Een onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving naar de bejegening van in bewaring gestelde vreemdelingen in Curaçao en het AIV-rapport ‘Veiligheid en rechtsorde in het Caribisch gebied’ |
|
Antje Diertens (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van de Raad voor de rechtshandhaving naar de bejegening van in bewaring gestelde vreemdelingen in Curaçao1 en het AIV-rapport «Veiligheid en rechtsorde in het Caribisch gebied»?2
Ja.
Wat wordt er gedaan met de aanbevelingen van de Raad voor de rechtshandhaving? Worden alle aanbevelingen overgenomen? Zo niet, wilt u per maatregel uiteen zetten waarom deze niet wordt overgenomen? Wilt u van de aanbevelingen die u wel overneemt aangeven wanneer u verwacht dat deze worden uitgevoerd? Welke rol ziet u voor zichzelf bij de opvolging en uitvoering bij deze aanbevelingen?
Op basis van de Rijkswet Raad voor de Rechtshandhaving is het aan de autoriteiten van Curaçao om te bepalen of de aanbevelingen uit het betreffende inspectierapport worden overgenomen. Dit neemt niet weg dat ik bij de autoriteiten van Curaçao blijf aandringen op het doorvoeren van maatregelen om het regime voor de specifieke doelgroepen substantieel te verbeteren. Hierover heb ik uw Kamer meerdere malen geïnformeerd.3 4 5 Naar verwachting besluit Curaçao deze maand over een project- en implementatieplan vreemdelingenbewaring, dat mede op basis van een advies van de Dienst Justitiële Inrichtingen is opgesteld. In dit plan heeft Curaçao een aantal maatregelen opgenomen die in lijn zijn met aanbevelingen van de Raad voor de Rechtshandhaving. Deze maatregelen zien toe op werving en opleiding van personeel, bejegening en medische screening. Daarnaast heeft Nederland aan verschillende ketenpartners van Curaçao, waaronder de Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK), de training hostmanship gegeven. In deze training staat de bejegening en omgang met vreemdelingen centraal. Nadat de Minister van Justitie van Curaçao over het project- implementatieplan een besluit neemt, zal Nederland op verzoek van Curaçao betrokken blijven bij de uitvoering. De Dienst Justitiële Inrichtingen en het Rijksvastgoedbedrijf zullen Curaçao dus blijven adviseren.
Wat is uw reactie op de uitspraken van ombudsman Keursly Concincion dat hij zich niet serieus genomen voelt, onder andere omdat aanbevelingen zelden worden overgenomen?3 Welke oplossingen ziet u hiervoor en hoe ziet u hierin uw eigen verantwoordelijkheid?
Ik ben niet van plan in deze interne aangelegenheid van Curaçao te treden. Het is aan de autoriteiten van Curaçao om te bepalen of aanbevelingen van onafhankelijke instituten zoals de Ombudsman van het land Curaçao worden overgenomen. Zoals de heer Concincion opmerkt, zouden de Staten van Curaçao hierbij een belangrijke rol kunnen vervullen.
Hoe komt het dat 58 Venezolanen die nu in de barakken van SDKK verblijven geen toegang hebben tot sociale hulp of rechtsbijstand? Waarom krijgen NGO’s en juridische experts zoals van Human Rights Defence nog steeds geen toegang tot deze mensen? Kunt u zich inspannen, in samenwerking met de Curaçaose autoriteiten, om te zorgen dat zij deze toegang wel krijgen, en dat vreemdelingen in de barakken altijd toegang hebben tot dergelijke hulp? Zo nee, waarom niet?
Over rechtshulp aan vreemdelingen heb ik uw Kamer meerdere malen geïnformeerd.7 8 9 Het bieden van sociale hulp of rechtshulp aan vreemdelingen of mogelijke hulp van NGO’s is een aangelegenheid van het land Curaçao.
Klopt het dat er momenteel ook twee minderjarigen verblijven in de barakken van de SDKK? Hoe zijn zij er aan toe? Krijgen zij extra bijstand, ondersteuning of bijvoorbeeld psychosociale hulp? Acht u de barakken een geschikte plek voor minderjarigen? Zo nee, wat kunt u er aan doen om hen te helpen? Zo ja, waarom wel?
Ik acht de vreemdelingenbewaring bij de SDKK niet geschikt voor minderjarige vreemdelingen, wanneer zij hier zonder hun ouder(s) zouden moeten verblijven. Curaçao heeft mij laten weten dat het beleid is om alleenstaande minderjarige vreemdelingen niet in bewaring te stellen. Hierop kunnen volgens Curaçao alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de leeftijd van 16 tot 18 jaar kortstondig van worden uitgezonderd, indien er een aannemelijk risico is op onttrekking aan uitzetting. Ook hebben de Curaçaose autoriteiten mij laten weten dat er op dit moment geen minderjarigen in de vreemdelingenbewaring bij de SDKK verblijven. De uitleg van Curaçao is als volgt: volgens de betreffende autoriteiten kon één van de twee personen niet meteen worden geïdentificeerd. Bij identificatie bleek deze persoon volgens Curaçao tijdens zijn verblijf in de vreemdelingenbewaring de leeftijd van 18 jaar te hebben bereikt. De minderjarige – de andere persoon – is volgens Curaçao na advies van de Voogdijraad door de kinderrechter onder toezicht van de overheid gesteld en ondergebracht in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao. De autoriteiten van Curaçao hebben mij verzekerd dat de toestand van beide personen goed is.
Wat vindt u van de aanbeveling van de AIV om een Human Rights Institute in te stellen? Gaat u deze aanbeveling opvolgen? Zo nee, waarom niet?
Begin 2021 zal uw Kamer een kabinetsreactie op het betreffende AIV-advies ontvangen, aangeboden door de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Ik acht het niet opportuun om op deze reactie vooruit te lopen. Daarom zeg ik u namens het kabinet toe dat de beantwoording van vraag 6, 7 en 8 in deze reactie aan de orde komt.
Kunt u concreet ingaan op de constateringen van de AIV dat het Koninkrijk niet voldoet aan internationaal geaccepteerde mensenrechtennormen wat betreft het (toezicht op) de asielprocedures, te lang heeft geaccepteerd dat met name de omstandigheden bij detentie ver onder de maat zijn en er misstanden plaatsvinden bij de repatriëring van Venezolanen? Deelt u de mening, ook van de AIV, dat de waarborgfunctie van het Koninkrijk (artikel 43 lid 2 Statuut) door Nederland te veel als een laatste redmiddel wordt beschouwd en dat dit een te marginale benadering is, en dat de waarborgfunctie zich ook zou moeten uitstrekken tot preventie?4 Zo nee, waarom niet? Welke les trekt u dan uit het AIV-rapport en met name deze specifieke aanbeveling?
Zie antwoord vraag 6.
Gelet op de conclusies van de AIV, de Raad van de rechtshandhaving en de ombudsman over de tekortkomingen rondom het opvolgen van aanbevelingen en de effectiviteit van maatregelen, welke stappen gaat u, samen met de autoriteiten op Curaçao, zetten om het toezicht op de eilanden effectiever te maken en te borgen dat aanbevelingen van instanties daadwerkelijk opgevolgd worden?
Zie antwoord vraag 6.
Wat kunt u zeggen over de recente brand5 in de SDKK? Hoe zijn de vreemdelingen er aan toe? Zijn er gewonden? Wat is de staat van de barakken na de brand? In hoeverre is het nog verantwoord om vreemdelingen te laten verblijven in deze barakken?
De autoriteiten van Curaçao hebben mij laten weten dat er geen gewonden zijn gevallen door de brand. Ook hebben zij mij laten weten dat de schade aan de cellen meeviel, en dat er na een grondige schoonmaak, in nauw overleg met de inrichtingsarts, is besloten om de cellen weer in gebruik te nemen.
Het bericht 'Protestmars bij grens met Saint Martin' |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Zijn de Staatssecretaris van BZK en de Minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte van de recente ontwikkelingen rondom de grens tussen Sint Maarten en Saint Martin, zoals beschreven in het artikel «Protestmars bij grens met Saint Martin»?1
Ja.
Kunnen de Staatssecretaris en de Minister de Kamer informeren over de meest recente ontwikkelingen rondom de grens tussen Sint Maarten en Saint Martin?
Op 16 september hebben de Franse autoriteiten bij monde van de prefectuur van Saint Barthélemy en Saint – Martin de eenzijdige grenscontroles opgeheven.
Kunnen de Staatssecretaris en de Minister toelichten waarom de Franse autoriteiten de grens gesloten hebben?
De Franse autoriteiten hebben verklaard de grenscontroles per 1 augustus te hebben ingevoerd om de circulatie van Covid-19 tegen te gaan, in reactie op het besluit van de premier van Sint Maarten om weer vluchten vanuit de VS toe te laten. Op dat moment waren reizigers uit de VS niet welkom in de EU, waar Saint Martin onderdeel van uitmaakt. Daarnaast speelde het snel oplopende aantal besmettingen aan de Nederlandse kant en de wens om verkeer tussen de Franse eilanden mogelijk te houden eveneens een rol in het besluit tot invoering van grenscontroles.
Het Franse deel is als een zogenaamd ultra perifeer gebied (UPG) onderdeel van de EU. Als overzees gebied van Frankrijk valt het bovendien rechtstreeks onder het centrale bestuur in Parijs. Saint Martin volgt derhalve het Franse beleid inzake inreisbeperkingen als gevolg van de COVID-19 crisis. Sint Maarten bepaalt als autonoom land binnen ons koninkrijk eigenstandig hoe hiermee om wordt gegaan.
Wat vinden de Staatssecretaris en de Minister van de unilaterale afsluiting van de grens door de Franse autoriteiten?
Er is geen sprake geweest van een afsluiting van de grens, maar van grenscontroles op het Franse deel van het eiland. Nederland respecteert het Franse besluit tot invoering van deze controles, maar acht een dergelijke situatie op lange termijn niet wenselijk. Daarom is Nederland in gesprek getreden met Frankrijk over dit onderwerp.
Nederland is tevreden dat de grenscontroles inmiddels zijn opgeheven.
Kan de Minister aangeven op welke manier hij in gesprek is met zijn Franse collega om de grens zo snel mogelijk weer te openen?
De grenscontroles zijn per 15 september weer opgeheven, na een periode van frequent contact met de autoriteiten op het eiland en in Parijs.
Op welke manier werkt de Minister samen met zijn Franse collega om de aanpak van de corona op beide delen van het eiland op elkaar af te stemmen?
Er is op uitvoerend niveau vanaf het begin van de COVID-19 pandemie nauw contact geweest tussen de gezondheidsdiensten. Momenteel wordt gewerkt aan een uitbreiding van de testcapaciteit en het koppelen van de systemen zodat informatie beter en sneller kan worden uitgewisseld. Hiertoe zijn gesprekken gaande op het eiland, waarbij onder meer wordt gekeken naar een gemeenschappelijk testcentrum. Sint Maarten voert deze gesprekken met de prefectuur die in eerste aanleg verantwoordelijk is voor de gezondheidszorg op Saint – Martin. Nederland is bereid steun te overwegen mits een degelijk gezamenlijk voorstel wordt voorgelegd.
Voorwaarden van noodsteun en de brief aan de Kamercommissie KR (11 augustus 2020) over het ontwerp consensus rijkswet houdende regels omtrent de instelling van de Caribische hervormingsentiteit in Aruba, Curaçao en St. Maarten. |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van berichten over de onvrede over de totstandkoming van de noodsteun en de CHE?1
Hoe beoordeelt u het bericht in Trouw van de ombudsmannen van Nederland, Curaçao en Sint Maarten dat om te voldoen aan de voorwaarden voor steun het tijdspad veel te krap is? Bent u bereid in overleg te treden om het tijdspad te versoepelen? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u de stelling van de ombudsmannen dat bepaalde voorwaarden voor de liquiditeitssteun de negatieve effecten op de sociale en economische ongelijkheid binnen het Koninkrijk vergroten? Zo ja, bent u bereid om de suggestie van de ombudsmannen op te volgen en in overleg met de regeringen ruimte te creëren om weloverwogen beslissingen te nemen?
Wat is uw oordeel over de proportionaliteit van de voorliggende Rijkswet en de lokale democratische legitimiteit? Wat is naar uw mening nodig om deze legitimiteit te borgen, alsmede de rechtsbescherming?
Bent u het er mee eens dat het budgetrecht van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt verzwakt door de instelling van de CHE en de aan dit college toekomende bevoegdheden? Zo ja, in hoeverre is er dan nog voldoende sprake van lokale democratie en zeggenschap?
Hoe verhoudt naar uw mening de instelling van de CHE zich tot de in het Statuut vastgelegde autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, mede gelet op het feit dat door verschillende organen in die Landen (waaronder de Raad van Advies van Curaçao en de Staten van Aruba) is aangegeven dat de beoogde Rijkswet met deze inhoud onaanvaardbaar is?
Wat is naar uw mening de inhoud van het consensus-vereiste dat voor een Rijkswet op grond van artikel 38 Statuut noodzakelijk is, gelet op het hierboven genoemde?
Kunt u aangeven in hoeverre de instelling van de CHE consequenties heeft of zou kunnen hebben voor de op grond van de EU-verdragen geldende LGO-status van de drie Landen?
In het artikel «Plan voor economisch herstel naar Nederland» wordt gesproken over de introductie van een Garantie Ondernemersfinanciëring (GO-regeling) die ondernemers kan helpen; ziet u mogelijkheden om ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten een dergelijk fonds te introduceren vergelijkbaar met de RVO Rijksdienst NL zoals die ook voor de BES-eilanden geldt? Zo nee, waarom niet?
In een artikel in de Amigoe wordt de suggestie gedaan, naar voorbeeld van de EU die geld ter beschikking stelt om landen uit de crisis te slepen, een bepaald percentage van die steun om te zetten in een donatie; bent u bereid een percentage vast te stellen als donatie? Zo ja, aan welk percentage denkt u dan? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de urgentie tot handelen zo hoog is dat niet gewacht kan worden met hulp verlenen omdat de honger, werkloosheid en de economische malaise daarvoor veel te groot is?
Deelt u de mening dat de juridische vragen over de rijkswet en de CHE wel beantwoord dienen te worden maar dat beantwoording niet moet leiden tot vertraging van de hierboven beschreven noodzakelijke hulpverlening en steun? Als u hiermee instemt, bent u dan bereid de juridische vragen te incorporeren in de adviesaanvrage aan de Raad van State bij het wetsvoorstel?
Bent u bereid om na ontvangst van de antwoorden van de Raad van State deze met spoed ter beoordeling aan de Rijksministerraad voor te leggen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u uitleggen wat de relatie tussen de Commissie (Aruba) financieel toezicht (C(A)ft) en de CHE zal zijn? Vindt u dat in het wetsvoorstel voldoende duidelijk blijft wat de onderscheiden taken van de verschillende colleges zijn? Zou het geen aanbeveling verdienen om de beoogde taken van de CHE neer te leggen bij het C(A)ft door middel van een wijziging van de Rijkswet financieel toezicht en de Landsverordening Aruba financieel toezicht? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid direct na ommekomst van de komende RMR de antwoorden op deze vragen aan de Kamer toe te zenden? Wilt u deze vragen gelijktijdig en afzonderlijk beantwoorden?
De gevolgen van het grensconflict met Frankrijk |
|
Ronald van Raak |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wie of welk land is volgens u verantwoordelijk voor het ontstaan van het grensconflict tussen Frankrijk en het Koninkrijk der Nederlanden op Sint Maarten?1
Het verschil van inzicht over het verloop van de landgrens in Oyster Pond is niet aan een specifiek land of persoon te wijten. In het Verdrag van Concordia uit 1648, dat het eiland opdeelt in een Frans en Nederlands gedeelte, wordt de grens niet specifiek afgebakend. Het oosten van het eiland, waar Oyster Pond zich bevindt, was in de tijd van het Verdrag van Concordia onbewoond en het verdrag geeft geen duidelijkheid over de grens in dit gebied. De formele status van Oyster Pond werd pas relevant toen het gebied ontwikkeld werd.
Bent u bereid Frankrijk te houden aan afspraken die in 2014 zijn gemaakt over handhaving van de status quo in het grensgebied in Oyster Pond?
Frankrijk is meerdere malen via diplomatieke kanalen gewezen op de afspraak die tijdens een overleg tussen Nederland, de Franse Republiek, Sint Maarten en Saint Martin in 2014 is gemaakt om zolang de grens niet is vastgesteld de status quo te handhaven. Nederland zal dat blijven doen als naar het inzicht van het Koninkrijk deze afspraak niet wordt nageleefd.
Bent u bereid de houdster van het betreffende restaurant de zekerheid te geven dat de zaak kan worden opgebouwd zonder kans op arrestatie?
Ik zal mij blijven inzetten om samen met Frankrijk tot een pragmatische oplossing te komen voor de situatie in Oyster Pond. Het Koninkrijk werkt hiertoe aan een voorstel voor een gezamenlijke pragmatische oplossing om Cactus Tree NV comfort te bieden en de wederopbouw te faciliteren. Frankrijk staat daar welwillend tegenover, maar zoals in mijn brief aan de Kamer van 15 juli jl. al verder is toegelicht, is dit proces helaas vertraagd. Recentelijk heeft het Koninkrijk een schriftelijk voorstel met een tweetal opties met Frankrijk gedeeld. Frankrijk en het Koninkrijk zullen in het najaar bijeenkomen om mogelijke oplossingen voor de situatie in Oyster Pond te bespreken.
Het watertekort op Sint Eustatius |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op mijn schriftelijke vragen?1
Ja.
Hoe lang was al bekend dat de lokale drinkwaterproductie achterblijft bij de toenemende vraag? Welke prognosemodellen zijn gehanteerd voor de drinkwaterproductie? En hoe lang was u al bekend dat de kwaliteit van het leidingnetwerk te wensen overliet? Klopt het dat bij de aanleg gebruik is gemaakt van materiaal dat ongeschikt is voor de lokale omstandigheden op Sint Eustatius? Zijn de materialen die nu gebruikt zullen worden voor het leidingnetwerk wél getoetst op geschiktheid?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) subsidieert vanaf 2017 het vaste gebruikstarief voor drinkwater. Mede hierdoor is het aantal aansluitingen op het drinkwaternet sterk toegenomen, in 2019 zelfs met 20%. Dit is veel meer dan voorzien was in onderzoek van Vitens Evides International in 2017. Daarin werd gewerkt met economische groeiscenario’s met aandacht voor de groeiende vraag van bestaande afnemers, de verwachte bevolkingstoename, de lange termijn ontwikkeling van toerisme en industrie. Op basis daarvan was het advies om de capaciteit direct met 50% te vergroten (hetgeen in januari 2018 voltooid is) en in 5 jaar te vervangen door een waterfabriek met een productiecapaciteit van 500m3/dag.
Uit een onderzoek van KIWA (nu KWR) in 2016 werd duidelijk dat het gebruikte materiaal voor de watertransportleiding niet geschikt is voor de klimatologische omstandigheden op het eiland. Nadat de vervangende watertransportleiding ook gebreken vertoonde, heeft Royal Haskoning met bijdrage van Vitens Evides Internationaal in opdracht van IenW en STUCO in 2019 onderzocht welk materiaal voldoet aan de klimatologische omstandigheden. Dit materiaal wordt nu gebruikt voor de vervanging van de drinkwatertransportleiding.
Vindt u informatievoorziening over de rantsoenering van drinkwater via de website en via de facebookpagina van Stuco N.V. afdoende? Hoe worden eilandbewoners, en dan met name de ouderen, zonder internet bereikt?
Ik ben van mening dat STUCO en de regeringscommissaris zich volledig inzetten voor een goede informatievoorziening. In aanvulling op de website en facebookpagina van STUCO worden de inwoners van Sint Eustatius geïnformeerd op drie radiozenders (er is geen TV-station). De regeringscommissaris en diens plaatsvervanger hebben vanaf het begin van de Covid-19 crisis de bevolking eerst dagelijks en vanaf 1 juni drie keer per week per radio en internet geïnformeerd. Meerdere malen is er informatie gedeeld over de watersituatie waarbij ook de CEO of het hoofd van de afdeling water van STUCO toelichting gaven.
Klopt mijn veronderstelling dat het dus nog bijna een jaar duurt voordat eilandbewoners beschikking krijgen over stromend drinkwater? Hoe moeten deze bewoners zich tot die tijd zien te redden? Bent u het met mij eens dat eilandbewoners gefaciliteerd moeten worden met adequate drinkwater opslagvoorzieningen? Zo nee, waarom niet en wat vindt u van het beleid van de afgelopen jaren om de aanleg van cisterns te ontmoedigen omdat er een betrouwbare drinkwaterleverancier zou komen?
Nee, die veronderstelling klopt niet. Alle inwoners van Sint Eustatius hebben toegang tot water in hun woning. Vanaf Q4 dit jaar zal drinkwater ononderbroken via het drinkwaternet geleverd worden. Zevenenveertig procent van de huishoudens en bedrijven is aangesloten op het drinkwaternet van STUCO en het merendeel daarvan heeft ook de beschikking over een cisterne of watercontainer. Een klein deel daarvan is volledig afhankelijk van de levering van drinkwater door STUCO. De overige drieënvijftig procent van de huishoudens en bedrijven zonder aansluiting op het drinkwaternet hebben een cisterne, die zij buiten het regenseizoen kunnen aanvullen met water van STUCO.
De afgelopen jaren is de vraag naar drinkwater groter gebleken dan het aanbod; en toonde de drinkwatertransportleiding gebreken. Daarom werkt STUCO hard aan het uitbreiden van de drinkwaterproductie en het vervangen en vergroten van de drinkwatertransportleiding (met hulp van IenW-subsidie) (zie ook mijn antwoord op uw eerdere vragen, Aanhangsel der Handelingen 2895). Hiermee verwacht STUCO in Q4 van 2020 gereed te zijn, behoudens onvoorziene vertragingen door Covid-19 en het orkaanseizoen. Vanaf dan zal er 24 uur per dag voldoende drinkwater beschikbaar zijn en is rantsoenering niet meer nodig.
Sinds begin april is drinkwater op Sint Eustatius gerantsoeneerd. Dagelijks waren er twee blokken van 5–8 uur ’s ochtends en van 17–20 uur ’s avonds, waarop drinkwater via het drinkwaternet werd geleverd. Met ingang van 8 juni 2020 is de rantsoenering versoepeld en komt er van 5 uur ’s ochtends tot 20 uur ’s avonds drinkwater uit de kraan. Behoudens onverwachte ontwikkelingen zet STUCO zich de komende tijd in om de rantsoenering verder terug te dringen. Daarom wordt de situatie continu gemonitord.
In de tussentijd kunnen inwoners naast de gerantsoeneerde tijdstippen gebruik maken van eigen cisternes, of door extra aan te schaffen water bij STUCO (gratis bezorging voor die huishoudens die uitsluitend van de drinkwaterleiding afhankelijk zijn of een cisterne hebben die niet functioneert).
Daarnaast is er op grond van de wet Elektriciteit en Drinkwater BES een noodproducent aangewezen. Het Openbaar Lichaam, de olieterminal GTI Statia, STUCO en een vervoerder hebben daartoe in april 2017 een overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst wordt thans geactualiseerd.
Het is belangrijk dat de inwoners van Sint Eustatius kunnen rekenen op betrouwbare levering van drinkwater. Voldoende opslagcapaciteit is daarvoor ook van belang en daarom breidt STUCO de drinkwater opslagcapaciteit uit naar 4.000m3, waarmee er een drinkwatervoorraad van tien dagen op het eiland is. Dit project is in Q1 2021 gereed.
De kosten voor drinkwater van het drinkwaternet op Sint Eustatius zijn hoog. Voor een betrouwbare en betaalbare drinkwatervoorziening stelt IenW structureel subsidie beschikbaar. Er is geen plaatselijke verordening of beleid dat het gebruik van cisternes ontmoedigt. In 2015 is die gedachte in de plaatselijke politiek wel eens genoemd. Wegens de hoge aanlegkosten van een cisterne en de aanwezigheid van het drinkwaternet wordt vaak gekozen geen cisterne te bouwen.
Bent u ermee bekend dat er geen rantsoentijden zijn en bewoners telkens verrast worden? Welke acties worden ter verbetering hiervan ingezet?
Als het nodig is om water op gerantsoeneerde tijden te leveren wordt dat in principe van te voren gecommuniceerd. Het komt wel eens voor dat er onverwachte lekkages optreden in de watertransportleiding, met een directe tijdelijke stop in levering als gevolg. Daarover wordt dan direct gecommuniceerd, evenals over de gratis ondersteuning die STUCO aanbiedt voor diegenen met hoge nood aan water op dat moment. Zodra de drinkwatertransportleiding vervangen is zal dit niet meer aan de orde zijn. Inmiddels zijn de rantsoentijden aangepast en is er van 5 uur ’s ochtends tot 20 uur ’s avonds water uit de kraan (zie ook antwoord 4).
Worden bewoners die in problemen zijn, financieel geholpen nu de prijzen voor waterflessen als gevolg van de coronacrisis zijn gestegen, de rekeningen ondanks het watertekort gewoon doorlopen en voor veel bewoners die in armoede rond moeten komen, dit een probleem is?
Iedereen moet toegang hebben tot betaalbaar drinkwater. Voor een betrouwbare en betaalbare drinkwatervoorziening stelt IenW structureel subsidie beschikbaar voor Sint Eustatius. Daarnaast is tot en met het einde van 2020, voor 8 maanden in totaal, het vaste gebruikstarief voor drinkwater op US$ 0,00 gezet. Inwoners betalen dus alleen nog voor het water dat zij verbruiken en niet voor de aansluitkosten op het drinkwaternet. Dit om ervoor te zorgen dat drinkwater ook ten tijde van COVID-19 betaalbaar blijft.
Met verwijzing naar de motie Diertens c.s. wordt in overleg met de regeringscommissaris van Sint Eustatius vastgesteld welke maatregelen met spoed van meerwaarde zijn voor de watervoorziening.
Het rapport ‘Situation Analysis on Children and Adolescents on Sint Maarten 2020’ |
|
Chris van Dam (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het rapport «Situation Analysis on Children and Adolescents on Sint Maarten 2020» over de kinderrechtensituatie op Sint Maarten?1
Ja.
Onderkent u dat de situatie van kinderen op Sint Maarten is verslechterd als gevolg van de orkanen in 2017 en de huidige coronacrisis?
In zijn algemeenheid zijn er niet voldoende data en studies beschikbaar die een objectief vergelijkend beeld kunnen geven van de situatie van kinderen vóór en na de orkanen. Ook het effect van de coronacrisis is daardoor lastig te meten. Los daarvan is het evident dat de omstandigheden waarin kinderen opgroeien na de orkaan en met de coronacrisis niet verbeterd zijn.
Klopt het dat de kinderopvangsector en de voorschoolse educatie nauwelijks zijn gereguleerd en dat veel kinderen, met name kinderen uit kwetsbare gezinnen, geen toegang hebben?
Kinderdagverblijven zijn private organisaties op Sint Maarten. Er is regelgeving voor de kinderopvang2. Gastouderopvang aan huis is niet gereguleerd. De sector wordt niet gesubsidieerd. De ouders betalen zelf de kostprijs van de kinderopvang. Dit betekent voor gezinnen met een laag inkomen dat de kosten een barrière kunnen vormen voor de toegang tot kinderopvang.
Klopt het dat de pleegzorg niet voldoet aan internationale standaarden en dat de huidige capaciteit om kinderen op te nemen zeer fragiel is?
Er is op Sint Maarten een gebrek aan pleeggezinnen en crisisopvang. Een belangrijke factor hierin is dat de financiële tegemoetkoming voor het opvangen van een pleegkind slechts Naf 500,– per maand bedraagt voor een instelling. Voor een pleeggezin is dit bedrag lager, namelijk Naf 225,– wat bij lange na niet voldoende is om te voorzien in alle onderhoudskosten.
Het merendeel van de kinderen dat uit huis geplaatst moet worden, woont in een groepsaccommodatie van een private partij, een individu of echtpaar. Eén van deze accommodaties heeft eind 2019 de deuren moeten sluiten na constatering van diverse onregelmatigheden waardoor de kwaliteit van de pleegzorg en de veiligheid van de minderjarigen niet kon worden gewaarborgd. Het andere en thans enige kindertehuis op Sint Maarten is vanwege beperkte middelen niet in staat nieuwe kinderen op te vangen.
Momenteel wordt de oprichting van een nieuwe residentiële zorginstelling op Sint Maarten onderzocht die voldoet aan lokale en internationale standaarden voor pleegzorg. De financiering voor deze nieuwe instelling wordt voorzien uit het Sint Maarten Development Fund (SMDF) en de overheid. Hieromtrent worden reeds gesprekken gevoerd.
Klopt het dat er de laatste jaren vooruitgang is geboekt op het gebied van kinderrechten, maar dat de goedkeuring van vergevorderde beleidsplannen op belangrijke thema’s door de orkanen en politieke instabiliteit is vertraagd?
Het ligt voor de hand dat door de orkanen en politieke instabiliteit de goedkeuring van vergevorderde beleidsplannen is vertraagd. Belangrijke stappen die wel zijn gezet zijn het invoeren van de meldcode kindermishandeling, de strafbaarheid van kindermisbruik en de herziening van het jeugdstrafrecht.
Hoe zijn taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van de bescherming van kinderrechten verdeeld tussen Nederland, Sint Maarten en het Koninkrijk, mede in het licht van het AIV-advies «Fundamentele rechten in het Koninkrijk»?
Als autonoom land is de regering van Sint Maarten verantwoordelijk voor het welzijn van de bevolking, inclusief kinderen en jongeren. Sinds de orkanen in 2017 ondersteunt UNICEF Nederland met budget van zowel het Ministerie van BZK als het Rode Kruis de regering van Sint Maarten op het gebied van psychosociale steun, rampenvoorbereiding in het onderwijs, het versterken van de kinderbescherming en met publiekscampagnes, onderzoek en beleidsadvies op het gebied van kinderrechten.
Sinds 2014 werken de landen en de openbare lichamen samen in een ambtelijke Taskforce kinderrechten. Voor Nederland nemen de ministeries van BZK en VWS hier op ambtelijk niveau aan deel. De Taskforce kinderrechten heeft een adviserende, stimulerende en verbindende rol. Partijen spreken elkaar maandelijks via een videovergadering en jaarlijks wordt er, in samenweking met UNICEF Nederland, een conferentie georganiseerd rondom een specifiek thema. Vorig jaar stond de conferentie op Sint Maarten in het teken van child protection. Eind dit jaar zal de, grotendeels digitale, conferentie in het teken staan van de gevolgen van de coronacrisis voor kinderen.
In het kader van het AIV-advies «Fundamentele rechten in het Koninkrijk» is door de landen van het Koninkrijk voorts besloten tot de instelling van een ambtelijke commissie die zich gaat bezighouden met de implementatie van mensenrechtenverdragen. Voor zover verdragen op het gebied van kinderrechten nog implementatie behoeven in wetgeving van de Caribische landen van het Koninkrijk, zullen deze verdragen zeker aan de orde komen in de commissie.
Bent u bereid om in samenwerking met UNICEF Nederland stappen te zetten om de bijna zestig aanbevelingen op het gebied van kinderbescherming, onderwijs en gezondheid uit te voeren?
Het is aan het land Sint Maarten opvolging te geven aan de aanbevelingen. Nederland is bereid om in samenwerking met UNICEF ondersteuning te bieden.
UNICEF Nederland heeft het «Child Development and Protection Project» voorbereid als opvolging van de activiteiten die zij na de orkanen in 2017 hebben ontplooid. Het project richt zich op de continuering van onderwijs bij rampen, het geven van psychosociale hulp aan kinderen en leerkrachten en zorgen dat kinderen beschermd zijn onder de moeilijke omstandigheden bij een ramp. Daarnaast wordt gewerkt aan het verbeteren van de kinderbescherming op Sint Maarten, met name voor kinderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld en misbruik. Hiermee wordt aan een deel van de aanbevelingen tegemoet gekomen. Ook de participatie van jongeren en hun mogelijkheden om hun rechten te kennen en bij te dragen aan de samenleving is onderdeel van het programma.
Financiering voor dit vier jarige project wordt beschikbaar gesteld vanuit het Trustfonds voor de wederopbouw van Sint Maarten. Naar verwachting wordt de overeenkomst voor de uitvoering op korte termijn ondertekend, waarna UNCIEF Nederland aan de uitvoering kan beginnen.
De persvrijheid op Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op klachten van journalisten over de beperking van de persvrijheid op Curaçao in coronatijd?1
Zoals u eerder medegedeeld in beantwoording op de Kamervragen op 19 mei 2020 over de persvrijheid op Aruba, is het juist in een moeilijke periode als deze van belang dat burgers zowel door de overheid als door onafhankelijke journalisten geïnformeerd kunnen worden over ontwikkelingen in hun omgeving. Dat geldt voor alle landen in ons Koninkrijk. Journalisten informeren de inwoners over de laatste ontwikkelingen rond het coronavirus en zijn als journalistieke waakhond cruciaal voor het functioneren van de democratie. Dat moet ondanks de crisis door kunnen gaan. Zonder over de casuïstiek te oordelen, vind ik dat er ook tijdens de crisis ruimte moet zijn voor de informerende en controlerende rol van journalisten.
Deelt u de opvatting dat juist in tijden van crisis de vrije media een belangrijke controlerende taak hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat dit moet gelden voor alle landen van het Koninkrijk en dus ook voor het land Curaçao?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat de financiële steun aan Curaçao gepaard mag gaan met eisen aan de persvrijheid?
In mijn brief van 22 mei 2020 over aanvullende financiële steun aan Curaçao en Sint-Maarten in verband met COVID-19, zijn voor Curaçao voorwaarden opgenomen die zich voornamelijk richten op de financiële sector. De voorwaarden zijn gericht op effect en op voorhand niet limitatief vastgesteld. Per tranche van de liquiditeitssteun wordt besloten over de voorwaarden, die ook buiten de financiële sector kunnen liggen. In het plenaire debat met uw Kamer van 20 mei jl. over de incidentele suppletoire begroting inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten heb ik dit uiteengezet en aangegeven bereid te zijn met een brede blik naar de voorwaarden te kijken.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het debat op woensdag 20 mei over financiële steun aan Curaçao?
Beantwoording binnen een tweetal dagen is niet gelukt gelet op de zorgvuldigheid die ik voorsta in de beantwoording en de in dat kader benodigde afstemming. Op 19 mei jl. heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.
De beknotting van de persvrijheid op Aruba |
|
Ronald van Raak , Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting dat zeker in tijden van coronacrisis journalisten hun werk moeten kunnen blijven doen en de bevolking moeten kunnen informeren?
Met het oog op het tegengaan van het COVID-19 virus heeft de Arubaanse regering maatregelen getroffen waaronder het instellen van een avondklok. De wettelijke basis hiervoor is een ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, van de Calamiteitenverordening (AB 1989 no. 51). In deze ministeriële regeling is bepaald dat alleen mensen die in deze ministeriële regeling vastgelegde uitzonderinggrond hebben zich tijdens deze avondklok buiten mogen begeven. Voor journalisten is er geen uitzonderingsgrond opgenomen.
Het is juist in een moeilijke periode als deze van belang dat burgers zowel door de overheid als door onafhankelijke journalisten geïnformeerd kunnen worden over ontwikkelingen in hun omgeving. Deze zorgen zijn daarom begrijpelijk. Ik kan u inmiddels melden dat de autoriteiten op Aruba een werkwijze hanteren waarbij tijdens de avondklok drie journalisten toestemming krijgen om op straat te zijn.
Hoe beoordeelt u in dit verband dat journalisten op Aruba als gevolg van een avondklok hun werk niet meer kunnen doen? Kunt u aangeven op basis van welke regelgeving deze beperking van de persvrijheid heeft plaatsgevonden?1
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u de zorgen van journalisten op Aruba, die in hun protest steun krijgen van de Nederlandse Vereniging van journalisten (NVJ)?2
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de Arubaanse journaliste Sharina Henriquez op 22 maart 2020 tijdens haar werk in de boeien werd geslagen en een boete kreeg van zo’n 500 euro? Hoe verklaart u dat «werkbriefjes» die in Aruba aan journalisten worden verstrekt door de politie niet worden erkend?
Mij is bekend dat mevrouw Henriquez op 22 maart na 21.00 uur lokale tijd ten tijde van de avondklok is gearresteerd. De werkbriefjes werden niet erkend omdat journalisten niet onder de uitzonderingsgrond vallen, zoals beschreven in voorgaand antwoord. Dit incident vond plaats voordat er overeenstemming was over de werkwijze waarbij drie journalisten tijdens de avondklok op straat mogen zijn.
Bent u bereid in de voorwaarden voor hulp aan Aruba op te nemen dat journalisten een vitaal beroep hebben en ook nu in vrijheid hun werk moeten kunnen doen?
Ik zie, gelet op de antwoorden op de vragen 1 tot en met 3, geen reden om de gevraagde voorwaarden als voorwaarden voor hulp op te nemen.
Het meewerken van Aruba Airlines aan de uitzetting van dissidenten uit Cuba |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Was u op de hoogte van het feit dat Aruba Airlines meewerkt aan het uitzetten van dissidenten door Cuba?1
De bewering dat Aruba Airlines zou hebben meegewerkt aan het uitzetten van dissidenten door de Cubaanse regering kan niet eigenstandig worden bevestigd. Aruba Airlines heeft in een formele reactie laten weten de betrokkenen vervoerd te hebben, maar ontkent dat er (bewust) is meegewerkt aan de gestelde gedwongen uitzetting van de betrokkenen.
Was de regering van Aruba hiervan op de hoogte?
De regering van Aruba heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn geweest van het vervoer van de betrokkenen en is hierover geïnformeerd door de ambassade van koninkrijk der Nederlanden in Cuba nadat de aantijgingen tegen de luchtvaartmaatschappij bekend werden.
Kan Aruba Airlines zélf besluiten aan een dergelijke uitzetting mee te werken, zonder medeweten van de Nederlandse regering, terwijl u wél verantwoordelijk bent voor goed bestuur, de handhaving van mensenrechten en het buitenlandse beleid van Aruba?
Luchtvaart is een aangelegenheid van Aruba. Daarenboven kan Aruba Airlines inderdaad zélf besluiten aan uitzettingen mee te werken. Aruba Airlines is een in Aruba geregistreerde commerciële luchtvaartmaatschappij en valt derhalve onder de wet- en regelgeving van Aruba. In dit verband kan in algemene zin worden gesteld dat de regering van Aruba heeft aangegeven geen volledig zicht te hebben op het concrete vervoer van passagiers door Aruba Airlines. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor Aruba Airlines, wanneer er zou worden meegewerkt aan uitzettingen, dit te melden bij de regering van Aruba.
De regering van Aruba heeft met Aruba Airlines gesproken over de hier bedoelde aantijgingen. Aruba Airlines heeft in een formele reactie aan Aruba laten weten de betrokkenen vervoerd te hebben, maar ontkent dat er (bewust) is meegewerkt aan de gestelde gedwongen uitzetting van de betrokkenen.
Als u op de hoogte was geweest van deze uitzettingen, had u daar dan toestemming voor gegeven? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe kunt u op deze wijze verantwoordelijkheid dragen voor het buitenlandbeleid van Aruba?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Aruba Airlines in handen zou moeten zijn van een Arubaan, maar feitelijk in handen is van mensen uit Venezuela?
Aruba Airlines betreft een volgens de Arubaanse wetten opgericht Naamloze Vennootschap en valt daarmee onder Arubaanse jurisdictie. Concreet betekent dit dat minstens 70% van de aandelen en daadwerkelijke zeggenschap in handen moeten zijn van permanent ingezetenen van Aruba of een Arubaans rechtspersoon. Er wordt volgens de regering van Aruba aan alle van toepassing zijnde eisen voldaan voor wat betreft eigenaarschap en registratie.
Deelt u de zorgen dat de handelwijze van Aruba Airlines schadelijk kan zijn voor de economie van Aruba, zoals voor de komst van toeristen uit de Verenigde Staten?
Er zijn geen indicaties dat de aantijgingen gevolgen hebben voor de economie van Aruba.
Hoe gaat u verzekeren dat u voortaan uw toestemming kunt geven voordat een vliegmaatschappij uit één van de andere landen in het Koninkrijk meewerkt aan politieke activiteiten die schadelijk zijn voor de betreffende landen en voor het Koninkrijk?
Indien de Landen het wenselijk achten, kunnen zij nadere wet- en regelgeving, dan wel beleid, op dit punt vaststellen om er zorg voor te dragen dat niet wordt meegewerkt aan politieke activiteiten die schadelijk kan zijn voor het betreffende Land, dan wel het Koninkrijk.
Verkiezingswaarnemers op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het waar dat bij de vorige verkiezingen op Sint Maarten Nederland heeft betaald voor de verkiezingswaarnemers?
Ja, mijn ministerie heeft bij de vorige verkiezingen op Sint Maarten betaald voor de internationale waarnemingsorganisaties en de reis- en verblijfkosten voor de vertegenwoordigers van het Nederlandse parlement, ook gelet op de bijzondere omstandigheden kort na de verwoestende orkaan. Er zijn echter geen standaard afspraken voor de financiering.
Waarom beweert de premier van Sint Maarten dan dat zij geen geld zou hebben voor verkiezingswaarnemers?1
Het is aan de regering van Sint Maarten om hier duidelijkheid over te verschaffen.
Deelt u de opvatting dat het ontbreken van verkiezingswaarnemers slecht is voor het aanzien van het Koninkrijk?
Ik ben van mening dat verkiezingswaarneming het proces van ordentelijke verkiezingen en de legitimatie van de verkiezingsuitslag ten goede komt. Dat geldt zowel voor de verkiezingen van 9 januari jl., als voor toekomstige verkiezingen. In het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) is hier meerdere malen over gesproken. Ik blijf het belang van structurele verkiezingswaarneming onderschrijven en om die reden heb ik meerdere malen bij de regering van Sint Maarten aangedrongen om een verzoek tot waarneming in te dienen. Ik betreur het dan ook dat een dergelijk verzoek is uitgebleven.
Is het technisch en organisatorisch nog mogelijk om vóór 9 januari verkiezingswaarnemers naar Sint Maarten te sturen?
Nu mij vanuit Sint Maarten geen concreet verzoek heeft bereikt, was het organiseren van een (internationale) verkiezingswaarneming en de financieringsvraag niet aan de orde voor de verkiezingen van 9 januari jl. Over het algemeen kan gesteld worden dat het organiseren van een internationale verkiezingswaarneming de nodige voorbereidingstijd vraagt.
Zou u bereid zijn om ook deze keer de kosten voor deze missie van verkiezingswaarnemers voor uw rekening te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Het protest van de eilandraadsleden van Saba |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Begrijpt u de frustratie van de leden van de eilandsraad van Saba dat zij hun financiën op orde hebben, maar nauwelijks structureel budget krijgen voor het voeren van beleid?1
Het Openbaar Lichaam Saba heeft in de vorm van de vrije uitkering en de eigen (belasting)inkomsten de beschikking over structurele middelen. Over het jaar 2019 gaat het om ruim 9 miljoen USD aan vrije uitkering en ruim 1 miljoen USD aan eigen inkomsten. Daarnaast heeft dit kabinet voorzien in een structurele bijdrage voor de exploitatie van infrastructuur. Voor Saba betreft dit een bedrag van bijna 1,5 miljoen USD per jaar. Van de 30 miljoen euro die dit kabinet via de regio enveloppe beschikbaar heeft gesteld voor Caribisch Nederland is 13 miljoen euro aan Saba toegekend. 12 miljoen euro is samen met de wederopbouwmiddelen bestemd voor een verbeterde zeehaven. Met die investering wordt ook beoogd de eigen inkomsten van Saba middels toerisme te vergroten. Naast deze middelen heeft het Openbaar Lichaam Saba de afgelopen jaren inderdaad vanuit verschillende ministeries veel incidentele bijdragen ontvangen, die (mede) structurele taken financieren (veelal ter intensivering c.q. verbetering).
In de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11) is ook ingegaan op de hoogte van de vrije uitkering en de (vele) incidentele bijdragen. Het kabinet zal de hoogte van de vrije uitkering betrekken bij de herijking van de taakverdeling tussen Caribisch Nederland en het Rijk. Om de administratieve lasten van de openbare lichamen te verlagen en de beleidsruimte te vergroten wordt bovendien bezien of meerjarige incidentele uitgaven kunnen worden gebundeld en ondergebracht in structurele bijdragen.
Deelt u mijn opvatting dat het voor Saba gekozen beleid om het lokale bestuur meer taken zélf te laten uitvoeren ook betekent dat het eiland meer vrij besteedbaar budget moet hebben? Zo nee, waarom niet?
Ja. In het door mij afgesloten bestuursakkoord 2019–2022 (de «Saba Package») is afgesproken dat het Openbaar Lichaam Saba en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich zullen inspannen om structurele taken ook met structurele middelen te dekken. Zo voegt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vanaf 2020 een bedrag van USD 400.000 (structureel) toe aan de vrije uitkering van Saba voor de uitvoering van het sport- en preventieakkoord en naschoolse activiteiten.
Deelt u de opvatting dat de politieke stabiliteit en de financiële degelijkheid van Saba ook ruimte biedt voor een eigen beleid ten opzichte van Saba, los van het gezamenlijke beleid voor alle drie de BES-eilanden?
Ja.
Bent u bereid in overleg te treden met de eilandsraad van Saba, met als inzet het onderlinge vertrouwen te herstellen?
Mijn ambtenaren en ik hebben regelmatig contact met het bestuurscollege van Saba. De in de «Saba package» gemaakte afspraken, waaronder robuuste overheidsfinanciën, worden halfjaarlijks gemonitord.
Bent u bereid als coördinerend Minister te bezien hoe wij Saba meer vrij besteedbare middelen en beleidsvrijheid kunnen geven?
Ja. Zie de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Het bericht ‘Aboutaleb: kapotte drugsscanners Curaçao gevaarlijk voor Nederland.’ |
|
André Bosman (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aboutaleb: kapotte drugsscanners Curaçao gevaarlijk voor Nederland»?1
Ja.
Klopt het dat zowel in de haven als op het vliegveld van Curaçao de meeste drugsscanners al jaren kapot zijn? Zo ja, om hoeveel scanners gaat het hier ten opzichte van het totaal aantal scanners en wat zijn hiervan de consequenties voor de toevoer van drugs vanaf Curaçao naar Nederland?
De Curaçaose autoriteiten hebben aangegeven dat er in de zeehaven twee mobiele goederenscanners aanwezig zijn, die sinds ongeveer twee jaar defect zijn. De Curaçaose autoriteiten werken aan de reparatie van één van deze mobiele scanners. In de zeehaven wordt momenteel in afwezigheid van de scanners fysiek gecontroleerd, deels steekproefsgewijs en deels op basis van inlichtingen.
De Curaçaose autoriteiten hebben aangegeven dat er een functionerende bolletjesscanner aanwezig is op luchthaven Hato, maar dat deze niet volledig kan worden ingezet. Tevens geven Curaçaose autoriteiten aan geen operationele informatie te kunnen delen over wanneer de scanner al dan niet wordt ingezet en wat de redenen daarvan zijn.
Passagiers van vluchten afkomstig uit Curaçao worden op Schiphol onderworpen aan het 100% controleregime van de Douane. Daardoor zijn de consequenties van het niet functioneren van de apparatuur op Hato voor Nederland beperkt.
De bolletjesslikkersaanpak staat op verzoek van Curaçao op de agenda van het aankomend Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) van januari 2020. Hier zal ik met mijn collega, de Minister van Justitie van Curaçao, de problematiek bespreken.
Kan worden aangegeven wanneer precies is vastgesteld dat de scanners defect zijn?
Zie het antwoord op vraag 2
Hoe beoordeelt u deze bevindingen in het licht van de internationale strijd tegen drugshandel?
De bevindingen en ontwikkelingen op de luchthaven en haven van Curaçao blijf ik nauwlettend volgen. Waar er problemen zijn die beide landen raken, zullen de betrokken Nederlandse en Curaçaose bewindspersonen gezamenlijk naar oplossingen zoeken. Zo wordt er ook in regionaal verband samengewerkt om de zee- en luchtgrenzen in het Caribische deel van het Koninkrijk te versterken via het baseline-initiatief waarover uw Kamer bij brief2 van 30 september jl. nader is geïnformeerd in het kader van de periodieke rapportage rechtshandhaving naar aanleiding van het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO).
De Curaçaose Minister van Justitie heeft aangegeven dat bolletjesscanners onder zijn verantwoordelijkheid vallen, maar andere scanners niet. Kunt u opheldering geven welke scanners precies onder welke bewindspersoon vallen?
De Curaçaose Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de Douane, en daarmee tevens voor de containerscanners in de zeehaven. De zogeheten bolletjesscanner op Hato valt onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie van Curaçao.
In welke mate vindt er op de luchthaven en op de haven van Curaçao een effectieve drugscontrole plaats?
De grenscontroleprocessen inclusief de drugscontroles zijn een autonome aangelegenheid van Curaçao. De Curaçaose autoriteiten hebben aangegeven dat er een functionerende bolletjesscanner aanwezig is op luchthaven Hato, maar dat deze niet volledig kan worden ingezet. Tevens geven Curaçaose autoriteiten aan geen operationele informatie te kunnen delen over wanneer de scanner al dan niet wordt ingezet en wat de redenen daarvan zijn.
Zoals aangegeven staat de bolletjesslikkersaanpak op verzoek van Curaçao op de agenda van het aankomend Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) van januari 2020. Hier zal ik met mijn collega, de Minister van Justitie van Curaçao, de problematiek bespreken.
Is er nog steeds sprake van 100 procent controle op luchthavens in Nederland ten aanzien van passagiers van vluchten komend vanuit Curaçao? Zo nee, waarom niet?
Ja
Kunt u een overzicht geven van de drugsvondsten van de afgelopen vijf jaar afkomstig uit Curaçao?
De Douane heeft in de periode 2015 t/m (de eerste 3 kwartalen van) 2019 het volgende vanuit Curacao onderschept:
Jaar
Modaliteit
Soort
Aantal onderscheppingen
Totaal gewicht (kg, afgerond)
2015
Luchtvracht
Cocaïne
61
76,9
Passagiers
Cocaïne
321
238,6
Zeevracht
Cocaïne
9
382,0
391
697,5
2016
Luchtvracht
Cocaïne
42
25,6
Passagiers
Cocaïne
144
94,3
Zeevracht
Cocaïne
9
3.546,0
195
3.665,9
2017
Luchtvracht
Cannabis
1
0,3
Cocaïne
24
9,7
Passagiers
Cocaïne
140
150,7
Zeevracht
Cocaïne
1
40,0
166
200,7
2018
Luchtvracht
Cannabis
1
0,1
Cocaïne
30
15,0
Passagiers
Cocaïne
251
239,0
Hash
1
0,4
Zeevracht
Cocaïne
5
429,0
288
683,5
2019
(t/m 30-9)
Luchtvracht
Cocaïne
18
12,7
Passagiers
Cocaïne
140
97,5
MDMA
1
0,2
Zeevracht
Cocaïne
3
480,0
162
590,4
Naast in zeevracht, luchtvracht en passagiersverkeer onderschept de Douane ook in briefpost verdovende middelen. Het gaat hier telkens om een zeer kleine hoeveelheid (maximaal enkele grammen). Het resultaat van de onderscheppingen in briefpost is geen onderdeel van de rapportage, omdat het voor de verhouding aantal/hoeveelheid onderscheppingen voor het geheel van de onderscheppingen een vertekend beeld geeft.
De politieke situatie op Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD), Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de persconferentie van de premier van Sint Maarten, Leona Marlin, op 23 september jl.?1
Ja.
Onderschrijft u de schets van de politieke situatie op Sint Maarten die zij daarin heeft gegeven, met name haar uitspraken over onbestuurbaarheid, buitenparlementair optreden, gebrek aan integriteit en verachting van Grondwet en Trias Politica?
Ik kan de zorgen van Minister-President Romeo-Marlin over de politiek-bestuurlijke situatie op Sint Maarten goed plaatsen. Zoals ik zelf op 25 september jl. in een toespraak voor de Staten van Sint Maarten had willen overbrengen, staat het land voor een aantal enorme uitdagingen. Om deze uitdagingen te kunnen aangaan, is politieke stabiliteit een onmisbare voorwaarde. De regering van Romeo-Marlin heeft zich de afgelopen twee jaren, in soms uiterst moeilijke omstandigheden, ingezet om deze stabiliteit te bieden. Dat is door de Nederlandse regering steeds bijzonder gewaardeerd. Ik betreur het dan ook dat het kabinet van Romeo-Marlin twee weken geleden in een sfeer van politieke crisis ten val is gekomen. Of die politieke situatie een gevolg is of blijk geeft van gebrek aan integriteit en verachting van Grondwet en Trias Politica, zal moeten blijken. Sint Maarten is een autonoom land binnen het Koninkrijk. Mij past daarom terughoudendheid bij het geven van een inhoudelijk oordeel over de oorzaken van de ontstane situatie, maar er is reden voor zorg en waakzaamheid. Daarom houdt de Nederlandse regering deze situatie wel nauwlettend in de gaten, temeer gelet op onze betrokkenheid bij wederopbouw en het versterken van de rechtsstaat in Sint Maarten.
Deelt u de opvatting dat de toespraak van de premier onderstreept dat de democratische rechtsstaat inclusief de integriteit van het openbaar bestuur en het functioneren van de rechtshandhaving op Sint Maarten zich in een diepe crisis bevindt? Wilt u het antwoord op deze vraag beantwoorden in het licht van artikel 43, lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, vloeit uit de staatkundige inrichting van het Koninkrijk voort dat ik voorzichtig moet zijn bij het geven van een inhoudelijk oordeel over het functioneren van de politieke instellingen van de Caribische landen. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten behartigen zelfstandig hun eigen aangelegenheden (artikel 41 Statuut). Onder deze eigen aangelegenheden vallen ook de staatsinrichting, het openbaar bestuur en de rechtshandhaving. Het klopt dat deze autonomie niet grenzeloos is. Op grond van artikel 43, tweede lid, Statuut is het Koninkrijk verantwoordelijk voor het waarborgen van de waarden van fundamentele rechten, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur in elk van de landen. In het licht van de autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten binnen het Koninkrijk – en, daaraan voorafgaand, hun recht op zelfbeschikking – moet echter behoedzaam worden omgesprongen met deze waarborgfunctie. Van bestuurlijk ingrijpen door het Koninkrijk kan bijvoorbeeld alleen in uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. Deze staatsrechtelijke verhoudingen betekenen niet dat het Koninkrijk – en daarbinnen Nederland, als grootste partner – niet alert moeten blijven. Waar er – zoals momenteel helaas in Sint Maarten – aanleiding is om aan te nemen dat de democratische rechtsstaat in zwaar weer verkeert, is de regering van het Koninkrijk c.q. Nederland gehouden om alles wat redelijkerwijs en juridisch mogelijk is te doen om de situatie te (helpen) verbeteren. Aldus werkt Nederland al jaren intensief met de autoriteiten van Sint Maarten samen door een bijdrage te leveren aan het versterken van de rechtsstaat. Op grond van diverse samenwerkingsregelingen en justitiële Rijkswetten krijgt samenwerking vorm op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving, maar bijvoorbeeld ook via de onderlinge regeling versterking grenstoezicht en de oprichting van een Integriteitskamer, die als voorwaarden golden voor het beschikbaar stellen van wederopbouwmiddelen.
Welke mogelijkheden heeft de regering van het Koninkrijk om stabiliteit en integriteit op Sint Maarten te bevorderen in de huidige politieke situatie? Welke mogelijkheden bestaan er op het vlak van geschreven en ongeschreven statutair staatsrecht om – ten behoeve van het welzijn van de inwoners van Sint Maarten – terug te keren naar een fatsoenlijk functionerende democratische rechtsstaat?
Zoals in het antwoord op vraag 3 beschreven, zijn er verschillende mogelijkheden om stabiliteit en integriteit op Sint Maarten te bevorderen. Veel van deze mogelijkheden komen overigens niet toe aan de regering van het Koninkrijk maar aan de regering van Nederland, omdat zij gebaseerd zijn op samenwerking tussen Sint Maarten en Nederland (artikel 36–38 Statuut). Waar het staatsrechtelijke mogelijkheden voor de regering van het Koninkrijk betreft om de democratische rechtsstaat te bevorderen, zijn de instrumenten beperkter. Klassieke bestuurlijke toezichtsarrangementen in het Statuut treft men aan in artikel 50 (een vernietigingsrecht) en artikel 51 (een taakverwaarlozingsregime). Beide procedures zouden toepassing kunnen vinden, indien de democratische rechtsstaat ernstig en acuut gevaar loopt en – in het geval van artikel 51 – de constitutionele instellingen van Sint Maarten zelf niet bij machte blijken daaraan het hoofd te bieden. Voorts valt nog te wijzen op de bevoegdheid van de regering van het Koninkrijk om een aanwijzing te geven aan de Gouverneur van Sint Maarten, op grond van artikel 15 Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten. Deze bevoegdheid, waarvan in het verleden enkele malen gebruik werd gemaakt, is minder verstrekkend dan de bevoegdheden neergelegd in artikel 50 en 51 Statuut en daardoor ook aan minder stringente voorwaarden gebonden dan deze laatste twee bepalingen. Niettemin dient ook hiermee met grote terughoudendheid te worden omgegaan. Uitgangspunt blijft de autonome status van Sint Maarten binnen het Koninkrijk.
Bent u bereid desnoods onorthodoxe maatregelen te overwegen met het oog op de bevolking van Sint Maarten?
Vanzelfsprekend bereidt de regering zich voor op allerlei situaties. Ik kan niet vooruitlopen op de vraag wat we dan precies zullen doen. Eventuele besluitvorming zal hoe dan ook altijd moeten geschieden met inachtneming van de daarvoor geldende constitutionele kaders. Voor ingrijpen van Koninkrijkswege betekent dit, zoals hierboven uiteengezet, dat dit zeer zorgvuldig zou moeten geschieden. Daar komt bij dat ik meer geloof in samenwerking tussen de landen binnen het Koninkrijk dan in een dwingend ingrijpen door het Koninkrijk. Uiteraard moeten de omstandigheden dat wel toelaten.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties voor 2020?
Ja.
Het bericht ‘Bestuurscollege Bonaire huurt journalisten in voor communicatiebeleid’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het artikel «Bestuurscollege Bonaire huurt journalisten in voor communicatiebeleid»?1
Ja.
Is het gebruikelijk dat journalisten zowel communicatieadviseur zijn van een overheid en gelijktijdig onafhankelijk journalist?
Nee. In een democratische samenleving vervullen journalisten ten opzichte van de overheid een belangrijke controlerende rol. Door journalisten in te huren kán het beeld ontstaan dat zij – of zelfs de journalistieke beroepsgroep als geheel – deze «waakhondfunctie» niet onafhankelijk uitvoeren. De rijksoverheid heeft daarom ook een richtsnoer dat beschrijft in welke situaties journalisten wel/niet voor werkzaamheden mogen worden ingehuurd. Daarin is onder meer opgenomen dat journalisten van kranten, tijdschriften, websites en presentatoren van RTV programma’s die (vooral) schrijven over politiek, overheidsbeleid en politieke meningsvormen door de rijksoverheid nooit mogen worden ingehuurd voor het geven van mediatraining, het houden van een inleiding, het schrijven of redigeren van het teksten, het presenteren van bijeenkomsten of het leiden van discussies.
Hoe is deze communicatieadviseur, die kennelijk al jaren dit werk doet voor het bestuurscollege van Bonaire, aan deze functie gekomen? Wie heeft wanneer, vanaf 2005, het besluit tot inhuur genomen?
Het is een eigenstandige keuze geweest van het bestuurscollege van Bonaire om tot dit construct van (voornemen tot) inhuur te komen. Ik beschouw dit als een lokale zaak waarbij het bestuurscollege in het publieke debat en (desgevraagd) richting de eilandsraad van Bonaire verantwoording kan afleggen.
Hoe moeten de uitlatingen, op zijn persoonlijke nieuwssites en krantenartikelen, van deze «journalist» worden gezien in het licht van zijn communicatierol? Hoe onafhankelijk is dan deze eigen berichtgeving van de «journalist» ten aanzien van zijn rol voor het bestuurscollege van Bonaire, of zijn werk voor de landen Aruba en Curaçao?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre heeft deze «journalist» gebruik gemaakt van zijn kennis die hij opdeed als communicatieadviseur van het bestuurscollege van Bonaire, voor het schrijven van zijn eigen stukken op zijn eigen websites? Hoe beoordeelt u dat?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre hebben de zeer kritische artikelen en commentaren op de eigen websites, die soms ook ongefundeerd waren, van deze «journalist» een negatief effect gehad op de relatie tussen Nederland en het bestuurscollege van Bonaire?
Zie antwoord vraag 3.
Het herstel van het vliegveld van Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Steunen regering en parlement van Sint Maarten nu wel of niet het royale aanbod van Nederland voor herstel van het vliegveld?1
De huidige regering van Sint Maarten heeft op verschillende momenten verklaard het aanbod van Nederland voor het herstel van het vliegveld te accepteren. Zo ging de regering van Sint Maarten op 8 januari 2019 akkoord met het financieringsplan van de Wereldbank en de Europese Investeringsbank (EIB) voor het herstel van de luchthaventerminal. Dit plan lag al sinds november 2018 kant-en-klaar gereed en bestaat uit een bijdrage van USD 51 mln. uit het Nederlandse trustfonds onder beheer van de Wereldbank, aangevuld met een zachte lening van USD 50 mln. door de EIB. De Staten van Sint Maarten hebben op 3 juli 2019 hun steun verleend aan het financieringsplan middels hun goedkeuring van de begroting voor 2019. Op 13 september 2019 bevestigde de Minister-President van Sint Maarten nogmaals ondubbelzinnig het commitment van de regering aan het financieringsplan via een publiek statement.3
Op grond mijn gesprekken met de Gouverneur van Sint Maarten over de politieke crisis op het eiland, en de persverklaring die op 30 september jl. vanuit de Gouverneur is uitgegaan, maak ik op dat de demissionaire regering van Sint Maarten alle lopende zaken afhandelt en bestaande afspraken zal respecteren. Ik constateer ook dat de Gouverneur de fractieleider van de National Alliance heeft verzocht als formateur van een interim--kabinet op te treden en prioriteit te geven aan onder meer de uitvoering van de afspraken met Nederland over de wederopbouw, met inbegrip van de afspraken die zien op financiering van het herstel van de luchthaven.4
Waarom zijn regering en parlement van Sint Maarten na deze afspraken nog altijd op zoek naar alternatieve financiering, tegen veel minder gunstige voorwaarden?2
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de constatering dat Sint Maarten niet geholpen kan worden als regering en parlement niet geholpen willen worden?
Ja.
Deelt u de angst dat herstel van het vliegveld geen succes kan worden zolang de politiek op Sint Maarten zich blijft verzetten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de vrees dat de bevolking van Sint Maarten op deze manier slachtoffer wordt van de spelletjes van lokale politici?
Herstel van de luchthaven is randvoorwaardelijk aan het herstel van de Sint Maartense economie. Aan goedkeuring van het financieringsplan van de Wereldbank en de EIB in de stuurgroep van het trustfonds werden daarnaast door mij een aantal voorwaarden verbonden die moeten zien op structurele verbetering en professionalisering van het luchthavenbestuur. Zo is onder meer de Royal Schiphol Group ingeschakeld om internationale luchthavenexpertise aan te trekken en wordt er een start gemaakt met verplichte veiligheidsonderzoeken van het luchthavenbestuur en de raden van toezicht, nu en in de toekomst. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat de luchthaven – onderdeel van de vitale infrastructuur, toegangspoort tot het eiland en motor van de economie – minder kwetsbaar wordt voor beïnvloeding door lokale politici wier belang niet overeen zou komen met dat van de lokale bevolking.
Het dekolonisatieproces van de voormalig Nederlandse Antillen |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de «written statement of the Kingdom of The Netherlands» van 27 Februari 2018?1
Ja.
In artikel 3.21 staat dat indien een bevolking eenmaal heeft gekozen voor een bepaalde status, dit gelijk staat aan het bereiken van «full self government» in de context van dekolonisatie; welke specifieke keuze van de landen Aruba, Curacao en Sint Maarten en de eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius, in het kader van de Nederlandse dekolonisatie, was het moment van het bereiken van «full self government» van de voormalige Nederlandse koloniale gebieden?
Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben – als onderdelen van de Nederlandse Antillen – volledig zelfbestuur, zoals bedoeld in artikel 73 VN-Handvest, bereikt in 1954, toen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen uit vrije wil de nieuwe rechtsorde van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden aanvaardden. De overeengekomen rechtsorde kreeg in 1955 internationale erkenning van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in Resolutie 945, waarna Suriname en de Nederlandse Antillen werden verwijderd van de lijst van niet-zelfbesturende gebieden van de VN.
In VN resolutie 1514 van 14 december 1960 wordt gesproken over het feit dat een keuze voor een bepaalde status op basis moet zijn van een vrije keuze van de bevolking (citaat: «should be the result of the free and voluntary choice by the peoples of the territory concerned expressed through informed democratic processes»)2; hoe vrij waren de voormalige Nederlandse koloniën in het maken van hun eigen keuze gezien de ontstaansgeschiedenis van het Statuut?
De voormalige Nederlandse koloniën die onderdeel werden van de rechtsorde van het Statuut – Suriname en de Nederlandse Antillen – hebben deze rechtsorde in vrijheid aanvaard. Op nationaal niveau werd de juridische grondslag hiervoor gevestigd in 1948, toen in de Grondwet de weg werd vrijgemaakt voor een nieuwe rechtsorde voor de verschillende gebiedsdelen van het Koninkrijk. Artikel 211 van de Grondwet van 1948 bepaalde dat de totstandkoming van deze nieuwe rechtsorde «door vrijwillige aanvaarding langs democratische weg» diende te geschieden. Deze opdracht vormde het startsein voor een serie van conferenties en overleggen, verspreid over een aantal jaren, tussen delegaties van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen over de vormgeving van de aangekondigde rechtsorde. Uiteindelijk, in 1954, resulteerden deze conferenties en overleggen in het ontwerp van het Statuut. Dit ontwerp werd vervolgens voorgelegd aan de parlementen van de betrokken gebiedsdelen, die enige maanden later met het Statuut instemden; in Suriname en de Nederlandse Antillen met algemene stemmen. De leden van de Staten van Suriname en de Nederlandse Antillen werden sinds 1948 op grond van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen gekozen. In dat verband is het van belang op te merken dat de verwijzing in AVVN resolutie 1514 naar een vrije keuze van de bevolking niet impliceert dat het zelfbeschikkingsrecht door koloniale gebieden onder internationaal recht slechts legitiem uitgeoefend kon worden wanneer er sprake was van een referendum. De praktijk van de VN ten aanzien van dekolonisatie laat zien dat een verscheidenheid aan democratische methoden voor het vaststellen van de wil van de bevolking werd geaccepteerd. Deze varieerden van referenda en verkiezingen tot (meerderheids-) besluiten door representatieve politieke organen van het koloniale gebied.
Kunt u aangeven waarom er jaren van onderhandelingen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen nodig waren om de landen van de voormalige koloniën hun recht op zelfbeschikking te geven?
Het ontwerpen of ingrijpend hervormen van een staatkundige ordening neemt normaal gesproken de nodige tijd in beslag, zeker als daartoe overeenstemming dient te worden bereikt tussen verschillende actoren. Zoals in het vorige antwoord uiteengezet, heeft het zes jaar geduurd voordat de nieuwe rechtsorde, waartoe de Grondwet van 1948 de opdracht gaf, met het Statuut voor het Koninkrijk werd gerealiseerd. In deze periode werd, op grond van een reeks van door Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in 1948 overeengekomen resoluties, eerst een ontwerp voor een rijksgrondwet vervaardigd. Tegen de structuur van de rijksgrondwet rezen echter bezwaren. Een nieuw, korte tijd later aangetreden Nederlands kabinet vond deze te topzwaar voor het Koninkrijk; aan Caribische zijde werd gevreesd voor een braindrain van politici. Ondertussen werd de aandacht van de politiek opgeëist door ontwikkelingen rond Nederlands-Indië, waarmee de discussie over de staatkundige toekomst van de Caribische gebiedsdelen tot dan toe sterk had samengehangen. Toen na de onafhankelijkheid van Indonesië de draad van de onderhandelingen weer werd opgepakt, nam de Nederlandse regering definitief afstand van het ontwerp voor de rijksgrondwet en bereidde zij in 1950 een concept voor van een vereenvoudigde regeling, «Schets van een Statuut, regelende de status van Suriname en de Nederlandse Antillen in het Koninkrijk der Nederlanden» geheten. Over deze Schets werd in 1952 een conferentie gehouden, die uiteindelijk in mei 1954 met succes kon worden afgerond. Hiermee lag de weg vrij voor de formele totstandkoming van het Statuut, enige maanden later dat jaar.
Welke rol heeft Nederland gespeeld in die onderhandelingen? Welke ruimte kregen de voormalige koloniën om hun eigen, vrije keuze te maken? Is er sprake geweest van druk dan wel beperking van de vrije keuze voor de voormalige Koloniën?
In de onderhandelingen over een nieuwe rechtsorde binnen het Koninkrijk opereerden afgevaardigden van Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen op voet van gelijkheid met elkaar. Afgevaardigden van de laatste twee gebieden waren gedurende dit traject dan ook volledig vrij om hun eigen keuzes te maken ten aanzien van het ontwerp hiervoor. Dit wil niet zeggen dat Suriname en de Nederlandse Antillen in staat waren om eenzijdig te bepalen hoe de nieuwe rechtsorde werd ingericht. Weliswaar vormde de aanvaarding van deze rechtsorde een daad van vrije keuze, maar over de inhoud hiervan diende overeenstemming te worden bereikt door alle drie de actoren, dus ook door Nederland.
Als er sprake is geweest van onderhandelingen en daarmee beperkingen van de vrije keuze van de voormalige koloniën, hoe kwalificeert u dan het volgende citaat in paragraaf 3.13 uit de voornoemde written statement3: «However, if negotiations on such future cooperation are used by the administering State to influence the act of free choice by the people concerned, this may amount to unlawful interference and thus to a violation of the right of self-determination of this people»?
Voorop moet worden gesteld dat onderhandelingen over de toekomstige (staatkundige) relaties tussen een koloniaal gebied en de staat die het gebied bestuurt geen onderdeel uitmaken van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door een koloniaal gebied. Het plaatsvinden van onderhandelingen betekent daarom ook geenszins dat daarmee automatisch de vrije keuze van een koloniaal gebied voor een bepaalde politieke status wordt beperkt. AVVN Resolutie 1541 vereist dat integratie van een niet-zelfbesturend gebied dient te geschieden op «voet van volledige gelijkheid» tussen de bevolking van het voormalige koloniale gebied en de onafhankelijke staat waarmee de integratie plaatsvindt. Dit sluit uit dat de onafhankelijke staat het koloniale gebied een bepaalde politieke status oplegt, maar het sluit ook uit dat het koloniale gebied eenzijdig de voorwaarden bepaalt waaronder de integratie plaatsvindt. Terwijl de keuze voor integratie dus vrijelijk dient plaats te vinden, zal doorgaans onderhandeld moeten worden over de voorwaarden waaronder een dergelijke integratie plaatsvindt. Dit was ook het geval ten aanzien van de integratie van de Nederlandse Antillen en Suriname. De nieuwe rechtsorde die in de Grondwet van 1948 werd aangekondigd vergde behalve de instemming van Suriname en de Nederlandse Antillen ook de instemming van Nederland. Dit maakte onderhandelingen onvermijdelijk. De voor het zelfbeschikkingsrecht essentiële daad van vrije keuze werd verricht, toen in 1954 de in vrijheid gekozen parlementen van Suriname en de Nederlandse Antillen het Statuut voor het Koninkrijk aanvaardden.
Zijn in de onderhandelingen om te komen tot dekolonisatie beperkingen aan de landen opgelegd in hun keuzes vanwege tekortkomingen in de voormalige koloniën van politieke-, economische-, sociale- of onderwijstechnische aard? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met artikel 3 van het VN handvest 1514 dat aangeeft: «3. Inadequacy of political, economic, social or educational preparedness should never serve as a pretext for delaying independence»?
Nee, zie het antwoord op vraag 6.
In paragraaf 3.23 van het written statement staat ook dat om te komen tot integratie dit «... should be the result of the freely expressed wishes of the territory’s peoples acting with full knowledge of the change in their status, their wishes having been expressed through informed and democratic processes [...].»4; hoe moet dit gelezen worden in het kader van de integratie van Sint Eustatius in het Nederlandse bestel zonder dat de inwoners van Sint Eustatius daar hun keuze in hebben kunnen maken?
Bovenstaande passage is afkomstig uit AVVN-resolutie 1541. Deze resolutie heeft, evenals de eerder aangehaalde AVVN-resolutie 1514, betrekking op de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht in een koloniale fase. De integratie van Sint Eustatius in het Nederlandse staatsbestel vond plaats in 2010, dus ruime tijd nadat deze fase voor de Nederlandse Antillen (waar Sint Eustatius onderdeel van was) met de totstandkoming van het Statuut en verwijdering van de lijst van niet-zelfbesturende gebieden een afronding kreeg. Zoals hieronder, in het antwoord op vraag 10, nader uiteen wordt gezet, laat deze afronding overigens onverlet dat het zelfbeschikkingsrecht in de post-koloniale fase die na 1954 aanbrak altijd is blijven gelden in de bewuste gebieden. Om deze reden is aan de staatkundige hervorming van het Koninkrijk een omstandig democratisch proces voorafgegaan. De bevolking van Sint Eustatius sprak zich in 2005 in een referendum in meerderheid uit voor behoud van het land de Nederlandse Antillen. Deze uitkomst bleek, vanwege andere referendumresultaten in Sint Maarten, Curaçao, Bonaire en Saba, echter niet haalbaar, waarna de eilandsraad van Sint Eustatius in een motie de bereidheid uitsprak om te komen tot nieuwe staatkundige verhoudingen. In het daaropvolgende besluitvormingsproces is door vertegenwoordigers van de inwoners van Sint Eustatius op verschillende momenten ingestemd met de voorstellen voor nieuwe verhoudingen. Voor de wilsvaststelling van een bevolking erkent het internationale recht een verscheidenheid aan democratische methoden. Hoewel de integratie in het Nederlandse staatsbestel niet de eerste keuze vormde van de inwoners van Sint Eustatius, hebben zij (via hun vertegenwoordigende organen) deze keuze uiteindelijk gemaakt in het kader van een democratisch proces.
In artikel 3.32 van het written statement wordt geschreven dat: «It is submitted that once the inhabitants of a colonial territory have, through their freely expressed will, genuinely exercised their right to self-determination through a choice for either independence, integration or association or the emergence into any other political status, the colonial status of the territory and the people concerned comes to an end.»5; blijkt hieruit dat het Koninkrijk der Nederlanden niet meer onder artikel 73 van het Handvest van de VN valt?6
Ja.
Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van uw ambtsvoorganger tijdens de behandeling van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV) voor het begrotingsjaar 2017, waarin hij aangeeft dat het Koninkrijk nog steeds onder artikel 73 VN handvest valt?7
Bij de beantwoording van deze vraag is het van belang om voorop te stellen dat het zelfbeschikkingsrecht van de Caribische delen van het Koninkrijk na de totstandkoming van het Handvest van de Verenigde Naties in 1945 steeds heeft gegolden en dat vandaag ook nog onverkort doet. Dit is door de Nederlandse regering meermaals erkend en kan ook op deze plek nog eens worden benadrukt. Ten opzichte van de situatie in oktober 2016, toen mijn ambtsvoorganger bovengenoemde uitspraak deed, is echter wel de grondslag van dit zelfbeschikkingsrecht gepreciseerd. Thans, na een nadere juridische analyse van de materie, is haar positie dat artikel 73 VN Handvest sedert de totstandkoming van het Statuut niet meer van toepassing is op Sint Eustatius en dat het zelfbeschikkingsrecht van de Caribische (ei)landen post-koloniaal van aard is.
Deze precisering heeft overigens geen wezenlijke juridische gevolgen voor de betreffende (ei)landen. Zij laat namelijk onverlet dat Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba eenzijdig kunnen bepalen om de rechtsorde van het Koninkrijk te verlaten. Deze eenzijdige uittredingsmogelijkheid is, in ieder geval sinds het proces naar onafhankelijkheid van Suriname in de jaren 1974 en 1975, door de partners binnen het Koninkrijk meermaals erkend; zodanig dat inmiddels wordt aanvaard dat de bewuste mogelijkheid voor die (ei)landen waarvoor zij niet is gecodificeerd – alle Caribische delen behalve Aruba – de status heeft van ongeschreven Koninkrijksrecht. Wenst een Caribisch (ei)land niet uit het Koninkrijk te treden maar verandering van status binnen het Koninkrijk, dan kan het op grond van het zelfbeschikkingsrecht in vrijheid zijn keuze voor een bepaalde status kenbaar maken en daarover in overleg treden met de overige partners binnen het Koninkrijk. Voor de uiteindelijke verwezenlijking van een verandering van de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk zijn wel de medewerking en instemming van die partners nodig.
Heeft de VN-resolutie 1514 terugwerkende kracht? Zo ja, is dat met de landen en eilanden Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius besproken?
AVVN-Resolutie 1514 betreft de dekolonisatie van koloniale gebieden. Indien een gebied door de VN niet langer wordt aangemerkt als een koloniaal of niet-zelfbesturend gebied, dan vervalt daarmee ook de toepasselijkheid van AVVN-resolutie 1514. Ten aanzien van de Nederlandse Antillen en Suriname is deze situatie van toepassing sinds de integratie in het Koninkrijk in 1954.
Wat is de zienswijze van de bovengenoemde landen ten aanzien van het definitief zijn van de dekolonisatie? Is daar formeel mee ingestemd?
De hierboven genoemde schriftelijke inbreng waarin de Nederlandse regering haar standpunt uiteenzet omtrent het karakter van het zelfbeschikkingsrecht, handelt niet over de Caribische delen van het Koninkrijk maar betreft een juridische procedure bij het Internationaal Gerechtshof over de dekolonisatie van Mauritius. Het is niet gebruikelijk om dergelijke schriftelijke of mondelinge inbreng in juridische procedures af te stemmen met de Caribische partners binnen het Koninkrijk. Daarvoor bestond ook inhoudelijk geen aanleiding, omdat de precisering in het standpunt van de regering, zoals hierboven uitgelegd, geen wezenlijke gevolgen voor deze partners met zich bracht.
Is deze zienswijze ten aanzien van de dekolonisatie zoals verwoord in het written statement van februari 2018 gedeeld met de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het ontbreken van wezenlijke juridische gevolgen voor de Caribische (ei)landen is deze zienswijze niet met de Tweede Kamer gedeeld.
Het «written statement» is een procesdocument in een adviesprocedure dat is bestemd voor het Internationaal Gerechtshof en dat is ingediend na een verzoek daartoe door het Hof. Het is het prerogatief van het Hof om te besluiten of en wanneer een dergelijk document openbaar wordt gemaakt. In het kader van de adviesprocedure inzake de dekolonisatie van Mauritius heeft het Hof besloten om procesdocumenten, waaronder het «written statement» van Nederland, op de dag van de start van de hoorzitting openbaar te maken.
Wat is er veranderd in de zienswijze van het kabinet in de periode tussen de uitspraak ten aanzien van artikel 73 van het VN handvest van uw ambtsvoorganger en het schrijven van het zgn. «written statement» waarin staat dat dekolonisatie na een eerste keuze van de voormalige koloniën definitief is? Hoe zijn de landen en eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk betrokken bij de totstandkoming van het «written statement»?
Zie het antwoord op de vragen 10 en 12.
Bent u bekend met het «[in] accordance with international law of the unilateral declaration of independence by the provisional institutions of self-government of Kosovo. Written statement of the Kingdom of The Netherlands»?8
Ja.
In paragraaf 3.7 van het written statement staat: «[...] if States are not conducting themselves in compliance with the principle of equal rights and self-determination of peoples as described above and thus possessed of a government representing the whole people belonging to the territory without distinction as to race, creed or colour»9, afkomstig uit VN-resolutie 262510; kunt u aangeven wie of wat, in de context van het Koninkrijk, de rol van «government» heeft binnen het Koninkrijk conform de eisen van het VN handvest?
Het begrip «government» in AVVN-resolutie 2625 heeft een brede strekking. Er wordt niet slechts de (centrale) regering van een staat mee bedoeld, maar de overheid in ruime zin, dus inclusief de wetgevende en rechtsprekende organen van een staat. In de context van het Koninkrijk vervullen bijgevolg meerdere actoren een rol bij het vertegenwoordigen van de bevolking. In dit verband valt allereerst uiteraard te wijzen op de wetgever van het Koninkrijk. Dit is een samengesteld orgaan, waarin de vertegenwoordiging van de burgers van het Caribisch deel van het Koninkrijk op verschillende manieren is georganiseerd. Burgers van Caribisch Nederland worden vertegenwoordigd in beide Kamers van de Staten-Generaal en worden bij de samenstelling hiervan in gelijke mate betrokken als burgers van Europees Nederland. Burgers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten beschikken over een eigen parlement. Deze parlementen, de Staten, worden bij het proces van rijkswetgeving betrokken via een in het Statuut neergelegde procedure. Bij het vertegenwoordigen van de bevolking is in de tweede plaats een belangrijke rol weggelegd voor de regering van het Koninkrijk, zowel in haar hoedanigheid als onderdeel van de rijkswetgever als waar zij optreedt als uitvoerende macht. Voor burgers van Caribisch Nederland geldt wederom wat ook voor burgers van Europees Nederland geldt: zij kiezen de leden van de Tweede Kamer, waarna een kabinet wordt geformeerd dat het vertrouwen van de Kamer geniet. Voor de vertegenwoordiging van burgers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is in het Statuut de figuur van de Gevolmachtigde Minister in het leven geroepen. Deze functionarissen maken deel uit van de rijksministerraad en handelen hierin namens de regeringen van hun landen, die, via het vehikel van verkiezingen, op hun beurt weer gelegitimeerd worden door de bevolkingen hiervan. De Gevolmachtigde ministers hebben stemrecht in de rijksministerraad en vergaderen mee over Koninkrijksaangelegenheden, welke hun land raken.
Indien op vraag 16 het antwoord de Rijksministerraad is, kunt u dan aangeven hoe het vertegenwoordigen van alle mensen binnen het Koninkrijk binnen de Rijksministerraad is geborgd? Hoe verhoudt zich dat met het slechts hebben van een raadgevende stem van de Gevolmachtigde Ministers in deze Rijksministerraad conform het Reglement van Orde voor de ministerraad11, artikel 3 lid 1a?
Zie wat betreft het eerste gedeelte van de vraag het antwoord op vraag 16. Met betrekking tot het tweede gedeelte van de vraag zij gewezen op het feit dat Gevolmachtigde ministers in de Rijksministerraad geen raadgevende stem hebben, maar volwaardig stemrecht, evenals ministers van het Nederlandse kabinet. Artikel 3 lid 1 sub a van het Reglement van orde voor de ministerraad ziet toe op de in artikel 10 lid 2 van het Statuut beschreven mogelijkheid dat Aruba, Curaçao of Sint Maarten een landsMinister afvaardigt om naast de Gevolmachtigde Minister aan de Rijksministerraad deel te nemen.
Kunt u alle vragen separaat beantwoorden?
Ja.
Kunt u de vragen beantwoorden voor de komende plenaire begrotingsbehandeling in oktober a.s.?
Ja.
Exorbitante salarissen aan de top van overheidsbedrijven op Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat salarissen aan de top van overheidsbedrijven op Curaçao heel veel hoger zijn dan het inkomen van de Minister-President?1
Volgens de Code Corporate Governance Curaçao moet in het jaarverslag worden gerapporteerd over de bezoldiging per bestuurder. Naleving van deze code is belegd bij de Stichting Bureau Toezicht en Normering Overheidsentiteiten (SBTNO). Ook Sint Maarten heeft een Code Corporate Governance. Naleving van die code is belegd bij de Corporate Governance Council.
De bezoldiging van bestuurders van overheids-nv’s op Curaçao en Sint Maarten en het toezicht daarop is een aangelegenheid van de desbetreffende landen. Niettemin ben ik van mening dat als een land stevige maatregelen moet treffen om de overheidsfinanciën op orde te krijgen en daarbij assistentie vraagt van Nederland, daarbij ook gekeken moet worden naar de bezoldiging van bestuurders van overheids-nv’s. Ik heb de Minister-President van Curaçao hier al eerder op aangesproken.
Waarom zijn de inkomens van de top van deze overheidsnv’s, die overwegend publieke taken uitvoeren en betaald worden met publiek geld, niet openbaar?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de financieel toezichthouder Cft ondertussen inzicht in de financiën van de overheidsnv’s op Curaçao en Sint Maarten?
Toezicht op overheidsentiteiten is niet mogelijk op grond van de Rijkswet financieel toezicht (Rft). Echter, overheidsentiteiten vervullen vaak een belangrijke maatschappelijke functie. Het functioneren daarvan kan verstrekkende gevolgen hebben voor de landsbegroting. Financiële verplichtingen via rechtspersonen die behoren tot een land kunnen immers van veel belang zijn voor de financiële positie van het land. Bij het financieel toezicht op die landsbegroting wordt derhalve de gehele collectieve sector in de beschouwing betrokken. Het Cft verzoekt de besturen van de landen regelmatig om inlichtingen over de collectieve sector die het voor de uitoefening van zijn taken nodig acht.
Bent u op de hoogte van de topinkomens bij de overheidsnv’s op Curaçao en Sint Maarten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat mensen die een publieke functie hebben nooit meer zouden mogen verdienen dan de Minister-President?
In Nederland hebben we hiervoor de Balkenendenorm afgesproken. Ik begrijp uit een reactie in de media dat de Minister-President van Curaçao vindt dat normen moeten worden vastgesteld en dat er transparantie moet zijn over de vergoeding die overheidsdirecteuren genieten. De manier waarop Curaçao dit wil implementeren is een autonome aangelegenheid van het land Curaçao. Ik moedig de regering van Curaçao aan dit voortvarend op te pakken.
Een grensconflict tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk in Oyster Pond op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Waarom is er nog altijd geen opheldering tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Frankrijk over het verloop van de grens rondom een restaurant en jachthaven in Oyster Pond op Sint Maarten?1
Er is een verschil van inzicht over het verloop van een deel van de landgrens tussen Sint Maarten en Saint Martin. Dat betreft in het bijzonder Oyster Pond. In het Verdrag van Concordia uit 1648, dat het eiland opdeelt in een Frans en Nederlands gedeelte, wordt de grens niet specifiek afgebakend. Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied, is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten. Oyster Pond maakt onderdeel uit van deze landgrensonderhandelingen. Inmiddels zijn de voorbereidingen op de onderhandelingen vergevorderd. Naar verwachting zullen de landgrensonderhandelingen eind van dit jaar aanvangen.
Welke status heeft het betreffende gebied gehad vanaf het Verdrag van Concordia uit 1648, waarin het eiland Sint Maarten tussen Nederland en Frankrijk werd verdeeld?
Het Verdrag van Concordia bevat slechts een algemene omschrijving van de twee grondgebieden op basis van de woonkernen die op dat moment bestonden. Het verdrag omvat dus geen precieze bepalingen over het grensverloop. Het oosten van het eiland, waar Oyster Pond zich bevindt, was in de tijd van het Verdrag van Concordia onbewoond en het verdrag geeft geen duidelijkheid over de grens in dit gebied. De formele status van Oyster Pond werd pas relevant toen het gebied ontwikkeld werd. Sinds 1983 is aan een steiger aan de noordzijde van Oyster Pond een restaurant (met jachthaven) gevestigd dat sinds de opening belasting afdraagt aan en functioneert onder vergunningen verleend door Sint Maarten.
Is het waar dat in 2014 nog afspraken zijn gemaakt tussen de landen om de toenmalige «status quo» in dit gebied te handhaven?
Ja. Om incidenten te voorkomen werd in een overleg tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Franse Republiek, Sint Maarten en Saint Martin in 2014 afgesproken om zolang de grens niet is vastgesteld de status quo te handhaven.
Wat was volgens u de reden waarom de Fransen in 2016 besloten inspecteurs te sturen, dit gebied tijdelijk te blokkeren en daarmee de «status quo» niet te respecteren?
Franse autoriteiten hebben op 26 oktober 2016 een inspectie uitgevoerd bij werkzaamheden aan de steiger aan de noordzijde van Oyster Pond. Enkele personen zijn daarbij meegenomen voor verhoor door de Franse gendarmerie. De Franse actie druiste naar het inzicht van het Koninkrijk in tegen de afspraak om de status quo te handhaven. Het kabinet heeft geen inzicht in de motieven van de Franse autoriteiten.
Loopt een nieuwe koper van het restaurant en van de jachthaven nu opnieuw de kans op inspecties en blokkades door de Fransen?
De mogelijkheid dat de autoriteiten van Saint Martin inspecties zullen uitvoeren bij het restaurant en de jachthaven kan niet worden uitgesloten, zolang er geen overeenstemming is over de landgrens tussen Sint Maarten en Saint Martin.
Deelt u de opvatting dat dit grensconflict de wederopbouw van dit kleine gebied na de orkaan Irma in 2017 ernstig bemoeilijkt?
Het verschil van inzicht over de grens heeft alleen effect op de mogelijkheid tot herbouw van één restaurant en een jachthaven, die liggen aan een steiger aan de noordoever van Oyster Pond. Er is geen onduidelijkheid over de status van andere bedrijven in het gebied.
Klopt het dat al vanaf 2016 in het kader van een zeegrensverdrag onderhandelingen worden gevoerd over het definitieve verloop van de grens in dit deel van Oyster Pond?
Na de ondertekening in april 2016 van het zeegrensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek in het Caribisch gebied is gestart met de voorbereiding van de onderhandelingen over de landgrens van Sint Maarten. Deze onderhandelingen betreffen de gehele landsgrens, Oyster Pond maakt onderdeel uit van deze landgrensonderhandelingen. Inmiddels zijn de voorbereidingen op de onderhandelingen vergevorderd. Naar verwachting zullen de landgrensonderhandelingen eind van dit jaar aanvangen.
Welke praktische mogelijkheden ziet u om, ondanks dit grensconflict, de wederopbouw van dit gebied in Oyster Pond na de orkaan Irma toch mogelijk te maken?
Sint Maarten is als autonoom land binnen het Koninkrijk verantwoordelijk voor de wederopbouw. Sint Maarten onderzoekt de mogelijkheden om de eigenaar van het specifieke restaurant voldoende comfort te geven om tot herbouw over te kunnen gaan. Dit kan alleen met medewerking van Frankrijk.
Gratis internetbankieren vanaf de BES-eilanden |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat het wel degelijk mogelijk is om een internetrekening te openen vanaf Saba, Statia en Bonaire?1
Ja, de toepasselijke wetgeving biedt daarvoor ruimte: onder voorwaarden is het financiële ondernemingen van buiten de BES-eilanden toegestaan om bepaalde diensten te verrichten naar de BES-eilanden.2 Samen met DNB en de AFM onderzoek ik momenteel nog of het met betrekking tot betaalrekeningen wenselijk is om een specifieke voorziening op te nemen in de BES-wetgeving die meer duidelijkheid verschaft over de vraag wanneer een activiteit wel of niet vergunningplichtig is op de BES-eilanden. Uitgangspunt daarbij is dat ik het belangrijk vind dat ingezeten van Caribisch Nederland ook aan het economische verkeer in het Europese deel van hun land (en dus ook aan het Europees-Nederlandse euro-betaalsysteem) kunnen deelnemen. Daarnaast ben ik in overleg met de sector of er – bijvoorbeeld vanwege de geografische afstand tussen Caribisch en Europees Nederland – nog praktische hindernissen zijn die kunnen worden weggenomen. Dit zal ik meenemen in de eerder dit jaar aan uw Kamer toegezegde brief over de bancaire dienstverlening in Caribisch Nederland.3
Klopt het dat dit ook gratis zou kunnen?
Voor een betaalrekening, waarmee de klant ook toegang krijgt tot internetbankieren, worden kosten in rekening gebracht, ongeacht waar een klant gevestigd is.
Welke (lokale) regels staan het banken als ABN AMRO in de weg om op deze eilanden reclame te maken voor internetbankieren?
Zoals in het antwoord op de eerste vraag is aangegeven, bestaat er enige onduidelijkheid ten aanzien van de uitvoering van sommige activiteiten rondom het aanbieden van betaalrekeningen. Reclame is een van de zaken die ik nader zal onderzoeken samen met de toezichthouders en sector.
Waarom zou het openen van een digitale rekening per post moeten, waarom zou dit niet digitaal kunnen?
Klanten met een officieel adres in Europees Nederland kunnen in de meeste gevallen digitaal een rekening openen. Voor klanten met een officieel adres buiten Europees Nederland is dit nu nog niet mogelijk en zal de aanvraag per post gedaan moeten worden.
Bent u bereid met ABN AMRO afspraken te maken om heel snel digitaal bankieren vanaf Saba, Statia en Bonaire mogelijk te maken?
Zie antwoord bij vraag één, ik ga met de sector in gesprek en meld u de uitkomsten in mijn brief eind 2019.
De berichten 'Sint Maarten niet ver verwijderd van een blokkade internationaal betalingsverkeer' en 'FATF geeft Sint Maarten ervan langs' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten «Sint Maarten niet ver verwijderd van een blokkade internationaal betalingsverkeer» en «FATF geeft Sint Maarten ervan langs»?1
Ja.
Is het waar dat de Financial Action Task Force (FATF) de aangesloten landen zal oproepen het internationale betalingsverkeer met Sint Maarten te blokkeren als het zijn wetgeving niet op orde brengt?
Zoals opgenomen in de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen2 betekent een openbare waarschuwing – mocht de Caribbean Financial Action Task Force (CFATF) deze afgeven – dat Sint Maarten wordt beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem. De lidstaten worden dan opgeroepen om tegenmaatregelen te nemen. Deze kunnen inhouden dat internationale banken dan extra voorzorgsmaatregelen moeten nemen bij het betalingsverkeer met Sint Maarten. In het uiterste geval kunnen zij afzien van het doen van transacties met het Caribische land. Beide gevolgen zouden ernstige repercussies kunnen hebben voor het buitenlands betalingsverkeer.
De bankensector op de BES-eilanden bestaat vrijwel volledig uit bijkantoren van banken met zetel op Curaçao of Sint Maarten. Op dit moment leidt de situatie op Sint Maarten niet tot beperkingen voor het bancaire verkeer op de BES-eilanden. Het is niet uit te sluiten dat wanneer Sint Maarten zou worden beschouwd als een land dat wegens zijn strategische tekortkomingen een risico vormt voor het internationale financiële systeem, buitenlandse banken extra voorzorgsmaatregelen zullen moeten treffen of in het uiterste geval moeten afzien van het doen van transacties met banken die onderdeel uitmaken van banken op Sint Maarten. Voor burgers kan dit betekenen dat zij hiervan hinder ondervinden als zij internationale transacties willen doen, namelijk dat deze transacties tijdelijk moeilijk uitvoerbaar zijn. Als dit scenario zich manifesteert, dan geldt dit voor één bijkantoor, namelijk het bijkantoor van de Windward Island Bank (WIB) op Sint Eustatius, die haar zetel heeft op Sint Maarten. In zijn brief van 3 juni jl. heeft de Minister van Financiën aangegeven dat het functioneren van de bancaire dienstverlening en het betalingsverkeer op de BES-eilanden de aandacht heeft. Signalen van problemen in de bancaire of betaaldienstverlening worden in overleg met lokale partijen en autoriteiten opgepakt, en eind dit jaar wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.3
Welke consequenties kan dit hebben voor het betalingsverkeer op Bonaire, Saba en Sint Eustatius, aangezien de banken die actief zijn op de BES-eilanden vrijwel volledig bestaan uit bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel op Curaçao of Sint Maarten? Kunt u hierbij met name ingaan op de dagelijkse consequenties voor burgers van deze eilanden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat Sint Maarten om maatregelen te voorkomen tot september nog zes wetten moet invoeren? Zo ja, is Sint Maarten in staat dit wetgevingsproces tijdig tot een goed einde te brengen?
In 2018 heeft de CFATF afspraken gemaakt met Sint Maarten over de invoering en wijziging van zes cruciale wetten tegen witwassen en terrorismefinanciering. Begin mei hebben de Staten van Sint Maarten alsnog enkele wetten aangenomen, te weten de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten, de Landsverordening meldpunt ongebruikelijke transacties en de Landsverordening bestrijding witwassen en terrorismefinanciering. De CFATF dient nog na te gaan of deze wetgeving overeenstemt met de FATF-aanbevelingen. Als autonoom land binnen het Koninkrijk is Sint Maarten zelf verantwoordelijk voor de invoering daarvan. De komende maanden zal hoge prioriteit gegeven moeten worden aan de verankering van de aanbevelingen van de FATF in wet- en regelgeving. Dit omvat onder meer wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. De regering van Sint Maarten heeft zich verbonden aan het doorvoeren van de door de CFATF gewenste aanpassingen.
Welke maatregelen zijn er genomen naar aanleiding van het feit dat Sint Maarten een internationaal centrum is voor het via casino’s witwassen van uit drugs-, mensen- en wapenhandel verkregen winsten die worden doorgesluisd naar onder meer organisaties die gelinkt worden aan terrorisme (zoals sinds 2005 in achtereenvolgende officiële rapporten gesignaleerd wordt)?
Zie antwoord vraag 4.
Welke resultaten heeft het Team Bestrijding Ondermijning op Sint Maarten, dat de banden tussen de onderwereld en het openbaar bestuur moet blootleggen, tot nu toe opgeleverd?
Zoals opgenomen in de beantwoording van de vragen 8 en 11 van het lid Van der Linde en Bosman4, ondernemen ik en mijn ambtsgenoten van Justitie en Veiligheid en van Financiën het nodige om Sint Maarten te ondersteunen bij het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Uit het jaarverslag 2018 van Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties blijkt dat de continuering van Team Bestrijding Ondermijning effectief is gebleken.5 Zo heeft onder andere strafrechtelijke vervolging plaatsgevonden in een onderzoek naar fiscale misstanden in de haven van Sint Maarten en is een Sint Maartense parlementariër aangehouden op verdenking van corruptie, omkoping en witwassen. Tevens is een onderzoek gestart naar de strafbare handelingen rondom de aanbesteding van contracten die verband houden met afvalverwerking in Sint Maarten. Daarbij is bijzondere aandacht voor ambtelijke corruptie, zoals het aannemen van steekpenningen en omkoping van ambtenaren. Verder zijn, zoals per brief van 17 juni 2019 aan de Kamer gemeld6, de Minister van Justitie en Veiligheid en ik van plan de Kamer zo mogelijk voor de begrotingsbehandeling van Hoofstuk IV Koninkrijksrelaties te informeren over een actueel beeld van de resultaten en het effect van de aanpak van het Team Bestrijding Ondermijning.
Heeft Sint Maarten ter zake een beroep gedaan op technische of ambtelijke bijstand van Nederland?
Zie antwoord vraag 6.
Is er voorzien in een noodscenario mocht zich de situatie voordoen dat het daadwerkelijk tot een blokkade van internationaal betalingsverkeer komt en dat dit weerslag zal hebben op de het financiële verkeer op Saba, Sint Eustatius en Bonaire?
Zoals de Minister van Financiën in zijn brief van 3 juni jl. aangaf, heeft het functioneren van de bancaire dienstverlening en het elektronisch betalingsverkeer op de BES reeds de aandacht.7 Mijn ambtsgenoot van Financiën is hierover in gesprek met lokale partijen en autoriteiten en informeert uw Kamer eind dit jaar over de voortgang. De situatie op Sint Maarten en de mogelijke gevolgen voor het bijkantoor op Sint Eustatius zullen hierin worden meegenomen.