Het bericht ‘Testafspraak maken (bijna) onmogelijk bij GGD: ‘De rek is eruit’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Testafspraak maken (bijna) onmogelijk bij GGD: «De rek is eruit»»?1
Ja.
Welke signalen zijn de afgelopen weken ontvangen over de knellende capaciteit bij de GGD? Welke acties zijn hierop ondernomen?
De afgelopen weken is de testvraag 30–40% per week (ten opzichte van de week daarvoor) toegenomen. De GGD’en hebben een enorme prestatie neergezet door binnen vier weken op te schalen van 40.000 testen per dag naar nu 125.000 testen per dag. De GGD’en werken de komende twee weken toe naar een verdere uitbreiding van de testcapaciteit, onder voorbehoud van het kunnen aantrekken van nieuw personeel. Met de GGD GHOR is twee keer per week regulier overleg. Daar wordt ook over capaciteit gesproken. Daarnaast is er onder de LCT een werkgroep testcapaciteit en operaties. Daar wordt met alle betrokken partijen gestuurd op de capaciteit in beide testsporen. De GGD’en en GGD GHOR hebben alle registers opengetrokken om de stijging van de testvraag voor te blijven. Ik heb Defensie om hulp gevraagd. Zij kunnen – in een stapsgewijze opbouw – 1500 man en vrouw leveren voor testen en vaccineren.
Kunt u verklaren waarom veel mensen niet terecht kunnen voor een test, terwijl er wel capaciteit is?
Vanwege de enorm snelle stijging in de testvraag moest er de afgelopen weken flink opgeschaald worden. Met name het vinden van voldoende personeel kan lastig zijn, zowel voor in de teststraten als in het landelijk callcenter. Er zijn momenten, met name in de ochtend, dat er bijzonder veel mensen tegelijk bellen naar de afsprakenlijn en daardoor niet direct een medewerker aan de lijn krijgen. Daarom wordt er opgeroepen om, wanneer het erg druk is in het callcenter, later op de dag terug te bellen. Daarnaast is het zo dat er tijdens het plannen van een afspraak via het online portaal, drie opties voor testlocaties worden vastgehouden. Die drie opties zijn op dat moment niet voor anderen beschikbaar.
Vanwege deze aanpassing en de extra opschaling in testcapaciteit die heeft plaatsgevonden afgelopen week, lukt het voor de meeste mensen om binnen 24 uur een testafspraak in te plannen. Er wordt geprobeerd voor iedereen een afspraak dichtbij huis te realiseren. De drukte verschilt per regio en daarom lukt het niet altijd een afspraak direct dicht bij huis in te plannen. Hierdoor moeten mensen soms wat verder reizen of een dag langer wachten voor ze getest kunnen worden op een locatie bij hen in de buurt.
Hoeveel testcapaciteit kan de GGD nog creëren in het vierde kwartaal van 2021? Hoeveel weken kost het om tot dit aantal te komen? Wordt dit aantal voldoende geacht?
De GGD’en werken de eerste twee weken van december toe naar een verdere uitbreiding van de testcapaciteit. Zij zijn daarbij afhankelijk van de werving van nieuw personeel. GGD’en plegen met hun werkzaamheden in de boostercampagne, het fijnmazig vaccineren, bron- en contactonderzoek en het testen een zeer intensieve inspanning. Voor de werving van personeel voor al deze taken vissen zij in dezelfde vijver als andere sectoren waar ook een personeelstekort is.
Welk advies wordt mensen gegeven die op dit moment geen afspraak kunnen maken om zich te laten testen, gezien het onwenselijk is dat mensen langer thuis moeten blijven dan nodig?
Iedereen kan een afspraak maken, het kan alleen langer duren voor er een plek dichtbij huis is gevonden. Tot de afspraak gemaakt is, is het advies om thuis te blijven en nadat de test is afgenomen, is het dringende advies om thuis te blijven totdat de testuitslag bekend is. Tevens is het testbeleid per 3 december veranderd. Vanaf die datum wordt er geadviseerd dat men zich ook met een zelftest kan testen bij klachten (of bij de GGD). Hoewel dat niet mijn primaire doel is, is de verwachting dat dit de testvraag bij de GGD’en zou kunnen verlagen.
Welke maatregelen worden ondernomen indien zich een uitbraak voor doet op bijvoorbeeld scholen, gezien het voor het onderwijsproces wenselijk is dat kinderen zich zo snel mogelijk moeten kunnen laten testen?
Het advies is om te testen bij de GGD en thuis te blijven totdat de testuitslag bekend en negatief is. Daarnaast geven GGD’en advies aan scholen over wanneer kinderen in quarantaine moeten en zich moeten laten testen. Ik ben het met u eens dat het van belang is dat kinderen snel weer naar school kunnen. Het nieuwe testadvies waarbij kinderen ook een zelftest mogen gebruiken, en het feit dat er extra zelftesten verspreid zullen worden in het PO en VO, zullen ervoor zorgen dat het onderwijsproces minder lang wordt verstoord. Scholen kunnen altijd contact leggen met de scholenteams van de GGD om specifieke oplossingen uit te werken voor de betreffende school.
Wordt er door de GGD een roadmap «Test, Traceren, Vaccineren» voor 2022 samengesteld, om zich voor te bereiden op snel op en af te kunnen schalen? Zo ja, wanneer zal deze gereed zijn?
Ook in 2022 staan de GGD’en klaar om flexibel mee te bewegen met de testvraag, net zoals dat de afgelopen 1,5 jaar ook het geval is geweest. Daarnaast zal de rol van zelftesten groter worden. Dit maakt dat het testlandschap er gedurende 2022 anders uit kan komen te zien. Tot nu toe zijn de roadmaps per kwartaal opgesteld. Wanneer ik de nieuwe roadmap heb ontvangen, zal ik deze met uw Kamer delen.
De unaniem aangenomen Motie 25 295, nr. 1436 van het lid Pouw-Verweij c.s. |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de unaniem aangenomen motie van het lid Pouw-Verweij c.s. (25 295, nr. 1436.)?
Ja.
Kunt u toelichten waarom er nog geen uitvoering is gegeven aan deze motie?
Het OMT is om advies gevraagd over de duur en inzet van serologisch testen voor nationaal gebruik. Het OMT is van mening dat voor individueel gebruik deze testen niet geschikt zijn om te gebruiken als basis voor een coronatoegangsbewijs (CTB).1 Zij geven aan dat met een serologische test het tijdstip van infectie niet is vast te stellen en er derhalve geen termijn aan het CTB kan worden gekoppeld. Daarnaast zijn er geen internationaal geaccepteerde afkapwaardes (correlate of protection) tussen het aantonen van de antistoffen en de mate van bescherming.
Ook in Europa is er nog geen overeenstemming over het gebruik van serologische testen als basis voor een herstelbewijs om mee te reizen. Een herstelbewijs wordt alleen erkend op basis van een positieve testuitslag vastgesteld met een PCR test en is 180 dagen geldig. Dat het moment van infectie niet vastgesteld kan worden, is ook in de EU een barrière om er een herstelbewijs aan te koppelen.
Ook de opkomst van de omikronvariant vraagt om nadere analyse. Het is belangrijk om te weten in welke mate de antistoffen die aangemaakt zijn na een infectie met de deltavariant ook bescherming bieden tegen een infectie met een omikronvariant. De vraag is hoe de omikronvariant interfereert in de discussie rondom antistoffen en serologie. Dat vraagt nader onderzoek.
Ik betrek ook internationale voorbeelden (Israël en Zwitserland) bij de analyse over de mogelijkheden van serologische test ten behoeve van een herstelbewijs.
Kortom de motie is in uitvoering.
Op welke termijn verwacht u dat serologische tests (wel) toegestaan zullen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Een slogan (‘wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm’) die de minister gebruikte tijdens de (afgelopen) persconferentie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met deze korte video?1
Naar aanleiding van uw vragen heb ik kennisgenomen van deze video.
Is het correct dat de slogan «wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm», door u uitgesproken in deze video, in erg vergelijkbare formuleringen ook in allerlei andere landen (VS, India, Canada, Australië onder andere) wordt toegepast in het kader van het corona-vaccinatiebeleid? Is dit toeval? Of is het misschien slechts een kwestie van «elkaar napraten»? Of worden dit soort slogans mogelijk in internationale fora bedacht en vervolgens nationaal geïmplementeerd?
Eventuele overeenkomsten met door anderen gebruikte woorden zijn louter toeval.
Kunt u de Kamer alle documenten (notities, e-mails, beleidsnota’s, et cetera) verschaffen waarin wordt gesproken over «wijk voor wijk, deur voor deur, arm voor arm» zodat we de ontstaansgeschiedenis van deze slogan zelf kunnen achterhalen en reconstrueren?
Anders dan concepten voor de uitgesproken tekst tijdens deze persconferentie zijn er geen documenten refererend aan de uitspraak waar u op doelt.
Valneva |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Is het verkrijgen van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad tegen COVID-19 nog steeds een belangrijke doelstelling?
Ja, het verkrijgen van een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad tegen COVID-19 is nog steeds een belangrijke doelstelling.
Onderschrijft u dat er een groep ongevaccineerden bestaat die om uiteenlopende redenen zich niet wil laten vaccineren met een mRNA- of vectorvaccin, maar wel open staat voor een geïnactiveerd of subunit vaccin?
Ik ben mij ervan bewust dat er een groep mensen is met een voorkeur voor subunit-vaccins of vaccins die zijn gemaakt van geïnactiveerde virusdeeltjes.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de mogelijke verhoging van de vaccinatiegraad door het aanbieden van alternatieven zoals een geïnactiveerd of subunit vaccin?
Het verhogen van de vaccinatiegraad is nog steeds een zeer urgente en belangrijke doelstelling. Ik ben het dan ook met u eens dat het belangrijk is om in kaart te brengen wat de beweegredenen van mensen zijn om zich wel of niet te laten vaccineren. In de lopende onderzoeken van de RIVM-gedragsunit wordt hier aandacht aan besteed. Hierin geeft tot op heden een zeer beperkt deel van de niet-gevaccineerde deelnemers aan zich mogelijk te laten bewegen tot het nemen van een vaccin door het aanbieden van een geïnactiveerd of subunit-vaccin. Het onderzoek van de gedragsunit wordt momenteel voortgezet en uitgediept, zodat we een preciezere inschatting kunnen maken van het aantal mensen die zich hierdoor laten beïnvloeden. Dit zodat ik goed onderbouwde besluiten kan nemen zodra dit soort vaccins beschikbaar komt.
Klopt het dat u op 3 november jl. (via Twitter) meedeelde dat «er voor is gekozen om niet mee te doen met de contracten met Sanofi en Valneva en veel minder af te nemen van het vaccin van Novavax»?1
Ja, deze mededeling heb ik gedaan.
Hoe en wanneer is dit besluit tot stand gekomen?
Dit besluit is in de afgelopen maanden tot stand gekomen, in nauw overleg met mijn naaste adviseurs. Dit zijn onder andere onderzoekers van het RIVM en het wetenschappelijke adviespanel dat speciaal voor de advisering over de inkoop van vaccins in het leven is geroepen. Het besluit in rekening gehouden met de beschikbaarheid van voldoende vaccins in totaal alsmede voldoende diversiteit aan soorten vaccins binnen de portefeuille. Zie tevens mijn antwoord op vraag 6.
Hoe moet dit besluit worden gezien in het licht van de doelstelling een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken?
Ik heb er bewust voor gekozen een passend portfolio aan vaccins in te kopen voor 2022 en 2023. Dat betekent dat we voldoende mRNA-vaccins (BioNTech/Pfizer en Moderna) hebben ingekocht voor de noodzakelijke boostercampagne(s). Dit omdat dit type vaccin betrouwbaar en effectief is gebleken in de bescherming tegen ernstige ziekte en ziekenhuisopname, maar ook omdat deze vaccins in relatief korte tijd aangepast kunnen worden aan nieuwe varianten van het virus. Ook hebben we nog de beschikking over een ruime voorraad van het Janssen-vaccin. Hiernaast heb ik ervoor gekozen om ook een kleiner aantal vaccins gebaseerd op andere technologieën, in portefeuille te hebben. Dit is bedoeld voor personen die de mRNA-vaccins niet kunnen krijgen, of die om andere redenen geen mRNA-vaccin willen krijgen. Ik heb hiertoe in ieder geval 840.000 doses van het eiwit-vaccin van Novavax ingekocht. Hierbij moet ik aantekenen dat dit vaccin nog niet door het EMA is goedgekeurd. Pas wanneer het EMA dit vaccin goedkeurt, mag het in Nederland gebruikt worden.
Ik heb er niet voor gekozen om het eiwit-vaccin van Sanofi af te nemen, wat overigens eveneens nog goedkeuring van de EMA behoeft. De reden hiervoor is dat we ervoor kiezen om één type eiwit-vaccin in portefeuille te hebben.
Ook het Valneva-vaccin moet nog worden goedgekeurd, dit is een kandidaat-vaccin gebaseerd op de klassieke technologie van geïnactiveerde virusdeeltjes. Van dit vaccin neemt Nederland op dit moment 10.000 doses af. Deze minimale aankoop is vooral bedoeld om deel te nemen aan dit contract, wat ons de mogelijkheid biedt om in 2023, indien we dit wensen, meer van dit vaccin af te nemen onder de opties die hiertoe zijn bedongen. De nu voorziene afname in 2022 biedt ook de mogelijkheid om dit vaccin voor een specifieke groep in te zetten. Bij de nadere afweging over verdere verwerving en inzet van dit kandidaat-vaccin zal ik ook de uitkomsten van het bij vraag 3 genoemde onderzoek betrekken.
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie een voorlopige order heeft geplaatst bij Valneva voor de levering van 60 miljoen dosis van het VLA2001 geinactoveerde COVID-19-vaccin voor de komende twee jaar, inclusief de levering van 27 miljoen dosis in 2022?2
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Bent u ervan op de hoogte dat voorgenoemde order definitief zal worden gemaakt na voltooiing van de review door het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), en op basis van de volumes die elk van de EU-lidstaten aangeeft?
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Kunt u toelichten waarom op 3 november jl. het besluit wordt meegedeeld niet mee te doen met het contract van Valneva, terwijl op 10 november jl. de firma Vaneva meedeelt dat de Europese Commissie een voorlopige order heeft geplaatst die afhankelijk is van de behoefte van de lidstaten, waaronder Nederland?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is het besluit van (voor) 3 november jl. niet te prematuur genomen, gezien de op 10 november jl. genoemde order en vraag aan lidstaten vanuit de Europese Commissie?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is het, in het licht van het belang van de vaccinatiegraad, mogelijk een ander besluit dan dat van (voor) 3 november jl. te nemen, en alsnog in te gaan op de vraag vanuit de Europese Commissie deel te nemen aan het Valneva-contract? Zo niet, waarom niet?
Ik heb mijn besluit ten aanzien van het portfolio en de afweging rond Valneva nader toegelicht in antwoord op vraag 6. Als aangegeven zal ik ook in de toekomst de duiding van beschikbare onderzoeksresultaten betrekken bij mijn nadere afwegingen. Mocht blijken dat naar verwachting een grotere groep Nederlanders alleen gebruik wil maken van een eiwit- of geïnactiveerd virus- vaccin dan beschikbaar, zal ik bezien of meer vaccins van deze typen kunnen worden verworven. Op dit moment verwacht ik dat we voldoende vaccins hebben besteld om de groep die geen mRNA- en geen vector-vaccin wenst te ontvangen te voorzien.
Met dit antwoord voldoe ik ook aan het verzoek gedaan door het Kamerlid Agema in het ordedebat van 2 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1569/Kamerstuk 25 295, nr. 1588).
De gevolgen van de coronacrisis voor mensen in de prostitutie |
|
Mirjam Bikker (CU) |
|
Dennis Wiersma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de zorg dat de aangekondigde sluitingsmaatregel vanaf 18 uur voor onder meer de seksindustrie, forse gevolgen zal hebben voor het inkomen van mensen die werken in de prostitutiesector, aangezien zij een groot deel van hun inkomsten na 18 uur verdienen terwijl de kosten van bijvoorbeeld raamhuur gelijk blijven? Deelt u tevens de zorg dat het gevolg hiervan kan zijn dat, net als in eerdere fases, mensen zich genoodzaakt zien buiten deze tijden in onveilige situaties (bijvoorbeeld illegaal) door te werken?
Ik deel de zorg over de effecten van de recente coronamaatregelen voor de verschillende sectoren en beroepen, waaronder ook voor sekswerkers. Zeker als sekswerkers zich mogelijk uit financiële nood genoodzaakt voelen door te werken met risico’s voor zowel hun eigen veiligheid en gezondheid als de volksgezondheid. Uiteraard zal ik alert blijven op signalen van gemeenten en hulporganisaties die in direct contact staan met de sekswerkers. Het kabinet werkt ook aan een steunpakket voor de getroffen sectoren.
Deelt u de mening dat, net als in eerdere fases, door de hoge besmettingscijfers en de onmogelijkheid van voorzorgsmaatregelen als mondkapjes en het houden van afstand, het voorstelbaar is dat er mensen in de prostitutie zijn die vanwege dit risico niet besluiten te werken?
Ik begrijp dat sekswerkers het niet prettig vinden om te werken vanwege de hoge besmettingscijfers. Desalniettemin heb ik eerder van vele sekswerkers begrepen dat er vaak wel voorzorgsmaatregelen worden genomen zoals het dragen van mondkapjes om het risico op besmetting te verkleinen. Voorts zijn er standaard hygiëneregels die sekswerkers en exploitanten in de werkomgeving dienen na te leven. Het is uiteindelijk aan de sekswerker zelf om het risico af te wegen en te besluiten wel of niet te werken.
Herinnert u zich de motie-Bikker c.s. die de regering verzocht steunmaatregelen toegankelijk te houden wanneer mensen in de prostitutie vanwege de coronacrisis niet of minder werken?1
Ja, zoals in de brief van 27 mei 2021 over de steun- en herstelmaatregelen in het derde kwartaal naar aanleiding van deze motie is aangegeven, zijn deze maatregelen ook beschikbaar gesteld voor sekswerkers als zij aan de voorwaarden voldeden.
Bent u bereid en kunt u toezeggen de aangekondigde steunmaatregelen op korte termijn ruimhartig toegankelijk te maken voor mensen in de prostitutie, zodat zij zich niet gedwongen voelen in onveilige situaties te werken? Zo nee, waarom niet?
Het aanvullende pakket waartoe het kabinet heeft besloten ondersteunt ondernemers die als gevolg van de extra maatregelen met omzetverlies worden geconfronteerd. Het kabinet heeft daarom besloten de toegang tot de VLN-regeling te verbreden en ruimhartig op te zetten. Voor zelfstandigen die hun inkomen onder het sociaal minimum zien zakken is er inkomensondersteuning via het reguliere vangnet (Besluit bijstand zelfstandigen) beschikbaar. Ook sekswerkers kunnen – indien zij aan de voorwaarden voldoen – van deze regeling gebruik maken.
Verder houdt het kabinet samen met de VNG, Divosa en gemeenten vinger aan de pols of er aanvullende maatregelen of middelen nodig zijn om deze beperkte lockdown te overbruggen voor mensen die te maken krijgen met een plotseling terugval in inkomsten.
Kunt u daarbij tevens garanderen dat doelgroepen die bij eerdere steunpakketten tussen wal en schip vielen, waaronder sekswerkers die werkten via opting in, tevens gelijkwaardige steun ontvangen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van dinsdag aanstaande?
Ja.
De oproep van de FNV om Black Friday dit jaar over te slaan |
|
Bart van Kent |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Dennis Wiersma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Leer van fouten en skip Black Friday»?1
In het artikel van de FNV wordt de link gelegd tussen Black Friday en een aanzienlijke toename van de besmettingscijfers daarna. Volgens het RIVM kan er vorig jaar mogelijk een verband zijn geweest tussen de toename van de besmettingscijfers en de drukte in de winkelgebieden tijdens Black Friday. Het RIVM heeft ook aangegeven dat in die periode weer minder thuisgewerkt werd, het weer mogelijk werd meer mensen thuis te ontvangen én er was veel meer testcapaciteit. Deze factoren hebben mogelijk ook een rol gespeeld in de toename van de besmettingscijfers.
Duidelijk is wel, dat vorig jaar tijdens Black Friday zich enkele situaties hebben voorgedaan, waar de gemeente uiteindelijk heeft moeten ingrijpen. Ik ben het met de FNV eens dat dat soort situaties onwenselijk zijn en moet worden voorkomen. Het OMT heeft in haar spoedadvies geadviseerd hiervoor aandacht te hebben met het oog op de strengere maatregelen.
Ik heb begrepen dat retailers ook dit jaar weer op eigen initiatief hebben gekozen om Black Friday over een langere periode uit te spreiden. Daarnaast blijft de verantwoordelijkheid van de werkgever bestaan om een veilige werkomgeving te creëren en zich aan de maatregelen te houden. Ook wordt aan winkelbezoekers de oproep gedaan daar waar mogelijk niet te winkelen op drukke momenten. Van belang is dat winkelbezoekers óók verantwoordelijkheid nemen.
Welke lessen zijn er getrokken uit Black Friday vorig jaar, toen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een verband zag tussen de drukte tijdens de Black-Friday-periode en het toenemende aantal besmettingen in december?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de maatregelen die vorig jaar zijn genomen om medewerkers te beschermen tijdens extreme drukte rond Black Friday onvoldoende waren?
Sinds het begin van de pandemie zijn in de retail meerdere maatregelen genomen om het risico op besmetting te voorkomen zoals onder andere aangepaste looproutes, hygiënemaatregelen en beschermingsmiddelen. Deze maatregelen pasten bij de maatregelen en adviezen van het kabinet om het risico op besmetting met het coronavirus te verkleinen.
In die specifieke situaties waar op Black Friday vorig jaar helaas echt sprake was van extreme drukte en het naleven van de maatregelen niet langer mogelijk was, is ingegrepen door de burgemeesters om te voorkomen dat klanten en medewerkers extra risico liepen op besmetting met het coronavirus.
Wat vindt u ervan dat winkelketens er dit jaar opnieuw voor kiezen Black Friday door te laten gaan waardoor winkelpersoneel en medewerkers van distributiecentra opnieuw aan verhoogde risico’s worden blootgesteld?
Zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 2, blijft de verantwoordelijkheid van de werkgevers in de retail bestaan om voor medewerkers een veilige werkomgeving te creëren. Dit is van belang in de bestrijding van het coronavirus. Ook de hierboven genoemde spreiding is daarbij van belang.
Dat neemt niet weg dat de risico’s op besmetting voor iedereen op de werkvloer zo klein mogelijk moeten zijn en er ondanks alle inzet drukke situaties kunnen ontstaan. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om dat op een goede manier te organiseren.
Naast de maatregelen die de werkgevers samen met de werknemers nemen, golden op Black Friday uiteraard ook de overheidsmaatregelen zoals de aangepaste sluitingstijden, het dragen van de mondkapjes, de plicht om 1,5 meter afstand te houden en thuis te blijven bij klachten.
Verder hebben burgemeesters via de lokale wettelijke mogelijkheden nog steeds de ruimte en bevoegdheid om in te grijpen als dat noodzakelijk is.
Vindt u het onacceptabel dat medewerkers die tussen de 10 en 12 euro bruto per uur verdienen bloot worden gesteld aan dit overbodige, extra besmettingsrisico?
Iedere medewerker heeft het recht om gezond en veilig te werken, ongeacht het loon dat verdiend wordt. De werkgever moet deze veilige werkomgeving creëren voor haar werknemers. Maar ook winkelbezoekers hebben de verantwoordelijkheid om zich aan de maatregelen van de overheid te houden. Als iedereen dit doet, is er geen extra besmettingsrisico voor werknemers.
Wat gaat u, met de lessen van vorig jaar in gedachte, doen om te voorkomen dat medewerkers aan dit overbodige extra besmettingsrisico worden blootgesteld?
Black Friday is ondertussen geweest. Het beeld is dat op Black Friday met toepassing van de maatregelen, initiatieven uit de sector en de geleerde lessen, de situatie voor zowel klanten als medewerkers veilig was en zich geen extreme situaties zoals vorig jaar hebben voorgedaan. Ingrijpen door de burgemeesters is daardoor niet nodig gebleken.
Het bericht dat de Franse rechter het windturbinesyndroom erkent |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat het hof in Toulouse heeft geoordeeld dat overlast van windturbines ziekmakend kan zijn en in dat kader een schadevergoeding van 128.000 euro heeft toegewezen aan een echtpaar uit het Zuid-Franse Fontrieu dat ziek was geworden van een nabijgelegen windpark?
Ja, hoewel de toegewezen schadevergoeding niet € 128.000,– bedraagt, maar circa € 110.000,–.
Wat is uw reactie op het feit dat met deze uitspraak het windturbinesyndroom – door de Amerikaanse arts Nina Pierpont omschreven als een set van klachten bestaande uit o.a. slaapstoornissen en slaaptekort, hoofdpijn, oorsuizing, druk op de oren, duizeligheid, misselijkheid, wazig zien, concentratie- en geheugenproblemen, versnelde hartslag en paniekaanvallen – officieel wordt erkend?
Hoewel het natuurlijk erg vervelend is voor omwonenden van windturbines als zij klachten ervaren, is het aan de medische wetenschap om een syndroom al dan niet te erkennen. Het windturbinesyndroom is momenteel geen medisch geaccepteerde diagnose. Ook is er volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor een samenhang tussen windturbinegeluid of het wonen in de buurt van een windturbine en de genoemde klachten. De factsheet van het RIVM is gebaseerd op de laatste wetenschappelijk inzichten die in de wetenschappelijke gemeenschap breed worden onderschreven. Er is een relatief klein aantal wetenschappers dat het niet eens is met de conclusie dat er tot nu toe onvoldoende bewijs is voor het bestaan van het zogeheten «windturbinesyndroom». Deze tegengeluiden zijn echter tot op heden voor de medische wetenschap onvoldoende om het bestaan van het syndroom te erkennen. De Franse rechter heeft in een concrete situatie geoordeeld aan de hand van het aan hem voorgelegde bewijsmateriaal, dat ik niet heb ingezien. Dat de Franse rechter een schadevergoeding heeft toegekend, betekent niet dat het windturbinesyndroom als zodanig officieel wordt erkend. Dit is aan de medische wetenschap.
Wat vindt u ervan dat het RIVM in de zeer recente (juli 2021) Factsheet Gezondheidseffecten van Windturbinegeluid nog aangaf dat het windturbinesyndroom gebaseerd zou zijn op «wetenschappelijk zwak» onderzoek1 en eerder aangaf dat er «geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor het windturbinesyndroom»2?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u een verband tussen de recente berichten over de invloed van de windlobby op RIVM-rapporten en de, naar nu blijkt volgens de Franse rechter onterechte, ontkenning van het windturbinesyndroom door het RIVM? Zo nee, waarom niet?
De berichten in de media over de vermeende invloed van de windlobby zijn gebaseerd op een onderzoek3 waarin naar voren komt dat het RIVM bij zijn literatuurstudies gebruik heeft gemaakt van publicaties die een belangenconflict melden en publicaties die (deels) door overheden, partijen uit de windsector of partijen gelieerd aan de windsector zijn gefinancierd. Het meenemen van conclusies van onderzoeken die (deels) gefinancierd zijn door overheden of de sector of die een belangenconflict melden, betekent niet dat er sprake is van een «actieve lobby» die het werk van het RIVM beïnvloedt. Het RIVM heeft bij deze studies de standaard internationale protocollen gevolgd en zelf inhoudelijk gereageerd4 5. Met deze reacties geeft het RIVM aan dat het altijd zorgvuldig en integer te werk gaat. Wat mij betreft staat de autoriteit van het RIVM niet ter discussie. Zoals in het vorige antwoord gesteld, is het al dan niet erkennen van het windturbinesyndroom een aangelegenheid van de medische wetenschap. Ik zie dan ook geen verband tussen deze berichten in de media en de uitspraak van de Franse rechter. Los van bovenstaande, is het natuurlijk vervelend wanneer omwonenden klachten ondervinden van de omliggende windturbine(s). Per situatie moet dan worden gekeken wat passende maatregelen zijn.
Bent u ermee bekend dat het in de Franse casus ging om een windpark bestaande uit zes windturbines op een kilometer afstand van de woning van het echtpaar in kwestie?
Ja.
Wat is in dat kader uw reactie op het feit dat windturbines in Nederland vaak nog een stuk dichter bij woningen (komen te) staan, getuige bijvoorbeeld het afstandscriterium dat in Noord-Holland werd teruggebracht van 600 tot slechts 350 meter?
In de provincie Noord-Holland gold een afstandsnorm van 600 meter. Deze norm zal met de komst van de nieuwe provinciale Omgevingsverordening komen te vervallen. In het coalitieakkoord is opgenomen dat er afstandsnormen komen voor wind op land. De uitwerking hiervan is onderdeel van het planMER voor windturbinenormen en de daarop volgende besluitvorming door de Staatssecretaris van IenW.
Als het windturbinesyndroom in Frankrijk bestaat en mensen op een kilometer afstand ziek kan maken, waarom zou dat in Nederland dan anders zijn?
Of er sprake is van het bestaan van een windturbinesyndroom moet in het medische domein worden bepaald. De Franse rechter heeft geoordeeld aan de hand van het bewijsmateriaal dat aan hem is voorgelegd, wat nog niet wil zeggen dat dit medisch-wetenschappelijk ook als ziekte moet worden gezien.
Door de overheid wordt erkend dat omwonenden ernstige hinder kunnen ondervinden van windturbines. Bij het inpassen van windturbines wordt ervoor gezorgd dat het aantal ernstig gehinderden beperkt is. Dat er alsnog mensen ernstige hinder ondervinden, is heel vervelend. Waar dit zich kan voordoen, moeten passende maatregelen worden genomen om de hinder(beleving) te beperken. Dit is maatwerk omdat elke casus anders is.
Bent u ermee bekend dat klinisch-fysicus-audioloog Jan de Laat van het LUMC, die al jaren waarschuwt voor de negatieve gezondheidseffecten van windturbines, aangeeft dat de klachten verder zullen toenemen naarmate windturbines groter worden en dus meer laagfrequent geluid produceren3?
Ik ben bekend met de zorgen van de heer De Laat. Windturbines produceren – net als heel veel andere geluidsbronnen – laagfrequent geluid (LFG). LFG is geluid met lage tonen tussen de 20 en 125 Hertz. LFG wordt gemeten in decibellen, als onderdeel van «gewoon» geluid. Er is volgens het RIVM geen wetenschappelijk bewijs dat LFG andere gezondheidseffecten veroorzaakt dan gewoon geluid. Bij het inpassen van windturbines wordt gekeken naar de geluidbelasting op omliggende woningen en andere gevoelige gebouwen. Grotere turbines betekent niet per se meer geluid. De moderne turbines zijn zelfs meestal geluidsarmer dan de oudere modellen – doordat ze in het algemeen minder hard draaien en er innovaties zijn toegepast – en zorgen dus voor minder geluidsoverlast.
Het beeld dat Nederland tussen nu en 2030 vol wordt gezet met duizenden windturbines herken ik niet (zie ook het antwoord op vraag 11), mede omdat het kabinet bewust prioriteit zet bij «wind op zee» en de Regionale Energiestrategieën (RES’en) fors inzetten op de opwek van zonne-energie. In de RES’en worden zoekgebieden voor nieuwe wind- en zonneparken aangewezen. Hierbij is maatschappelijk draagvlak heel belangrijk. Nieuwe windparken komen ook vaak in de plaats van bestaande windparken (repowering), waardoor er weinig tot geen extra ruimte nodig is voor het opwekken van meer groene stroom. Vanuit het perspectief van volksgezondheid doen we er in het algemeen goed aan om de energietransitie zo snel mogelijk verder te brengen, daar de overgang naar hernieuwbare bronnen beter is voor de gezondheid en veiligheid in Nederland, dan het gebruik blijven maken van fossiele bronnen, zo blijkt uit een recent rapport van het RIVM7. Hierbij blijft windenergie op land belangrijk om onze klimaatdoelen te halen.
Deelt u in dat kader de conclusie dat het niet alleen qua kosten en landschapsvervuiling, maar ook met het oog op de volksgezondheid onverantwoord is om het dichtbevolkte Nederland tussen nu en 2030 vol te zetten met duizenden windturbines tot wel 250 meter hoog? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoeveel bestaande Nederlandse windturbines bevinden zich momenteel binnen een straal van een kilometer rond één of meerdere woningen? Waar staan deze?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heeft voor deze vraag twee analyses uitgevoerd. Er is inzichtelijk gemaakt hoeveel windturbines er binnen een straal van één kilometer van een woning staan én hoeveel woningen er binnen een straal van één kilometer van een windturbine staan. Hierbij is gebruik gemaakt van data uit 2020 afkomstig uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (Kadaster) over panden met een woonfunctie. In totaal zijn dit 4.725.489 panden. De data over de windturbines is afkomstig van WindStats en is de stand van zaken per 6 januari 2021. Het gaat om een totaal van 2150 turbines, waarbij geen kleine molens zoals EAZ-molens zijn meegenomen. De cijfers zijn wel inclusief de wat grotere molens die op het eigen erf van agrariërs staan (ashoogte vanaf ca. 25 meter).
Provincie
Aantal windturbines binnen een straal van 1 km van een woning
Aantal woningen binnen een straal van 1 km van windturbine
Drenthe
39
847
Flevoland
539
1.779
Friesland
288
17.845
Gelderland
60
1.181
Groningen
112
2.756
Limburg
8
64
Noord-Brabant
114
3.099
Noord-Holland
315
16.619
Overijssel
27
240
Utrecht
15
1.250
Zeeland
137
1.028
Zuid-Holland
113
8.384
Het totale aantal woningen binnen straal van één kilometer van een windturbine wijkt 7 af van de optelsom van woningen per provincie. Zeven woningen staan namelijk op een provinciegrens en zijn dan voor beide provincies meegeteld, maar worden voor het totaal niet dubbel geteld.
Hoeveel nieuwe windturbines en waar gaan er naar uw inschatting in het kader van de RES’en tot 2030 binnen een straal van een kilometer rond één of meerdere woningen verrijzen?
De RES’en 1.0 zijn op 1 juli jl. opgeleverd. In het algemeen zetten de RES’en fors in op zon-PV en beperkt op nieuwe windparken (zie ook de op 10 december verzonden brief over de voortgang van het RES-proces). Hierbij geldt dat in de RES’en vaak zoekgebieden zijn benoemd, zonder dat het gebied reeds is benoemd voor specifiek wind of zon. Daarbij is het ook nog niet zeker hoeveel windturbines er in dergelijke zoekgebieden gerealiseerd gaan worden en waar die dan precies komen te staan. Het Planbureau voor de Leefomgeving maakt daarom in haar analyse van de RES’en gebruik van een bandbreedte en hanteert een «middenwaarde» voor het aantal gerealiseerde TWh in 2030.
In deze analyse wordt er vanuit gegaan dat er per 2030 sprake zal zijn van 7000 MW opgesteld windvermogen. De Monitor Wind op Land 2020 (Kamerstuk 33 612, nr. 77) laat zien dat er per 1 januari 2021 sprake was van ca. 4200 MW opgesteld vermogen en er tot 2023 naar verwachting nog 2400 MW netto aan windvermogen bij komt (waarbij rekening is gehouden met tussentijdse sanering van oude molens tot aan deze periode).
Dit betekent dat er nog netto 400 MW wind op land extra is voorzien in de RES’en ten opzichte van 2023. Om hoeveel nieuwe turbines dit gaat, is nog niet te zeggen. Dit heeft namelijk ook te maken met de hoeveelheid turbines die gesaneerd gaan worden. Uitgaande van sanering bij ouderdom van 20 jaar, kan er worden uitgegaan van het verwijderen van 1300 MW tot 2030. Het vervangen hiervan, plus de aanvullende 400 MW, kom neer op 1700 MW wind op land geïnstalleerd in het kader van de RES. Moderne turbines leveren gemiddeld 4 MW, wat dus neerkomt op ca. 425 nieuwe turbines in totaal (waarbij ook sprake zal zijn van repowering; een deel van de 425 nieuwe turbines zal komen op de plaats van oude turbines). Hoeveel windturbines binnen een straal van één kilometer rond één of meerdere woningen komen te staan, is nu nog niet duidelijk. In de RES 2.0 worden de zoekgebieden in gesprek met onder meer omwonenden, agrariërs en belangenorganisaties verder geconcretiseerd. Gezien de beperkte ruimte waar we in Nederland mee te maken hebben, is de kans groot dat bij een substantieel aantal van de nieuw te bouwen turbines een woning binnen een straal van één kilometer van de turbine staat, waarbij het deels kan gaan om agrariërs die een turbine zelf of mede exploiteren op hun eigen woonerf.
Welke gevolgen voor Nederland verwacht u van de uitspraak van de Franse rechter?
Het erkennen van een ziektebeeld als het windturbinesyndroom is aan de medische wetenschap en niet aan de rechtspraak of aan mij. De Franse rechter heeft aan de hand van het aan hem voorgelegde bewijsmateriaal geoordeeld dat er sprake was van onrechtmatigheid en heeft daarom een schadevergoeding toegekend. Een uitspraak van de Franse rechter heeft geen directe gevolgen voor de rechtspraak of het beleid in Nederland, of voor het al dan niet erkennen van het windturbinesyndroom door de medische wetenschap. Dat het windturbinesyndroom geen medische diagnose is, betekent niet dat er geen sprake is van gezondheidseffecten als gevolg van windturbines. Zoals eerder aangegeven concludeert het RIVM, en daarmee de overheid, dat windturbines kunnen leiden tot ernstige hinder en mogelijk slaapverstoring en dat deze reacties een rol kunnen spelen bij het ontstaan van ernstige gezondheidseffecten van omgevingsgeluid op de lange termijn. Naar aanleiding van het oordeel van de Raad van State inzake windpark Delfzijl Zuid wordt er momenteel gewerkt aan een planMER voor nieuwe windturbinenormen waarbij alle beschikbare relevante informatie wordt meegenomen. Op basis van dit planMER zal het kabinet nieuwe landelijke normen voor windturbines vaststellen.
Naast het planMER is het voor de normen van belang om de kennisbasis over windenergie en gezondheid bij te houden. Deze kennisbasis wordt door het RIVM, in het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, regelmatig aangevuld met relevant (internationaal) onderzoek. Het RIVM voert momenteel een verkenning uit naar de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek in Nederland. Deze verkenning levert concrete doelen en onderzoekstypen voor nieuw (empirisch) onderzoek. Het kabinet zal – na overleg met betrokken stakeholders – een besluit nemen over welk onderzoek uitgevoerd dient te worden. Hierover zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2022 geïnformeerd worden.
Bent u bereid het bestaan van het windturbinesyndroom ook te erkennen? Zo nee, waarom niet en waarom zit het hof van Toulouse er in uw ogen naast? Zo ja, op welke wijze gaat u uw beleid aanpassen als gevolg hiervan?
Zie antwoord vraag 12.
Deelt u de conclusie dat de zorgwekkende signalen over negatieve gezondheidseffecten van windturbines zich de laatste tijd opstapelen, terwijl onderzoeken die de gezondheidseffecten bagatelliseren juist onder vuur zijn komen te liggen? Zo nee, waarom niet?
Er is de laatste tijd veel (media-)aandacht geweest voor het onderwerp windenergie en gezondheid en voor de onderzoeken van het RIVM. De nieuwswaarde hierin was niet dat er nieuw bewijs is voor of nieuwe zorgwekkende signalen zijn over negatieve gezondheidseffecten. De aanleiding voor een groot deel van de berichten was het onderzoek dat wordt toegelicht in het antwoord op vraag 4. Daarnaast is door één epidemioloog gesteld dat het RIVM te rooskleurige conclusies trekt. Het RIVM spreekt dit tegen en geeft aan dat het – conform definities van de WHO – in zijn literatuurstudies aangeeft dat hinder en mogelijk slaapverstoring bewezen effecten van windturbinegeluid zijn die op de langere termijn mogelijk voor ernstige gezondheidseffecten kunnen zorgen. Gezien deze oorsprong van de nieuwsberichten is de conclusie dat zorgwekkende signalen over negatieve gezondheidseffecten van windturbines zich de laatste tijd opstapelen niet juist en is ook de stelling dat de rapporten van het RIVM de gezondheidseffecten bagatelliseren onjuist. In hun onderzoek is het RIVM onafhankelijk en belangeloos en werkt het volgens standaard internationale protocollen voor publicatie. De rapporten van het RIVM worden kritisch beschouwd door mede-wetenschappers en dit is goed voor het wetenschappelijk debat. In het planMER voor nieuwe landelijke windturbineregels worden de milieueffecten van windturbines – waaronder ook de gezondheidseffecten vallen – inzichtelijk gemaakt.
Bent u, gelet op al het bovenstaande in combinatie met een totaal gebrek aan maatschappelijk draagvlak, bereid om alle ontwikkelingen rond nieuwe windturbines stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Windenergie is en blijft onmisbaar in onze (toekomstige) energiemix, waarbij fossiele brandstoffen vervangen gaan worden door hernieuwbare energiebronnen. Nieuwe windturbines hebben een relatief lage subsidiebehoefte vergeleken met andere vormen van het vermijden van CO2 en leveren het hele jaar door groene stroom. De energietransitie zal een forse ruimtelijke impact hebben op Nederland. Waar het opwekken van fossiele energie voor de meeste mensen buiten de eigen omgeving plaatsvindt, wordt energieopwekking door de komst van windturbines en zonnepanelen steeds zichtbaarder voor vrijwel alle Nederlanders. Dit is een onvermijdelijk gevolg bij het komen tot een duurzame maatschappij en het (meer) voorzien in onze eigen energiebehoefte. Door in eigen land windenergie op te wekken, worden we minder afhankelijk van fossiele bronnen. Dit brengt met zich mee dat we minder afhankelijk zijn van andere landen en fluctuerende energieprijzen. Bovendien is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie goed voor de gezondheid en veiligheid in Nederland, zo blijkt uit een recent rapport van het RIVM8. Bij de inpassing van nieuwe windturbines wordt altijd rekening gehouden met de impact op de omgeving. Daarnaast kan de doorontwikkeling van wind op zee op brede steun in uw Kamer rekenen. Ik zie kortom geen aanleiding om alle ontwikkelingen rond nieuwe turbines stop te zetten.
Eiwit-vaccins |
|
Mirjam Bikker (CU), Tunahan Kuzu (DENK), Kees van der Staaij (SGP), Caroline van der Plas (BBB), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat er een groep mensen bestaat die wel gevaccineerd wil worden, maar niet met het mRNA en/of vectorvaccin en derhalve om uiteenlopende redenen wachten op de levering van een «klassiek» eiwit-vaccin?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Heeft u zicht op de grootte van deze groep? Zo niet, bent u bereid om te na te gaan hoeveel mensen wachten op eiwit-vaccins?
Op dit moment is er geen zicht op de grootte van deze groep. Het RIVM monitort regelmatig wat de verschillende beweegredenen van mensen zijn in waarom zij zich wel of niet willen laten vaccineren. Het wachten op een «klassiek»- of eiwitvaccin is daarbij niet aan de orde gekomen. Ik zie daarom geen noodzaak om dit in verder detail uit te zoeken, maar zal het RIVM vragen ook hier in de monitoring aandacht voor te blijven houden.
Deelt u de mening dat keuzevrijheid tussen de verschillende coronavaccins die reeds beschikbaar zijn of beschikbaar komen bij kan dragen aan vergroting van de vaccinatiebereidheid?
Het kabinet kijkt op basis van (internationale) adviezen of én welke vaccins voor een bepaalde doelgroep geschikt zijn. Op dit moment worden op vaccinatielocaties standaard de vaccins van Moderna en BioNTech/Pfizer gebruikt. Mensen die liever het Janssen-vaccin willen, kunnen contact opnemen met de lokale GGD om te informeren of zij het Janssen vaccin op voorraad hebben en op welke wijze hierin kan worden voorzien.
Ik wil de beoordeling van het EMA en eventuele adviezen van de Gezondheidsraad afwachten wat betreft de eventueel aanvullende inzet van de vaccins die mogelijk in de komende maanden beschikbaar komen. Daarbij zullen we ook kijken of en, zo ja, hoe deze vaccins kunnen bijdragen aan het vergroten van de vaccinatiebereidheid.
Bent u daarom bereid om Nederlanders vrijheid te geven om te kiezen voor een specifiek type coronavaccin?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de eiwit-vaccins van Sanofi volgens de producent reeds voor het einde van 2021 beschikbaar komen?
De producent van Sanofi geeft aan de verwachting te hebben dat de resultaten van hun booster-vaccin onderzoek voor het einde van 2021 binnen zijn. Dit wil echter niet zeggen dat de vaccins ook beschikbaar komen. Hiervoor moeten de vaccins, op basis van de studieresultaten, nog beoordeeld worden voor markttoelating. In Europa is het EMA hier verantwoordelijk voor.
Klopt het dat u de reservering voor eiwit-vaccins van Sanofi heeft geannuleerd? Om hoeveel vaccins ging het precies?
Het klopt dat Nederland ervoor heeft gekozen om geen Sanofi-vaccins te reserveren. Het zou gaan om meer dan 10 miljoen potentiele vaccins. Deze beslissing is in de context van de gehele vaccin-portfolio voor 2022 genomen.
Kunt u nader toelichten waarom u heeft besloten om het eiwit-vaccin van Sanofi niet af te nemen en in plaats daarvan alleen het eiwit-vaccin van Novavax te bestellen, terwijl het vaccin van Novavax pas in 2022 geleverd kan worden?
Zoals uw Kamer bekend is, heeft Nederland reeds ruime voorraden vaccins ingekocht, ook voor de periode 2022 en 2023. Er is daarbij vooral ingezet op mRNA-vaccins, maar ook is er nadrukkelijk voor gekozen om een beperkte hoeveelheid eiwit-vaccins te kopen (840.000 doses). De keuze is gevallen op het eiwit-vaccin van Novavax. Belangrijke overwegingen daarbij waren dat op het moment van besluitvorming, er een beter beeld was van de effectiviteit en mogelijke markttoelating van Novavax, dan van Sanofi. Het is daarmee ook de verwachting dat het Novavax-vaccin eerder beschikbaar komt.
Is het te overwegen waard om een deel van de reservering bij Sanofi (bijvoorbeeld enkele honderdduizenden vaccins) te laten staan?
Ik ben van mening dat we met de bestelling van de Novavax-vaccins, al voldoende inkopen om specifieke groepen die niet met andere vaccins kunnen, of willen worden gevaccineerd, kunnen bedienen.
Klopt het dat u eveneens heeft besloten om minder vaccins van Novavax af te nemen dan eerder was beoogd? Zo ja, kunt u toelichten waarom? Kunt u aangeven hoeveel vaccins er in eerste instantie waren besteld, hoeveel u er nu nog in bestelling heeft en wanneer deze precies beschikbaar komen en worden geleverd?
Er zijn inderdaad minder Novavax-vaccins gereserveerd dan mogelijk was. De belangrijkste reden hiervoor, is dat er reeds meer dan voldoende, zeer goed werkende vaccins zijn ingekocht. De eiwit-vaccins zijn bedoeld als aanvulling voor mensen die geen mRNA-vaccins kunnen of willen krijgen.
Wat is de meest recente informatie over de werkzaamheid van de vaccins van respectievelijk Sanofi en Novavax?
Sanofi:
Er zijn nog geen data over de vaccineffectiviteit beschikbaar voor dit vaccin. De fase 3 studie naar bescherming tegen symptomatische SARS-CoV-2 infectie is eind mei 2021 gestart. Beoogd is om een groep van 35.000 mensen van 18 jaar en ouder in de Verenigde Staten, Azië, Afrika en Latijns Amerika aan de studie mee te laten doen. In de eerste fase wordt de bescherming van een vaccin met de oorspronkelijke Wuhan stam getest. In een tweede fase testen ze de bescherming van een vaccin met de Bèta (Zuid Afrikaanse, B-1.351) variant tegen de op dit moment circulerende varianten. De resultaten van de fase 2 studie laten een goede neutraliserende antistofrespons in alle volwassen leeftijdsgroepen zien met een 95–100% seroconversie waarde.
Novavax:
Resultaten van de fase 3 studie (PREVENT-19), uitgevoerd in de Verenigde Staten en Mexico met bijna 30.000 volwassen deelnemers, laten vanaf 7 dagen na de tweede vaccinatie een vaccineffectiviteit van 94% zien tegen symptomatische SARS-CoV-2 infectie en 100% bescherming tegen matige en ernstige ziekte. In deelnemers van 65 jaar en ouder en deelnemers jonger dan 65 maar met een onderliggend lijden was de vaccineffectiviteit tegen symptomatische COVID 91%.
Resultaten uit de fase 3 studie uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk in 14.000 deelnemers van 18–84 jaar lieten een verglijkbare vaccin effectiviteit van 89,7% zien tegen bevestigde SARS-CoV-2 infectie en 100% tegen ziekenhuis opname en overlijden. Van de deelnemers was 27,9% 65 jaar of ouder en 44,6% had een onderliggende ziekte. De vaccineffectiviteit tegen de alfavariant was 86,3% en 96,4% tegen andere (niet alfa) varianten1. Er zijn geen effectiviteitsdata tegen de delta variant bekend.
Beide fabrikanten zijn ook studies gestart waarin gekeken wordt naar de inzet van deze vaccins als boostervaccin na een primaire serie met een mRNA vaccin.
Kunt u nader toelichten hoe het besluit om de bestelling van het Sanofi-vaccin te annuleren en het besluit om minder vaccins van Novavax in te kopen zich verhoudt tot de strategie om een diverse «vaccin-portefeuille» te creëren, mede tegen de achtergrond van het gegeven dat de werkzaamheid van de reeds geleverde vaccins na verloop van tijd af lijkt te nemen?
Er zijn op dit moment vier goedgekeurde coronavaccins voor Nederland (Europa): de coronavaccins van BioNTech/Pfizer, Moderna, AstraZeneca en Janssen. Deze zijn onder te verdelen in twee typen vaccins: mRNA-vaccins (Pfizer en Moderna) en Vector-vaccins (AstraZeneca en Janssen). Ik heb ervoor gekozen voldoende vaccins in te kopen om, indien gewenst, alle Nederlanders van 12 jaar of ouder die dit willen te kunnen voorzien van een (booster-)vaccinatie. Echter adviseerde de Gezondheidsraad op 9 april jl. (Inzet AstraZeneca-vaccin | Advies | Gezondheidsraad) te stoppen met het toedienen van AstraZeneca vaccins, welke vallen onder het type Vector-vaccin. Zoals in het antwoord op vraag 4 toegelicht, is er wel de keuzevrijheid om gevaccineerd te worden met het Janssen vaccin.
Op 2 november jl. adviseerde de gezondheidsraad iedereen een mRNA-vaccin als booster te geven, ongeacht het vaccin dat in de primaire serie is toegediend. Dit advies heb ik overgenomen. Er zijn op dit moment nog geen eiwitvaccins op de markt toegelaten. Wanneer dat gebeurt zal ik de Gezondheidsraad om advies vragen of en hoe we deze vaccins toe gaan voegen aan het vaccinatieprogramma. Zoals in het antwoord op vraag 9 toegelicht, zijn er meer dan voldoende en goed werkende vaccins ingekocht. De eiwit-vaccins zijn alleen bedoeld als aanvulling voor mensen die geen mRNA-vaccins kunnen of willen krijgen.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het eerstvolgende coronadebat beantwoorden?
Dit is niet gelukt.
Boostervaccinaties voor Nederlanders die met AstraZeneca of Janssen gevaccineerd zijn |
|
Jan Paternotte (D66), Aukje de Vries (VVD), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat onder zestigers, het leeftijdscohort grotendeels gevaccineerd met AstraZeneca, momenteel relatief veel doorbraakinfecties plaatsvinden in verhouding tot andere leeftijdscohorten?1
Op 11 januari jl. heeft het RIVM berekend dat van de 398.852 SARS-CoV2-meldingen tussen 1 december tot en met 31 december de vaccinatiestatus van 75% bekend was2. De vaccinatiestatus van positief geteste personen, per 100.000 inwoners, per leeftijdsgroep wordt wekelijks geactualiseerd3. In de periode van 29 november t/m 9 januari 2022 (de afgelopen 6 kalenderweken) waren er per 100.000 zestigers 1.535 volledig gevaccineerden die positief testten. In andere leeftijdscohorten was het aandeel volledig gevaccineerden onder de positief geteste personen per 100.000 inwoners vergelijkbaar; 30–39 (2.049), 40–49 (2.215), 50–59 (1.724), 70–79 (1.089). De vaccinatiestatus van een deel van de positief geteste personen in deze periode was op het moment van publicatie (nog) niet bekend. Bovendien kan testgedrag tussen deze leeftijdscohorten enigszins verschillen.
Het RIVM heeft op 16 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit (VE) tegen infectie met de deltavariant gepubliceerd4. Hieruit blijkt dat het verloop van de VE naar tijd sinds vaccinatie verschilt per vaccin en leeftijdsgroep. De vectorvaccins, waaronder AstraZeneca, laten – afhankelijk van leeftijd – een stijging van de VE zien in de eerste maanden na vaccinatie, waarna de VE stabiliseert of geleidelijk afneemt. De VE tegen infectie van de deltavariant voor 50–69 jarigen die gevaccineerd zijn met AstraZeneca wordt geschat op 79% gebaseerd op testen in het kader van klachten tegenover 83% Pfizer, 89% Moderna en 73% Janssen. De schattingen in het kader van BCO in zijn algemeenheid lager. Het is op dit moment nog niet te zeggen wat de VE tegen infectie met de omikron variant is. Hier zal in de loop der tijd meer over duidelijk worden.
Het RIVM heeft op 28 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis- en IC-opnames over de periode 11 juli t/m 21 december gepubliceerd. In dit rapport wordt vaccineffectiviteit opgesplitst voor de verschillende types vaccin waarmee in Nederland tegen SARS-CoV-2 wordt gevaccineerd, waaronder het AstraZeneca-vaccin. Hieruit is op te maken dat in de hiervoor genoemde periode de vaccineffectiviteit van AstraZeneca tegen ziekenhuis- en IC-opname 87% en 93% respectievelijk bedroeg.
Is bekend of ook onder andere groepen die in het vroege voorjaar met AstraZeneca zijn gevaccineerd, zoals de risicogroepen via huisartsen en ontvangers van een «prullenbakvaccin», relatief veel doorbaakinfecties c.q. onderlinge besmettingen plaatsvinden?
Het RIVM beschikt niet over data van personen die behoren tot een risicogroep en ontvangers van een «prullenbakvaccin» en de vaccinatiestatus op het moment van een positieve test.
Hoe beoordeelt u in dit licht de uitspraak van een arts-microbioloog bij Sanquin dat het erop lijkt dat het AstraZeneca-vaccin de minste antistoffen geeft en minder dan de mRNA-vaccins?2
Een afname in het aantal antistoffen betekent niet direct dat je dan niet meer goed beschermd bent tegen het virus. Er zijn ook andere delen van het afweersysteem, de zogenoemde T-cellen, die delen van het virus kunnen herkennen en opruimen en die langdurig bijdragen aan bescherming tegen ernstige ziekte door COVID-19. Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, heeft het RIVM op 28 december jl. een rapport over de vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis- en IC-opnames over de periode 11 juli t/m 21 december gepubliceerd. Hieruit is op te maken is dat in deze periode de vaccineffectiviteit van AstraZeneca tegen ziekenhuis- en IC-opname 87% en 93% respectievelijk bedroeg.
Herinnert u zich dat u op 1 november, in antwoord op vragen van de leden Paternotte, Aukje de Vries en Kuiken antwoordde: «Ik heb de Gezondheidsraad op 15 oktober jl. is gevraagd een aanvullend advies te geven over het inzetten van mRNA-vaccins als booster, ook na een primaire serie met de coronavaccins van AstraZeneca of Janssen.»3
Het klopt dat mijn voorganger dit op 1 november heeft geantwoord.
Klopt het dat de Gezondheidsraad in haar advies d.d. 2 november 2021 benoemt dat iedereen, ongeacht het type vaccin in de primaire serie, een booster dient te krijgen? Zo nee, wat is dan het advies voor mensen die eerder AstraZeneca of Janssen hebben ontvangen?
De Gezondheidsraad concludeerde in zijn advies van 2 november jl. dat de huidige COVID-19-vaccins in de algemene bevolking nog goed beschermden tegen ernstige ziekte. De raad adviseerde toentertijd te starten met een boosteraanbod aan ouderen vanaf 60 jaar en bewoners van zorginstellingen vanaf 18 jaar, ongeacht welk vaccin zij in de primaire serie ontvangen hebben, om op deze manier toename van ernstige ziekte te voor te zijn. In aanvulling hierop heeft mijn voorganger uw Kamer op 2 november jl. laten weten dat ook zorgpersoneel met patiëntencontact in aanmerking komt voor een boostervaccinatie. Tevens is er toen besloten dat de overige mensen jonger dan 60 jaar ook een boostervaccinatie kunnen krijgen wanneer bovengenoemde groepen de gelegenheid hebben gehad.
Vanwege signalen over de mogelijke afname in bescherming van het Janssen- en het AstraZeneca-vaccin en diverse internationale ontwikkelingen rondom de inzet van boostervaccins, heeft mijn voorganger de Gezondheidsraad op 10 november jl. gevraagd met spoed te adviseren over het al dan niet beschikbaar stellen van boostervaccins aan alle mensen die zijn gevaccineerd met deze vaccins. Daarbij is specifiek gevraagd of prioritering ten opzichte van andere groepen nodig is. Op 25 november jl. heeft de Gezondheidsraad hierover geadviseerd. In dit advies benadrukt de Gezondheidsraad dat er op dat moment onvoldoende medisch-wetenschappelijke gronden waren om tot een andere prioritering te komen dan op leeftijd. De Gezondheidsraad heeft tevens gezegd dat de prioritering van specifieke groepen altijd afgewogen moet worden tegen de nadelen van een complexere vaccinatiecampagne, en daarmee risico’s op vertragingen in de uitvoering. De raad gaf aan dat de beperkte verschillen in bescherming tussen vaccins die zijn ontvangen in de primaire serie onvoldoende opwegen tegen de nadelen van een complexere vaccinatiecampagne en de mogelijke gevolgen daarvan. Dit heeft mijn voorganger ook in mijn brief aan uw Kamer van 26 november jl. benoemd.
Er is nog veel onduidelijkheid over wat de opkomst van de omikronvariant betekent voor de bescherming van de huidige vaccins. Hier is mijn voorganger in de Kamerbrief van 18 december jl. op in gegaan. In het Verenigd Koninkrijk en Zuid Afrika is duidelijk geworden dat de relatieve snelheid in de toename van het aantal besmettingen door de omikronvariant heel hoog is in vergelijking met de deltavariant. Dat kan ertoe leiden dat er meer mensen in het ziekenhuis en op de IC terecht komen dan de zorg aan kan. Dit is een scenario dat we moeten voorkomen en het is gebleken dat daar uit voorzorg actie voor nodig was. Het OMT adviseerde daarom zo snel mogelijk te handelen. In lijn met het OMT advies heeft mijn voorganger het RIVM gevraagd om in samenwerking met de GGD GHOR de boostercampagne verder te versnellen. Uit de eerste en voorlopig nog beperkte resultaten van een recente Britse studie blijkt dat boostervaccins de bescherming tegen symptomatische infecties met de omikronvariant verhoogt tot zo’n 75%. Met andere woorden: als je onlangs een boostervaccinatie hebt gehad, dan verkleint dit de kans dat je besmet raakt met de omikronvariant en het virus overdraagt. Tot en met 12 januari jl. zijn in totaal ruim 7,2 miljoen boostervaccinaties en derde prikken gezet. Het streven is om iedereen vanaf 18 jaar in de tweede helft van januari 2022 de mogelijkheid te hebben gegeven een boostervaccinatie te ontvangen.
Waarom dient er gewacht te worden op een uitspraak van het Europees Medicijn Agentschap (EMA) over het geven van boosters met het Janssen-vaccin terwijl mRNA-vaccins ook geschikt zijn als booster (ongeacht het vaccin in de primaire serie)?
Op het moment van het indienen van uw vragen waren alleen de vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna door het EMA goedgekeurd voor gebruik als boostervaccin. Deze vaccins worden op advies van de Gezondheidsraad ingezet in de huidige boostercampagne, ongeacht het vaccin in de primaire serie. Mensen die een booster krijgen met BioNTech/Pfizer worden gevaccineerd met dezelfde dosis als voor de primaire serie gebruikt wordt. Mensen die een booster krijgen met Moderna, krijgen de helft van de dosis die bij de primaire serie wordt gebruikt. Er zijn op dit moment voldoende vaccins van BioNTech/Pfizer en Moderna beschikbaar om iedereen van 18 jaar en ouder een booster aan te bieden.
Inmiddels is ook het Janssen-vaccin goedgekeurd als booster door het EMA. De Gezondheidsraad blijft echter bij de voorkeur voor een mRNA-vaccin als booster. Het is wel mogelijk het Janssen-vaccin in te zetten als booster bij een contra-indicatie voor een mRNA-vaccin, of wanneer mensen liever niet met een mRNA vaccin gevaccineerd willen worden.
Dienen de mensen met een Janssen of AstraZeneca-vaccin prioriteit te krijgen in het ontvangen van een boostervaccinatie met een mRNA-vaccin? Waarom wel, waarom niet? Hoe doen andere landen binnen Europa dit?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 5.
In de meeste EU-landen krijgt iedereen boven de 18 jaar een booster aangeboden, ongeacht het vaccin in de primaire serie. Wel zien we dat het interval tussen de primaire serie en de boostervaccinatie in veel andere lidstaten bij Janssen korter is dan bij andere vaccins.
Bent u bereid de Gezondheidsraad met spoed te vragen over het belang van boosters met een mRNA-vaccin bij een eerdere AstraZeneca-vaccinatie, ook voor mensen jonger dan zestig, mede gezien de uitspraak van het RIVM over de noodzaak van boostervaccinaties tijdens de huidige coronagolf? Zo nee, waarom niet?4
Hier ben ik in mijn brief van 26 november jl. aan uw Kamer nader op ingegaan.
Bent u bereid bij dit advies en, n.a.v. de uitspraak van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), ook de vraag te betrekken over het belang van boosters bij een eerdere Janssen vaccinatie, ook voor mensen jonger dan zestig? Zo nee, waarom niet?
Hier ben ik in mijn brief van 26 november jl. aan uw Kamer nader op ingegaan.
Bent u bereid om – indien het advies van de gezondheidsraad positief is – vanaf december boosters ook open te stellen voor ontvangers van het Janssenvaccin en AstraZeneca-vaccin?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 5.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Oostenrijkse regering om vanaf 3 januari 2022 één dosis van het Janssen-vaccin niet meer te accepteren? Hoe beoordeelt u dit besluit?
Ja, ik ben bekend met dit besluit. Europees zijn we in overleg om afspraken te maken omtrent de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten. Uitgangspunt daarbij is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten vaccins. Het is echter aan lidstaten zelf om nationale maatregelen te treffen om de volksgezondheid te beschermen. Vanaf 3 januari is het Janssen-vaccin, na 28 dagen niet meer geldig voor het maatschappelijk verkeer wanneer er geen boostervaccinatie is verstrekt. Ik ben van mening dat vaccins, goedgekeurd door de EMA, als volwaardig beschouwd moeten worden.
Kunt u aangeven welke afspraken Europees zijn gemaakt over de toepassing van het Digitaal Corona Certificaat in relatie tot boosters of wanneer deze afspraken worden gemaakt?
Het Sloveense voorzitterschap beoogt spoedig een politiek akkoord te bereiken voor de herziening van de Raadsaanbeveling 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije personenverkeer, in reactie op de COVID-19 pandemie. Initieel stelde de Commissie voor om deze vervolgens op 10 januari in werking te doen treden. In de onderhandelingen is dit aangepast naar 1 februari. In deze Raadsaanbeveling wordt onder andere de geldigheidsduur van vaccinatiecertificaten van een primaire COVID-19 vaccinatie afgesproken met het oog op reizen. Er worden geen afspraken gemaakt over de geldigheid van boostervaccinaties, omdat hier nog onvoldoende over bekend is. Omdat dit een Raadsaanbeveling betreft kunnen lidstaten hier vervolgens gemotiveerd van afwijken. Om deze reden heeft de Europese Commissie de geldigheidstermijn van 9 maanden vastgelegd in een gedelegeerde handeling op grond van de DCC verordening, deze gedelegeerde handeling gaat eveneens in op 1 februari
Kunt u deze vragen voor het eerstvolgende coronadebat beantwoorden?
Dit is niet gelukt.
De blijvende problemen van het ophalen van de QR-code voor het coronatoegangsbewijs |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van Radar waarin bijna 2000 mensen problemen melden met de app CoronaCheck?1
Ja.
Hoeveel mensen hebben dagelijks contact met de helpdesk voor CoronaCheck en hoeveel met de GGD over problemen met het digitaal aanmaken van een QR-code of het opsturen op papier? In hoeveel procent van de gevallen was het probleem direct opgelost en bij hoeveel procent zijn er blijvende problemen?
In de week van 1 november ontving de CoronaCheck helpdesk in totaal rond de 70.000 telefoontjes. Ongeveer 7% van deze mensen had een vraag met betrekking tot problemen bij het aanmaken van een QR-code. Het is in gevallen waar het problemen met de registratie van vaccinaties betreft meestal aan de organisatie die de vaccins heeft gezet om ervoor te zorgen dat deze goed geregistreerd staan, zodat een bewijs in de app kan worden aangemaakt. Het kan daarnaast echter ook zo zijn dat er geen toestemming is gegeven om gegevens te delen met het RIVM, waardoor het aanmaken van een bewijs in de app niet mogelijk is. Of gegevens staan wel goed geregistreerd, maar worden door technische fouten niet goed aangeleverd aan CoronaCheck. Waar nodig wordt daarom doorverwezen naar de verantwoordelijke partij die daarbij verder kan helpen. Waar burgers problemen ervaren met de CoronaCheck-app of het aanmaken van een papieren QR-code (via coronacheck.nl/print), worden deze ook zorgvuldig door de helpdesk geholpen en indien noodzakelijk worden de app als ook de processen daartoe verbeterd. Deze meldingen worden nagenoeg allemaal opgelost.
Gemiddeld handelt de Backoffice van de GGD zo'n 3.000 gesprekken per dag af die gaan over registratie van vaccinaties. Voor een deel van de mensen met een vraag kan direct een Coronabewijs aangemaakt worden. Een ander deel van de vragen gaat niet over de registratie zelf, maar bijvoorbeeld om vragen als «hoe print ik een bewijs uit».
Kunt u een opsomming maken van de problemen waar mensen over bellen naar de helpdesk van CoronaCheck en kunt u per probleem een percentage geven hoe vaak dit voorkomt ten opzichte van het totaal aantal contacten bij de helpdesk?
Mensen bellen met diverse redenen naar de CoronaCheck helpdesk. Over het algemeen betreft het vragen rondom het beleid van de inzet van de CoronaCheck-app en de werking ervan, vragen rondom privacy bij gebruik, en tijdens een meting in de week van 1 november jl. betrof het in 7% van de gevallen problemen die worden ervaren bij het aanmaken van een QR-code. In deze laatste categorie gaat het voornamelijk om registratieproblemen waarbij data niet of niet correct in de app kunnen worden opgehaald, waardoor geen bewijs kan worden aangemaakt. Precieze aantallen en percentages van de soorten voorkomende problemen worden niet bijgehouden.
Kunt u een inschatting maken hoeveel mensen in Nederland momenteel volledig gevaccineerd of hersteld zijn van het coronavirus maar het niet lukt om een QR-code te verkrijgen?
Hier kan ik geen precieze inschatting van maken. De meeste problemen die voorkwamen met het aanvragen van een QR-code zijn inmiddels opgelost, maar in een klein aantal gevallen kan het nog voorkomen dat mensen problemen ondervinden. Uiteraard wordt ernaar gestreefd om de bekende problemen zo snel als mogelijk te verhelpen. Op rijksoverheid.nl worden burgers over oplossingen en handelingsperspectieven geïnformeerd.2
Is er genoeg capaciteit bij de helpdesk van CoronaCheck? Zo ja, waar baseert u dat op?
Op dit moment is er voldoende capaciteit bij de helpdesk van CoronaCheck. Eerder was sprake van een toegenomen vraag, onder andere rondom de aankondiging van nieuwe maatregelen vanaf 25 september dit jaar. In die periode is de helpdesk opgeschaald en is ook het keuzemenu dat mensen bij bellen krijgen geoptimaliseerd, waardoor nu automatisch doorverbonden wordt naar andere verantwoordelijke partijen zonder tussenkomst van een helpdeskmedewerker. Drukte wordt continu gemonitord en als er signalen zijn dat dit nodig is kan de capaciteit opgeschaald worden.
Kunt u antwoord geven op hoe deze casus wordt opgelost: iemand is volledig gevaccineerd (ofwel met twee prikken, dan wel met 1 prik én hersteld), degene die de prik heeft gezet (huisarts of GGD) en het RIVM geven aan dat het goed in het systeem staat, maar desondanks lukt het door een technische storing toch niet om een QR-code op te halen?
Soms komt het voor dat door een technische reden de gegevens niet kunnen worden opgehaald in de CoronaCheck-app, ondanks dat deze correct geregistreerd zijn in het betreffende bronsysteem van bijvoorbeeld de huisarts of de GGD. In deze gevallen kan de vaccinatiezetter wel een papieren vaccinatiebewijs maken via het daarvoor ontwikkelde webportaal. De GGD werkt ook aan een duurzame oplossing voor dit specifieke technische probleem welke op korte termijn gereed zal zijn. Tot die tijd is er een noodprocedure in werking bij de Data Mutatie Helpdesk (0800-5090) waarmee via het genoemde webportaal alsnog een coronatoegangsbewijs kan worden aangemaakt.
Is het ook mogelijk voor mensen om zich te melden bij een fysieke helpdesk of loket als het niet lukt om een QR-code op te vragen?
De meeste mensen kunnen zelf via CoronaCheck een QR-code aanmaken of eventueel printen via de website www.coronacheck.nl/print. Dit zo nodig met behulp van personen uit hun omgeving.Naast deze digitale weg zijn ook alternatieven beschikbaar waarbij zonder smartphone en/of internet een bewijs kan worden aangemaakt; bijvoorbeeld telefonisch via het publieksinformatienummer coronavirus (0800-1351) of de CoronaCheck Helpdesk (0800-1421), en sinds 28 september jl. is het ook mogelijk om via een papieren antwoordformulier een bewijs aan te vragen. Gebruikers die hulp nodig hebben bij de aanvraag van een CTB kunnen voor ondersteuning terecht in bibliotheken bij het Informatiepunt Digitale Overheid.
Voor mensen die buiten de EU gevaccineerd zijn en een Nederlandse nationaliteit hebben of in Nederland woonachtig zijn, is bij de GGD in Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond een fysiek loket geopend waar zij terecht kunnen om hun buitenlandse vaccinatiebewijs om te zetten in een Nederlands DCC en CTB. Sinds 30 november jl. kunnen ook personen die woonachtig zijn in Nederland maar elders in de Europese Unie zijn gevaccineerd en daar geen DCC kunnen krijgen, een CTB aanvragen bij deze drie GGD’en.
Bent u bereid de helpdesk voor het ophalen van een QR-code uit te breiden, ook gegeven de mogelijkheid dat het coronatoegangsbewijs breder wordt ingezet? Zo nee, waarom niet?
Ik zie hier momenteel geen reden voor. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, is er op dit moment voldoende capaciteit bij de CoronaCheck helpdesk, welke indien noodzakelijk kan worden opgeschaald.
Wat is de oorzaak dat het pas vanaf half november mogelijk is voor mensen die hun 1e prik elders maar hun 2e prik in Nederland hebben gekregen om een coronatoegangsbewijs te krijgen? En wat is de reden dat in de loop van de tweede helft van november er een oplossing is voor mensen die woonachtig zijn in Nederland maar elders in Europa zijn gevaccineerd?
Voor de mensen die hun eerste prik elders, en hun tweede prik in Nederland bij de GGD hebben gekregen, wordt hard gewerkt om een technische oplossing in te voeren waarmee het voor hen ook mogelijk wordt om via CoronaCheck een volledig vaccinatiebewijs te ontvangen. Hiervoor was een oplossing gereed die helaas nog niet naar behoren werkte. Verder mogen, zoals toegelicht in mijn Kamerbrief3 van 2 november jl., mensen die woonachtig zijn in Nederland, maar elders in Europa zijn gevaccineerd, binnen de juridische kaders die de EU-verordening over het DCC biedt enkel een CTB krijgen op basis van de vaccinaties die zijn gezet elders in de EU. Zoals ook in de beantwoording van vraag 7 aangegeven is het sinds 30 november jl. voor deze mensen mogelijk om bij het fysieke loket bij de GGD in Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond een CTB aan te vragen.
Wat zijn momenteel de wachttijden bij de locaties in Utrecht en Groningen voor mensen die in het buitenland gevaccineerd zijn en woonachtig zijn in Nederland (of Nederlander zijn)? Bent u bereid meer locaties te openen verspreid over het land?
Als personen die buiten de EU zijn gevaccineerd maar in Nederland woonachtig zijn of de Nederlandse nationaliteit hebben, nu bellen voor een afspraak, kunnen zij vaak binnen een dag nog terecht bij alle GGD locaties waar deze service momenteel wordt aangeboden. Dat zijn op dit moment de GGD regio’s Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond. Ik blijf met GGD GHOR Nederland en de regio’s in gesprek om, waar nodig, deze service uit te breiden.
Is het mogelijk om ook andere GGD-vaccinatielocaties toegang te geven tot het systeem om handmatig buitenlandse vaccinatiebewijzen te registreren, en dat slechts een enkele medewerker ter plaatse hier toegang tot heeft? Zo nee, waarom niet? Waarom is hier specifieke ict-kennis voor nodig?
Zoals in mijn antwoord op vraag 10 aangegeven wordt deze service momenteel al aangeboden in de GGD regio’s Utrecht, Groningen en Rotterdam-Rijnmond. Het openen van eventueel meer locaties zal voorbereidingen op onder meer het gebied van organisatie en ook ICT vereisen. Ik blijf met GGD GHOR Nederland en de GGD’en in gesprek om, waar nodig, deze service uit te breiden.
Vanaf wanneer kunnen ook mensen die buiten de EU volledig gevaccineerd zijn, maar geen Nederlander zijn of niet in Nederland wonen, ook een QR-code opvragen voor het coronatoegangsbewijs, zoals bezoekers aan conferenties? Waarom is het wenselijk als zij zich iedere keer moeten testen?
Voor volledig gevaccineerde reizigers uit een derde land is aansluiting van hun land op het EU DCC de meeste effectieve en efficiënte oplossing om zich in EU-landen en in andere bij het DCC-systeem aangesloten landen vrij te kunnen bewegen. Aansluiting op het EU-DCC is echter niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld wanneer een land geen digitale certificaten verstrekt.
Reizigers uit derde landen die wel volledig gevaccineerd zijn, maar die geen gebruik kunnen maken van het coronatoegangsbewijs, een DCC of een DCC-equivalent certificaat, kunnen via een test een 24-uurs CTB ontvangen waarmee zij toegang krijgen tot voorzieningen waar een CTB voor vereist is. Het gaat hier bijvoorbeeld inderdaad om toeristen en zakelijke reizigers. De mate waarin deze reizigers hinder ondervinden doordat zij frequent een test moeten ondergaan zal mede afhangen van hun verblijfsduur en de aard van het bezoek. Ik werk aan een oplossing waarmee deze reizigers zich mogelijkerwijs niet meer dagelijks hoeven te laten testen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, en ieder afzonderlijk beantwoorden, gegeven de bredere inzet van het coronatoegangsbewijs?
Dat heb ik geprobeerd.
De handhaving van het coronatoegangsbewijs en zwemles |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Deelt u de opvatting dat zwemles een essentieel onderdeel is van de ontwikkeling van een kind? En dat in een waterrijk land als Nederland, het een essentiële zaak is dat 45.000 kinderen tussen 11–16 jaar en een onbekend aantal kinderen tot 11 jaar nog geen zwemdiploma heeft?
Ja, ieder kind moet in Nederland (goed) kunnen zwemmen.
Zo ja, kunt u uitleggen waarom er voor zwemles een coronatoegangsbewijs wordt gevraagd, en dus een ander regime geldt dan voor onderwijs op school?
Voor de publieke binnenruimte van een locatie voor de beoefening van sport (waaronder ook de kleedkamers) geldt vanaf 18 jaar een CTB-plicht voor het publiek. En omdat zwemles in een dergelijke locatie gegeven wordt, geldt ook voor deze activiteit en haar bezoekers de CTB-plicht. Dit heb ik op 15 november ook aangegeven in antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Hijink (2021Z19607 ingezonden 5 november 2021).
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u bekend met berichtgeving vanuit de sector en in diverse media waarin wordt gevreesd dat kinderen van zwemles worden gehaald omdat ouders of begeleiders geen coronatoegangsbewijs hebben?
Ja daar ben ik mee bekend.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat wachtlijsten voor zwemlessen weer oplopen, net zoals tijdens de lockdown?
De kinderen die zelf kunnen omkleden, kinderen van gevaccineerde ouders en kinderen van ouders die op andere wijze een CTB kunnen tonen, kunnen gewoon de zwemles blijven volgen. Hoewel dit voor de overige kinderen natuurlijk zeer onwenselijk is, voorzie ik hier geen grote gevolgen voor de wachtlijsten voor zwemles als geheel omdat deze groep beperkt is.
Bent u bereid om zwemles als essentieel te bestempelen, zodat zwemles voor alle kinderen beschikbaar blijft, ongeacht of ouders/vrijwilligers/zwemleraren zijn gevaccineerd?
Het blijft voor ieder kind en iedere volwassene ontegenzeggelijk van groot belang om zwemvaardig te zijn. Wanneer kinderen hulp nodig hebben bij het omkleden voorafgaand aan de zwemles is voor de ouders een CTB vereist. Dat betekent dat ouders die niet gevaccineerd zijn een negatieve test of een herstelbewijs moeten hebben.
Bent u bereid om met de verschillende partijen uit de sector om tafel te gaan om te bezien hoe zwemles wel veilig kan worden gegeven zonder coronatoegangsbewijs?
Ik ben in regelmatig contact met de Nationale Raad Zwemveiligheid die het overgrote deel van de zwembaden, zwemlesaanbieders en werknemers in de zwembadbranche vertegenwoordigd over de veilige invulling van zwemlessen. Daarin is zwemles zonder CTB geen onderwerp, maar het protocol veilig zwemmen wordt continu geüpdate op basis van de geldende maatregelen.
Hoe wordt zicht gehouden op sportdeelname van volwassenen en kinderen? Deelt u de zorgen dat dit weleens kan dalen als gevolg van de maatregelen?
Sinds maart 2020 rapporteert het Mulier Instituut ieder half jaar de gevolgen van de coronacrisis voor de sportwereld. Daarbij kijken ze ook naar de gevolgen van de maatregelen voor de sportdeelname. Aanvullend voert het RIVM iedere zes weken een onderzoek uit naar gedragsveranderingen in tijden van corona waaronder ook sport- en beweeggedrag valt. En tenslotte peilt NOC*NSF iedere maand de sportdeelname onder de Nederlandse bevolking.
Bent u het eens dat juist voor mensen met een handicap sporten en sociale activiteiten van essentieel belang zijn en uitsluiting van het sociale leven voor hen vaak enorme negatieve gevolgen heeft? Welk beleid is er voor sporters en bezoekers met een handicap, die om welke reden dan ook geen coronatoegangsbewijs hebben? Zijn er specifieke afspraken gemaakt over G-teams? Wat gaat u doen om te zorgen dat juist mensen met een handicap als sporter en als bezoeker bij clubs kunnen komen?
Voor iedereen ligt het risico op uitsluiting van het sociale leven op de loer bij maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van het coronavirus, maar bij de groep die u benoemt in het bijzonder. In het geval dat sporters met een handicap begeleiding nodig hebben bij de beoefening van hun sportactiviteit dan zijn deze begeleiders toegestaan op het sportpark, ook als ze zelf geen sport beoefenen. Dit geldt ook voor G-teams, wanneer begeleiders nodig zijn, dan zijn deze (ook zonder CTB) toegestaan. Verder geldt op dit moment dat supporters, al dan niet met een beperking, bij sportwedstrijden niet zijn toegestaan.
Hoe verwacht u dat zwembaden en sportverenigingen het coronatoegangsbewijs goed kunnen handhaven? Zijn daar voldoende vrijwilligers voor? Krijgen ze hulp van gemeenten of de landelijke overheid? Hoe ziet dit eruit?
Het uitgangspunt van de CTB-plicht is dat bezoekers primair zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van de gestelde maatregelen. Daarbij zijn ter ondersteuning voor de aanbieders door NOC*NSF en NRZ protocollen opgesteld. Hoewel dat op veel plaatsen goed lukt, ontvang ik ook signalen dat verenigingen het lastig vinden dit met vrijwilligers te organiseren. Als het niet lukt om met eigen vrijwilligers, in samenwerking met de exploitant van de accommodatie, andere verenigingen of met behulp van externe krachten dit te organiseren, dan kan in overleg met de gemeente nagedacht worden over een doelmatige inzet van derden. Dit kan worden gefinancierd uit het budget van 45 miljoen euro dat het kabinet in september beschikbaar stelde aan de gemeenten om handhavingskosten te dekken.
Verwacht u dat het coronatoegangsbewijs genoeg gehandhaafd gaat worden bij verenigingen om van toegevoegde waarde te zijn in de bestrijding van het coronavirus? Zo ja, kunt u dit uitgebreid toelichten? Zo nee, wat is dan de reden van invoering van het coronatoegangsbewijs bij verenigingen?
Ik verwacht dat dit gehandhaafd wordt. De toepassing van het CTB zorgt er namelijk voor dat sectoren, waaronder sport, op een veiligere wijze georganiseerd kunnen worden en open kunnen blijven. Zo probeert het kabinet op advies van het OMT te voorkomen dat extra maatregelen genomen moeten worden of bepaalde sectoren weer volledig gesloten moeten worden. Dat is ook voor de mensen die sport beoefenen uiterst onwenselijk en het kabinet wil dat met maatregelen, zoals het CTB, voorkomen. Handhaving is dus in het belang van de sportwereld en sporters in het bijzonder.
Wat zijn de gevolgen voor sportverenigingen wanneer zij de controle onvoldoende voor elkaar krijgen? Krijgen zij dan een boete? Bent u ermee bekend dat sportverenigingen vaak óók een boete moeten betalen als een team (noodgedwongen) uit de competitie moet stappen? Wie draait op voor deze kosten?
In een rondgang langs enkele sportbonden hebben de onderzoekers van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) geconcludeerd dat in de eerste twee weekenden waarin sporters CTB-plichtig waren, het meeviel met het aantal uitgevallen wedstrijden. Ook het aantal noodgedwongen terugtrekkingen uit de competitie viel op basis van deze rondgang zeer mee.
In zijn algemeenheid is afgesproken dat bij het overtreden van de regels in eerste instantie een waarschuwing wordt gegeven. Bij herhaaldelijke overtredingen kan een dwangsom worden opgelegd. Deze situaties proberen we uiteraard te voorkomen en we roepen op gezamenlijk (zie antwoord op vraag 10) tot een oplossing te komen als het verenigingen niet lukt het CTB te controleren.
Het bericht dat de toename van coronabesmettingen in Goes veroorzaakt is door een uitbraak in de noodopvang |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat een toename van coronabesmettingen in Goes veroorzaakt is door een uitbraak in de noodopvang?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de gezondheidssituatie voor asielzoekers in Ter Apel en de verschillende locaties voor noodopvang?
De actuele situatie in Ter Apel en in de noodopvang is niet ideaal en vergroot het risico op gezondheidsklachten in zijn algemeenheid, en verspreiding van het coronavirus specifiek, omdat er relatief veel mensen in ruimtes bij elkaar zijn. De toegang tot zorg is ook voor deze bewoners geregeld.
Op alle COA-locaties gelden verschillende voorzorgsmaatregelen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Zo informeren COA-medewerkers de bewoners over het coronavirus, de maatregelen die het COA treft en wat bewoners zelf kunnen doen om besmetting te voorkomen. Via MyCOA, de website speciaal voor asielzoekers, worden bewoners in alle talen geïnformeerd over het coronavirus. Bij vermoedens van besmetting wordt bewoners gevraagd zich te laten testen en worden zij, samen met hun huisgenoten, in quarantaine geplaatst tot de testuitslag bekend is. Verder is vanaf zaterdag 6 november het dragen van een mondkapje weer verplicht in de publieke ruimtes binnen, zoals bij de receptie, in wachtkamers en op gangen. Dit geldt voor bewoners, medewerkers en bezoekers.
Wanneer nieuwe asielzoekers zich in Nederland melden zal Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) hen bevragen op eventuele coronaklachten en zullen zij worden gecheckt op zichtbare coronaklachten. Asielzoekers bij wie sprake is van klachten die kunnen wijzen op een corona-besmetting worden getest en in afwachting van de uitkomst van de test niet in de noodopvang geplaatst. Sinds 16 februari neemt de GGD bij alle nieuwe binnenkomers ook een sneltest af. Asielzoekers die bij binnenkomst in Nederland positief zijn (en hun huisgenoten), worden niet geplaatst in de noodopvang.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers in procedure sinds afgelopen voorjaar gevaccineerd zijn?
Sinds de start van het vaccineren tegen COVID-19 hebben 18.648 unieke asielzoekers 1 of 2 vaccinaties gekregen (peildatum 29 november). Dit getal zal in de praktijk nog iets hoger liggen omdat niet alle vaccinaties in het huisartsendossier zijn geregistreerd. Vaccinaties die bijvoorbeeld in het buitenland zijn gegeven staan hier niet in.
Onderschrijft u de stelling dat het zoveel mogelijk vaccineren van asielzoekers niet alleen voor hun eigen gezondheid het beste is, maar ook het risico beperkt dat zij bijdragen aan overbelasting op de gezondheidszorg?
Ik ben zeker van mening dat het wenselijk is om asielzoekers zoveel mogelijk te vaccineren. Dit is belangrijk voor hun eigen gezondheid, maar ook om clusters in bijvoorbeeld asielzoekerscentra te voorkomen. Dat vaccineren belangrijk is geldt overigens voor iedere inwoner van Nederland. Vaccineren en het respecteren van de basisregels dragen eraan bij dat de zorg niet nog meer wordt belast. Bij aankomst op de eerste opvanglocaties wordt asielzoekers daarom een COVID-19-vaccin aangeboden. Hiervoor is een samenwerking opgericht tussen COA, GGD-regio en de GZA, die gezamenlijk zorgdragen voor het informeren, vaccineren en registreren van de vaccinaties van asielzoekers. Daarnaast worden op alle asielzoekerscentra vaccinatiemogelijkheden aangeboden. Dit kan zijn op de locatie zelf, of op een GGD-vaccinatielocatie waar bewoners van het COA naartoe worden gebracht. Iedereen wordt op deze manier zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld zich te laten vaccineren.
Deelt u de mening dat het wenselijk is asielzoekers die in Nederland verblijven zoveel mogelijk gevaccineerd te hebben tegen het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat alle asielzoekers die zich melden in Ter Apel ter plaatse hun eerste (of tweede) prik kunnen ontvangen, en in ieder geval deze kans hebben gehad voordat zij naar een andere locatie over worden gebracht? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is al de standaardwerkwijze. De GGD is dagelijks aanwezig in Ter Apel om bewoners een vaccinatie aan te bieden.
Alle asielzoekers die in Ter Apel binnenkomen, wordt een COVID-19-vaccinatie aangeboden. De GGD-regio zorgt in Ter Apel voor het vaccineren van de asielzoekers. Dit gebeurt in goede samenwerking met het COA en de GZA. Het COA informeert de asielzoekers en zorgt voor uitnodigingen en gezondheidsverklaringen. Deze worden in diverse talen aangeboden. De GZA zorgt voor de registratie in het HIS-systeem.
Kunt u aangeven in welke mate het verspreidingsrisico vergroot wordt door de vele verplaatsingen van asielzoekers tussen (nood)opvanglocaties?
Bij verplaatsingen worden de geldende maatregelen zoals het dragen van een masker over mond en neus in acht genomen. Net als bij elke reis die wordt afgelegd en bij vervoer van personen bestaat het risico op verspreiding. Voor het vervoer per touringcar bestaat daarom een speciaal coronaprotocol. Mensen met klachten die wijzen op corona worden niet vervoerd.
Wat er wordt gedaan bij corona-uitbraken en het voorkomen daarvan? Zijn er voldoende quarantainevoorzieningen, en zo nee, hoe gaan die alsnog gerealiseerd worden?
Op COA-locaties wordt gewerkt met het protocol «Het voorkomen van en handelen bij Coronavirus besmetting bij bewoners op een COA-locatie». Dit Coronaprotocol is op basis van RIVM/LCI richtlijnen en adviezen van de rijksoverheid op maat gemaakt voor de COA-opvang. Het protocol is in samenwerking met GGD GHOR Nederland, GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tot stand gekomen. Wanneer nodig vindt een update plaats.
In het geval van coronabesmettingen zal, samen met de GGD, worden gekeken naar de beste manier waarop de betrokken bewoners in isolatie dan wel quarantaine kunnen gaan. Dit kan op de locatie zelf, of op een (externe) uitwijklocatie. Vooralsnog zijn er voldoende quarantainevoorzieningen.
Kan de voorlichting over het coronavirus en de coronamaatregelen nog steeds voldoende doorgaan in noodopvanglocaties?
Ja, ook op COA noodopvang locaties worden medewerkers en bewoners goed geïnformeerd over het coronavirus en coronamaatregelen. Dit gebeurt op verschillende manieren onder andere met informatiemateriaal in verschillende talen.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat ook in noodvoorzieningen (die soms haastig zijn opgezet) voldoende afstand gehouden kan worden?
Asielzoekers en medewerkers moeten zich ook in de noodvoorzieningen houden aan de geldende RIVM-richtlijnen. Er wordt goed gekeken naar het maximale aantal mensen dat kan worden opgevangen. Dat hangt af van het aantal vierkante meters maar ook van de faciliteiten en mogelijkheden ter plekke die per locatie moeten worden bekeken. Medewerkers informeren asielzoekers over de basisregels, waaronder het afstand houden en het gebruik van mond- en neusmaskers.
In hoeverre hebben de meest recente coronamaatregelen invloed op de organisatie in de (nood)opvanglocaties en op het aantal beschikbare plekken? Op welke manier wordt hierop geanticipeerd?
Bij het gebruik van (nood)opvanglocaties wordt er rekening gehouden met RIVM-richtlijnen. Er wordt goed gekeken naar het maximale aantal mensen dat kan worden opgevangen op een locatie. Dat hangt af van de vierkante meters maar ook van de faciliteiten en mogelijkheden ter plekke en wordt per locatie bekeken. De meest recente maatregelen hebben vooralsnog geen invloed op het aantal beschikbare plekken. Zoals u weet probeert het COA al enige tijd extra opvangplekken te verwerven en uitstroom van statushouders te bevorderen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voor het eerstvolgende plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Dat is vanwege drukte helaas niet gelukt.
Het tijdspad van boostervaccinaties |
|
Maarten Hijink , Liane den Haan (Fractie Den Haan), Lisa Westerveld (GL), Nilüfer Gündoğan (Volt), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Nicki Pouw-Verweij (JA21) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de recente relatieve stijging van het aantal gevaccineerde patiënten in de ziekenhuis (ten opzichte van de ongevaccineerden), die erop duiden dat de kans van ziekenhuisopnames bij ongevaccineerden nog steeds vele malen hoger ligt, maar dat de effectiviteit van vaccins enigszins afneemt over tijd?
Ja. Op 3 november jl. heb ik een nieuwe RIVM rapportage ontvangen over het actuele beeld van de vaccinatiestatus van opgenomen COVID-19-patiënten. Het beeld is dat de vaccin-effectiviteit (VE) in Nederland nog steeds hoog is, namelijk 94% tegen ziekenhuisopname en 97% tegen IC-opname over de hele periode juli-oktober. Over de afgelopen acht weken was de vaccineffectiviteit respectievelijk 93% en 96%. De vaccineffectiviteit is iets minder hoog bij de leeftijdsgroep vanaf 70 jaar dan bij jongere leeftijdsgroepen (89% tegen ziekenhuisopname, 95% tegen IC-opname). De kans voor volledig gevaccineerden om met COVID-19 in het ziekenhuis opgenomen te worden is nog steeds 17 keer kleiner is dan voor niet-gevaccineerden. De kans om op de IC opgenomen te worden is 33 keer kleiner.
Heeft u kennis genomen van het feit dat Denemarken, dat relatief weinig restricties heeft in het openbare leven, al op 15 oktober jl. besloten heeft om ouderen boven de 65 uit te nodigen voor de booster prik?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat ook Zweden al in oktober begonnen is met het aanbieden van booster vaccinaties aan de bevolking van 65+?2
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat het Verenigd Koninkrijk – dat relatief vroeg met vaccineren begon en het AstraZeneca vaccin gebruikte voor de eerste twee prikken, dat niet het meest effectieve lijkt te zijn – 48 uur na het advies van de gezondheidsraad begon met vaccineren en in oktober al miljoenen 50+ers gevaccineerd had?3
Ja.
Kunt u aangeven welke EU-landen nog niet begonnen zijn met het aanbieden van een vrijwillige booster prik aan alle verpleeghuisbewoners?
Onder andere Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Denemarken, Duitsland, België, Luxemburg, Spanje en Oostenrijk hebben aangekondigd te starten met een boostercampagne of zijn reeds gestart met een dergelijk campagne. In de meeste landen wordt in de campagnes gestart met het boosteren van de personen boven de leeftijd van 65, waaronder verpleeghuisbewoners.
Heeft u kennis genomen van het positieve effect op de epidemie van booster vaccinaties via reductie van zowel stijging in besmettingen als ziekenhuis- en IC-opnames in Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk?
Het is nog te vroeg om causale verbanden te leggen tussen boostercampagnes en reducties in besmettingen en ziekenhuis- en IC-opnames. De Gezondheidsraad en RIVM houden de actuele inzichten en resultaten uit studies nationaal en internationaal nauwkeurig in de gaten en adviseren het kabinet daarover als er aanleiding voor is.
Heeft u kennis genomen van studies uit onder andere Israel waaruit blijkt dat grote extra bescherming tegen besmettingen en ziekenhuis- en IC-opnames al binnen twee weken optreedt, en dus ook bij de huidige stijging in besmettingen en opnames van belang kan zijn?4
Ja. De Gezondheidsraad benoemt in zijn advies van 2 november jl. dat de eerste praktijkstudies onder gevaccineerden in Israël laten zien dat boostervaccinatie een toename van bescherming biedt tegen ernstige ziekte en sterfte.
Acht u dit door de top van de WHO al vaak onderstreepte positieve effect van booster vaccinaties voor ouderen van waarde in Nederland gezien de toenemende druk op de zorg zoals beschreven in vraag 1? Zo nee, waarom niet?
In oktober adviseerde de Strategic Advisory Group of Experts (SAGE) van de WHO een extra vaccinatie voor mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem. Dat is een belangrijke aanbeveling die het kabinet ook onderschrijft. Niet voor niets heb ik op 14 september jl., op basis van de adviezen van het RIVM en de Gezondheidsraad, al aangekondigd dat deze groep vanaf oktober in aanmerking zou komen voor een extra prik. Ten aanzien van een boostercampagne voor andere doelgroepen heeft de WHO verschillende afwegingen benoemd. Aan de ene kant benoemt de WHO dat het belangrijk is om te kijken naar waning immunity en de vaccineffectiviteit. Op basis van de meest recente gegevens heeft de Gezondheidsraad daarom een boostervaccinatie voor de oudste leeftijdsgroepen en de bewoners van instellingen geadviseerd. Daarnaast benoemen zowel de WHO als de Gezondheidsraad dat bij de overwegingen met betrekking tot een boostercampagne ook rekening gehouden moet worden met vaccinschaarste elders in de wereld.
Hoe kijkt u naar het effect van wachten met boostervaccinaties, ook in acht nemend het KPMG rapport over het Corona beleid waarin specifiek staat beschreven dat snelheid eerder vaak onterecht ten koste van zorgvuldigheid ging, terwijl «snelheid als zodanig in werkelijkheid juist een onderdeel is van zorgvuldigheid»?
We doen er alles aan om zo snel mogelijk van start te kunnen gaan met de boostercampagne. In september zagen de Gezondheidsraad en het RIVM op basis van de gegevens over de vaccineffectiviteit nog geen aanleiding voor een boostervaccinatie. In oktober heb ik op basis van signalen vanuit internationale studies de Gezondheidsraad gevraagd met spoed een aanvullend advies uit te brengen over de boostervaccinatie. Dit advies heb ik op 2 november jl. ontvangen. Bij de uitvoering dienen we rekening te houden met een aantal zaken, zoals het uitnodigingenproces, de prikcapaciteit bij de GGD’en, de registratie, de samenloop met de griepvaccinatie. Ik heb uw Kamer vandaag geïnformeerd dat met ingang van 19 november het vaccineren van de booster start.
Klopt het dat er eind oktober meer dan 4,5 miljoen Pfizer-vaccins op voorraad waren, zodat het aantal vaccins onder geen beding de beperkende factor is voor een eventuele onmiddellijke uitrol van een vrijwillige booster campagne voor bijvoorbeeld 65+ers, mensen in een WLZ-instelling en zorgmedewerkers?5
We hebben er voor gezorgd dat we over voldoende vaccins beschikken om te kunnen starten met de boostercampagne voor de genoemde categorieën.
De beschikbaarheid van vaccins is geen factor bij die afweging.
Kunt u, net al het Verenigd Koninkrijk, binnen 48 uur beginnen met een vrijwillige boostercampangne? Zo nee, waarom niet?
Nee, er is tijd nodig om dit proces voor te bereiden en in te regelen. Er wordt heel hard gewerkt door alle betrokken partijen om zo snel mogelijk en veilig met de boostervaccinatie te kunnen starten. Het is van belang dat dit goed georganiseerd wordt, voor zowel de uitvoeringsorganisaties als de mensen die een boostervaccinatie ontvangen. Het proces moet duidelijk en uitvoerbaar zijn. Het werven en opleiden van personeel vraagt enige tijd. De GGD’en besteden nog steeds veel menskracht aan het vaccineren van mensen voor een eerste en/of tweede vaccinatie op de vaccinatielocaties. Daarnaast richten zij zich ook op het fijnmazig vaccineren, waar de GGD’en in samenwerking met gemeenten en lokale organisaties specifieke doelgroepen benadert om zo de vaccinatiegraad te verhogen. Dit kost veel capaciteit, maar het is van groot belang dat dit door blijft gaan. Met ingang van 19 november start het vaccineren met de booster.
Wilt u deze vragen afzonderlijk en uiterlijk binnen 48 uur beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
Het bericht 'Weigermigranten buiten corona uit: ’Dit blijft een grote frustratie’' en 'GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer' |
|
Aukje de Vries (VVD), Peter Valstar (VVD) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Weigermigranten buiten corona uit: «Dit blijft een grote frustratie»»1 en «GGD’s mogen binnenkort vaccinatiebewijzen afgeven aan mensen zonder BSN-nummer»2?
Ja.
Worden alle asielzoekers bij binnenkomst in Ter Apel getest? Zo nee, wat gebeurt er met diegenen die niet getest worden en hoe vaak komt dit voor?
Ja, iedere asielzoeker die zich aanmeldt wordt bij binnenkomst in Ter Apel getest. Personen die positief testen, worden in isolatie geplaatst. Het komt zelden voor dat een asielzoeker aangeeft niet te willen worden getest. Het niet ondergaan van een sneltest heeft geen gevolgen, omdat men daartoe niet gedwongen kan worden.
Overigens wil ik er in dit verband graag op wijzen dat het COA en andere ketenpartners meerdere voorzorgsmaatregelen (blijven) nemen om de risico’s op verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken. Naast bovengenoemde test worden alle asielzoekers die zich in Nederland melden door Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) bevraagd op eventuele klachten en wordt door het COA op de locaties voorlichting gegeven. Bij vermoedens van besmetting worden bewoners gevraagd zich te laten testen en worden zij, samen met hun huisgenoten, in quarantaine geplaatst tot de testuitslag bekend is. Vanaf 6 november jl. is het dragen van een mondkapje weer verplicht in de publieke ruimtes binnen, zoals de receptie, wachtkamers en gangen. Dit geldt voor bewoners, medewerkers en bezoekers. COA volgt hierin de landelijke richtlijnen.
Hoeveel procent van de in asielzoekerscentra (AZC’s) verblijvende asielzoekers zijn momenteel gevaccineerd?
Op dit moment heeft circa de helft van de bewoners op asielzoekerscentra een of meer vaccinaties gehad. Dit is echter een momentopname, aangezien door de voortdurende asielinstroom en uitstroom de vaccinatiegraad wisselt.
Daarbij wordt opgemerkt dat de vaccinatiegraad gebaseerd is op hetgeen in het medisch dossier is geregistreerd. Bewoners waarvan de vaccinaties niet bekend zijn, bijvoorbeeld omdat zij voor aankomst in Nederland gevaccineerd zijn, staan niet in het medisch dossier. Deze bewoners tellen daardoor niet mee in de vaccinatiegraad.
Op welke wijze wordt er nu geregistreerd of ongedocumenteerden gevaccineerd zijn?
Het is de eigen keuze van mensen om zich te laten registreren. Er is geen aparte registratie voor de doelgroep ongedocumenteerden. Zij staan niet apart geregistreerd bij het RIVM of de GGD.
Hoe vaak zijn er in de afgelopen 1,5 jaar brandhaarden van coronabesmetting geweest in AZC’s? Om hoeveel besmettingen ging het?
De besmettingen op de COA-locaties volgen de nationale trend en geven geen aanleiding om aan te nemen dat er op de COA-locaties meer besmettingen plaatsvinden. Op locaties komt het voor dat er meerdere bewoners besmet zijn met corona. De besmette bewoners zijn (door onderzoek van de GGD) terug te herleiden naar één ander besmet persoon. Zo’n groep besmette personen met dezelfde «oorsprong» wordt een cluster genoemd. Sinds de pandemie zijn er op meerdere locaties besmettingen en grotere clusters van besmettingen geweest. De GGD heeft tussen 1 januari 2021 en 1 december 2021 in totaal 2.476 besmettingen geregistreerd.
Klopt het dat GGD’s binnenkort aan ongedocumenteerden een coronatoegangbewijs mogen verstrekken wanneer zij volledig gevaccineerd zijn of hersteld zijn van een besmetting? Zo ja, waarom en wat zijn de mogelijke implicaties?
Ja, dat klopt. Iedereen die in Nederland is gevaccineerd, zou via de vaccinatiezetter een Coronatoegangsbewijs (CTB) en Digitaal Covid Certificaat (DCC) moeten kunnen ontvangen. Indien een ongedocumenteerde bij een GGD is gevaccineerd, is de GGD verantwoordelijk voor het aanleveren van de vaccinatiedata om een bewijs uit te kunnen geven. Doorgaans hebben ongedocumenteerden geen BSN, waardoor de vaccinatiezetter een papieren bewijs uit zal moeten draaien, welke in te laden is in de CoronaCheck app. Hierdoor kunnen ook ongedocumenteerden, mits ze aan de andere voorwaarden voor toegang voldoen, ook toegang krijgen tot evenementen en voorzieningen waar de CoronaCheck wordt gevraagd.
Zijn er voorzieningen in het asielzoekerscentrum waarbij een coronatoegangsbewijs wordt gebruikt en gecontroleerd? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om dit wel in te zetten om besmetting tegen te gaan?
Nee, er zijn geen voorzieningen op de AZC’s die alleen met een coronatoegangsbewijs toegankelijk zijn. Deze voorzieningen zijn bedoeld als algemene leefruimten voor de bewoners binnen de opvang en vrij toegankelijk.
Alleen voor de binnensportvoorziening op locatie zou een coronatoegangsbewijs gevraagd moeten worden. Op dit moment is deze voorziening voor volwassenen op alle locaties van COA echter gesloten.
Hoeveel asielzoekers konden niet worden uitgezet omdat zij een coronatest weigerden?
Uit gegevens van de DT&V blijkt dat dit jaar (tot 1 december) 1.200 vluchten geannuleerd moesten worden in verband met het weigeren van een COVID-test. Ook zijn als gevolg van testweigering circa 440 Uiterste Overdracht Data (UOD’s) in Dublinzaken verlopen, waardoor overdracht aan een andere Europese lidstaat niet meer mogelijk is. Daarnaast moesten vanaf medio maart circa 310 bewaringen worden opgeheven omdat (mede) niet werd meegewerkt aan de afname van een COVID-test.
Naar welke landen zouden deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers hoofdzakelijk worden uitgezet? Onder welke voorwaarden met betrekking tot Corona accepteren deze landen al dan niet terugkeer van hun onderdanen?
Vrijwel alle bestemmingslanden werken met inreisvereisten om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. Het meest voorkomende vereiste is een recente negatieve coronatest, maar sommige landen accepteren eveneens een vaccinatie- of herstelbewijs. Van de bij de DT&V geregistreerde 1.200 vluchten die als gevolg van testweigering geannuleerd moesten worden, is bekend naar welke bestemming vertrek voorzien was. Hoofdzakelijk zag dit op Dublinoverdrachten binnen de Europese Unie.
Is het mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers voor terugkeer in quarantaine te plaatsen om een gezondheidsverklaring te kunnen afgeven en hen zo toch te laten terugkeren? Zo ja, hoe vaak is dit toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u anders om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerde asielzoekers een coronatest niet kunnen misbruiken?
Op dit moment is quarantaine geen effectief alternatief om de terugkeer te realiseren. Het gaat er immers om of de bestemmingslanden de inreis na een periode van quarantaine accepteren als niet (ook) een coronatest wordt overlegd. Voor verreweg de meeste landen geldt dat dit momenteel niet als structureel alternatief wordt geaccepteerd. Voor deze kwestie is tijdens de begrotingsbehandeling door uw Kamer nadrukkelijk aandacht gevraagd. Uw Kamer heeft hiertoe de motie van het lid Valstar aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht snel te verkennen of en zo ja op welke wijze uitgeprocedeerde vreemdelingen alsnog effectief uitgezet kunnen worden en hierbij ook wettelijke mogelijkheden/ grondslag onvrijwillige coronatest af te nemen te onderzoeken. Ik verwacht dat uw Kamer in januari/februari 2022 over de uitkomsten van de verkenning zal worden geïnformeerd.
Gebruik makend van de ruimte die de «Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19» biedt is het wel (al) gelukt om met België bilaterale maatwerkafspraken te maken over de wederzijdse overdrachten van Dublinzaken, die op 20 december 2021 zijn ingegaan. Deze afspraken komen erop neer dat indien de vreemdeling weigert zich te laten testen of weigert zijn herstel- of vaccinatiebewijs te tonen, Nederland de door België over te brengen vreemdeling overneemt indien deze direct daaraan voorafgaand in België gedurende minimaal 10 dagen in quarantaine heeft gezeten, tenzij België is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Wederkerig neemt België de door Nederland over te brengen vreemdeling over indien deze direct daaraan voorafgaand in Nederland gedurende 8 dagen in de zogenoemde inkomstenprocedure in vreemdelingenbewaring heeft gezeten, tenzij Nederland is aangewezen als gebied met een zorgwekkende virusvariant. Verkend wordt of ook andere landen bereid zijn dergelijke afspraken als alternatief te accepteren. In het geval dat het bestemmingsland genoegen zou nemen met deze vorm en de terugkeer vanuit vreemdelingenbewaring gerealiseerd kan worden, zou terugkeer eventueel geëffectueerd kunnen worden. Zoals gezegd is dit voor de meeste landen tot op heden echter geen alternatief gebleken. Daar komt bij dat Nederland zelf geen formele quarantaineperiode voorafgaande aan de overdracht kan aanbieden. In Nederland kan aan de vreemdeling een quarantaine niet verplicht worden opgelegd direct voorafgaand aan de Dublinoverdracht.
In hoeverre is het mogelijk om een uitgeprocedeerde asielzoeker te verplichten om een coronatest af te nemen en de uitzetting niet meer te kunnen frustreren door een weigering, want we vragen van Nederlanders in een aantal gevallen ook gewoon een vaccinatie of test in relatie tot het coronatoegangsbewijs?
Op basis van de huidige wetgeving is het op dit moment niet mogelijk om verplicht een coronatest af te nemen. Zoals ook geantwoord op vraag 10 wordt ter uitvoering van motie-Valstar ook de mogelijkheid van een wettelijke grondslag om een onvrijwillige PCR-test af te nemen onderzocht.
Aan het niet meewerken aan een voor uitreis noodzakelijke coronatest kunnen overigens wel consequenties worden verbonden. Een vreemdeling kan namelijk in vreemdelingenbewaring worden gesteld, of langer in detentie worden gehouden, als hij niet de medewerking aan zijn terugkeer verleent die redelijkerwijs van hem mag worden verwacht waaronder ook een coronatest. De wettelijke maximumtermijn van de bewaring is 18 maanden, al zal uiteraard wel steeds een belangenafweging worden aangelegd over de voortduring van de maatregel. Dit is echter geen definitieve oplossing, omdat de vreemdeling kan blijven weigeren. Voor bewaringen met het oog op een Dublinoverdracht is deze mogelijkheid hoe dan ook niet effectief omdat de bewaringtermijn voor zover hier relevant, is beperkt tot maximaal zes weken. Weigeren van een coronatest leidt dan dus veel sneller tot opheffing van de maatregel van bewaring, en dwingt na langere tijd ook tot het in behandeling nemen door Nederland van de asielaanvraag.
Het tweetbericht dat de kans dat een volledig gevaccineerd persoon door corona in het ziekenhuis moet worden opgenomen twintig keer kleiner is dan iemand die niet volledig gevaccineerd is. |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw tweet van 26 oktober jl. waarin u stelt dat de kans dat een volledig gevaccineerd persoon door corona in het ziekenhuis moet worden opgenomen, twintig keer kleiner is dan iemand die niet volledig gevaccineerd is?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat het Regeringscommissariaat Corona in België uitgaat van een elf keer kleinere kans op ziekenhuisopname door corona voor volledig gevaccineerde 18–64 jarigen en drie keer kleinere kans voor volledig gevaccineerde 65-plussers?2
Ja, ik ben bekend met de bijlage die is meegestuurd.
Kunt u dit grote verschil verklaren?
De cijfers die in de bijlage genoemd worden betreffen de periode van één week, te weten 12 tot en met 18 oktober. Het is belangrijk om aan te geven dat dit twee weken was na versoepelingen in België. Voor de bepaling van de vaccineffectiviteit is het beter te kijken naar een langere periode, zoals het RIVM ook doet. Bovendien zijn de gegevens uit België niet direct met de Nederlandse vaccin-effectiviteit te vergelijken, de methoden om het te bepalen zijn verschillend. Zo wordt in Nederland gecorrigeerd voor het verstorende effect van leeftijd bij het bepalen van de vaccin-effectiviteit.
Op 18 november jl. heeft het RIVM een update gepubliceerd betreft vaccinatiestatus in ziekenhuizen3. Daarin wordt aangegeven dat over de periode van 11 juli tot 14 november 9582 mensen met COVID-19 opgenomen zijn in het ziekenhuis. Hiervan waren er 3142 (33%) volledig gevaccineerd op hun eerste ziektedag en 6028 (64%) ongevaccineerd. Specifiek voor de periode tussen 1 november en 14 november 2021 werden 2134 mensen met COVID-19 opgenomen in het ziekenhuis. Hiervan waren er 1001 (47%) volledig gevaccineerd op hun eerste ziektedag en 1087 (51%) ongevaccineerd.
Wanneer men alleen naar deze laatste 8 weken kijkt dan is de kans op ziekenhuisopname 12,5 keer kleiner en de kans op IC-opname 25 keer kleiner.
De vaccineffectiviteit is nog steeds hoog. In de periode van 11 juli t/m 14 november was de bescherming 94% tegen ziekenhuisopname en 97% tegen IC-opname. De vaccineffectiviteit gemeten over de afgelopen acht weken was respectievelijk 92% en 96%. Voor mensen van 70 jaar en ouder was de kans op ziekenhuisopname in deze van 8 weken 7 keer kleiner voor gevaccineerden. Dit correspondeert met een vaccineffectiviteit van 86%.
Het RIVM heeft regelmatig contact met de collega’s die in België de epidemiologische situatie modelleren. Zij werken ook samen in EPIPOSE. Zij geven hierbij aan dat er geen grote verschillen tussen Nederland en België bekend zijn in de modellering. Daarbij geven de Belgische collega’s aan momenteel geen verschil te maken tussen leeftijden wat betreft kans op besmetting na vaccinatie in de modellering.
Waart er in België een ander virus?
Nee, ook in België is de deltavariant van het coronavirus (SARS-CoV-2) vanaf juli 2021 dominant, net als in Nederland.
Het besluit om coronatoegangsbewijzen verplicht te stellen voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen |
|
Maarten Hijink , Michiel van Nispen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Waarom heeft u ervoor gekozen om het coronatoegangsbewijs (CTB) ook van toepassing te laten zijn voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen?
Vanwege de epidemiologische situatie en de toenemende druk op de zorg heeft het kabinet 2 november jl. op basis van het 128e OMT-advies besloten een aantal maatregelen te verscherpen. Het OMT heeft onder andere een bredere toepassing van het coronatoegangsbewijs (CTB) geadviseerd, aangezien dit een gerichte maatregel is die effect kan hebben op de transmissie. De bredere inzet van het CTB zorgt ervoor dat activiteiten door kunnen gaan op een veiligere manier, in plaats van weer beperkt of gestopt te moeten worden. Daarom heeft het kabinet in lijn met het OMT-advies ervoor gekozen ook het CTB in de binnenruimte te verplichten voor ouders die hun kind naar zwemles komen brengen.
Hoeveel ouders zullen zich naar verwachting moeten laten testen om hun kind naar zwemles te mogen brengen?
Jaarlijks halen ongeveer 300.000 kinderen hun zwemdiploma. Uitgaande van een begeleidende ouder per kind dat les volgt zal een vergelijkbaar aantal ouders hun kind van en naar de zwemles willen begeleiden. Bij een vaccinatiegraad van 84,1 (cijfer op 31-10-2021) gaat het om circa 47.700 ouders die moeten testen voor zij hun kind naar zwemles brengen. Maar deze ouders hebben ook andere, praktischer alternatieven.
Bent u het ermee eens dat zwemlessen een essentiële activiteit zijn?
Goed leren en kunnen zwemmen is van groot belang voor Nederlanders. Zowel vanwege de redzaamheid in de grote variëteit van water dat ons land rijk is, maar ook omdat zwemmen tot op late leeftijd een zeer belangrijke beweegactiviteit is.
Bent u het ermee eens dat het onacceptabel is als kinderen zwemlessen missen en hierdoor minder goed leren zwemmen, doordat ouders de toegang wordt geweigerd tot zwembaden?
Als kinderen zwemlessen missen omdat hun ouders geweigerd worden is dit uiteraard onwenselijk. Ik wil echter wel benadrukken dat ouders niet geweigerd worden maar dat ze gevraagd worden een geldige QR-code te tonen. Deze code kan middels volledige vaccinatie, genezing of testen verkregen worden.
Herinnert u zich dat u op 8 maart jl. juist een kleine aanpassing van de coronamaatregelen hebt doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de zwemlessen doorgang konden vinden? Hoe verklaart u het dat u er deze keer juist voor kiest om de coronamaatregelen rondom zwemlessen te verzwaren, terwijl u destijds deze expliciet uitzonderde?
De situatie van 8 maart is anders dan de huidige. Toen waren zwembaden gesloten voor alle activiteiten en is voor zwemles een uitzondering gemaakt. In de huidige situatie kunnen kinderen gewoon zwemles volgen en kunnen hun ouders ook mee naar binnen mits ze een geldige QR-code kunnen tonen net zoals dat voor andere sporten geldt.
Bent u bereid om een uitzondering te maken op de verplichting van het CTB voor ouders die hun kinderen komen halen of brengen naar zwemles en bijvoorbeeld in plaats daarvan het dragen van mondkapjes te verlangen of 1,5 meter afstand te bewaren?
Nee. Ik kies ervoor om hier geen uitzondering voor te maken. Mijn inziens is op dit moment het risico op transmissie te groot. Het OMT adviseert om het risico op transmissie te reduceren het door het CTB breder in te zetten en daar houd ik aan vast.
Bent u bereid deze vragen met de grootst mogelijke spoed te beantwoorden?
Ja.
De beantwoording van de Kamervragen van de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2022 |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met uw beantwoording van de schriftelijke vragen (verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden) inzake vaststelling van de begrotingbegrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 20221
Ja.
Bent u bekend met vraag 629: «Hoeveel extra ic-verpleegkundigen zijn nodig voor opschaling naar 1700 ic-bedden?»
Ja.
Bent u bekend met uw antwoord op vraag 629: «Uitgaande van een ratio van 1:3 zijn er geen extra fte ic-verpleegkundigen nodig.»
Ja.
Bent u bekend met het feit dat tijdens de eerste coronagolf het hoogste aantal ic-opnames op een dag, 1.421 coronapatienten is geweest en er toen nog geen vaccin was?
Ja.
Bent u bekend met uw tweet van 3 november jl. waarin u schrijft dat 84,1% van de achttienplussers volledig gevaccineerd is?
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek waaruit blijkt dat 40% van de ongevaccineerden aangeeft covid te hebben gehad?2
Ja.
Kunt u cijfermatig en controleerbaar (artitel 68 Grondwet) onderbouwen waarom het nog steeds mogelijk is dat op korte termijn operaties moeten worden uitgesteld?
Grafiek 1: COVID-19 bezetting in de ziekenhuizen
Sinds begin oktober 2021 zien we in de ziekenhuizen opnieuw een voortdurende stijging van de bezetting door COVID-patiënten. Deze stijging is vergelijkbaar met de stijging van de ziekenhuisbezetting tijdens de tweede golf in oktober 2020 (grafiek 1).
De prognoses van het RIVM en het LCPS laten zien dat de stijging voorlopig aanhoudt. Op advies van het LNAZ heb ik op 26 november jl. fase 2d uit het opschalingsplan COVID-19 afgekondigd. Hiermee wordt in eerste instantie landelijk opgeschaald naar een capaciteit van 1.150 IC-bedden en vervolgens naar 1350 IC-bedden. Om opschaling van de beddencapaciteit op de IC en de bijbehorende opschaling in de kliniek mogelijk te maken moet reguliere zorg, waaronder geplande operaties, worden afgeschaald. Dat komt met name doordat zorgpersoneel op een andere plek ingezet moeten worden en er een tekort is aan zorgpersoneel door een hoog ziekteverzuim en uitstroom. In het Opschalingsplan COVID-19 van het LNAZ staat dit uitgebreider toegelicht. Opschaling naar 1.350 IC-bedden is om dezelfde reden slechts voor een korte piekperiode haalbaar.
In het «Tijdelijk beleidskader voor het waarborgen acute zorg in de COVID-19 pandemie»5 uit oktober 2020 en de «aanvulling op het tijdelijk beleidskader voor de IC-afhankelijke kritiek planbare zorg»6 zijn afspraken gemaakt over het afschalen van planbare zorg als dat nodig is door de stijging van het aantal COVID-patiënten. Dit tijdelijk beleidskader, inclusief de aanvulling, is nog steeds van kracht.
Kunt u cijfermatig en controleerbaar (artiktel 68 Grondwet) de uitspraak van de voorzitter van de ic’s onderbouwen dat 680 corona patiënten op de ic het maximum zou zijn?
Volgens het geactualiseerde opschalingsplan van het LNAZ kunnen er dit najaar en deze winter voor een korte piekperiode maximaal 1.350 IC-bedden beschikbaar worden gemaakt.
Hierbij gaan we er vanuit dat er altijd 350 IC-bedden beschikbaar moeten zijn voor zorg die acuut nodig is en dat er ook 200 BOSS bedden aanwezig moeten zijn. De overige bedden zijn beschikbaar voor de reguliere planbare zorg, grieppatiënten en COVID-patiënten. Hoe hoger het aantal COVID-patiënten op de IC, hoe minder ruimte er zal zijn voor (het in halen van) reguliere planbare zorg. Sinds 23 november jl. wordt ook Duitsland weer ingezet voor de opvang van COVID-IC-patiënten. Daarnaast zullen militaire zorgverleners van Defensie tijdelijk ondersteunen bij de realisatie en uitvoering van extra bovenregionale beddencapaciteit voor COVID-19-patiënten in het Universitair Medisch Centrum Utrecht.
Hoe reageert u op de bevindingen van epidemioloog Bijl dat de conclusies van het RIVM dat windturbines «slechts lichte klachten als hinder en slaapverstoring zouden veroorzaken niet deugen» en te positief zijn, en dat de «geruststellende» RIVM-rapporten bedoeld zijn «om de uitrol van de energietransitie niet te verstoren»?1
De heer Bijl heeft in opdracht van het artsencollectief WindWiki twee literatuurstudies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de gezondheidseffecten van windturbines beoordeeld. In zijn rapport uit de heer Bijl kritiek op de onderliggende studies die het RIVM heeft gebruikt en op de wijze waarop het RIVM de literatuurstudies heeft uitgevoerd en gerapporteerd. Ik vind het niet aan mij of het kabinet om te reageren op deze discussie, die in het wetenschappelijk domein thuishoort. Voor een inhoudelijke reactie verwijs ik daarom naar de reactie van het RIVM2. Met deze reactie geeft het RIVM aan dat het altijd zorgvuldig en integer te werk gaat. Wat mij betreft staat de autoriteit van het RIVM niet ter discussie. Los van de discussie over de wijze van rapporteren, is het natuurlijk vervelend wanneer omwonenden klachten ondervinden van de omliggende windturbine(s). Per situatie moet dan worden gekeken wat passende maatregelen zijn.
Ziet u een link met de bevindingen van onderzoeker Van Hoof (Universiteit Twente) dat het RIVM in zijn té rooskleurige rapporten over windturbines gebruik heeft gemaakt van studies «die door de windindustrie zijn betaald of door de windindustrie zijn geschreven én die de gezondheidsrisico’s minimaliseren», en dat het RIVM deze invloed van de windlobby heeft verzwegen?2
Zowel het onderzoek van de heer Van Hoof als het rapport van de heer Bijl refereren aan het feit dat het RIVM geen mogelijke belangenconflicten bij een aantal van de onderliggende studies heeft gemeld. Om precies te zijn gaat het – op een totaal van 115 onderliggende studies – om vier publicaties van één groep onderzoekers die zelf expliciet belangenverstrengeling vermeldt en om acht publicaties die zijn gefinancierd door een overheid of een combinatie van overheid en sector. Voor de lezer was het wellicht inzichtelijker geweest om hierover melding te doen de literatuurstudies. Het RIVM heeft bij deze onderzoeken echter de standaard wetenschappelijke protocollen gevolgd. Zie voor een verdere reactie op de conclusies van de heer Van Hoof de website van het RIVM4.
Erkent u dat windturbines kunnen leiden tot hartklachten, slapeloosheid, langdurige stress, concentratieproblemen etc. bij omwonenden? Zo ja, waarom worden er dan nog steeds windturbines bijgebouwd? Waarom is de gezondheid van omwonenden ondergeschikt aan het behalen van onhaalbare klimaatdoelen?
Het kabinet erkent en heeft altijd erkend dat er verschillende gezondheidseffecten kunnen optreden als gevolg van windturbinegeluid. Het voornaamste effect is ernstige hinder. Hinder kan worden omschreven als een algemeen gevoel van onbehagen en leidt bij sommige mensen indirect tot klachten zoals hoofpijn. Daarnaast is er (niet eenduidig) bewijs dat slaapverstoring kan optreden in relatie tot bloostelling aan windturbinegeluid. In navolging van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt het RIVM ernstige hinder en slaapverstoring als gezondheidseffecten, die ook een belangrijke rol kunnen spelen bij meer ernstige gezondheidseffecten van omgevingsgeluid op de lange termijn.
Hoewel niet iedereen in dezelfde mate hinder ondervindt en ook niet iedereen die hinder ondervindt daar vervolgklachten door krijgt, is dit natuurlijk wel iets waar aandacht naar uitgaat. Hierbij zullen we helaas nooit helemaal kunnen voorkomen dat er hinder, bijvoorbeeld door geluid, wordt ondervonden. Dit is evenmin mogelijk voor andere bronnen van geluidsoverlast, bijvoorbeeld het wegverkeer en de luchtvaart. Om die reden moet er een maatschappelijke afweging worden gemaakt. Normen ter bescherming tegen bijvoorbeeld geluidhinder zijn het resultaat van zo’n afweging. Voor windparken geldt dat de landelijke normen momenteel niet kunnen worden toegepast, omdat de Raad van State heeft geoordeeld dat hier eerst een planMER voor moet worden gemaakt (Kamerstuk 33 612, nr. 76). Dit planMER zal het kabinet benutten om te komen tot een zorgvuldige maatschappelijke afweging tussen de energietransitie en de hinder die daarmee gepaard gaat.
Wat vindt u ervan dat omwonenden van windturbines letterlijk op de vlucht slaan? Deelt u de conclusie dat deze klimaatvluchtelingen het directe gevolg zijn van uw klimaatgekte? Deelt u de mening dat niet de omwonenden, maar de overlastgevende, ziekmakende windturbines moeten wijken?
Ik deel dat het heel vervelend is wanneer mensen zich gedwongen zien te verhuizen vanwege de overlast die zij ervaren door windturbines in hun buurt. Dit is uiteraard nooit de bedoeling van het plaatsen van nieuwe windturbines. Er dient eerst te worden gekeken naar passende oplossingen om de ervaren hinder te beperken. Exploitanten kunnen bijvoorbeeld een app aanbieden waarmee omwonenden kunnen aangeven wanneer zij veel last hebben van een windturbine, zodat deze tijdelijk in noise mode (lagere rotatiesnelheid, dat leidt tot een reductie in geluidsproductie) of stilgezet kan worden. Naast meer inzicht in verwachte geluidsproductie voor omwonenden en de mogelijkheid hinder makkelijker te kunnen melden, verzamelt de app kennis onder welke omstandigheden de meeste hinder optreedt. Die kennis kan vervolgens ingezet worden bij de ontwikkeling van nieuwe windparken en kan hinder van bestaande windparken verminderen.
Wat bedoelt u, gezien de overduidelijke schadelijke gezondheidseffecten van windturbines, met uw antwoord op eerdere Kamervragen: «windenergie is niet alleen cruciaal om onze klimaatdoelen te halen, maar ook om gezondheidswinst te behalen»? (Aanhangsel handelingen, 3132) Welke gezondheidswinst bedoelt u hier, en hoe legt u dit uit aan omwonenden die letterlijk ziek worden van uw windturbinegekte?
Daarmee wordt bedoeld dat klimaatverandering een existentieel risico is dat we zo veel mogelijk moeten zien te beperken. Het opwekken van groene stroom door middel van windturbines draagt hieraan bij. Tevens draagt het bij aan een schonere lucht. Volgens recent onderzoek van het RIVM is de transitie naar hernieuwbare bronnen beter voor de gezondheid en veiligheid in Nederland dan het gebruik blijven maken van fossiele bronnen5.
Geeft u gehoor aan de oproep van artsencollectief Windwiki om géén windturbines te plaatsen nabij huizen?
Het afwegen waar nieuwe windturbines kunnen komen gebeurt veelal door de decentrale overheden. Dit gebeurt in een zorgvuldig proces. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan (of de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan, of een inpassingsplan) wordt bepaald of het plaatsen en exploiteren van windturbines ruimtelijk aanvaardbaar is. De algemene regels voor windturbines kunnen als gevolg van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 juni 2021 niet meer worden toegepast voor windturbineparken. Het is nu aan bevoegde gezagen om zelf te bepalen en te onderbouwen welke normen zij bij hun besluitvorming hanteren. Zij maken in dat verband een eigenstandige specifieke afweging om te bepalen wat voor de betreffende locatie een aanvaardbaar milieubeschermingsniveau is. Deze normen vertalen zich onder meer naar een minimale afstand tot de omliggende bebouwing. Zo worden er geen windturbines te dicht bij huizen geplaatst. Eigen normen dienen goed onderbouwd te worden; hiervoor kan de wetenschappelijke kennisbasis over windenergie en gezondheid gebruikt worden. Deze kennisbasis wordt door het RIVM, in het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, regelmatig aangevuld met relevant (internationaal) onderzoek. Het RIVM voert momenteel ook een verkenning uit naar de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek in Nederland. Hierin worden ook opties meegenomen ten aanzien van onderzoek naar verschillende afstanden tussen windturbines en woningen. Deze verkenning levert concrete doelen en onderzoekstypen voor nieuw (empirisch) onderzoek. Het kabinet zal – na overleg met betrokken stakeholders – een besluit nemen over welk onderzoek uitgevoerd dient te worden. Hierover zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2022 geïnformeerd worden.
Geeft u gehoor aan de oproep om helemaal te stoppen met het bouwen van windturbines, aangezien deze ondingen niet alleen ziekmakend zijn, maar ook subsidieslurpend, onrendabel, onbetrouwbaar, horizonvervuilend, landschapvernietigend, dodelijk voor dieren en slecht voor de natuur?
Nee.
Bent u bekend met de inhoud van het artikel «RIVM verzweeg invloed windlobby op positieve rapporten»?1 Hoe beoordeelt u de werkwijze van het RIVM?
Ik ben bekend met de inhoud van dit artikel. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelt zelf dat het de internationale protocollen voor wetenschappelijk onderzoek volgt.
Hoe komt het dat het RIVM verwijzingen naar studies van de windlobby heeft weggelaten terwijl de oorspronkelijke studies de conflicterende belangen openlijk melden?
Het in vraag 1 aangehaalde artikel gaat over een publicatie van de heer Joris van Hoof, assistent professor aan de Universiteit Twente. In deze publicatie uit de heer Van Hoof kritiek op de wijze waarop het RIVM omgaat met en rapporteert over mogelijke belangenconflicten bij de studies die het RIVM gebruikt als basis voor de verzamelstudies over de gezondheidseffecten van windenergie. Ik vind het niet aan mij of het kabinet om te reageren op deze discussie, die in het wetenschappelijk domein thuishoort. Voor een inhoudelijke reactie verwijs ik daarom naar de reactie van het RIVM2. Met deze reactie geeft het RIVM aan dat het altijd zorgvuldig en integer te werk gaat. Wat mij betreft staat de autoriteit van het RIVM niet ter discussie. Los van de discussie over de wijze van rapporteren, is het natuurlijk vervelend wanneer omwonenden klachten ondervinden van de omliggende windturbine(s). Per situatie moet dan worden gekeken wat passende maatregelen zijn.
Hoe wordt in de toekomst voorkomen dat studies, gefinancierd door organisaties met financiële belangen, als bron gebruikt worden bij een onafhankelijk onderzoek, waarop beslissingen gebaseerd worden die veel inwoners van Nederland treffen?
Ik ben, net als het RIVM, niet van mening dat onderzoek bij voorbaat moet worden uitgesloten op grond van financiering. Bij het bijhouden van de kennisbasis en het maken van beleid is het belangrijkst dat de studies die worden gebruikt van goede wetenschappelijke kwaliteit zijn. Dit betekent onder andere dat een studie herhaald kan worden en dat de resultaten zo geverifieerd kunnen worden, dat er transparantie is over methode en data en dat de financieringsbron en een mogelijk belangenconflict worden gemeld. Door overheden of door sectoren (deels) gefinancierde onderzoeken kunnen betrouwbare en waardevolle informatie opleveren, net zoals onderzoeken die worden gefinancierd door onderzoeksinstituten of door tegenstanders van bijvoorbeeld windenergie.
Zijn er voldoende onafhankelijke bronnen en modellen voor gezondheidsonderzoek naar wind op land? Zo nee, wat kunt u doen om daartoe te komen?
De huidige kennisbasis beschouw ik als voldoende om het beleid op te baseren. Dit neemt niet weg dat het – zoals bij zo veel beleidsonderwerpen – belangrijk is om open te blijven staan voor ontwikkelingen en daarom om onderzoek te blijven doen. Op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verkent het RIVM momenteel de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek bij wind op land in Nederland. Hierover zal de Tweede Kamer in het voorjaar van 2022 worden geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie-Erkens-Leijten over een onafhankelijk onderzoek naar de effecten van afstandsnormen voor windmolens op land (Kamerstuk 32 813, nr. 731)?
In het coalitieakkoord is opgenomen dat er heldere afstandsnormen komen voor wind op land. Naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten loopt er een onderzoek naar de effecten van verschillende afstandsnormen op basis van bestaande wetenschappelijke kennis en wordt «afstand» ook als te onderzoeken factor meegenomen in de verkenning die het RIVM momenteel uitvoert naar de mogelijkheden voor aanvullend gezondheidsonderzoek in Nederland. Over de resultaten van deze verkenning zal ik uw Kamer dit voorjaar nader informeren. Daarnaast is afgelopen december de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het planmilieueffectrapport voor nieuwe windturbinebepalingen gepubliceerd. Hierin wordt ook, indachtig de motie Erkens/Leijten, aandacht besteed aan een mogelijke afstandsnorm.
Het bericht ‘Structureel kankerverwekkend gas geloosd in meren Flevoland’. |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Structureel kankerverwekkend gas geloosd in meren Flevoland»?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling dat het voor het belang van de volksgezondheid en het milieu belangrijk is dat het verbod op varend ontgassen zo spoedig mogelijk landelijk ingaat en effectief wordt gehandhaafd?
Ja, daarom zet Nederland zich al enige jaren in om zo snel mogelijk te komen tot een verbod2. Recent heb ik hierover een constructief overleg gehad met de gedeputeerden van de provincies Flevoland en Zeeland. We zijn het erover eens dat het varend ontgassen van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Omdat de inwerkingtreding van het verbod afhankelijk is van ratificatie van het CDNI-verdrag (Verdrag inzake de Verzameling, Afgifte en Inname van Afval in de Rijn- en Binnenvaart, ook wel genaamd Scheepsafvalstoffenverdrag. Zie ook het antwoord op vraag 3), hebben we afgesproken om samen met de provincies nog dit jaar met de sector om tafel te gaan om te bespreken hoe zij in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Hoe verklaart u dat, terwijl er een verbod op varend ontgassen is in Flevoland, er toch structureel varend ontgast wordt en op een kaart van het ministerie zelfs wordt aangegeven dat dit wordt gedoogd?
Er is geen sprake van een gedoogbeleid. De huidige regelgeving verbiedt ontgassen in bepaalde gebieden en op de naleving daarvan wordt ook toegezien. Hoewel de provinciale verboden op varend ontgassen uit 2015 en 2016 destijds een belangrijke katalysator waren voor de realisatie van de aanpassing van het Scheepsafvalstoffenverdrag, bieden ze helaas geen basis voor handhaving omdat ze niet geldig zijn op Rijkswateren.
Het Rijk en de provincies zijn het er over eens dat dat het varend ontgassen van binnenvaarttankers zo snel mogelijk moet stoppen. Sinds 2013 is Nederland in het Scheepsafvalstoffenverdrag de voortrekker voor uitbreiding van het verbod op varend ontgassen. Om de urgentie van het probleem internationaal te benadrukken, is dankbaar gebruik gemaakt van de provinciale ontgassingsverboden die in 2015 en 2016 in werking traden. Nederland heeft in 2017 overeenstemming bereikt met de andere verdragsstaten om het Scheepsafvalstoffenverdrag uit te breiden met een verbod op het uitstoten van vervluchtigende gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer en heeft dit vastgelegd in nationale wetgeving3, 4.
Helaas kan Nederland het verbod niet eigenstandig in werking laten treden. Pas 6 maanden nadat het Scheepsafvalstoffenverdrag is geratificeerd door alle deelnemende landen wordt het verbod van kracht.
In afwachting van deze ratificatie wordt varend ontgassen gereguleerd op grond van de Europese overeenkomst voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (het ADN). Het ADN is gericht op het minimaliseren van veiligheidsrisico’s in de nabije omgeving van het schip dat de gevaarlijke stoffen vervoert. Zolang het CDNI verbod nog niet in werking is getreden, regelt het ADN hoe een ontgassing onder voorwaarden kan worden uitgevoerd. Het ADN kent geen ontgassingsverbod. Het stelt alleen veiligheidsvoorwaarden aan het varend ontgassen. Zo mag er niet worden ontgast in dichtbevolkte gebieden en in de nabijheid van bruggen, sluizen en hun voorhavens. Het regelt daarom niet de randvoorwaarden die bij een algemeen verbod nodig zijn. Voor een algeheel verbod op ontgassen biedt het ADN geen basis. Op deze regelgeving wordt door de ILT gehandhaafd. Zij voert controleacties uit. In het geval de ILT een overtreding signaleert, treedt zij handhavend op5.
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van provinciale verordeningen ligt bij de provincies. Het provinciale verbod op varend ontgassen geeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek echter geen mandaat om op Rijkswateren te handhaven.
Was de provincie Flevoland op de hoogte van het bestaan van deze gedoogkaart van het ministerie? Hoe kan deze discrepantie zijn ontstaan volgens u?
In 2018 hebben het ministerie en de provincies vooruitlopend op het ingaan van het verbod op varend ontgassen de taskforce «Varend Ontgassen» opgericht. De provincies zijn hierin vertegenwoordigd door het IPO. De bewuste kaart geeft aan waar in Nederland varend ontgassen onder voorwaarden mogelijk is en waar niet. Aangezien er geen sprake is van gedogen (zie antwoord op vraag 3) kan deze kaart niet als gedoogkaart worden betiteld.
De kaart is na verzending aan de Tweede Kamer besproken in een vergadering van de taskforce «Varend Ontgassen» op 3 oktober 20196. De kaart en bijbehorende analyse zijn vanuit de taskforce voorafgaand aan deze vergadering aan de deelnemers vanuit de IPO waaronder de provincie Flevoland verstuurd.
In welke provincies is varend gassen, vooruitlopend op het landelijke verbod, reeds verboden?
Noord-Brabant, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Holland, Gelderland, Utrecht en Flevoland.
Bent u het eens met de stelling dat deze provincies niet meer als gedoogd mogen worden aangemeld op kaarten van het ministerie, omdat dit verwarring zaait bij schippers en het gezag van provincies hiermee wordt ondermijnd?
De provincies zijn verantwoordelijk voor de handhaving van hun eigen milieuregelgeving. Zij zijn het bevoegde gezag voor activiteiten op provinciale vaarwateren.
De Rijn, de Lek en de Waal en het IJsselmeer zijn echter Rijkswateren waarop de Akte van Mannheim van toepassing is en waarvoor de Minister het bevoegde gezag is. Nieuwe regels voor de zogenaamde «Aktewateren» worden door de lidstaten van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) gezamenlijk gemaakt. In het kader van de CCR is het Scheepsafvalstoffenverdrag gesloten. Dit verdrag is in juni 2017 gewijzigd, waardoor ook het varend ontgassen verboden kan worden. Na ratificatie en implementatie van deze verdragswijziging zal het varend ontgassen niet alleen in Nederland, maar ook in de vijf andere verdragsstaten verboden zijn.
Er is wel Europese regelgeving van kracht die het ontgassen op alle binnenwateren reguleert (zie ook het antwoord op vraag 3). De ILT heeft met het opstellen van de genoemde kaart proberen helder te maken waar ontgassen verboden is en waar het nog is toegestaan onder de vigerende wetgeving.
Bent u van mening dat de handhaving op varend ontgassen voldoende op orde is als de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek het acteren op varend ontgassen niet ziet als een taak die bij hen is neergelegd, terwijl de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) daar juist wel een rol voor ziet weggelegd in het handhavingsproces? Kunt u nader duiden hoe deze verwarring is ontstaan?
De verantwoordelijkheid voor de handhaving van provinciale verordeningen ligt bij de provincies. Het provinciale verbod op varend ontgassen geeft de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek echter geen mandaat om op Rijkswateren te handhaven.
Op alle binnenwateren geldt momenteel alleen een algemeen ontgassingsverbod voor benzine (UN1203) op grond van een EU-richtlijn. Daar wordt op gehandhaafd door RWS, ILT, havendiensten en politie. De landelijke handhaving op de huidige en toekomstige regelgeving op het gebied van ontgassen is vooralsnog op orde. De provincies moeten erop toezien dat de ontgassingsinstallaties voldoen aan de voorwaarden die het Scheepsafvalstoffenverdrag hieraan stelt.
Toen de provincies hun verboden op varend ontgassen instelden, is via meerdere kanalen en ministeries aan de provincies kenbaar gemaakt dat de provinciale verboden niet geldig zijn op Rijkswateren. Ook is dit destijds aan de Tweede Kamer gemeld door middel van beantwoording van Kamervragen van de leden Dijkstra en Schonis7 en de leden van Gerven en Van Tongeren8.
Kunt u garanderen dat de handhaving wel op orde is voor stoffen waarvan het ontgassen al wel verboden is, te weten benzine, benzeen en benzeenhoudende stoffen?
Het ontgassen van benzine is op grond van een EU-richtlijn sinds 2006 verboden. Ook is ontgassen van benzeen en benzeenhoudende stoffen bij bruggen, sluizen en dichtbevolkt gebied niet toegestaan. De landelijke handhaving op de huidige en toekomstige regelgeving op het gebied van ontgassen is vooralsnog op orde: in de wet is geregeld welke organisatie toezicht houdt op de naleving van de huidige en toekomstige wetgeving. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Kunt u een stand-van-zaken geven van de ratificatie van het internationale Scheepsafvalstoffenverdrag (CDNI)? Welke stappen heeft Nederland gezet om de laatste landen over de streep te trekken?
Alle landen zijn het inhoudelijk eens over het feit dat er een ontgasverbod dient te komen. Volgens de laatste berichtgeving moeten België, Frankrijk en Zwitserland de verdragswijziging nog ratificeren. België heeft deze maand aangegeven dat zij naar verwachting begin 2022 de procedure zal hebben afgerond. Enkel het Waalse gewest dient nog te ratificeren. Frankrijk heeft aangegeven medio 2022 te zullen ratificeren. Om ervoor te zorgen dat Frankrijk de vaart erin houdt, zal ik nog persoonlijk overleg voeren met de Franse gedelegeerde Minister van Verkeer. Zwitserland heeft aangegeven eind 2023 te zullen ratificeren. Zowel op ambtelijk, diplomatiek als op ministerieel niveau wordt er vanuit Nederland voortdurend aandacht gevraagd voor een spoedige ratificatie. In de laatste CDNI vergadering van begin november is hier weer aandacht voor gevraagd. Afgelopen zomer hebben de Nederlandse ambassades de bevoegde instanties in deze landen bezocht en onze boodschap van een spoedige ratificatie overgebracht.
Bent u van mening dat als het verdrag nu de laatste ratificatie zou ontvangen en het verbod over zes maanden in zou moeten gaan, er voldoende ontgassingsinstallaties zijn om een werkbaar alternatief te zijn voor schippers voor het varend ontgassen? Zo nee, welke stappen moeten hier nog voor worden gezet?
Het is aan de sector, als gebruiker, om te bepalen of er voldoende ontgassingsinstallaties zijn. Vanuit de taskforce Varend Ontgassen (waarin naast het ministerie en de provincies ook de brancheorganisaties in de petrochemie, de binnenvaart en de havens participeren) wordt de sector ondersteund in deze behoeftebepaling door het uitvoeren van proeven met mobiele ontgassingsinstallaties. Het ministerie heeft hiervoor destijds budget beschikbaar gesteld. Er zijn op dit moment vijf installaties getest, verspreid over de door de sector gewenste locaties, zoals Rotterdam, Amsterdam en Zeeland. De installaties zijn getest met een aantal stoffen die straks onder het verbod vallen, zoals nafta en ethanol. Deze installaties kunnen op dit moment worden vergund om te ontgassen voor deze stoffen als daarvoor een aanvraag wordt ingediend.
De komende periode worden er nog meer proeven met deze installaties uitgevoerd met andere stoffen. De meest snelle manier om te worden vergund is wanneer deze installaties hun activiteiten gaan aanbieden bij bestaande (overslag)bedrijven die hiervoor een uitbreiding van de huidige vergunning kunnen aanvragen. Voor ontgassen op openbare kades moet nu nog individueel ontheffing worden verleend. In de taskforce wordt gewerkt aan een specifiek vergunningenkader voor de situatie waarbij op een openbare kade met behulp van een mobiele installatie wordt ontgast. Of dit voldoende is bij het van kracht worden van een verbod moet blijken uit de behoefte van de sector. Naast het gebruik maken van een ontgassingsinstallatie kan de sector er immers ook voor kiezen om vaker dezelfde of verenigbare lading te vervoeren. Dan hoeft er niet te worden ontgast en kan men de kosten van een ontgassing besparen.
Omdat er nog geen verplichting bestaat om de ladingdampen af te geven, is er weinig animo om reeds gebruik te maken van deze installaties. Ik heb daarom met de gedeputeerden van Flevoland en Zeeland afgesproken om met de sector om tafel te gaan om te bespreken hoe de sector in aanloop naar het verbod het aantal ontgassingen al kan verminderen. Mogelijkheden hiertoe zijn bijvoorbeeld het gebruik maken van succesvol geteste installaties en het zodanig organiseren van de vervoersstromen dat ontgassen minder tot niet nodig is. Ook verkennen de deelnemers van de taskforce Varend Ontgassen of voor de financiering gebruik gemaakt kan worden van een EU-subsidie.
Bent u van mening dat de handhavingscapaciteit en -structuur, inclusief netwerk van e-noses, voldoende op orde zijn voor het ingaan van het verbod?
De handhavingscapaciteit en -structuur op het gebied van de huidige ontgassingsregelgeving is vooralsnog op orde: in de wet is geregeld welke organisatie toezicht houdt op de naleving van de huidige en toekomstige wetgeving. De ILT ziet toe op de naleving van de verboden. Tevens bereidt de ILT zich samen met omgevingsdiensten en Rijkswaterstaat voor op de inwerkingtreding van het CDNI door meer samen te werken, gegevens uit te wisselen en meer gebruik te maken van e-noses en drones. Het signaal van de e-nose heeft tot nu toe altijd geleid tot een geconstateerde overtreding. De plaatsing van e-noses wordt gedaan door de provincies, omdat deze door de provincies en omgevingsdiensten ook worden gebruikt voor het toezicht houden op andersoortige activiteiten, zoals geuroverlast van bedrijven. E-noses kunnen een bijdrage leveren aan de monitoring en signalering van varend ontgassen, maar zijn minder effectief langs groot open water, zoals het IJsselmeer omdat het bereik van e-noses beperkt is. Een mobiele e-nose daarentegen is weliswaar geen structurele oplossing in het kader van monitoring, maar zou wel behulpzaam kunnen zijn bij toezicht op open water.
Kunt u de Kamer vóór het commissiedebat Maritiem een overzicht doen toekomen met alle laatste ontwikkelingen op dit gebied, waaronder welke stappen zijn gezet om klaar te zijn voor het verbod?
In de verzamelbrief voorafgaand aan het commissiedebat zal hier aandacht aan worden besteed.