De mogelijke bouw van huizen ten kosten van waardevolle natuur op Bonaire |
|
Lammert van Raan (PvdD), Leonie Vestering (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het gebied Plantage Bolivia, dat 10% van Bonaire beslaat, het grootste zeldzame tropisch droogbos van de Antillen herbergt (3.000 hectare) en als enige natuurcorridor van het eiland fungeert?
Het bestaan van de plantage is mij bekend. Tijdens mijn werkbezoek aan Bonaire heb ik een deel van de plantage bezocht. Overigens vormt het gebied niet de enige natuurcorridor op het eiland: ten zuidwesten van Bolivia loopt een brede robuuste corridor van het terrassenlandschap rond Rincon naar de zoutpannen in het zuiden.
Bent u ermee bekend dat natuur en milieu bovenlokaal belang vertegenwoordigen?
In maart 2020 hebben de Ministers van LNV, IenW en BZK gezamenlijk het Natuur en Milieu Beleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (hierna: NMBP) vastgesteld. Het doel van dit plan is om de natuur van Caribisch Nederland te behouden, te beschermen en op duurzame wijze te benutten. Dit plan is destijds ook aan uw Kamer aangeboden. Het NMBP-CN beoogt een integraal kader te bieden dat ingaat op de verantwoordelijkheden, beleidsdoelstellingen en wettelijke verplichtingen die verband houden met het beheer van de natuurlijke omgeving in Caribisch Nederland. In het verlengde daarvan hebben de drie eilanden, met steun van de rijksoverheid, hun eigen specifieke uitvoeringsplannen ontwikkeld. Deze fungeren op elk eiland als de actieplannen voor het lokale natuur- en milieubeleid.
Deelt u onze mening dat het uw verantwoordelijkheid is om erop toe te zien dat bij het opstellen van het ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende natuur – en recreatieruimte worden veiliggesteld in overeenstemming met de toekomstige woonbehoefte? Zo ja, kunt u aangeven hoe u dit gaat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het veiligstellen van voldoende natuur- en recreatieruimte in overeenstemming met de toekomstige woonbehoefte is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: OLB) is. Het OLB heeft de taak om voor het eiland één of meerdere ontwikkelingsplannen vast te stellen, waarin dit onderwerp wordt geregeld.
Voor de uitvoering van het NMBP is goed ruimtelijk beleid essentieel. Om ervoor te zorgen dat het OLB dit beleid op de juiste manier vormgeeft, is het van belang dat hiervoor vanuit het Rijk kaders worden gesteld. Deze kaders bevatten onder meer een ruimtelijke vertaling van de doelstellingen uit het NMBP. Ik heb voor de zomer et isHet een verkenning uitgevoerd als voorbereiding op het vaststellen van een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de openbare lichamen van Bonaire, Sint- Eustatius en Saba. Dit najaar zal worden begonnen met het opstellen van het ontwikkelingsprogramma, dat in de eerste helft van 2023 zal worden vastgesteld. Het programma zal kaders bevatten voor het ruimtelijk beleid op de eilanden. Overeenkomstig hetgeen hierover is opgenomen in de Wgro BES zullen deze kaders ook betrekking hebben op het «veiligstellen van natuur- en recreatieruimte in overeenstemming met de toekomstige omvang van de bevolking».
Bent u ermee bekend dat Bonaire Properties NV voornemens is de komende decennia bijna 2.000 woningen en de daarvoor benodigde infrastructuur wil bouwen in het kwetsbare natuurgebied Plantage Bolivia? Zo ja, wat is uw oordeel over dit voornemen?
Het is mij bekend dat er plannen zijn voor woningbouw op de voormalige plantage. Hoeveel woningen er exact zullen worden gebouwd is mij niet bekend. De plannen zijn nog in ontwikkeling.
Ten behoeve van de uitvoering van het NMBP is er een stuurgroep Land en Water ingesteld met betrokkenheid van het Rijk (LNV, IenW, VRO en BZK) en het OLB. Zowel in deze stuurgroep, als daarbuiten laat het Rijk zich regelmatig informeren over de plannen voor Bolivia. Op dit moment is er een ontwikkelingsplan in voorbereiding. Zodra daarvan een (voor)ontwerp beschikbaar is, is het in eerste instantie aan het OLB om te beoordelen of dit met de buitenwereld kan worden gedeeld.
Nadat het (voor)ontwerp is vrijgegeven, zal dit door het Rijk worden beoordeeld en zal daarop worden gereageerd. Gezien de goede verstandhouding met het OLB verwacht ik dat eventuele bezwaren van onze kant zullen leiden tot aanpassing van het plan. Als dat onverhoopt niet het geval zou zijn, zal ik mij beraden op vervolgstappen. De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (Wgro BES) biedt daartoe bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het geven van een (reactieve) aanwijzing.
Bent u bereid om in overleg met het Openbaar Lichaam Bonaire te voorkomen dat er schade wordt toegebracht aan de natuur in het gebied Plantage Bolivia, dan wel dat er natuur wordt verloren?
Tijdens mijn bezoek aan Bonaire heb ik de plannen voor de ontwikkeling van de voormalige plantage besproken met gedeputeerde Kroon, verantwoordelijk voor ruimtelijke ontwikkeling. De gedeputeerde gaf aan dat hij in afwachting is van het (voor)ontwerpontwikkelingsplan. Op het moment dat dit is vrijgegeven, zal ik hierover het gesprek aangaan.
Deelt u de mening dat bouwen op de locaties, zoals voorgeschreven in het ruimtelijke ontwikkelingsplan, de voorkeur heeft daar waar de infrastructuur aanwezig is en dit de minste impact heeft op de natuur? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er zijn evenwel meerdere zaken waarop een plan beoordeeld moet worden. De beoordeling vindt plaats nadat het voorontwerp gereed is.
Bent u bereid, indien noodzakelijk, van uw wettelijke bevoegdheid gebruik te maken om een aanwijzing (met voorschriften) te geven inzake de inhoud van het vast te stellen ruimtelijk ontwikkelingsplan? Zo ja, hoe zouden de voorschriften omtrent de inhoud van het ruimtelijk ontwikkelingsplan eruit kunnen zien zodanig dat Plantage Bolivia beschermd wordt? Zo nee, waarom niet?
In het vigerende ontwikkelingsplan heeft de Plantage Bolivia de bestemming «open landschap». Binnen deze bestemming is woningbouw niet of zeer beperkt toegestaan en worden de in het gebied aanwezige natuurwaarden afdoende beschermd. Op dit moment zie ik daarom geen reden tot het geven van een (proactieve) aanwijzing, zoals bedoeld in artikel 17a van de Wgro BES.
Op dit moment is er een ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage in voorbereiding. Zodra daarvan een (voor)ontwerp beschikbaar is, zal dit door het Rijk worden beoordeeld en zal daarop worden gereageerd. Indien de natuurwaarden op Bolivia in het ontwerpontwikkelingsplan onvoldoende worden beschermd, biedt de Wgro BES de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het OLB bij het opstellen van ontwikkelingsplannen een behoorlijke mate van beleidsvrijheid toekomt. Indien wordt besloten tot het indienen van een zienswijze en deze niet (geheel) wordt overgenomen, kan er een reactieve aanwijzing worden gegeven. Het gebruik van dat instrument verdient de voorkeur boven het geven van een proactieve aanwijzing, omdat een reactieve aanwijzing tot gevolg heeft dat het (nieuwe) ontwikkelingsplan deels of geheel niet in werking treedt. In dat geval herleeft de huidige bestemming, waarin de natuurwaarden afdoende zijn beschermd.
Is het u bekend dat wetenschappelijke onderzoeksrapporten stellen dat Plantage Bonaire onvervangbaar is en dat het moet worden beschermd? Zo ja, deelt u de mening dat dit gebied, gezien haar ecologische en culturele waarde, in het ruimtelijke ontwikkelingsplan de bestemming natuur zou moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
In «De Staat van Natuur Caribisch Nederland» (2017) wordt specifiek ingegaan op het habitattype «droog bos», het (belangrijkste) habitattype op Bolivia. Eén van de belangrijkste (en in dit geval meest relevante) bedreigingen die wordt genoemd is verstedelijking. Acties om die bedreiging te mitigeren zijn duurzaam bouwen, onder andere door te zorgen voor ecologische corridors en beplanting met inheemse bomen en struiken die een habitat vormen voor inheemse soorten fauna en het verbeteren van de kwaliteit van het droog tropisch bos ter compensatie van het (kwantitatieve) verlies aan bosareaal.
De Strategische Milieubeoordeling ten tijde van de vaststelling van het vigerende ruimtelijk ontwikkelingsplan (2010) oordeelt dat de natuurwaarden van Bolivia (en Lima ten zuiden van het vliegveld) relatief beperkt zijn, onder meer door intensieve begrazing door geiten en ezels. Als zodanig, en als stiltegebied met weinig licht vertegenwoordigt het echter zeker een grote waarde. De potentiële natuurwaarde, met goed actief beheer is nog veel groter. Het is de afgelopen decennia echter flink verwaarloosd.
Bent u ermee bekend dat het Openbaar Lichaam Bonaire op 26 januari 2022 een intentieovereenkomst met Bonaire Properties NV heeft gesloten over de ontwikkeling van plantage Bolivia? Kunt u de intentieovereenkomst delen met de Kamer?
Het is mij bekend dat genoemde partijen een intentieovereenkomst hebben gesloten. De inhoud van de overeenkomst ken ik niet. Het is niet aan mij om deze met uw Kamer te delen.
Kunt u aangeven hoe het proces en de tijdslijn na de intentieovereenkomst eruit ziet? Zo nee, waarom niet?
Momenteel werkt het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling aan een herziening van het ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage. Wanneer dit gereed is en door het OLB in orde wordt bevonden, zal de herziening in procedure worden gebracht. Het tijdpad voor dit proces ken ik niet.
Is er al een projectplan ingediend en/of is er al duidelijkheid over mogelijke vergunningen, zoals bijvoorbeeld een kapvergunning voor (een deel van) het tropisch droogbos? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Nee, er is nog geen projectplan ingediend. Tijdens mijn bezoek aan Bolivia is mij verteld dat er geen droog tropisch bos zal worden gekapt.
Wat zullen de gevolgen zijn van de bouw van 2.000 woningen op de natuurwaarden en -functie van de corridor, en hoe is dit meegenomen in de intentieovereenkomst?
Ik ken de inhoud van de intentieovereenkomst niet.
Bonaire Properties NV heeft de natuurwaarden in het gebied laten onderzoeken door de bureaus Carmabi en WildConscience. Daarbij zijn alle waardevolle delen van Bolivia in kaart gebracht. In de nu bekende plannen zullen er geen ontwikkelingsactiviteiten in waardevolle gebieden plaatsvinden. Daarbij zal er nog voordat er een mogelijke bestemmingswijziging gaat plaatsvinden een MER worden uitgevoerd.
Klopt het dat Plantage Bolivia onderdeel is van Washikemba-Fontein-Onima, dat aangewezen is als een IBA (Important Bird Area), maar niet als zodanig wordt beschermd? Zo ja, waarom wordt dit gebied niet beschermd? Bent u bereid deze bescherming alsnog op korte termijn te realiseren?
Het klopt dat een gedeelte van de plantage Bolivia is gelegen in de IBA Washikemba-Fontein-Onima. Alhoewel het niet actief als zodanig wordt beheerd, mogen er geen activiteiten plaatsvinden die het gebied als IBA nadelig beïnvloeden, dit conform eilandelijke natuurwetgeving en -beleid. Zo geniet het gebied vanuit het huidige ontwikkelingsplan bescherming via de bestemming «open landschap».
Overigens is de status «Belangrijk Vogel Gebied» (Important Bird Area; IBA) toegekend in een programma van non-gouvernementele organisatie(s). Deze status heeft geen wettelijke grondslag in Caribisch Nederland.
Bent u het ermee eens dat mogelijke bouwplannen op Plantage Bolivia de aangrenzende kustlijn, bestaande uit vijftien kilometer koraal, zal aantasten? Zo nee, waarom niet?
Bescherming en instandhouding van het koraal zijn belangrijke doelstellingen van het NMBP. Bij een eventuele ontwikkeling van Bolivia zullen de gevolgen van de bouwplannen voor het koraal dan ook een belangrijk aandachtspunt zijn. Op dit moment is echter nog niet bekend of, waar en hoe er zal worden gebouwd. Er wordt nog onderzocht welke gevolgen woningbouw voor de natuurwaarden in de omgeving zullen hebben. Zolang de resultaten van deze onderzoeken nog niet bekend zijn, vind ik het niet verstandig om hierover te speculeren.
Kunt u aangeven wat het specifieke beschermingsregime is voor de aanwezige grotten met rotstekeningen, gemaakt door de Caiquetío rond 1.000 v.Chr.? Is woningbouw daar toegestaan?
Zoals ik in het antwoord op vraag 10 heb aangegeven, wordt er momenteel gewerkt aan een herziening van het ontwikkelingsplan voor de voormalige plantage. De inhoud van deze herziening en de daarin opgenomen (beschermings)regelingen zijn nog niet openbaar. Overigens heb ik vernomen dat eventuele bebouwing op ruime afstand van de grotten zal plaatsvinden. Dit om de rotstekeningen te beschermen, maar ook omdat de grond in de omgeving van de grotten instabiel is. Daarnaast is bouwen aan de noord- en oostkust zeer lastig en kostbaar vanwege het hoge zoutgehalte in de lucht.
Bent u ermee bekend dat er aanwijzingen zijn dat er meer archeologisch erfgoed te vinden is op Plantage Bolivia? Zo ja, deelt u de mening dat mede in het kader van het Verdrag van Malta er onderzoek naar gedaan moet worden? Zo nee, waarom niet?
Hierover is mij geen informatie bekend. In het kader van de herziening van het ontwikkelingsplan wordt onderzoek gedaan naar de in het gebied aanwezige archeologische waarden. Afhankelijk van de resultaten hiervan kan nader onderzoek gewenst zijn.
Wie waren de originele bewoners van het gebied, voordat Plantage Bolivia na afschaffing van de slavernij in privé handen kwam?
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart/ archeologische verwachtingenkaart lijkt het erop dat dit gebied niet permanent bewoond werd door de Caquetio-indianen. Verder is mij hierover geen informatie bekend.
Is er nog getracht om de rechten van de originele bewoners te onderzoeken en herstellen, en om schadevergoeding te betalen zoals bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland in de jaren «80 heeft gedaan?
Nee, hiertoe zijn geen pogingen ondernomen.
Vindt u dat het gerechtvaardigd is dat in deze tijd één eigenaar zo’n groot deel van een (ei)land in handen heeft? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is altijd in handen van één eigenaar geweest. Aanvankelijk was dat de Staat der Nederlanden (via de WIC). Vervolgens was de plantage het bezit van een lokale familie. In de jaren ’80 van de vorige eeuw heeft deze familie de plantage ingebracht in de firma Bonaire Properties NV waarin een aantal Amerikaanse investeerders de meerderheid had. In 2019 is het deel van de Amerikaanse investeerder overgenomen door een Nederlandse investeerder.
Bent u ermee bekend dat het de bestemming van Plantage Bolivia is om het open landschap, de landschappelijke – en natuurwaarden te behouden, conform het sinds 2010 vigerende bestemmingsplan, en dat er geen (woning)bouwactiviteiten zijn toegestaan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen?
Het is mij bekend dat de plantage in het vigerende ontwikkelingsplan de bestemming «open landschap» heeft. Het is niet aan mij om deze bestemming te waarborgen. Het toekennen en eventueel wijzigen van een bestemming is de bevoegdheid van het OLB.
Deelt u de mening dat de eigenaar ten tijde van de aankoop geacht kan worden bekend te zijn geweest met de bestemming van Plantage Bolivia? Zo ja, deelt u de mening dat de eigenaar er niet vanuit kan gaan dat de bestemming zomaar gewijzigd zal worden in «wonen» ten koste van «open landschap»?
Ik zou iedereen die een onroerende zaak verwerft, willen adviseren om zich rekenschap te geven van de bestemming en de daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden. Ik ga ervan uit dat de eigenaar van de plantage dit ook heeft gedaan voor hij tot aankoop overging.
Het feit dat een onroerende zaak een bepaalde bestemming heeft, hoeft echter niet te betekenen dat die bestemming tot het einde der tijden ongewijzigd zal blijven. Zoals hiervoor is aangegeven, is het toekennen en wijzigen van bestemmingen de bevoegdheid van het OLB.
Deelt u de mening dat het belangrijk is een goed ruimtelijk plan en procedurele zaken helder te hebben voordat invulling wordt gegeven aan projecten? Zo ja, hoe gaat u daar invulling aangeven? Zo nee, waarom niet gezien de recente voorbeelden Ocean Oasis en Chogogo?
Ik hecht erg aan het voeren en volgen van de juiste procedures. Voor zover mij bekend zal dat bij de voorgenomen ontwikkeling van de Plantage Bolivia ook gebeuren. Er wordt momenteel gewerkt aan een wijziging van het ontwikkelingsplan voor de plantage. Deze wijziging zal door het OLB in procedure worden gebracht. Nadat het plan is vastgesteld en eventuele beroepen tegen het vaststellingsbesluit zijn afgehandeld, kunnen de vergunningen worden verleend. Als het plan de eindstreep, geheel of gedeeltelijk, niet haalt, zal het project niet (geheel) ten uitvoer kunnen worden gebracht.
Deelt u de mening dat, mede gelet op het feit dat er in het (concept) ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende woningbouwlocaties zijn aangewezen om huizen te bouwen en daarmee te kunnen voorzien in de woningbehoefte rekening houdend met de bevolkingsgroei tot 2050, er niet één huis gebouwd hoeft te worden op Plantage Bolivia? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat er gebouwd zal worden op Plantage Bolivia?
Ik weet niet in hoeverre het in voorbereiding zijnde ruimtelijk ontwikkelingsplan voldoende ruimte biedt om te voorzien in de woning(bouw)behoefte tot 2050. Het is namelijk niet duidelijk hoeveel woningen er tot die tijd zullen moeten worden gebouwd. Tijdens mijn bezoek aan Bonaire heb ik daarom met het OLB afgesproken dat er een woonvisie zal worden opgesteld.
Daarnaast is het zo dat niet alle locaties die in het ROB 2010 als (potentieel) woongebied zijn aangewezen 12 jaar later nog steeds als geschikt voor woningbouw kunnen worden beschouwd. Daarbij spelen ook andere ruimtelijke overwegingen een rol: als alle «lege plekken» in Kralendijk worden ingevuld, komt dit de leefbaarheid in het centrum niet ten goede en bestaat er een groot risico op verkeerscongestie. Verder lijkt een deel van de zoeklocaties voor woningbouw (met name langs Kaminda Lagun) zeer geschikt voor landbouw. Om de kosten van levensonderhoud en de afhankelijkheid van import) te verlagen en om nieuwe vormen van werkgelegenheid te creëren wordt onderzocht hoe landbouwactiviteiten daar een impuls kunnen krijgen. Dit zou kunnen betekenen dat deze gronden niet langer voor woningbouw kunnen worden aangewend.
Kunt u gezien de urgentie van de bouwplannen deze vragen zo spoedig mogelijk en ten minste binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Aangezien mijn bezoek aan Bonaire en de plantage Bolivia al waren gepland toen ik de vragen ontving, leek het mij beter om de situatie eerst zelf in ogenschouw te nemen alvorens de vragen te beantwoorden.
De berichten ‘Er vallen doden door slechte gezondheidszorg Sint Eustatius’ en ‘Het ene Nederland is het andere niet’ |
|
Roelien Kamminga (VVD), Jacqueline van den Hil (VVD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Er vallen doden door slechte gezondheidszorg Sint Eustatius» en «Het ene Nederland is het andere niet»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de hospitainer geen adequate medische uitrusting bevatte en ook vanuit een praktisch oogpunt niet bruikbaar was voor het eiland? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het gezondheidscentrum SEHCF op Sint Eustatius had geen isolatiecapaciteit, en de hospitainer was bedoeld als isolatieruimte voor de eerste opvang van Covid-verdachte patiënten zodat de patiëntenstromen gescheiden konden worden. De hospitainer was voorzien van alle medische uitrusting die daarbij nodig was. Vanaf het begin van de pandemie was duidelijk dat bij een ernstiger verloop van een Covid-infectie de patiënten verplaatst zouden worden naar het Sint Maarten Medical Center (SMMC) ziekenhuis op Sint Maarten. Vanaf april 2020 is met ondersteuning van VWS een volledig ingericht intensive care (IC) centrum met gekwalificeerd personeel ingericht voor Covid-patiënten voor Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.
Hoe beoordeelt u het feit dat er geen gekwalificeerd personeel werd meegestuurd met de geleverde hospitainer?
Deze constatering klopt niet. De hospitainer is destijds toegevoegd aan de capaciteit van het ziekenhuis, zie 2. Er was gekwalificeerd personeel in SEHCF en op verschillende momenten tijdens de pandemie is extra personeel naar Sint Eustatius gestuurd. Vanaf het begin zijn er afspraken gemaakt met SEHCF en de lokale GGD dat Sint Eustatius bij een uitbraak op extra personele ondersteuning vanuit Nederland kon rekenen. Sint Eustatius heeft lang een containment strategie gehanteerd waardoor er in die fase weinig tot geen Covid-patiënten waren.
Kunt u het besluitvormingsproces van de benoeming van een nieuwe ziekenhuisdirecteur op Sint Eustatius en de gehanteerde criteria nader toelichten?
Er is geen nieuwe directeur bij SEHCF – zoals gesteld in het artikel – benoemd. VWS, het Openbaar Lichaam St. Eustatius (OLE) en SEHCF hebben destijds een intentieverklaring opgesteld waarin er tijdelijk ondersteuning van een Chief Medical Officer (CMO) is toegevoegd aan het management van het gezondheidscentrum.
Op welke manier zijn stakeholders op Sint Eustatius betrokken bij de benoeming van deze directeur en bij de levering van de hospitainer?
De hospitainer is gestuurd op verzoek van de regeringscommissaris op basis van een bijstandsverzoek. De CMO is aangesteld in samenspraak met de regeringscommissaris en de Raad van Toezicht (RvT) van SEHCF.
Is het mogelijk om een onderzoek te laten doen door gezondheidsexperts om de staat van de gezondheidszorg op Sint Eustatius te laten beoordelen? Zo ja, bent u daartoe bereid?
In algemene zin beoordeel ik de toegankelijkheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg in Caribisch Nederland als voldoende tot goed. Desalniettemin zijn er nog op een aantal terreinen achterstanden zichtbaar; nog niet overal is de zorg vergelijkbaar met Europees Nederlands niveau. Tegelijkertijd maken de discussies rondom de medische uitzendingen n.a.v. de recente sterfgevallen op Sint Eustatius duidelijk dat er in de uitvoering van het verwijsproces verbeteringen nodig zijn. In dat licht ben ik bereid om een onderzoek te doen naar de staat van de gezondheidszorg in Caribisch Nederland waarbij gekeken wordt naar de resultaten die bereikt zijn sinds 2010, met aandacht voor de wijze waarop de gezondheidszorg functioneert, welke verbeteringen gewenst zijn en wat er nodig is om door te groeien naar Europees Nederlands niveau qua aanbod en kwaliteit.
Bent u bereid in gesprek te gaan met eilandsraadsleden, eilandgedeputeerden en de gezaghebber met betrekking tot de gezondheidszorg op Sint Eustatius?
VWS heeft zeer regelmatig overleg met de regeringscommissaris en plaatsvervangend regeringscommissaris over de gezondheidszorg. VWS, het OLE en SEHCF hebben een intentieverklaring opgesteld met betrekking tot de verbeteringen van de gezondheidszorg op Sint Eustatius. VWS heeft afgelopen jaar ook gesprekken gevoerd met de eilandsraad van Sint Eustatius.
Hoe beoordeelt u de toegankelijkheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw bredere visie met betrekking tot de gezondheidszorg in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Zie 11
Wat is uw reflectie op de aanpak van de coronacrisis in het Caribische deel van het Koninkrijk tot nu toe?
Gedurende de hele pandemie is er intensief contact geweest tussen VWS en de overheids-, de gezondheidsautoriteiten en de ziekenhuizen van de verschillende eilanden in het Caribisch gebied. De gezamenlijke inzet was om de verspreiding van het coronavirus op de eilanden zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Daarnaast heeft VWS, samen met de landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, maximale inzet gepleegd om zorg te regelen voor elke inwoner van het Koninkrijk die dat nodig had, zowel Covid-zorg, als reguliere zorg en spoedzorg.
Met regelmatige brieven van de Minister van VWS over de Covid-aanpak is uw Kamer gedurende de gehele periode ook op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen rondom de pandemie in het Caribisch gebied. In deze brieven werd uw Kamer op de hoogte gehouden van de epidemiologische ontwikkelingen, de hulp en inzet die daarbij werd geboden om de publieke gezondheid en Covid (IC)ziekenhuiszorg te borgen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zowel de eilanden van Caribisch Nederland als de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint-Maarten hebben ook deelgenomen aan het vaccinatieprogramma zoals dat in Europees Nederland is uitgerold. VWS heeft met een speciaal team, in samenwerking met het RIVM, de ministeries, de openbare lichamen, de afdelingen publieke gezondheid en de ziekenhuizen van alle eilanden in het Caribisch gebied ondersteund waar nodig.
Wilt u de Kamer informeren over het bovenstaande voor de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties in het najaar van 2022?
Ik zal uw Kamer voor de begrotingsbehandeling 2022 als antwoord op vraag 9 een brief sturen.
De artikelen 'Het ene Nederland is het andere niet' en 'Er vallen doden door slechte zorg op Sint Eustatius' |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Het ene Nederland is het andere niet»1 en «Er vallen doden door slechte zorg Sint Eustatius»2?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het opiniestuk van een inwoner van Sint Eustatius op Dossier Koninkrijksrelaties.nl, over zijn zorgen over de zorgfunctie naar aanleiding van de tragische afloop van een medische verwijzing van een patiënt?3
Ja.
Kunt u een kabinetsappreciatie geven op bovengenoemde artikelen?
De artikelen gaan in op de recente ontwikkelingen op het domein van de gezondheidszorg van Sint Eustatius.
Het verhaal van mevrouw van Tongerloo schetst -ondanks enkele feitelijke onjuistheden (zie vraag 2 en 3 in de aanvullende Kamervragen van VVD)- een goed beeld van de complexe verhoudingen en omstandigheden op Sint Eustatius, die ervoor zorgden dat de coronacrisis juist ook daar zo ingrijpend was. Het is hierbij goed om nog eens te herinneren in welke fase van de crisis Caribisch Nederland destijds zat. Medische hulpgoederen waren overal ter wereld schaars, zo ook in Nederland en in de regio. Transport vormde een uitdaging omdat de luchtruimen en landsgrenzen gesloten werden, wat tevens gevolgen had voor het overplaatsen van patiënten voor ziekenhuisopname in de regio. Net als in Europees Nederland moest de reguliere zorg op Sint Eustatius afgeschaald worden. Natuurlijk heeft de coronacrisis voor Sint Eustatius grote gevolgen gehad. Niet alleen voor wat betreft gezondheidszorg, maar ook sociaaleconomisch. Voor de inwoners én voor het medisch personeel dat hier werkte in deze onrustige en onzekere periode. Het is belangrijk om van onze ervaringen te leren en samen goed voor te bereiden op een mogelijke nieuwe pandemie in de toekomst. Sint Eustatius wordt net als Bonaire en Saba meegenomen in de beleidsagenda ten aanzien van het verbeteren van pandemische paraatheid, waarbij het toepassen van maatwerk centraal staat. Daarnaast is het van belang om lessen te trekken voor het verbeteren van de gezondheidsvoorzieningen in Caribisch Nederland die zijn opgebouwd sinds 2010.
De artikelen van curacao.nu en dossierkoninkrijksrelaties.nl gaan grotendeels in op het recente overlijden van een inwoner van Sint Eustatius. Kort hierop, in april, heeft opnieuw een overlijden plaatsgevonden. Het feit dat er twee patiënten zijn komen te overlijden, in zo’n kort tijdsbestek, vind ik vreselijk en moet grote impact hebben op de hechte gemeenschap van Sint Eustatius. T.a.v. het eerste overlijdensgeval kan ik mij voorstellen dat inwoners zich afvragen of door de artsen van St. Eustatius Health Care Foundation (SEHCF) en het verzekeringskantoor van VWS wel accuraat gehandeld is. Beide artikelen gaan ervan uit dat er bij dit handelen medische fouten zijn gemaakt. Hierover kan nog geen uitspraak worden gedaan. SEHCF heeft conform de procedures van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een calamiteitenonderzoek in gang gezet. Desalniettemin zijn de in het artikel geuite zorgen van de inwoners van Sint Eustatius aanleiding voor mij om met betrokken gezondheidsinstanties het gesprek aan te gaan om ervoor te zorgen dat de zorg op Sint Eustatius verbeterd wordt.
Bovenstaande artikelen en het opiniestuk bespreken knelpunten in het doorverwijzen van patiënten die (acute) zorg nodig hebben; hoe reflecteert u op deze knelpunten? Welke stappen heeft u ondernomen of bent u van plan te nemen om doorverwijzing te verbeteren? Kunt u hierbij reflecteren op de rol van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland?
Afgelopen jaren heeft Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN) jaarlijks 6000–8000 medische uitzendingen verzorgd. Ook in de Covid-periode is het gelukt om de urgente zorg doorgang te laten vinden. In 2020 zijn er in totaal 40 klachten binnengekomen. Desalniettemin zijn er knelpunten die verbeterd moeten worden. Ten aanzien van de knelpunten rondom reguliere doorverwijzingen zijn het afgelopen jaar diverse stappen genomen ter verbetering. In oktober 2021 hebben specialisten van SEHCF op Sint Eustatius en de afdeling dienstverlening van ZJCN afspraken gemaakt over de kwaliteit van verwijzingen. Voor het jaar 2022 is tevens prioriteit toegekend aan het verbeteren van de dienstverlening, hieronder valt ook het verwijsproces. Om verwijzers op de Bovenwindse eilanden meer ruimte te geven ben ik voornemens om een pilot op te zetten waarbij er naar bepaalde specialismen een vrije doorverwijzing kan plaatsvinden.
Om de doorverwijzing in acute situaties te verbeteren gaat ZJCN met de betrokken partijen de verantwoordelijkheden en bevoegdheden evalueren en waar nodig het reeds bestaande protocol aanvullen, verduidelijken of aanscherpen. Het is van belang dat ziekenhuizen kennis hebben van hun behandelplicht in acute situaties.
Over de verbeteringen van het verwijsproces zal ik (bestuurlijke) afspraken maken met alle betrokken partijen.
Kunt u bevestigen of de nieuwkomers die (nog) niet via de zorgverzekering van Caribisch Nederland zijn verzekerd, risico’s ondervinden bij het verkrijgen van essentiële medische zorg? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over een plan om dit probleem op te lossen?
Een nieuwkomer dient zich bij vestiging in Caribisch Nederland te houden aan de procedures van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Zij die nog in afwachting zijn van de beschikking van de IND, maken nog geen aanspraak op de zorgverzekering en zijn zelf verantwoordelijk om een tijdelijke zorgverzekering af te sluiten. Dit is conform Europees Nederlandse wet- en regelgeving. De nieuwkomer wordt hierover voorgelicht door zowel de IND als ZJCN.
In het geval dat iemand onverzekerd is en zich in een acute of levensbedreigende situatie bevindt, geldt dat de zorgverlener een behandelplicht heeft. Administratieve kwesties zijn hierin niet leidend.
Kunt u uiteenzetten wat de procedures en protocollen zijn in Caribisch Nederland, voor het in gang zetten van een medische verwijzing buiten het eiland? Kunt u bevestigen of een verwijzing alleen wordt gedaan door een arts en uiteenzetten wat voor (financiële) afspraken Zorg en Jeugd Caribisch Nederland hierover heeft gemaakt met organisaties voor medische evacuaties (met bijbehorend medisch team)? Kunt u verduidelijken wat uw rol is hierin?
De procedure bij een medische uitzending buiten het eiland is als volgt; indien een (huis)arts («verwijzer») constateert dat de verzekerde specialistische zorg nodig heeft die niet beschikbaar is op het eiland, wordt een verwijsverzoek ingediend bij ZJCN. De verwijzer vermeldt in het verzoek de mate van urgentie. In het geval van een reguliere medische uitzending beoordelen en toetsen de medisch adviseurs (artsen) van ZJCN aan de hand van de Regeling Aansprakelijkheid Zorgverzekering (RAZ) BES of het verwijsverzoek voldoet aan de rechtmatigheids- en doelmatigheidseisen. Indien niet akkoord, ontvangt de verwijzer een terugkoppeling met de onderbouwing. Indien akkoord, handelen de medewerkers van ZJCN het verzoek verder af; zij plannen de afspraak en de logistiek eromheen (vlucht, transport, accommodatie, PCR-test, daggeldvergoeding) en onderhouden contact met de verzekerde. Tijdens en aan het eind van de medische uitzending geeft de behandelend arts een terugkoppeling aan de verwijzer en medisch adviseurs van ZJCN. Bovenstaande beschreven procedures en protocollen zijn bekend bij de zorgverleners in Caribisch Nederland.
Ten aanzien van medische evacuaties heeft ZJCN afspraken gemaakt met National Helicopters (Medevac) voor de Bovenwindse eilanden en de Air-ambulance voor Bonaire. Deze zijn 24/7 beschikbaar. T.a.v. de inzet van de Medevac op Saba en Sint Eustatius geldt dat de verwijzer indien mogelijk vooraf toestemming moet hebben verkregen van de medisch adviseurs. In uitzonderingsgevallen kan achteraf toestemming aangevraagd worden.
Bent u bereid om bij (huis)artsen in Caribisch Nederland te informeren in hoeverre de beoordeling van Zorg en Jeugd Caribisch Nederland bij het al dan niet instemmen met een verwijzing buiten het eiland, naar hun ervaring een negatief effect heeft op de kwaliteit van zorg?
Ja, ik ben bereid om in gesprek te gaan met zorgverleners over hun zorgen.
Kunt u toelichten in welke mate Zorg en Jeugd Caribisch Nederland en/of u, budgettaire overwegingen van invloed laten zijn op het al dan niet instemmen met een verwijzing?
In de beoordeling spelen budgettaire overwegingen geen rol, medische gronden zijn leidend. De RAZ-BES regelt de aanspraken op zorg, op basis hiervan wordt beoordeeld of de aangevraagde behandeling doelmatig en rechtmatig is.
In hoeverre acht u een relatief kleinschalige voorziening als Zorg en Jeugd Caribisch Nederland in staat om de juiste beoordeling en afweging te maken bij een medisch urgente verwijzing?
Binnen ZJCN bestaat een afdeling Medisch Advies, bestaande uit artsen en medewerkers. Dit team is ervaren en voldoende uitgerust om dit te beoordelen.
Bent u bereid een specifiek onderzoek in te stellen naar het in vraag 2 bedoelde incident waarbij een patiënt met een niet-Nederlandse nationaliteit tragisch is komen te overlijden?
De IGJ is op de hoogte gebracht van de calamiteit. SEHCF heeft conform de procedures van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een calamiteitenonderzoek in gang gezet.
Het bericht ‘Oligarchen hebben vliegtuigen op Aruba geregistreerd’. |
|
Attje Kuiken (PvdA), Don Ceder (CU) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oligarchen hebben vliegtuigen op Aruba geregistreerd»?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Wat is bekend over de totale omvang van bezittingen van Russische oligarchen in de landen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Met betrekking tot Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS) hebben het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat noch andere Nederlandse ministeries juridische bevoegdheden waarmee inzage verkregen kan worden in de aard en omvang van bezittingen van Russische oligarchen. Daarom is er collegiaal contact geweest met de diverse stakeholders op de CAS.
De autoriteiten van de CAS – eilanden geven doorlopend uitvoering aan de sancties die door de Europese Unie zijn ingesteld. Tot op heden hebben deze inspanningen in Curaçao financiële bezittingen van vijf gesanctioneerde Russische individuen aan het licht gebracht met een totale waarde van ruim 43 miljoen Amerikaanse dollar. In lijn met de geldende sancties zijn deze tegoeden door de autoriteiten van Curaçao bevroren. Aangaande het mogelijk bezit in de vorm van luchtvaartuigen verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 4 en 5. Wat betreft watervaartuigen hebben de autoriteiten van Sint Maarten melding gemaakt van één op land zijnde schip van een gesanctioneerde Russische staatsburger. Dit schip is inmiddels «bevroren» door de daartoe bevoegde instantie in Sint Maarten.
Hoe vindt in de Oekraïnecrisis binnen het Koninkrijk coördinatie van sancties plaats tegen Rusland en Russische individuen? Welke rol speelt hierin artikel 3, lid a van het Statuut van het Koninkrijk, dat bepaalt dat buitenlandse betrekkingen Koninkrijksaangelegenheden zijn?
Vanaf het uitbreken van de crisis staat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauw contact met de Caribische Landen inzake de implementatie van de diverse sanctieregimes die zijn aangenomen. Alle landen binnen ons Koninkrijk zijn verplicht uitvoering te geven aan de sancties die door de EU zijn aangenomen. De implementatie en handhaving van deze sancties dient eveneens door Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf te worden uitgevoerd. Dit is geen Koninkrijksaangelegenheid.
Wat betreft de naleving van de sancties gericht op de zeevaart staan de CAS eilanden ook in contact met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Bent u bereid bij Aruba met klem aan te dringen om op de kortst mogelijke termijn actie te ondernemen tegen de in het Arubaanse luchtvaartregister geregistreerde privévliegtuigen van Russische oligarchen tegen wie sancties zijn belegd, om zo in het hele Koninkrijk effectieve sancties te hanteren?
Het Arubaanse Ministerie van Transport heeft tot op heden bij negen in Aruba geregistreerde vliegtuigen geconcludeerd dat er een mogelijk verband is met Rusland. Geen van de vliegtuigen bevindt zich in Aruba. Er zijn maatregelen genomen ten aanzien van zes vliegtuigen. Aan twee vliegtuigen die geen Russische eigenaar hebben, maar die zich ten tijde van het instellen van de maatregelen in Rusland bevonden is een vliegverbod opgelegd in verband met de vliegveiligheid. Een ander vliegtuig dat zich ook in Rusland bevindt en wel een Russische eigenaar heeft (die overigens niet op de EU sanctielijsten staat) heeft om diezelfde reden een vliegverbod gekregen. Tenslotte zijn twee andere in Rusland verblijvende vliegtuigen die eigendom zijn van niet door de EU gesanctioneerde Russische eigenaren ambtshalve uit het register verwijderd omdat de eigenaren hebben aangegeven niet de intentie te hebben het toestel fysiek uit Rusland te willen verwijderen in de nabije toekomst.
Hoe staat het met de registratie en aanwezigheid van vliegtuigen in de andere landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Indien hier sprake van is, bent u ook daar tot soortgelijke acties bereid?
Curaçao en Sint Maarten beschikken over een relatief klein gezamenlijk luchtvaartuigenregister (ongeveer 25 vliegtuigen). De vliegtuigen worden met name gebruikt voor vliegverkeer tussen de Caribische delen van het koninkrijk. De vliegtuigen die in het register van Curaçao en Sint Maarten zijn ingeschreven, hebben geen Russische eigenaar of houder.
Hoe staat het met de registratie en aanwezigheid van schepen in de landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Indien hier sprake van is, bent u ook daar tot soortgelijke acties bereid?
Ook op het gebied van scheepvaart zijn de CAS – eilanden verantwoordelijk voor de naleving van de sancties. Zoals reeds aangegeven staan de lokale autoriteiten bij de specifieke toepassing van de sancties voor de zeevaart in nauw contact met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Op dit moment zijn er geen schepen van personen of entiteiten op de sanctielijst die in de havens en/of wateren van respectievelijk Aruba, Curaçao of St. Maarten verblijven. Wel is er, zoals ook reeds vermeld, in Sint Maarten een schip op land aangetroffen van een gesanctioneerd Russisch individu. Dit schip is door de autoriteiten van Sint Maarten «bevroren».
Voor de volledigheid verwijs ik ook naar mijn antwoord van 25 maart 2022 naar aanleiding van de vragen van de leden Kamminga en Brekelmans (VVD) over het bericht «Superjachten van rijke Russen in beslag genomen door Frankrijk en Duitsland».
Kunt u deze vragen op korte termijn beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het meest recente IPCC-rapport in relatie tot Bonaire, Statia en Saba |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van het IPCC-rapport van werkgroep 2 «Climate Change 2022: impacts, adaptations and vulnerability» (AR6), en dan met name het hoofdstuk en de factsheet over «Small Islands»?1
Ja.
Wat is wat u betreft de betekenis van dit IPCC-rapport voor Bonaire, Statia en Saba? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Het IPCC-rapport bevat voor kleine eilanden zoals Bonaire, Sint Eustatius en Saba zorgwekkende informatie over de klimaateffecten van klimaatverandering, zoals de grotere kans op zware tropische stormen, stormvloeden, verminderde beschikbaarheid van zoet water, aantasting en verlies van kustecosystemen zoals koraalriffen door opwarming van het zeewater en zeespiegelstijging. Een meer specifieke duiding van de betekenis is op basis van de in het IPCC-rapport beschikbare gegevens niet mogelijk; het rapport bevat geen afzonderlijke beoordeling van het Caribisch gebied. De risico’s van klimaatverandering voor kleine eilanden, waaronder Caribisch Nederland, zijn voor het kabinet een belangrijke reden om mondiaal in te zetten op het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad. In de kamerbrief van 22 maart 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1005) heeft het Kabinet zijn ambities verwoord op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening voor Caribisch Nederland. De eilanden hebben te maken met vraagstukken op het terrein van klimaat en energie. Het gaat daarbij om verduurzaming van de elektriciteitsproductie, duurzame vormen van koeling van gebouwen, een veilige drinkwatervoorziening en meer zelfstandige voedselproductie. Een aanpak van deze vraagstukken is niet alleen in het belang van het klimaat, maar biedt ook kansen om de leefbaarheid te vergroten, de kosten van nutsvoorzieningen te verlagen en de economieën te vergroenen. Het Kabinet heeft de ambities om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states). Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk, de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk.
Heeft u, wellicht in het kader van de vele rapporten die de afgelopen jaren aan de regering zijn aangeboden of in opdracht van de regering zijn uitgevoerd over gevolgen van de klimaatcrisis voor Nederland, inzicht in de gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, Statia en Saba tot en met het jaar 2100 en daarna? Zo ja, wat zijn de belangrijkste gevolgen voor natuur en koraal, mens, dier, infrastructuur, economie, veiligheid en cultuur?2
Voor een gedetailleerde beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en pagina 25 van het Klimaatsignaal21 van het KNMI waarin de klimaattrends en mogelijke impacts daarvan op Caribisch Nederland worden beschreven. Kort samengevat zijn voor dit gebied vooral veranderingen in temperatuur en neerslag relevant, alsmede de impact van orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden.
Wat zijn de belangrijkste verschillen in klimaatimpact en adaptatienoodzaak voor de bewoners van Bonaire, Statia en Saba versus de inwoners van Nederlandse gemeenten op het Europese vasteland? Waar lopen de inwoners van Bonaire, Statia en Saba meer risico?
Het belangrijkste verschil is dat Caribisch Nederland meer te maken heeft met orkanen en de mogelijk daardoor veroorzaakte stormvloeden. Zie voorts het antwoord op vraag 3.
Hebben de burgers van Bonaire, Statia en Saba over het algemeen meer of minder middelen en mogelijkheden om de komende klimaatrisico’s het hoofd te bieden dan Nederlanders op het Europese vasteland?
De klimaatrisico’s waarvoor burgers hun middelen en mogelijkheden moeten inzetten verschillen tussen burgers onderling en in sterke mate tussen burgers in enerzijds Caribisch Nederland en anderzijds Europees Nederland. Dit komt doordat het huidige klimaat en de geografie verschillen, waardoor klimaatverandering en klimaatrisico’s verschillen. Hierdoor is een vergelijking tussen de mogelijkheden van de burgers in Caribisch Nederland en die van de burgers in Europees Nederland niet eenvoudig. De rol van de overheid, zowel van de rijksoverheid als van decentrale overheden, is een zorgplicht voor het welzijn en de veiligheid van alle burgers, onder wie ook toekomstige generaties. Waar nodig komt de overheid burgers dus te hulp wanneer zij het hoofd moeten bieden aan de komende klimaatrisico’s. Klimaatadaptatie is een onderwerp dat van de overheden maar zeker ook van bedrijven en burgers de volle aandacht vraagt.
Kunt u aangeven waarom wat u betreft het beperken van de wereldwijde temperatuur tot maximaal 1,5 graad essentieel is voor Nederland en dan voornamelijk de bijzondere gemeentes in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk, Bonaire, Statia en Saba?
Door het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad (niet van de temperatuur zelf, zoals gesteld in de vraag) voorkomen we grote negatieve effecten op ecosystemen, de economie en de gezondheid voor Caribisch Nederland.
Wat is het CO2-emissiegat tussen de wettelijke CO2-reductiedoelstelling voor 2030 van 55 procent (en het streefcijfer van 60 procent) en de 1,5 graadsambitie van het kabinet?
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad in 2100. Daarvoor is mondiaal voor alle broeikasgassen samen ongeveer 43% reductie ten opzichte van 2019 nodig. Dat komt overeen met 37% reductie ten opzichte van 2010 en ca. 18% reductie ten opzichte van 1990. Ook het doel van de EU en Nederland om in 2050 netto-nul-uitstoot van broeikasgassen te bereiken, oftewel 100% reductie, gaat aanzienlijk verder dan wat het IPCC aangeeft dat wereldgemiddeld nodig is. Volgens IPCC dienen voor het 1,5-graad-doel de mondiale CO2-emissies rond 2050 een netto-nul-niveau te bereiken, maar geldt voor alle broeikassen samen dat rond 2050 een reductie van 84% ten opzichte van 2019 nodig is, wat neerkomt op ca. 76% ten opzichte van 1990. Zie ook IPCC AR6 WGIII, SPM, tabel SPM.1. De KEV 2022, die dit najaar verschijnt, zal een eerste indicatie geven of het ingezette beleid voldoende is om de doelen van het kabinet te realiseren.
Kunt u dit CO2-emissiegat dat nog rest om in lijn met 1,5 graad te komen uitdrukken in een specifiek CO2-reductiepercentage of een CO2-budget voor relevante jaartallen?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 7 is er geen sprake van een CO2-emissiegat.
Bent u van mening dat de CO2-reductiedoelstellingen van de regering in dienst moeten staan van het beschermen van Nederlanders, zowel op het Europese vasteland als in het Caribische gedeelte van het Koninkrijk, tegen de ingrijpende gevolgen van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
De CO2-reductiedoelstellingen staan in dienst van het beperken van de mondiale uitstoot en daarmee in dienst van alle mondiale burgers dus inclusief de burgers van het Caribische deel van het Koninkrijk. Daarom werk ik in Europees Nederland met IPO, VNG en de Unie van Waterschappen samen aan de uitvoering van het Klimaatakkoord en met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering, andere bewindspersonen en de bestuurscolleges van de openbare lichamen aan onder andere duurzame energieproductie.
Acht u het wenselijk dat Bonaire, Statia en Saba uitgesloten blijven van de Nederlandse Klimaatwet, het Klimaatplan 2021–2030, de NDC’s onder het Parijsakkoord, de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en de Regionale Energestrategiën (RES)? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, aangezien de genoemde documenten betrekking hebben op de Nederlandse situatie binnen de Europese context. Vanuit het principe van «comply or explain» bekijkt het kabinet hoe maatwerkmaatregelen op het gebied van klimaat en energie kunnen worden getroffen in Caribisch Nederland. Met de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en de bestuurscolleges van de openbare lichamen ben ik reeds actief in gesprek om te komen tot aanvullende investeringen op energiegebied in overeenstemming met het advies van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Het kabinet zet zich samen met de eilandsbesturen en de nutsbedrijven in om op korte termijn forse stappen te zetten in de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Indien het volgens u terecht is dat Bonaire, Statia en Saba uitgesloten blijven van de Nederlandse Klimaatwet, het Klimaatplan 2021–2030, de NDC’s onder het Parijsakkoord, de Klimaat- en Energieverkenningen (KEV) en de Regionale Energestrategiën (RES), welke doelstellingen zijn er dan wel op het gebied van klimaat-, biodiversiteit- en energie?
Er zijn geen specifieke klimaatdoelen, maar op het gebied van energie komt het kabinet voor het zomerreces met een Kamerbrief over de routekaart naar een 100% duurzame elektriciteitsproductie.
Klopt het dat de enige generieke maatregel die zowel in Europees als Caribisch Nederland geldt, de Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) is?
Nee, ook andere generieke maatregelen staan open voor aanvragen uit heel Nederland, zoals het Groeifonds. Een uitdaging bij een generieke maatregel van het Rijk is dat deze op activiteiten is gericht die veelal de schaal van Caribisch Nederland te boven gaan, net zoals zo’n maatregel veelal de schaal van een Europees Nederlandse gemeente met 1.900 inwoners (zoals het kleinste openbare lichaam van Caribisch Nederland) à 19.000 inwoners (zoals het grootste openbare lichaam van Caribisch Nederland) te boven gaat. Hierom zijn er ook maatwerkmaatregelen voor Caribisch Nederland, zoals de steun voor de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening op Saba en Sint Eustatius in de periode 2014–2019.
Welke toegang tot financiële middelen lopen Bonaire, Statia en Saba mis omdat ze uitgesloten zijn van deze kaders en maatregelen? Wat is het verschil in kennisniveau binnen de rijksoverheid over de gevolgen van de klimaatcrisis (klimaatscenario’s, klimaatimpact en adaptatienoodzaak) voor Bonaire, Statia en Saba versus gemeenten op het Nederlandse Europese vasteland?
In het kader van het Deltaprogramma hebben de gemeenten in Europees Nederland een klimaatstresstest uitgevoerd waarin potentiële kwetsbaarheden voor verschillende klimaatthema’s kunnen worden geïdentificeerd. De rijksoverheid en verschillende internationale organisaties bieden hiervoor verschillende ondersteunende methodieken aan. Europees Nederlandse gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van klimaatstresstesten en het opstellen van een klimaatadaptatieplan. Vanuit het Deltafonds draagt het Rijk 200 miljoen euro bij aan een impulsregeling voor de gemeenten op het Europese vasteland, met als doel om eenmalig een versnelling van de uitvoering van maatregelen te bereiken. Daarnaast investeren Rijk en regio in het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en in het waterveiligheidsprogramma. De meeste kaders en wetten waarop deze geldstromen zijn gebaseerd gelden niet voor Caribisch Nederland. Zie voorts het antwoord op vraag 3 en op vraag 12.
Zijn er (naast het Deltaprogramma, het Waterprogramma, het Nationaal Waterplan, de Nationale Klimaatadaptatiestrategie en het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie) water en/of klimaatbeschermingsprogramma’s waarbij de rijksoverheid een coördinerende rol speelt, en waar Bonaire, Statia en Saba van zijn uitgesloten? Zo ja, welke?
Er zijn geen andere waterprogramma’s waarin het Rijk een coördinerende rol speelt dan de bovengenoemde.
Waarom zijn Bonaire, Statia en Saba, in tegenstelling tot andere gemeenten, uitgesloten van deze programma’s? En wat is de appreciatie van het kabinet hiervan?
De Nationale Klimaatadaptatiestrategie, het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma zijn de basis voor een samenhangende aanpak van klimaatadaptatie in Nederland binnen de Europese context. Het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie is specifiek tot stand gekomen voor de uitwerking van Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. De Europees Nederlandse gemeenten hebben een grote eigen verantwoordelijkheid voor het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting in hun gebieden. Het Nationaal Waterprogramma en het Deltaprogramma gelden op grond van de bepalingen van de Waterwet, niet in Caribisch Nederland. In de Nationale Klimaatadaptatiestrategie wordt de mogelijkheid genoemd dat het Rijk ondersteuning biedt aan Caribisch Nederland. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt in het kader van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP-CN) momenteel samen met Caribisch Nederland hoe Caribisch Nederland kan komen tot een klimaatadaptatiestrategie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat deelt kennis en expertise, zoals ook gebeurt voor gemeenten in Europees verband.
Is het basisbeschermingsniveau van 0,001 pocent in 2050 (dat wil zeggen dat de kans op overlijden door een overstroming voor iedereen achter de dijken uiterlijk in 2050 niet groter is dan 1 op 100.000 per jaar zoals besloten ligt in de Deltabeslissing Waterveiligheid) ook van toepassing op de burgers van Bonaire, Statia en Saba? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Waterwet is in beginsel niet van toepassing op Caribisch Nederland, met uitzondering van artikel 5.32 waarin een specifieke verantwoordelijkheid in het geval van een (dreigende) watersnoodramp is vastgelegd. Deze wet is gemaakt voor de situatie in Europees Nederland en daarmee niet geschikt om een op een toe te passen in Caribisch Nederland. Dat betekent echter niet dat er in Caribisch Nederland geen wetgeving van toepassing is op water in brede zin van het woord. Ik wil u dit kader dan ook wijzen op de onderstaande wetten:
Zo kent het NMBP-CN, dat als grondslag zowel de Wet Vrom BES als ook de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES heeft, ook aspecten als het omgaan met klimaatverandering. Daarnaast kan de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de openbare lichamen handvatten bieden voor het omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderzoekt momenteel op welke wijze de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES ter ondersteuning en versterking van het NMBP-CN en lokale ruimtelijke ordeningsplannen kan dienen. In mijn antwoord op vraag 18 ga ik in op de mogelijkheden die ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
Welke andere waterveiligheidsnormen of klimaatadaptatieveiligheidsnormen gelden voor inwoners van gemeenten in Nederland?
In Europees Nederland zijn de volgende normen van toepassing:
Kunt u per waterveiligheidsnorm aangeven of deze zowel gelden voor de inwoners van gemeenten op Europees Nederland als voor de inwoners van Bonaire, Statia en Saba?
De openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennen geen systeem van waterveiligheidsnormen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen zoals in het laaggelegen Europees Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden. Tenslotte heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een verantwoordelijkheid bij een (dreigende) watersnood op grond van artikel 5.32 van de Waterwet.
Kunt u een overzicht geven van de beleidsinitiatieven vanuit de rijksoverheid op klimaatadaptatie en waterveiligheid op Bonaire, Statia en Saba sinds de toetreding van deze eilanden als gemeentes van Nederland op 10 oktober 2010?
De invoering van het huidige waterveiligheidsbeleid in 2017 was voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een logisch moment om een quickscan uit te voeren naar onder meer de kansen en gevolgen van overstromingen vanuit zee. Door middel van bronnenonderzoek en interviews met experts zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland is een beeld van de waterveiligheidssituatie geconstrueerd. De quickscan is gedeeld met de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland. Vervolgens is om aan de wens van de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland tegemoet te komen door het KNMI extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied. Hiermee kunnen betere voorspellingen ten aanzien van golfopzet worden gedaan.
Recent heeft het KNMI de quick scan «Past and future sea level around the BES-Islands» gepubliceerd. In een Klimaatbericht is aan de uitkomsten een artikel gewijd. Het KNMI verwacht voor Caribisch Nederland in de toekomst een iets snellere stijging van de zeespiegel in vergelijking met het wereldgemiddelde.
Kunt u een overzicht geven van eventuele beleidsinitiatieven die nu in de maak zijn op het gebied van klimaatadaptatie en waterveiligheid met betrekking tot Bonaire, Statia en Saba?
In het kader van de uitvoering van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 zal in 2022 een overzicht opgesteld worden van de impacts van en kwetsbaarheid voor klimaatverandering op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op basis hiervan zal in nauwe samenwerking met Bonaire, Sint Eustatius en Saba een strategie ontwikkeld worden voor aanpassing aan klimaatverandering. Veel van de maatregelen en activiteiten met betrekking tot het NMBP dragen zowel bij aan adaptatie aan klimaatverandering en het herstel van biodiversiteit zoals: herbebossing, revegetatie, voorkomen van erosie en versterken kustzone door mangrove. Voor de uitvoering van het NMBP is in het kader van het Coalitieakkoord 35 mln. euro gereserveerd voor de uitvoering in de periode 2022–2025.
Momenteel werkt het KNMI aan «light-klimaatscenario’s» voor Caribisch Nederland, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar zeespiegelstijging en het effect van stormen in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op bijvoorbeeld de landbouw en de natuur beter in kaart gebracht kan worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten ook als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
Kunt u aangeven hoe de verdeling van verantwoordelijkheden is tussen de verschillende departementen met betrekking tot klimaatadaptatiebeleid en waterveiligheid binnen de rijksoverheid met betrekking tot Bonaire, Statia en Saba?
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister voor Natuur en Stikstof en de Minister voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening hebben bevoegdheden in de Wet maritiem beheer BES, de Wet VROM BES, de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES, de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES en artikel 5.32 van de Waterwet. Dit artikel in de Waterwet stelt dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de bevoegdheid heeft om maatregelen in Caribisch Nederland te treffen in het geval van een (dreigende) watersnood.
Kunt u aangeven hoe volgens de rijksoverheid de beleidsverantwoordelijkheden verdeeld zijn tussen de rijksoverheid enerzijds, en de Openbare Lichamen op de eilanden anderzijds, met betrekking tot klimaatadaptatie op Bonaire, Statia en Saba?
Voor Caribisch Nederland geldt in beginsel dezelfde verantwoordelijkheidsverdeling als voor Europees Nederland. De openbare lichamen zijn primair zelf verantwoordelijk voor klimaatadaptatie. Zoals ook voor andere verantwoordelijkheden van de openbare lichamen geldt, kan een openbaar lichaam het Rijk om hulp vragen als het niet zelfstandig in staat is de verantwoordelijkheid te dragen. Zie voor de rol van het Rijk het antwoord op vraag 20 en de antwoorden op vraag 15, 16 en 21.
Deelt u de mening dat energiearmoede goed te bestrijden is door de energietransitie te versnellen en te investeren in duurzame energie-infrastructuur, in plaats van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen tegen volatiele prijzen te verlengen door in te zetten op fossiele energie-infrastructuur? Zo nee, op welke manier bent u van mening dat afhankelijkheid van volatiele fossiele energie prijzen, bijdraagt aan het verlagen van de energie-armoede?
De energierekening van huishoudens kan dalen door een lager tarief voor elektriciteit. Dit tarief hangt af van de kosten. De kosten bestaan deels uit de volatiele inkoopkosten voor brandstof. Deze brandstofkosten kunnen dalen door een groter deel van de elektriciteit op te wekken met duurzame productiemiddelen. De kosten van de voorziening stijgen echter anderzijds weer door de kosten (grotendeel afschrijving en financieringskosten) van deze middelen voor duurzame productie. Het hangt dan ook van het verschil tussen de besparing op brandstofkosten en de kosten van duurzame productiemiddelen af, of investering in duurzame energie-infrastructuur effectief is in de bestrijding van energiearmoede.
In Caribisch Nederland liggen – mede door de overvloed van wind en zon – kansen voor duurzame elektriciteit. Dit is niet alleen belangrijk voor de natuur, maar verduurzaming betekent ook minder afhankelijkheid van volatiele olieprijzen, waardoor in Caribisch Nederland de tarieven stabiliseren en op termijn kunnen dalen. Naast de kosten van energie zet het Kabinet zich ook in om de kosten van drinkwater ten opzichte van de kostprijs te verlagen, alsook om de kosten van andere basisbehoeften te verlagen.
Bent u bekend met het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland: de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening», waaruit blijkt dat er manieren zijn om de energieopwekking voor de eilanden tot 80 of zelfs 100 procent te verduurzamen? Was dit ook het streven de afgelopen jaren? Is dat nu het streven? Is het beleid hier ook op gericht, welke termijn is eraan verbonden en zijn hier voldoende financiële middelen voor beschikbaar waardoor de doelstellingen kunnen worden gehaald? Zo ja, kunt u dan ook deze garantie geven dat de percentages duurzame energieopwekking uit het rapport gehaald kunnen worden? Zo nee, wat is er voor nodig om deze percentages wel te halen en bent u bereid die maatregelen te treffen?3
De afgelopen jaren is er conform het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland: de ontwikkeling van de elektriciteitsvoorziening» gewerkt aan de verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening. Hierbij is het aandeel duurzame elektriciteit op Saba en Sint Eustatius gestegen van 0% in 2015 tot respectievelijk 40% (2019) en 46% (2018). Uw Kamer heeft op 22 april 2021 de motie-Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632, nr. 15) aangenomen waarin de regering verzocht wordt om met de openbare lichamen een routekaart met bijbehorende financiële middelen op te stellen hoe Caribisch Nederland stappen kan zetten naar een klimaatneutrale energievoorziening. Ik heb onderzoeksbureau TNO opdracht gegeven om de mogelijkheden voor verdere verduurzaming in kaart te brengen. Ik heb het rapport met de onderzoeksresultaten aan uw Kamer gestuurd, (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). Ik beoog voor het zomerreces de routekaarten aan uw Kamer te sturen.
Het kabinet heeft de ambitie om met het Koninkrijk een showcase te zijn voor de verduurzaming van kleine eilandstaten (small island states).Hiervoor is een goede samenwerking tussen de verschillende departementen van het Rijk en de besturen van de openbare lichamen van Caribisch Nederland belangrijk. De komende jaren draag ik hier als Minister voor Klimaat en Energie onder de coördinerende rol van Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering graag aan bij.
Kunt u garanderen dat de 10 miljoen euro die ter beschikking is gesteld aan Bonaire Brandstof Terminals B.V. (BBT), voldoende is om Bonaire tot 100 procent te verduurzamen? Zo ja, op welke manier en welke termijn is daaraan verbonden? Zo nee, bent u het ermee eens dat er dan in elk geval gekeken moet worden of een samenwerking met het Water- en Energiebedrijf Bonaire (WEB), die concrete verduurzamingsplannen heeft, wel kan leiden tot maximale percentages op het gebied van duurzame energie-opwekking?
Bonaire Brandstof Terminals B.V. kan op basis van 10 mln. euro meer financiering voor verduurzaming aantrekken en tegen lagere financieringskosten dan veel andere bedrijven. Dit volstaat niet om de elektriciteitsproductie op Bonaire tot 100% te verduurzamen, zoals beschreven in het rapport van TNO (Kamerstuk 32 813, nr. 1005). De elektriciteitsproducent van Bonaire (ContourGlobal), WEB en BBT werken samen aan de verduurzamingsplannen van Bonaire. Hier lopen momenteel ook ambtelijke gesprekken over met mijn ministerie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Wanneer kan de Kamer de «routekaart naar een duurzame energievoorziening» voor Bonaire, Statia en Saba verwachten?
Voor het zomerreces van 2022.
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voor het verzamel-commissiedebat BES van 23 maart 2022?
Dit is vanwege de complexiteit en breedte van de vragen, de uitvoering van werkzaamheden voor Caribisch Nederland en de interdepartementale afstemming niet gelukt.
Zou u ook de vragen van de leden Boucke, Wuite (beiden D66), Van Raan en Wassenberg (beiden PvdD) aan de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitzending van Zembla «Bedreigd Nederlands Koraal» van 17 februari 2022, ingezonden op 3 maart 2022, voor dit verzamel-commissiedebat BES kunnen beantwoorden?
De beantwoording van deze vragen heeft uw Kamer voorafgaand aan dit verzamel-commissiedebat BES bereikt (Aanhangsel van de Handelingen 2021/2022, nr. 2197).
Het artikel ‘Bonaire krijgt een E - Flight Academy voor elektrisch vliegen' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bonaire krijgt E-Flight Academy voor elektrisch vliegen»?1
Ja.
Kunt u ons informeren over de uitkomsten van de «challenge» die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat twee jaar geleden heeft uitgeschreven voor studenten om een plan te maken voor elektrisch vliegen?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 22 oktober 2020 een «Koninkrijksdialoog» gehouden over de toekomst van innovatie en duurzame luchtvaart in de Cariben. Tijdens deze webinar «Together we can fly for ABC» zijn studenten uit de Cariben en Nederland samen in gesprek gegaan met innovatieve luchtvaartorganisaties. De webinar eindigde met de luchtvaartchallenge welke in januari 2021 door het ministerie is georganiseerd. Studenten van The Aviation Maintenance Technician School op Bonaire en de TU Eindhoven hebben nagedacht over de kansen van duurzame luchtvaart en de uitgeschreven luchtvaartchallenge gewonnen.Aan hen was de vraag gesteld hoe het beste energie opgewekt kan worden die nodig is om de vluchten van reguliere vliegtuigen te vervangen door elektrische of hybride elektrische toestellen. De oplossingen die de studenten hebben ingediend zijn innovatief, creatief, divers en goed doordacht. Hun ideeën zijn een bron aan inspiratie. Deze challenge bewijst hoe belangrijk jonge denkkracht is bij het versnellen van een innovatie. Studenten van The Aviation Maintenance Technician School op Bonaire en de TU Eindhoven behaalden hiermee een gedeelde eerste plaats.
Kunt u de Kamer informeren over wat de stand van zaken is met betrekking tot het twee jaar geleden aangekondigde masterplan «Innovatieproject Elektrische vliegen in de Cariben»? Hoe zit dat met de in de Luchtvaartnota benoemde speerpunten voor de luchtvaart in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Het Masterplan Elektrisch vliegen is met een brief (IenW/BSK-2022/24792) aan uw Kamer aangeboden en geeft een antwoord op de bovenstaande vraag.
Bent u het eens dat het Caribisch deel van het Koninkrijk de ideale omstandigheden biedt voor het ontwikkelen en experimenteren van elektrische luchtvaart? Kunt u aangeven welk lessen inmiddels zijn getrokken uit het bovengenoemde masterplan? Hoe wordt deze kennis verder gedeeld en toegepast in andere delen van het Koninkrijk en daarbuiten?
Vanwege de omvang van de passagiersstromen (ca. 150000 per jaar), de afstanden (80 – 200 km), alsook de mogelijkheden tot opwekking van duurzame energie, zijn de ABC-eilanden gunstige gebieden voor de verdere ontwikkeling van elektrisch vliegen. Kortheidshalve verwijs ik u naar het masterplan, de roadmap en de kamerbrief voor de lessen die eruit zijn getrokken. Om elektrisch vliegen mogelijk te maken zullen stakeholders vanuit hun rol en verantwoordelijkheid met betrekking tot de energietransitie, infrastructuur op de luchthavens en luchtvaartveiligheid met elkaar moeten samenwerken. Het Masterplan zal actief onder de aandacht worden gebracht.
Deelt u het standpunt dat elektrisch vliegen in het Caribisch deel van het Koninkrijk niet alleen uit oogpunt van duurzaamheid wenselijk is, maar ook kan bijdragen aan lagere tarieven, betere bereikbaarheid en economische ontwikkeling in de regio?
Het Masterplan bevat een eerste voorlopige inschatting van kosten voor luchtvaartmaatschappijen en luchthavens. Voor de aanschaf van elektrische vliegtuigen is uitgegaan van 9 tot 19-zitters zoals nu aangekondigd dat ze beschikbaar zullen komen op de markt. Er wordt aangenomen dat elektrische vliegtuigen lagere operationele (50–75%) en onderhoudskosten (90%) zullen hebben. Hiermee kan elektrisch vliegen op termijn een positieve bijdrage leveren aan lagere vliegtarieven en goede bereikbaarheid. Voor luchthavens is gekeken naar het aanleggen van laadinfrastructuur, aanpassingen die nodig zijn aan de vliegtuig opstelplaatsen, energieopslag en bekabeling. Uiteraard is daarnaast voldoende (lokale) opwekking van duurzame energie noodzakelijk. Kennisontwikkeling op duurzame technologieën kan naast de verduurzaming van de luchtvaart ook de economische ontwikkeling in de regio bevorderen.
Kunt u de Kamer informeren naar de stand van zaken van het aangekondigde onderzoek, die de mogelijkheden onderzoekt om een openbare dienstverplichting op te leggen op de routes tussen de eilanden (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2021–2022, nr. 405)? Worden de mogelijkheden voor elektrisch vliegen meegenomen in het onderzoek?
Op 10 december bent u geïnformeerd over de evaluatie van de deelneming in Winair die de Nederlandse Staat bezit om de bereikbaarheid van Saba en Sint-Eustatius te borgen (Kamerstuk 31 936, nr. 896). Naar aanleiding van deze evaluatie wordt de mogelijkheid verkend om het instrument van de openbaredienstverplichting in te zetten teneinde de bereikbaarheid van dit deel van Nederland beter te borgen. Zo’n instrument dat de overheid in staat kan stellen vliegverbindingen op niet-rendabele routes onder voorwaarden te laten plaatsvinden vergt juridische en financiële uitwerking. Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer in het najaar geïnformeerd over de deze verkenning. Op dit moment kan niet vooruitgelopen worden op voorwaarden die in het kader van een openbaredienstverplichting aan geïnteresseerde partijen kunnen worden gesteld.
Wat kunt u doen om de afronding van het genoemde onderzoek te bespoedigen en wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat onder andere het Bestuurscollege van Bonaire u geruime tijd geleden verzocht heeft om assistentie bij het stimuleren van verduurzamingsplannen zoals elektrisch autorijden? Zo ja, heeft u inmiddels op dit verzoek geregeerd en kunt u de Kamer hierover informeren?
Ja, ik kan bevestigen dat het OLB-ondersteuning heeft gevraagd om een proef met elektrisch autorijden. Het ministerie is hierover met het OLB in gesprek, waarbij het OLB nog op zoek is naar een verantwoordelijke programmamanager binnen het OLB waaraan het ministerie personele assistentie kan verlenen.
Kunt u bevestigen dat nieuwe subsidieregelingen voor onder andere energieproductie of de aanschaf van elektrische auto’s alleen voor Europees Nederland en niet voor Caribisch Nederland zijn opengesteld? Zo ja, welke stappen kunnen ondernomen worden om dit soort regelingen toegankelijk te maken voor Caribisch Nederland?
Voor elektrische auto’s zijn de regelingen alleen opengesteld voor Europees Nederland. Voorwaarden voor elektrificatie van het voertuigenpark in Caribisch Nederland zijn onder andere dat autoproducenten de voertuigen voor deze gebieden beschikbaar stellen inclusief aftersales services als ook dat laadinfrastructuur beschikbaar komt. In hoeverre een subsidie op zero emissie voertuigen efficiënt en effectief is, hangt daarnaast mede af van de business case van elektrische voertuigen tegenover conventionele voertuigen (die anders is dan de business case in Europa), de vraag naar zero emissievoertuigen als ook van de CO2-reductie winst door de elektrificatie van het voertuigenpark. Daarnaast zouden de regelingen specifiek moeten worden toegesneden op de praktische situatie op de eilanden die op een aantal elementen verschilt met Europees Nederland. Denk bijvoorbeeld aan mogelijkheden voor gebruik van IT-systemen. In Europees Nederland wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van digi-D/e-herkenning en de koppeling met de kentekenregistratie bij de RDW die op Caribisch Nederland niet toegepast kan worden, valuta (koers)verschillen (Euro/USD) en uitvoerende instanties die de regeling dan zouden moeten uitvoeren.
Kunt u de Kamer informeren welke stappen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie als coördinerend ministerie voor Caribisch Nederland en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaan zetten, om actiever met elkaar en de Openbare Lichamen te gaan samenwerken om een versnelde overstap op volledig duurzame energie en toepassing van duurzame brandstoffen in mobiliteit en bereikbaarheid mogelijk te maken?
Het eventueel openstellen van subsidieregelingen voor energieproductie en de overstap op duurzame energie in Caribisch Nederland zijn aangelegen binnen het domein van de Minister voor Klimaat en Energie. De Minister voor Klimaat en Energie zal uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar informeren over stand van zaken hierover. In bovenstaande antwoorden op vraag 2, 3, 4, 8 en 9 is aangegeven op welke wijze vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat invulling is gegeven aan de onderwerpen elektrisch rijden en elektrisch vliegen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineert Rijksbreed de inzet op Caribisch Nederland, en draagt hiermee bij aan een integrale beleidsvorming en aan de verdere samenwerking met de openbare lichamen.
De bescherming en het behoud van het koraal en de natuur in Caribisch Nederland. |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Het kunstmatige strand ligt er al, zonder milieuvergunning» en «Ministers: niet goed doorlopen vergunningproces Chogogo Bonaire wordt hersteld»?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat een resort op Bonaire een groot kunstmatig strand heeft aangelegd, zonder de benodigde vergunningen? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Er is zand gestort voor het aanleggen van een kunstmatig strand, zonder de daarvoor benodigde vergunningen. Daarop heeft het openbaar lichaam Bonaire (OLB) een dwangsom van 1,2 miljoen US dollar opgelegd die verbeurd is verklaard. Inmiddels is door het OLB de benodigde vergunning voor het kunstmatige strand verleend met daarin opgenomen een aantal voorwaarden ter borging van de bescherming van de natuur.
Kunt u bevestigen dat de aanleg van dit strand zeer negatieve gevolgen kan hebben voor de koraalkust?
In de vergunning van het openbaar lichaam Bonaire zijn voorwaarden opgenomen ter borging van de bescherming van het koraal. In het specifieke geval betreft dit voorwaarden die gesteld worden aan de bouw van de keermuur om te voorkomen dat het strand het koraal beschadigt.
Kunt u uitleggen waarom de vergunning versneld werd afgegeven, tegen het negatieve advies in van de Natuurcommissie Bonaire?
Er is een gerechtelijke uitspraak gedaan tegen de fictieve weigering van de vergunning die het bestuurscollege opdroeg binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen op de vergunningaanvraag. Daaraan heeft het bestuurscollege voldaan. Het bestuurscollege heeft daarbij niet het advies van de natuurcommissie Bonaire gevolgd. Het bestuurscollege is daartoe ook niet verplicht.
Kunt u bevestigen dat natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en de Minister(s) van BZK, LNV en IenW, en niet enkel een taak is van het bestuurscollege?
Ik kan bevestigen dat de natuurhandhaving en de daaraan gerelateerde ruimtelijke ordening een gezamenlijke taak is van het bestuurscollege en het Rijk. Het bestuurscollege en het Rijk hebben verschillende verantwoordelijkheden en taken als het gaat om de handhaving van natuurwetgeving en daaraan gerelateerde ruimtelijke-ordeningvraagstukken. Het gaat daarbij ook om verantwoordelijkheden en taken die vaak spelen bij bouwprojecten zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving, het tot stand komen van bestemmingsplannen en het borgen van de kwaliteit van de handhaving. Vanuit het Rijk betreft het de volgende taken:
de Wet grondslagen natuurbeheer-en bescherming BES belast de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit – thans de Minister voor Natuur en Stikstof – met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de wet. De Minister dient daartoe bij besluit ambtenaren aan te wijzen. Tot op heden heeft dit niet plaatsgevonden, gelet op het bestaande eilandelijke nalevingstoezicht;
de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES kent de mogelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is hiervoor verantwoordelijk;
daarnaast kent de Wet Vrom BES in artikel 10.9 e.v. de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur kwaliteitseisen vast te stellen voor de handhaving van deze wet. Daaronder vallen thema’s als bouwen en milieu. Andere aanpalende thema’s, zoals ruimtelijke ordening en natuur, kunnen in het handhavingsbeleid worden meegenomen. Het gaat daarbij om regels over het vaststellen van beleid met betrekking tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden door de bestuursorganen die belast zijn met de bestuursrechtelijke handhaving. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is hiertoe bevoegd;
deze is ook belast met de coördinatie van de uitvoering van het bepaalde op grond van artikel 10.9. De Staatssecretaris van IenW heeft in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een aanwijzingsbevoegdheid in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Kunt u uitleggen waarom de onvergunde situatie niet wordt hersteld in oorspronkelijke staat totdat de vergunning daadwerkelijk is toegekend, wetende dat het onwettig is om te bouwen voordat de juiste vergunningen zijn verleend?
Er is geen sprake van een onvergunde situatie, omdat het bestuurscollege op grond van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire een vergunning heeft verleend op 20 januari 2022.
Bent u bereid om op basis van artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES, de overtredingen in het kader van de bouw van het Chogogo-resort te handhaven en zaken zoals de illegale keermuur, het opgespoten strand en andere onvergunde zaken te laten herstellen in de oorspronkelijke staat? Zo nee, waarom niet?
Artikel 20 van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES bepaalt dat de Minister en het bestuurscollege, voor zover het betreft overtreding van voorschriften van de openbare lichamen, bevoegd zijn tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het verrichten van hetgeen in strijd met de in deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Deze zaak betreft voorschriften en een vergunningsverplichting van het openbare lichaam Bonaire op basis van de Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire en het Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire. Het lag daarom in de rede dat het bestuurscollege zou besluiten om hiertegen handhavend op te treden dan wel alsnog de gevraagde vergunning te verlenen, zoals gedaan bij besluit van 20 januari jl.
Welke mogelijkheden heeft u om toe te zien op natuurbescherming en hierop te handhaven op de BES-eilanden?
De huidige wet- en regelgeving voor Caribisch Nederland op het terrein van natuur ondersteunt de beleidsinzet vanuit het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) voor de bescherming van het koraal met normen en maatregelen. Dit betreft zowel nationale wetgeving voor natuur en het mariene milieu als eilandelijke regelgeving op het terrein van natuur. Voor uitvoering en nalevingstoezicht zijn diverse bevoegde gezagen verantwoordelijk zowel op Rijksniveau als op het niveau van lokaal bestuur (openbaar lichaam). In het kader van het NMBP wordt gewerkt aan de verbetering van handhaving en toezicht. Een beoordeling van de gevolgen van concrete projectvoorstellen op natuur vindt plaats in de daarvoor bestemde vergunningsprocedures.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de afspraken uit het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) via het vergunningsproces beter worden geborgd, zodat dergelijke situaties in de toekomst voorkomen kunnen worden?
Ik werk samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en de Staatssecretaris van IenW aan een verbetering van het legislatief stelsel voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De Kamer is op 7 december 2020 geïnformeerd over het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving over de handhaving van natuur- en milieuwetgeving in Caribisch Nederland (Kamerstuk 30 825, nr. 220. De conclusie was dat er nog veel werk verricht moet worden om de natuur- en milieuhandhaving in Caribisch Nederland op orde te krijgen. Dit begint bij het maken van adequate regelgeving op grond waarvan vergunningen of algemene regels gelden voor relevante activiteiten.
Op het terrein van ruimtelijke ordening vindt dit jaar een verkenning plaats voor het opstellen van een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma door het Rijk. Dit moet eraan bij gaan dragen dat in eilandelijke ontwikkelingsplannen (bestemmingsplannen) rekening wordt gehouden met natuur-, milieu, en overige belangen. Mogelijk heeft dit effect op bestaand beleid ten aanzien van bufferzones.
Op het terrein van milieu wordt beoogd in 2022 een Inrichtingen- en activiteitenbesluit (IAB) op grond van de Wet Vrom BES aan uw Kamer aan te bieden met het voorstel deze in werking te laten treden. De doelstellingen uit het NMBP voor verbetering van de milieukwaliteit betreffen onder meer doelmatig afvalbeheer en effectieve afvalwaterzuivering. Het besluit bevat een legislatief kader als het gaat om bedrijfsmatige activiteiten waarbij de bestaande (hinder)vergunningplicht voor bedrijven op de eilanden voor een groot deel wordt vervangen door algemene regels. Hierdoor worden de uitvoeringslasten voor zowel ondernemers als bevoegd gezag verminderd. Wel zal het bevoegd gezag moeten bepalen of bouwplannen voldoen aan deze algemene regels en moet, in het kader van toezicht en handhaving, worden toegezien op de naleving ervan.
De beoogde versterking van het VTH-stelsel zal per eiland worden geborgd met een bestuurlijk vast te stellen toezicht- en handhavingsprogramma. Op Bonaire verloopt de implementatie via de afspraken die gemaakt zijn in het bestuursakkoord 2018–2022.
In welke mate wordt in eilandelijke ontwikkelingsplannen rekening gehouden met de ruimtelijke beleidsacties uit het NMBP?
Het NMBP is een betrekkelijk recente beleidsbeslissing. Deze is omarmd door de eilandbesturen, de implementatie van de doelstellingen zal gefaseerd plaatsvinden. De mijlpalen zullen in uitvoeringsprogramma’s worden vastgelegd en worden regelmatig besproken met de verantwoordelijke besturen. Het legislatief stelsel kent hierbij een verdeling van verantwoordelijkheden tussen bestuurslagen ten aanzien van dit onderwerp. Zo doen de bestuurscolleges voorstellen aan de eilandsraden als het gaat om planologische besluitvorming. Daarnaast heeft het Rijk op grond van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de verantwoordelijkheid bovenlokale belangen (zoals natuur en milieu) op te nemen in een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. Bij het opstellen van de eilandelijke ontwikkelingsplannen dient daarmee rekening te worden gehouden. Andersom wordt er bij het opstellen van het natuurbeleidsplan op grond van de Wgnb BES rekening gehouden met ontwikkelingsplannen. Momenteel vindt een verkenning plaats in het kader van de voorbereiding van het ontwikkelingsprogramma. Het is de verwachting dat het ontwikkelingsprogramma in de eerste helft van 2023 zal worden vastgesteld.
Welke stappen gaat u nu concreet zetten om de handhaving van beleid rondom dergelijke casussen (Chogogo, Ocean Oasis, resortontwikkeling op Sint Eustatius) op korte termijn op orde te brengen en in goede banen te leiden?
De bij het NMBP betrokken ministeries zullen de openbare lichamen ondersteunen bij het vaststellen van toezicht en handhavingsprogramma’s. Het Ministerie van BZK zal bevorderen dat het punt van een tijdige besluitvorming over een vergunningaanvraag met prioriteit aandacht krijgt bij de uitvoering van het op grond van het bestuursakkoord Bonaire (2018–2022) vastgestelde deelverbeterplan Ruimte en Ontwikkeling.
Kunt u bevestigen dat de Rijksvertegenwoordiger uit naam van het Rijk het bestuurscollege per brief om opheldering heeft gevraagd rondom de gang van zaken in relatie tot Chogogo? Zo ja, heeft het bestuurscollege hier al invulling aan gegeven en welke acties vloeien hieruit voort?
De waarnemend Rijksvertegenwoordiger heeft in overleg met BZK, IenW en LNV op 3 december 2021 een brief verzonden aan het Bestuurscollege met een verzoek om informatie over de casus Chogogo. Hierop heeft het bestuurscollege gereageerd met een opheldering rondom de gang van zaken.
Welke stappen heeft u het afgelopen jaar gezet om de bescherming van koraal rond Bonaire te borgen?
Zoals uiteengezet in het Natuur- en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland (NMBP) is er een aantal drukfactoren op het mariene milieu en in het bijzonder het koraal. Dit betreft met name erosie en vervuiling door ongecontroleerde afstroming. Loslopende grazers, ongecontroleerde kustontwikkeling en slecht regenwaterbeheer vormen de voornaamste oorzaken hiervoor. De afgelopen jaren zijn stappen gezet in het professionaliseren van de geitenhouderij met als doel het onderbrengen van vee achter afrasteringen en het weghalen van de wilde en loslopende grazers. Daarnaast wordt er gewerkt aan decentrale afvalwaterzuivering, verbetering van het afvalbeheer, regulering van bedrijvigheid en loopt er een onderzoek naar de mogelijkheden voor een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. In de aankomende fase (2022–2025) zal er worden ingezet op koraalherstel.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over natuurbescherming waarborgen en koraalvernietiging voorkomen (Kamerstuk 35 632, nr. 12)?
Bonaire Brandstof Terminals B.V. heeft via haar eigen website kenbaar gemaakt geen nieuwe pier in het koraal te bouwen. Hiermee is de motie Boucke c.s. (Kamerstuk 35 632 nr. 12), om bij infrastructurele ontwikkelingen ten gevolge van de oprichting van BBT, natuurbescherming te waarborgen en koraalvernietiging te voorkomen gelet op de overwegingen uit de motie, uitgevoerd.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het bouwen van een nieuwe haven op Bonaire, die een groot gevaar kan vormen voor het koraal?
Momenteel wordt nog steeds onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en aanvaardbaarheid van het bouwen van een mogelijk nieuwe vrachthaven. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor het laten opstellen van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) door een extern deskundig bureau.
Het bericht ‘Aruba: ongevaccineerde ambtenaar krijgt geen loon tijdens verplichte quarantaine’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aruba: ongevaccineerde ambtenaar krijgt geen loon tijdens verplichte quarantaine»?1
Ja.
Klopt het dat ambtenaren die niet gevaccineerd zijn hun vakantie- of ATV-dagen dan wel hun overuren moeten inzetten als zij verplicht in quarantaine gaan? Is dit een voorgenomen maatregel of is deze maatregel reeds van kracht?
Hoewel er aanvankelijk sprake van leek te zijn dat ongevaccineerde ambtenaren hun vakantie- of ATV, dan wel overuren moesten inzetten als zij in quarantaine zouden moeten, heeft Minister Oduber van Toerisme en Volksgezondheid aangegeven dat het genoemde beleid niet aan de orde is en dat ongevaccineerde ambtenaren worden doorbetaald tijdens hun quarantaineperiode.
Vindt u het ook onacceptabel om ambtenaren in hun basisbehoeften en arbeidsvoorwaarden aan te tasten omdat zij niet gevaccineerd zijn, terwijl zij juist de regels willen naleven en gevaccineerden bovendien ook het virus kunnen verspreiden? Kunt u aangeven hoe deze maatregel juridisch te rechtvaardigen is, gelet op de huidige kennis van (de verspreiding van) het virus?
Het is aan Aruba zelf om mitigerende maatregelen te nemen om COVID-19 te bestrijden, passend binnen de juridische kaders. Er zijn verschillende OMT-adviezen opgesteld om de bestuurders in de Caribische delen van het Koninkrijk te ondersteunen bij het bepalen van deze maatregelen.
Bent u van mening dat het creëren van een dergelijke tweederangs status van ambtenaren niet past binnen de verantwoordelijkheden die de landen van het Koninkrijk hebben en de minimumnormen die zij daarbij in acht moeten nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in contact te treden met de verantwoordelijke bewindslieden van Aruba om hen te bewegen af te zien van deze maatregel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Nederlands hulpgeld voor de wederopbouw van Sint-Maarten dat nog steeds niet is uitgekeerd aan Sint Maarten |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Ombudsman Sint-Maarten: «Nederlands hulpgeld orkaan Irma nog altijd muurvast» van Caribisch Netwerk d.d. 13 december 20211?
Ja.
Hoe verklaart u het feit dat ongeveer de helft van het geld dat de Europees Nederlandse regering na orkaan Irma vier jaar geleden beschikbaar heeft gesteld voor de wederopbouw van Sint Maarten nog altijd bij de Wereldbank ligt, en als zodanig nog steeds niet door Sint Maarten kan worden besteed aan het repareren van gebouwen, huizen en de infrastructuur?
Laat ik voorop stellen dat de orkanen Irma en Maria in alle opzichten, materieel en immaterieel, een enorme impact hebben gehad op de bevolking van Sint Maarten. En vanzelfsprekend staat Nederland in een dergelijke ramp bij. Met noodhulp in de eerste fase en ondersteuning bij de wederopbouw. Daarbij is het in het belang van de bevolking dat de wederopbouw vervolgens zorgvuldig gebeurt («building back better»), maar ook voortvarend wordt uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat ik mij waar mogelijk zal inspannen om daar aan bij te dragen.
De Nederlandse regering heeft gekozen om haar bijdrage aan de wederopbouw van Sint Maarten voor het overgrote deel via een trustfonds bij de Wereldbank te laten lopen. Inmiddels zijn veel projecten, na een fase van gedegen voorbereiding, in uitvoering gegaan. Doorgaans beginnen de grote uitgaven aan de projecten in de uitvoerende fase. Zie ook de diverse Kamerbrieven over de voortgang (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10). Actuele informatie over de voortgang en uitgaven per project is ook beschikbaar via www.sintmaartenrecovery.org.
In deze constructie met een trustfonds is de Wereldbank de fondsmanager, Sint Maarten de uitvoerder van de wederopbouw en Nederland de donor. Sint Maarten, de Wereldbank en Nederland nemen gezamenlijk besluiten in een stuurgroep over voorgestelde projecten en monitoren gezamenlijk de voortgang. Sint Maarten is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wederopbouw en wordt daarbij ondersteund door de Wereldbank. Nederland heeft geen rol bij de uitvoering, maar ondersteunt met technische assistentie op verzoek van Sint Maarten. De inzet van Nederland is vanaf het begin dat het trustfonds ten gunste moet komen aan alle inwoners van Sint Maarten.
Het trustfonds kent een structuur waarbij een project na goedkeuring door de stuurgroep wordt voorbereid. Vervolgens wordt een subsidieovereenkomst getekend tussen de Wereldbank en de uitvoerende partij en komt het geld beschikbaar voor het project middels een beschikking (grant agreement). De Wereldbank kan alleen een beschikking tekenen als zij het benodigde geld ook in het trustfonds heeft. Het project wordt vervolgens uitgewerkt en aanbesteed. Daarna volgt de realisatiefase waarbij het geld vaak in delen wordt overgemaakt naar de aannemer, zodat controle bij de Wereldbank blijft op de uitvoering door de aannemer. Dit proces kost tijd, zeker bij de grote infrastructurele projecten zoals de bouw van het ziekenhuis of de renovatie van het vliegveld.
Het beeld dat de uitvoering geen doorgang kan vinden doordat er nog veel middelen bij de Wereldbank staan herken ik niet. Wel zijn er diverse factoren zoals de gevolgen van de pandemie en de kenmerken van een «small island state» die de snelheid van de wederopbouw beïnvloeden. Over de belemmeringen en diverse oorzaken voor het tempo is de Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10). Het voortdurend monitoren van de voortgang van projecten en ondersteunen waar nodig, is en blijft noodzakelijk. Geopolitieke of diplomatieke interventies zijn daarbij tot nu toe niet aan de orde geweest. Ik blijf mij dan ook voor de resterende tijd van het trustfonds inzetten om belemmeringen weg te nemen en daardoor te versnellen of onnodige vertraging te voorkomen.
Wat is de rol van Nederland in het bespoedigen van dit proces?
De voortgang wordt gemonitord in de stuurgroep waarin ook Nederland vertegenwoordigd is. Mogelijke interventies of oplossingen worden daar ook besproken. De Wereldbank is binnen het trustfonds capaciteitsondersteuning gaan leveren op verschillende projecten. Daarnaast heeft Nederland ook zelf technische assistentie aangeboden onder andere via Directe Steun, bijvoorbeeld bij het vliegveldproject en het afvalproject Emergency Debris Management Project (EDMP). Hierover en over de voortgang en de resultaten van de wederopbouw heb ik de Kamer in brieven geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10).
Welke geopolitieke en diplomatieke middelen of middelen anderszins heeft Nederland ter beschikking om het volledige beschikbaar gestelde bedrag met de hoogste spoed uit te laten keren door de Wereldbank?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Bent u bereid om deze middelen in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Hoe verhoudt het feit dat zo een groot deel van het beschikbaar gestelde bedrag, na vier jaar, nog steeds niet is uitgekeerd zich tot de urgentie van de wederopbouw volgens u?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Bent u herhaaldelijk aangeschreven door de Ombudsmannen van Sint Maarten, Nederland én Curaçao over de trage voortgang van zaken omtrent het uitkeren van het beschikbaar gestelde bedrag?
Het is juist dat de Ombudsmannen van Sint Maarten, Nederland en Curaçao in 2020 in een brief over onder andere de wederopbouw op Sint Maarten hun zorgen hebben geuit. In de zomer van 2021 heeft daarop een gesprek plaats gevonden waarin mijn ambtenaren de Ombudsmannen hebben geïnformeerd over hun punten van zorg. Met betrekking tot de wederopbouw is de werking van het trustfonds, de rol van betrokken partijen, aanvullende ondersteuning vanuit Nederland toegelicht en belemmeringen die tijdens de projecten worden ondervonden.
Mijn voorganger heeft vervolgens op 30 november jl. een schriftelijke reactie gestuurd aan de Ombudsmannen. Daarin heeft hij aangeboden met hen in gesprek te gaan. Hierop is nog geen reactie ontvangen. Vanzelfsprekend staat dit aanbod ook van mijn kant open.
Hoe heeft u gereageerd op die verzoeken om aandacht en urgentie?
Zie antwoord vragen 7 en 8.
Wat heeft u vervolgens gedaan om de voortgang omtrent het uitkeren van het beschikbaar gestelde bedrag te bespoedigen en hoe heeft dit het proces beïnvloed? Wat waren de resultaten?
Zie antwoord vragen 2, 4, 5, 6 en 9.
Wat moet er gebeuren voordat de mensen van Sint Maarten, die nog altijd in vervallen en verwoeste woningen wonen, eindelijk geholpen worden?
Inmiddels is het merendeel van de huizen onder het lopende project (Emergency Repair Project-1)hersteld. Er zijn meer dan 1.400 huizen en gebouwen gerepareerd met Nederlandse middelen. Er wordt hard gewerkt om de resterende woningen zo snel mogelijk af te ronden. Hierover is de Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 34 773, 2020/21, nr. 24, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 23, Kamerstuk 34 773, 2019/20, nr. 21, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 19, Kamerstuk 34 773, 2018/19, nr. 9, Kamerstuk 34 773, 2017/18, nr. 10).
Wilt u garanderen dat u, of uw eventuele opvolger, zich met man en macht zal inzetten om het resterende bedrag met de hoogste spoed en urgentie te laten uitkeren? Zo nee, waarom niet?
Voor de bevolking van Sint Maarten is het van belang dat de voortgang van de projecten voortvarend wordt uitgevoerd. Ik zal mij daarvoor inzetten. De resterende wederopbouwmiddelen zijn inmiddels in vier tranches overgemaakt naar het trustfonds. Een groot deel van de middelen uit de eerste drie tranches in het trustfonds zijn gecommitteerd en uitgeput. De vierde tranche is in december jl. overgemaakt en is nodig om bestaande en nieuwe verplichtingen te dekken. Een update hierover zal ik aan uw Kamer sturen bij de jaarlijkse update van de stand van zaken van de wederopbouw Sint Maarten die ik in de eerste helft van 2022 verwacht.
Bent u van mening dat het ook de verantwoordelijkheid is van de Europees Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat iedere burger binnen het Nederlands Koninkrijk een veilig bestaan kan leven met een dak boven diens hoofd? Zo nee, waarom niet?
Veiligheid en een huis om in te wonen zijn een basisbehoefte. De landen binnen het koninkrijk zijn hiervoor zelf verantwoordelijk en Europees Nederland kan niet treden in de autonomie van, in dit geval, Sint Maarten. Ook in het geval van de wederopbouw bepaalt Sint Maarten hoe invulling wordt gegeven aan het herstel van huizen of een mogelijk nieuw project voor woningbouw.
Wat kan Europees Nederland doen om, totdat het resterende bedrag aan Sint Maarten is uitgekeerd, de mensen van Sint Maarten te helpen, terug te laten keren naar hun huis en niet langer in de noodopvang te laten blijven?
Nederland beschikt niet over informatie over het aantal mensen dat momenteel in een noodopvang verblijft of de redenen waarom mensen momenteel in een dergelijke voorziening wonen. Dit betreft een aangelegenheid van Sint Maarten. Ik kan u wel melden dat geen van de aanvragers die gekwalificeerd zijn voor het ERP1 huisreparatieprogramma, verblijft in een noodopvangfaciliteit. Mocht sprake zijn van een hulpvraag van Sint Maarten op dit punt, dan zal ik hierover in gesprek gaan met de regering van Sint Maarten.
Gaat u ervoor zorgen dat deze maatregelen door u of uw eventuele opvolger zullen worden genomen op de kortst mogelijke termijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u daarvoor zorgen? Welke stappen zult u ondernemen om die maatregelen te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 13 en 14.
Het bericht 'Woede om Ollongren die bevolking Caribisch Nederland maant korter te douchen: ’Wat een dedain’' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Woede om Ollongren die bevolking Caribisch Nederland maant korter te douchen: «Wat een dedain»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de reacties op uw advies aan de bevolking van Caribisch Nederland om korter te douchen en minder vaak de airco te gebruiken en uw tips over zuinig wassen en drogen en over het zuinig gebruik van een tweede koelkast of vriezer?
Het onderzoek van Milieu Centraal naar energiebesparing in huishoudens is in samenwerking met de openbare lichamen uitgevoerd. Hoewel beoogd was om data te verzamelen via gericht huis-aan-huis bezoek, was dit niet mogelijk in verband met COVID-19. Daarom is in overleg met de openbare lichamen gekozen voor een digitale enquête. Ik begrijp de kritiek op deze vorm van onderzoek doen en heb in mijn brief aan de Kamer dan ook aangegeven dat de resultaten uit de enquête niet representatief zijn, hoewel ze wel richting kunnen geven.
Ik betreur de ophef die is ontstaan over dit initiatief om samen met het openbaar lichaam Bonaire en betrokken instanties WEB en UNKOBON tot bewustwording en mogelijke besparing in huishoudens te komen. De woordkeuze in mijn brief, en welk beeld dat heeft opgeleverd, is ongelukkig omdat er in de tekst onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden waarmee huishoudens in de Cariben te maken hebben. Dat neemt niet weg dat bewustwording over verbruik ook in Caribisch Nederland tot besparingen kan leiden. Overigens wil dat niet zeggen dat het gebruik van bepaalde apparaten omlaag moet. Besparing is ook mogelijk door energiezuinige alternatieven in te zetten. Op Saba wordt nu bijvoorbeeld als onderdeel van de bewustwordingscampagne een pilot uitgevoerd met het gratis verstrekken van LED-lampen.
In Europees Nederland lopen al geruime tijd bewustwordingscampagnes op het gebied van energiebesparing, die huishoudens hebben geholpen de energierekening te verlagen. Hetzelfde heeft het kabinet ook Caribisch Nederland willen aanbieden, passend binnen de lokale context.
Vormen de bedoelde tips de «kansen omtrent praktische verduurzamingsmaatregelen in woningen voor Caribisch Nederland», die de voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal in beeld zou brengen?
Naar aanleiding van de toezegging in de Kamerbrief Duurzaam bouwen en wonen in de overzeese Koninkrijksdelen d.d. 21 december 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 IV, nr. 36) heb ik Milieu Centraal gevraagd onderzoek te doen naar energiebesparing in huishoudens. Het betreft inderdaad de kansen omtrent praktische verduurzamingsmaatregelen in woningen in Caribisch Nederland. In overleg met de openbare lichamen heeft Milieu Centraal de resultaten uit het onderzoek verwerkt in laagdrempelige tips en deze aangeboden aan de openbare lichamen en de elektriciteitsbedrijven. De openbare lichamen kunnen zelf besluiten of en hoe ze deze willen inzetten.
Heeft uw oproep bijgedragen aan het vergroten van draagvlak, kennis en ervaring omtrent energiebesparing in de woning onder de bevolking van Caribisch Nederland? Zo ja, op welke wijze?
Uit het onderzoek komt naar voren dat in Caribisch Nederland de energierekening van huishoudens voor een belangrijk deel wordt bepaald door verlichting in huis, verkoeling, en verwarming van water. Dit is relevante informatie voor de vergroting van de bewustwording op energieverbruik en besparingsmogelijkheden. In mijn brief aan de Kamer d.d. 15 oktober ga ik hierop in. Het betreft echter geen oproep. Het is aan de openbare lichamen zelf om te bepalen of en hoe ze de informatie die door Milieu Centraal is aangereikt willen inzetten in de informatievoorziening aan hun inwoners.
Ik realiseer mij dat armoedebestrijding en de hoge kosten van levensonderhoud een belangrijk thema is voor het bestuur en de inwoners van Bonaire. Dat geldt ook voor het kabinet en om die reden is door het kabinet geïnvesteerd in het vergroten van de bestaanszekerheid. Het onderzoek naar energiebesparing in huishoudens past binnen de bredere maatregelen van het Rijk op dit gebied. Ook de investeringen van dit kabinet in duurzaamheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius moeten bijdragen aan het verlagen van de kosten van nutsvoorzieningen en vergroten van de bestaanszekerheid van de inwoners. Besparing op verbruik – waar mogelijk – is vanuit duurzaamheid en kostenreductie een kleine, maar verstandige stap.
Begrijpt u dat uw oproep tot verbazing heeft geleid omdat veel inwoners van Caribisch Nederland onder het bestaansminimum leven en daarom al zuinig moeten zijn met energie?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u kennisgenomen van de brief van de gedeputeerden Den Heyer en Tielman van Bonaire van 19 oktober jl.? Zo ja, wat is uw antwoord?
Ja. Ik heb uw Kamer, ongeveer gelijktijdig met deze beantwoording, separaat een afschrift gezonden van mijn reactie aan de gedeputeerden.
Deelt u de mening, dat het voor de energievoorziening in Caribisch Nederland noodzakelijk is te investeren in duurzame vormen van energie? Zo ja, welke maatregelen neemt u daarvoor?
Verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire heeft de aandacht van het kabinet. Er worden met alle betrokken partijen, zijnde het openbaar lichaam Bonaire, WEB, Bonaire Brandstof Terminals B.V (BBT) en ContourGlobal, gesprekken gevoerd over de verdere verduurzaming van de elektriciteitsproductie.
Het investeringsplan van WEB betreft een verzoek aan het Ministerie van EZK om subsidie voor investeringen in hernieuwbare elektriciteitsproductie, waarmee het aandeel hernieuwbare elektriciteitsopwekking volgens dit subsidieverzoek naar 68% zou kunnen stijgen.
Op verzoek van uw Kamer (motie Boucke, 35 632, nr. 13) heeft de op 26 april 2021 opgerichte deelneming BBT in haar statuten ook als doelstelling opgenomen om zich in te zetten op de verduurzaming van de elektriciteitsproductie op Bonaire. Op verzoek van uw Kamer wordt een routekaart naar een 100 procent duurzame energievoorziening in Caribisch Nederland opgesteld (motie Boucke, 35 632, nr. 15) en daarbij wordt bezien welke taken de BBT op zich kan nemen bij verduurzaming op Bonaire. Het Ministerie van EZK bereidt een reactie op het subsidieverzoek van WEB Bonaire voor, in samenhang met de Kamerbrief waarin de routekaart uiteengezet wordt. Deze wordt uiterlijk in januari 2022 naar uw Kamer gestuurd.
Klopt het dat het investeringsplan van energiebedrijf WEB leidt tot 80% duurzame elektriciteitsopwekking en tot lagere elektriciteitstarieven?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming over het investeringsplan van energiebedrijf WEB?
Zie antwoord vraag 7.
De aanpak van mensenhandel in de Caribische delen van het Koninkrijk. |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Anne Kuik (CDA), Don Ceder (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Sint Maarten wil hulp van Nederland in seksindustrie»1, de opmerkingen over de aanpak van mensenhandel in de Staat van de Rechtshandhaving Caribisch Nederland2 en de TIP-reporten ten aanzien van Nederland, Sint Maarten, Curaçao en Aruba3?
Ja.
Wat is uw algemene beeld van de bestrijding van mensenhandel op de BES-eilanden en de landen binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk? Op welke cijfers is dit beeld gebaseerd?
Voorop moet worden gesteld dat de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid is. Dat betekent dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten zelf verantwoordelijk zijn voor de aanpak en voor de hierin gemaakte beleidskeuzes. Nederland is verantwoordelijk voor de aanpak van mensenhandel in Caribisch Nederland. Wel werkt Nederland nauw samen met de andere landen in ons Koninkrijk op de aanpak van mensenhandel. In de beantwoording van de vragen zal daarom vooral ingegaan worden op de situatie in Caribisch Nederland.
De aanpak van mensenhandel staat al langer hoog op de agenda voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo is op 28 januari 2009 het eerste Memorandum of Understanding van samenwerking ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel (hierna: MoU) getekend. In dit MoU werd onder meer vastgelegd dat de samenwerking tussen de landen wordt geïntensiveerd en dat aan de bestrijding van mensenhandel prioriteit wordt gegeven. De laatste evaluatie van het MoU vond in 2018 plaats bij gelegenheid van een driedaagse conferentie op Bonaire met multidisciplinaire partners. Het herziene MoU werd vastgesteld tijdens het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) van januari 2019.
De geschetste beelden in de rapporten van de Raad voor de Rechtshandhaving inzake de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel op Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten worden herkend.4 Uit de samenwerking en de goede ambtelijke contacten is ook mijn beeld ontstaan dat de landen momenteel nog onvoldoende uitvoering kunnen geven aan alle gemaakte afspraken in het MoU.
Voor Caribisch Nederland kan ik aangeven dat de afgelopen jaren is ingezet op multidisciplinaire controles in kwetsbare sectoren, verbeterde ondersteuning voor slachtoffers van mensenhandel en het vergroten van bewustwording bij zowel professionals, de doelgroep zelf als het algemene publiek. Ook zijn er handboeken opgesteld voor de opvang en begeleiding van slachtoffers van mensenhandel.
Naar aanleiding van eerdere rapporten zijn flinke stappen gezet in het verbeteren van de informatiepositie, onder andere door de invoering en operationalisering van het themaregister in Caribisch Nederland.
De ministers van Justitie van de landen gaan bij gelegenheid van het eerstvolgende JVO in gesprek over de mogelijkheden om de aanpak van mensenhandel verder te versterken in het Caribisch deel van het Koninkrijk. De uitkomsten van het JVO worden geborgd in de herziening van het MoU in 2022.
Hoeveel strafprocessen en veroordelingen zijn er de afgelopen vijf jaar geweest tegen mensenhandelaren en klanten van mensenhandelaren op de BES-eilanden en in de landen?
De partners in de aanpak van mensenhandel hebben zich afgelopen jaren ingezet om daders op te sporen en te vervolgen, met een paar behaalde successen. Niet alle verrichtte onderzoeken hebben geleid tot een zaak of veroordeling.
In Caribisch Nederland hebben in de afgelopen 5 jaar van 2016–2020 9 opsporingsonderzoeken plaatsgevonden, 3 vervolgingen en geen veroordelingen. De opsporing, vervolging en berechting van zaken van mensenhandel verloopt veelal over meerdere jaren, het overzicht moet ook zo gelezen worden. Momenteel worden voor zittingsdata ingepland voor twee verschillende mensenhandel zaken in 2021.
Voor de BES-eilanden treedt vanaf 1 januari 2022 de wet strafbaarstelling van de klant van een prostituees die slachtoffer is van mensenhandel in werking.
Hoeveel aangiftes en/of meldingen van slachtofferschap van mensenhandel zijn er de afgelopen vijf jaar geweest op de BES-eilanden en in de landen?
Hieronder een overzicht van het aantal meldingen en aangiften van slachtoffers van mensenhandel in Caribisch Nederland. Zoals eerder aangegeven is de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid en zal enkel ingegaan worden op Caribisch Nederland.
2016: 0
2017: 5
2018: 9
2019: 4
2020: 15
Wat is de schatting van het totaal aantal slachtoffers van mensenhandel op de BES-eilanden en in de landen?
Mensenhandel is een delict dat zich veelal in het verborgene afspeelt, zo ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Een accurate schatting van het totaal aantal slachtoffers van mensenhandel is daarom niet mogelijk.
Waar kan een slachtoffer van mensenhandel op één van de eilanden zich melden en hoe is de begeleiding vanuit zowel politie als hulpverlening vervolgens geregeld? Welke mogelijkheden zijn er de in Nederland bestaande expertise op het gebied van opvang en begeleiding van slachtoffers in mensenhandel te delen met en in te zetten op de eilanden?
Voor Caribisch Nederland geldt dat een slachtoffer zich kan melden bij Korps Politie CN en Bureau Slachtofferhulp (BSH, onderdeel van Korps Politie CN). Het slachtoffer wordt vervolgens een veilig onderdak en ondersteuning geboden. Indien nodig draagt BSH ook zorg voor het regelen van medische en psychische bijstand. Mogelijke slachtoffers van arbeidsuitbuiting kunnen tevens terecht bij de Arbeidsinspectie CN.
Hoewel de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid is, kan Nederland op verschillende manieren bijdragen aan het vergroten van kennis en expertise op het gebied van opvang en begeleiding van slachtoffers. Zo is als onderdeel van het MoU een twinningpartnersysteem ingevoerd. Dit betreft een lijst van contactpersonen en organisaties van alle landen in het Koninkrijk op gespecialiseerde gebieden in de aanpak van mensenhandel. Het Coördinatiecentrum tegen mensenhandel (CoMensha) treedt vanuit Nederland op als twinningpartner, met subsidie van het Rijk, voor het Caribisch deel van het Koninkrijk voor het leveren van expertise op het gebied van zorg en opvang.
In aanloop naar de evaluatie van het MoU in 2022 wordt bezien hoe expertise vanuit Nederland meer structureel en proactief gedeeld kan worden met de landen in het Caribisch gebied.
In de Staat voor de Rechtshandhaving wordt geconstateerd dat informatiepositie en informatiedeling bij de bestrijding van mensenhandel en mensenmokkel nog steeds tekort schiet, herkent u dit?
Het kabinet herkent het geschetste beeld in het rapport «Staat van de Rechtshandhaving CN 2020» over het ontbreken van een gemeenschappelijk interregionaal beeld van de aard en omvang van de problematiek. De aanpak van mensenhandel blijft een prioriteit voor het Caribisch deel van het Koninkrijk en daarmee zal komende jaren worden ingezet op het versterken van de informatiepositie. Zoals aangekondigd in de JenV beleidsagenda 2021–2025 voor Caribisch Nederland wordt gestreefd naar de ketenbrede implementatie van het themaregister mensenhandel. Daarnaast is het signaleren van mensenhandel essentieel voor het versterken van de informatiepositie. Om die reden krijgt deskundigheidsbevordering van verschillende groepen professionals nadrukkelijk de aandacht.
Waarom heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel momenteel geen mandaat waar het de BES-eilanden betreft? Wat zou er voor nodig zijn het mandaat van de Nationaal Rapporteur uit te breiden naar de BES-eilanden zodat ook daar gerapporteerd kan worden over de ontwikkelingen rondom mensenhandel?
Het mandaat van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (hierna: Nationaal Rapporteur) is wettelijk vastgelegd in de Wet Nationaal Rapporteur mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. De Nationaal Rapporteur heeft momenteel geen mandaat op de BES-eilanden omdat dit Nederlandse wetgeving betreft die alleen geldt op het Europese deel van het Nederlands grondgebied.
Juridisch gezien is het mogelijk om het mandaat van de Nationaal Rapporteur uit te breiden naar de BES-eilanden. Een dergelijke uitbreiding van het mandaat vereist aanpassing van wetgeving en een uitbreiding van het financiële kader voor het Bureau van de Nationaal Rapporteur voor de uitvoering van deze taken. Eerder is uw kamer bij brief van 24 februari 2015 geïnformeerd dat een onafhankelijk onderzoek naar de aard en de omvang van mensenhandel, de kerntaak van de Nationaal Rapporteur, niet noodzakelijk werd geacht in het Caribisch deel van het Koninkrijk (inclusief Caribisch Nederland) vanwege de uitgebreide aandacht voor het onderwerp5. De kennis over mensenhandel in Caribisch Nederland is daarnaast de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. Zo komt mensenhandel terug in verschillende criminaliteitsbeeld analyses waaronder het Veiligheidsbeeld BES en de TIP-rapportages van de Verenigde Staten, is het themaregister nu in gebruik en vinden er reguliere multidisciplinaire controles plaats in risico sectoren. Met de aangekondigde intensiveringen is de verwachting dat een completer beeld over aard en omvang verkregen wordt voor Caribisch Nederland. Vanwege bovenstaande redenen wordt uitbreiding van het mandaat van de Nationaal Rapporteur nu niet noodzakelijk geacht.
Op welke manier kan Nederland de landen in het Koninkrijk ondersteunen bij de vervolging, opvang en registratie van mensenhandel? Zou de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hier een bijdrage in kunnen leveren? Zo ja, wat zou er voor nodig zijn om de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hiertoe in staat te stellen?
Zoals eerder aangegeven is de aanpak van mensenhandel een landsaangelegenheid, maar ondersteunt het kabinet de landen in de vorm van capaciteit en (incidentele) financiële ondersteuning. Zo wordt sinds 2012 kennis en expertise geleverd aan de landen door de Koninklijke Marechaussee onder het protocol Inzake de inzet van personeel uit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee, dat als doel heeft ondersteuning te leveren voor grensgerelateerde politietaken, waaronder het tegengaan van mensenhandel.6
Daarnaast heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2019 en 2020 bijdragen verstrekt aan de ontwikkeling van het Coördinatiecentrum Mensenhandel Mensensmokkel Aruba. Ook heeft het Ministerie van BZK eerder subsidies verstrekt aan verschillende stichtingen in Aruba die zich hebben ingezet voor (vrouwelijke) slachtoffers van mensenhandel zoals Fundacion pa Hende Muher den Dificultad (FHMD) en Fundacion Refugio Social. Met deze middelen zijn opvangplekken voor zowel vrouwelijke slachtoffers van geweld als voor hun kinderen opgezet. Hieronder vallen ook slachtoffers van mensenhandel. De Nederlandse hulp en bijstand vanwege de situatie in Venezuela heeft geresulteerd in speciale opvangplekken voor mannelijke slachtoffers van mensenhandel.
Verder worden de Koninkrijksgrenzen door middel van het in februari 2021 afgesloten protocolVersterking Grenstoezicht verder versterkt op de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het versterken van de grenzen is één van de maatregelen ter versterking van de rechtstaat, welke onderdeel zijn van de landspakketten die met Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn overeengekomen (de voortgang van deze landspakketten blijft integraal onderdeel van de besluitvorming over de liquiditeitssteun). Eén van de doelen van het protocol Versterking Grenstoezicht is het tegengaan van mensenhandel (en mensensmokkel). Met het land Sint Maarten is na Orkaan Irma de Onderlinge Regeling Versterking Grenstoezicht afsloten. Vanaf 1 januari 2018 tot 1 juli 2021 is er door Nederland bijstand geleverd. Deze bijstand omvatte onder andere personele inzet, expertise en financiële middelen, onder meer ten behoeve van de bestrijding van mensenhandel.
Wat betreft het verbeteren van registratie zijn de nodige stappen gezet.
In het themaregister, operationeel in CN en Curaçao, kunnen (zachte) signalen van mensenhandel worden geregistreerd. Tijdens de laatste evaluatie van het MoU in 2018, bij gelegenheid van een driedaagse conferentie op Bonaire, is een workshop verzorgd over de werkwijze van het themaregister door het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Het EMM is tevens, evenals CoMensha, een twinningpartner voor de landen in het Koninkrijk. Om te komen tot meer eenduidige registratie van signalen is voor het aanleveren van signalen door partners een vastgesteld formulier opgesteld.
Zoals in de beantwoording van vraag 8 beschreven is het mandaat van de Nationaal Rapporteur beperkt tot het Europees Nederlands grondgebied. Het staat de landen binnen het Koninkrijk vrij zelf een wettelijke regeling te treffen voor een Nationaal Rapporteur, of een vergelijkbaar mechanisme, in het leven te roepen.
Bent u bereid voor de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met scenario’s te komen hoe de informatievergaring, informatiedeling, opvang, opsporing en vervolging op het gebied van mensenhandel in de Caribische delen van het Koninkrijk kan worden verbeterd en daartoe in overleg te treden met de besturen van de landen en de openbaar lichamen?
Het formuleren van scenario’s hoe de informatievergaring, informatiedeling, opvang, opsporing en vervolging op het gebied van mensenhandel in het Caribische deel van het Koninkrijk verbeterd kunnen worden is een landsaangelegenheid. In de beantwoording van vraag 9 is aangegeven welke aanvullende steun vanuit Nederland wordt geboden aan de landen en welke mogelijkheden er zijn via diverse protocollen en landspakketten.
De aanpak van mensenhandel is een punt van bespreking bij het eerstvolgende JVO. Hierbij zal aandacht worden gevraagd voor het bestuurlijk commitment en de uitvoering van de gemaakte afspraken in het MoU op lokaal niveau om deze ernstige vorm van criminaliteit zo effectief mogelijk te bestrijden.
Het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut |
|
Antje Diertens (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Raad van State Rijkswet COHO strijdig met Statuut dd 23 maart jl?1
Ja.
Heeft bij het opstellen van de Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) juridische toetsing plaatsgevonden? Zo ja, door wie? Zo nee, waarom niet?
Ja, bij het opstellen van het voorstel van rijkswet COHO heeft juridische toetsing plaatsgevonden. Het departement dat het wetsvoorstel voorbereidt is primair verantwoordelijk voor een voorstel, en dus ook voor de juridische kwaliteit. Daarnaast worden voorstellen doorgaans ook interdepartementaal afgestemd. In dit geval is het voorstel voorbereid in een juridische werkgroep, bestaande uit juristen werkzaam binnen de departementen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Algemene Zaken. Ook is het zo dat in het kader van de rijksbrede wetgevingstoetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op voorstellen van wetten (ook rijkswetten) en algemene maatregelen van bestuur een toets wordt uitgevoerd op de kwaliteit ervan (zie ook onder vraag 3). In dit specifieke geval was er door de hoge tijdsdruk minder tijd beschikbaar dan gebruikelijk, waardoor deze toetsing slechts beperkt heeft kunnen plaatsvinden. De betreffende toetsing door de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt overigens nogmaals verricht in het kader van de aanpassingen die het voorstel van rijkswet COHO, naar aanleiding van het advies de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, ondergaat.
Wie is verantwoordelijk voor juridische toetsing voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Raad van State?
De verantwoordelijkheid voor juridische toetsing van een wetsvoorstel voorafgaand aan de adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) ligt primair bij de juridische directie van het departement (of de departementen) van de bewindspersoon (of bewindspersonen) die politieke verantwoordelijkheid draagt (of dragen) voor het voorstel in kwestie. In casu is dat de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voorts toetst het Ministerie van Justitie en Veiligheid of een wetsvoorstel of ontwerpbesluit voldoet aan de algemene kwaliteitseisen zoals onder andere is neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (het IAK). Deze algemene wetgevingstoets wordt uitgevoerd voorafgaande aan de behandeling in een voorportaal, onderraad en ministerraad.
Bij (consensus)rijkswetgeving ligt daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor juridische toetsing bij de juridische directies van de Caribische landen die door een voorstel bestreken worden; in het geval van het COHO-voorstel alle drie de Caribische landen. Met juristen van in het bijzonder Aruba en Curaçao zijn, nadat in de Rijksministerraad van 10 juli 2020 geen overeenstemming werd bereikt over (de voorloper van)2 het COHO-voorstel, gedurende de zomermaanden en het najaar van 2020 ook intensieve gesprekken gevoerd over dit voorstel. Ten slotte wijs ik op de rol die de Raden van Advies van Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen bij de juridische toetsing van rijkswetgeving. Deze toetsing vindt in de regel plaats voordat een voorstel ter advisering wordt voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: Afdeling). Dergelijke toetsing is ook in dit geval uitgevoerd.
Is er voorafgaand aan de informele operationaliteit getoetst of de Rijkswet in lijn is met het Statuut? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Indien de Rijkswet als gevolg van het (nog niet openbare) advies van de Raad van State aanpassingen krijgt, welke gevolgen heeft dat voor de informele operationaliteit?
Bij de beantwoording van deze vraag ga ik ervan uit dat u onder «informele operationaliteit» het reeds opgestarte proces rond de uitvoering van de landspakketten verstaat. Eventuele aanpassingen aan het voorstel van rijkswet hebben geen gevolgen voor dit proces. Zulke gevolgen zijn er wel als de landen geen consensus bereiken ten aanzien van het nader rapport en het voorstel van rijkswet. In dat geval komt van rechtswege ook de consensus te vervallen aan de onderlinge regelingen die tussen Nederland en elk van de Caribische landen is gesloten inzake de landspakketten.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de steunverlening?
Het kan zijn dat naar aanleiding van het advies van de Afdeling wijzigingen worden aangebracht aan de in het wetsvoorstel opgenomen structuren en procedures voor de verstrekking van financiële steun. In hoeverre dit gebeurt, is thans nog niet duidelijk en wordt samen met de Caribische landen besproken. Ik kan op de uitkomsten hiervan niet vooruitlopen.
Welke gevolgen heeft dit (eventueel) voor de hervormingsvoorwaarden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor een Rijkswet die strijdig is met het Statuut?
Een rijkswetsvoorstel dat door de rijkswetgever strijdig wordt bevonden met het Statuut kan niet (ongewijzigd) tot rijkswet worden verheven. Overigens constateert de Afdeling in haar advies over het COHO-voorstel niet dat dit strijdig is met het Statuut. Wel leven er bij de Afdeling twijfels over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel met Statutaire beginselen. Het is aan de rijkswetgever om te bepalen hoe deze twijfels kunnen worden weggenomen.
Waarom is niet zoals door de Kamer gevraagd vooraf advies aan de Raad van State gevraagd?
De Afdeling heeft in het (rijks)wetgevingsproces een vast moment waarop zij om advies wordt gevraagd. Het is niet gebruikelijk om voorafgaand aan een formeel wetstraject de Afdeling om voorlichting te vragen.
De petitie van Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met «PETITION PRESENTED TO: THE SPECIAL RAPPORTEUR ON CONTEMPORARY FORMS OF RACISM, RACIAL DISCRIMINATION, XENOPHOBIA AND RELATED INTOLERANCE AND THE WORKING GROUP OF EXPERTS ON PEOPLE OF AFRICAN DESCENT ON BEHALF OF THE PARLIAMENT AND CITIZENS OF SINT MAARTEN» van 9 maart 2021?1
Ja.
Is deze petitie ook namens Bonaire, Saba en Sint Eustatius?
Nee.
Is deze petitie ook namens Aruba en Curaçao?
Nee.
Is het verwijt dat «Nederland faalde in haar verplichting om zelfbestuur te bevorderen» ook besproken in de Rijksministerraad? Zo ja, wanneer?
Nee.
Zijn de bovengenoemde verwijten besproken in andere overleggen? Zo ja, waar?
Dit is niet besproken in overleggen waarbij ik aanwezig was.
Heeft de regering van Sint Maarten steun uitgesproken voor deze petitie? Zo ja wanneer? Zo nee, waarom niet?
De regering van Sint Maarten heeft naar mijn weten geen steun uitgesproken voor deze petitie. Of zij deze petitie wel of niet steunt is mij dan ook onbekend. Ik heb hierover opheldering gevraagd aan de Minister-President van Sint Maarten.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de petitie spreekt over het «verdringen van een democratisch gekozen regering door een neokoloniale fiscale autoriteit»? Zo ja, vindt die verdringing plaats? Zo ja, kunt u aangeven waar die verdringing plaatsvindt?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. In de typering in de petitie van het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) als een «neokoloniale fiscale autoriteit» die een democratisch gekozen regering verdringt, kan ik mij echter absoluut niet vinden. Het COHO wordt niet opgericht om een democratisch verkozen regering te verdringen. Het COHO heeft juist als doel om Sint Maarten te ondersteunen bij het doorvoeren van hervormingen van bestuurlijke aard, het realiseren van duurzame, houdbare overheidsfinanciën en het versterken van de weerbaarheid van de economie, met inbegrip van de rechtsstatelijke inbedding die daarvoor nodig is. Een weerbare economie is door het jarenlange uitblijven van noodzakelijke hervormingen helaas niet aanwezig, waardoor de gevolgen van de Covid 19-pandemie de landen hard hebben geraakt.
Heeft u kennisgenomen van de stelling in de petitie gesteld dat «(a)lthough precise statistics on race are not readily available for the islands and the Netherlands, it is clear that on the aggregate level, the Kingdom’s treatment of the overwhelmingly white population of the Netherlands is far superior than its treatment of the people of African descent and other racial and ethnic minorities that comprise the considerable majority of the three Caribbean islands»? Herkent u zich in deze stelling? Uit welke beslissingen van het Koninkrijk zou blijken dat de behandeling verschillend zou zijn?
Ik heb hiervan kennisgenomen, en herken mij niet in deze stelling. Sinds 10 oktober 2010 zijn Sint Maarten en Curaçao autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden met hun eigen constitutionele ordening en eigen verantwoordelijkheden. Aruba kende deze status al langer. De economische situatie in de verschillende landen is anders. Dat kan leiden tot verschillen in de economische positie van burgers binnen het Koninkrijk. Dat heeft niets te maken met raciale ongelijkheid.
Klopt het dat het land Sint Maarten op 10 oktober 2010 bij het aanvaarden van de autonomie vrijwillig heeft ingestemd met extern financieel toezicht voor Sint Maarten?
Ja. Dit externe toezicht is geregeld in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, een consensusrijkswet op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut.
Klopt het dat de financiële problemen van Sint Maarten voortkomen uit de orkanen van 2017 en de coronapandemie, zoals de aanbieders van de petitie stellen, of waren de financiële problemen er al veel langer? Als die problemen er al langer waren, waar blijkt dat uit?
Sint Maarten kent al langer financiële problemen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het rapport van de evaluatiecommissie Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten uit 2018. De evaluatiecommissie concludeert in dit rapport dat Sint Maarten in de periode 2015–2017 (vóór orkaan Irma) niet heeft voldaan aan de financiële normen uit artikel 15 Rft en dat het financieel toezicht op Sint Maarten daarom niet kan worden beëindigd. De evaluatiecommissie schrijft onder meer dat Sint Maarten kampt met betalingsachterstanden en oplopende begrotingstekorten en dat de overheidsfinanciën van een zorgelijk niveau zijn. Ook het IMF heeft sinds de autonome status van het land in 2010 geregeld aandacht gevraagd voor de oplopende schuldquote. Deze problemen komen niet voort uit de orkanen of de coronapandemie. In de periode vanaf 10-10-10 tot orkaan Irma heeft Sint Maarten geen resultaat geboekt in het verbeteren van de financieel-economische situatie van het land.
Hoe staat het met de belastinginning op Sint Maarten? Hoeveel hotels, bedrijven en rijke inwoners krijgen een belastingverlaging, of betalen helemaal geen belasting, op Sint Maarten?
Sint Maarten heeft als autonoom land eigen belastingwetten op basis waarvan de Sint Maartense Belastingdienst belasting heft en int. Eventuele speciale regimes die gelden voor hotels, bedrijven of rijke inwoners zijn een aangelegenheid van het land zelf en ik ben hiervan dan ook niet op de hoogte. In het kader van maatregel C.1 uit het landspakket zal het huidige fiscale stelsel worden onderzocht. Indien er sprake is van speciale regimes zal dat hieruit blijken.
Wat is de oorzaak van de trage uitbetaling van de 550 miljoen euro die beschikbaar zijn gesteld door Nederland in het kader van de wederopbouw van Sint Maarten na de orkaan Irma?
In de afgelopen drie jaar is gewerkt aan (de voorbereiding van) diverse projecten. Hoewel de wederopbouw ook naar mijn mening traag op gang is gekomen is inmiddels bij veel projecten de omslag van voorbereiding naar uitvoering gemaakt.
Op dit moment zijn er negen projecten in uitvoering en vijf projecten in voorbereiding, met een totale omvang van $ 376,4 mln. De uitgaven van het trustfonds zijn tussen eind 2019 en eind 2020 meer dan verdrievoudigd van $ 21 miljoen naar $ 68 miljoen. Daarnaast is ongeveer € 67 mln. vanuit de directe steun uitgegeven aan wederopbouwactiviteiten. Van de Wereldbank verwacht ik binnenkort de jaarrapportage over 2020, welke ik op korte termijn met uw Kamer zal delen. Deze rapportage gaat ook in meer detail in op vertragende factoren.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de aanbieders van de petitie het Koninkrijk het verwijt maken dat Sint Maarten niet zelf een lening kan sluiten met een externe financier en dat Sint Maarten zwaarder in de schulden raakt door de financiering door de Nederlandse overheid? Klopt dat?
De Rijksministerraad heeft in het kader van het voldoen van de huidige liquiditeitsbehoefte besloten dat als Sint Maarten een lening op de binnenlandse markt zou willen aangaan voor de gewone dienst, dit moet worden voorgelegd aan de Rijksministerraad. Vóór de COVID-19-pandemie kon Sint Maarten lenen bij externe financiers indien het aanbod van de externe financiers gelijk of gunstiger was dan het aanbod van Nederland. In de praktijk blijkt evenwel dat het aanbod van Nederland altijd het meest gunstig is, omdat Sint Maarten op die manier gebruik kan maken van de credit rating van Nederland.
In het kader van de liquiditeitssteun leent Sint Maarten bij Nederland tegen 0% rente. Indien Sint Maarten daarentegen op eigen kracht op de internationale kapitaalmarkt leningen had moeten aantrekken waren de rentelasten van het land veel hoger geweest hetgeen had geleid tot een hogere staatsschuld.
Wie is verantwoordelijk voor de armoedebestrijding en sociale zaken op Sint Maarten? Wat valt Nederland te verwijten ten aanzien van de verschillen in ondersteuning in het sociale domein in relatie tot Sint Maarten?
Sinds 10 oktober 2010 is Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden, en heeft Sint Maarten een eigen verantwoordelijkheid gekregen voor onder andere armoedebestrijding en sociale zaken. Binnen het land Sint Maarten is het Sint Maartense Ministerie van Volksgezondheid, Sociale ontwikkeling en Arbeid (VSA) verantwoordelijk voor de armoedebestrijding en sociale zaken. Nederland draagt hiervoor dan ook geen verantwoordelijkheid.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de aanbieders van de petitie Nederland en het Koninkrijk verwijten niets te doen aan de gevangenis van Sint Maarten? Onder wiens verantwoordelijkheid valt de gevangenis van Sint Maarten?
Ja, hier heb ik kennis van genomen. Sinds Sint Maarten een autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden is, heeft Sint Maarten een eigen verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving gekregen, inclusief het gevangeniswezen. Gelet op de hardnekkige problemen in het gevangeniswezen toont het kabinet zich bereid Sint Maarten te ondersteunen, hetgeen ik heb toegelicht in de beantwoording op het schriftelijk overleg Sint Maarten van 11 februari 2021.
Wat vind u van de verwijten van racisme, kolonialisme en discriminatie die door het hele stuk heen lopen in de richting van Nederland en het Koninkrijk?
Racisme, kolonialisme en discriminatie zijn ernstige misstanden. Ik herken de verwijten die in dit verband worden gemaakt richting Nederland en het Koninkrijk absoluut niet.
Herinnert u zich u antwoorden op de Kamervragen over het dekolonisatieproces van de voormalig Nederlandse Antillen, waaruit blijkt dat de landen bij het aanvaarden van het Statuut al volledig zelfbestuur op basis van artikel 73 VN Handvest hebben? Welke andere vorm van volledig zelfbestuur wenst Sint Maarten?2
Ja, die antwoorden herinner ik mij. Welke andere vorm van zelfbestuur de Staten van Sint Maarten verlangen dan de huidige in het Statuut van het Koninkrijk verankerde autonomie is mij niet bekend. Daar hebben de Staten zich naar mijn weten nog niet over uitgesproken. De ultieme vorm van zelfbestuur is onafhankelijkheid. Zoals ook uit genoemde antwoorden blijkt, kan Sint Maarten overigens voor zo’n andere vorm van zelfbestuur niet eenzijdig opteren. Voor de verwezenlijking van een verandering van de staatkundige verhoudingen binnen de rechtsorde van het Koninkrijk zijn de medewerking en instemming van de andere Koninkrijkslanden nodig.
Als Sint Maarten onafhankelijk zou willen worden, zijn daar bezwaren tegen vanuit het Koninkrijk of de landen binnen het Koninkrijk? Zo ja, wat zijn die bezwaren?
Indien Sint Maarten de wens uit onafhankelijk te worden, dient aan die wens vanuit het Koninkrijk gehoor te worden gegeven. Op grond van ongeschreven Koninkrijksrecht beschikt het land over het recht om eenzijdig te kunnen bepalen om de rechtsorde van het Koninkrijk te verlaten. De keuze voor onafhankelijkheid moet wel op een met voldoende democratische waarborgen omgeven wijze tot stand komen. De implementatie van een dergelijk (eenzijdig) besluit zal in overeenstemming met de andere landen van het Koninkrijk moeten plaatsvinden. Deze implementatie, die wijziging van het Statuut zal vergen, kan de verwezenlijking van onafhankelijkheid echter niet in de weg staan.
Op welke termijn zouden gesprekken plaats kunnen gaan vinden ten aanzien van de onafhankelijkheid van Sint Maarten? Bent u bereid om, naar aanleiding van de breed gedragen petitie van de Staten van Sint Maarten, het voortouw te nemen voor een dergelijk gesprek?
De vraag op welke termijn met Sint Maarten gesprekken over onafhankelijkheid kunnen worden gestart, is niet aan de orde en sowieso niet aan mij. Uit de aard der zaak volgt dat het initiatief hiertoe bij Sint Maarten zelf zou moeten liggen. Ik ben dan ook niet bereid het voortouw hierin te nemen.
De financiële steun aan Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting van de meerderheid van de politiek op Sint Maarten dat de grote financiële steun aan de bewoners van het eiland een vorm van onderdrukking, racisme en kolonialisme is?1
Onderdrukking, racisme, kolonialisme zijn ernstige misstanden. Ik deel deze opvatting dan ook absoluut niet. Nederland ondersteunt Sint Maarten en de overige landen binnen het Koninkrijk in het kader van de gevolgen van de wereldwijde crisis die is ontstaan naar aanleiding van de COVID-19 pandemie. Deze steun is zowel financieel als materieel, en bestaat naast begrotingssteun onder andere uit het leveren van medisch personeel, medische benodigdheden en voedselhulp aan hen die het zwaarst zijn getroffen door deze crisis.
Deelt u de zorg dat deze investeringen voor de bewoners van Sint Maarten alleen mogelijk zijn als daarvoor voldoende steun is in de lokale politiek?
Ja, deze zorg deel ik. Het samenwerkingstraject dat Nederland en Sint Maarten met elkaar zijn aangegaan, heeft alleen kans van slagen wanneer alle betrokken partijen bereid zijn zich hiervoor maximaal in te zetten. De voortdurende steun van zowel de gehele regering als de Staten is dan ook noodzakelijk voor het voortzetten van dit traject.
Bent u bereid om de steun op te schorten en eerst in gesprek te gaan met het parlement van Sint Maarten om te bezien of de plannen voor steun in de huidige situatie nog uitvoerbaar zijn?
Ik hoop dat het niet hoeft te komen tot opschorten van de broodnodige steun voor de burgers van Sint Maarten. Niettemin deel ik, zoals blijkt uit mijn antwoord op voorgaande vraag, de opvatting dat politieke steun noodzakelijk is om de ingegane weg voort te zetten. Nu uit de petitie naar voren komt dat een meerderheid van de Staten van Sint Maarten zich – anders dan in december per schriftelijke verklaring vastgesteld – afkeert van het voorstel van rijkswet COHO en het daarmee samenhangende landspakket, constateer ik dat de vereiste consensus van de zijde van Sint Maarten aan het voorstel dreigt te ontvallen. Daarmee komt ook de onderlinge regeling landspakket in gevaar. Ik heb de Minister-President van Sint Maarten verzocht om opheldering en een schriftelijke herbevestiging van de eerder uitgesproken steun voor dit traject van zowel haar regering als van de Staten. Zolang deze verklaringen uitblijven, behoort het opschorten van de steun tot de mogelijkheden.
Bent u bereid om de regering van Sint Maarten te vragen om snel een referendum te organiseren over het voorstel om onafhankelijk te worden?
Zoals ook geantwoord op de vragen 18 en 19 van het lid Bosman, is het niet aan mij om een proces naar onafhankelijkheid van Sint Maarten in gang te zetten. Uit de aard der zaak volgt dat het initiatief hiertoe vanuit Sint Maarten zelf moet komen. De keuze voor uittreding uit het Koninkrijk is de meest wezenlijke staatkundige beslissing die een Caribisch (ei)land kan maken. Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba bepalen dit eenzijdig; dat wil zeggen op grond van ongeschreven Koninkrijksrecht is voor deze beslissing de instemming van Nederland niet nodig, dat zich dan ook terughoudend heeft op te stellen bij het entameren hiervan.
Welke mogelijkheden ziet u zelf om een vorm van volksraadpleging te organiseren op Sint Maarten en de mening te peilen van de bevolking?
Zie antwoord vraag 4.
De bouwprojecten op Bonaire die koraalvernietiging/ecocide kunnen veroorzaken |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Verzet tegen nieuwe vrachthaven Bonaire, aanleg zou «ecocide» zijn» in de Volkskrant van 4 februari 2021 en «Beschermd koraal bij Bonaire in gevaar door plan nieuwe haven waar Nederland aan meebetaalt, natuurorganisaties slaan alarm» van EénVandaag van 17 februari 2021?1
Ja
Klopt het dat er momenteel op Bonaire twee bouwprojecten lopen: de tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie (hierna: de pier) bij Karpata in het Koning Willem Alexander Natuurreservaat en de vrachthaven bij Hato?
Nee. Bij de locatie Hato vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden voor een vrachthaven. Van een bouwproject is momenteel geen sprake. Bij de locatie Karpata wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om een kleine permanente verladingspier te realiseren ten behoeve van een structurele oplossing van de brandstofproblematiek en daarmee voor de energievoorziening van het eiland. Van een bouwproject is op dit moment evenmin sprake.
Beaamt u dat zowel het koraal op locatie als het koraal elders door de projecten wordt aangetast, gezien de Raad voor Rechtshandhaving2 stelt dat «bouwprojecten … langs de kust van Bonaire negatieve gevolgen kunnen hebben voor het koraal in het Bonaire National Marine Park» welke tussen de Karpata en Hato is gelegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u, in afwachting van het onderzoek naar de wenselijkheid van een nieuwe haven, bereid om de bouwplannen tijdelijk te stoppen?
Er is momenteel geen sprake van bouwprojecten tussen Karpata en Hato.
Hoe garandeert u dat een nieuwe haven en pier niet tot ecocide (moedwillige vernietiging van koraal, natuur en habitat voor dieren, zoals zeeschildpadden) zal leiden? Kunt u dit uitsplitsen per bouwproject?
Infrastructurele initiatieven dienen te voldoen aan de uitgangspunten van ruimtelijke ordenings-, natuur-, en milieuwetgeving. Dit betekent dat plannen een proces moeten doorlopen waarin mogelijke voorkeurslocaties worden beoordeeld en definitieve bouwplannen pas mogelijk zijn nadat de aanvaardbaarheid hiervan getoetst is aan de kaders die gelden voor bouw-, milieu-, natuur-, en maritieme vergunningen. Deze procedures zijn openbaar, kennen bezwaar en beroepsmogelijkheden en een gang naar de bestuursrechter. Bovendien zullen niet alleen alle belangen bij de keuze van een besluit worden meegenomen, uiteraard zullen de belangen ook daarna meespelen bij de inpassing van het gekozen besluit.
Kunt u bevestigen dat op Bonaire dezelfde regels gelden als in Nederland voor het aanleggen van een containerhaven direct gelegen tegen een woongebied en vakantieresort? Beaamt u dat voor het bouwen van de containerhaven en de pier ontheffingen zullen moeten worden afgegeven voor wat betreft de Wet natuurbescherming en geluidsnormen en dergelijke? Zo nee, kunt u aangeven waarom er geen ontheffingen nodig zijn? Kunt u dit uitsplitsen per bouwtraject?
In Caribisch Nederland gelden in beginsel dezelfde toetsingskaders voor het realiseren van infrastructurele projecten als in Europees Nederland. Zie het antwoord op vraag 4. Daarnaast gelden er internationale verplichtingen op grond van verdragen en heb ik samen met mijn collega’s van LNV en BZK in 2020 een Natuur-, en Milieubeleidsplan (NMBP) vastgesteld (kst-33576-190). Het NMBP stelt, bijvoorbeeld ten aanzien van kustbebouwing, doelstellingen vast ter bescherming van het koraal. In dit opzicht zijn de regels anders dan in Europees Nederland.
Kunt u bevestigen dat de vergunningen voor beide bouwtrajecten voldoen aan de nodige voorwaarden, aangezien de Raad voor Rechtshandhaving3 stelt dat vergunningen niet altijd voldoen aan de nodige voorwaarden en dat het lastig is of zelfs onmogelijk om handhavend op te treden?
In de beleidsreactie op de aanbevelingen van het rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving (Kamerstuk 2924548) wordt een aantal concrete maatregelen genoemd naar aanleiding van het rapport. In september 2020 is overleg gevoerd met het bestuur van Bonaire en zijn afspraken gemaakt over aanvullende ondersteuning met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving. De reeds bestaande prioriteit met betrekking tot het moderniseren van milieuregels wordt concreet vormgegeven met de beoogde inwerkingtreding in 2022 van het Inrichtingen en activiteitenbesluit BES (IAB). De directies Ruimtelijke Ontwikkeling en Toezicht en Handhaving van het OLB worden momenteel ondersteund bij het verbeteren van benodigde interne processen vooruitlopend op de invoering van het IAB.
Opgemerkt wordt dat het Rijk verantwoordelijk is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving als het gaat om milieu-, en maritieme thema’s bij de realisatie van grote brandstofopslagen in Caribisch Nederland op grond van het Besluit grote inrichtingen Milieubeheer en de Wet Maritiem Bes.
Wordt in het onderzoek naar de wenselijkheid van een nieuwe haven ook het feit betrokken dat de handhaving van natuur- en milieuwet- en regelgeving niet op orde is op Bonaire? Zo ja, hoe wordt dit betrokken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
Hoe wordt de financiering van de haven geregeld? Bent u van mening dat een investering van bepaalde partijen, bijvoorbeeld cruiserederijen, onwenselijk is? Waarom en van welke partijen zou u financieringen onwenselijk vinden? Zo niet, waarom niet?
In het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire is opgenomen dat de kosten van de onderzoeken voor 60% voor rekening komen van het Ministerie van I&W en 40% voor het OLB. De kosten van een eventuele nieuw te bouwen haven vallen buiten de scope van het convenant. Er zijn hierover dan ook geen afspraken gemaakt.
De Stuurgroep Zeehavens Bonaire is daarnaast onder andere opgezet om onafhankelijke besluitvorming te waarborgen en om vanuit meerdere partijen advies, sturing en regie op proces en uitkomst te kunnen faciliteren. Bovendien zal aan eventuele financiële bijdragen van het Ministerie van I&W standaard als voorwaarde worden verbonden dat bij de financiering geen partijen betrokken worden die een direct of indirect belang bij het gebruik van de haven hebben en dat voor het finale financieringsvoorstel de instemming van de Minister vereist is. Ook zal de aanbesteding van een eventueel project volgens de geldende aanbestedingsregels moeten worden uitgevoerd.
Hoe voorkomt u dat partijen door middel van financiering ongewenste invloed op het havenbeleid kopen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt garanderen dat de personen die sturend/leidend zijn bij de te maken keuzes voor al dan niet een nieuwe vrachthaven géén persoonlijk gewin hebben bij deze keuzes? Zo ja, heeft u dit onderzocht? Zo nee, vindt u dit een acceptabele situatie?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u van mening dat het havenbedrijf tot de vitale infrastructuur behoort? Waarom vindt u privatisering wenselijk, terwijl Bonaire voor de vracht volledig afhankelijk is van het havenbedrijf dat door privatisering in handen van derden komt? Hoe voorkomt u monopolievorming?
Ik ben van mening dat het havenbedrijf van vitaal belang is voor Bonaire. Privatisering van het havenbedrijf acht ik mede daarom niet wenselijk.
Het veiligheidsbeleid van de BES-zeehavens is geënt op het Rotterdamse havenmeester model waarbij de verantwoordelijkheden voor vlot en veilig scheepvaartverkeer bij de havenmeester zijn ondergebracht. Dit betekent dat de BES-havenbeheerders de veiligheid borgen en inzetten op het aantrekken van scheepvaartverkeer. Verzelfstandiging van het havenbeheer kan hierin een belangrijke rol spelen en IenW stimuleert de BES-eilanden dan ook de mogelijkheden hiertoe nader uit te werken. Privatisering is niet aan de orde bij eventuele verzelfstandiging, aangezien de aandelen van het havenbedrijf bij eventuele verzelfstandiging in handen blijven van de (lokale) overheid.
Kunt u garanderen dat een nieuwe haven producten goedkoper zal maken? Waarop baseert u dat?
Een mogelijk effect van een nieuwe haven zou goedkopere producten kunnen zijn, dit dient het OLB echter nog nader te laten onderzoeken in onder meer een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Een toekomstbestendige haven is ook van groot belang voor de leveringszekerheid van producten. De voordelen hiervan zijn veel breder dan alleen het effect op prijsvorming. Het gaat om de zelfredzaamheid van het eiland: kunnen garanderen dat essentiële producten te allen tijde aanwezig zijn of snel geleverd kunnen worden.
De huidige haven ligt in het centrum van Kralendijk en kampt met een gebrek aan voldoende haventerrein. Dit veroorzaakt onder meer logistieke problemen, verkeersoverlast en vertraging. Dit is een groeiend probleem, vanwege de snel groeiende populatie op het eiland. Er zijn ook geen uitbreidingsmogelijkheden op deze locatie. De beoogde nieuwe haven(locatie) betreft een kleinschalige multi purpose haven voor de aanvoer van voor het eiland benodigde goederen en levensmiddelen. Met de aanleg van een nieuwe haven wordt het groeiende logistieke probleem bij de haven in Kralendijk ondervangen. Bovendien kan met een nieuwe haven het vrachtverkeer worden gescheiden van het cruiseverkeer, wat veiligere en vlottere scheepsafwikkeling bewerkstelligt. Een eventueel nieuwe haven biedt derhalve mogelijk meerdere voordelen.
Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Klopt het dat een nieuwe vrachthaven nauwelijks prijsvoordeel voor de consumenten op Bonaire gaat bewerkstelligen (Ecorys rapport. d.d. 13-7-2017)? Zo ja, kan dit geld dan niet beter aan meer urgente problemen op Bonaire besteed worden, zoals duurzame energie? Zo nee, klopt dit rapport dan niet?4
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het dat aan de grondslag van de wens om een nieuwe haven te bouwen het faciliteren van extra cruisetoerisme staat? Kunt u de stukken overleggen?
De aanvaardbaarheid van nieuwe infrastructuur dient het Bestuurscollege van Bonaire in onder andere een MER procedure te beoordelen. In een MER zullen meerdere aspecten worden getoetst aan de wet- en regelgeving zoals die op Bonaire van toepassing is, waaronder de bescherming van het natuur. Verder dienen uiteraard ook de andere belangen, waaronder ecotoerisme, te worden onderzocht en meegewogen. Het Bestuurscollege heeft een visie vastgesteld betreffende de cruisevaart naar Bonaire. Daarin is vastgesteld dat de cruisevaart van groot belang is voor de econome van het eiland, maar dat de groei beperkt moet worden en dat men zich wil richten op het hogere segment van de cruisemarkt. Zoals uiteengezet in antwoord op uw vragen 12 en 13, biedt een eventueel nieuwe haven mogelijk meerdere voordelen. Eén van de mogelijke voordelen is de scheiding van vrachtverkeer en cruiseverkeer, wat mogelijk efficiënter en veiliger scheepsverkeer oplevert ongeacht de hoeveelheid cruisetoeristen.
Het is aan het Bestuurscollege van Bonaire om hierin een afweging te maken.
Klopt het dat zowel Bonaire als het kabinet ernaar streven om het aantal cruisetoeristen in te dammen en dat dit beleid schijnbaar tegenstrijdig is aan de grondslag om een nieuwe haven te bouwen? Zo nee, hoe verklaart u het dat de gouverneur van Bonaire dit wél in Trouw verkondigde?5 Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat een nieuwe haven niet gaat leiden tot meer cruisetoeristen?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van mening dat het predicaat «Bonaire blue destination» misleidend is met de plannen voor de olie-inlaat pier in een beschermd natuurgebied bij Karpata, de mogelijke koraalvernietiging bij de vrachthaven bij Hato, de dreiging van nog meer cruiseschepen en bijvoorbeeld het niet of amper beperken van sedimentinstroming in zee? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Kunt u bevestigen dat ecotoerisme op Bonaire niet samengaat met een sterke toeristische groei, omdat meer toerisme meestal hand in hand gaat met meer vervuiling en minder ruimte voor natuur? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de negatieve impact van toerisme te onderzoeken vóórdat u plannen voor een nieuwe haven doorgang laat vinden?
Zie antwoord vraag 14.
Klopt het dat veruit het meeste afval op Bonaire nog steeds wordt gestort? Kan de afvalverwerking op Bonaire nog meer goederen aan? Hoe past een nieuwe vrachthaven, die een grotere toestroom van goederen naar het eiland mogelijk gaat maken, binnen het streven van het kabinet naar een circulaire economie op Bonaire?
Ja, dat klopt, het grootste deel van het totale afval op Bonaire wordt gestort. Het afvalbeheer op Bonaire heeft daarnaast te maken met een snelgroeiend aantal inwoners, bedrijven en bezoekers. Er wordt veel gebouwd, wat gevolgen heeft voor de stroom bouwafval, maar ook voor de volumes tuinafval die bij het bouwrijp maken van terreinen en onderhoud van tuinen vrijkomt. Met de groei nemen ook andere stromen afval toe. Er wordt al veel gescheiden ingezameld, ontvangen, tijdelijk opgeslagen en afgezet. Recent is een nieuw afvalscheidingscentrum mede met geld van IW tot stand gekomen, mede om een einde te maken aan illegale stort van afval.
De reststroom wordt op de enige landfill van het eiland, Afvalcentrum Lagun, gestort. De capaciteit van de landfill nadert echter haar grenzen. Binnen het lokale programma ¨Afvalbeheer op Maat » zullen voor 2023 fundamentele keuzes worden gemaakt hoe om te gaan met restafvalvolumes die na scheiding overblijven. Naast storten of verbranden wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de restafvalvolumes af te voeren van Bonaire naar verwerkers buiten BonaireEen nieuwe vrachthaven past mogelijk in een scenario waarin restafval via een goederenhaven wordt verscheept.
Klopt het dat de overheid van plan is een tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie in het Koning Willem Alexander Natuurreservaat te maken? Zo ja, hoe lang zou de pier moeten functioneren?
Er wordt geen tijdelijke pier voor stookolie aangelegd op Bonaire, maar gebruik gemaakt voor de noodvoorziening van de bestaande pier bij de luchthaven van Bonaire. Er wordt evenwel verkend op welke locatie een permanente pier voor stookolie moet worden gebouwd nabij de elektriciteitscentrale. Dit is noodzakelijk voor de brandstoftoevoer naar de te bouwen opslagfaciliteiten bij Karpata, door de nog op te richten beleidsdeelneming «Bonaire Brandstof Terminals». Hiertoe dienen eerst alle benodigde milieu- en omgevingsonderzoeken te hebben plaatsgevonden voordat een definitieve keuze voor een locatie van een dergelijke pier gemaakt kan worden en deze vervolgens gebouwd kan worden.
Zoals in de kabinetsbrief «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V» (Kamerstuk 35 632, nr. 1) van 9 november 2020 aangegeven, wordt vanwege de ontoereikendheid van de huidige opslagvoorzieningen de brandstoflevering voor de elektriciteitscentrale op dit moment via dieselleveringen in de vorm van een noodmaatregel geborgd. Bonaire is momenteel afhankelijk van de aanvoer van brandstof via de locatie Hato. Dit geldt als noodoplossing vanwege de uitval van Bopec, waarbij voorheen stookolie werd aangevoerd en opgeslagen ten behoeve van de elektriciteitscentrale. Brandstof wordt momenteel vanuit Curaçao aangevoerd en bij Terminal Hato opgeslagen. Het opslagvolume is hier niet toereikend, waardoor frequent heen en weer gevaren moet worden vanuit Curaçao. Eenmaal opgeslagen bij Hato wordt de brandstof vervolgens per tankauto drie of vier keer per dag door de bebouwde kom van Kralendijk van zuid naar noord Bonaire verreden.
Gezien de onwenselijke situatie bij Hato wordt een alternatieve noodoplossing voorbereid waarbij gebruik gemaakt zal worden van de bestaande pier bij de luchthaven van Bonaire. Deze pier wordt beperkt aangepast zodat naast het bestaande transport van kerosine ook stookolie aangevoerd kan worden. De stookolie moet in tankauto’s worden verladen en daarom wordt op het terrein van de luchthaven een nieuwe verlaadplaats gerealiseerd.
Deze situatie met noodoplossingen is op de lange termijn onwenselijk vanuit veiligheidsoverwegingen. Daarom wordt een structurele oplossing voorgesteld. Die zal onder andere bestaan uit de bouw van genoemde nieuwe faciliteiten in de nabijheid van de energiecentrale bij Karpata ten behoeve van de elektriciteits- en drinkwatervoorziening en op de luchthaven voor de commerciële brandstoffen. Dit zal gebeuren onder verantwoordelijkheid van de nog op te richten beleidsdeelneming «Bonaire Brandstof Terminals».
In de beoogde eindsituatie zal de functie van Bopec zijn vervangen door de bouw van een kleine pier, een pijpleiding en opslagtank ten behoeve van elektriciteitsvoorziening voor de energiecentrale. De locatie van Hato zal voor opslag van brandstof in overleg met Curoil worden opgeheven en de functies zullen worden verplaatst naar het zuidelijk deel van de luchthaven. De bestaande opslag van kerosine op de luchthaven zal ook worden verplaatst naar het zuidelijk deel van het luchthaventerrein.
Het kabinet wil benadrukken dat het aanleggen van een nieuwe permanente pier bij Karpata en de verplaatsing van functies naar luchthaven zuid geen rem op de verduurzamingsontwikkelingen vormt. Feit is echter dat de bestaande brandstofinfrastructuur van Bonaire vervangen dient te worden. De tijdelijk verleende milieuvergunningen voor de opslag bij Hato en die bij de luchthaven verlopen dit jaar. Een verlenging wordt zoals in eerdere Kamerbrieven aangegeven enkel verleend als zicht is op een structurele oplossing, waarvan de eerste stap bestaat uit de oprichting van Bonaire Brandstof Terminals. Zonder deze vergunningen bestaat het ernstig risico dat de brandstoftoevoer wordt stilgelegd.
In dat scenario bestaat er een groot risico dat de elektriciteit langdurig uitvalt, de drinkwaterproductie langdurig stil komt te liggen en er geen wegverkeer meer mogelijk is. Dit met alle gevolgen van maatschappelijke ontwrichting van dien.
De noodoplossing bij Hato zal worden beëindigd zodra de faciliteit bij de luchthaven (verlaadplaats en beperkte aanpassingen bestaande pier) bij de luchthaven gereed zijn.
Is er onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van een tijdelijke pier? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, waarop baseert u de wenselijkheid op?
Er is geen sprake van een tijdelijke pier. Zie mijn antwoord op vraag 19.
Onderschrijft u dat het aanleggen van een tijdelijke pier in een gebied waar het koraal vernietigd wordt, waarna het de komende 100 jaar niet terugkomt, niet wenselijk is? Zo ja, ben u bereid om te voorkomen dat deze pier er komt? Zo nee, wat is de reden om de pier toch te bouwen?
Er is geen sprake van de aanleg van een tijdelijke pier. Er zal worden onderzocht of er een permanente pier moet komen bij de elektriciteitscentrale. Dit is onderdeel van de te bouwen opslagfaciliteiten door de nog op te richten beleidsdeelneming. Zoals in mijn antwoord op vraag 19 beschreven zou specifiek een mogelijk te bouwen pier in het gebied bij de elektriciteitscentrale het dagelijks transport van brandstoffen met tankauto’s kunnen stoppen.
Beaamt u dat het aanleggen van een tijdelijke pier voor stookolie, een fossiele brandstof, niet past bij het behalen van de klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen van de Nederlandse overheid?
Er is voor de uitvoering van de noodvoorziening geen nieuwe pier aangelegd. De bestaande kerosine pier bij de luchthaven wordt beperkt aangepast. Deze aanpassing is volgens de bestaande procedures uitgevoerd en past hiermee binnen de strategische doelen (kustbebouwing) van het NMBP. Het kabinet wil benadrukken dat het aanleggen van een nieuwe permanente pier bij Karpata en de verplaatsing van functies naar luchthaven zuid geen rem op verduurzamingsontwikkelingen vormt.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de bouw van een tijdelijke laad- en losfaciliteit voor olie en het vergeven van vergunningen?
Zie mijn antwoord op vraag 19 over de tijdelijke oplossing. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een bestaande pier bij de luchthaven. De faciliteit is nog in aanbouw en zal naar verwachting in het voorjaar in gebruik genomen worden. Het is daarbij van belang dat alle benodigde vergunningen zijn verstrekt voordat deze in gebruik genomen kan worden. Op dit moment wordt met het Openbaar Lichaam Bonaire onderzocht of er nog een aanvraag moet worden ingediend voor een vergunning voor een mogelijk nog te bouwen opvangput bij de laad- en losfaciliteit om de voldoen aan eisen aan de ruimtelijke ordening. Zodra en laad- en losfaciliteit en bestaande pier bij de luchthaven uiteindelijk klaar zijn voor ingebruikname, dient er nog een vergunningsaanvraag ten behoeve van ingebruikname te worden ingediend bij het agentschap Rijkswaterstaat.
Kunt u aangeven of er al begonnen is met de bouw van de pier of wanneer er begonnen zal worden?
Er is niet begonnen met de bouw van een pier. Na de oprichting van de beleidsdeelneming zal onderzoek worden gedaan naar een mogelijk te bouwen pier. Zie antwoord bij vraag 19.
Klopt het dat Bonaire al maanden gebruik maakt van een tijdelijke oplossing met betrekking tot de aanvoer van olie? Zo ja, klopt het dan ook dat er momenteel geen noodsituatie is die oproept tot versneld vergeven van vergunningen en uitrollen van de pier? Zo nee, waarom niet?
Van een versneld uitrollen van vergunningen en nu spoedig te bouwen pier is geen sprake. Wel geldt er een noodsituatie, omdat het transport vanuit Curaçao naar Hato en vervolgens naar de energiecentrale kwetsbaar is en nu tijdelijk bij noodmaatregel onder een tijdelijke vergunning plaatsvindt. Dit is een onwenselijke situatie qua veiligheid. Dit noopt tot snelle oprichting van BBT en bouw van een nieuwe opslagvoorziening met bijbehorende infrastructuur.
Beaamt u dat de huidige (tijdelijke) oplossing tenminste 20 jaar mee kan gaan voor dezelfde kosten als de bouw van een tijdelijke laad- en losfaciliteit? Zo nee, waarom niet en kunt u uw berekening met de Kamer delen?
Op dit moment is de elektriciteitsproductie geborgd met dieselleveringen via de locatie Hato. Voor het kabinet is allereerst beschikbare en betaalbare elektriciteit voor de eindgebruiker op Bonaire van belang en dat dit op een veilige manier geregeld is. Een dergelijke berekening is daarom niet gemaakt. De locatie voor de alternatieve noodmaatregel bij de luchthaven is uit veiligheidsoverwegingen wenselijker dan de locatie bij Hato. Zowel de noodoplossing (opslag en transport vanuit Hato) als een alternatieve oplossing met de tijdelijke laad- en losfaciliteit bij de luchthaven kennen het nadeel dat transport van brandstof meerdere malen per week drie tot vier keer per dag middels tankauto door de bebouwde kom van Kralendijk en Rincon van zuid naar noord Bonaire moet plaatsvinden. Dit is voor een periode van 20 jaar onaanvaardbaar, echter op korte termijn noodzakelijk. Er gaan kosten gemoeid met de Bonaire Brandstof Terminal, de huidige situatie kan echter door veiligheidsoverwegingen niet voortduren. Daarnaast klopt het dat de alternatieve noodmaatregel met ingebruikname van de bestaande pier gebruik maakt van een goedkopere brandstof voor elektriciteitsproductie. Dit beoogt ook de kosten van elektriciteit voor de eindgebruiker op Bonaire te beperken. Energiekosten op Bonaire zijn namelijk relatief hoog in vergelijking met Europees Nederland. Daarbij kan dan ook het aantal vaarbewegingen tussen Curaçao en Bonaire worden beperkt omdat met de alternatieve noodmaatregelen gebruikt gemaakt wordt van drijvende opslag voor de pier bij de luchthaven.
Klopt het dat er momenteel gebruik wordt gemaakt van een duurdere brandstof met hoger rendement? Is het (mogelijk versneld) uitrollen van de pier gerelateerd aan het feit dat de huidige brandstof meer kost? Zo nee, waarom niet?
Ja, er wordt op dit moment gebruik gemaakt van een duurdere brandstof (diesel). Met ingebruikname van de bestaande pier bij de luchthaven kan gebruik gemaakt worden van een goedkopere brandstof (zware stookolie). Dit is niet de reden van het oprichten van de Bonaire Brandstof Terminal. Het behoud van de huidige noodvoorziening is uit veiligheidsoverwegingen onwenselijk. De vergunning ervoor zal niet verlengd worden als er geen zicht is op een structurele oplossing. Die structurele oplossing is het oprichten van de terminal.
Maakt de bouw van de pier onderdeel uit van de vitale infrastructuur die volgens het kabinet in handen moet komen van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V., die het kabinet wil oprichten? Zo ja, kunt u bevestigen dat de bouw van de pier nog niet kan beginnen, aangezien de Tweede Kamer zich erover heeft uitgesproken dat zij nog niet voldoende is geïnformeerd over de voorgenomen oprichting van de 100% beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V.?
Nee, de aanpassingen van de tijdelijke faciliteit bij de luchthaven maken geen deel uit van de activiteiten van de beleidsdeelneming. Allereerst dienen de benodigde milieu- en omgevingsonderzoeken te hebben plaatsgevonden voordat een definitieve keuze voor een locatie van een nieuwe pier gemaakt kan worden en deze vervolgens gebouwd kan worden.
Met de brief van 9 november 2020 «Oprichting Bonaire Brandstof Terminals B.V.» (Kamerstuk 35 632, nr. 1) is de voorhangprocedure als bedoeld in de Comptabiliteitswet 2016 aangevangen en is uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. («BBT»). Deze voorhangprocedure is op 11 februari 2021 geëindigd. Op uw verzoek is de oprichting van BBT niettemin aangehouden tot en met de procedurevergadering van de commissie van EZK op 13 april a.s. In afwachting daarvan heeft de Minister van EZK uw Kamer verzocht om eventuele extra of onbeantwoorde vragen per ommegaande te ontvangen om ze voor deze datum te kunnen beantwoorden. Er zijn geen vragen ontvangen. De urgentie van oprichting en de gevolgen van het uitblijven van oprichting van BBT voor o.a. de veiligheid van de bewoners van Bonaire zijn beschreven in de brieven aan uw Kamer van 28 januari jl. (Kamerstuk 35 632, nr. 1), 22 maart jl (Kamerstuk 35 632, nr. 3) en 1 april jl. en is ook in het antwoord op vraag 19 nogmaals uiteengezet. Niet alleen wordt gestreefd om de situatie met de noodoplossingen zo kort als mogelijk te laten voortduren; de oprichting van BBT is essentieel om de tijdelijke vergunningen voor de huidige opslagen te laten verlengen omdat voor een verlenging concreet zicht moet zijn op een structurele oplossing van de brandstofproblematiek. Als niet wordt opgericht dan is er geen grond om de vergunningen te verlengen en ontstaat een ernstige situatie met ingang van medio juni omdat voor de ILT een beginselplicht tot handhaving geldt. Het risico bestaat dat de leveringszekerheid van brandstof in gevaar komt met alle gevolgen van maatschappelijke ontwrichting van dien.
Kunt u bevestigen dat de laatste dagen van Bopec geteld zijn6? Wat is de kans dat Bopec failliet gaat? Kunt u op de dag dat u de beantwoording van de vragen aangaande de brandstof opslagterminal naar de Kamer stuurt, het antwoord op deze vraag updaten?
Bopec is op 18 maart 2021 door de rechtbank failliet verklaard.
Wordt bij een faillissement van Bopec de pachtovereenkomst van het perceel beëindigd? Zo nee, waarom niet?
De erfpacht overeenkomst tussen Bopec en het OLB loopt tot en met 2034. De voortzetting van de erfpachtovereenkomsten tussen de curator van Bopec en het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) in de huidige vorm is een aangelegenheid van het OLB en de curator. Hierover zijn voor zover bekend nog geen besluiten genomen.
Kunt u bevestigen dat de veiligheids- en milieurisico’s van de op- en overslagfaciliteiten van Bopec zo groot zijn dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft moeten ingrijpen om onder andere lekkage van de tanks te voorkomen?
De milieu en veiligheidsrisico’s zijn door optreden van de ILT/RWS momenteel onder controle. ILT/RWS hebben meermaals maatregelen genomen om overtredingen van de milieuvergunning te voorkomen dan wel te beëindigen.
Waarom mag Bopec blijven voortbestaan op Bonaire, terwijl de faciliteiten ver beneden de geldende standaarden zijn?
Bopec als rechtspersoon bestaat nog, maar het bedrijf heeft sinds kort geen commerciële activiteiten meer en is op 18 maart 2021 failliet verklaard. In juridische zin is er nog steeds sprake van een inrichting die olieproducten opslaat. Deze opslag is een activiteit die aan de eisen van de milieuvergunning dient te voldoen. Inmiddels is op last van de ILT alle nog op de locatie aanwezige olie verpompt naar twee in opdracht van de ILT gerepareerde en gekeurde opslagtanks op het terrein. De terminal wordt onder verantwoordelijkheid van de curator op dit moment beheerd door een beperkte, maar adequate bezetting.
Kunt u garanderen dat de bodem op het Bopec-terrein niet gesaneerd hoeft te worden? Zo nee, wie draait er voor deze mogelijke kosten op bij een faillissement van Bopec? Zo ja, heeft u hier onderzoeksrapporten van en kunt u deze met de Kamer delen?
Bopec is inmiddels failliet. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel van het bedrijf. Het OLB heeft de voorkeur uitgesproken voor een doorstart van de terminal. Omdat het antwoord op de vraag of saneringskosten aan de orde komen nauw verbonden is met de mogelijke toekomstige bestemming van het terrein kan deze vraag op dit moment nog niet worden beantwoord.
Klopt het dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire nog steeds niet af is? Hoe wordt het afvalwater van Bonairiaanse huishoudens verwerkt? Klopt het dat het oppervlaktewater/regenwater nog structureel en veelvuldig de zee instroomt, dat het sediment meeneemt de zee in en dat dit zeer schadelijk is voor het koraal? Zo nee, waar baseert u dat op? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Zijn deze problemen opgelost als de rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire klaar is? Wanneer verwacht u dat deze klaar is? Hoe zou u dit proces kunnen versnellen gezien de urgentie voor Bonairianen en het koraal? Bent u bereid versnellende maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet?
Is het correct dat in de plannen voor de komende twee jaar, er maar twee straten van afwatering voorzien worden en dat het tien jaar gaat duren voor dat dit overal gedaan is? Zo ja, beaamt u dat afwatering een hogere prioriteit zou moeten hebben dan het faciliteren van cruisetoerisme met een nieuwe vrachthaven? Zo nee, waarom niet?
Beaamt u dat Nederland miljoenen uittrekt voor het beschermen van koraal, maar dat dit dweilen met de kraan open is, wanneer afwateringsproblemen en rioolwaterzuivering niet worden aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens dat dit soort zeer fundamentele problematiek zoals het niet hebben van een gedegen riolering of gebrekkige afvalverwerking de hoogste prioriteit moeten hebben, aangezien Bonaire dezelfde standaarden mag verwachten als Europees-Nederland? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen?
Onderschrijft u de conclusie uit het rapport van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uit 2017 «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland» dat Ocean Thermal Energy Conversion (OTEC) kan bijdragen aan volledige verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire? Bent u bereid om de haalbaarheidsstudie naar OTEC, die al in 2017 aan de Kamer was aangekondigd, alsnog uit te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
In het antwoord op Kamervragen (kenmerk 2018Z02937) is op 12 juni 2018 geschreven dat er geen draagvlak bij het openbaar lichaam Bonaire voor OTEC op Bonaire bleek te zijn. Hierdoor is de in het rapport «Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland» aangekondigde haalbaarheidsstudie niet uitgevoerd. Twee bedrijven die deze innovatieve technologie ontwikkelden hebben inmiddels hun activiteiten op het gebied van OTEC gestaakt. Bestuur en energiebedrijven op Bonaire geven de voorkeur aan verdere verduurzaming door middel van zon en wind.
Bent u bereid om bescherming van het koraal de hoogste prioriteit te geven, ook gezien de boodschap van Minister-President Rutte tijdens de Biodiversity Summit van vorig jaar, waarin hij stelt dat Nederland investeert in de bescherming van het koraal?7
Ik ben samen met mijn collega bewindspersonen van LNV en BZK bereid geweest om de bescherming van het koraal prioriteit te geven en heb hiertoe het Natuur-, en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 vastgesteld. Dit plan benoemt een aantal strategische doelen die gehaald moeten worden. Deze doelen worden momenteel uitgewerkt in lokale uitvoeringsagenda’s.
Het bericht 'Verzet tegen plan Bonaire voor containerhaven' |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verzet tegen plan Bonaire voor containerhaven»?1
Ja, ik ben op de hoogte van het bericht.
Wat is uw reactie op het bericht?
Het besluit of er daadwerkelijk, en zo ja waar, een nieuwe vrachthaven(locatie) dient te komen is aan het Bestuurscollege van Bonaire.
Gezien de mogelijke voordelen – zoals veiligere en vlottere scheepsafwikkeling en veilige verkeersafwikkeling van het verkeer van vrachtauto’s en passagiers van cruiseschepen- van een nieuwe vrachthavenlocatie is in het Samenwerkingsconvenant Zeehavens Bonaire2 afgesproken nader onderzoek te verrichten naar de haalbaarheid van een nieuwe vrachthaven(locatie). Het betreft het verplaatsen van alle vracht voor Bonaire van de huidige locatie in het centrum van Kralendijk naar elders. Op basis van voornoemd convenant assisteert mijn ministerie het Bestuurscollege van Bonaire om met zo volledig mogelijke informatie en middels de geëigende procedures tot een weloverwogen besluit te komen. Hierbij zal bijvoorbeeld ook worden gekeken of een nieuwe vrachthavenlocatie duurzamer kan worden ingericht dan de huidige havenlocatie.
Op basis van een verkenningsonderzoek heeft het Bestuurscollege van Bonaire in 2017 besloten dat vooralsnog het her te ontwikkelen industrieterrein nabij Hato de voorkeur geniet mede omdat de bestemming van dit gebied bedrijfsterrein is en er nu onder andere een tankterminal voor brandstoffen en een steiger voor het lossen van tankschepen is gevestigd, maar dat nader onderzoek nodig is.
In maart 2020 heeft Uw Kamer het Natuur en milieubeleidsplan Caribisch Nederland vastgesteld met daarin een aantal strategische doelen waaronder het realiseren van een duurzame kustontwikkeling. De bescherming van de koraalriffen in Caribisch Nederland is van groot belang en vergt een integrale aanpak van belangrijke drukfactoren zoals het lozen van afvalwater, beheersen van erosie en effectieve afvalbeheerprogramma’s.
De aanvaardbaarheid van nieuwe zeehaveninfrastructuur dient het Bestuurscollege van Bonaire te zijner tijd in een MER procedure te beoordelen. Dit was ten tijde van het tekenen van het convenant ook goed in beeld, zoals onder meer blijkt uit artikel 20, lid 10.
Uiteraard zal in dit kader met de beheerder van het onderwaterpark Stinapa (Stichting Nationale Parken) contact worden gelegd, en met andere milieuorganisaties en belangengroepen, waaronder Conserve Bonaire.
Momenteel is er geen opdracht voor de uitvoering van een planstudie. Wel vindt er een technische houtskoolschets plaats van een nieuwe haven om tot een idee van een raming van de gemoeide kosten te kunnen komen.
Deelt u de zorgen die er zijn over de schade van een containerhaven op de locatie zoals in het huidige plan voorzien? Zo ja, had u deze zorgen ook ten tijde van het tekenen van het convenant? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact opgenomen met Conserver Bonaire over hun zorgen over de milieuschade van het plan om bij Hato een containerhaven te bouwen? Zo ja, wat is het resultaat van dit contact? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het ongewenst is om een containerhaven te bouwen in een gebied met een ongerept rif en in een beschermd marienpark terwijl er een goede alternatieve locatie beschikbaar is? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen tegen het huidige plan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is inmiddels een opdracht voor de uitvoering van een planstudie gestart? Zo ja, hoe luidt deze?
Zie antwoord vraag 2.
Het terugtrekken van Nederlandse banken uit de BES-eilanden |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de ABN AMRO voornemens is om bestaande rekeningen van particulieren en bedrijven op de BES-eilanden stop te zetten?
Ja.
Kan u aangeven wat dit betekent voor de beschikbaarheid van bancaire diensten van Nederlandse banken voor de inwoners van de BES-eilanden?
Samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties monitor ik doorlopend het aanbod van bancaire diensten in Caribisch Nederland. Ik acht het bestaan van een stabiel minimumaanbod voorwaardelijk voor economische ontwikkeling van Caribisch Nederland en de zelfontplooiing van de inwoners van de eilanden. Het in de vraag genoemde bericht gaat over het voornemen van ABN AMRO om eurorekeningen gehouden in Nederland van particulieren en bedrijven op Bonaire, Sint Eustatius en Saba stop te zetten of niet te openen omdat zij niet (langer) woonachtig zijn in Europees Nederland. In Caribisch Nederland (ook wel: BES-eilanden en officieel: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is de dollar het officiële betaalmiddel. Het aan kunnen blijven houden van een euro-betaalrekening helpt om transacties in Europees Nederland eenvoudiger te laten verrichten. Het sluiten van deze betaalrekeningen bemoeilijkt de toegang tot bancaire dienstverlening met Europees Nederland. De inwoners zijn hierdoor afhankelijk van de dienstverlening van lokale banken die voor overboekingen in euro’s extra provisies per transactie rekenen, vergelijkbaar met de tarieven voor overboekingen buiten het SEPA gebied vanuit Europees Nederland.
In hoeverre vindt u het van belang dat de inwoners van de BES-eilanden toegang tot bancaire dienstverlening van een bank die betaalverkeer met Europees Nederland laagdrempelig maakt, bijvoorbeeld door een rekening in euro’s aan te bieden?
Zie antwoord onder vraag 8.
In hoeverre maken inwoners van de BES-eilanden aanspraak op het recht op een basisbetaalrekening, zoals voorzien in de Wet Financieel Toezicht en de Richtlijn 2014/92/EU van het Europees parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties?
Inwoners van de BES-eilanden, die de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn Burgers van de Europese Unie. In artikel 16, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen is bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle kredietinstellingen of een voldoende aantal kredietinstellingen aan de consumenten betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden zodat de toegang daartoe voor alle consumenten op hun grondgebied gewaarborgd is1. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de andere landen van het Caribische deel van het Koninkrijk, hebben echter de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO). Het derde deel van het VWEU, waarin de beleidsgebieden van de Unie staan beschreven, is niet van toepassing op LGO. De richtlijn betaalrekeningen is gebaseerd op dit derde deel. Inwoners van Caribisch Nederland hebben daarom op grond van de richtlijn geen recht op een basisbetaalrekening.
In hoeverre vallen inwoners van de BES-eilanden onder de definitie van «legaal in de Unie verblijvende consumenten», dat wil zeggen: een natuurlijke persoon die op grond van handelingen van de Unie of nationale wetten het recht heeft in een lidstaat te verblijven?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe interpreteert u, in het licht van de bovenstaande definitie, het recht van de inwoners van de BES-eilanden zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven, voortvloeiend uit het Europees Burgerschap?
Zie antwoord vraag 4.
Welke conclusies trekt u uit het antwoord op de vragen 5 en 6 voor het recht op een basisbetaalrekening voor de inwoners van de BES-eilanden?
Zie antwoord vraag 4.
Kan u aangeven hoe het Ministerie van Financiën in samenwerking met De Nederlandsche Bank in gesprek is getreden met de betaalvereniging Nederland en de vier grote banken en wat de uitkomsten van deze gesprekken waren?
Ik vind het belangrijk dat inwoners van Caribisch Nederland toegang hebben tot een minimumniveau van bancaire dienstverlening, waaronder het doen van transacties met Europees-Nederland. Dat niveau is momenteel aanwezig in Caribisch Nederland.2 Hierbij geldt wel de kanttekening zoals hierboven beschreven bij het antwoord op vraag 2 dat bankieren met Europees Nederland extra kosten met zich mee brengt voor inwoners van Caribisch Nederland als zij zijn aangewezen op de lokale banken.
Vorig jaar ben ik met de betrokken partijen in gesprek getreden om de drempels weg te nemen die het aanbieden van bancaire diensten in Caribisch Nederland door Nederlandse banken in de weg staan. Een van de belemmeringen voor Europees Nederlandse banken om eurorekeningen in Caribisch Nederland aan te bieden kwam voort uit de regelgeving die een specifieke vergunning op grond van de Wet financiële markten BES vereist voor het aanbieden van betaalrekeningen in Caribisch Nederland. Ik bereid daarom een wijziging van het Besluit financiële markten BES voor waardoor Europees Nederlandse banken betaalrekeningen in Caribisch Nederland mogen aanbieden zonder extra vergunning.
Uit de gesprekken met de banken bleek dat banken naast de wettelijke belemmering enkele praktische belemmeringen ervaren om eurobetaalrekeningen aan te bieden. Dit waren onder meer het ontbreken van postcodes en een BSN in Caribisch Nederland en het identificeren van cliënten op afstand. Een eerste inschatting van DNB en de Belastingdienst CN bood voldoende perspectief voor het wegnemen van deze praktische belemmeringen. Ondanks dat kwamen de banken tot de conclusie dat dienstverlening in Caribisch Nederland te kostbaar is of niet binnen het beleid van de bank past. Hierdoor wordt bankieren met Europees Nederland voor inwoners van Caribisch Nederland gecompliceerd. Naar aanleiding hiervan en van het in vraag 1 genoemde signaal hervat ik het gesprek met de banken over de ongewenste gevolgen van deze situatie voor inwoners van Caribisch Nederland. Daarbij zal ik onder meer wijzen op het feit dat de genoemde wettelijke belemmering zal worden weggenomen.
De vergelijking tussen hem en Escobar, Napoleon en Hitler |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw waardering van de vergelijking die parlementariërs van Sint Maarten maken tussen u en de bloedige maffiabaas Pablo Escobar, de dictator Napoleon en de nazileider Adolf Hitler?1
Waarom hebt u met het oog op deze kwalificaties vertrouwen dat het parlement van Sint Maarten bereid is goed met u samen te werken in de miljoenen financiële steun die wij het eiland geven?
Deelt u de zorgen dat deze woorden aan u het begin zullen zijn van wederom een proces van frustreren door politici van alle hulp die Nederland de mensen op het eiland zo graag wil bieden?
De uitzondering voor casino’s in de coronamaatregelen op Sint Maarten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de opvatting dat het risicovol is om vakanties naar Sint Maarten toe te staan?
Sint Maarten is zelf verantwoordelijk voor het nemen van mitigerende maatregelen in het kader van COVID-19. Zo kan het beperkt of niet toelaten van toeristen een maatregel zijn. Er zijn verschillende OMT-Cariben adviezen opgesteld om de landen te ondersteunen in het nemen van maatregelen. Deze adviezen geven aan welke maatregelen van belang zijn om COVID-19 verantwoord te bestrijden. Afgelopen zaterdag is het reisadvies van Sint Maarten aangepast naar geel (let op: er zijn veiligheidsrisico’s), het aantal besmettingen is afgenomen.
Deelt u de opvatting dat Sint Maarten daarom een goed coronabeleid zou moeten voeren?
Ja, ik deel de mening dat het voor Sint Maarten, net als voor ieder ander land, van belang is een goed coronabeleid te voeren. Wat het voeren van een «goed coronabeleid» inhoudt is voor ieder land anders en afhankelijk van verschillende factoren. Het RIVM adviseert wanneer daar om gevraagd wordt via het zogenaamde International Health Regulations (IHR)-netwerk of via het Ministerie van VWS over de te nemen maatregelen. Ook het OMT-Cariben geeft advies. Het is aan Sint Maarten zelf om maatregelen in te voeren.
Wat is in dit verband uw mening over het open houden van casino’s tot twee uur ‘s nachts?1
Zoals ook in het voorgaande antwoord aangegeven, adviseert het RIVM wanneer daar om gevraagd wordt via het IHR-netwerk of het Ministerie van VWS over de te nemen maatregelen en is het aan Sint Maarten zelf om maatregelen in te voeren of te versoepelen. Dat Sint Maarten ervoor kiest om voor casino’s een uitzondering te maken op de sluitingstijden is opmerkelijk. Ook heeft Minister-President Jacobs aangekondigd langzaam de openingstijden voor horecagelegenheden weer te willen verruimen. Het is aan de overheid van Sint Maarten om de volgorde waarin dit gebeurt te bepalen.
Hoe verklaart u deze uitzondering, anders dan door de nauwe banden tussen gokwereld en politiek?
Over vermeende banden tussen de gokwereld en de politiek kan ik geen uitspraken doen. Waar aantoonbaar sprake is van criminele activiteiten is een rol weggelegd voor het Openbaar Ministerie van Sint Maarten. Nederland ondersteunt Sint Maarten door middel van het financieren en het leveren van capaciteit voor het Recherche Samenwerkingsteam (RST), die lokale opsporingsbevoegdheid heeft op het gebied van onder andere grensoverschrijdende criminaliteit, fraude, witwassen en ondermijning.
Deelt u de mening dat in het kader van het toelaten van vakanties naar Sint Maarten deze uitzondering van tafel moet?
Voor het geven van een reisadvies wordt gekeken naar de mate waarin reizigers het risico lopen besmet te worden met COVID-19. Voor de Caribische delen van het Koninkrijk geldt sinds vorige week een nieuw afwegingskader. De criteria gaan over de epidemiologische situatie, zorgcapaciteit, opvolging van maatregelen, en eventuele reisbeperkingen, niet over wel of niet lokaal getroffen specifieke mitigerende maatregelen.
Gesprekken met jongeren in Caribisch Nederland |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het burgerinitiatief «Betrek jongeren», waarin jongeren in Caribisch Nederland ertoe oproepen om jongerenparticipatie bij de vormgeving van «het nieuwe normaal» te versterken?1 Zo ja, wat vindt u van dit initiatief?
Ja, ik ken het burgerinitiatief «Betrek jongeren». Ik ben blij met de betrokkenheid van burgers bij het politieke besluitvormingsproces en de jongeren die zich in dit geval middels dit burgerinitiatief uitspreken.
Deelt u de mening dat het van groot belang is om jongeren inspraak te geven bij de besluiten die hen raken? Zo ja, hoe betrekt u precies op dit moment Caribische jongeren bij de lopende overleggen en wie of welke organisaties zijn precies uw gesprekspartner?
Ik vind het van belang om in gesprek te zijn en blijven met jongeren uit Caribisch Nederland om hun stem te horen. Zelf heb ik tijdens mijn reizen in het gebied diverse keren gesproken met jongeren en jonge professionals. Zo heb ik tijdens mijn reis naar onder meer Bonaire op vrijdag 6 november jongstleden een bezoek gebracht aan het Liseo Bonariano en ben ik in gesprek gegaan met de scholieren. Ook mijn bijeenkomsten op Bonaire met de lokale deelnemers van het Talent Ontwikkel Programma (TOP Bonaire), de toekomst van Bonaire, zijn hier een goed voorbeeld van. Het kabinet neemt tevens initiatief door jongeren bij belangrijke gesprekken over bijvoorbeeld innovatie te betrekken. Zo heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) recent een Koninkrijksdialoog voor MBO, HBO en WO studenten uit het Caribisch gebied georganiseerd over de kansen voor de ABC-eilanden in de toekomstige luchtvaart.
Via de #MijnNieuweWereld online campagne, onderdeel van het UNICEF Caribisch Nederland Kinderrechten Programma 2019 – 2021, zijn jongeren tussen 13 en 18 op elk van de drie eilanden uitgenodigd om breed na te denken over allerlei issues op hun eilanden en wat voor hen de meest prangende zijn. De jongeren hebben per eiland een advies geformuleerd en overhandigd aan de openbare lichamen en de Nederlandse overheid. Voor deze activiteiten heeft UNICEF samengewerkt met lokale jongerenparticipatie experts en onderwijsdeskundigen. De betrokken jongeren werden direct via de middelbare scholen geworven om deel te nemen. Deze activiteiten vinden plaats met betrokkenheid van het kabinet.
Klopt het dat u nog niet gesproken heeft met Caribische jongeren over de huidige covid-19-crisis en de gevolgen daarvan voor jongeren in Caribisch Nederland? Zo ja, waarom niet? Deelt u de mening dat als u jongeren uitnodigt om mee te praten, dit dan ook gefaciliteerd moet worden voor jongeren in Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet?
Op 23 november a.s. heb ik een eerste gesprek gepland met jongeren uit Caribisch Nederland om via een online verbinding te spreken over de thema’s die bij hen leven. Covid-19 is hier een belangrijk gespreksonderwerp. Ik ben actief in gesprek met jongeren in Caribisch Nederland. Voor wat betreft het gesprek van 23 november zal ik de goede ideeën van de jongeren verder onder de aandacht brengen binnen het kabinet.
Welke initiatieven bent u van plan te nemen om de betrokkenheid van Caribische jongeren bij beleid- en besluitvorming inzake de (post-)covid-19-crisis te versterken? Bent u bereid om het gesprek aan te gaan met jongeren in Caribisch Nederland? Zo ja, hoe gaat u dit precies vormgeven?
Zie antwoord vraag 3.