Het bericht 'Roep in Amsterdam om weren Samidoun kopstuk' |
|
Ingrid Michon (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat het Samidoun-kopstuk Mohamed al Khatib vrijdag 15 maart komt spreken in het Dokhuis in Amsterdam over de rol van de Palestijnen in Europa bij de bevrijding van Palestina?1 Is deze berichtgeving juist?
Wat is Samidoun voor organisatie en wat is de doelstelling, positie, het ledenaantal en de rechtsvorm van deze organisatie in Nederland en internationaal? Is er bij u een beeld van mogelijke strafbare activiteiten vanuit Samidoun?
Is het juist dat Samidoun een dekmantel is voor de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP)? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Mohamed al Khatib naast Europees coördinator van Samidoun ook lid is van of actief is voor de verboden organisatie PFLP? Als u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken?
Is het juist dat Samidoun verboden is in Duitsland? Zo ja, op welke grondslag?
Zijn er acties bekend van Samidoun in Nederland die gekenschetst kunnen worden als nodeloos kwetsend, opruiend en/of antisemitisch?
Is er voldoende grond om in Nederland een verbod van de organisatie te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zijn Samidoun-leden onderwerp van een lokaal casusoverleg, in het kader van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Is het juist dat Samidoun-leden, waaronder Mohamed al Khatib, ook aanwezig zijn geweest bij de verstorende uit de hand gelopen demonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum, waar ook antisemitische leuzen werden gescandeerd? Zijn er door deze leden tijdens deze demonstratie strafbare feiten gepleegd? Zo ja, zijn deze strafbare feiten opgevolgd door politie en Openbaar Ministerie?
Bent u het eens dat er alles aan moet worden gedaan om een voedingsbodem voor haat de kop in te drukken en er geen ruimte moet worden geboden aan boodschappen van personen of organisaties die groepen mensen tegen elkaar opzetten, terrorisme verheerlijken en/of antisemitisme aanwakkeren?
Bent u bereid, eventueel in samenwerking met Duitsland, te onderzoeken of Samidoun alsnog op de Europese lijst van terroristische organisaties kan worden geplaatst en bent u bereid zich hiervoor in te spannen in Europese Unie (EU-)verband?
Bent u bereid onderzoek te verrichten naar de geldstromen van Samidoun?
Welke mogelijkheden heeft een bank om een bankrekening van een organisatie te sluiten als de bank signalen heeft dat de rekening wordt gebruikt om antisemitische activiteiten te organiseren waarbij het terrorisme van Hamas wordt verheerlijkt?
Welke mogelijkheden heeft de gemeente Amsterdam om spreker Mohamed al Khatib te weren? Is er wettelijk gezien een mogelijkheid hem een gebiedsverbod of spreekverbod op te leggen? Zo ja, op welke grond? Bent u bereid actief met de de gemeente Amsterdam in gesprek te gaan over die mogelijkheden?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.1 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Naar aanleiding van de berichtgeving is er ook nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die directe aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Welke mogelijkheden heeft het kabinet zelf om spreker Mohamed al Khatib te weren bij bijeenkomsten in Nederland? Kunt u dit doen op grond van zijn lidmaatschap van een verboden terroristische organisatie en bent u daar ook toe bereid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid de vragen 14 en 15 bij voorrang en zo nodig apart versneld te beantwoorden omdat de komst van het Samidoun kopstuk al op 15 maart gepland staat?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord. De beantwoording van de overige vragen volgt.
Het bericht ‘Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op ’Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels’’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Samidoun-kopstuk naar Amsterdam: club riep op «Europa te verslaan met kalasjnikovs, raketten en kogels»»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat hier sprake kan gaan zijn van extremistische uitingen die ondermijnend zijn aan de democratische rechtsorde en daarom een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid?
Het kabinet hecht eraan te benadrukken dat er in onze open samenleving geen ruimte en tolerantie is voor extremistische uitingen, zoals haatzaaien opruiing en aanzetten tot geweld. Deze uitingen zijn ondermijnend aan de democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid.
De IND baseert zich bij de beoordeling of een vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is, op de beschikbare informatie, zoals een duiding van de NCTV, een ambtsbericht van de AIVD of een oordeel over de openbare orde door politie en/of de lokale driehoek. Op basis van de beschikbare informatie is er in deze zaak onvoldoende grond om te concluderen dat het persoonlijk gedrag van betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
In algemene zin geldt dat waar personen naar Nederland komen om hier extremistisch gedachtengoed te verspreiden het kabinet er alles aangelegen is om deze personen te weren. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.4 Het weren uit Nederland kan plaatsvinden door een visum voor kort verblijf te weigeren als een vreemdeling visumplichtig is. Niet-visumplichtige derdelanders kunnen ook geweerd worden, bijvoorbeeld door hen te signaleren in het Schengeninformatiesysteem (SIS II) of door een ongewenstverklaring op te leggen, bijvoorbeeld als zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Bij EU-burgers en vreemdelingen die langdurig ingezetene zijn van een lidstaat geldt dat het weren pas mogelijk is als het persoonlijk gedrag van de betrokkene een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Waar grenzen in ons land worden overschreden, treedt de overheid op. Aanjagers die anderen aanzetten tot geweld, bewust extremistische boodschappen verspreiden en tot doel hebben deze te normaliseren, worden aangepakt. Zo zijn gemeenten en andere lokale professionals getraind in het herkennen van signalen van mogelijke radicalisering en kunnen gerichte interventies worden ingezet. Indien er sprake is van strafbare feiten, wordt er door politie, onder gezag van het Openbaar Ministerie, indien opportuun, opgetreden.
Klopt het dat het betreffende lid van de verboden terroristische organisatie Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) visumvrij door Europa reist? Klopt het dat er nog geen inreisverbod is opgelegd? Waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het verschaffen van toegang voor deze man zich tot de brief van 25 oktober jongstleden die zag op het versterken van de aanpak van extremistische sprekers en de positie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) hierin, en tot de aangenomen motie van het lid Diederik van Dijk en de mogelijkheid om haat- en angstzaaiers te weren?2, 3
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u mogelijkheden om de het PFLP-lid een inreisverbod op te leggen? Zo ja, gaat u dat doen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dit niet mogelijk is, ziet u andere mogelijkheden – zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod – om te voorkomen dat het betreffende Samidoun-kopstuk vrijdag kan opereren en treedt u hiertoe ook in overleg met de burgemeester van Amsterdam? Hoe wordt daarnaast voorkomen dat dit Samidoun-kopstuk ook op andere plekken in Nederland opereert?
Naar aanleiding van de berichtgeving is er nauw contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om de mogelijke risico’s van de komst van deze spreker en handelingsperspectieven in kaart te brengen. Vooropstaat dat er zowel in Amsterdam als op andere plekken in Nederland absoluut geen plaats is voor extremisme dan wel antisemitisme. De gemeente Amsterdam heeft zorgen uitgesproken over de komst van spreker richting de NCTV en beheerder van de locatie waar de bijeenkomst plaatsvindt. Gelet op de beschikbare informatie waar de beslissing van de IND op is gebaseerd, de bijeenkomst besloten en binnen is en lokale driehoek op dit moment geen informatie heeft die direcnte aanleiding geeft tot een vrees voor wanordelijkheden, maakt dat lokaal op grond van de openbare orde en veiligheid geen maatregelen ten aanzien van de bijeenkomst en spreker, zoals het opleggen van een gebiedsverbod, kunnen worden genomen. Gezien de actualiteiten zal de lokale driehoek vanzelfsprekend alert zijn op eventuele wanordelijkheden bij deze bijeenkomst.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op het Dokhuis in Amsterdam om dit evenement niet door te laten gaan?
Zie antwoord vraag 6.
Welke regelgeving is van toepassing voor de stichting die dit organiseert?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om de in Duitsland verboden beweging Samidoun, welke een mantelorganisatie is van de op de EU-terreurlijst geplaatste PFLP, te verbieden?
In Nederland kan een verzoek tot verbodenverklaring op grond van artikel 2:20 BW worden gedaan door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank. Hierbij moet het gaan om een organisatie waarvan het doel in strijd is met de openbare orde en is het vereist dat de organisatie een rechtspersoon is naar Nederlands recht. Of dit het geval is, is het kabinet niet bekend. Het is aan het Openbaar Ministerie, niet aan het kabinet, om zich uit te spreken over de vraag of er in casu aanleiding bestaat om een dergelijk verzoek te doen.
Welke maatregelen neemt u om het inreizen van leden van terroristische organisaties in de toekomst te beletten? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen visumplichtig en visumvrij reizen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen uiterlijk donderdag 14 maart 2024 beantwoorden?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas ’een opsteker’' |
|
Henri Bontenbal (CDA), Mirjam Bikker (CU), Lilian Helder (PVV), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de zorg dat nu Mohamed Hoblos (terecht) de fysieke toegang is ontzegd, hij zijn boodschap digitaal zal verkondigen tijdens dit evenement? Begrijpt u dat deze zorg ondermeer wordt ingegeven doordat de prediker stelt niet «fysiek deel te kunnen nemen» aan het evenement?1
In de eerste plaats is het aan de organisatoren van een evenement om te voorkomen dat extremistische sprekers een podium krijgen. Wanneer extremistische sprekers toch een podium krijgen, is het zaak dat gemeenten met de organisatie in gesprek treden. De gemeente Utrecht heeft goede gesprekken gevoerd met zowel de organisator van het evenement als de Jaarbeurs. De organisatie heeft de gemeente te kennen gegeven dat zij niet bekend waren met de uitlatingen van de spreker en hij, ook niet op een andere manier, bijvoorbeeld via een livestream, zal spreken tijdens de bijeenkomst.
In algemene zin is een burgemeester verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde en zal binnen de lokale driehoek in dit kader een beoordeling worden gemaakt. Het bestaande wettelijke kader brengt met zich mee dat sprekers of predikers worden beoordeeld op de boodschap die zij daadwerkelijk uitdragen. Het vooraf verbieden is alleen mogelijk als sprake is van een concrete en ernstige bedreiging van de openbare orde. In zeer uitzonderlijke gevallen, indien er gerede vrees ontstaat dat de komst van een spreker tot acute wanordelijkheden ter plekke zal leiden, kan de burgemeester een gebiedsverbod opleggen. Ook kan er strafrechtelijk worden opgetreden, bijvoorbeeld in de gevallen waarin sprake is van haatzaaien, groepsbelediging en aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Of er in een specifiek geval sprake is van een strafbaar feit wordt door het Openbaar Ministerie beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
Deelt u het uitgangspunt dat wanneer we het niet toestaan dat iemand extremistisch gedachtegoed verkondigt, dit ook van toepassing zou moeten zijn op het digitaal toespreken van een groot publiek met zijn extremistisch gedachtegoed? Zo ja, hoe krijgt dat uitgangspunt in deze zaak vorm? Zo nee, waarom niet?
Wij delen uw zorgen over het online domein ten aanzien van extremistische boodschappen en de verspreiders van deze boodschappen. Gezien de urgentie hiervan is de Minister van Justitie samen met haar betrokken collega’s bezig met een Versterkte Aanpak Online inzake het voorkomen en tegengaan van extremistische en terroristische content. De contourenbrief van deze Versterkte Aanpak Online is in december jl. naar uw Kamer gestuurd.1 Wij zijn het namelijk met de leden Bikker (ChristenUnie), Diederik van Dijk (SGP), Helder (BBB) en Bontenbal (CDA) eens dat we ernaar moeten streven fysiek en online zoveel mogelijk dezelfde normen te hanteren. Via diverse pijlers, zoals een dialoog met de internetsector, de lokale aanpak en een ambitieuze internationale inzet spant de Minister van Justitie en Veiligheid zich hier, nationaal en internationaal, zo maximaal mogelijk voor in. De uitwerking van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content kunt u medio 2024 verwachten. Waar het gaat om terroristische content online zorgen wij dat deze verwijderd wordt. De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal is sinds eind 2023 voor deze content bevoegd om verwijderingsbevelen te sturen naar aanbieders van hostingdiensten. Wat betreft het opleggen van een last onder dwangsom, «in de vorm van» een online gebiedsverbod, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer onlangs geïnformeerd dat zij in het eerste kwartaal van dit jaar de inhoudelijke reactie op de analyse van de Landsadvocaat en de laatste stand van zaken van de aanpak van online aangejaagde openbare-ordeverstoringen zal doen toekomen.2
Zet u alles in het werk om te voorkomen dat wat we fysiek niet toestaan, digitaal ook niet gebeurt? Welke mogelijkheden heeft de regering om hierop te handelen, bijvoorbeeld middels een online gebiedsverbod? Zijn er andere mogelijkheden die ten aanzien van de prediker zelf of het evenement kunnen worden getroffen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de huidige maatregelen niet afdoende handelingskader bieden, bent u bereid te kijken wat er voor nodig is om dit handelingskader wél te bieden in deze en andere gevallen van een inreisverbod?
Zie antwoord vraag 2.
Welke middelen heeft de burgemeester ten aanzien van organisatie en evenementenlocatie?
Zie antwoord vraag 1.
Is voor burgemeesters voldoende duidelijk wat het handelingskader is in geval van risico-evenementen zoals deze casus? Hoe wordt deze risico-analyse gemaakt? Waarom werd de vergunning aanvankelijk afgegeven en geen hoge dreiging aan het evenenent toegekend? Is hier verschil met Duitsland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op de Jaarbeurs Utrecht om, als men inderdaad voornemens is de prediker digitaal te laten spreken, het evenement geen doorgang te laten vinden?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen vandaag beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas ’een opsteker’’ |
|
Ingrid Michon (VVD), Henri Bontenbal (CDA), Diederik van Dijk (SGP), Mirjam Bikker (CU), Lilian Helder (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Australische haatprediker ongemoeid naar Utrecht: terreurdaden Hamas «een opsteker»»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat hier sprake kan gaan zijn van extremistische uitingen die ondermijnend zijn aan de democratische rechtsorde en daarom een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid?
De wijze waarop wij in Nederland met elkaar samenleven is een groot goed. In Nederland is ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen, opvattingen, leefstijlen en kritiek. De grens van die ruimte ligt bij het ondermijnen of bedreigen van de democratische rechtsorde zelf. Voor discriminatie, het oproepen tot haat of onverdraagzaamheid en geweld in welke vorm dan ook, is geen plaats in een democratische rechtsstaat als de onze. Het kabinet is er daarom alles aan gelegen om op te treden tegen sprekers die met het verspreiden van hun denkbeelden de vrijheden van anderen inperken, of zelfs aanzetten tot haat of geweld en hiermee de democratische rechtsorde ondermijnen en een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde en/of nationale veiligheid. Zo is uw Kamer op 25 oktober 2023 geïnformeerd over het versterken van de maatregel om extremistische vreemdelingen uit Nederland te weren.4
De spreker is door een Schengen lidstaat ter fine van toegangsweigering in het SIS informatiesysteem gesignaleerd. Indien hij Nederland tracht in te reizen, zal zijn toegang geweigerd worden door de Koninklijke Marechaussee. Deze toegangsweigering geldt, in lijn met de Schengengrenscode, ook voor alle andere Schengen lidstaten.
Is het juist dat de betreffende haatprediker visumvrij door Europa reist? Klopt het dat er nog geen inreisverbod is opgelegd? Waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben andere lidstaten pogingen gedaan hem te weren? Met welk resultaat?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt dit zich tot de brief van oktober jongstleden2 die zag op het versterken van de aanpak van extremistische sprekers en de positie van de NCTV hierin, en tot de aangenomen motie Diederik van Dijk3 en de mogelijkheid om haat- en angstzaaiers te weren?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u mogelijkheden om de haatprediker een inreisverbod op te leggen? Zo ja, gaat u dat doen? Zo nee, hoe komt dat?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dit niet mogelijk is, ziet u andere mogelijkheden – zoals bijvoorbeeld een gebiedsverbod – om te voorkomen dat de betreffende prediker zaterdag kan opereren en treedt u hiertoe ook in overleg met de burgemeester van Utrecht? Hoe wordt daarnaast voorkomen dat deze prediker ook op andere plekken in Nederland opereert?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een klemmend beroep te doen op de Jaarbeurs om dit evenement niet door te laten gaan?
De gemeente Utrecht heeft aangegeven dat er in Utrecht geen plaats is voor extremistische sprekers. Hiertoe is de gemeente in gesprek gegaan met de Jaarbeurs en organisatie van het evenement om te bekijken wat de mogelijkheden waren om te voorkomen dat deze spreker een podium zou krijgen. Ook is er goed contact geweest tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeente en veiligheidsdiensten om te zorgen dat deze spreker de toegang tot Nederland zou worden geweigerd.
Welke regelgeving is van toepassing voor de stichting die dit organiseert?
Zie antwoord vraag 8.
Welk contact is er geweest met de gemeente Utrecht? Bent u bezorgd dat dit leidt tot radicalisering van jongeren? Zo ja, wat gaat u daar dan tegen doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u deze vragen uiterlijk vrijdag 19 januari beantwoorden?
Ja.
Strijd tegen Islamofobie |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Fonda Sahla (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de toename van islamofobie in Nederland, zoals beschreven in verschillende artikelen in het Parool1, NOS2 en Trouw3?
Registraties van discriminatie, waaronder moslimdiscriminatie, worden door de verschillende meldingsinstanties in Nederland jaarlijks bijeengebracht in de rapportage Discriminatiecijfers. Deze rapportage bevat de cijfers van de politie, de antidiscriminatievoorzieningen, het College voor de Rechten van de Mens, Meld.Online Discriminatie, de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman. De cijfers over 2023 zullen in april 2024 worden gepubliceerd en aan uw Kamer worden aangeboden. Er kunnen dus nog geen uitspraken over een mogelijke toename in 2023 ten opzichte van 2022 worden gedaan.
Dat neemt niet weg dat het een ernstige zaak is dat Stichting Meld Islamofobie meldt dat zij tientallen meldingen per week binnen krijgt, en dat er onder moslims en moskeebesturen in Nederland angst en gevoelens van onveiligheid leven.
Wat is uw reactie op de specifieke incidenten van islamofobie genoemd in deze artikelen?
De artikelen laten zien dat het wegzetten van groepen als «de ander» een grote impact op het leven van mensen kan hebben. Het artikel in Trouw laat zien hoe diepgeworteld bij sommige mensen in onze samenleving negatieve denkbeelden over moslims kunnen zijn en hoe vooroordelen uit het verleden over groepen mensen doorwerken in hedendaagse stereotypen, vooroordelen en discriminerend gedrag. Discriminatie en racisme, haat zaaien en mensen wegzetten als de «ander», dat is niet onze samenleving. Aandacht voor diversiteit en inclusie in het kabinetsbeleid en gelijke behandeling als fundamenteel grondrecht zijn cruciaal voor een gelijkwaardige en eerlijke samenleving.
Voor wat betreft mijn reactie op het NOS-artikel «Problemen op het werk door uitspraken over Gaza-Israël, soms zelfs ontslag» verwijs ik u graag naar de antwoorden op Kamervragen van de leden El Abassi en Ergin (beiden DENK) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het NOS-bericht «Problemen op werk door uitspraken over Gaza-Israël, soms zelfs ontslag».4
Ik vind het ten slotte verontrustend om te horen dat mede door de uitslag van de verkiezingen moslims in Nederland zich onveilig kunnen voelen, zoals het Parool beschrijft. Een klimaat van haat en intimidatie richting mensen met een islamitisch geloof, of elke andere grond, is altijd volstrekt onacceptabel.
Deelt u de mening dat in een samenleving waar diversiteit en inclusie als fundamentele waarden worden gekoesterd, het van cruciaal belang is om aandacht te besteden aan kwesties zoals islamofobie, die de harmonie en gelijkheid binnen onze gemeenschap kunnen ondermijnen?
Ja.
Zijn er gevallen bekend waarbij islamitische instellingen hun beveiliging hebben verhoogd vanwege een verhoogde dreiging?
De verantwoordelijkheid van de beveiliging van religieuze instellingen in Nederland ligt in de eerste plaats bij die instellingen zelf. Ik heb geen volledig zicht op de mate waarin islamitische instellingen zelf hun beveiliging hebben verhoogd.
Daar waar nodig kunnen er aanvullende beveiligingsmaatregelen worden getroffen bij religieuze instellingen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het lokaal bevoegd gezag, in samenspraak met de lokale driehoek. De NCTV kan de lokaal bevoegde gezagen hierbij desgevraagd van advies voorzien en heeft dit in voorkomende gevallen ook gedaan.
Zo ja, is de toegenomen beveiliging van islamitische instellingen het resultaat van ontoereikende capaciteit bij de beveiligingsdiensten?
De beslissing om een persoon of object vanuit de overheid aanvullend te beveiligen wordt altijd gemaakt op basis van actuele dreigingsinformatie van de politie en/of inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De genomen beveiligingsmaatregelen bieden het niveau van weerstand dat nodig wordt geacht op basis van de dreigingsinformatie. Daarin is de op dat moment beschikbare capaciteit niet bepalend.
Hoe verhoudt de huidige situatie zich tot de eerdere beloften van de overheid om islamitische gemeenschappen extra te beveiligen?
Deze belofte blijft onverminderd in stand, daar waar de situatie er om vraagt. Zoals hierboven beschreven worden beslissingen over beveiligingsmaatregelen gemaakt op basis van actuele dreigingsinformatie. In het geval van islamitische instellingen is er op dit moment geen aanleiding om extra algemene beveiligingsmaatregelen in te stellen. Daar waar nodig op basis van specifieke informatie zal het lokaal bevoegd gezag altijd maatregelen treffen. Wel kan gemeld worden dat verschillende gemeenten reeds extra maatregelen hebben getroffen in het kader van openbare orde. Dit zijn zichtbare en onzichtbare maatregelen. Over de invulling van deze veiligheidsmaatregelen worden nooit uitspraken in het openbaar gedaan.
Aanvullend heeft de NCTV op 7 oktober en 17 november 2023 in brieven het lokaal bevoegd gezag ook geadviseerd om preventief en proactief extra alert te zijn op veiligheidsrisico’s gerelateerd aan de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden.
Hebben veiligheidsdiensten een duidelijk beeld van de bronnen van dreigingen tegen islamitische gemeenschappen? Zo ja? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
De recente ontwikkelingen in het binnen- en buitenland en de eventuele uitstraling daarvan in Nederland hebben vanzelfsprekend de aandacht van de NCTV, de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zij zijn alert op eventuele veiligheidsrisico’s die hieruit voortkomen.
Zoals u weet worden geen uitspraken in het openbaar gedaan over de werkwijze en informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Welke maatregelen zijn genomen voor begeleiding en nazorg voor degenen die getroffen zijn door islamofobie?
Discriminatie kan een grote impact op iemands leven hebben. Iedereen in Nederland kan daarom terecht bij een gemeentelijke antidiscriminatievoorziening (ADV). Bij deze ADV’s werken professionele consulenten die expert zijn in het behandelen van discriminatieklachten. Zij bieden niet alleen een luisterend oor voor melders, maar staan hen ook bij in het oplossen van een discriminatieklacht. Zo kan een ADV een hoor- en wederhoorprocedure opstarten, bemiddelingsgesprekken initiëren of een melder bijstaan bij een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens of bij het doen van aangifte bij de politie. De rol van de ADV’s bij de aanpak van discriminatie is groot, het is daarom dat ik de ADV’s wil versterken. Tijdens mijn werkbezoek op 9 januari jl. aan een ADV heb ik de nieuwe naam en het landelijk telefoonnummer 0800-0880 gelanceerd. Alle ADV’s die lid zijn van de branchevereniging Discriminatie.nl (meer dan 90% van het land) werken nu ook onder de naam Discriminatie.nl. Dit draagt eraan bij om het melden van discriminatie makkelijker te maken.
Daarnaast werk ik momenteel aan een stelselvernieuwing voor de ADV’s. Hierover zal ik voor de zomer een hoofdlijnennotitie naar uw Kamer sturen. Ik zal daarbij nagaan in hoeverre het mogelijk is om in het nieuwe ADV-stelsel, al dan niet in samenwerking met andere (maatschappelijke) organisaties aan mensen met discriminatie- en/of racisme-ervaringen actief nazorg te bieden die aansluit bij hun achtergrond en behoefte5.
Indien er sprake is van een strafbaar feit kan een ieder aangifte doen bij de politie in Nederland. Slachtoffers van strafbare feiten kunnen voor emotionele steun, hulp in het strafproces en ondersteuning bij het vergoed krijgen van de schade terecht bij Slachtofferhulp Nederland. Deze hulp is gratis. Slachtofferhulp Nederland heeft goede netwerkcontacten met antidiscriminatievoorzieningen en andere belangenorganisaties.
De ADV’s, de politie en het Openbaar Ministerie vormen gezamenlijk ook een Regionaal Discriminatie Overleg (RDO). Deze RDO’s zijn per politie-eenheid georganiseerd en hebben als doel om tot een betekenisvolle afdoening te komen bij een discriminatiemelding, incident of aangifte. Dat vereist interventies die zichtbaar, merkbaar en herkenbaar zijn voor slachtoffers, daders en hun omgeving.
Vindt u het acceptabel dat in Nederland angst bestaat voor aanvallen op islamitische instellingen, gezien de recente gebeurtenissen in Israël en Palestina?
Ik vind het verontrustend om te horen dat sinds de recente gebeurtenissen in Israël en de Palestijnse gebieden meer moslims in Nederland zich onveilig voelen. Een klimaat van haat en intimidatie richting moslims, of andere gelovigen, is volstrekt onacceptabel. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik zullen ons er dus ook hard voor blijven maken om zoveel mogelijk zorgen over veiligheid onder moslims en moskeeën weg te nemen. Daarbij vertrouw ik er ook op dat het lokaal bevoegd gezag maatregelen zal treffen daar waar nodig.
Bent u bereid om maatregelen te treffen om islamofobie sneller en strenger aan te pakken?
Zowel in het demissionair kabinet als in uw Kamer en in de samenleving wordt de noodzaak gevoeld om de huidige aanpak van discriminatie en racisme te versterken. Op 15 december 2023 heeft de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) het tweede Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme aan uw Kamer verzonden.6 Het Nationaal Programma geeft een overzicht van nieuwe en lopende versterkingen. Deze versterkingen zijn generieke maatregelen, die gericht zijn op alle discriminatiegronden, aangevuld met specifieke maatregelen, die gericht zijn op de aanpak van discriminatie van een bepaalde groep of op een bepaald terrein. Moslimdiscriminatie heeft nadrukkelijk de aandacht van de NCDR. Dat is hard nodig. 55% van de moslims in Nederland ervaart op dagelijkse basis discriminatie.7
In opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voeren het onderzoeksbureau Regioplan en de Universiteit Utrecht momenteel een nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie uit. Dit onderzoek verdiept zich in de vraag of we in de aanpak van moslimdiscriminatie de juiste dingen doen of dat we nog mogelijkheden onbenut laten. Vooruitlopend hierop wordt momenteel, eveneens in opdracht van het Ministerie van SZW, een verdiepend onderzoek afgerond door de Radboud Universiteit naar discriminatie van vrouwen met een hoofddoek op de arbeidsmarkt. Deze onderzoeken zijn van belang om in kaart te brengen of, en zo ja waar en hoe, versterkende maatregelen tegen moslimdiscriminatie noodzakelijk zijn.
Wanneer strafbare feiten gepleegd zijn, kan een strafrechtelijk onderzoek worden ingesteld naar een verdachte. Dit is het sluitstuk in de aanpak van discriminatie en gericht op individuele strafzaken. Een strafrechtelijk onderzoek naar een verdachte kan aan de orde zijn wanneer het bijvoorbeeld gaat om het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie of om groepsbelediging. Dit zijn voorbeelden van specifieke discriminatiedelicten. Bij commune delicten, zoals vernieling, mishandeling of bedreiging, is bij de politie en het Openbaar Ministerie ook oog voor een eventueel discriminatoir aspect. Bij commune delicten met een discriminatieaspect (codis-delicten) gaat het om delicten waarbij een discriminatieaspect als motief of aanleiding heeft gespeeld om het delict te plegen, of als het is gebruikt om het delict indringender te plegen. Bij ingrijpende codis-delicten is het uitgangspunt dat een strafverzwaring van 100% wordt toegepast door het Openbaar Ministerie.
Wat is uw reactie op de pro-Palestijnse demonstraties in Nederland, waarbij melding wordt gemaakt van islamofobische uitingen?
Het recht op demonstratie en de vrijheid van meningsuiting zijn fundamentele grondrechten. Op het moment dat tijdens een demonstratie (mogelijke) strafbare uitingen worden gepleegd, zoals opruiing, groepsbelediging of het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld, kan altijd worden opgetreden door de politie en het Openbaar Ministerie. Ook wanneer een bepaalde uiting binnen de grenzen van de (straf)wet blijft, kan deze door anderen als kwetsend of onfatsoenlijk worden ervaren. Uit respect voor elkaars – soms botsende – meningen benadruk ik het belang van een open en tolerante houding naar elkaar en het voeren van de dialoog. Dat zijn wezenlijke elementen in een pluriforme samenleving om met de spanningen en verschillen om te gaan.
Bent u bekend met situaties in andere landen waar pro-Palestijnse demonstraties verboden zijn vanwege de risico's van verstoring van de openbare orde?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe wordt in Nederland de aanpak van islamofobie bij demonstraties gehandhaafd en gemonitord?
Het faciliteren en reguleren van demonstraties is een lokale verantwoordelijkheid. Tegen strafbare feiten gepleegd tijdens een demonstratie kan (ter plaatse of achteraf) worden opgetreden door de politie en het Openbaar Ministerie.
Heeft u vertrouwen in de huidige strategieën om islamofobie tijdens demonstraties te voorkomen?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat het bevoegde gezag op lokaal niveau onvoldoende aandacht heeft voor de aanpak van moslimdiscriminatie. Bij mijn weten zet dat gezag zich blijvend en alert in tegen moslimdiscriminatie.
Hoe waarborgt u dat de overheid zich blijft inzetten voor de veiligheid van islamitische gemeenschappen en het bestrijden van islamofobie?
Voor moslimdiscriminatie, noch voor andere vormen van discriminatie, racisme of uitsluiting, is absoluut geen plaats in Nederland. Het is belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn, ongeacht iemands religie- of levensovertuiging, seksuele gerichtheid, afkomst, of welke grond dan ook. Zoals hierboven aangegeven wordt vanuit het kabinet op verschillende manieren ingezet om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Als het gaat om de veiligheid van moskeeën en de islamitische gemeenschap treft het lokaal bevoegd gezag altijd daar waar nodig aanvullende maatregelen. Zoals bij vraag 6 genoemd zijn er in verschillende gemeenten reeds extra maatregelen getroffen in het kader van de openbare orde.
Waarom is er tot op heden geen Nationaal Coördinator Islamofobie aangesteld in Nederland, gezien de gemelde toename van islamofobie incidenten en de behoefte aan een gecoördineerde aanpak om deze vorm van discriminatie te bestrijden?
De Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme gaat over alle gronden en domeinen, waaronder moslimdiscriminatie. De aanpak van moslimdiscriminatie is nadrukkelijk onderdeel van het tweede Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme, dat op 15 december 2023 aan uw Kamer is verzonden.8
Ziet u een relatie tussen het registreren van «niet-westerse migratieachtergrond» van Nederlanders die hier geboren zijn en de toename van discriminatie en islamofobie?
Nee, ik zie daar geen relatie tussen. Voor zover hier wordt gedoeld op het onderscheid naar herkomst van mensen met een migratieachtergrond in onderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wijs ik er bovendien op dat het onderscheid «Westers» en «niet-Westers» niet meer door het CBS wordt gemaakt.
De visumverlening aan en bezoek van Taliban-vertegenwoordiger Abdul Bari Omar aan Nederland |
|
Nico Drost (CU), Don Ceder (CU) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hoe is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van het Taliban-regime een visum voor Nederland krijgt?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS vormden een ondersteuning in de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod opgelegd hebben gekregen. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Op welk niveau is deze beslissing binnen de organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken genomen? Heeft u het besluit zelf goed gekeurd? Bent u bereid alle documenten van het ministerie betreffende de aanvraagprocedure, al dan niet geanonimiseerd, met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Op elke visumaanvraag wordt beslist namens de Minister van Buitenlandse Zaken op grond van een mandaatregeling. Dat geldt dus ook voor deze aanvraag.
Van individuele visumaanvraagdossiers wordt geen informatie gedeeld. Aan uw verzoek kan derhalve niet worden voldaan.
Wie heeft Abdul Bari Omar uitgenodigd en waarom?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Hoe kan het dat Minister Kuipers een ontmoeting had met deze Taliban-vertegenwoordiger en met hem op de foto is gegaan?
Minister Kuipers had geen afspraak met deze deelnemer. Echter na afloop van de bijeenkomst wilde een aantal deelnemers met Minister Kuipers op de foto. De vertegenwoordiger van Afghanistan was daar één van. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was.
Bent u bekend met de reactie van het Duitse Auswärtiges Amt dat zegt dat het Taliban-regime niet erkend wordt en er geen normalisering van de betrekkingen kan plaatsvinden?1 Waarom bent u wel tot normalisering overgegaan door het verlenen van een visum aan deze Taliban-vertegenwoordiger?
Ja, ik ben bekend met deze reactie, en deel deze. De afgifte van een visum aan de betrokkene betekent geenszins normalisering van relaties met het Taliban regime in Afghanistan.
Hoe heeft het Duitse Auswärtiges Amt gereageerd op het feit dat het Nederland is geweest dat het visum verleend heeft? Welke opheldering heeft u het Amt kunnen verschaffen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze kwestie nauw contact met het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij is van Nederlandse kant benadrukt dat het visum niet verstrekt had moeten worden.
Als blijkens een reactie van uw ministerie deze Taliban-vertegenwoordiger geen visum had mogen hebben, waarom heeft hij het dan toch gekregen?2 Bent u het eens dat zeggen dat er een fout is gemaakt geen afdoende verklaring is?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Op welke manier gaat u uw excuses voor deze verkeerde beslissing overbrengen aan de nabestaanden van de in Afghanistan gevallen Nederlandse militairen?
De Taliban vertegenwoordiger had geen visum mogen krijgen. Uiteraard realiseer ik me dat zijn aanwezigheid pijnlijke herinneringen oproept voor de nabestaanden van gevallen militairen maar ook voor ieder die heeft geleden of nog lijdt onder het regime van de Taliban.
De aanwezigheid van een hoge Talibanfunctionaris op het WHO-congres in Den Haag. |
|
Joost Eerdmans (EénNL), Geert Wilders (PVV) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat op het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-congres van afgelopen week een hoge functionaris van de Taliban, het hoofd van de Afghaanse Voedsel- en Medicijnautoriteit, aanwezig was?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de Afghaanse vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger van de VN-lidstaat Afghanistan.
De desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, dat vervolgens is verstrekt door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO enbevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook is gecheckt of de aanvrager op signalerings- en/of sanctielijsten staat vermeld.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Tegen betrokkene is geen inreisverbod uitgevaardigd, hij is niet op een sanctielijst geplaatst en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Klopt het dat, zoals Duitse media melden, Nederland aan deze man een Schengenvisum heeft afgegeven op basis waarvan hij zowel in Nederland als Duitsland activiteiten heeft kunnen verrichten?1
Ja. Bij visumverlening is de norm dat er een visum wordt verstrekt dat geldig is voor het hele Schengengebied.
Klopt het dat u heeft aangegeven dat de betreffende persoon weliswaar niet op een sanctielijst stond, maar desondanks geen visum had moeten krijgen?
Ja.
Hoe ziet de gevolgde procedure eruit waaraan u refereert?2 Is de gemaakte fout een incident of is onder de huidige procedure het risico groot dat ongewenste personen een visum krijgen zolang zij niet op een sanctielijst staan?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt – naast de standaard toets op sanctie- en signaleringslijsten – o.a. ook getoetst op het reisdoel, de openbare orde, binnenlandse veiligheid, volksgezondheid, de internationale betrekkingen en op de ondersteunende documenten.
Elke visumaanvraag wordt op eigen merites beoordeeld. Ook in de toekomst zal telkens worden afgewogen of er voldoende grond is voor afwijzing op grond van de bepalingen in de Visumcode.
Op welke wijze gaat u de procedure herzien en aanscherpen?
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het, mede met het oog op de motie-Brekelmans3, hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoeveel en welke Talibanfunctionarissen staan er momenteel op de sanctielijst?
Onder het VN-sanctieregime m.b.t. Afghanistan staan momenteel 135 individuen en 5 entiteiten gelist. Daarnaast zijn er vijf individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige schending van vrouwenrechten.
Indien dit een selecte groep is, bent u dan bereid deze uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
Het feit dat de minister van VWS op een foto stond met een Taliban-vertegenwoordiger in Den Haag |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Kuipers , Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Hoe heeft een vertegenwoordiger van de terreurbeweging Taliban een visum kunnen krijgen om vrij door de Europese Unie (en Nederland) te kunnen reizen?
Nederland was gastheer van het World Local Production Forum, een Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)-bijeenkomst. De WHO nodigt voor dergelijke bijeenkomsten in principe al haar lidstaten uit en stelde in dit kader ook vertegenwoordigers van Afghanistan voor. De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de betreffende Taliban-vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan.
Desbetreffende deelnemer heeft ten behoeve van het bijwonen van de WHO-bijeenkomst een visum aangevraagd, hetgeen vervolgens verstrekt is door Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de visumaanvraag beoordeeld op basis van de geldende visumvereisten, neergelegd in de EU-regelgeving (Visumcode). Een visumaanvraag wordt o.a. getoetst op het reisdoel en of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid en op de ondersteunende documenten zoals een gepersonaliseerde uitnodiging. De uitnodiging van de WHO en de bevestiging van deelname door het Ministerie van VWS op naam vormden een ondersteuning bij de toekenning van het visum. Ook wordt gecheckt of aanvragers op signalerings- en/of sanctielijsten staan.
De Afghaanse Taliban is niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op deze sanctielijsten geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en een inreisverbod. Betrokkene is niet op een sanctielijst geplaatst, en komt ook niet voor op een andere signaleringlijst.
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt het kabinet wel lering uit deze gebeurtenissen, omdat het – mede met het oog op de motie-Brekelmans – hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Hoe heeft deze vertegenwoordiger op een evenement van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een toegangspas kunnen krijgen? Zou u contact met het WHO kunnen opnemen hierover om uitleg te krijgen en de Kamer hier zo snel als mogelijk over te informeren?
De WHO heeft inmiddels geconstateerd dat het de betreffende Taliban-vertegenwoordiger niet had moeten uitnodigen, aangezien de VN het huidige Taliban regime niet erkent als legitieme vertegenwoordiger voor de VN lidstaat Afghanistan. VN-instellingen (inclusief de WHO) volgen in de regel deze praktijk en nodigen de Taliban niet uit bij hun werk.
Aangezien de WHO deze persoon wel als deelnemer had geregistreerd, heeft Nederland als gastland een toegangspas voor de bijeenkomst afgegeven. De Nederlandse organisatie was op dat moment niet op de hoogte van het feit dat de Afghaanse deelnemer een Taliban functionaris was. Er is contact over deze kwestie met de WHO. Het onderzoek naar hoe deze persoon een uitnodiging heeft kunnen krijgen, is nog niet afgerond.
Hoe is deze persoon de EU binnengekomen en welke lidstaat heeft hem een visum verleend?
Nederland heeft het visum verstrekt. Bij de aanvraag zijn reisbescheiden overlegd voor een vliegreis naar Nederland (Schiphol).
Waren er méér vertegenwoordigers van de Taliban (of andere terroristische organisaties) aanwezig op dit evenement? Zo ja, waarom waren überhaupt vertegenwoordigers van terreurbewegingen aanwezig op een evenement als deze?
Vanuit Afghanistan was dit de enige fysieke deelnemer. VN-instellingen (inclusief de WHO) erkennen de Taliban niet als officiële vertegenwoordiger van de lidstaat Afghanistan, en nodigen vertegenwoordigers van het huidige regime niet uit bij hun werk. Dit betekent dat de WHO de betreffende Taliban-vertegenwoordiger die aanwezig was op het World Local Productions Forum, niet had moeten uitnodigen.
Weet u waar deze Taliban-vertegenwoordiger nu verblijft? Indien dit nog altijd binnen de EU is, bent u bereid Europol te informeren hierover?
Volgens de bij het visum overlegde reisbescheiden heeft betrokkene het land inmiddels verlaten. Dit wordt bevestigd door berichten op sociale media.
Waren er ook afgevaardigden van het Iraanse regime aanwezig op dit evenement?
Er waren geen fysieke deelnemers vanuit Iran op de conferentie.
Bent u van mening dat er gevolgen voor de WHO moeten zijn voor het verlenen van toegang aan een vertegenwoordiger van een terreurgroep? Zo ja, welke gevolgen?
De WHO nodigt standaard al haar lidstaten uit voor haar bijeenkomsten, ongeacht waar deze plaatsvinden. Aangezien de VN de Taliban niet als de legitieme vertegenwoordiger voor de VN-lidstaat Afghanistan erkent had deze persoon niet uitgenodigd mogen worden door de WHO. Er is contact over deze kwestie met de WHO. Het onderzoek naar hoe deze persoon een uitnodiging heeft kunnen krijgen, is nog niet afgerond.
Waarom was niet bekend bij de Nederlandse inlichtingendienst dat een vertegenwoordiger van een terreurbeweging op de Europese sanctielijst aanwezig was in Nederland? Is hier niet vreselijk gefaald?
Nederland monitort reisaanvragen en/of -bewegingen van individuen die op sanctielijsten geplaatst staan om te voorkomen dat deze afreizen naar Nederland. Betrokkene staat niet op een sanctielijst.
Welke veiligheidsmaatregelen waren er tijdens het evenement om Onze Minister en andere aanwezigen te beschermen tegen niet alleen terreuracties maar ook tegen diplomatieke netwerkpogingen om banden met Westerse mogendheden aan te halen?
Alle reguliere veiligheidsmaatregelen verbonden aan het organiseren van een VN-vergadering in Nederland, zijn getroffen. Alle aanwezige deelnemers waren vooraf geregistreerd en kregen slechts toegang tot de bijeenkomst op basis van deze registratie en het vertoon van hun paspoort. Naar inzicht van het kabinet zijn de politici en andere deelnemers op geen enkele manier in gevaar geweest.
Welke stappen zet Nederland zodat in de toekomst vertegenwoordigers van de Taliban of andere terroristische organisaties niet meer vrij kunnen bewegen binnen de EU?
Nederland speelt een actieve rol in het plaatsen van individuen die zich schuldig maken aan terreuracties op sanctielijsten. Ook internationaal spannen wij ons hiervoor in. Om op de sanctielijst geplaatst te worden, is een van de vereisten dat bewezen moet zijn dat een persoon onderdeel is van een terroristische groepering die op de sanctielijst staat en/of terreuracties heeft begaan.
Zoals eerder aangeven is de Afghaanse Taliban niet geplaatst op een sanctielijst van de Europese Unie of van de Verenigde Naties. Wel zijn individuele Talibanleden op een sanctielijst van de VN geplaatst, waardoor ze de gevolgen ondervinden van bevriezingsmaatregelen en het inreisverbod.
Die VN-sancties gelden ook binnen de EU, omdat ze door de EU zijn omgezet in een besluit van de Raad en een verordening. Daarnaast zijn individuele Talibanleden op de EU mensenrechtensanctielijst geplaatst voor ernstige mensenrechtenschendingen.
Hoewel betrokkene niet op een van deze sanctielijsten staat, trekt kabinet echter wel lering uit deze gebeurtenissen, want zoals hierboven aangegeven is het van mening dat het hoogst onwenselijk is dat deze vertegenwoordiger aan de conferentie kon deelnemen. Hierbij wordt gekeken naar de afspraken die van tevoren gemaakt worden aangaande het uitnodigingsbeleid bij dit soort internationale conferenties. Voorts is deze casus voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken aanleiding te bezien waar het visumproces kan worden aangescherpt zodat dergelijke visumaanvragen altijd een extra afweging ondergaan ter beoordeling of de betrokkene een visum geweigerd moet worden omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde of de internationale betrekkingen.
Wie heeft de reis- en verblijfkosten betaald van deze Taliban-vertegenwoordiger en zijn eventuele collega’s? Hoeveel euro bedroeg dit?
Nederland heeft geen reis en verblijfskosten betaald van deelnemers aan deze bijeenkomst. Bij de Wereldgezondheidsorganisatie konden lage- en middeninkomens landen wel een economy ticket van het land van herkomst naar Nederland krijgen en werden de reis- en verblijfskosten vergoed. Het is onbekend of deze deelnemer uit Afghanistan van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Dit wordt ook nog door de WHO onderzocht.
Kunt u deze vragen uiterlijk binnen drie dagen beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht over de achtergrond van een aangehouden NCTV-medewerker |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Aangehouden medewerker NCTV zou tolk met Marokkaanse achtergrond zijn» van De Telegraaf?1
Ja.
Klopt het dat er binnen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de politie al langer twijfels bestonden over deze medewerker? Zo ja, was de u of iemand anders binnen het kabinet of de Rijksoverheid daar ook van op de hoogte? Zo ja, wanneer is diegene daarvan op de hoogte gebracht, welke (bewinds)personen wisten ervan en wat is er met die informatie gedaan?
Zo nee, hoe kan het dat het u hiervan niet op de hoogte was, aangezien de NCTV valt onder uw departement?
Waarom is er niets gebeurd met de informatie die door de Landelijke Eenheid kennelijk is doorgespeeld naar de leiding en waarom is de betreffende medewerker niet van de posities afgehaald die hij bekleedde?
Weet u of de betreffende medewerker ooit in verband is gebracht met terroristische en/of criminele activiteiten, kennis daarvan had, en/of banden of contacten had met personen die daarmee in verband gebracht werden/worden?
Weet u of de betreffende medewerker inderdaad contacten had met de Marokkaanse overheid en zo ja, om welke contacten dat dan gaat? Is er hierover ooit contact opgenomen met de Marokkaanse overheid of heeft de Marokkaanse overheid hierover zelf contact gezocht met de Nederlandse overheid?
Kunt u vertrouwelijk inzage geven in bij welke «omvangrijke en uiterst geheime» onderzoeken de betreffende medewerker betrokken is geweest en welke rol hij daarbij speelde? Zo nee, waarom niet?
Kunt u vertrouwelijk meer informatie geven over het onderzoek van het Openbaar Ministerie dat op dit moment loopt naar de betreffende medewerker en welke bevindingen daarin tot nu toe zijn gedaan? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat de verdachte op donderdag 26 oktober 2023 aangehouden is op verdenking van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie. Hij is vervolgens op dinsdagmiddag 31 oktober voorgeleid bij de rechter-commissaris, die besloot dat hij 14 dagen in hechtenis blijft. De raadkamer van de rechtbank Rotterdam heeft op 10 november jl. besloten dat de verdachte 90 dagen in voorlopige hechtenis blijft. Deze verdachte zit in beperkingen, wat betekent dat hij alleen contact met zijn advocaat mag hebben. Het onderzoek van de Rijksrecherche, onder leiding van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie, is in volle gang. Er hebben op verschillende plaatsen doorzoekingen plaatsgevonden. In het belang van het onderzoek kan ik op dit moment geen aanvullende informatie geven, ook niet vertrouwelijk.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat een persoon met een dergelijke achtergrond en banden met de Marokkaanse overheid op een dusdanig belangrijke positie terecht is gekomen bij de NCTV? Op welke manier is hij gescreend en kwam deze informatie daarbij naar voren? Zo ja, waarom heeft hij dan toch deze positie kunnen gaan bekleden? Zo nee, hoe is het mogelijk dat dergelijke informatie bij de screening niet naar boven komt?
Zoals bij u bekend, kan ik geen inhoudelijke mededelingen doen over individuele strafzaken waarin het strafrechtelijk onderzoek loopt. Medewerkers werkzaam bij de NCTV dienen een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst te hebben.
Kunt u vertrouwelijk delen welke Nederlandse staatsgeheimen er door de betreffende medewerker zouden zijn gelekt en welk mogelijk gevaar dit oplevert voor de Nederlandse samenleving?
Nee. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 2 t/m 7.
Op welke manier is en wordt er geanticipeerd op de mogelijke gevaren die het lekken van deze staatsgeheimen kan veroorzaken en weet u wie er op dit moment allemaal (nog meer) kennis hebben van deze staatsgeheimen? Zijn er (voorzorgs)maatregelen genomen om potentiele risico’s voor Nederland te ondervangen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 2 t/m 7. In algemene zin kan ik het volgende meegeven ten aanzien van de regelgeving. De regelgeving voor de informatiebeveiliging bij de rijksoverheid is neergelegd in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007. Voor bijzondere informatie geldt aanvullend het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013. 2 Ook kunnen departementen zelf aanvullende richtlijnen of maatregelen treffen. Daarnaast is de Wet Veiligheidsonderzoeken relevant. Op grond van deze wet worden (beoogde) werknemers die een vertrouwensfunctie zullen vervullen, onderworpen aan een veiligheidsonderzoek.
Kunt u reflecteren op de door de politie bekritiseerde «dubbelrol» van de betreffende medewerker, die het risico op vermenging van informatie van de politie en de NCTV met zich meebracht? Waarom is en was het mogelijk voor een medewerker om in een dergelijke positie te verkeren en hoe rijmt u dit met de bescherming van (privacy)gevoelige informatie en de nationale veiligheid?
Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 2 t/m 7.
Zijn er nog meer personen die dergelijke posities bekleden, die dergelijke risico’s met zich meebrengen? Zo ja, heeft u in kaart om welke personen en welke posities dit gaat?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u voornemens om dergelijke vermenging van posities en werkzaamheden niet langer toe te staan binnen het Nederlandse politie- en veiligheidsapparaat en welke stappen gaat u nu ondernemen om hieraan direct een einde te maken?
Zie antwoord vraag 12.
De aanslag op Thierry Baudet in Gent |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Op welk moment (tijdstip) heeft u kennisgenomen van de aanslag op Thierry Baudet in Gent?
Ik ben op diezelfde donderdagavond 26 oktober 2023 over de aanval op de heer Baudet geïnformeerd.
Heeft u na de aanslag in Gent contact opgenomen met de Belgische autoriteiten? Zo ja, op welk moment (tijdstip) en wat heeft dit contact opgeleverd? Zo nee, waarom niet?
Diezelfde avond nog heeft de Nederlandse ambassadeur contact gehad met de rector van de Universiteit van Gent en met de burgemeester van Gent. Zij hebben allebei de aanval stevig veroordeeld. Voorts is door de Nederlandse politie via de Belgische liaison informatie opgevraagd over de feiten en omstandigheden van de aanslag.
Hoe beoordeelt u het feit dat de dader, een 33-jarige Oekraïner, minder dan 24 uur na de aanslag weer is vrijgelaten? Hoe staat dit, in uw ogen, in verhouding tot het ruim zes maanden in voorarrest plaatsen van Max van den B., de man die Sigrid Kaag bij haar huis intimideerde?
Het is niet aan mij om uitspraken te doen over beslissingen die zijn genomen door de Belgische autoriteiten, noch over individuele zaken.
Heeft u contact opgenomen met de Belgische autoriteiten om te achterhalen welke veiligheidsrisico’s gepaard (zouden) gaan met de vrijlating van de dader? Zo ja, op welk moment (tijdstip)? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om in te gaan op een individuele casus. Wat ik wel kan aangeven is dat er vanuit de Nederlandse politie contact is geweest met de Belgische autoriteiten.
Is er zicht op waar de dader zich nu bevindt? Kunt u uitsluiten dat de dader momenteel vrij in Nederland rondloopt?
Als Nederlandse overheid beschikken we niet over informatie over de verblijfplaats van betrokkene. Vanwege het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie is het niet uit te sluiten dat deze persoon zich in Nederland bevindt.
Is er door Nederland een onderzoek gestart naar hoe het heeft kunnen gebeuren dat een Nederlandse oppositiepoliticus het slachtoffer is geworden van een aanslag? Zo ja, wat is de voortgang van het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet ingaan op aangelegenheden die individuele beveiligingssituaties betreffen.
Verwijt u de Belgische autoriteiten nalatigheid, doordat zij met massale politie-aanwezigheid sterk de indruk hebben gewekt garant te staan voor de veiligheid van Baudet, terwijl zij in de praktijk niets voor hem hebben betekend en mogelijk zelfs de persoonlijke beveiliging van Baudet op het verkeerde been hebben gezet? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de sterke samenwerking, die van professionaliteit getuigt, vertrouw ik erop dat de Belgische autoriteiten zich maximaal hebben ingezet.
Bent u het ermee eens dat een dergelijke aanslag op een Nederlandse oppositiepoliticus, zeker gezien wat er met Pim Fortuyn is gebeurd, nóóit meer mag plaatsvinden?
Daar ben ik het absoluut mee eens. Dit is onacceptabel. Woorden bestrijd je met woorden. Nooit met geweld.
Hoe beoordeelt u de uitspraak «nee tegen fascisme, nee tegen poetinisme» door de dader tijdens de aanslag? Wat zegt deze uitspraak, in combinatie met de achtergrond van de Oekraïense dader, volgens u over zijn motieven?
Het is niet aan mij om uitspraken van individuen te interpreteren en nader te duiden.
Ziet u een mogelijk verband tussen de aanslag op Baudet en het feit dat hij, vanwege zijn standpunt om de Nederlandse wapenleveranties aan Oekraïne te stoppen en aan te sturen op vrede, op de beruchte Oekraïense «vijandenlijst» van Myrotvorets staat? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om te speculeren over een mogelijk verband tussen de aanval op de heer Baudet en zijn standpunten over de Nederlandse steun aan Oekraïne.
Veroordeelt u het feit dat Baudet op de lijst van «vijanden van Oekraïne» staat vanwege zijn politieke overtuigingen?
De organisatie Myrotvorets is een organisatie die los staat van de Oekraïense autoriteiten of het leiderschap. In algemene zin ben ik van mening dat elke volksvertegenwoordiger vrij moet zijn om zijn politieke overtuigingen te delen.
Bent u bereid om tot het uiterste te gaan om Baudet van deze «vijandenlijst» af te krijgen en zo zijn vrijheid van meningsuiting als democratisch gekozen volksvertegenwoordiger te waarborgen?
Het gaat om een «vijandenlijst» die is opgesteld door een organisatie die los staat van de Oekraïense autoriteiten of het leiderschap. Het is niet aan mij om hier actie op te ondernemen.
Bent u bereid om in bilateraal overleg met Oekraïne, dat de laatste tijd veelvuldig plaatsvindt, erop aan te dringen dat Zelensky en zijn kabinet zich ten volste inspannen om Baudet van de «vijandenlijst» te krijgen?
Er is in dit geval sprake van een organisatie in Oekraïne die los staat van de Oekraïense autoriteiten of het leiderschap. Het is niet aan mij of het kabinet om het functioneren van een organisatie in Oekraïne aan de kaak te stellen in bilaterale gesprekken met president Zelensky of andere leden van zijn kabinet. Andersom zouden wij dat ook niet accepteren.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en, gezien de urgentie van dit onderwerp, zo spoedig mogelijk beantwoorden (uiterlijk op vrijdag 3 november)?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Antisemitisme |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Vrees groeit binnen Joodse gemeenschap voor antisemitisme en geweld» van het NRC van 12 oktober 2023?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden is van grote invloed op veel mensen in Nederland. In het bijzonder geldt dit voor mensen uit de Joodse Gemeenschap. Zij hebben familie of vrienden in het conflictgebied en maken zich zorgen over de situatie daar, maar voelen zich zelfs niet zeker over hun veiligheid hier. Dit mag natuurlijk niet zo zijn. Zoals ook aangegeven de Kamerbrief van 24 oktober 2023, moeten we er in Nederland zorg voor blijven dragen dat gelovigen in veiligheid hun religieuze diensten kunnen bijwonen en dat kinderen zich veilig voelen om naar school te gaan.
We weten dat Joodse leerlingen als gevolg van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten gepest worden of zich om andere redenen onveilig voelen, en in sommige gevallen zelfs niet meer naar school durven. Laat ik hier heel duidelijk over zijn: dat past niet in een land als Nederland. Onderwijsinstellingen moeten een plek zijn waar álle leerlingen en studenten zich vrij en veilig voelen – ongeacht hun achtergrond of overtuigingen. Daar is absoluut geen plek voor antisemitisme.
Is het eerder voorgekomen dat alle Joodse scholen in Amsterdam zijn gesloten in verband met terreurdreiging?
Het is niet eerder voorgekomen dat alle Joodse scholen in Amsterdam zijn gesloten in verband met een dreiging. Het recente sluiten van de scholen in Amsterdam is een besluit van het betreffende schoolbestuur zelf geweest vanwege zorgen over de veiligheid. Daarbij is aan de burgemeester gevraagd om aanvullende zichtbare beveiligingsmaatregelen. De op moment van sluiten geldende maatregelen werden en worden echter passend geacht bij het dreigingsbeeld. Dit is door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) ook gecommuniceerd aan het lokaal bevoegde gezag.
We zijn extra alert sinds de gebeurtenissen in Israël. Waar nodig nemen we extra veiligheidsmaatregelen, zichtbaar en onzichtbaar. Dat geldt ook voor Joodse instellingen en bijeenkomsten in het hele land. Over de aard van de maatregelen kan ik geen uitspraken doen.
Klopt het dat het sluiten van de scholen het gevolg is van ontoereikende capaciteit bij de beveiliging?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe rijmt dit met de uitspraak van Minister president Rutte in het Vragenuur van dinsdag 10 oktober jongstleden waarin hij stelde dat Joodse gemeenschappen extra beveiligd zullen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben de veiligheidsdiensten voldoende inzichtelijk vanuit welke groepen van de samenleving de dreiging ten aanzien van Joodse gemeenschappen vandaan komt?
De ontwikkelingen in het buitenland en de eventuele uitstraling daarvan in Nederland hebben vanzelfsprekend de aandacht van de NCTV, de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hoe is voorzien in begeleiding en nazorg van personeel en leerlingen?
Voor zowel leerlingen als leerkrachten heeft het schoolbestuur van de (Stichting) Joods Bijzonder Onderwijs (JBO), het bevoegd gezag van Maimonides en Rosj Pina, contact met verschillende instanties om psychosociale hulp aan te bieden, zowel in de vorm van nazorg als preventief. De gemeente vervult via de Ouder- en Kindteams een coördinerende rol in het in kaart brengen van de signalen en behoeften onder de scholen. Om in preventieve psychosociale hulp te voorzien heeft JBO contact met de gemeente en het samenwerkingsverband passend onderwijs. De Stichting Joodse Kindergemeenschap Cheider werkt met een vergelijkbare aanpak. De besturen en scholen trekken hierin ook gezamenlijk op. Waar nodig ondersteunt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hen hierin. Ook hebben de scholen contact met de Inspectie van het Onderwijs.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat in Nederland gevreesd wordt voor aanslagen op Joodse scholen en gemeenschappen terwijl er in Israël oorlog woedt nadat zij aangevallen zijn door Hamasterroristen?
Elke vorm van antisemitisme is onacceptabel. In Nederland moeten Joden veilig kunnen leven en moeten Joodse kinderen met een veilig gevoel naar school kunnen. Waar nodig zullen er daarom beveiligingsmaatregelen getroffen worden. Om die noodzaak blijvend te monitoren, hebben de recente ontwikkelingen in het buitenland en de eventuele uitstraling daarvan op Nederland vanzelfsprekend de aandacht van de NCTV, de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Bent u bereid maatregelen te treffen die het mogelijk maken antisemitisme sneller en strenger aan te pakken?
Indien het nodig is om sneller in te grijpen dan zullen we de geëigende maatregelen nemen. Overigens meen ik dat het huidige stelsel van wetten en maatregelen als zodanig afdoende is om antisemitisme snel en streng aan te pakken. Antisemitisme valt onder de reikwijdte van de (discriminatie-)artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Organisaties als de lokale antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), maar ook het CIDI en Meld. Online Discriminatie (voorheen Meldpunt internet Discriminatie) bieden een platform om melding te maken van antisemitische uitingen of incidenten. Bij de politie is het expertisecentrum ECAD-P ingericht, waar het Joods Politie Netwerk contact mee onderhoudt, om op de juiste wijze opvolging te geven aan meldingen en aangiftes. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie vervult een soortgelijke functie ten behoeve van de beoordeling van aangiften door het Openbaar Ministerie.
Het aanpakken van antisemitisme is echter ook een kwestie van publieke normstelling en preventie. Het kabinet heeft zich in de afgelopen tijd niet onbetuigd gelaten waar het onze gemeenschappelijke afkeer van antisemitisme aangaat. De initiatiefnota van uw Kamer over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap bevat verschillende handvatten om hier vorm aan te geven. Daarnaast committeert het kabinet zich aan de uitvoering van het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding.
Wat is uw reactie op de pro-Palestinademonstraties die afgelopen weekend plaatsvonden in Rotterdam, Amsterdam en Leiden waarbij antisemitische leuzen zijn geroepen en het geweld van Hamas werd verheerlijkt?
Het recht op demonstratie en de vrijheid van meningsuiting zijn grondrechten. Ik speculeer niet over motieven van iemand om te demonstreren, maar ga er vanuit dat dit over het algemeen vanuit een oprechte zorg voor een bepaalde kwestie gebeurt. Op het moment dat tijdens een demonstratie (mogelijke) strafbare feiten worden gepleegd, zoals opruiing of het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld, kan altijd worden opgetreden.
Antisemitische leuzen zijn te allen tijde onacceptabel.
Deelt u de mening dat het demonstratierecht eindigt wanneer het strafrecht wordt overtreden?
Als individuen of een (klein) deel van de demonstranten strafbare feiten plegen vervalt aan de actie in beginsel niet de bescherming van het demonstratierecht. Het demonstratierecht is echter geen vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten. Tegen strafbare feiten gepleegd ten tijde van een demonstratie kan (ter plaatse of achteraf) worden opgetreden door de politie en het Openbaar Ministerie.
Bent u het met de stelling eens dat de mogelijkheden die artikel 7 van de Wet Openbare Manifestaties biedt aangegrepen moeten worden om in geval van gevaar voor het verstoren van de openbare orde of een gevaar voor de veiligheid een demonstratie te kunnen verbieden?
De mogelijkheden van het aangehaalde artikel 7 van de Wet Openbare Manifestaties houden geen verplichting in. Het is aan het lokaal gezag om te bepalen of de mogelijkheden van de Wet Openbare Manifestaties aangegrepen moeten worden om bijvoorbeeld wanordelijkheden te voorkomen.
Bent u bekend met het feit dat in Frankrijk, Duitsland en Hongarije pro-Palestinademonstraties verboden zijn met het oog op het risico van verstoring van de openbare orde?
Ja, ik ben er mee bekend dat enkele van dergelijke demonstraties in genoemde landen verboden zijn.
Bent u bekend met het feit dat in Wenen deze week een Palestijnse demonstratie verboden werd omdat de organisatie gebruikmaakte van de leus «From the river to the sea, Palestine will be free», omdat deze slogan gebruikt wordt door Hamas en gezien wordt als een «duidelijke oproep tot geweld» welke zou betekenen dat Israël van de kaart geveegd moet worden?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u bereid dit voorbeeld te volgen indien van tevoren blijkt dat bij pro-Palestinademonstraties antisemitische leuzen zoals «From the river to the sea, Palestine will be free» geuit zullen worden?
Het is niet aan mij om demonstraties toe te staan of te verbieden.
Zie ook het antwoord op vraag 11. Daarbij merk ik op dat aan de inhoud van demonstraties vooraf geen beperkingen kunnen worden gesteld.
Wat is de status van het handelingsperspectief voor gemeenten waarin een kader wordt gesteld om in te kunnen grijpen bij demonstraties? Kunnen burgemeesters hiervan afwijken?
Bij brief van 16 oktober jl. heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over een handelingsperspectief dat door de NCTV op 11 oktober jl. aan alle burgemeesters is gezonden. In het handelingsperspectief is vermeld dat de informatie in het document als input kan worden gebruikt door (onder andere) burgemeesters. Het document dient dus uitsluitend ter ondersteuning van het lokale gezag, dat uiteraard zelf volledig verantwoordelijk is en blijft voor de afwegingen die worden gemaakt bij het faciliteren en reguleren van demonstraties.
Heeft u er vertrouwen in dat bij het volgen van dit kader voorkomen wordt dat er antisemitische demonstraties gehouden zullen worden?
Het faciliteren en reguleren van demonstraties is een lokale verantwoordelijkheid. Het handelingskader dient als gezegd ter ondersteuning van het lokale gezag, waar ik het volste vertrouwen in heb. Doel is om zoveel mogelijk escalatie te voorkomen en een eenduidig overheidsoptreden te bevorderen.
Hoe waarborgt u dat het bevoegd gezag zich blijvend zal inzetten voor de veiligheid van Joodse gemeenschappen als zij weglopen voor het veroordelen van Jodenhaat?2
Bij mijn weten zet het bevoegde gezag op lokaal niveau zich blijvend in voor de veiligheid van de Joodse gemeenschap waarvoor zij verantwoordelijk is. Ik heb geen reden om aan te nemen dat het bevoegd gezag weg zou lopen voor het veroordelen van Jodenhaat.
Bent u bereid om met de Minister van Binnenlandse Zaken in overleg te treden om in navolging van de Duitse Minister Faesen «Alle instrumenten die onder de parlementaire wet vallen, te gebruiken om demonstraties van solidariteit met Hamasterreur zo vroeg mogelijk te voorkomen»?
Ik ben en blijf met mijn collega in gesprek over onderhavige thema's.
Antisemitisme in Nederland |
|
Ulysse Ellian (VVD), Mirjam Bikker (CU) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mariëlle Paul (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten «CIDI-directeur ziet toename antisemitisme in Nederland na aanval Hamas op Israël: «Het is waanzin»»1, «Hamas roept vrijdag uit tot dag van mobilisatie moslimwereld»2 en «Franse Minister: ruim twintig aanhoudingen voor antisemitisme»?3
Ja, van deze berichten heb ik kennisgenomen.
Kunt u zich inleven in de grote onrust die al deze berichten teweeg brengen in de Joodse gemeenschap?
Ja. Het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden is van grote invloed op veel mensen in Nederland. In het bijzonder geldt dit voor mensen uit de Joodse Gemeenschap. Zij hebben familie of vrienden in het conflictgebied en maken zich zorgen over de situatie daar, maar voelen zich zelfs niet zeker over hun veiligheid hier. Dit mag natuurlijk niet zo zijn. Zoals ook aangegeven de Kamerbrief van 24 oktober 2023, moeten we er in Nederland zorg voor blijven dragen dat gelovigen in veiligheid hun religieuze diensten kunnen bijwonen en dat kinderen zich veilig voelen om naar school te gaan.
We weten dat Joodse leerlingen als gevolg van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten gepest worden of zich om andere redenen onveilig voelen, en in sommige gevallen zelfs niet meer naar school durven. Laat ik hier heel duidelijk over zijn: dat past niet in een land als Nederland. Onderwijsinstellingen moeten een plek zijn waar álle leerlingen en studenten zich vrij en veilig voelen – ongeacht hun achtergrond of overtuigingen. Daar is absoluut geen plek voor antisemitisme.
Deelt u de grote zorgen over de gevolgen van het Israëlisch-Palestijns conflict voor de Joodse gemeenschap in Nederland? Bent u hier blijvend over met de Joodse gemeenschap in contact?
Ja, die zorgen deel ik. In het verleden hebben we gezien dat ontwikkelingen in dit conflict in Nederland tot een toename van antisemitisme in Nederland kunnen leiden. Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 5, zien we dat nu weer gebeuren. Het nieuwe Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) stelt dat het gewelddadig conflict in Israël en de Palestijnse Gebieden een polariserend effect heeft op delen van de samenleving. Het is voorstelbaar dat de spanningen die daaruit voortvloeien leiden tot geweld tegen Joodse of islamitische instellingen4. Antisemitisme is volstrekt onacceptabel. Conflicten als die in het Midden-Oosten vragen dat we extra scherp zijn op het weren van antisemitisme in Nederland.
Hoewel het kabinet er alles aan doet om ons land veilig te houden, kunnen er begrijpelijkerwijs wel gevoelens van onveiligheid ontstaan. De leden van het kabinet staan daarom vanuit hun verschillende verantwoordelijkheden in nauw contact met de Joodse gemeenschap.
Daarnaast zijn alle burgemeesters geadviseerd om preventief en proactief extra alert te zijn op veiligheidsrisico’s gerelateerd aan het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden. Hieronder valt ook het treffen van beveiligingsmaatregelen voor Joodse instellingen als daar aanleiding toe is. Om die reden houden de NCTV, politie en inlichtingen- en veiligheidsdiensten de ontwikkelingen in het buitenland en de uitstraling daarvan op (de veiligheidssituatie in) Nederland nauwlettend in de gaten. De NCTV blijft hierover in nauw contact met burgemeesters, veiligheidspartners en de Joodse gemeenschap.
Ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) onderhoudt nauw contact met de Joodse gemeenschap.
Op welke wijze spant u zich in om ervoor te zorgen dat juist deze dagen antisemitisme geen plek heeft in Nederland?
Het spreekt voor zich dat antisemitisme geen plek heeft in Nederland. Dat geldt ook voor andere vormen van discriminatie en racisme. Het feit dat er twee Nationaal Coördinatoren zijn ingesteld is een teken dat hier op vele gebieden nog werk aan de winkel is. De aanpak van antisemitisme in Nederland is uiteengezet in het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) dat de Minister van Justitie en Veiligheid in oktober 2022 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het kabinet committeert zich aan de uitvoering van dit werkplan, waarvan de relevantie dezer dagen opnieuw pijnlijk duidelijk wordt.
Verschillende Ministers, waaronder ikzelf, hebben in de afgelopen periode publiekelijk hun zorgen uitgesproken over het gewelddadige conflict in Israël en de Palestijnse gebieden en het groeiend antisemitisme in Nederland. Ook de NCAB zet extra in op bewustwording over de impact van het conflict op antisemitisme in de samenleving, waaronder op scholen.
Specifiek voor het funderend en vervolgonderwijs geldt dat in nauw contact met de hiertoe kundige partijen, waaronder de sectorraden, Stichting School en Veiligheid (SSV) en aanbieders van ondersteunend materiaal op het gebied van geschiedenis en schurende gesprekken. Schurende gesprekken zijn moeilijke gesprekken over maatschappelijk gevoelige thema’s waarover meningen van leerlingen sterk kunnen verschillen, zoals het conflict in het Midden-Oosten. Vanuit het Expertisepunt Burgerschap worden po-, vo-, en mbo-scholen al langere tijd gestimuleerd om leerkrachten en docenten bij te scholen op het gebied van schurende gesprekken. Dat leerkrachten en docenten zich geëquipeerd voelen om schurende gesprekken te begeleiden en op die manier solidariteit en verbinding onder leerlingen en studenten te vergroten en polarisatie te verminderen, is nu belangrijker dan ooit. Op de hogescholen en universiteiten is het voeren van schurende gesprekken overigens net zo belangrijk. Ook daar zien we het conflict in het Midden-Oosten doorwerken, en moeten we voorkomen dat dat leidt tot discriminatie en polarisatie.
Hoeveel meldingen zijn er inmiddels bij de diverse instanties binnengekomen over antisemitisme? Welk beeld schetsen deze meldingen, alsook andere signalen?
Het CIDI rapporteerde onlangs over een toename van ruim 800% van het aantal antisemitische incidenten sinds de terroristische aanslagen van 7 oktober, vergeleken met het maandgemiddelde van de afgelopen drie jaar5. De NCAB ziet een grote toename van zorgen onder de Joodse gemeenschap in Nederland over hun veiligheid en ontvangt hij signalen van onder meer leerlingen die op school worden lastiggevallen vanwege hun Joodse achtergrond.
Het College voor de Rechten van de Mens heeft sinds 7 oktober jl. 25 meldingen ontvangen (stand 1 december 2023) met betrekking tot de oorlog. Tussen deze meldingen zitten geen klachten over (individueel ervaren) antisemitisme. In grote lijnen gaan de meldingen over de bezetting van de Palestijnse gebieden, zorgen over de mensenrechten van de Palestijnse bevolking, zorgen over de escalatie van geweld, en onvrede over de steun van Nederland aan Israël.
Heeft u inmiddels ook signalen ontvangen van antisemitisme jegens Joodse leerlingen op onderwijsinstellingen?
De Minister voor Primair en Voortgezet heeft enkele signalen ontvangen over antisemitisme in het primair en voortgezet onderwijs. Hoeveel signalen dit exact zijn, is niet zeggen omdat de signalen niet gestructureerd worden verzameld. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs krijgt naast signalen van antisemitisme ook signalen van islamitische leerlingen die bang zijn dat daden uit naam van Hamas hen zullen worden aangerekend of die niet meer voor hun mening durven uit te komen. Voor beide soort signalen geldt wat dit kabinet betreft dat ieder signaal er een te veel is. Antisemitisme en moslimhaat is altijd volstrekt onacceptabel. Antisemitisme in het onderwijs heeft de volle aandacht van zowel de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs als de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om antisemitisme moslimhaat en (en andere vormen van discriminatie en verdeeldheid) te voorkomen en bestrijden zijn er binnen het onderwijs verschillende initiatieven gelanceerd die zich richten op dialoog en verbinding. Het kabinet moedigt dit soort initiatieven aan.
Bent u bereid om de mogelijkheden tot melden bij zowel politie, de Joodse gemeenschap en scholen nadrukkelijk onder de aandacht te brengen? Bent u voorts bereid breder de ontwikkelingen met betrekking tot antisemitisme de komende tijd nadrukkelijk te monitoren?
Antisemitisme moeten we in de eerste plaats willen voorkomen. Scholen kunnen hier een rol in spelen door zich uit te spreken tegen discriminatie, racisme en antisemitisme en open en verbindende gesprekken tussen leerkrachten/docenten en leerlingen/studenten en tussen leerlingen/studenten onderling te stimuleren en ondersteunen. Waar antisemitisme of racisme en discriminatie van een andere aard escaleert, zullen uiteraard de daarvoor bevoegde partijen worden ingeschakeld. Het is belangrijk dat joden en Joodse organisaties in Nederland gemakkelijk hun weg naar een instantie kunnen vinden om melding of aangifte te doen.
We vinden het belangrijk dat we goed in beeld hebben hoe de reacties van leerlingen en studenten op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten zich de komende tijd ontwikkelen. Dit geldt voor antisemitische reacties, maar ook voor andere reacties van discriminatoire of haatdragende aard. Om deze reacties te monitoren, ben ik in nauw contact met alle partijen die hier het meeste zicht op hebben en stimuleren wij schoolleiders, leerkrachten/docenten en leerlingen/studenten om eventuele signalen met deze partijen te delen. Ook de NCAB heeft de afgelopen weken via zijn publieke kanalen onder de aandacht gebracht waar slachtoffers van antisemitisme zich kunnen melden.
Zijn er in Nederland de afgelopen week al aanhoudingen geweest voor antisemitisme?
In de periode 7 oktober–17 oktober zijn er 3 aanhoudingen geweest, 6 zaken zijn in die periode in onderzoek genomen.
Bent u bereid met andere landen in de Europese Unie contact te hebben over de bescherming van de Joodse gemeenschap tegen antisemitisme en ook de mogelijkheden te bezien om gezamenlijk op te treden, bijvoorbeeld waar het online uitingen van antisemitisme betreft?
In 2022 heeft de JBZ-Raad al Raadsconclusies vastgesteld over het bestrijden van antisemitisme. Lidstaten, waaronder Nederland, werken op basis daarvan aan nationale actieplannen. De aanpak van antisemitisme in Nederland is uiteengezet in het werkplan van de NCAB dat ik vorig jaar oktober aan uw Kamer aangeboden heb6. In de JBZ-Raad van 19–20 oktober jl. heb ik mij samen met mijn EU-collega’s over de interne veiligheidsgevolgen van het Israëlisch-Palestijns conflict uitgesproken om samen te blijven werken aan de bestrijding van antisemitisme in Europa. Ook heb ik op 31 oktober jl. een onderhoud gehad met President Macron van Frankrijk over de toename van antisemitisme als gevolg van het conflict. Verder staat de NCAB in nauw contact met zijn Europese en andere internationale collega’s. Zij hebben op 6 november een gezamenlijk statement doen uitgaan, waarin zij onder meer hun zorgen uitspreken over de scherpe toename van antisemitisme sinds 7 oktober. Het kabinet beziet wat de meest effectieve manier is om te reageren op de meest recente ontwikkelingen en neemt daarbij motie Brekelmans/Ellian7 waarin de regering verzocht wordt zich in te zetten voor een
krachtige Europese verklaring tegen antisemitisme, bedreiging en intimidatie van de Joodse gemeenschap in Europa, actief mee in overweging.
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Ik heb getracht aan uw verzoek te voldoen. Met het verzamelen van de benodigde gegevens ging echter enige tijd gemoeid.
Het bericht ‘Na tientallen vrouwen, willen nu ook IS-mannen terugkeren naar Nederland’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Na tientallen vrouwen, willen nu ook IS-mannen terugkeren naar Nederland»?1
Ja.
Aangezien er volgens de laatste voortgangsbrief op dit moment 25 mannelijke uitreizigers vastzitten in Koerdisch Syrië is de vraag: zijn deze 25 mannen berecht? Hebben zij allen een dubbele nationaliteit? Is bij u bekend of zij vóór maart 2017 uitgereisd zijn?
In de vierde rapportage uitreizigers van 15 mei jl.2 is aangegeven dat er nog 25 volwassenen in Syrisch-Koerdische opvangkampen of detentie in de regio verblijven. Volgens de publieke cijfers van de AIVD is dit aantal op 30 september 2023 nog onveranderd.3 Deze 25 volwassenen betreffen zowel mannen als vrouwen.
In algemene zin kan ik ten aanzien van de strafrechtelijke onderzoeken aangeven dat het Openbaar Ministerie tegen alle onderkende uitreizigers een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Daarvan heeft in de meeste gevallen de strafrechtelijke vervolging geen (inhoudelijke) aanvang genomen. Een aantal uitreizigers dat vastzit in Syrisch-Koerdische opvangkampen of detentie is in een eerder stadium bij verstek – dus buiten aanwezigheid van de verdachte – veroordeeld door de rechtbank. Er lopen op dit moment ook een tweetal hoger beroepzaken van uitreizigers die vastzitten. Deze hoger beroepzaken zijn voor onbepaalde tijd aangehouden, in verband met het aanwezigheidsrecht van de verdachte. Een uitreiziger die vastzit is onherroepelijk veroordeeld.
Ten aanzien van de nationaliteit kan ik aangeven dat een deel van de uitreizigers die zich op dit moment nog in de regio bevindt, een dubbele nationaliteit heeft. Van een deel van hen is het Nederlanderschap op basis van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap ingetrokken. Bij de overige uitreizigers is intrekking van het Nederlanderschap op dit moment (nog) niet mogelijk.
Het merendeel van de 25 uitreizigers in Syrisch-Koerdische opvangkampen of detentie is voor maart 2017 uitgereisd.
Zoals u begrijpt kan ik, mede omwille van AVG, verder niet ingaan op individuele casuïstiek.
Kunt u aangeven of er op dit moment zaken lopen van verdachten met een Nederlandse nationaliteit? Zo ja, hoeveel?
Zie antwoord vraag 2.
Wat doet Nederland om het bewijs tegen deze terrorismeverdachten zeker te stellen?
Internationale bewijsvergaringsmechanismen spelen een cruciale rol in het verzamelen van bewijsmateriaal van terroristische en internationale misdrijven en dragen bij aan het voorkomen van straffeloosheid. Nederland steunt internationale bewijsvergaringmechanismen zoals het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM) en het UN Investigative Team to Promote Accountability for Crimes Committed by Da’esh/ISIL (UNITAD).
Bent u het met de stelling eens dat er voor terroristische daden een stevige straf past? Wanneer komt het het wetsvoorstel verhoging strafmaat deelname aan een terroristische organisatie naar de Kamer?
Alhoewel het uiteraard aan de rechter is om in een individuele strafzaak een passende en geboden straf op te leggen, ben ik in algemene zin van mening dat plegers van terroristische misdrijven inderdaad stevig gestraft dienen te worden. In dit verband acht ik het van belang te melden dat een voorstel tot verhoging van het strafmaximum voor deelname aan een terroristische organisatie (artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht) van 15 naar 20 jaar in voorbereiding is. Naar verwachting wordt dit wetsvoorstel voor het einde van het jaar aan uw Kamer gezonden.
Kunt u bevestigen dat u conform de motie-Laan-Geselschap (Kamerstuk 29 754, nr. 512) de Kamer vooraf betrekt als er voornemens zijn ten aanzien van het terughalen van Syriëgangers?
Conform motie wordt, net als bij eerdere politieke besluiten met betrekking tot het mogelijk overbrengen van uitreizigers naar Nederland4 en operaties waarbij uitreizigers daadwerkelijk naar Nederland zijn overgebracht5, uw Kamer hiervan in kennis gesteld.
Deelt u de mening dat in alle zaken van uitreizigers het Openbaar Ministerie (OM) nadrukkelijk zou moeten overwegen om naast een forse celstraf ook een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) uit de Wet langdurig toezicht te eisen, zodat wanneer de rechter deze maatregel oplegt levenslang toezicht mogelijk is?
Of in een individuele strafzaak een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geëist zal worden, is ter beoordeling aan het Openbaar Ministerie op basis van de concrete omstandigheden van het geval. Of deze maatregel ook daadwerkelijk opgelegd wordt, is uiteraard aan de rechter. Ik treed verder niet in deze beoordeling.
Zoals in de derde rapportage uitreizigers6 uiteen is gezet, laat de praktijk zien dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als onderdeel van de Wet langdurig toezicht inmiddels in terrorismezaken wordt geëist en opgelegd.
In de informatiesystemen van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie wordt niet geregistreerd of een dergelijke maatregel is geëist dan wel opgelegd in strafzaken tegen uitreizigers, waardoor niet kan worden aangegeven hoe vaak deze maatregel is opgelegd.
Hoe vaak heeft het OM tot nu toe een maatregel op grond van de Wlt geëist in zaken waarin Islamitische Staat (IS)-uitreizigers terecht stonden en hoe vaak is zo’n maatregel door de rechter opgelegd?
Zie antwoord vraag 7.
De stichting de Vrienden van XR |
|
Folkert Idsinga (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel Ongrijpbare Rebellen van 25 mei 2023 in Elsevier Weekblad?1
Ja, ik ben bekend met beide artikelen.
Bent u bekend met het artikel Hoe zit Extinction Rebellion in elkaar? De leider stapt uit de luwte: «De beweging probeert bewust ongrijpbaar te blijven» van 7 maart 2023?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met de bij de Kamer van Koophandel geregistreerde stichting «Stichting Vrienden van XR» (hierna: de Stichting), welke als doorgeefluik voor de financiën zou fungeren richting Extinction Rebellion (hierna: XR)?
Ik ben hiermee bekend.
Bent u het met de stelling eens dat de opmerking van bestuurder Jouwert van Geene: «Wij hebben als bestuurders geen kennis van de plannen van de beweging en wij beslissen ook niet waar het geld aan wordt besteed. Dat houden we heel bewust gescheiden» niet kan kloppen omdat de ordeverstorende acties meestal ver van tevoren online worden gedeeld en omdat de stichting trainingen faciliteert waarin mensen wordt geleerd hoe een bevel van de politie niet uit te voeren?
Ieder individu, dus ook een bestuurder van een stichting, is zelf verantwoordelijk voor zijn uitspraken. Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om hier in de beoordeling te treden van dergelijke uitspraken.
Welk bedrag in 2022 heeft de rijksoverheid overgemaakt aan Oxfam Novib en hoeveel is begroot in 2023? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag een uitsplitsing maken per doel waarvoor middelen zijn overgemaakt of begroot?
Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt geen subsidie gegeven aan Oxfam Novib. Als Minister van Justitie en Veiligheid heb ik geen inzicht in de bestedingen van andere departementen richting maatschappelijke organisaties, los van wat geopenbaard wordt (zoals het jaarverslag van Oxfam Novib).
Kunt u toelichten waarom u het geoorloofd vindt om organisaties te blijven subsidiëren die in Nederland ordeverstorende acties financieren, waardoor ernstige openbare ordeverstoringen plaatsvinden, trainingen worden gegeven om mensen aan te zetten tot het plegen van strafbare feiten en agenten als gevolg van de ordeverstoringen gewond raken?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft geen subsidie verstrekt aan Extinction Rebellion. Daarnaast blijkt uit het openbare overzicht van het Ministerie van Financiën, dat inzichtelijk maakt welke partijen middelen hebben ontvangen uit de Rijksbegroting3, dat Extinction Rebellion op de meest recente peildatum (ultimo 2022) geen middelen had ontvangen van de rijksoverheid. Uit het openbare jaarverslag van Stichting Vrienden van Extinction Rebellion blijkt niet dat zij in 2022 subsidie hebben ontvangen van een overheidsinstantie.
Bent u van mening dat organisaties die ordeverstorende acties financieren en trainingen verzorgen om mensen aan te zetten tot het plegen van strafbare feiten, hun «algemeen nut beogende instelling» (ANBI)-status moeten behouden? Zo nee, onder welke voorwaarden kan deze status worden ontnomen?
Kenmerkend voor de regeling voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) is dat deze is gericht op generieke, landelijke erkenning van doelen die niet op het eigenbelang of privébelang zijn gericht. Dit is in de wetgeving vormgegeven door de voorwaarde dat een instelling, zowel statutair als feitelijk, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang (nut) dient en geen winstoogmerk nastreeft. Het begrip «algemeen nut» is in de wet neutraal vormgegeven en wordt ook blijkens de jurisprudentie neutraal getoetst. Mensen hebben vanuit hun levensbeschouwelijke of politieke overtuiging verschillende opvattingen over wat als algemeen nut zou moeten worden beschouwd. Dit valt ook terug te zien in de verschillende doelen die ANBI’s nastreven en de daarbij behorende feitelijke activiteiten. ANBI’s zijn binnen de kaders van de ANBI-regelgeving in principe vrij hoe zij het nastreven van hun doel aanpakken. De grens van deze vrijheid in de ANBI-regeling ligt bij overtreding van de wet (of daar waar toepassing van de integriteitstoets in beeld komt) of waar een instelling door de rechter verboden wordt.
De Belastingdienst toetst of de instelling voldoet aan de voorwaarden voor ANBI’s. Dit houdt in dat met de (statutaire én feitelijke) doelstelling primair het algemeen belang moet worden beoogd (kwalitatieve toets). Daarnaast moet sprake zijn van feitelijke activiteiten waarmee uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (>90%) het algemeen nut wordt gediend (kwantitatieve toets).
Kunt u met collega’s in het kabinet in gesprek gaan over de wenselijkheid van het continueren van subsidierelaties indien gesubsidieerde organisaties ervoor kiezen ordeverstorende acties in Nederland te financieren?
Organisaties die subsidie ontvangen vanuit het Rijk worden getoetst aan de subsidiekaders van het betreffende subsidieverstrekkende departement. Bij het opstellen van een subsidieregeling voert het subsidieverstrekkende departement vooraf een risicoanalyse uit, onder meer naar het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik, en neemt hiertegen passende maatregelen op grond van hun beleid. Hierbij kan ervoor worden gekozen om de subsidie te weigeren of aanvullende eisen aan de subsidieaanvrager te stellen. Subsidieverstrekkende departementen hebben voldoende instrumenten beschikbaar om maatregelen te nemen bij misbruik of oneigenlijk gebruik, bijvoorbeeld de Bibob-toets. Ik zie daarom geen reden om nader in gesprek te gaan met collega’s van het Kabinet.
Bent u het met de stelling eens dat ontstane schade als gevolg van ordeverstorende acties makkelijker moet kunnen worden verhaald op een stichting die de openbare ordeverstorende acties financiert en in stand houdt?
Een persoon of rechtspersoon, zoals een stichting, kan aansprakelijk worden gesteld voor schade die is veroorzaakt door een onrechtmatige daad van deze persoon. Dit is geregeld in artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het is toegestaan om maatschappelijke organisaties financieel te ondersteunen. Het is niet aan de Staat om te treden in de wijze waarop burgers of organisaties hun geld besteden, zolang dit binnen de grenzen van de wet blijft. Dit financieren zal dan ook niet snel als een onrechtmatige daad kunnen worden aangemerkt. Dit wordt anders als de financiering wordt verstrekt met het oogmerk tot het plegen van strafbare feiten, bijvoorbeeld als de financier een bedrag verstrekt bestemd voor de aanschaf van wapens of het anderszins plegen van strafbare feiten. Het is aan de rechter om aan de hand van de omstandigheden van het geval te beoordelen of er sprake is van onrechtmatig handelen van de demonstranten en/of hun financiers. Tot slot worden kosten gemaakt door politie voor handhaving van de openbare orde niet doorberekend. Dit werk hoort bij de overheidstaak en is onderdeel van maatschappelijke kosten.
Kunt u toelichten waarom een stichting achter een ordeverstorende actie niet aansprakelijk gesteld kan worden voor eventuele gemaakte schade, schoonmaakkosten en/of disproportionele politie-inzet? Onder welke omstandigheden zou dit juridisch toch mogelijk zijn?
Zie antwoord vraag 9.
Het stoppen van subsidies aan de Palestijnse Autoriteit en het United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) vanwege antisemitisme |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u de oproep van het Europees parlement om de onderwijssubsidie aan de Palestijnse Autoriteit tijdelijk te bevriezen vanwege antisemitisme?1
Het kabinet is bekend met het besluit van het Europees Parlement om decharge te verlenen aan de Europese Commissie over het begrotingsjaar 2021. In dit besluit betreurt het Europees Parlement problematisch en hatelijk materiaal in Palestijnse schoolboeken en studiekaarten dat nog steeds niet zou zijn verwijderd en benadrukt het Europees Parlement dat financiële steun van de Unie aan de Palestijnse Autoriteit op het gebied van onderwijs wordt verleend op voorwaarde dat de inhoud van de leerboeken in overeenstemming is met de standaarden van UNESCO. In deze context verzoekt het Europees Parlement de Commissie om het curriculum in de Palestijnse gebieden nauwgezet te monitoren.
Hoe verklaart u dat na eerdere meldingen, oproepen en rapporten de Europese geldkraan voor het subsidiëren van antisemitisch lesmateriaal nog steeds open staat?
De EU is een donor in de onderwijssector, vooral door een bijdrage aan de betalingen van salarissen, maar draagt niet bij aan lesmateriaal. Hierbij verwijst het kabinet ook naar de beantwoording van Kamervragen gesteld op 11 juni 2021 (kenmerk 2021Z10545).
Nederland en de EU zijn van mening dat het aanzetten tot haat en geweld in het lesmateriaal onacceptabel is. Het onderzoek dat in opdracht van de EU is uitgebracht naar Palestijnse schoolboeken wijst uit dat er verbeteringen zijn aangebracht in het lesmateriaal en dat antisemitische inhoud is verwijderd. Tegelijkertijd zijn de bevindingen uit de studie ook reden tot zorg en het kabinet steunt dan ook de inzet van Europese Commissie om de dialoog over het belang van goede lesmethoden met de Palestijnse Autoriteit te blijven voeren. Eurocommissaris Oliver Varhelyi heeft recent in dit kader een tweede studie aangekondigd. Het kabinet verwelkomt blijvende aandacht voor het tegengaan van antisemitische teksten.
Wat vindt u eigenlijk van het diepgewortelde antisemitisme bij leraren en in lesmaterialen, wat we ook aantreffen bij de VN-organisatie UNRWA?2
Nederland veroordeelt alle vormen van racisme en antisemitisme en acht antisemitische teksten in lesmateriaal onacceptabel. In dit kader onderschrijft Nederland het belang dat lesmateriaal in lijn moet zijn met UNESCO-standaarden, zoals is overeengekomen tussen de Commissie en de Palestijnse Autoriteit. UNRWA is een humanitaire organisatie die de VN-waarden van neutraliteit, mensenrechten, tolerantie, gelijkheid en non-discriminatie hooghoudt. UNRWA hanteert een zero tolerance beleid ten aanzien van discriminatie en het aanzetten tot haat en geweld in haar scholen en aangeboden lesmateriaal. Bij een enkel incident in het verleden heeft de organisatie aangetoond snel en adequaat op te treden, zoals in de antwoorden op Kamervragen met kenmerk 2021D09010 d.d. 4 maart 2021 uiteengezet. In dialoog met het leiderschap van UNRWA blijft Nederland het belang van neutraliteit onderstrepen.
Welke conclusies gaat u verbinden aan het rapport van de NGO IMPACT-se, waarin gedetailleerd staat beschreven hoe Palestijnse kinderen worden geïndoctrineerd met Jodenhaat?3
Ik verwijs hier tevens naar de eerdere antwoorden op Kamervragen (kenmerk 2021Z10545). Nederland baseert zijn oordeel over Palestijnse schoolboeken op een grootschalig onderzoek dat in opdracht van de EU is uitgevoerd door het Duitse Georg Eckert Instituut. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie in de dialoog hierover met de Palestijnse Autoriteit, en onderschrijft het belang dat deze dialoog leidt tot verdere verbeteringen en verwijdering van problematische inhoud.
Wat vindt u van het feit dat de Palestijnse Autoriteit en het UNRWA ondanks eerdere beloften richting donorlanden het antisemitisme ongemoeid laten doorwoekeren?
Nederland veroordeelt alle vormen van racisme en antisemitisme en acht antisemitische teksten in lesmateriaal onacceptabel. Individuele gevallen worden grondig onderzocht door UNRWA (zie ook het antwoord op vraag 2). Het is aan UNRWA om disciplinaire maatregelen te nemen indien werknemers zich niet houden aan de gedragscodes. Nederland volgt ontwikkelingen en onderhoudt goed contact met UNRWA en andere donoren hierover. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie in de lopende dialoog met de Palestijnse Autoriteit.
Vindt u ook dat het tijdelijk stopzetten van subsidies niet ver genoeg gaat gelet op de omvang van dit antisemitisme en de onwil om het aan te pakken?
Het tijdelijk stopzetten van EU-subsidies aan de onderwijssector in de Palestijnse Gebieden is niet aan de orde. De Commissie en de Palestijnse Autoriteit onderhouden een dialoog over het curriculum in de Palestijnse Gebieden. Zij zijn overeengekomen dat een onpartijdig proces wordt ingericht voor screening en monitoring van lesmateriaal in lijn met UNESCO-standaarden. Daarnaast heeft de EU aangekondigd een tweede studie te laten verrichten naar lesboeken in de Palestijnse Gebieden. Het kabinet hecht aan het voortzetten van de dialoog die de Europese Commissie onderhoudt met de Palestijnse Autoriteit over het curriculum in de Palestijnse Gebieden.
Bent u bereid om de Nederlandse subsidie voor de Palestijnse Autoriteit en het UNRWA onmiddellijk en in zijn geheel te stoppen?
Er is geen sprake van een Nederlandse subsidie aan de Palestijnse Autoriteit. Het kabinet hecht veel waarde aan het werk dat UNRWA verricht. UNRWA is door de Algemene Vergadering van de VN gemandateerd om hulp te bieden aan ruim 5 miljoen Palestijnse vluchtelingen. Stoppen met het financieel ondersteunen van UNRWA kan ernstige gevolgen hebben voor de mogelijkheid van de organisatie om deze humanitaire hulp te blijven verlenen. Een financieringstekort zou ernstige consequenties kunnen hebben voor de humanitaire situatie van miljoenen Palestijnse vluchtelingen. Het zou tevens kunnen leiden tot verdere spanningen en instabiliteit in de regio. Dit geldt ook voor Jordanië en Libanon, die beide grote aantallen Palestijnse vluchtelingen opvangen waarbij UNRWA een belangrijke rol speelt. Hiermee vervult de organisatie ook een belangrijke rol in de opvang in de regio.
Wilt u hiervoor tevens pleiten in Europees verband, omdat Nederlands belastinggeld ook via die route misbruikt wordt voor smerig antisemitisch lesmateriaal?
Zie antwoorden op vraag 6 en 7.
Het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het kopen van raketbrandstof |
|
Raymond de Roon (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Iran gesprekken voert met Rusland en China over het aankopen van raketbrandstof (ammoniumperchloraat) voor de productie van ballistische raketten?1
Ja.
Is informatie over deze ontwikkelingen met Nederland gedeeld en zijn deze plannen om Iran’s voorraad ballistische raketten flink uit te breiden een thema binnen de Noord-Atlantische Verdragsorgansiatie (NAVO)?
Binnen de NAVO wordt gesproken over een veelvoud aan onderwerpen en landen die een (potentiële) uitdaging of bedreiging vormen voor de veiligheid van het bondgenootschap, waaronder de ontwikkeling van Iran’s nucleaire en raketprogramma.
Klopt het dat Iran internationale sanctieregelgeving overtreedt als het tot de aankoop van de in het artikel genoemde raketbrandstof (ammoniumperchloraat) overgaat?
Onder VN-Veiligheidsraadresolutie 2231, Annex B paragraaf 4, is levering van goederen, zoals ammoniumperchloraat, ten behoeve van het Iraanse ballistische raketprogramma tot oktober 2023 niet toegestaan zonder toestemming van de VN Veiligheidsraad.
Deelt u de mening dat het uiterst gevaarlijk is als Iran de gewenste hoeveelheden raketbrandstof in handen krijgt, en dit grote veiligheidsrisico’s oplevert voor Nederland en de NAVO-bondgenoten?
Iran beschikt reeds over een groot aantal ballistische raketten voor de korte en middellange afstand. Een aantal NAVO-bondgenoten en partners, alsmede militaire eenheden in de regio, valt daarmee binnen het bereik van deze raketten. Deze rakketten en verdere ontwikkeling van Iraanse rakettechnologie vormen een significant veiligheidsrisico voor de bondgenoten en toont het belang van de ballistische raketverdediging van de NAVO. Deze is gericht op de verdediging tegen potentiële dreigingen van buiten de Euro-Atlantische regio en bescherming van de bondgenootschappelijke bevolking, het territorium en militaire eenheden in Europa.
Hoe gaat u, met bondgenoten, de druk opvoeren op Iran om te voorkomen dat deze islamitische terreurstaat straks duizenden ballistische raketten gaat produceren?
Nederland staat reeds in contact hierover met bondgenoten. Hierover wordt niet alleen gesproken binnen de NAVO (zie vraag 2), maar ook bilateraal met strategische partners en binnen de Europese Unie. Nederland zet zich in voor een gezamenlijke reactie. Uitlatingen over specifieke voorstellen voor bijvoorbeeld nieuwe sancties, ondermijnen het verrassingseffect en daarmee de effectiviteit van dergelijke maatregelen.
Het nieuws dat het CIDI op een Iraanse terrorisme- en sanctielijst is geplaatst |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Welke maatregelen treft u, nu het Iraanse regime het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) op een terrorisme- en sanctielijst heeft geplaatst?1
Het kabinet acht het besluit van Iran verwerpelijk om de voorzitter van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), evenals het CIDI als entiteit, het IDSF en andere Europese personen en entiteiten te sanctioneren. Ik heb dit besluit dan ook op 22 februari jl. openlijk sterk veroordeeld, zoals ik dat tevens heb gedaan bij eerder ingestelde tegensancties tegen Nederlandse leden van het Europees parlement. Het kabinet heeft deze veroordeling ook direct overgebracht aan de Iraanse autoriteiten.
Vindt u het ook walgelijk dat de voorzitter van het CIDI met naam en toenaam op de terrorisme- en sanctielijst is geplaatst?
Zie antwoord vraag 1.
Wat doet dit met de veiligheid van personen en instellingen in Nederland die zich inzetten vóór Israël en tegen antisemitisme? Lopen zij extra risico?
De ingestelde sancties vallen onder het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en betreffen een inreisverbod en het bevriezen van tegoeden in het Iraanse systeem. Hoewel de concrete en materiele impact van de sancties beperkt is, acht het kabinet het signaal zorgelijk.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) publiceert driemaal per jaar het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN is een globale analyse van radicalisering, extremisme en de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland, en tegen Nederlandse belangen in het buitenland. Het beeld is een trendrapportage waarin de voornaamste dreigingsontwikkelingen op hoofdlijnen worden geschetst.
In de meest recente DTN (DTN 57, november 2022) wordt het dreigingsniveau in Nederland vastgesteld op niveau 3. Dit betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is. Er zijn in Nederland personen en groepen die radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Zij kunnen een dreiging vormen tegen de nationale veiligheid. Er zijn echter geen concrete aanwijzingen dat geradicaliseerde personen een aanslag voorbereiden. Indien de dreiging en risico daar aanleiding toe geven kan de overheid (aanvullende) beveiligingsmaatregelen treffen. De verantwoordelijkheid voor de overheid ten aanzien van beveiliging van dergelijke organisaties is decentraal belegd.
Wat zegt deze actie u over het antisemitisme bij het regime van Iran? Gaat u eindelijk een hardere lijn kiezen in relatie tot Iran?
Het Iraanse besluit om opnieuw een aantal individuen en entiteiten in de EU en het VK op een Iraanse terrorismelijst te plaatsen dient te worden gezien in het licht van het de mensenrechtensancties die de EU heeft ingevoerd in reactie op het wijdverbreide en onevenredige gebruik van geweld tegen vreedzame demonstranten na de dood van Mahsa Amini. Het besluit kwam kort nadat het vijfde pakket mensenrechtensancties met brede steun werd aangenomen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari jl. Iran heeft 15 individuen en 13 entiteiten uit de EU en het VK op de sanctielijst geplaatst met uiteenlopende functies, waaronder enkele ministers en parlementsleden. Nederland blijft de situatie in Iran en diens rol in de regio nauwgezet volgen en zal zich hierover op alle niveaus blijven uitspreken, zowel voor als achter de schermen.
Bent u, naast uw veroordelende verklaring op Twitter, ook bereid om in internationaal verband uw afschuw uit te spreken over deze gang van zaken?2
Het kabinet zal bij gelegenheid ongenoegen uitspreken over de ingestelde sancties en deze veroordelen.
Wilt u het bestrijden van antisemitisme en Israëlhaat een topprioriteit maken en serieus forse stappen nemen tegen Iran? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zich ten volle in voor de bestrijding van antisemitisme, onder meer met de aanstelling van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), wiens Werkplan op 6 oktober 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Antisemitisme is altijd onaanvaardbaar en zal door het Nederland te allen tijden worden veroordeeld.
Het bericht ‘IS-vrouwen waren geen brave huismoeders – ze deden in wapens, explosieven en slaven, volgens het OM’ |
|
Ingrid Michon (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «IS-vrouwen waren geen brave huismoeders – ze deden in wapens, explosieven en slaven, volgens het OM»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Wat is uw reactie op het feit dat uitreizigers die op basis van een rechterlijke uitspraak terug naar Nederland zijn gehaald na een beroep op het recht om aanwezig te zijn bij hun strafzaak, nu massaal fysiek afwezig zijn bij de inhoudelijke behandeling van hun strafzaak?
Ik wil vooropstellen dat het kabinet er belang aan hecht dat verdachten van ernstige misdrijven op de inhoudelijke behandeling van hun strafzaak verschijnen. Dit kan belangrijk zijn voor slachtoffers, doet recht aan het maatschappelijk belang dat het strafproces in aanwezigheid van de verdachte plaatsvindt en geeft de rechter en de officier van justitie een mogelijkheid zich een beeld te vormen van een verdachte. Om deze redenen maakt de verschijningsplicht voor een verdachte bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak onderdeel uit van de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Ten aanzien van de inwerkingtreding van de verschijningsplicht verwijs ik naar het antwoord op vraag 5, 6 en 7.
In algemene zin wil ik aangeven dat het tegen mijn rechtvaardigheidsgevoel ingaat indien een verdachte van terroristische misdrijven, die bewust is uitgereisd naar ISIS-gebied en daarna door de Nederlandse Staat naar Nederland is gerepatrieerd omdat hij/zij in persoon aanwezig wil zijn bij de strafzaak, vervolgens niet bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aanwezig zou zijn. Hoewel deze mogelijke gang van zaken juridisch kan, valt dit in het kader van het maatschappelijke debat over uitreizigers moeilijk uit te leggen, ook richting de slachtoffers en nabestaanden van de gruwelijke misdrijven die door ISIS zijn gepleegd.
Op dit moment kan een verdachte er echter in alle gevallen voor kiezen om niet ter terechtzitting te verschijnen. Nu is het wel zo dat een rechter kan bevelen dat de verdachte in persoon zal verschijnen of dat diens medebrenging wordt gelast.2 Of dat in deze strafzaken tegen uitreizigers aan de orde zal zijn, is dus aan de rechter om te bepalen.
Een aantal Nederlandse uitreizigers is ter berechting naar Nederland overgebracht om straffeloosheid te voorkomen. De rechter had namelijk in een aantal strafzaken bepaald dat zij verwacht dat de van terroristische misdrijven verdachte uitreizigers binnen een bepaalde periode naar Nederland zijn gerepatrieerd, om bij de behandeling van de strafzaak aanwezig te kunnen zijn. Bij het uitblijven hiervan had de rechter kunnen besluiten tot beëindiging van die strafzaken.
In de strafzaken tegen uitreizigers waar de vragenstellers op doelen gaat het overigens nog niet om de inhoudelijke behandeling van de strafzaak maar om een pro forma behandeling. Dergelijke zittingen zijn nodig indien een zaak binnen een bepaalde wettelijke termijn op een terechtzitting moet worden behandeld, maar het nog te vroeg is om deze inhoudelijk te behandelen, bijvoorbeeld omdat er nog onderzoek moet worden verricht, rapportages betreffende de verdachte moeten worden opgesteld of getuigen moeten worden gehoord. Omdat het nu nog een pro forma behandeling betreft, vind ik het te vroeg om hierover conclusies te trekken.
Het staat buiten kijf dat er voor de slachtoffers van misdaden van IS gerechtigheid moet komen en zij ten volle hun rechten in het strafproces moeten kunnen uitoefenen.
Slachtoffers en nabestaanden hebben in het strafproces verschillende rechten, waaronder het recht op informatie, het recht op bijstand en het recht om een schadevergoeding te vragen.3 Daarnaast hebben slachtoffers van bepaalde (ernstige) delicten spreekrecht tijdens de zitting waar de strafzaak inhoudelijk behandeld wordt. Deze slachtofferrechten gelden uiteraard ook voor yezidi-slachtoffers. Een slachtoffer kan deze rechten uitoefenen, ongeacht of een verdachte aanwezig is bij de strafzaak. Wel is het zo dat de aanwezigheid van een verdachte bij de behandeling van een strafzaak voor sommige slachtoffers belangrijk kan zijn. Zoals gezegd is dit één van de redenen waarom de verschijningsplicht voor een verdachte onderdeel uitmaakt van de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Slachtoffers die daarvoor kiezen, hebben op die manier namelijk de gelegenheid om bij de uitoefening van hun spreekrecht aan de verdachte te vertellen wat het misdrijf met hen heeft gedaan. Er zijn overigens ook slachtoffers die juist geen prijs stellen op de aanwezigheid van de verdachte omdat een confrontatie bijvoorbeeld belemmerend werkt in hun herstel. Welke rechten het slachtoffer of diens nabestaanden willen uitoefenen tijdens het strafproces, is dan ook geheel aan hen om te bepalen.
Deelt u de mening dat (yezidi)slachtoffers en nabestaanden door deze gang van zaken ernstig tekort worden gedaan in de uitoefening van hun slachtofferrechten?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er concrete maatregelen gestart om te bezien hoe de bijdrage van yezidislachtoffers aan strafprocessen in Nederland kan worden verbeterd, zoals het spreekrecht? Hoe lopen de gesprekken hierover waaraan u refereerde in het commissiedebat Terrorisme/extremisme van 24 november 2022?
Er moet gerechtigheid komen voor de yezidi-slachtoffers. Het is daarom van groot belang dat de slachtoffers hun rechten ook daadwerkelijk kunnen uitoefenen.
De politie en het Openbaar Ministerie (OM) staan in contact met de organisaties die een rol kunnen spelen in de ondersteuning en het bijstaan van yezidi-slachtoffers. Waar nodig of wenselijk wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om op afstand (bijvoorbeeld door middel van een videoverbinding) het spreekrecht uit te oefenen. Ook is er voor yezidi-slachtoffers de mogelijkheid tot ondersteuning door een Nederlandse advocaat of door een slachtoffercoördinator van het OM.
Binnen enkele maanden staat er weer een gesprek gepland met de politie en het OM met de focus op opsporing en vervolging van misdrijven gepleegd tegen yezidi’s. De positie van yezidi-slachtoffers in het strafproces zal daar aan bod komen, samen met de noodzaak en mogelijkheden voor het instellen van een aparte officier van justitie voor genocide, zoals door mij is toegezegd tijdens het dertigledendebat van 9 februari jl. over het bericht dat een vrouwelijke Syriëganger het Nederlanderschap terugkrijgt.
Waarom is de verschijningsplicht voor verdachten van ernstige misdrijven uit de Wet uitbreiding slachtofferrechten, zoals aangenomen door de Eerste Kamer in april 2021, nog steeds niet in werking getreden?
Op 21 juni 2022 is in het Staatsblad gepubliceerd dat de Wet uitbreiding slachtofferrechten in drie tranches in werking zal treden.4 De eerste twee tranches zijn al in werking getreden (op 1 juli 2022 en 1 januari 2023). De derde tranche, die onder meer de verschijningsplicht voor de verdachte bevat, zal op een nader te bepalen datum in werking treden. In de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025 is de verwachting uitgesproken dat de verschijningsplicht per 1 juli 2023 in werking zou kunnen treden.5 In antwoord op Kamervragen tijdens de begrotingsbehandeling 2023 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is aangegeven dat uw Kamer uiterlijk in mei 2023 zou worden geïnformeerd of de datum van 1 juli 2023 haalbaar zou zijn, omdat de invoering forse personele en budgettaire gevolgen heeft en het in kaart brengen van deze uitvoeringsconsequenties meer tijd kostte dan aanvankelijk gedacht. Inmiddels is duidelijk dat de eerder gecommuniceerde datum van inwerkingtreding van de verschijningplicht van 1 juli 2023 niet haalbaar is. In april van dit jaar wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de verschijningsplicht en de nieuwe datum van inwerkingtreding.
Als de verschijningsplicht wel in werking was getreden, klopt het dan dat deze IS-terroristen verplicht waren om fysiek aanwezig te zijn bij de inhoudelijke behandeling van hun strafzaak?
Volgens het nieuwe, nog niet in werking getreden wetsartikel 258a Sv is een verdachte verplicht om in persoon op de terechtzitting te verschijnen, kort en zakelijk weergeven;
Uit het door de vragenstellers aangehaalde artikel komt naar voren dat de verdachten worden verdacht van deelname aan een terroristische organisatie. Deelname aan een terroristische organisatie kan worden bestraft met een gevangenisstraf van maximaal 15 jaar. Dat betekent dat deze verdachten onder het bereik van de toekomstige verschijningsplicht vallen, zolang zij zich in voorlopige hechtenis of detentie bevinden en het een inhoudelijke behandeling van de zaak betreft. De voorzitter van de rechtbank kan onder het komende recht echter ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte of het slachtoffer beslissen dat de verplichte verschijning van de verdachte achterwege blijft in verband met zwaarwegende belangen van de verdachte, het slachtoffer of een van de andere procesdeelnemers. Verschijning kan ook achterwege blijven indien geen van de procesdeelnemers de verplichte verschijning wenselijk of noodzakelijk vindt.
Heeft u de Kamer geïnformeerd over uitstel van inwerkingtreding van dit onderdeel van deze wet?
Zie antwoord vraag 5.
De aanslag op de Nord Stream pijpleidingen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Beschikt het kabinet zélf (bijvoorbeeld via het diplomatiek verkeer of de inlichtingendiensten) over bewijs of over aanwijzingen wie verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de aanslag op de Nord Stream pijpleidingen?
Op het moment wacht het kabinet de uitkomst van de onderzoeken van de Duitse, Deense en Zweedse autoriteiten naar de toedracht van de Nord Stream pijpleidingen af. Het kabinet deelt tijdig en zo volledig mogelijk informatie met de Eerste en Tweede Kamer. Over het kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten doet het kabinet, zoals bij u bekend, in het openbaar geen uitspraken.
Kan deze informatie met de Kamer gedeeld worden, zo nee, waarom niet en op welke termijn en onder welke omstandigheden kan deze informatie dan wél gedeeld worden met de (gehele) Tweede Kamer?
Zie antwoord vraag 1.
Moorden in Nederland en de Iraanse Revolutionaire Garde |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat op basis van Common Position 931 van de EU en de daarbij behorende factsheet, een onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad in een EU-land voldoende is om een entiteit op de terreurlijst van de EU te plaatsen?
Ja, indien er door een bevoegde autoriteit een beslissing is genomen tot het instellen van een onderzoek en er bewijzen of serieuze en geloofwaardige aanwijzingen zijn voor het plegen van een terroristische daad, poging tot het plegen van een dergelijke daad of deelname aan of het vergemakkelijken van een dergelijke daad kan een entiteit op de EU-terrorismelijst worden geplaatst.
Hoe kwalificeert u de acties van het Iraanse regime op Nederlands grondgebied in 2015 in Almere en 2017 in Den Haag, respectievelijk de moorden op Ali Motamed en Ahmad Molla Nissi?
Zoals destijds ook in een brief aan uw Kamer medegedeeld, had de AIVD sterke aanwijzingen dat Iran betrokken was bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in Den Haag in 2017. Het betrof in deze gevallen tegenstanders van het Iraanse regime.
Het kabinet vond en vindt dat dergelijke vijandige acties de Nederlandse soevereiniteit op flagrante wijze schenden en onaanvaardbaar zijn. Vanwege deze bevindingen van de AIVD heeft Nederland in juni 2018 diplomatieke maatregelen getroffen. De Iraanse ambassadeur is ontboden en er zijn twee medewerkers van de Iraanse ambassade uitgewezen. Daarbij is het belangrijk om te benadrukken dat deze diplomaten niet zijn uitgezet vanwege een vastgestelde betrokkenheid bij (de aansturing van) de liquidaties, maar als duidelijk signaal dat Nederland het ontoelaatbaar vindt dat Iran waarschijnlijk achter deze ernstige zaken zit.2
Wat vindt u van de woorden van de ambtsvoorganger van de Minister van Buitenlandse Zaken die aan de Tweede Kamer schreef dat «De AIVD heeft sterke aanwijzingen dat Iran betrokken is geweest bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in Den Haag in 2017» en «dat Iran waarschijnlijk achter deze ernstige zaken zit»?1
Zie antwoord vraag 2.
Hoe ziet u de rol van de Iraanse Revolutionaire Garde bij deze moorden, nu het een feit van algemene bekendheid is, dat acties in het buitenland door de Quds-divisie van de Iraanse Revolutionaire Garde worden uitgevoerd, uitgezet of gefaciliteerd?
Zoals in antwoord op vraag 2 en 3 gesteld, had de AIVD sterke aanwijzingen dat Iran betrokken was bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in Den Haag in 2017. In het openbaar kan de AIVD niet ingaan op de aard van deze aanwijzingen.
In hoeverre is het onderzoek dat zowel door de AIVD als door de opsporingsinstanties verricht is naar de moorden in Almere en in Den Haag, voldoende om te spreken van «onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad»?
De AIVD is geen bevoegde nationale autoriteit die besluiten kan nemen op basis waarvan de EU kan overgaan tot plaatsing van een persoon of entiteit op de EU-terrorismelijst.3 De AIVD doet onderzoek naar dreigingen tegen de nationale veiligheid. In algemene zin kan het kabinet u melden dat inlichtingendiensten informatie uit hun kanaal kunnen delen met opsporingsdiensten indien dit opportuun is. In gevallen waarbij de inlichtingendiensten overgaan tot het ontsluiten van informatie aan de opsporingsdiensten, houdt dat overigens niet zonder meer in dat die specifieke informatie ook leidt tot vaststelling van strafbare feiten of zelfs een verdenking.
De strafrechtelijke onderzoeken naar de liquidaties bevatten geen bewijzen of serieuze en geloofwaardige aanwijzingen dat de Islamitische Republiek Iran betrokken zou zijn bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in Den Haag in 2017. Zo is in het hoger beroep tegen de verdachten van de moord op Ali Motamed in Almere in 2015 niet komen vast te staan dat er sprake is van betrokkenheid van de Islamitische Republiek Iran bij de gepleegde moord.4
Op basis van de genoemde strafrechtelijke onderzoeken kan IRGC daarom niet op de EU-terrorismelijst worden geplaatst.
Bent u bereid om zo snel mogelijk te onderzoeken of de betrokkenheid van het Iraanse regime bij de moorden in Almere en in Den Haag, voldoende is om te kwalificeren als «onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad»? Zo ja, kunt u de uitkomst zo snel mogelijk aan de Kamer toesturen? Zo nee, waarom kwalificeren twee in Nederland door het Iraanse regime uitgevoerde moorden dan niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening van de VVD-fractie dat Nederland, gelet op de in Nederland gepleegde moorden, het voortouw zou kunnen nemen in Europees verband om de Iraanse Revolutionaire Garde op de terreurlijst van de EU te plaatsen? Zo ja/nee, waarom?
Het kabinet pleitte er in EU-verband herhaaldelijk voor om de Iraanse Revolutionaire Garde op de terrorismelijst van de EU te plaatsen indien dit juridisch mogelijk is. Nederland heeft hierbij een voortrekkersrol gespeeld. Mede op verzoek van Nederland heeft de Juridische Dienst van de Raad van de EU een advies uitgebracht over de juridische mogelijkheden om de IRGC op de EU-terrorismelijst te plaatsen. Dit advies stelt dat het op dit moment helaas juridisch niet mogelijk is om de IRGC te listen als terroristische organisatie. Het kabinet blijft zich inzetten om schendingen van het internationale recht door de IRGC tegen te gaan en kijkt daarbij naar alle mogelijke instrumenten (inclusief listings en sancties) in samenwerking met andere lidstaten.