief. Daarom is het is het mogelijk dat het percentage gevaccineerden, deels gevaccineerden en niet-gevaccineerden van aan COVID-19 overleden personen volgens de data van het RIVM een ander beeld geeft dan de werkelijke verhoudingen van het totale aantal aan COVID-19 overleden personen.
Wanneer exact is, volgens het RIVM, een persoon «gevaccineerd»? Zodra een persoon een of twee vaccinaties heeft ontvangen? Of pas nadat het vaccin «werkzaam» is?
Het RIVM publiceert elke dinsdag een update van de deelname aan de COVID-19 vaccinatie. Hierin wordt iemand als volledig gevaccineerd gerekend wanneer de laatste vaccinatie is gezet. Dat wil zeggen na de tweede vaccinatie voor AstraZeneca, BioNTech/Pfizer en Moderna en na de eerste vaccinatie voor Janssen, of voor personen die COVID-19 hebben doorgemaakt al na één vaccinatie.
Verdwijnt de status van «gevaccineerd» automatisch zodra de effectiviteit van het vaccin onder een bepaald kritisch percentage valt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij welk percentage is dit het geval?
Op dit moment zijn er nog geen aanwijzingen die duiden op sterke afname van de effectiviteit van Covid-19-vaccinatie na de tweede vaccinatie voor AstraZeneca, BioNTech/Pfizer en Moderna en na de eerste vaccinatie voor Janssen, of voor personen die COVID-19 hebben doorgemaakt al na één vaccinatie (Advies Gezondheidsraad over boostervaccinatie). Om die reden blijft de medische status van iemand vooralsnog «gevaccineerd».
Kunt u het RIVM verzoeken voortaan op periodieke basis cijfers te verschaffen over het percentage (aan Covid-)overledenen dat gevaccineerd is?
Ik ben in gesprek met het RIVM en CBS om onderzoek te doen naar de aantallen gevaccineerde mensen die sterven tijdens behandeling in het ziekenhuis. Uiteraard zal uitgezocht moeten worden of de nodige datakoppelingen veilig en verantwoord tot stand kan komen en of de resultaten gepubliceerd kunnen worden zonder dat de rechten van de overledenen en hun nabestaanden geschonden worden. Ook moet rekening worden gehouden een vertraging in de cijfers, aangezien de administratieve afwikkeling van een sterfte enige tijd kost.
Is het correct dat nog op 11 september op deze webpagina van de rijksoverheid het volgende was te lezen: «U mag niet aan uw werknemers vragen of ze zijn gevaccineerd. U mag ook niet vragen om een vaccinatiebewijs. Dit mag niet door hun privacy.»? Indien dit het geval is, waarom lezen we een week later op exact dezelfde website van de rijksoverheid precies het tegenovergestelde: «Ja, dat mag. De werkgever mag zijn werknemers vragen of ze gevaccineerd zijn.»? Waarom is in één week tijd het antwoord op deze vraag 180 graden gedraaid? Welke wetswijziging ligt hieraan ten grondslag?2, 3, 4
Het klopt dat eerder was aangegeven dat een werkgever er niet naar mag vragen, maar na overleg met juristen en andere experts bleek dat dit genuanceerder ligt en dat de wet dit niet expliciet verbiedt. De Algemene Verordening Persoonsgegevensbescherming (AVG) verbiedt de mondelinge vraag van de werkgever aan de werknemer naar de vaccinatiestatus niet expliciet. Hij mag die vraag stellen als hij daar een goede reden toe heeft. Die goede reden is er zoals in antwoord 6 aangegeven, als er bijvoorbeeld geen alternatieven zijn om een gezonde en veilige omgeving te creëren. Een werknemer is dan niet verplicht te antwoorden. Een werkgever mag wel in samenspraak met de werknemer afspreken om thuis te werken of om beschermingsmiddelen te dragen. Het is daarom belangrijk dat werkgevers en werknemers met elkaar het gesprek voeren over gezondheid en veiligheid op de werkvloer en tot afspraken komen die voor iedereen goed werken. De bedrijfsarts kan daarbij ingeschakeld worden voor advies en borging van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer.
Kunt u de bovenstaande (groepen) vragen afzonderlijk beantwoorden?
Voor zover de inhoudelijke beantwoording anders is, heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
Infecties versus injecties |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u het RIVM vragen toe te lichten wat tot op heden bekend is over de verschillen in effecten van immuniteit middels injecties («vaccinaties») en een op natuurlijke wijze doorgemaakte Covid-19-infectie? Specifieker, kan het RIVM aangeven of, gezien de huidige stand van de wetenschap, men met een natuurlijk doorlopen infectie na één jaar beter beschermd is tegen de deltavariant in vergelijking met diegenen die twee keer geïnjecteerd zijn met een (Pfizer)«vaccin»?
Infectie met SARS-CoV-2 (het virus dat COVID-19 veroorzaakt) brengt ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee. Vaccinatie biedt een hoge bescherming tegen ernstige ziekte en sterfte. De gezondheidsrisico’s van een infectie zijn vele malen groter dan de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie, concludeert ook de Gezondheidsraad1.
Het RIVM geeft aan dat niet bekend is of een natuurlijk doorlopen infectie (met de alfavariant) tot een langere, betere bescherming leidt tegen de deltavariant dan een volledige vaccinatie met bijvoorbeeld het mRNA-vaccin van BioNTech/Pfizer. Op grond van kennis over het verloop van een afweerrespons na natuurlijke infectie of vaccinatie is dit ook niet te voorspellen. De afweerreactie na een natuurlijke infectie met SARS-CoV-2 verschilt per individu en is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de hoeveelheid in virusdeeltjes in het lichaam en de grote verschillen tussen de afweersystemen van individuen.
Een voordeel van een natuurlijke infectie is dat dit een breed palet aan afweerreacties opwerkt, niet alleen tegen het spike-eiwit van het coronavirus, waartegen huidige vaccins zijn gericht, maar ook tegen andere onderdelen van het virus. Dit is voordelig voor een geheugenrespons tegen virusvarianten, zoals de deltavariant. De niveaus van antistoffen na een natuurlijke infectie lopen echter uiteen van nauwelijks meetbare tot zeer hoge niveaus. Dit kan komen door bovengenoemde factoren, maar ook doordat het virus de opbouw van een afweerreactie actief ondermijnt. Ook moet men om natuurlijke afweer te krijgen eerst besmet raken met SARS-CoV-2, en dat brengt als aangegeven ernstige risico’s met zich mee.
Vaccinatie heeft als voordeel dat de afweer in «rust» wordt opgebouwd, zonder het risico op ernstige ziekte en langetermijngevolgen van een SARS-CoV-2-infectie en zonder dat het virus het ontstaan van geheugenafweer verstoort. Twee achtereenvolgende doses zorgen ervoor dat de afweer bij de meeste mensen sterk wordt getraind.
(NB. De term injectie is overigens minder precies in dit verband omdat injecties meer handelingen omvatten dan vaccinaties alleen.)
Bent u bekend met het artikel in HP De Tijd van 9 september 2021, waarin immunoloog Peeters stelt dat uit 15 wetenschappelijke studies blijkt dat een natuurlijke infectie een betere bescherming geeft dan een immuniteit na Covid-19-vaccinatie? Kunt u het RIVM vragen kort inhoudelijk (!) op dit artikel te reageren?1
Het artikel is mij bekend. Immunoloog Peeters haalt een aantal algemene en belangrijke immunologische thema’s aan, waaronder het belang van een goed werkend immuunsysteem voor gezondheid, het verschil tussen immuniteit na vaccinatie en infectie (zie ook hierboven) en verminderde werkzaamheid van vaccins bij ouderen of mensen met een verstoorde afweer. Bepaalde delen van het interview kunnen de lezer echter op een verkeerd been zetten, waaronder verwijzingen naar uitspraken van «verschillende experts». Daarnaast baseert de auteur zich niet op de voortschrijdende kennisbasis in de wetenschappelijke literatuur of geeft hier onjuiste interpretaties van. Lezers worden hierdoor niet correct geïnformeerd. Concrete voorbeelden hiervan zijn:
Het RIVM geeft aan dat feitelijk geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar is voor ADE na COVID-19-vaccinatie.
Hoewel ook de meeste internationale studies tot dusver geen of beperkte afname van vaccineffectiviteit tegen ernstige COVID-19 laten zien, is het denkbaar dat de bescherming op termijn terugloopt, het eerst te verwachten in groepen met een verminderde immuunrespons. Er zijn studies waarin een geleidelijke, gebruikelijke afname in antistofniveaus wordt waargenomen3. We zien echter ook dat de T-cel-immuniteit, een ander deel van het immuunsysteem, 6–8 maanden na vaccinatie nog aanwezig is4. Na 6–8 maanden hebben de COVID-19-vaccins daarom nog steeds een zeer hoge effectiviteit tegen ernstige ziekte, ziekenhuisopname en sterfte. Dat blijkt ook uit de beschikbare cijfers van Nederlandse ziekenhuisopnames door COVID-19 onder gevaccineerden en niet-gevaccineerden die twee-wekelijks door het RIVM bekeken worden.
Volgens mevrouw Peeters zou na een mRNA-vaccinatie een vermindering van de werkzaamheid van beide linies van het afweersysteem optreden waardoor bij volgende infecties juist een groter risico op een heftiger verloop ontstaat. Dit is echter niet de strekking van het (nog niet peer reviewed) artikel waar door haar aan wordt gerefereerd. Ten eerste bevestigen de auteurs dat het betreffende mRNA-vaccin (Comirnaty), in een kleine studie bij 16 geteste gezondheidswerkers juist een effectieve humorale en cellulaire immuunrespons opwekt. Dit kan alleen wanneer beide innate (aangeboren) en adaptive (aangeleerde) linies van het immuunsysteem juist goed werkzaam zijn na vaccinatie. Ten tweede hebben de auteurs in laboratoriumtesten onderzocht of innate immuuncellen van de gevaccineerden kort na de eerste of tweede dosis van Comirnaty anders reageerden op zogenaamde «innate stimuli» (bacteriën, schimmels en virussen anders dan COVID-19) dan voorafgaand aan de vaccinatie. Dit zou dan kunnen duiden op «heterologe» effecten op het innate immuunsysteem. De meeste onderzochte innate reacties bleven echter ongewijzigd na de vaccinatie, een enkele reactie was marginaal verlaagd of verhoogd (of een combinatie van beide, bijvoorbeeld eerst verhoogd en vervolgens verlaagd). Samenvattend is de claim dat het aangehaalde artikel zou aantonen dat de werkzaamheid van beide linies van het afweersysteem door mRNA vaccinatie verminderd zou zijn, ongegrond, en kan er geen conclusie getrokken worden over een eventueel hoger risico op een heftiger verloop van opvolgende infecties na mRNA vaccinatie. Dat mevrouw Peeters dit wel doet in haar stuk voor een breed publiek in HP/ De Tijd van 9 september jl. is speculatief.
gevaccineerden zijn minder en minder lang besmettelijk na een infectie dan niet-gevaccineerden. Dat blijkt uit verschillende wetenschappelijke studies.
Bent u bekend met de studie in Nature van 26 mei 2021, waarin wordt geconcludeerd dat mensen die Covid-19 doorgemaakt hebben waarschijnlijk voor de rest van hun leven antistoffen hebben? Kunt u het RIVM vragen kort inhoudelijk (!) op deze studie te reageren?2
Ja, daarmee ben ik bekend. Natuurlijke infectie leidt tot een aangeleerde immuunrespons, met de daarbij behorende langlevende antistofvormende cellen en geheugencellen. Samen kunnen deze celtypes voor levenslange antistofproductie zorgen, waarschijnlijk mits af en toe opnieuw blootgesteld aan het virus. De in de publicatie beschreven studie laat zien dat in geïnfecteerde mensen, op 7 en 11 maanden na SARS-CoV-2-infectie, een stabiele hoeveelheid SARS-CoV-2-specifieke antistofvormende geheugencellen aangetroffen is in het beenmerg. Dit is een indicatie voor langdurige bescherming. Of dit daadwerkelijk zo is zal op termijn moeten blijken. Een andere studie laat zien dat de antistoffen die een persoon aanmaakt na infectie met het oorspronkelijke SARS-CoV-2-virus ook andere varianten van het virus herkennen6.
Bent u bekend met het artikel in Nature van 19 augustus 2021, dat laat zien dat Covid-19-vaccinaties bescherming bieden tegen de deltavariant, maar dat hun effectiviteit rap afneemt? Kunt u het RIVM vragen kort inhoudelijk (!) op deze studie te reageren?3
Ja, daarmee ben ik bekend. De publicatie laat zien dat zowel mRNA-vaccins als virale vectorvaccins effectief zijn in bescherming tegen grote virushoeveelheden in het lichaam (infectie). Specifiek deze vaccineffectiviteit neemt voor het vaccin van BioNTech/Pfizer af van 92% op 14 dagen naar 60% op 90 dagen na tweede vaccinatie en voor het vaccin van AstraZeneca van 69% naar 61%. In het artikel staan echter geen data over de mate waarin het vaccin na die tijd beschermt tegen ziekte, ziekenhuisopname, of overlijden. Belangrijke factoren in de aanpak van deze pandemie. Er worden tevens geen gegevens genoemd over hoe lang geïnfecteerde mensen besmettelijk zijn en of dit anders is voor deltavariant dan voor de alfavariant. Er is uit zowel internationaal als nationaal onderzoek overtuigend bewijs beschikbaar waaruit blijkt dat de gebruikte vaccins effectief zijn en goed blijven beschermen tegen ernstige COVID-19, ziekenhuisopname en sterfte zowel veroorzaakt door de alfa- als de deltavariant van het virus8.
Bent u bekend met de recente studie uit Israël die laat zien dat een natuurlijke immuniteit als gevolg van een Covid-19-infectie een langere en sterkere bescherming biedt tegen een nieuwe infectie, ziekteverschijnselen en ziekenhuisopname door de deltavariant dan de twee Pfizer-injecties? Kunt u het RIVM vragen kort inhoudelijk (!) op deze studie te reageren?4
In de genoemde studie is het risico op een SARS-CoV-2 infectie, symptomatische COVID-19 en ziekenhuisopname vergeleken in drie groepen: 1) mensen die twee doses van het BioNTech/Pfizer-vaccin hebben gekregen, 2) niet gevaccineerde mensen die zijn hersteld van COVID-19, en 3) mensen hersteld van een SARS-CoV-2-infectie met daarnaast 1 dosis vaccin. Tijdens de follow-up periode van de studie (juni-augustus 2021) circuleerde met name de deltavariant in Israël. Deelnemers uit de dubbel gevaccineerde groep hadden een groter risico op infectie, symptomatische COVID-19 en ziekenhuisopname in vergelijking met deelnemers die hersteld waren van COVID-19. Volgens de studie resulteert natuurlijke infectie in combinatie met een enkele vaccinatie in de beste bescherming tegen SARS-CoV-2 infectie met de deltavariant.
De geciteerde preprint publicatie, die nog niet door experts is beoordeeld, is geen pleidooi dat bescherming door natuurlijke immuniteit beter zou zijn dan die door vaccinatie, maar laat juist zien dat een combinatie van infectie en vaccinatie (bijvoorbeeld één dosis) tot betere bescherming leidde dan infectie alleen. De auteurs van de preprint publicatie wijzen erop dat de studieresultaten niet als aanmoediging gezien moeten worden om mensen eerst geïnfecteerd te laten worden terwijl er veilige vaccinaties bestaan. Zoals ook in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, zijn de risico’s op een ernstig verloop van COVID-19 groter dan de geringe kans op ernstige bijwerkingen na vaccinatie.
De resultaten van de genoemde studie zijn in lijn met de verwachtingen, kijkend naar de immuniteitsbeginselen. Het geven van één dosis vaccin aan personen hersteld van een SARS-CoV-2-infectie is na advies van de Gezondheidsraad dan ook ingevoerd als beleid in Nederland.
Klopt volgens u de conclusie op basis van de bovenstaande studies dat op de lange termijn een natuurlijke infectie betere bescherming biedt dan een injectie (zonder booster)? Zo nee, waarom niet? Welke studies die het tegendeel bewijzen kunt u hier tegenover plaatsen? Is het volgens het RIVM, gezien de huidige stand van de wetenschap, aannemelijk(er) dat natuurlijke immuniteit op de lange termijn een betere bescherming biedt dan (eenmalig, zonder boosters) vaccineren? Zo nee, waarom niet?
Deze conclusie is onjuist. Het is nog onbekend of een natuurlijke infectie op termijn een superieure immuniteit geeft tegen nieuwe varianten dan dat het vaccineren oplevert, onder andere om de redenen genoemd bij het antwoord op vraag 1. Natuurlijke COVID-19-infecties gaan gepaard met grote risico’s en een gerede kans op langdurige complicaties, niet alleen bij ouderen en risicogroepen. Vaccineren is daarom de veiligste optie om langdurige immuniteit op te bouwen en ernstige ziekte en sterfte te voorkomen.
Bent u het eens, gezien de bovengenoemde feiten, dat wil zeggen de op termijn superieure bescherming die natuurlijke immuniteit biedt in vergelijking met de tijdelijke bescherming van «vaccins», dat doorgaan met het injecteren van de gehele bevolking en zelfs van 5- tot 11-jarigen (die zo goed als geen risico lopen!) volstrekt onverantwoord is?
Nee. Het doel van het vaccinatieprogramma is de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen COVID-19. De Gezondheidsraad heeft met oog voor de gezondheidsrisico’s geadviseerd over de te volgen vaccinatiestrategie. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, is vaccineren de veiligste optie om langdurige bescherming op te bouwen en ernstige ziekte en sterfte als gevolg van SARS-CoV-2 te voorkomen. Daarnaast is het vaccineren van 5- tot 11-jarigen nog niet aan de orde in Nederland. Het EMA heeft nog geen van de COVID-19 vaccins goedgekeurd voor deze leeftijdsgroep. Wel heeft BioNTech/Pfizer hiervoor een aanvraag gedaan bij het EMA. Vooruitlopend op deze beoordeling heb ik de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over mogelijke groepen zeer kwetsbare kinderen die in aanmerking zouden moeten komen voor vaccinatie. Ik heb de raad verzocht het advies af te stemmen met medisch specialisten op dit vakgebied. Ik wacht het advies van de Gezondheidsraad hierover af.
Klopt het dat op het moment van schrijven (20 september 2021) het kabinet spreekt van grofweg 1,8 miljoen Nederlanders die niet «gevaccineerd» zouden zijn? Klopt het dat het RIVM aangeeft dat 81,7% van de Nederlanders een injectie heeft gehad? Klopt het dat dit dus zou betekenen dat 18,3% van de grofweg 14 miljoen Nederlandse volwassenen niet «gevaccineerd» zijn, wat neerkomt op 2,5 miljoen Nederlanders? Kunt u uitleggen waarom er wordt gesproken (op het moment van schrijven) van 1,8 miljoen niet-gevaccineerde Nederlanders en niet van een hoger aantal?5, 6
Tot en met 20 september jl. zijn in totaal 23.400.202 prikken gezet. Op die datum had 86% van alle volwassenen (18 jaar en ouder) een eerste vaccinatie, en was 82,1% volledig gevaccineerd. Van de volwassenen was dus 14% niet gevaccineerd. Op 1 januari 2021 was de totale bevolking van 18 jaar en ouder 13,3 miljoen. Het aandeel ongevaccineerden, dus 14% van 13,3 miljoen, is 1,86 miljoen volwassenen (Archief wekelijkse update vaccinatiecijfers | RIVM).
Wat is volgens u de visie van het RIVM op het artikel van Peeters, waarin ze stelt dat niet een virus maar een verzwakt immuunsysteem de grootste bedreiging voor de volksgezondheid is?7
Een verzwakt immuunsysteem kan betekenen dat iemand geen goede bescherming heeft, of kan opbouwen, tegen een (virus)infectie. Echter is gebleken dat in tijden van een startende pandemie als er nog geen beschermende immuniteit aanwezig is in de populatie, zoals bij COVID-19, dat ook een goed werkend immuunsysteem onvoldoende tijd heeft om SARS-CoV-2-infecties snel genoeg in te dammen en te klaren om ernstige of fatale ziekte te kunnen voorkomen. Daarnaast kan een goed werkend of zelfs overactief immuunsysteem bij COVID-19 juist ook ziekteproblemen en ziekenhuisopnames veroorzaken13.
Hoe kijkt het RIVM volgens u aan tegen de bewering van veel experts, dat, nu zwakkeren grotendeels gevaccineerd zijn, het beter zou zijn de beperkingen op te heffen en het virus zich vrij te laten verspreiden door de samenleving?8
Gezien de nog steeds aanzienlijke en toenemende aantallen ziekenhuis- en IC-opnames, waarbij het in meerderheid ongevaccineerden betreft, is dat geen goed idee. Daarbij is een hoge vaccinatiegraad ook van belang met het oog op bijvoorbeeld de groep die niet gevaccineerd kan worden en/of waarbij vaccinatie een verminderd effect heeft of eventuele nieuwe besmettelijkere varianten.
Bent u bekend met het onderzoek van Sanquin waarin wordt gesteld dat al 95% van de bevolking antistoffen heeft tegen Covid-19? Klopt deze bevinding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom blijft de regering maar vaccineren (inclusief hele jonge kinderen) als al 95% van de bevolking antistoffen heeft? Is hiermee niet allang «kudde-immuniteit» bereikt?9
Voor het onderzoek van Sanquin is bloed van bloeddonors gebruikt. Deze groep bestaat uit gezonde mensen, waaronder een relatief hoog percentage zorgmedewerkers met een hoge vaccinatiebereidheid16. Dit betekent dat de testpopulatie geen correcte afspiegeling is van de Nederlandse bevolking. Daarnaast moeten bloeddonors minimaal 18 jaar oud zijn, waardoor de resultaten alleen betrekking hebben op het volwassen deel van de bevolking.
Het RIVM voert een serosurveillance studie uit op een willekeurige selectie van de Nederlandse populatie met deelnemers tussen de 1 en 91 jaar oud. De laatste ronde van deze studie, uitgevoerd in juni-juli 2021, laat een seroprevalentie van naar schatting 63% (betrouwbaarheidsinterval 62–65%) zien. Van de Nederlandse bevolking vanaf 18 jaar had 75% (betrouwbaarheidsinterval 73–76%) antistoffen.
Het percentage mensen met antistoffen stijgt geleidelijk van 40% tot 80% in de leeftijdsgroepen van 18 tot 50 jaar oud. Meer dan 90% van de mensen boven de 55 jaar oud heeft antistoffen. In deze studie waren er geen exclusiecriteria voor deelname en is gecorrigeerd voor een aantal factoren, waaronder geslacht, leeftijd en urbanisatie (omdat vaccinatie en onderzoeksparticipatie in bepaalde wijken achterblijft), om een zo goed mogelijke afspiegeling van de samenleving te zijn.
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden?
Ja, zie hierboven.
De vondst van zeehonden met hoogpathogene vogelgriep in Duitsland |
|
Eva van Esch (PvdD), Leonie Vestering (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat er in Duitsland drie zeehonden zijn gevonden die besmet bleken te zijn met hoogpathogene vogelgriep (H5N8)?1
We zijn op de hoogte van de vondst van zeehonden in Duitsland in september jl. die besmet waren met hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) type H5N8.
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat het vogelgriepvirus nu is overgesprongen op zeehonden, nadat het virus afgelopen mei ook al bij vossen werd aangetroffen? Zo nee, waarom niet?
We hebben kennis genomen van de bevinding. Vogelgriepvirus kan sporadisch overgedragen worden op wilde zoogdieren zoals vossen en zeehonden en op gezelschapsdieren zoals honden. Dit is echter zeer uitzonderlijk en na directe intensieve blootstelling (RIVM.nl). Bij vossen en honden kan dit als gevolg van bijtcontact met besmette kadavers van vogels. Overdracht van hond naar mensen is nog nooit vastgesteld.
Er zijn eerder dit jaar besmettingen gemeld bij zeehonden in het Verenigd Koninkrijk en ook in voorgaande jaren zijn er meldingen geweest van besmette zeehonden, in de Baltische zee2. Aangezien zeehonden vogels verschalken, is het niet verwonderlijk dat ook deze dieren besmet kunnen worden met aviaire influenza (AI). De bevinding in Duitsland komt niet als een verrassing. We kunnen echter niet voorkomen dat wilde zoogdieren in contact komen met besmette wilde watervogels en evenmin kunnen we besmettingen bij wilde vogels voorkomen. De besmettingen bij vogels zijn veelal het gevolg van contacten tussen wilde vogels onderling.
Erkent u dat de kans aanzienlijk is dat zeehonden in Nederland ook besmet raken met het vogelgriepvirus?
Wij achten het zeer wel mogelijk dat ook in Nederland zeehonden besmet gevonden zullen worden, gezien het feit dat dit jaar ook in de Nederlandse Waddenzee besmette watervogels zijn gevonden en daar ook zeehonden voorkomen. De vondst in Duitsland is ook besproken door de deskundigen in het Signaleringsoverleg-zoönosen. Daarin is afgesproken dat door de NVWA een protocol ontwikkeld wordt voor het opruimen van dode zoogdieren in gebieden waar aviaire influenza heerst.
Wat heeft u gedaan met de aanbevelingen van de deskundigengroep dierziekten om verschillende diersoorten, zoals met name zeehonden, marterachtigen, knaagdieren en vossen, te monitoren op antistoffen tegen vogelgriep?2
Om dieren te monitoren op antistoffen dienen wilde dieren te worden gevangen en wordt een invasieve methode gebruikt om bloed te verzamelen ten behoeve van het serologisch onderzoek. Bemonstering van levende wilde zoogdieren achten wij om die reden niet gewenst.
We monitoren de situatie in de wilde fauna door gevonden dode dieren, vogels en zoogdieren, indien daar aanwijzingen voor zijn, te onderzoeken op de aanwezigheid van het vogelgriepvirus. Wilde dieren worden onderzocht door het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) en indien nodig bij Erasmus MC en Wageningen Bioveterinary Research voor aanvullende diagnostiek. Daarnaast monitoren we ook levende wilde vogels op aanwezigheid van het vogelgriepvirus. Op die manier geven we invulling aan de aanbeveling om de AI-situatie in verschillende dieren te monitoren.
Kunt u bevestigen dat niet alleen in Nederland, maar ook in andere delen van Europa, gedurende de hele zomer gevallen van vogelgriep zijn opgedoken?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het vogelgriepvirus dus een heel jaar rond aanwezig is gebleven?
Dat lijkt inderdaad het geval te zijn. Er zijn de laatste weken vondsten gedaan van dode wilde vogels die besmet waren met type H5N1, dat de laatste weken tot besmetting van een aantal pluimveelocaties heeft geleid. Het betreft een introductie van een nieuw serotype dat met wilde vogels is meegekomen vanuit Rusland naar Nederland. Uw Kamer is hierover meerdere keren geïnformeerd.
Kunt u bevestigen dat het risico op uitbraken van vogelgriep vanaf nu weer toeneemt, waarbij de kans groot is dat er (weer) een zwaar «vogelgriepseizoen» aan komt?
We verwachten, mede op basis van de risicobeoordelingen van de deskundigengroep dierziekten dat het aantal besmettingen, bij wilde vogels weer zal oplopen en daarmee tevens de kans op besmetting. Op 24 augustus gaven de deskundigen in hun beoordeling aan dat het risico matig was, en eind september gaven deskundigen van WBVR eenzelfde schatting aan. Op 26 oktober jl. heeft de deskundigengroep dierziekten, vanwege de vondsten van dode vogels in het noorden van Nederland, de situatie in Europa, de op gang gekomen vogeltrek en de uitbraak op het pluimveebedrijf in Zeewolde, een nieuwe beoordeling gedaan. De deskundigengroep heeft toen aangegeven te verwachten dat het risico van HPAI bij wilde vogels in de komende weken tot maanden aanzienlijk kan toenemen en schat de kans van besmetting van een pluimveebedrijf in Nederland in als hoog.
Op 12 november jl. hebben we uw Kamer over de laatste beoordeling van de deskundigengroep geïnformeerd. In deze beoordeling schatten de deskundigen het risico op besmetting van een pluimveebedrijf in als zeer hoog. De deskundigen verwachten dat de kans op besmetting met hoog pathogene aviaire influenza (HPAI) bij wilde vogels mogelijk verder zal toenemen en de komende maanden waarschijnlijk zeer hoog zal blijven. Wij hebben u bij de brief van 12 november het laatste verslag van de deskundigen toegestuurd.
Is het protocol al gereed dat u samen met provincies zou opstellen voor het opruimen van dode vogels met vogelgriep?3 Zo nee, deelt u de mening dat hier zo snel mogelijk duidelijkheid over dient te komen?
Er is een protocol om kadavers van wilde vogels op een veilige wijze af te voeren en te laten onderzoeken op HPAI. Een vergelijkbaar protocol is er nu ook voor zoogdieren. Zoals aangegeven in onze brief aan uw Kamer van 20 september jl. is er overleg geweest met de provincies Groningen en Friesland over de aanpak. Recent is dit overleg vervolgd om concrete nadere afspraken te maken over waar en wanneer dode vogels die verdacht worden van vogelgriep opgeruimd worden.
Kunt u bevestigen dat er voor gevallen van vogelgriep in de pluimveehouderij een zeer uitgebreid draaiboek bestaat, maar dat er voor in het wild levende vogels slechts een korte instructie bestaat van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waardoor in de praktijk zwaar wordt geleund op handvatten opgesteld door o.a. Stichting DierenLot?
Ja. Voor de instructie voor het afvoeren van kadavers hebben wij gebruik gemaakt van de expertise van verschillende organisaties. De ziekte bij wilde watervogels is niet te bestrijden en meer maatregelen ten aanzien van besmettingen bij wilde vogels zullen wij niet opleggen. We zullen vogelopvangcentra nogmaals wijzen op de risico’s van opvang van vogels met vogelgriep en wijzen op de door DierenLot opgestelde handvatten.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is dat bij vondst van in het wild levende vogels met vogelgriep geen maatregelen worden genomen om het risico op verspreiding te verkleinen, zoals het instellen van een jachtverbod in een straal van 10 kilometer? Zo nee, waarom niet?
Die mening delen wij niet. Wij voeren geen beleid om de ziekte bij wilde vogels te bestrijden. In sommige gevallen nemen we wel maatregelen bij vondsten bij wilde vogels om gehouden vogels te beschermen (zoals een ophokplicht). Over een jachtverbod heeft de deskundigengroep dierziekten eerder geadviseerd en zij kwamen tot de conclusie dat de toegevoegde waarde wat betreft het voorkomen van verspreiding zeer beperkt is (rapport 8 juni 2016 (deskundigengroepdierziekten/user/ba9cc767-dd43–4953-ac57–35e16eb72571/files).
Klopt het dat er nog onduidelijkheid bestaat over verantwoordelijkheden en handelingsmogelijkheden bij de vondst van nog levende wilde vogels met vogelgriep, bijvoorbeeld over de rol die dierenhulpverleners zouden kunnen spelen bij het opvangen van deze dieren? Zo ja, bent u bereid ook hiervoor een protocol op te laten stellen?
Als een vogel wordt verdacht besmet te zijn met HPAI, is opvang in een vogelcentrum riskant voor dier- en volksgezondheid. De vogelopvangcentra zijn met die risico’s bekend en hebben een protocol opgesteld voor het zo goed mogelijk opvangen van wilde vogels (www.dier.nu/bf/handvatten-voor-omgang-met-vogelgriep).
Herinnert u zich dat zeer gevaarlijke vogelgriepvarianten vrijwel uitsluitend ontstaan door mutaties in de pluimveehouderij?4
Tijdens replicatie van virus in een gastheer na een besmetting kunnen altijd mutaties ontstaan. Dit kan gebeuren bij besmettingen van pluimvee en ook van wilde vogels en andere diersoorten. Daarom nemen we ook strikte maatregelen bij besmette pluimveebedrijven en andere locaties met besmette vogels. De belangrijkste maatregel is het stoppen van replicatie door het doden van alle pluimvee op een besmette locatie.
Op welke wijze en wanneer gaat u aan de slag met de aanbevelingen van de expertgroep zoönosen om het aantal pluimveebedrijven in waterrijke gebieden en de dichtheid van pluimveebedrijven te verminderen?5
De aanbevelingen uit het rapport Bekedam worden momenteel uitgewerkt. U wordt hierover met een brief geïnformeerd.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat een aantal medewerkers van GGD-regio’s op non-actief is gesteld vanwege mogelijke fraude met vaccinatiebewijzen |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat een aantal medewerkers van GGD-regio’s op non-actief is gesteld vanwege mogelijke fraude met vaccinatiebewijzen?1
Ik neem dit bericht, net als GGD GHOR Nederland en de betrokken GGD-regio’s, zeer ernstig. Het is immers niet toelaatbaar dat medewerkers hun werkzaamheden bij de GGD misbruiken voor het plegen van fraude. Dit was ook de reden dat ik noodzaak heb gezien dit bericht meteen te melden aan uw Kamer op 20 september jl. De betreffende GGD’en hebben naar aanleiding van het ontdekken van deze fraude de betrokken medewerkers op non-actief gesteld en aangifte gedaan bij de politie.
Hoeveel valse vaccinatieregistraties zijn er aangemaakt door GGD-medewerkers?
GGD GHOR geeft aan dat hierover in het belang van het onderzoek nog geen mededelingen kunnen worden gedaan.
Klopt het dat er al maanden websites zijn waarop deze vaccinatieregistraties te koop zijn? Waren de GGD’en en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hiervan op de hoogte? Zo ja, waarom is er niet eerder ingegrepen?
Het is van belang onderscheid te maken tussen het vervalsen van vaccinatiebewijzen buiten de GGD’en die vervolgens aangeboden worden via de verschillende kanalen enerzijds en de frauduleuze handelingen door een aantal medewerkers van GGD’en die een aantal weken geleden bekend zijn geworden anderzijds. Het eerste geval – waarbij vervalsingen elders worden geproduceerd en aangeboden – is al langer bekend. Hiernaar wordt onderzoek gedaan en waar mogelijk worden maatregelen getroffen in overleg tussen het Ministerie van VWS, GGD GHOR en externe onderzoekers.
De frauduleuze handelingen van een aantal medewerkers bij de GGD heeft direct geleid tot maatregelen en nader onderzoek. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
Hoe komt het dat deze mogelijke fraude niet eerder is ontdekt?
GGD GHOR geeft aan dat het hier fraude betreft die een aantal weken geleden ontdekt is en waarbij een aantal medewerkers is betrokken. Nadat de fraude was ontdekt zijn er direct maatregelen genomen en is er onderzoek ingesteld. Het onderzoek is nog niet volledig afgerond.
Hoe eenvoudig is het voor GGD-medewerkers om valse vaccinatieregistraties aan te maken?
Medewerkers kunnen misbruik maken van het systeem waartoe zij vanwege hun werkzaamheden toegang hebben. Ondanks diverse waarborgen, is dergelijk misbruik niet volledig uit te sluiten. Indien een overtreding ontdekt wordt, wordt hier direct op geacteerd.
Hoe wordt er gecontroleerd of GGD-medewerkers geen valse vaccinatieregistraties aanmaken?
Er zijn diverse maatregelen van kracht waarmee wordt gecontroleerd op misbruik, waaronder monitoring van het Security Operations Center van GGD GHOR Nederland op verdacht gebruik van de systemen.
Hoe komt het dat deze soort fraude nog mogelijk is? Is de controle binnen de GGD’en niet voldoende op orde gebracht na het privacylek in januari?
GGD GHOR Nederland heeft na de datadiefstal een aantal maatregelen genomen. Daarover heb ik u geïnformeerd door middel van mijn brieven aan uw Kamer van 2 februari 2021, 12 februari 2021, 23 februari 2021, 23 maart 2021, 13 april 2021, 11 mei 2021, 18 juni 2021, 6 juli 2021 en 13 augustus 2021.2
Uit het feit dat dit soort fraude wordt opgespoord door GGD GHOR Nederland en de GGD’en komt naar voren dat het controlesysteem in casu naar behoren werkt. De verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de controle op fraude in orde is, ligt uiteraard primair bij de GGD’en. Het Ministerie van VWS ondersteunt GGD’en en GGD GHOR Nederland daarin. Daarbij is het niet volledig uit te sluiten dat er medewerkers zijn die misbruik maken van het systeem waar ze vanwege hun werkzaamheden toegang toe hebben. Indien een overtreding ontdekt wordt, wordt hier direct op geacteerd.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de controle binnen de GGD’en nu wel op orde wordt gebracht?
Zie antwoord vraag 7.
De gevaren voor de gezondheid van borstimplantaten |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nieuw onderzoek naar borstimplantaten: allemaal potentieel gevaarlijk»1 en kent u het artikel «Assessment of Silicone Particle Migration Among Women Undergoing Removal or Revision of Silicone Breast Implants in the Netherlands»2?
Ja.
Deelt u de mening dat de uitkomsten van het in het bericht genoemde onderzoek verontrustend zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Als er signalen zijn dat borstimplantaten mogelijk schadelijke gevolgen kunnen hebben dan moet dit zeer serieus worden genomen en goed worden uitgezocht. Ik heb het RIVM gevraagd het betreffende onderzoek nader te bestuderen en te beoordelen. Over de betekenis van het onderzoek kan ik mij op dit moment derhalve niet uitlaten. Mochten vrouwen naar aanleiding van het genoemde onderzoek vragen hebben dan adviseer ik hen contact op te nemen met hun behandelend arts. Ik verwacht het oordeel van het RIVM binnen afzienbare tijd.
Waarom mag een borstimplantaat al op de markt worden gebracht als er «technisch» niets mis mee zou zijn en waarom is de goedkeuring niet mede afhankelijk van wat de gevolgen voor het menselijk lichaam op langere termijn kunnen zijn?
De veronderstelling dat een borstimplantaat al op de markt mag worden gebracht als deze slechts technisch is goed bevonden, is niet juist. Zo mag een fabrikant een borstimplantaat pas op de markt brengen, als de veiligheid en effectiviteit op technische en klinische wijze zijn aangetoond. Bovendien zijn de eisen hierover verder aangescherpt met de invoering van de nieuwe Europese wetgeving voor medische hulpmiddelen op 26 mei 2021. Voor de technische beoordeling moet de fabrikant een technisch dossier aanleveren dat inzicht geeft in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het implantaat. Ook moet een risicoanalyse zijn opgenomen waarin de fabrikant beschrijft welke risico’s er aan het gebruik van het implantaat zitten en welke maatregelen zijn genomen om deze risico’s te verminderen. Verder moet het technisch dossier onder meer een beschrijving geven van het productieproces, de kwaliteitscontrole en sinds de implementatie van de Medical Device Regulation (MDR) ook een systeem van post market surveillance. De fabrikant moet ten gevolge van deze nieuwe wettelijke verplichting de prestaties – waaronder bijwerkingen – van het implantaat nauwlettend blijven volgen. Dit betekent dat hij voortdurend onderzoek moet blijven doen naar de risico’s van het implantaat en de risico/baten balans moet bewaken, ook nadat het op de markt is gebracht.
Voor wat betreft de klinische beoordeling, zijn de eisen eveneens aangescherpt onder de MDR. Bij implantaten is een klinische studie vereist waaruit onder meer moet blijken of het implantaat veilig is en wat de mogelijke gezondheidsvoordelen en -risico’s zijn van het implantaat.
De MDR stelt strengere eisen aan de hoeveelheid klinisch bewijs dat beschikbaar moet zijn bij de klinische studies en klinische evaluaties.
Deelt u de mening dat deze gevolgen van doorslaggevend belang zouden moeten zijn bij het al dan niet toelaten van borstimplantaten? Zo ja, waarom en hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat langetermijneffecten moeten worden meegewogen in de markttoelating.
De toenmalige Minister Bruins heeft in eerdergenoemde Kamerbrieven en debatten aangekondigd de risico’s van borstimplantaten ook nationaal beter in kaart te brengen, inclusief de langetermijneffecten. Hiervoor hebben diverse partijen, waaronder het RIVM, NIVEL en de Nederlandse Vereniging van Plastische Chirurgie samen een onderzoeksprogramma opgesteld dat in 2020 is gestart. Dit onderzoeksprogramma, onder coördinatie van het RIVM, richt zich onder meer op langetermijneffecten en het mogelijke verband tussen het hebben van siliconen borstimplantaten en het ontstaan van systemische gezondheidsklachten.
Goede monitoring van bijwerkingen blijft een hele belangrijke aanvulling op het onderzoek naar langetermijneffecten, zodat signalen van bijwerkingen ons al vroegtijdig bereiken. Hiervoor is in opdracht van de toenmalige Minister Bruins in 2017 het Meldpunt en Expertisecentrum Bijwerkingen Implantanten (MEBI) opgericht. Patiënten en zorgverleners kunnen hier melding doen van bijwerkingen van een implantaat. Ik vind het van belang dat deze signalen ons vroegtijdig bereiken en ik wil patiënten en zorgverleners daarom in navolging van de toenmalige Minister Bruins oproepen melding te maken van bijwerkingen bij het MEBI.
Hoe wilt u omgaan met de oproep van de onderzoekers dat het gebruik van siliconen borstimplantaten, tot de veiligheid is bewezen, moet worden stilgelegd? Hoe gaat u er voor zorgen dat vrouwen door de industrie niet langer als proefkonijn voor onderzoek naar de langetermijneffecten worden gebruikt?
Op dit moment beschouw ik het opleggen van een algemeen verbod op siliconen borstimplantaten als een disproportionele maatregel. Dit zou immers betekenen dat ik per direct alle (trans) vrouwen de kans tot het gebruik van siliconen borstimplantaten ontneem, hen richting alternatieve behandelingen stuur waarvan de risico’s onvoldoende bekend zijn of dat zij zich dientengevolge in het buitenland laten behandelen met alle risico’s van dien.
Zodra ik het advies van het RIVM op het betreffende onderzoek van de heer Dijkman heb ontvangen, zal ik in overleg treden met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Indien nodig zal ik passende maatregelen nemen en uw Kamer hierover informeren.
Tenslotte deel ik uw mening dat vrouwen niet als proefkonijn voor onderzoek naar de langetermijneffecten mogen worden gebruikt. Aan het gebruik van ieder implantaat zitten risico’s, die moeten worden afgewogen tegen de gezondheidsvoordelen. Goede voorlichting hierover vind ik dan ook van groot belang. Verder moet, voordat een implantaat op de markt kan worden gebracht, met voldoende klinische bewijsvoering worden getoond dat het hulpmiddel voldoende veilig en effectief is. Daarnaast moeten bijwerkingen nauwlettend worden gemonitord, door zowel de fabrikant in de verplichte post-market surveillance als door zorgverleners in nazorg voor hun patiënten, zodat hier vroegtijdig op kan worden geanticipeerd. Bovendien heeft de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport het onderzoeksprogramma onder coördinatie van het RIVM ingesteld om de lange termijneffecten nog verder nationaal te onderzoeken.
Deelt u de mening dat uit het genoemde onderzoek is vast komen te staan dat vrijwel alle borstimplantaten tot lekkages van siliconendeeltjes naar andere delen van het lichaam kunnen leiden, ongeacht of dat cohesieve implantaten of implantaten met vloeibare siliconen zijn? Zo ja, welke gevolgen gaat u daaraan verbinden? Zo nee, waarom niet en over welk onderzoek dat het tegendeel aantoont beschikt u dan?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven ben ik in afwachting van nadere oordeel van het RIVM en kan ik daarom op dit moment nog niet oordelen over het genoemde onderzoek en de al dan niet benodigde maatregelen of mogelijke beleidswijzigingen.
Deelt u de mening dat het onderzoek objectief heeft aangetoond dat de problemen die vrouwen met borstimplantaten ervaren ook daadwerkelijk veroorzaakt worden door de implantaten? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat de industrie niet langer deze problemen mag negeren of bagatelliseren en hoe gaat u eraan bijdragen dat dat ook niet langer gebeurt? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zoals aangegeven kan ik op dit moment nog niet oordelen over het genoemde onderzoek. Hiervoor ben ik in afwachting van het nadere oordeel van het RIVM. Verder heb ik tot op heden geen signalen ontvangen dat de industrie dit probleem zou bagatelliseren. Mochten zorgverleners wel signalen hebben dan verneem ik dat graag.
Deelt u de mening dat vrouwen met borstimplantaten in de gelegenheid moeten worden gesteld bij het tweejaarlijks bevolkingsonderzoek naar borstkanker doorverwezen te kunnen worden naar onderzoek naar lekken of scheuren in borstimplantaten? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik baseer mijn beleid op ter zake kundige beroepsgroepen. Onder voorzitterschap van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie is gewerkt aan de ontwikkeling van de modulaire medisch specialistische richtlijn «Borstprothese Chirurgie», deze is in 2020 vastgesteld. In deze richtlijn wordt de rol van radiologische follow-up van implantaten in de klinische zorg beschreven. Daarnaast heeft ook de beroepsgroep van de radiologen aangegeven dat mammografie geen passende techniek is om lekkage van borstimplantaten op te sporen en het daarom niet raadzaam is deze indicatie mee te nemen in het bevolkingsonderzoek.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om deze lijn te herzien.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat vrouwen die borstimplantaten overwegen beter geïnformeerd worden over de risico’s?
Goede informatievoorziening voor de patiënt vind ik van groot belang. Vrouwen moeten een goede afweging kunnen maken over de gezondheidsvoordelen en risico’s van borstimplantaten. Toenmalig Minister Bruins heeft in dit kader aandacht gevraagd voor het goede gesprek tussen arts en patiënt en het «samen beslissen» hierin. Begin september is ook de brede campagne «samen beslissen in de zorg» gestart. Ik zal in mijn gesprekken met de Patiëntenfederatie en de Nederlandse Vereniging van Plastische Chirurgie kijken of er rondom de voorlichting van borstimplantaten nog verdere verbeteringen noodzakelijk zijn.
Deelt u de mening dat als een vrouw implantaten wil laten verwijderen, dit door de zorgverzekeraar dient te worden vergoed? Zo ja, doen alle zorgverzekeraars dat ook? Indien dat niet geval is: hoe gaat ervoor zorgen dat dat wel gebeurt? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vrouwen kunnen zich altijd tot hun huisarts wenden als zij zich zorgen maken of vragen hebben en zich, na verwijzing door de huisarts, melden bij hun plastisch chirurg of een andere (relevante) medisch specialist. Dit bezoek aan de huisarts en een medisch-specialistisch consult, na verwijzing door de huisarts, betreft verzekerde zorg. Indien bij het consult bij de medisch specialist onverhoopt mocht blijken dat sprake is van een medische noodzaak voor verwijdering van de borstprothese, dan wordt die verwijdering eveneens uit de basisverzekering vergoed. Dit geldt voor alle zorgverzekeraars. Het Zorginstituut heeft criteria opgesteld om te bepalen wanneer er sprake is van een medische noodzaak en herziet deze criteria indien het daar aanleiding toe ziet. Verder heeft het Zorginstituut de urgentie van de snelle totstandkoming van een protocol benadrukt bij de Nederlandse Vereniging Plastische Chirurgie. Dit protocol moet bijdragen aan consensus over de beoordeling van de medische noodzaak om over te gaan tot explantatie van borstimplantaten onder de behandelende specialisten. Dit protocol zal worden opgenomen in de werkwijzer van de zorgverzekeraar.
Het bericht “Brede welvaart verder onder druk door slechtere gezondheid” |
|
Jeanet van der Laan (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Brede welvaart verder onder druk door slechtere gezondheid»?1
Ja.
Bent u bekend met de bevinding van bovengenoemd artikel dat vrouwen afgelopen jaar op meer welvaartdimensies erop achteruit zijn gegaan dan mannen, waaronder gezondheid, maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke ontwikkeling?
Ja.
Herkent u deze uitkomst van het onderzoek?
In de monitor Brede welvaart en de Emancipatiemonitor komen de onderwerpen maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke ontwikkeling niet voor, maar wordt wel periodiek gekeken naar zaken als welzijn, ervaren gezondheid, en arbeid en vrije tijd. Uit de monitor Brede Welvaart 2022 blijkt echter dat er in de veranderingen tussen 2019 en 2021 geen afwijkende ontwikkelingen tussen mannen en vrouwen hebben plaatsgevonden.2
Is het vaker voorgekomen dat vrouwen significant zwaarder getroffen worden dan mannen in crisistijden, zoals de coronacrisis?
In het iets verdere verleden was dit op de arbeidsmarkt wel het geval: als de arbeidsmarkt krap was, nam de arbeidsparticipatie van vrouwen toe en waren vrouwen welkom. Als er niet zoveel vraag naar arbeid was, nam de arbeidsparticipatie van vrouwen weer af. Uit de Emancipatiemonitor 2016 bleek echter dat dit in de voorafgaande jaren niet het geval was geweest. Tijdens de recessie tussen 2001 en 2005, en tijdens de jaren volgend op de kredietcrisis van 2008, was er wel sprake van een stagnatie in de groei van arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van vrouwen, maar bij mannen was sprake van een achteruitgang3. Het verschil tussen mannen en vrouwen nam dus af. Dit beeld lijken we wat betreft arbeid en economische zelfstandigheid ook te zien tijdens de coronacrisis. Zo steeg de netto arbeidsparticipatie van vrouwen tussen april en september 2021 harder dan van mannen.4 Ook de economische zelfstandigheid van vrouwen is het afgelopen jaar gestegen, terwijl die van mannen gedaald is.5
Onderstaande tabel geeft een weergave van de vergelijking tussen de monitor Brede Welvaart 2019 en 2022. Uit de vergelijking van deze cijfers blijkt niet dat vrouwen tijdens de coronacrisis zwaarder getroffen zijn dan mannen, uitgezonderd voor het doen van vrijwilligerswerk.
Δ
M
V
M
V
M
V
Tevredenheid met het leven
87,1
87,6
83,3
84
– 3,8
– 3,6
Persoonlijk welzijn
65
61,9
68,9
63,5
3,9
1,6
Ervaren gezondheid
81,2
76,3
82,2
78,8
1
2,5
Percentage hoogopgeleid1
30,9
30,9
34,1
34,3
3,2
3,4
Nettoarbeidsparticipatie
74,1
66
74,3
66,5
0,2
0,5
Langdurige werkloosheid1
1,2
1,4
0,9
0,9
– 0,3
– 0,5
Tevredenheid met werk
78,2
77,7
78,9
79
0,7
1,3
Tevredenheid met reistijd woon-werkverkeer1
78,9
84,5
83,7
85
4,8
0,5
Tevredenheid met vrije tijd
72,9
75,4
75,9
76,4
3
1
Tevredenheid met de woning
87,3
87,8
85,3
86
– 2
– 1,8
Vrijwilligerswerk
46,9
48,3
38,8
39
– 8,1
– 9,3
Vertrouwen in mensen
63,9
59,8
68,5
64,1
4,6
4,3
Vertrouwen in instituties
63,1
63
66,3
67,4
3,2
4,4
Slachtofferschap van criminaliteit
21,8
19,9
17,9
16,4
– 3,9
– 3,5
Last van milieuproblemen in woonomgeving
15
15
15,8
16,1
0,8
1,1
= vergelijking op basis van de Monitor Brede Welvaart 2019 en 2022.
Welke verklaring geeft u aan het gegeven dat de brede welvaart zich voor vrouwen in het afgelopen jaar negatief ontwikkeld heeft, in tegenstelling tot mannen?
Uit de vergelijking tussen de monitor Brede Welvaart 2019 en 2022 blijken de ontwikkelingen in de brede welvaart zoals gemeten door het CBS minder negatief uit te pakken voor vrouwen dan door het onderzoek van de Rabobank wordt geschetst (zie tabel 1). Daarbij concludeert het CBS dat er een beperkt verschil zit tussen mannen en vrouwen in de stapeling van gunstige uitkomsten. Hierbij zitten mannen iets vaker aan de bovenkant van de verdeling en scoren zij significant hoger op de indicatoren ervaren gezondheid, netto arbeidsparticipatie en het vertrouwen in mensen.
Bent u van mening dat het van belang is om te weten welke oorzaken er ten grondslag liggen aan dit verschil in ontwikkeling, met name op het gebied van gezondheid, maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke ontwikkeling?
Het kabinet hecht grote waarde aan brede welvaart en laat deze periodiek meten door het CBS, mede aan de hand van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Relevant zijn daarbij ook de verschillen naar achtergrondkenmerken, zoals naar gender, maar ook naar andere kenmerken als inkomen en opleiding. Uit een vergelijking tussen de Monitor Brede Welvaart 2019 en 2022 blijkt dat een groter percentage mannen en vrouwen de «ervaren gezondheid» als goed bestempelt (zie tabel 1). Ook het vertrouwen in mensen, het vertrouwen instituties, de tevredenheid met het werk en de tevredenheid met vrije tijd6 laten voor beide groepen een positieve ontwikkeling zien. Op basis van deze resultaten lijkt het mij daarom niet nodig nader onderzoek uit te laten voeren.
Bent u van mening, net zoals de onderzoekers van de Rabobank, dat nader onderzoek hiernaar gewenst is?
Zie antwoord op vraag 6.
Bent u bereid om de oorzaken van de verschillen in de ontwikkeling van de brede welvaart in het afgelopen jaar tussen mannen en vrouwen nader te onderzoeken?
De oproep van de WHO om geen boostervaccins aan te bieden en de conclusie van de Gezondheidsraad om dit slechts voor een kleine groep te doen |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
de Th. Bruijn , Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «WHO wil dat westerse landen tot eind dit jaar geen boosterprikken aanbieden» en «Gezondheidsraad: stel derde prik voor bepaalde patiënten beschikbaar»?1 2
Ja.
Wat is de implicatie van het advies van de Gezondheidsraad voor het donatiebeleid van Nederland?
In het Nederlandse voorraadbeheer wordt rekening gehouden met meerdere scenario’s voor nationaal gebruik, waaronder de boostercampagne. Bovendien wordt er een ruime veiligheidsvoorraad aangehouden. Het advies van de Gezondheidsraad aangaande ernstig immuun gecompromitteerde patiënten betreft een geringe groep, en heeft dus geen implicaties voor het Nederlandse donatiebeleid.
Wat is de implicatie van dit advies voor het inkoopbeleid?
Gezien de beperkte omvang van de groep heeft het advies voor ernstig immuun gecompromitteerde patiënten geen directe gevolgen voor het inkoopbeleid.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de motie Bikker-Hammelburg3, die verzoekt precies op dit punt een plan van aanpak te formuleren met als doel vaccins die we kunnen missen (via COVAX) aan landen in nood te doneren? Wat is de implicatie van het advies van de Gezondheidsraad voor de wijze waarop u deze motie uitvoert?
Onder het motto «Get one-Give one» wil Nederland dit jaar evenveel vaccins doneren als we zelf gebruiken. Concreet betekent dat een streven naar een donatievolume van tenminste 27 miljoen doses. Inmiddels heeft Nederland 22 miljoen doses gecommitteerd aan Covax en bijna 4 miljoen doses bilateraal gedoneerd. Dat laatste aantal zal de komende weken verder oplopen. Zoals gemeld in antwoord 2 heeft het advies van de Gezondheidsraad hierop geen invloed.
Klopt het dat een deel van de vaccins die als reserve werden aangehouden als mogelijke derde prik, hiermee vrijkomt?
De voorraadstrategie bestaat de komende maanden uit drie elementen: het aanhouden van een voorraadbuffer voor wat er in Nederland nodig is voor verhogen van de vaccinatiegraad, extra vaccinatie voor ernstig immuun gecompromitteerde patiënten en een boostercampagne; het blijven verversen van de voorraad en het doneren van de resterende voorraad. Ook in het scenario waarin het meest nodig is voor de nationale campagne is het bij afdoende levering mogelijk dit jaar nog ruim 27 miljoen vaccins te doneren aan andere landen.
Deelt u de mening dat het kabinet op basis van dit advies minder terughoudend kan zijn in het doneren van vaccins?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel vaccins zijn er tot nu toe gedoneerd aan COVAX? Hoeveel vaccins zijn er tot nu toe bilateraal gedoneerd en aan welke landen?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vaccindonaties aan de WHO voor lage-inkomenslanden |
|
Lisa Westerveld (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
de Th. Bruijn , Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nederland geeft nog geen vaccins aan WHO», uit hetNederlands Dagblad van 16 september 2021?1
Ja.
Klopt het dat Nederland nog geen harde toezeggingen heeft gedaan aan COVAX op het gebied van vaccindonaties voor lage-inkomenslanden? Zo ja, waarom niet? Wat heeft Nederland precies toegezegd rond het «voornemen» om 20 miljoen vaccins te doneren? Is daar een datum aan verbonden?
Nee, die toezeggingen zijn wel hard. Middels donatiemandaten heeft Nederland opdracht gegeven een groot deel van die vaccins waar Nederland dit jaar nog recht op heeft, maar nog niet geleverd zijn, aan Covax te doneren. In totaal gaat dit om 22 miljoen doses AstraZeneca, BioNTech/Pfizer, Janssen en Moderna. Daarnaast worden al geleverde vaccins bilateraal gedoneerd. Tot nog toe zijn zo’n 2,5 miljoen vaccins bilateraal gedoneerd; naar verwachting komen daar de komende weken nog eens 4,5 miljoen doses bij. Daarmee wordt tevens ruim voldaan aan de doelstelling dit jaar minstens zoveel vaccins te doneren als we zelf gebruiken («Get one – Give one»).
Erkent u dat het eerlijk delen van schaarse vaccins in de wereld iets anders inhoudt dan alles voor jezelf houden en aan het eind kijken wat je toch niet kunt gebruiken, en daarom makkelijk weg kunt geven? Waarom kiest u tot nu toe, ondanks alle mooie woorden over het belang van internationale solidariteit, voor die laatste optie? En bent u bereid om nu alsnog een harde toezegging te doen en zo snel als mogelijk ook daadwerkelijk vaccins te leveren aan COVAX?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 is een harde toezegging al gedaan. Een eerlijke wereldwijde verdeling van coronavaccins is van groot belang, zowel vanuit een moreel als een gezondheids- en economisch perspectief. De sociaaleconomische kosten van het achterblijven van de vaccinatiegraad in lage- en middeninkomenslanden zijn groot. Daarom heeft Nederland financieel bijgedragen aan ACT-A en COVAX, en doneert Nederland minstens zo veel vaccins als het zelf gebruikt («Get one – Give one»).
Hoe reflecteert u op het feit dat andere rijke landen al wel harde toezeggingen hebben gedaan voor vaccindonaties aan COVAX? Wat is de reden dat deze landen een andere afweging maken dan Nederland?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 heeft Nederland harde toezeggingen gedaan aan COVAX en worden ook aanzienlijke bilaterale donaties gedaan. Daarmee haalt Nederland ruim de beloofde «Get one – Give one». Verhoudingsgewijs doneert Nederland daarmee ongeveer evenveel als landen als Duitsland en de VS. Ik hecht eraan hier te benadrukken dat Nederland er op dit moment voor kiest om al ons surplus te doneren. Reden dat we hiervoor kiezen is dat Nederland het als verantwoordelijkheid voelt bij te dragen aan het bestrijden van de wereldwijde crisis. Dat doen we omdat we ons betrokken bij de rest van de wereld en kwetsbaren in het bijzonder, maar ook omdat het vanuit
volksgezondheidsoverwegingen van belang is om de pandemie ook elders in de wereld te bestrijden. Bovendien is het ook een Nederlands belang dat de mondiale economie zo snel als mogelijk kan herstellen.
Hoe groot is de Nederlandse vaccinvoorraad momenteel? En hoeveel vaccins worden er dagelijks weggeprikt? Is de verhouding tussen beschikbare voorraad en huidige benodigdheden anders in rijke landen die wel vaccins toezeggen of leveren aan COVAX?
Het RIVM heeft momenteel ongeveer 7,5 miljoen vaccins op voorraad liggen in de centrale opslag. Hiervan worden circa 3,5 miljoen doses aangehouden om de huidige vaccinatiecampagne en de geplande boostercampagne af te kunnen ronden, en voor een noodzakelijke reservevoorraad. Er worden op dit moment in Nederland ongeveer 125.000 prikken per week gezet. Reeds aan Nederland geleverde vaccins kunnen niet aan COVAX worden gedoneerd. De komende weken zullen we nog circa 4 miljoen vaccins bilateraal doneren uit de nationale voorraad. De voorraad die andere landen aanhouden is van vele factoren afhankelijk; ik heb daar geen zicht op.
Heeft Nederland daarnaast nog bestellingen voor vaccins uitstaan? Zo ja, voor hoeveel doses en op welke termijn? Bent u bereid om gehoor te geven aan de oproep van COVAX om de plek van Nederland vooraan in de rij te ruilen met lage-inkomenslanden die veel verder naar achteren staan in de rij en tegelijkertijd een zeer lage vaccinatiegraad hebben? Zo nee, waarom niet?
Niet alle doses waar Nederland nog recht op heeft, zullen in 2021 nog geleverd worden. Naar verwachting zullen we dit jaar nog circa 22 miljoen doses tegemoet kunnen zien. Deze moeten zoveel mogelijk direct vanuit de fabriek aan COVAX geleverd gaan worden. Er zijn ook vaccins ingekocht voor de periode 2022/2023 (met name BionTech/Pfizer en Moderna). Bij deze inkoop zijn we uitgegaan van een voorzorgsprincipe. We willen over voldoende vaccins beschikken om in deze periode de hele Nederlandse bevolking boven de 12 volledig te kunnen vaccineren, mocht de Gezondheidsraad dit adviseren. Van deze volumes staat nog niet vast of en in welke mate deze in de komende jaren in Nederland ingezet zullen gaan worden. Over de mogelijkheden om ook deze vaccins te kunnen doneren, zal ik uw Kamer later nog separaat informeren. De plek van Nederland in de rij ruilen met andere landen levert in mijn ogen niets op: de vaccins die Nederland nu zou doneren, zouden in dat geval door COVAX (opnieuw) worden aangekocht, en de vaccins die dan op een later moment alsnog aan Nederland worden geleverd, zouden wij dan weer ter donatie afstaan.
Wat is de reden dat COVAX niet in de buurt komt van het doel van 1,8 miljard vaccins voor lage-inkomenslanden tegen het eind van 2021? Welke rol speelt de houding van rijke landen zoals Nederland, die weigeren om vaccins te delen, hierbij?
COVAX verwacht het gestelde doel in maart 2022 te behalen: drie maanden later dan gepland. De CEO van Gavi geeft twee oorzaken voor deze vertraging: de beschikbaarheid van vaccins omdat deze zijn gereserveerd en het exportverbod van India op vaccins, waardoor één van de grootste leveranciers van COVAX niet kon leveren. Dit exportverbod is per oktober opgeheven en COVAX hervat momenteel onderhandelingen met producenten aldaar. Om de beschikbaarheid van vaccins voor ontwikkelingslanden te vergroten, is het belangrijk dat landen met grote voorraden hun surplus delen. Daarom zijn donaties in natura nu essentieel. Als gezegd zal Nederland hierbij nadrukkelijk zijn rol spelen. Daarnaast is het belangrijk de productiecapaciteit van vaccins op te schroeven.
Wat zijn de gevolgen van het feit dat vaccinleveringen aan arme landen ernstig achterblijven? Kunt u daarbij ingaan op de sociaaleconomische gevolgen in lage-inkomenslanden, maar ook op de gevolgen voor de wereldeconomie, en voor het risico op het ontstaan van nieuwe besmettelijke varianten?
Alleen als COVID-19 wereldwijd wordt aangepakt kan deze pandemie effectief worden bestreden. Daarom moet nu vooral worden ingezet op de beschikbaarheid van vaccins en andere COVID-19-producten in landen die achterblijven. Een virus kent immers geen grenzen en ongecontroleerde verspreiding van infectie kan ervoor zorgen dat er steeds nieuwe mogelijke resistentere virusvarianten ontstaan.
Vooral lage-inkomenslanden met een lage vaccinatiegraad ondervinden de schadelijke gevolgen van het voortduren van de pandemie. Daarbij zijn vooral ook de secundaire effecten van de pandemie ingrijpend en schadelijk. Zo konden 1.5 miljard kinderen gedurende lockdowns geen lessen meer volgen, 77 miljoen kinderen zijn nog steeds niet zijn teruggekeerd naar school. We weten dat meisjes onevenredig hard getroffen worden en zien ook dat kinderarbeid, huiselijk geweld, gedwongen huwelijken en ongewenste zwangerschappen toenemen.
Het IMF verwacht dat de economische groei in lage inkomens landen dit jaar voor het éérst in 20 jaar minder sterk zal zijn dan in hoge inkomens landen. Daardoor neemt de wereldwijde ongelijkheid toe. Dit is het gevolg van een toenemend verschil in herstelperspectieven die voor een belangrijk deel voortkomen uit verschillen in vaccintoegang.
Deelt u de mening dat de Europese Unie niet alleen arme landen in de steek laat, maar ook de gezondheid van haar eigen burgers in gevaar brengt, en haar ambities om een grotere geopolitieke rol te spelen verloochent, gezien het feit dat WHO-cijfers aantonen dat rijke landen tot nu toe 96 miljoen vaccindoses hebben gedoneerd aan COVAX, waarvan er 76 miljoen kwamen van de Verenigde Staten, 10 miljoen van Japan en slechts 5 miljoen van EU-lidstaten (vooral Frankrijk)?2
Met een totale bijdrage aan ACT-A van 4.821 miljard euro is de EU één van de grootste donoren wereldwijd. Het traject om donaties vanuit de EU juridisch mogelijk te maken was complex; zo moesten afspraken rondom aansprakelijkheid goed worden geborgd. Von der Leyen benoemde in de Staat van de Unie in september jl. dat Team Europe streeft naar een donatie van 500 miljoen vaccins voor zomer 2022. Hiervan zullen 300 miljoen vaccins gedoneerd worden door de lidstaten en de Commissie zal verder nog 200 miljoen vaccins aankopen voor de donatie aan partnerlanden. Inmiddels hebben de LS gezamenlijk 279 miljoen vaccins aan Covax gecommitteerd. De levering van deze vaccins aan partnerlanden is nu grotendeels afhankelijk van de producenten.
Wat is uw reactie op berekeningen van de WHO (de Access to COVID-19 Tools Accelerator, waar COVAX onderdeel vanuit maakt, bevat naast vaccindonaties ook een financiële component) die aantonen dat Nederland voor slechts 25% aan haar fair share heeft voldaan, terwijl Duitsland bijvoorbeeld al 130% van haar fair share heeft bijgedragen?3 Is Nederland van plan om op korte termijn aan haar fair sharete voldoen?
Met de recent aangekondigde extra bijdrage van 95 miljoen euro voor 2021 en 2022 draagt Nederland inmiddels 242 miljoen euro bij aan ACT-A. Daarnaast heeft Nederland een donatie in natura van 27 miljoen vaccins aangekondigd. Als zowel de waarde van de financiële bijdrage aan ACT-A en de donatie in natura in ogenschouw wordt genomen komt Nederland dicht in de buurt van de door ACT-A gehanteerde verdeelsleutel. De extra financiële inzet op de respons op COVID-19 moet niet ten koste gaan van onze reguliere inzet op gezondheid, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). In veel lageinkomenslanden staat vooral basisgezondheidszorg als gevolg van COVID-19 onder druk. Daarom blijft Nederland vanuit de BHOS-begroting onveranderd investeren in basisgezondheidszorg en SRGR in ontwikkelingslanden. Bij gelijkblijvend BHOS budget zou nog eens extra bijdragen aan ACT-A uit de BHOS begroting betekenen dat minder middelen beschikbaar zijn voor reguliere OS.
Hoe staat het met Europese inspanningen om lokale vaccinproductie, bijvoorbeeld in Afrikaanse landen, te ondersteunen? Deelt u de mening dat patenten een obstakel vormen voor de uitbreiding van de lokale productie? Hoe staat het met de gesprekken binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om patenten voor coronavaccins vrij te geven?
Een duurzame oplossing voor Afrika kan zijn om te investeren in het opbouwen van een eigen farmaceutische industrie. Daardoor ontstaat er minder afhankelijkheid. Dit is een belangrijke prioriteit van de EU, waar ook Nederland zich hard voor maakt. Tijdens de G20 in Rome werd een initiatief van Team Europa gepresenteerd van 1 miljard euro om de productie van en de toegang tot vaccins, geneesmiddelen en gezondheidstechnologieën in Afrika te vergroten. De EU heeft specifiek opgeroepen om te investeren in de opbouw van lokale productiecapaciteit in zuidelijke landen en verschillende initiatieven daartoe worden momenteel ontwikkeld, onder meer in Senegal, Zuid-Afrika en Rwanda. Om uitwisseling van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te stimuleren, organiseert Nederland de komende World Local Production Summit.
Vaccinfabrikanten werken momenteel, binnen het bestaande stelsel van intellectueel eigendom, op grote schaal samen om de productiecapaciteit wereldwijd te vergroten. Dit werpt vruchten af zoals ook blijkt uit de meest recente productiecijfers. AstraZeneca werkt bijvoorbeeld samen met het Serum Institute of India voor de productie van 1 miljard vaccins voor lage- en middeninkomenslanden. Ook werkt AstraZeneca samen met bijvoorbeeld Emergent, Catalent, Halix, Thermo Fisher en IDT Biologika. Het farmaceutische bedrijf Pfizer werkt samen met onder meer BioNtech, Sanofi en Novartis. Moderna werkt samen met Lonza, Catalent, Rovi en Recipharm. Als laatste kan worden aangegeven dat Janssen bijvoorbeeld samenwerkt met Emergent, Catalent, Reig Jofre, Merck, Biological E in India en Aspen in Zuid-Afrika. De wereldwijde productie van vaccins neemt snel toe. Met een wereldwijde productie van bijna 1,5 miljard doses per maand is de verwachting van de WHO inmiddels dat er vanuit het oogpunt van de voorziening voldoende doses zullen zijn om de wereldwijde vaccinatiedoelen te bereiken, mits er een billijke verdeling is.4
Tijdens het tweeminutendebat Informele EU-Gezondheidsraad van 12 oktober 20215 en tijdens het debat over de Europese top van 21 en 22 oktober 20216 is toegezegd uw Kamer nader te informeren over de door het kabinet getoonde inzet en de stand van zaken in de discussies omtrent voorstellen voor tijdelijke opschorting van octrooirechten (een zogenaamde TRIPS-waiver). Ter uitvoering van deze toezeggingen ga ik hieronder nader in op de stand van zaken en de inzet van het kabinet in de onderhandelingen over de TRIPS-waiver.
Zowel de inspanningen van Nederland als die van de Europese Commissie zijn er op gericht dat het stelsel van intellectueel eigendom geen blokkerende (maar juist een faciliterende) rol speelt bij het inzetten van de bestaande capaciteit of het creëren van nieuwe capaciteit voor de productie van COVID-19 vaccins.
Het kabinet heeft er, in lijn met de motie-Piri c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie in aanloop naar bijeenkomsten van de TRIPS-raad herhaaldelijk op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op coronavaccins. Gezien het uitstel van de 12eMinisteriële Conferentie van de WTO wordt de discussie over intellectueel eigendom omtrent Covid-19-vaccins de TRIPS-raad vervolgd, op basis van de voorstellen van India en Zuid-Afrika enerzijds, en de Europese Unie anderzijds.
Het kabinet zal binnen de EU blijven aandringen op proactieve en constructieve onderhandelingen aan de hand van concrete teksten over zowel het EU-voorstel als een beperkt waiver-voorstel om zo een uitweg te vinden in deze discussie over de rol van intellectuele eigendom bij het verbeteren van de toegang tot betaalbare COVID-19-vaccins. Doel blijft concrete en pragmatische oplossingen op korte en middellange termijn te vinden om de universele toegang tot COVID-19-vaccins tegen betaalbare prijzen te verbeteren.
Kunt u, gezien de achterblijvende vaccinatiegraad in lage-inkomenslanden, helder uiteenzetten welke extra inspanningen Nederland gaat verrichten, op de korte en lange termijn, om dit wereldwijde probleem aan te pakken?
Zie ook het antwoord op vraag 2 en 10. Zoals aangegeven draagt Nederland 95 mln. euro extra bij aan ACT-A en is Nederland voornemens om in 2021 in totaal ruim 29 miljoen vaccins te doneren. Nederland heeft daarmee gedaan wat het voor dit jaar heeft beloofd en zal zich hiervoor blijven inspannen. Naast beschikbaarheid van vaccins zijn vooral ook extra investeringen nodig in de gereedheid van landen om vaccins effectief te kunnen prikken. Daarom draagt Nederland vooral ook bij aan het gereedmaken van landen voor effectieve vaccinatiecampagnes, maar ook aan het versterken van gezondheidssystemen. Dit is belangrijk om de pandemie te bestrijden, maar ook om de reguliere zorg in stand te houden en beter voorbereid te zijn op toekomstige pandemieën. Zoals ook in mijn antwoord op vraag 10 is aangegeven moeten de extra investeringen in de respons op COVID-19 niet ten koste gaan van reguliere zorg inclusief SRGR. Daarom blijft Nederland vanuit de BHOS-begroting onveranderd investeren in basisgezondheidszorg in ontwikkelingslanden.
De CoronaCheck voor toeristen en andere buitenlanders of Nederlanders die in het buitenland hun vaccinatie hebben gehaald |
|
Jan Paternotte (D66), Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat mensen die in het buitenland, en vooral buiten Europa, hun vaccinatie hebben gehaald en een Nederlands toegangsbewijs willen hebben hiervoor, fysiek naar een locatie in Utrecht moeten om dit toegangsbewijs te krijgen?
De GGD-Utrecht verstrekt inderdaad Digitale Corona Certificaten (DCC) aan bepaalde groepen mensen die buiten de EU zijn gevaccineerd, mits de persoon en het bewijs voldoet aan de gestelde eisen, zoals vermeld in de Kamerbrief van 6 juli jl. (Vergaderjaar 2020–2021, 25 295, nr. 1356).1 Conform de Tijdelijke spoedregeling DCC en straks het Tijdelijk Besluit DCC dienen deze mensen zich in persoon te melden. Dit om de persoon in kwestie te kunnen identificeren en oneigenlijk gebruik te voorkomen. Daarbij geldt dat een verzoek om een DCC tevens wordt gezien als een verzoek om een coronatoegangsbewijs (CTB).
Wat als iemand niet naar Utrecht toe kan komen, hoe gaat dit in zijn werk?
Het is momenteel noodzakelijk om zich in persoon te identificeren, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 1.
Verwacht u een toename van deze dienstverlening van deze locatie in Utrecht als het coronatoegangsbewijs op meerdere plekken zal worden gevraagd, waaronder in de horeca? Wordt ook de capaciteit voor het telefoonnummer opgeschaald?
Op dit moment zijn, sinds de opening van deze route eind juli, al bijna 14.000 mensen geholpen. Het is niet bekend hoe groot deze groep is. Het aantal verzoeken was in week 35 (de week van 29 augustus tot en met 4 september) tot nu toe het hoogst. Wanneer het aantal verzoeken stijgt, bestaat de mogelijkheid op te schalen.
Bent u bereid om naast de locatie in Utrecht ook andere locaties te openen waar mensen naar toe kunnen gaan om hun Nederlandse vaccinatiebewijs te halen, bijvoorbeeld verdeeld in het land in de grote steden en op Schiphol? Zo nee, welke andere opties gaat u ondernemen om het voor buitenlanders makkelijker te maken om het Nederlandse coronatoegangsbewijs te krijgen?
Ik ben met GGD GHOR Nederland in gesprek om te kijken of het mogelijk is om deze service ook op een aantal andere GGD-locaties te kunnen bieden. Dat zal voorbereidingen op het gebied van organisatie en ICT vereisen. Deze worden momenteel in kaart gebracht.
Kan je met een buitenlandse app uit een ander Europees land, waarin de Europees Digital Covid Certificate (DCC) zit, ook toegang krijgen tot de Nederlandse horeca of cultuursector? Wat als dat Europese land je niet het DCC heeft gegeven maar je wel volledig gevaccineerd bent?
Ja, met een Europees DCC kan overal in Nederland toegang worden verkregen waar een Coronatoegangsbewijs wordt gevraagd. Alle Europese landen zijn volgens de EU-verordening verplicht om automatisch of op verzoek een DCC uit te geven aan mensen die in hun land zijn gevaccineerd. Dit gebeurt echter niet in alle gevallen. Waar er signalen zijn over een bepaald EU-land zal ik dit in contacten met dat land onder de aandacht brengen. Voor mensen die in Nederland wonen of werkzaam zijn en om deze reden geen CTB hebben, verken ik thans of en zo ja hoe, binnen de juridische en technische mogelijkheden die er zijn, een oplossing geboden kan worden. Voor toeristen ga ik er echter van uit dat zij in hun eigen land een DCC hebben verkregen.
Waarom is het vooralsnog niet mogelijk om een Nederlands vaccinatiebewijs te krijgen als je een eerste prik in een ander land hebt gekregen en een tweede prik in Nederland? Wanneer is dit wel geregeld?
GGD GHOR Nederland heeft laten weten bereid te zijn de groep mensen die een eerste prik in het buitenland en tweede prik bij de GGD heeft ontvangen, te willen helpen. Daarvoor wordt op dit moment een online oplossing ontwikkeld en getest. De verwachting is dat deze oplossing in de eerste helft van oktober beschikbaar komt. Tot die tijd bekijkt de GGD hoe zeer urgente gevallen met maatwerk kunnen worden geholpen.
Hoe worden toeristen die van buiten de EU komen en aldaar volledig gevaccineerd zijn, met een Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)-erkend vaccin, op de hoogte gebracht dat er in Nederland wordt gewerkt met een coronatoegangsbewijs? Hoe kunnen zij een Nederlands toegangsbewijs krijgen?
Informatie hierover is te vinden op: Travelling to the Netherlands from abroad | Coronavirus COVID-19 | Government.nl.
Zij kunnen een Nederlands CTB krijgen door zich te laten testen.
Welke opties hebben mensen die op de CAS- (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) of BES- (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) eilanden zijn gevaccineerd om bij bezoek aan Nederland een Nederlandse toegangsbewijs te krijgen voor onder andere de horeca? Zijn hier nog uitvoeringsproblemen bemerkt?
Mensen die gevaccineerd zijn op de BES-eilanden hebben de mogelijkheid om een DCC en CTB te ontvangen op het eiland waar ze zijn gevaccineerd. De CAS-eilanden kunnen, als autonome landen, alleen een DCC afgeven. Op Curaçao is het DCC vanaf eind deze maand beschikbaar, op de andere twee eilanden is men al begonnen met afgeven. Een DCC afgegeven op de CAS-eilanden en een CTB afgegeven op de BES-eilanden kunnen beide gebruikt worden om toegang te krijgen tot voorzieningen en evenementen in Nederland waar een CTB wordt gevraagd. Reizigers die gevaccineerd zijn op de CAS-eilanden, maar geen DCC hebben ontvangen, kunnen momenteel terecht bij de GGD Utrecht, mits ze voldoen aan de eisen zoals vermeld in het antwoord van vraag 1. Ook kunnen reizigers uit de CAS- en BES-eilanden zich net als Europese Nederlanders gratis laten testen via testenvoortoegang.nl.
Kunt u, omdat het coronatoegangsbewijs al op 25 september 2021 zeer breed wordt ingezet, deze vragen zo spoedig mogelijk en ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De drukte bij de Formule 1 in Zandvoort. |
|
Eva van Esch (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kent u de beelden van de drukte bij de Formule 1 in Zandvoort?1
Ja.
Erkent u dat op meerdere momenten buiten het circuit grote mensenmassa’s ontstonden waarbij anderhalve meter afstand houden onmogelijk was?
Ik heb vernomen dat op bepaalde momenten inderdaad veel mensen op minder dan anderhalve meter afstand van elkaar stonden.
Erkent u dat binnen het circuit mensen zich niet aan hun vaste zitplaatsen hielden?
De gemeente Zandvoort alsook de organisatie van het evenement hebben het evenement georganiseerd conform de op dat moment geldende coronaregels. Daarbij hebben ze de regels omtrent placering in acht genomen en zich ingespannen bezoekers zoveel als mogelijk op hun zitplaats te houden. Het is gebleken dat dat niet op alle momenten mogelijk was. Bezoekers hebben hier ook een eigen verantwoordelijkheid in.
Begrijpt u dat dit leidt tot onbegrip bij de cultuursector, die hun evenementen in het water zagen vallen onder andere door de coronaregels voor geplaceerde en ongeplaceerde evenementen?
Binnen de coronaregels, zoals die op het moment van de Dutch Grand Prix golden, konden evenementen, waaronder óók culturele evenementen, plaatsvinden als zij voldeden aan een aantal voorwaarden. Voor geplaceerde evenementen in de buitenlucht, en waar gebruik gemaakt werd van een coronatoegangsbewijs, gold een bezoekersnorm van tweederde van de reguliere capaciteit. Bezoekers waren daarbij niet verplicht 1,5 meter afstand te houden. Voor ongeplaceerde evenementen in de buitenlucht gold met gebruik van coronatoegangsbewijzen een maximum aantal van 750 bezoekers. Binnen deze voorwaarden is ook de vergunning voor de Dutch Grand Prix afgegeven.
Deelt u de mening van Lowlands-directeur Van Eerdenburg dat «het oneerlijk is dat bij sportevenementen tienduizenden mensen welkom zijn alleen maar omdat ze op een bepaald moment op een stoeltje zitten»? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 4.
Erkent u dat de term «geplaceerd evenement» naar niets anders verwijst dan naar een papieren werkelijkheid?
Uit diverse onderzoeken, waaronder die van Fieldlab Evenementen, blijkt dat er wel degelijk een verschil zit in de risico’s die samenhangen met geplaceerde en ongeplaceerde evenementen. Dat hangt samen met de dynamiek van groepen mensen die vrij bewegen of zoveel mogelijk op een plek blijven zitten. In het geval van geplaceerde evenementen is het beter mogelijk groepen bezoekers van elkaar te scheiden en is het aantal contactmomenten kleiner dan bij ongeplaceerde evenementen, waarbij mensen door elkaar heen lopen. Het onderscheid tussen geplaceerde en ongeplaceerde evenementen maakte deel uit van het praktijkonderzoek, zoals dat verricht is tijdens de Fieldlab evenementen.
Kunt u uw opmerking toelichten dat «De praktijk schuurt met wat de regels zijn, maar nee, er wordt niet met twee maten gemeten. De regels zijn voor alle sectoren gelijk»?2
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 4.
Erkent u dat de regels voor sommige sectoren voordeliger uitpakken dan voor andere sectoren? Zeker wanneer er kennelijk ruimte bestaat om «de regels» te laten «schuren met de praktijk»?
De redenatie achter de maatregelen is dat het risico op besmetting gereduceerd wordt om zo, gegeven de epidemiologische situatie op dat moment, veilig en verantwoord evenementen te kunnen organiseren. Ik erken dat sommige sectoren hard getroffen worden door bepaalde maatregelen als gevolg van het verschil in risico op besmettingen, wat in sommigen sectoren nu eenmaal hoger is dan in andere sectoren. Echter, gelijke soorten settings en evenementen in sectoren kennen dezelfde regels.
Aangezien van tevoren 70.000 mensen per dag werden verwacht bij de Formule 1 en gezien de eerdere ervaringen met «vaste zitplekken» in voetbalstadions, was overtreding van de coronaregels door u en het lokale bestuur voorzien? Zo nee, hoe is dat mogelijk? Zo ja, waarom vormde een dergelijk risico op overtreding van de coronaregels kennelijk geen probleem?
In voorbereiding op dit evenement is nadrukkelijk aandacht uitgegaan naar de uitvoering en handhaving van de geldende regels. De organisatie heeft op het evenement maatregelen genomen om mensen op hun plek te houden en de gemeente heeft zich ingespannen om de regels te handhaven. Tijdens het evenement is er – zoals gebruikelijk bij grote bijeenkomsten en evenementen- elke dag contact geweest tussen het Ministerie van J&V en de gemeente Zandvoort over het verloop van het evenement. De gemeente heeft vrijdag direct contact opgenomen met de organisatie van het evenement toen bleek dat op sommige plekken en tijdstippen het te druk werd. De organisatie heeft daarop onder andere het crowd management aangescherpt om dit gedurende de rest van het evenement te voorkomen.
Bent u bereid het willekeurige onderscheid tussen geplaceerde en ongeplaceerde evenementen zo snel mogelijk op te heffen? Zo nee, waarom niet?
Het onderscheid tussen geplaceerde en ongeplaceerde evenementen is niet willekeurig, maar gebaseerd op verschillen in risicoprofielen. Dit blijkt onder andere uit de resultaten van Fieldlab Evenementen. Het OMT heeft in haar adviezen over evenementen ook het onderscheid tussen geplaceerde en ongeplaceerde evenementen onderschreven.
Het is ons streven om, als de epidemiologische situatie het toestaat, alle beperkingen los te laten. Zover zijn we nu nog niet. Gelukkig hebben we het al wel mogelijk kunnen maken dat ook ongeplaceerde evenementen binnen weer toegestaan zijn, maar nog wel onder aanvullende voorwaarden.
Gaat u bijhouden of de Formule 1 heeft geleid tot een toename van het aantal coronabesmettingen en ziekenhuisopnames? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u de resultaten en evaluatie met de Kamer te kunnen delen?
Besmettingen en signalen daarover worden getraceerd met regulier Bron- en Contactonderzoek uitgevoerd door de GGD en de rapportages van het RIVM daarover. GGD Kennemerland heeft naar aanleiding van het reguliere BCO op 17 gerapporteerd dat er ongeveer 90 besmettingen te herleiden waren tot het evenement.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het volgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Ik heb mij ingespannen om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
Aerosole transmissie en het belang van ventilatie |
|
Fleur Agema (PVV), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Virustransmissie via aerosolen. Zijn nieuwe maatregelen nodig?»1
Ja.
Kunt u een definitie geven van wat u verstaat onder ventilatie-eisen, luchtkwaliteit en infectiepreventie van SARS-CoV-2 via aerosolen?
Onder ventilatie-eisen worden bijvoorbeeld de eisen verstaan die zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Daarnaast zijn aanvullende normen voor ventilatie opgenomen in geldende (arbo)richtlijnen. De ventilatie eisen zijn afgestemd op de functie van een ruimte, bijvoorbeeld sportfunctie, bijeenkomstfunctie, kantoor functie etc.
De mate van luchtkwaliteit wordt gebaseerd op de afwezigheid van luchtverontreiniging. Dit kan op verschillende manieren aangeduid worden, afhankelijk van wat gemeten wordt, bijvoorbeeld fijnstof, stikstofoxide of ozon.
Wat vindt u van de statements van internationale organisaties zoals het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), die erkent dat aerosole transmissie één van de belangrijkste transmissieroutes is van het coronavirus en US Centers for Disease Control and Prevention (CDC), die verder gaat en stelt dat aerosole de belangrijkste transmissieroute is van het coronavirus?2 3
De discussie op dit punt wordt bemoeilijkt door het gebruik van het begrip «aerosole transmissie». Internationaal is er consensus dat de overdracht van SARS-CoV-2 voornamelijk plaatsvindt op een korte afstand (ongeveer 1,5 meter) via directe transmissie met druppeltjes afkomstig uit de luchtwegen, waaronder aerosolen. Aerogene transmissie kan in bepaalde omstandigheden plaatsvinden, zoals in ruimtes waar geen of te weinig ventilatie is en/of veel mensen – vooral voor een langere tijd – bij elkaar zijn. Ook in het aangehaalde artikel van de CDC wordt gesteld dat de kans op transmissie groter is dicht bij de infectieuze bron en dat, hoewel infecties op meer dan «6 feet» minder waarschijnlijk zijn, het wel mogelijk is onder bepaalde omstandigheden, zoals bij slecht geventileerde binnenruimtes.
Wat heeft u tot zover gedaan om de aerogene transmissieketen te verbreken en met welke onderbouwing?
Het kabinet heeft maatregelen genomen om directe transmissie van SARS-CoV-2 op korte afstand zoveel als mogelijk te voorkomen. Deze maatregelen worden getroffen om situaties te voorkomen waarin mensen in ruimtes verblijven waar geen of te weinig ventilatie is en/of veel mensen- vooral voor een langere tijd- bij elkaar zijn.
Veel van deze maatregelen beperken ook aerogene transmissie van SARS-CoV-2. Deze maatregelen zijn onder andere het beperken van bijeenkomen van grote groepen mensen in binnenruimten, thuisblijven bij klachten en zo veel mogelijk thuiswerken. Ook is eerder geadviseerd over te nemen maatregelen in situaties, waarin meer aerosolen worden geproduceerd, zoals bij sporten en zingen. Ook wordt door het RIVM als ook op de website van de rijksoverheid geadviseerd binnenruimtes goed te ventileren. Ventileren helpt om aerogene transmissie te beperken.
Sinds juli van dit jaar is «Frisse lucht» opgenomen als vierde basismaatregel om het belang van goede ventilatie en luchten explicieter onder de aandacht te brengen.
Sinds begin oktober is een praktische handreiking «Ventileren zo gedaan» voor gebouwbeheerders/eigenaren beschikbaar met adviezen om de bestaande ventilatievoorzieningen voor publieke ruimten op de juiste wijze in te regelen.
Wat wordt uw toekomstig coronabeleid omtrent het aerogene karakter van SARS-CoV-2?
Het kabinet en OMT houden het epidemiologische verloop van Covid-19 nauwlettend in de gaten. We bereiden ons voor op een aanpak op de middellange en lange termijn. In de wetenschap dat we de komende tijd nog met deze pandemie te maken hebben.
Daarbij moeten wellicht ook maatregelen getroffen worden, waarbij voortdurend gekeken wordt of deze proportioneel en adequaat zijn. Het is niet mogelijk om daar op vooruit te lopen.
Gezien het belang van ventilatie voor een gezond binnenklimaat zal dat onderwerp onze blijvende aandacht houden.
Welke middelen kunt u inzetten voor het herzien van de coronamaatregelen, coronabeleid en aanpak nu er een wereldwijze consensus is over aerogene transmissie van SARS-CoV-2?
Het herzien van de coronamaatregelen, coronabeleid en aanpak is niet nodig. Wij hebben aerogene transmissie een plek gegeven in de maatregelen.
In de zomermaanden is gewerkt aan een mediacampagne om «frisse lucht» als basismaatregel onder de aandacht van het publiek te brengen.
Naast de publiekscampagne heeft TNO een handreiking ventilatie opgesteld.
Deze pragmatische handreiking voor gebouweigenaren, beheerders en eindgebruikers geeft handvatten hoe de aanwezige ventilatievoorzieningen op juiste wijze kunnen worden ingezet.
Kunt u uitleggen waarom u in het huidige beleid tot nu toe de rol van ventilatie, luchtkwaliteit en aerosolen niet in overweging nam voor uw coronabeleid om zoveel mogelijk besmettingen te voorkomen, los van het feit of er destijds geen bewijs was om de aerogene transmissie te bevestigen noch te ontkennen?
Wij hebben de rol van ventilatie en luchtkwaliteit wel degelijk meegenomen. Het RIVM adviseert al sinds de zomer van 2020 om voldoende te ventileren en te luchten. Daarover is zowel op de site van RIVM als op rijksoverheid.nl sinds die tijd informatie te vinden.
Wij hebben ons bij het nemen van maatregelen gericht op de transmissie route waarover internationaal consensus bestaat dat dit de voornaamste route is: op korte afstand met druppeltjes van verschillende afmetingen uit de luchtwegen (druppeltransmissie; zie antwoord 3).
Maatregelen die hierop gericht zijn, hebben het grootste effect op het verminderen van directe transmissie en daarmee verminderen ze het voornaamste risico om besmet te raken. De bundel van maatregelen heeft echter ook effect op het beperken van aerogene transmissie (zie antwoord 4).
Hoe staat u tegenover het erkennen dat aerosolen zeer mogelijk een rol spelen in overdracht van het virus om vervolgens uw beleid hierop aan te passen wanneer gesteld wordt dat het detecteren van virusdeeltjes in de lucht een uitdaging is vanwege methodologische kwesties waar vele wetenschappers zich over buigen?4
Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3, 4, en 7.
Wat is uw reactie op het feit dat de conclusie van het Outbreak Management Team (OMT) haaks staat op wetenschappelijke publicaties waarbij ventilatie een rol speelt in het afvoeren van besmette lucht dat zo leidt tot een lagere kans op infectietransmissie, waarvan het OMT stelt dat dit nog niet is bewezen?5 6 7
Het OMT onderschrijft het belang van ventilatie. Zie de Annex Ventilatie bij OMT advies nr. 121.
Hoe verhoudt de internationale literatuur, globale positionering op ventilatie en aerosolen ten opzichte van SARS-CoV-2 zich tegenover het statement van het OMT (zie vorige vraag) omtrent ventilatie en de keuzes die u maakt om het coronabeleid aan te passen?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 9. Het OMT advies heeft er bijvoorbeeld toe geleid om de ventilatie eisen voor horeca op te nemen in de TRM.
Wat is uw beleid ten aanzien van ventilatie en luchtkwaliteit in publieke binnenruimtes zoals scholen en in de horeca?
Ons beleid ten aanzien van ventilatie heeft als uitgangspunt: minimaal voldoen aan de eisen uit regelgeving, waaronder het bouwbesluit, en geldende landelijke (arbo)richtlijnen. En daarnaast zorgen dat ventilatievoorzieningen op de juiste wijze worden ingeregeld, onderhouden en gebruikt.
Voor scholen is hiervoor een handreiking opgesteld en bij RuimteOK een helpdesk ingericht. Daarnaast is voor scholen de SUViS (Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen) regeling beschikbaar. Voor andere publieke situaties is een praktische handreiking ventileren beschikbaar voor gebouwbeheerders/eigenaren.
Hoe verhoudt het feit dat er 360 miljoen euro is uitgetrokken voor het verbeteren van ventilatie in schoolgebouwen met de informatie op de website van de rijksoverheid waarbij volgende is vermeld: «Het is op dit moment onduidelijk of kleine druppels, de zogenaamde aerosolen, een relevante rol spelen bij de overdracht van het virus»?8
Wij hebben de website rijksoverheid.nl aangepast voor deze specifieke zinsnede, want dat is niet conform de huidige inzichten. Die zijn: Aerogene transmissie (indirecte transmissie via aerosolen met voldoende infectieuze virusdeeltjes die voor langere tijd blijven zweven in de lucht en zich over langere afstand kunnen verspreiden) kan in bepaalde omstandigheden plaatsvinden, zoals in ruimtes waar geen of te weinig ventilatie is en/of veel mensen- vooral voor een langere tijd- bij elkaar zijn. Specifiek voor scholen heeft het Ministerie van OCW de regeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUViS) opgezet. Via deze regeling wordt in totaal 360 miljoen euro beschikbaar gesteld voor ventilatie verbetermaatregelen in scholen. Deze extra impuls was nodig omdat er bij scholen nog een inhaalslag te maken was om ervoor te zorgen dat zij minimaal kunnen voldoen aan de eisen uit het bouwbesluit en geldende landelijke (arbo)richtlijnen.
Welke rol speelt koolstofdioxidemeting als maatregel in het vormen van de adviezen omtrent ventileren op scholen en corona, aangezien op de website van de rijksoverheid staat dat scholen hun ventilatie moeten verbeteren en maatregelen moeten nemen, terwijl wetenschappelijke literatuur aangeeft dat koolstofdioxide een goed surrogaat is voor het meten van luchtvervuiling?
Koolstofdioxidemeting kan als indicator gebruikt worden om in scholen de kwaliteit van ventilatie in kaart te brengen. In de «Handreiking Optimaal Ventileren op Scholen»9 wordt toegelicht hoe CO2-meting kan worden gebruikt.
Wat is de reden dat u kijkt naar het terugdraaien van de ventilatie-eisen in de horeca, terwijl scholen de opdracht krijgen om meer te investeren in ventilatie? Hoe verklaart en onderbouwt u het verschil in ventilatiebeleid in deze verschillende settings, terwijl studies 3, 4 wijzen op het risico dat de kans op overdracht groter is bij slechte ventilatie?9 10
Voor zowel de horeca als voor scholen geldt het advies: minimaal voldoen aan eisen uit het bouwbesluit en geldende landelijke (arbo)richtlijnen. En zorgen dat ventilatievoorzieningen op de juiste wijze worden ingeregeld, onderhouden en gebruikt. Voor alcohol schenkende horeca waren in de Drank- en Horecawet ventilatienormen opgenomen. Bij het ingaan van de nieuwe Drank- en Horecawet per 1 juli zijn deze normen, in samenspraak met de sector en gemeenten, komen te vervallen. De conclusie was dat het bouwbesluit de juiste plek is voor ventilatie-eisen. Dit besluit was genomen voordat er sprake was van een Covid-19 pandemie en werd mede ingegeven doordat er inmiddels een rookverbod in de horeca van kracht is. In het licht van de huidige bestrijding van het SARS-CoV-2 virus zijn de oude normen uit de Drank- en Horecawet nu opgenomen in de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19.
Kleinschalige evenementen die niet door kunnen gaan wegens corona |
|
Gijs van Dijk (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Stef Blok (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat horecazaken die voorheen gesloten evenementen mochten organiseren, dat nu niet meer mogen omdat ze een terrasvergunning hebben?
Ja.
Waarom mogen horecaondernemers met een eigen buitenruimte geen kleinschalige evenementen aanbieden, zelfs niet als ze voldoen aan de zelfde eisen als grotere evenement?
Voor eet- en drinkgelegenheden geldt er tot 25 september 2021 een amusementsverbod. Dit in die zin dat is geregeld dat een eet- en drinkgelegenheid slechts mag worden opengesteld voor publiek indien de beheerder er zorg voor draagt dat er binnen of op of rond het terras geen muziek met een hogere geluidsbelasting dan 60 decibel, optreden, beeldscherm of ander mogelijk tot toeloop van publiek aanleiding gevend amusement is.
Welke specifieke regel zorgt ervoor dat een horecaondernemer met een terrasvergunning geen evenementen mag organiseren?
Dit is vastgelegd in artikel 4.4, eerste lid, onder a van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm).
Snapt u dat deze horecaondernemers niet hun terrasvergunning op willen geven om af en toe een evenement op hun eigen terras te organiseren?
Het is vanzelfsprekend aan de ondernemer om hier een afweging in te maken, maar het is begrijpelijk dat een ondernemer met een eet- en drinkgelegenheid er met deze regeling voor kiest tijdelijk geen evenementen te organiseren.
Hoe beoordeelt u het dat geen kleinschalige evenementen mogen aanbieden, doordat ze een terrasvergunning hebben?
De huidige regels brengen voor ondernemers met een eet- en drinkgelegenheid beperkingen met zich mee, daartoe is echter besloten in reactie op de snelle stijging van het aantal (grotere) clusterbesmettingen gerelateerd aan de horeca en feesten in juli. Op 26 juni jl. is besloten om de samenleving behoedzaam verder open te laten gegaan. Dit met inachtneming van de veilige afstandsnorm of mitigerende maatregelen zoals het gebruik van mondkapjes of toegangsbewijzen voor die gevallen waarin het niet mogelijk of wenselijk was deze afstand te hanteren. Kort daarop was er sprake van een exponentiële toename van het aantal besmettingen. Daarbij waren grote clusters niet alleen tot feesten in disco’s en nachtclubs te herleiden, maar ook tot andere eet- en drinkgelegenheden waar coronatoegangsbewijzen werden ingezet. Gelet op die sterk exponentiële toename van het aantal besmettingen is besloten om de regels voor de horeca, dansvoorzieningen, evenementen en de culturele sector aan te scherpen. Er is voor deze regels dus een duidelijke epidemiologische aanleiding en onderbouwing.
Bent u het met ons eens dat horecaondernemers die voorheen evenementen op hun terras organiseerde en dat nu niet meer mogen economisch gezien een klap krijgen?
Ondernemers die vanwege deze maatregelen geen evenementen kunnen organiseren worden hier inderdaad door geraakt.
Hoe schat u de economische schade voor deze horecaondernemers in?
Het is onduidelijk welk deel van hun inkomsten ondernemers uit deze activiteiten haalden.
Vindt u dat deze ondernemers aanspraak moeten kunnen maken van eventuele verlengde noodsteun voor nachthorecaondernemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Voor ondernemers uit onder andere de horeca die meer dan 30% van hun inkomsten missen door de coronamaatregelen staat onder meer de TVL regeling open. Deze regeling loopt tot en met 30 september 2021. Het Kabinet heeft op 14 september jl. aangekondigd dat vanaf 25 september de maatregelen in de horeca zullen worden versoepeld, waardoor het ook weer mogelijk wordt om evenementen te organiseren. Voor de nachthoreca die na 00.00 gesloten moet blijven wordt een aanvullende regeling ontwikkeld.
De quarantaineplicht voor gevaccineerde reizigers |
|
Jan Paternotte (D66), Kiki Hagen (D66) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat gevaccineerde huisgenoten of overige nauwe contacten van positief geteste mensen niet in quarantaine hoeven tot dat ze klachten krijgen?1
Ja, deze zijn mij bekend.
Klopt het dat deze quarantaineplicht ook niet geldt voor gevaccineerden als een medepassagier in het vliegtuig positief test, ongeacht het land waar iemand vandaan komt?
Ja, dat klopt. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor gevaccineerde en ongevaccineerde personen om na contact met een positief getest persoon in quarantaine te gaan. Het betreft hier een advies. Voor ongevaccineerden geldt het advies om na contact met een positief getest persoon in quarantaine te gaan. Voor gevaccineerden geldt dit advies niet.
Waarom dienen echter mensen die uit een zeerhoogrisicogebied zonder een zorgwekkende virusvariant wel in quarantaine te gaan?2
Het doel van de quarantaineplicht is enerzijds het tegengaan van verdere verspreiding van het coronavirus via reizigers en anderzijds het voorkomen van het importeren van zorgwekkende virusvarianten. Gezien de sterk toegenomen vaccinatiegraad in Nederland en het beperkte risico dat gevaccineerde reizigers voor de volksgezondheid vormen voor de transmissie van het coronavirus, heeft het kabinet besloten gevaccineerde reizigers per 22 september uit te zonderen van de quarantaineplicht voor zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant3. Wel moeten zij een negatieve testuitslag kunnen tonen. Voor ongevaccineerden blijft de quarantaineplicht onverkort gelden, omdat zij besmettelijker zijn dan gevaccineerden en dus in hogere mate bijdragen aan de verspreiding van het coronavirus. Ook al zijn ongevaccineerde reizigers voorafgaand aan hun inreis negatief getest, dan is het nog steeds mogelijk dat zij besmet blijken te zijn met het virus en het virus kunnen overdragen.
Waarom wordt er in de handreiking van het RIVM bij de quarantaineplicht van reizigers geen onderscheid gemaakt tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde reizigers uit zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant?3
Tot 22 september 2021 gelden dezelfde maatregelen voor gevaccineerden en ongevaccineerden met betrekking tot de quarantaineplicht voor het inreizen vanuit zeerhoogrisicogebieden. Vanaf 22 september zal dit onderscheid er wel zijn. Gevaccineerde reizigers uit zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant worden dan uitgezonderd op de quarantaineplicht.
Acht u het risico op transmissie van het coronavirus door een gevaccineerde na een bezoek in een zeerhoogrisicogebied, zonder een zorgwekkende variant, groter of kleiner dan het risico als een huisgenoot of nauw contact positief test?
Het verschil in risico op transmissie van het coronavirus door een gevaccineerde na een bezoek in een zeerhoogrisicogebied zonder zorgwekkende variant en na contact met een huisgenoot of nauw contact is afhankelijk van de situatie. Eigenlijk kun je de twee situaties niet met elkaar vergelijken. Het hangt er helemaal van af of de gevaccineerde in het zeerhoogrisicogebied in de buurt is geweest van een positief getest persoon. Gezien het beperkte risico dat gevaccineerde reizigers voor de volksgezondheid vormen, vervalt per 22 september de quarantaineplicht voor reizigers uit zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant.
Indien het antwoord op de vorige vraag «kleiner» is, waarom dienen gevaccineerden na een bezoek in een zeerhoogrisicogebied, zonder een zorgwekkende variant, dan wel in quarantaine maar na contact met een positief geteste huisgenoot niet? Indien de kans groter is, waarop baseert u dat?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, geldt de quarantaineplicht voor gevaccineerden uit zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant vanaf 22 september niet meer.
Vindt u het proportioneel om gevaccineerde reizigers uit een zeerhoogrisicogebied zonder een zorgwekkende variant een quarantaineplicht op te leggen? Zo ja, waarom?
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat u door het aangenomen amendement Paternotte/Kuiken de ruimte heeft om gevaccineerde reizigers uit een zeerhoogrisicogebied zonder zorgwekkende virusvariant uit te zonderen van deze quarantaineplicht? Zo ja, bent u bereid dit te doen en gevaccineerde reizigers te adviseren zicht te laten testen bij klachten, zoals het beleid is bij huisgenoten en overige nauwe contacten?4
Het aangenomen amendement Paternotte/Kuiken biedt de ruimte om per ministeriële regeling een uitzondering op de quarantaineplicht in te stellen voor reizigers die volledig zijn gevaccineerd tegen het coronavirus. Deze ruimte wordt nu benut, omdat het kabinet gevaccineerden uitgezonderd heeft op de verplichte quarantaine in het geval van een zeerhoogrisicogebied zonder zorgwekkende virusvariant. Wel blijft de testplicht voor gevaccineerden gelden.
Bent u bereid om in de tussentijd opnieuw advies te vragen aan het Outbreak Management Team (OMT) of RIVM over het onderscheid dat wordt gemaakt tussen quarantaine voor gevaccineerde mensen na terugkomst uit zeerhoogrisicogebied zonder virusvariant en na contact met huisgenoten of overige nauwe contacten?
Sinds 22 september geldt voor gevaccineerden geen quarantaineplicht meer na inreis in Nederland vanuit zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende virusvariant. Een quarantaineplicht gold en geldt niet na contact met een positief geteste huisgenoot of een overig nauw contact, ongeacht of men is gevaccineerd. Wel geldt een quarantaineadvies voor ongevaccineerden na contact met een positief geteste huisgenoot of een overig nauw contact.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het volgende coronadebat, beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord. De beantwoording voor het coronadebat van 16 september 2021 is niet gelukt.
Artsen die corona ontkennen, bagatelliseren, nepnieuws verspreiden of alternatieve behandelingen aanbieden |
|
Wieke Paulusma (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Wat vindt u van de groep stichting Artsen voor Waarheid en dat hun advocaat stelt dat de Minister-President «een oorlogscrimineel» is die «de doodstraf verdient»?1
De uitspraken die in het interview worden gedaan vind ik afschuwelijk.
Wat vindt u van de groep stichting Artsen Covid Collectief die onder andere advertenties en berichtgeving plaatst over het gevaar van het vaccineren van kinderen tegen het coronavirus? Hoe strookt dit met de wetenschappelijk onderbouwde aanbeveling van de Gezondheidsraad om kinderen van twaalf jaar en ouder wel te vaccineren?2 3
Ik vind zulke advertenties zeer onverantwoord. Het advies van de Gezondheidsraad is wat mij betreft volkomen helder (https://www.gezondheidsraad.nl/documenten/adviezen/2021/06/29/vaccinatie-van-adolescenten-tegen-covid-19). Jongeren kunnen (langdurig) klachten ondervinden als gevolg van COVID-19. Ook zij moeten daarom in de gelegenheid worden gesteld zich middels een vaccinatie hiertegen te beschermen en moeten daarover op een juiste en feitelijke wijze worden geïnformeerd. De Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ) treedt op tegen artsen die dit belemmeren. Echter, voor de IGJ is een collectief geen aanspreekpunt. Daarentegen heeft de IGJ individuele artsen waarover meldingen zijn ontvangen, aangesproken op hun activiteiten. Daarbij ging het om activiteiten waarbij ouders zijn benaderd met informatie die verwarring veroorzaakte en afweken van de geldende standaarden en professionele richtlijnen voor artsen. In het antwoord op vraag 10 staat welke overige stappen de IGJ heeft genomen richting artsen die evident onjuiste informatie hebben verspreid.
Klopt het dat de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) bedoeld is om patiënten te beschermen tegen «ondeskundig» en «onzorgvuldig» handelen van zorgverleners?4
De Wet BIG beoogt een zo veel mogelijk uniforme regeling te geven voor alle daarvoor in aanmerking komende beroepen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, om zo de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bewaken en te bevorderen en het publiek te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen (MvT, Kamerstuk 19 522, nr. 3, p. 2.
Mogen dergelijke stichtingen het woord «arts» in hun naam hebben omdat volgens de Wet BIG «arts» een beschermde titel is en men zich alleen arts mag noemen indien zij zich houden aan alle verantwoordelijkheden die komen met deze titel, waaronder de geldende richtlijnen van de beroepsgroep zelf? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Als een dergelijke stichting het woord «artsen» in haar naam gebruikt, dan moeten aan die stichting ook daadwerkelijk artsen zijn verbonden. Ook betekent dit dat als iemand die geen arts is namens een dergelijke stichting optreedt, het voldoende duidelijk moet zijn dat hij geen arts is. De artsen verbonden aan de stichting kunnen tuchtrechtelijk en bestuursrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor informatie die zij verspreiden. Zie het antwoord op vraag 6 voor wat daaraan gedaan kan worden.
Wat vindt u van BIG-geregistreerde artsen die nepnieuws verkondigen over het coronavirus, de coronavaccins of bewezen niet-effectieve behandelingen voorschrijven om corona te behandelen of te voorkomen?
Artsen genieten een hoog vertrouwen bij burgers met betrekking tot medische onderwerpen en ik vind het belangrijk dat dat in de toekomst ook zo blijft. Daarnaast vind ik dat artsen, net als andere beroepsvormen, zich dienen te houden aan wetgeving, beroepsnormen en -richtlijnen. Daarom vind ik het onverantwoordelijk en een risico voor de volksgezondheid als artsen doelbewust desinformatie verspreiden over het coronavirus of de vaccins. Ik heb de IGJ gevraagd veel aandacht te geven aan de signalering en waar nodig maatregelen te treffen (zie ook het antwoord op vraag5. Het voorschrijven van medicatie die niet bewezen effectief is (of niet geregistreerd voor een bepaald doel), is strafbaar op grond van de Geneesmiddelenwet. De mogelijkheid van off label gebruik van een geneesmiddel vraagt het doorlopen van zorgvuldige stappen waarvoor diverse beroepsgroepen richtlijnen hebben opgesteld.
Wat vindt u ervan dat van alle 200 meldingen er een keer een boete is gegeven en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) geen enkele keer naar de tuchtrechter is gegaan?5
De 200 meldingen bevatten een grote diversiteit aan corona-gerelateerde onderwerpen. Het overgrote deel van deze meldingen is niet «tucht- of boete-waardig». Slechts in een enkele situatie is sprake van een mogelijke overtreding van de tucht- en/of boete normen. Bij de beantwoording van de vraag of dit daadwerkelijk aan de orde is, spelen twee dilemma’s een rol. Het eerste dilemma betreft de vraag wanneer sprake is van vrijheid van meningsuiting of van het «tuchtrechtelijk verwijtbaar» verspreiden van desinformatie door BIG-geregistreerde zorgverleners (die de gezondheid van patiënten/burgers kan schaden). Het tweede dilemma betreft de vraag of sprake is van het gemotiveerd afwijken van geldende richtlijnen, wat uiteraard is «toegestaan», dan wel dusdanig gehandeld wordt in afwijking van de richtlijnen dat dit handelen niet meer gekenmerkt kan worden als verantwoord «medisch/geneeskundig handelen». Een zorgverlener betracht op dat moment immers niet de zorgvuldigheid zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts verwacht mag worden. Dit kan consequenties hebben voor de registratie in het BIG-register van de betreffende arts. Doorhalen van de BIG-registratie is de zwaarste maatregel die de tuchtrechter kan opleggen en betekent dat de arts zijn of haar beroep niet meer mag uitoefenen.
Daarnaast is de IGJ primair gericht op het verbeteren of laten stoppen van een ongewenste of onverantwoorde situatie. Het inzetten van een tuchtprocedure of een boete is een langdurige kwestie die niet altijd tot dat doel zal leiden. Echter, het verkrijgen van jurisprudentie ten aanzien van principiële aangelegenheden/vragen in deze ongewone corona-omstandigheden is van groot belang. Dat is de reden waarom momenteel, gezien de genoemde dilemma’s, met grote zorgvuldigheid een tuchtklacht wordt voorbereid.
Welke drempel moeten artsen die bewust nepnieuws verspreiden over het coronavirus, over de coronavaccins of bewezen niet-effectieve behandelingen voorschrijven, overschrijden om tuchtrechtelijk, of zelfs strafrechtelijk, vervolgd te worden? Kunt u hiervan een voorbeeld geven?
De tuchtrechter toetst aan de eerste en tweede tuchtnorm. De eerste tuchtnorm heeft betrekking op tekortschieten ten opzichte van een patiënt of diens betrekking (bijvoorbeeld directe familie). De tweede tuchtnorm betreft gedragingen die niet door de eerste norm worden bestreken, maar in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. De tuchtrechter kan openbare uitlatingen van een arts toetsen aan de tweede tuchtnorm. Dat is in het verleden bijvoorbeeld gebeurd toen een arts-epidemioloog een kritisch artikel had geschreven in de medische vakliteratuur over het door psychiaters voorschrijven van een bepaald geneesmiddel aan volwassenen met ADHD (RTG Zwolle 19 februari 2016, ECLI:NL:TGZRZWO:2016:23). In dat geval legde de tuchtrechter geen maatregel op omdat de arts-epidemioloog «in tuchtrechtelijke zin niet over de grens van vrijheid van meningsuiting is heen gegaan die hem in het debat over genoemd onderwerp toekomt». Ook oordeelde de tuchtrechter dat de grenzen van vrijheid van meningsuiting ruim zijn en uitspraken mogen leiden tot «enige onrust en onzekerheid bij patiënten».
Hoe worden patiënten op de hoogte gebracht van het feit dat zij een melding kunnen doen bij de IGJ als zij zorgverleners tegenkomen die bijvoorbeeld het coronavirus ontkennen?
De IGJ heeft een speciale pagina over desinformatie door artsen en andere zorgverleners op haar website staan: Desinformatie coronavirus | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (igj.nl). Onderdeel daarvan is een «knop» om melden (desnoods anoniem) bij het Landelijk Meldpunt Zorg gemakkelijk te maken. Bij communicatie vanuit de rijksoverheid over desinformatie door artsen en andere zorgverleners wordt deze link ook uitgedragen.
Kunt u opsommen wat u sinds het begin van de coronacrisis heeft gedaan in strijd tegen het verspreiden van nepnieuws door artsen als het gaat over het coronavirus of de vaccins daartegen?
In de vaccinatiecampagne is het van groot belang om mensen transparant en toegankelijk van informatie te voorzien, maar ook om desinformatie tegen te gaan. Daarom monitoren we welke desinformatie-onderwerpen er spelen, ook bij artsen, en stellen alle feitelijke informatie beschikbaar op Vaccineren tegen corona: laat u informeren | Vaccinatie tegen het coronavirus | Rijksoverheid.nl. We vullen deze pagina aan op basis van signalen uit de samenleving en de onderwerpen die opduiken in desinformatie. Soms kiezen we voor het ontkrachten van desinformatie, maar meestal kiezen we ervoor de juiste informatie tegenover bestaande desinformatie te stellen.
Om mensen zo goed mogelijk te informeren over de feiten van vaccinatie, wordt in de communicatie regelmatig gebruik gemaakt van experts, zoals artsen. Het Ministerie van VWS publiceert blogs op Weblogs over coronavaccinatie | Vaccinatie tegen het coronavirus | Rijksoverheid.nl. We ontkrachten desinformatie door experts aan het woord te laten over diverse onderwerpen, zoals zwangerschap, bijwerkingen en veiligheid. Daarnaast werkt VWS samen met de «Denktank desinformatie». De Denktank omvat een groep van experts die reageren met name op berichten over vaccineren; ze houden elkaar op de hoogte en sturen berichten door en doen dit naar eigen inzicht, op eigen initiatief en via eigen kanalen. VWS fungeert als contactpunt om signalen door te zetten en eventueel andere betrokken partijen te informeren. Ook acteren we op actuele signalen, bijvoorbeeld op rijksoverheid.nl en via social media. In mijn brief aan de Eerste Kamer op 17 augustus 20217 heb ik de brede aanpak van desinformatie rondom COVID-19 en vaccinatie uiteengezet. Waaronder verschillende sporen die gebruikt worden zoals monitoren, informeren, reageren en het creëren van bewustzijn.
Welke andere stappen kunt u en gaat u in de toekomst nemen richting artsen die nepnieuws verkondigen over het coronavirus of de vaccins daartegen, te meer omdat artsen in de maatschappij veel aanzien hebben en dankzij hun titel als zeer betrouwbaar overkomen?
Zoals eerder aangegeven kan de IGJ stappen ondernemen richting artsen die desinformatie verspreiden en afwijken van de normen en richtlijnen van hun eigen beroepsgroep. Hierover ben ik met de IGJ in gesprek geweest en ik moedig dit ook zeker aan. De IGJ heeft de afgelopen maanden ongeveer vijftig keer een corrigerende brief gestuurd naar artsen die evident onjuiste informatie gaven over het coronavirus of vaccinaties aan hun patiënten of via sociale media. Ook schreef de IGJ zo’n tien keer dat een sanctie – zelfs via het tuchtrecht – kan volgen als de arts zou doorgaan met het verspreiden van zulke onjuiste informatie. Het ging daarbij onder andere om het betwisten van algemeen aanvaarde wetenschappelijke informatie, het propageren van behandelingen die niet bewezen effectief zijn en het afwijken van de professionele standaard of het actief ontraden van vaccinaties. Op korte termijn wordt bekeken of er nog meer mogelijkheden zijn voor de IGJ om in crisistijd op te treden tegen artsen die desinformatie verspreiden.