De ontmanteling van SW-bedrijf Soweco |
|
Jasper van Dijk |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Twentse gemeenten stoppen met sociale werkplaats Soweco»?1
Het is aan gemeenten, die de eigenaren zijn van de sociale ontwikkelbedrijven, waaronder Soweco, om te bepalen welke rol deze bedrijven in de toekomst kunnen spelen. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de wijze waarop zij het aan de slag helpen van mensen met een arbeidsbeperking organiseren. Er bestaat niet één model om succesvol te kunnen zijn. Soms zijn keuzes gericht op een verbetering van de bedrijfsvoering en daarmee op het verbeteren van de financiële prestaties, waarbij het gewenste ondersteuningsaanbod beschikbaar blijft. Uiteraard zijn de omstandigheden waaronder de mensen hun werk kunnen verrichten het belangrijkst. Het is belangrijk dat gemeenten zich daar rekenschap van geven.
Meer in het algemeen constateer ik dat sociale ontwikkelbedrijven veel kennis en expertise hebben die goed bruikbaar is om onder andere nieuwe beschut werkplekken te organiseren, of om mensen uit de brede doelgroep van de Participatiewet toe te leiden naar een plek bij een reguliere werkgever.
Begrijpt u dat dit een enorme klap is voor de meer dan 2.000 mensen die in volle tevredenheid via Soweco aan het werk zijn?
Elke verandering zorgt voor onzekerheid. Daarom bereiden de gemeenten de transitie zorgvuldig door. De gemeenten hebben aangegeven dat voor de werkenden geldt dat de baan zelf, het salaris en de begeleiding gecontinueerd zullen worden.
Wat vindt u van het feit dat de ondernemingsraad tot op heden op geen enkele wijze betrokken is geweest bij dit besluit en zoals het nu lijkt pas na een definitief besluit om input wordt gevraagd?
De gemeenteraden moeten zich nog uitspreken over het voornemen van de colleges van de zes betrokken gemeenten. In een vervolg, waarbij de organisatie-inrichting besproken wordt, zullen alle partijen, dus ook de ondernemingsraad, binnen hun formele positie betrokken worden, zo blijkt uit navraag bij de betrokken gemeenten.
Deelt u de mening dat de wethouders van de zes gemeenten veel onrust veroorzaken bij het personeel, aangezien Soweco een goedlopend sociale werkvoorziening (SW)-bedrijf is?
Ik heb geen oordeel over het functioneren van wethouders in gemeenten, het is aan de gemeenteraad om het college van burgemeester en Wethouders te controleren.
Erkent u dat het besluit indruist tegen de aangenomen motie van het lid Jasper van Dijk die u verzoekt om in gesprek te gaan over het behoud van de infrastructuur van Soweco?2
Het voorgenomen besluit van de gemeenten om de uitvoering op een andere wijze vorm te geven betekent niet dat de infrastructuur van Soweco niet behouden kan blijven.
Wanneer gaat u in gesprek met betrokken gemeentes conform de motie van het lid Jasper van Dijk? Hoe houdt u ons op de hoogte van de vorderingen?
Op 5 december staat een gesprek gepland tussen het ministerie en de betrokken gemeenten.
Is het waar dat de zes afzonderlijke gemeenten een vetorecht hebben over een eventuele ontbinding van Soweco?3
Soweco voert diensten uit voor de Gemeenschappelijke Regeling als geheel (de Wsw) en voor de individuele gemeenten (onder meer Participatiewet, Wmo). In de statuten is vastgelegd dat unaniem moet worden besloten tot eventuele opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling. Elke gemeente kan zelfstandig besluiten of en in welke mate de individuele dienstverlening voortgezet wordt.
Deelt u de mening dat de regering, conform de aangenomen motie van het lid Buma, de plicht heeft om de bestaande kennis en infrastructuur van SW-bedrijven in stand te houden?4
Ik deel de mening dat het verstandig is om de bestaande kennis en infrastructuur van de sw-bedrijven in te blijven zetten voor de brede doelgroep van de Participatiewet. Ik ben een verkenning gestart om te bezien op welke wijze op dit moment al dan niet invulling wordt gegeven aan het beschikbaar stellen van detacheringsfaciliteiten in de arbeidsmarktregio’s. De uitkomsten van deze verkenning komen in het voorjaar beschikbaar en bespreek ik met alle betrokken organisaties.
Hoe voorkomt u dat Soweco wordt ontmanteld, wat volledig in strijd is met de beide aangenomen moties?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en het antwoord op vraag 5.
De prijsverhoging van glycopyrroniumbromide (Sialanar). |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat de fabrikant Eurocept bereidende apotheken verzoekt glycopyrroniumbromide drank tegen overmatige speekselproductie, niet langer door te leveren wegens de introductie van het geregistreerde alternatief Sialanar® drank? Is dit toegestaan? Mogen andere bereiders van glycopyrroniumbromide dit nu niet meer leveren? Wat mogen ze wel en wat niet leveren?1
Collegiaal doorleveren van eigen bereidingen door apothekers is in strijd met de Geneesmiddelenwet. Omdat veel apotheken niet meer zelf bereiden bestaat er echter een patiëntbehoefte aan doorgeleverde bereidingen. Om die reden beschrijft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in de Circulaire «Handhavend optreden bij collegiaal doorleveren van eigen bereidingen door apothekers» onder welke voorwaarden zij niet handhavend op zal treden.2 Als belangrijk uitgangspunt geldt daarbij dat collegiaal doorleveren uitsluitend is toegestaan als wordt voorzien in een patiëntbehoefte en er geen geregistreerde adequate alternatieven (commercieel) beschikbaar zijn. Collegiaal doorleveren van glycopyrroniumbromidedrank is dus toegestaan wanneer patiënten om medische redenen niet uitkomen met Sialanar.
IGJ ziet er achteraf op toe of apothekers zich aan de Circulaire houden. Daarnaast mogen apotheken glycopyrroniumbromidedrank zelf magistraal bereiden voor eigen patiënten, zolang dit op kleine schaal gebeurt.
Overigens is Proveca Pharma Limited de fabrikant en handelsvergunninghouder van Sialanar, Eurocept is de distributeur in de Benelux.
Klopt het dat de prijs van het middel glycopyrroniumbromide, dat de fabrikant Eurocept heeft laten registreren als Sialanar®, na de registratie is verveelvoudigd? Wat was de prijs van het gebruik van glycopyrroniumbromide per maand voor introductie van Sialanar®, bij introductie en thans?
Het klopt dat de geregistreerde vorm van glycopyrroniumbromidedrank, Sialanar, een hogere prijs heeft dan de bereiding. Het Zorginstituut heeft hier in de beoordeling ook rekening mee gehouden. Het Zorginstituut gaat in het advies van 9 april 2019 uit van een gemiddelde behandelduur van 123 dagen, dit komt neer op 6 verpakkingen per behandeling. Voor Sialanar is dat € 2.241,24 euro per kuur, de gemiddelde kosten van de apotheekbereiding bedragen € 416,69 per kuur. Bij introductie van Sialanar op 1 oktober 2019 was de lijstprijs € 373,54 per fles van 250 milliliter, die prijs is tot op heden niet veranderd.
De prijs van een apotheekbereiding is niet een-op-een te vergelijken met die van een vergelijkbaar geregistreerd product. Het geregistreerde geneesmiddel kan een hogere prijs hebben omdat fabrikanten kosten maken voor het opstellen van een registratiedossier, het verkrijgen van de handelsvergunning en voor het garanderen van kwaliteit en veiligheid bij het productieproces. Het productieproces vindt op grotere schaal plaats en daarvoor gelden andere eisen dan voor een apotheekbereiding. Het is dus begrijpelijk dat een fabrikant voor een geregistreerd geneesmiddel meer vraagt dan voor een magistrale bereiding.
Is het waar dat de prijs voor Sialanar® ongeveer tienmaal hoger is dan de prijs van vergelijkbare magistraal bereide dranken?2
Zie antwoord vraag 2.
Op basis waarvan is Eurocept tot deze prijsstelling gekomen?
Dat is mij niet bekend.
Klopt het dat de registratie van Sialanar® met name berust op twee gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studies waarbij Sialanar® zelf niet is onderzocht? Klopt het dat Sialanar® is geregistreerd op basis van «well-established use» en de aanvrager niet zelf klinisch geregistreerde onderzoeken heeft moeten doen?3
Dat klopt. Sialanar is bij de EMA geregistreerd op basis van «well-established use». Dat betekent dat de werkzame stof van het geneesmiddel langer dan 10 jaar gebruikt wordt, en werkzaamheid en veiligheid vastgesteld zijn in de praktijk. Bij deze registratieprocedure is het niet noodzakelijk dat de aanvrager nieuwe klinische onderzoeken indient. De beoordeling vindt plaats op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur en de huidige Europese behandelrichtlijnen.
Dat een fabrikant geen nieuwe klinische studies hoeft in te dienen, betekent overigens niet dat de registratieprocedure geen inspanningen vergt of geen kosten met zich meebrengt. Er is nog steeds een volledig registratiedossier nodig, waarvoor de fabrikant alle gepubliceerde non-klinische en klinische gegevens op een rij moet zetten en waarin de fabrikant een onderbouwing van de werkzaamheid en veiligheid moet geven.
Wat zijn naar uw oordeel bij benadering de investeringen geweest die Eurocept heeft moeten verrichten om het middel geregistreerd te krijgen?
Daar heb ik geen zicht op. Wel weet ik dat registratie bij de EMA per volledig dossier minimaal € 291.800 kost.5 Daar komen nog jaarlijkse kosten bij van € 104.600 per goedgekeurd geneesmiddel. Afgezien van de kosten voor EMA-registratie heb ik geen inzage in andere investeringen van de fabrikant, bijvoorbeeld om de productie op te starten.
Wat vindt u van het registreren van een duurder alternatief voor een reeds bestaande (door)geleverde apotheekbereiding, terwijl het middel van de fabrikant niets toevoegt of misschien juist zelfs ongemak veroorzaakt bij patiënten vanwege het feit dat zij moeten overstappen?
Ik vind het een goede zaak als een bereiding geregistreerd wordt, een geregistreerd product heeft de voorkeur. Bij een geregistreerd geneesmiddel zijn kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid onafhankelijk getoetst.
Ik besef dat overstappen ongemak kan veroorzaken. Het wisselen van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof is in beginsel echter geen probleem. Dit sluit niet uit dat sommige patiënten toch bijwerkingen kunnen ervaren. Deze patiënten raad ik aan om contact op te nemen met hun arts of apotheker.
Wat betreft de kosten verwijs ik u graag naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Deelt u de mening dat het registreren van een duurder alternatief voor een reeds bestaande doorgeleverde apotheekbereiding eerdere pogingen ondermijnen om magistraalbereidingen meer ruimte te bieden?
Die mening deel ik niet. In mijn brief van 8 april 2018 over magistrale bereidingen heb ik duidelijkheid en houvast gegeven over de inhoud en reikwijdte van het begrip apotheekbereiding, en hoe IGJ hierop toezicht zal houden.6 En zoals u kunt lezen in mijn antwoord op vraag 7, vind ik het een goede zaak als een bereiding geregistreerd wordt.
Kunt u aangeven hoeveel patiënten dit middel gebruiken en hoeveel de kosten zullen gaan oplopen?
In het advies van 9 april 2019 over Sialanar schat het Zorginstituut dat zo’n 389 patiënten de drank gebruiken. Het Zorginstituut verwacht dat in 2020 het aantal gebruikers ligt tussen 403 en 1188. Opname van Sialanar in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) leidt tot meerkosten van in totaal € 0,7 tot € 2,2 miljoen, waarbij Sialanar de bereiding zal gaan vervangen.
Kunt u verzekeren dat geen van de patiënten hoeft bij te betalen wanneer Sialanar® wordt verstrekt? Zo nee, hoe hoog wordt dan de bijbetaling per maand?
Sialanar is op advies van het Zorginstituut opgenomen op bijlage 1B van het GVS. Middelen op bijlage 1B zijn niet geclusterd met andere, vergelijkbare, geneesmiddelen en kennen geen vergoedingslimiet. Hierdoor zijn bijbetalingen voor patiënten niet aan de orde.
Deelt u de mening dat Eurocept ter verantwoording dient te worden geroepen over de prijsstelling, aangezien deze fabrikant in het verleden hetzelfde deed met het middel Amfexa en de kosten voor de samenleving hiermee enorm oplopen terwijl de fabrikant zelf een jaaromzet kent van honderden miljoenen?4
Die mening deel ik niet. Geregistreerde geneesmiddelen hebben de voorkeur boven bereidingen. Registratie en productie brengen kosten met zich mee, het is begrijpelijk dat dit een effect heeft op de prijs. De prijs van het geregistreerde geneesmiddel moet wel in verhouding staan tot de geleverde inspanning. Bij opname in het GVS heb ik de fabrikant erop gewezen dat een verandering in de prijs van Sialanar of veranderde omstandigheden kunnen leiden tot herziening van het besluit tot plaatsing in het GVS.
Gelet op de overwegingen in mijn antwoord op vraag 7 ben ik niet van plan het registreren van bereidingen aan banden te leggen. Wel zal ik de prijsstelling van geregistreerde bereidingen kritisch blijven volgen.
Wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Gevaarlijke AGPO Ferroli CV-ketels |
|
Sandra Beckerman , Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw mening over de conclusie van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) dat AGPO Ferroli CV-ketels lang niet altijd goed worden onderhouden?1
Voor een veilig product is het van belang dat, indien onderhoud van toepassing is, onderhoud op een regelmatige en correcte wijze plaatsvindt. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om ervoor te zorgen dat het product tijdig wordt onderhouden. Indien deze daarin tekortschiet, kan het voorkomen dat een onveilig product in gebruik is.
Naar aanleiding van het onderzoek van de NVWA2 voert Ferroli een drietal corrigerende acties uit. Eén van deze acties betreft het uitbrengen van een waarschuwing aan de bezitters en vermoedelijke bezitters van de bewuste cv-ketels, waarin nadrukkelijk wordt gewezen op de noodzaak de cv-ketel te laten controleren door een deskundige en onderhoud te laten uitvoeren door een met de bewuste cv-ketels bekend zijnde monteur dan wel installateur. De NVWA houdt toezicht op het uitvoeren van de corrigerende acties.
Waarin zit het verschil van inzicht tussen de zes onderhoudsbedrijven die menen dat de CV-ketels veilig zijn na goed onderhoud en het onderhoudsbedrijf Breman dat van mening is dat de CV-ketels onveilig zijn en aanvullend technisch onderzoek nodig is?
Onderhoudsbedrijf Breman kwam ten tijde van het onderzoek door de NVWA tot een ander overall oordeel dan de zes onderhoudsbedrijven. De NVWA heeft recentelijk nader contact opgenomen met Breman. Dit heeft nieuwe informatie opgeleverd. Breman heeft laten weten nu van mening te zijn dat de bewuste cv-ketels niet goed te onderhouden zijn aan de hand van de onderhoudsinstructies. Breman is van mening dat de risico’s van de bewuste cv-ketels slechts kunnen worden beperkt door de cv-ketels te voorzien van een thermische beveiliging. Het voorzien van de cv-ketels van een thermische beveiliging maakt deel uit van de door de NVWA voorgeschreven corrigerende acties. Overigens voert Breman in opdracht van eigenaren wel onderhoud uit aan de bewuste cv-ketels.
Deelt u de mening dat, gezien de resultaten van het NVWA-onderzoek waaruit blijkt dat een groot deel van de bewuste CV-ketels aan het einde van de technische levensduur is en daardoor aan vervanging toe zijn, de ketels die over de technische levensduur zijn per direct vervangen moeten worden?
Het is verstandig om producten die aan het einde van hun technische levensduur zijn, te vervangen. Dit is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het product.
Wat is uw reactie op het onderhoudsbedrijf Breman en de deskundigen die aan het woord zijn gekomen in Kassa, onafhankelijk technisch onderzoeker Peter Coppes en emeritus-hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding Ben Ale?2
Ik constateer dat er een verschil van inzicht over de veiligheid van de bewuste cv-ketels bestaat tussen enerzijds onderhoudsbedrijf Breman, de heer Coppes en de heer Ale en anderzijds zes onderhoudsbedrijven en de fabrikant.
Het is aan de toezichthouder om passende maatregelen op te leggen aan de fabrikant. De NVWA heeft hier een onderzoek naar uitgevoerd en het bedrijf opgedragen corrigerende maatregelen uit te voeren.
Waarom concluderen sommige woningcorporaties, zoals Wonen Noordwest Friesland, dat de AGPO Ferroli CV-ketels veilig zijn, terwijl andere woningcorporaties zoals Parteon, Woonstichting De Voorzorg, Servatius en Woonpunt juist de bewuste CV-ketels vervangen wegens brandgevaar?3 4 5 6
De NVWA komt in haar rapport tot de conclusie dat de verbeterde onderhoudsinstructies die door Ferroli zijn opgesteld, geacht kunnen worden voldoende invulling te geven aan het noodzakelijke onderhoud en de wettelijke eisen. Wanneer deze worden nageleefd kunnen de ketels veilig worden gebruikt en is vervanging niet aan de orde. Een andere conclusie van de NVWA is dat een groot deel van de bewuste cv-ketels aan het einde van de technische levensduur is. Deze cv-ketels zijn toe aan vervanging vanwege hun leeftijd.
Elke woningcorporatie bepaalt zelf hoe zij naar aanleiding van het onderzoek van de NVWA om wil gaan met de bewuste cv-ketels in haar bezit. Van belang is in ieder geval dat, indien de corporatie kiest om de betreffende cv-ketels in bedrijf te houden, gevolg wordt gegeven aan de corrigerende acties die de NVWA aan de fabrikant heeft voorgeschreven. Uit informatie van websites8 9 10 blijkt dat sommige corporaties als motivatie geven om het zekere voor het onzekere te nemen en de cv-ketels vervangen, of dit versneld doen omdat ze toch al bezig waren met vervanging.
Welke maatregelen heeft Vestia genomen sinds het verschijnen van het rapport van de NVWA, aangezien is aangekondigd dat «Vestia maatregelen zal nemen die voortvloeien uit de bevindingen van het onderzoek»?7
De NVWA heeft bepaald dat Ferroli ervoor moet zorgen dat nog in gebruik zijnde cv-ketels van de bewuste typen worden voorzien van een thermische beveiliging, die de cv-ketel direct uitschakelt wanneer de behuizing van de warmtewisselaar te heet wordt. Vestia gaat in gesprek met de fabrikant en de installateurs over hoe zij zo snel mogelijk de thermische beveiliging gaan plaatsen. De eerder door Vestia gecommuniceerde aanpak voor het vervangen en het tweejaarlijks onderhoud van de Ferroli ketels blijft hetzelfde. Op haar site informeert Vestia haar huurders over het vervangingsschema.
Klopt het dat woningcorporaties een zorgplicht hebben ten aanzien van hun huurders om goed onderhoud aan een CV-ketel te laten uitvoeren? Bent u bereid om met woningcorporaties harde afspraken te maken om passende maatregelen te nemen naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek? Zo ja, hoe geeft u hier invulling aan? Zo nee, waarom niet?
Woningcorporaties zijn, net als andere verhuurders, wettelijk verplicht de verhuurde woning en de daarbij behorende installaties zoals de cv-ketel goed te onderhouden. Op het moment dat een verhuurder zijn onderhoudsverplichtingen niet nakomt, kan de huurder zich wenden tot de huurcommissie of de rechter. Ook kan een huurdersorganisatie het onderhoudsbeleid inzake de cv-ketels betrekken bij het overleg met de verhuurder op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder. Een huurdersorganisatie kan op die manier bepleiten dat de verhuurder sterker inzet op preventief onderhoud of op vroegtijdige vervanging van cv-ketels. Indien daaruit een geschil voortvloeit kan de huurdersorganisatie zich wenden tot de huurcommissie of de rechter. Gegeven de wettelijke verplichtingen voor verhuurders en vooral de reeds in gang gezette acties ten aanzien van onderhoud en vervanging, acht ik het maken van afspraken met een bepaalde groep verhuurders niet in de rede liggen en ook niet noodzakelijk.
Waar kunnen eigenaren van voormalige corporatiewoningen terecht die, zonder het te weten, een onveilige CV-ketel hebben overgenomen van een woningcorporatie? Deelt u de mening dat een gemiddelde consument er redelijkerwijs van uit mag gaan dat een CV-ketel veilig is?
De rechten en plichten van eigenaren van voormalige corporatiewoningen verschillen niet wezenlijk van de rechten en plichten van andere eigen woningbezitters. Huiseigenaren kunnen, indien er sprake is van onenigheid over de kwaliteit van het geleverde product, terecht bij de voormalige eigenaar. Zij zullen in onderling overleg moeten bepalen of er sprake is van verkoop van een ondeugdelijk product.
Ik deel deze mening in zoverre dat een cv-ketel veilig is indien deze periodiek wordt onderhouden door een vakbekwaam installateur. In dit verband wijs ik ook op het wettelijk stelsel «Certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» waaraan het Ministerie van BZK op dit moment in afstemming met de sector werkt.
Bent u bereid om over de gemaakte afspraken en de voortang hiervan de Kamer periodiek te informeren?
Ik zal u voor de zomer van 2020 informeren over de voortgang van de door de NVWA aan Ferroli opgelegde corrigerende acties.
In hoeverre heeft de fabrikant een verkeerde voorstelling van zaken gegeven bij de introductie van de bewuste CV-ketel, aangezien de CV-ketel in de markt is gezet als onderhoudsvriendelijk, wat in de praktijk niet zo blijkt?
In de praktijk is gebleken dat de bewuste cv-ketel meer onderhoud vergt dan andere cv-ketels. Dat is dus feitelijk anders dan bij de introductie van de bewuste cv-ketel is gecommuniceerd.
Wat was het doel van de proefopstelling die de fabrikant aan de NVWA heeft laten zien? Vond deze proefopstelling plaats op eigen initiatief van de fabrikant of op verzoek van de NVWA?
De fabrikant heeft naar aanleiding van de uitzending van KASSA van 16 maart 2019 en eerdere gesprekken met de NVWA in de periode tussen maart en juni 2019, zelf een proefopstelling gemaakt van één van de bewuste typen cv-ketels gecombineerd met een Optifor warmte-terug-win unit. Het doel van deze proefopstelling was om een situatie te simuleren waarbij een niet-tijdig onderhouden cv-ketel in normaal bedrijf was.
Welke consequenties zijn verbonden aan een vaststelling door inspecteurs van de NVWA dat een proefopstelling niet overeenkomt met de praktijk, zoals de vaststelling in dit geval dat vrijwel alle brandbare materialen verwijderd waren?
Naar aanleiding van de bevindingen van de NVWA zijn de volgende corrigerende acties door de fabrikant noodzakelijk:
Zo snel mogelijk een waarschuwing uitbrengen aan de bezitters en vermoedelijke bezitters van de AGPO Ferroli cv-ketels van de typen Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux. Daarbij moet nadrukkelijk gewezen worden op de noodzaak de cv-ketel te laten controleren en het noodzakelijk onderhoud te laten uitvoeren door een onderhoudsbedrijf dat met de bewuste cv-ketels bekend is.
De laatste versie van de onderhoudsinstructies actief en kosteloos ter beschikking stellen aan zowel de bezitters van de bedoelde cv-ketels als aan de onderhoudsbedrijven.
De nog bij de consumenten in gebruik zijnde bewuste cv-ketels (laten) voorzien van een thermische beveiliging die de cv-ketel direct uitschakelt wanneer de behuizing van de warmtewisselaar te heet wordt.
Inmiddels heeft de NVWA van de fabrikant een plan van aanpak ontvangen. Op de uitvoering van dit plan houdt de NVWA toezicht.
Bent u bereid om alsnog een 0800-nummer te openen voor bezorgde huiseigenaren en huurders?8
Bezorgde huiseigenaren en huurders met klachten of vragen kunnen zich wenden tot de NVWA. De NVWA is 24 uur per dag bereikbaar via telefoonnummer 0900–0388 en via de website van de NVWA (www.nvwa.nl). Het telefoonnummer en de website van de NVWA zijn breed bekend en goed vindbaar. Ik zie daarom geen toegevoegde waarde voor een afzonderlijk 0800-nummer.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over brandgevaarlijke isolatiematerialen plaatsvindt?
Ja, op het moment van schrijven is een debat nog niet ingepland.
De berichten ‘Smith: Air France en KLM nog meer integreren’ en ‘France Hits Out at Dutch in Feud Over Air France-KLM Holdings’ |
|
Joost Sneller (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Smith: Air France en KLM nog meer integreren»1 en «France Hits Out at Dutch in Feud Over Air France-KLM Holdings»?2
Ja.
Hoe verhouden de afspraken, de staatsgaranties, tussen Nederland en Frankrijk zich tot de uitspraak van de CEO van Air France-KLM Ben Smith om Air France en KLM verder te integreren?
De heer Smith geeft in het genoemde artikel aan dat hij de winstgevendheid, positie en merken van Air France-KLM wil versterken. Als aandeelhouder ondersteun ik deze ambitie. In dat kader is het goed dat het bestuur van Air France-KLM alle mogelijkheden bekijkt hoe dit bereikt kan worden en is het begrijpelijk dat daarbij ook wordt gekeken naar opties voor verdere integratie op onderdelen waar dat zinvol kan zijn. Uiteraard zal het kabinet daarbij de naleving van zowel de staatsgaranties als de afspraken die met Air France-KLM in 2015 gemaakt zijn in de gaten houden en tegelijkertijd zich als aandeelhouder blijven inzetten voor de borging van de publieke belangen die met Air France-KLM zijn gemoeid, conform de motie Dijkstra c.s. van 14 juni 20183. Daarnaast valt in nieuwsberichten van afgelopen week te lezen dat de heer Smith heeft aangegeven zich aan de gemaakte afspraken te zullen houden.
Op welke manier wordt de positie van KLM gegarandeerd binnen Air-France-KLM wanneer er verdere integratie plaatsvindt?
Zoals bekend heeft de Nederlandse staat een aandelenbelang in Air France-KLM genomen om meer invloed en zeggenschap in de holding te krijgen om daarmee de Nederlandse publieke belangen beter te kunnen borgen. KLM is met de hub op Schiphol van grote waarde binnen de holding. Zoals hierboven beschreven is het doel van de heer Smith om de gehele onderneming te versterken. Kijkend naar de toekomst vind ik het van belang dat de onderneming de goede weg voortzet om weer de nummer één vliegtuigmaatschappij van Europa te worden. In dit licht vind ik het positief dat alle vraagstukken worden bekeken, waarbij het belangrijk is dat er voldoende rekening wordt gehouden met de verschillende belanghebbende partijen binnen de luchtvaartmaatschappij. Het kabinet vindt het belangrijk dat het Nederlandse publieke belang goed geborgd wordt en dat zal dan ook leidend zijn bij het bepalen van ons standpunt op alle verschillende onderwerpen waar de onderneming mee te maken krijgt. We zullen waar nodig eerder gemaakte afspraken met de onderneming aan de orde blijven stellen. In nieuwsberichten van afgelopen week valt te lezen dat de heer Smith heeft aangegeven de gemaakte afspraken te respecteren en dat hij geen plannen heeft om onderdelen of zeggenschap van Nederland naar de Franse holding te halen. Eveneens valt te lezen dat de heer Smith een gesprek met de ondernemingsraad van KLM heeft gevoerd om eventuele zorgen te bespreken.
Kunt u aangeven of Air France-KLM als Frans staatsbedrijf gezien moet worden of als Nederlands-Frans staatsbedrijf?
Air France-KLM is geen staatsbedrijf maar een beursgenoteerd bedrijf, waar zowel de Nederlandse als de Franse staat aandelen in heeft. De juridische status van de onderneming is Frans.
Kunt u uiteenzetten op welke manier u ervoor zorgdraagt dat er geen banen van de KLM overgeheveld worden naar Parijs? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de motie Dijkstra c.s. van 14 juni 2018 zet het kabinet zich in voor de publieke belangen die met Air France-KLM zijn gemoeid en blijft het kabinet in gesprek met het bestuur van de onderneming. De met de onderneming gemaakte afspraken komen daarbij waar nodig aan de orde.
Kunt u aangeven welke plannen bestaan voor integratie van de onderhoudsdivisies van KLM en Air France. Kunt u uitsluiten dat er banen van de onderhoudsdivisie van KLM naar Frankrijk worden overgeheveld?
Air France-KLM is een beursgenoteerde onderneming waardoor ik op zulk soort inhoudelijke onderwerpen niet in kan gaan.
Op welke manier is er contact met Martin Vial het hoofd van het Franse Agentschap van Staatsdeelnemingen?
Zoals bekend hebben mijn Franse collega Bruno Le Maire en ik op 1 maart 2019 een gezamenlijke Frans-Nederlandse werkgroep ingesteld om, inzake Air France-KLM, over belangrijke onderwerpen van standpunt te wisselen. Deze werkgroep staat onder leiding van de heer Vial, directeur-generaal van het Franse agentschap voor staatsdeelnemingen en de thesaurier-generaal van het Ministerie van Financiën. In dit kader is er regelmatig contact met de heer Vial.
Is er overleg met Martin Vial over zijn uitspraak in de pers dat de Nederlandse overheid moet kiezen tussen het aandelenbelang in de holding Air France-KLM of het aandelenbelang in KLM?
De gezamenlijke persverklaring van 1 maart 2019 geeft aan over welke onderwerpen door de werkgroep gesproken wordt. Verder ga ik niet in op de inhoud van de gesprekken in de werkgroep, dit komt mijns inziens de gesprekken niet ten goede. De manier waarop de heer Vial communiceert met de pers is aan hemzelf. Het kabinet vindt het niet opportuun, zolang de gesprekken lopen, hier via de pers over te communiceren.
Deelt u de mening dat dergelijke uitlatingen in de media vanuit de Franse staat niet bijdragen aan het vertrouwen in de Franse staat om de gemaakte afspraken en staatsgaranties na te komen?
De manier waarop de heer Vial communiceert met de pers is aan hemzelf. Het kabinet vindt het niet opportuun, zolang de gesprekken lopen, hier via de pers over te communiceren.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is van de gesprekken tussen de Nederlandse en Franse Staat over Air France-KLM en het garanderen van de staatsgaranties?
De gezamenlijke persverklaring van 1 maart 2019 geeft aan over welke onderwerpen door de werkgroep gesproken wordt. Het zijn complexe en constructieve gesprekken, waarbij veel partijen zijn betrokken. Verder ga ik niet in op de inhoud van de gesprekken. Naast het feit dat Air France-KLM een beursgenoteerde onderneming is, is het ook niet verstandig om tussentijds iets te delen over deze gesprekken zolang ze nog lopen.
Kunt u toelichten op welke wijze u de volgende toezeggingen aan de Kamer over Air France-KLM nakomt:
In lijn met de motie Dijkstra c.s. van 14 juni 2018 heeft het kabinet regelmatig contact met de top van Air France-KLM. Daarnaast heeft de Nederlandse staat een aandelenbelang in Air France-KLM genomen om meer invloed en zeggenschap in de holding te krijgen om daarmee de Nederlandse publieke belangen beter te kunnen borgen.
Kunt u toelichten hoe u zich inzet voor een eerlijke balans in het bestuur van de holding Air France-KLM nu de Nederlandse Air France-KLM Cargo topman Marcel de Nooijer vertrekt?
De samenstelling van het bestuur is een van de onderwerpen waarover standpunten worden gewisseld door de werkgroep. Zoals hierboven vermeld, ga ik niet in op de inhoud van de gesprekken, omdat dit mijns inziens niet ten goede komt aan de gesprekken.
Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat tientallen jeugdzorgorganisaties failliet dreigen te gaan |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tientallen jeugdzorginstellingen dreigen failliet te gaan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het extreem zorgelijk is dat juist organisaties die hulp verlenen aan jongeren die afhankelijk zijn van intensieve zorg kopje onder dreigen te gaan?
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit staat hierbij altijd voorop.
Bent u het met mij eens dat erop wijzen dat zorgaanbieders zelf verantwoordelijkheid dragen voor de financiële situatie niet voldoende is wanneer de gezondheid van kinderen op het spel staat?
Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit van zorg en dragen zelf de verantwoordelijkheid voor hun bedrijfsvoering.
Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van jeugdhulp. Als een aanbieder financiële problemen heeft, moet hij samen met de gemeenten en andere betrokkenen een passende oplossing zoeken. Bemoeienis vanuit VWS is daarbij normaal gesproken niet nodig en niet aan de orde.
Als gesignaleerd wordt dat partijen er samen niet uitkomen en de continuïteit van cruciale jeugdhulp in gevaar dreigt te komen, kan de hulp worden ingeroepen van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ). Het OZJ is sinds 1 januari 2019 operationeel en biedt onder andere eerstelijns bemiddeling bij geschillen tussen gemeenten en aanbieders. Als het OZJ geen soelaas biedt, kan geëscaleerd worden naar de Jeugdautoriteit. Het doel van de Jeugdautoriteit die ook per 1 januari 2019 is opgericht, is om de continuïteit van cruciale jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te borgen. De Jeugdautoriteit doet dit door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp, gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken, bestuurlijke maatregelen voor bereiden en indien aan de orde mij te adviseren over tijdelijke liquiditeitssteun. Als de Jeugdautoriteit in gesprek met gemeenten en aanbieders geen zekerheid kan krijgen over het waarborgen van de continuïteit van cruciale jeugdhulp, escaleert de Jeugdautoriteit naar het ministerie. Dit brengt de rijksoverheid in positie om regie te nemen als partijen er onderling niet uit dreigen te komen. De kern van het beleid blijft: de continuïteit van zorg cruciale jeugdhulp staat centraal, niet de continuïteit van een individuele zorgaanbieder.
Kunt u zo spoedig mogelijk de Kamer informeren over het aantal kinderen wiens zorg hiermee in het geding komt en een overzicht geven van concrete maatregelen die u gaat nemen om de zorg voor deze jongeren te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Op 7 november 2019 is de brief «Naar een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering» aan uw Kamer gestuurd.2 In die brief staat dat de Jeugdautoriteit een onderzoek naar de financiële gezondheid van jeugdhulpaanbieders heeft laten uitvoeren. De uitkomsten van dat onderzoek zijn bij de brief gevoegd. Hoewel dit onderzoek op een aantal onderdelen verschilt van het onderzoek waarnaar u verwijst, zijn de uitkomsten vergelijkbaar. In het rapport wordt geconcludeerd dat de financiële positie van 40% van de onderzochte aanbieders een hoog risico kent. De Jeugdautoriteit merkt op dat de resultaten wijzen op de financiële kwetsbaarheid van jeugdhulpaanbieders. Dat betekent niet dat de zorg voor de kinderen bij deze aanbieders in het geding is. De Jeugdautoriteit zal komend jaar onderzoek doen naar de achterliggende factoren. Onderdeel van dit onderzoek zijn gesprekken met aanbieders waarvan de jaarrekening risico’s laat zien.
Naast de concrete maatregelen die kunnen worden genomen als instellingen in financiële problemen verkeren, heb ik u op 7 november geïnformeerd over de stappen die ik ga zetten om te komen tot een betere organisatie van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering.
Bent u bereid de motie Kuiken omtrent onderzoek doen naar de financiële situatie van jeugdzorgorganisaties die «too big to fail» zijn te heroverwegen naar aanleiding van dit bericht?2 Zo nee, waarom niet?
Op 7 november 2019 heb ik u de uitkomsten gestuurd van het onderzoek van de Jeugdautoriteit naar de financiële gezondheid van jeugdhulpaanbieders.4
Vindt u het verstandig dat particuliere bedrijven de taak van waakhond op zich nemen en de maatschappij afhankelijk is van of zij wel of niet de noodklok luiden, zoals Intrakoop in dit geval heeft gedaan? Deelt u niet de mening dat dit een taak is van het ministerie?
Ik ben het met u eens dat de overheid hierbij zelf een taak heeft. Om die reden heeft de Jeugdautoriteit, in navolging van de Transitie Autoriteit Jeugd in 2018, onderzoek gedaan naar de financiële gezondheid van jeugdhulpaanbieders en zal ze volgend jaar weer een onderzoek doen.
Extra druk op de woningmarkt door nieuwe vluchtelingenstroom |
|
Emiel van Dijk (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Extra druk op woningmarkt door nieuwe vluchtelingenstroom»?1
Ja.
Bent u het eens met de uitspraak van dhr. Onno Hoes (nieuwe voorzitter van de NVM) dat «we in Nederland te weinig bouwen, laat staan voor alle vluchtelingen die hier straks (in Nederland) hun verdiende plek krijgen»?
Het aanjagen van de woningbouwproductie en het beter benutten van de bestaande voorraad is inderdaad nodig. Daar zetten vele partijen zich volop voor in, waaronder gemeenten en ik zelf.
De doelstelling in de Woonagenda om jaarlijks 75 duizend nieuwe woningen te bouwen is overigens gebaseerd op een woningbehoefteprognose waarin het migratiesaldo is meegenomen.
Bent u van mening dat Nederlanders, die vaak jarenlang op een woning moeten wachten, de enigen zijn die een nieuwe woning verdienen, en niet statushouders die hier niet eens thuis horen?
In Nederland wordt geen onderscheid gemaakt op basis van nationaliteit. Iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. De gemeente is verantwoordelijk voor het huisvesten van vergunninghouders conform de halfjaarlijkse taakstelling. Veelal wordt in samenwerking met corporaties gezocht naar een passende woning voor vergunninghouders, waarvan is bepaald dat zij verblijfsrecht in Nederland hebben, en andere doelgroepen. Gemeenten kunnen er echter ook voor kiezen om statushouders op een andere wijze te huisvesten.
Nadat de verplichte urgentiestatus van statushouders per 1 juli 2017 uit de Huisvestingswet is gehaald kunnen gemeenten zelf bepalen welke categorieën woningzoekenden ze als urgentiecategorie in de huisvestingsverordening wensen op te nemen. Deze keuze is daarmee lokaal bepaald. Dat statushouders op dit moment nog steeds door de meeste gemeenten in een urgentieregeling als voorrangscategorie worden beschouwd, is het gevolg van de afwegingen die gemeenten hebben gemaakt gegeven enerzijds de huidige lokale situatie op de woningmarkt en anderzijds de taakstelling die gemeenten hebben om statushouders te huisvesten. Tijdige huisvesting is niet alleen in het belang van statushouders, maar ook in het belang van de Nederlandse samenleving. Dan kunnen zij tenslotte sneller participeren in en bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Bovendien zorgt een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact en financiële kosten die gepaard gaan met de opvang van asielzoekers beperkt worden gehouden.
Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid van voldoende woningen. Door heel veel partijen wordt daarom hard gewerkt om het aanbod te vergroten. Daarbij is het van belang meer flexibiliteit op de woningmarkt en in de aansluiting tussen de asielopvang te creëren. Het kabinet heeft daarom EUR 3 miljoen beschikbaar gesteld voor een tiental pilots waarbij zal
worden geëxperimenteerd met flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen. Te denken valt aan het tijdelijk en gemixt huisvesten van verschillende doelgroepen alsook het aanbieden van opvangoplossingen in de buurt van de gemeente van uitplaatsing. De verwachting is dat de eerste pilots in de loop van 2020 starten.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat er geen enkele woning meer aan statushouders wordt weggegeven en dat deze allemaal ten goede komen aan Nederlanders in woningnood? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat Nederlanders niet weer de dupe worden van een nieuwe asielstroom, onder andere doordat woningen worden toegewezen aan statushouders?
Zie antwoord vraag 3.
Wat doet u eraan om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor asielzoekers die zich hier willen vestigen?
Het kabinetsstreven is gericht op een menswaardig en effectief migratiebeleid. Dit houdt in dat Nederland bescherming biedt aan vluchtelingen die daar recht op hebben en dat afgewezen asielzoekers Nederland zo snel mogelijk moeten verlaten. Teneinde dit streven te realiseren, kiest het kabinet voor een brede, integrale benadering van het migratievraagstuk. Ik verwijs u hierbij naar de «voortgang integrale migratieagenda» die mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mij door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 oktober 2019 naar de Tweede Kamer is gezonden.
Verzekeraar MSC Zoe weigert vervolgschade te betalen |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Verzekeraar MSC Zoe weigert vervolgschade te betalen»?1
Ja.
Klopt het dat de verzekeraar van rederij MSC heeft aangegeven de schade van troep uit de MSC Zoe dat later nog aanspoelt niet meer te willen betalen? In hoeverre frustreert rederij MSC of de verzekeraar van rederij MSC het schadeafhandelingstraject?
Dat klopt niet. Rijkswaterstaat en de rederij MSC zijn nog in onderhandeling over de schadeafhandeling. Een onderdeel van deze onderhandelingen betreft ook de schade als gevolg van verloren lading uit de MSC Zoe die mogelijk later nog aanspoelt. Tot nu toe heeft de reder/verzekeraar aangegeven hiervoor een regeling willen te treffen.
In het schadeafhandelingstraject worden stappen gezet, echter MSC en de verzekeraar nemen daarvoor veel tijd. Dit is weliswaar niet ongebruikelijk in dit soort trajecten, maar deze opstelling van de verzekeraar en MSC komt zeker niet ten goede aan een snelle afwikkeling van de schadeclaims.
Deelt u de mening dat rederij MSC ook verantwoordelijk is voor de kosten van later aangespoelde troep vanuit de overboord geslagen containers van de MSC Zoe? Gaat u rederij MSC erop aanspreken en daarbij aangeven dat zij verantwoordelijk zijn en blijven voor alle schade (en kosten) die het gevolg zijn van de overboord geslagen containers en deze kosten volledig moet vergoeden?
Ja, ik heb de reder dit kort na de ramp al laten weten.
Wat is de reden dat Rijkswaterstaat haar schadeloket wilt sluiten? Verwacht Rijkswaterstaat geen kosten meer te maken bij het opruimen van de troep die het gevolg zijn van de overboord geslagen containers van de MSC Zoe?
Rijkswaterstaat zal het schadeloket pas sluiten wanneer over de schade adequate afspraken met de reder/verzekeraar zijn gemaakt. Voorlopig sluit Rijkswaterstaat het schadeloket nog niet.
In hoeverre klopt het dat Rijkswaterstaat haar eigen claims niet op orde heeft? Welk gedeelte van de claims heeft Rijkswaterstaat ingetrokken en wat is de reden hiervoor? Wie gaat nu de kosten betalen voor gemaakte overhead en BTW? Komen deze kosten nu bij de overheid terecht?
Dit klopt niet. Rijkswaterstaat heeft zijn totale claim op MSC verlaagd met € 483.000. Rijkswaterstaat heeft de taak om in geval van een calamiteit als die met de MSC Zoe, onmiddellijk te handelen teneinde gevaar voor de scheepvaartveiligheid zoveel als mogelijk te reduceren. Rijkswaterstaat heeft daarom kort na het overboord slaan van de containers van de Msc Zoe besloten om het RWS schip de Arca in te zetten, voor eigen rekening van Rijkswaterstaat. Daarbij werd op dat moment gedacht dat de inzet van korte duur zou zijn; MSC had immers toegezegd alle lading te gaan bergen en was druk bezig om schepen in te huren. De inzet van de Arca is gecommuniceerd met MSC, met de vermelding dat deze inzet voor rekening van RWS zou zijn.
Korte tijd later had MSC inderdaad schepen aan het werk. Gezien de grootte van het incidentgebied was dit echter onvoldoende. Daarop heeft Rijkswaterstaat besloten nog meer schepen in te zetten en dit gemeld aan MSC. Ook de Arca is actief gebleven. Daarbij is helaas verzuimd de eerdere mededeling over de kosten van de Arca in te trekken. Vervolgens is bij het opstellen van de claim van RWS deze afspraak over de inzet van de Arca over het hoofd gezien. De verzekeraar heeft Rijkswaterstaat gewezen op de gemaakte afspraak over de inzet van de Arca. Uiteindelijk zijn daarom alle kosten van de inzet van de Arca uit de claim gehaald.
Voor de meeste van de door overheidspartijen ingediende claims heeft MSC/verzekeraar eerder al bezwaar gemaakt tegen het berekenen van een overheadtarief bovenop de kosten voor inzet van eigen mensen. Hetzelfde geldt voor het in rekening brengen van de BTW-kosten die claimende partijen gemaakt hebben voor de inzet van bedrijven. Over de vergoeding van deze overheadkosten en BTW ben ik echter nog in onderhandeling met MSC en de verzekeraar.
Hondenhandel |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending «Ellie in de Handel – Aflevering 2: Hondenhandel» van 14 oktober 2019?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat elders in de Europese Unie (EU) onder beestachtige omstandigheden gefokte honden in Nederland op de markt gebracht kunnen worden?
Ik ben van mening dat het onwenselijk is dat honden onder slechte omstandigheden worden gefokt en op de markt worden gebracht, ongeacht of de honden in Nederland of in het buitenland zijn gefokt.
Momenteel werk ik binnen Nederland aan een verbetering van het identificatie- en registratiesysteem van honden. Er komt een sluitende chiplogistiek, waarmee wordt voorkomen dat honden in het buitenland met een Nederlandse chip worden gechipt en als Nederlandse honden worden verkocht. Bij de registratie komen ook de fokker en chipper in beeld, waardoor zij uit de anonimiteit worden gehaald. Dit alles moet ertoe leiden dat de keten transparanter wordt en het steeds moeilijker wordt voor de malafide hondenhandel om te opereren.
Deelt u de mening dat het een onwenselijke situatie is dat als gevolg hiervan buitenlandse honden tegen een «voordeliger» tarief in Nederland te koop aangeboden kunnen worden, wat een oneerlijk concurrentienadeel oplevert voor Nederlandse fokkers, die zich over het algemeen plegen te houden aan de strenge vereisten omtrent dierenwelzijn?
Ik vind het ten algemene onwenselijk dat fokkers niet voldoen aan de eisen rondom dierenwelzijn. Dit geldt ook voor fokkers uit het buitenland.
Deelt u de mening dat de handhaving van de wettelijke vereisten voor het invoeren van honden uit andere EU-lidstaten op dit moment onvoldoende is?
Het is aan de individuele lidstaten om er voor te zorgen dat honden gezond zijn verklaard op het moment van vertrek uit een lidstaat. Dit gezondheidscertificaat is ook een vereiste binnen het Europese handelscontrolesysteem Traces. Als dit in de lidstaat van herkomst niet goed wordt gedaan, is het zaak dat dit in het land van herkomst wordt verbeterd. Dit neemt niet weg dat de NVWA handhaaft op het gebied van import.
Kunt u bevestigen dat het vaccinatievereiste tegen rabiës, dat voor het invoeren van honden geldt, structureel niet nageleefd wordt, omdat dieren al voordat het rabiësvaccin werkzaam is worden ingevoerd vanuit andere EU-lidstaten?
De informatie die beschikbaar is uit de Traces-certificering en controles van de NVWA bevestigt dit niet. In de Traces-certificaten wordt door een dierenarts verklaard dat aan de rabiësvoorwaarden van de EU wordt voldaan.
Kunt u bevestigen, bijvoorbeeld op basis van controles die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn uitgevoerd, dat veel van de uit Oost-Europa ingevoerde honden vaak ernstig ziek zijn op het moment dat ze in Nederland verkocht worden, waardoor kopers van ingevoerde honden op hoge kosten worden gejaagd?
Dit blijkt niet uit de controles. Wel is bekend dat bij pups die zijn gefokt door zogenaamde broodfokkers, zowel in binnen- als in buitenland, vaker gezondheidsproblemen voorkomen. Dit komt ook naar voren in het rapport Beke, dat ik eerder naar uw Kamer stuurde (Kamerstuk 28 286, nr. 1056).
Kunt u aangeven hoe vaak en op welke wijze er door de NVWA gecontroleerd wordt op de wettelijke vereisten voor het invoeren van honden vanuit de EU?
De NVWA controleert steekproefsgewijs de importzendingen van honden die aangemeld zijn via het Traces-systeem. In 2018 zijn 89 controles uitgevoerd, waaronder 4 zendingen uit Hongarije. Er zijn geen tekortkomingen aangetroffen bij deze controles.
Naast controles op basis van de informatie uit Traces, voert de NVWA ook inspecties uit naar aanleiding van meldingen. Meldingen worden bijvoorbeeld door dierenartsen gedaan wanneer er twijfels zijn over de vaccinatiestatus, leeftijd of herkomst van een hond. Wanneer er een hoog risico op rabiës is, pakt de NVWA een melding met voorrang op.
Kunt u aangeven of er op dit moment gevallen bekend zijn van fraude met het EU-gezondheidscertificaat voor de export van dieren, waardoor dieren tegen de geldende regels alsnog in Nederland ingevoerd kunnen worden?
Tijdens inspecties zijn er regelmatig vermoedens van onregelmatigheden met de leeftijd van ingevoerde pups onderzocht. Uit deze inspecties bleken echter geen bewezen gevallen van fraude.
Kunt u aangeven of de invulling van Oost-Europese exportlanden, zoals Hongarije, aan het vereiste van een EU-gezondheidscertificaat op dit moment voldoende aanknopingspunten biedt voor de NVWA om de importregels te handhaven?
Uitgangspunt is dat de certificaten, afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de EU, als voldoende betrouwbaar worden geacht. Uit controles van de NVWA zijn vooralsnog geen onjuistheden gebleken.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat de NVWA strenger gaat handhaven op de importvereisten voor honden uit andere landen binnen de EU, teneinde dierenleed in het buitenland en oneerlijke concurrentie voor Nederlandse fokkers te voorkomen?
De NVWA handhaaft op de importvereisten van honden. Bij de NVWA vindt voor toezicht en handhaving op welzijn van gezelschapsdieren in 2020 een intensivering plaats met 3 fte, waarvan een deel ingezet wordt op hondenhandel.
Daarnaast wordt ook ingezet op andere instrumenten, zoals voorlichting.
Onrust bij het Commissariaat voor de Media |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Is er inmiddels een nieuwe voorzitter benoemd zodat er bestuursrechtelijke besluiten kunnen worden genomen? Zo nee, wanneer wordt deze benoeming verwacht?1
Met ingang van 15 november 2019 zal mevrouw drs. R.H.M. (Renate) Litjens benoemd worden als interim-voorzitter voor de duur van maximaal een jaar. Daarmee kan de bestuursrechtelijke besluitvorming op collegeniveau op korte termijn weer ter hand genomen worden.
Wat zijn de consequenties voor (lokale) media als er geen bestuursrechtelijke besluiten kunnen worden genomen? Kan bijvoorbeeld de concessievergunningsverlening voor lokale omroepen vertraging oplopen?
Voor het overgrote deel van de reguliere toezichthoudende en uitvoerende werkzaamheden van het Commissariaat kan de besluitvorming op grond van het mandaatbesluit van het Commissariaat gewoon doorgaan. De besluitvorming over de vergunningverlening voor lokale omroepen loopt geen gevaar omdat deze besluiten rechtsgeldig genomen kunnen worden door de manager afdeling Onderzoek & Toegang.2 Er is geen noodprocedure en die is ook niet nodig gelet op het mandaatbesluit.
Is er voorzien in een noodprocedure mocht er niet op korte termijn een voorzitter benoemd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat behelst deze?
Zie antwoord vraag 2.
Worden de regels rondom transparantie en toetsing van nevenfunctie ook als eis gesteld aan een nieuwe voorzitter of worden ze alleen met de beoogd opvolger besproken?
In alle gevallen zal transparantie en toetsing van nevenfuncties plaatsvinden, dus zowel ten aanzien van de interim-voorzitter, de op termijn te benoemen permanente voorzitter als de overige in functie zijnde of te benoemen andere leden van het Commissariaat. Ik zal zo spoedig mogelijk met het Commissariaat in gesprek gaan over de wijze waarop die transparantie en toetsing voortaan in de praktijk structureel gewaarborgd wordt.
Het bericht dat klanten slecht beschermd zijn tegen faillissement van hun energieleverancier |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Consumentenbond, waaruit blijkt dat klanten slecht zijn beschermd in geval van faillissement van hun energieleverancier?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de resultaten, waaruit blijkt dat een aanzienlijk deel van de leveranciers in serieuze financiële nood verkeert en een volgend faillissement een kwestie van tijd lijkt?
Ik heb begrip voor de bezorgdheid van de Consumentenbond t.a.v. de mogelijke financiële gevolgen voor een consument bij een faillissement van een energieleverancier. Ik snap de bezorgdheid over het lage eigen vermogen, maar het hebben van een laag eigen vermogen impliceert niet meteen dat een bedrijf niet aan de verplichtingen jegens consumenten kan voldoen. De levering aan kleinverbruikers is aan toezicht onderhevig en er is een vergunningsplicht voor leveranciers. De ACM is toezichthouder op vergunninghoudende partijen. Dit betekent dat zij instrumenten heeft om te handhaven als zij signaleert dat een energieleverancier de regelgeving voor vergunninghoudende partijen niet naleeft. Faillissementen zijn natuurlijk heel vervelend, maar kunnen zich voordoen in een markt waarbij partijen elkaar beconcurreren. Omdat energie voor consumenten van groot belang is, is bij een faillissement van een energieleverancier wettelijk gewaarborgd dat consumenten nooit zonder licht of in de kou komen te zitten. Mede naar aanleiding van de motie Beckerman e.a.2 over eisen aan energieleveranciers, ben ik zoals toegezegd, in de aanloop naar een nieuwe Energiewet, aan het bezien of aan de levering aan kleinverbruikers strengere eisen moeten worden gesteld. Dit zal mogelijk tot een aanscherping van de vergunningseisen en het toezicht door ACM daarop leiden. Het onderzoek van de Consumentenbond zal ik daarbij eveneens in de overwegingen betrekken.
Hoe oordeelt u over het feit dat gedupeerden buiten hun schuld om honderden euro's kwijt zijn als gevolg van het faillissement van hun energieleverancier? Bent u bereid erop toe te zien dat deze mensen het verschuldigde bedrag, inclusief teveel betaalde (energie)belastingen, zo snel mogelijk teruggestort krijgen? Zo nee, waarom niet?
De energiemarkt is een geliberaliseerde markt waarin consumenten tussen tientallen leveranciers kunnen kiezen. In een geliberaliseerde markt kan een leverancier failliet gaan. Het faillissement van een energieleverancier brengt voor consumenten allerlei vervelende consequenties met zich mee, zoals onzekerheid over de energielevering en ook financiële consequenties. Bij een faillissement van een leverancier verliest de consument eventueel een deel van het voorschotbedrag (inclusief doorberekende netwerkkosten en belastingen), een eventueel betaalde waarborgsom en eventueel een toegezegde (cashback) bonus. Zoals de markt is georganiseerd, past de systematiek van terugstorten na faillissement niet. De Faillissementswet regelt hoe de failliete boedel moet worden verdeeld.
Erkent u dat het toezicht op de markt tekort schiet, zoals ook de Consumentenbond stelt? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De energiemarkt is een geliberaliseerde markt waarin consumenten tussen tientallen leveranciers kunnen kiezen en leveranciers failliet kunnen gaan. Ondanks dat dit een geliberaliseerde markt is, is regulering gewenst om het publieke belang van de leveringszekerheid veilig te stellen. Daarom is gegarandeerd dat een consument nooit zonder elektriciteit of gas zit op het moment dat een energieleverancier failliet gaat. Daarnaast is geregeld dat bij levering van gas en elektriciteit aan kleinverbruikers de vergunninghouder verplicht is om te blijven voldoen aan de vergunningseisen. Een vergunninghouder wordt namelijk geacht te beschikken over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak. De ACM houdt toezicht op deze drie aspecten. Met andere woorden; er wordt getoetst of de aanvrager de consument goed kan bedienen. Met de vergunningseisen is bedoeld te voorkomen dat bedrijven zich te lichtvaardig aanmelden voor deze taak en bijvoorbeeld onvoldoende kennis hebben van de energiemarkt. Daarnaast vraagt de ACM in het najaar aan leveranciers of zij voldoende geëquipeerd zijn voor het komende jaar. Mede naar aanleiding van de motie Beckerman e.a. over eisen aan energieleveranciers, wordt onderzocht of aan de levering aan kleinverbruikers strengere eisen moeten worden gesteld. Dit zal mogelijk tot een aanscherping van de vergunningseisen en het toezicht door de ACM daarop leiden.
Deelt u de mening van de Consumentenbond dat de staat een zorgplicht heeft om consumenten te beschermen tegen dit soort uitwassen van de markt, aangezien energie een nutsvoorziening is? Zo ja, hoe gaat u uiting geven aan deze zorgplicht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wordt de motie-Beckerman c.s., waarin wordt verzocht om betere bescherming van klanten en strengere eisen voor leveranciers, uitgevoerd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de mogelijkheid tot het oprichten van een waarborgfonds te onderzoeken?
Zoals toegelicht in de beantwoording van de Kamervragen over de gevolgen van faillissementen van energiebedrijven voor consumenten4 zie ik verschillende risico’s bij het oprichten van een waarborgfonds in de energiesector. Deze risico’s acht ik nog steeds reëel en de effecten ervan op de energiemarkt als geheel acht ik niet in proportie tot de gevolgen van het faillissement van een energieleverancier.
De bescherming van consumenten bij een faillissement van een energieleverancier |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Consumentenbond wil bescherming tegen faillissement energiebedrijf»1 en herinnert u zich de antwoorden op de eerdere vragen van het lid Moorlag over dit onderwerp?2
Ja.
Deelt u de mening dat consumenten te weinig zicht hebben op de financiële gezondheid van een energieleverancier? Zo ja, hoe kan dat verbeterd worden? Zo nee, waarom niet?
Consumenten kunnen er van uitgaan dat alle leveranciers die aan hen leveren, in het bezit zijn van een leveringsvergunning. Dit betekent dat de ACM voor verlening van de vergunning heeft getoetst of de leverancier voldoet aan de organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak.
Bij een faillissement van een leverancier verliest de consument eventueel een deel van het voorschotbedrag (inclusief doorberekende netwerkkosten en belastingen), een eventueel betaalde waarborgsom en eventueel een toegezegde (cashback) bonus. Dit is echter inherent het gevolg van het faillissementsrechtelijk stelsel. Ten aanzien van de netwerkkosten kan het voorkomen dat de netbeheerder bij een faillissement van de energieleverancier al een of twee maanden niet zijn netwerkkosten van de leverancier betaald heeft gekregen. De Tarievencode elektriciteit en de Tarievencode gas bepalen dat dan deze gemiste inkomsten inclusief btw (maximaal 2 maanden) verwerkt mogen worden in de toekomstige tarieven van alle afnemers van die betreffende netbeheerder. Op deze manier worden deze kosten omgeslagen op alle afnemers van de regionale netbeheerders.
Ten aanzien van het compenseren van consumenten voor vooruitbetaalde termijnbedragen bij een faillissement van een energieleverancier uit bijvoorbeeld een waarborgfonds heb ik in de beantwoording van eerdere Kamervragen over de gevolgen van faillissementen van energiebedrijven voor consumenten5 toegelicht welke grote risico’s ik zie bij een dergelijk fonds in de energiesector. Deze risico’s acht ik nog steeds reëel en de mogelijke gevolgen ervan op de energiemarkt acht ik niet in proportie tot de gevolgen van een faillissement van een energieleverancier.
Deelt u de mening dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als toezichthouder te laat op de hoogte kan komen van een dreigend faillissement van een energiebedrijf en te laat kan ingrijpen? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, waarom niet?
De energiemarkt is een geliberaliseerde markt waarin consumenten tussen tientallen leveranciers kunnen kiezen. In een geliberaliseerde markt kan een leverancier failliet gaan. Het faillissement van een energieleverancier brengt voor consumenten vervelende consequenties met zich mee, zoals onzekerheid over de energielevering en ook financiële consequenties. Tegelijkertijd is leveringszekerheid voor consumenten zo’n groot publiek belang dat er regelgeving is om de leveringszekerheid te borgen, juist in geval van een faillissement. Daarom is gegarandeerd dat een consument nooit zonder elektriciteit of gas zit op het moment dat zijn energieleverancier failliet gaat. Dit is geregeld in de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Besluiten vergunning levering gas- en elektriciteit aan kleinverbruikers.
Daarnaast zijn eisen gesteld om als energieleverancier op de consumentenmarkt te kunnen opereren. De energieleverancier die aan een consument levert, moet beschikken over een vergunning. De eisen die aan deze vergunning gesteld worden zien op de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van de taak van een energieleverancier. Met andere woorden; er wordt getoetst of de aanvrager de consument goed kan bedienen. Met de vergunningseisen is bedoeld te voorkomen dat bedrijven zich te lichtvaardig aanmelden voor deze taak en bijvoorbeeld onvoldoende kennis hebben van de energiemarkt. Ook na vergunningverlening zijn energieleveranciers verplicht om aan deze vergunningvereisten te blijven voldoen. De ACM houdt toezicht op deze drie aspecten. De consument kan bij de ACM ConsuWijzer klachten indienen of vragen stellen over bijvoorbeeld tijdigheid van facturering en jaarafrekening, dit kan ook signalen opleveren voor de ACM. Daarnaast vraagt de ACM in het najaar aan leveranciers of zij voldoende geëquipeerd zijn voor het komende jaar. Onlangs heeft de ACM vergunninghouders aangeschreven dat indien zij voorzien of behoren te voorzien dat zij niet langer in staat zullen zijn om de plicht tot levering aan kleinverbruikers na te komen of indien zij een surseance van betaling of een faillissement aanvragen, dit onverwijld te melden bij de ACM.3
Mede naar aanleiding van de motie Beckerman e.a.4 over eisen aan energieleveranciers, wordt onderzocht in de aanloop naar de nieuwe Energiewet of aan de levering aan kleinverbruikers strengere eisen moeten worden gesteld. Dit zal mogelijk tot een aanscherping van de vergunningseisen en het toezicht door ACM daarop leiden.
Deelt u de mening dat de ACM ruimere bevoegdheden moet krijgen om eerder en dieper in de cijfers van de energieleveranciers te kunnen kijken en strengere toetredingseisen te stellen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat gedupeerden na een faillissement van hun energieleverancier gecompenseerd moeten worden, bijvoorbeeld uit een op te richten waarborgfonds, voor schade die zij ondervinden vanwege teveel betaalde energiebelasting, btw en netwerkkosten? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat jeugdzorgaanbieders naar de rechter stappen vanwege tariefverlagingen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Haagse jeugdzorgaanbieders naar rechter om tariefverlagingen: «Onder deze voorwaarden gaan we failliet»»?1
Ja.
Kunt u inzicht geven in de tariefverlagingen die de tien samenwerkende gemeenten in de Haagse regio hanteren? Bedragen deze werkelijk ongeveer 40%?
Navraag bij de regio Haaglanden leert dat de tarieven in algemene zin niet met 40% dalen. De meeste tarieven stijgen.
De inkoopronde betreft 85 producten waarvan het merendeel (53 producten) geïndexeerd is. Voor 8 producten zijn de tarieven met meer dan de indexatie naar boven bijgesteld. Voor 23 producten zijn de tarieven om verschillende redenen naar beneden bijgesteld. Hiervan kenden er 6 een daling van circa 40%. Daarnaast was er 1 nieuw product.
Gemeenten dienen bij hun inkoop (ongeacht de wijze van bekostiging) rekening te houden met een goede prijs-kwaliteitverhouding. Artikel 2.12 van de Jeugdwet bepaalt dat gemeenten bij verordening regels moeten stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Op 22 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in de rechtszaak. De Jeugdhulpaanbieders zijn voor wat betreft de tariefsdiscussie in het gelijk gesteld. De regio Haaglanden heeft onvoldoende aangetoond dat de door hen vastgestelde tarieven voldoende recht doen aan de kosten die aanbieders maken. De rechter verwijst hierbij meermaals naar artikel 2.12 uit de Jeugdwet.
In de praktijk is er vaker discussie over tarieven en zijn er met enige regelmaat signalen van aanbieders dat sommige gemeenten niet of onvoldoende indexatie bieden en geven sommige aanbieders aan dat afgesproken tarieven niet kostendekkend zijn.
Dit is de reden dat de Minister voor Rechtsbescherming en ik in de Tweede Kamerbrief «over het bericht dat jeugdzorgaanbieders naar de rechter stappen vanwege tariefverlagingen» van 7 november 2019 een AMvB reële prijs voor de Jeugdwet hebben aangekondigd. Dit in navolging van de AmvB reële prijs, zoals deze eerder in de Wmo 2015 is opgenomen.
Lijkt het u aannemelijk dat jeugdzorginstellingen (blijvend) kwalitatief hoge zorg kunnen verlenen voor ongeveer de helft van het geld? Zo nee, draagt u deze boodschap ook uit richting gemeenten?
Zie antwoord vraag 2.
Welk verband ziet u tussen de enorm grote tekorten op de sociaal domein begrotingen van gemeenten en deze drastische prijsverlagingen?
Het signaal dat veel gemeenten te maken hebben met tekorten op hun budget voor jeugdhulp is niet nieuw. Dit is ook de reden geweest dat het kabinet bij voorjaarsnota € 1.020 miljoen extra financiële middelen voor de jeugdhulp beschikbaar heeft gesteld.
Tegelijkertijd ontslaan financiële tekorten gemeenten niet van hun verplichtingen die uit de Jeugdwet voortvloeien, zoals de jeugdhulpplicht en de plicht om reële tarieven te hanteren.
Deelt u de mening dat de zorg voor onze jeugd hiermee in de uitverkoop wordt gegooid?
Zie antwoord vraag 4.
Welke actie gaat u ondernemen om te verzekeren dat niet nog meer jeugdzorginstellingen failliet gaan waardoor kinderen zonder hulp komen te zitten en wachtlijsten nog verder oplopen?
Het is de eerste verantwoordelijkheid van jeugdhulpaanbieders zelf (goede bedrijfsvoering) en gemeenten (goed opdrachtgeverschap) om te zorgen dat aanbieders niet failliet gaan.
Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd en de Jeugdautoriteit kunnen hierin een bemiddelende rol spelen wanneer gemeenten en aanbieders er in gezamenlijk onvoldoende uit komen.
Voor situaties waar continuïteit van cruciale jeugdhulp in acuut gevaar komt door liquiditeitsproblemen bij een jeugdhulpaanbieder is een subsidieregeling in de maak. Voor deze regeling is gelijktijdig met de extra financiële middelen voor jeugdhulp, € 20 miljoen vanuit het gemeentefonds gereserveerd.
Kunt u verzekeren dat deze tariefverlagingen niet zullen worden doorgevoerd terwijl de rechtszaken lopen, aangezien een gewonnen zaak geen nut meer heeft wanneer kwetsbare kinderen al zonder hulp in de kou staan?
In reactie op de uitspraak van de voorzieningenrechter hebben de gemeenten in de regio Haaglanden op 7 november 2019 een brief verstuurd aan hun gemeenteraden. De gemeenten geven aan als eerste prioriteit, samen met de jeugdhulpaanbieders, te zullen zorgen dat de zorgcontinuïteit voor jeugdigen en gezinnen per 1 januari a.s. is gewaarborgd. Het doel is dat lopende jeugdhulptrajecten en nieuwe aanvragen kunnen worden uitgevoerd en ingediend.
Vervolgens zullen gemeenten zich, zoals door de rechter gevraagd, proactief en constructief opstellen met de nadrukkelijke bedoeling tot overeenstemming te komen.
Het verdwijnen van XS4all |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Brandbrief aan KPN»?1 en «Open brief aan aanstaand KPN CEO Dominique Leroy»?2
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat klanten van XS4ALL die het bedrijf roemen vanwege de «hoge technische kwaliteit die zij levert, de passie en expertise van de helpdesk en om haar rol in het maatschappelijk debat als verdediger van de digitale rechten en vrijheden van haar klanten» zich zorgen maken dat dit soort dienstverlening in de toekomst niet meer vanzelfsprekend is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik kan me in het algemeen voorstellen dat klanten die zich geplaatst zien voor een wijziging van een dienstenleverancier of zelfs het compleet verdwijnen daarvan, zich daarover zorgen maken. Ik heb er tegelijkertijd vertrouwen in dat marktkrachten, dus ook van vragers, druk uitoefenen op dienstenleveranciers om specifieke dienstverlening te borgen. Zo ook de klanten van XS4all.
Wat kunnen klanten van XS4ALL doen om ervoor te zorgen dat de bovengenoemde dienstverlening bij KPN wel gewaarborgd blijft?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat de bovengenoemde dienstverlening bij KPN wel gewaarborgd blijft?
Mij ontbreekt het wettelijk instrumentarium om telecompartijen te dwingen specifieke dienstverlening te continueren. Ik kan marktpartijen niet dwingen om hun (differentiatie in) dienstenpakketten specifiek in te richten. Het wettelijk kader van de Telecommunicatiewet is gericht op het waarborgen van concurrentie en keuzevrijheid. Binnen deze wettelijke kaders legt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) regulering op als dit nodig is om de concurrentie en keuzevrijheid te waarborgen. De ACM heeft eind vorig jaar toegangsverplichtingen opgelegd aan zowel KPN als VodafoneZiggo.3 Ik juich dit besluit van de ACM toe.
Deelt u de mening dat als klanten van internetaanbieder willen wisselen hun internetaanbieder, naar analogie van het wisselen van een bankrekening en incasso’s, voor tenminste een half jaar de e-mails naar een nieuw e-mailadres doorgestuurd moeten krijgen? Zo, waarom? Zo nee, waarom niet?
Voor veel consumenten vormt het e-mailadres van de internetprovider dat zij gebruiken een overstapdrempel.4 Ik heb de telecomaanbieders daarom verzocht om zelfreguleringsafspraken te maken over een langere periode voor toegang tot de mailbox of het doorsturen van e-mails. De sector heeft dit verzoek opgepakt en ik verwacht dat de telecomaanbieders hierover op korte termijn afspraken maken. Verder is er reeds een zogenoemde overstapservice om het overstappen te vergemakkelijken. Dit houdt in dat de nieuwe aanbieder de overstap voor de consument regelt met de oude aanbieder. Met het wetsvoorstel overstappen dat ik in voorbereiding heb zet ik mij in voor het verder verlagen van overstapdrempels in de telecommarkt.5
Wat kunt u doen om er voor te zorgen dat klanten gemakkelijker naar een andere internetaanbieder kunnen overstappen, bijvoorbeeld dat zijn hun e-mailadres naar een andere provider kunnen meenemen of gedurende langere tijd hun e-mail doorgestuurd krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
Absurde uitzendtarieven in het onderwijs |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Schoolleiders kritisch op grote rol uitzendbureaus»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Dit is een terugkerend onderwerp en zoals ik eerder heb aangegeven in antwoord op vragen van uw Kamer2 vind ik het onwenselijk wanneer de uitzendbureaus de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen.
Hoeveel geld dat voor lerarensalarissen is bestemd gaat nu naar uitzendbureaus? Hoeveel extra leraren hadden met dit geld kunnen worden aangenomen? Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk dat geld dat bedoeld is voor leraren naar op geldbeluste uitzendbureaus gaat? Wanneer komen de uitkomsten van de pilot van DUO waarin wordt gepoogd meer inzicht te krijgen in de verhouding leraren in loondienst en uitzendkracht?
De exacte uitgaven aan uitzendbureaus in het primair onderwijs ken ik niet. Op basis van informatie uit de jaarverslagen kennen we wel de totale lasten voor het personeel niet in loondienst (PNIL). In 2018 bedroegen die lasten in het po € 377 miljoen. Het gaat hierbij om zowel uitzendkrachten, ZZP-ers en ander personeel dat niet in loondienst is bij de school. Deze personeelslasten betreffen 4,2% van de totale personeelsuitgaven.
In 2018 bedroegen de uitgaven aan de PNIL in het vo € 266 miljoen, dat betreft 3,7% van de totale personeelsuitgaven. In het mbo bedroegen de uitgaven aan de PNIL € 300 miljoen, dat betreft 7,9% van de totale personeelsuitgaven.
Ik deel de mening dat het zeer onwenselijk is als onderwijsgeld naar uitzendbureaus gaat die de schaarste op de arbeidsmarkt in het onderwijs aangrijpen om de tarieven te verhogen. Zoals ik eerder heb aangegeven, is mijn beeld wel dat het om uitwassen gaat. Desalniettemin wil ik meer inzicht verkrijgen op het personeel dat niet in dienst is bij de werkgever, maar via een andere route werkzaamheden op de school verricht. Dit is ook in lijn met de destijds aangenomen motie van de leden Westerveld (GroenLinks) en Kwint (SP) om inzichtelijk te maken hoeveel geld schoolbesturen nu uitgeven aan personeel dat niet in loondienst is.3
Op dit moment vindt door DUO een pilot plaats over de wijze waarop deze informatie het beste kan worden verkregen. Het genereren van deze informatie is complex, daarom zijn er nog geen resultaten te melden.
Klopt het dat de tot nu toe gepleegde inzet met onder andere de PO-raad ten aanzien van bewustwording onder schoolbesturen omtrent de onwenselijkheid van het werken met uitzendbureaus niet heeft geleid tot minder uitzendwerk? Gaat u daarom met de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) en de PO-Raad opnieuw om tafel om afspraken, bijvoorbeeld door het opstellen van een zwarte lijst, te maken dat scholen geen gebruik meer maken van commerciële uitzendbureaus die absurde tarieven vragen?
Schoolbesturen hebben zich op verschillende plekken uitgesproken tegen de inzet van (te dure) uitzendbureaus. Op dit moment komen schoolbesturen daarom gezamenlijk tot afspraken over de inschakeling van uitzendbureaus. Ik vind dat een heel positieve ontwikkeling. In tijden van tekorten kan een beroep gedaan worden op uitzendbureaus. Het heeft mijn voortdurende aandacht en is onderwerp van gesprek op de Landelijke tafel lerarentekorten.
Gaat u bovendien scholen vragen om bij het jaarverslag te melden welk deel van de lumpsum wordt besteed aan externe inhuur?
Scholen leveren jaarlijks via de jaarverslagen gegevens over de uitgaven aan het personeel niet in loondienst als aandeel van de totale loonkosten.
Hoe beoordeelt u het gedrag van uitzendbureaus die misbruik maken van tekorten in een sector en daardoor extreem hoge tarieven te vragen? Bent u, voor de korte termijn, bereid de uitzendbranche (ABU & NBBU) aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en er bij hen op aan te dringen te stoppen met het vragen van absurde tarieven voor het inhuren van leraren? Zo nee waarom niet?
Zoals aangegeven in bovenstaande antwoorden, vind ik het gedrag van uitzendbureaus om de schaarste te benutten voor het extreem verhogen van de uitzendtarieven zeer onwenselijk. Het blijft echter aan de schoolbesturen zelf om te kiezen voor een uitzendbureau en afspraken te maken over het tarief. Op verschillende plekken worden ook door schoolbesturen gezamenlijk afspraken gemaakt. Ik vind het op dit moment niet nodig om met de uitzendbranche specifiek over de rol van uitzendbureaus in het onderwijs te spreken.
Bent u bereid te kijken om, zoals ook schoolbesturen aangeven, commerciële uitzendbureaus die absurde tarieven hanteren te verbieden in het onderwijs?
Ik heb begrip voor de zorgen die besturen over de hoogte van deze kosten hebben. Uitzendbureaus bepalen echter zelf hun tarieven en daarom kan ik (extreem) hoge tarieven helaas niet verbieden.
Ik vind het belangrijk om de ontwikkelingen te blijven volgen, maar schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor het werven en aanstellen van personeel. Dit geldt ook voor de inhuur van personeel. Het is aan de schoolbesturen om te bepalen van welke uitzendbureaus zij uitzendpersoneel willen afnemen en tegen welke tarieven zij dit doen.
Deelt u de mening dat maatschappelijke uitzendbureaus, zonder winstoogmerk, het inhuren bij piek en ziek onder fatsoenlijke voorwaarden zouden moeten aanbieden? Bent u bereid om dit mee te nemen in het onderzoek2 naar een vergunningstelsel in de uitzendbranche?
In het kader van de afwegingen met betrekking tot een vergunningstelsel is mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek met de betrokken partijen in de uitzendbranche. Hierbij wordt naar de uitzendsector in den brede gekeken.
Gedupeerde huizenkopers in Brielle |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het bericht «Alleen lef kan drama voor huizenkopers in Brielse Van Sleenstraat voorkomen»?1
Ja.
Heeft u contact gezocht met het gemeentebestuur over deze casus? Zo ja, welke maatregelen heeft de gemeente genomen om de gedupeerde huizenkopers te helpen? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
Ja, ik heb contact gehad met de gemeente Brielle. De gemeente heeft aan mij gemeld dat zij de volgende maatregelen heeft genomen. Zij heeft de kopers (onverplicht) ondersteund door hen een renteloze lening van € 20.000,- aan te bieden om de eerste kosten op te vangen, waaronder kosten van huisvesting. De gemeente heeft tevens aangegeven samen met de gedupeerden naar een oplossing te willen zoeken. Hiertoe vindt regelmatig overleg met hen plaats. Bij het zoeken naar een oplossing heeft de gemeente benadrukt dat de kopers zich zouden moeten verenigen opdat zij dan als collectief kunnen optreden. De huizen van de gedupeerden zitten namelijk aan elkaar vast, het is één samenhangend bouwblok en er zijn gezamenlijke constructieve gebreken aan de woningen geconstateerd, hetgeen een gezamenlijke oplossing/ aanpak vergt. Ook om een mogelijke oplossing financieel rond te krijgen kan collectief optreden wenselijk zijn, aldus de gemeente. Zoals het college ook in de raadsinformatiebrief van 2 oktober jl. schrijft, is de gemeente bereid waar mogelijk de bewoners te steunen, maar dit laat de eigen verantwoordelijk van kopers voor de oplossing van dit nijpende probleem onverlet.2 De gemeente Brielle heeft aangegeven mij over de ontwikkelingen in deze kwestie op de hoogte te houden.
Wat vindt u ervan dat huizenkopers worden opgezadeld met de kosten en gevolgen van grove bouwtechnische fouten als de bouwer failliet gaat?
Ik vind dit zeer droevig. Normaal gesproken draaien huizenkopers hier niet voorop omdat hiervoor afbouwgaranties (garantie- waarborgregelingen) bestaan. Van de gemeente heb ik begrepen dat de aannemer failliet is gegaan en dat hij in zee is gegaan met een onbetrouwbare waarborginstelling, Betaal Garant Nederland, die niet gebruikelijke voorwaarden hanteert en waarvan de directeur in juli veroordeeld is voor het leiding geven aan een criminele organisatie (zie ook mijn antwoord op vraag 6).
Welke rechten en plichten hebben huizenkopers in dergelijke gevallen volgens de wet? Welke rechten en plichten heeft een gemeente? Welke voorzorgsmaatregelen kan een huizenkoper treffen om deze situatie te voorkomen?
Bij het afsluiten van de koop- aanneemovereenkomst, zoals hier het geval was (koop van de grond en aanneming van het bouwen van de woning), kan de koper die tevens opdrachtgever is, gebruik maken van een bijzonder opschortingsrecht: de zogenoemde 5% regeling zoals die in artikel 7:768 van het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd. De opdrachtgever van het bouwwerk kan op voorhand aangeven, zonder dat hij hoeft aan te tonen dat de aannemer zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd en met behoud van zijn recht op oplevering, dat maximaal 5 procent van de aanneemsom wordt ingehouden op de laatste termijn of laatste termijnen en dat dit bedrag in depot bij een notaris wordt gestort, in plaats van dit aan de aannemer te betalen. De 5% regeling geldt voor alle gebreken die zich voordoen binnen die drie maanden na de oplevering. De notaris betaalt dit bedrag drie maanden na oplevering aan de aannemer tenzij de opdrachtgever heeft aangegeven dat hij van zijn opschortingsrecht gebruik wenst te maken omdat er gebreken zijn.
Bij consumentennieuwbouw wordt in overgrote meerderheid gebruik gemaakt van een standaardmodel koop- aannemingsovereenkomst van Bouwend Nederland, NEPROM (Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen) en NVB (Nederlandse Vereniging van Banken) die blijkens hun algemene voorwaarden een garantie- waarborgregeling hanteren, die kan worden afgesloten bij meerdere organisaties. Op de website van de Vereniging Eigen Huis (VEH) worden Stichting Waarborgfonds Koopwoningen (SWK), Woningborg en BouwGarant genoemd als goede voorbeelden waar een garantie- waarborgregeling kan worden afgesloten. Deze garantie- waarborgregeling biedt een kwaliteitsgarantie van de aannemer aan de opdrachtgever dat de woning en de toegepaste constructie en materialen voldoen aan de gestelde eisen en dat de woning de afgesproken indeling heeft. Deze zes maanden durende garantie na de datum van oplevering is extra bovenop de verplichtingen die de aannemer sowieso heeft op grond van de wet en de aanneemovereenkomst. Daarnaast heeft de opdrachtgever op grond van deze regeling de waarborg dat de woning wordt afgebouwd en gebreken worden hersteld als de aannemer failliet is of niet wil herstellen.
Als de woning gereed is dient de aannemer aan te geven dat de woning kan worden opgeleverd. De opdrachtgever/koper dient de woning vervolgens binnen een redelijke termijn te keuren, hiervoor kan hij zich laten bijstaan door een bouwkundig adviseur. Als er gebreken zijn kan de opdrachtgever de aannemer op grond van de aanneemovereenkomst aanspreken. Als de opdrachtgever niet binnen een redelijke termijn keurt en al dan niet onder voorbehoud aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert, wordt de opdrachtgever geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd en is de woning voor risico van de opdrachtgever (artikel 758 van het Burgerlijk Wetboek). De opdrachtgever kan de aannemer dan alleen nog aansprakelijk stellen voor verborgen gebreken (gebreken die niet zichtbaar zijn op het moment van de oplevering).
Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking treedt, is de aansprakelijkheid van de aannemer aangescherpt en is hij na de oplevering aansprakelijk voor alle gebreken in het bouwwerk (dus niet alleen de verborgen gebreken), die door hem veroorzaakt zijn, tenzij deze gebreken niet aan hem zijn toe te rekenen. Ook wordt de rechtspositie van alle consumenten van nieuwbouwwoningen verbeterd. Het opschortingsrecht wordt aangescherpt, doordat de aannemer de consument schriftelijk de gelegenheid dient te geven, om aan te geven of hij van zijn opschortingsbevoegdheid gebruik wenst te maken. De aannemer dient hiervan een afschrift aan de notaris te sturen. Hiermee wordt de consument geattendeerd op het aflopen van de opschortingstermijn en betaalt de notaris dit bedrag drie maanden na oplevering niet automatisch aan de aannemer als de consument niet heeft gereageerd. Daarnaast krijgt de aannemer een informatieplicht, zie hiervoor mijn antwoord op vraag 7.
Bij nieuwbouw is een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist. De gemeente heeft de taak de vergunningaanvraag te beoordelen en de vergunning te verlenen als naar haar oordeel uit de aanvraag aannemelijk wordt dat is voldaan aan het Bouwbesluit 2012. Tijdens de bouw houdt zij toezicht op de naleving van het Bouwbesluit 2012 en maakt zij hierbij zo nodig gebruik van haar handhavende bevoegdheden als hieraan niet voldaan wordt: stilleggen van de bouw, het opleggen van een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, zelf tot herstel overgaan indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, waarbij de kosten daarvan in rekening worden gebracht bij de overtreder, of een dwangsom opleggen. In ernstige gevallen kan de gemeente gelasten dat het bouwwerk wordt gesloopt. Als de woning is opgeleverd mag deze pas in gebruik worden genomen nadat deze gereed is gemeld bij de gemeente. Met de hiervoor al genoemde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt nog een extra bescherming ingebouwd. Tijdens het bouwen en bij het gereedkomen van het bouwwerk zal een onafhankelijke kwaliteitsborger controles uitvoeren. Het gebouw mag niet in gebruik worden genomen als er geen verklaring ligt van de kwaliteitsborger dat het gebouw naar zijn oordeel voldoet aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Ook zal de kwaliteitsborger tijdens de bouw, wanneer hij constateert dat niet conform het Bouwbesluit 2012 wordt gebouwd, dit melden bij de gemeente. Zo nodig kan de gemeente handhavend optreden.
Ten slotte kan een potentiële huizenkoper zich voor het kopen van een woning laten adviseren door organisaties zoals de VEH, waar informatie te vinden is over het kopen van een woning, koop- aannemingsovereenkomsten, waarborginstellingen en de voorwaarden waaraan deze instellingen moeten voldoen.
Hoe vaak komt het voor dat huizenkopers worden opgezadeld met dergelijke kosten?
Precieze aantallen zijn mij niet bekend omdat ik hierbij geen betrokken partij ben.
Hoe kan het dat de huizenkopers geen beroep kunnen doen op een garantiefonds? Is een garantiefonds niet juist bedoeld voor dergelijke situaties?
Een garantie- waarborgregeling is zeker bedoeld voor dergelijke situaties. Zie ook mijn antwoord op vragen 4 en 7.
Nu blijkt dat mensen geen beroep kunnen doen op het garantiefonds, ziet u redenen om te komen met een landelijk keurmerk of zelf een garantiefonds op te zetten?
Over het algemeen werken de garantie- en waarborgregelingen naar behoren en komen gevallen zoals deze weinig voor. Om die reden is er geen aanleiding voor mij om zelf een garantiesysteem op te zetten. Wel zijn in de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen maatregelen genomen om rechtspositie van alle consumenten van nieuwbouwwoningen te verbeteren door de aannemer een informatieplicht op te leggen.3 Daarin is geregeld dat de aannemer de opdrachtgever (dit is b.v. de consument met een koop- aannemingsovereenkomst) dient te informeren of en zo ja, op welk wijze de aannemer door een verzekering dan wel een andere financiële zekerheid de risico’s voor de opdrachtgever heeft afgedekt tegen schade als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen tot het bouwen van het bouwwerk en voor gebreken die na de oplevering van het bouwwerk aan het licht komen. Hiermee is de opdrachtgever op de hoogte van de wijze waarop hij beschermd is tegen deze risico’s. Deze regeling geeft duidelijkheid aan alle opdrachtgevers, die met en zonder waarborggarantie4 een woning kopen. De opdrachtgever kan zich zo beter een oordeel vormen over de wijze waarop hij wordt beschermd tegen risico’s dat het bouwwerk niet wordt afgebouwd of met gebreken wordt opgeleverd.
De integratie van XS4ALL door KPN en de gevolgen voor de keuzevrijheid |
|
Frank Futselaar |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat KPN de organisatie XS4ALL volledig laat verdwijnen, ondanks een negatief advies van de ondernemingsraad (OR) en mogelijk negatieve bedrijfseconomische gevolgen?1
Ja.
Kunt u aangeven welke gevolgen het verdwijnen van het merk XS4ALL heeft voor de keuzevrijheid en of er internetaanbieders zijn die dezelfde kwaliteit dienstverlening aanbieden? Bent u bereid de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te vragen hiernaar een marktanalyse uit te voeren?
Het staat marktpartijen in Nederland vrij om specifieke dienstverlening te ontwikkelen en in de markt te zetten. Zij kunnen zich voor de levering daarvan wenden tot de infrastructuur aanbieders om toegang tot hun netwerken te verkrijgen. Die toegang wordt gereguleerd en zoals u weet is mijn beleid erop gericht om die gereguleerde toegangsmogelijkheden te verruimen. Ik heb vanzelfsprekend geen oordeel over de onderscheidende kwalitatieve kenmerken van specifieke dienstverlening. Het oordeel daarover is aan de consument.
Deelt u de mening dat het negatieve advies van de OR slechts een formaliteit is en geen invloed zal hebben op de beslissing van de besturen van XS4ALL en KPN? Zo nee, kunt u voorbeelden noemen waarin een negatief advies van werknemers heeft geleid tot een ander besluit in de bestuurskamers?
Ik heb geen mening over hoe de besturen van XS4ALL en KPN het advies van de Ondernemingsraad wegen; dat is besluitvorming die in de betreffende bestuurskamers ligt. Daarbij heb ik er het volste vertrouwen in dat de wijze waarop we in Nederland deze ondernemingsrechtelijke bevoegdheden hebben belegd, bij de uiteindelijke besluitvorming adequaat worden meegewogen. Overigens blijkt uit recent onderzoek dat in ruim vier op de tien gevallen (42,6%) de Ondernemingskamer in het voordeel van de personeelsvertegenwoordiging oordeelt.2
Hoe vaak heeft een OR met succes beroep aangetekend bij de rechter en hiermee een strategische beslissing van deze aard tegengehouden?
Zie antwoord vraag 3.
Welke mogelijkheden hebben huidige abonnees van XS4ALL om hetzelfde niveau van dienstverlening en privacybescherming te krijgen? Bestaan er wettelijke belemmeringen, bijvoorbeeld op het gebied van niet-concurrentiële bedingen, voor werknemers en abonnees van XS4ALL om een nieuwe provider op te richten die hetzelfde niveau biedt?
Als consumenten behoefte hebben aan specifieke dienstverlening, dan geeft dat kansen aan marktpartijen om bij het verdwijnen daarvan in het gat te springen. Er bestaan (gereguleerde) toegangsmogelijkheden voor nieuwe marktpartijen die diensten leveren via de telecomnetwerken. In hoeverre eventuele niet-concurrentiële bedingen van werknemers dat in de weg staan, kan ik in deze niet beoordelen. Deze arbeidscontractuele bepalingen zijn, binnen algemene wettelijke regels, een nadrukkelijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer.
Het bericht ‘VN wil sancties tegen bedrijven uit Myanmar, ook Shell betrokken’ |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «VN wil sancties tegen bedrijven uit Myanmar, ook Shell betrokken»?1
Ja.
Staat u nog steeds achter uw uitspraken in eerdere plenaire debatten, zoals het dertigledendebat over het VN-rapport over vervolging van de legertop in Myanmar voor oorlogsmisdaden, dat u voorstander bent van gerichte en tegen personen gerichte sancties en derhalve geen bedrijven wenst te sanctioneren? Zo ja, hoe kunt u hieraan vasthouden gezien de conclusies uit het VN-rapport dat winsten van bepaalde bedrijven die aantoonbaar (direct of indirect) in handen zijn van de Myanmarese legertop ertoe dienen om mensenrechtenschendingen te financieren? Zo nee, welke aanpassingen van het beleid gaat u treffen?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in het door u genoemde debat aangegeven dat Nederland een voortrekkersrol speelt bij het bevorderen van accountability in Myanmar, o.a. door te pleiten voor verwijzing naar het Internationaal Strafhof (ICC) door de VN-veiligheidsraad en steun voor het Independent Investigative Mechanism for Myanmar (IIMM). Het kabinet heeft tevens aangegeven dat Nederland geen voorstander is van brede sancties die negatieve effecten hebben op de bevolking van Myanmar. Ook heeft het kabinet aangegeven dat het in EU-kader actief bepleit om meer gerichte maatregelen te treffen tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen. Het rapport van de Internationale Fact-Finding Missie (FFM) bevat ook aanbevelingen daartoe, maar wijst in zijn aanbevelingen, net als het kabinet eerder deed, op de noodzaak om de bevolking te ontzien.
Wat is uw reactie op de conclusie uit het VN-rapport, namelijk dat de winst die conglomeraten, zoals Myanmar Economic Holdings Limited (MEHL) en Myanmar Economic Corporation (MEC), alsmede vele daaraan gelieerde bedrijven, de autonomie van de Tatmadaw (de strijdkrachten van Myanmar) versterken en de grove mensenrechtenschendingen van de Tatmadaw financieel ondersteunen?2
Het was bekend dat het Myanmarese leger (Tatmadaw) grote belangen heeft in de economie van Myanmar. Deze verwevenheid komt voort uit vijftig jaar militaire dictatuur. Met de democratische verkiezingen in 2015 is een transitie in gang gezet die moet leiden tot een volledige democratie waarin het leger onder civiele controle komt. Zoals bekend geeft de door de militaire machthebbers ingestelde Grondwet de militairen een sterke machtspositie waardoor het niet mogelijk is voor de civiele regering om haar wil op te leggen aan de militairen. Het beleid van de EU, en dus ook Nederland, is gericht op het ondersteunen en versnellen van deze transitie.
Kunt u met zekerheid uitsluiten dat de Nederlandse overheid (direct dan wel indirect) heeft samengewerkt dan wel (direct dan wel indirect) samenwerkt met de in het rapport aangehaalde bedrijven die geassocieerd zijn met de Tatmadaw? Zo nee, welke samenwerking is er aangegaan en heeft dit bijgedragen aan mensenrechtenschendingen? Zo ja, waaruit blijkt dit?
De Nederlandse overheid werkt niet samen met bedrijven met aantoonbare directe relaties met de Tatmadaw. Door de grote verwevenheid van belangen in de Myanmarese economie kan niet volledig worden uitgesloten dat er sprake is van indirecte relaties, bijvoorbeeld bij de aankoop van producten of diensten. De Nederlandse overheid is derhalve alert op de risico’s in Myanmar en treft bij de eigen inkoop en inhuurpraktijken voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat overheidsgeld op de verkeerde plek terecht komt.
Welke aanpassingen in het buitenlandbeleid inzake Myanmar treft u op basis van de uitkomsten van het rapport?
Het Nederlandse beleid inzake Myanmar, zoals diverse malen besproken met uw Kamer, is gebaseerd op een sterke nadruk op het bevorderen van accountability voor ernstige mensenrechtenschendingen die in Rakhine State en elders in het land zijn gepleegd, alsook op het ondersteunen van de democratische transitie, mensenrechten en duurzame economische ontwikkeling. Het FFM-rapport bevestigt het belang van beide onderdelen van het beleid. Het kabinet ziet daarom geen reden om deze uitgangspunten te wijzigen. Nederland pleit er in EU-kader voor verdere gerichte maatregelen te treffen tegen de meest ernstige mensenrechtenschenders in Myanmar.
Wat gaat u met de conclusie in het rapport doen dat overheden gerichte financiële sancties tegen alle bedrijven van de Tatmadaw, in het bijzonder de MEHL en MEC, zouden moeten nemen? Gaat Nederland deze sancties treffen? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft de aanbevelingen van de FFM dat er gerichte financiële sancties moeten komen tegen bedrijven van de Tatmadaw, dan wel bedrijven die directe banden hebben met de Tatmadaw, tezamen met een wapenembargo. Er is reeds een EU-wapenembargo voor Myanmar van kracht. De FFM benadrukt in haar rapport de noodzaak om negatieve effecten op de bevolking te voorkomen. Het kabinet is bereid om in EU-kader te onderzoeken of het mogelijk is om gerichte maatregelen te nemen tegen bedrijven genoemd in annex II van het FFM-rapport.
Bent u bereid om in EU- en VN-verband te pleiten voor het treffen van gerichte financiële sancties tegen alle bedrijven van de Tatmadaw (o.a. door middel van het plaatsen van deze bedrijven op de sanctielijst van de EU), in het bijzonder MEHL en MEC? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6.
Welke Nederlandse bedrijven zijn er volgens u onder de buitenlandse bedrijven die een of andere vorm van samenwerking met (direct of indirect) aan de Tatmadaw gelieerde bedrijven hebben? Bent u bereid om al deze bedrijven aan te spreken op het feit dat het onwenselijk is dat zij op deze wijze mensenrechtenschendingen steunen?
Het kabinet houdt geen overzicht bij van activiteiten of samenwerkingsvormen van Nederlandse bedrijven met in Myanmar gevestigde ondernemingen. Bedrijven zijn niet verplicht om bij de Nederlandse overheid te melden in welk land en met welke partijen zij zakendoen. Het kabinet deelt het advies uit het FFM-rapport dat buitenlandse bedrijven waakzaam dienen te zijn en gedegen onderzoek verrichten («due dilligence») naar Myanmarese bedrijven waarmee zij zaken doen. Er wordt van Nederlandse bedrijven verwacht dat zij zowel de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) alsmede de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UN Guiding Principles) onderschrijven en naleven bij het uitvoeren van hun internationale activiteiten.
Mochten er signalen worden ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij mensenrechtenschendingen, dan wordt dit met het bedrijf in kwestie besproken. Onze ambassade in Yangon is hier zeer alert op en informeert Nederlandse bedrijven die zaken willen doen in Myanmar over deze richtlijnen.
Bent u bereid om een brede voorlichtingscampagne op te zetten waarin duidelijk wordt gemaakt dat economische bindingen met de in het rapport aangehaalde bedrijven en economische structuren die geassocieerd zijn met de Tatmadaw kunnen bijdragen aan mensenrechtenschendingen en op zijn minst de Tatmadaw zo financieel in het zadel houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
In contacten met ondernemers wordt het Nederlands IMVO-beleid benadrukt, waar mensenrechten nadrukkelijk onderdeel van uitmaken. Mede aan de hand van het FFM-rapport zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken Myanmarese en Nederlandse bedrijven blijven wijzen op het belang van voorzorgsmaatregelen om directe en indirecte betrokkenheid bij of bijdragen aan mensenrechtenschendingen in Myanmar te voorkomen. Ook op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) worden bedrijven hierop geattendeerd.
Bent u bereid om alle landen die wapens leveren aan de Tatmadaw met spoed mede te delen dat zij hiermee mensenrechtenschendingen in stand houden en het uiterst raadzaam is deze wapenleveranties stop te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Nederland is voorstander van strenge toepassing van het EU-wapenembargo tegen Myanmar. Daarnaast is Nederland voorstander van een VN-wapenembargo tegen Myanmar en heeft daarvoor actief gepleit in VN-kader. Helaas is er onvoldoende steun in de VN-Veiligheidsraad voor een VN-wapenembargo, dat alle VN-leden zou verplichten maatregelen te nemen om een einde te maken aan de toevoer van wapens aan Myanmar. Uiteraard is het kabinet bereid in relevante bijeenkomsten bij de VN alle lidstaten te blijven oproepen geen wapens te leveren aan Myanmar.
Bent u bereid om, in plaats van met ze te flirten over het Nederlandse belastingstelsel, Shell berispend toe te spreken over hun overeenkomst met Max Energy Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent zich niet in de door u gekozen formulering dat het met Shell zou «flirten». Zoals gesteld in de beantwoording (13 september jl.) van de Minister voor Buitenland Handel en Ontwikkelingssamenwerking op Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) over sancties tegen bedrijven die gelieerd zijn aan het militaire regime in Myanmar, is het ministerie in contact met Shell over deze kwestie en de overeenkomst die Shell in 2017 sloot met Max Energy Myanmar.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en uitvoerig beantwoorden?
Ja.
2)
De artikelen over Privazorg van Follow the Money en Trouw |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over PrivaZorg van Follow the Money en Trouw?1 2
Ja.
Bevatten genoemde artikelen voor u nieuwe feiten? Welke zijn dat en zijn die feiten aanleiding tot nader onderzoek en/of aanvullende maatregelen (in de casus PrivaZorg als ook meer algemeen in het kader van het tegengaan van misstanden zoals hier aan de orde)?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft dit voorjaar een uitgebreid rapport uitgebracht over haar onderzoek dat in 2018 en 2019 heeft plaatsgevonden en betrekking had op Privazorg in de periode 2013–20193.
In 2013 heeft de IGJ onderzoek gedaan n.a.v. signalen met betrekking tot de kwaliteit van zorg. Dit heeft ertoe geleid dat in 2015 verscherpt toezicht is ingesteld bij drie steunpunten van Privazorg. In 2015 ontving de IGJ ook signalen over de wijze waarop Privazorg is georganiseerd. Destijds had de IGJ in haar toezicht minder aandacht voor de governance en bedrijfsvoering van zorgaanbieders.
In 2018 heeft de IGJ, samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), naar aanleiding van een melding opnieuw een onderzoek gestart naar Privazorg. In dit onderzoek stond de naleving van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz), de Governancecode Zorg en de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) centraal en lag de focus op de governance en bedrijfsvoering. De IGJ heeft het eerder ingestelde verscherpt toezicht, dat was ingesteld vanwege bestuurlijke onrust bij Privazorg, aangevuld met de bevindingen uit dit onderzoek.
De IGJ en de NZa hebben eerder aangegeven4 dat hen de bevoegdheid ontbreekt specifiek onderzoek te doen naar integere en professionele bedrijfsvoering, belangenverstrengeling, wegsluizen van zorggelden en het optuigen van complexe twijfelachtige bedrijfsstructuren.
In mijn brief van 9 juli 20195 aan Uw Kamer heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen om wetgeving voor te bereiden met betrekking tot wettelijke normen op het gebied van de transparante, integere en professionele bedrijfsvoering en randvoorwaarden voor dividenduitkering in de extramurale zorg.
Ook binnen de huidige wettelijke kaders spannen de toezichthouders zich maximaal in om problematiek op het gebied van de integere en professionele bedrijfsvoering bespreekbaar te maken, en ongewenste situaties te onderzoeken en adresseren. Daartoe hebben zij in 2018 een gezamenlijk programma Toezicht op integere bedrijfsvoering opgericht en werken zij intensief samen in verschillende dossiers.
Wat vindt u ervan dat voor toezichthoudende overheidsorganen in de zorg, relevante gegevens door een ander overheidsorgaan (in dit geval de Belastingdienst) niet met hen zijn gedeeld, waardoor misstanden langere tijd «onder de radar bleven» en miljoenen euro’s aan zorggeld konden worden weggesluisd?
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst is belast met de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving. In 2007 was het enkel mogelijk om een fiscaal delict met inachtneming van de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (hierna: ATV-richtlijnen6) aan te melden voor het zogenoemde tripartiete overleg7. Hiertoe is in de regel geen aanleiding bij betalingen die als salarissen en beloningen zijn aangegeven, aangezien het niet aan de Belastingdienst is om te oordelen over de hoogte van de beloningen aan bestuurders van zorgorganisaties. Als partner binnen het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) wisselt de Belastingdienst bij de uitvoering van zijn fiscale taken en binnen de kaders van wet- en regelgeving signalen uit die het toezicht op het zorgdomein raken en waarbij tevens een vermoeden van onrechtmatigheid bestaat. De IGJ en NZa maken ook onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Het IKZ bestaat sinds 1 november 2016.
Is inmiddels geborgd dat het in bovenstaande vraag aan de orde gestelde zich in voorkomende gevallen niet meer voordoet en relevante informatie dus wordt gedeeld?
Het IKZ is in 2016 opgericht. Het IKZ is een samenwerking van de Belastingdienst (inclusief FIOD), het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de IGJ, de Inspectie SZW (ISZW), de NZa, het Openbaar Ministerie (OM), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Het IKZ beoogt de integriteit van de zorgsector verder te versterken. Het doel is om via het combineren van informatie de IKZ-partners in staat te stellen fraude in de zorg effectiever aan te pakken. Binnen het IKZ kunnen partijen informatie uitwisselen binnen de kaders van wet- en regelgeving daarvoor.
Indien u de vierde vraag niet onverkort bevestigend kunt beantwoorden, wat zijn dan de belemmeringen (geweest) om een en ander te regelen en bent u bereid (in samenspraak met uw collega’s) alsnog te zorgen dat relevante informatie tussen betrokken overheidsinstanties in voorkomende gevallen vlot en volledig wordt gedeeld?
Het uitwisselen van gegevens via het IKZ stuit nu nog op enkele knelpunten. Er zijn niet altijd wettelijke grondslagen aanwezig om onderling gegevens te mogen verstrekken, waardoor (informatie-)achterstand op frauderende partijen in stand blijft. Met het wetsvoorstel Wbsrz (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg) wordt gegevensuitwisseling via het IKZ verder verbeterd door het IKZ een eigen wettelijke taak en grondslag te geven. Het streven is dit wetvoorstel begin 2020 aan de Tweede Kamer te verzenden.
Wat vindt u ervan dat blijkbaar pas na herhaaldelijk aandringen actie is ondernomen op de concrete melding van een klokkenluider, die nota bene behoorlijk wat kennis had van de gang van zaken bij PrivaZorg, als ook dat daarover nauwelijks terugkoppeling naar betrokkene heeft plaatsgevonden? Welke overwegingen hebben daarbij een rol gespeeld?
Begin 2018 is een melding binnengekomen bij de IGJ en de NZa. In april 2018 is het dossier onderzocht en beoordeeld binnen het IKZ. Vervolgens heeft de IGJ het onderzoek samen met de NZa in de zomer van 2018 opgepakt. Met de melder zijn diverse gesprekken gevoerd door de NZa in de periode voor het onderzoek. De IGJ heeft met de melder de afspraak gemaakt deze op de hoogte te houden van het onderzoeksproces, niet van de onderzoeksinhoud. Dit is ook gebeurd.
De melder is voorafgaande aan de publicatie van het verscherpt toezicht niet geïnformeerd vanwege het feit dat de zorgaanbieder nog tot de dag van publicatie bezwaar kan aantekenen tegen de publicatie. De melder was verrast over de publicatie en heeft vragen vanuit de media gekregen. De IGJ heeft met de melder hierover gesproken en excuses aangeboden.
Kunt u zich voorstellen dat het bovenstaande potentiële klokkenluiders ervan kan weerhouden misstanden te melden, waardoor die misstanden langer dan nodig kunnen voortduren en geld dat voor zorg is bestemd niet aan zorg wordt besteed? Hoe borgt u dat meldingen van klokkenluiders voortvarend worden opgepakt?
Evenals de IGJ vind ik het belangrijk dat misstanden gemeld worden. Het melden van misstanden moet veilig kunnen gebeuren. Gedurende een lopend onderzoek verschaft de IGJ geen informatie over de inhoud van het onderzoek aan melders. Dit is noodzakelijk voor een zorgvuldig verloop van het onderzoek.
Vindt u het een wenselijke situatie dat zorgbestuurders toezicht houden op zorgbestuurders (zoals in dit geval, waarin de bestuurder van een andere zorginstelling deel uitmaakte van de Raad van Toezicht van PrivaZorg)? Zo nee, wat gaat u er aan doen om dat te voorkomen?
Ik vind het niet onwenselijk wanneer zorgbestuurders tevens toezichthouder zijn bij een andere zorginstelling. Zij kunnen immers hun kennis en ervaringen als bestuurder aanwenden voor het toezicht. Hierbij is het uiteraard wel van belang dat er geen sprake is van belangenverstrengeling. De Goverancecode Zorg 2017 bevat bepalingen om dit te voorkomen. Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel met maatregelen omtrent integere en professionele bedrijfsvoering waarin bepalingen omtrent het tegengaan van (de schijn van) belangenverstrengeling worden opgenomen.
Bent u bereid te regelen dat in een Raad van Toezicht van een zorginstelling altijd iemand zitting heeft namens cliënten?
In artikel 7 van de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en in artikel 10 van de nieuwe Wmcz die komend jaar in werking zal treden, is geregeld dat een zorginstelling in haar statuten (of, indien zij geen rechtspersoon is, anderszins schriftelijk) vast moet leggen dat de cliëntenraad in de gelegenheid wordt gesteld om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van ten minste één lid van het toezichthoudend orgaan. Met deze regeling wordt het cliëntenbelang naar mijn oordeel afdoende gediend.
Wat vindt u van de wirwar van constructies die PrivaZorg in de loop der tijd heeft opgetuigd? Dragen die naar uw mening bij aan het verlenen van goede zorg of worden er vooral andere «doelen» mee gediend? Bent u bereid aan een en ander paal en perk te stellen?
De IGJ heeft geconcludeerd dat Privazorg niet voldoet aan artikel 3 Wkkgz omdat de voorwaarden voor goede zorg niet op orde zijn vanwege gebrek aan goed bestuur en goed toezicht. De wijze waarop de besturing van Privazorg is vormgegeven, leidt tot het risico dat de maatschappelijke doelstelling van Privazorg als zorginstelling niet gewaarborgd is en de centrale positie van de cliënt onvoldoende tot zijn recht komt. Interne toezichthouders, noch externe toezichthouders konden adequaat toezicht houden op het bestuur van en de geldstromen binnen Privazorg. Kortom, bij Privazorg was er sprake van gebrekkig intern toezicht en belangenverstrengeling binnen een organisatie die niet transparant was. Ik werk dan ook aan wetgeving met maatregelen om juist deze zaken te bevorderen; het tegengaan van belangenverstrengeling, een betere positionering van het intern toezicht en het vergroten van transparantie. Met deze maatregelen wil ik zowel het interne toezicht, als het externe toezicht door de IGJ en NZa op deze punten versterken. Wanneer deze zaken geborgd zijn, is het niet nodig om bepaalde ondernemingsrechtelijke constructies te verbieden. Dit zou bovendien gezien de grote verscheidenheid aan ondernemingsvormen lastig te operationaliseren zijn en een grote en onnodige lastendruk voor de sector met zich meebrengen.
Wat vindt u van de rol van de accountant in dezen? Ziet u aanleiding voor overleg met bijvoorbeeld de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA)?
Na het uitbrengen van haar rapport hebben IGJ en NZA contact gezocht met de AFM en zij hebben reeds gesproken met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) voor overleg. IGJ, NZa en NBA hebben afgesproken het gesprek over kwaliteitsverbetering van accountants in de zorg voort te zetten. Daarnaast heeft de directeur van de NBA in een openbare reactie aangegeven dat accountants het publiek belang dienen en de samenleving mag verwachten dat ze wegblijven van hetgeen daarmee in strijd is. Het is dus ongewenst als accountants – ook in hun adviesrol – medewerking verlenen aan dubieuze constructies. Daarnaast behoort het tot de taak van een controlerend accountant om zich te vergewissen van de integriteit van hun cliënt en gesignaleerde misstanden aan de orde te stellen, aldus de NBA. Ik sluit mij volledig aan bij deze zienswijze.
Heeft u zicht op het aantal zorginstellingen dat, nu zorgkantoren en zorgverzekeraars daar in hun inkoopvoorwaarden eisen aan stellen, net als PrivaZorg actie dient te ondernemen rondom de verhouding eigen werknemers/zzp-ers, teneinde een nieuw contract te krijgen? Zo nee, wilt u dan actie ondernemen om dat inzichtelijk te krijgen? Heeft u er zicht op of alle zorgkantoren en zorgverzekeraars deze eisen stellen? Heeft u zicht op het aantal instellingen dat daar niet aan kan voldoen en wat dat uiteindelijk betekent voor het kunnen ontvangen van zorg door cliënten?
Zorgkantoren hanteren landelijk de richtlijn dat zorgaanbieders tenminste 2/3 van de verwachte gecontracteerde zorg zelf leveren. Zorgkantoren vragen om een bestuursverklaring van alle zorgaanbieders die in aanmerking willen komen voor een contract. Hierin vermelden zorgaanbieders hoeveel onderaannemers/zzp’ers ze inzetten. Zorgkantoren controleren hierop bij inschrijving. In een zeer beperkt aantal zijn afspraken gemaakt dat een zorgaanbieder, zolang deze niet aan de voorwaarden voldoet, geen nieuwe klanten mag aannemen. Daarnaast hebben zorgkantoren overeenkomsten gesloten met zorgboeren/ coöperaties van kleine zorgaanbieders. Dergelijke constructies worden de komende tijd nader bekeken i.v.m. kwaliteit.
In de wijkverpleging zijn er individuele zorgverzekeraars die bij de contractering voorwaarden stellen aan het deel van de zorgverlening dat de zorgaanbieder niet zelf levert, maar uitbesteedt aan bijvoorbeeld een zzp’er.
Kunt u zich voorstellen dat mensen het vreemd vinden dat, bijvoorbeeld door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), in dezen geen aangifte bij het Openbaar Ministerie is gedaan? Wat zijn daarvoor de overwegingen geweest?
De IGJ heeft het IKZ geïnformeerd over haar bevindingen. De opsporingsdiensten iSZW en FIOD zijn partij bij het IKZ en kunnen onder gezag van het OM bezien of aanknopingspunten aanwezig zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u zich voorstellen dat, bijvoorbeeld naar aanleiding van aanvullend onderzoek, alsnog aangifte wordt gedaan? Vindt u dat dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld naar de in 2013 plaatsgevonden herstructurering van PrivaZorg, alsnog moet plaatsvinden? Zo ja, gaat u daartoe opdracht geven?
De IGJ heeft een extern bureau laten kijken naar de bedrijfsvoering van Privazorg. De IGJ heeft naar aanleiding hiervan het advies gekregen dat nader onderzoek naar alle waarschijnlijkheid geen bewijzen op gaat leveren voor strafbare feiten.
Ingevolge artikel 1.2 en 3.1 van het uitvoeringsbesluit WTZi is een winstoogmerk voor thuiszorginstellingen toegestaan. Uitkering van dividend is toegestaan. Een dividenduitkering mag de continuïteit en kwaliteit van zorg niet in gevaar brengen. In de periode na 2013 was dit niet aan de orde. Om die reden heeft de IGJ ook geen nader onderzoek gedaan.
Houdt u er rekening mee dat PrivaZorg zoals gesteld «op omvallen staat»? Bent u bereid proactief (bijvoorbeeld in coördinerende zin) actie te ondernemen, zodat de continuïteit van zorg voor cliënten bij daadwerkelijk omvallen van PrivaZorg gewaarborgd is?
Indien Privazorg failliet zou gaan, rust op zorgverzekeraars en gemeenten een zorgplicht waardoor zij elders voldoende zorg in moeten kopen en moeten bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een aanbieder terecht kan. De IGJ heeft mij op basis van gesprekken met Privazorg laten weten dat er op dit moment geen aanleiding is om te vrezen voor de continuïteit van zorg, noch de continuïteit van Privazorg.
Het bericht ‘Tonnen winst: saucijsjes en gehakt onterecht verkocht als biologisch’ |
|
Frank Futselaar |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tonnen winst: saucijsjes en gehakt onterecht verkocht als biologisch»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is om normaal vlees te verkopen als zijnde biologisch?
Ja. Ik vind het belangrijk dat consumenten kunnen vertrouwen op het biologische keurmerk.
Wat is volgens u de reden dat de directeur van het betreffende bedrijf niet strafrechtelijk is vervolgd voor zijn praktijken?
De overweging om strafrechtelijk onderzoek in te stellen maakt de NVWA-IOD samen met het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie.
Belangrijke criteria voor het opstarten van een strafrechtelijk onderzoek zijn de vermoedelijke aard, ernst en omvang van de fraude en de beschikbare opsporingscapaciteit. Bij de selectie voor opvolging zaken via het strafrecht moeten prioriteiten worden gesteld. Casussen waarbij er sprake kan zijn van risico’s voor de volksgezondheid zullen als eerste worden opgepakt.
In de praktijk betekent dit dat de NVWA-IOD onvoldoende capaciteit heeft om alle vermoedelijke fraude met biologisch voedsel strafrechtelijk te onderzoeken.
Voor deze casus is besloten om een ander handhavingsinstrument te gebruiken om de vermenging van biologisch en gangbaar vlees te stoppen. De NVWA heeft namelijk door een uitgebreide administratieve controle vastgesteld dat de traceerbaarheid bij het bedrijf niet op orde was, waardoor ingekocht gangbaar vlees als biologisch is uitgeslagen en gefactureerd, en andersom. Skal heeft op basis daarvan kunnen optreden door het certificaat van het bedrijf in te trekken. Daarmee mag het bedrijf producten niet als biologisch op de markt brengen.
Bent u bereid de Kamer te informeren over het in het artikel genoemde capaciteitstekort bij de Nederlanse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Ja. Ik zal uw Kamer bij de rapportage over de definitieve resultaten van de herbezinning van de NVWA hierover informeren. Ik verwijs naar mijn brief van 12 juli 2019 (Kamerstuk 33 835, nr. 127).
Bent u van plan om een onderzoek uit te voeren naar frauderende vleesverhandelaars? Zo nee, waarom niet?
De NVWA-IOD heeft de afgelopen jaren al diverse strafrechtelijke onderzoeken uitgevoerd naar frauderende vleeshandelaren. Als daar aanleiding toe is zal dit in de toekomst ook gebeuren.
Is er volgens u een juridische mogelijkheid om bedrijven die aantoonbaar hebben gefraudeerd het keurmerk «biologisch» te ontzeggen? Zo ja, bent u in het geval van dit bedrijf bereid om deze maatregel toe te passen zodra de vermeende fraude is aangetoond?
Het ontzeggen van het keurmerk «biologisch» bij bedrijven die vermoedelijk of aantoonbaar hebben gefraudeerd valt binnen de bestaande sanctiemogelijkheden van toezichthouder Skal Biocontrole. Skal trekt het certificaat in van bedrijven die hebben gefraudeerd. Van de door RTL Nieuws benoemde vleesverwerker is het certificaat in juni 2017 door Skal ingetrokken. Hiermee wordt de consument beschermd en is de betrouwbaarheid van het biologisch keurmerk gewaarborgd.
Het bericht dat Uber een belastingvoordeel van miljarden heeft gecreëerd in Nederland |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Uber creëert eenmalig belastingvoordeel van miljarden in Nederland»?1
Ja.
Op welke manier kan de verhuizing van intellectueel eigendom van Bermuda naar Nederland een grote aftrekpost opleveren in Nederland?
De laatste jaren zijn internationaal veel afspraken gemaakt over maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, bijvoorbeeld in de eindrapporten van het BEPS-project van de OESO/G20 en in de eerste en tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn van de EU. Ook nemen landen zelf aanvullende maatregelen, zoals Nederland doet met de introductie van een bronbelasting op betalingen van interest en royalty’s naar laagbelastende landen. Door dit soort maatregelen wordt het voor bedrijven onaantrekkelijk om gebruik te maken van structuren waarbij winsten kunstmatig worden verplaatst naar landen waar geen of weinig winstbelasting wordt geheven. Daardoor kiezen steeds meer bedrijven ervoor om dergelijke structuren te ontmantelen. Hierbij zal in voorkomende gevallen ook het intellectueel eigendom verplaatst worden naar een andere vennootschap van hetzelfde concern, mogelijk in Nederland.
In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Op welke wijze is het intellectueel eigendom door Uber verhuisd? Zijn er functies en personen vanuit Bermuda naar Nederland verplaatst? Hoeveel mensen werkten er voorheen op Bermuda en in Nederland voor Uber en hoeveel waren dat er na de verhuizing?
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.
In zijn algemeenheid geldt dat Bermuda geen winstbelasting-systeem kent. Winst van een op Bermuda gevestigde vennootschap zal daardoor op Bermuda niet aan winstbelasting zijn onderworpen. Dit geldt ook voor een eventuele overdrachtswinst bij verplaatsing van een immaterieel activum. Afhankelijk van de fiscale wetgeving van de staat waarin een (onmiddellijke of middellijke) aandeelhouder van de op Bermuda gevestigde vennootschap is gevestigd, zou de winst van de op Bermuda gevestigde vennootschap overigens nog in die staat (deels) in de heffing kunnen worden betrokken.
Voor de vraag of het immaterieel activum kan worden toegerekend aan een in Nederland gevestigde groepsmaatschappij, is voorts van belang dat die maatschappij over de vereiste relevante functionaliteit beschikt om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende immaterieel activum te kunnen beheersen.
Is er over het intellectueel eigendom belasting betaald in Bermuda of elders alvorens het naar Nederland is verplaatst?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Uber een ruling heeft waarin de aftrekpost is bevestigd door de Belastingdienst? Is deze ruling afgegeven conform de regels? Is bij het afgeven van de ruling gecontroleerd of elders belasting is betaald over het intellectueel eigendom, alvorens het in Nederland op de balans is gezet?
Op grond van artikel 67 AWR kan ik niet ingaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige. Om die reden kan ik ook niet ingaan op vragen over de inhoud van een mogelijke ruling.
In zijn algemeenheid geldt dat informeel kapitaal zich kan voordoen indien op grond van de aandeelhoudersrelatie activa, waaronder immateriële activa, om niet of tegen een (te) geringe vergoeding aan een in Nederland gevestigde groepsmaatschappij worden overgedragen. Er is dan sprake van een eenmalige informeel kapitaalstorting. Indien de overdracht echter plaatsvindt op basis van een vergoeding gelijk aan de waarde in het economische verkeer is er geen sprake van een informeel kapitaalstructuur. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 is de belastingheffing ten aanzien van de eventuele overdrachtswinst in de staat waarin die overdragende groepsmaatschappij is gevestigd afhankelijk van de fiscale wetgeving in die staat.
Tijdens het algemeen overleg over de vernieuwde rulingpraktijk van 4 juni 2019 heb ik aangegeven dat, omdat bij informeel-kapitaalsituaties de transactie een onzakelijk karakter heeft, het besparen van buitenlandse belasting voorop zal staan en belastingbesparing dus de doorslaggevende beweegreden zal zijn voor de structuur.3 Dit heeft tot gevolg dat vanaf 1 juli 2019 geen informeel-kapitaalrulings (met internationaal karakter) meer kunnen worden afgesloten.
Is deze ruling een zogeheten informeelkapitaalruling, of gelijkend daarop, waarvan door u was gesteld dat deze niet meer afgegeven zou worden?1
Zie antwoord vraag 5.
Kan volgens het rulingbeleid een ruling worden afgegeven indien over de onderliggende waarde van het bedrijf tot verhuizing naar Nederland niet is afgerekend? Zo ja, bent u bereid het beleid aan te passen zodat dit niet meer gebeurt?
Ik interpreteer uw vraag zo dat u doelt op de vraag of er een ruling kan worden afgegeven in de situatie waarin een immaterieel activum wordt verplaatst naar Nederland en de waardestijging van dat immaterieel activum tot het moment van verplaatsing wordt belast in een land dat geen of een relatief lage winstbelasting kent. In het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter is opgenomen in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden gevoerd en derhalve geen ruling tot stand zal komen.4 Kort samengevat is dit het geval indien geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties5. Indien een immaterieel activum vanuit één van deze jurisdicties wordt verplaatst naar Nederland zal geen ruling tot stand komen over deze transactie, ook niet over de waarde waartegen het immaterieel activum kan worden geactiveerd.
Deelt u de mening dat het oneerlijke concurrentie is als een bedrijf niet alleen zich op de markt begeeft met kennelijk, gezien de verliezen, te lage tarieven, maar ook nog eens geen belasting betaalt terwijl andere bedrijven dat wel gewoon doen?
De vennootschapsbelasting is een belasting over de winst. Indien een bedrijf (nog) geen winst maakt, hoeft het in beginsel ook geen vennootschapsbelasting te betalen. Ik kan geen oordeel geven over de vraag of een onderneming te lage tarieven rekent en daarmee oneerlijke concurrentie bedrijft. Omdat de vennootschapsbelasting wordt geheven op basis van de behaalde winst vind ik het niet onredelijk dat een vennootschap die verliezen lijdt geen vennootschapsbelasting betaalt in het verliesjaar.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat bedrijven die zich hier vestigen ook daadwerkelijk belasting betalen, en niet met fiscaal trapezewerk voor lange tijd in de fiscale luwte blijven?
De aanpak van belastingontwijking is en blijft een speerpunt van dit kabinet. Onderdeel van die aanpak is het beschermen van de Nederlandse belastinggrondslag tegen uitholling. Dat doet dit kabinet op meerdere manieren. Zo heeft dit kabinet de EU-richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (ATAD1)6 op meerdere aspecten strenger geïmplementeerd dan de minimumstandaarden die ATAD1 voorschrijft, heeft Nederland in het Multilateraal Verdrag7 gekozen voor een breed palet aan maatregelen, en worden hybridemismatches bestreden met het wetsvoorstel implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking dat voorligt in uw Kamer. Binnenkort stuurt het kabinet een wetsvoorstel naar uw Kamer ter invoering van een conditionele bronbelasting op renten en royalty’s.
Daarnaast heb ik op verzoek van uw Kamer een Commissie belastingheffing van multinationals ingesteld om maatregelen te inventariseren die leiden tot een grondslagverbreding van de vennootschapsbelasting, waarbij tegelijkertijd oog wordt gehouden voor het behoud van hoofdkantooractiviteiten in Nederland. Deze commissie zal in 2019 met concrete voorstellen komen.