Het varend ontgassen van kankerverwekkend gif. |
|
Sandra Beckerman |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het gedogen van varend ontgassen van giftige stoffen rondom Natura2000-gebieden en de bewoonde omgeving op het Marker-, en IJsselmeer?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja, daarom zet Nederland zich al enige jaren in om zo snel mogelijk te komen tot een verbod2. Recent heb ik hierover een constructief overleg gehad met de gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland. We zijn het erover eens dat het varend ontgassen van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Omdat de inwerkingtreding van het verbod afhankelijk is van ratificatie van het CDNI-verdrag (Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart, ook wel genaamd Scheepsafvalstoffenverdrag. Zie ook het antwoord op vraag 3), hebben we afgesproken om samen met de provincies nog dit jaar met de sector om tafel te gaan om te bespreken hoe zij in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Deelt u de mening dat het niet uitvoeren van de motie Laçin, zorgt voor het onnodig lang uitstoten van het kankerverwekkende benzeen door schepen?2
Laat ik voorop stellen dat ook ik het verbod op varend ontgassen snel van kracht wil laten worden. In voornoemde motie werd de regering verzocht om per 1 juli 2020 een landelijk verbod op varend ontgassen in te voeren. Door middel van een Kamerbrief van 30 april 2020 heb ik de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie4. In de brief is aangegeven dat het Scheepsafvalstoffenverdrag, waarin het verbod is geregeld, bepaalt dat het verbod van kracht wordt zes maanden nadat de laatste verdragsstaat het verbod heeft opgenomen in de eigen nationale wetgeving. Nederland is gebonden aan de in dit verdrag opgenomen verplichtingen en kan daarom niet eigenstandig een nationaal verbod invoeren. Nederland heeft sinds de afgelopen jaren voortdurend druk gezet op de overige landen die nog moeten ratificeren om dit snel te doen.
Waarom kiest u ervoor om te wachten met handhaven van het ontgassingsverbod totdat andere lidstaten het Scheepsafvalstoffenverdrag hebben geratificeerd?
Op initiatief van Nederland gaat er een nationaal verbod op varend ontgassen komen op grond van internationale afspraken5, 6. Dit hebben we met andere landen afgesproken in het Scheepsafvalstoffenverdrag. Nederland is gebonden aan het verdragsrecht. Dit verdrag bepaalt dat het verbod van kracht wordt zes maanden nadat de laatste verdragsstaat het verbod heeft opgenomen in de eigen nationale wetgeving. Nederland is gebonden aan dit verdrag en kan daarom niet eigenstandig een nationaal verbod invoeren. Op dit moment biedt alleen de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN) enkele regulerende veiligheidsvoorschriften: ontgassen is niet toegestaan in dichtbevolkte gebieden, in de buurt van bruggen en in sluizen en hun voorhavens. Voor een algeheel verbod op ontgassen biedt het ADN geen basis. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd. Zij voert controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt zij handhavend op.
Ik kan u overigens melden dat ik recent een constructief overleg heb gehad met de gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland over deze kwestie. De conclusie van dat overleg was dat we allemaal liever vandaag dan morgen een landelijk verbod op varend ontgassen willen hebben, maar dat Nederland dit niet eigenstandig kan doen. In het CDNI-verdrag (Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart) is vastgelegd dat het verbod pas van kracht wordt als alle landen geratificeerd hebben. Dit constaterende heb ik samen de gedeputeerden afgesproken om nog dit jaar met de sector om tafel gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop naar een verbod, alvast het ontgassen kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Kunt u duidelijk maken welke gevolgen er voor wie zijn wanneer u besluit het verbod op ontgassen nu toch snel in te voeren? Wiens belangen staan hier voorop? Wie is er volgens u bij gebaat om het verbod niet per direct te handhaven?
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid en milieubescherming is het van belang dat er zo snel mogelijk een landelijk verbod komt. Een nationaal verbod gebaseerd op internationale afspraken is de enige mogelijkheid om dit te regelen. Wanneer het verbod nu wordt ingevoerd, zonder onderliggende ratificatie van alle verdragspartijen dan is het verbod niet rechtsgeldig en kan er vanzelfsprekend ook niet op worden gehandhaafd. Het gevolg is dat men kan blijven ontgassen conform de regels van het ADN. Een nationaal verbod in afwachting van het afgesproken internationale verbod biedt dan ook niet de gewenste oplossing, omdat overtredingen onbestraft blijven vanwege het ontbreken van een rechtsgrond. Daarom zet ik mij in voor een snelle ratificatie om te komen tot een nationaal verbod op ontgassen en in de tussentijd ga ik samen met de provincies met de sector om tafel zitten om te kijken of de sector, in aanloop naar het verbod, alvast het ontgassen kan verminderen door gebruik te maken van de succesvol geteste ontgassingsinstallaties en/of het meer uitvoeren van eenheids- en verenigbare transporten waardoor ontgassen niet nodig is. Ook zullen we met de deelnemers uit de taskforce Varend Ontgassen gaan verkennen hoe de financiering kan plaatsvinden, eventueel door een EU-subsidie aan te vragen.
Kunt u overzichtelijk weergeven welke provincies per wanneer een ontgassingsverbod hebben ingesteld?
De provincies Noord-Brabant (1 januari 2015), Zuid-Holland (1 januari 2015), Utrecht (1 maart 2017), Noord-Holland (1 maart 2017), Gelderland (6 juli 2017), Flevoland (3 mei 2018) en Zeeland (1 juli 2018) hebben een verbod op varend ontgassen ingesteld in hun provinciale milieuverordening.
Kunt u tevens aangeven op welke locaties de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de omgevingsdiensten momenteel toezien en handhaven op het verbod en kunt u daarbij tevens specificeren hoe vaak dit gebeurt?
Door de ILT wordt toezicht uitgeoefend op varend ontgassen op grond van de vigerende ADN regelgeving. Dit betreft vervoersregelgeving wat is gericht op het waarborgen van de externe veiligheid; de veiligheid van mensen die zich in de omgeving van de transportroutes bevinden. Daarmee kan de ILT verspreid over heel het land toezien op varend ontgassen. De ILT is hierbij wel afhankelijk van meldingen. De meeste meldingen ontvangt de ILT vanuit de omgevingsdiensten. Ontvangen meldingen zijn echter ook vaak afkomstig van eNoses (snuffelpalen) die met name langs de doorgaande vaarwegen tussen Amsterdam en Rotterdam staan opgesteld (o.a. Noordzeekanaal, Het IJ, Amsterdam-Rijnkanaal, Lek, Boven- en Beneden-Merwede, Waal, Noord, Oude Maas, Hollandsch-Diep). Soms komen er ook burgermeldingen binnen bij de omgevingsdiensten. Deze worden, indien gelieerd aan mogelijk ontgassende binnenvaart tankschepen, kenbaar gemaakt bij de ILT. Daarnaast voert de ILT jaarlijks enkele grotere handhavingsacties uit (zie antwoord vraag 10).
Hoe kan het dat de kaart met gedoogroutes van uw ministerie en de ILT niet bekend was bij de provincie Flevoland?3
De term gedoogroutes is niet correct. In het AO Maritiem van 5 juni 2019 is toegezegd om aan te geven voor welke gebieden het ontgassingsverbod geldt. Dit was nodig na de toevoeging van het begrip dichtbevolkt gebied aan het ADN Mijn voorganger heeft de Kamer hierover op 21 augustus 2019 geïnformeerd8. In bijlage 1 bij deze brief is een door de ILT opgestelde analyse gegeven van het in het ADN gebruikte begrip dichtbevolkt (zie ook de beantwoording van vraag 9). Op basis hiervan heeft de ILT invulling gegeven aan het begrip dichtbevolkt gebied. Op basis van deze bevindingen is een kaart gemaakt waarop in groen is aangegeven waar ontgassen naar de atmosfeer mogelijk is omdat de bevolkingsdichtheid daar laag is en daar voldaan kan worden aan de andere eisen die het ADN stelt.
De kaart is onderwerp van gesprek geweest in de taskforce Varend Ontgassen en is na verzending aan de Tweede Kamer besproken in een vergadering van de taskforce op 3 oktober 2019. De taskforce is in 2018 opgericht door het ministerie en de provincies. De provincies zijn in de taskforce vertegenwoordigd via IPO. De kaart en bijbehorende analyse zijn vanuit de taskforce voorafgaand aan deze vergadering aan de IPO, waaronder de provincie Flevoland. De kaart zoals die nu op de site van de ILT staat zijn gebruikt bij toezicht en handhaving bij de verschillende toezichtsacties die de ILT in de afgelopen jaren in samenwerking met Rijkswaterstaat en tal van omgevingsdiensten heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft de ILT in april 2020 alle omgevingsdiensten aangeschreven om het thema varend ontgassen onder de aandacht te brengen.
Hoe kan het dat regionale verboden, van Flevoland en Zeeland, gesaboteerd worden met deze kaart?
Ik heb begrip voor het feit dat deze provincies door middel van een provinciaal verbod het ontgassen in hun provincies willen verbieden. Echter is een dergelijk verbod niet geldig op Rijkswateren en kan het dan ook niet als zodanig door de ILT worden gehandhaafd. Op dit moment biedt alleen de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN) enkele regulerende veiligheidsvoorschriften: ontgassen is niet toegestaan in dichtbevolkte gebieden, in de buurt van bruggen en in sluizen en hun voorhavens. Van een algeheel verbod op ontgassen biedt het ADN geen basis. Zolang het CDNI verbod nog niet in werking is getreden, regelt het ADN hoe een ontgassing binnen de kaders kan worden uitgevoerd. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd. Zij voert geregeld controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt zij handhavend op. De kaart is een uitwerking van deze Europese vervoersregelgeving die het ontgassen thans op nationaal niveau reguleert. De ILT heeft hiermee de bestaande routes waar varend ontgassen nu nog onder voorwaarden mogelijk is, inzichtelijk gemaakt aan de hand van deze kaart. Het is dus een visuele weergave van bestaande mogelijkheden voor schippers, ten behoeve van de handhaving van Europese regelgeving.
Op basis van welke criteria is gekozen voor deze trajecten met gedoogroutes?
Er zijn in Nederland geen gedoogroutes. Op dit moment is er nog geen nationaal verbod op grond van het CDNI-verdrag. Dat willen we snel veranderen. Nu mag in Nederland op de alle binnenwateren varend worden ontgast indien de schipper voldoet aan de voorwaarden gesteld in het ADN. Dat wil zeggen dat er niet ontgast mag worden in of bij sluizen (en hun voorhavens), bruggen en in dichtbevolkt gebied. Om inzicht te krijgen in de dichtbevolkte gebieden langs de vaarwegen in Nederland, gebruikt de ILT een combinatie tussen netwerken van hoofdvaarwegen (bron: Vaarwegen (lijn) Rijkswaterstaat, 2019) en een bestand met de bevolkingsdichtheid (bron: Vierkantstatistieken Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017). Aan de kaart zijn bruggen, sluizen en kilometermarkeringen van Rijkswaterstaat toegevoegd zodat helder is op welke trajecten ontgassen wettelijk mogelijk is.
Hoeveel handhavingsacties heeft de ILT in 2020 en 2021 verricht met betrekking tot het ontgassen van gevaarlijke stoffen door schepen?
In 2020 was de intentie de inzet voort te zetten en vooral te concentreren op vergroting van de samenwerking met omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat gericht op informatie-uitwisseling en een andere inzet van de drones. De COVID-19 pandemie bemoeilijkte die oorspronkelijke opzet van gecombineerde acties. Ondanks de lockdowns zijn drones ingezet voor het in beeld krijgen van mogelijke ontduikingen van varend ontgassen door in het water te ontgassen en zijn fysieke zichtinspecties uitgevoerd. Daar waar de coronamaatregelen versoepelden zijn gecombineerde acties inspecteurs/drones gehouden. Aan intensivering van de samenwerking met de toezichtpartners is via videoconferencing volop aandacht besteed ter voorbereiding op fysieke acties, evenals aan de uitwisseling van de (digitale) gegevens.
Daarnaast is aandacht geschonken aan handhavingscommunicatie en communicatie met burgers naar aanleiding van ontgassingsklachten. Zo heeft de ILT op haar website en via sociale media geïnformeerd over toezichtsacties waarbij handhavend is opgetreden en zijn meerdere journalisten aanwezig geweest bij toezichtsacties. Verder zijn beschikbare data van de samenwerkingspartners verder door de ILT geanalyseerd om een duidelijker beeld te krijgen van de effectiviteit van onder meer de e-nosenetwerken en de koppeling van gegevens. Gebleken is dat burgermeldingen in de meeste gevallen niet hebben geleid tot waargenomen overtredingen, terwijl er bij signalen van e-noses er tot op heden altijd sprake was van het ontgassen van verboden gassen en dampen.
In 2021 zijn verspreid over meerdere dagen in de maanden, maart, mei, juli en september acties uitgevoerd. In november staat nog een aantal actiedagen gepland. Ook in 2021 heeft de ILT bestuurlijk opgetreden.Door de ILT zijn in 2021 (tot nu toe) 24 incidenten/meldingen behandeld inzake varend ontgassen door tankschepen.
Hoe heeft u de handhaving van het verbod bestuurlijk georganiseerd en deelt u de mening dat hiervoor één instantie verantwoordelijk zou moeten zijn om versnipperd toezicht te voorkomen?
Vanuit de wetgeving is geregeld welke organisaties vanuit hun eigen expertise toezicht houden op de naleving van het verbod. De ILT staat met name aan de lat voor de handhaving. Door de aanwezigheid van Rijkswaterstaat op de binnenwateren, fungeert Rijkswaterstaat als de oren en ogen van de ILT en geeft mogelijke signalen door. De provincies moeten erop toezien dat de ontgassingsinstallaties voldoen aan de voorwaarden die het Scheepsafvalstoffenverdrag hieraan stelt. Op alle binnenwateren geldt momenteel alleen een algemeen ontgassingsverbod voor benzine (UN1203). Daar wordt op gehandhaafd door RWS, ILT, havendiensten en politie. De landelijke handhaving op de huidige en toekomstige regelgeving op het gebied van ontgassen is voldoende op orde.
Klopt het dat er in Nederland nog steeds maar één ontgassingsinstallatie in Moerdijk is?
Naast de ontgassingsinstallatie in Moerdijk is er ook een ontgassingsinstallatie in Rotterdam waar schepen die klant zijn van deze terminal kunnen worden ontgast. Met de taskforce wordt hard gewerkt aan het realiseren van de benodigde ontgassingsinstallaties door proeven uit te voeren met mobiele ontgassingsinstallaties, het ontwikkelen van een vergunningenkader voor ontgassingen op openbare kades en het aanvragen van financieringsmogelijkheden. Het is aan de sector, als gebruiker, om te bepalen of er voldoende ontgassingsinstallaties zijn. Er zijn op dit moment vijf installaties getest, verspreid over de door de sector gewenste locaties zoals Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. De installaties zijn getest met een aantal stoffen die straks onder het verbod vallen, zoals nafta en ethanol. Deze installaties kunnen op dit moment worden vergund om te ontgassen voor deze stoffen als daarvoor een aanvraag wordt ingediend.
De komende periode worden er nog meer proeven met deze installaties uitgevoerd met andere stoffen. De meest snelle manier om te worden vergund is wanneer deze installaties hun activiteiten gaan aanbieden bij bestaande (overslag)bedrijven die hiervoor een uitbreiding van de huidige vergunning kunnen aanvragen. Voor ontgassen op openbare kades moet nu nog individueel ontheffing worden verleend. In de taskforce wordt gewerkt aan een specifiek vergunningenkader voor de situatie waarbij op een openbare kade met behulp van een mobiele installatie wordt ontgast. Of dit voldoende is bij het van kracht worden van een verbod moet blijken. Naast het gebruik maken van een ontgassingsinstallatie kan de sector er immers ook voor kiezen om vaker dezelfde of verenigbare lading te vervoeren. Dan hoeft er niet te worden ontgast en kan men de kosten van een ontgassing besparen.
Omdat er nog geen verplichting bestaat om de ladingdampen af te geven, is er weinig animo om reeds gebruik te maken van deze installaties. Ik heb daarom met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland afgesproken om met de sector om tafel te gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Hoeveel tests zijn er inmiddels gedaan met ontgassingsfaciliteiten? Hoeveel van deze installaties zijn er inmiddels vergund en worden deze openbaar toegankelijk voor schippers?4
Inmiddels zijn er negen proeven uitgevoerd met vijf ontgassingsinstallaties waarbij een aantal stoffen zijn ontgast die straks onder het verbod vallen. Uit de reeks proefnemingen is gebleken dat de deelnemende installaties kunnen worden vergund. De installaties kunnen dan in opdracht van de verladers ontgassingen uitvoeren. Het komende jaar zullen de installaties nog verder worden getest met het oog op andere stoffen en het mogelijk inkorten van de ontgassingsduur. Doordat het nog niet verplicht is om de ladingdampen af te geven is er weinig animo om reeds van deze installaties gebruik te maken. Samen met de provincies Flevoland en Zeeland ga ik in gesprek met de sector om te bezien of men alvast van deze installaties gebruik kan maken.
Hoe staat het verder met de ontwikkeling van (mobiele) ontgassingsinstallaties en wat onderneemt u daarnaast om schippers te helpen om de afvalgassen op een schone en veilige manier te lozen?
Met de taskforce wordt hard gewerkt aan het realiseren van de benodigde ontgassingsinstallaties door proeven uit te voeren met mobiele ontgassingsinstallaties, het ontwikkelen van een vergunningenkader voor ontgassingen op openbare kades en het aanvragen van financieringsmogelijkheden, eventueel door een EU-subsidie aan te vragen. Het komende jaar zullen de installaties nog verder worden getest met het oog op andere stoffen en het mogelijk inkorten van de ontgassingsduur. Om de ontwikkeling van mobiele installaties een duw in de rug te geven zal ik samen met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland in gesprek gaan met de sector om te bezien of men, in aanloop naar een landelijk verbod, alvast gebruik kan maken van deze installaties zodat de ontgassingen naar de open lucht kunnen worden verminderd.
Bent u bereid om het water rondom de gedoogde lozingstrajecten te onderzoeken op de aanwezigheid van concentraties Zeer Zorgwekkende Stoffen?
Een dergelijk onderzoek heeft geen meerwaarde gelet op het feit dat het bekend is dat varend ontgassen belastend is voor mens en milieu. Vandaar dat Nederland zich hard heeft gemaakt voor een internationaal verbod.
Hoe kijkt u aan tegen de suggestie van professor Geerlings die voorstelt om de opdrachtgevende eigenaren van de schadelijke scheepsladingen te laten zorgen voor de financiering van veilige verwerking van de afvalgassen?
Die gedachte is reeds verwerkt in het internationale Scheepsafvalstoffenverdrag, waar het verbod op varend ontgassen onderdeel van uitmaakt. Dit verdrag is gestoeld op het principe van «de vervuiler betaalt». In het verbod is dan ook een verplichting opgenomen die bepaalt dat de verladers, die de vervoersopdracht van deze stoffen verlenen, de kosten moeten dragen van de ontgassing. Hiermee is geregeld dat deze kosten niet worden afgewenteld op de schippers die de stoffen slechts vervoeren.
Varend ontgassen in Flevoland |
|
Bouchallikh |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Steven van Weyenberg (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Structureel kankerverwekkend gas geloosd in meren Flevoland»1?
Ja.
Klopt het dat er tussen de 100 en 400 keer per jaar grote hoeveelheden kankerverwekkende stoffen uit binnenvaarttankers worden vrijgelaten op het Marker- en IJsselmeer? Zo nee, waarom niet? Hoeveel keer per jaar gebeurt dat in andere dunbevolkte gebieden?
Bij de invoering van het provinciale ontgasverbod heeft de provincie Flevoland onderzoek laten doen naar de omvang van het ontgassen in de provincie (Ontgassingen in kaart ten behoeve van een ontgassingsverbod in Flevoland, CE Delft mei 2017). De aantallen van 100 tot 400 lozingen per jaar die in de media worden genoemd komen voort uit dit onderzoek. De provincie Flevoland heeft dit aantal vervolgens nader geduid naar aanleiding van schriftelijke vragen vanuit de Statenfractie van het CDA2.
Bij de totstandkoming van het internationaal afgesproken verbod op varend ontgassen heeft het ministerie in 2016 een onderzoek laten uitvoeren naar de aard en omvang van het varend ontgassen in Nederland, niet specifiek in dunbevolkte gebieden. Hieruit kwam naar voren dat in heel Nederland in 2014 naar schatting ongeveer 3.300 ontgassingen hebben plaatsgevonden.
Hoe staat deze praktijk in relatie tot de aangenomen motie van het lid Laçin c.s. om al per 1 juli 2020 een verbod op varend ontgassen in te voeren (Kamerstuk 31 409, nr. 263)?2 Waarom is die opdracht van de Kamer nog steeds niet uitgevoerd?
Laat ik voorop stellen dat ook ik het verbod op varend ontgassen snel van kracht wil laten worden. Nederland heeft in 2017 overeenstemming bereikt met de andere verdragsstaten om het Scheepsafvalstoffenverdrag uit te breiden met een verbod op het uitstoten van vervluchtigende gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer en heeft dit vastgelegd in nationale wetgeving4 5. In voornoemde motie werd de regering verzocht om per 1 juli 2020 een landelijk verbod op varend ontgassen in te voeren. Door middel van een Kamerbrief van 30 april 2020 heb ik de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze motie6. In die brief is aangegeven dat het Scheepsafvalstoffenverdrag (het CDNI-verdrag, het Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart), waarin het verbod is geregeld, bepaalt dat het verbod van kracht wordt zes maanden nadat de laatste verdragsstaat het verbod heeft opgenomen in de eigen nationale wetgeving. Nederland is gebonden aan dit verdrag en kan daarom niet eigenstandig een nationaal verbod invoeren.
Om te beginnen worden de buurlanden geregeld verzocht om vaart te maken met de ratificatie van het verdrag. Ondertussen zitten we niet stil: binnen de Taskforce «Varend Ontgassen» werkt het Rijk samen met de provincies, brancheorganisaties uit de petrochemie, de binnenvaart en de havens aan de voorbereidingen van de invoering van het varend ontgassen door o.a. ontgassingsinstallaties te laten testen en onderzoek te doen naar de benodigde vergunningen. Daarnaast worden de buurlanden geregeld verzocht om vaart te maken met de ratificatie van het verdrag.
Tot slot heb ik recent nog een constructief overleg gehad over deze kwestie met de gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland. Gezien de bovengenoemde beperking heb ik met de gedeputeerden afgesproken om nog dit jaar met de sector om tafel gaan om te kijken hoe zij, in aanloop naar een verbod, alvast het ontgassen kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Wat is het effect op milieu en gezondheid voor de inwoners van de provincies Flevoland en Zeeland? Vindt u het aanvaardbaar dat inwoners van deze provincies en een Natura 2000-gebied bloot worden gesteld aan gevaarlijke stoffen?
Varend ontgassen is belastend voor mens en milieu. Vandaar dat Nederland zich internationaal hard heeft gemaakt voor een verbod op varend ontgassen en dat op initiatief van Nederland dit verbod er ook gaat komen7 8. Helaas moeten we wachten op de ratificatie van het verdrag in de andere landen. De Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (het ADN) stelt wel voorwaarden aan het ontgassen van schepen. Dit mag namelijk niet plaatsvinden in dichtbevolkte gebieden, en in de buurt van bruggen, sluizen en hun voorhavens. Deze regel wordt door de ILT gehandhaafd. Hierover is uw Kamer op 21 augustus 2019 geïnformeerd9.
Daarnaast geldt op alle binnenwateren momenteel wel al een algemeen ontgassingsverbod voor benzine (UN1203) op grond van een EU-richtlijn. Daar wordt op gehandhaafd door RWS, ILT, havendiensten en politie.
Klopt het dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) varend ontgassen blijft gedogen in afwachting van het internationale verbod?
Nee, dit klopt niet. Er is geen sprake van een gedoogbeleid. Het varend ontgassen wordt thans gereguleerd in het ADN. Die regelgeving bepaalt dat schepen niet mogen ontgassen in dichtbevolkte gebieden, in de buurt van bruggen, sluizen en hun voorhavens. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd. Zij voert controleacties uit waarin schepen die toch in dichtbevolkte gebieden ontgassen worden aangepakt10. Via de Taskforce Varend ontgassen bereiden Rijk, provincies, brancheverenigingen van de petrochemische industrie, de binnenvaart en de havens zich voor op de succesvolle implementatie van een algemeen verbod zo gauw dat mogelijk is.
Klopt het dat alleen Zwitserland het Scheepvaartafvalstoffenverdrag nog moet ratificeren? Op welke termijn verwacht u dat dit gerealiseerd zal zijn? Klopt het dat nieuwe regelgeving waarschijnlijk pas in 2026 ingaat? Kunt u druk uitoefenen op uw collega’s in Zwitserland om dit proces te versnellen?
Alle landen zijn het inhoudelijk eens over het feit dat er een ontgasverbod dient te komen. Naast Zwitserland dienen ook Frankrijk en België de verdragswijziging nog te ratificeren. Volgens de laatste stand van zaken verwacht Zwitserland eind 2023 de ratificatie te hebben voltooid. Zwitserland heeft aangegeven dat ratificatie een complexe aangelegenheid betreft, mede omdat Zwitserland de ratificatie van dit verdrag koppelt aan de ratificatie van een ander scheepvaartverdrag. Frankrijk verwacht medio 2022 de verdragswijziging te ratificeren. Ik zal over de ratificatie nog persoonlijk overleg plegen met de Franse gedelegeerde Minister van Verkeer, zodat ook op dat niveau de Nederlandse urgentie wordt gevoeld. In België hoeft enkel het Waalse gewest de verdragswijziging nog te ratificeren. België verwacht begin 2022 te ratificeren. Afgelopen zomer zijn deze landen bezocht door de Nederlandse ambassades, waarbij nogmaals is verzocht om een spoedige ratificatie. In de laatste CDNI vergadering van begin november jl. is ook op ambtelijk niveau hier weer aandacht voor gevraagd.
Het verbod op varend ontgassen gaat zes maanden na ratificatie door de laatste verdragsstaat in. Het verbod wordt in drie fasen ingevoerd. Het verbod zal telkens op meer stoffen van toepassing zijn. De eerste fase zou dan na verwachting medio 2024 ingaan. De eerste fase betreft de meest vervoerde stoffen (zoals motorbrandstoffen), waardoor een groot deel van de ontgassingen direct zal zijn verboden. De tweede fase bevat een verbod op het ontgassen van ruwe aardolie, ontvlambare vloeistoffen en koolwaterstoffen met meer dan 10% benzeen en gaat in twee jaar na de eerste fase. De derde en laatste fase (onder andere aceton, ethanol en methanol) zou dan naar verwachting in 2027 of 2028 moeten ingaan.
Wat is uw oordeel over het feit dat de provincie Flevoland zelf een verordening heeft moeten invoeren om varend ontgassen te verbieden, ondanks het feit dat de omgevingsdienst daar eigenlijk de middelen niet voor heeft om dat te handhaven? Vindt u het niet zorgelijk dat de provincie in deze positie is geplaatst?
Het Rijk en de provincies zijn het er over eens dat dat het varend ontgassen van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Sinds 2013 is Nederland in het Scheepsafvalstoffenverdrag de voortrekker voor uitbreiding van het verbod op varend ontgassen. Om de urgentie van het probleem internationaal te benadrukken, is dankbaar gebruik gemaakt van de provinciale ontgassingsverboden die in 2015 en 2016 in werking traden. Nederland heeft uiteindelijk in 2017 overeenstemming bereikt met de andere verdragsstaten om het Scheepsafvalstoffenverdrag uit te breiden met een verbod op het uitstoten van vervluchtigende gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer en heeft dit vastgelegd in nationale wetgeving11 12. In het internationaal afgesproken verbod is ook opgenomen dat de verladers (degene die de vervoersopdrachten verlenen) verantwoordelijk zijn voor het bekostigen van de benodigde ontgassing, een aspect wat in de provinciale verboden niet is geregeld.
Helaas kan Nederland het verbod niet eigenstandig in werking laten treden. Pas 6 maanden nadat het Scheepsafvalstoffenverdrag is geratificeerd door alle deelnemende landen wordt het verbod van kracht.
In afwachting van deze ratificatie wordt varend ontgassen gereguleerd op grond van de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (het ADN). Het ADN is gericht op het minimaliseren van veiligheidsrisico’s in de nabije omgeving van het schip dat de gevaarlijke stoffen vervoert. Het ADN kent geen ontgassingsverbod. Het stelt alleen veiligheidsvoorwaarden aan het varend ontgassen. Zo mag er niet worden ontgast in dichtbevolkte gebieden en in de nabijheid van bruggen, sluizen en hun voorhavens. Het regelt daarom niet de randvoorwaarden die bij een algemeen verbod nodig zijn. Voor een algeheel verbod op ontgassen biedt het ADN geen basis. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd. Zij voert geregeld controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt zij handhavend op13.
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van provinciale verordeningen ligt bij de provincies. Het provinciale verbod op varend ontgassen geeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek echter geen mandaat om op Rijkswateren te handhaven.
Waarom heeft de ILT groene vaarroutes in Flevoland aangegeven op hun kaartje, terwijl zij bekend zijn met het lokale verbod? Hoe verhoudt zich dit tot het optreden als één overheid? Hoe voorkomt u een waterbedeffect nu er wel een effectief verbod is in andere regio’s?
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van provinciale verordeningen ligt bij de provincies. Het provinciale verbod op varend ontgassen geeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek echter geen mandaat om op Rijkswateren te handhaven.
Op alle binnenwateren geldt sinds 2006 alleen een algemeen ontgassingsverbod voor benzine (UN1203) op grond van een EU-richtlijn. Daar wordt op gehandhaafd door RWS, ILT, havendiensten en politie. De landelijke handhaving op de huidige en toekomstige regelgeving op het gebied van ontgassen is voldoende op orde. De provincies moeten erop toezien dat de ontgassingsinstallaties voldoen aan de voorwaarden die het Scheepsafvalstoffenverdrag hieraan stelt.
Toen de provincies hun verboden op varend ontgassen instelden, is via meerdere kanalen en ministeries aan de provincies kenbaar gemaakt dat de provinciale verboden niet geldig zijn op Rijkswateren. Ook is dit destijds aan de Tweede Kamer gemeld door middel van beantwoording van Kamervragen van de leden Dijkstra en Schonis14 en de leden van Gerven en Van Tongeren15.
Zijn er intussen voldoende ontgassingsinstallaties in Nederland gerealiseerd om de behoefte te kunnen vervullen? Zo nee, wat gaat u doen om dit zo snel mogelijk te realiseren?
Het is uiteindelijk aan de sector, als gebruiker, om te bepalen of er voldoende ontgassingsinstallaties zijn. Vanuit de taskforce Varend Ontgassen (waarin het ministerie, de provincies, de brancheorganisaties in de petrochemie, de binnenvaart en de havens participeren) wordt de sector ondersteund in deze behoeftebepaling door het uitvoeren van proeven met mobiele ontgassingsinstallaties. Het ministerie heeft hiervoor destijds budget beschikbaar gesteld. Er zijn op dit moment vijf installaties getest, verspreid over de door de sector gewenste locaties zoals Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. De installaties zijn getest met een aantal stoffen die straks onder het verbod vallen, zoals nafta en ethanol. Deze installaties kunnen op dit moment worden vergund om te ontgassen voor deze stoffen als daarvoor een aanvraag wordt ingediend.
De komende periode worden er nog meer proeven met deze installaties uitgevoerd met andere stoffen. De meest snelle manier om te worden vergund is wanneer deze installaties hun activiteiten gaan aanbieden bij bestaande (overslag) bedrijven die hiervoor een uitbreiding van de huidige vergunning kunnen aanvragen. Voor ontgassen op openbare kades moet nu nog individueel ontheffing worden verleend. In de taskforce wordt gewerkt aan een specifiek vergunningenkader voor de situatie waarbij op een openbare kade met behulp van een mobiele installatie wordt ontgast. Of dit voldoende is bij het van kracht worden van een verbod moet blijken. Naast het gebruik maken van een ontgassingsinstallatie kan de sector er immers ook voor kiezen om vaker dezelfde of verenigbare lading te vervoeren. Dan hoeft er niet te worden ontgast en kan men de kosten van een ontgassing besparen.
Omdat er nog geen verplichting bestaat om de ladingdampen af te geven, is er weinig animo om reeds gebruik te maken van deze installaties. Ik heb daarom met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland afgesproken om met de sector om tafel te gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Een recente uitspraak van de minister over de vaccinatiegraad. |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw uitspraak van 15 oktober 2021: «We hebben op dit moment 75% die een eerste prik heeft gehad, richting de 50% die volledig is gevaccineerd»?1
Ik ben bekend met de uitspraak. Het is echter van belang om te vermelden dat de uitspraak niet gedaan is op 15 oktober 2021. Het fragment dat het Algemeen Dagblad aanhaalt op zijn website dateert van 6 juli 2021. Het Algemeen Dagblad heeft inmiddels de datum onder het videofragment gerectificeerd naar 6 juli 2021. De uitspraken over het opkomstpercentage van 75% en de vaccinatiegraad van 50% hebben dus geen betrekking op de situatie medio oktober 2021. De meest recente cijfers tot en met zondag 24 oktober laten een opkomstpercentage zien van 87,2% voor de groep 18-plussers en 85,2% voor de groep 12-plussers. De vaccinatiegraad ligt momenteel op 83,8% voor de 18-plussers en 81,7% voor de 12-plussers (bron: Cijfers COVID-19 vaccinatieprogramma | RIVM, geraadpleegd in week2.
Hoe verhoudt dit zich tot de opmerking van Van Dissel slechts een paar dagen later dat 85% een eerste prik heeft gehad?2 Kunnen we hieruit concluderen dat in een paar dagen tijd tien procent van de Nederlandse bevolking voor het eerst is gevaccineerd? Zo nee, hoe verklaart u het tien procentpunt verschil?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 is de informatie niet actueel maar dateert deze van 6 juli 2021. Het genoemde verschil in percentages ten aanzien van de opkomst eerste prik en vaccinatiegraad wordt verklaard door de incorrecte datum.
Hoe verhoudt «richting de 50% die volledig is gevaccineerd» zich tot het bericht in De Volkskrant exact een maand eerder waarin wordt gesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat 82% van de (volwassen) bevolking volledig gevaccineerd is?3
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u deze vragen voor het volgende coronadebat beantwoorden?
Ja.
Recente NPO uitzendingen waarin ongevaccineerden bedreigd worden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de uitzending over recente NPO-uitzendingen waarin ongevaccineerden bedreigd worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de volgende uitspraak in de uitzending: «Als je geen vaccin neemt, dan neem je geen medische behandeling en ga je maar lekker dood»?
Volgens art. 2.88, eerste lid, Mediawet 2008 bepalen publieke media-instellingen zelf vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod. Ze zijn daar dientengevolge ook zelf verantwoordelijk voor. Die onafhankelijkheid van de publieke omroep is een groot goed. De NTR, net als alle andere omroepen, maakt daarbij in alle vrijheid zelf zijn afwegingen en keuzes op welke wijze de NTR dat doet. Het is een kwestie van individuele smaak of men wel of niet gecharmeerd is van de inhoud. Men kan het een aanstootgevend filmpje vinden, of men kan het zien als satire. Het is echter niet aan de overheid om een oordeel uit te spreken over het media-aanbod van de publieke media-instellingen. Toezicht vooraf op de inhoud van tv-programma’s is, zoals artikel 7, tweede lid, van de Grondwet bepaalt, nooit geoorloofd.
De rechter kan eventueel naderhand bepalen dat een programma bepaalde grenzen heeft overschreden. Als aangifte is gedaan bij de politie en het openbaar ministerie zou tot strafrechtelijke vervolging overgaan, dan bepaalt de rechter als onafhankelijke instantie of de grenzen van het recht zijn overschreden.
Herkent u een patroon van haatzaaien, bedreigingen en oproepen tot geweld tegen «ongevaccineerden» bij de NPO gelet op de recente videobewerkingvan de NTR2 waarin de tv-serie Squid Game lijkt te worden gebruikt om geweld tegen «ongevaccineerden» te verheerlijken, en tevens gelet op het programma Plakshot van de VPRO3 waarin de presentator roept over ongevaccineerden en om hen tot vaccinatie te dwingen: «Je moet ze gewoon bedreigen»?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u wellicht parallellen tussen Radio Milles Collines en de manier waarop de genocide in Rwanda tot stand is gekomen en de uitspraak in De Nieuws BV, de uitspraak in Plakshot en de recente videobewerking van de NTR, zoals die allemaal door de NPO zijn uitgezonden waarbij een bepaalde bevolkingsgroep, in dit geval de niet-gevaccineerden, over zich te horen of te zien krijgen dat «je moet ze gewoon bedreigen», dat ze «lekker dood» worden gewenst of zelfs worden doodgeschoten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er volgens u ruimte binnen het publieke bestel voor uitzendingen waarin een bepaalde bevolkingsgroep (eventueel onder het mom van satire) systematisch wordt bedreigd, met plezier wordt dood gewenst of zelfs doodgeschoten? Indien dat niet het geval is, bent u dan bereid, als systeemverantwoordelijke voor de NPO, naar aanleiding van de bovenstaande drie fragmenten op te treden en zo te voorkomen dat dit nog een keer gebeurt? Indien u daartoe niet bereid bent, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het verkrijgen van een coronatoegangsbewijs voor Nederlanders die niet de optie hebben zich te laten vaccineren |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u aangeven wat u momenteel doet voor Nederlanders die zich (volledig) willen laten vaccineren, maar op doktersadvies, of vanwege andere omstandigheden, praktisch niet deze optie hebben? Komen zij in aanmerking voor een QR-code middels een vrijstelling?
Zoals mijn voorganger tijdens het plenair debat met de Tweede Kamer op 17 november jl. heeft aangegeven, werk ik aan een oplossing voor de mensen die zich om medische redenen niet kunnen laten vaccineren. Deze groep kan zich op dit moment alleen nog laten testen voor toegang. Nu staat in de Wet publieke gezondheid een uitzondering voor mensen die zich om medische redenen niet kunnen testen. Hoe mensen die zich om medische redenen niet kunnen laten vaccineren in aanmerking kunnen komen voor een QR-code wordt op dit moment uitgewerkt.
Deelt u de mening dat wie op doktersadvies zich niet laat vaccineren niet over de volledig vrije keuze tussen testen en vaccineren beschikt?
Testen en vaccineren zijn gelijkwaardige alternatieven om aan een Coronatoegangsbewijs (Ctb) te komen. Indien iemand zich niet kan laten vaccineren, is het altijd mogelijk om een Ctb te ontvangen op basis van een negatief testbewijs of een herstelbewijs. Desalniettemin ben ik aan het verkennen of en indien ja hoe personen die om medische redenen niet gevaccineerd kunnen worden, een Ctb kunnen krijgen, naast de mogelijkheid om te testen.
Wat zijn de opties voor iemand die, vanwege een (allergische) reactie op de eerste vaccinatie, op doktersadvies afziet van de tweede prik? Maakt het hierbij een verschil of de persoon in kwestie een significant niveau van antistoffen heeft aangemaakt?
Mensen die na hun eerste vaccinatie een allergische reactie kregen, kunnen in de meeste gevallen alsnog een tweede vaccinatie halen bij de allergoloog. Hierover hebben deze mensen een brief ontvangen van de GGD, waarin wordt uitgelegd op welke manier zij een afspraak kunnen maken. In sommige gevallen is het niet mogelijk om iemand een tweede vaccin toe te dienen. Ten aanzien van serologische testen, heeft mijn voorganger in het debat van 16 november jl.1 aan het lid Pouw-Verweij toegezegd dat hij zal verkennen welke wetenschappelijke inspanningen nodig zijn om tot een zekerder onderbouwing te komen over de uitslag van een serologische test.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders momenteel intrials zitten van Nederlands onderzoek naar coronavaccins, zoals het Groningse onderzoek naar het eiwitvaccin AKS-452, en vanwege hun deelname aan dit onderzoek niet gevaccineerd kunnen worden met een door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) goedgekeurd vaccin?
Zoals toegelicht in de Kamerbrief2 van 2 november jl. is via de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) gebleken dat er iets meer dan 3000 mensen mee hebben gedaan aan vaccinonderzoeken in Nederland. Volgens de CCMO lopen momenteel vijf vaccinonderzoeken (met name in de opvolging, deelnemers zijn reeds gevaccineerd) in Nederland. De CCMO heeft contact gehad met de indieners van studies met (nog) ongeregistreerde vaccins en ze verzocht om deelnemers te informeren over de mogelijkheid te vragen om de-blindering en te kiezen voor een door het EMA of WHO goedgekeurd vaccin, zodra deze voor hen beschikbaar komt. Uit de inventarisatie van de CCMO blijkt dat minder dan 5% van de deelnemers in Nederland vooralsnog geen Ctb of DCC hebben ontvangen. Sommige van deze deelnemers hebben aangegeven geen aanvullende vaccinatie bij de GGD te willen halen. Het is echter onduidelijk welk aandeel van deze groep niet aanvullend gevaccineerd kan worden met een door het EMA of WHO goedgekeurd vaccin.
Klopt het dat deze deelnemers aan de studie momenteel alleen een vaccinatiebewijs kunnen bemachtigen door uit de studie te stappen en zich alsnog te laten vaccineren met Pfizer-BioNTech, Moderna of Janssen?
Nee, dit klopt niet. Zoals mijn voorganger heeft aangegeven in de voortgangsbrief aan uw Kamer van 2 november jl. is het om een Ctb of DCC te ontvangen op basis van vaccinatie, belangrijk dat iemand optimaal is beschermd na vaccinatie. Deelnemers van vaccinonderzoeken in Nederland hebben altijd de mogelijkheid om tijdens het onderzoek een vaccinatie te halen bij de GGD. Op basis van deze vaccinaties kan een deelnemer een Ctb en DCC genereren. De CCMO heeft de indieners daarom gevraagd te reageren op de methodologische consequenties van toediening van een door het EMA of WHO goedgekeurd vaccin tijdens de studie. De CCMO heeft ook gevraagd deelnemers te informeren over mogelijke interactie (bijwerkingen die mogelijk kunnen optreden) tussen het studievaccin en het goedgekeurde vaccin. De indieners konden zich vinden in deze overwegingen en hebben deze punten geïmplementeerd in de verschillende studies. Daarbij zijn de deelnemers gevraagd aan de studie deel te blijven nemen (vervolgbezoeken) na ontvangst van het goedgekeurde vaccin zodat informatie verzameld kon worden over de combinatie van vaccins.
Het probleem rondom het uitgeven van een DCC aan iemand die optimaal is beschermd met een vaccin ontvangen in studieverband speelt ook op Europees niveau. Op 6 oktober jl. hebben de EU-lidstaten de problematiek rondom de trial vaccins besproken in het eHealth Network. Om een DCC uit te geven gebaseerd op een vaccin dat nog klinisch wordt onderzocht, is vaststelling nodig door de Health Security Committee. De Europese Commissie heeft aangegeven dit spoedig in te brengen bij de Health Security Committee. Daarbij blijft nog wel belangrijk om aan te geven dat iedere lidstaat zelf de inreisvoorwaarden bepaalt. Ik zal in Europees verband wel pleiten voor een aanpassing van de verordening, zodat mensen die zijn gevaccineerd in studieverband ook een DCC kunnen krijgen. Dit kan momenteel niet op basis van de verordening.
Ziet u ook het risico dat voortzetting van onderzoek naar coronavaccins in Nederland vrijwel onmogelijk wordt indien een vaccinatiebewijs onhaalbaar is voor deelnemers, terwijl u onlangs heeft aangegeven dat wij de coronatoegangsbewijzen nog een tijdje nodig zullen hebben?
Ik kan mij voorstellen dat het voor deelnemers van studies onaantrekkelijk is om deel te nemen als zij geen coronatoegangsbewijs kunnen ontvangen. Om die reden is de Trm aangepast (artikel 6.26aa, publiceerd in de staatscourant 2021, nr. 47 808 van 29 november 2021) alsmede de CoronaCheck app zodat mensen die tijdens een onderzoek, volgens de onderzoeker, optimaal beschermd zijn met het onderzochte vaccin alsnog een Ctb kunnen ontvangen. Hierover heb ik afspraken gemaakt met de CCMO en het RIVM die contact hebben met de onderzoekers.
Bent u bereid om het Outbreak Management Team (OMT) te vragen in haar verkenning naar antistoffenniveaus na infectie in relatie tot het coronatoegangsbewijs, zoals vermeld op pagina 92 van uw Kamerbrief van 14 september jl., ook antistoffenniveaus na experimentele vaccinatie in een vaccintrial mee te nemen?
Het OMT is om advies gevraagd over de duur en inzet van serologisch testen voor nationaal gebruik en wijst serologische testen af voor het coronatoegangsbewijs3.
Voor individueel gebruik meent het OMT dat deze testen niet geschikt zijn om te gebruiken als basis voor een coronatoegangsbewijs (CTB) om – samengevat – drie redenen.4
Het kabinet heeft eerder aangegeven het OMT advies te volgen om serologische testen nu niet in te zetten voor het CTB.
Uw Kamer heeft gevraagd om ook naar internationale voorbeelden te kijken.
Internationale ontwikkelingen ook op het gebied van serologisch testen worden inderdaad nauwlettend gemonitord. Zo zijn er gesprekken geweest met landen als Zwitserland en Israël hierover. In Israël wordt serologie echter uitsluitend gebruikt als aanvullende test bij de afgifte van een herstelbewijs en niet als alleenstaand bewijs van een doorgemaakte infectie. Zwitserland erkende ook te worstelen met het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing voor internationaal geaccepteerde afkapwaardes en de daaraan gekoppelde geldigheidsduur. Toch heeft Zwitserland besloten om bij een positieve uitslag van een serologische test, als deze is geanalyseerd door een geaccrediteerd laboratorium, een herstelbewijs met een beperkte geldigheidsduur van 90 dagen af te geven, wel wetende dat deze termijn niet op zekere gronden is gesteld.
Met de komst van de omikronvariant zullen meer wetenschappelijke data nodig zijn om duidelijkheid te krijgen over een mogelijke correlatie tussen afkapwaardes en bescherming.
Ook in EU verband is nog geen overeenstemming om serologische testen te gebruiken als basis voor een herstelbewijs om mee te reizen. Zie verder ook antwoord op vraag 3.
Bij een vaccintrial is zowel het protocol, als de duiding van de resultaten van de analyses, de verantwoordelijkheid van de onderzoekers. De overheid heeft hierin geen rol. Dit geldt ook voor eventuele serologische testen die onderdeel uitmaken van protocollen van vaccin trials.
Kunt u aangeven of, en zo ja, wanneer u verwacht dat serologische testen een manier kunnen zijn om een herstelbewijs te verkrijgen, ook als de herstelde persoon nooit een positieve coronatest heeft laten afnemen bij de GGD? Bent u bereid hier deelnemers aan Nederlandse vaccintrials, zoals die van AKS en Curevac, ook toegang toe te geven op basis van de door het vaccin gestimuleerde aanmaak van antistoffen?
Zie de antwoorden op vraag 7.
Deelt u de mening dat deelnemers aan een vaccintrial van een Nederlandse publieke wetenschapsinstelling, mits zij over voldoende niveau aan antistoffen beschikken, niet gestraft zouden moeten hoeven worden voor hun bijdrage aan de wetenschap door de komende tijd continu te moeten testen voor toegang?
Ja, al is het van belang rekening te houden met het feit dat de deelnemers voldoende beschermd moeten zijn. Niet alle vaccins die in trials worden getest blijken even werkzaam. Het is niet mogelijk dit alleen op basis van antistofniveaus te bepalen. De hoofdonderzoeker is in deze verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de deelnemers goed beschermd zijn. Dit kan betekenen dat de hoofdonderzoeker aanvullende vaccinatie met een van de door het EMA goedgekeurde vaccins adviseert. Het is van groot belang dat de hoofdonderzoeker dit actief met deelnemers bespreekt. Alle deelnemers van dergelijke onderzoeken horen voorafgaand aan deelname over alle mogelijke consequenties geïnformeerd te worden en dienen akkoord te gaan voor zij deelnemen aan het onderzoek.
Kunnen Nederlanders die zich op doktersadvies of ten behoeve van de wetenschap niet laten vaccineren wel reizen naar landen die vaccinatie voorwaardelijk hebben gemaakt aan inreizen, zoals Canada en de Verenigde Staten? Zo nee, bent u bereid – al dan niet in Europees verband – hier met deze landen nadere afspraken over te maken?
Het is aan ieder land om de inreisvoorwaarden te bepalen. In de meeste gevallen kunnen mensen binnen de EU op basis van een negatieve test ook inreizen. Mijn voorganger heeft zich tijdens de onderhandelingen hard gemaakt voor de beschikbaarheid van een alternatief voor mensen die zich niet kunnen vaccineren en dat zal ik ook blijven doen. Buiten de EU is dit echter ingewikkelder. Het testbewijs maakt wel deel uit van de equivalentieprocedure, of derde landen geteste reizigers ook daadwerkelijk in laten reizen is daarmee niet bedongen.
Het bericht 'Besmet, maar de QR-code blijft geldig' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Virologen schrikken: geprikt en toch besmet, maar QR-code werkt gewoon»? Wat vindt u van het bericht?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. Zoals ook aangegeven in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen die hierover gesteld zijn2, zie ik het als de eigen verantwoordelijkheid van mensen om rekening te houden met anderen en zich bij een eventuele besmetting aan de op dat moment geldende richtlijnen en basisregels te houden. Bij een positieve testuitslag (gevaccineerd of ongevaccineerd) ga je thuis in isolatie en gebruik je de QR-code niet voor toegang. Als iedereen zich aan deze afspraak houdt, zie ik geen reden om de QR-code in te trekken.
Op dit moment is het (tijdelijk) op afstand intrekken of ongeldig maken van deze coronatoegangsbewijzen (CTB’s) technisch niet mogelijk zonder afbreuk te doen aan de hoge eisen van gegevensbescherming die ik heb gesteld aan de ontwikkeling van het Nederlandse CTB (zowel digitaal in de CoronaCheck-app als ook geprint op papier). Hierbij is een afweging gemaakt in de balans tussen de bescherming van persoonsgegevens en het tegengaan van misbruik. In die afweging heb ik uw Kamer eerder dit jaar meegenomen.3 De CoronaCheck-app is daarom ontwikkeld volgens de principes van privacy- en security by design waarbij verschillende maatregelen zijn getroffen om de privacy van burgers te borgen. Door deze ontwerpkeuzes bevat het CTB te weinig informatie om de QR-code in te trekken. Naar aanleiding van de Motie Den Haan4; «geen Groen vinkje in de CoronaCheck-app na besmetting» zal ik u binnenkort nader berichten over de keuzes die te maken zijn. Daarbij geef ik u alvast het volgende mee.
Allereerst moet er onderscheid gemaakt worden tussen papieren bewijzen en bewijzen in de app. Het zonder meer intrekken van papieren bewijzen op afstand kan niet, ze kunnen immers niet worden weggenomen of vernietigd. Wel kan worden gedacht aan het controleren aan de deur of een eerder afgegeven papieren bewijs op dat moment geldig is. Dat vergt een publiek beschikbare zwarte lijst van positief geteste mensen die kan worden gekoppeld aan papieren bewijzen. De huidige papieren bewijzen zijn daarvoor niet geschikt. De al meer dan 600.000 per post uitgegeven papieren bewijzen en alle daarnaast door mensen zelf afgedrukte bewijzen zouden allemaal moeten worden ingetrokken (en opnieuw aangevraagd). Ze zouden daarbij zo moeten worden gemaakt dat ze direct te koppelen worden aan individuele personen, om de relatie te leggen tussen een positief getest persoon en een specifiek bewijs teneinde dit bewijs op een lijst van besmette personen te kunnen plaatsen. Het opstellen van een dergelijke lijst heeft als risico dat door iedereen met een scanner-app kan worden vastgesteld dat mensen positief getest zijn of zijn geweest. Daarbij bestaat het risico dat een dergelijke lijst wordt gelekt. De Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit doet nu bijvoorbeeld onderzoek naar een mogelijk datalek bij een bepaalde versleutelde lijst met ruim 39.000 codes die gebruikt wordt om QR-codes te blokkeren bij scannen.
Bewijzen in de app zouden wellicht wel technisch kunnen worden ingetrokken. Een mogelijke werkwijze daarbij kan zijn dat mensen verplicht worden om (bijvoorbeeld elke dag) met DigiD in te loggen bij de GGD om te checken dat ze niet recent positief zijn getest en dat alleen als mensen dat doen hun QR-code geldig blijft. Ook dit brengt allerlei risico’s met zich mee. Het leidt tot hoge kosten (voor onder meer dagelijks gebruik van DigiD), overbelasting van systemen omdat dit aantal inlogpogingen niet ondersteund kan worden en sluit heel veel mensen uit (zoals de groep mensen die niet beschikt over DigiD of een Burgerservicenummer).
Zoals gezegd zal ik uw Kamer nader informeren naar aanleiding van genoemde motie. Ter voorbereiding daarvan wordt de Begeleidingscommissie Digitale Ondersteuning Bestrijding Covid-19 om advies gevraagd. Aan de Begeleidingscommissie is de vraag gesteld of en hoe de CoronaCheck-app kan worden aangepast zonder afbreuk te doen aan de hoge eisen van gegevensbescherming en privacy die aan de app zijn gesteld bij de ontwikkeling. Hierbij maak ik graag gebruik van alle expertise van de Begeleidingscommissie, waaronder op het gebied van ethiek, gedragswetenschappen, privacy en informatieveiligheid en morele aspecten.
Bent u het eens dat het volstrekt onverantwoord is om als positief geteste persoon een eerder verkregen QR-code te gebruiken om toegang te krijgen tot activiteiten met een coronatoegangsbewijs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom bent u dan niet bereid om dit probleem op te lossen?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van mij, over het bericht «Fraudeurs houden toch groen vinkje»?2
Ja.
Waarom is het, zoals wordt vermeld in uw antwoorden, blijkbaar wel mogelijk QR-codes te blokkeren als gevolg van fraude met het online verspreiden van QR-codes van coronatoegangsbewijzen waarmee andere personen deze QR-codes kunnen gebruiken om toegang te krijgen, maar is het niet mogelijk om QR-codes te blokkeren van mensen die positief zijn getest?
Onlangs is gebleken dat CTB’s en buitenlandse DCC’s worden gekopieerd en via het internet beschikbaar worden gesteld om door anderen te worden gebruikt voor binnenlandse toegang. Dit gebeurt vooral met bewijzen die op papier zijn uitgegeven. Deze QR-code is statisch, anders dan een QR-code die in de CoronaCheck-app wordt gemaakt en elke minuut wordt ververst. Zodra wordt geconstateerd dat een CTB of DCC met anderen wordt gedeeld, kan deze worden geblokkeerd. Gedupeerden van fraude of misbruik kunnen op de gebruikelijke wijze een nieuw CTB aanmaken en daarmee opnieuw toegang verkrijgen tot activiteiten en voorzieningen.
Omdat voor zover het gaat om papieren QR-codes, de codes van mensen die positief getest zijn niet door hen of anderen gepubliceerd zijn, kunnen deze niet op dezelfde wijze worden geblokkeerd.
Wat zijn de verschillen in de apps voor coronatoegangsbewijzen in Nederland en België, aangezien het in België wel mogelijk is om de QR-code van een positief geteste persoon tijdelijk te blokkeren? Welke andere landen kunnen QR-codes van positief geteste personen tijdelijk blokkeren?
In een Nederlands CTB zijn – zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 en 2 – nauwelijks gegevens opgenomen, waardoor het intrekken of ongeldig maken van de QR-code in de CoronaCheck app op dit moment onmogelijk is. Dit in tegenstelling tot de internationale QR-code die meer gegevens bevat. Het is aan een land zelf om te bepalen of en hoe invulling wordt gegeven aan coronabewijzen voor binnenlands gebruik. In sommige Europese landen zoals België wordt alleen gebruik gemaakt van het DCC, in andere landen is een eigen CTB-equivalent ontwikkeld. Hierdoor kan het zijn dat de QR-code in een ander land – zoals België – door andere ontwerpkeuzes wel herleidbaar is naar een specifiek persoon en dus kan worden ingetrokken door deze op een lijst te plaatsen. De Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit doet nu onderzoek naar een mogelijk datalek bij een versleutelde lijst met ruim 39.000 codes die gebruikt wordt om QR-codes te blokkeren bij scannen.
Uit navraag begin oktober is bekend dat het op dit moment in Letland, Frankrijk, België en Liechtenstein mogelijk is om vaccinatiebewijzen tijdelijk in te trekken in het geval van een positief testresultaat.
Wat is er nodig om QR-codes van positief geteste personen alsnog tijdelijk te kunnen blokkeren?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om alsnog de QR-code te blokkeren van mensen die positief getest zijn op het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre is het strafbaar om met een onterecht coronatoegangsbewijs en dus met een positieve coronatest naar activiteiten toe te gaan waar een coronatoegangsbewijs nodig is?
Wanneer iemand, ondanks een positieve coronatest, een legaal CTB gebruikt om toegang te krijgen tot een CTB-plichtige activiteit, dan is dat in de eerste plaats zeer onverantwoordelijk handelen van deze persoon. Dergelijk onverantwoordelijk handelen kan een gevaar vormen voor anderen en kan afhankelijk van de specifieke omstandigheden in sommige gevallen mogelijk als strafbaar worden beschouwd.
Welk gezondheidsadvies krijgen mensen die positief getest zijn op het coronavirus, maar ook gevaccineerd zijn? Wordt bij een positief getest persoon gemeld dat het tijdelijk niet bedoeling is dat een verkregen QR-code gebruikt wordt?
Vanaf het begin van de coronapandemie is het dringende advies om bij klachten thuis te blijven, je te laten testen en als je weet dat je corona hebt in quarantaine te gaan. Dit wordt op alle mogelijke manieren uitgedragen. Als je gevaccineerd bent en klachten hebt of positief bent getest, geldt dit ook. Wanneer iemand positief test, dan neemt de GGD contact met diegene op voor het bron- en contactonderzoek. De medewerker van de GGD zal tijdens dit gesprek de informatie verschaffen die is opgesteld door het landelijk centrum infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM.6
De grondwet, het coronatoegangsbewijs – en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan - en lessen die Nederland kan trekken uit van de aanpak in Corona in Noorwegen, Zweden en Denemarken |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u de motie om meer inzichten te bieden in de kosten van het Koninklijk Huis (de B-component) naast u neergelegd heeft, omdat de Grondwet in artikel 40 het persoonlijk leven van de Koning beschermt, en dat u dus kortom bepaalde maatregelen (openheid van de B-component van de uitgaven van het Koninklijk Huis) getoetst heeft aan de Grondwet?
Ja, ik herinner mij de motie. Bij het uitvoeren van deze motie is gebleken dat ondanks mijn voornemen om deze motie zo ruimhartig mogelijk uit te voeren, ook de grenzen van de Grondwet nadrukkelijk in zicht zijn gekomen. Vervolgens heb ik gezocht om, teneinde zo veel mogelijk recht te doen aan de motie, binnen de grenzen van artikel 41 van de Grondwet, meer inzichtelijk weer te geven op welke wijze de B-component wordt bestemd en de controle op de uitgaven binnen de Dienst koninklijk huis (Dkh) wordt gewaarborgd. In de brief van 5 oktober 2021 aan de Kamer heb ik dit toegelicht.
De Minister van BZK heeft in de begrotingsbehandeling ook enkele opmerkingen gemaakt over de interpretatie van de Grondwet. De Grondwet is een fundament in ons staatsrecht en tegelijkertijd is niet altijd op voorhand duidelijk hoe de Grondwet moet worden uitgelegd. Het kabinet geeft in dat geval naar beste weten en kunnen een interpretatie, in dit geval ook op basis van voorlichtingen van de Raad van State, en het is gebruikelijk dat hierover ook debat plaatsvindt met de Kamer, en het kabinet verantwoording aflegt over de gegeven interpretatie.
Kunt u aangeven hoe u tot die grondwettelijke toetsing gekomen bent?
Zie antwoord vraag 1.
Welke grondwettelijke toetsing heeft u ooit toegepast op wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen in de coronasfeer die duidelijk raken aan de grondrechten die zijn vastgelegd in de Grondwet (u kunt hierbij denken aan de avondklok, de lockdown, de toepassing van het coronatoegangsbewijs)?
Bij de invoering van nieuwe wetten ter bestrijding van de epidemie wordt een grondwettelijke toetsing toegepast. Hierbij wordt aangegeven welke in de Grondwet beschermde grondrechten en Europese of internationale verdragen neergelegde mensenrechten worden beperkt door het wetsvoorstel en wordt getoetst op de noodzakelijkheid en de proportionaliteit van de wettelijke bepalingen. In de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 is uitgebreid stilgestaan bij de verschillende grond- en mensenrechten die door deze wet beperkt worden en is daarvoor een rechtvaardiging gegeven. Dit geldt ook voor de andere wetten zoals de Tijdelijke wet testbewijzen covid-19 en de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19. Daarnaast wordt ook in de toelichting van het Tijdelijk besluit veilige afstand en van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, en wijzigingen daarvan als moet worden opgeschaald of kan worden afgeschaald, toegelicht welke grond- en mensenrechten worden beperkt door de maatregelen en wat de rechtvaardiging van de inperking is.
Klopt het dat, zoals de media berichten, u eventueel overweegt in november het coronatoegangsbewijs te verlengen en uit te breiden, zeker nu het aantal positieve coronatesten en het aantal ziekenhuisopnames weer stijgt?
Op 2 november heeft het kabinet besloten dat de inzet van een coronatoegangsbewijs wordt verlengd voor de huidige sectoren en wordt uitgebreid naar andere sectoren. Voor de specifieke maatregelen die op 2 november zijn aangekondigd, verwijs ik u graag naar https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2021/11/02/besmettingen-moeten-omlaag-passende-maatregelen-nodig. Op 12 november zijn hier nog maatregelen aan toegevoegd. Deze vindt u op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/nieuws/2021/11/12/besmettingen-moeten-omlaag-strengere-regels-om-contacten-te-beperken.
Kunt u, op basis van het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames, aangeven vanaf welk moment niet meer wordt voldaan aan de verwachting die u in uw Kamerbrief van 14 september 2021 schetst dat scenario 3, het huidige maatregelenpakket, kan leiden tot een aanzienlijke opleving van het coronavirus en dat alleen door een brede inzet van het coronatoegangsbewijs dit risico naar verwachting kan worden beperkt? Vanuit welke weging is er gekeken naar de ziektelast door corona, in de breedste zin van het woord, die de huidige stijging met zich meebrengt en hoe verhoudt deze weging zich tot de volksgezondheid? Kunt u in het kader van de huidige en verwachte stijging reflecteren op de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs?
In de Kamerbrief van 14 september 2021 heeft het kabinet aangegeven dat 200 IC-bedden zijn gereserveerd voor Covid-19 patiënten zonder dat gevolgen zou hebben voor non-Covid zorg. Op 27 oktober 2021 lagen er precies 200 patiënten op de IC en sindsdien is dit aantal alleen maar gestegen. Dit betekent dat dit gevolgen heeft voor de non-Covid zorg en dat deze als gevolg daarvan moet worden afgeschaald of dreigt te worden afgeschaald. Om er voor te zorgen dat de zorg niet overbelast raakt met coronapatiënten, heeft het kabinet op 2 november besloten dat extra maatregelen noodzakelijk zijn. Op 12 november zijn hier nog aanvullende maatregelen aan toegevoegd. Het dagelijks aantal nieuwe ziekenhuis- en IC-opnames, gecombineerd met contextfactoren als dagelijks aantal nieuwe besmettingen, vaccinatiegraad en vrije IC bedden wordt meegenomen in de weging. Zoals in de brief van 2 november aangegeven stijgen de besmettingen en ziekenhuis- en IC-opnames sneller dan verwacht en is vanaf 2 november Nederland ingeschaald in het hoogste risiconiveau «ernstig». We wisten dat de cijfers in het najaar weer zouden stijgen, maar de huidige waarden zitten aan de bovenkant van de bandbreedte van de eerdere prognoses van het RIVM.
Het OMT geeft in haar 128e-advies aan dat het (breder) inzetten van coronatoegangsbewijzen een gerichte maatregel is die transmissie van het virus en de te verwachten ziekenhuisopnames kan beperken.
Het coronatoegangsbewijs sluit de kans op besmetting niet uit, want ook mensen die volledig gevaccineerd of getest zijn kunnen het virus overdragen. Een coronatoegangsbewijs verkleint de kans op virusverspreiding en besmetting wel. Het OMT geeft in het 126e-advies aan dat het risico op besmetting tijdens een evenement kleiner wordt middels de inzet van CTBs: «Het CTB levert een belangrijke bijdrage aan het reduceren van het risico op besmetting tijdens evenementen. Het CTB kan de kans dat een besmette persoon aanwezig is op een evenement echter niet helemaal wegnemen. Uit berekeningen blijkt dat de kans dat iemand besmettelijk virus bij zich draagt en daarmee potentieel besmettelijk is voor anderen, ook na een negatieve antigeensneltest nog altijd circa tweemaal zo groot is als de kans dat een volledig gevaccineerd persoon het virus draagt.» (OMT 126).
Een CTB is op 3 manieren te verkrijgen: via een vaccinatie-, herstel- of testbewijs. De effectiviteit van een CTB valt en staat dus bij de effectiviteit van deze onderliggende aspecten. Vaccinatie draagt het meeste bij aan de effectiviteit van het CTB. Het OMT geeft aan dat de vaccineffectiviteit tegen infectie ongeveer 75% is. Daarbovenop komt dat vaccinatie voor 50–63% beschermt tegen overdracht van het virus wanneer een persoon eenmaal besmet bent. Voor alle helderheid, dit is dus een keersom. Als een gevaccineerde nauw contact heeft met een besmet persoon, is de kans dat deze een infectie thuis doorgeeft dus 87.5–89% kleiner dan dat een niet-gevaccineerde thuis zijn familie besmet. Vaccins hebben een nog hogere effectiviteit tegen zowel ziekenhuisopname (94%) als IC-opname (97%). Dhr. Van Dissel gaf in de technische briefing van woensdag 3 november aan dat over de afgelopen 8 weken de vaccineffectiviteit respectievelijk 93% en 96% is. Het OMT geeft dus aan dat de kans dat een deelnemer op een evenement toch besmettelijk is, veel kleiner is bij volledig gevaccineerde personen dan bij ongevaccineerde maar vooraf geteste personen. Die bescherming geldt voor zowel andere gevaccineerden als niet gevaccineerden. De hoge mate van bescherming tegen transmissie door vaccinatie heeft ook positieve gevolgen voor ongevaccineerden: de kans dat zij besmet worden is significant kleiner. Dus de beste manier om jezelf en anderen te beschermen is vaccinatie en dit laat dus zien dat de inzet van CTBs effectief is.
Rondom testen blijkt dat het percentage positieve testen van Testen voor Toegang (TvT) varieert, maar tussen 0,5% en 1% ligt. Het grootste deel van de ongevaccineerden die aan een activiteit wil gaan deelnemen lijken dus niet besmet te zijn. Het moeten testen lijkt dus een preventieve werking te hebben. Dat is goed, want bij klachten is nog steeds het advies dat personen thuis moeten blijven.
CTBs hebben een positief effect op de transmissie van het virus, aangezien de transmissie wordt afgeremd. Dit sluit goed aan bij de strategie van het kabinet om de druk op de zorg niet te hoog te laten oplopen, kwetsbaren te beschermen en zicht te houden op het virus. Om een zo groot mogelijk effect van CTBs te krijgen is het van belang dat de naleving, controle en handhaving goed is. Door alleen mensen toe te laten die hersteld, gevaccineerd of getest zijn, wordt het besmettingsrisico aanzienlijk verminderd voor alle bezoekers.
Deelt u de mening dat het coronatoegangsbewijs een inbreuk is in een aantal grondrechten en dat die dus altijd proportioneel moet zijn en zo kort mogelijk en passend gezien de volksgezondheid in de Wet publieke gezondheid (waarin dwingende maatregelen opgelegd kunnen worden om de bevolking te beschermen) moet worden toegepast?
Ja, die mening deel ik. Ik vind het wel belangrijk om hierbij op te merken dat het gaat om een gerechtvaardigde inbreuk op een aantal grondrechten voorzien bij wet, om het legitieme doel van de volksgezondheid te beschermen. Het treffen van een ander type maatregelen, zoals de sluiting van sectoren, maakt namelijk ook een inbreuk op grondrechten.
Kunt u aangeven of u ook een aantal maatregelen wilt overwegen, die een beperktere of geen impact hebben op grondrechten, zoals betere ventilatie, toepassing van CO2-meters (zoals in België) of meer gebruik van mondkapjes op plekken waar veel kwetsbare mensen zijn zoals ziekenhuizen, en betere communicatie – vooral bij groepen die tot nu toe slecht bereikt zijn?
Bij elk besluitvormingsmoment weegt het kabinet alle betrokken belangen op een weloverwogen wijze tegen elkaar af. Zo worden naast het OMT-advies bijvoorbeeld ook de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk beeld, de uitvoeringstoets, juridische aspecten en het advies van de RIVM-gedragsunit meegenomen. Het kabinet beseft zich dat het inperken van grondrechten om een goed onderbouwde rechtvaardiging vraagt en door het afwegen van verschillende aspecten beoogt het kabinet een zo goed mogelijke afweging te maken. Bij iedere maatregel vindt een subsidiariteitstoets plaats. Hierbij wordt voor iedere maatregel onderzocht of er geschikte maatregelen zijn die een minder vergaande inbreuk maken op grond- en mensenrechten, waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt. Daarom kijkt het kabinet ook naar andere maatregelen.
Ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat en dus altijd van belang, maar zeker ook nu. Daarom is «frisse lucht» sinds de zomer opgenomen als vierde basismaatregel en ook onderdeel geworden van de «Alleen samen»-campagne. Daarmee wijzen we mensen op het belang van goede ventilatie en geven we hun handvatten mee om dit thuis te realiseren. Ook zijn in artikel 4.5 van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 ventilatienormen opgenomen waaraan een horecalokaliteit dient te voldoen. Daarnaast is begin oktober 2021 een handreiking verschenen om gebouwbeheerders en gebouweigenaren te helpen om hun ventilatievoorzieningen op de juiste wijze in te regelen, te onderhouden en te gebruiken. Bij de handreiking ter verbetering van de ventilatie zijn we uitgegaan van beschikbare ventilatievoorzieningen: hoe kun je die het best gebruiken. Er wordt ook aandacht besteed aan CO2-meters, maar daarbij wordt uitgelegd hoe deze te gebruiken zijn als ze reeds aanwezig zijn. Wij denken dat op dat punt meer winst te behalen is dan in het verplicht voorschrijven van CO2-meters. De komende tijd houden we nauwlettend in de gaten welke resultaten er worden geboekt. Mocht de situatie daarom vragen, dan kan de mogelijkheid onderzocht worden om CO2-meters verplicht voor te schrijven.
Een van de speerpunten van het kabinetsbeleid in de bestrijding van het coronavirus is het beschermen van kwetsbaren. Daarom is de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer (OV) van kracht gebleven, omdat men in het OV langere tijd in een onafgesloten ruimte verblijft en anderhalve meter afstand houden daar (vaak) niet mogelijk is. Zo kunnen ook kwetsbaren op een veilige manier gebruik blijven maken van het OV. Ook is met de maatregelen van 6 november 2021 de mondkapjesplicht in publiek toegankelijke binnenruimtes geherintroduceerd. Dit was naar aanleiding van de verslechterde epidemiologische situatie.
Tenslotte zet het kabinet in op goede communicatie. Dit is van cruciaal belang om alle iedereen in de samenleving te bereiken. Na elk besluitvormingsmoment worden de dan geldende maatregelen op de website van de rijksoverheid geplaatst. Daarnaast wordt veel gebruik gemaakt van publiekscampagnes, zoals radio en tv-commercials. Ook worden de geldende maatregelen omgevormd in handige infographics, zodat op een laagdrempelige manier duidelijk is wat de maatregelen zijn. Het is van belang dat iedereen zich goed aan de basisregels en maatregelen houdt, omdat dit zeer efficiënte maatregelen zijn. Op deze manier wordt voorkomen dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Kunt u ervoor zorgen dat u ook een pakket maatregelen voorbereidt dat grondrechten minder hard of niet raakt, wanneer u en/of het Outbreak Management Team (OMT) aanvullende maatregelen noodzakelijk achten?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een afwegingskader van maatregelen te ontwikkelen over mensenrechten en coronabeleid en – nu u toch al conceptmaatregelen heeft klaarliggen en nu u toch weet dat u zelf aan de Grondwet kan en moet toetsen – die voor te leggen voor een gezaghebbend advies, dat u tegelijk aan de Kamer stuurt en waarin ingegaan wordt op proportionaliteit en subsidiariteit van de voorgestelde maatregelen?
Zoals hiervoor aangegeven wordt bij de invoering van maatregelen steeds getoetst aan de grond- en mensenrechten. Dit komt ook terug in de memorie van toelichting bij ieder wetsvoorstel, waarbij in een aparte paragraaf de te nemen maatregelen worden getoetst aan het relevante grond- en mensenrechtelijk kader. Bij de totstandkoming van wetten adviseert bovendien de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel. Tevens worden verschillende partijen geconsulteerd bij wetsvoorstellen die impact hebben op grondrechten. Zo wordt het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens gevraagd op het gebied van gegevensbeschermingsrecht. Ook is het College voor de Rechten van de Mens geconsulteerd bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Hiermee wordt naar het oordeel van het kabinet voldoende door gezaghebbende instanties geadviseerd over de beperking van grond- en mensenrechten bij de totstandkoming van wetten. Bij de maatregelen die bij ministeriële regeling worden getroffen wordt via de nahangprocedure aan zowel de Tweede als Eerste Kamer de mogelijkheid gegeven om zich uit te spreken over de beperking van de grond- en mensenrechten, die in de regeling zijn toegelicht. Hierbij wordt beoordeeld of de maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn ten aanzien van het te beschermen doel. Dat doel is het beschermen van de volksgezondheid. Ook bij toekomstige maatregelen zal getoetst worden aan de elementen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Kunt u aangeven met welke wetenschappelijke studies u het beleid rondom de uitbreiding van het coronatoegangsbewijs onderbouwd heeft?
Rondom de inzet van coronatoegangsbewijzen is het lastig om vergelijkend praktijkonderzoek te doen, daar dit aanloopt tegen ethische grenzen. Tot dusver is er, los van de wetenschappelijke adviezen van het OMT, is er nog beperkte inzicht via wetenschappelijke studie. Op grond van de Fieldlabs is er natuurlijk wel waardevolle informatie vergaard die benut wordt. De komende tijd zal er, naarmate het CTB langer ingezet wordt, steeds meer data beschikbaar komen dat we kunnen gebruiken voor de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs op de virusverspreiding.
In het debat rondom de ontwikkelingen van het coronavirus van woensdag 3 november, is een motie1 van het Lid Westerveld (GL) aangenomen dat de regering verzoekt «grootschalig onderzoek te laten verrichten naar de effectiviteit om verspreiding tegen te gaan afgezet tegen iedereen testen, en de opzet van het onderzoek de Kamer te doen toekomen». In ditzelfde debat heb ik toegezegd om met het RIVM en/of andere onderzoeksinstituten in gesprek te gaan over een mogelijk design waarin we meer te weten zouden kunnen komen over de effectiviteit van coronatoegangsbewijzen. Ook heb ik in mijn stand van zaken brief van 12 november aangegeven hoe ik hier mee om zal gaan. Ik zal het OMT vragen om een reflectie. En ik heb een onderzoeksvraag uitgezet om meer zicht te krijgen op de effectiviteit van het CTB.
Indien de wetenschappelijke basis onder het coronatoegangsbewijs en het gebruik daarvan nogal zwak zou zijn, heeft u dan al opdracht gegeven voor een goed opgezette wetenschappelijke studie naar de effecten hiervan op de verspreiding van het virus? Zo ja, welke en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wilt u voor de volgende coronapersconferentie ook informatie inwinnen over landen als Noorwegen, Zweden en Denemarken en aan het OMT vragen hoe wij in een vergelijkbare situatie terecht zouden kunnen komen als die landen?
De ontwikkelingen in de ons omringende landen zijn heel interessant. De situatie van een flink aantal landen wordt dan ook middels een wekelijkse uitvraag goed bekeken en regelmatig wissel ik met collega’s goede ervaringen uit. De vaccinatiegraad in Zweden is iets lager dan in Nederland, in Denemarken iets hoger en in Noorwegen nagenoeg gelijk (maar de verschillen met Nederland zijn klein). Zweden kent al sinds het begin van de pandemie een beleid gericht op eigen verantwoordelijkheid van de burger, dat is nog steeds onveranderd. Nationaal wordt er dan ook geen gebruik gemaakt van een vaccinatiecertificaat of coronatoegangsbewijs. Wel wordt er gekeken of dit in de toekomst noodzakelijk is voor, in ieder geval, evenementen. Daarnaast zijn regio’s in Zweden gestart met het overplaatsen van niet gevaccineerde zorgmedewerkers, zodat deze niet meer werken met kwetsbaren. Daarnaast worden er alleen nog volledig gevaccineerde nieuwe zorgmedewerkers aangetrokken. Denemarken is al vroeg begonnen met een streng testbeleid wat na aanvang van de vaccinatiecampagne is omgezet in een streng test- en vaccinatiebeleid. Zo was het in de beginperiode heel gebruikelijk dat iedereen zich minstens drie keer per week preventief liet testen. Na invoering van het Digitaal Covid Certificaat (DCC) in april van dit jaar was deze vereist voor veel belangrijke onderdelen van het openbare leven (bijv. horeca, sport, cultuur etc.). Omdat in Denemarken de vaccinatiegraad hoog is heeft de overheid onlangs besloten het COVID-certificaat voor nationaal gebruik af te schaffen, maar voor reizen is deze wel nog noodzakelijk. Ditzelfde geldt ook voor Noorwegen.
Een belangrijk verschil tussen Nederland en deze Scandinavische landen is dat zij geen grote clusters van niet gevaccineerden kennen, zoals wij dat in Nederland wel kennen. Daarnaast zijn er ook culturele verschillen. In Denemarken is men bijvoorbeeld gewend aan een digitale samenleving en was er geen noemenswaardig bezwaar het coronacertificaat in te voeren en daarmee zal ook het eventueel noodzakelijke herinvoeren geen problemen opleveren.
Heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) al een tussenrapportage aan de regering gezonden over het onderzoek naar de aanpak van de coronacrisis? Zo nee, wilt u dan de OVV benaderen om dat wel te doen, aangezien ook het leren tijdens deze crisis heel belangrijk is en het onderzoek al meer dan een jaar geleden is begonnen?
De OVV heeft geen tussenrapportage aan de regering gezonden. Het is niet de taak van het kabinet om een tussenrapportage bij de OVV op te vragen. Het gaat om onafhankelijk onderzoek.
Kunt u deze vragen voor het volgende coronadebat beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het EMA-rapport inzake onder andere de beoordeling en voorlopige goedkeuring van het Pfizer-vaccin |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het beoordelingsrapport van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) voor het COVID-19 mRNA-vaccin van Pfizer (verder: EMA-rapport en Pfizer-vaccin), dat deels openbaar gemaakt is en dat de wetenschappelijke evaluatie van de voorwaardelijke handelsvergunning voor dit middel beschrijft?1
Ja, ik ben bekend met het beoordelingsrapport waar u naar verwijst.
Weet u dat het EMA-rapport een beknopte beschrijving geeft van de in de artikelen 4 en 4 bis van Richtlijn 65/65/EEG, in de bijlage van Richtlijn 75/318/EEG en in artikel 2 van Richtlijn 75/319/EEG bedoelde gegevens en bescheiden, waarvan een aanvraag van een vergunning voor een geneesmiddel voor menselijk gebruik vergezeld moet zijn?2, 3, 4
Het rapport van de European Medicines Agency (hierna: EMA) bevat geen verwijzing naar deze richtlijnen, omdat alle drie deze richtlijnen sinds 17 december 2001 niet meer in werking zijn.
Erkent u dat op basis van dit EMA-rapport geconcludeerd kan worden dat bij afgifte van de vergunning niet volledig aan de in vraag 2 genoemde Europese richtlijnen genoemde vereisten werd voldaan, en dat de Committee for Medicinal Products for Human use (CHMP) haar positieve advies voor een voorwaardelijke handelsvergunning voor het Pfizer-vaccin moet hebben uitgebracht op grond van Europese regelgeving die daarin voorziet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de vorige vraag.
Weet u dat Verordening (EEG) 2309/93 en Richtlijn 91/507/EEG een wettelijke basis bieden om in uitzonderlijke omstandigheden en onder voorwaarden een handelsvergunning af te kunnen geven?5, 6
Nee, gegeven dat deze regelingen niet meer in werking zijn (Verordening (EEG) 2309/93 niet meer sinds 19 november 2005, en Richtlijn 91/507/EEG niet meer sinds 17 december 2001) en daarmee niet langer een wettelijke basis kunnen vormen.
Kunt u bevestigen dat de handelsvergunning voor het Pfizer-vaccin is afgegeven op voorwaardelijke basis vanwege de uitzonderlijke omstandigheid van de pandemische situatie en de urgente noodzaak voor dit product, zoals dit in het EMA-rapport herhaaldelijk gesteld wordt?
Voor het Pfizer-vaccin (ook wel: Comirnaty) geldt dat een voorwaardelijke handelsvergunning is verleend. Nadat de firma aan de voorwaarden heeft voldaan, wordt deze voorwaardelijke handelsvergunning omgezet in een standaard handelsvergunning. Een voorwaardelijke handelsvergunning kan alleen worden verleend om te voorzien in onvervulde medische behoeften voor een geneesmiddel voor de behandeling, preventie of diagnose van een ernstig invaliderende of levensbedreigende ziekte.7 De voorwaardelijke handelsvergunning is afgegeven in het belang van de volksgezondheid, omdat het vaccin een geneesmiddel is dat wordt ingezet voor de voorkoming (profylaxe) van een levensbedreigende ziekte die op geen andere wijze kan worden voorkomen («unmet need») en omdat de voordelen van de onmiddellijke beschikbaarheid van het Pfizer-vaccin groter zijn dan de risico’s van het Pfizer-vaccin.
Weet u dat de op grond van dit EMA-rapport voorwaardelijke handelsvergunning betrekking heeft op het Pfizer-vaccin voor COVID-19, en dat dit middel nog geen officiële wettelijke goedkeuring heeft in Nederland en binnen de EU?
Dit is onjuist: een voorwaardelijke handelsvergunning is gewoon een wettelijke goedkeuring die na publicatie van het besluit door de Europese Commissie direct van kracht is in alle lidstaten van de Europese Unie.
Weet u dat het Pfizer-vaccin voor COVID-19 momenteel nog niet aan de vereisten voldoet om officiële wettelijke goedkeuring te verkrijgen in Nederland en binnen de EU?
Dit is onjuist: zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef, voldoet het Pfizer-vaccin aan de wettelijke vereisten.
Geldt dit ook voor de andere COVID-vaccins die in Nederland worden toegediend?
Alle COVID-19-vaccins die in Nederland worden toegediend hebben een voorwaardelijke handelsvergunning en voldoen aan de wettelijke eisen voor goedkeuring.
Bent u van mening dat deze voorwaardelijke handelsvergunning voor Nederland moet worden ingetrokken wanneer de in vraag 5 genoemde uitzonderlijke omstandigheid niet meer van toepassing is? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef, is de voorwaardelijke handelsvergunning afgegeven omdat het vaccin een geneesmiddel is dat wordt ingezet voor de voorkoming (profylaxe) van een levensbedreigende ziekte.
De in vraag 5 genoemde uitzonderlijke omstandigheid is dan ook niet de grondslag van deze voorwaardelijke handelsvergunning.
Bent u van mening dat de voorwaardelijke handelsvergunning voor Nederland moet worden ingetrokken indien de van toepassing zijnde Europese regelgeving niet in acht wordt genomen? Zo nee, waarom niet?
In een situatie waarin op basis van beschikbaar gekomen informatie een geneesmiddel mogelijk niet voldoet aan de wettelijke eisen, zal het EMA een onderzoek instellen. Als de fabrikant niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zal de Europese Commissie op advies van beoordelingscomités van het EMA (CHMP, PRAC) de (voorwaardelijke) de handelsvergunning opschorten of andere maatregelen nemen. Dit werkt dan van rechtswege door in Nederland.
Kunt u uitleggen waarom de in de bijlage van richtlijn 91/507/EEG, deel 4, onder G gestelde voorwaarde, dat het middel alleen op medisch voorschrift mag worden verstrekt en in bepaalde gevallen alleen onder streng medisch toezicht door een bevoegd persoon mag worden toegediend, in Nederland niet wordt toegepast bij de toediening van de COVID-vaccins aan de gehele Nederlandse bevolking?7
Richtlijn 91/507/EEG is sinds 17 december 2001 niet meer in werking en dus wordt geen enkel aspect uit deze regelgeving nog toegepast in Nederland.
Weet u dat het EMA-rapport een opsomming geeft van een vijftal uit ernstige bezwaren voortkomende specifieke verplichtingen (SO's) die de indiener van de aanvraag moet opleveren, inclusief de opleverdata van de 29 aan deze SO's verbonden deelproducten (blz. 36–39) en dat er daarnaast 23 aanbevelingen worden gedaan voor de toekomstige kwaliteitsontwikkeling (blz. 39–41)?
Ja, in het EMA-rapport worden op pag. 36–41 een aantal specifieke verplichtingen (specific obligations; SO’s) en aanbevelingen gegeven. Ik kan uit het rapport niet concluderen of deze SO’s voortkomen uit ernstige bezwaren (major objections). De specifieke verplichtingen en aanbevelingen over de kwaliteit zijn allemaal vragen naar aanvullende gegevens die verder bevestigen dat de kwaliteit van het Pfizer-vaccin voldoet aan de gestelde eisen. De initiële gegevens gaven al aan dat de kwaliteit van het Pfizer-vaccin voldoet om het product voorwaardelijk te kunnen accepteren. Voor een definitieve handelsvergunning wordt verdere bevestiging noodzakelijk geacht.
Bent u van mening dat de voorwaardelijke handelsvergunning voor het Pfizer-vaccin moet worden ingetrokken indien niet (tijdig) aan deze specifieke verplichtingen en aanbevelingen wordt voldaan? Zo nee, waarom niet?
Dit is een wettelijke kwestie, geen kwestie van meningen. Als de fabrikant niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zal de Europese Commissie op advies van beoordelingscomités van het EMA (CHMP, PRAC) de (voorwaardelijke) handelsvergunning opschorten of andere maatregelen nemen. Dit werkt dan van rechtswege door in Nederland.
Op welke wijze zorgt u dat u op de hoogte blijft van de voortgang van de oplevering van de SO's en de opvolging van de aanbevelingen?
Hier word ik regelmatig over geïnformeerd door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna: CBG).
Kunt u inzicht geven in de voortgang van de oplevering van de SO's en van de opvolging van de aanbevelingen?
Een overzicht van de speciale verplichtingen (SO’s) en de voortgang van de oplevering voor het Pfizer-vaccin staat weergegeven in onderstaande tabel. De informatie over Specific Obligations is openbaar en is te vinden in Annex E van de SmPC en het EPAR, te vinden op de EMA-website.9
Module
Description
Due Date
Progress
In order to complete the characterisation of the active substance and finished product, the MAH should provide additional data.
July 2021. Interim- reports: 31 March 2021
Data door firma ingediend; beoordeling door EMA loopt.
In order to ensure consistent product quality, the MAH should provide additional information to enhance the control strategy, including the active substance and finished product specifications.
July 2021. Interim- reports: 31 March 2021
Data door firma ingediend; beoordeling door EMA loopt.
In order to confirm the consistency of the finished product manufacturing process, the MAH should provide additional validation data.
March 2021
Data door firma ingediend; voldaan.
In order to confirm the purity profile and ensure comprehensive quality control and batch-to-batch consistency throughout the lifecycle of the finished product, the MAH should provide additional information about the synthetic process and control strategy for the excipient ALC-0315.
July 2021. Interim- reports: January 2021, April 2021.
Data door firma ingediend; beoordeling door EMA loopt.
In order to confirm the purity profile and ensure comprehensive quality control and batch-to-batch consistency throughout the lifecycle of the finished product, the MAH should provide additional information about the synthetic process and control strategy for the excipient ALC-0159.
July 2021. Interim- reports: January 2021, April 2021.
Data door firma ingediend; beoordeling door EMA loopt.
In order to confirm the efficacy and safety of Comirnaty, the MAH should submit the final Clinical Study Report for the randomized, placebo-controlled, observer-blind study C4591001.
December 2023
Loopt nog, finale klinische onderzoeksrapport wordt december 2023 verwacht.
De gegevens gaven al aan dat de kwaliteit van het Pfizer-vaccin voldoet om het product voorwaardelijk te kunnen accepteren. Voor een definitieve handelsvergunning werd verdere bevestiging noodzakelijk geacht.
De firma heeft alle aanvullende gegevens betreffende de kwaliteit geleverd zoals gevraagd in de specifieke verplichtingen (op 2 augustus 2021). Een deel van de gegevens is al beoordeeld en voldoen aan de eisen. De procedures van beoordeling van een ander deel van de ingediende gegevens lopen nog.
Ook betreffende de aanbevelingen heeft de firma aan haar verplichtingen voldaan. Een aantal aanbevelingen loopt nog, omdat ze termijnen hebben later dan oktober 2021. Ditzelfde geldt voor de klinische specifieke verplichting: het opleveren van het finale klinische onderzoeksrapport voor studie C4951001.
Geen van de verstrekte aanvullende gegevens heeft tot een herziening van een inzicht geleid betreffende de kwaliteit en controle van het vaccin.
Weet u dat de veiligheidsbeoordeling van het Pfizer-vaccin in het EMA-rapport gebaseerd is op gegevens uit de eerste maanden van de nog lopende fase 2/3 studie, waarvan de langst lopende beschikbare follow-up tijd 12–13 weken na de tweede prik was?
Het klopt dat de initiële beoordeling van veiligheid gebaseerd is op een follow up tijd van zo’n drie maanden. De meeste bijwerkingen van vaccins treden op binnen 4–6 weken na vaccinatie. Zoals EMA ook heeft aangegeven in hun reflectie document «EMA considerations on COVID-19 vaccine approval, EMA/592928/2020» zou in principe een voorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van een COVID-19-vaccin gebaseerd kunnen worden op beoordeling van veiligheidsgegevens van ten minste 6 weken na vaccinatie.10 Zoals gezegd was de follow-up tijd van de initiële veiligheidsbeoordeling van het Pfizer-vaccin tweemaal zo lang – de eerder genoemde ± drie maanden.
Inmiddels zijn de preregistratie gegevens aangevuld met post-registratie follow-up gegevens uit studies en spontane meldingen van de afgelopen 10 maanden. De post-registratie ervaring is gebaseerd op naar schatting 1.5 miljard toegediende doses van het Pfizer-vaccin.
Weet u dat in de bijlage van Richtlijn 75/318/EEG, deel III, hoofdstuk III staat dat «klinische verklaringen over de therapeutische werking en het niet schadelijke karakter bij normaal gebruik van een specialiteit niet kunnen worden geaccepteerd als adequaat bewijs als ze niet wetenschappelijk zijn gestaafd»?8
Het klopt dat deze passage in de bijlage staat, maar gegeven dat Richtlijn 75/318/EEG sinds 17 december 2001 niet meer in werking is, ontgaat mij de relevantie hiervan.
Bent u het ermee eens dat er momenteel nog onvoldoende wetenschappelijke basis is om een gedegen inschatting te kunnen maken van de veiligheid van het vaccin teneinde dit zonder risico toe te kunnen dienen aan het grootste deel van de Nederlandse bevolking? Zo nee, waarom niet?
Hier ben ik het niet mee eens. In Europa hebben we strenge wettelijke eisen rondom kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid waaraan een potentieel geneesmiddel moet voldoen voordat het op de markt wordt toegelaten. Het Pfizer-vaccin voldoet aan deze eisen.
Weet u dat het EMA-rapport een Risico Management Plan bevat, waarin een opsomming wordt gegeven van de belangrijke veiligheidsrisico's en de nog ontbrekende informatie met betrekking tot de veiligheid van het vaccin en dat de indiener van de aanvraag, naast een aantal routinemaatregelen, geen aanvullende maatregelen genomen heeft om de geïdentificeerde risico's te minimaliseren?
Voor elk geneesmiddel of vaccin dat tot de markt wordt toegelaten op basis van een positieve baten-risico balans is de vergunninghouder wettelijk verplicht een Risico Management Plan (RMP) in te dienen als vast onderdeel van het registratiedossier.
Dit RMP geeft informatie over het veiligheidsprofiel van een geneesmiddel, beschrijft de activiteiten van de handelsvergunninghouder om tijdens de post- marketingperiode het veiligheidsprofiel verder te karakteriseren (activiteiten op het gebied van Geneesmiddelenbewaking) en licht de maatregelen toe die worden genomen om de risico's van het geneesmiddel bij patiënten te voorkomen of tot een minimum te beperken (risicominimalisatie-maatregelen).
Een RMP moet worden ingediend als onderdeel van het dossier van alle nieuwe aanvragen voor geneesmiddelen (inclusief generieke middelen en geneesmiddelen die alleen voor de nationale markt worden aangevraagd) en wordt door registratie-autoriteiten beoordeeld voordat een geneesmiddel kan worden toegelaten tot de markt. Vanzelfsprekend is een RMP ook voor alle goedgekeurde COVID-19 vaccins vastgesteld.12
Het is niet uitzonderlijk dat bij nieuwe geneesmiddelen, dus ook vaccins, sprake is van ontbrekende informatie en dat er onzekerheid bestaat over bijvoorbeeld een aantal veiligheidsaspecten. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat het onethisch is om bepaalde groepen patiënten te includeren in de klinische studies – denk aan zwangere vrouwen of kinderen. Met preklinische (dier)studies wordt desalniettemin zo veel mogelijk informatie verzameld om de risico’s zo goed mogelijk te kunnen kwantificeren.
Daarna wordt een risico-inschatting gemaakt, waarin bepaald wordt hoe zwaar de onzekerheden wegen. Aan de hand daarvan wordt bekeken welke consequenties die risico’s hebben voor de toepassing van het geneesmiddel.
In het geval van ernstige verwachte risico’s wordt de aanvrager verplicht om, in aanvulling op de routinemaatregelen (zoals o.a. de contra-indicaties, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen zoals vermeld in de productinformatie) aanvullende risicominimaliserende maatregelen te treffen.
In het geval van het Pfizer-vaccin bleken de risico’s dusdanig laag te zijn dat de vergunninghouder geen verplichtingen zijn opgelegd om aanvullende risicominimaliserende maatregelen te treffen.
Voor meer informatie over verplichtingen voor handelsvergunninghouders zie: https://www.cbg-meb.nl/onderwerpen/hv-verantwoordelijkheden-na-verlening-handelsvergunning
Voor meer informatie o.a. over risicominimalisatie maatregelen zie: https://www.cbg-meb.nl/onderwerpen/hv-risk-management-plan
Heeft u, als eindverantwoordelijke voor de volksgezondheid en dus voor de veiligheid van de toediening van dit vaccin aan de Nederlandse bevolking, wel maatregelen genomen om de veiligheidsrisico's van het vaccin te minimaliseren? Zo ja, welke?
Er zijn verschillende manieren waarop de veiligheid van geneesmiddelen wordt gemonitord in Nederland en Europa. Allereerst verzamelt Lareb meldingen van mogelijke bijwerkingen in Nederland en worden opvallende gevallen gemeld bij het CBG, waarna deze indien nodig in Europees verband worden besproken en onderzocht. Zo wordt ervoor gezorgd dat niet alleen mogelijke bijwerkingen in Nederland in het oog worden gehouden, maar ook die in andere landen. Ook zijn fabrikanten verplicht om regelmatig overzichten over veiligheid naar het EMA op te sturen, zodat de veiligheid doorlopend kan worden gemonitord. Als laatste zijn fabrikanten verplicht om, zoals in eerdere vragen al aan de orde kwam, hun onderzoeken door te zetten. Hiermee kan bijvoorbeeld worden gemonitord hoe lang de bescherming van het vaccin aanhoudt, of kan de inzetbaarheid van het vaccin bij andere doelgroepen, zoals zwangere vrouwen, worden onderzocht.
Indien het antwoord op vraag 20 «nee» is, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 20.
Weet u dat nagenoeg alle in het Risico Management Plan van het EMA-rapport genoemde veiligheidsstudies doorlooptijden hebben tot en met 2023 en sommige zelfs tot in 2024?
Ja.
Weet u dat op de website van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de veiligheid van het vaccin staat dat veiligheid bovenaan staat, en dat bij twijfel over de veiligheid het vaccin niet mag worden toegelaten in Nederland?
Op de website van het RIVM heb ik deze specifieke aangehaalde formulering niet gevonden. Op de website van de rijksoverheid staat het volgende: «Veiligheid van het coronavaccin is het belangrijkste. Hier gelden strenge eisen voor. Net als bij andere vaccins. Bij twijfel over de veiligheid van een vaccin wordt het niet toegelaten in Nederland».13
Kunt u uitleggen op welke andere wetenschappelijke bronnen u zich baseert, aangezien u kennelijk heeft geconcludeerd dat er geen twijfel kan zijn over de veiligheid van het Pfizer-vaccin, en waarom u uw mening niet gewoon baseert op de wetenschappelijke informatie van de hiervoor in de EU aangestelde controlerende autoriteit?
Deze vraag is gebaseerd op een onjuiste aanname. Er kan vervolgonderzoek aanbevolen worden voor een geneesmiddel, zonder dat dit betekent dat er twijfel is over de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid. Nederland volgt het oordeel van het EMA, waaraan het eerdergenoemde onderzoeksrapport aan ten grondslag ligt.
Weet u dat de in vraag 16 genoemde nog lopende fase 2/3 studie volgens het EMA-rapport in de «real world» wordt voortgezet en dat het eindrapport van deze studie moet worden opgeleverd op 31 augustus 2023?
In het kader van de afgegeven voorwaardelijke vergunning voor het Pfizer-vaccin, moet de vergunninghouder binnen het vastgestelde tijdschema o.a. voor december 2023 de werkzaamheid en veiligheid van het Pfizer-vaccin bevestigen middels de indiening van het laatste klinische onderzoeksrapport voor het gerandomiseerde, placebogecontroleerde, waarnemergeblindeerde onderzoek C4591001. Dit onderzoek betreft opvolging binnen de onderzoekspopulatie onder het lopende onderzoeksprotocol.
Zijn tot 31 augustus 2023 alle Nederlandse ontvangers van het Pfizer-vaccin bij de in vraag 25 genoemde studie betrokken?
De betreffende fase 2/3 studie (C4591001) heeft deelnemers tussen april en november 2020 ingesloten. Alleen deze deelnemers worden voor een periode van 2 jaar opgevolgd. Er waren geen Nederlandse centra betrokken bij de genoemde studie.
Indien het antwoord op vraag 26 «ja» is, op welke wijze wordt getoetst op de goede klinische praktijken en gecontroleerd op de wijze waarop gegevens, informatie en documenten worden verkregen, geregistreerd en gerapporteerd, welke volgens Richtlijn 2001/20/EG van 4 april 2001 strikt noodzakelijk zijn om de deelname van mensen aan de klinische proeven te rechtvaardigen?9
Ondanks dat het antwoord op vraag 26 «nee» is, wil ik hier het volgende aangeven. Een handelsvergunning voor geneesmiddelen wordt in de EU slechts verleend als het EMA of een nationale bevoegde autoriteit (in Nederland het CBG) heeft geoordeeld dat bij het in de vergunningsaanvraag opgenomen klinisch onderzoek heeft voldaan aan goede klinische praktijken als zijn vastgelegd in hoofdstuk 2 van Richtlijn nr. 2005/28/EG. Daarbij heeft een ethische commissie en/of de ter zake bevoegde autoriteit voorafgaand aan een klinische proef het bijbehorende onderzoeksprotocol getoetst op het voldoen aan goede klinische praktijken. Verder houden daartoe bevoegde autoriteiten toezicht op de naleving van de regels voor klinisch onderzoek. Een van die regels is bijvoorbeeld dat het gebruik van persoonsgebonden (vaccinatie)gegevens voor onderzoeksdoeleinden (bijvoorbeeld centrale registratie en gegevensuitwisseling met RIVM (CIMS)) niet mogelijk is zonder expliciete toestemming (informed consent) van de patiënt/gebruiker of in dit geval, de gevaccineerde.
Indien het antwoord op vraag 26 «nee» is: aangezien de resultaten van in vraag 25 genoemde veiligheidsstudie pas op 31 augustus 2023 en de overige veiligheidsstudies ook pas in 2023 en 2024 worden opgeleverd, op welke grond en onder welke voorwaarden wordt het middel tot die tijd op experimentele basis toegediend aan Nederlanders die niet bij de studies betrokken zijn?
De stelling dat het vaccin op experimentele basis wordt toegediend is onjuist. Het Pfizer-vaccin is door de bevoegde autoriteit veilig en werkzaam bevonden en daarnaast zijn er ook aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven. Dit is geen tegenstelling. De meeste bijwerkingen van vaccins treden op binnen 4–6 weken na vaccinatie. Zoals het EMA ook heeft aangegeven in het reflectiedocument «EMA considerations on COVID-19 vaccine approval, EMA/592928/2020» zou in principe een voorwaardelijke vergunning voor het in de handel brengen van een COVID-19-vaccin gebaseerd kunnen worden op beoordeling van veiligheidsgegevens van ten minste 6 weken na vaccinatie. De follow-up tijd van de initiële veiligheidsbeoordeling was tweemaal zo lang – ongeveer drie maanden.
Heeft u, als eindverantwoordelijke voor de volksgezondheid en dus voor de veiligheid van de toediening van deze vaccins aan de Nederlandse bevolking, maatregelen genomen voor het toetsen en controleren van de werking en veiligheid van de vaccins die op experimentele basis worden toegediend aan de Nederlandse bevolking? Zo nee, waarom niet?
Allereerst benoem ik graag opnieuw dat de stelling dat het vaccin op experimentele basis wordt toegediend pertinent onjuist is.
Dat gezegd hebbende, zijn er verschillende manieren waarop de veiligheid van geneesmiddelen wordt gemonitord in Nederland en Europa, hiervoor verwijs ik naar de hierboven gegeven antwoorden.
Indien het antwoord op vraag 29 «ja» is, welke maatregelen heeft u genomen?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 20, waarin ik reeds een overzicht heb gegeven van genomen maatregelen.
Weet u dat het gebruik van het Pfizer-vaccin bij zwangerschap en borstvoeding in het Risico Management Plan in het EMA-rapport onder het kopje «ontbrekende informatie» wordt genoemd en dat de uit te voeren studies om de veiligheid op dit punt te onderzoeken moeten worden opgeleverd in 2023 en 2024?
Er is beperkte ervaring met het gebruik van het Pfizer-vaccin bij zwangere vrouwen aangezien deze bij de pre-registratie (fase 2/3) studie waren uitgesloten van deelname (zoals gebruikelijk is bij veel geneesmiddelen). De fabrikant is verplicht om hier aanvullende informatie over te verzamelen in post-marketing studies en maandelijkse veiligheidsrapportages. Uit dierproeven zijn er geen aanwijzingen dat het vaccineren van zwangeren invloed heeft op de zwangerschap of het ongeboren kind. Ook geeft de beoordeling van post-marketing gevallen van blootstelling aan het Pfizer-vaccin tijdens de zwangerschap of borstvoeding geen aanleiding tot ongerustheid. Er zijn geen aanwijzingen voor nadelige effecten op de zwangerschap of het pasgeboren kind gevonden. Gezien het belang van het bevestigen van de veiligheid van gebruik van de COVID-19 vaccins gedurende de zwangerschap geeft het EMA ondersteuning aan projecten met als doel het volgen van de veiligheid van COVID-19 vaccins gedurende de zwangerschap, bijvoorbeeld door het ConcePTION consortium (www.imi-conception.eu).
Weet u dat op de website van het RIVM staat dat zwangere vrouwen het advies krijgen om zich te laten vaccineren tegen het coronavirus met de mRNA-vaccins van Pfizer en Moderna, en dat vaccinatie veilig en effectief zou zijn, ook in de zwangerschap?
Ja.
Kunt u uitleggen op welke andere wetenschappelijke bron het advies van de overheid voor zwangere vrouwen is gebaseerd, en waarom het advies niet gewoon wordt gebaseerd op de wetenschappelijke informatie van de hiervoor in de EU aangestelde controlerende autoriteit?
Het advies rondom vaccineren tijdens de zwangerschap is opgesteld door een multidisciplinaire werkgroep met afgevaardigden vanuit de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG), Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM), Patiëntenfederatie Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG).15 Bij het opstellen van dit advies hebben deze partijen zich gebaseerd op de geldende richtlijnen en de laatste stand van de wetenschap.
Kunt u aangeven welke maatregelen u heeft genomen om de veiligheid te waarborgen en monitoren van de toepassing van het Pfizer-vaccin op mensen met een zwakke gezondheid en onderliggend lijden, aangezien in het EMA-rapport staat dat het niet is getest op deze groep en deze groep in het Risico Management Plan valt onder het kopje «ontbrekende informatie»?
In het EMA-rapport is aangegeven dat in beide onderzoeksgroepen (dat wil zeggen: de vaccin-groep en placebogroep) 20.5% van de deelnemers «comorbiditeiten» (onderliggende aandoeningen) hadden. Dit waren bijvoorbeeld mensen met diabetes, obesitas of longaandoeningen. Zoals ik in eerdere antwoorden, waaronder het antwoord op vraag 30, aangeef, zijn aanbevelingen voor vervolgonderzoek standaard.
Weet u dat de onderzoekers na het uitvoeren van de effectiviteitsstudies geconcludeerd hebben dat een wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt om een exacte inschatting te kunnen maken of het Pfizer-vaccin ernstige ziekte kan voorkomen, dat ernstige ziekte zelden voorkomt en dat om die reden de effectiviteit van het Pfizer-vaccin op dat punt niet met voldoende statistische bewijslast kan worden aangetoond?
Ten tijde van de afgifte van de voorwaardelijke handelsvergunning van het vaccin waren er inderdaad te weinig cases van ernstige ziekte om een betrouwbare effectschatting vast te stellen voor het voorkomen van ernstige ziekte door COVID-19. Wel kwam uit de studieresultaten naar voren dat er minder cases in de gevaccineerde groep waren dan in de placebogroep. Omdat de studie nog verder doorliep was het de verwachting dat er op korte termijn wel voldoende gegevens beschikbaar zouden komen om de mate van bescherming tegen ernstige ziekte vast te kunnen stellen. Deze informatie is inmiddels inderdaad aangeleverd – in mijn antwoord op vraag 36 ga ik hier in meer detail op in.
Weet u dat het EMA-rapport stelt dat ernstige ziektegevallen in de studie nagenoeg niet voorkwamen, en dat bewijs voor een beschermend effect van het Pfizer-vaccin tegen ernstige ziekte derhalve ontbreekt?
Voor alle COVID-vaccins die tot nu toe een goedkeuring hebben gekregen, is werkzaamheid vastgesteld op basis van bescherming tegen symptomatische infectie in grote gerandomiseerde fase 3 studies. Voordat de studies gestart zijn, is met de verschillende regulators (o.a. EMA, FDA, MHRA etc.) afgesproken dat het aantonen van bescherming tegen symptomatische infectie acceptabel is. Bij alle deelnemers die na vaccinatie (met het actieve vaccin of met een placebo) COVID-achtige klachten kregen, is een PCR test afgenomen om te kijken of ze besmet waren met het SARS-CoV-2 virus. Hieruit bleek dat de vaccins bescherming bieden tegen symptomatische COVID-19. Een klein deel van deze mensen kreeg ernstige klachten, te weinig om hier een specifiek werkzaamheidspercentage voor vast te stellen. Om specifiek werkzaamheid tegen ernstige ziekte aan te tonen, hadden de studies nog veel groter moeten zijn en/of zou het langer duren voordat er voldoende cases optraden om een betrouwbaar werkzaamheidspercentage vast te stellen.
Ten tijde van de (voorwaardelijke) goedkeuring van het vaccin was geen effectschatting mogelijk op het voorkomen van ernstige ziekte door COVID-19. Omdat de studie nog verder doorliep was het de verwachting dat er op korte termijn wel voldoende gegevens over de mate van bescherming tegen ernstige ziekte beschikbaar zouden komen. Deze informatie is kort na de voorwaardelijke goedkeuring aangeleverd en direct beoordeeld.
De geüpdatete data uit de lopende fase 2/3 studie die na goedkeuring beschikbaar zijn gekomen laten hoge werkzaamheid zien tegen ernstig beloop van COVID-19. Dit is opgenomen in rubriek 5.1 van de SmPC.16
Ernstige ziekte van COVID-19 zoals gedefinieerd door de FDA is bevestigde COVID-19 en aanwezigheid van ten minste 1 van de volgende:
Op grond van welke informatie hebben het RIVM en u vanaf het begin van ingebruikneming in Nederland gezegd dat het Pfizer-vaccin vooral goed beschermt tegen ernstige ziekte? Kunt u uitleggen waarom de informatie die u hierover verstrekt aan de Nederlandse burgers niet gebaseerd is op de wetenschappelijke studies die de daarvoor aangestelde controlerende EU-autoriteit hanteert, maar op meningen en aannames die deze wetenschappelijke studies tegenspreken?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 35 en 36.
Weet u dat in de bijlage van richtlijn 91/507/EEG, deel 4 onder F staat dat het betrekken van een groot aantal proefpersonen bij een onderzoek niet mag worden beschouwd als een adequate vervanging voor een onderzoek met een deugdelijke controleopzet, en dat voor de handelsvergunning de resultaten van deugdelijk wetenschappelijk onderzoek dus moeten prevaleren boven een inschatting van de werking in een zeer groot deel van de bevolking?10
Het klopt dat deze tekst in de bijlage bij deze richtlijn staat, maar gegeven dat voor Richtlijn 91/507/EEG geldt dat deze sinds 17 december 2001 niet meer in werking is, ontgaat mij de relevantie hiervan.
Kunt u uitleggen waarom u het coronavirus nog steeds onder de Wet publieke gezondheid vindt vallen als een A-statusziekte, terwijl in het EMA-rapport door de wetenschappelijke studies is bevestigd dat ernstige ziekte door het coronavirus zeer zeldzaam is?
Zoals eerder aangegeven in de beantwoording van vragen die zijn gesteld op 21 september 202018 is de indeling van een infectieziekte in groep A, in de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) gerelateerd aan het volgende:
Door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) is een beslisschema opgesteld met een aantal vragen om te bepalen of een meldingsplicht geldt voor een infectieziekte. Hiervan is sprake als, kort weergeven:
Het volledige beslisschema bestaat sinds 2015 en is te raadplegen via de volgende link: https://magazines.rivm.nl/2019/01/infectieziekten-bulletin/de-meldingsplichtprocedure-van-aanvraag-tot-wet. De door u aangehaalde reden is derhalve niet doorslaggevend voor de indeling van een infectieziekte in Wpg systematiek.
Kunt u uitleggen waarom u nog steeds de bevolking blijft waarschuwen voor het risico op ernstige ziekte door het coronavirus, terwijl in het EMA-rapport door de wetenschappelijke studies is bevestigd dat ernstige ziekte door het coronavirus zeer zeldzaam is?
Zoals aangegeven in de brief van 22 november 2021 is in de afgelopen periode het epidemiologisch beeld verslechterd. Het reproductiegetal, de snelheid waarmee het virus zich verspreidt, is nu 1,26 (95%-interval 1.24 – 1.28) (ijkdatum: 4 november). In de afgelopen 7 kalenderdagen (11-18 november) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen gestegen met 46% in vergelijking met de 7 dagen ervoor. In de afgelopen 7 kalenderdagen werden landelijk 716 personen per 100.000 inwoners gemeld met een positieve test voor SARS-CoV-2, vergeleken met 492 per 100.000 inwoners in de week daarvoor, een stijging van 46%. De instroom en bezetting op verpleegafdelingen en IC in de ziekenhuizen van personen met een positieve test op SARS-CoV-2 nam toe. In de afgelopen kalenderweek werden 1476 opnames in het ziekenhuis geregistreerd, waarvan 228 op de IC, vergeleken met respectievelijk 1252 en 209 de week daarvoor (bron: stichting NICE, dd 18 november). Dit is een stijging van 18% instroom totaal, en van 9% op de IC. De hoogste aantallen opgenomen COVID-10 patiënten op verpleegafdelingen in het ziekenhuis betreffen personen van boven de 80 jaar, op de IC van 60–79 jaar. Op 18 november 2021 was de bedbezetting 2110: 1697 op de verpleegafdelingen in het ziekenhuis en 413 op de IC (bron: LCPS). De impact van het virus op de samenleving is derhalve groot en het aantal IC- en ziekenhuisopnamen geeft aan dat de ziekte voor bepaalde personen een ernstig ziekteverloop kent.
Weet u dat in het EMA-rapport wordt vermeld dat er tijdens de beoordeling diverse problemen werden geconstateerd met betrekking tot de kwaliteitsstatus van de drie productie- en testlocaties van het Pfizer-vaccin, en dat deze problemen werden aangemerkt als ernstige bezwaren, maar dat de locaties toch het benodigde kwaliteitscertificaat kregen en dat daarbij wordt verwezen naar het feit dat het Pfizer-vaccin vanwege de noodsituatie een tijdelijke uitzonderingsstatus heeft, waardoor de controle van het Pfizer-vaccin buiten de EU mag plaatsvinden?
Ja. Ten tijde van de voorwaardelijke toelating waren er nog geen testlocaties met een Good Manucturing Practices (GMP) certificaat beschikbaar binnen de EU. Hierover zijn ernstige bezwaren geuit. Na beantwoording door de firma mocht controle per uitzondering ook buiten de EU plaatsvinden en waren de ernstige bezwaren weggenomen. De vrijgiftetesten werden uitgevoerd in testlocaties in de VS die gecertificeerd zijn door de FDA, waarmee de EU een wederzijdse erkenningsovereenkomst heeft. In de maanden daarna zijn er gecertificeerde testlocaties in de EU bijgekomen (zie ook vraag19 en zijn de vrijgiftetesten in de EU uitgevoerd.
Weet u dat de in vraag 41 genoemde uitzonderingsstatus verviel op 31 augustus 2021 en dat vanaf die datum de controle plaats moet vinden binnen de EU?
Ja.
Kunt u bevestigen dat de controle van de vaccins die in Nederland worden toegediend sinds 31 augustus 2021 binnen de EU plaatsvindt? Kunt u in dat geval aangeven waar dit plaatsvindt?
Ja, dat kan ik bevestigen. De controle van de vaccins die in Nederland worden toegediend, vindt sinds 31 augustus 2021 plaats binnen de EU. Na registratie van het Pfizer-vaccin, en voor 31 augustus 2021, zijn meerdere fabrikanten toegevoegd aan het registratiedossier, waaronder fabrikanten die verantwoordelijk zijn voor de controle van de vaccins; deze controlelaboratoria zijn gevestigd in Duitsland, Frankrijk, België, Ierland, Italië en Kroatië.
Bent u van mening dat de voorwaardelijke handelsvergunning voor het Pfizer-vaccin moet worden ingetrokken indien de controle van het Pfizer-vaccin nog steeds buiten de EU plaatsvindt? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op de vorige vraag, waarin ik bevestig dat de controle plaatsvindt binnen de EU.
Op welke wijze ziet u erop toe dat de handelsvergunning in Nederland wordt geschorst of ingetrokken indien bij de jaarlijkse controle blijkt dat de indiener niet heeft voldaan aan tijdige oplevering van de voorwaarden?
Als de fabrikant niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zal de Europese Commissie op advies van beoordelingscomités van het EMA (CHMP, PRAC) de (voorwaardelijke) handelsvergunning opschorten of andere maatregelen nemen. Dit werkt dan van rechtswege door in Nederland.
Weet u dat in artikel 9 van Richtlijn 65/65/EEG staat: «De vergunning laat onverlet de uit het gemene recht voortvloeiende aansprakelijkheid van de fabrikant of, in voorkomend geval, van degene die voor het in de handel brengen van het product verantwoordelijk is»?11
Dit klopt, maar voor Richtlijn 65/65/EEG geldt dat deze sinds 17 december 2001 niet meer in werking is en daarom niet meer relevant is voor de huidige situatie.
Weet u dat in artikel 36 van Verordening 2309/93 staat dat door verlening van een vergunning geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid in de Lidstaten van de fabrikant of, indien van toepassing, van de voor het in de handel brengen van het geneesmiddel verantwoordelijke persoon?12
Zoals ik in het antwoord op uw vierde vraag heb aangegeven, is verordening (EEG) 2309/93 sinds 19 november 2005 niet meer in werking. Het klopt wel dat deze passage in de vervallen verordening stond.
Kunt u bevestigen dat de in vraag 46 en 47 genoemde artikelen onverkort van toepassing zijn op de voorwaardelijke handelsvergunning op grond waarvan de COVID-19-vaccins in Nederland worden toegediend aan burgers? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de vorige twee vragen aangaf, zijn deze richtlijn en verordening niet meer in werking en daarom niet van toepassing op enigerlei situatie die na 17 december 2001 respectievelijk 19 november 2005 heeft plaatsgevonden.
Wie is de in vraag 46 en 47 genoemde persoon die verantwoordelijk is voor het in Nederland in de handel brengen van de COVID-vaccins?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de genoemde vragen.
Wie draagt de in vraag 46 en 47 genoemde aansprakelijkheid voor het gebruik van de COVID-vaccins in Nederland?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de genoemde vragen.
Wilt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden, vóór aanvang van het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Ik heb de vragen zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord, maar het is helaas niet gelukt om aan het tweede deel van uw verzoek te voldoen.
Het bericht dat de Australische staat Victoria ongevaccineerde parlementsleden niet meer toelaat in het parlementsgebouw |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht waarin wordt vermeld dat de Australische staat Victoria ongevaccineerde parlementsleden niet meer toelaat in het parlementsgebouw1?
Ja.
Deelt u de mening dat het buitensluiten van ongevaccineerde parlementsleden een aanslag is op de democratie, dit omdat zij het woord niet meer kunnen voeren in het parlementsgebouw? Zo ja, heeft u de bereidheid om deze dictatoriale maatregel richting uw Australische ambtsgenoot krachtig af te wijzen? Wilt u een gedetailleerd antwoord geven hoe u dit verzoek gaat oppakken?
Op 14 oktober jl. heeft de Australische deelstaat Victoria een Covid-19 vaccinatieplicht ingevoerd voor parlementariërs. Met deze vaccinatieplicht dienen parlementariërs in de staat Victoria zich uiterlijk 26 november volledig te laten vaccineren tegen Covid-19 om op locatie in het parlement te kunnen werken. Het betreft wetgeving die is ingevoerd nadat een parlementaire motie met een ruime meerderheid is aangenomen.
Een dergelijke vaccinatieplicht voor Covid-19 bestaat niet in Nederland. Vrijwillige vaccinatie is het uitgangspunt en is ieders eigen keuze. In Nederland mag een werkgever een werknemer dus niet verplichten om zich te laten vaccineren tegen corona. Als de werknemer vaccinatiedwang- of drang vanuit de werkgever ervaart, heeft hij/zij, indien er samen met de werkgever niet uitgekomen wordt, de mogelijkheid om een procedure te starten bij de rechter. Dergelijke procedures gelden ook onder de Australische wetgeving.
Ik voer regelmatig overleg met ambtsgenoten van over de hele wereld over de aanpak van de Covid-19 pandemie. Zo ook met mijn Australische ambtsgenoot, meest recent nog op 7 oktober jl. Dergelijke gesprekken lenen zich om informatie, kennis en ervaring uit te wisselen over eenieders aanpak. Het is echter wat mij betreft niet aan de orde om Australische binnenlandse wetgeving, die democratisch tot stand is gekomen, af te wijzen.
De brief die het Ministerie van VWS stuurde aan het LNAZ |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Waarom heeft uw ministerie een brief verstuurd aan het Landelijke Netwerk Acute Zorg (LNAZ) met het verzoek te kijken hoe de IC-capaciteit toch boven de 1350 bedden kan worden gebracht, nadat zij eerder aan hadden gegeven dat dit niet haalbaar was?1
Om ons voor te bereiden op het najaar en deze winter en de mogelijk zware belasting op de zorg heb ik het LNAZ gevraagd om het bestaande Opschalingsplan te evalueren en te actualiseren. Ik heb het LNAZ daarbij ook gevraagd om te verkennen of de COVID-19 zorg ten tijde van de piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden naast de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. Ik heb inmiddels de evaluatie van het oorspronkelijke Opschalingsplan, het geactualiseerde Opschalingsplan en de begeleidende brief van de LNAZ ontvangen en als bijlages bij de COVID-19 Kamerbrief van 2 november 20212 aan uw Kamer aangeboden. In deze plannen geeft het LNAZ onder andere aan dat er komend najaar en deze winter voor een korte piekperiode maximaal 1.350 IC-bedden beschikbaar kunnen worden gemaakt.
Hoe komt het dat het huidige Opschalingsplan voor IC-zorg niet haalbaar is gebleken?
Het LNAZ geeft in het geactualiseerde Opschalingsplan aan waarom de maximum van 1.700 IC-bedden, zoals genoemd in het oorspronkelijke Opschalingsplan, op dit moment niet haalbaar is. Zo geeft het LNAZ aan dat, ondanks dat de afgesproken 1.700 IC-bedden op dit moment qua materieel en fysieke infrastructuur beschikbaar zijn en er is ingezet op opleiden van meer personeel, factoren als ziekteverzuim en uitstroom er voor zorgen dat er voor deze IC-bedden op dit moment onvoldoende personeel beschikbaar is. Een lagere beschikbaarheid van personeel op de IC, in vergelijking met de eerste golf, komt ook doordat de reguliere zorg, en zeker de kritiek planbare zorg die binnen 6 weken geleverd moet worden, zo lang mogelijk door moet kunnen gaan.
Hoe komt het dat er niet eerder duidelijk is geworden dat het opschalingsplan niet haalbaar zou zijn?
De COVID-19 belasting was het afgelopen jaar veel hoger en langer dan bij het opstellen van het Opschalingsplan in juni 2020 was ingeschat. Dat heeft zijn weerslag gehad op de betrokken zorgprofessionals in de hele keten. Toen duidelijk werd dat de COVID-19 belasting in de ziekenhuizen voorlopig nog niet voorbij zou zijn, heb ik aan het LNAZ gevraagd om een actualisatie van het Opschalingsplan, rekening houdend met de situatie en de verwachtingen op dat moment. Het LNAZ heeft de afgelopen maanden intensieve gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen over de (on)mogelijkheden wat betreft de opschaling van de IC-capaciteit. Daaruit bleek dat opschaling zoals beschreven in het oorspronkelijke Opschalingsplan niet haalbaar was.
Hoe reageert u op de uitspraken van V&VN over deze brief, waarin wordt gesteld dat de opschaling die wordt voorgesteld in deze brief «volstrekt onverantwoord» is?2
Het LNAZ geeft in het geactualiseerde Opschalingsplan en de begeleidende brief aan hoe op een verantwoorde manier kortdurend opgeschaald kan worden naar 1.350 IC-bedden. Daarnaast geeft het LNAZ aan dat een uitbreiding naar meer dan 1.350 IC-bedden op dit moment niet haalbaar is, ook niet wanneer die extra opschaling geconcentreerd zou worden in enkele ziekenhuizen. Datzelfde beeld kwam naar voren uit de gesprekken die ik heb gevoerd met diverse partijen, waaronder V&VN, over de (on)mogelijkheden om verdere opschaling boven de 1.350 bedden te bewerkstelligen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is een tekort aan zorgprofessionals – met name IC-verpleegkundigen – door een aanhoudend hoog ziekteverzuim en een verhoogde uitstroom. Mochten we op enig moment alsnog tegen een tekort aan IC-capaciteit aanlopen, zal ik opnieuw met het LNAZ en het veld in overleg treden om te bezien welke vervolgstappen nog genomen kunnen worden om een dergelijke onverhoopte «piek van de piek» aan te kunnen.
Wat zijn de gevolgen voor de coronamaatregelen, nu de IC-capaciteit niet boven de 1350 bedden kan worden opgeschaald?
Bij het treffen van maatregelen baseren wij ons op de adviezen van het OMT en adviezen van andere experts zoals gedragswetenschappers, communicatie-experts en handhavers. Op basis van deze adviezen wordt er een bestuurlijke afweging gemaakt over het maatregelenpakket. In de Kamerbrief van 2 november jl.4 is het pakket aan maatregelen beschreven die, naar aanleiding van het 128e OMT-advies over COVID-19, genomen zijn en ingaan op respectievelijk 2 november en 6 november 2021.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Nee, dat is helaas niet gelukt.
Vaccindonatie |
|
Alexander Hammelburg (D66), Mirjam Bikker (CU) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Herinnert u zich uw brief over vaccindonatie?1
Ja.
Deelt u de mening dat het doneren van COVID-19-vaccins aan de vele landen waar de vaccinatiegraad nog tussen de één en vijf procent ligt, zeer urgent en van levensbelang is?
Ja, een eerlijke wereldwijde verdeling van coronavaccins is belangrijk, zowel vanuit een moreel als een gezondheids- en economisch perspectief.
Deelt u tevens de mening dat vaccindonatie essentieel is om de opkomst van mutaties van het COVID-19-virus tegen te gaan, en daarmee essentieel is voor het beschermen van de Nederlandse volksgezondheid?
Het tegengaan van nieuwe «gevaarlijke» mutaties is van groot belang. Daar kan het vaccineren van de gehele wereldbevolking een bijdrage aan leveren. Ik ben dan ook voornemens net zoveel vaccins te doneren als in Nederland zijn toegediend.
Kunt u aangeven of u nog steeds «goede hoop [heeft] dat de eerste Nederlandse vaccins in de loop van oktober door Global Alliance for Vaccines and Immunizations (GAVI) ontvangen kunnen worden»? Kunt u daarbij concretiseren wanneer u verwacht dat de donaties formeel voldaan worden en wanneer u verwacht dat die donaties ook daadwerkelijk geleverd worden aan ontvangende landen?
Nederland heeft inmiddels de donatiemandaten ondertekend waarmee alle nog te ontvangen doses van het AstraZeneca vaccin (circa 7,9 miljoen doses) en alle nog te ontvangen doses uit de contracten met BioNTech/Pfizer voor 2021 (circa 2,8 miljoen doses) aan Covax zullen worden gedoneerd. De leveringen zijn in week 43 op gang gekomen. Op zeer korte termijn zal ook de toezegging voor Janssen (circa 8,8 miljoen doses) gestalte krijgen. De EU brede donatie overeenkomst voor Moderna is deze week tot stand gekomen en door Nederland ontvangen. Verwachting is dat op basis hiervan op korte termijn ook het doneren van Moderna vaccins mogelijk wordt. Hiernaast doneert Nederland bilateraal; naast Suriname, Kaapverdië en Namibië vinden nog leveringen plaats aan Indonesië.
Kunt u nader toelichten welke juridische belemmeringen u op dit moment nog ziet om aan GAVI te doneren en hoe u van plan bent deze belemmeringen te overkomen?
Het doneren van vaccins is juridisch gecompliceerd, onder andere op het vlak van aansprakelijkheid. Nederland heeft de door de faciliterende lidstaten uitonderhandelde contracten zorgvuldig bestudeerd, in het belang van zowel Nederland als de ontvangende landen. Donatie van AstraZeneca en BioNTech/Pfizer vaccins is inmiddels mogelijk. Ook het donatie mandaat voor Janssen zal op zeer korte termijn worden ondertekend. De zojuist tot stand gekomen donatieovereenkomst met Moderna wordt op dit moment bestudeerd.
Klopt het dat de set voorwaarden waar GAVI mee werkt, waar u in uw brief aan refereert, voor andere lidstaten uit Team Europe wel acceptabel was? Wat is de verklaring dat Nederland hier, als enige land in de EU, terughoudender in is?
Ik ga er vanuit dat elk land haar eigen juridische afwegingen maakt ten aanzien van de condities waaronder donatie acceptabel is.
Wat houdt de middenweg via faciliterende EU-lidstaten in en hoe ver bent u daarmee?
De faciliterende EU-lidstaat sluit een overeenkomst met GAVI en de desbetreffende producent, waarna de donerende lidstaat kan besluiten om haar vaccins te doneren via de faciliterende lidstaat. Dit is een administratieve handeling waarbij het donerende land als het ware meelift op de donatieovereenkomst die is afgesloten tussen de faciliterende lidstaat, de desbetreffende producent en GAVI. Voor deze constructie wordt gekozen om de administratieve lasten voor met name GAVI zo laag mogelijk te maken.
Voor de huidige stand van zaken zie antwoord op vraag 4.
Kunt u aan de hand van concrete cijfers nader onderbouwen dat Nederland voornemens is verhoudingsgewijs net zoveel te doneren als de Duitsland en de VS? Kunt u in die onderbouwing tevens een vergelijking maken met Zweden en Noorwegen?
Zoals aangegeven in mijn brief van 30 september jl.2 gaat Nederland uit van het motto: «Get One – Give One». We willen ten minste net zoveel vaccins doneren als we zelf gebruiken. Voor het moment streven we naar een donatievolume tussen de 25 en 27 miljoen doses, waarbij we zowel bilateraal als via Covax doneren.
Duitsland heeft aangegeven 100 miljoen dosis beschikbaar te stellen waarbij zij net zo veel willen doneren als ze in hun land gebruikt hebben.3 De Verenigde Staten hebben toegezegd 1,1 miljard doses te doneren4, Noorwegen 5 miljoen en Zweden 6 miljoen doses.5
Kunt u nader toelichten hoe de zogenaamde lening-donatie aan Zweden, waarmee 500.000 vaccins aan Covax zouden zijn geleverd, precies in zijn werk ging? Betekent dit dat Covax daadwerkelijk 500.000 vaccins heeft gekregen van Zweden namens Nederland?
Middels een «leen-constructie» kon Nederland via Zweden 500.000 AstraZeneca-vaccins doneren aan Covax. Nederland krijgt deze doses later van Zweden terug, waarna deze doses alsnog door Nederland aan GAVI kunnen worden gedoneerd.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen een week beantwoorden?
Ik heb uw vragen zo snel mogelijk beantwoord.
Een onlangs verschenen pro-vaccin campagnefilmpje van de minister van VWS |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de campagnevideo van het Ministerie van VWS om het belang van vaccineren bij jongeren onder de aandacht te brengen?1
Ja.
Kunt u laten weten hoeveel deze video en de promotie ervan heeft gekost? Hoeveel kostte de productie van het filmpje? Hoeveel kregen de acteurs betaald? Hoeveel geld is er ingezet om het filmpje (bijvoorbeeld via Facebook en YouTube) te promoten?
De productiekosten van drie filmpjes – dat zijn de filmpjes: Sta niet stil strijder, RAAK! en Actie!, met de GGD-arts in de hoofdrol, bedroegen in totaal 159.228 euro inclusief BTW. De mediakosten bedragen vooralsnog 205.004 euro inclusief BTW (Bioscoop, Facebook/Instagram en YouTube).
De GGD-arts heeft voor zijn bijdrage niet betaald gekregen. De acteurs in de drie video’s hebben in totaal € 6.640,– (exclusief BTW) betaald gekregen. Dit is onderdeel van de genoemde productiekosten.
Heeft u wellicht een verklaring voor het feit dat op het moment van schrijven de video maar liefst zes keer (!) meer dislikes dan likes heeft? Hebben Russische trollen het misschien op uw filmpje gemunt? Zit de Rusissche president Poetin hier achter? Zou dat het zijn? Heeft u hiervoor dan ook bewijzen of is het slechts een «complottheorie»?
We hebben hiervoor geen nader onderzochte verklaring. Het betreft een relatief beperkt aantal dislikes: op het moment van schrijven zijn dit er 6.926, terwijl het filmpje op dit moment al ruim 368.000 keer bekeken is.
Zou het enorme aantal dislikes misschien iets te maken kunnen hebben met het hallucinant kinderlijk-stupide karakter van dit filmpje? Denkt u wellicht dat u met kleuters te maken heeft? Of neemt u misschien zélf dit filmpje wél serieus?
De filmpjes zijn gericht op jongeren (17–25 jarigen). Het doel is informatieve inhoud voor hen aantrekkelijk in beeld te brengen. In de filmpjes wordt inhoudelijk antwoord gegeven op vragen die leven onder jongeren. Overigens zie ik dat de filmpjes in de informatiebehoefte voorzien. De drie filmpjes samen zijn bijna een miljoen keer bekeken.
Waarom wordt nergens vermeld dat de risico’s van de «vaccins» op lange termijn voor jongeren nog volkomen onbekend zijn? Waarom worden de bekende bijwerkingen niet genoemd? Hebben jongeren niet het recht om hierover geïnformeerd te worden?
Er is gekozen om verschillende filmpjes te maken. Het filmpje ACTIE! met dezelfde GGD-arts gaat over bijwerkingen. In dit filmpje worden de bijwerkingen ook genoemd, wordt nog meer uitleg gegeven over zeldzame bijwerkingen en wordt ook iets gezegd over langetermijneffecten.
Omdat het steeds om relatief korte filmpjes gaat, en er veel valt te zeggen over veel onderwerpen, waaronder bijwerkingen, wordt voor meer informatie verwezen naar een webpagina speciaal voor jongeren (www.coronavaccinatie.nl/jongeren). Hier is ook informatie te vinden over bijwerkingen.
Waarom wordt nergens aangegeven dat de beschermingsduur van vaccins zeer beperkt is, terwijl natuurlijke immuniteit daarentegen jongeren misschien wel levenslang immuun maakt?
De vaccins doen hun werk en bieden goede bescherming. De precieze beschermingsduur van de coronavaccins is vooralsnog niet bekend en wordt gemonitord door het RIVM.
Om het risico op COVID-19 en mogelijk Long COVID zo veel mogelijk te beperken, adviseer ik iedereen van 12 jaar en ouder zich te laten vaccineren. Een vaccin biedt goede bescherming en zo lopen ook jongeren de minste kans om ernstig ziek te worden of lang last te houden van ernstige klachten.
Kortom, waarom verspreidt u eenzijdige desinformatie van belastinggeld?
Ik schets een zo goed mogelijk beeld van de effecten van corona en de redenen om je te laten vaccineren. In de filmpjes worden alleen zaken benoemd die wetenschappelijk zijn onderbouwd.
Bent u het eens dat, ook in het kader van de effectiviteit van dit soort overheidscampagnes, feedback zeer wenselijk is? Sterker nog, is dergelijke feedback niet noodzakelijk om de effectiviteit van de besteding van overheidsgeld (door de Algemene Rekenkamer bijvoorbeeld) te kunnen vaststellen?
Wij testen vooraf onze campagnemiddelen. Twee filmpjes zijn ge-pretest onder zowel gevaccineerde als ongevaccineerde respondenten. De uitkomsten waren goed:
Filmpje «Sta niet stil strijder»:
Filmpje «Actie»;
Waarom heeft u het (dan) bewust onmogelijk gemaakt voor gebruikers om bij deze video op YouTube reacties achter te laten? Bent u soms bang voor kritiek? Stelt u wellicht kritiek gelijk aan «desinformatie»? Wil u de verspreiding van «desinformatie» voorkomen door bij voorbaat het onmogelijk te maken een kritische reactie achter te laten? Is dat het?
Ons YouTube-kanaal wordt door ons vooral gebruikt als landingspagina. Dit betekent dat gebruikers hier vanuit andere sociale platforms terecht komen. Gebruikers hebben bij onze berichten met deze filmpjes op de sociale platforms de mogelijkheid om te reageren. We hebben verschillende berichten gemaakt op Facebook, Instagram en Twitter. Het staat iedereen vrij om onder die posts een reactie achter te laten. Daar wordt dan ook veelvuldig gebruik van gemaakt.
Bent u bereid het voor kijkers alsnog mogelijk te maken op YouTube een reactie bij uw pro-vaccinatie campagnefilmpje te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij vraag 9 aangegeven is YouTube voor ons vooral een landingspagina voor andere sociale platforms (Facebook, Instagram, Twitter). Via deze sociale platforms bestaat de mogelijkheid om te reageren. Voor nu acht ik het daarom niet noodzakelijk van deze lijn af te wijken. Mochten wij er in de toekomst voor kiezen om bepaalde content bewust alleen op YouTube te delen of YouTube als primair communicatiekanaal (en niet alleen als landingspagina) in te zetten, dan zal ik dit opnieuw bekijken.
De beschikbaarheid van testcapaciteit buiten de randstad |
|
Aukje de Vries (VVD), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Borculo is de enige locatie voor Testen voor Toegang», «Drenten moeten relatief ver rijden bij nieuw systeem testen voor toegang», «XL-coronateststraat Stad sluit na drie weken, heeft minstens 600.000 euro gekost», «Testlocatie in Dokkum amper tien dagen na opening weer dicht» en «Testen voor toegang? Voorlopig niet mogelijk in grote delen van Zeeland»?1, 2, 3, 4, 5
Ja.
Bent u bekend met de signalen van de Waddeneilanden, onder meer Texel, Terschelling en Ameland, over vergelijkbare problemen met testlocaties voor Testen voor Toegang?
Op elk eiland is momenteel (3 november 2021) een testlocatie.
Wat vindt u van de ontstane situatie?
De dekkingsgraad (hoeveel procent van de mensen binnen 30 minuten reistijd van een testlocatie wonen) is (d.d. 3 november) over heel Nederland 99,9%. Er zijn recent locaties geopend in Dokkum, Oosterburg, Renesse, Stadskanaal en Siddeburen (16 min enkele reistijd van Delfzijl). Deze locaties vullen de witte vlekken op.
Overigens is het belangrijk om te benoemen dat dit beeld een momentopname is. In het nieuwe systeem vanaf 11 oktober worden testaanbieders vergoed voor een vaste prijs per test in plaats van een beschikbaarheidsvergoeding. Daardoor kunnen alle testaanbieders die voldoen aan de kwaliteitseisen meedoen en zijn er inmiddels al veel meer locaties geopend. Stichting Open Nederland kan echter niet meer eisen dat een testaanbieder zich op een bepaalde plek vestigt. Wanneer de testvraag tegenvalt, is een testaanbieder vrij om een locatie (tijdelijk) te sluiten. Stichting Open Nederland bemiddelt in opdracht van VWS tussen testaanbieders en gemeenten waar behoefte is aan een testvoorziening om tot een oplossing te komen.
Met de overgang naar de aanbieders onder de nieuwe Open House regeling is het aantal testlocaties sterk gegroeid, maar waren er bij de start een klein aantal witte vlekken. Deze zijn op dit moment vrijwel opgelost.
Deelt u de mening dat, zeker als de coronatoegangsbewijzen verplicht zijn in sectoren zoals de horeca, het van belang is dat alle Nederlanders binnen redelijke reistijd toegang hebben tot een toegangstest? Zo nee, waarom niet?
Daar ben ik het mee eens. Daarom werken VWS, SON, de Veiligheidsregio’s en gemeenten samen om, op plekken waar niet binnen 30 minuten reistijd een testlocatie is, aanbieders te stimuleren om testlocaties te openen.
Klopt het dat onder andere middelgrote steden als Doetinchem, Winterswijk, Terneuzen en Dokkum momenteel geen testlocatie binnen 30 minuten per auto kennen, zoals de eerder genoemde berichten aangeven? Voor hoeveel Nederlanders geldt momenteel dat er niet binnen 30 minuten per auto een testlocatie bereikt kan worden?
Op 11 oktober zijn we overgestapt van het oude systeem met beschikbaarheidsvergoedingen voor een aantal geselecteerde testaanbieders naar het nieuwe systeem van een vaste prijs per test voor alle testaanbieders die voldoen aan de kwaliteitseisen. De eerste dagen na de overstap sloten een aantal testaanbieders de deuren, omdat zij nog in afwachting waren van goedkeuring of omdat zij hun testlocatie wilden heroverwegen. Tegelijkertijd opende meerdere testaanbieders locaties door het hele land. Dit heeft enkele dagen gezorgd voor een niet volledige landelijke dekking binnen 30 minuten reistijd van huis tot een testlocatie.
Op 3 november kon 99,9% van de Nederlanders een testlocatie bereiken binnen 30 minuten en zijn er meer dan 400 testlocaties geopend in heel Nederland (ten opzichte van ca. 140 voor 11 oktober). In de afgelopen weken zijn locaties geopend in o.a. Winterswijk, Terneuzen, Dokkum, Texel, Doetinchem, Roosendaal, Oostburg, Hellevoetsluis, Siddeburen, Renesse, Stadskanaal en Stavoren. Hiermee bereiken we volledige landelijke dekking.
Kunt u aangeven hoe de motie van de leden Paternotte (D66) en Aukje de Vries (VVD) inzake bereikbaarheidsnormen voor testlocaties vertaald is in het beleid ten aanzien van testlocaties? In welke regio’s en gebieden wordt momenteel niet voldaan aan deze bereikbaarheidsnormen?6
Het kabinet heeft opdracht gegeven aan Stichting Open Nederland om zich in te spannen om ervoor te zorgen dat alle Nederlanders binnen 30 minuten reistijd een testlocatie kunnen bereiken. SON doet dit samen met de testaanbieders, gemeente, veiligheidsregio’s en mijn ministerie. De dekkingsgraad is op dit moment 99,9%. Zie verder het antwoord op vragen 3 en 5.
Kunt u aangeven waarom, terwijl de inzet van het coronatoegangsbewijs voor toegang juist fors is uitgebreid, grote testlocaties in Fryslân, Groningen, Zeeland en de Achterhoek gesloten worden?
Het kostte enige tijd om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daarnaast kostte het sommige testaanbieders tijd voordat ze aangesloten konden worden op de CoronaCheckApp. Daarom hebben de Stichting Open Nederland en mijn ministerie veel werk gemaakt van het begeleiden van gemeenten en testaanbieders om ervoor te zorgen dat de markt binnen enkele weken ook op plaatsen met minder inwoners een testfaciliteit kon organiseren.
Kunt u aangeven wat het nieuwe systeem van «pay-per-test» van de Stichting Open Nederland voor effect heeft op de bereikbaarheid van testlocaties? Hoe beoordeelt u dit systeem?
De huidige wijze van contracteren is niet meer gebaseerd op het betalen voor klaar staan om te testen, maar op betalen voor daadwerkelijk afgenomen testen. Het kost enige tijd om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Daarnaast kunnen alle testaanbieders die voldoen aan de eisen van Open House regeling deelnemen, en gaat het niet meer om een beperkt aantal aanbieders. Op elke 20e van de maand kunnen nieuwe aanbieders zich weer inschrijven voor de Open House. De aangesloten aanbieders kunnen dagelijks testlocaties openen. Tevens staan gemeenten, SON en testaanbieders met elkaar in contact zodat de vraag en de plekken waar geen testaanbieder gevestigd is, bekend zijn bij testaanbieders.
Tot nu toe heeft deze nieuwe wijze een meer dan verdrievoudiging van het aantal locaties opgeleverd waardoor er een veel fijnmaziger netwerk is ontstaan met name in de gebieden waar de testvraag het grootst is. In gebieden met een kleine testvraag lukt het nu om met extra inspanningen de bereikbaarheid op niveau te krijgen. Bij het betalen per test bestaat het risico dat de dekking in de gebieden met weinig testvraag onder druk komt.
Bent u bereid in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) te inventariseren in welke gemeenten momenteel geen testlocatie binnen 30 minuten reizen per auto of 60 minuten reizen per openbaar vervoer bereikbaar is, en de uitkomsten hiervan binnen twee weken te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Er is overleg met de VNG, met Veiligheidsregio’s en gemeenten. Daarbij is het van belang dat de testaanbieders inzicht hebben in de verwachte testvraag. SON geeft daarom inzicht in de vraag en brengt waar nodig gemeenten en aanbieders bij elkaar. In de volgende Kamerbief krijgt u een nieuwe update over de landelijke dekking van testcapaciteit voor toegangstesten.
Gaat u stappen zetten om ook de bereikbaarheid van testlocaties buiten de Randstad te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke? Wanneer kan er vrijwel overal getest worden binnen 30 minuten reizen per auto, zoals is afgesproken? Bent u bereid om de Kamer hierover binnen twee weken, net als bij vraag negen, te informeren?
De afgelopen weken is hard gewerkt aan het wegwerken van de witte vlekken. Momenteel is er al een dekkingsgraad van 99,9% over heel Nederland. Zie verder de antwoorden op vragen 3 en 5.
Welke lessen trekt u uit de huidige situatie voor de toekomst en voor een toekomstige aanbesteding?
Met het nieuwe testsysteem kunnen alle geïnteresseerde testaanbieders, die aan de Open House criteria voldoen, meedoen. De open house regeling voor «testen voor reizen» heeft laten zien dat er veel meer testlocaties op de markt zijn dan tot 11 oktober door SON was gecontracteerd terwijl de kosten dalen door een lager tarief en het niet meer vergoeden van beschikbaarheid. Hierdoor geven we alle testaanbieders een kans om mee te doen aan het realiseren van de testcapaciteit in Nederland. De eerste weken bij de overgang van deze nieuwe regeling was de dekking niet overal op orde. Op dit moment is deze 99,9%. Met deze regeling is er geen garantie dat de dekking op dit niveau blijft. Ik volg de situatie daarom nauwlettend en bereid me voor, voor het geval er witte vlekken gaan ontstaan.
Bent u bereid om huisartsen – die kunnen testen en dat incidenteel ook zouden willen doen om bereikbaarheid van toegangstesten te vergroten – in de gelegenheid te stellen om op basis van die tests een QR-code te laten genereren? Zo nee, kunt u dit toelichten?
In principe kan elke BIG-geregistreerde arts, die voldoet aan alle Open House criteria, zich inschrijven voor deelname aan de Open House.
Dit geldt ook voor apothekers. Uit onze contacten met het veld is gebleken dat er belangstelling is bij apothekers om een rol te spelen bij het testen. Er zijn samenwerkingsverbanden tussen apothekers en testaanbieders. En op verzoek van mijn ministerie heeft SON de beroepsvereniging van apothekers benaderd. Apothekers zitten fijnmazig verspreid over het land en kunnen deelnemen aan de Open House. Apothekers zijn erop geattendeerd dat zij zich kunnen inschrijven voor de Open House regeling. Apothekers kunnen dit zelfstandig doen of samenwerken met een reeds geaccepteerde testaanbieder. Binnenkort zal er voor apothekers een informatiesessie georganiseerd worden.
Het bericht dat er bij een derde van de bezoeken aan restaurants en cafés geen check op de coronapas plaatsvindt |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat er bij een derde van de bezoeken aan restaurants en cafés geen check op de coronapas plaatsvindt?1
Het coronatoegangsbewijs is ingevoerd om in bepaalde sectoren de kans op verspreiding van het virus te verkleinen. Het is van belang voor ieders gezondheid dat deze maatregel wordt nageleefd en gecontroleerd. Wanneer dat niet gebeurt, dan brengt dat mensen potentieel in gevaar.
Had u van tevoren verwacht dat de controle op het coronatoegangsbewijs zo vaak niet zou plaatsvinden? Zo ja, waarom heeft u deze alsnog ingevoerd? Zo nee, hoe kan het dat u dit verkeerd heeft ingeschat?
Ik verwacht dat iedereen zich aan de wet houdt. Het laten zien van een geldig coronatoegangsbewijs, een geldig identiteitsbewijs en het doen van een gezondheidscheck is wettelijk verplicht. Als onderneming dien je daar ook op te controleren. Om burgers en ondernemingen te controleren op het naleven van de wet, worden handhavingsdiensten ingezet.
Overigens komen de resultaten van dit onderzoek overeen met ons eigen onderzoek op basis van de inzet van mystery guests. De burgemeesters zijn uiteindelijk het bevoegd gezag die de handhavingsdiensten en de politie aansturen. Om gemeenten bij die taak te ondersteunen heeft het Rijk € 45 miljoen euro ter beschikking gesteld. Daarnaast is er in het Veiligheidsberaad met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s aan de hand van dit soort onderzoeken gesproken over de inzet van handhaving en politie.
Hoe en door wie wordt het effect van de coronatoegangsbewijzen op het aantal besmettingen met het coronavirus gemeten?
Het effect van coronatoegangsbewijzen op het aantal besmettingen is, net als het effect van andere individuele maatregelen, niet op zichzelf te bepalen. Dit komt onder andere omdat tegelijkertijd met de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs ook is besloten dat het niet meer wettelijk verplicht is om 1,5 meter afstand tussen mensen aan te houden. Daarnaast is het effect van een maatregel afhankelijk van het gedrag van mensen en van de naleving van de basismaatregelen en dus van de naleving van de maatregel.
Welk effect hebben de coronatoegangsbewijzen sinds de brede invoering ervan op 25 september jl. gehad op het aantal besmettingen?
Door de inzet van de toegangsbewijzen konden de aangemerkte sectoren open terwijl de 1,5 meter als maatregel kon worden gestopt.
Hoe verhoudt de verspreiding van het virus op locaties waar geen coronatoegangsbewijs geldt zich tot de verspreiding van het virus op locaties waar wél een coronatoegangsbewijs geldt?
Op dit moment kunnen mensen in veel verschillende settings elkaar tegenkomen en elkaar dus in potentie besmetten. De door uw Kamer verzochte clusteranalyse, die ik 2 november jl. naar uw Kamer zond, laat zien van de 111 gerapporteerde clusters van 10 of meer gerelateerde ziektegevallen er 37 komen uit plekken waar mogelijk het corona toegangsbewijs wordt gebruikt. Andere plekken waar zulke clusters voorkomen zijn langdurige zorg, school, vereniging of werkplek.
Op basis van welke parameters bent u van plan te beslissen over een mogelijke verlenging van de verplichting om met coronatoegangsbewijzen te werken? Zijn algemene cijfers over ziekenhuisopnames en/of aantallen nieuwe besmettingen een voldoende basis om de inzet van coronatoegangsbewijzen te kunnen rechtvaardigen?
Bij onze beslissing over de maatregelen laten wij ons adviseren door het OMT. Het OMT geeft vervolgadviezen over de effecten van de maatregelen die tot op heden zijn ingesteld en over de versoepeling van maatregelen op grond van drie pijlers zoals benoemd door het kabinet:
Ik verwijs verder naar mijn stand van zakenbrief van 2 november jl.
Kunt u de antwoorden op deze vragen toesturen voor het volgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Nee, dat is helaas niet gelukt.
Het bericht 'Tien jaar medicijnen slikken, zonder controle tussendoor: is het niet tijd voor een jaarlijkse medicatie-APK?’ |
|
Liane den Haan (Fractie Den Haan) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met de uitzending van RADAR?1
Ja.
Wat vindt u van het resultaat van de peiling van RADAR dat 39 procent van de mensen die langer dan vijf jaar medicijnen gebruikt, niets horen van hun apotheker of arts?
Passende zorg en maatwerk zijn van groot belang om patiënten de zorg te bieden die zij nodig hebben. Zorgverleners zetten zich hier actief voor in. Voorschrijvers, apothekers en (wijk)verpleging houden in de gaten dat patiënten hun medicijnen goed en veilig gebruiken en als deze niet langer nodig zijn, tijdig stoppen. Voor bepaalde patiënten, bijvoorbeeld kwetsbare ouderen, is meer intensieve zorg wenselijk dan voor andere patiënten. Voor patiënten die aangeven begeleiding bij hun medicatiegebruik nodig te hebben, vind ik het belangrijk dat zij deze zorg ook krijgen. Daar ligt een verantwoordelijkheid van de zorgverleners. Daarnaast is het ook van belang dat patiënten die behoefte hebben aan meer contact zich duidelijk uitspreken, zodat de zorgbehoefte zichtbaar wordt voor zorgverleners.
Wat vindt u van de uitkomst dat één op de tien mensen medicatie langer dan de voorgeschreven behandelduur gebruikt?
De voorgeschreven behandelduur is niet voor alle patiënten en onder alle omstandigheden gelijk. Richtlijnen gaan uit van gemiddelden. Voor goede zorg is het noodzakelijk dat de zorgverlener samen met de patiënt afwegingen maakt. Minderen en stoppen van geneesmiddelen is niet altijd eenvoudig en kan risico’s met zich mee brengen. De juiste begeleiding door voorschrijver en apotheker is belangrijk voor het goed en veilig afbouwen of stoppen van medicijnen. Daarvoor hebben de huisartsen-, apothekers- en medisch specialistenorganisaties (resp. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) en Federatie Medisch Specialisten (FMS)) een module «Minderen en Stoppen van Medicatie» als onderdeel van de Multidisciplinaire Richtlijn «Polyfarmacie bij Ouderen» ontwikkeld.2 Implementatie van deze richtlijn is dit jaar gestart door de betrokken partijen. Zo worden bij herziening van NHG-en KNMP-richtlijnen de genoemde module en de bijbehorende Kennisdocumenten meegenomen.
Als onderdeel van de zorg kunnen patiënten zich met vragen wenden tot de arts en apotheker. Daarnaast kunnen patiënten en mantelzorgers informatie vinden op Apotheek.nl en Thuisarts.nl.
Wat vindt u van het idee om een jaarlijkse medicatie-APK te hebben voor mensen die langdurig medicijnen gebruiken?
Het doel van de farmacotherapeutische begeleiding is om veilig, effectief en passend gebruik van geneesmiddelen voor patiënten met chronische aandoeningen te borgen. Voorschrijver, apotheker en patiënt hebben een verantwoordelijkheid zich uit te spreken wanneer er meer begeleiding nodig is, zodat de zorgbehoefte zichtbaar is voor alle zorgverleners.
Wanneer een zorgverlener of patiënt een probleem signaleert, stemmen de apotheker en voorschrijver af en vinden zij in samenspraak met de patiënt een passende oplossing. Huisartsen, apothekers en wijkverpleging hebben landelijke eerstelijns samenwerkingsafspraken (LESA) samengebracht in de LESA «Organisatie van zorg bij chronische medicatie». Organisaties voor huisartsen en apothekers, NHG en de KNMP, geven aan dat de meeste winst te behalen is door het doen van tussentijdse checks. Achter de schermen houden apothekers en artsen de medicamenteuze behandeling van patiënten in de gaten, de medicatiebewaking. Voorbeelden hiervan zijn medicatiebeoordelingen, en eerste en tweede uitgifte begeleiding. Daarna nemen ze zo nodig contact op met de patiënt, ook hier is maatwerk van belang.
Een jaarlijkse controle bij alle patiënten die langdurig medicijnen gebruiken is daarom niet voor iedereen noodzakelijk. Bovendien zou, vanwege de gelimiteerde capaciteit van de zorg, een jaarlijkse APK kunnen leiden tot minder goede begeleiding van patiënten met een sterkere zorgbehoefte en patiënten met een hoger risico op farmacotherapeutische problemen.
Wat wordt er door apothekers en huisartsen gedaan om bij mensen onder de aandacht te brengen, dat zij ook zelf aan de bel kunnen trekken als zij willen stoppen met medicatie? Worden modules zoals «Minderen en stoppen van medicatie» ook ingezet voor jongere mensen, zodat er in de praktijk meer aandacht is voor het stoppen en minderen van medicijnen?
Het minderen en stoppen van medicatie zien apothekers en artsen niet als een los instrument, maar als een integraal onderdeel van de medicamenteuze behandeling. De integratie hiervan is onderdeel van implementatie van de Multidisciplinaire Richtlijn «Polyfarmacie bij Ouderen». Zowel bij aanvang alsook gedurende de medicamenteuze behandeling wordt er in gesprekken met de patiënt meer aandacht besteed aan het afbouwen en stoppen van medicatie. Daarnaast zien voorschrijvers en apothekers begeleiding bij minderen en stoppen bij alle patiënten als een integraal onderdeel van de behandeling. Het minderen en stoppen wordt bijvoorbeeld meegenomen in de medicatie-evaluaties en medicatiebeoordelingen.
Dit is in lijn met de aanbevelingen van de module «Minderen en Stoppen van Medicatie» die onderdeel uitmaakt van de Multidisciplinaire Richtlijn. De Multidisciplinaire Richtlijn hanteert een leeftijdsgrens van 70 jaar als definitie van «de oudere patiënt». Dit laat onverlet dat de principes zoals besproken in de module ook toepasbaar zijn bij andere doelgroepen dan ouderen. Via het Netwerk Patiënten Informatie, initiatief van verschillende informatieplatforms3 en VWS, is voor patiënten en mantelzorgers betrouwbare en begrijpelijke patiëntinformatie ontwikkeld. Deze informatie is te vinden is op onder andere Thuisarts.nl en Apotheek.nl.
Wat is de stand van zaken van de aangenomen motie Den Haan c.s. (29 477, nr. 717) waarin wordt gevraagd om te onderzoeken hoeveel mensen die recht hebben op een medicatiebeoordeling er ook daadwerkelijk één krijgen en te onderzoeken hoeveel mensen die volgens de richtlijnen geen recht hebben op een medicatiebeoordeling, maar wel meerdere medicijnen slikken, een andere vorm van een medicatie-evaluatie krijgen?
Deze punten worden meegenomen in een breed en omvangrijk onderzoek naar het veilig gebruiken van medicijnen. Ik ben op dit moment bezig met het aanbesteden van dit onderzoek naar de medicatieveiligheid.
Medio 2022 zijn de cijfers van het aantal medicatiebeoordelingen tot en met 2021 bekend.
Is er al meer bekend over andere vormen van medicatie-evaluatie voor mensen die geen baat hebben bij een intensieve medicatiebeoordeling, waarover de betrokken koepels van zorgverleners in de loop van 2021 meer zouden delen?
De NHG en KNMP zijn van mening dat beter is om te investeren in de bestaande medicatie-evaluaties en geen nieuwe instrumenten te ontwikkelen. Onder de bestaande vormen van medicatie-evaluatie vallen onder andere start- en controleconsulten bij de huisarts, POH’er en apotheker, de eerste en tweede uitgifte begeleiding in de apotheek en ontslaggesprekken in het ziekenhuis.
Door medicatie-evaluaties goed te integreren in de zorg en overal te implementeren kunnen problemen en nieuwe zorgvragen ten aanzien van het medicatiegebruik tijdig gesignaleerd en opgelost worden. Wat betreft NHG en KNMP moet de focus hierop liggen en niet op het ontwikkelen van nieuwe instrumenten, zoals een jaarlijkse medicatie-APK.
Het wijzigen van het asbeststelsel. |
|
Bart van Kent |
|
Dennis Wiersma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is de reden dat u voornemens bent om de onafhankelijke eindbeoordeling na afloop van asbestverwijderingsprojecten fors te verzwakken door het laten vervallen van luchtmetingen door geaccrediteerde laboratoria bij bepaalde typen van asbestsaneringen als belangrijk element van kwaliteitsborging in de hele asbestketen?
De functie van de eindbeoordeling na asbestverwijdering is om onafhankelijk vast te laten stellen dat de ruimte na afloop veilig betreden kan worden. Aan dit uitgangspunt verandert niets met de aanpassingen in de regelgeving zoals die voorzien zijn. De concept regelgeving die afgelopen voorjaar in internetconsultatie is gegaan, bevat zelfs een uitbreiding van het aantal situaties waarin een (visuele) eindbeoordeling moet plaatsvinden.
Het doen van luchtmetingen om vast te kunnen stellen of het veilig is, is daarbij niet altijd nodig en zou alleen ingezet moeten worden in situaties waarin ook daadwerkelijk vezels in de lucht te verwachten zouden kunnen zijn. Dus niet in die situaties waar ze tijdens het saneren al niet of nauwelijks vrijkomen. Dit sluit aan bij een ook door uw Kamer gewenst meer risicogericht beleid en maakt differentiatie in de eisen voor asbestverwijdering mogelijk.
Deelt u de mening dat de risico’s als gevolg van het laten vervallen van luchtmetingen voor de werknemers en omwonenden gaan toenemen? Zo nee, waarom?
Zoals ook toegelicht in het antwoord op vraag 1 kan er in die gevallen waarvoor wordt voorgesteld af te zien van luchtmetingen, van worden uitgegaan dat er zich niet of nauwelijks vezels in de lucht bevinden, waardoor deze ten tijde van de eindmeting niet meer aangetroffen zullen worden en een luchtmeting daardoor overbodig is. Dit blijkt uit advies van TNO uit 2019 op basis van modelberekeningen.1 Recent is dit ook bevestigd door het uitvoeren van metingen.2
Uit een rapport van Panteia1 blijkt dat het laten vervallen van de luchtmeting een kostenreductie van 1 miljoen euro oplevert. Is er een maatschappelijke kosten-baten analyse uitgevoerd waaruit blijkt dat deze geringe kostenreductie opweegt tegen de extra risico’s zoals gevolgschade?
Zoals in het antwoord op vraag 1 en 2 uiteengezet wordt in het voorstel alleen af te zien van luchtmetingen in die gevallen waarbij er geen duidelijke toegevoegde waarde is. Extra risico’s zijn hier dus niet aan de orde.
Kostenreductie is niet de aanleiding voor deze aanpassingen in de regelgeving. Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 1 en 2. Het in kaart brengen van de financiële gevolgen van het wijzigingsvoorstel bij het doen van regelgevingsvoorstellen is overigens een verplicht onderdeel. Deze impactanalyse is door Panteia in dat kader uitgevoerd en is daarom ook inzichtelijk als onderdeel van de stukken die in internetconsultatie zijn gegaan.4
Bent u bereid om het voornemen om de luchtmetingen te laten vervallen te heroverwegen omdat de extra risico’s voor werknemers en omwonenden die uit deze maatregel voortvloeien niet opwegen tegen de besparing van 13 miljoen euro? Zo nee, waarom neemt u dit risico voor lief?
Nee. Ik verwijs naar de beantwoording van de vorige vragen.
Per brief aan de Tweede Kamer op 19 december 2019 heeft u bericht dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een onderzoek heeft uitgevoerd naar de gezondheidseffecten van een eventuele verhoging van de voorgeschreven toetswaarde van 2.000 amfibool asbestvezels per m3 naar 10.000. U heeft toen aangegeven af te zien van deze verhoging omdat de effecten voor de werknemers naar verwachting negatief uitpakken. Hoe verhoudt dit onderzoek zich met het huidige voorgenomen beleid om een asbesttoepassing onder de 10.000 asbestvezels per m3 wel in een lichter regime onder te brengen?
Het betreft hier twee verschillende situaties. Het huidige voornemen voor wijziging van regelgeving gaat niet over het verhogen van de toetswaarde, maar over het afzien van een luchtmeting in die gevallen waarbij er van kan worden uitgegaan dat er (vrijwel) geen vezels meer in de lucht aanwezig zullen zijn op het moment van meten.
Omdat er altijd situaties blijven waarin luchtmetingen noodzakelijk zijn, heb ik het RIVM gevraagd te onderzoeken of de toetswaarde verhoogd zou kunnen worden in die gevallen waarbij luchtmetingen wél plaatsvinden en er na afloop van een sanering daadwerkelijk vezels in de lucht te verwachten zouden zijn. Die vraag is destijds negatief beantwoord, op basis van het RIVM onderzoek, en ook op basis van advies van TNO over dezelfde vraag. Er zouden in bepaalde gevallen risico’s gepaard kunnen gaan met een dergelijke verhoging van de toetswaarde. Dit is uiteraard onwenselijk en verhoging van de toetswaarde maakt dan ook geen onderdeel uit van het wijzigingsvoorstel van de regelgeving.
Waarom wordt Stoffen Manager Asbest Risico Techniek (SMA-rt) Nieuwe Stijl ontwikkeld zonder dat de uitvoerende sector en medewerkers dan wel de toezichthouders en handhavers betrokken zijn bij het basis ontwerp?
De vraagstelling gaat uit van een onjuiste aanname. Bij de ontwikkeling van SMART-nieuwe stijl (SMART-ns) worden zowel beoogde gebruikers (asbestinventariseerders, asbestverwijderaars) als toezichthouders betrokken. Voordat met de ontwikkeling van het instrument begonnen werd, hebben de beoogde gebruikers input geleverd op het functioneel ontwerp, het bouwplan voor het instrument. Tijdens de ontwikkelingsfase, die nog steeds loopt, zijn en worden er gebruikerstesten uitgevoerd om enerzijds de begrijpelijkheid en bruikbaarheid van het systeem te testen, en anderzijds te testen of het aansluit bij de praktijk. Hierbij zijn alle bovengenoemde partijen betrokken.
Waarom wordt er uitsluitend gewerkt op basis van blootstellingsmodellen om asbestblootstelling en het beleid te onderbouwen en niet op basis van werkelijke gegevens en praktijkervaringen?
Ook deze vraagstelling gaat uit van een onjuiste aanname. Er wordt namelijk niet uitsluitend gebruik gemaakt van modellen om het asbestbeleid vorm te geven. Voor zover het gaat over de feitelijke onderbouwing van de adviezen van TNO, zijn deze zoveel mogelijk gebaseerd op de resultaten van kwalitatief goede blootstellingsmetingen. In twee gevallen maak ik gebruik van modellen op het gebied van asbest.
Ten eerste: In hun advies uit 2019 maakt TNO gebruik van een modelberekening om aan te tonen wanneer het aannemelijk is dat zich zo weinig asbestvezels in de lucht zijn dat een luchtmeting als onderdeel van de eindbeoordeling niet van toegevoegde waarde is. Daarop heb ik TNO gevraagd om metingen te verrichten om na te gaan of dit in de praktijk ook het geval is. Die metingen zijn inmiddels afgerond en de resultaten ondersteunen de conclusies uit de modelberekeing.
Het is goed hierbij op te merken dat TNO in hetzelfde rapport ook op andere vragen ingaat. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van modellen maar uitsluitend van op kwaliteit gecontroleerde meetgegevens.
Ten tweede: Het door TNO ontwikkelde blootstellingsmodel AREAT krijgt een plaats in het digitale instrument SMART-ns dat op nu ontwikkeld wordt. Dit model kan een blootstellingsschatting maken van een bepaalde asbestverwijdering, ook als er geen meetgegevens beschikbaar zijn. Net als andere blootstellingsmodellen is AREAT conservatief gebouwd. Dat wil zeggen dat een bepaalde mate van overschatting van het risico geaccepteerd wordt om onderschatting van het risico te voorkomen. Het model zit dus «aan de veilige kant», maar beschrijft de werkelijkheid beter dan het huidige instrument SMART: daarbij wordt vaak geen daadwerkelijk blootstellingsniveau bepaald, maar wordt slechts op basis van aannames vastgesteld in welke risicoklasse het asbest verwijderd dient te worden.
Het model en daarmee SMART-ns (het nieuwe instrument) houdt rekening met de verschillende verwijderingsmethoden en beheersmaatregelen die genomen kunnen worden. Dit maakt inzichtelijk wat men kan doen om blootstelling zo laag mogelijk te houden en moedigt verwijderaars aan de methoden in te zetten die tot de laagste blootstelling aan asbestvezels leiden.
Naast deze modelschattingen zal het altijd waardevol blijven om nieuwe, innovatieve veilige werkwijzen te ontwikkelen met behulp van metingen. Die kunnen worden ingediend ter beoordeling bij het Validatie- en Innovatiepunt (VIP) en worden bij goedkeur in SMART-ns opgenomen zodat de modelschattingen voor de betreffende werkzaamheden niet meer nodig zijn.
Het model AREAT is gevalideerd op basis van meetgegevens en kan ook nog verfijnd worden op basis van aanvullende metingen. TNO heeft de afgelopen jaren aanvullende metingen verricht, onder andere met het doel om de nauwkeurigheid van het model te verbeteren.
Deelt u de mening dat er aanvullende onderbouwing moet komen om de effecten van het menselijk handelen te meten op het moment de kwaliteitsborging in de asbestsector wordt afgebouwd? Zo nee, waarom niet?
De voorstelling dat de kwaliteitsborging in de asbestsector wordt afgebouwd, is onjuist. Kwaliteitsborging (in de vorm van certificatie) wordt juist verankerd aan de meer risicovolle asbesttoepassingen5. Dit betekent dat deze inherent gevaarlijke toepassingen altijd onder certificatie verwijderd moeten worden – ook als door het toepassen van een bepaalde werkwijze in principe de laagste risicoklasse bereikt kan worden. Daardoor wordt het systeem robuuster en zal er meer focus komen op de asbestverwijderingen waar hoge risico’s te verwachten zijn.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar het effect dat het weghalen van het borging- en controlemechanisme heeft op de continuïteit en kwaliteit van de uitvoerende werkzaamheden van een asbestverwijdering en de toename van vezelemissie als deze borging wegvalt, dan wel een eindoplevering met een onvoldoende resultaat wordt afgesloten? Zo ja, wanneer en hoe gaat u daar uitvoering aan geven en bent u bereid hier de uitvoeringsketen bij te betrekken? Zo nee, waarom niet?
De borgings- en controlemechanisme worden niet weggehaald. Voor certificatie als borgingsmechanisme, verwijs ik naar het antwoord op vraag 8. Indien met het woord «controlemechanisme» ook de eindbeoordeling bedoeld wordt, verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Ik voeg hier nog aan toe dat, hoewel het aantal luchtmetingen zal worden verminderd, in totaal in meer situaties een vorm van eindbeoordeling zal plaatsvinden. Als de eindbeoordeling al van invloed is op het gedrag van werknemers, dan zal dit dus in meer gevallen aan de orde zijn.
Overigens is het doel van de eindbeoordeling het vaststellen dat de ruimte weer veilig betreden kan worden, en niet om te controleren of tijdens het verwijderingsproces zorgvuldig is gewerkt. Dat is immers achteraf niet mogelijk.
Een mogelijke griepprik voor alle kinderen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Griepprik voor alle kinderen»?1
In het meest recente advies van de Gezondheidsraad over de indicatiestelling van de griepvaccinatie2, heeft de Gezondheidsraad expliciet aandacht besteed aan de vaccinatie van gezonde kinderen. De Gezondheidsraad ziet geen aanleiding om gezonde kinderen tussen 6 maanden en 18 jaar toe te voegen aan het Nationaal Programma Griepvaccinatie, omdat bij hen de ziektelast relatief laag is. Griep komt weliswaar vaak voor bij kinderen, maar ernstige complicaties treden zelden op. De nut-risicoverhouding van vaccinatie pakt voor kinderen ook niet gunstig uit.
De Gezondheidsraad benoemt dat vaccinatie van kinderen ervoor kan zorgen dat zich minder griepgevallen voordoen bij de kinderen zelf en bij de gehele bevolking door verminderde verspreiding van het virus. Maar de Gezondheidsraad benoemt ook dat een modelstudie laat zien dat het totaal aantal griepgevallen juist kan toenemen als gevolg van vaccinatie van kinderen, doordat gevaccineerde kinderen op latere leeftijd minder goed beschermd zijn tegen griep dan kinderen die een infectie hebben doorgemaakt. In zijn brief van 20 september jl.3 heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de beleidsreactie op dit advies zoals gebruikelijk binnen uiterlijk drie maanden aan uw Kamer wordt gezonden. Op voorhand ziet de Staatssecretaris evenwel, gezien het advies van de Gezondheidsraad, geen reden om de griepvaccinatie aan alle gezonde kinderen aan te bieden.
Hoeveel kinderen worden er jaarlijks met griep opgenomen in het ziekenhuis? Wat zijn de risico’s van griep voor kinderen?
Er vindt geen registratie plaats van het aantal kinderen dat met griep opgenomen wordt in het ziekenhuis. Er kunnen dan ook geen harde uitspraken daarover worden gedaan. Wel beschikken we over data van studies in andere Europese landen, op basis waarvan er voor de Nederlandse situatie schattingen kunnen worden gemaakt. Internationaal variëren de schattingen voor kinderen jonger dan 5 jaar van 19 op de 100.000 tot 176 op de 100.000 kinderen. De hoogste schatting lijkt het meest betrouwbaar voor de beoordeling van de ziektelast voor kinderen tot 5 jaar, omdat in deze modelstudie specifiek is gekeken naar kinderen van 6 maanden tot 4 jaar, die niet tot een risicogroep behoorden. Voor kinderen van 5 jaar en ouder variëren de schattingen van 2 op de 100.000 tot 18 op de 100.000 kinderen. Hoewel griep veel voorkomt bij kinderen, is de ziektelast, in de vorm van complicaties en sterfte, laag.
Waarom kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf niet aan?
Op basis van de vaccinatiegraad van de Nederlandse bevolking verwacht het OMT nog ruim 23.000 ziekenhuisopnamen vanwege COVID-19 en wordt het aantal mensen waarvoor IC-opname vanwege COVID-19 nodig is, geschat op ongeveer 4.8004. Het is nog onzeker hoe deze opnames zich zullen spreiden in de tijd. Het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) heeft scenario’s uitgewerkt, die een beeld geven van wat er gebeurt met de IC-bezetting bij meer of minder COVID-patiënten en een eventuele griepgolf. Daarbij zijn ook scenario’s waarin – door een combinatie van een stijgende COVID-druk en een zware griepepidemie – de behoefte aan IC-capaciteit hoger zal zijn dan het aantal IC-bedden dat in de huidige situatie beschikbaar is.
Om ons voor te bereiden op deze ongunstige scenario’s zijn we bezig met een aanpak voor het najaar. Zo heb ik het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) gevraagd om het bestaande Opschalingsplan COVID-195 te evalueren en te actualiseren. Ook worden de actualiteiten en knelpunten rondom de druk op de zorg voortdurend bijgehouden door onder andere het LCPS, de NZa en GGD- GHOR. Daarnaast is het LNAZ gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken hoe we de beschikbare IC-capaciteit in het najaar en de winter optimaal kunnen inzetten en, waar mogelijk, extra flexibiliteit in te bouwen6. De herziening van het opschalingsplan en de resultaten van het onderzoek van het LNAZ worden in november verwacht. Nadat het LNAZ deze plannen heeft aangeboden aan VWS, zal de Kamer geïnformeerd worden.
Hoe groot is de investering in onze ziekenhuizen die nodig is om dit wel aan te kunnen?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, onderzoekt het LNAZ momenteel de mogelijkheden om, waar mogelijk, extra flexibiliteit qua IC-capaciteit in te bouwen. De belangrijkste randvoorwaarde daarbij is de beschikbaarheid van voldoende zorgprofessionals. Dit is een vraagstuk dat speelt in de gehele zorgketen. Daarom wordt zorgbreed naar de mogelijkheden gekeken om extra personeel aan te trekken en de druk op de zorgprofessionals te verminderen. Naast de bestaande subsidieregeling voor de uitvoering van het Opschalingsplan COVID-19 (die er grotendeels op gericht is om extra personeelscapaciteit voor ziekenhuizen aan te trekken ten behoeve van de COVID-zorg) is onder meer het crisisinstrument de Nationale Zorgreserve in ontwikkeling en maken instellingen gebruik van de subsidieregeling Coronabanen in de Zorg om met extra ondersteunend personeel de zorgprofessionals te ontlasten. Met de toenemende en veranderende zorgvraag en het structurele karakter daarvan, onder meer als gevolg van vergrijzing én de voortdurende krapte op de arbeidsmarkt, is het evenwel nodig om verder te kijken dan deze crisisinstrumenten. De komende jaren staan we voor de belangrijke opgave om het werken in de zorg aantrekkelijk te maken. Daartoe willen we blijven inzetten op méér en flexibel opleiden voor de toekomst en het anders organiseren en inrichten van het werk om flexibel te kunnen inspelen op veranderingen in de zorg. Goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden zijn een tweede pijler. Graag verwijs ik u naar de brief aan de Tweede Kamer van 3 september jl7, waarin een reactie opgenomen is op het SER-rapport«Aan de slag voor de zorg; een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt».
Op welke termijn kunnen onze ziekenhuizen een griepepidemie en coronagolf wel aan?
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4. Om ons voor te bereiden op het najaar is het LNAZ gevraagd om het bestaande Opschalingsplan te evalueren en te actualiseren. Ook heb ik aan het LNAZ de opdracht gegeven om te onderzoeken of en hoe we voor het najaar en winter de beschikbare IC-capaciteit optimaal kunnen inzetten en waar mogelijk extra flexibiliteit kunnen inbouwen. Zo is opnieuw met Duitsland (Noordrijn-Westfalen) afgesproken dat naar gelang de situatie in eigen land beide landen de intentie hebben wederzijds IC-patiënten over te nemen, wanneer één van de partijen tegen de grenzen aanloopt van het leveren van goede IC-zorg. Ook is het LNAZ gevraagd te verkennen of de COVID-zorg ten tijde van een piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden. Bijvoorbeeld door concentratie van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken, naast de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. Met deze ventielen hopen we een eventuele griepepidemie en coronagolf in het najaar en de winter te kunnen opvangen. De resultaten van het onderzoek van het LNAZ worden in november verwacht.
De distributie van jodiumtabletten |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Hoe staat het met de distributie van jodiumtabletten voor de mensen waar de jodiumtabletten in september van over de datum zijn geraakt?
De herdistributie ter vervanging van tabletten, waarvan de houdbaarheidsdatum dit jaar verloopt, is afgelopen juli afgerond. Alle verspreide tabletten in Nederland hebben nu een meer geharmoniseerde houdbaarheidsdatum, die afloopt in 2026/2027.
Wat is de voortgang van de in juli 2021 geplande distributie van jodiumtabletten aan inwoners van gebieden binnen een straal van 20 kilometer rondom de Nederlandse kerncentrale Borssele, de Belgische kerncentrales Doel en Tihange en de Duitse Kerncentrale in Emsland?
Zie antwoord op vraag 1: het gaat hier om dezelfde distributie.
Waarom zijn zwangere vrouwen en inwoners met kinderen onder de vier jaar (geboren na de publiekscampagne van 2017) die binnen een straal van 20–100 km van een kerncentrale wonen niet actief en structureel geïnformeerd over het in huis halen van jodiumtabletten? Waarom is deze groep niet in het doorlopende distributie-programma opgenomen?
Zwangere vrouwen worden sinds de publiekscampagne van 2017 doorlopend geïnformeerd over het nut en de noodzaak om jodiumtabletten aan te schaffen om hun ongeboren kind te beschermen. Daarover zijn er in 2017 afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV). In de folder «Zwanger!», die via het RIVM wordt verspreid en breed beschikbaar is bij huisartsen, verloskundigen en gynaecologen, is al sinds 2018 een aparte paragraaf over het advies om jodiumtabletten in huis te halen. Door het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) is ook informatie opgesteld voor zorgprofessionals, die mogelijk in hun werkveld te maken krijgen met (het adviseren over) jodiumprofylaxe. Ik ben het daarom niet met u eens dat er niet «actief en structureel» geïnformeerd is over de jodiumtabletten voor zwangere vrouwen.
Voor inwoners met jonge kinderen onder de vier jaar geldt dat zij ofwel tijdens de zwangerschap geïnformeerd worden ofwel bij hun intrek in de gemeente. In 2017 zijn met de veiligheidsregio’s en de onderliggende gemeenten in de eerste (0–20 kilometer) en tweede (20–100 kilometer) ringen afspraken gemaakt over het informeren van nieuwe inwoners van de nabijheid van één van de kerncentrales of -reactoren, waarvoor mijn ministerie informatiemateriaal aan de gemeenten beschikbaar heeft gesteld.
Deelt u de mening dat ook de groep zwangere vrouwen en inwoners met jonge kinderen (<4jaar)) in een gebied met een straal tussen de 20 en 100 kilometer rondom een kerncentrale actief geïnformeerd dienen te worden? Zo ja, hoe gaat u dit vorm geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie mijn antwoord op vraag 3 over het informeren van zwangere vrouwen en nieuwe inwoners.
Bent u bereid om in overleg met het RIVM en betrokken gemeenten te inventariseren of er standaard bij de geboorteaangifte informatie hierover gegeven kan worden? Zo nee, waarom niet?
In de folder «Zwanger!», die via het RIVM wordt verspreid en breed beschikbaar is bij huisartsen, verloskundigen en gynaecologen, is een aparte paragraaf over het advies om jodiumtabletten in huis te halen ter bescherming van het (ongeboren) kind opgenomen. Deze informatie is dus reeds vóór de geboorte bekend.
Bent u bereid om in overleg met het RIVM structureel informatie over jodiumtabletten aan te bieden, eventueel via veelgebruikte apps voor zwangere vrouwen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven wordt, in overleg met het RIVM maar ook de betrokken zorgpartners, al structureel deze informatie aangeboden aan zwangere vrouwen. Ik zal in de standaard overlegstructuur met het RIVM en de partners bezien of het nodig en wenselijk is om dit uit te breiden naar bijvoorbeeld veelgebruikte apps.
Bent u bereid om met de verschillende partijen in de geboortezorg in overleg te treden of en hoe zij kunnen bijdragen aan een programma om jodiumtabletten doorlopend te distribueren? Zo nee, waarom niet?
Jodiumtabletten kunnen doorlopend aangeschaft worden bij apotheek of drogist en over die mogelijkheid worden doelgroepen geïnformeerd. In de eerste ring rondom een kernreactor of -centrale kunnen nieuwe inwoners tabletten gratis afhalen bij het gemeentehuis.
De intocht van Sinterklaas |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Sintintochten in regio op de tocht, maar hier komt goedheiligman wél (en deze regels gelden er)»1 en «Halsema gaat bemiddelen bij Stichting Sinterklaas: «Linksom of rechtsom, willen een intocht»»?2, 3
Ja.
Deelt u de mening dat burgervaders- en moeders ervoor moeten zorgen dat iedereen naar de intocht van Sinterklaas moet kunnen komen om dit mooie volksfeest mee te maken, jong en oud, zwart en blank en gevaccineerd en ongevaccineerd? Zo ja, wilt u burgemeesters oproepen om QR-code-vrije intochten mogelijk te maken en hen daarbij indien nodig te faciliteren? Graag een toelichting.
Ik onderschrijf het belang van de intocht van Sinterklaas als onderdeel van een mooi volksfeest, waar zo veel mogelijk mensen van moeten kunnen genieten. Het is belangrijk dat zo veel mogelijk activiteiten voor jongeren door kunnen gaan. Daarom heeft het kabinet een uitzondering voor jeugdactiviteiten onder de 18 jaar gemaakt. Onder deze uitzondering vallen ook de Sinterklaasintochten. Het kabinet gaat ervan uit dat de meeste kinderen bij de Sinterklaasintocht onder de 12 jaar zijn. De (groot)ouders kunnen als begeleider zonder coronatoegangsbewijs mee. Uiteraard geldt ook voor hen, houd zo veel mogelijk afstand van elkaar.
Bent u bekend met de ondemocratische besluiten waarmee diverse gemeenten kindervriend Zwarte Piet hebben geweerd, onder andere met een subsidie-eis (geen subsidie als Zwarte Piet komt) richting de organisatoren van intochten om Zwarte Piet te weren, hetgeen leidt tot een enorm tekort aan vrijwilligers? Zo ja, wat vindt u ervan dat een mooie traditie stelselmatig de nek wordt omgedraaid?
De intocht van Sinterklaas is een lokale aangelegenheid. Gemeenten maken zelf een afweging hoe subsidiemiddelen worden ingezet en onder welke voorwaarden. Het besluitvorming en uitvoering daarvan binnen een gemeente is aan het lokaal bestuur.
De toediening van injecties met een experimentele gentherapie aan (gezonde) Nederlanders en de communicatie daarover |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Herinnert u zich de tekst die u op 30 september jl. op Instagram heeft geplaatst?1
Met welk doel heeft u de tekst geplaatst?
Tot welke doelgroep richt u zich met de tekst?
Welke (wetenschappelijke) bronnen heeft u geraadpleegd bij de totstandkoming van de tekst? Hoe heeft u de betrouwbaarheid van deze bronnen beoordeeld?
Vindt u het «gewoon» dat Nederlanders zonder symptomen van enige ziekte, moeten bewijzen dat zij niet besmettelijk zouden zijn, voordat zij toegang krijgen tot het sociaal-maatschappelijk leven? Zo nee, wat bedoelt u dan met «Sinds afgelopen weekend kunnen we weer gewoon op stap»?
Wat bedoelt u met «Sinds afgelopen weekend kunnen we weer gewoon op stap», in het licht van het feit dat restaurants, kroegen, bioscopen en theaters vóór 25 september jl. ook voor iedereen zonder QR-bewijs toegankelijk waren?
Wat betekent het naar uw oordeel voor de onderlinge verhoudingen in een samenleving, als mensen het signaal krijgen dat iedereen een potentieel gevaar voor de volksgezondheid is? Erkent u dat dit spanningen kan veroorzaken en tot onderling wantrouwen kan leiden? Beschouwt u dit als een probleem?
Wat bedoelt u met «we blijven met hen [de ongevaccineerden] in gesprek» en met «nog niet heeft laten prikken»? Blijft u druk op deze groep uitvoeren totdat 100% van de Nederlanders is geïnjecteerd of accepteert u op een bepaald moment dat sommige mensen een andere keuze maken? Aan welk criterium moet zijn voldaan voordat u stopt met mensen onder druk zetten om zich te laten injecteren?
Bent u bekend met de definitie van gentherapie die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) hanteert?2 Bent u bekend met de definitie van gentherapie die de Commissie genetische modificatie (COGEM) hanteert?3 Bent u bekend met de definitie van gentherapie die wordt gehanteerd door de EU?4 Bent u bekend met de definitie van gentherapie die wordt gehanteerd binnen de wetenschap?5 Hoe beoordeelt u deze definities?
Ik ben met deze definities bekend. De coronavaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna zijn mRNA-vaccins. Deze vaccins bevatten een stukje genetische informatie van het coronavirus in de vorm van messenger RNA (mRNA). Dit mRNA zorgt voor het aanmaken van een kenmerkend eiwit van het coronavirus, het spike-eiwit. Stukjes van dit eiwit worden herkend door de afweercellen in het lichaam. Als reactie hierop maakt het lichaam antistoffen aan. Het lichaam breekt het vaccin daarna vanzelf af. Het mRNA kan niet doordringen tot de celkern en dus ook niet bij het DNA komen. De mRNA-vaccins kunnen dus nooit iets veranderen aan de genen. Om die reden is het onjuist en misleidend om deze vaccins aan te duiden als een vorm van gentherapie.
De vaccins van Janssen en AstraZeneca zijn vector-vaccins. Aan een bestaand, onschuldig verkoudheidsvirus (een adenovirus) wordt een klein stukje van de genetische code van het coronavirus toegevoegd. Op die manier gaat het afweersysteem aan de slag om antistoffen aan te maken tegen het spike-eiwit van het coronavirus. Ook deze vaccins komen niet bij het DNA, en zullen dus ook niets veranderen aan de genen. Ook bij deze vaccins is dus géén sprake van gentherapie.
Kunnen de injecties die in Nederland worden toegediend worden aangemerkt als een vorm van gentherapie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u ervan op de hoogte dat de injecties van Pfizer/BioNTech, Moderna, AstraZeneca en Janssen allen slechts voorwaardelijk zijn goedgekeurd door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) via een Conditional Marketing Authorisation?6
Bent u ervan op de hoogte dat een voorwaardelijke goedkeuring geldt voor één jaar en verplicht tot nader onderzoek?7 Bent u ervan op de hoogte dat deze onderzoeken voor de vaccins van Pfizer/BioNTech, Moderna, AstraZeneca en Janssen aflopen respectievelijk in december 20238, in december 20229, op 31 maart 202410 en op 31 december 202311?
Erkent u dat vaccins die alle tests en trials goed hebben doorstaan, onvoorwaardelijk kunnen worden goedgekeurd door het EMA? Erkent u dat een onvoorwaardelijke goedkeuring de norm is en voorwaardelijke goedkeuring een uitzondering?
Hoe kunt u, gelet op het voorgaande, beweren dat de injecties alle tests en trials hebben doorstaan die gelden voor ieder vaccin? Erkent u dat dit feitelijk onjuist is? Zo nee, waarom niet?
Kunt u een overzicht geven van de bijwerkingen door de injecties die zijn gemeld, uitgesplitst per producent? Hoe beoordeelt u de aard en omvang van het aantal bijwerkingen, vergeleken met bijwerkingen door klassieke vaccins en de griepprik?
Hoe wordt beoordeeld of klachten na injectie ook zijn veroorzaakt door de injectie?
Hoe wordt beoordeeld of overlijdens na injectie ook zijn veroorzaakt door de injectie? Hoe verhoudt zich dit tot de wijze waarop wordt beoordeeld of overlijdens na een positieve coronatest zijn veroorzaakt door corona?
Bent u bekend met de suggesties dat het injecteren van zwangere vrouwen kan leiden tot (ernstige) aandoeningen bij baby’s, zoals weergegeven in bijgaande link?12
Hoeveel meldingen van miskramen, doodgeboren kinderen of geboren baby’s met ernstige afwijkingen zijn er gedaan sinds u bent begonnen met het injecteren van zwangere vrouwen? Is hier een stijging waarneembaar in vergelijking met de periode daarvoor?
Waarom erkent u dat het argument «ook met het vaccin kan ik het virus krijgen» klopt, maar haalt u het tegelijkertijd aan als een voorbeeld van misinformatie? Op welke (wetenschappelijke) bronnen is uw bewering «maar veel minder vaak en veel minder ernstig» gebaseerd?
Waarom erkent u dat het argument «ook als je gevaccineerd bent, kun je het virus nog doorgeven» klopt, maar haalt u het tegelijkertijd aan als een voorbeeld van «misinformatie»? Op welke (wetenschappelijke) bronnen is uw bewering «maar veel korter en veel minder vaak» gebaseerd?
Erkent u dat de langetermijneffecten van de vaccins niet zijn onderzocht en ook niet kunnen zijn onderzocht? Onderschrijft u de bewering van de directeur van het Lareb dat bijwerkingen op de lange termijn niet zijn uitgesloten?13 Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom beschrijft u het argument «ik weet niet wat de langetermijneffecten zijn van een vaccin» dan als «misinformatie»?
Op welke (wetenschappelijke) bronnen baseert u de bewering dat het vaccin «je lang [beschermt] tegen een ernstig verloop van corona»? Hoe lang duurt deze bescherming naar uw oordeel?
Hoe beoordeelt u het feit dat mensen in Israël na zes maanden opnieuw geïnjecteerd worden vanwege afnemende effectiviteit?14 Waarom overweegt u om iedereen in 2022 van twee (!) prikken te voorzien?15
Herinnert u zich dat u in mei in de Eerste Kamer heeft gezegd dat «de bijwerkingen [toenemen], naarmate je meer prikken hebt gehad?» Op welke (wetenschappelijke) bronnen heeft u deze uitspraak gebaseerd? Hoe verhoudt zich dit met uw voornemen om alle Nederlanders volgend jaar opnieuw twee keer te laten injecteren?
Op welke (wetenschappelijke) bronnen baseert u de bewering «Zij [de ongevaccineerden] hebben de grootste kans om besmet te raken. En om andere ongevaccineerde mensen te besmetten»?
Wordt van alle personen die met corona in het ziekenhuis liggen geregistreerd of zij (volledig) geïnjecteerd zijn en, zo ja, met welk «vaccin»? Zo ja, hoeveel procent van deze personen is (volledig) geïnjecteerd en met welk «vaccin»? Wilt u hierbij onderscheid maken tussen de Intensive Care (IC)-afdelingen en andere afdelingen? Zo nee, waarom niet? Erkent u dat een rondvraag naar deze cijfers, geen getrouw beeld oplevert?16
Vanaf hoe lang na de injectie wordt een coronapatiënt die in het ziekenhuis ligt als (gedeeltelijk) «gevaccineerd» geregistreerd? Is dit direct na de prik of net als bij de registratie van de QR-code pas na twee weken? Wilt u hierbij onderscheid maken tussen IC-afdelingen en andere afdelingen? Indien een patiënt met corona niet direct na injectie als (gedeeltelijk) «gevaccineerd» geregistreerd staat, hoe groot is dan het percentage «ongevaccineerden» dat in het ziekenhuis ligt en wel al een injectie heeft gehad? Wilt u hierbij wederom onderscheid maken tussen IC-afdelingen en andere afdelingen?
Op welke (wetenschappelijke) bronnen is uw uitspraak «De echte viruswaarheid is deze: had iedereen zich laten prikken, dan had het overgrote deel van de honderden coronapatiënten in de ziekenhuizen er niet gelegen» gebaseerd? Erkent u dat er vaccinatiedrang uitgaat van deze uitspraak?
Op welke (wetenschappelijke) bronnen is uw uitspraak «Nog een harde viruswaarheid: had iedereen zich laten vaccineren, dan hadden we nu alles weer kunnen doen. Zonder coronatoegangsbewijs. Zonder nachtsluiting. Zonder verhitte discussies ook» gebaseerd? Erkent u dat er vaccinatiedrang uitgaat van deze uitspraak?
Erkent u dat redelijkerwijs niet van personen gevergd kan worden om zich iedere 24 uur te laten testen? Realiseert u zich dat het met de invoering van het QR-bewijs voor ongeïnjecteerden onmogelijk is geworden om spontaan een restaurant, kroeg, bioscoop of theater te bezoeken?
Waarom behouden geïnjecteerden, die positief zijn getest, nog steeds een groen vinkje in de QR-app? Begrijpt u dat hierdoor totaal ongeloofwaardig is dat de invoering van de QR-app bedoeld is om de volksgezondheid te beschermen?
Waarom is het niet mogelijk om met het officiële gele boekje, een negatief testbewijs of een herstelbewijs toegang te krijgen, zonder dat deze documenten eerst worden omgezet in een QR-code? Erkent u dat door de keuze voor de QR-code, onnodig persoonsgegevens verwerkt worden? Begrijpt u dat hierdoor totaal ongeloofwaardig is dat de invoering van de QR-app bedoeld is om de volksgezondheid te beschermen?
Waarom is het niet mogelijk om via een serologische test op corona-antistoffen een herstelbewijs te krijgen? Begrijpt u dat hierdoor totaal ongeloofwaardig is dat de invoering van de QR-app bedoeld is om de volksgezondheid te beschermen?
Erkent u dat personen die niet geïnjecteerd zijn ernstig worden benadeeld ten opzichte van personen die wél geïnjecteerd zijn? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat personen die zijn geïnjecteerd een grotere kans hebben om het virus over te dragen, dan personen die negatief zijn getest? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met artikel 58ra, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid?
Is toegang tot restaurants, kroegen, bioscopen en theaters met een QR-bewijs naar uw mening veiliger dan het handhaven van de 1,5-meterregel op die locaties? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom hebben de uitbaters van die locaties niet de optie om de 1,5-meterregel te handhaven in plaats van het QR-bewijs in te voeren?
Erkent u dat de 1,5-meterregel geen inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit, terwijl een verplicht QR-bewijs daar wel inbreuk op maakt? Zo ja, hoe beoordeelt u in het licht daarvan de proportionaliteit en subsidiariteit omtrent de invoering van het QR-bewijs?
Hoe beoordeelt u dat in tal van Europese landen, alsmede in tal van staten in de Verenigde Staten, alle coronamaatregelen zijn afgeschaft, zonder dat dit leidt tot een noemenswaardige verslechtering van de epidemiologische situatie? Erkent u dat hieruit blijkt dat de invoering van onder andere een QR-bewijs, niet noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat met de invoering van het QR-bewijs onderscheid wordt gemaakt op basis van medische persoonskenmerken, die in redelijkheid niet relevant zijn? Zo nee, waarom niet?
In welke mate vindt u dat uw vergelijking van het QR-bewijs met een rijbewijs opgaat? In welke opzichten vindt u dat de vergelijking mank gaat? Heeft u er begrip voor dat mensen dit een walgelijke vergelijking vinden, omdat mensen zonder rijbewijs niet worden uitgesloten van het sociaal-maatschappelijk leven en mensen zonder QR-bewijs wel?
Afhankelijk van de epidemiologische omstandigheden kunnen met het gebruik van het ctb delen van de samenleving open blijven of eerder open gaan dan zonder dit instrument het geval zou zijn. Het instrument wordt alleen toegepast als het nodig is. Ik ga niet in op vergelijkingen met eerdere gebeurtenissen.
Ik verwerp expliciet elke suggestie die gedaan wordt in deze vragen en wijs de indiener op het onnodig grievende karakter van dergelijke suggesties. Ik roep de indiener dan ook nadrukkelijk op om hiervan weg te blijven.
Is het in de afgelopen eeuw in Nederland vaker voorgekomen dat groepen werden uitgesloten van het sociaal-maatschappelijk leven? Zo ja, wanneer was dit? Heeft dit uiteindelijk goed uitgepakt? Zijn er lessen die u hieruit kunt trekken?
Zie antwoord vraag 41.
Hoeveel procent van de bevolking zou naar uw oordeel immuniteit moeten hebben opgebouwd, om te kunnen spreken van groepsimmuniteit?
Maakt het voor het bereiken van groepsimmuniteit uit of personen immuniteit hebben opgebouwd door een injectie, of doordat zij de ziekte hebben doorgemaakt?
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van de studie naar corona-antistoffen, die Sanquin in opdracht van u heeft gedaan, waaruit blijkt dat ruim 95% van de bloeddonoren corona-antistoffen heeft door injectie dan wel doorgemaakte infectie?17 Hoe beoordeelt u deze uitkomsten in het licht van groepsimmuniteit?
Is het mogelijk om aan het bloed van personen te herkennen of zij al dan niet zijn geïnjecteerd i.p.v. een infectie hebben doorgemaakt? Zo ja, in welke opzichten verschilt het bloed van personen die zijn geïnjecteerd van personen die een infectie hebben doorgemaakt?
Heeft u er begrip voor dat personen die zich niet hebben laten injecteren, maar een bloedtransfusie nodig hebben, geen bloed wensen te ontvangen van personen die geïnjecteerd zijn? Kunnen zij ervoor kiezen om geen bloed van een geïnjecteerd persoon te ontvangen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit te bewerkstelligen?
Kunt u aangeven wanneer u de groep mensen die «nog niet is beschermd door ofwel het vaccin, ofwel doordat zij eerder corona hebben gehad» niet meer «te groot» vindt?
Waarom werd in een video van uw ministerie op 8 maart jl. nog beweerd dat een vaccinatiegraad van 70% voldoende was voor groepsimmuniteit en beweert u nu dat 86% onvoldoende is?18
Hoe beoordeelt u de vermelding «Met de huidige, hoge, vaccinatiegraad vervalt de noodzaak om de aanwezigheid van antistoffen wekelijks te meten. Sanquin Research en het Ministerie van VWS zijn daarom overeengekomen voor nu de VAP-studie te beëindigen.» op de website van Sanquin?19 Hoe rijmt u dit met uw eigen bewering dat de vaccinatiegraad nog niet hoog genoeg is?
Op welke (wetenschappelijke) bron baseert u uw opmerking «En met de zeer besmettelijke deltavariant is het niet de vraag of ze corona gaan krijgen, maar wanneer»? Bent u ervan op de hoogte dat nieuw onderzoek van de Universiteit van Oxford suggereert dat gevaccineerden en ongevaccineerden de deltavariant in gelijke mate bij zich kunnen dragen?20 Hoe beoordeelt u in dat licht uw bewering «Je kunt dan [als ongevaccineerde] immers niet aantonen dat de kans klein is dat je een ander besmet»? Erkent u dat een «gevaccineerde» dat ook niet kan aantonen?
Op welke (wetenschappelijke) bron baseert u uw vervolgopmerking «Is dat met teveel mensen tegelijk, dan leidt dat tot duizenden ziekenhuisopnames»? Hoeveel mensen zouden tegelijk ziek moeten worden, om de ziekenhuizen te overbelasten? Hoe reëel acht u die kans?
Op welke (wetenschappelijke) bron baseert u uw bewering dat geïnjecteerden «voor 95% beschermd» zijn tegen ziekenhuisopname?
Gezien uw zorgen om grote aantallen ziekenhuisopnames, kunt u aangeven wat er momenteel wordt gedaan om de (IC-)zorgcapaciteit structureel uit te breiden?
Het optimaliseren van de zorgcapaciteit wordt nader onderzocht door het expertteam gericht op de organisatie van COVID-ziekenhuiszorg in relatie tot de gehele zorgketen en door de Taskforce Ondersteuning Optimale Inzet Zorgpersoneel_. Daarnaast werkt het kabinet aan een plan voor het versterken van de pandemische paraatheid. Hierover volgt in het voorjaar nadere informatie. Het is niet mogelijk om in te gaan op alle uitlatingen die de afgelopen twee jaar zijn gedaan. Het gevoerde beleid wordt uitvoerig geëvalueerd om daar lessen voor de toekomst uit te leren. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat het uitbreiden van de ziekenhuiscapaciteit niet betekent dat maatregelen niet alsnog nodig kunnen zijn. Als een virus exponentieel groeit in het tempo zoals de afgelopen twee jaar het geval is geweest, zijn extra ziekenhuis- en IC-bedden onvoldoende om maatregelen te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van Diederik Gommers d.d. 2 oktober 2020, dat de IC-capaciteit niet vergroot hoeft te worden omdat «niets zo erg» is als dat er straks meer IC-personeel is opgeleid en men niets te doen heeft en zich verveelt? Vindt u dat scenario erger of minder erg, dan dat Nederland tot in lengte der dagen met vrijheidsbeperkende coronamaatregelen te kampen heeft?
Zie antwoord vraag 54.
Kunt u aangeven op welke termijn u doelt met het «voorlopig» inzetten van het QR-bewijs?
Bent u het ermee eens dat personen voordat zij een (ingrijpende) medische behandeling ondergaan een weloverwogen keuze moeten kunnen maken voor die behandeling? Erkent u dat zij hiervoor volledig en juist geïnformeerd moeten worden over de voor- en nadelen van die behandeling? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de desinformatie uit uw eigen tekst van 30 september jl. in het licht van uw opmerking «Want zorgen en twijfels zijn vaak gebaseerd op misinformatie. En op argumenten die gewoon geen hout snijden»?
Erkent u dat het verspreiden van desinformatie over corona ertoe kan leiden dat Nederlanders een verkeerd beeld krijgen over hoe gevaarlijk corona is? Hoe beoordeelt u de uitkomsten van een onderzoek, waaruit blijkt dat Nederlanders denken dat corona vele malen gevaarlijker is voor ongeïnjecteerden, dan daadwerkelijk het geval is?21 Houdt u er rekening mee dat Nederlanders dit verkeerde beeld hebben – en onnodig bang zijn geworden – mede als gevolg van informatie die door of namens u is verspreid? Hoe zou u het vinden als personen besluiten zich te laten injecteren, omdat zij verkeerd geïnformeerd zijn?
Wilt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden, vóór aanvang van het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Waar mogelijk zijn de vragen separaat beantwoord. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn er vragen gebundeld beantwoord.