Het voorgenomen besluit om arbeidsmigranten te huisvesten aan de Havendijk in Bergen op Zoom |
|
Bart van Kent |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat vindt u van het voorgenomen besluit om 425 arbeidsmigranten te huisvesten op de Havendijk in Bergen op Zoom en het verzet van omwonenden daartegen?
Ik ben van mening dat het belangrijk is om bij de huisvesting van arbeidsmigranten zorgvuldig te kijken naar de huisvestingsbehoefte en de inpassing in wijken of kernen, en ook om het schaalniveau van huisvesting daarin mee te nemen. Het is nuttig en noodzakelijk dat buurtbewoners, lokale overheden en huisvesters in een vroeg stadium hierover het gesprek met elkaar aan gaan. Bovendien is het belangrijk om wanneer de huisvesting tot stand gekomen is, met elkaar in gesprek te blijven over onder andere de leefbaarheid in de wijk.
Bent u op de hoogte van de zorgen die zijn geuit door inwoners van Bergen op Zoom met betrekking tot de grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten en de mogelijke impact op de leefbaarheid en veiligheid van de betrokken wijken? Wat vindt u van deze zorgen?
Ja, ik ben hiermee bekend. Vanuit mijn departement is contact gezocht met de gemeente. Voor wat betreft de leefbaarheid en veiligheid verwijs ik naar antwoord 1.
Deelt u de mening dat de huisvesting van de 425 arbeidsmigranten pal tegen de percelen van deze inwoners aan onwenselijk is? Zeker als het huidig aantal inwoners lager is dan het voorgenomen aantal arbeidsmigranten?
Ik ben van mening dat de afweging tussen economische belangen door vestiging van bedrijvigheid en het bewaken van de leefbaarheid door de desbetreffende gemeente moet plaatsvinden, en de huisvesting van (toekomstige) werknemers daarin moet worden meegewogen.
Wat vindt u ervan dat er nooit een omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden vóórdat er een principeakkoord en koopcontract is getekend met de projectontwikkelaar?
Volgens informatie van de gemeente Bergen op Zoom zijn zowel door de gemeente als de initiatiefnemer van de huisvestingslocatie initiatieven ondernomen om tot een omgevingsdialoog te komen. Omwonenden zijn door de initiatiefnemer uitgenodigd voor een eerste kennismaking en informatiebijeenkomst op 7 juli 2022. De initiatiefnemer heeft tijdens die bijeenkomst, en ook in latere contacten, omwonenden uitgenodigd deel te nemen aan een klankbordgroep over de verdere uitwerking van de beoogde logieshuisvesting. In die klankbordgroep kon concreet ingegaan worden op eventuele onduidelijkheden, wensen en zorgen. Deze initiatieven tot een omgevingsdialoog vonden volgens informatie van de gemeente plaats voor ondertekening van de koopovereenkomst, die medio 2023 plaatsvond.
Hoe verenigt u de komst van 425 arbeidsmigranten met het tekort aan huisartsenzorg? Wat vindt u er van dat hier nog niks voor geregeld is?1
Ik deel de zorgen met betrekking tot de druk op voorzieningen die arbeidsmigratie kan leggen. Daarom test de VNG op dit moment in opdracht van BZK en in samenwerking met EZK en SZW de effectrapportage bij nieuwe bedrijvigheid (ER), één van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer). Met behulp van dit instrument krijgen gemeenten meer inzicht in de huisvestingsvraag van arbeidsmigranten als er sprake is van nieuwe grootschalige bedrijvigheid. Gemeenten kunnen zo constructief met bedrijven het gesprek voeren over de inzet en huisvesting van arbeidsmigranten en hier heldere afspraken over maken. Inzicht in de huisvestingsvraag van arbeidsmigranten zorgt ervoor dat ook consequenties voor andere bestaande voorzieningen als gevolg van de vestiging van arbeidsmigranten duidelijk worden. Naar de mening van het demissionaire kabinet zou de ER op termijn ook deze vraag inzichtelijk moeten maken. Gemeenten moeten hier rekening mee houden en hun voorzieningen voor onder meer zorg en welzijn op afstemmen. Ook zorgverzekeraars hebben een rol vanwege de zorgplicht voor de arbeidsmigranten die bij hen een zorgverzekering aangaan. Voor de Havendijk in Bergen op Zoom liet de gemeente mij weten dat de huisvester voornemens is huisartsenzorg op locatie te organiseren.
Hoe verenigt u de komst van 425 arbeidsmigranten met het tekort aan politiecapaciteit in de regio?2
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zal de gemeenten alle relevante belangen moeten afwegen die gemoeid zijn bij de verlening van de vergunning, waaronder een goed woon- en leefklimaat en veiligheid. De gemeente Bergen om Zoom liet mij weten dat de huisvester voornemens is te organiseren dat 24 uur per dag een sociaal beheerder op de locatie aanwezig is.
Deelt u de mening dat dit op orde zou moeten zijn voor er waar dan ook huisvesting wordt gerealiseerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt hier dan toch een vergunning voor verleend?
Het is belangrijk dat we als samenleving blijven zoeken naar de juiste balans. Dit geldt voor onze woningmarkt, maar ook voor onze arbeidsmarkt. Het is nodig om met elkaar in gesprek te blijven en passende oplossingen te vinden voor complexe problemen zoals huisvesting en tekorten op de arbeidsmarkt. De effectrapportage is een manier om gemeenten en provincies zo goed mogelijk te ondersteunen om passende keuzes te maken bij nieuwe bedrijvigheid en de huisvesting van arbeidsmigranten. Het is daarom aan hen om na te gaan wat nodig is om de leefbaarheid in de regio te behouden of te bevorderen.
Deelt u de mening dat hierdoor de veiligheid in het gebied in het geding komt vanwege een verlaagde capaciteit in zowel de huisartsenzorg als bij de politie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kan deze huisvesting dan toch gerealiseerd worden?
Uiteraard vind ook ik het ontzettend belangrijk om de leefbaarheid van een gemeente te waarborgen. De druk die op een lokale gemeenschap kan ontstaan, kan door het bieden van voldoende en kwalitatieve voorzieningen worden verdeeld of verlicht. Zoals eerder vermeld helpt de effectrapportage gemeenten en provincies om vroegtijdig inzicht te krijgen in de gevolgen van arbeidsmigratie op het huisvestingsvraagstuk. Op basis van de lokale woonopgave, waarin gekeken wordt naar wat kan en wat nodig is, kunnen gemeenten samen met bedrijven het gesprek voeren over de huisvesting van arbeidsmigranten.
Wilt u de vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Een nieuw azc in Alphen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat bewoners in rep en roer zijn inzake de komst van een nieuw asielzoekerscentrum (azc) in Alphen aan den Rijn?
Ja, ik ben op de hoogte dat een aantal bewoners uit de directe omgeving van de beoogde AZC-locatie zorgen heeft geuit over de komst van het AZC en hierover in gesprek is met de gemeente.
Hoe kan het zo zijn dat er maximaal 400 vluchtelingen, voor een periode van vijf jaar direct naast een al bestaand centrum waar zo’n 200 Poolse arbeidsmigranten en Oekraïense vluchtelingen zitten én een gevangenis met 1.100 gedetineerden komt? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven hoe je het kunt verzinnen om deze mensen allemaal bij elkaar te stoppen?
De gemeente Alphen aan den Rijn is voornemens opvang mogelijk te maken voor maximaal 400 asielzoekers. Ik ben het gemeentebestuur van de gemeente Alphen aan den Rijn daarvoor zeer erkentelijk. De gemeente geeft daarmee invulling aan haar verantwoordelijkheid ten aanzien van het mogelijk maken van opvang voor asielzoekers. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan hoe de asielopvang in Alphen tot stand komt.
Wat zegt het over de huidige staat van de democratie dat bezorgde bewoners, a) nooit voor een grootschalig asielzoekerscentrum hebben gestemd en b) daarover zeer grote zorgen hebben, zorgen die niet gehoord worden, want bewoners stellen dat er geen structureel overleg is geweest met de bewoners en de aangrenzende bedrijven op het bedrijventerrein, ook gezien het feit dat de gevangenis en de bestaande locatie voor arbeidsmigranten van niks weten?
Het Rijk en gemeenten dragen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om opvang te realiseren voor mensen die asiel aanvragen. Het is aan het gemeentebestuur om invulling te geven aan de wijze waarop democratische besluitvorming tot stand komt, om asielopvang mogelijk te maken. Afhankelijk van de situatie hebben de gemeenten verschillende mogelijkheden om hieraan uitvoering te geven. De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft in april 2023 besloten om de realisatie van een AZC-voorziening in de gemeente te onderzoeken en heeft in november 2023 wensen en bedenkingen aan het college kenbaar gemaakt ten aanzien van de concept bestuursovereenkomst met het COA. Het is aan het gemeentebestuur zelf om te bepalen op welke wijze ze haar burgers daarbij betrekt en hoe inbreng van haar burgers wordt verwerkt en betrokken bij definitieve besluitvorming. Het spreekt voor de gemeente Alphen aan den Rijn dat zij haar bewoners, bedrijven, sociale partners en maatschappelijke (vrijwilligers)organisaties al in een vroeg stadium heeft betrokken.
Deelt u de mening dat een burgemeester zou moeten kiezen voor het dienen van de belangen van de eigen inwoners, in dit geval de inwoners van Alphen, voor wie zij burgemeester is? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat bewoners waarschuwen voor ernstige overlast en veiligheidsproblemen? En kunt u duiden waarom voorzieningen zoals onderwijs, openbaar vervoer, winkelen en recreatie nauwelijks voorhanden zijn?
Uiteraard begrijp ik de zorgen van de bewoners. Overlast en veiligheidsproblematiek is altijd onaanvaardbaar. Om het draagvlak voor opvang te behouden, is het van blijvend belang om overlastgevend en crimineel gedrag gericht aan te pakken. In mijn brief van 10 november jl. heb ik toegelicht welke maatregelen ik tref in het kader van de nationale aanpak overlast om overlastgevend gedrag door asielzoekers te voorkomen en aan te pakken.1 Tevens zijn er lokale maatregelen die getroffen kunnen worden door de gemeente. De gemeente kan hierbij geholpen worden door de ketenmariniers en de toolbox te raadplegen. Het is aan de gemeente om te zorgen dat voorzieningen als onderwijs, openbaar vervoer, winkels en recreatie beschikbaar zijn voor alle inwoners van de gemeente.
Wat gaat u doen om een einde te maken aan deze vorm van dwang en drang waar bewoners en andere betrokkenen volledig buitenspel worden gezet? Kunt u in uw antwoord gedetailleerd aangeven wat u gaat doen om de bezorgde bewoners uit Alphen aan den Rijn, die allen slachtoffer zijn van uw asielbeleid, te helpen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het inmiddels met de stelling eens het absorptievermogen van wat Nederland qua asielzoekers aankan allang is bereikt? Zo ja, wanneer komt u met voorstellen zoals een asielstop, het opzeggen van het Vluchtelingenverdrag uit 1951, het uitzetten van veilige landers en asielzoekers die de wet overtreden en het invoeren van grenscontroles? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Nederland is op grond van internationale en Europeesrechtelijke verdragen verplicht om asielzoekers die daar recht op hebben opvang te bieden. Een asielstop is derhalve niet mogelijk. Ik vind het belangrijk dat er meer grip op migratie komt en ik zet mij daar al geruime tijd voor in, zowel binnen als buiten de EU. Op het terrein van de nieuwe Europese asielwetgeving zijn onlangs goede stappen gezet middels de aanname van Raadsposities op o.a. de Screeningsverordening en de Asielprocedureverordening. Als onderdeel van het wetgevende proces vinden deze week de onderhandelingen met het Europees Parlement plaats in de zogenoemde triloog. Daarnaast zet het kabinet in op het ontwikkelen van brede en gelijkwaardige migratiepartnerschappen om terugkeer te bevorderen, migranten te beschermen en irreguliere migratie te beperken.
Dreigende huisuitzettingen van weeskinderen |
|
Caroline van der Plas (BBB), Daniel Koerhuis (VVD), Pieter Grinwis (CU), Lisa Westerveld (GL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de dreigende huisuitzetting van ten minste vijf weeskinderen uit hun sociale huurwoningen, nog voordat de Wet huurbescherming weeskinderen in werking treedt?
Ja.
Deelt u de verontwaardiging van de indieners van de Wet huurbescherming weeskinderen dat deze huisuitzettingen dreigen?
Ik deel dat jongvolwassenen die wees worden in hun kwetsbare situatie beschermd moeten worden en dat niemand in deze situatie op straat mag komen te staan. Ik deel ook dat het wenselijk is dat corporaties nu al in de geest van de wet handelen. Op dit moment hebben we voor de invulling van de huurbescherming van weeskinderen in huurwoningen de in 2021 afgesproken gedragscode. De huurbescherming die voortkomt uit de Wet huurbescherming weeskinderen gaat in na inwerkingtreding, waarbij ik ernaar streef dat dit op 1 januari 2024 zal zijn. De gevallen waarbij jongvolwassenen in de afgelopen maanden wees zijn geworden bevinden zich tussen deze twee regimes in. Dat neemt niet weg dat het van corporaties verwacht mag worden dat zij nu al in de geest van de wet handelen. Ik ben dan ook verheugd dat Aedes haar leden adviseert om dat te doen.
Deelt u de mening dat de betreffende corporaties volledig voorbij gaan aan de geest van de genoemde wet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze dreigende huisuitzetting koste wat het kost voorkomen dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe spant u zich in om dreigende huisuitzetting van deze weeskinderen te voorkomen?
Ik heb nauw contact met Aedes om in de genoemde situaties te zorgen voor een passende oplossing in de geest van de Wet huurbescherming weeskinderen.
Bent u bereid om de betreffende corporaties op indringende wijze duidelijk te maken dat hun handelwijze zeer laakbaar is en dat zij hiermee volledig voorbijgaan aan de bedoelingen van de wetgever?
Zie antwoord vraag 5.
Welke mogelijkheden ziet u om de betreffende corporaties te houden aan de strekking van de Wet huurbescherming weeskinderen?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer treedt de Wet huurbescherming weeskinderen in werking? Is het mogelijk deze onverwijld in werking te laten treden? Welke mogelijkheden ziet u om de inwerkingtreding van de Wet huurbescherming weeskinderen te bespoedigen?
Het wetsvoorstel Huurbescherming jongvolwassen wezen met het voorstel tot bekrachtiging zal ik zo snel mogelijk aan de ministerraad voorleggen. Ik streef naar een inwerkingtreding per 1 januari 2024.
Kunt u, vanwege de dreigende huisuitzettingen, deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Verschillende sloopprojecten |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat huurders in de Osse Vogelwijk onverwachts geconfronteerd worden met sloopplannen van woningcorporatie BrabantWonen en de gemeente Oss terwijl hun woningen niet in verval zijn?1
Vindt u het niet een verkeerde ontwikkeling dat bijna 70 betaalbare woningen (merendeels) grondgebonden en goed bewoonbaar, dreigen te worden vervangen op het zelfde oppervlak door een kleiner aantal woningen terug te bouwen, buiten het huur- en koopbereik van het grootste deel van de bestaande bewoners?2
Wat vindt u van de mening van het comité Vogelwijk moet blijvendat het «vernietigen van onze woningen is het vernietigen van de structuur van onze gemeenschap»?
Is renoveren van deze woningen niet veel duurzamer dan nieuwbouw plegen omdat bij renovatie van goed bewoonbare woningen minder grondstoffen en energie worden verspild?
Vindt u het ook niet met het comité «Vogelwijk moet blijven» dat het tijd wordt om het ongebreideld slopen van panden en woningen met een cultuurhistorische waarden waartoe ook de oude naoorlogse sociale woningbouw als de Osse Vogelwijk behoort, een halt toe te roepen?
Is het niet een vorm van discriminatie van huurders die de pech hebben dat in hun wijk weinig koopwoningen staan, dat in een ander deel van de wijk met vergelijkbare woningen maar waar meer koopwoningen tussen de huurwoningen staan, de huurwoningen wel worden gerenoveerd?3
Vindt u net als de huurders in de Vogelwijk dat een huis meer is dan een stapel stenen, dat het «ons thuis» is?4
Verschillende sloopprojecten |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat huurders in Berghem bij de sloopplannen van hun woningen zich door woningcorporatie Mooiland onder druk gezet voelen?1
Wat vindt u ervan dat woningcorporatie Mooiland een sloop aankondigt zonder eerst met bewoners in gesprek te gaan, waardoor zij geen invloed meer kunnen uitoefenen op een besluit dat voor hen zeer ingrijpend is?
Wat vindt u ervan dat woningcorporatie Mooiland pas naar een alternatief voor sloop kijkt als haar huurders in opstand komen?
Deelt u de mening dat het verbazingwekkend of eigenlijk schokkend is dat woningcorporatie Mooiland in eerste instantie renovatie niet eens als alternatief onderzocht heeft?2
Wat vindt u ervan dat de wethouder in Oss niet wil kijken naar renovatie als alternatief, temeer omdat bewoners zelf aangeven dat een deel van de woningen in goede staat verkeren en het duidelijk is dat renoveren duurzamer is dan sloop en nu na actievoeren de woningcorporatie wel bereid is om renovatie als alternatief te onderzoeken?3 Kunt u daarbij ook aangeven welke rol gemeenten hebben als het gaat om maatregelen zoals sloop die de klimaatcrisis verergeren?
Hoe kijkt u tegen de overwinning van bewoners van de Van Spilbergenstraat en De Cordespad aan die aangevoerd hebben dat de woningen te renoveren zijn en de grond geen motief mag zijn voor de sloop?4
Wat vindt u ervan dat woningbouwcorporaties zoals woningbouwvereniging Hoek van Holland grond als motief voor de sloop gebruiken?
Wat vindt u ervan dat woningbouwvereniging Hoek van Holland pas van het sloopplan voor de Van Spilbergenstraat en De Cordespad afstapte, nadat het deze woningbouwvereniging gelukt was om concrete afspraken te maken met de gemeente over grondposities?
Deelt u de mening dat de overwinning van de bewoners van de Van Spilbergenstraat en De Cordespad laat zien dat het loont om in actie te komen tegen sloopplannen zeker als grond het belangrijkste motief is (deze straten hebben veel grondgebonden woningen met een tuin)?
Wat vindt u ervan dat woningbouwvereniging Hoek van Holland eerst de sloopplannen aankondigt en daarna pas met de gemeente in gesprek gaat over andere mogelijke bouwlocaties?
Waarom wordt ook hier de wooncrisis op zittende sociale huurders afgewenteld?
Wat vindt u de volgende uitspraak; «Je kunt je geld maar één keer uitgeven en sloop/nieuwbouw is op dit moment eigenlijk te duur geworden. Daarbij is het ook duurzaam om langer gebruik te maken van bestaande woningen. Ook de zogenaamde «Korrelbetonwoningen» aan de Prins Hendrikstraat worden daarom niet gesloopt.»? Kunt u daarbij ook ingaan op het citaat dat sloop/nieuwbouw eigenlijk te duur is?
Deelt u de mening dat huurders van de Van Spilbergenstraat en De Cordespad door de woningbouwverenging onnodig twee jaar lang in onzekerheid (met soms grote gevolgen van dien) hebben gezeten als het proces anders was ingericht? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat duizenden huurders die jaarlijks met sloop te maken krijgen deze onzekerheid bespaard blijft? Zo nee, waarom niet?
Is het u bekend dat een gedeelte van de Indische Buurt in Delft (namelijk de huurwoningen van Stedelink (voormalig Vestia) die gelegen zijn tussen de voormalige huurwoningen van Vestia (die inmiddels verkocht zijn) wel gerenoveerd wordt, en een andere gedeelte waarschijnlijk gesloopt wordt terwijl het dezelfde woningen zijn?5 Kunt u aangeven wat de reden van dat verschil is en in hoeverre de reden voor sloop zwaarwegend genoeg is om de onttrekking aan de woningvoorraad te rechtvaardigen?
Wat vindt u van de uitspraak van een bewoner uit die Indische Buurt in Delft; «De bewoners van de huizen die mogelijk gesloopt worden lijken nu dus de rekening te moeten betalen van het achterstallige onderhoud.»?
Kunt u informeren naar mogelijke kapitaalvernietiging als het museum nog geen tien jaar later alweer naar het Citadelhof in Den Bosch verhuist?6
Hoe kan het dat de sociale huurwoningen in het Citadelhofje, die de oudste sociale huurwoningen van Den Bosch zijn, geen beschermde status hebben en komt dit landelijk vaker voor?
Klopt het dat de gemeenteraad niet in stelling is gebracht over de sloop van het Citadelhofje?
Klopt het dat het sloopbesluit over het Citadelhofje vooruit loopt op de besluitvorming in de gemeenteraad?
Klopt het dat de bewoners van het Citadelhofje niet mogen meebeslissen over de toekomst van hun huizen door middel van een stemming, zoals bijvoorbeeld in De Haren (een andere wijk in Den Bosch) wel is gebeurd? Zo ja, vindt u deze ongelijkheid tussen verschillende huurders van de stad acceptabel?
Is er bij het voornemen tot sloop van het Citadelhofje ook gekeken naar andere plekken waar het slopen van minder of hetzelfde aantal woningen dezelfde oppervlakte of wellicht zelfs meer vrijgespeeld wordt voor een museum en een woontoren?
Speelt de grond een motief bij de sloop van het Citadelhofje, want ook hier blijkt dat er sprake is van grondgebonden woningen met een tuin?
Wat vindt u van de volgende uitspraak van bewoner Lia Elzinga: «De broodnodige participatie ontbreekt en de bewoners zijn nu keihard de dupe van eenzijdige besluitvorming door Woonstad. Het is onze Tarwebuurt, dus moeten wij te allen tijde betrokken worden bij de besluitvorming over renovatie of sloop.»?7
Is de cultuurhistorische waarde van de Tarwebuurt voldoende meegenomen in de afweging tussen sloop en renovatie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Wat vindt u ervan dat de woningen in de Sint Vitusstraat in Winschoten vanwege de architectuur- en cultuurhistorische betekenis het predicaat karakteristiek hebben gekregen om zo bescherming tegen verval en sloop te bieden, maar nu alsnog op de nominatie staan om gesloopt te worden?8
Deelt u de mening van de bewoners van de Sint Vitusstraat dat er veel meer belangen en argumenten zijn die voor behoud en renovatie pleiten zoals een sociale structuur, die onvervangbaar en niet te reproduceren is, en argumenten zoals bouwtechnisch, financieel, betaalbaarheid, duurzaamheid en circulariteit?
Deelt u de mening dat bewoners vaak beter weten hoe hun woningen ervoor staan dan woningcorporaties en derhalve een zwaardere stem moeten krijgen bij sloop?
Wat vindt u ervan dat woningcorporatie Acantus grijpt naar de fundering als hét argument om te slopen, terwijl in het rapport van het bouwkundig adviesbureau het volgende te lezen valt: «eigenlijk niets aan de hand», «hooguit sprake van enige hinder, geen gevaar», «weinig aan de hand, niets doen», «de blokken lijken nu stabiel», voor vier van de acht blokken «niets doen» en voor de andere vier blokken «paalfundering» met als alternatief «bodeminjectie». Alleen de huisnummers 80 en 82 kunnen niet verder zonder paalfundering.
Vindt u dat de bewoners van Sint Vintusstraat de dupe mogen worden vanwege een verzakking die buiten hun schuld ontstaan is? Zo ja, waarom? Zo nee, vindt u dan dat de sloop niet gerechtvaardigd is en het juist rechtvaardiger is om de veroorzaker van de verzakking aan te pakken?
Herkent u de (uitoefening van een) sterkere machtspositie van woningcorporatie Acantus ten opzichte van haar huurders en woningcorporaties in algemeenheid ten opzichte van hun huurders?
Deelt u de mening dat bij mogelijke sloopplannen de woningcorporatie samen met de bewoners een opdracht moeten formuleren en samen een (bouwkundig) onderzoek moeten uitbesteden zodat bewoners er zeker van kunnen zijn dat dit onderzoek onafhankelijk uitgevoerd wordt en recht doet aan het (bouwkundig) vraagstuk dat er ligt?
Herkent u dat woningcorporaties (zoals nu het geval lijkt te zijn bij Acantus) bij de afweging tussen sloop en renovatie naar sloop toe redeneren in plaats van renovatie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat renovatie van corporatiewoningen, die vaak economisch beter te verantwoorden is, ook onrendabel mogen zijn mede vanwege het feit dat er bij sloop veel meer op het spel staat en omdat sloop ook andere maatschappelijke kosten met zich meebrengt?
Wat vindt u ervan dat sommige woningcorporaties (zoals Acantus) vooruitlopend op 2050 nu al extreem hoge eisen (label A+++) bij renovatie stellen aan de energetische kwaliteit, terwijl daar echter geen reden toe is en het bij slechte energielabels (E, F, G) gangbaarder is om de eisen op energielabel B te zetten vanwege de veel hogere kosten om van energielabel B naar A+ of A++ of A+++ te gaan?
Herkent u dat huurders zoals uit de Sint Vitusstraat instemmingsrecht (en dus geen adviesrecht) willen hebben als het om sloop gaat, aangezien sloop ingrijpender in de levenssfeer van mensen is dan bij renovatie waar huurders wel instemmingsrecht hebben? Zo ja, gaat u dan ook instemmingsrecht voor huurders regelen die met sloop geconfronteerd worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat bewoners (groepen en commissies) en dus niet alleen huurdersorganisaties in de vorm van een notarieel opgerichte vereniging bij sloop en renovatie zich te allen tijde moeten kunnen laten ondersteunen door een deskundige die goed op de hoogte is van wet- en regelgeving en zeggenschapsprocessen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u dat vastleggen in wet- of regelgeving?
Wat vindt u van het artikel van Recht op stad waarin gepleit wordt voor behoud van Pompenburg in Rotterdam?9
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Het nog ver voor einde levensduur slopen van een groot en in bouwkundig opzicht goed gebouw, met bovendien relatief energiezuinige woningen, lijkt bijzonder lastig uit leggen voor wie klimaatverandering een halt wil toeroepen. Zeker in het licht van de in december vorig jaar aangekondigde maatregelen vanuit de Europese Green deal waardoor sterker ingezet moet gaan worden op renovatie, met name van woningen met de slechtste energielabels.»?
Vindt u de sloop van Pompenburg een schending van die Europese afspraken?
Deelt u de mening dat het plan om Pompenburg (en ook andere sloopprojecten) te slopen, laat zien dat woningcorporaties bij sloop de klimaatcrisis niet geheel serieus nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat woningcorporaties de klimaatcrisis veel serieuzer nemen als het om sloop gaat? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederland sterker inzet op renovatie mede als gevolg van de opdracht die vanuit de Europese Green Deal meegegeven is?
Wat vindt u ervan dat bewoners van de Pompenburgflat het sloopplan uit het volgend krantenartikel moesten vernemen?10
Deelt u de mening dat de projectontwikkelaar (Powerhouse Company en Red Company) weinig heeft met maatschappij kritische geluiden en dat dat iets zegt over de staat van onze volkshuisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is de Omgevingswet een verbetering voor de zeggenschap van huurders als het om sloopprojecten gaat waar projectontwikkelaars bij betrokken zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat de strijd van bewoners van Pompenburg (en niet alleen daar) een strijd is van David tegen Goliath, aangezien bewoners moeten opboksen tegen reuzen als de gemeente en een grote projectontwikkelaar met grote investeerders achter zich? Zo ja, hoe kunt u ervoor dat het een gelijk speelveld wordt? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de strijd voor behoud van je thuis een uitputtingsstrijd is (zie ook de verhalen uit de Tweebosbuurt, Hoek van Holland, het Citadelhofje en vele andere sloopprojecten)? Zo ja, hoe kunt u ervoor zorgen dat bewoners daarin alle steun krijgen die zij nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van het voorstel om Pompenburg te behouden en woningen toe te voegen door optoppen en transformatie van de bestaande bedrijfsruimte in plaats van sloop gevolgd door nieuwbouw?
Deelt u de mening dat alle signalen van kritische bewoners van Pompenburg en kritische geluiden vanuit de samenleving zoals van woningmarktexperts, hoogleraren in vastgoed, en Recht op de stad, onvoldoende zijn meegenomen in de afweging sloop-nieuwbouw versus renovatie?
Deelt u de mening dat zonder ingrijpen de sloop van Pompenburg een zaak wordt van «dat hadden we achteraf beter niet moeten doen»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u het gerechtvaardigd dat de locatie van Pompenburg het belangrijkste motief voor de sloop is om te verdichten? Zo ja, waarom worden eigenaar-bewoners niet op dezelfde schaal onteigend om te verdichten? Zo nee, wat gaat u hiertegen doen?
Deelt u de mening dat het recht op behoorlijke huisvesting van de zittende bewoners van Pompenburg opgeofferd wordt voor de komst van nieuwe bewoners? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat de sloop van Pompenburg ook een verlies van cultuurhistorische en architectonische waarde betekent? Zo nee, waarom niet? Zo ja, geven deze waarden en eerdergenoemde zaken voor u voldoende aanleiding om in te grijpen? Kunt u dit antwoord nader toelichten?
Wat vindt u van het bericht «tochtige jaren 30-panden gesloopt vanwege energielabel: «Soms slaat het door»»?11
Herkent u dat karakteristieke Nederlandse panden verdwijnen onder het mom van verduurzaming?
Bent u het eens met de volgende uitspraak; «Als we nu te kort door de bocht gaan, krijgen we daar later spijt van.»?
Maakt u zich zorgen om het verdwijnen van de vooroorlogse panden?
Deelt u de mening van de oproep die in dat artikel gedaan wordt om erfgoed te laten meewegen bij de beslissingen over «hoe we willen wonen, werken en leven» en dus ook bij sloop? Zo ja, hoe gaat u dat regelen dat erfgoed meegewogen wordt bij beslissingen over sloop? Zo nee, waarom niet?
Vindt u dat sloop van woningen raakt aan de identiteit van een buurt, dorp, stad of streek (zoals de Tarwebuurt die haar dorpse karakter kwijtraakt)?
Deelt u de mening in het artikel dat woningcorporaties te makkelijk voor de sloophamer kiezen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Staat u nog steeds achter uw antwoorden op onze eerdere Kamervragen over het Citadelhofje met betrekking tot de cultuurhistorische waarde?
Bent u het eens met de volgende uitspraak; «Erfgoed dat niet beschermd is, staat onder druk»? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat erfgoed dat niet beschermd is beter beschermd wordt? Zo nee, waarom niet?
Bent u het eens met de volgende uitspraak; «Het is een soort paradox en tegelijkertijd ironisch», zegt Ronnes. «In de binnenstad zijn veel panden dubbel beschermd, vanwege de monumentenstatus en omdat ze onder een beschermd stadsgezicht vallen, maar daaromheen geldt dat in veel gevallen geen van beide»?
Bent u het eens met de volgende uitspraak; «Qua regie gaat het mis», zegt Ronnes. «De politiek is afwezig. Het instrumentarium ontbreekt om op te kunnen tegen grote financiële giganten. Nu nemen andere krachten het over en is er slechts gebrekkige regelgeving, met amper mogelijkheden om in te grijpen.»? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat het instrumentarium niet ontbreekt en er betere regelgeving komt met daarin mogelijkheden om in te grijpen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat in Engeland grote stappen worden gezet en Nederland achterblijft? Zo ja, hoe gaat u een inhaalslag maken? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat woningcorporaties, die zich beroepen op het argument dat de bewoners nieuwe woningen willen, zich niet helemaal baseren op de werkelijkheid aangezien er altijd juist heel veel protest tegen de sloop is en het juist de bewoners zijn die de cultuurhistorische waarde als reden aangeven om niet te slopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Herkent u de volgende uitspraak ook van vele andere bewoners uit de vele eerdergenoemde sloopprojecten (zoals de Indische buurt in Delft, Tweebosbuurt in Rotterdam etc.); «Er heeft vaak ook een stukje verwaarlozing plaatsgevonden. In minder goede buurten hebben ze in twintig jaar tijd niets aan de woningen gedaan en dan zeggen ze dat ze moeten slopen, want ze hebben geen kwaliteit meer. Zo wordt het een selffulfilling prophecy.»? Zo ja, hoe gaat u hier tegen optreden? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u van de volgende uitspraak; «Het is een soort wurggreep. De corporaties hebben weinig geld en met vastgoed is veel te verdienen. Voor woningcorporaties is dit ook een verdienmodel. Het is helemaal niet duurzaam. Er is helaas nog helemaal geen sloopschaamte.»? En kunt u daarbij ook specifiek ingaan op de sloopschaamte?
Deelt u de mening dat hergebruik en transformatie van bestaande gebouwen veel meer gestimuleerd moet worden («Dat is duurzamer dan bouwen in het groen») en dat levensduurverlenging (onderhoud, renovatie) de hoogste trap van hergebruik is en als zodanig de norm moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit nog meer stimuleren dan u nu al doet en in welke vorm gaat u de eerdergenoemde norm opleggen? Zo nee, waarom niet?
Herkent u dat steeds meer bewoners aangeven dat hun woningen cultuurhistorische en architectonische waarde bezitten zoals in de Gerdiaseweg, Pompenburg, Tarwebuurt en de Tweebosbuurt in Rotterdam, de Dreven in Den Haag, en het Citadelhofje in Den Bosch waar bij de sloop geen of onvoldoende rekening mee wordt gehouden en bewoners achteraf pas van de Raad van State gelijk krijgen bij de wijziging van het bestemmingsplan zoals in de Tweebosbuurt?12 Zo ja, ziet u voldoende aanleiding om wet- en regelgeving daaromtrent aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de constatering in de brief van de vijf Special Rapporteurs van de VN aan de Nederlandse regering, mede naar aanleiding van de sloop van de Tweebosbuurt, dat daar disproportioneel meer mensen met een migratieachtergrond geraakt werden?
Deelt u het beginsel dat sloop van sociale huurwoningen om sociaaleconomische redenen geen motief zou mogen zijn, omdat het een discriminerende vorm van symptoombestrijding is? Immers doet sloop weinig tot niets aan het verbeteren van de sociaaleconomische positie van sociale huurders die uit hun gemeenschap weg gesloopt worden en sloop deze positie zelfs kan verslechteren. Zo ja, wanneer kunt u ervoor zorgen dat dit in wet- en regelgeving wordt vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Welke maatregelen heeft u genomen om ervoor te zorgen dat er bij het sloopbeleid inclusief de beslissing tot sloop geen sprake kan zijn van directe of indirecte discriminatie? Indien geen maatregelen zijn getroffen, bent u dan voornemens om die maatregelen alsnog te nemen?
Deelt u de mening dat bij sloop sprake kan zijn van mensenrechtenschendingen en daarom met sloop prudent moet worden omgegaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft u ervoor gezorgd dat er bij sloop geen mensenrechtenschendingen optreden?
Is een evaluatie verplicht naar de impact op (groepen) mensen die als gevolg van sloop en/of renovatie (moeten) verhuizen in verband met het bijhouden van gedesagregeerde data? Zo ja, worden deze evaluaties uitgevoerd en kunt u die evaluaties met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
De rechtspositie van huurders bij renovatie en bij sloop verschilt sterk: renovatie is in beginsel niet mogelijk zonder instemming van de huurders; bij sloop kan de verhuurder gebruik maken van de mogelijkheid de huurovereenkomst wegens «dringend eigen gebruik» op te zeggen. Deelt u de mening dat dit onderscheid wegens het ontbreken van een gelijkspeelveld tussen huurders en verhuurders onterecht is? Zo ja, bent u bereid om de rechtspositie van huurders in geval van voorgenomen sloop te verbeteren? En zo nee, waarom niet?
Vindt u dat bij sloop de toegang tot het recht moet worden verbeterd, in die zin dat die toegang makkelijker en laagdrempeliger gemaakt dient te worden, omdat de sloop van je thuis zeer ingrijpt in de bestaanszekerheid van de bewoners en nu alleen mensen met een zeer laag inkomen en weinig vermogen gebruik kunnen maken van bijna gratis juridische bijstand? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat er meer gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat huurders weten wat hun rechten bij sloop en renovatie zijn mede omdat er sprake kan zijn van mensen in (extreem) kwetsbare posities? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat er meer gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat huurders weten waar zij ondersteuning kunnen vinden om hun recht bij sloop en renovatie te halen mede omdat er sprake kan zijn van mensen in (extreem) kwetsbare posities? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat er voldoende oog is voor huurders in (extreem) kwetsbare positie die als gevolg van sloop dan wel renovatie (moeten) verhuizen en vindt u zij voldoende tegen directe en indirecte discriminatie beschermd worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurders bij sloop minder bescherming krijgen dan bij renovatie, omdat huurders bij sloop alleen adviesrecht hebben dat woningcorporaties makkelijker (gemotiveerd) naast zich neer kunnen leggen. Terwijl deze huurders veel meer te verliezen hebben namelijk niet alleen een huis maar ook hun thuis en gemeenschap? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat huurders bij sloop wel voldoende bescherming krijgen? Zo nee, waarom niet? Kunt u daarbij ingaan op de vele protesten tegen sloop, het gevoel van onrechtvaardigheid en het ongelijk speelveld tussen huurders en verhuurders?
Deelt u de mening dat het recht op terugkeer naar de buurt c.q. complex onderdeel is van het recht op adequate huisvesting zoals vastgelegd is in de «Basic principles and guidelines on development-based evictions and displacement» (A/HRC/4/18, annex 1) en nogmaals door de Speciale Rapporteurs van de Verenigde Naties in hun brief van 19 april 2021 aan de Nederlandse regering bevestigd is?
Wat vindt u ervan als bewoners uit sloopprojecten geen recht op terugkeer krijgen, terwijl ze onderdeel zijn van een gemeenschap die al decennia via een zichtbare en onzichtbare fijnmazig sociaal netwerk met elkaar verbonden is?
Waarom vindt u het recht op terugkeer van huurders een vorm van het kunnen uitkomen op een veto, terwijl mensen graag de optie willen hebben om terug te keren omdat die mensen decennia een hechte gemeenschap vormen waarin zij vaak ook van elkaar afhankelijk zijn (denk aan bijvoorbeeld buren die elkaar mantelzorg verlenen of op de kinderen passen, enz.)?13
Kunt u zich voorstellen dat sociale huurders zich minderwaardig voelen als zij niet mogen terugkeren, omdat de gemeente of de woningcorporatie besloten heeft dat er voor hen geen plaats is, omdat op hun plek hogere inkomensgroepen gewenst zijn?
Vindt u dat er stigma’s op sociale huurders zijn en het daarom in de ogen van bijvoorbeeld de gemeente en de woningcorporatie makkelijker is om hun woningen te slopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat het recht op terugkeer ook een belangrijk aspect is om ervoor te zorgen dat er niet over de rug van sociale huurders bevolkingspolitiek bedreven wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat de sloop van woningen niet voor bevolkingspolitiek gebruikt mag worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat woningcorporaties bij sloop eerst minimaal 70%, zoals dat bij renovatie gebruikelijk is, instemming moeten krijgen omdat dat de betrokkenheid vergroot en de plannen dus meer legitimeert en er meer draagvlak komt (nog afgezien van het feit dat sloop zo ingrijpt in de levenssfeer van mensen)? Zo ja, wanneer kunt u dit vastleggen in wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Vindt u dat woningcorporaties te makkelijk gebruik maken van «dringend eigen gebruik»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welke instrumenten heeft een gemeente om sloopplannen af te keuren?
Hoe dient het proces voor sloop te verlopen (nadat een woningcorporatie intern vastgesteld heeft om te slopen)? Kunt u daarbij ook ingaan op de rollen en verantwoordelijkheden van het college van B&W en de gemeenteraad en waarom dat proces is veranderd (door het doen van sloopmeldingen)?
Kunt u aangeven of u voornemens bent om dat gemeentelijk proces van sloop aan te passen, aangezien er nu ongelijkheid is tussen huurders binnen een gemeente (zoals in Den Bosch) en tussen gemeenten onderling en aangezien het recht doet aan het feit dat sloop zeer ingrijpend in de levenssfeer van mensen is? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Vindt u dat gemeenten (zoals in Oss, Den Bosch en Rotterdam maar ook elders in het land) te weinig doen om de inwoners tegen sloop te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe kijkt u tegen de sloop van sociale huurwoningen aan waarbij er minder sociaal teruggebouwd wordt in gemeenten waar er al een tekort aan sociale huurwoningen is?
Wat vindt u van het feit dat woningcorporaties de bouwkundige staat van woningen als reden voor sloop aanvoeren, terwijl decennialang (soms wel 50 jaar) niet of nauwelijks onderhoud is gepleegd zonder dat die woningen in die decennia gerenoveerd zijn?
Vindt u dat woningcorporaties bij sloop de bouwkundige staat van huurwoningen niet als reden zouden mogen aanvoeren als deze niet of nauwelijks onderhouden zijn c.q. niet of nauwelijks gerenoveerd zijn? Zo ja, wanneer kunt u ervoor zorgen dat dit in wet- en regelgeving wordt vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat woningcorporaties sociaaleconomische redenen opgeven voor de sloop van een buurt/straat (of gemeenschap in algemene zin) zoals een lager gemiddelde WOZ-waarde en/of een lager gemiddeld opleidingsniveau en/of een lager gemiddeld inkomen en/of een lager gemiddeld penetratiegraad HAVO/VWO leerlingen?
Is het u bekend dat het bij sloop van sociale huurwoningen gebruikelijk is om de boekwaarde van de betreffende woningen af te waarderen tot bijna nul om de grondkosten bij nieuwbouw binnen de voor sociale huur geldende grenzen te houden? Kunt u toelichten in hoeverre deze afwaardering voldoet aan Nederlandse en EU-regels voor de waardebepaling van bedrijfsmatig vastgoed en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van woningcorporaties die waardering op marktwaarde, i.c. de WOZ-waarde vereisen?
Wordt er voldoende rekening gehouden met het mogelijk weglekken van maatschappelijk bestemd vermogen als gevolg van sloop? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe gaat u daartegen optreden?
Deelt u de mening dat afwaardering wegens sloop beneden de (WOZ-)waarde ongewenst weglekken zo niet vernietigen van maatschappelijk bestemd vermogen betekent? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ziet u bij sloop een taak voor de Autoriteit Woningcorporaties om controle uit te oefenen op het voorkomen van weglekken en/of anderszins onjuist gebruik van maatschappelijk bestemd vermogen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat «genuine consultation» veel serieuzer genomen moet worden dan nu het geval is, aangezien de sloop van huurwoningen van mensen in (extreem) kwetsbare posities een verhoogde kans geeft dat deze mensen in nog kwetsbaardere posities komen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hebben kinderen naar uw mening een aparte stem bij gedwongen verhuizing? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat er een (mensenrechtelijke) verplichting rust om met de kinderen te spreken alvorens het besluit genomen wordt om mensen verplicht te laten verhuizen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dienen kinderen bij gedwongen verhuizing als gevolg van huurachterstanden, overlast of (drugs)criminaliteit beter beschermd te worden dan nu het geval is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat in wet- en regelgeving vastleggen?
Wat vindt u ervan dat sommige gemeenten pas nadat de woningen gesloopt zijn, wijzigingen van bestemmingsplannen indienen vanwege een gunstigere positie van de gemeenten? De woningen zijn dan toch al gesloopt en de zittende bewoners zijn dan verhuisd en daarom dus geen belanghebbenden meer?
Bent u het met bewoners eens die het hiervoor genoemde geen rechtvaardig procesverloop vinden vanwege dat nadeel voor zittende bewoners en kunt u aangeven hoe dat proces na invoering van de Omgevingswet zal verlopen?
Wat weegt zwaarder in het fundamenteel mensenrecht op behoorlijke huisvesting; het recht op behoorlijke huisvesting van de woningzoekende die ergens wil wonen of het recht op behoorlijke huisvesting van de zittende huurder die ergens al woont en waar de woningzoekende wil komen wonen?
Deelt u de mening dat er bij sloop een valse tegenstelling tussen de zittende huurder en de toekomstige bewoner opgeworpen wordt, aangezien de zittende bewoner zijn/haar woonrechten moet inleveren en de toekomstige bewoner zijn/haar woonrechten verwezenlijkt ziet worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u zich voorstellen dat (sociale) huurders aangeven dat bij herstructurering vaker alleen van hen een opoffering gevraagd wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Indien sociale huurwoningen gesloopt worden vanwege een wens tot verdichting, vindt u dat sloop vanwege een wens tot verdichting ook toegepast moet worden in de minder dichtbevolkte maar meer welvarende buurten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat regelen?
Kunt u aangeven welk aandeel van de jaarlijkse nieuwbouwproductie van sociale huurwoningen in de afgelopen vijf jaar is gebouwd op grond waarvoor een sociale woning gesloopt is en dus niets toevoegt? De Autoriteit woningcorporaties vermeldt namelijk in de Staat van de corporatiesector 2022 op pag. 23: «Cijfers uit de Aedes benchmark en corporatiemonitor laten zien dat corporaties meer zijn gaan bouwen op grond die is vrijgekomen na de sloop van eigen bezit en grond».14
Wat vindt u van de ontwikkeling dat woningcorporaties de laatste jaren steeds vaker de grond als belangrijkste motief voor sloop hanteren mede vanwege het feit dat woningcorporaties voor nieuwbouw te weinig grondposities bezitten en grondprijs te duur is?
Deelt u de volgende constatering, die ook doorklinkt in de eerdergenoemde Staat van de corporatiesector 2022; dezelfde problematiek speelt ook in andere sloopprojecten zoals Weigeliaplein en de Dreven, Zichten en Gaarden in Den Haag en de Tarwebuurt, Gerdesiaweg en Tweebosbuurt in Rotterdam en in vele andere buurten en wijken in Nederland. De betreffende woningcorporaties blijken in die gevallen meer belang te hechten aan de realisatie van de samenstelling van de vastgoedportefeuille en bevolking dan aan de nu zo bitter nodige vermindering van het woningtekort en wegwerken van het achterstallig onderhoud en gebreken. Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ziet u nu wel voldoende aanleiding om te stoppen met verkoop en liberalisatie van sociale huurwoningen, omdat de wooncrisis afgewenteld wordt op zittende sociale huurders die vaak te maken krijgen met de sloop van hun thuis vanwege onder andere de grond? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe kijkt u bij sloop tegen het «nee, tenzij-principe» aan?
Ziet u nu wel voldoende aanleiding om pas op de plaats te maken met sloop, omdat sloop definitief is, verstrekkende gevolgen heeft zoals het ingrijpen in de levenssfeer van mensen en vanwege de enorm gestegen bouwkosten waaronder de gestegen rente, het mogelijk weglekken van maatschappelijk bestemd vermogen, de klimaatcrisis en de cultuurhistorische waarde? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is het bij u bekend dat al decennialang aanzienlijk meer sociale huurwoningen door sloop aan de woningvoorraad onttrokken worden dan andere woningen? En zo ja, kunt u aangeven wat de belangrijkste oorzaak van dat verschil is, en in hoeverre dat strookt met uw beleid om de woningtekorten zo snel mogelijk te verminderen?
Klopt het dat aan stringente beperking van bouw- en sloopafval, door zowel strengere eisen aan energiegebruik, hergebruik en emissies als aan sloop en sloopafval en mede vanwege de Green Deal van de EU, niet valt te ontkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat mede als gevolg van (toekomstige) strengere eisen aan bouw- en sloopafval de kosten van sloop en afvalverwerking zodanig stijgen dat sloop alleen in het uiterste geval een optie wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Neemt u in uw versnelling van de procedures mee dat renovatie veel minder tijdrovend is dan sloop gevolgd door nieuwbouw en dat dus een argument zou moeten zijn om niet te slopen maar om te renoveren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening van architect Happel die voor een sloopverbod pleit omdat er inmiddels een breed scala aan milieuvriendelijkere en efficiëntere alternatieven voor sloop-nieuwbouw aanwezig is, variërend van levensduur-verlengende ingrepen als: eenvoudige energiezuinige emissiearme renovatie tot transformatie, splitsing en samenvoeging?15 Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat de huidige wooncrisis ons dwingt om zuinig om te gaan met de woningvoorraad, mede omdat de nieuwbouwcapaciteit om meerdere redenen beperkt is en dus minimalisering van onnodige onttrekking door onder andere sloop essentieel is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat het besluit voor sloop-nieuwbouw of renovatie samen met de bewoners gemaakt moet worden en de afweging voor de woningcorporatie transparanter gemaakt dient te worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vindt u dat sloop gevolgd door nieuwbouw nieuw beton en nieuwe materialen (die ten koste zullen gaan van schaarse grondstoffen) betekent en dus meer schadelijke emissies veroorzaken en dat renovatie sociaal minder ingrijpend is en economisch (lagere investeringskosten, minder weglek van maatschappelijk kapitaal) duurzamer is? Zo ja, bent u voornemens om dit te vertalen naar beleid? Zo nee, waarom niet?
Herkent u dat bouw- en sloopafval een van de grootste, groeiende en meest vervuilende afvalstromen is? Zo ja, vindt u dat dit verplicht meegenomen moet worden in de afweging sloop gevolgd door nieuwbouw versus renovatie? Zo nee, waarom niet?
Bent u dan bereid om op grond van bovengenoemde conclusies (dat renoveren duurzamer is dan sloop gevolgd door nieuwbouw) (strengere) afspraken met woningcorporaties te maken om pas op de plaats te maken met (onnodige) sloop en de omvang van sloop te verlagen tot tenminste beneden die van andere woningsectoren (koopsector en commerciële verhuur)? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is er ooit onderzoek gedaan naar de maatschappelijk kosten van sloop (zoals gevolgen voor het mentale welzijn, beroep op de gezondheidszorg, etc.)? Zo nee, bent u bereid om onderzoek te verrichten naar maatschappelijke kosten? Zo ja, kunt u die resultaten van dat onderzoek met de Kamer delen?
Is grond een motief bij de sloop van de Tarwebuurt, want ook hier blijkt dat er sprake is van veel grondgebonden woningen met een tuin?
Kunt de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en gelieve niet te clusteren?
Verschillende berichtgevingen over vocht en schimmelproblematiek, enkel glas, slecht uitgevoerde renovaties, foute energielabels en flexwoningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat huurders acties moeten voeren om enkel glas vervangen te krijgen?1
Ik ben het met u eens dat isolatie en energiebesparing voor huurders ontzettend belangrijk zijn, zeker omdat de gasprijzen de afgelopen tijd geschommeld hebben. Ik herken ook bij huurders de wens dat hun woningen worden verduurzaamd. Voor mijn integrale aanpak ten aanzien van de verduurzaming van huurwoningen, waaronder het vervangen van enkel glas, verwijs ik naar mijn brief over integrale verduurzaming van huurwoningen die ik uw Kamer recent heb toegezonden.
Deelt u de mening dat enkel glas juist mensen in de meest kwetsbare positie het hardst raakt en daarom ingrijpen snel moet plaatsvinden?
Het is voor huishoudens met een laag inkomen in het bijzonder lastig als zij relatief hoge energielasten hebben. In den brede wordt er in het kabinetsbeleid veel voor de lage inkomens gedaan. Zo is in 2023 de Wet Huurverlaging aangenomen voor huurders met een laag inkomen. Daarnaast zijn de huurtoeslag en het minimumloon verhoogd.
Bovendien is het belangrijk dat we gaan voor een integrale aanpak met betrekking tot verduurzaming, waarin de hoogte van de energierekening naar beneden wordt gebracht en de woningen met de slechtste energielabels met voorrang worden aangepakt. Overigens blijkt uit onderzoek dat door mijn ministerie is gedaan en dat met uw Kamer is gedeeld2, de gemiddelde woonlasten voor corporatiewoningen met een slecht energielabel al lager zijn dan die voor woningen met een goed energielabel. Woningen met een slecht energielabel hebben weliswaar hogere energielasten, maar de kale huurprijs ligt al lager waardoor de totale woonlasten in verhouding lager uitvallen.
Deelt u de mening dat het aanmerken van enkel glas als wettelijk gebrek sneller werkt om de woonlasten omlaag te krijgen en de rekening daar neerlegt waar deze thuishoort namelijk bij de verhuurder en niet bij de huurder? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe snel kunt u dit voor huurders regelen?
Nee, ik deel die mening niet. Voor een toelichting verwijs ik naar mijn brief over integrale verduurzaming van huurwoningen.
Waarom bent u bij vocht en schimmel niet bang voor een run op de Huurcommissie maar bij het aanmerken van enkel glas als wettelijk gebrek wel, terwijl er bijna net zoveel huishoudens met vocht en schimmel kampen als met enkel glas wetende dat er geen run is op de Huurcommissie met betrekking tot vocht en schimmel en deze gebreken dezelfde of wellicht zelfs meer huurverlaging kunnen opleveren als bij enkel glas?
Uit het onderzoek van WoON 2021 blijkt dat deze problematiek door de landelijke aanpak om vocht- en schimmelproblemen te verhelpen gelukkig is afgenomen.3 Met de brede landelijke aanpak rondom vocht- en schimmelproblematiek, waar ik in mijn antwoord op vraag 20 verder op in zal gaan, vermindert de druk op de Huurcommissie. Zoals in mijn Kamerbrief over integrale verduurzaming van huurwoningen wordt toegelicht, zou het aanmerken van enkel glas een in potentie zeer grote extra taak voor de Huurcommissie kunnen veroorzaken waar zij niet op toegerust is. Zoals ook in de brief is toegelicht, is deze route bovendien onwenselijk omdat het de integrale verduurzamingsaanpak doorkruist en in gaat tegen de Nationale prestatieafspraken die ik met de woningcorporaties heb gemaakt.
Waarom maakt u zich bij het aanmerken van enkel glas als wettelijk gebrek wel zorgen om de investeringscapaciteit van verhuurders maar niet om de portemonnee van huurders?
Ik heb voor beide aandacht. Daarom richt ik mij op algehele verduurzaming van woningen, waardoor verhuurders maatregelen kunnen bundelen en de energielasten van huurders hiermee in een keer significant worden verlaagd. Ik verwijs verder graag naar mijn brief over de integrale verduurzaming van huurwoningen.
Heeft u enig idee wat de gevolgen zijn voor huishoudens met een laag/lager inkomen die te veel geld kwijt zijn aan hogere energielasten als gevolg van onder andere enkel glas? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, deelt u de mening dat dit een kwalijke zaak is?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb toegelicht, wordt er veel gedaan om huishoudens met een laag inkomen te ondersteunen. Uit berekeningen van Milieu Centraal4 volgt dat goede isolatie en een integrale verduurzamingsaanpak meer besparing op de energielasten oplevert dan alleen het vervangen van enkel glas. Huishoudens met een laag inkomen zijn er dus bij gebaat dat hun woning in een keer en in het geheel wordt verduurzaamd. Dit wordt middels het bredere pakket met maatregelen gestimuleerd, zoals ik heb toegelicht in mijn brief integrale verduurzaming van huurwoningen.
Wat heeft u geregeld voor huurders, die in een slecht geïsoleerde woning wonen, van wie de woning in 2028 of 2030 (als gevolg van, indien deze doorgang vindt, de nieuwe wettelijke normering voor slechte energielabels) gesloopt of verkocht wordt, terwijl zij dan al die jaren een veel te hoge energierekening betalen?
Het is niet zo dat de voorgenomen wettelijke normering vervalt op het moment dat de woningen verkocht worden. Bij verkoop van een huurwoning blijven de rechten van de huurder in stand en daarmee ook de verplichtingen voor de eigenaar/verhuurders. Deze verplichtingen komen dan op de nieuwe eigenaar te rusten («koop breekt geen huur»). Voor woningen die binnen afzienbare termijn gesloopt zouden worden ligt het in de rede om ruimte in de wettelijke normering te bieden, omdat van eigenaren in de regel niet verwacht kan worden dat woningen die gesloopt gaan worden nog verduurzaamd worden. De uitwerking van dergelijke ruimte zal meegenomen worden in het voorstel voor de normering voor huurwoningen met een E, F of G-label. Uit onderzoek van mijn ministerie blijkt overigens, zoals ook in het antwoord op vraag 2 is genoemd, dat de gemiddelde woonlasten voor corporatiewoningen met een slecht energielabel lager zijn dan die voor woningen met een goed energielabel, omdat de kale huurprijs lager ligt.5 Hierdoor vallen de totale woonlasten in verhouding dus lager uit.
Deelt u de mening dat indien de nieuwe wettelijke eisen, die per 1 januari 2030 gesteld worden om alle slecht geïsoleerde huurwoningen van corporaties en private marktpartijen te verbeteren, geen doorgang vinden, per direct enkel glas aan de gebrekenlijst toegevoegd moet worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De wettelijke eisen om energielabels E, F en G uit te faseren gaan gelden per 2029. Ik heb geen reden om aan te nemen dat deze wettelijke eisen geen doorgang zullen vinden.
Deelt u de mening dat het hebben van enkel glas een zeer omvangrijk probleem is getuige het feit dat er in Nederland circa één miljoen woningen met enkel glas zijn?
De omvang van de verduurzamingsopgave van huurwoningen is inderdaad aanzienlijk en enkel glas maakt daar onderdeel van uit. Daarom is mijn beleid erop gericht verhuurders te stimuleren zo spoedig mogelijk met deze opgave aan de slag te gaan. Hiervoor verwijs ik graag naar de brief die ik uw Kamer heb toegezonden over de integrale verduurzaming van huurwoningen.
Deelt u de mening dat het probleem van enkel glas al decennia bekend is en verhuurders dus meer dan voldoende tijd gehad hebben om dit probleem te verhelpen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De noodzaak tot het versneld treffen van isolerende maatregelen is door de energiecrisis alleen maar toegenomen. Ik verwacht dat die noodzaak ook door verhuurders wordt gevoeld. Om de verduurzamingsopgave te versnellen, probeer ik verhuurders positief te stimuleren en worden er prikkels ingebouwd om te verduurzamen, bijvoorbeeld in de vorm van normering. Ik verwijs uw Kamer hiervoor ook naar mijn brief over de integrale verduurzaming van huurwoningen.
Deelt u de mening dat particuliere verhuurders weinig gebruik maken van de subsidiemogelijkheid om te isoleren getuige het nog aanwezige budget in de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) van 98% en dus alleen direct met wet- en regelgeving aangespoord kunnen worden om te isoleren?2 Zo nee, waarom niet en kunt u daarin opnemen onder welke omstandigheden u dan wel met aanvullende wet- en regelgeving zou komen? Zo ja, hoe snel kunt u met aanvullende wet- en regelgeving komen?
De onderuitputting van de SVOH heeft mijn volle aandacht. Er is een toename in de aanvragen te zien sinds de verruiming van de regeling dit voorjaar7, nu de gehele private huursector aanvragen kan indienen. Dat neemt niet weg dat deze toename veel minder is dan wat er nodig is. Om verhuurders aan te zetten tot verduurzaming heb ik echter een heel pakket aan stimulerende en normerende maatregelen. Voor een toelichting hierop verwijs ik naar mijn brief over de integrale verduurzaming van huurwoningen.
Deelt u gezien het bovenstaande de mening dat het nu eindelijk tijd wordt om in te grijpen door wet- en regelgeving aan te passen?
Met de wijziging van het WWS en het invoeren van wettelijke eisen voor het verduurzamen van huurwoningen met een E, F en G-label voer ik al wettelijke maatregelen in die ervoor zullen zorgen dat alle verhuurders versneld tot verduurzaming van huurwoningen zullen overgaan.
Wat is uw reactie op woningcorporaties die geen gehoor geven aan oproepen van hun huurders die om vervanging van enkel glas vragen?
Het kabinet heeft Nationale prestatieafspraken gemaakt met de corporatiesector over onder andere verduurzaming. De Nationale prestatieafspraken zijn erop gericht om de verduurzaming van het corporatiebezit te versnellen, met bijzondere aandacht voor de slechtste labels. Corporaties zijn daarmee volop aan de slag. Dat zal er ook toe leiden dat veel enkel glas zal worden aangepakt, zoals blijkt het ABF-rapport dat ik heb meegestuurd met mijn brief over de integrale verduurzaming van huurwoningen. Daarnaast heb ik een wetsvoorstel in voorbereiding om het initiatiefrecht van huurders te verbeteren. Dit wetsvoorstel wil ik in de eerste helft van 2024 in consultatie brengen.
Klopt het dat huishoudens zo’n half miljard euro per jaar als gevolg van enkel glas verspillen?3 Zo ja, vindt u dit acceptabel? Zo nee, wat is bijna benadering de verspilling op jaarbasis?
Ik herken het standpunt niet van glaspunt.nl, dat uitgaat van gemiddeld 20m2 aan enkel glas per woning niet. Ik heb uw Kamer bij de brief over de integrale verduurzaming van huurwoningen ook een onderzoek van ABF Research toegezonden. Dit rapport spreekt de aanwezigheid van gemiddeld 20m2 aan enkel glas per woning tegen.
Wat is uw advies aan bewoners met een minimumloon die ondanks de aangekondigde koopkrachtmaatregelen zich blauw (zullen) betalen aan de energierekening mede vanwege de hoge huurverhoging en het afschaffen van de energietoeslag volgend jaar?
Het kabinet heeft in maart 2022 een omvangrijk koopkrachtpakket aangekondigd om de economische consequenties van de oorlog in Oekraïne te dempen en de mensen die het meest in de knel kwamen, tegemoet te komen. Hierbij werd stevig ingezet op verduurzaming: onderdeel hiervan waren onder andere het verlagen van het btw-tarief op energie, het verlagen van de accijns op benzine en diesel en het versneld inzetten op energiebesparende maatregelen voor kwetsbare huishoudens. Deze generieke maatregelen waren nadrukkelijk tijdelijk van aard.9 Het prijsplafond en de energietoeslag, die tot het einde van 2023 golden, zijn per 1 januari 2024 geëindigd. De pieken in gas- en energieprijzen die tot de invoering van deze maatregelen hebben geleid, lijken achter ons te liggen. We zien dat veruit de meeste energieleveranciers weer meerjarige contracten aanbieden met tarieven die onder het prijsplafond liggen.10 Consumenten kunnen via het afsluiten van een vast contract dus weer kiezen voor zekerheid.
Het kabinet blijft ook in 2024 maatregelen nemen om de koopkracht van burgers te ondersteunen en armoede te bestrijden. Om te voorkomen dat mensen met een laag inkomen in de knel komen, neemt het kabinet verschillende maatregelen die ertoe leiden dat mensen met een minimuminkomen elke maand meer overhouden.11 Naast deze generieke maatregelen zijn ook gerichtere maatregelen genomen. Zo stelt het kabinet opnieuw een bijdrage beschikbaar aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, waar de meest kwetsbare huishoudens terecht kunnen als zij moeite hebben met het betalen van hun energierekening.12
Herkent u dat bewoners aangeven dat zij geen vertrouwen meer hebben in hun verhuurder vanwege de vocht- en schimmelproblematiek?4
Ik herken deze signalen in zijn algemeenheid niet. Hoe vervelend dit ook is voor bewoners van een woning waarin vocht- en schimmelproblematiek voorkomt, is mijn beeld dat verhuurders over het algemeen voldoende aandacht hebben om deze problemen op te lossen. En dat is ook nodig. Iedere huurder van een (sociale) huurwoning heeft recht op een technisch goede en veilige woning, zonder vocht- en schimmelproblematiek. Een verhuurder, waaronder woningcorporaties, dient zich als goed verhuurder te gedragen. Ik vind het betreurenswaardig als dit soort problematiek een negatieve invloed zou hebben op het vertrouwen van bewoners in hun verhuurder.
Herkent u dat verhuurders klachten over vocht- en schimmelproblematiek niet serieus nemen en soms de problemen pas verhelpen als bewoners gezamenlijk in actie komen?
Nee, ik deel deze mening niet. Ik herken wel dat er verschillen zijn in de manier waarop verhuurders communiceren met hun bewoners, en dat er incidenten zijn waarbij de verhuurder niet snel en adequaat genoeg acteert. Vanwege de eventuele gezondheidsrisico’s die vocht- en schimmelproblematiek kan opleveren, dient een dergelijke situatie naar mijn mening zo mogelijk te worden voorkomen. Mocht er toch sprake zijn van problematiek hieromtrent, dan zouden problemen op de kortst mogelijke termijn moeten worden verholpen.
Indien naar oordeel van bewoners te lang wordt gewacht met de aanpak van vocht- en schimmelproblematiek door de verhuurder beschikken huurders over diverse mogelijkheden om hun verhuurder ertoe te bewegen het onderhoud van de woningen op peil te brengen. Zo kunnen huurders met een huurprijs onder de liberalisatiegrens terecht bij de Huurcommissie, die naar aanleiding daarvan een huurverlaging kan uitspreken zolang gebreken niet verholpen zijn. Verder kunnen alle huurders een procedure aanspannen bij de kantonrechter om het herstel van gebreken af te dwingen en kunnen zij zich met ernstige klachten over de bouwtechnische kwaliteit wenden tot het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht.
In het geval van corporatiewoningen zijn er nog een aantal mogelijkheden voor de huurdersvertegenwoordiging. Zo kan dit onderwerp worden ingebracht in het reguliere overleg met de corporatie, of kan worden voorgesteld om dit op te nemen in de lokale prestatieafspraken. Tenslotte kunnen klachten over het uitblijven van een concrete aanpak van (individuele) onderhoudsklachten door huurders worden voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie van de corporatie.
Deelt u de mening dat bewoners bij onderzoeken naar vocht en schimmel zich moeten kunnen laten bijstaan door een eigen expert of dat het onderzoek door een onafhankelijk bureau uitgevoerd moet worden, en dat ze niet afhankelijk moeten zijn van de slager die zijn eigen vlees keurt?
Ik zie daar geen aanleiding voor. Ook verhuurders hebben er belang bij om de problemen op te lossen, het tast immers hun bezit aan. Indien huurders en verhuurders niet tot een oplossing komen, bestaan er andere mogelijkheden, zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 17. Ook bestaan er op lokaal niveau huurteams die huurders kunnen bijstaan.
Herkent u dat verhuurders bij vocht en schimmel de schuld bij bewoners zoeken of adviezen geven zoals maximaal vijf minuten douchen of meer ventileren?
Ik herken deze signalen niet. De verantwoordelijkheid voor de (bouwtechnische) kwaliteit van huurwoningen ligt bij de verhuurder. Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat vocht- en schimmelproblematiek verschillende oorzaken kan hebben. Daarbij is ook geconstateerd dat naast de bouwwijze, de toegepaste technieken en het onderhoud, ook bewonersgedrag hierbij een rol kan spelen. Voorlichting en advies hierover richting huurder vind ik daarom niet per definitie ongewenst. Dit zegt echter niks over de mate waarin dit soort problematiek door de verhuurder serieus genomen moet worden.
Deelt u de mening dat vocht- en schimmelproblematiek vanwege de gezondheidsschade topprioriteit moeten zijn? Zo ja, waar blijkt uit uw beleid dat deze ongezonde woningen tot topprioriteit benoemd zijn? Zo nee, waarom niet?
Vocht en schimmel horen niet in een huis en ik ben het dan ook eens met de noodzaak om dit soort problematiek aan te pakken. In dit kader worden er verschillende inspanningen verricht om verhuurders en gemeenten te stimuleren om maatregelen te nemen om vocht- en schimmelproblematiek aan te pakken. Er is sprake van een brede aanpak die zich richt op huiseigenaren, verhuurders en bewoners. Het aanpakken van vocht en schimmel vraagt ook de komende tijd blijvend om aandacht.
De brede aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
Hoe lang duurt het bij benadering voordat (bijna) alle huurwoningen met uw maatregelen vrij van vocht en schimmel zijn, ervan uitgaande dat op dit moment bijna een kwart van alle huurwoningen in meer of mindere mate last heeft van vocht en schimmel?
Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Hoewel ik er actief op inzet om problematiek met vocht en schimmel te verminderen, is het niet realistisch om te denken dat het probleem als geheel opgelost zal kunnen worden. Ik vind daarom bovenal belangrijk dat alle partijen hun rol kennen in het voorkomen en oplossen van problemen, en we hier gezamenlijk aan werken om snel met oplossingen te komen als er problemen zijn. Dit is de reden dat ik werk met een brede aanpak om deze problematiek versneld aan te pakken. De details van die aanpak heb ik in mijn antwoord op vraag 20 toegelicht. Bovendien is daarbij relevant dat huurders altijd de problemen aan kunnen kaarten. Indien er gebreken aan een woning zijn, kunnen bewoners naar de Huurcommissie of kantonrechter stappen en hebben gemeenten de bevoegdheid hierop te handhaven, zoals ik in mijn antwoord op vraag 17 reeds heb toegelicht.
Deelt u de mening dat de huidige wet- en regelgeving ontoereikend is, omdat honderdduizenden huishoudens nog steeds te kampen hebben met vocht en schimmel, de afname traag verloopt, en mensen, waaronder kinderen die hier de rest van hun leven last van kunnen houden, dus enorme risico’s blijven lopen met alle gevolgen van dien?
Ik heb niet de illusie dat de problematiek met vocht en schimmel opgelost kan worden via wet- en regelgeving. Ik ben van mening dat de huidige wet- en regelgeving toereikend is. Andere instrumenten en maatregelen kunnen daarbovenop meer effect sorteren, dat is de reden dat ik werk met een brede aanpak zoals in mijn antwoord op vraag 20 toegelicht. Voor waar het wet- en regelgeving betreft heb ik in eerdere antwoorden aangegeven dat huurders zich, wanneer de verhuurder nalatig is, in eerste instantie kunnen wenden tot de Huurcommissie – die kan opleggen dat de huur verlaagd moet worden – of de kantonrechter – die kan eisen dat het gebrek verholpen wordt. Bovendien zijn gemeenten door de invoering van de Wet goed verhuurderschap beter uitgerust om op te treden tegen verhuurders in het geval van (ernstig) achterstallig onderhoud en kan Bouw- en Woningtoezicht ingrijpen.
Vindt u die wachttijd (voordat de vocht- en schimmelproblematiek verholpen worden) waarin huurders (ernstig) ziek kunnen worden of blijven van hun eigen woning aanvaardbaar? Immers een gang naar de Huurcommissie kan alleen een huurverlaging opleveren, maar de ziekmakende woning wordt niet aangepakt. Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat u dit versnellen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 17 heb aangegeven, heb ik het beeld dat verhuurders over het algemeen tijdig en adequaat optreden bij problemen met bij vocht en schimmel. Incidenten waarbij dit niet gebeurt betreur ik. In mijn antwoord op vraag 17 ben ik ook al ingegaan op de procedure bij de Huurcommissie. De gang naar de Huurcommissie levert een sterke financiële prikkel voor de verhuurder op om de problematiek aan te pakken. Bovendien bestaan er ook andere mogelijkheden voor huurders om gebreken aan de orde te stellen, die ook in mijn reactie op vraag 17 aan bod zijn gekomen.
In hoeveel prestatieafspraken is de aanpak van vocht en schimmel daadwerkelijk opgenomen? Indien u niet over deze gegevens, bent u bereid om de Kamer hier later over te informeren?
Onderhoud en kwaliteit van corporatiewoningen (waaronder woningen met vocht- en schimmelproblematiek), komen nadrukkelijk aan bod in zowel de Nationale prestatieafspraken uit juni 2022 alsook in de volkshuisvestelijke prioriteiten die recentelijk opnieuw zijn vastgesteld voor de komende periode. Hierdoor zijn corporaties op grond van de Woningwet verplicht dit in hun bod aan de gemeente en huurdersorganisatie(s) te betrekken. Over de door u opgevraagde gegevens beschik ik niet. Het primaat voor de inhoud van de lokale prestatieafspraken ligt, zoals het begrip al suggereert, in het lokale overleg. Het is aan gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties om hier aandacht aan te besteden in hun afspraken.
Indien u niet over bovengenoemde gegevens beschikt, hoe controleert u dat gemeenten en woningcorporaties daadwerkelijk werk maken van de aanpak van vocht en schimmel? Datzelfde geldt voor commerciële verhuurders.
De verantwoordelijkheid voor het signaleren en de aanpak van gebreken, waaronder vocht- en schimmelproblemen, ligt primair bij lokale partijen. De bouwregelgeving en de huur(prijs)regelgeving (via de Huurcommissie of rechter) bieden instrumenten voor betrokken partijen om op te treden. Nog los van de prestatieafspraken, kunnen huurdersorganisaties het aanpakken en voorkomen van dit soort problematiek aankaarten in overleg met hun verhuurder. Zoals in het antwoord op vraag 20 ook is aangegeven, is in de NPA met de sector afgesproken dat hier de komende jaren flinke investeringen in worden gedaan.
Voor particuliere verhuurders zijn ook handvatten geboden in de vorm van een subsidie voor woningverduurzaming en woningonderhoud (de SVOH). Vanaf 1 april 2023 is deze regeling ook opengesteld voor huurwoningen in de vrije sector. Tevens kunnen Vereniging van Eigenaars subsidie aanvragen voor verschillende verduurzamingsmaatregelen (de SVVE).
Verder kan de omvang van de problematiek worden gemonitord via het WoOn-onderzoek. In het onderzoek van 2024 is de vraag in hoeverre mensen last hebben van vocht of schimmel in hun woning, wederom opgenomen. Indien dit onderwerp ook daarna nog een punt van aandacht is, zal het opnieuw worden opgenomen in het onderzoek.
Bent u bereid om woningcorporaties een lijst te laten aanleveren met hoeveel vocht- en schimmelwoningen zij in hun voorraad hebben, zodat per woningcorporaties inzichtelijk wordt gemaakt hoe groot deze problematiek is?
Nee, hiertoe ben ik niet bereid. Ten eerste is het niet eenduidig wanneer een woning een «vocht- en schimmelwoning» is. In sommige gevallen zal dit misschien evident zijn, maar ook vaak niet, bijvoorbeeld wanneer problemen niet voortkomen uit bouwkundige aspecten. Ten tweede is een volledig overzicht niet haalbaar, omdat problemen niet altijd gemeld worden. Het bijhouden van een dergelijke lijst is echter wel een omvangrijke administratieve last. De toegevoegde waarde van een dergelijke lijst – gelet op de beperkte betrouwbaarheid daarvan – ten opzichte van de administratieve last vind ik niet evenwichtig.
Kunt u de vocht- en schimmelkaart op basis het Woononderzoek 2021 (of op basis van een ander onderzoek) met de Kamer delen? En kunt u deze kaart bij de volgende Woononderzoeken laten terugkomen?
In het WoOn-onderzoek van 2021 werd de vraag gesteld: Heeft u last van vocht of schimmel in uw woning? In onderstaande kaart uit het WoOn 2021 wordt het percentage huishoudens dat hier «ja» op antwoord weergeven per COROP-regio.18 In onderstaande kaart is geen onderscheid gemaakt tussen huur- en
koopwoningen.19
Zoals in het antwoord op vraag 25 aangegeven, is deze vraag wederom in het WoOn-onderzoek van 2024 opgenomen. Wanneer dit onderzoek uitkomt in het voorjaar van 2025, kan de kaart geüpdatet worden. Voor de WoOn-onderzoeken daarna geldt dat de behoefte naar informatie opnieuw wordt gepeild. Als dit onderwerp nog steeds een punt van aandacht is, zal de vraag weer worden meegenomen in het onderzoek.
Figuur 1: Percentage huishoudens dat last heeft van vocht of schimmel in hun woning, WoON21
Zijn gemeenten volgens u voldoende uitgerust qua wet- en regelgeving (bijvoorbeeld via het Bouwbesluit) en handhavingscapaciteit om vocht- en schimmelproblematiek aan te pakken?
Ja, het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan ventilatie en vochtwering van buiten. Tegen overtredingen daarvan kunnen verschillende sancties worden opgelegd door het bevoegd gezag, zoals een last onder bestuursdwang of dwangsom (herstel). Daarnaast is er de mogelijkheid een bestuurlijke boete op te leggen of in het uiterste geval zelfs een beheerovername. Gemeenten moeten zelf handhavingsbeleid opstellen. In sommige gevallen (indien er sprake is van gezondheidsklachten die zijn ontstaan of verergerd door vocht en schimmel in huis), kan de GGD een rol spelen bij het aanspreken van de verhuurder.
Tevens is het zo dat gemeenten met woningcorporaties in de lokale prestatieafspraken specifieke afspraken kunnen maken over de aanpak van vocht en schimmel. Ook zijn er gemeenten die via huurteams de huurder ondersteunen bij het aankaarten van gebreken.
Tenslotte is het instrumentarium van gemeenten door de invoering van de Wet goed verhuurderschap uitgebreid om op te treden tegen verhuurders in het geval van (ernstig) achterstallig onderhoud. Gemeenten hebben met deze wet de bevoegdheid gekregen om een verhuurvergunning te eisen, waarmee zij extra voorwaarden kunnen stellen aan verhuurders ten aanzien van bijvoorbeeld onderhoud. Ik ben daarom van mening dat gemeenten met al deze instrumenten voldoende uitgerust zijn om dit soort problematiek aan te pakken.
Wat vindt u ervan dat sommige gemeenten aangeven dat ze weinig tegen vocht- en schimmelproblematiek kunnen doen?5
Zoals in eerdere antwoorden is beschreven, hebben gemeenten reeds diverse mogelijkheden om in te grijpen bij vocht- en schimmelproblematiek, zeker wanneer het samenvalt met overtreding van de bouwregelgeving. Het is aan hen om een keuze te maken van welke instrumenten zij gebruik willen maken.
Deelt u de mening dat mede vanwege de grote gezondheidsrisico’s een landelijk meldpunt voor vocht en schimmel behulpzaam kan zijn, waar huurders met hun vragen en klachten terecht kunnen, zodat zij met raad en daad bijgestaan kunnen worden?
Die mening deel ik niet. Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Indien dit (zeer) te wensen overlaat, hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Bovendien hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of de rechter een slechte onderhoudssituatie aan te kaarten. Bovendien bestaan er reeds allerlei andere steunpunten, waar huurders laagdrempelig contact mee kunnen opnemen voor juridisch advies, zoals huurteams, de Woonbond of het Juridisch Loket. Vanuit BZK wordt met alle betrokken partijen samengewerkt via een brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen te voorkomen en op te lossen. Tegen deze achtergrond zie ik geen toegevoegde waarde in een landelijk meldpunt.
Deelt u de mening dat de Huurcommissie niet alleen zou moeten kunnen overgaan tot een huurverlaging, maar ook moet kunnen eisen dat de verhuurder de gebreken verhelpt, want wat hebben huurders aan een huurverlaging als ze ziek worden of blijven van de eigen woning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer komt u met een wijziging om dit mogelijk te maken?
De Huurcommissie is een laagdrempelige, onafhankelijke alternatieve geschillenbeslechter. Indien er sprake is van een gebrek, kan zij met een bindende uitspraak de huur verlagen totdat het gebrek is verholpen. Dit geeft voor de verhuurder een sterke financiële prikkel om dit zo snel mogelijk te doen. De Huurcommissie is echter niet bevoegd of uitgerust om te handhaven of toe te zien op naleving van de uitspraak, en ik zie ook geen aanleiding dit aan te passen. De bestaande regelgeving voorziet al in diverse mogelijkheden voor de huurder om af te dwingen dat gebreken worden verholpen, zoals ik al in diverse antwoorden heb toegelicht.
Deelt u de mening dat huurders in de vrije sector ook veel met vocht- en schimmelproblematiek te maken hebben, maar dat deze huurders nog minder rechten hebben aangezien zij niet bij de Huurcommissie terecht kunnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om huurders in de vrije sector ook toegang tot de Huurcommissie te verlenen, aangezien bij die huurders ook sprake kan zijn van risico’s die de gezondheid ernstig kunnen beschadigen?
Zoals ik in eerdere antwoorden heb beschreven, zijn er verschillende routes voor huurders om de verhuurder op gebreken aan te spreken. Met uitzondering van de route naar de Huurcommissie, zijn alle routes ook mogelijk voor huurders in de vrije sector.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Nieuwegein wel een APK-keuring voor de bestaande bouw invoert waarin periodiek gecontroleerd wordt op onder andere vocht, schimmel en achterstallig onderhoud?6
De gemeente Nieuwegein is voornemens om in de prestatieafspraken met woningcorporaties afspraken te maken over reguliere APK-keuringen voor hun huurwoningen. Dit kan voor de gemeente, corporaties en huurdersorganisaties een goede manier zijn om op de hoogte te blijven van de staat van het vastgoed. Dit is een lokale afweging en lokale afspraak.
Deelt u de mening dat de keuring ervoor zorgt dat een verhuurder tijdig in actie komt en problemen voorkomt, en dat de huurder met het keuringsrapport, wanneer de verhuurder niet in actie komt, bij de Huurcommissie of de rechter makkelijker huurverlaging c.q. woningverbetering kan afdwingen?
Ik ben nog altijd geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring van woningen, omdat dit een ongerichte maatregel is die zal leiden tot een significant lastenverzwaring voor verhuurders en andere gebouweigenaren. Het zou leiden tot heel veel keuringen van gebouwen waar helemaal geen veiligheids- of gezondheidsproblemen spelen.
Hoe kijkt u nu tegen ons eerdere voorstel voor een landelijke APK-keuring voor de bestaande bouw aan waar gecontroleerd kan worden op onder andere de aanwezigheid van vocht, schimmel, achterstallig onderhoud en andere gebreken?
Zie antwoord vraag 34.
Wat vindt u van de uitspraak van WonenBreburg-bestuurder Caroline Timmermans; «Over drie jaar wordt er groot onderhoud gepleegd aan de flats, en dan kan er geïsoleerd worden en kunnen wellicht ook de ramen die niet open kunnen, vervangen worden.»? Kunt u daarbij ingaan op het feit dat die huurders aangeven dat drie jaar moeten wachten voordat gebreken (inclusief achterstallig onderhoud) verholpen zijn, geen optie is?7
WonenBreburg heeft laten weten dat de situatie in het complex Mendelssohn in Tilburg is geanalyseerd, klachten bij bewoners zijn geïnventariseerd en reparaties zijn inmiddels in gang gezet. Concreet betekent dit dat problemen en gebreken, zoals een schuifraam dat niet open kan, of schimmelplekken, reeds zijn aangepakt.
Vanuit de corporatie is met bewoners gecommuniceerd dat groot onderhoud, inclusief verduurzamingsmaatregelen, in 2025 worden uitgevoerd. De voorbereidingen hiervoor zijn in het najaar van 2023 gestart. De afspraken met bewoners over het grootschalige onderhoud in 2025 zijn vastgelegd. Het is nu aan de corporatie om deze na te komen en daarmee het vertrouwen van bewoners waar dit verloren zou zijn gegaan te herstellen.
Kunt u begrijpen dat huurders vaak ten einde raad een zwartboek over hun woningcorporatie maken?
Het is te begrijpen dat huurders hun zorgen uiten. In het geval van het complex Mendelssohn van WonenBreburg waren bewoners ontevreden over de afhandeling van klachten, de onduidelijkheden met betrekking tot onderhoud en verduurzaming en de communicatie vanuit de corporatie. WonenBreburg heeft laten weten deze boodschap te hebben ontvangen en zich bewust te zijn van het feit dat er steken zijn laten vallen. De situatie is geanalyseerd en de corporatie is met de bewonerscommissie in gesprek gegaan, waarna een bijeenkomst is gehouden waar de acties en plannen met alle bewoners zijn besproken. Klachten zijn geïnventariseerd en reparaties zijn inmiddels ingepland en uitgevoerd.
Deelt u, gezien de berichtgevingen, de mening dat klachtenafhandeling door woningcorporaties soms te wensen overlaat?
Als dat zo zou zijn, betreur ik dat. Ieder geval is er een te veel, maar naar mijn mening zijn dit wel incidenten.
Wat vindt u van deze uitspraken van bewoners van het complex Vijverhorst uit de wijk Meijhorst in Nijmegen; «Hoeveel ik ook stook, ik krijg het hier niet warm. Mijn dochter slaapt bij mij in bed omdat haar kamer te koud is. Toen ik in december tijdens de vrieskou belde voor een monteur, zeiden ze dat er pas in februari iemand kon komen. Dat kàn toch niet»?8 «We zitten al jaren met een verwarming die het niet of nauwelijks doet. We hebben alleen ijskoud water uit de kraan. Portaal (verhuurder, red.) moet eindelijk maar eens met compensatie komen. Zo kan het niet langer»?9
Dit vind ik zeer betreurenswaardig, want het is uiteraard niet acceptabel dat bewoners in de kou zitten. In dit soort gevallen kunnen huurders zich ook tot de Huurcommissie wenden. Een onvoldoende werkende verwarming is een gebrek en kan leiden tot huurverlaging.
Herkent u een patroon bij woningcorporatie Portaal, aangezien andere bewoners van complexen in het Waterkwartier en de Wolfskuil in Nijmegen met soortgelijke klachten zitten, waarbij de renovaties ook niet goed uitgevoerd zijn?10
Onvolkomenheden bij renovatie zijn helaas nooit volledig te voorkomen. Portaal heeft laten weten bewoners zeer serieus te nemen en er in die gevallen waarbij er iets misgaat, samen met de werkpartners klachten op te lossen en eventuele fouten te herstellen. De bewoners die via Huurteams of de Huurdersbelangenvereniging klachten hebben ingediend, worden in goede samenwerking door iemand van Portaal en de Huurdersbelangenvereniging bezocht. Indien de klacht gegrond is, worden met elkaar afspraken gemaakt over de afhandeling van klachten.
Deelt u de mening dat slecht uitgevoerde renovaties een veelgehoorde klacht is (zoals bij de renovatie in de Wolfskuil waar de corporatie in 40 adressen van de 182 woningen waar gerenoveerd was in gebreke was, en bij de renovatie in het Waterkwartier waar veel klachten over schimmel gaan waar mensen ineens na de renovatie last van hebben gekregen, sommige bewoners hebben daar naar verluid eczeem opgelopen en uit gesprekken met bewoners blijkt ook dat veel mensen murw zijn geslagen, zelfs bang zijn om te klagen en ander bewoners ervan overtuigd zijn dat er onder de uitvoerders nog huissleutels circuleren)? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u in het kader van uw programma met betrekking tot de bestaande voorraad dan bereid met de Woonbond hierover in gesprek te gaan?
Nee, ik deel de mening niet dat slecht uitgevoerde renovaties een veelgehoorde klacht is. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 40 zijn onvolkomenheden helaas nooit helemaal uit te sluiten.
Deelt u de mening dat (bijna) elke gemeente één of meerdere huurteams zou moeten hebben en hoeveel gemeenten hebben één of meerdere huurteams?
Bij een huurteam van een gemeente kunnen huurders doorgaans op een laagdrempelige manier advies vragen over de huurprijs, servicekosten en achterstallig onderhoud van hun woning. In steeds meer gemeenten zijn huurteams actief en dit kan ik alleen maar aanmoedigen. Het blijft echter aan de gemeente om wel of niet één of meerdere huurteams op te zetten.
Wat vindt u van de klachten over de huurdersorganisatie Klink (die de belangen van de huurders van Portaal zou moeten verdedigen) die beweerd zou hebben dat de huurteams beweren dat vanwege de klachten er sprake van huisuitzetting zou kunnen zijn (terwijl dat niet het geval is) en dat de huurteams 25 euro in rekening brengen voor hun hulp (terwijl huurteams niets in rekening brengen)?
U vraagt mij in te gaan op klachten over de huurdersorganisatie die beweerd zou hebben dat de huurteams iets beweren. Op dit soort beweringen ga ik niet in.
Bereiken u ook signalen dat (overkoepelende) huurdersorganisaties van woningcorporaties te weinig kritisch richting de woningcorporaties zijn, waardoor zij de belangen van huurders niet meer goed kunnen behartigen? Zo ja, geeft dat dit voldoende aanleiding om wet- en regelgeving hieromtrent aan te passen? Zo nee, kunt u hiernaar informeren?
Huurders van corporatiewoningen gaan zelf over hun vertegenwoordiging. De Wet overleg huurders verhuurder en de Woningwet geven hiervoor de kaders aan. Indien huurders ontevreden over hun huurdersorganisatie zijn, kunnen zij binnen de bestaande structuren hier een oplossing voor vinden. Bijvoorbeeld door zelf actief te worden in de vertegenwoordiging.
Deelt u de mening dat verhuurders in het redelijk voorstel moeten opnemen dat huurders op kosten van de verhuurder een eigen expert moeten kunnen inschakelen als verhuurders een renovatie slecht uitgevoerd hebben? Zo ja, hoe gaat u dat regelen? Zo nee, waarom niet?
Met de herziene Woningwet hebben huurdersorganisaties een meer nadrukkelijke rol gekregen. Om hun rol goed te kunnen vervullen, is het van belang dat huurdersorganisaties voldoende professioneel kunnen worden ondersteund wanneer dit nodig is. Corporatie en huurdersvertegenwoordiging dienen hier samen afspraken over te maken.
Deelt u de mening dat verhuurders regelmatig slechte (mede in de zin van onvolledig, slechte zeggenschapsproces, tijdsplanning, vergoedingsregelingen) renovatievoorstellen doen en huurders daarom terecht regelmatig niet instemmen met de renovatie? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u in het kader van uw programma met betrekking tot de bestaande voorraad dan bereid met de Woonbond hierover in gesprek te gaan?
Nee, deze mening deel ik in zijn algemeenheid niet. Momenteel vinden gesprekken plaats met de Woonbond en Aedes naar aanleiding van de afspraak in de NPA over het vaststellen van een landelijk sociaal statuut voor sloop/nieuwbouw en renovatie. Het doel van dit statuut is om een landelijke leidraad te bieden op basis waarvan corporaties, huurdersvertegenwoordigingen en gemeenten op lokaal niveau de afspraken rondom inspraak en betrokkenheid van huurders bij dit soort trajecten verder kunnen vastleggen. Hier wordt uw Kamer op korte termijn verder over geïnformeerd.
Bent u voornemens om in uw aanpassing van het redelijk voorstel mee te nemen hoe rechten van huurders gewaarborgd moeten worden om slecht uitgevoerde renovaties te voorkomen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Een verhuurder is nu al wettelijk verplicht om de huurder genot te verschaffen dat redelijkerwijs verwacht mag verwacht van een goed onderhouden woning. Dit geldt ook bij renovaties. Indien het noodzakelijk is om te renoveren, bestaat er reeds een systeem van inspraak en instemming om de rechten van huurders te waarborgen. Wanneer een woning na een renovatie gebreken vertoont kunnen die via de reguliere weg worden aangekaart.
Bent u voornemens om in uw aanpassing van het redelijk voorstel mee te nemen op welke vergoedingen huurders aanspraak kunnen maken indien renovaties slecht uitgevoerd worden? Zo ja, welke vergoedingsregelingen zijn dat? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet voornemens dat te doen. Een mogelijke schadevergoeding is te afhankelijk van de specifieke omstandigheden om daarvoor een generieke regeling in te richten.
Kunt u begrijpen dat huurders enorm gefrustreerd raken door niet goed uitgevoerde renovaties, die vervolgens lang duren om te verhelpen en dat zij vaak niet weten waar ze naar toe kunnen om het snel opgelost te krijgen?
Ja, ik kan mij die frustratie goed voorstellen. Zoals eerder aangegeven kan de huurder met dit soort klachten in de eerste plaats terecht bij de corporatie zelf. Als de huurder en verhuurder er onderling niet uitkomen, kan de huurder naar de rechter stappen of zich anders melden bij een eventueel huurteam van een gemeente. Zij kunnen huurders helpen om hun recht te behalen.
Wat vindt u ervan dat woningcorporaties pas in actie komen als bewoners actie voeren en eerder niet of nauwelijks naar de huurders luisteren?
Ik vind het zeer betreurenswaardig als dit gebeurt, maar ik ben ervan overtuigd dat dit uitzonderingen betreft. Ik herken niet het algemene beeld dat de gestelde vragen insinueren dat niet of nauwelijks naar bewoners wordt geluisterd.
Wat vindt u ervan dat opnieuw door een onafhankelijke expert vastgesteld is dat het geldige energielabel van de bijna 100 gecontroleerde huurwoningen in Groningen niet klopt en daardoor al die huurders zo’n 135 euro per maand te veel huur (in totaal gaat het om meer dan een miljoen euro) betalen?11
Ik vind het bericht over nieuwe casussen in Groningen waarbij huurders mogelijk te veel huur hebben betaald te betreuren. Een deel van de in het artikel genoemde gevallen zijn bekend bij de Huurcommissie. Met de beschikbare informatie heb ik na kunnen gaan dat dit opnieuw oudere energielabels – destijds Energie-Indexen genoemd – van voor 2021 betreffen. Uiterlijk in het opvolgende jaar trekken de certificerende instellingen (CI) een steekproef op de geregistreerde labels. Daarbij zijn deze energielabels volgens de CI niet in de getrokken steekproef terecht gekomen, waardoor eventuele fouten niet aan het licht gekomen zijn. Het is positief dat het sinds februari 2022 mogelijk is voor deze huurders om naar de Huurcommissie te stappen indien een foutief energielabel effect heeft op de huurprijs. Ik heb begrepen dat de Huurcommissie de zaken die zij heeft ontvangen in behandeling heeft genomen.
Klopt het dat dit nog maar het topje van de ijsberg is en dat het waarschijnlijk gaat om duizenden foutieve energielabels en energielabels waarmee gefraudeerd zijn?
Energielabels zijn 10 jaar geldig en worden steekproefsgewijs gecontroleerd door het trekken van een representatieve steekproef in het opvolgende jaar. Op basis van deze controles kan het voorkomen dat een energielabel wordt aangepast of zelfs ingetrokken. Dat is de wijze waarop de kwaliteit van Energie-Indexen en energielabels op basis van de NTA8800 sinds 2009 is geborgd. Mede door situaties als deze in Groningen, wordt duidelijk dat dit kwaliteitsborgingsysteem niet in alle gevallen voldoende werkt. Zoals aangekondigd in de Kamerbrieven van 30 november 202227 en 29 juni 202328 werk ik daarom aan maatregelen om de aanpak van de kwaliteitsborging te verstevigen door invoering van o.a. een grotere steekproef, zwaardere sancties en publiekrechtelijk toezicht. Dit wordt van toepassing op nieuw geregistreerde energielabels, maar niet op registraties uit het verleden. Daarom laat ik daarnaast ook een klachtenprocedure uitwerken voor fouten in energielabels uit het verleden. In onderstaande grafiek is te zien dat het aantal kritieke afwijkingen in de steekproef in 2022 is afgenomen. In combinatie met de maatregelen heb ik vertrouwen in de kwaliteitsborging voor de toekomst om dergelijke situaties te voorkomen en eventuele fouten aan te pakken.
Figuur 2: Ontwikkeling aantal kritieke afwijkingen in steekproefcontrole van geregistreerde woningbouw basis energielabels, schemabeheerder InstallQ
Valt hier de certificerende instellingen wat te verwijten c.q. hebben zij gefaald (aangezien het hier gaat om dezelfde energieadviseur)? Zo ja, wat c.q. hoe? Zo nee, waarom niet?
Certificaathouders en certificerende instellingen zijn geaccrediteerd en worden getoetst door de Raad voor Accreditatie op de voorwaarden in de ISO 17.065. Op deze wijze wordt gecontroleerd dat zij voldoen aan de eisen voor de steekproef en de controles. De betrokken CI heeft aangegeven dat, ondanks veel woningbezoeken in de postcodegebieden, de bij ons bekende adressen niet in de steekproef terecht zijn gekomen. Hierdoor valt de CI niet iets te verwijten.
Heeft de prijsdruk (vanwege de concurrentie) invloed op de kwaliteit van de energielabels? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kunt u daar een rol in spelen zodat de kwaliteit wel verbetert maar de energielabels nog wel voor de consument betaalbaar blijven?
Het is moeilijk om iets te zeggen over de markt van voor 2021, toen de betreffende energielabels opgenomen en geregistreerd zijn. Sinds de introductie van het energielabel op basis van de NTA8800 is er een verbetering in de kwaliteit te zien en wordt geen negatief effect door concurrentie gesignaleerd. De hoge mate van concurrentie die er momenteel in de markt is, kan adviseurs wel onder tijdsdruk zetten voor concurrerende tarieven. Dit kan leiden tot fouten en kan daarmee invloed hebben op de kwaliteit van het energielabel. Ook in dit licht is het goed om maatregelen te treffen om de kwaliteit ook in de toekomst te blijven waarborgen. De eerdergenoemde maatregelen zijn naar mijn mening in verhouding tot het toenemende belang en gebruik van het energielabel, ook als dit leidt tot een iets hogere prijs.
Deelt u de mening dat meer begrijpelijke informatie voor de belanghebbende van het energielabel kan helpen om problemen te voorkomen, aangezien technische waarden zoals de rc-waarde en u-waarde een leek niets zeggen? Zo ja, hoe kunt u daar zorg voor dragen? Zo nee, waarom niet?
Met de realisatie van het energielabelafschrift voor ingeschrevenen op MijnOverheid.nl kunnen zowel woningeigenaren als huurders te allen tijde het afschrift inzien van het energielabel van hun woning. Hiermee heeft een eigenaar of huurder meer informatie dan enkel de labelletter en cijfermatige indicatoren die openbaar op EP-online te vinden zijn. Op de eerste pagina van het energielabelafschrift wordt de energieprestatie visueel zo duidelijk mogelijk weergegeven met onder andere plusjes en minnetjes voor isolatie. Tevens is hier bijvoorbeeld te zien of de warmtebehoefte laag, gemiddeld of hoog is. Deze informatie wordt op de tweede pagina nader toegelicht en pas op pagina 3 en verder is meer detailinformatie weergegeven, waaronder de Rc en U-waarden met uitleg en een grafische weergave. Middels deze opbouw is geprobeerd de informatie duidelijk en overzichtelijk weer te geven. Dat neemt niet weg dat dit nog verder verbeterd kan worden en meer toelichting kan bevatten over bijvoorbeeld het verschil tussen het energielabel en de energierekening op basis van het werkelijk gebruik. Ik deel dus uw mening en ben momenteel opnieuw aan het kijken naar verbeteringen en ben daarvoor onder andere in gesprek met de Woonbond.
Zijn er signalen bij u bekend dat er partijen zijn die werken met niet-gediplomeerd personeel? Zo ja, hoe kunt u daar tegen optreden? Zo nee, kunt u daarnaar informeren?
Het komt voor dat dergelijke signalen bij BZK of RVO binnenkomen. Wanneer hier sprake van is, wordt de benodigde informatie opgehaald uit de energielabel database EP-online. Met deze informatie kan de vakbekwaamheid worden gecontroleerd en het signaal rechtstreeks worden doorgegeven aan de schemabeheerder InstallQ en de betrokken CI. De CI ziet toe op de vakbekwaamheid. Opname of registratie door een niet vakbekwaam adviseur betreft een kritische fout die door de certificaathouder moet worden hersteld. Met een duidelijke klachtenprocedure kan het ontvangen en verwerken van signalen verder ingeregeld worden.
Klopt het dat in sommige gevallen huurders van flexwoningen geen recht hebben op huurtoeslag aangezien deze flexwoningen soms geen status van onroerend hebben?
In principe hebben huurders van flexwoningen recht op huurtoeslag. Zoals ik in mijn antwoorden op uw eerdere vragen van juni jl.29 heb aangegeven, bestaat er recht op huurtoeslag als er sprake is van een woning. In de Wet op de huurtoeslag wordt een woning omschreven als een onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden. Bij Toeslagen zijn geen recente signalen bekend waar geen huurtoeslag toegekend kan worden voor flexwoningen omdat zij niet aangemerkt zijn als onroerend goed. Indien dit toch zou voorkomen, staat de woning niet geregistreerd als gebouwde onroerende zaak in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). In dat geval wordt contact opgenomen met de burger om te bekijken of toch voldaan wordt aan de voorwaarden.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een onroerende zaak – en dus van een woning in de zin van de Wet op huurtoeslag – zijn een aantal criteria van belang. Bij de beoordeling of sprake is van een gebouwde onroerende zaak en dus van woonruimte in de zin van artikel 7:233 van het Burgerlijk Wetboek (BW), wordt aansluiting gezocht bij het begrip onroerend in de zin van artikel 3:3 BW: onroerend zijn (o.a.) gebouwen en werken die duurzaam met de grond verenigd zijn, direct of indirect. De vraag of de «vereniging met de grond» duurzaam is, moet aan de hand van objectieve maatstaven worden beantwoord. Hierbij spelen de volgende criteria een rol: (1) of het gebouw naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven; (2) welke bedoeling de bouwer of degene in wiens opdracht gebouwd werd, had; (3) of de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven voor derden kenbaar was; en (4) de verkeersopvatting.30
In het Burgerlijk Wetboek is de intentie van de bouwer van belang en moet deze intentie ook naar buiten toe kenbaar zijn gemaakt. Bij de beoordeling is de duur van een eventuele demontage minder van belang. Ook eenvoudig verplaatsbare constructies kunnen als onroerend worden aangemerkt. Flexwoningen zullen daarom vrijwel altijd ook kunnen worden beschouwd als gebouwde onroerende zaak. Er zijn geen gevallen bekend waarin dat niet zo is.
Klopt het dat in sommige gevallen huurders van flexwoningen geen recht hebben op huurbescherming aangezien deze flexwoningen soms niet voldoen aan de definitie van woonruimte?
Flexwoningen zijn normale woningen. Het enige bijzondere aan een flexwoning is dat hij ook verplaatst kan worden en daardoor ook op tijdelijk beschikbare locaties kan worden gebruikt in de strijd tegen de woningtekorten. Flexwoningen vallen in principe, evenals permanente woningen, onder de definitie van woonruimte. Er zijn geen situaties bekend waarin huurders van flexwoningen geen recht zouden hebben op huurbescherming.
Klopt het dat de prijs per m2 bij flexwoningen hoger ligt dan bij reguliere woningen?
Dat kan in zijn algemeenheid niet zo worden gesteld. De kosten voor de bouw van een woning zijn van veel factoren afhankelijk, zoals de manier van bouwen (prefabricage of traditionele bouw), de oppervlakte van de woning, het gekozen materiaal, de duurzaamheidsprestaties etc. In zijn algemeenheid zijn fabrieksmatig gebouwde woningen goedkoper, de bouwprijs van flexwoningen ligt dan ook (meestal) lager dan die van vergelijkbare reguliere woningen. Wel is het zo dat bij het bouwen van verplaatsbare woningen (flexwoningen) op een tijdelijke locatie, rekening moet worden gehouden met verplaatsingskosten.
Klopt het dat u nu minder enthousiast bent over flexwoningen?
Nee, dat klopt niet. Ik ben nog steeds enthousiast over de plaatsing van verplaatsbare woningen. Door tijdelijk woningen neer te zetten op plaatsen waar dat anders niet was gebeurd, voegen we meer woningen toe aan de woningvoorraad. Het is de snelste manier om het aantal woningen te vergroten. Dit is belangrijk voor iedereen die met spoed een woning nodig heeft en voor mensen die al te lang wachten op een huis. Dat in veel gerealiseerde projecten een (zeer) forse overinschrijving is van woningzoekenden laat zien dat er behoefte is en ruimte is voor dit type woningen. Bij mijn bezoeken aan gerealiseerde projecten hoor ik van de nieuwe bewoners ook veel waardering voor deze woningen.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en deze gelieve niet te clusteren?
Ik heb dit zoveel mogelijk geprobeerd te doen, hoewel dit de leesbaarheid niet altijd ten goede komt.
Schade in Groningen |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat de memorie van eis van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in de arbitrage van september 2022 niet is overgelegd aan de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEAG)?
Dat klopt. De enquêtecommissie heeft tussen 11 februari 2021 en 12 juli 2022 in een aantal vorderingen afschriften van documenten opgevraagd. De Minister van EZK heeft deze in alle gevallen verstrekt of de enquêtecommissie in staat gesteld kennis te nemen van deze documenten. Zoals uit het eindrapport van de enquêtecommissie blijkt, heeft de commissie in de zomer van 2022 van het Ministerie van EZK en van NAM informatie gevorderd t.a.v. de standpunten van beide betrokken partijen (zie in «Groningers boven gas», verwijzingen naar de gevorderde schriftelijke inlichtingen in Boek 4, hoofdstuk 9, pagina 1439–1442, voetnoten 394 en 402). Het onderwerp van de arbitrage als zodanig viel dus binnen de reikwijdte van de genoemde vorderingen. De memorie van eis van de NAM dateert van september 2022, viel om die reden buiten de reikwijdte van de vorderingen.
Klopt het dat in de memorie van eis van de NAM de formele standpunten van de NAM ten aanzien van de versterking van de gebouwen in Groningen is weergegeven en kunt u aangeven hoeveel pagina’s het processtuk betreft?
Het klopt dat de memorie van eis de formele standpunten van de NAM bevat inzake de versterking van gebouwen in Groningen. Het stuk bevat ongeveer 180 pagina’s, exclusief bijlage.
Bent u er zeker van dat de wijziging van artikel 52g Mijnbouwwet geen kapitale schade toebrengt aan de schatkist van de Staat der Nederlanden en zo ja, kunnen we hiervan de toetsing ontvangen waarbij extensief ingegaan wordt op de gevolgen voor de vergoedingsplicht van de NAM en de gevolgen voor de periode vanaf 1 januari 2020 tot het invoeren van de heffing en de argumenten uitgewisseld in de arbitrageprocedure?
De wijziging van artikel 52g van de Mijnbouwwet die op dit moment bij uw Kamer ligt heeft geen enkele invloed op de betalingsverplichting van NAM voor de versterkingsoperatie.
Het artikel 52g is ingevoerd met de Wet van 17 oktober 2018, houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld (Stb. 2018, 371). Het derde lid hiervan, waarmee de zorgplicht voor de veiligheid, die de basis vormt voor de versterkingsoperatie, van de vergunninghouder is overgeheveld naar de Staat, is in werking getreden met ingang van 19 december 2018. Dat werd geregeld in het Besluit van 6 december 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel C, artikel 52g, derde lid, van de wet van 17 oktober 2018, houdende wijziging van de Gaswet en van de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld (Stb. 2018, 371) (Stb. 2018, 471).
In de nota van toelichting bij dat besluit werd toegelicht dat deze datum was gekozen in verband met het kort daarvoor sluiten van de overeenkomst tussen de NAM en de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de financiering van het treffen van maatregelen (Interim betalingsovereenkomst versterken; IBOV) (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 535). Die overeenkomst regelde de betalingsplicht voor de NAM voor de versterkingsoperatie tot, met diverse verlengingen, 1 juli 2023, waarna artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen de heffing op NAM (ook) voor de versterkingsoperatie regelt. Artikel 52g, derde lid, is vervolgens per diezelfde datum overgeheveld naar artikel 13ba van de Tijdelijke wet Groningen. Noch de invoering van artikel 52g Mijnbouwwet noch de wijziging daarvan heeft gevolgen gehad voor de mogelijkheid van de Staat om kosten in rekening te brengen bij NAM.
Op dit moment ligt het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld (Kamerstuk 36 441) voor in uw Kamer. In dit wetsvoorstel wordt artikel 52g aangepast met het oog op de beëindiging van de gaswinning. De wijziging heeft geen invloed op de betaalverplichting van NAM, omdat deze reeds is overgeheveld naar artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Kunt u toelichten hoe het heeft kunnen gebeuren dat in de zomer van 2022, dus tijdens de parlementaire enquête en ook in het dossier Groningen waar transparantie uitgangspunt is, door de Minister of de Staatssecretaris is besloten om -anders dan bijvoorbeeld een openbare arbitrageprocedure of een openbare rechtbankprocedure- een slot te zetten op de processtukken, de inhoud van de arbitrageprocedure?
Er is geen sprake van een specifiek slot op documenten. Arbitrage is een bij wet gereguleerde manier van geschilbeslechting waarbij vertrouwelijkheid een uitgangspunt is. De keuze om in het gasgebouw geschillen te beslechten op basis van arbitrage is in het begin van de samenwerking, in de jaren ’60 gemaakt. Specifiek voor de kosten voor versterking is de arbitragebepaling opgenomen, in de onder vraag 3 genoemde IBOV, in 2018. Daarbij is bepaald dat de uitspraak cq. uitkomst van de arbitrage openbaar wordt gemaakt.
De Kamer is in februari, juni 2022 en voor het laatst in september 2023 geïnformeerd over de arbitrages met NAM. In mijn brief van 13 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1172) heb ik aangeboden de Kamer vertrouwelijk nader te informeren over de argumenten die in de procedures gebruikt worden door beide partijen. Openbaar informeren over inhoudelijke elementen van deze procedures schaadt de procespositie van de Staat.
Is de keuze om een slot op de arbitrageprocedure te zetten alleen uw keuze, of is dit ook besproken of gedeeld met het kabinet of de regering dan wel de Minister-President?
Er is, zoals in antwoord op vraag 4 reeds toegelicht, geen sprake van een keuze voor een slot en daarover heeft dus ook geen afstemming met het kabinet dan wel de Minister-President plaats gevonden.
Zijn er nog andere afspraken gemaakt ten aanzien van de arbitrageprocedure in het kabinet of de regering en zo ja, zijn deze geheim of openbaar en in beide gevallen? Graag ontvang ik een afschrift van die afspraken.
Nee, er zijn geen afspraken gemaakt in het kabinet of de regering over de arbitrageprocedure.
Klopt het dat een arbitrageprocedure met een slot erop nooit de betrokken bewindvoerders ontslaat van de plicht om de documenten aan de parlementaire enquêtecommissie te verstrekken?
Er is, zoals in het antwoord op vraag 4 is toegelicht, geen sprake van een specifiek slot op documenten van de arbitrageprocedure. Indien deze zouden zijn opgevraagd zou er geen belemmering zijn geweest om de arbitragedocumenten aan de commissie te verstrekken of, vanwege overwegingen van vertrouwelijkheid, in elk geval de enquêtecommissie in staat te stellen kennis te nemen van deze documenten.
Is de keuze van een slot op de arbitrageprocedure gemaakt vanwege de fouten van de opvolgend VVD-Ministers in de versterkingsprocedure en specifiek Minister Wiebes in het Akkoord op Hoofdlijnen en de interim Betalingsovereenkomst Versterken (IBOV)(+)?
Nee, hiervan is geen sprake zoals reeds toegelicht in antwoorden op vraag 4, 5, 6 en 7.
Klopt het dat alle versterkingskosten op grond van artikel 52g Mijnbouwwet en 6:95 BW voor rekening van NAM dienen te komen voor de periode vanaf 1 januari 2020, het publiek worden van de versterkingsoperatie?
Artikel 52g van de Mijnbouwwet vormt geen grondslag voor de vergoedingsplicht voor NAM van de versterkingsoperatie. Zoals toegelicht in antwoord op vraag 3 werd die vergoedingsplicht tot 1 juli 2023 gevormd door de IBOV en sinds die datum door artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Bent u met mij eens dat onder de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door NAM voor Groningen, dus op basis van artikel 52g Mijnbouwwet en het Burgerlijk Wetboek, alle versterkingskosten vallen, waaronder maar niet beperkt tot:
Zoals toegelicht in antwoord op vragen 3 en 9 wordt de betalingsplicht van NAM niet beheerst door artikel 52g van de Mijnbouwwet. Alle genoemde posten vallen wel onder de betalingsverplichting van NAM onder de IBOV en de Tijdelijke wet Groningen. Deze kosten worden dan ook gewoon in rekening gebracht bij NAM.
Op mijn vraag of de versterkingskosten 11 miljard euro bedragen, komt u terug met het in rekening gebrachte bedrag bij NAM van 1,1 miljard euro plus nog 4 miljard euro versterkingsgeld voor de periode van 2023 t/m 2028. Ik ben daarom ook gaan rekenen en kom meer in de buurt van mijn bedrag van 11 miljard euro. Op basis van miljoenennota 2024 en 2023 + alle overige versterkingskosten, kom ik uit op: versterkingskosten 2020 (onbekend) + 5.847 miljoen + beleidsmatige ontwikkelingen PEAG+ Apparaatskosten NCG + Bestuurlijke Afspraken 2020 1.5 miljard + Nationaal Programma Groningen 1,15 miljard. Toelichting 5.874 miljoen euro: namelijk (miljoenennota 2023) voor het jaar 2021 – einde een bedrag van 5.386 miljoen euro plus 461 miljoen euro (bijstelling miljoenennota 2024) = 5.847 miljoen. Graag uw reactie op de door mij opgevoerde posten. Waar u het niet eens bent met een (volledige) doorbelasting aan de NAM?
In de rekensom uit de vraag lopen verschillende elementen door elkaar, zoals de reguliere versterkingskosten, uitgaven rondom bestuurlijke afspraken, het Nationaal Programma Groningen en ontwikeling PEGA.
In de Bijlage Groningen Schade en Versterken bij de Miljoenennota 2024 is in tabel 22.4 een raming opgenomen voor de resterende periode van de versterkingsoperatie. Over de periode 2023–2028 telt deze op tot een bedrag van € 4,8 miljard. Dit is inclusief de apparaats- en uitvoeringskosten van de NCG. De betaalverplichting van NAM is vastgelegd in artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen en daar handel ik naar.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat met de Wiebes-overeenkomsten, namelijk het Akkoord op Hoofdlijnen uit 2018, de IBOV uit 2018 en de IBOV+ uit 2019 met de NAM, de wettelijke vergoedingsplicht versterken door de NAM voor Groningen (hierna ook: WVVNG) is ingeperkt?
Op grond van de genoemde overeenkomsten is de NAM aan de Staat verplicht om alle kosten voor de versterkingsopgave te vergoeden. De vergoedingsplicht is dus niet ingeperkt.
Kunt u aangegeven waarom in het Akkoord op Hoofdlijnen, specifiek vanaf artikel 5.5 is opgenomen dat de apparaatskosten voor personeel, gebruik gebouwen, ICT, externe inhuur medewerkers, programmatuur, gebruik van diensten zoals DICTU van NCG (hierna gezamenlijk: Apparaatskosten) van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door de NAM voor Groningen zijn uitgezonderd?
Er is waarschijnlijk sprake van een misverstand. Ten tijde van het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) was de verwachting dat zowel schade-afhandeling als versterking zouden worden uitgevoerd door een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Het AoH bepaalt dat de kosten van het bestuur van dit ZBO niet in rekening worden gebracht bij NAM om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Alle overige apparaatskosten zouden wel in rekening worden gebracht. Uiteindelijk is alleen voor schade voor het ZBO-model gekozen in de vorm van het IMG. Bij het IMG worden de kosten die verband houden met de bezoldiging en huisvesting van de leden van het Instituut en de BTW voor werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in opdracht van het Instituut, niet in rekening gebracht bij NAM. Voor versterken is er geen ZBO, dus geen onafhankelijk bestuur, en worden alle apparaatskosten volledig in rekening gebracht bij NAM.
Zoals uit onderstaande tabel, uit de ontwerpbegroting EZK, blijkt worden de apparaatsuitgaven van de NCG doorbelast aan de NAM.
Had het onttrekken van de Apparaatskosten van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door de NAM voor Groningen niet expliciet gemeld moeten worden aan de Kamer en had dit bovendien niet als staatssteun voor toetsing gemeld moeten worden bij de Europese Commissie?
Zoals uit het antwoord op vraag 13 blijkt is er geen sprake van het onttrekken van apparaatskosten en daarom waren een melding aan de Kamer en een melding aan de Europese Commissie voor een staatsteuntoets niet aan de orde.
Kunt u aangeven wat de Apparaatskosten van NCG zijn voor de publieke versterkingsoperatie, namelijk de periode 1 januari 2020 tot aan het einde, met een onderverdeling van Apparaatskosten in de periode van 1 januari 2020 tot nu en vanaf nu tot het einde van de versterkingsoperatie?
In tabel 66 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 2, blz. 181) zijn de apparaatskosten van het hele departement inzichtelijk gemaakt.
In deze tabel zijn ten onrechte de personeelskosten van de NCG meegenomen onder het kerndepartement. Dat is onjuist, want de NCG is een zogenoemde buitendienst. In onderstaande tabel is de raming 2023–2028 opgenomen. Voor de uitgaven 2020–2022 wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13.
Personeel
112.396
112.256
112.773
112.748
106.986
101.574
Materieel
30.985
23.168
21.150
19.548
18.567
18.568
Kunt u de, vanwege belangen van de Staat der Nederlanden, weggelakte artikelen 5.8 en 5.9 van het Akkoord op Hoofdlijnen alsnog openbaar maken en zo ja, dan graag een kopie en zo nee, waarom niet en kunt u dan tenminste aangeven of hierin ook een beperking van de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken voor Groningen door de NAM is opgenomen en zo ja, voor welke kosten?
Artikel 5.8 van het AoH is in 2018 ongelakt aan de Kamer toegezonden en bevat de volgende tekst:
Artikel 5.9 bevat de volgende tekst:
Deze bepaling was gelakt, omdat de openbaarmaking van deze bepaling destijds mogelijk onrust zou veroorzaken bij bewoners van de genoemde batches. Inmiddels is er voor deze batches een aanpak in uitvoering waardoor de tekst nu niet langer vertrouwelijk hoeft te blijven. Beide bepalingen bevatten geen beperking van de vergoedingsplicht van NAM.
Waarom is de Kamer bij het Akkoord op Hoofdlijnen in 2018 niet expliciet geïnformeerd over het verkleinen van de wettelijke vergoedingsplicht door NAM?
Zoals hiervoor toegelicht in reactie op de vragen 12 tot en met 16 is er geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht door NAM.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat in de IBOV(+) de Wettelijke Vergoedingsplicht Versterken door NAM voor Groningen is teruggebracht, namelijk van een niet-limitatieve wettelijke vergoeding van alle vermogensschade en ander nadeel in Groningen naar een limitatief aantal kostenposten van de versterkingsoperatie in Groningen namelijk:
De genoemde posten omvatten alle kosten die door de NCG voor de versterking worden gemaakt (beoordelen van de veiligheid en uitvoeren van versterking indien nodig). Alle kosten worden bij NAM in rekening gebracht. Er is geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht door NAM.
Waarom is de Kamer in 2018 niet expliciet geïnformeerd over deze (tweede) fundamentele wijziging en afwijking van de wettelijke vergoedingsplicht door NAM?
Zoals hiervoor toegelicht is er geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht door NAM. De Kamer is geïnformeerd over het publiek maken van de versterkingsoperatie en de betaalafspraken met NAM bij brief van 26 november 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 535).
Is de Minister in 2018 bij het aangaan van het Akkoord op Hoofdlijnen dan wel bij het aangaan van de IBOV door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) geïnformeerd dat een inperking van de wettelijke vergoedingsplicht door de exploitant verboden staatssteun aan NAM en haar aandeelhouders is in de zin van artikel 107 e.v. VWEU?
Zoals hiervoor toegelicht is er geen sprake van een inperking van de vergoedingsplicht en dus geen sprake van staatssteun.
Is er een verband tussen enerzijds de in de PEAG uitspringende keuze van Minister Wiebes tot het stilleggen van de versterkingsoperatie in 2018 en anderzijds de Wiebesovereenkomsten uit dezelfde periode, waarin het wettelijke kostenverhaal van de Staat op NAM is beperkt?
Nee, dit verband bestaat niet.
Klopt het dat naast de door de PEAG genoemde keuze voor het stilleggen van de versterkingsoperatie met verstrekkende gevolgen voor de Groningers, eveneens door Minister Wiebes een fout lijkt te zijn gemaakt met verstrekkende gevolgen voor de schatkist?
Nee, het geschetste gevolg doet zich niet voor.
Is niet de essentie van een melding bij de Europese Commissie van staatssteun dat de Wiebesovereenkomsten worden getoetst aan verenigbaarheid met de Europese regels van staatssteun en dat dit in essentie zal leiden tot een verplichting van de Staat der Nederlanden om alle versterkingskosten te verhalen op NAM?
Dit gaat alleen op wanneer er sprake zou zijn van ongeoorloofde staatsteun en dat is niet het geval, omdat de Staat alle versterkingskosten in rekening brengt bij NAM.
Zou je kunnen stellen dat het op het eerste gezicht lijkt alsof NAM handiger en slimmer is geweest bij het verkleinen van haar vergoedingsplicht voor versterken over de band van de Wiebesovereenkomsten, maar dat deze inperking nietig is voor zover wordt afgeweken van de wettelijke verplichting tot betaling van de versterkingskosten door NAM?
Zoals uit de beantwoording van eerdere vragen blijkt is er geen sprake van verkleining van de vergoedingsplicht van NAM en dus gaat de stelling in deze vraag niet op.
Is staatssteun gebruikt door de Staat der Nederlanden in de arbitrageprocedure over de facturen op grond van de Wiebesovereenkomsten?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is vertrouwelijkheid een wettelijk vastgelegd uitgangspunt van arbitrage. Desgewenst kan ik uw Kamer vertrouwelijk informeren over de argumenten die door de Staat zijn gevoerd in deze procedure.
Gaat de Staat der Nederlanden voor een verhaal van alle versterkingskosten vanaf 1 januari 2020, niet alleen de facturen maken op grond van de Wiebesovereenkomsten?
Ik verwijs naar de antwoorden op vragen 2 en 25.
Heeft u namens de Staat der Nederlanden al een staatssteunmelding gedaan voor de totale versterkingskosten en de inperking van de Wiebesovereenkomsten en zo nee, is dit er niet een verplichting om dit alsnog te doen op grond van de inzichten van vandaag?
Nee, er is geen melding gedaan en er zijn geen inzichten die er toe leiden dit alsnog te doen.
Was het niet nuttig en eigenlijk essentieel geweest als de PEAG en ook de Kamer op de hoogte was gebracht van de gevolgen van de Wiebesovereenkomsten voor het verhaal van versterkingskosten op NAM en de mogelijkheid om dit via een staatssteunmelding bij de Europese Commissie alsnog recht te zetten?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 27.
U heeft zoals ook eerder aangegeven dat via het gashuis uiteindelijk een 30 (NAM): 70 (Staat der Nederlanden) verdeling van de kosten ontstaat. Klopt het dat in 1963 een verdeling van de kosten is afgesproken op 60 (NAM): (40) Staat der Nederlanden. Kunt u het verschil toelichten?
In 1963 is afgesproken om opbrengsten en kosten te verdelen in de verhouding 60 (NAM) en 40 (EBN). NAM is over haar aandeel Vennootschapsbelasting en mijnbouwheffingen aan de Staat verschuldigd en samen bedraagt dat 50% over het door NAM behaalde resultaat. Hierdoor komt indirect de helft van NAM’s resultaat weer toe aan de Staat waardoor uiteindelijk de verdeling van opbrengsten en kosten plaatsvindt in de verhouding 70 (Staat)/30 (NAM). Voor een nadere toelichting op de inkomsten uit het gasgebouw verwijs ik u naar de brief van 13 december 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 932).
Kunt u, in dat kader, nog eens toelichten waarom de verhouding 70 tot 30 procent is zoals u aangaf, bijvoorbeeld bij de niet denkbeeldige situatie dat er weinig tot geen baten zijn voor NAM en wel versterkingskosten voor rekening van NAM?
De Staat ontvangt via het aandeel van EBN 40% van de winst. Via het winstaandeel en Vpb ontvangt de Staat ook de helft van het aandeel van 60% van de vergunninghouder. Dit leidt ertoe dat de Staat over de winningswinst uiteindelijk 70% van de opbrengst verminderd met 73% van de kosten ontvangt en dat komt overeen met ongeveer 70% van de winst. Als de NAM verlieslatend is, is er geen winst te verdelen en dan is de verdeling 40/60.
Zijn in het Ministerie van EZK maatregelen genomen vanwege de uitkomsten van de PEAG ten aanzien van het kerndepartement?
Hoofdstuk 4 «bouwen aan een betere overheid» van de kabinetsreactie «Nij begun» beschrijft een breed pallet aan maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van de uitkomsten van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.
Gezien de inhoud van de Wiebesovereenkomsten, het integriteitsonderzoek en de uitkomsten van de PEAG ten aanzien van het kerndepartement, kunt u de Kamer ervan verzekeren dat de onderhandelingen met Shell en Exxon niet worden gevoerd door een of meer medewerkers die de Wiebesovereenkomsten hebben geschreven of onderhandeld met NAM en haar aandeelhouders en zo nee, kunt u hiertoe maatregelen nemen?
Over de inzet van individuele medewerkers op specifieke dossiers doe ik geen uitspraken. In algemene zin kan ik aangeven dat de gesprekken met Shell en ExxonMobil een brede inzet vragen van capaciteit en expertise binnen het kerndepartement, externe deskundigen en de uitvoeringsorganisaties. Vanuit het kerndepartement zijn meerdere directies betrokken. Denk daarbij naast de primair verantwoordelijke beleidsdirectie ook aan de directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) en de directie Financieel Economische Zaken (DFEZ).
Gezien de inhoud van de Wiebesovereenkomsten, het integriteitsonderzoek en de uitkomsten van de PEAG ten aanzien van het kerndepartement, kunt u de Kamer ervan verzekeren dat u op het verhaal van de totale versterkingskosten en ook het doen van een staatssteunmelding niet wordt geadviseerd door een of meer medewerkers die de Wiebesovereenkomsten hebben geschreven of onderhandeld met NAM en haar aandeelhouders en zo nee, kunt u hiertoe maatregelen nemen?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 32.
Met de focus op de versterkingsoperatie en het afwikkelen van schade, is het niet beter om -naast de huidige DG voor Groningen- een apart tijdelijk DG op te richten waarin de versterkingskosten en kosten door schade worden verhaald?
Nee.
Kunt u toelichten hetgeen u op 12 oktober 2023 in de Kamer aangaf, namelijk dat de IBOV per 1 juli 2023 niet meer van toepassing is op de versterkingsoperatie vanwege de heffing die is opgenomen in de Tijdelijke wet Groningen?
Met het van kracht worden van de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Stb. 2023, 164) vervalt de werking van de IBOV. De kosten voor de versterkingsoperatie worden vanaf deze datum in rekening gebracht door middel van een heffing, op grond van artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen.
Bent u met mij eens dat een van de twee wettelijke grondslagen voor verhaal van de versterkingskosten fundamenteel worden aangepast met het wetsvoorstel (kamerstuk 36 441), waarbij in het voorstel bijvoorbeeld wordt verwijderd de tekst dat de «houder van de winningsvergunning Groningenveld neemt alle noodzakelijke maatregelen om de gevolgen van een zwaar ongeval voor mens en milieu te beperken»?
Zoals hiervoor toegelicht is de verhaalbaarheid van de versterkingskosten geregeld in artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen, is artikel 52g van de Mijnbouwwet hiervoor niet van belang en heeft dus ook een wijziging van dat artikel geen gevolgen voor de vergoedingsplicht van de NAM.
De bedoelde verplichting wordt met het wetsvoorstel onder Kamerstuk 36 441 overigens niet verwijderd uit artikel 52g, maar slechts aangepast naar de situatie waarin de gaswinning definitief is beëindigd. Het voorgestelde artikel 52g, eerste lid, aanhef en onder b, komt te luiden: De houder van de winningsvergunning Groningenveld dan wel indien deze vergunning haar gelding heeft verloren, de laatste houder daarvan, neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om [...] te voorkomen dat als gevolg van een mijnbouwwerk dat buiten werking is nadelige gevolgen voor mens en milieu worden veroorzaakt.
Bent u met mij eens dat het oorspronkelijke wetsartikel 52g kan blijven staan zo lang er schade ontstaat of versterking nodig is en zo nee, kunt u uitleggen wat hierop tegen is?
Het artikel kan in de huidige vorm niet blijven bestaan, omdat dit enkel verplichtingen oplegt aan een vergunninghouder. De vergunning voor het Groningenveld zal zijn gelding verliezen. Daarom moet de bepaling worden aangepast om te bereiken dat na het beëindigen van de gaswinning de NAM zijn verplichtingen voor een ordentelijke en veilige ontmanteling van de putten behoudt.
Bent u bereid zorg te dragen dat er een externe heroverweging plaatsvindt van de recente Kamerstukken van 5 oktober 2023 (Kamerstuk 36 441), met name het schrappen van artikel 52g Mijnbouwwet, een en ander om potentiële miljoenen of miljardenschade over de afgelopen jaren en nog te vergoeden kosten door NAM te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding voor een externe heroverweging van de wijziging (en dus niet het schrappen) van artikel 52g van de Mijnbouwwet.
Kunt u aangeven waarom er geen beslag is gelegd onder NAM voor de ingehouden substantiële betalingen op de facturen en waarom er geen staatssteunmelding is gedaan voor de versterkingskosten in de Wiebesovereenkomsten?
De Staat laat geen enkel juridisch instrument onbenut om de NAM aan zijn betalingsverplichting te houden. In de Kamerbrief van 13 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1172) is uw Kamer geïnformeerd over de juridische stappen die op dit moment zijn gezet met het oog op de niet volledige betaling door NAM. De afwegingen over het wel of niet nemen van juridische stappen kan met het oog op de procespositie van de Staat vertrouwelijk worden toegelicht aan de Kamer. Er is geen staatssteunmelding gedaan, omdat er geen sprake is van staatssteun.
Kunt u de Wiebesovereenkomsten waarmee u bij uw aantreden geconfronteerd werd met de kennis van nu beschouwen en aangeven of u de Wiebesovereenkomsten anders had geschreven voor wat betreft het verhaal van de versterkingskosten?
Ik zie geen aanleiding om het AoH en de IBOV uit 2018 in een ander licht te bezien.
Kunt u aangeven waarom er naast de arbitrage met als eiser NAM, niet ook een juridische procedure door de Staat der Nederlanden voor de volledige versterkingskosten is ingesteld. Bent u bereid dit alsnog te doen?
Zoals in Kamerbrief van 29 juni 2022 (Kamerstuk 33 529, nr. 1039) is gemeld, heeft de Staat der Nederlanden een tegenvoordering ingediend als onderdeel van de lopende arbitrage.
Kunt u aangeven of u, met de kennis van dit moment en de vragen hier gesteld, tot de conclusie komt dat er alsnog een verplichte staatssteunmelding moet worden gedaan vanwege de Wiebesovereenkomsten?
Zoals hiervoor aangegeven is er geen sprake van staatssteun en dus ook geen aanleiding voor het doen van een melding.
Kunt u door het advocatenkantoor dat u inzake de onderhandelingen adviseert (en niet betrokken is geweest bij de Wiebesovereenkomsten) laten uitzoeken of het doen van een staatssteunmelding gunstige gevolgen heeft voor de arbitrageprocedure door bijvoorbeeld het verlies van belang of het stoppen hiervan vanwege de arbitrageafspraken uit medio 2022, ook gezien het integriteitsonderzoek bij directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) bij het onderdeel wat deze arbitrageprocedure heeft voorbereid?
Ik heb begin 2023 (februari–maart) door twee externe deskundigen, die niet eerder betrokken zijn bij het dossier, laten beoordelen of er sprake is van staatssteun. Beide zijn van oordeel dat dit niet het geval is. Daarmee is de door u gesuggereerde check reeds uitgevoerd.
Kunt u aangeven welke andere belanghebbenden een staatssteunmelding over de Wiebesovereenkomsten kunnen doen bij de Europese Commissie?
Aangezien er geen sprake is van staatssteun, is er geen aanleiding om aan te nemen dat andere partijen daar een melding over kunnen doen.
Kunt u er voor zorgen dat de procedure voor artikel 52g Mijnbouwwet, Kamerstukken van 5 oktober 2023 (Kamerstuk 36 441) met spoed aangepast wordt door intrekking dan wel een andere wijze van aanhouding en waarbij u extern onderzoek laat uitvoeren of dit wetsartikel zonder enig risico voor de staatskas, de arbitrageprocedure en de wettelijke vergoedingsplicht versterken door NAM voor Groningen kan worden aangepast?
Zoals hiervoor toegelicht berusten de zorgen over de wijziging van artikel 52g op een onjuiste lezing van dit artikel. Ik zie geen aanleiding om de procedure voor de wijziging van dit artikel aan te passen.
Kunt u de Kamer met spoed informeren over de stand en planning van de arbitrageprocedure en het doen van een staatssteunmelding?
De Kamer is per brief van 13 september 2023 reeds geïnformeerd over de planning van de arbitrageprocedure (Kamerstuk 33 529, nr. 1172). Zoals hiervoor aangegeven wordt er geen melding van staatssteun gedaan.
Kunt u aangeven welke verbeteringen binnen het Ministerie van EZK zijn doorgevoerd of welk traject hiervoor is ingezet, naar aanleiding van de opmerkingen die door de PEAG zijn gemaakt over het Ministerie van EZK met punten die verbeterd zouden moeten worden, bijvoorbeeld het niet informeren van de politiek bestuurder of het nemen van ambtelijke beslissingen die politiek bestuurlijke afstemming hadden moeten hebben?
Zoals in antwoord op vraag 31 is aangegeven zijn er diverse maatregelen genomen om de uitkomsten van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen te adresseren.
Kunt u er voor zorgen dat er in de adviezen die uitgevraagd en aan u gegeven worden voor de staatssteunmelding, arbitrage en onderhandelingen met NAM en haar aandeelhouders, zich geen filters van medewerkers bevinden die betrokken zijn geweest bij het schrijven of onderhandelen van de Wiebesovereenkomsten of die onderdeel uitmaken van het integriteitsonderzoek?
Ik verwijs hierbij naar de antwoorden op vraag 31, 32, 33 en 47.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen met spoed, maar in elk geval ruim voor 22 november 2023 beantwoorden?
Vanwege het aantal vragen is het niet gelukt om deze voor 22 november te hebben beantwoord. Conform artikel 12.2 van het reglement van orde van uw Kamer heb ik op 24 november 2023 een uitstelbrief gestuurd om aan te geven dat de termijn van 3 weken niet haalbaar is.
De extra belasting van woningcorporaties op schadevergoedingen |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u ermee bekend dat woningcorporaties in Groningen hogere winstbelasting moeten betalen vanwege schadevergoedingen die zij ontvangen voor mijnbouwschade?
De slachtoffers van de gaswinning, waaronder ook huurders en woningcorporaties, hebben al veel te veel negatieve gevolgen van de gaswinning moeten ervaren. Een schadevergoeding pakt voor woningcorporaties echter fiscaal neutraal uit. De schadevergoeding wordt in de fiscale winstbepaling betrokken. De uitgaven voor het herstel die de woningcorporatie maakt worden ten laste gebracht van de fiscale winst. Zo wordt (over meerdere jaren bezien) een fiscaal neutrale situatie bereikt. Voor alle ondernemingen geldt dat het bedrag van de voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen tot de fiscale winst behoren. In algemene zin geldt dan ook dat subsidies of schadevergoedingen die worden verstrekt ten behoeve van de exploitatie van de onderneming tot de fiscale winst behoren. Dat geldt niet alleen ingeval een woningcorporatie een schadevergoeding ontvangt voor mijnbouwschade, maar ook bij andere lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (Vpb) bij brand, een ongeluk en dergelijke, waarbij de derde die de schade heeft veroorzaakt of een verzekeringsmaatschappij de schade vergoedt. Bovendien gelden voor woningcorporaties sinds de invoering van de integrale Vpb-plicht dezelfde regels als voor andere belastingplichtigen in de Vpb. Ook voor andere belastingplichtigen geldt de hoofdregel dat een schadevergoeding tot de winst behoort. Het betreft hier de toepassing van de reguliere regels omtrent het bepalen van de fiscale winst, die voor alle vennootschapsbelastingplichtige lichamen gelden en daarmee ook voor woningcorporaties.
Ingeval alle schade wordt vergoed, zal er voor de fiscale winstbepaling per saldo geen winst of verlies in ogenschouw worden genomen. Tegenover de vergoeding staan namelijk kosten die worden gemaakt voor het herstellen van de schade. Indien een woningcorporatie in een bepaald jaar een hogere fiscale winst behaalt als gevolg van een ontvangen schadevergoeding en daarmee mogelijk over dat jaar meer vennootschapsbelasting is verschuldigd, wordt dit in andere jaren juist gecompenseerd met een lagere fiscale winst (als gevolg van de kosten die gemaakt moeten worden) en leidt dit tot een overeenkomstig lagere vennootschapsbelasting. Indien de vergoeding ziet op kosten die in latere jaren zullen worden gemaakt, kan binnen de kaders van het in de fiscale winstsfeer geldende beginsel van goed koopmansgebruik1 voor de vergoeding een passiefpost (transitorische post of – onder voorwaarden – een voorziening) worden gevormd. De daadwerkelijke kosten dienen dan ten laste van deze passiefpost te komen.
Vindt u dit ook niet onrechtvaardig? Waarom wordt schadevergoeding ineens belast?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid hier wat aan te doen door de schadevergoedingen niet te belasten dan wel door de corporaties voor de extra winstbelasting de komende jaren blijvend te compenseren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen aanleiding om de vergoedingen op een of andere wijze te defiscaliseren dan wel te voorzien in een compensatie voor woningcorporaties. In het geval alle schade wordt vergoed, is er – kort gezegd – fiscaal per saldo geen winst of verlies. Indien een woningcorporatie in een bepaald jaar een hogere fiscale winst behaalt ten gevolge van een ontvangen schadevergoeding en daarmee mogelijk over dat jaar meer vennootschapsbelasting is verschuldigd, wordt deze in andere jaren gecompenseerd met een lagere fiscale winst en dienovereenkomstig lagere vennootschapsbelasting. Gelet op deze evenwichtige uitwerking voor de belastingheffing ziet het kabinet geen aanleiding om een uitzondering te maken op de hoofdregel dat de vergoeding belast is.
Bent u bereid de vergoedingen op een of andere wijze te defiscaliseren?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dit niet ook een voorbeeld van weer een procedurele ellende waar in dit geval corporaties doorheen moeten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat het gaat om groot geld, ongeveer 135 miljoen, waarvan 115 miljoen onder de winstbelasting valt?
In de regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 20212 staat dat bij een toekomstbestendig Groningen een woningvoorraad hoort die in goede staat is en voorbereid is op een duurzame energievoorziening. Mede om die reden is voor woningcorporaties met bezit buiten het versterkingsprogramma € 135 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag is bedoeld als subsidie aan woningcorporaties in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen ten behoeve van een tegemoetkoming aan hun huurders en verduurzaming, onderhoud en verbetering van hun bezit. Dit bedrag kan deel uitmaken van de fiscale winst van woningcorporaties. Van de € 135 miljoen is een bedrag van € 750 per huurder bedoeld als tegemoetkoming.
Hoeveel geld zouden corporaties daarvan precies moeten ophoesten?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er ook andere voorbeelden in het effectgebied waarbij schadeloosstelling wordt belast? Zo ja, hoe wordt hiermee omgegaan?
Indien vraagstellers doelen op schadeloosstelling naar aanleiding van schade door gaswinning geldt dat eventuele fiscale gevolgschade wordt vergoed door het IMG (Instituut Mijnbouwschade Groningen). Een schadevergoeding van het IMG mag namelijk niet tot gevolg hebben dat een bewoner netto niets aan de schadevergoeding heeft doordat de bewoner toeslagen of uitkeringen verliest door het overschrijden van vermogensgrenzen. Verder geldt de fiscale behandeling zoals omschreven onder antwoorden 1 en 2, en 3, 4 en 5. Deze fiscale behandeling van schadevergoedingen geldt ook bij andere schadeveroorzakende feiten, zoals brand, een ongeluk en dergelijke, waarbij de derde die de schade heeft veroorzaakt of een verzekeringsmaatschappij de schade vergoedt.
Wilt u voorkomen dat corporaties en daarmee de Groningse huurders worden van dit bizarre regime?
Zoals uit het voorgaande blijkt gelden hier de reguliere regels omtrent het bepalen van de fiscale winst die voor alle vennootschapsbelastingplichtige lichamen gelden en dus ook voor woningcorporaties. In het geval de schadevergoeding voor alle schade wordt vergoed, zou dat niet moeten leiden tot een extra Vpb-druk voor de woningcorporaties over de jaren bezien waarin de vergoeding wordt ontvangen en de kosten worden gemaakt. De fiscaliteit leidt dus niet tot een nadeel voor de woningcorporaties of de huurders. Daarbij is, van de € 135 miljoen, ook een bedrag bestemd voor huurders, dus zij profiteren hier direct van.
Het bericht 'Huisbazen kunnen meer huur vragen door regels te omzeilen' |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Huisbazen kunnen meer huur vragen door regels te omzeilen»1?
Ja.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze signalen?
Ik ontvang veel signalen van verhuurders die een te hoge huur vragen. Daarom werk in aan het wetsvoorstel betaalbare huur en de modernisering van het WWSO. Het gebruik van de verschillende huurcontractvormen en hoe vaak er binnen de verschillende contracten een te hoge huur wordt gevraagd, wordt niet gemonitord.
Hoe beoordeelt u het feit dat verhuurders het WWS-puntenstelsel omzeilen door groepscontracten af te sluiten in plaats van een individueel contract te sluiten met iedere huurder?
De vorm van het huurcontract maakt het niet mogelijk om het woningwaarderingsstelsel (WWS) of woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO) te omzeilen. Voor toepassing van het WWS of het WWSO is de feitelijke situatie doorslaggevend. Kamerverhuur blijft kamerverhuur, ook al is er sprake van een groepscontract. Het feit dat het gaat om verschillende huishoudens maakt dat er sprake is van onzelfstandige woonruimten (kamerverhuur) en dat het WWSO van toepassing is. Daar doet de vorm van het huurcontract geen afbreuk aan.
Er is geen nationale wet- of regelgeving die groepscontracten expliciet verbiedt. Ik vind deze contractvorm ook niet per definitie onwenselijk. Gezien de grote schaarste moeten we de bestaande woningvoorraad zo goed mogelijk benutten. Groepscontracten zijn een manier voor mensen om een woning te delen.
Wel vind ik het onwenselijk als deze contractvorm geadviseerd en/of gebruikt wordt om een te hoge huur te vragen en de schijn te wekken dat hiermee de huurprijsregulering kan worden omzeild. Om dergelijke misstanden te helpen voorkomen, werk ik aan het reguleren van de middenhuur, het dwingend maken van het WWS en een herziening van het WWSO.
Hoe beoordeelt u het feit dat vastgoedadvocaten deze vorm van het omzeilen van het WWS zonder consequenties kunnen adviseren?2
Zie antwoord vraag 3.
Welke instrumenten hebben gemeenten nu om dit oneigenlijk gebruik van groepscontracten tegen te gaan?
Gemeenten hebben verschillende publiekrechtelijke instrumenten tot hun beschikking om oneigenlijk gebruik van groepscontracten tegen te gaan. Ze kunnen onder meer het hebben van een individueel huurcontract verplicht stellen bij het verlenen van een omzettingsvergunning voor verkamering. De gemeente Amsterdam heeft dit bijvoorbeeld verplicht gesteld in de huisvestingsverordening.
Wat gaat u doen om dit perverse gedrag van advocaten en verhuurders tegen te gaan?
Met het wetsvoorstel betaalbare huur versterk ik de positie van huurders. Ik breid het gereguleerde huursegment uit tot 187 WWS-punten, dit zijn zelfstandige huurwoningen tot circa € 1.100. Ook maak ik het WWS dwingend en herzie ik het WWSO. Verhuurders zijn dan verplicht zich hieraan te houden. Hiermee bereid ik de mogelijkheden voor huurders om hun recht te halen uit. Huurders kunnen zelf naar de Huurcommissie stappen, maar ook de gemeenten gaan hierop handhaven. Bij het verder uitwerken van het wetsvoorstel blijf ik in gesprek met huurders, verhuurders en gemeenten om te bezien of we voldoende doen om de positie van de huurder te beschermen.
Gaat u deze problematiek betrekken bij de Wet betaalbare huur om nog meer misbruik te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Gelderse woondeals dreigen te mislukken: niet door stikstof, maar door ambtenarentekort’ |
|
Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gelderse woondeals dreigen te mislukken: niet door stikstof, maar door ambtenarentekort» van 30 augustus jl.?1
Ja
Welke verklaring heeft u voor het verzoek van 15 miljoen euro van de provincie Gelderland om de woningbouwplannen daadwerkelijk te kunnen realiseren?
De provincie Gelderland heeft onderzoek laten doen naar de benodigde ambtelijke capaciteit voor het realiseren van de in de woondeals afgesproken woningbouwopgave (104.000 woningen t/m 2030). Uit dit onderzoek blijkt een tekort aan 100 tot 204 fte verdeeld over de Gelderse gemeenten. Dat is gemiddeld 2 tot 4 fte per gemeente. Op basis van een bedrag van € 75.000 per fte zou dit overeenkomen met kosten van circa € 7,5 miljoen tot € 15 miljoen per jaar voor alle Gelderse gemeenten.
Deze extra ambtelijke capaciteit is volgens de provincie Gelderland nodig omdat de woningbouwproductie moet toenemen om de afspraken uit de woondeals te realiseren. Ook speelt de complexiteit om woningen te realiseren mee (o.a. stikstofbelemmeringen en een integrale benadering), waardoor meer capaciteit nodig is. In het onderzoek wordt ook aangegeven dat het aantrekken van extra ambtelijke capaciteit één van de sporen is waarop ingezet moet worden. Ook wordt gekeken naar andere, nieuwe manieren van organiseren, samenwerken en sturen, en het verminderen van complexiteit.
Hoeveel gemeenteambtenaren zijn er volgens het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nodig bij de voorbereiding van uitvoering van bouwprojecten (gelet op de minimaal 6500 ambtenaren volgens berekeningen van hetBinnenlands Bestuur)?
Het onderzoek uit 2022 waarnaar wordt verwezen is mij bekend. Dit aantal is tot stand gekomen aan de hand van een plankostenscan, waarmee een bepaald aantal ambtelijke uren per woning kan worden berekend. Voor het bouwen van 100.000 woningen per jaar zijn volgens deze berekening minimaal 6.500 extra ambtenaren nodig. Ik denk dat dit onderzoek een goed globaal beeld schetst van de tekorten aan ambtelijke capaciteit voor de woningbouw, maar het aantal benodigde fte per woning blijft sterk afhankelijk van het type project, locatie en de complexiteit. Belangrijker vind ik de conclusie uit het onderzoek dat dit probleem in praktische zin niet valt op te lossen door alleen te mikken op het uitbreiden van het aantal ambtenaren. Er is netto sprake van een verwachte uitloop door vergrijzing (zelfs als wordt ingezet op het verhogen van aanwas), gemeenten krijgen vacatures nu al niet gevuld en ook externe inhuur vinden is steeds lastiger.
In het onderzoek komen het aanpassen van de plannen en het maken van een efficiëntieslag als oplossingsrichtingen aan bod. Verdichting en het vergroten van de plannen vermindert de benodigde capaciteit per woning sterk, ook deregulering en versimpeling van processen en procedures dragen hieraan bij.
Met het «Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw» zet ik met partijen in op het maken van die benodigde efficiëntieslag. Slimmere werkwijzen leggen een kleiner beslag op de beschikbare capaciteit. Zo ben ik een pilot gestart waarin een nieuwe werkwijze in de planvormingsfase wordt getest, waarin procedures parallel lopen i.p.v. achtereenvolgend. Hiermee kan het planvormingsproces met jaren worden verkort. Daarnaast werk ik aan een bredere aanpak om ambtelijke capaciteitstekorten in de woningbouwopgave duurzaam en zo efficiënt mogelijk aan te pakken, samen met VNG en IPO.
Hoeveel ambtenaren heeft u beschikbaar op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om gemeenten en provincies te helpen om woningbouwprojecten vlot te trekken?
Op het Ministerie van BZK werken ruim 70 fte aan het stimuleren en ondersteunen van woningbouw. Zo nemen ambtenaren bijvoorbeeld deel aan de overleggen in de woondealregio’s; hier wordt de algehele voortgang van de bouwopgave besproken en door rijksambtenaren geadviseerd over de beleidsinstrumenten die ingezet kunnen worden om woningbouwprojecten vlot te trekken. Ook zijn ambtenaren nauw betrokken bij de regionale versnellingstafels, waar gezamenlijk gezocht wordt naar oplossingen voor knelpunten bij de realisering van concrete locaties.
Voor de grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties, alsmede de woningbouwafspraken op korte termijn, worden vanuit BZK gebiedsregisseurs ingezet. De gebiedsregisseurs werken nauw samen met de verschillende partijen, zowel privaat als publiek, om kansen te benutten en knelpunten op te lossen. Doel is hierbij de afgesproken woningbouwaantallen (tot en met 2030) te realiseren in combinatie met de verstedelijkings- en mobiliteitsopgaven.
Vanuit het Expertteam Woningbouw zijn er ruim 50 experts beschikbaar die gemeenten onafhankelijk advies en praktische ondersteuning kunnen bieden om projecten in beweging te brengen. Diverse taskforces en aanjaagteams (in totaal bestaande uit enkele tientallen leden) helpen daarnaast gemeenten en provincies waar nodig met kennis en expertise. Tot slot, ondersteunt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties woningbouwprojecten door middel van financiële regelingen zoals de woningbouwimpuls. Over de voortgang van deze projecten, en eventuele knelpunten hierin, hebben de ambtenaren van het ministerie periodiek contact met desbetreffende gemeenten.
In hoeverre is er tijdens het opstellen van de verschillende woondeals rekening gehouden met het landelijke tekort aan ambtelijke capaciteit?
Bij het opstellen van de woondeals is de volkshuisvestelijke bouwopgave als uitgangspunt gebruikt. Bij het opstellen van de woondeals was het beeld dat er 900.000 woningen nodig waren in de periode t/m 2030 om het woningtekort in te lopen. Bij de gesprekken in aanloop naar de woondeals toe is ook aandacht besteed aan de randvoorwaarden die nodig zijn om deze woningen te realiseren. Eén hiervan is voldoende ambtelijke capaciteit. Ook in de teksten van de meeste woondeals wordt hier aandacht aan besteed.
BZK ondersteunt de medeoverheden bij het uitvoeren van de woondeals met een financiële regeling (Regeling specifieke uitkering ten behoeve van het opstellen en uitvoeren van woondeals). Vorig jaar is daar al € 4,5 miljoen beschikbaar voor gesteld, in het najaar wordt daar nog eens € 10 miljoen aan toegevoegd. Breder ondersteunen we medeoverheden op het gebied van capaciteit door middel van de flexpoolregeling. In deze kabinetsperiode is daar € 90 miljoen voor beschikbaar gesteld: de eerste € 40 miljoen is vorig jaar uitgekeerd, dit najaar volgt nog € 10 miljoen, en volgend jaar wordt er wederom € 40 miljoen aan flexpoolmiddelen verdeeld. Ook is er advies en expertise beschikbaar via het expertteam woningbouw en diverse taskforces.
Welke mogelijkheden zijn er om de complexiteit voor woningbouwplannen te verminderen, bijvoorbeeld door minder beleid te stapelen?
Het verminderen van de complexiteit bij woningbouw zie ik als een gezamenlijke opdracht, waarin elke overheidslaag, als ook marktpartijen en corporaties, een rol heeft. De complexiteit voor woningbouwplannen wordt aangepakt en verminderd met het «Plan van aanpak versnellen processen en procedures in de woningbouw» door middel van onder andere het parallel schakelen van processen, het vergroten van standaardisatie van bouweisen, en innovatie zoals de digitalisering van planvorming. Ook wordt met de Woondeals de samenwerking tussen gemeenten, provincie en Rijk verbeterd.
Kunt u toelichten wat de gevolgen zijn van de hoge rapportagedruk op de uitvoeringscapaciteit? Kan dit efficiënter worden ingericht?
Bij het Plan van Aanpak Versnellen Processen en Procedures is aandacht voor efficiëntie over de hele linie, waarmee ook rapportages worden bedoeld.
Welke risico’s lopen gemeenten als zij hun bouwambities bijstellen, gelet op de strijdigheid met de afspraken in de woondeals?
In de woondeals zijn afspraken gemaakt over ieders lokale woonbehoefte en aandeel in de nationale opgave. Het gaat hierbij om een maatschappelijke opgave die eerder groter wordt dan kleiner. Het behalen van deze opgave is gezien de randvoorwaarden en veranderde macro-economische omstandigheden uitdagend. Desalniettemin zullen we gezamenlijk de schouders er onder moeten zetten.
Eind dit jaar heb ik met elke provincie een bestuurlijk overleg waarin de voortgang van de woningbouwopgave besproken wordt. In de woondeals is afgesproken dat er regelmatig overleg over de voortgang is, over de al gerealiseerde woningen en wat er nodig is om de benodigde productie de komende jaren te behalen. Mocht de voortgang stokken dan bespreken we de achterliggende oorzaken en zetten we benodigde en gewenste acties in gang. Hierbij kan ondersteuning worden ingeschakeld van de landelijke versnellingstafel of via de diverse taskforces of expertteams. Ook kunnen bestuurlijke of in het uiterste geval juridische interventies nodig zijn. Bestuurlijk overleg blijft echter altijd het uitgangspunt.
Kunt u reflecteren op de uitspraak in het artikel waarin wordt gesteld dat «toen de provincie woningbouwafspraken maakte met het Rijk, was de nadrukkelijke boodschap al wat we die doelen alleen kunnen halen als het Rijk structureel geld beschikbaar stelt voor ambtelijke capaciteit»?
Bij het maken van de provinciale woningbouwafspraken en het afsluiten van de woondeals is ook aandacht besteed aan de randvoorwaarden om dit mogelijk te maken. Het klopt dat de provincie Gelderland toen al aandacht heeft gevraagd voor de ambtelijke capaciteit. Sinds het maken van de provinciale woningbouwafspraken heeft al meerdere keren contact plaatsgevonden met de provincie Gelderland over dit onderwerp en zijn eerste stappen gezet om gezamenlijk invulling te geven aan deze randvoorwaarden. Zo is nagedacht over de wijze waarop de flexpoolmiddelen het best ingezet kunnen worden en wordt momenteel samen met VNG en IPO verkend welke verdere maatregelen genomen kunnen worden om de capaciteitstekorten in de woningbouwopgave duurzaam aan te pakken.
Welke toezeggingen zijn aan gemeenten en provincies gedaan op basis van vraag 6?
Zoals ik schreef onder vraag 6 is het hele Plan van Aanpak Versnellen Processen en Procedures in de Woningbouw erop gericht om de complexiteit bij woningbouwplannen te verminderen, ook bij medeoverheden. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat alle overheidslagen een verantwoordelijkheid hebben in het verminderen van de complexiteit bij woningbouw.
Hoeveel gemeenten maken gebruik van de flexpools om het tekort aan ambtelijke capaciteit te ondervangen?
BZK keert de flexoolmiddelen uit aan provincies, alle provincies maken gebruik van deze middelen. Provincies kunnen vervolgens, afhankelijk van de behoefte ter plaatse, kiezen of ze de middelen gebruiken om een provinciale (expert)pool in te richten waar gemeenten gebruik van kunnen maken, of budget beschikbaar stellen aan gemeenten zelf. Uit de evaluatie die RIGO in 2022 heeft uitgevoerd blijkt dat alle provincies, op 1 na, de middelen beschikbaar stellen aan gemeenten in de vorm van subsidies om zelf personeel van in te huren. Ik heb niet in beeld welke gemeenten hier tot nu toe gebruik van hebben gemaakt, omdat provincies de aanvragen indienen bij het Rijk. Wel volgt uit de evaluatie van RIGO dat gemeenten over het algemeen positief zijn over de flexpoolregeling.
Wordt de werking van de flexpools geëvalueerd? Zo ja, op welke termijn en welk doel dient de evaluatie? Kunt u dit toelichten?
Voorafgaand aan het opstellen van de tweede (en huidige) tranche van de regeling specifieke uitkering flexibele inzet ondersteuning woningbouw (ook wel «flexpoolregeling») heeft in juli 2022 een evaluatie plaatsgevonden van de eerste tranche2. De resultaten van deze evaluatie zijn verwerkt in de uitwerking van de huidige regeling.
Er is in 2024 wederom 40 miljoen euro gereserveerd voor capaciteitsondersteuning van provincies en gemeenten via de flexpoolregeling. Voorafgaand aan het opstellen van deze nieuwe regeling zullen de ervaringen met de huidige regeling opnieuw worden opgehaald. Doel hiervan is om nog beter aan te sluiten bij de behoefte van de medeoverheden om er zo voor te zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden voor de aanpak van de capaciteitstekorten.
Wat is de stand van zaken van het amendement Peter de Groot cs. (36 200 VII, nr. 51) dat regelt dat de flexpools voor 2023 werden aangevuld met 10 miljoen euro?
Op 5 juli is de regeling tot wijziging van de flexpoolregeling 2022 gepubliceerd3, waarmee een extra bedrag van € 8,8 miljoen beschikbaar is gekomen voor capaciteit bij medeoverheden in Europees Nederland voor 2023. De overige € 1,2 miljoen is ingezet om het capaciteitstekort in de woningbouw in Caribisch Nederland aan te pakken. Nog tot 30 september kunnen provincies in een aanvraag indienen, daarna worden de middelen uitgekeerd.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja
Niet-toegelaten instellingen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat huurders met een laag inkomen van niet-toegelaten instellingen (woningbouwverenigingen, -stichtingen zonder winstoogmerk met een bepaald signatuur zoals voor ambtenaren, senioren, gericht op zorg, Niet-Winstbeogende Instellingen (NWI), kleinere woningcorporaties etc.) niet in aanmerking kwamen voor de afgelopen eenmalige huurverlagingen die wel gegeven werden aan huurders met een laag inkomen van toegelaten instellingen?
Ja, daar ben ik bekend mee en dit is tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel aan de orde geweest. De huurverlaging is onderdeel van de Nationale Prestatieafspraken. Dit zijn afspraken die ik heb gemaakt met Aedes, de vereniging van woningcorporaties (toegelaten instellingen volkshuisvesting), de Woonbond en de VNG.
Toegelaten instellingen volkshuisvesting hebben bepaalde plichten die voortvloeien uit de Woningwet, maar ook bepaalde rechten zoals het kunnen sluiten van geborgde leningen ten behoeve van nieuwbouw of renovatie/verduurzaming. Om een toegelaten instelling volkshuisvesting te zijn moet een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of een stichting zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn, beogen haar financiële middelen uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting in te zetten, en als zodanig ook zijn toegelaten door de Autoriteit woningcorporaties (Aw) als toegelaten instelling volkshuisvesting. De wettelijke verplichting de huur te verlagen is vastgelegd in de Woningwet en geldt voor alle toegelaten instellingen volkshuisvesting. Die verplichting geldt niet voor andere verhuurders van woonruimte.
Bent u het eens met de stelling dat dat huurders met een laag inkomen die bij een niet-toegelaten instelling huren ook in aanmerking dienen te komen voor de eenmalige huurverlaging? Zo ja, op welke termijn kunt u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Huurverlaging 2023 voor huurders met een laag inkomen (36 281)1 heb ik toegelicht waarom de verplichting om de huur voor huurders met een laag inkomen te verlagen naar € 575,03 alleen voor woningcorporaties (toegelaten instellingen volkshuisvesting) geldt. Ik heb toen toegelicht dat ook ik graag had gewild dat ook andere huurders met een laag inkomen een (afdwingbaar) recht op huurverlaging zouden kunnen krijgen, maar dat ik daartoe geen mogelijkheden zie. De redenen dat ik die mogelijkheden niet zie zijn, naast het feit dat andere verhuurders geen partij waren bij de Nationale prestatieafspraken waar deze huurverlaging is afgesproken, dat dit een inbreuk op is het eigendomsrecht van particuliere verhuurders waarvoor een adequate financiële tegemoetkoming nodig zou zijn, en dat het praktisch niet uitvoerbaar is om het grote aantal particuliere verhuurders hierbij te betrekken.
Uiteindelijk was er de keuze tussen enerzijds circa 600.000 huurders van woningcorporaties een recht op huurverlaging te geven en anderzijds circa 700.000 huurders (600.000 huurders van woningcorporaties en 100.000 huurders van andere verhuurders) met een laag inkomen geen recht op huurverlaging te geven. Het kabinet en het parlement hebben ervoor gekozen om circa 600.000 huurders van woningcorporaties een recht op huurverlaging te geven.
Indien deze huurders niet op dezelfde manier in aanmerking kunnen komen voor de eenmalige huurverlaging, kunt u dan aangeven op welke manier u deze huurders wel tegemoet kan komen, aangezien de woonlasten van deze huurders met een laag inkomen net zo hoog of zelfs hoger zijn vanwege het feit dat deze niet-toegelaten instellingen niet passend toewijzen?
Het staat andere verhuurders dan woningcorporaties vrij om net als woningcorporaties de huur voor huurders met een laag inkomen naar € 575,03 te verlagen, maar zij zijn daartoe niet wettelijk verplicht. Daarbij geldt dan wel dat het verzoek hiertoe van de huurder moet komen. Andere verhuurders dan woningcorporaties kunnen die huurverlaging op basis van door de huurder zelf aangedragen inkomensgegevens verlenen. Er is geen mogelijkheid om het initiatief hiervoor bij particuliere verhuurders te leggen, omdat er geen wettelijke grondslag is voor gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst en overige verhuurders ten behoeve van de huurverlaging; zonder die wettelijke grondslag is de Belastingdienst gehouden aan zijn geheimhoudingsplicht.
Huurders van andere verhuurders komen in aanmerking voor huurtoeslag, onder dezelfde voorwaarden als voor huurders van woningcorporaties. Verder is de gereguleerde huur in de particuliere sector met het woningwaarderingsstelsel en de jaarlijkse maximale huurprijsverhoging gereguleerd. Voor de maximale huurprijsverhoging in het gereguleerde segment geldt dat deze in de periode 2023–2025 wordt gekoppeld aan de loonontwikkeling. Dit geldt ook voor huurders bij woningcorporaties en voor huurders met een gereguleerd huurcontract bij een andere verhuurder. Hiermee wordt geborgd dat de huur in principe elk jaar niet harder stijgt dan het inkomen van huurders. De huurquote, het deel van het inkomen dat huurders aan huur besteden, moet door de koppeling van de toegestane huurverhoging aan de loonontwikkeling automatisch minimaal gelijk blijven.
Tot slot is in mei 2022 de WOZ-cap in het woningwaarderingsstelsel in werking getreden om de betaalbaarheid voor huurders van sociale huurwoningen van particuliere verhuurders te verbeteren. Hierbij wordt het puntenaantal voortkomend uit de WOZ-waarde beperkt tot 30% van het totaal aantal punten van de zelfstandige woning.
Bent u bereid om in het vervolg positieve maatregelen die wel gelden voor huurders van toegelaten instellingen ook te laten gelden voor huurders van niet-toegelaten instellingen?
Het is altijd ons streven om maatregelen die positief uitpakken voor huurders te laten gelden voor huurders van alle typen verhuurders. Maar problemen met de inbreuk op het eigendomsrecht van verhuurders, de wettelijke verplichting voor woningcorporaties om de doelgroep betaalbaar te huisvesten en uitvoerbaarheid kunnen er in sommige gevallen toe leiden dat een andere keuze moet worden gemaakt.
Welke (mogelijke) nadelen zijn er nog meer voor huurders die bij een niet-toegelaten instelling huren, bijvoorbeeld de positieve consequenties van de Nationale Prestatieafspraken die wel gelden voor huurders van een toegelaten instelling?
De wettelijke en maatschappelijke taken van woningcorporaties en van particuliere verhuurders verschillen. Toegelaten instellingen volkshuisvesting hebben meer verplichtingen dan andere verhuurders zoals het toewijzen van woningen aan de doelgroep, aan passend toewijzen aan huishoudens met een laag inkomen. Daar staan een aantal voordelen voor toegelaten instellingen volkshuisvesting tegenover zoals het kunnen aantrekken van geborgde leningen ten behoeve van nieuwbouw of renovatie/verduurzaming.
Het is daarbij ook zo dat veel maatregelen die zijn afgesproken in de Nationale prestatieafspraken met de corporaties, uiteraard ten goede komen aan zittende en toekomstige huurders van de corporaties. Te denken valt aan de uitfasering van slechtste energielabels, waarvoor ik voor andere verhuurders ook een wettelijke verplichting nodig heb, de afspraak om voor isolatiemaatregelen geen huurverhoging aan de zittende huurder te vragen, of de extra investeringen die corporaties gaan doen in woningverbetering om bijvoorbeeld vocht- en schimmelproblematiek op te lossen. Dit zijn vrijwillige inspanningen van de corporaties die niet gelden voor anders verhuurders.
Huurders van woningen van andere verhuurders dan een toegelaten instelling volkshuisvesting hebben in beginsel op basis van het Burgerlijk Wetboek dezelfde rechten en plichten als huurders van een toegelaten instelling. Alleen in uitzonderingen wordt de rechtsgelijkheid tussen huurders van toegelaten instellingen volkshuisvesting en huurders van andere huurders doorbroken. De huurverlaging voor huurders met een laag inkomen is daar een voorbeeld van.
Bent u het met de stelling eens dat huurders bij een niet-toegelaten instelling op de hoogte moeten worden gesteld van deze status (eventueel voordat zij een huurovereenkomst tekenen) en de mogelijke nadelen die zij als gevolg van die status kunnen ondervinden? Hebben/krijgen die huurders anders niet het idee dat zij bij een reguliere woningcorporatie huren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunt u dit bewerkstelligen?
Ik heb niet het beeld dat huurders zich onvoldoende bewust zijn van het feit of zij huren van een woningcorporatie of van een andere (particuliere) verhuurder.
Voor kandidaat-huurders is het doorgaans wel duidelijk of zij bij een woningcorporatie (toegelaten instelling volkshuisvesting) gaan huren of niet, doordat woningzoekenden voor woningen van woningcorporaties vaak ingeschreven moeten staan bij het lokale woningverdeelsysteem. Verhuur door andere verhuurder gebeurt doorgaans direct via de verhuurder, of via een bemiddelaar/makelaar; de huurder hoeft dan niet ingeschreven te staan in het woningverdeelsysteem («op de wachtlijst staan»). Bovendien gelden voor woningen van andere verhuurders geen maximum-inkomensgrenzen, zoals die doorgaans wel gelden voor DAEB-woningen van woningcorporaties.
Klopt het dat deze niet-toegelaten instellingen bewust niet toegelaten willen worden om op deze manier de verplichtingen uit de Woningwet te omzeilen? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat zijn de redenen om niet toegelaten te willen worden?
Er zijn verschillende redenen waarom een verhuurder wel of niet een toegelaten instelling volkshuisvesting wil worden. Toegelaten instellingen moeten voldoen aan een grote hoeveelheid plichten die voortvloeien uit de Woningwet, voldoen aan verschillende (administratieve) voorwaarden om in aanmerking te komen voor geborgde leningen en voldoen aan alle vereisten voor de statuten. Ook is er sprake van een gesloten systeem: een toegelaten instelling volkshuisvesting kan er niet voor kiezen om de toelating «terug te geven» en verder te gaan als andere verhuurder. Daarentegen levert dit de verhuurder ook een voordeel op, namelijk rentevoordeel door geborgde leningen.
Hoeveel niet-toegelaten instellingen zijn er naar schatting en kunt u inzichtelijk maken of er sprake is van een trend? Indien u niet over deze informatie beschikt bent u dan bereid om hier onderzoek naar te verrichten?
Er is geen sluitend overzicht van het aantal verhuurders dat geen toegelaten instelling volkshuisvesting is. Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Huurverlaging 2023 voor huurders met een laag inkomen2 is aangegeven, zijn er naar schatting ongeveer 13.500 verhuurders die woningen in het gereguleerde segment verhuren. Er zijn naar schatting ca. 40.000 verhuurders die (ook) een of meer woningen in het geliberaliseerde segment (duurdere huur, vrije sectorhuur) verhuren.
Hoeveel woningen hebben deze niet-toegelaten instellingen naar schatting in bezit? En hoeveel daarvan vallen in het gereguleerd segment? Indien u niet over deze cijfers beschikt bent u dan bereid om dit in bovengenoemd onderzoek mee te nemen?
Er zijn in Nederland ruim 3 miljoen bewoonde huurwoningen. Circa 69% daarvan is in het bezit van woningcorporaties (toegelaten instellingen) en 31% in het bezit van andere verhuurders.3 Volgens gegevens van het CBS waren in 2022 ruim 1,1 miljoen (1,134 miljoen) woningen in eigendom van een andere verhuurder dan een toegelaten instelling volkshuisvesting. Circa 50% van die 1,1 miljoen huurwoningen van andere verhuurders worden in het gereguleerde segment verhuurd, de andere 50% in het geliberaliseerde segment. Woningcorporaties verhuren vrijwel voor het overgrootste deel in het gereguleerde segment en slechts heel beperkt in het geliberaliseerde segment.
Hoeveel sociale huurders met een laag inkomen kwamen (bij benadering) in totaal voor de afgelopen eenmalige huurverlaging niet in aanmerking, omdat ze niet huren bij een toegelaten instelling terwijl zij er dus wel recht op zouden hebben gehad als ze van een toegelaten instelling huren? Kunt u dat aantal (bij benadering) specificeren (aantal sociale huurders hurend bij commerciële verhuurders/particulieren, niet-toegelaten instellingen, intermediaire verhuur etc.)?
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Huurverlaging 2023 voor huurders met een laag inkomen4 is aangegeven dat naar schatting circa 100.000 huurders in het gereguleerde segment van andere verhuurders op grond van hun inkomen en hun huurprijs in aanmerking zouden komen voor een huurverlaging naar € 575,03 per maand.
Het bericht “Zaltbommel zet alle nieuwe bouwplannen een jaar lang in de ijskast” |
|
Fahid Minhas (VVD), Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zaltbommel zet alle nieuwe bouwplannen een jaar lang in de ijskast»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Zaltbommel nieuwe aanvragen en initiatieven voor woningbouw en maatschappelijke voorzieningen niet in behandeling gaat nemen vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet, mede gelet op de krapte op de woningmarkt?
De huidige situatie is – na overleg met Zaltbommel en anderen – toch wat anders dan in het artikel werd voorgesteld. Uit de gesprekken met Zaltbommel blijkt dat ten onrechte de indruk is gewekt dat aanvragen om vergunning niet zouden worden behandeld. Zaltbommel behandelt vergunningaanvragen conform de geldende (overgangs)regels.
Wel heeft de gemeente aangegeven dat als het gaat om de zogenaamde planvorming nieuwe verzoeken tot vaststelling van een bestemmingsplan niet meer worden behandeld, omdat deze niet meer tijdig, vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in procedure gebracht kunnen worden. Dat is begrijpelijk en past bij de overgangsregels nu de Omgevingswet andere instrumenten en procedures kent. De gemeente Zaltbommel heeft 25 prioritaire projecten aangewezen waarvoor het ontwerp-bestemmingsplan tijdig in procedure wordt gebracht. Deze projecten lopen dus door. Voor overige initiatieven wordt overleg gevoerd met initiatiefnemers. In de meeste gevallen zal dit er toe leiden dat er gewerkt gaat worden met de nieuwe procedures, te weten een aanvraag om een omgevingsvergunning om (buitenplans) van het bestemmingsplan af te wijken.
Klopt het dat gemeenten slechts een aanvraag buiten behandeling kunnen stellen als (1.) niet wordt voldaan aan een wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag, óf (2.) als de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van een aanvraag?
Dat klopt.
Van welk legitiem wettelijk instrumentarium wordt gebruik gemaakt om nieuwe initiatieven buiten behandeling te stellen?
Er bestaat hiervoor geen legitiem wettelijk instrumentarium. Aanvragen voor nieuwe initiatieven kunnen niet om deze reden buiten behandeling worden gesteld. Aanvragen voor een vergunning kunnen gewoon worden ingediend. De wet bepaalt dat hier binnen voorgeschreven termijnen op moet worden beslist. Een «tijdelijke stop» door dergelijke aanvragen niet te behandelen is juridisch niet mogelijk. Voor gemeenteraden bestaat er wel ruimte om tijdelijk af te zien van het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen. Dit is waar de gemeente Zaltbommel gebruik van maakt. Een verzoek tot het vaststellen van een bestemmingsplan kan niet zonder deugdelijke inhoudelijke motivering worden afgewezen.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de gemeente Zaltbommel om deze naderende vergunningstop te voorkomen?
Ja, het gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden. Zoals is aangegeven bij vraag 2 is er geen sprake van een vergunningenstop.
Weet u of en welke andere gemeenten tot een zelfde afweging zijn gekomen en wat daarvan de redenen zijn? Zo ja, gaat u met deze gemeenten in gesprek om deze vergunningenstop te voorkomen?
Zoals hierboven beschreven is van een vergunningenstop geen sprake. De wet biedt hier ook geen mogelijkheid toe. Wel is het signaal dat bij meer gemeenten geen nieuwe initiatieven meer worden verwerkt met het in procedure brengen van een bestemmingsplan. Dit is in lijn met de overgang naar nieuwe procedures en de (overgangs)regels. Hoe dit werkt is aangegeven in het antwoord op vraag 2. Het is wel belangrijk dat er geen verwarring ontstaat. De signalen zijn voor mij aanleiding geweest om te zorgen dat met de VNG gekeken is naar wat er nodig is. Als uitkomst daarvan is een keuzehulp gemaakt met de mogelijkheden om mee te werken aan ruimtelijke initiatieven in de overgangsfase naar het nieuwe stelsel. Daarin wordt onder meer toegelicht dat medewerking kan worden verleend aan nieuwe initiatieven door gebruik te maken van een omgevingsvergunning. En wordt ook op het bestaan gewezen van de tijdelijke alternatieve maatregel om met bestaande (IMRO) software voor bestemmingsplannen voor een locatie een deel van een omgevingsplan vast te stellen.
Deelt u de mening dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 geen legitieme reden is om aanvragen voor bouwplannen niet in behandeling te nemen, vooral omdat de invoering van de Omgevingswet al langer bekend was bij gemeenten?
Ja. Met die kanttekening dat – zoals hierboven aangegeven – er bij de gemeente Zaltbommel geen sprake van het niet behandelen van aanvragen.
Weet u welke gevolgen het uitstel van Zaltbommel en mogelijk meer gemeenten heeft op lokale woningmarktafspraken, regionale woondeals en op de ambitie om jaarlijks 100.000 nieuwe woningen te bouwen?
In de 35 regionale woondeals heb ik bestuurlijk per regio afgesproken hoeveel woningen er gebouwd moeten worden om uiteindelijk nationaal in 2030 minimaal 900.000 woningen te realiseren om aan het grote woningtekort te voldoen. Deze opgave is in jaarschijven verdeeld. Als er een jaar minder wordt gebouwd dan bestuurlijk is afgesproken, zal er in volgende jaren meer moeten worden gebouwd. Net zoals dat geldt voor de gemeente Zaltbommel, ga ik er onverminderd van uit dat alle gemeenten die betrokken zijn bij een woondeal, de gemaakte afspraken zullen nakomen. Op de bestuurlijke woondealtafels in Gelderland wordt met de regionale overheden de voortgang van de regionale woningbouwprogrammering besproken. Wanneer deze stokt bepalen we als overheden gezamenlijk wie welke rol hierin neemt om tijdig misverstanden voor te zijn of deze snel op te kunnen lossen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet leidt tot het niet behandelen van nieuwe aanvragen voor woningbouw en andere voorzieningen?
Hierboven heb ik uiteengezet dat de wet het niet behandelen van aanvragen om vergunning niet toelaat. Tegen een dergelijk besluit zal een aanvrager – naar verwachting – met succes bezwaar en beroep in kunnen stellen. Bij het antwoord op de volgende vraag zal ik aangeven wat daarnaast wordt ondernomen om te voorkomen dat gemeenten hiertoe toch zouden besluiten.
Bent u bereid om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te treden, teneinde te voorkomen dat bouwplannen onnodige vertraging oplopen doordat gemeenten nieuwe bouwaanvragen niet in behandeling nemen? Zo ja, hoe gaat u de Kamer hierover informeren?
De VNG is via het interbestuurlijke programma en de eigen ondersteuning betrokken (zie ook het antwoord op vraag 2). Contact is er daarmee doorlopend, ook met de gemeente Zaltbommel. Met de VNG zijn naar aanleiding van dit signaal afspraken gemaakt om gemeenten extra te informeren over de relevante juridische kaders en de verschillende mogelijkheden om tijdens de overgangsperiode rond inwerkingtreding van de Omgevingswet nieuwe initiatieven te blijven faciliteren. Ook worden gemeenten geïnformeerd over de wijze van communiceren over de overgangsperiode, zodat zo min mogelijk onduidelijkheden of verschillende interpretaties ontstaan. Hier spelen de regionale implementatie ondersteuners (RIO’s) een actieve rol in. Ook de woondealtafels worden, waar nodig, benut om gemeenten te informeren over de verschillende mogelijkheden.
Het NRC artikel over de uitspraak van de Raad van State aangaande vleermuisbescherming en de gevolgen hiervan t.a.v. woningisolatie |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitspraak Raad van State rond vleermuisbescherming zet plannen voor energietransitie kabinet op helling»?1
Ja.
Ziet u mogelijkheden om bij de na-isolatie van spouwmuren door particuliere woningbezitters te werken met een vrijstelling voor ecologisch onderzoek? Zo ja per wanneer? Zo niet, waarom niet?
Als gemeenten beschikken over een Soortenmanagementplan (SMP), dan hoeven particulieren niet zelf nog een ecologisch onderzoek te doen. Echter niet alle gemeenten beschikken over een SMP. In een separate brief aan uw Kamer informeer ik u over de stappen die we zetten om het ook voor particuliere woningbezitters mogelijk te maken om hun woningen natuurinclusief te isoleren. Over het handelingsperspectief op korte termijn en lange termijn verwijs ik u naar de Kamerbrief «aanpak natuurinclusief isoleren: handvatten en vervolgstappen» (hierna Kamerbrief).
Kunt u aangeven wat de te verwachten vertraging zal zijn als gevolg van deze uitspraak, bij de realisatie van de kabinetsdoelstelling om de komende jaren 2,5 miljoen woningen van een laag energielabel naar hoger energielabel te (laten) brengen? Zo niet, waarom niet?
Veel isolatiewerkzaamheden met een ontheffing kunnen gewoon doorgaan en gaan ook gewoon door. Corporaties kunnen al werken volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. Op dit moment zien we dat met name de spouwmuurisolatie in tempo sterk is gedaald. Door duidelijkheid aan particuliere woningeigenaren te geven, zoals toegelicht in de Kamerbrief, over hoe spouwmuurisolatie voortgang kan vinden, verwachten we dat het tempo in de komende periode weer zal toenemen. De verwachting is dat de doelen voor 2030 niet in gevaar komen. De komende jaren komen veel soortenmanagementplannen gereed wat de aanpak weer verder vereenvoudigt en versnelt.
De kosten van het vereiste ecologisch onderzoek bedragen al snel een veelvoud van de kosten van na-isolatie van particuliere woningen zélf. Denkt u de doelgroep (financieel) tegemoet te komen? Zo ja, hoe en wat zijn naar inschatting de kosten daarvan? Zo niet, waarom niet?
Ik verwijs u naar het in de Kamerbrief genoemde handelingsperspectief voor woningeigenaren. Door deze werkwijze komen de kosten van het ecologisch onderzoek niet voor rekening van de huiseigenaren. De beschikbare middelen worden het efficiëntst ingezet door SMP’s te stimuleren op gemeentelijk niveau, omdat SMP’s door hun schaalgrootte relatief veel minder kosten dan individueel ecologisch onderzoek.
In de Wet natuurbescherming (WNB) staat in artikel 1.11 de algemene zorgplicht opgenomen (een zogenaamde «vangnetbepaling»). Ook in de Omgevingswet welke per 1 januari 2024 van kracht wordt, staat een dergelijke vangnetbepaling opgenomen. Is het kabinet bereid deze «vangnetbepalingen» op een zodanige wijze te wijzigen dat de na-isolatie van particuliere woningen daardoor niet langer geraakt wordt. Zo ja hoe? Zo niet, waarom niet?
Zie de Kamerbrief.
Welke mogelijkheden ziet u om de bedoelde uitspraak van de Raad van State op korte termijn te pareren teneinde de verduurzamingsambities te kunnen realiseren?
Zie de Kamerbrief.
Sommige provincies faciliteren in samenwerking met gemeentes (bijvoorbeeld Utrecht) het ecologisch onderzoek daar waar het beschermde vleermuissoorten betreft. Bent u bereid om daar waar lokale overheden het gewenste ecologisch onderzoek faciliteren, de uitkomsten van dat onderzoek te beschouwen als afdoende om te voldoen aan de WNB respectievelijk de Omgevingswet? Zo niet, waarom niet?
De provincies zijn bevoegd gezag. Het is daarom aan de desbetreffende provincie om te beoordelen of een SMP voldoet aan de eisen van de Habitatrichtlijn, zoals geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming en per 1 januari 2024 beleidsneutraal wordt voortgezet in het stelsel van de Omgevingswet.
Wij constateren dat het gevolgde «voorzorgsbeginsel» breed, onvoldoende rekening houdt met de gevolgen daarvan voor economie, maar ook voor ecologie en natuur. Het wettelijk verankeren daarvan – net zoals het wettelijk verankeren van ambities middels concrete doelstellingen – verdere juridificering van het maatschappelijk verkeer bevordert. Bent u bereid om de motivatie van dat gehanteerde «voorzorgsbeginsel» voortaan ook te voorzien van de (ongewenste) gevolgen daarvan voor andere beleidsterreinen? Zo is in deze casus de wettelijk afgedwongen positie van een beschermde – maar niet bedreigde – vleermuis, een belemmering voor na-isolatie van particulier grond gebonden woningbezit. Zo niet, waarom niet?
Zie de Kamerbrief.
Het bericht ‘Kabinet blijft onvermurwbaar: geen broodnodige studentenhuizen of woningen onder vliegroute Schiphol’ |
|
Faissal Boulakjar (D66) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet blijft onvermurwbaar: geen broodnodige studentenhuizen of woningen onder vliegroute Schiphol»1 op basis van het persbericht en de Raadsbrief van 11 juli 2023 van de gemeente Amstelveen2?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat er in de regio Amsterdam een nijpend tekort is van ruim 6.600 studentenwoningen en dat het toevoegen van studentenwoningen direct naast de bestaande studentencampus Uilenstede het tekort met bijna twee derde had kunnen terugdringen?
Het tekort aan studentenwoningen in de regio Amsterdam is bekend. Het Rijk zet zich daarom samen met gemeenten, hogeronderwijsinstellingen, studentenhuisvesters en studenten in om zorg te dragen voor voldoende studentenhuisvesting die aansluit bij de behoefte van studenten binnen het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting 2022–2030. Het tekort aan studentenwoningen is, naast de problematiek met langdurige leegstand van kantoren in het gebied Kronenburg, één van de redenen waarom gekeken wordt naar de mogelijkheden in dit gebied. Kronenburg is echter direct gesitueerd onder de aanvliegroute van de Buitenveldertbaan, wat veiligheid- en gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor nieuwe bewoners in dit gebied. Bij het kijken naar mogelijkheden in dit gebied gaat het om een afweging van verschillende publieke belangen waarvan het tekort aan studenthuisvesting er één is.
Kunt u uitgebreid ingaan op wat het wegvallen van deze plannen betekent voor het tekort en aantal te bouwen studentenwoningen in de regio Amsterdam de komende jaren?
Op grond van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) zijn studentenwoningen op Kronenburg niet uitgesloten. Om die reden is er vanuit de NOVEX Schiphol ook een traject in gang gezet onder begeleiding van een externe adviseur om te verkennen wat er wél mogelijk zou kunnen zijn. In het antwoord op vraag 5 wordt hier verder op ingegaan. Ook binnen de regels van het LIB gaan de ministeries graag het gesprek aan met de regio over de mogelijkheden. Zo biedt het LIB de mogelijkheid om op locaties zoals Kronenburg shortstay-functies te realiseren, omdat door de tijdelijkheid van bewoning, namelijk een verblijf van niet langer dan 6 maanden, de gezondheidseffecten beperkt zullen zijn.
Daarnaast wonen studenten niet alleen in structurele studentenwoningen. Uit de Landelijke Monitor Studentenhuisvesting 2022 blijkt dat 45% van de uitwonende studenten in de regio Amsterdam in een structurele studentenwoning woont. Het merendeel van de uitwonende studenten in de regio Amsterdam heeft een woonruimte die ook toegankelijk is voor andere doelgroepen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan niet specifiek ingaan op het gevolg op de studentenhuisvesting in de regio indien de ontwikkeling van Kronenburg geen doorgang vindt. Wel is het duidelijk dat er een grote behoefte is aan de uitbreiding van het aantal studentenwoningen, ook in deze regio.
Klopt het dat u van mening bent dat Kronenburg niet noodzakelijk is voor het halen van de woningbouwopgave in de Metropool Regio Amsterdam, ook niet voor studentenhuisvesting, omdat er voldoende andere locaties in de regio zijn voor (studenten)woningen? Welke plekken zijn dat dan? Om hoeveel (studenten)woningen gaat dit? Kan daar op eenzelfde korte termijn gestart worden met bouwen als nu in Kronenburg zou kunnen? Wanneer worden deze studentenwoningen opgeleverd?
Gelet op de enorme opgave voor de woningbouw, ook voor huisvesting voor studenten, moet serieus gekeken worden naar de mogelijkheden op alle kansrijke locaties voor woningbouw. Kronenburg is echter direct gesitueerd onder de aanvliegroute van de Buitenveldertbaan. Door deze ligging gelden er regels uit het LIB met oog op veiligheidsrisico’s en geluidoverlast. In het antwoord op vraag 6 wordt hier nader op ingegaan.
Op basis van de woondeals zijn er in de regio Amsterdam (MRA) voldoende woningbouwlocaties aanwezig om in de woningbouwopgave te kunnen voorzien, ook bij een eventuele vertraging of uitval van de locatie Kronenburg. De MRA heeft aangegeven in de periode tot en met 2030 175.000 woningen te willen realiseren, er zijn momenteel 237.400 woningen opgenomen in woningbouwplannen (Woondeal MRA, 15-3-2023). Ook in de regio Amstelland-Meerlanden zijn voldoende woningbouwlocaties aanwezig (30.550 bouwopgave, 40.300 in bouwplannen), en ook in de gemeente Amstelveen zijn voldoende woningbouwlocaties (6.000 bouwopgave, 9.100 in bouwplannen). Wel is in de woondeal van de MRA opgenomen dat de gemeente Amstelveen heeft aangegeven deze locatie nodig te hebben om de benodigde aantallen sociale woningbouw te realiseren.
Specifiek voor studentenhuisvesting in de regio zijn nog weinig concrete locaties en plannen in beeld. Hiervoor geldt dat er nog een flinke opgave ligt om het aantal studentenwoningen uit te breiden conform het streven uit het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting. Gezien de ligging van Kronenburg naast Campus Uilenstede en de concreetheid van de plannen van de gemeente Amstelveen is het een belangrijke locatie. We kunnen echter niet voorbij gaan aan het feit dat dit een zwaar geluidbelast gebied is. Deze regels in het LIB zijn gericht op het beschermen van bewoners.
Het Ministerie voor Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft momenteel niet inzichtelijk op welke termijn er op alternatieve locaties gestart kan worden met de bouw indien Kronenburg niet verder ontwikkeld zal worden. Dit zou in gesprek met gemeente(n) en provincie in kaart moeten worden gebracht. Zoals hierboven aangegeven is het kabinet echter niet van mening dat ontwikkeling van Kronenburg uitgesloten is. Daarnaast lopen er gesprekken met de Metropoolregio Amsterdam om andere mogelijke locaties en plannen voor studentenhuisvesting in beeld te brengen.
Klopt het dat u het advies van de door het Rijk aangestelde topambtenaar Hans van der Vlist met verschillende oplossingsrichtingen om te komen tot een doorbraak in dit langlopende dossier niet hebt overgenomen? Waarom zijn alle oplossingsrichtingen van tafel geveegd?
De gezamenlijk partijen bij de NOVEX Schiphol hebben Hans van der Vlist als extern adviseur de opdracht gegeven om te bezien hoe een doorbraak gecreëerd kan worden in een drietal gebieden in de Schipholregio waar leefbaarheidsproblematiek speelt en die beperkt worden in de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden omdat de geluidsbelasting door luchtvaart er hoog is. Het gaat hierbij om Rijsenhout, Stommeer en Kronenburg. Voor de gebieden Rijsenhout en Stommeer bleek het mogelijk om als gemeente, provincie en Rijk gezamenlijk deze doorbraak te creëren en te komen tot afspraken om de leefbaarheid in deze gebieden te vergroten. De adviezen hierover zijn ook door het Rijk omarmd.
Voor Kronenburg bleek het niet mogelijk tot een breed gedragen oplossing te komen en daarom heeft Van der Vlist in zijn advies aangegeven dat een doorbraak op dit dossier een politiek besluit vergt. Tevens geeft hij vier scenario’s weer waarlangs woningbouwplannen in Kronenburg kunnen worden beredeneerd indien de uitkomst van het politieke besluit is dat in Kronenburg meer woningbouw zal worden toegestaan dan krachtens de huidige wet- en regelgeving mogelijk is.
Om de huidige impasse te doorbreken en de leefbaarheid te versterken ziet het Rijk mogelijkheid om nauw aan te sluiten bij het tweede scenario dat Hans van der Vlist omschrijft voor Kronenburg. Op basis hiervan zou verkend kunnen worden of een ontwikkeling van 438 woningen mogelijk is als eerste fase van ontwikkeling van dit gebied. Dit sluit dus nauw aan bij een van de omschreven scenario’s uit het advies van Hans van der Vlist. Wel is dit scenario kleiner van omvang dan het scenario dat wordt geadviseerd. Gezien de ligging van Kronenburg onder de aanvliegroute van de Buitenveldertbaan, en de veiligheidsrisico’s en geluidsbelasting die dit met zich mee brengt, ziet het Rijk dit scenario als meer geschikt voor een eerste fase van ontwikkeling van dit gebied. Vooropgesteld dient te worden dat er ook voor het realiseren van 438 woningen aanpassing nodig is van de wet- en regelgeving. Bij nog te maken plannen dient voorop te staan dat wordt uitgegaan van hetgeen benodigd is om de leefbaarheid in het gebied te verbeteren. Door het toepassen van de laatste inzichten van geluidadaptief bouwen, het uitvoeren van tussenevaluaties en monitoring kan gekeken worden of verdere gebiedsontwikkeling met het toevoegen van meer woningen gezond en veilig kan. De door de gemeente Amstelveen te maken plannen dienen hieraan te voldoen. Vervolgens zal bekeken worden hoe wet- en regelgeving in overeenstemming valt te brengen met deze plannen.
Dit aantal staat los van het aantal toe te voegen short-stay woningen, waarvoor binnen het LIB mogelijkheden zijn. Door ook short-stay toe te voegen zou er een substantieel aantal woningen op deze locatie gerealiseerd kunnen worden.
Het Rijk heeft hierop in een ambtelijk gesprek met de gemeente Amstelveen gevraagd om te kijken of er woningbouwplannen voor Kronenburg zijn te maken die recht doen aan deze complexe problematiek en heeft hulp daarbij aangeboden. Daarnaast heeft het Rijk de gemeente aangeboden om hier na het zomerreces bestuurlijke afspraken over te maken om zodoende opvolging te geven aan het advies van Van der Vlist om een politiek besluit te nemen.
Op basis van het bovenstaande gaat het Rijk nog steeds graag in gesprek met de gemeente Amstelveen over de mogelijkheden in het gebied. Hierbij lijkt uitvoering van het oorspronkelijke plan van Amstelveen op korte termijn geen optie. Dit betekent echter niet dat er niets mogelijk is op deze locatie. De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat hebben gezamenlijk de gemeente Amstelveen verzocht om hierover bestuurlijk in gesprek te gaan.
Deelt u de mening dat woningbouw in de huidige woningcrisis, zeker in een uniek gebied waar al duizenden studentenwoningen aanwezig zijn sinds de jaren '60 en waar studenten slechts een aantal jaar verblijven tijdens hun studie, niet belemmerd mag worden door vliegbewegingen? Waarom verkiest het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vliegtuigen boven woningen?
Zoals hiervoor is aangeven, moet gelet op de enorme opgave voor de woningbouw, ook voor huisvesting voor studenten, serieus gekeken worden naar de mogelijkheden op alle kansrijke locaties voor woningbouw. Hierbij dient echter echter ook gezorgd te worden voor een veilig en gezond leefklimaat.
In de hoofdlijnenbrief uit de zomer van 2022 heeft het kabinet aangekondigd een betere balans na te streven tussen luchtvaart en de belasting van de leefomgeving. Het kabinet kiest daarbij om op korte termijn terug te gaan in het aantal vliegtuigbewegingen en op langere termijn een nieuw stelsel te ontwikkelen waarmee gestuurd gaat worden op steeds verder terugdringen van de geluidsoverlast. Ondanks deze inzet om geluidbelasting rond Schiphol sterk te verminderen zullen er gebieden zijn, dicht bij de luchthaven en onder de vliegroute, waar geluidbelasting effect heeft op de omgeving. Voor die gebieden zijn er regels opgenomen in het LIB waarmee beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik van gronden vanwege veiligheidsrisico’s en geluidoverlast door vliegverkeer in de omgeving van Schiphol. Kronenburg ligt binnen het beperkingengebied LIB4 waarvoor regels gelden ter bescherming van omwonenden rondom de luchthaven, omdat vliegtuiglawaai kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten van inwoners en gebruikers van dit gebied. Vanwege de geluidbelasting in het LIB4 gebied, zijn nieuwe woningen en andere gebouwen met een geluidgevoelige functies in principe niet toegestaan. Binnen de regel is enige flexibiliteit geboden door voor nieuwbouwplannen tot maximaal 25 woningen de afweging aan de gemeente te laten om lokaal verpaupering tegen te gaan en de leefbaarheid te waarborgen. Het plan van de gemeente Amstelveen voor Kronenburg betreft het toevoegen van 2500 woningen daarmee overstijgt dit plan het aantal van 25 in hoge mate.
Het kabinet hecht er waarde aan om te komen tot een oplossing voor Kronenburg die alle partijen duidelijkheid biedt en aansluit bij de behoeften en beperkingen in het gebied. Daarom is vanuit de NOVEX Schiphol ook aan Hans van der Vlist gevraagd om een advies uit te brengen met oplossingsrichtingen. Zoals in antwoord 5 is aangegeven gaat het Rijk graag verder het gesprek aan met de gemeente Amstelveen.
Klopt het dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen goedkeuring kan geven aan de bouw van studentenwoningen op Kronenburg vanwege het Luchthavenindelingsbesluit (LIB)? Klopt het dat de inspectie überhaupt niet bij machte is om hiervan af te wijken? En klopt het dat u wel de bevoegdheid heeft om een «verklaring van geen bezwaar» af te geven waardoor de bouw van de broodnodige studentenwoningen op Kronenburg vrijwel direct kan starten?
In het LIB wordt de mogelijkheid geboden om in afwijking op de regels gebouwen toe te staan wanneer hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) is verkregen, als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. De beoordeling van een vvgb-aanvraag en het eventueel verlenen van een vvgb is gemandateerd aan de ILT. Deze mogelijkheid van een vvgb is er om, binnen gegeven criteria, af te kunnen wijken van het LIB in bijzondere omstandigheden. De ILT beoordeelt ieder individuele vvgb-aanvraag op grond van vijf toetsingscriteria die opgenomen zijn in de nota van toelichting van het LIB.
In alle gevallen dient gemotiveerd te zijn dat het plan niet buiten het betreffende beperkingengebied kan worden gerealiseerd, op een vanwege vliegverkeergeluid en -risico meer geschikte plek. Op grond van het Bro geldt daarnaast dat in alle gevallen allereerst de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden, waarbij de gemeente in de toelichting op een ruimtelijk plan voor een stedelijke voorziening de behoefte hieraan beschrijft. Bij het verstrekken van een vvgb wordt er voor gewaakt dat via precedentwerking de regels steeds verder worden opgerekt. Op grond van de geldende criteria heeft de ILT al in 2018 een vvgb-aanvraag voor studentenwoningen in Kronenburg afgewezen. In 2021 heeft de gemeente Amstelveen het bestemmingsplan voor Kronenburg vastgesteld zonder vvgb. De Raad van State heeft vervolgens geoordeeld dat afwijken van het LIB zonder vvgb niet mogelijk is.
Wat betekent dit voor de rest van de plannen als het Rijk al zo snel terug moet komen op de recent ondertekende afspraken met provincies Noord-Holland en Flevoland, en de gemeenten in de Metropoolregio Amsterdam in de Woondeal MRA (15-03-2023)?
Eventuele vertraging of uitval bij de locatie Kronenburg betekent niet dat de bestuurlijke afspraken uit de Woondeal niet gevolgd worden. Gemeenten, provincie en Rijk hebben in het kader van de Woondeals afspraken gemaakt over het realiseren van een bepaald aantal woningen. Middels het beschikbaar hebben van voldoende plancapaciteit kan, ondanks uitval en vertraging, de woningbouwdoelstelling in de Woondeal toch gerealiseerd worden. Bijvoorbeeld door de inzet van alternatieve locaties.
Ziet u nog kansen om binnen afzienbare tijd een substantieel aantal (studenten)woningen toe te voegen op Kronenburg? Zo ja, hoe ziet u dit voor zich? Om hoeveel woningen gaat het dan? Zo nee, is de bouw van studentenwoningen in Kronenburg dan deze kabinetsperiode definitief van de baan?
Het kabinet zet nog steeds kansen om tot een gezamenlijk gedragen ontwikkeling van het gebied Kronenburg te komen. Zoals aangegeven ligt uitvoer van het oorspronkelijke plan van de gemeente Amstelveen op korte termijn niet voor de hand. Het kabinet gaat graag samen het gesprek aan met Amstelveen om te kijken wat er wel mogelijk is.
Kunt u bevestigen dat de GGD adviseert om geen woningen of scholen te bouwen in een straal van twee kilometer rondom geitenboerderijen, vanwege de verhoogde kans op longontstekingen in de directe omgeving van een geitenhouderij die al meer dan tien jaar uit opeenvolgende onderzoeken naar voren komt?1
Het klopt dat de GGD adviseert het voorzorgsbeginsel toe te passen en terughoudend te zijn met uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen in de buurt van gevoelige bestemmingen (zoals woningen, kinderdagverblijven en scholen). Andersom geldt ook dat geadviseerd wordt terughoudend te zijn met het plaatsen van gevoelige bestemmingen in de buurt van bestaande geitenhouderijen. Dit staat in de GGD-richtlijn medische milieukunde2 en wordt toegelicht in de Handreiking Veehouderij en gezondheid omwonenden van Infomil.3
Kunt u bevestigen dat er nu al 1,7 miljoen Nederlanders binnen een straal van twee kilometer van een geitenbedrijf wonen?
In het rapport van het VGO-III onderzoek staat dat naar schatting in Nederland 1,7 miljoen mensen op minder dan 2 km afstand van een geitenhouderij wonen.4 Dit rapport dateert uit 2019, meer recente cijfers zijn niet beschikbaar.
Bent u op de hoogte van het feit dat uit onderzoek van de Gelderlander blijkt dat veel gemeenten ondanks het GGD-advies de bouw van nieuwe woonwijken toestaan vlak bij geitenstallen? Wat vindt u hier van?2
Ik heb het artikel uit de Gelderlander dd. 26 juni 2023 gezien. De krant heeft diverse mensen gesproken en brengt in beeld welke dilemma’s er spelen bij de planning van nieuwe woonwijken in landelijk gebied. In de Wet Publieke Gezondheid staat dat gemeenten advies moeten inwinnen van de GGD als er belangrijke gevolgen voor de gezondheid kunnen zijn.
Heeft u zicht op de situatie in andere provincies? Zo ja, wordt hier wel het GGD-advies nageleefd?
In de meeste andere provincies geldt een geitenmoratorium. Per provincie verschilt de precieze regeling in het moratorium. Het verbod op de uitbreiding van geitenhouderijen heeft geen rechtstreekse invloed op het mogelijk maken van woningbouw of andere gevoelige bestemmingen. Maar bij het beoordelen van (bestemmings-)plannen voor woningen in de buurt van veehouderijen is het advies om gezondheidsrisico’s voor toekomstige bewoners te beoordelen en de GGD om advies te vragen als hier aanleiding toe is.6 In hoeverre de gemeenten de GGD-adviezen overnemen is niet bekend. Er zijn wel voorbeelden te vinden, waar de afstand tot geitenhouderijen wel in de lokale besluitvorming wordt meegenomen, zie bijvoorbeeld de afwegingen in Noord-Brabant (gemeente Bergeijk, 20187) en de bestuurlijke afweging om in ieder geval niet op 500 meter afstand te bouwen en het VGO-eindrapport af te wachten in Noord-Holland (Hollands Kroon, 20218).
Wat vindt u ervan dat nieuwe bewoners zelfs niet eens altijd actief worden geïnformeerd over de gezondheidsrisico’s van het wonen naast een geitenstal?
Er is geen verplichting om toekomstige bewoners hierover te informeren. Het staat mensen vrij om te kiezen voor een woning in de buurt van veehouderijen, waaraan mogelijk bepaalde gezondheidsrisico’s zijn verbonden, net zoals mensen kunnen kiezen voor een woning naast een drukke snelweg of een vliegveld, waar de luchtkwaliteit ook minder kan zijn dan in andere gebieden.
Erkent u dat dit wederom laat zien dat een vrijblijvend advies van de GGD aan gemeenten onvoldoende bescherming biedt voor de gezondheid van de inwoners van die gemeenten?
In de Wet Publieke Gezondheid (Artikel 16) staat dat het college van burgemeester en wethouders advies moet vragen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst voordat besluiten worden genomen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de publieke gezondheidszorg. Om wat voor situaties dit precies gaat is niet nader gedefinieerd.
Het advies van de GGD moet worden overwogen maar is niet bindend, en er is geen zicht op in hoeverre de lokale overheid het advies overneemt. Het advies zal door de lokale bestuurders gewogen worden ten opzichte van andere factoren, die bepalen of een bestemmingsplan in die lokale omgeving en situatie de juiste voorwaarden voor de (leef)omgeving schept. Het advies van de GGD is zeker niet vrijblijvend; de gezondheid moet een belangrijke factor zijn in de afwegingen, maar het is niet altijd de beslissende factor.
Wat heeft u voor instrumenten om in te grijpen als u ziet dat gemeenten hun inwoners onvoldoende beschermen tegen gezondheidsrisico’s?
Als het gaat om lokale besluiten, is ingrijpen vanuit het landelijk beleid alleen mogelijk als de lokale bestuurders daadwerkelijk tekortschieten of in het geval van een ernstige of urgente situatie, die het gebied overstijgt. Zoals recent aangegeven, samen met de Minister van LNV, in de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer naar aanleiding van de VGO-rapportage (Kamerstuk 22 juni jl.)9 zijn er diverse (juridische) instrumenten, die kunnen worden ingezet om gezondheidsrisico’s te voorkomen, afhankelijk van de ernst en de inzichten in de (lokale) situatie.
Lokale besluitvorming kan gebeuren op grond van de Wet publieke gezondheid: het college van burgemeester en wethouders is belast met een wettelijke taak om de gezondheid van haar inwoners te beschermen en te bevorderen en waar mogelijk rekening te houden met ongerustheid over mogelijke gezondheidsrisico’s van omgevingsfactoren. In het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening en de WABO (wet algemene bepalingen omgevingsrecht) kan een vergunning voor vestiging of uitbreiding van een veehouderijbedrijf geweigerd worden, als er aantoonbare risico’s zijn voor de gezondheid van omwonenden, of uit voorzorg, als deze risico’s voldoende aannemelijk zijn. De GGD moet, zoals al aangegeven, afhankelijk van de ernst van de risico’s, om advies worden gevraagd en de situatie ter plaatse beoordelen. Het kabinet ondersteunt dit lokaal beleid. In de nieuwe Omgevingswet (verwacht in januari 2024) worden meer mogelijkheden geboden om volksgezondheidsaspecten mee te wegen in ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Hierbij is ook de decentrale overheid het bevoegd gezag.
Landelijke maatregelen zijn eigenlijk pas mogelijk als duidelijk is wat de oorzaak en de ernst is en hoe die (proportioneel) kan worden aangepakt. Het Rijk kan, indien nodig, bijvoorbeeld extra preventieve maatregelen instellen. Ten behoeve van Q-koorts zijn er bijvoorbeeld verplichtingen gesteld voor melden van afwijkende abortusaantallen, testen in de tankmelk, en vaccinatie van schapen en geiten.
De Minister van LNV is op grond van artikel 5.4 van de Wet dieren bevoegd om, in overeenstemming met de Minister van VWS, maatregelen te treffen ten aanzien van besmette of van besmetting verdachte dieren, en ten aanzien van dieren, die een gevaar kunnen opleveren voor verspreiding van een zoönose. Besluitvorming over dergelijke maatregelen en de precieze invulling worden bezien tegen het licht van de omstandigheden en deze zijn tijdelijk van aard, zolang zij nodig zijn voor het doel.
De Ministeries van VWS en LNV hebben een gezamenlijke taak om de volksgezondheid te beschermen tegen zoönosen, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid en met de instrumenten, die ter beschikking staan. Via de zoönosenstructuur wordt besloten over de te nemen maatregelen.
Gaat u dan nu wél over tot het nemen van landelijke voorzorgsmaatregelen tegen de gezondheidsrisico’s uit de geitenhouderij?
Zolang er onvoldoende duidelijkheid is over de oorzaak, zijn er geen aanknopingspunten voor specifiek beleid en kan de overheid geen landelijke maatregelen voorstellen. In Nederland zijn de provincies bevoegd om maatregelen te nemen binnen de ruimtelijke ordening. De meeste provincies hebben voorzorgsmaatregelen getroffen, in de vorm van een moratorium.
Wat gaat u intussen doen om te voorkomen dat gemeenten vergunningen afgeven om te bouwen, zo dicht bij geitenhouderijen?
Ik benadruk dat het belangrijk is om de gezondheid van omwonenden mee te wegen bij de inrichting van landelijke gebieden, zoals duidelijk staat in de GGD-richtlijnen10 en de Handreiking Veehouderij en Gezondheid Omwonenden.11 In het kader van de stikstofaanpak van het (demissionair) kabinet, voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), zet ik mij ook in om te zorgen dat bij de (her)inrichting van landelijk gebied rekening gehouden wordt met de gezondheid van omwonenden. Met de adviezen in de meekoppelende structurerende keuze gezondheid omwonenden, dierziekten en zoönosen krijgen decentrale overheden handvatten voor hun besluitvormingsproces binnen het NPLG, zoals in situaties waarin keuzes gemaakt worden over bedrijfsbeëindiging of vergunningverlening bij nieuwvestiging, uitbreiding, of omschakeling. Gezonde leefomgeving is om die reden een belangrijk onderdeel van het NOVEX programma.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Beantwoording binnen de gestelde termijn is helaas niet gelukt.
Het bericht dat gemeentes cameradrones inzetten bij bouwtechnische inspecties van woningen. |
|
Nicole Temmink , Michiel van Nispen |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de gemeente Den Haag, in navolging van de gemeente Deventer, cameradrones toepast bij het inspecteren van dakkapellen en uitbouwen?1, 2
Ja.
Bent u het er mee eens dat drones die met camera’s uitgerust zijn, en nauwelijks hoorbaar en zichtbaar zijn, tot een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kunnen leiden, zeker als zij worden ingezet in omgevingen waar mensen wonen?
Ja. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft om die reden kaders op haar website3 geplaatst over het gebruik van drones met camera’s.
Hebben de gemeentes Deventer en Den Haag een zogenaamde Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd op deze nieuwe verwerking van (persoons)gegevens?
Uit navraag blijkt dat de gemeente Deventer geen DPIA heeft uitgevoerd. De gemeente Deventer heeft aangegeven zorgvuldigheid belangrijk te vinden en heeft besloten alsnog een DPIA uit te voeren op het hele bouwtechnische toezichtproces, waaronder het maken van foto’s met een drone.
De gemeente Den Haag heeft laten weten wel een DPIA te hebben uitgevoerd.
Klopt het dat de luchtvaartregelgeving het verbiedt om onder andere boven gebieden met aaneengesloten bebouwing of boven mensenmenigten te vliegen, en dat van dit verbod slechts mag worden afgeweken met een specifieke ontheffing? Zo ja, hebben de bovengenoemde gemeentes een dergelijke ontheffing voor het gebruik van de cameradrones bij de inspectie op de kwaliteit van bouwwerken? Indien zij deze ontheffing hebben, wie heeft deze ontheffing verstrekt en op basis van welke criteria?
Nederland heeft besloten (zie Staatcourant 13342 van 24 mei 2022) dat surveillance en inspectie activiteiten die in het algemeen belang worden verricht door of uit naam van een orgaan waaraan overheidsbevoegdheden zijn verleend, dienen te voldoen aan de Europese wetgeving voor exploitatie van onbemande luchtvaartuigen. Deze wetgeving bevat de volgende regels met betrekking tot vluchten boven mensen en bebouwing:
De Inspectie Leefomgeving en Transport geeft in Nederland vergunningen af aan exploitanten van onbemande luchtvaartuigen. Een vergunning is niet vereist, omdat zowel gemeente Deventer als Den Haag heeft aangegeven te voldoen aan de hierboven vermelde maatregelen.
Gemeente Den Haag heeft aangegeven dat gebruik wordt gemaakt van een externe drone operator die over de benodigde vergunningen en gekwalificeerd personeel beschikt om de vluchten veilig uit te voeren, en die indien nodig specifieke vergunningen aanvraagt. Uit navraag bij de Deventer blijkt dat niet boven aaneengesloten bebouwingen of mensenmenigten wordt gevlogen en daarom een ontheffing niet nodig is.
Worden door de bovengenoemde gemeentes voor elke vlucht risicoanalyses gemaakt, zoals de wet voorschrijft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier, en zijn die risicoanalyses ook openbaar?
Het uitvoeren van een risicoanalyse voor iedere vlucht is niet vereist als de verkregen vergunning geldig is voor de beoogde vlucht. Risico’s met betrekking tot bescherming van privacy vallen daarbij buiten de risicoanalyse die uitgevoerd moet worden voor het verkrijgen van een vergunning. Exploitanten moeten als onderdeel van de vergunningsaanvraag wel verklaren dat de vluchten worden uitgevoerd in overeenstemming met de van toepassing zijnde regels voor bescherming van de privacy.
Bent u het er mee eens dat uit artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 2, Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voortvloeit dat betrokkenen dienen te worden geïnformeerd over het feit dat zij mogelijk gefilmd worden en dat dit haaks staat op de houding van de gemeente Den Haag die aangeeft op haar website niet verplicht te zijn controles aan te kondigen en ook op straat geen verantwoording schuldig zegt te zijn over de controles?
Uit artikelen 13 en 14 AVG volgt een informatieplicht om mensen die (mogelijk) gefilmd worden, te informeren over het gebruik van drones met een camera voordat zij worden gefilmd. Op die informatieplicht zijn uitzonderingen mogelijk. Het gaat dan om situaties waarin de betrokkenen al op de hoogte zijn van de camera’s, het gebruik van de camera’s is voorgeschreven in een wet die ook in passende maatregelen voorziet, en als de verwerkte persoonsgegevens vertrouwelijk moeten blijven. Ook geldt de informatieplicht niet als het informeren van de betrokkenen onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning kost. Deze zijn ook te lezen op de onder antwoord 2 vermelde internetpagina van de AP. Of de gemeente Den Haag deze uitzonderingen terecht heeft ingeroepen, is niet ter beoordeling van de regering. Dit is aan de gemeente zelf, als verwerkingsverantwoordelijke, en uiteindelijk aan de AP als toezichthouder en eventueel de rechter.
De gemeente Den Haag heeft laten weten dat zij de vergunninghouder informeert dat de inspectie mogelijk uitgevoerd kan worden met behulp van een drone. Daarnaast worden inspecties ook uitgevoerd bij het vermoeden van illegale bouw. Dit is onderdeel van haar handhavende taak in de zin van artikel 5.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Tijdens de dronevlucht hebben de droneoperator en een inspecteur van de gemeente inzage in het beeld. Deze beelden worden niet opgeslagen. De betrokkenen worden altijd geïnformeerd voordat een controle met een drone wordt uitgevoerd door middel van:
In Deventer wordt geen gebruikgemaakt van videobeelden. Via een livestream bepalen de toezichthouders wanneer er een foto wordt gemaakt. Hierdoor kunnen zij vanaf de grond beoordelen of en zo ja welke persoonsgegevens in beeld zijn. Uit navraag blijkt verder dat de gemeente Deventer de inwoners aan de voorkant informeert aan de hand van de social media in Deventer en de krant. Daarnaast staan er borden rondom het landingsplatform en zijn de toezichthouders duidelijk te herkennen. Voorafgaand aan iedere controle zal de gemeente altijd contact opnemen met de eigenaar/betrokkene. Gemeente Deventer geeft aan dat de grondslag voortvloeit uit hun publieke taak, het uitvoeren van bouwtoezicht. De drones worden pertinent niet ingezet om te filmen (geen video-opnames), maar gebruikt om vanaf hoogte een foto te maken van een bouwtechnisch element.
Hoe lang worden de gegevens die worden geregistreerd met behulp van deze drones bewaard?
Uit navraag blijkt dat in de gemeente Den Haag de foto’s van het te inspecteren object die gemaakt worden tijdens de vlucht onderdeel worden van het dossier. Voor deze dossiers gelden afhankelijk van de situatie verschillende bewaartermijnen – conform de Archiefwet. In Deventer worden de dronefoto´s opgenomen in de toezichtsrapportage. De toezichtsrapportage is de enige plek waar de foto’s zijn opgeslagen. Op andere plekken worden deze verwijderd. De rapportage wordt geregistreerd in een zaaksysteem (e-suite) waarin de wettelijke bewaartermijnen zijn geborgd. Toezichtrapportages worden standaard 5 jaar bewaard na het afronden van de toezichtszaak.
Is u bekend op welke manier de gemeente Den Haag mensen en nummerborden onherkenbaar maakt? Is hier sprake van een geautomatiseerd proces (en dus gezichtsherkenning en nummerbordherkenning) of gebeurt dit met de hand door een medewerker van de gemeente?
Uit navraag bij de gemeenten Den Haag en Deventer volgt het volgende.
De gemeente Den Haag gebruikt de drones om gebouwen en bouwwerken te controleren. Er wordt voorkomen dat personen of andere identificerende kenmerken in beeld komen. Daar waar dat wel aan de orde is, maakt de drone operator gebruik van de software om personen en nummerborden onherkenbaar te maken. Uit de DPIA van de gemeente is naar voren gekomen dat de gegevensverwerking geen hoog (rest)risico met zich meebrengt voor de betrokkenen, mits de voorgestelde maatregelen uit de DPIA worden opgevolgd en geïmplementeerd. De inzet van de drone is beperkt tot 10 keer per jaar. Het verwerken van persoonsgegevens tijdens de drone vlucht wordt zo veel mogelijk beperkt, bijvoorbeeld door zo hoog mogelijk te vliegen. De beelden worden niet opgeslagen. Tijdens de drone vlucht kijkt een inspecteur live mee en geeft gericht aan waar een foto van gemaakt moet worden. Het uitgangspunt is dat er geen personen of irrelevante objecten gefotografeerd worden en als dit wel het geval is wordt er geblurred.
De gemeente Deventer geeft aan niet te filmen met de drone. Er worden slechts foto’s gemaakt van bouwtechnische elementen of bijvoorbeeld erfinrichtingsplannen. Zij zorgt er te allen tijde voor dat er geen persoonsgegevens in de foto wordt vastgelegd. De dronepiloten/toezichthouders zijn hiervoor verantwoordelijk. Via de livestream kunnen zij zoals hierboven benoemd beoordelen of er geen persoonsgegevens zichtbaar zijn.
Bent u bereid met gemeentes in gesprek te gaan en hen duidelijk te maken dat inspecties met cameradrones in woonwijken niet rechtmatig zijn en dat zij hier dan ook mee moeten stoppen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van privacywetgeving. De gemeentelijke functionaris gegevensbescherming houdt hier toezicht op en deelt diens bevindingen met de gemeenteraad. Of de inzet van drones rechtmatig is, staat in de eerste plaats ter beoordeling van de gemeenten in kwestie. Zij moeten een grondige toets uitvoeren of het filmen of maken van foto’s in overeenstemming is met de privacy- en sectorspecifieke wetgeving. Bij deze toets is onder meer van belang dat er een grondslag is, of het gebruik noodzakelijk en proportioneel is en of er geen minder ingrijpende maatregelen kunnen worden toegepast. Indien daaruit blijkt dat de inzet zoals deze wordt uitgevoerd niet mogelijk is, zal de gemeente deze niet kunnen voortzetten. Naast het eigen onderzoek van de gemeente bestaat de mogelijkheid dat de AP een onderzoek zal beginnen. Het is uiteindelijk aan de AP en eventueel de rechter om een oordeel te geven over de aanvaardbaarheid van de inzet van drones onder de omstandigheden zoals in de gemeenten Den Haag en Deventer.
Bent u het met mij eens dat deze vorm van toezicht grote gevolgen kan hebben op de privacy van mensen?
In theoretische zin is dat zo. Toetsing aan de beleid- en uitvoeringspraktijk blijft noodzakelijk, om een specifiek antwoord te geven.
Is dit soort toezicht volgens u wel of niet toegestaan? Bent u er mee bekend hoe de Autoriteit Persoonsgegevens aankijkt tegen dit soort gebruik van drones met de gevolgen voor privacy en de discussie over recht- en wetmatigheid? Zo niet, bent u bereid dit na te gaan?
Zoals vermeld in de antwoorden op vragen 2 en 6 geeft de AP op haar website de kaders voor de inzet van drones met camera’s.
Groninger gedupeerden die nog steeds de prijs betalen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Herkent u, gezien de motie van de leden Beckerman en Nijboer over inventariseren hoe groot het probleem is dat gedupeerden zelf kosten maken voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun huis,1 dat er inderdaad vele gedupeerde Groningers zijn die eigen geld hebben moeten investeren?
Het is mij bekend dat er enkele bewoners zijn die eigen geld hebben moeten betalen voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun huis. Uit het meldpunt dat beschikbaar wordt gesteld voor bewoners die eigen kosten hebben gemaakt moet blijken hoe vaak dit is voorgekomen. Het beeld is niet dat het om grote aantallen bewoners gaat.
Hoe geeft u uitvoering aan deze aangenomen motie? Kunt u een inschatting geven om hoeveel gedupeerden het gaat? Welke stappen zijn reeds gezet? Welke stappen gaat u zetten?
Ik vind het niet wenselijk dat eigenaren en huurders zelf kosten moet dragen voor het treffen van noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen. Voor de gevallen waar dit wel het geval is, zal een meldpunt worden ingericht waar bewoners zich kunnen melden die menen dat zij zelf kosten hebben gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen. Wanneer blijkt dat bewoners dergelijke kosten hebben gemaakt, dan worden deze volledig vergoed.
Dit meldpunt wordt bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) beschikbaar gesteld. De NCG doet daarbij een uitvraag om vast te stellen welke kosten bewoners zelf hebben gedragen bij de gemeenten Groningen, Eemsdelta en Midden-Groningen voor de vergoedingen die zij hebben gedaan in het kader van voor de batch 1588. Het meldpunt wordt uiterlijk per 1 oktober 2023 opengesteld.
Deelt u de mening dat het compenseren van dit onrecht cruciaal is, zeker wanneer de overheid aangeeft haar ereschuld te willen inlossen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u uitvoering geven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer over bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop en nieuwbouw van hun huis schadeloos stellen?2 Wanneer kan de compensatie starten?
Zie antwoord vraag 2.
Waar wordt het meldpunt ingericht waar gedupeerden die eigen geld hebben moeten investeren zich kunnen melden voor compensatie? Op welke termijn kan dit gereed zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u geschrokken van de verhalen van bewoners die onderdeel waren en zijn, van de zogenaamde batch 1588 en die soms vele tienduizenden euro's hebben moeten betalen voor de sloop-nieuwbouw van hun onveilige woning?
Ja, ik ben geschrokken van de verhalen van bewoners. NCG zet samen met de gemeenten de benodigde stappen om de problematiek van deze bewoners in kaart te brengen en op te lossen wanneer blijkt dat eigenaren of huurders kosten hebben gemaakt voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen of kosten die daar direct uit voortkomen.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er zo snel mogelijk een goede compensatie komt voor deze gedupeerden die niet onder de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vallen?
NCG onderzoekt in welke situaties bewoners niet voldoende geld hebben gekregen om een vergelijkbare woning terug te bouwen. Wanneer deze situaties worden aangetroffen, dan worden de kosten die de bewoners zelf hebben moeten maken vergoed.
Het Prijspeil van 2019 wordt gecontroleerd en geïndexeerd naar 2023 om de actuele prijsstijgingen op te vangen. Benodigd budget wordt hiervoor vanuit het Rijk beschikbaar gesteld via gemeenten. Ik heb de NCG gevraagd dit zo snel mogelijk te regelen.
Wat is er gebeurd met de 85 miljoen euro die extra is vrijgemaakt voor batch 1588 naar aanleiding van het amendement van het lid Beckerman over het waarborgen van de gebruiksmogelijkheden van gebouwen na versterking?3
Voor de uitvoering van batch 1588 zijn in 2019 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en gemeenten specifieke afspraken gemaakt. Het programma batch 1588 kent een vastgesteld budget op basis van een prijslijst met beperkte indexatie. Voor batch 1588 is de indexatie gehanteerd conform de regeling en bijbehorende annex: dit is niet voldoende gebleken. Daarom zijn er in 2021 aanvullende afspraken gemaakt tussen BZK en de betrokken gemeenten over batch 1588. Er is in totaal 85 miljoen euro extra beschikbaar gekomen voor batch 1588.
Deze middelen waren onder andere voor de gestegen bouwkosten, tijdelijke huisvestiging en wettelijke eisen voor bijna energie neutraal gebouwen (BENG). Zodoende worden gemeenten in staat gesteld om de woningen binnen batch 1588 te versterken. Een te beperkte indexatie van de bouwkosten heeft in een aantal gevallen echter tekorten t.o.v. actuele benodigde budgetten opgeleverd.
Deze tekorten zijn voor de korte termijn binnen batch 1588 opgelost. Aanvullende indexatie voor de lange termijn volgt nu uit maatregel 17 van Nij Begun.Met gemeenten moet nu tot een passende uitwerking van de maatregel worden gekomen, om de noodzakelijke versterking van gebouwen of kosten die daar direct uit voortkomen binnen batch 1588 te realiseren.
Waarom zijn sommige gedupeerden in deze batch niet of te beperkt gecompenseerd voor de stijgende bouwkosten?
Zie antwoord vraag 8.
Waaraan zal het geld worden uitgegeven dat in het maatregelenpakket van het kabinet als reactie op de parlementaire enquête Groningen opnieuw is gereserveerd voor batch 1588? Is hier een begroting voor gemaakt en kunt u die met ons delen?
Voor de afronding van de versterking van de woningen in de batch 1588 wordt extra budget ter beschikking gesteld om de gestegen bouwkosten te compenseren. Eerder geraamde budgetten zijn namelijk niet altijd meer voldoende om een functioneel vergelijkbare woning terug te kunnen laten bouwen. Bewoners mogen hier niet de dupe van zijn. Daarom wordt het geraamde budget met 23% verhoogd. Deze verhoging wordt verdeeld over de restopgave binnen batch 1588.
Wat vindt u ervan dat gedupeerden een rekening van ca. 10.000 euro krijgen van de gemeente om de sloop van hun eigen woning te betalen, terwijl deze bewoners er nooit om hebben gevraagd om in een door gaswinning onveilige woning te wonen?
Bewoners dienen geen kosten voor de sloop te betalen indien versterking aan de orde is. Dat is in deze situatie ook niet aan de orde. In batch 1588 voeren bewoners de versterking (sloop/nieuwbouw) uit in eigen beheer. In het bouwbudget zijn daarom extra middelen opgenomen voor het slopen van de woning en het afsluiten van het gas, licht en water in de betreffende woning. In de meeste gevallen regelen eigenaren zelf de sloop van de woning. In die situatie betaalt de eigenaar uit het bouwbudget dat door de gemeente ter beschikking is gesteld direct het bedrijf dat de woning sloopt. In situaties waarin de eigenaar op een andere plek in de gemeente is gaan wonen, wordt de sloop door de gemeente geregeld. In die situaties betaalt de eigenaar de kosten voor sloop aan de gemeente. Deze kosten worden voldaan uit het bouwbudget, waarin rekening is gehouden met sloop van de woning.
In twaalf gevallen heeft Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN), die de subsidieregeling voor gemeentes uitvoert, recent een fout gemaakt. Onbedoeld hebben deze twaalf eigenaren het bedrag voor sloop kunnen uitgeven aan de bouw van de woning. In deze situaties is ervoor gekozen om het tekort dat hierdoor is ontstaan niet voor rekening aan de eigenaar te laten komen.
Wat vindt u er voorts van dat bewoners een rekening krijgen voor de sloop van hun eigen onveilige woning, ook wanneer deze woning niet gesloopt is en deze woning nu wordt verhuurd voor ruim 450 euro per maand?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 zijn de kosten voor sloop meegenomen in het budget dat eigenaren hebben gekregen. Eigenaren hebben dus zelf geen kosten betaald voor sloop van hun woningen. Om de leefbaarheid in de wijk te kunnen borgen heeft de gemeente deze woningen ondergebracht bij een leegstandsbeheerder om tot aan de sloop de woning in beheer te houden. Deze werkwijze heeft de gemeente in samenspraak met de Belangenvereniging Zandplatenbuurt (BVZ) opgezet.
Hoe is uitvoering gegeven aan de aangenomen motie van de leden Beckerman en Nijboer over een oplossing voor problemen met huizen in Overschild?4
De NCG heeft voor 1 juni 2022 met de betreffende bewoners gesproken en is samen met hen tot gedragen oplossingen gekomen. De uitvoering van deze oplossingen, waaronder het deels opnieuw opbouwen van de woningen en het herstellen van geconstateerde gebreken, is direct daarop gestart. In 2022 zijn de eerste woningen opgeleverd. De laatste woningen zijn in 2023 gereed.
Is u bekend dat ook nieuwbouwwoningen uit batch 1588 in Delfzijl kampen met (ernstige) gebreken en bouwfouten?
Het is mij bekend dat er bij een aantal woningen in Delfzijl gebreken zijn geconstateerd in de gevels. De gebreken worden door de aannemer/ontwikkelaar erkend.
Op 25 juli jl. is een sessie belegd met alle partijen (bewoners, juridische ondersteuning van de bewoners, de onafhankelijke bouwkundige expert, de ontwikkelaar en de aannemer) waarin alle zorgen en gebreken die in het bouwkundig rapport zijn benoemd, aan de orde zijn gekomen. Hierbij is per punt een oplossingsrichting overeengekomen. Ook is afgesproken dat de komende periode de onafhankelijk bouwkundig expert, op kosten van de gemeente, betrokken blijft bij de uitvoering hiervan. Deze afspraken zijn vastgelegd en gedeeld met alle betrokkenen.
Herkent u dat bij 24 prefab woningen in twee straten in Delfzijl sprake is van onder andere scheuren, bol staande muren, ontbrekende roosters, lekkages, niet werkende zonnepanelen en omvormers, ruimte tussen bouwlagen en kapotte riolering onder woningen? Herkent u dat uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de huizen over tien jaar schimmel en houtrot krijgen door de aanwezige bouwfouten?
Zie antwoord vraag 14.
Is het u bekend dat deze bewoners niet worden geholpen en er nu rechtszaken lopen tegen het bouwbedrijf?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat dit een groot schandaal is dat zo snel mogelijk moet worden opgelost? Zo ja, wat gaat u doen?
Zie antwoord vraag 14.
Herkent u dat dit sommige bewoners opnieuw veel geld kan kosten omdat gedupeerde Groningers geen rechtsbijstandverzekering kunnen afsluiten en het aangenomen amendement van het lid Beckerman over juridische bijstand en bouwkundig en financieel advies nog niet wordt uitgevoerd?5
Dit beeld herken ik niet. Vanaf 1 juli 2023 kan een eigenaar aanspraak maken op een subsidie uit de subsidieregeling «Rechtsbijstand en aanverwante kosten Tijdelijke wet Groningen» voor kosteloze rechtsbijstand en mediaton. In de overgangsbepaling van deze regeling is opgenomen dat bewoners ofwel eigenaren van een gebouw die een advocaat hebben ingeschakeld, voordat de regeling in werking trad, in aanmerking komen voor een vergoeding van deze juridische kosten zolang het bezwaar of beroep nog niet is afgerond. Ook wanneer er sprake is van bouwfouten, hoeven de inwoners geen kosten te maken. De eigenaar kan hiervoor een aanvraag voor vergoeding Schade Door Versterking bij NCG doen.
Indien na onderzoek wordt geconstateerd dat zaken niet juist zijn uitgevoerd, zal een plan opgesteld worden samen met de bewoners. Eventuele juridische bijstand kan worden vergoed.
Hoe gaat u zorgen dat bewoners schadeloos worden gesteld voor de (o.a. juridische) kosten die ze hebben moeten maken vanwege deze bouwfouten?
Zie antwoord vraag 18.
Zijn er bij u nog meer situaties bekend waarbij bij schadeherstel, versterking of sloop-nieuwbouw bouwfouten zijn gemaakt?
Kleine oplevergebreken doen zich in het algemeen in de bouw voor, ook los van de versterkingsoperatie in Groningen. Bouwfouten komen daarentegen slechts in enkele gevallen voor, wat aansluit bij het landelijke beeld. De NCG werkt in deze gevallen met de aannemers aan een gepaste oplossing of herstel.
Waar kunnen gedupeerden zich melden wanneer zij bouwfouten constateren? Welke hulp wordt hen dan geboden?
De NCG is vanuit haar coördinerende rol in de versterkingsoperatie en als opdrachtgever in het kader van het opleverproces richting de eigenaar verantwoordelijk voor het oplossen van gebreken. Na oplevering van de woning kan de eigenaar zich op basis van de afgegeven garanties melden bij de aannemer. Mocht hieraan door de aannemer geen of onvoldoende gevolg worden gegeven, dan kan de eigenaar zich melden bij het loket Nazorg en Oplevering van de NCG. Na een melding wordt bekeken hoe de eigenaar zo snel mogelijk kan worden geholpen en wordt ook onderzocht of de aannemer verplicht is om te herstellen, of dat NCG anderszins tot herstel overgaat. Daarnaast kunnen bewoners ook altijd terecht bij hun bewonersbegeleider.
Wie is verantwoordelijk wanneer bouwfouten worden geconstateerd aan woningen die in het versterkingsprogramma zitten?
Zie antwoord vraag 21.
Hoe geeft u uitvoering aan de motie van de leden Beckerman en Nijboer over het indexeren van bouwkosten?6
Aannemers zijn verplicht om te werken met de Groninger Maatregelen Catalogus (GMC). In de GMC staan de meest voorkomende versterkingsmaatregelen die worden toegepast in Groningen. Onderdeel van de GMC is een prijzenblad met marktconforme eenheidsprijzen, gekoppeld aan de versterkingsmaatregelen. Dit prijzenblad wordt elke drie maanden geactualiseerd door een commissie bestaande uit een externe kostendeskundige, een kostendeskundige van de NCG en enkele aannemers. Mocht de aannemer gedurende de realisatie geconfronteerd worden met niet-voorziene prijsstijgingen, dan kunnen deze worden besproken met de projectverantwoordelijke. In sommige gevallen kunnen deze worden gecompenseerd door onvoorziene meevallers, in andere gevallen kunnen ze in rekening worden gebracht bij de NCG.
De GMC is echter niet van toepassing bij sloop/nieuwbouw (S/N). Voor S/N wordt in principe gewerkt met een taakstellend budget gebaseerd op een waardebepaling van een bestaande woning en de begroting S/N waarbij het actuele prijspeil wordt gehanteerd. Inkoop/contractering van S/N vindt dus plaats op basis van een marktconforme begroting en wordt vervolgens vergeleken met de aanbieding/raming van de aannemer om de marktconformiteit te verifiëren. Voor batch 1588 geldt ook dat er sprake is van indexatie; zie vraag 9.
Kunt u een opsomming geven bij welke regelingen en situaties de hard gestegen bouwkosten wel en wanneer deze niet worden geïndexeerd?
Zie antwoord vraag 23.
Herkent u situaties waarbij gedupeerden in de knel komen omdat de gestegen bouwkosten niet of onvoldoende worden gecompenseerd? Zo ja, welke stappen zet u om dat op te lossen?
Deze situaties ken ik alleen binnen batch 1588. Met de maatregelen genoemd in het antwoord op vraag 9 en 23 wil ik dergelijke situaties voorkomen en oplossen.
Herkent u dat de gestegen bouwkosten niet alleen een probleem zijn bij schadeafhandeling en de versterkingsoperatie maar ook bij regelingen ter compensatie, bijvoorbeeld wanneer gedupeerden voor de 10.000-euro-regeling een offerte hadden maar buiten hun schuld in januari 2022 geen gebruik konden maken van de regeling en de geoffreerde werkzaamheden nu niet meer voor dat bedrag kunnen laten uitvoeren?
Ik begrijp dat het teleurstellend is voor bewoners als zij een voorgenomen plan niet meer zonder eigen bijdrage kunnen realiseren. Tegelijkertijd is 10.000 euro nog steeds een substantiële tegemoetkoming. Dit geeft voldoende ruimte om, eventueel in combinatie met andere subsidies, de woning bijvoorbeeld significant te verduurzamen.
Zijn u casussen bekend van gedupeerden die problemen ervaren met de Belastingdienst door de situatie waar ze ongewild in zitten door de problemen als gevolg van de gaswinning?
Er zijn op dit moment bij de NCG geen meldingen bekend van gedupeerden die daadwerkelijk fiscale schade hebben geleden. Ik ben wel bekend met gedupeerden die mogelijk fiscale schade zullen leiden. De NCG wil samen met hen en de Belastingdienst ervoor zorgen dat dit wordt voorkomen. De NCG organiseert op aanvraag van de gedupeerde fiscaal advies. Indien er toch schade ontstaat vergoedt de NCG de fiscale schade.
Herkent u dat ondernemers die door alle ellende rondom gaswinning de afgelopen jaren minder hebben kunnen verdienen hierdoor in problemen komen met de Belastingdienst?
Dit beeld herken ik niet. Ondernemers die minder verdienen door problematiek rondom de gaswinning claimen bij de NCG hun bedrijfsschade en krijgen deze ook vergoed.
Hoeveel gedupeerden zijn inmiddels gecompenseerd naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Beckerman over een rechtvaardige compensatie van de waardedaling?7 Is het beschikbare budget uitgeput? Hoe waarderen gedupeerden deze regeling?
Het IMG heeft sinds 5 december 2022 6.301 aanvragen ontvangen voor een tegemoetkoming voor het verschil qua vergoeding voor waardedaling tussen de NAM en het IMG. Op dit moment heeft het IMG reeds op 6.054 (ruim 96%) aanvragen een besluit genomen. In 4.435 gevallen hiervan (73%) heeft een aanvrager ook daadwerkelijk een tegemoetkoming gekregen van het IMG en is het verschil tussen de vergoeding van de NAM en het IMG weggenomen. Veel van de afwijzingen vinden hun oorsprong in het feit dat aanvragers per abuis een verkeerde aanvraag doen, bijvoorbeeld een aanvraag voor een NAM-tegemoetkoming in plaats van een reguliere aanvraag. Het IMG helpt en wijst de bewoners door waar nodig.
In totaal is er voor € 18.088.325 aan aanvullende vergoedingen uitgekeerd door het IMG en voor € 2.304.333 aan wettelijke rente. Het beschikbare budget van € 25 miljoen is daarmee nog niet uitgeput.
Voor het overgrote deel van de besluiten geldt dat deze ruim binnen de beslistermijn van acht weken zijn genomen. Het IMG beschikt niet over afzonderlijke klanttevredenheidcijfers met betrekking tot deze regeling. Deze cijfers zijn verdisconteerd in de cijfers ten aanzien van de waardedalingsregeling. De waardedalingsregeling wordt door aanvragers over het algemeen goed beoordeeld. De beoordeling na een besluit over waardedaling krijgt gemiddeld het cijfer 7,9. Daarnaast gaat slechts 5,5% van de aanvragers in bezwaar tegen een besluit voor waardedaling.
Herkent u dat er voor ongeveer 100 mensen die hun woning hebben verkocht aan de Stichting Proef Koopinstrument (SPKI) en de opvolger daarvan toch nog een probleem is omdat er 5 procent van de taxatiewaarde is afgetrokken? Kan deze groep alsnog volledig gecompenseerd worden?
Het koopinstrument is bedoeld als laatste redmiddel waar een eigenaar vrijwillig van gebruik kan maken als hij of zij de woning wil verkopen. Hiervoor hoeft er geen directe relatie te zijn met aardbevingsproblematiek. Op dit moment wordt inderdaad 95% van de taxatiewaarde betaald aan de eigenaren. Hiermee wordt voorkomen dat het Koopinstrument de woningmarkt verstoort. Ik zie daarom geen aanleiding om deze groep alsnog te compenseren.
Waarom noemt u, als reactie op het verzoek van de Tweede Kamer over bewoners die na terugkeer uit een wisselwoning vastzitten aan een nieuw (duurder) energiecontract, alleen woningeigenaren?8 Welke oplossing is er voor huurders die vastzitten aan een duurder energiecontract?
Voor huurders geldt dezelfde oplossing als voor eigenaren. Zoals in de kabinetsreactie «Nij Begun» benoemd, worden woningeigenaren en huurders gelijk behandeld.
Herkent u dat er nog steeds problemen zijn met de compensatie van zelf aangebrachte voorzieningen (ZAV) van huurders?
De problemen met de compensatie zijn bekend bij de NCG. De doorlooptijd van de behandeling van de ZAV- aanvragen is teruggebracht en wordt weer binnen de wettelijk gestelde termijnen behandeld.
Herkent u dat juist huurders die al lang wachten, zoals huurders uit zogenaamde pilotwoningen, nog steeds wachten op deze compensatie?
Ik herken dat een aantal huurders inderdaad lang wacht op compensatie. De NCG verbetert haar processen om de huurders zo snel mogelijk te compenseren. Ook werkt NCG er hard aan om de afstemming te verbeteren met de bouwkostenadviesbureaus die de opnamerapporten opstellen.
Herkent u dat de NCG aangeeft dat er nog extra tijd nodig is om tot een oplossing te komen, maar huurders bang zijn dat hiermee hun bezwaartermijn verloopt en ze daarom het gevoel hebben niet anders kunnen dan in bezwaar gaan?
Ik herken dit beeld niet. Huurders krijgen evenals eigenaren de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen binnen de gestelde termijn van zes weken. Deze termijn gaat pas in nadat het besluit is opgetekend. Als de NCG extra tijd nodig heeft, wordt de inwoner of huurder niet benadeeld door strak de termijn te handhaven.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Beckerman c.s. over zorgen voor voldoende tijdelijke woningen in Groningen, zodat de versterkingsoperatie niet zou vertragen?9
Het is gelukt om voorlopig voldoende tijdelijke huisvesting (THV) te organiseren zodat dit niet de reden van vertraging vormt. Ook komende jaren zal de THV uitgebreid worden om te anticiperen op de uitvoering van de versterkingsoperatie.
Herkent u dat bewoners zich soms gedwongen voelen een woning te accepteren buiten hun eigen woonplaats?
Er zijn (en worden) op zoveel mogelijk locaties tijdelijke woningen geplaatst om bewoners in hun eigen woonplaats (of in de directe nabijheid daarvan)
THV te kunnen aanbieden. In incidentele gevallen kan er een beter passend alternatief aangeboden worden buiten de woonplaats. Dit wordt dan als extra optie aan de bewoners aangeboden, altijd op basis van vrijwilligheid. Om de voortgang blijvend te borgen in de versterkingsoperatie, kan ik niet uitsluiten dat THV geboden wordt in een naburig dorp.
Herkent u de recente verhalen dat tijdelijke woningen soms niet passen bij de noden en wensen van gedupeerden en mensen met een zorgvrager of beperking enkel een niet passende woning wordt geboden? Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat er voldoende passende woningen zijn?
De NCG doet er alles aan om de aangeboden tijdelijke woning zoveel mogelijk te laten passen bij de noden en wensen van bewoners. Voor mensen met een zorgbehoefte of beperking zijn er woningen voor mindervaliden beschikbaar. Aantallen zijn afgestemd op de verwachte vraag. Indien nodig kunnen er op basis van maatwerk extra woningen worden ingericht c.q. aangepast. Het programma Tijdelijke Huisvesting van de NCG kan hierin voorzien.
Het vervallen van het recht op huurverlaging bij verhuizing naar een andere woningcorporatie |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat huurders die recht hebben op huurverlaging op basis van de recente Wijziging van de Woningwet (huurverlaging 2023 voor huurders met lager inkomen) geen aanspraak meer kunnen maken op de huurverlaging wanneer ze naar een andere corporatiewoning zijn verhuisd na 1 maart 2023?
Ja, dat klopt. In die zin dat woningcorporaties niet verplicht zijn om bij huurcontracten die na 1 maart 2023 zijn ingegaan de huur te verlagen naar € 575,03 (prijspeil 2023).
Zo ja, Waarom is dat zo? Zo nee, waarom wordt dit momenteel niet expliciet (online) vermeld aan huurders?
Het recht op huurverlaging geldt alleen voor zittende huurders, dat wil zeggen voor huurders die hun woning of woonwagen op 1 maart 2023 al huurden. Dit staat in de overheidsinformatie over het recht op huurverlaging.1
Op het moment dat een huurwoning wordt toegewezen aan een nieuwe huurder, wordt deze woning passend toegewezen. Dit zorgt ervoor dat de huur van de woning past bij het (lagere) inkomen van de huurder en voorkomt dat huishoudens een te dure woning krijgen toegewezen die ze niet kunnen betalen. Huurders met een huurcontract dat na 1 maart 2023 is ingegaan hebben door het passend toewijzen een bij het inkomen passende huurwoning. Met de huurverlagingsregeling is geen nieuwe passendheidsnorm (lagere toewijzingshuurgrens) beoogd.
Deelt u de mening dat het verliezen van het recht op huurverlaging bij verhuizing naar een andere sociale huurwoning niet strookt met het feit dat huurders tot 30 december 2024 een huurverlagingsverzoek in kunnen dienen?
Nee, doordat de huurwoning passend is toegewezen is de huurwoning passend bij het inkomen van de huurder. De mogelijkheid om tot eind 2024 huurverlaging te kunnen verzoeken is geboden zodat ook (op 1 maart 2023) zittende huurders van wie het gezamenlijk inkomen in 2022, 2023 of 2024 tot 120% van het minimuminkomensijkpunt (of lager) is gedaald, de huurverlaging kunnen vragen
Wat gaat u doen om alle huurders die aan de vereisten voldoen, ook degenen die van corporatiewoning wisselen, aanspraak te laten maken op hun recht tot huurverlaging?
De wetgeving bepaalt dat alleen huurders die hun woning of woonwagen op 1 maart 2023 van hun woningcorporatie huurden aan de vereisten voldoen, als hun inkomen laag genoeg is en de huurprijs die zij betalen voor die woning of woonwagen hoger is dan € 575,03 per maand (prijspeil 2023). Huurders die nu van woningcorporatiewoning wisselen voldoen daardoor niet aan de wettelijke vereisten voor de huurverlaging.
Zoals in het antwoord op vraag 3 uiteen is gezet geldt dat woningcorporaties bij woningtoewijzing aan huurders met een lager inkomen passend moeten toewijzen, dat wil zeggen met een huurprijs die niet hoger is dan de voor het betreffende huishouden toepasselijke aftoppingsgrens2 voor de huurtoeslag. Met de huurverlagingsregeling is geen nieuwe passendheidsnorm (lagere toewijzingshuurgrens) beoogd.
De overlast van asielzoekers in Maarheeze |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving over de gevolgen van de overlast van asielzoekers in Maarheeze, zoals de sluiting van de Jumbo1 en de wens van machinisten om het station in Maarheeze over te slaan?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze gevolgen door overlast van asielzoekers in Maarheeze?
Iedere vorm van overlast veroorzaakt door asielzoekers is onacceptabel, zo ook in Maarheeze. Onze gastvrijheid mag nooit ten koste gaan van onze veiligheid. Ik zet mij daarom met COA en andere ketenpartners en in overleg met de gemeente Cranendonck in om met verschillende maatregelen de rust weer terug te laten keren in de gemeente. Deze worden hieronder toegelicht.
Waarom is er vorig jaar niet ingegrepen toen inwoners en winkeliers in Maarheeze aangaven zich nog steeds onveilig te voelen in hun eigen dorp?3
Er zijn verschillende maatregelen getroffen in en rondom het azc in de gemeente Cranendonck. Zo heeft het COA het hekwerk rondom het terrein aangepast om mensen buiten te houden en is het toezicht op gebouw F16, waar de overlastgevende bewoners worden opgevangen, verscherpt.
Om verblijf op het azc-terrein voor de asielzoekers aantrekkelijker te maken wordt het naastgelegen terrein geëgaliseerd en ingericht als sportveld, wordt planmatig onderhoud uitgevoerd aan de buitenzijde van de gebouwen, zijn overtollige units verwijderd en is een mobiele winkel gerealiseerd die op doordeweekse dagen door bewoners van het azc druk wordt bezocht. Er wordt bekeken of het assortiment kan worden vergroot. Ten behoeve van plaatsing van permanente camera’s op het azc-terrein is een plan in ontwikkeling. Hierbij is ook uitvoerig onderzoek gedaan naar de impact op privacy.
Daarnaast is er sinds maart 2023 in samenwerking met de Coördinator Nationale Aanpak Overlast en de ketenmariniers een toezichtteam gestart in de gemeente Cranendonck. Met hun zichtbaarheid en aanwezigheid zetten de toezichthouders zich in om bepaalde vormen van overlast te voorkomen. Door persoonlijk contact met de asielzoekers, weten zij in situaties waar onrust heerst of onenigheid dreigt, vaak de angel eruit halen voordat de spanning escaleert. Daarnaast onderhouden zij nauw en frequent contact met de lokale bewoners, winkeliers en ondernemers, de politie, het COA en vervoerders.
Bent u bekend met de maatregelen die de Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft genomen als reactie op de wens van de machinisten?4
Ja. Ik ben doorlopend in gesprek met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vervoerders over maatregelen om de overlast die door asielzoekers in het openbaar vervoer wordt veroorzaakt terug te dringen. De voortgang hierop wordt maandelijks met de gemeente besproken. Een van de aanvullende maatregelen die wordt uitgewerkt is de inzet van COA-hosts op station Maarheeze. Het COA en de NS zijn hier reeds over in gesprek. Dergelijke hosts zijn actief op het station van Emmen, waar ze een belangrijke preventieve werking hebben.
Daarnaast kunnen vervoerders een reis- of verblijfsverbod opleggen aan personen, waaronder ook asielzoekers, die veelvuldig overlast veroorzaken. Met het verbod kan de toegang tot een station of een bepaald traject worden ontzegd.
Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat inwoners van Maarheeze zich weer veilig voelen in hun dorp en dat het niet verandert in een spookdorp? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie antwoord vraag 3.
Worden de overlastplegers gestraft en daarna als de wiedeweerga teruggestuurd naar het land van herkomst? Indien dit niet het geval is, waarom blijven ze ongestraft?
Het uitgangspunt van het openbare-ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland.
Op grond van Europese regelgeving kan de IND de vluchtelingenstatus of een subsidiaire beschermingsstatus echter alleen weigeren of intrekken op grond van openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf. Hiervan is sprake als een straf is opgelegd van minimaal zes maanden («ernstig misdrijf» in geval van subsidiaire bescherming) of tien maanden («bijzonder ernstig misdrijf» bij een vluchtelingenstatus). Ook moet er sprake zijn van een gevaar voor de gemeenschap, in artikel C2/7.10.1 van de Vreemdelingencirculaire (Openbare orde als afwijzingsgrond) is een verdere invulling van dit begrip gegeven. Daarnaast dient voor een intrekking van een reeds verleende vergunning gekeken te worden naar de zogenoemde glijdende schaal in het kader van de openbare orde (art. 3.86 Vb). Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft, hoe hoger de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te kunnen gaan.
Een veroordeling voor een (bijzonder) ernstig misdrijf kan dus grond zijn om geen verblijfsvergunning te verlenen. Na een afwijzend besluit van de IND start de DT&V het terugkeerproces. Dit kan ook vanuit strafdetentie of vreemdelingenbewaring.
De komst van azc op vakantiepark De Lindenberg in Holten |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de reacties van omwonenden van vakantiepark De Lindenberg?1
Ja.
Wat is uw reactie op de onvrede vanuit de buurtbewoners?
De emoties die naar voren komen zijn begrijpelijk. Tegelijkertijd is de urgentie voor nieuwe opvangplekken onverminderd hoog. Het is belangrijk dat er wordt opengestaan voor de zorgen en vragen van de buurtbewoners. Een constructieve dialoog, transparante communicatie en passende maatregelen om de zorgen aan te pakken kunnen helpen om de spanningen te verminderen. Ik blijf mij onverminderd inzetten om eventuele overlast te voorkomen en de veiligheid van bewoners, medewerkers en omwonenden te garanderen. Dit doe ik onder andere met de maatregelen die ik uiteen heb gezet in de Kamerbrief van 9 mei jongstleden. Tegelijkertijd doet het mij deugd om te horen dat een deel van de buurtbewoners ook de noodzaak van het opvangen van asielzoekers erkent.
Hoe komt het dat een groot gedeelte van de buurtbewoners niet is ingelicht over de komst van het asielzoekerscentrum (azc)?
De gemeente laat mij weten dat ervoor is gekozen om de inwoners schaalbaar te informeren over het voorgenomen besluit. In eerste instantie hebben de direct aanwonenden, in een straal van 300 meter rond de opvanglocatie, alle grond- en woningeigenaren, een brief ontvangen. Vervolgens is op dinsdag 4 juli 2023 voor deze aanwonenden een inloopavond georganiseerd waar inwoners in gesprek konden gaan met bestuurders, ambtenaren en COA-medewerkers. Naar aanleiding van de grote interesse in deze inloopavond, heeft de gemeente besloten om 2 extra inloopmomenten te organiseren. Op zaterdagochtend 8 juli en woensdagavond 12 juli zijn deze inloopmomenten geweest. Ten slotte is op 10 juli 2023 een openbare raadsvergadering geweest over dit onderwerp. Tijdens deze vergadering hebben de buurtbewoners de kans gekregen om in te spreken. Hier hebben 10 mensen gebruik van gemaakt. De vragen die door de insprekers zijn gesteld, zijn verwerkt in de rubriek «meeste gestelde vragen» op de website van de gemeente Rijssen-Holten.
Snapt u de angst die omwonenden hebben, en dat ze nadenken over «flinke maatregelen» zoals camera’s en een groot, elektronisch hek?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van plan om, als de gemeenteraad in meerderheid de komst van het azc afwijst, af te zien van de transformatie van het vakantiepark naar een azc? Indien dit niet geval is, waarom bent u bereid om de lokale democratie te ondermijnen en de zorgen van omwonenden te negeren, voor het opvangen van 250 asielzoekers? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De gemeente laat mij weten dat er op 10 juli een openbare raadsvergadering heeft plaatsgevonden waar de raad en insprekers hun wensen en bedenkingen konden uitten over het aan te kopen vakantiepark. De gemeente laat weten dat in de besluitenlijst van de vergadering van 10 juli is opgenomen dat de gemeenteraad positief staat tegenover het voornemen om het park te kopen en te verhuren aan het COA.