Het snel opschalen van het Nationaal Isolatieprogramma |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich de brief «Hoofdlijnen Nationaal Isolatieprogramma»?1
Bent u zich ervan bewust dat de energieprijzen sinds de presentatie van het manifest Nationaal Isolatieprogramma en het indienen van de motie Segers nog verder zijn gestegen, met stijgende energiearmoede tot gevolg, en dat dit dus meer dan ooit het moment is om je huis te isoleren en te verduurzamen? Bent u, mede gezien deze ontwikkeling, bereid om ruim voor het zomerreces met een aangepast en opgeschaald Nationaal Isolatieprogramma te komen, rekening houdend met de extra en langjarig beschikbare middelen in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»?2 3
Bent u zich ervan bewust dat, ondanks de titel «Hoofdlijnen Nationaal Isolatieprogramma», er in de toen geschetste aanpak nog geen sprake was van een programmatische aanpak, zoals voorgesteld in het manifest Nationaal Isolatieprogramma én het coalitieakkoord?4 Op welke wijze gaat u recht doen aan de in het coalitieakkoord afgesproken programmatische aanpak? Ofwel: op welke wijze gaat u de huidige op subsidies gebaseerde werkwijze omvormen tot een voorspelbare programmering met heldere concrete doelen, waarbij als eerste de slechtst geïsoleerde woningen van vooral huishoudens met lage inkomens worden aangepakt?
In hoeverre betrekt u hierbij het door TNO in kaart gebrachte feit dat ongeveer 550.000 huishoudens in Nederland in energiearmoede leven?5 Hoe wilt u in het nieuwe Nationaal Isolatieprogramma de focus leggen op het isoleren van de slechtst geïsoleerde woningen en plekken waar de grootste energiearmoede is, ter uitvoering van de motie Grinwis c.s.?6
Hoe wilt u ervoor zorgen dat het Isolatieprogramma een echt Nationaal Isolatieprogramma wordt, zoals andere nationale programma’s als het Nationaal Deltaprogramma? Hoe wilt u de wisselwerking tussen rijksregie en de – vaak al bestaande – lokale invulling vormgeven? Wat is de uitkomst van het overleg met gemeenten en de VNG over de uitwerking van het Nationaal Isolatieprogramma, met name de lokale collectieve aanpak?
Bent u het eens met de stelling dat enthousiasme en draagvlak onder lokale gemeenschappen een cruciale rol spelen bij het uitvoeren van een succesvol isolatieprogramma? Hebt u daar aandacht voor bij de gesprekken met gemeenten? Welke rol vervullen isolatieteams daarbij in het benaderen van huiseigenaren, (kleine) VvE’s en verhuurders, juist ook als het om minder gemakkelijk te bereiken huishoudens gaat?
Hoe voorkomt u dat woningeigenaren te maken krijgen met een wirwar aan regelingen en overheden? Houdt u hier bij de inrichting van de governance van het Nationaal Isolatieprogramma rekening mee?
Bent u het u het eens met de stelling dat de met het coalitieakkoord extra beschikbaar komende middelen voor het isoleren van woningen (€ 3,35 miljard tot en met 2030 bovenop de bestaande € 514 miljoen in de jaren 2022–2024) de kans biedt om op de korte termijn met een meerjarige en dus langjarige voorspelbare programmering te komen, zowel voor huishoudens als voor marktpartijen? Op welke manier wilt u daar handen en voeten aan geven in de gevraagde update van het Nationaal Isolatieprogramma?
Bent u zich ervan bewust dat veel mensen niet beschikken over voldoende bureaucratisch doenvermogen, waardoor subsidieregelingen voor hen minder toegankelijk zijn?7 Klopt het dat de beoogde aanpak van het Nationaal Isolatieprogramma niet de in het isolatiemanifest voorgestelde voucherregeling bevat, vanwege – toen nog – een tekort aan budget? Bent u voornemens om, nu er met het coalitieakkoord fors extra middelen beschikbaar komen, alsnog met een voucherregeling te komen als onderdeel van het Nationaal Isolatieprogramma, zodat het isoleren van woningen ook bereikbaar wordt voor mensen met een lager inkomen die vaak niet de financiële ruimte hebben om isolatiemaatregelen (voor) te financieren?
Leiden de extra beschikbaar komende middelen ertoe dat u alsnog de twee maatregelen-eis uit de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) en Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH) gaat heroverwegen? En zo nee, hoe ondervangt u het nadeel dat deze subsidies op basis van betaalde facturen worden uitgekeerd, wat zeker voor huishoudens met weinig financiële ruimte een aanzienlijke voorfinancieringshobbel met zich meebrengt, terwijl deze huishoudens ook niet zo snel een (energiebesparings)lening (kunnen) aangaan?
Het bericht ‘Bouw van zeker tienduizend huizen bedreigd door geldtekort’ |
|
Peter de Groot (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Bouw van zeker tienduizend huizen bedreigd door geldtekort» van 18 januari jl.?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Wat zijn de ervaringen in de praktijk met het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVN)?
SVN beheert sinds 2018 de Transformatiefaciliteit en brengt hierover kwartaalrapportages uit. SVN heeft tot nu toe naar tevredenheid haar taken uitgevoerd.
Deelt u de mening dat het SVN een belangrijk middel is om meer woningen in het binnenstedelijke gebied te realiseren en het transformeren van atypische locaties zoals leegstaande winkelpanden, kantoren en fabrieksterreinen naar woningen te stimuleren?
Ja, die deel ik. De Transformatiefaciliteit is een belangrijk en succesvol instrument die het Ministerie van BZK inzet om de gebiedstransformaties en vastgoedtransformaties aan te jagen. Dit instrument onderscheidt zich van de andere instrumenten omdat het hier een leningsfaciliteit betreft. Door het verstrekken van geldleningen aan ontwikkelaars wordt beoogd de woningbouw op binnenstedelijke transformatielocaties op gang te brengen door specifiek investeringen in de voorfase te financieren. Aankomend voorjaar zal ik uitgebreider ingaan op mijn inzet op het gebied van transformatie.
Hoe komt het dat het geld niet snel genoeg terugstroomt naar het fonds, aangezien met de huidige aanvraagstroom en de doorrekening van het SVN de verwachting is dat de geldpot voor de zomer leeg zal zijn en het fonds aangeeft dat er meer leningen worden uitgezet, in verband met de vele vraag, dan dat er aflossingen plaatsvinden?
De leningen worden tot nu toe zoals begroot afgelost. Eind 2021 is circa € 7 mln. afgelost. De verwachting is dat in de eerste helft van 2022 de volgende aflossingen zullen binnenstromen. SVN merkt op dat het aantal aanvragen groter is dan verwacht. Daarmee zou de voorziene leningenstroom onder druk kunnen komen te staan.
Is het aantal van 10.000 á 12.000 te bouwen/transformeren woningen die, zoals het aritkel stelt, dit jaar in het gedrang kan koemen, een voorwaarde die het Rijk heeft gesteld aan het beschikbaar stellen van de bijna 60 miljoen euro? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er om dit doel alsnog te halen?
Het Ministerie van BZK heeft € 58 mln. beschikbaar gesteld. Hiervan is € 43 mln. gecommitteerd. Hiermee wordt de realisatie van 3.218 woningen ondersteund, waarvan 1.658 betaalbare huur- en koopwoningen (52%). De genoemde aantallen 10.000 a 12.000 te bouwen woningen zijn inschattingen door SVN en maken geen onderdeel uit de voorwaarden van de Transformatiefaciliteit.
Zijn er mogelijkheden om het Rijk garant te laten staan voor het fonds en het geld in het fonds tijdelijk te verhogen, gelet op het feit dat het een lening is en het geld dus terugkomt, nu het SVN aangeeft dat, ondanks het feit dat de aflossingen niet snel plaatsvinden, er over het algemeen een hoge omloopsnelheid is en dat de rente en aflossingen worden terugbetaald?
De middelen die SVN beheert zijn Rijksmiddelen. Aan de te verstrekken leningen zijn risico’s verbonden. Partijen kunnen financieel in de knel komen tijdens de ontwikkeling van de locaties waardoor de aflossing later plaats vindt of helemaal niet in een worstcasescenario. Tot nu toe zijn de leningen tijdig afgelost. Ik ga in het kader van het woningbouwprogramma verkennen wat nodig is om de Transformatiefaciliteit ook de komende jaren goed te laten draaien.
Wat zouden de gevolgen zijn van een vroegtijdige sluiting van het geldloket?
Vroegtijdige sluiting van het Loket betekent dat er geen aanvragen ingediend kunnen worden door partijen die een lening nodig hebben om een voorfase te financieren. Dit zal vertraging oplevering voor de ontwikkeling van de woningen door deze partijen.
Hoe gaat u invulling geven aan het intensiveren van de transformatie van alleen kantoren naar woningen naar een aantal van 15.000 per jaar in het licht van deze subsidie? Gaat u daar dit stimuleringsfonds ook voor inzetten en is daarvoor ophoging van het fonds voor nodig?
De ambitie om 15.000 woningen per jaar te creëren via transformatie reikt verder dan de transformatie van kantoren. Het kan ook gaan om bijvoorbeeld winkelgebieden of bedrijventerreinen. Voor het intensiveren van de transformatie naar 15.000 per jaar is extra inzet nodig langs verschillende lijnen. In het kader van het woningbouwprogramma en het Nationaal transformatieplan wordt deze inzet uitgewerkt.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja. Zie de beantwoording van de vragen 1 tot en met 8.
De voorwaarden voor het ontvangen van huurtoeslag |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat mensen alleen recht hebben op huurtoeslag wanneer zij vanaf het begin van een kalendermaand woonachtig zijn op een adres waar zij de toeslag voor willen ontvangen?
Huurders die voor het eerst een huurwoning betreden, kunnen inderdaad alleen huurtoeslag aanvragen vanaf de eerste maand dat ze de hele maand woonachtig zijn op het adres. Als zij tussen huurwoningen verhuizen waarover zij huurtoeslag kunnen aanvragen, blijft het recht op huurtoeslag voor de oude woning nog de hele maand bestaan.
Waarom is er niet gekozen voor een systematiek waarbij een gereduceerd bedrag aan huurtoeslag uitgekeerd kan worden evenredig met het aantal dagen van bewoning?
De voorwaarde dat wijzigingen in omstandigheden die zich voordoen na de eerste dag van de maand, pas vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand worden meegenomen, is opgenomen in artikel 5 van de Algemene wet inkomensafhankelijk regelingen (Awir). Deze voorwaarde geldt voor alle inkomensafhankelijke regelingen en dus ook voor de huurtoeslag.
Er is voor deze systematiek gekozen om de toeslagen begrijpelijk te houden voor de burger en uitvoerbaar te houden voor de uitvoerder. Met deze voorwaarde krijgen beide slechts één keer per maand te maken met een wijziging in het toeslagbedrag. Als wijzigingen in de omstandigheden – niet alleen verhuizingen, maar ook bijvoorbeeld wijzigingen in de huishoudsamenstelling – per direct verwerkt moeten worden, kan het voorkomen dat het toeslagbedrag meerdere keren per maand bijgesteld moet worden.
Burgers die voor het eerst een huurwoning betreden, kunnen hierdoor inderdaad een deel van de eerste maand mogelijk geen huurtoeslag ontvangen. Daar staat tegenover dat deze systematiek bij verhuizing en andere levensgebeurtenissen voorspelbaarder is voor de burger en dat onverwachte onderbrekingen van de huurtoeslag worden voorkomen. Ook blijft bij een beëindiging van het huurcontract tijdens de maand de huurtoeslag die gehele maand nog doorlopen.
Is het mogelijk om een aanpassing te maken zodat mensen een toeslag ontvangen vanaf het moment van bewoning in plaats van vanaf de eerste volle maand van bewoning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid daar naar te kijken?
Ik vind het niet wenselijk om de huidige systematiek aan te passen naar een systeem waarbij wijzigingen per direct verwerkt worden. De huurtoeslag is ingericht op maandelijkse berekening. Aanpassen van deze systematiek is complex, vraagt veel capaciteit en zou moeten worden bezien in het bredere stelsel van inkomensafhankelijke regelingen.
Onderkent u dat mensen die wel recht hebben op toeslag maar door dit criterium niet in aanmerking komen voor een toeslag moeite kunnen hebben om de eerste maand aan huur te voldoen? Zo ja, bent u het ermee eens dat dit een extra drempel is voor mensen?
Het kan voorkomen dat burgers die gedurende de maand verhuizen naar een woning waarover zij voor het eerst huurtoeslag gaan ontvangen, moeite zullen hebben deze maand aan de huur te voldoen. Verhuurders kunnen rekening houden met deze voorwaarde door hun huurcontract vanaf de eerste dag van een maand in te laten gaan. Hierover zou de huurder in overleg kunnen gaan met de verhuurder. Huurcontracten worden doorgaans eerder ondertekend dan dat ze ingaan. Huurders kunnen hun verhuizing aan de gemeente doorgeven vanaf het moment dat zij een huurcontract hebben getekend, dus ook als het contract nog niet is ingegaan. Hiermee kan de huurder ervoor zorgen dat de verhuizing op tijd in het BRP is verwerkt en kunnen zij zo vroeg mogelijk hun toeslagaanvraag voor de eerste maand doen. Als de verhuurder niet bereid is de startdatum van het huurcontract aan te passen, is het soms mogelijk om een betalingsregeling te treffen om de periode zonder huurtoeslag te overbruggen.
Wat kunnen mensen doen wanneer zij door het missen van de huurtoeslag voor de eerste maand in betalingsproblemen komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om dit probleem aan te probleem pakken en gelijktijdig te kijken naar de problemen rondom «non take up» waardoor mensen geen gebruik maken van een toeslag waar ze recht op hebben?
Zoals aangegeven is dit niet alleen een voorwaarde voor de huurtoeslag, maar geldt deze voorwaarde voor alle inkomensafhankelijke regelingen. Een overstap naar een systeem van directe verwerking van wijzigingen in omstandigheden betekent niet voor alle burgers een verbetering, maar soms ook meer complexiteit. Daarnaast kent dit verregaande gevolgen voor de uitvoering.
Tot slot heeft het tegengaan van niet-gebruik van toeslagen de blijvende aandacht. Ook bij de evaluatie van de Awir wordt gekeken naar niet-gebruik van toeslagen.
Oplichters die te koop staande woningen te huur aanbieden |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het verschijnsel dat oplichters advertenties van te koop staande huizen gebruiken om deze voor de verhuur aan te bieden?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat mensen de dupe worden van dit soort oplichting? Welke rol speelt de krapte aan woningen volgens u bij dit soort trucs?
Iedere vorm van fraude en oplichting is verboden en onacceptabel, zo ook de hier aangehaalde praktijk. Ik kan mij voorstellen dat de krapte aan woningen dit verschijnsel in de hand werkt. Dit vind ik een zorgelijke ontwikkeling, omdat mensen de schaarste aan woningen dan misbruiken en zichzelf daarmee financieel verrijken ten koste van anderen.
Welke mogelijkheden ziet u om oplichting bij de verhuur van een woning tegen te gaan? Welke rol kan verdere regulering van het verhuurproces daarbij een rol spelen?
Oplichting is niet toegestaan en strafbaar. Dit moet dan ook aangepakt worden. Dit kan op verschillende manieren.
Op de eerste plaats verdient het de aanbeveling om je als woningzoekende goed te (laten) informeren over de aangeboden woningen en de aanbieder daarvan. Voorts werk ik aan een verdere regulering van het verhuurproces via het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap. Onderdeel van dit voorstel is het introduceren van een landelijke basisnorm die ziet op goed verhuurderschap. Door de introductie van deze norm wordt het voor verhuurders en verhuurbemiddelaars duidelijk hoe het gedrag dat van hen verwacht mag worden er in de praktijk uit ziet. Deze norm wordt wettelijk vastgelegd in de vorm van algemene regels en heeft betrekking op alle fases van het verhuurproces. Naast bewustwording biedt het voorstel de mogelijkheid dat gemeenten handhavend kunnen optreden als verhuurders of verhuurbemiddelaars ongewenst gedrag vertonen en daarmee de norm overtreden. Dit wetsvoorstel moet er zodoende aan bijdragen dat het verhuurproces correct verloopt en dat de informatiepositie van woningzoekenden en huurders verbetert.
Verder vind ik dat ook platforms een verantwoordelijkheid dragen en dat van hen verwacht mag worden dat zij hun eigen maatregelen nemen om fraude te voorkomen. Dit doen zij bijvoorbeeld al door het stellen van gebruikersvoorwaarden aan adverteerders, waarbij het overtreden van deze voorwaarden kan leiden tot verwijdering van de advertentie. Zodra een platform er weet van heeft dat er onrechtmatige content op de website is geplaatst, dient zij deze te verwijderen. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet erop toe dat tegen misleiding door adverteerders (op platforms) wordt opgetreden en kan bij overtreding bestuursrechtelijk richting de adverteerder optreden, bijvoorbeeld in de vorm van een last onder dwangsom of een boete. De ACM heeft de woningmarkt dit jaar benoemd als agendathema en daarmee als prioriteit. Dit betekent onder andere dat signalen over misleidende huuradvertenties met voorrang worden behandeld.
Tot slot kunnen gedupeerden, behalve bij de ACM, ook terecht bij het Landelijk Meldpunt Internetoplichting van de politie en de Fraudehelpdesk.
Deelt u de mening dat platforms waarop deze frauduleuze advertenties worden aangeboden ook een verantwoordelijkheid dragen? Zo ja, wat mogen consumenten volgens u verwachten van platforms die deze advertenties hosten wanneer ze worden opgelicht?
Zie antwoord vraag 3.
Treedt u op tegen dit soort praktijken? Bent u het ermee eens dat ook deze vorm van oplichting aangepakt moet worden?
Zie antwoord vraag 3.
De opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op de camping Het Berkenven |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht inzake de opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op de camping Het Berkenven?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat mensen mentaal instorten als zij te horen krijgen dan hun verblijf gesloopt wordt?
Ik begrijp dat dit vervelend nieuws is voor de standplaatshouders. Ik verwacht van gemeenten en eigenaren dat zij zorgvuldig handelen, indien dit aan de orde is.
Weet u dat deze opzegging betekent dat volwassenen en kinderen dakloos worden gemaakt?
Het klopt dat er op dit vakantiepark permanente bewoning heeft plaatsgevonden. De gemeente heeft de nieuwe eigenaar hierop geattendeerd. De eigenaar heeft aangegeven er zorg voor te dragen dat er geen mensen dakloos worden als gevolg van de herstructurering van het park. De eigenaar begeleidt actief de permanente bewoners naar alternatieve huisvesting. Op het moment van contact met de gemeente zijn naar ik begreep slechts nog enkele recreatiewoningen bewoond. Het merendeel van de bewoners heeft reeds andere huisvesting gevonden. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing. Er bevinden zich geen minderjarigen meer op het vakantiepark. De gemeente heeft aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat er mensen dakloos zijn geworden als gevolg van deze ontwikkeling.
Ik heb de gemeente opgeroepen om samen met de eigenaar van het park te voorkomen dat er mensen op straat komen te staan.
Hoeveel kinderen worden er dakloos gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat minderjarige kinderen gezien het Kinderrechtenverdrag niet zo maar op straat gezet mogen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ja. Dit betekent echter niet dat een huisuitzetting automatisch in strijd met het Kinderrechtenverdrag is. Er dient gezorgd te worden voor passende alternatieve opvang dan wel huisvesting. Op grond van artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag hebben ouders de primaire verantwoordelijkheid voor het waarborgen, naar vermogen en binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden, van de levensomstandigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van het kind, waar huisvesting een belangrijk onderdeel van is. Staten die partij zijn bij het Kinderrechtenverdrag dienen wel, in overeenstemming met de nationale omstandigheden en met de middelen die hun ten dienste staan, passende maatregelen te nemen om ouders en anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind te helpen dit recht te verwezenlijken.
Er bevinden zich naar ik begrepen heb geen minderjarigen meer op het vakantiepark.
Klopt het als de wethouder laat weten dat de gemeente geen invloed op de plannen heeft?
De overname van het vakantiepark Berkenven en de opzegging van de overeenkomsten is in de eerste plaats een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de standplaatshouders en de parkeigenaar. De juridische basis hiervoor ligt in het Burgerlijk Wetboek en de overeenkomsten tussen de standplaatshouders en de eigenaar. Formeel kan een gemeente hierin niet treden.
Wel heeft de wethouder een moreel appel gedaan richting de eigenaar om zorg te dragen dat er geen mensen op straat komen te staan. De eigenaar heeft daar gehoor aan gegeven.
Deelt u de mening dat de gemeente voor deze bewoners dient op te komen en wat vindt u ervan dat de gemeente tot op heden niet thuis geeft?
Zie antwoord vraag 6.
Wat betekent het voor de juridische positie van deze mensen als de gemeente in kwestie heeft meegewerkt aan het inschrijven van deze mensen op deze camping in de Basisregistratie Personen en heeft de gemeenten niet automatisch een zorgplicht dan wel huurdersbescherming gecreëerd nu zij niet tegen permanente bewoning gehandhaafd heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op grond van de Wet basisregistratie personen is de gemeente verplicht om een betrokkene in de Basisregistratie Personen (BRP) in te schrijven op het adres waar hij of zij (feitelijk) woonachtig is. Ook mensen die permanent wonen op een vakantiepark waar dit niet is toegestaan moeten dus in de BRP worden ingeschreven. Er kunnen geen rechten of plichten in relatie tot permanente bewoning worden ontleend aan een inschrijving in de BRP.
De gemeente heeft aangegeven dat de bewoners van het park ten tijde van de inschrijving een brief is gestuurd waarin in is aangegeven dat permanente bewoning van het park niet is toegestaan.
Wie heeft er een herhuisvestingsplicht in deze kwestie en vindt u, indien de gemeente bij permanente bewoning niet gehandhaafd heeft, dat de gemeente een herhuisvestingsplicht heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Er bestaat geen herhuisvestingsplicht in gevallen van permanente bewoning op een vakantiepark waar dat niet is toegestaan. Die plicht ontstaat ook niet als de gemeente niet gehandhaafd heeft. Uiteraard is het belangrijk dat mensen niet op straat komen te staan. De nieuwe eigenaar heeft aangegeven hiervoor zorg te zullen dragen. Ik heb de gemeente opgeroepen om toe te zien dat dit ook gebeurt en dit te voorkomen.
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de gemeente Tubbergen?
Naar schatting van de gemeente is dat tussen de 1 en 2 jaar. Ik vind het ongewenst dat woningzoekenden lang op de wachtlijst moeten staan voor zij een sociale huurwoning toegewezen krijgen. Daarom zijn verschillende maatregelen genomen om de bouw van nieuwe woningen te versnellen en de druk op de woningmarkt te verlagen. Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar de brief van 5 oktober 2021.2
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de omliggende gemeenten?
Zie antwoord vraag 10.
Wat kan de gemeente doen om de standplaatshouders op de camping Het Berkenven te beschermen en wat kunt u nu al doen om standplaatshouders zoals de standplaatshouders op Het Berkenven te beschermen?
Recent zijn twee moties aangenomen van de SP. Met deze moties wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar het opkopen van vakantieparken door investeerders en de gevolgen hiervan voor natuur, ruimtelijke ordening en de huidige gebruikers. Deze moties zijn aangenomen. Daar deze twee moties nauw verbonden zijn, is besloten om middels één onderzoek beide moties in uitvoering te brengen. Mijn collegaminister van Economische Zaken en Klimaat en ik hebben dit inmiddels samen opgepakt.
In dit onderzoek zal gekeken worden naar de instrumenten die medeoverheden tot hun beschikking hebben om dit proces van opkopen te beïnvloeden. Hierbij zal ook gekeken worden of de rechten van recreanten (juridisch) voldoende geborgd zijn wanneer een park van eigenaar verandert en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af. Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren.
Deelt u de mening dat mensen die aantoonbaar permanent op deze en/of andere campings verbleven automatisch huurdersbescherming (moeten) krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Is deze extra stikstof als gevolg van sloop gevolgd door nieuwbouw gezien de reeds aanwezige stikstofcrisis wenselijk nu dit op grote schaal in vele vakantieparken gebeurt?
Zie antwoord vraag 12.
Kunnen we nu concluderen dat standplaatshouders letterlijk en figuurlijk in de kou worden gelaten nu vakantieparken massaal worden opgekocht? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Deelt u de mening dat mensen tijdens de winter zonder passend alternatief niet op straat gezet mogen worden?
Ja. Ik vind het inderdaad onwenselijk dat mensen op straat terecht komen, zeker in de winter en tijdens de coronapandemie waarin wij ons bevinden. Ik roep daarom gemeenten op om bij herstructurering van een recreatiepark oog te hebben voor de vervolghuisvesting van mensen die permanent in een recreatiewoning wonen, vooral als het hierbij gaat om mogelijk kwetsbare groepen zoals ouderen of kinderen.
Deelt u de mening dat mensen nooit en al helemaal niet tijdens de coronapandemie zonder passend alternatief op straat gezet mogen worden?
Zie antwoord vraag 16.
Waar moeten gezien de zwaar overspannen woningmarkt de mensen van Het Berkenven die daar permanent wonen naar toe?
De bewoners van het park zullen elders een woning moeten vinden. Dit is het merendeel van de bewoners ook gelukt. De resterende bewoners worden geholpen om vervolghuisvesting te vinden.
Bent u gezien het groot aantal voorbeelden reeds bereid om in te grijpen?
Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Vindt u het rendement dat deze roofinvesteerders willen maken belangrijker dan het dak boven het hoofd van de huidige standplaatshouders?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat iemand die permanent in een huis op deze camping verblijft dat huis aan mag aanmerken als diens leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben mij bewust van het feit dat de sloop van een recreatiewoning, vooral als daar permanent gewoond wordt, ingrijpend is voor standplaatshouders. De rechten die benoemd worden in bovenstaande vragen zijn evenwel niet absoluut. Inbreuken daarop zijn toegestaan voor zover die noodzakelijk en proportioneel zijn. Uit artikel 8 eerste lid, van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het recht op behoorlijke huisvesting zoals onder meer opgenomen in artikel 11 van het Internationaal verdrag inzake de economische, sociale en culturele rechten (OIVESCR)vloeit voorts een procedurele eis voort: een bewoner die geconfronteerd wordt met het verlies van zijn woning moet de mogelijkheid hebben de proportionaliteit van de maatregel door een onafhankelijke rechter te laten toetsen.
De verplichtingen die voortvloeien uit deze rechten, zijn primair verplichtingen voor de overheid. Maar ook burgers, bedrijven en woningcorporaties moeten zich ten opzichte van (andere) burgers aan mensenrechten houden vanwege de horizontale werking die veel van deze rechten hebben. Dat betekent dat ook voor bedrijven geldt dat zij bij de sloop van woningen rekening moeten houden met de rechten op opvang, familieleven en huisvesting van hun huurders. Of de verhuurder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de huurders, is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands permanente verblijf een inbreuk in de levenssfeer van deze bewoner is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands permanente verblijf een inbreuk op het recht op behoorlijke huisvesting van deze bewoner is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Kunt u zich voorstellen dat oudere bewoners hun sociale netwerk op de camping zien verdwijnen als zij gedwongen worden om naar elders te verhuizen?
Ik kan mij dat voorstellen.
Heeft de nieuwe dan wel de oude eigenaar een (zorg)plicht om in kaart te brengen wat de mogelijke gevolgen van de sloop kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?
Bij de sloop of uitbreiding van een vakantiepark moet worden voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving. Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om te beoordelen wat binnen de kaders wel en niet mogelijk is. Dit doen zij binnen de grenzen van nationale en internationale regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, stikstof, en bereikbaarheid en via lokale instrumenten als verordeningen en bestemmingsplannen. De eigenaar zal moeten handelen binnen die kaders.
Kunt u zich voorstellen dat de mensen op de camping Het Berkenven een gemeenschap vormen?
Ja.
Hoe moet het met de ouderen die daar van elkaar afhankelijk zijn?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 18.
Deelt u de mening dat de sloop van standplaatsen die een gemeenschap vormen ook als sloop van één geheel te worden gezien?
Ik begrijp dat de sloop van standplaatsen veel voor mensen kan betekenen.
Is het mogelijk dat deze standplaatshouders gezondheidsschade kunnen oplopen nu hun ontspanningsmogelijkheid dan wel dak boven het hoofd ontnomen wordt?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Is hier sprake van een gedwongen huisuitzetting? Zo nee, in welke gevallen met betrekking tot de camping Het Berkenven zou hier wel sprake van zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, hiervan is geen sprake. Op het moment van contact met de gemeente zijn slechts nog enkele objecten bewoond. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing. Indien men er niet in slaagt om tot een bevredigende oplossing te komen kan uiteindelijk over gegaan worden tot gedwongen uitzetting. Ik heb de gemeente opgeroepen om samen met de eigenaar van het park te voorkomen dat er mensen op straat komen te staan.
Bent u voorstander van een rechterlijke toets om te bepalen of in dit soort gevallen mensenrechten en/of huurderbescherming geschonden worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik het eerdergenoemde onderzoek naar het opkopen van vakantieparken zal gekeken worden of de rechten van recreanten (juridisch) voldoende geborgd zijn wanneer een park van eigenaar verandert en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn.
Belangrijk om hierbij aan te geven is dat huurders van vakantiewoningen niet vallen onder de huurbescherming.
Deelt u de mening dat het hier meer gaat dan alleen het woongenot van recreanten, aangezien mensen nu afhankelijk zijn van vakantieparken om te kunnen voorzien in een primaire levensbehoefte namelijk een dak boven het hoofd?
Permanente bewoning gaat inderdaad om meer dan alleen recreëren. Ik begrijp dat mensen wiens woonbehoefte niet vervuld wordt op de reguliere woningmarkt een vakantiewoning zien als dat alternatief. Daarom roep ik gemeenten in dit soort situaties ook op om permanente bewoners te ondersteunen bij het vinden van passende woonruimte elders. In het geval van vakantiepark Berkenven is dit voor overgrote meerderheid van de bewoners ook al gelukt.
Er wordt door verschillende groepen gebruik gemaakt van vakantieparken voor permanente bewoning. De keuze van iemand om permanent te gaan wonen op een vakantiepark is sterk afhankelijk van iemands persoonlijke situatie. Uiteraard speelt ook de beschikbaarheid van passende en betaalbare woonruimte daarin een rol. Daarom zet ik mij maximaal in om het woningtekort zo snel mogelijk terug te dringen.
Daarbij moet wel gezegd worden dat beschikbaarheid niet de enige factor is die hierin mee weegt. Dat een persoon kiest voor een vakantiewoning in plaats van een reguliere woning, betekent niet dat er geen enkel ander alternatief beschikbaar is. Persoonlijke woonwensen en voorkeuren spelen hierin ook een belangrijke rol.
Vindt u het ook schrijnend dat kinderen en ouderen hier extra hard door geraakt worden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 16 en 17.
Hoeveel mensen zijn er landelijk in 2021 al gedupeerd door het roofgedrag van deze investeerders?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Begrijpt u waarom mensen een permanent verblijf op een camping zoeken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 32.
Wat zou u doen als u moet kiezen tussen een permanent verblijf op een camping of dakloos raken?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 32.
Is het mensenrechtelijk toegestaan dat mensen hun woning op deze camping moeten verlaten als zij geen betaalbaar alternatief hebben en daardoor dus dakloos raken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dakloosheid acht het kabinet een belangrijke mensenrechtenkwestie. Dat mensen dakloos raken doordat zij hun huis moeten verlaten, acht het kabinet zeer onwenselijk. Bij de beslissing om de huur op te zeggen, dient de verhuurder – in het kader van de proportionaliteitsweging die het recht op bescherming van de woning en het familie- en privéleven van hem verlangt – onder meer mee te wegen of een huurder (in feite) permanent in de recreatiewoning woont, of er betaalbare alternatieven voorhanden zijn en wat de persoonlijke situatie is van de huurder en van degenen die van hem afhankelijk zijn. Dit betekent niet dat de verhuurder verplicht is om alternatieve woonruimte te bieden. Wel betekent dit dat een verhuurder grote terughoudendheid moet betrachten om huurovereenkomsten op te zeggen als er een risico op dakloosheid van de betreffende personen bestaat.
Deelt u de mening dat de overheid haar zorgplicht verzaakt heeft als deze mensen hun toevlucht moeten zoeken naar een woning op een camping? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Artikel 22 van de Grondwet bepaalt dat bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp van zorg is voor de overheid. Dat wil niet zeggen dat de overheid iedereen in Nederland te allen tijde van een huis naar keuze moet voorzien. Wel betekent dit dat de overheid beleid moet voeren dat erop is gericht te voorzien in voldoende woongelegenheid. Dit heeft volop de aandacht van dit kabinet. Daarbij is het bewonen van een recreatiewoning niet noodzakelijkerwijs een uit nood geboren keuze.
Hoeveel schade is er op deze camping inmiddels aan de natuur inclusief dieren toegebracht?
Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om toe te zien op de aanpassingen aan het park en de eventuele gevolgen die dit heeft voor de omgeving.
Wat vindt u ervan dat de huidige huurders geconfronteerd worden met een opzegging van de huurovereenkomst terwijl hen beloofd is dat de verandering van eigenaar geen snelle gevolgen zou hebben?
De desbetreffende toezegging is bij mij, noch bij de gemeente, bekend. Daar komt bij dat – ook in het geval dat er inderdaad een toezegging is gedaan – het hierbij gaat om een privaatrechtelijke aangelegenheid waarin ik, noch de Minister van EZK, kan treden.
Wat vindt u van het feit dat deze standplaatshouders slechts een paar maanden de tijd krijgen om hun mooie chalet/caravan af te breken dan wel te verplaatsen?
De voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomsten is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park. De zorgplicht van de verhuurder wordt in deze overeenkomst vormgegeven. Het gaat dan om voorwaarden voor opzegging, de opzegtermijnen en regelingen ter compensatie.
Als een standplaatshouders de indruk heeft dat er onredelijk gehandeld wordt kan deze zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden, in sommige gevallen is er ook een geschillencommissie waartoe men zich kan wenden. Het is niet aan mij, of aan mijn collegaminister van EZK, om te beoordelen of de verhuurder zich in dit geval aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden.
Deelt u de mening dat opzegging van de overeenkomsten extra wrang is voor mensen die net heel veel geld geïnvesteerd hebben en dus onredelijk is?
Zie antwoord vraag 41.
Vindt u het redelijk om van bewoners te eisen dat ze binnen één maand hun standplaats dienen te ontruimen om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming in de verhuiskosten van 300 euro?
Zie antwoord vraag 41.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming in de verhuiskosten ad 300 euro onvoldoende is en deelt u de mening dat deze voorgestelde tegemoetkoming in de verhuiskosten geen recht doet aan de werkelijke schade c.q. kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 41.
Deelt u de mening dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijkvenen Recreatie BV, dan wel de oude eigenaar de (zorg)plicht heeft om standplaatshouders te wijzen op hun rechten en plichten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 41.
Wat vindt u ervan dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijkvenen Recreatie BV, slechts 300 euro als compensatie vergoedt?
Zie antwoord vraag 41.
Hoeveel standplaatshouders hebben die 300 euro uitbetaald gekregen?
De eigenaar heeft aan de gemeente laten weten dat er maatwerk-afspraken zijn gemaakt tussen de eigenaar en de standplaatshouders. De precieze vorm van compensatie verschilt dus.
Deelt u de mening dat mensen die geïnvesteerd hebben volledig gecompenseerd zouden moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Heeft de nieuwe eigenaar van de grond die de overeenkomst met de standplaatshouder wenst op te zeggen een herhuisvestingsplicht als mensen kunnen aantonen dat ze daar permanent verblijven? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 9.
Wat vindt ervan dat mensen een paar weken voordat de verkoop bezegeld werd een chalet/caravan gekocht hebben en als gevolg van de voorgenomen sloop de waarde van hun chalet/caravan met 80% zagen dalen?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Deelt u de mening dat de nieuwe standplaatshouders gecompenseerd dienen te worden die door de voorgenomen sloop de waarde van hun nieuwe aankoop in rook zien opgaan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 50.
Wiens plicht is het om de toekomstige standplaatshouders te informeren over een op handen zijnde verkoop van de camping?
Zie antwoord vraag 50.
Deelt u de mening dat de standplaatshouders meer zeggenschap zouden moeten krijgen als de grond onder hun standplaats verkocht wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Bij wie kunnen de standplaatshouders terecht als blijkt dat de nieuwe eigenaar praktijken erop nahoudt die niet door de beugel kunnen?
Als een standplaatshouders de indruk heeft dat de overeenkomst tussen de eigenaar en de standplaatshouder geschonden wordt kan deze zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden.
Belanghebbenden kunnen een verzoek om handhaving indienen bij het bevoegd gezag (de gemeente of de provincie) als zij de indruk hebben dat de sloop of uitbreiding van het park in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. In het geval dat het bevoegd gezag toestemming heeft verleend voor de sloop of uitbreiding, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunning, dan kunnen belanghebbenden ook daartegen in bezwaar en vervolgens in beroep bij de rechter indien gewenst.
Heeft de gemeente gecontroleerd op onveilige situaties op deze camping? Zo ja, hoe vaak en wat zijn de uitkomsten?
De gemeente heeft diverse keren gecontroleerd maar geen onveilige situaties geconstateerd.
Vindt u dat er zorgvuldig met de belangen van de standplaatshouders is omgegaan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Zijn er zorgplichten door de oude eigenaar geschonden? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 56.
Wat vindt u van het feit dat sommige standplaatshouders al 50 jaar op deze camping verblijven en nu op stel en sprong moeten vertrekken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Recreëren is voor veel mensen een belangrijke activiteit die in het teken staat van rust, reflectie en samenzijn. Ik begrijp dat recreanten gehecht zijn aan een vaste recreatieplek, zeker als zij hier al geruime tijd gebruik van maken. Het blijft echter zaak dat de verplichtingen voor de nieuwe eigenaar aangaande de sloop van (gedeelten van) het park zijn voorgeschreven in de relevante wet- en regelingeving en de onderlinge overeenkomst tussen standplaatshouder en eigenaar.
Waar het permanente bewoning betreft vind ik het wel van belang dat mensen niet op straat komen te staan, zonder alternatieve woning. Ik ben blij te horen van de gemeente dat hier zorg voor wordt gedragen door de nieuwe eigenaar. Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar mijn antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Kunt u verzekeren dat deze standplaatshouders toegang tot de camping blijven krijgen totdat deze zaak beslecht is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op dit moment zijn slechts nog enkele objecten bewoond, het merendeel van de bewoners heeft een andere huisvesting gevonden. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing, in de tussentijd hebben de bewoners toegang toe de nutsvoorzieningen. De eigenaar heeft aangegeven zorg te dragen dat niemand op straat komt te staan.
Kunt u verzekeren dat mensen het gehele jaar door toegang tot essentiële zaken zoals gas (indien aanwezig), water, het internet en stroom blijven krijgen totdat deze zaak beslecht is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 59.
Klopt het dat er nog minimaal 17 permanente bewoners op de camping Het Berkenven zijn? Hoeveel van hen huren een chalet/caravan en hoeveel bezitten een chalet/caravan en hoeveel bezitten grond en een chalet?
Op het moment van contact met de gemeente, begin februari, zijn 2 standplaatsen in beeld die nog worden bewoond en waar nog geen oplossing voor is gevonden. De eigenaar probeert samen met de huurders te komen tot een oplossing. De overige huurders hebben zelf of in samenwerking met de eigenaar een nieuwe plek gevonden.
Klopt het dat de elektra van bewoners afgesloten werd?
Wat bij de desbetreffende gemeente bekend is, is dat dit niet bewust is gebeurd en dat de huurders inmiddels weer zijn voorzien van gas en stroomtoevoer.
Mag de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, gas- en /of stroomtoevoer in de winter afsluiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De afspraken over de gas- en /of stroomtoevoer zijn vastgelegd in de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park.
Klopt het dat de sloop gevaarlijke taferelen oplevert?
Bij de desbetreffende gemeente zijn geen signalen dat de sloop gevaarlijke situaties oplevert.
Hoe groot is de kans dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, niet de vereiste vergunning krijgt voor welk nieuw ontwikkelplan dan ook?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Is de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, door de gemeente gescreend? Zo ja, wat heeft de screening opgeleverd?
Nee.
Klopt het dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, de huidige standplaatshouders één maand extra namelijk tot 1 februari de tijd gegeven heeft om in de stacaravan te overnachten zodat zij iets meer tijd hebben om een nieuwe woning te zoeken? Zo ja, bevestigt de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, hiermee dat mensen permanent op deze camping mochten verblijven? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De eigenaar heeft de huurders inderdaad een maand langer de tijd gegeven om de standplaats opgeruimd achter te laten. Dit staat los van de vraag of permanente bewoning wel of niet is toegestaan op het vakantiepark.
Deelt u de mening dat de nog huidige bewoners op z’n minst veel meer tijd zouden moeten krijgen om een ander huis te kunnen zoeken dan wel de tijd krijgen om een ander plek voor de caravan te zoeken?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op 3,4 en 5.
Klopt het dat de gemeente tot voor kort naar de camping Het Berkenven verwees om te gaan wonen vanwege het enorme tekort aan woningen?
Uit navraag blijkt dat deze doorverwijzing niet bekend is bij de desbetreffende gemeente.
Bent u bereid te onderzoeken of de verkoop van de grond aan alle gestelde voorwaarden voldoet, gezien de (mogelijke) grote impact op de mensen, de natuur en de dieren?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 54.
Hoe kan het zo zijn dat verschillende mensen daar verschillende uitkeringen wel mogen ontvangen door verschillende instanties maar geen rechten hebben zodra hun verblijf gesloopt wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe dat kan hangt af van om welke uitkering het gaat en welk recht is vervallen. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat het mogelijk is om uitkeringen te ontvangen als iemand permanent woonachtig is op een vakantiepark, ook waar dit niet is toegestaan. Hieraan kunnen dan vervolgens geen rechten worden ontleend met betrekking tot het bewonen van een vakantiewoning.
Welke rol spelen de natuurwaarden en de dieren in de voorgenomen sloop indien mensen daar permanent verblijven? Kunt u daarbij ingaan op mogelijke rechten op een groene omgeving?
Het feit dat er permanente bewoning plaatsvindt op het vakantiepark heeft geen gevolgen voor de rol van natuurwaarden en dieren bij een sloop van bestaande vakantiewoningen. Natuurwaarden zijn geborgd in vigerende wet- en regelgeving.
Artikel 21 van de Grondwet draagt de overheid op zorg te dragen voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Hieronder wordt wel een recht op een schoon milieu of een schoon leefklimaat begrepen alsmede – via de horizontale werking van de grondrechten – een verplichting voor bedrijven om zorg te dragen voor een schoon milieu (of in ieder geval af te zien van activiteiten die het milieu vervuilen). Van milieuvervuiling zoals hier bedoeld, is geen sprake bij het slopen en herbouwen van een vakantiepark.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat roofinvesteerders in vakantieparken steeds meer parken opkopen en de standplaatshouders het nakijken hebben?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Wat vindt u van het feit dat de nieuwe eigenaar niet eerst met de mensen in gesprek gegaan is alvorens deze een besluit tot sloop genomen heeft?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop van deze camping zal leiden tot veel meer autoverkeer en/of lichtvervuiling en/of meer drukte gedurende het hele jaar aangezien het aannemelijk is dat de nieuwe (horeca)voorziening(en) ook voor niet-parkgasten bereikbaar zal zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Is de voorgenomen sloop gevolgd door nieuwbouw niet strijdig met de klimaateisen/klimaatdoelen die we in Nederland gesteld hebben aangezien deze nieuwbouw onnodig voor extra CO2 en/of stikstof uitstoot zorgt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 75.
Is renovatie duurzamer dan sloop gevolgd door nieuwbouw?
Dit verschilt per situatie.
Bieden de bestaande bestemmingsplannen genoeg mogelijkheden om deze standplaatshouders, de natuur en de dieren goed te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Kan het zo zijn dat het nog op te stellen ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar zal stuiten op bestuursrechtelijke belemmeringen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Mogen huurovereenkomsten al opgezegd worden, terwijl er nog geen ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar aanwezig is?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Voldoet de opzegging van de huurovereenkomsten aan alle wet- en regelgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de opzegging niet deugd. Daarbij is het aan de rechter om te oordelen of een overeenkomst voldoet aan geldende wet- en regelgeving, niet aan ministers.
Is het u inmiddels ook duidelijk dat voorgenomen herstructureringen van vakantieparken/campings aan strengere voorwaarden moeten gaan voldoen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Welke integrale (maatwerk)oplossingen biedt de gemeente Tubbergen aan de overgebleven standplaatshouders aan?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3, 4, en 5.
Komen deze bewoners in aanmerking voor een urgentieverklaring? Kunt u uw antwoord nader toelichten
Nee. Het is aan de gemeente om te bepalen wie in aanmerking komt van een urgentieverklaring. De gemeente heeft aangegeven dat het kleine groepje personen dat op dit moment nog permanent verblijft op het vakantiepark niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
Wat is uw reactie op de handen zijnde ontruiming van de camping Het Berkenven ten tijde van een wooncrisis, waar gezinnen met kinderen bij betrokken zijn?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3, 4, en 5.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Omwille van de leesbaarheid en samenhang is een beperkt deel van de antwoorden geclusterd beantwoord.
De 10.000 euro subsidie voor verbetering/verduurzaming van woningen in het gaswinningsgebied. |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de stormloop op de 10.000 euro subsidie voor verduurzaming/verbetering van woningen in het gaswinningsgebied? Wat is daarop uw reactie?1
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Waarom heeft u er bewust voor gekozen om niet te zorgen voor voldoende budget?
De subsidieregeling is onderdeel van de bestuurlijke afspraken die het Rijk met de provincie en de aardbevingsgemeenten heeft gemaakt op 6 november 2020. Afgesproken is dat particuliere woningeigenaren in het postcodegebied waar de waardedalingsregeling geldt, aangevuld met de postcodes 9679, 9681 en 9682, en die geen onderdeel zijn van het versterkingsprogramma, maximaal € 10.000 subsidie kunnen aanvragen voor verduurzaming en woningverbetering. Ten tijde van het opstellen van de bestuurlijke afspraken was voor alle partijen duidelijk dat het totale budget van 300 miljoen euro onvoldoende zou zijn om alle Groningers die aan de voorwaarden van de regeling voldoen, tegemoet te komen. Op dat moment is de inschatting gemaakt dat in de praktijk niet alle woningeigenaren die in aanmerking komen een aanvraag voor het volledige subsidiebedrag zouden doen. Inmiddels is duidelijk dat de omvang van het aantal aanvragen daarmee onderschat is. Ik heb uw Kamer op 14 januari 2022 per brief («Benutting budget woningverbeteringssubsidie») gemeld dat het kabinet 250 miljoen euro extra voor deze regeling uittrekt.
Deelt u de mening dat het uitermate pijnlijk is dat in dezelfde week waarin het kabinet aankondigt dat de gaswinning mogelijk verdubbeld wordt Groningers moeten concurreren om geld?
Ik betreur de gang van zaken rondom de subsidieregeling en heb dezelfde dag direct gezegd dat ik mijn best zou doen om te kijken of ik dit kon oplossen. Binnen vier dagen is aanvullend budget door het kabinet beschikbaar gesteld. Daarnaast kan ik mij goed voorstellen dat het nieuws over de tegenvallers rondom de gaswinning een erg vervelende boodschap voor Groningers was. De belofte die mijn voorgangers hebben gedaan en die ook ik namens het hele kabinet doe, is dat ik mij maximaal inzet om de gaswinning in Groningen zo snel als mogelijk volledig en definitief te beëindigen.
Schaamt u zich niet dat mensen uren buiten in de rij moeten staan om niet buiten de boot te vallen?
Ja. In mijn tweedaagse werkbezoek aan Groningen heb ik dan ook aangegeven dat dit niet meer mag gebeuren.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken zeer onrechtvaardig is en bijdraagt aan een toename van ongelijkheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik betreur de gang van zaken, die door het tekort aan budget is ontstaan. Ik kan heel goed begrijpen dat dit bij Groningers een gevoel van ongelijkheid heeft opgeroepen. Het is voor al die Groningers die zonder resultaat urenlang in een wachtrij hebben gestaan, niet meer dan terecht dat ook zij aanspraak kunnen maken op de subsidie.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de overheid hiermee nog verder wordt beschadigd?
Ik deel deze mening. Tijdens mijn werkbezoek op 17 januari jl. heb ik aangegeven dat ik recht wil doen aan Groningers en hun vertrouwen wil terugwinnen. Daarbij is het besluit om 250 miljoen euro extra budget beschikbaar te stellen een eerste stap.
Bent u bereid alsnog te zorgen voor voldoende budget? Zo ja, per wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie hiervoor mijn beantwoording bij vraag 2.
In uw beantwoording op eerdere kamervragen, waarin we de manier waarop u Groningers laat concurreren om geld hekelden, gaf u aan onze typering «wedstrijdje» niet te herkennen. Hoe staat die uitspraak in verhouding tot de stormloop?2
In de beantwoording van deze eerdere vragen is aangegeven dat iedereen evenveel kans heeft om een aanvraag voor de subsidie in te dienen. Daarbij werd gesteld dat nog geen inschatting te maken was over de vraag naar de regeling. Inmiddels is gebleken dat deze vraag zeer groot was.
Klopt het dat de regeling geldt voor particuliere eigenaren met een gebouw in de postcodes waar de waardedalingsregeling van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) geldt, aangevuld met de postcodes 9679, 9681 en 9682 in de gemeente Oldambt? Hoeveel woningen met toegewezen mijnbouwschade zijn er, maar vallen buiten deze regeling? Wat is daarop uw reactie?
Het klopt dat particuliere eigenaren in de postcodebieden van de waardedalingsregeling van het IMG en de genoemde postcodegebieden aanspraak maken op de subsidie.
Het aantal woningen waar fysieke schade door het IMG3 is vergoed, maar dat buiten deze postcodegebieden van de subsidie valt, is volgens het overzicht van postcodes bij het jaarverslag over 2020 van het IMG circa 18.500. Voor 2019 is deze berekening destijds niet gemaakt. De specifieke informatie per postcodegebied over 2021 wordt momenteel door het IMG verzameld en meegenomen in het jaarverslag van 2021, dat uiterlijk 15 maart 2022 wordt gepubliceerd. Eigenaren van deze woningen met erkende aardbevingsschade van 1.000 euro of meer kunnen aanspraak maken op de waardevermeerderingsregeling, een subsidie van 4.000 euro die zij kunnen inzetten voor verduurzamingsmaatregelen.
Er is voor het toepassingsgebied van de woningverbeteringssubsidie uitdrukkelijk gekeken naar aansluiting bij de doelstelling om een kwaliteitsimpuls te geven aan de woningvoorraad in het aardbevingsgebied, en eigenaren in staat te stellen achterstallig onderhoud te verrichten en hun woning te verbeteren. De postcodegebieden waar waardedaling geconstateerd is en de aanvullende postcodes in Oldambt zijn als afbakening gekozen omdat het voor eigenaren in deze postcodegebieden niet altijd duidelijk was of hun huis in de versterkingsopgave zou worden opgenomen. Hierdoor hebben zij mogelijk onderhoud en verbeteringen in hun huis uitgesteld. Er gelden daarbij aanvullende voorwaarden, zoals dat de woning niet is opgenomen in het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, de woning gebouwd en opgeleverd is voor 1 januari 2016, en dat het gebouw bestemd of mede bestemd is voor bewoning of voor een bedrijf aan huis. Woningcorporaties maken geen aanspraak op de subsidie.
Kan het samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) voldoende rekening houden met mensen die minder mobiel zijn, die geen vervoer naar gemeente hebben en/of geen computer hebben? Hoeveel extra mensen hebben zij ingezet? Wat zijn de kosten van deze extra inzet en de inzet van een extern callcenter? Waaruit worden die kosten betaald?
Ja. Bij de aanvraagprocedure is rekening gehouden met mensen die minder mobiel zijn of mensen die geen computer hebben. De inleverpunten zijn ingesteld om mensen die niet digitaal vaardig zijn een aanvraag in te kunnen laten dienen. Daarnaast konden mensen iemand anders machtigen een digitale aanvraag te doen of andere mensen de aanvraag in te laten dienen bij een inleverpunt. Verder konden aanvragers SNN bellen voor hulp bij het invullen van hun aanvraag.
SNN voert in opdracht van het Ministerie van BZK de regeling uit en zodoende worden de uitvoeringskosten betaald door het Rijk. SNN heeft op de innamelocaties 20 SNN-medewerkers ingezet om de fysieke aanvragen in te nemen. Toen in de ochtend de signalen over de lange wachtrijen binnenkwamen, hebben de betrokken gemeenten extra medewerkers ingezet. De totale kosten hangen onder andere af van het aantal behandelde telefoontjes. Op dit moment is er nog geen overzicht van de totale kosten. Deze uitvoeringskosten worden niet betaald uit het budget voor de subsidieregeling.
Was de technische voorbereiding bij SNN op orde? Hoe kan het dat, ondanks de inzet van veel extra mensen en voorbereidingen, de site al snel overbelast raakte? Hoe kan het continu verspringen van een plaats in de wachtrij verklaard worden? Hoe kan het dat mensen ingelogd waren, maar uit het systeem werden gegooid?
SNN heeft zich zo goed mogelijk voorbereid op de openstelling van de regeling. Tijdens de aanvraagronde in juli 2021 liepen de systemen helaas vast. In navolging daarvan hebben zij verschillende voorzorgsmaatregelen getroffen. Eén daarvan is het werken met een wachtrij. Iedereen die een aanvraag indient, wordt automatisch, op volgorde van binnenkomst, in de wachtrij geplaatst. Op het scherm verscheen actuele informatie over de plek in de wachtrij en hoe lang het nog zou duren voordat de aanvrager zou worden toegelaten tot het e-Loket.
SNN is bekend met de problemen in de wachtrij die zich ondanks de voorzorgsmaatregelen hebben voorgedaan. SNN is deze problemen momenteel aan het onderzoeken.
Welke gemeenten boden inwoners de mogelijkheid de aanvraag ook op papier in het gemeentehuis in te dienen? Welke gemeenten niet? Wat is daarop uw reactie?
Voor de bewoners die schriftelijk een aanvraag wilden indienen, waren tien centraal gelegen inleverpunten geopend. De gemeenten Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Westerkwartier hebben inleverpunten beschikbaar gesteld om een aanvraag in te dienen. De tien inleverpunten lagen zodoende verspreid in het gebied waar de potentiële aanvragers wonen.
Bent u het met onze fracties eens dat, na het verdienen van ruim 400 miljard euro aan de gaswinning in Groningen, het een schoffering is dat deze tombola plaatsvindt?
Ik erken dat de gang van zaken geen goed voorbeeld is van omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst. Ik sluit mij dan ook aan bij woorden van de Minister-President op 19 januari jl. in het debat over de regeringsverklaring dat hier een «blunder» is begaan. Het coalitieakkoord bevat een duidelijke opdracht aan mij als Staatssecretaris van Mijnbouw om Groningers perspectief te bieden en te zorgen voor een goed uitlegbare en ruimhartige uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Tijdens mijn werkbezoek heb ik aangegeven dat ik er ben om de Groningers te helpen en dat ik me ga inzetten om een einde te maken aan de terechte onvrede die er soms is. Conform het verzoek van uw Kamer bij de Regeling van Werkzaamheden van 18 januari jl. zal ik uw Kamer op korte termijn een brief sturen met mijn visie op het beleid ten aanzien van Groningen in de komende jaren.
Hoe verhoudt deze gang van zaken zich tot de titel van het regeerakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het coalitieakkoord |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de zorg dat er een huurexplosie dreigt nu de hoogte van de huren is gekoppeld aan de inflatie en de inflatie nu op het hoogste niveau is sinds 40 jaar?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%. De inflatie in 2019 was hoger (2,6%). In een separate brief die gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer wordt gestuurd, licht ik dit besluit nader toe.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut.
Wat gaat u doen om een huurexplosie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een huurstijging van maximaal 3,3% zoals komend jaar in de vrije sector zal gelden voor veel huurders veel teveel is?
Door de initiatiefwet van het lid Nijboer (PvdA) geldt nu sinds 1 mei 2021 voor een periode van drie jaar een maximering van de jaarlijkse huurstijging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten (ook wel vrije sector genoemd). Daarvóór was de jaarlijkse huurstijging vrij overeen te komen.
De in de wet geregelde maximering is inflatie + 1 procentpunt. In 2021 was dat 2,4% en in 2022 is dat 3,3%.
Ik deel de mening dat 3,3% huurverhoging voor veel huurders veel te veel is niet. Wel kan een huurverhoging van 3,3% voor een deel van de huurders in de vrije sector fors zijn, met name bij de hogere huren. Of 3,3% voor huurders (veel) te veel is, hangt af van andere factoren zoals bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen en de inkomensontwikkeling.
Overigens merk ik op dat de huurverhoging maximaal 3,3% is; als in het huurcontract een lagere huurverhoging is afgesproken, geldt die lagere huurverhoging.
Welke impact verwacht u van nieuwe huurverhogingen op het besteedbaar inkomen van huurders nu de huren gemiddeld de afgelopen 10 jaar met 35% zijn gestegen?
Ik erken dat in de komende periode moet worden ingezet op de betaalbaarheid van het wonen, daarom kom ik ook met een programma Betaalbaarheid. En voor 2022 sta ik voor het gereguleerde segment een gematigde huurverhoging toe, zie mijn antwoord op vraag 5.
Toch hecht ik eraan een completer beeld rond de betaalbaarheid in de afgelopen jaren te schetsen.
Ten eerste betreft de geschetste huurontwikkeling van 33% de nominale ontwikkeling van alle huurprijzen, inclusief huren in de corporatiesector en de vrije sector, alsmede huurstijgingen bij bewonerswissel. Gecorrigeerd voor inflatie is de gemiddelde huurstijging in die periode ongeveer 8–9% (reële huurstijging).
Ten tweede zijn de inkomens van veel mensen in die periode ook gestegen. Wellicht niet van iedereen in gelijke mate, maar de WoON-onderzoeken laten zien dat het besteedbaar inkomen van huurders tussen 2012 en 2018 met zo’n 8% is toegenomen en dat de gemiddelde huurquote tussen 2015 en 2018 licht is gedaald. Daarnaast was de gemiddelde huurverhoging voor zittende huurders vanaf 2018 zeer gematigd, bij woningcorporaties op of zelfs onder inflatie. Ook de huurharmonisatie (huurverhoging bij bewonerswissel) is sinds 2018 afgenomen, met een lichte stijging in 2021 – vermoedelijk vanwege de beperkte ruimte voor huurverhoging bij zittende huurders.
Ten slotte is er de huurtoeslag voor de betaalbaarheid. In 2010 ontvingen 1,17 miljoen huurders in totaal ongeveer 2,2 miljard euro aan huurtoeslag, in 2020 ging dat om 1,5 miljoen huurders en 3,8 miljard euro huurtoeslag. De verwachting is dat dit (na definitieve vaststelling van de huurtoeslag van 2021) in 2021 verder oploopt naar ongeveer 4 miljard euro.
Met welk percentage mogen de sociale huren vanaf 1 juli stijgen?
Voor alle kamers, woonwagens en standplaatsen is vanaf 1 juli 2022 een huurverhoging van maximaal inflatieniveau toegestaan, te weten 2,3%.
Voor zelfstandige woningen in het gereguleerde segment sta ik een gedifferentieerde huurverhoging toe. De «reguliere» huurverhoging is maximaal 2,3% (inflatie).
Daarnaast sta ik voor zelfstandige woningen twee specifieke hogere huurverhogingen toe:
Voor alle maximaal toegestane huurverhogingen geldt dat die toegestaan zijn zolang daarmee niet de maximale huurprijsgrens van de woonruimte wordt overschreden. Die maximale huurprijsgrens wordt bepaald door het woningwaarderingsstelsel (hoe meer punten des te hoger de maximale huurprijsgrens). In een brief aan uw Kamer die gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen aan u wordt verzonden, licht ik het besluit nader toe.
Bent u bereid de huren voor de komende regeerperiode ten minste te bevriezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe hoog wordt de in het regeerakkoord aangekondigde huurverhoging voor sociale huurders met een hoger inkomen?
Ik zal de toegestane huurverhoging(en) vanaf 2023 en de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregeling in onderlinge samenhang bezien en uitwerken in het programma Betaalbaarheid onder de Nationale Wonen en Bouwen Agenda (NWBA). Ik zal de grote lijnen van dat programma in een separate brief aan uw Kamer schetsen.
Draagt u met deze huurverhoging niet bij aan de negatieve spiraal waarbij woningprijzen alsmaar blijven stijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Bij welk inkomen legt u de grens voor de huurverhoging?
De in het coalitieakkoord aangekondigde stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs zal in uitwerken in het programma Betaalbaarheid.
Voor de huurverhoging per 1 juli 2022 ligt de inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging op € 47.948 voor eenpersoonshuishoudens en € 55.486 voor meerpersoonshuishoudens.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen hoger dan € 47.948 maar niet hoger dan € 56.527 is een huurverhoging van maximaal € 50 op de maandhuur toegestaan; bij huishoudens van twee of meer personen is dat bij een inkomen hoger dan € 55.486 maar niet hoger dan € 75.369.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen dat hoger is dan 56.527 en voor huishoudens van twee of meer personen met een inkomen dat hoger is dan 75.369 is een huurverhoging van maximaal € 100 op de maandhuur toegestaan
Het gaat dan om het inkomen in 2020 van de gezamenlijke huidige bewoners.
Overigens geldt dat de huur met de huurverhoging niet boven de maximale huurprijsgrens van de woning mag stijgen. De maximale huurprijsgrens wordt bepaald met het woningwaarderingsstelsel: hoe meer punten de woning waard is, des te hoger de maximale huurprijsgrens1 van de woning. Als de voorgestelde nieuwe huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning, kan de huurder met succes bezwaar maken tegen de voorgestelde huurverhoging.
Wat gebeurt er met de nieuwe verhoogde huurprijs als het inkomen enkele jaren later (drastisch) daalt?
De huidige wet voorziet in een terugvaloptie bij inkomensdaling. Die terugvaloptie is per 2022 verruimd: de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen kunnen (voor de toekomst) gecorrigeerd worden naar het huidige, lagere inkomen na inkomensdaling. Voorheen gold dat voor de recentste twee jaarlijkse huurverhogingen.
De huurder kan dan aan de verhuurder een huurverlaging voorstellen naar de huurprijs die zou hebben gegolden als het inkomen bij de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen op het huidige, lagere niveau zou hebben gelegen.
Daarnaast bestaat nog een tweede huurverlagingsrecht: indien de huurprijs door de inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen in de afgelopen jaren tot boven de huurtoeslaggrens (2022: € 763,47) is gestegen en het inkomen is gedaald tot onder de toepasselijke inkomensgrens voor passend toewijzen2, dan kan de huurder een huurverlaging tot onder de huurtoeslaggrens voorstellen, zodat hij daarna in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Die huurverlaging werkt niet terug, maar gaat (conform huurverhogingsvoorstel-len) minimaal twee maanden na het huurverlagingsvoorstel in. Als de verhuurder niet met de huurverlaging instemt, kan de huurder die via de Huurcommissie afdwingen.
Wat houdt de in het coalitieakkoord aangekondigde huurbevriezing voor huurders in 2024 in?
Voor wie gaat die huurbevriezing gelden?
Waarom geldt die huurbevriezing alleen in 2024?
Deelt u de mening dat die huurbevriezing in 2024 voor grote groepen huurders onvoldoende is, omdat zij nu al iedere maand geld tekort komen om in levensonderhoud te voorzien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor welke groepen gaat de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverlaging voor huurders met een lager inkomen gelden?
Geldt deze huurverlaging ook voor mensen die recht hebben op een sociale huurwoning maar noodgedwongen in de vrije marktsector huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe groot is de groep mensen die te duur woont gezien het inkomen dat ze genieten? En geldt de huurverlaging ook voor deze mensen? Zo nee, waarom niet?
Uit WoON 2018 blijkt dat het aantal dure scheefwoners met circa 56.000 was gedaald naar circa 346.000 in 2018. Informatie uit WoON 2021 komt in het voorjaar beschikbaar.
In 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen te hoge huur. Ik beschik niet over gegevens van alle huurverlagingen, maar van ca. 160.000 huurtoeslagontvangers die van een woningcorporatie huren is de huur in 2021 verlaagd.
De precieze uitwerking van de in het coalitieakkoord genoemde huurverlaging voor huurders met een laag inkomen volgt nog in het programma Betaalbaarheid.
Wanneer bent u van plan om deze huurverlaging in te voeren?
Met hoeveel wordt de huur verlaagd en waar wordt deze huurverlaging op gebaseerd?
Wat zullen de effecten van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging op de betaalbaarheidsrisico’s worden?
Kunt u garanderen dat huurders geen extra betaalbaarheidsrisico lopen als gevolg van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging?
Waarom wilt u de huurprijs voor mensen die (iets) meer verdienen verhogen? Kunt u hierbij ingaan op welk doel u hiermee wilt dienen en of de woningcorporaties hierom gevraagd hebben?
Deelt u de mening dat mensen die net iets meer verdienen door deze huurverhoging hard geraakt kunnen worden? Zo ja, zou u er dan voorstander van zijn om de huurverhoging niet voor iedereen even hoog te laten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurders, die door deze huurverhoging geraakt zullen worden, kunnen besluiten om minder te gaan werken omdat het extra salaris niet opweegt tegen de huurverhoging? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Begrijpt u dat huurders de huurverhoging als een straf kunnen zien omdat ze meer zijn gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Realiseert u zich dat deze huurverhoging een negatieve incentive kan zijn voor mensen om meer te gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de menin dat de woningmarkt op slot zit?
Bent u het ermee eens dat een huurverhoging geen zin heeft om mensen naar een duurdere woning te bewegen, omdat de woningmarkt op slot zit? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat voor deze huurders het kopen van een woning geen alternatief is gezien het beperkte aanbod en de inmiddels enorm gestegen woningprijzen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat mensen die door deze huurverhoging geraakt zullen worden en zich gedwongen voelen om te verhuizen naar een andere woning terecht kunnen komen in een onzekere woonsituatie aangezien er steeds meer tijdelijke huurcontracten afgesloten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u zich een voorstelling maken dat huurders het gevoel krijgen dat zij gestraft worden omdat zij nog in een betaalbare woning zitten terwijl zij niets kunnen doen aan de woningmarkt die op slot is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is het rechtvaardig om deze huurders opeens te confronteren met een enorm gestegen huurprijs, terwijl eigenaar-bewoners hun maandlasten zien dalen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de inmiddels gestegen woonlasten als gevolg van de gestegen energieprijzen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de hoge inflatie?
Op welk belastingjaar baseert u het inkomen van huurders die door deze huurverhoging getroffen worden?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Maar de huidige regeling voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging gaat uit van het inkomen van twee jaar geleden (in 2022: het inkomen in 2020). Daarvoor is gekozen omdat de inkomens van dat belastingjaar ten tijde van het doen van het huurverhogingsvoorstel (doorgaans in april, voor de huurverhoging per 1 juli) grotendeels definitief zijn vastgesteld door de Belastingdienst. Daardoor zullen er minder geschillen zijn tussen verhuurder en huurder over de hoogte van het huishoudinkomen.
Wat kan een huurder doen als deze een wisselend inkomen heeft en door deze huurverhoging geraakt wordt?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Zie voor nadere toelichting over huurverlaging na inkomensdaling mijn antwoord op vraag 10. Daarnaast kan de huurder volgens de huidige wet bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijk hoger huurverhogingsvoorstel van 2022 (dat uitgaat van inkomen 2020) als de hij kan aantonen dat zijn huishoudinkomen van 2021 onder het in het huurverhogingsvoorstel gehanteerde inkomensgrens ligt.
Kan deze huurverhoging ervoor zorgen dat huurders een huurprijs moeten gaan betalen die boven de liberalisatiegrens uitkomt?
Dat zal bij de uitwerking van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Overigens wijs ik erop dat de huurprijs (ook) volgens de huidige regelgeving door jaarlijkse huurverhogingen boven de actuele liberalisatiegrens (2022: € 763,47) kan en mag uitkomen. Dat is het geval als de maximale huurprijsgrens van de woning (die bepaald wordt met het woningwaarderingsstelsel) hoger is dan de liberalisatiegrens. Ter illustratie: de tabel met maximale huurprijsgrenzen voor zelfstandige woningen per 1 juli 2022 loopt van € 208,05 bij 40 punten tot € 1.386,29 bij 250 punten.
Wat betekent deze huurverhoging voor de uitgave aan huurtoeslag?
Dat hangt af van de uitwerking en van de te kiezen inkomensgrenzen. Ik zal, zoals gezegd, de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregelen, onder meer rond de huurverhoging naar de markthuurprijs en rond de huurtoeslag, in onderlinge samenhang bezien.
In de huidige regelgeving liggen de inkomensgrenzen van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging (zie ook mijn antwoord op vraag 9) ruim hoger dan het inkomensbereik van de huurtoeslag. De huidige inkomensafhankelijke hogere huurverhoging heeft dus geen effect op de uitgaven voor de huurtoeslag.
Kan het zo zijn dat als gevolg van hogere uitgave aan huurtoeslag en/of de extra uitgave in het kader van saneringstrajecten als gevolg van betaalbaarheidsrisico’s deze huurverhoging de schatkist geld kost? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 38.
Deelt u de mening dat de overzichtelijkheid voor huurders straks verdwenen is als deze huurverhoging doorgevoerd wordt gezien alle aangekondigde en nog aan te kondigen huurverhogingen en eenmalige huurverlagingen? Kan deze onoverzichtelijkheid juist leiden tot meer betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Sinds 2013 bestaat een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging, naast de «reguliere» (inkomensonafhankelijke) toegestane huurverhoging. En in 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen hoge huurprijs. Daarnaast bestaat, onafhankelijk van het huishoudinkomen van de huurder, het recht op huurverlaging als de geldende huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning.
De verwachting is dat het samenstel van huurverhogingsmogelijkheden en recht op huurverlaging niet onoverzichtelijker wordt dan in de huidige situatie. Maar ik zal de verschillende huurmaatregelen uit het coalitieakkoord, zoals gezegd, in onderlinge samenhang bezien.
Wat houdt een stapsgewijze huurverhoging in?
Een stapsgewijze huurverhoging houdt in dat de huurprijs niet in één keer wordt verhoogd naar de markthuur, maar in jaarlijkse toegestane huurstappen. Vergelijkbaar met de huidige regelgeving waarin de verhuurder de huur voor huishoudens met een hoger (midden)inkomen met jaarlijkse stappen kan verhogen tot aan de geldende maximale huurprijsgrens van de woning op basis van het woningwaarderingsstelsel. Zie ook mijn antwoord op vraag 37.
Wanneer bent u van plan om deze huurverhoging in te voeren?
Bent u voornemens om eerst te laten doorrekenen wat de huurverhoging voor effect op de bestedingsruimte van deze huurders heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat een eventuele huurverhoging aan een maximum gebonden zou moeten worden gezien de hoge inflatie, gestegen energieprijzen, minder hard gestegen CAO-lonen en de betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat het volgens het NIBUD zo is dat honderdduizenden huurders iedere maand zulke hoge woonlasten hebben dat zij te weinig geld overhouden om alle andere kosten voor levensonderhoud te kunnen betalen?
Het Nibud heeft in 2019 (op basis van het Budgetonderzoek 2015 van het CBS) geconcludeerd dat circa 800.000 huurders een betalingsrisico hebben3. Het gaat daarbij met name om huishoudens met een zeer laag inkomen.
In de Staat van de Woningmarkt 20214 (pag. 65–67) heb ik laten zien dat deze groep gemiddeld de laagste huren hebben en de meeste huurtoeslag ontvangen. Deze mensen hebben geen hoge woonlasten, maar wel een hoge woonquote en moeite om alle kosten van levensonderhoud te betalen. Dit komt door een laag inkomensniveau. Het Nibud heeft vorig jaar ook geconstateerd dat huurders met een bijstandsuitkering meer geholpen zijn met een stijging van hun uitkering dan met een huurverlaging5.
In het coalitieakkoord is een stijging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen voorzien. Voor mensen met een inkomen op of boven het sociaal minimum tot aan een middeninkomen werk ik aan verbetering van de betaalbaarheid van wonen in het programma betaalbaarheid. Ik ben voornemens daar concrete doelstellingen aan te verbinden.
Welke verwachting heeft u gezien de hoge inflatie ten aanzien van de huurverhoging na 1 juli 2022?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Waar is een marktconforme huur op gebaseerd?
Deelt u de mening dat de huidige marktconforme huur soms een irreële huurprijs is aangezien er sprake is van een wooncrisis en dus huurders bereid zijn om veel meer huur voor een woning te betalen dan wanneer er geen sprake zou zijn van een wooncrisis? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurprijzen en woningprijzen communicerende vaten zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de regeringsverklaring?
Nee, dat is mij niet gelukt; mede doordat ik niet eerder dan medio februari, na overleg met Woonbond en Aedes, heb besloten wat de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 voor het gereguleerde segment wordt.
De gevolgen van de Hoge Raad uitspraak “overheid moet gelijke kansen bieden bij uitgifte grond” |
|
Jaco Geurts (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de Hoge Raad uitspraak «overheid moet gelijke kansen bieden bij uitgifte grond»?1 2
Ja.
Welke gevolgen heeft het arrest van 26 november 2021, waarin tussen een vastgoedonderneming en de gemeente Montferland geoordeeld werd over de vraag of de overheid een perceel grond exclusief aan één partij te koop mag aanbieden of dat alle gegadigden een kans moet worden geboden om het perceel te kopen, volgens u, voor de Nederlandse woningbouwopgave?
Het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021 zal bij woningbouwplannen waar de overheid de grond levert en er geen selectieprocedure is gevoerd die voldoet aan de eisen die het arrest stelt, tot vertraging kunnen leiden. De woningbouwopgave waar we voor staan verandert er echter niet door.
Het arrest van de Hoge Raad gaat over de situatie dat een gemeente, in casu de gemeente Montferland, een aan hem toebehorende onroerende zaak verkoopt voor de realisering van een nieuwe ontwikkeling. Ook bij privaatrechtelijk handelen moeten overheidslichamen zoals gemeenten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, in acht nemen. Het gelijkheidsbeginsel brengt met zich dat een overheidslichaam bij verkoop van een onroerende zaak (zoals bijvoorbeeld ook de uitgifte van bouwrijpe grond) gegadigden, die interesse hebben in de aankoop van deze onroerende zaak, een gelijke kans moet bieden. Daarvoor moet het overheidslichaam criteria opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
Kunt u ons uw reflectie sturen op de te verwachten effecten van bovengenoemd arrest op de praktijk van gebiedsontwikkeling en woningbouw?
Partijen gingen er tot het arrest vanuit dat een een-op-een selectie bij de verkoop van een onroerende zaak (bebouwd of onbebouwd) zonder meer mogelijk was.3 Met een een-op-een-selectie nodigt een overheid zelf één marktpartij uit voor het project en gaat ze met deze ene marktpartij over tot contractvorming. Het werd gezien als een goede, simpele en snelle wijze om tot gebiedsontwikkeling te komen.
Als gevolg van het arrest zal bij verkoop van onroerende zaken door een overheidslichaam een selectieprocedure gevolgd moeten worden tenzij door het overheidslichaam kan worden aangenomen er slechts één serieuze gegadigde is. Dit dient te worden vastgesteld op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. Het voornemen tot verkoop aan de enige serieuze gegadigde zal tijdig voorafgaand aan de verkoop bekend moeten worden gemaakt op een zodanige wijze dat een ieder daarvan kennis kan nemen.
Zijn er meer serieuze gegadigden, dan moet een selectieprocedure worden gevolgd aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. Aan de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, de criteria en het tijdschema dient bekendheid te worden gegeven op zodanige wijze dat ieder die geïnteresseerd kan zijn in de aankoop van deze onroerende zaak daarvan kennis kan nemen.
Overheden moeten bekijken of zij hun werkwijze moeten herijken naar aanleiding van het arrest zodat het voldoet aan de gestelde voorwaarden in het arrest. Dit kost tijd. Daarnaast kost ook het doorlopen van een selectieprocedure tijd en geld voor zowel de betreffende overheid als de marktpartijen die willen meedingen. Het zal enige tijd vergen voordat de nieuwe werkwijze gemeengoed is. Bovendien zijn er ook nog veel vragen die pas kunnen worden beantwoord na rechterlijke uitspraken.
Kunt u alle interne en externe juridische en bestuurlijke adviezen over bovengenoemd arrest, waarover uw ministerie beschikt, aan de Kamer doen toekomen?
Ja, naar aanleiding van het arrest heb ik advies ingewonnen bij de landsadvocaat. Het ontvangen advies zend ik Uw Kamer als bijlagen4 bij deze beantwoording. Dit advies is de basis voor de «Factsheet uitgifte van onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen» die op 10 januari 2022 is gepubliceerd op www.woningmarktbeleid.nl. Deze factsheet zal op gezette tijden worden aangevuld met nieuwe inzichten.
Is de woningbouwopgave wel gediend bij een limitatie die verder gaat dan de aanbestedingswet, die namelijk één op één of onderhandse aanbestedingen nog wel mogelijk maakt?
Het is niet zo dat verkoop van een aan de overheid behorende onroerende zaak zonder openbare selectieprocedure onmogelijk is geworden. Er zijn alleen voorwaarden aan verbonden om recht te doen aan het gelijkheidsbeginsel (objectieve, toetsbare en redelijke criteria op basis waarvan er slechts één serieuze gegadigde is en het vooraf kenbaar maken van de voorgenomen verkoop).
Het is moeilijk te zeggen of het arrest de bouwproductie op de lange termijn zal schaden. Op de korte termijn zijn er nadelige gevolgen te verwachten voor onder meer de doorlooptijd van projecten in situaties waarin gemeenten zelf de benodigde grond leveren. Lopende procedures moeten worden bekeken en mogelijk (gedeeltelijk) opnieuw worden doorlopen. Werkwijzen moeten mogelijk worden aangepast. Aan de andere kant betekent het doorlopen van een selectieprocedure ook dat kaders helder moeten worden vastgelegd en dat procedures transparanter worden. Na selectie zijn beide partijen hieraan gebonden. Er is minder ruimte voor heronderhandelen of het stellen van extra eisen en dat kan de snelheid van de woningbouw ten goede komen.
Is het u bekend dat, als gevolg van onduidelijkheden naar aanleiding van het arrest, gemeenten gebiedsontwikkelingen en woningbouwplannen stil leggen en op zoek zijn naar handvatten?
Het is mij bekend dat gemeenten lopende processen om tot de verkoop van aan hen toebehorende onroerende zaken te komen (tijdelijk) stilleggen. Daarom heb ik- in overleg met de VNG en de Neprom – een factsheet opgesteld om gemeenten handvatten te bieden. Deze factsheet zal nog verder worden aangevuld. Daarnaast ben ik met de VNG en Neprom ook in overleg over het aanpassen van de Reiswijzer Gebiedsontwikkeling. Het Expertteam Woningbouw is voor gemeenten ook beschikbaar om ondersteuning te bieden bij specifieke casussen.
Welke antwoorden geeft u als gemeenten de vragen stellen naar aanleiding van het arrest: wij willen verder maar hoe moeten wij dat nu doen? Hoe moeten gemeenten nu de openbare verkoopprocedure precies vorm geven? Hoe moeten gemeenten omgaan met bestaande bouwclaimovereenkomsten? Is een partnerselectie (op samenwerkingsprofiel) voldoende om later ontwikkelclaims aan toe te kennen?
Het is niet mogelijk dergelijke vragen in zijn algemeenheid te beantwoorden. Gebiedsontwikkeling is bij uitstek een lokale opgave en de specifieke omstandigheden en overeenkomsten kunnen van locatie tot locatie verschillen op essentiële punten. Specifiek juridisch advies zal vaak noodzakelijk zijn. Gemeenten kunnen zich ook wenden tot het Expertteam Woningbouw.
Voor meer algemene vragen, zoals de vraag hoe de openbare verkoopprocedure kan worden vormgegeven, helpt de bij vraag 4 genoemde factsheet. Ook zal ik in samenwerking met de VNG en de Neprom de Reiswijzer Gebiedsontwikkeling gaan aanpassen naar aanleiding van het arrest.
Kunt u aangeven op welke manier, rekening houdend met het arrest, op een zorgvuldige wijze aanbesteding van gebiedsontwikkeling plaats kan vinden?
Uit het arrest volgt dat een selectieprocedure voor verkoop van grond en/of vastgoed in het kader van een gebiedsontwikkeling aan de volgende vereisten moet voldoen:
Zie verder ook het advies van de landsadvocaat in de bijlage5.
Bent u bereid om op zeer korte termijn met praktische richtsnoeren of handreikingen te komen of het voortouw hierin te nemen die op draagvlak kunnen rekenen, bijvoorbeeld via een hernieuwde reiswijzer gebiedsontwikkeling, vergelijkbare beknoptere gids of nieuwe richtlijnen?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn is dit gereed?
Zoals ik ook bij vraag 6 en 7 heb aangegeven ben ik in overleg met de VNG en de Neprom over het aanpassen van de Reiswijzer Gebiedsontwikkeling. Mocht het voor de hand liggen naast het aanpassen van de Reiswijzer ook nog met een aparte handreiking te komen, dan zal ik daar het initiatief toe nemen. Het aanpassen van de Reiswijzer zal tijd vergen. Er zijn nog veel vragen waarop het antwoord pas kan worden gegeven als er meer jurisprudentie ter beschikking komt naar aanleiding van dit arrest.
Heeft u kennisgenomen van het artikel met als titel: «De Minister van VRO moet aan de bak met een gebrekkige grondmarkt»?4
Ja.
Doet u zelf onderzoek naar de huidige praktijk/ervaringen van aanbesteding, voor- en nadelen van marktwerking, en de effecten van aanbesteding en marktwerking op het resultaat van gebiedsontwikkeling?
Nee, er lopen geen onderzoeken op de genoemde onderwerpen op mijn initiatief. Wel is de Autoriteit Consument en Markt een onderzoek begonnen naar de werking van de grondmarkt. Zij hebben mij hierbij betrokken.
Doet u zelf onderzoek naar hoe op de lange termijn volkshuisvesting minder cyclisch kan worden gemaakt en hoe een stabiele bouwproductie kan worden bereikt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangegeven wanneer de uitkomsten worden verwacht?
Het vorige kabinet heeft in 2020 een onderzoek naar de rol van de overheid in het beperken van de cycliciteit van woningmarkt afgerond. De uitkomsten van dit onderzoek zijn op 20 mei 2020 aan uw Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2019/20, 32 847, nr. 649)8. In het rapport staan verschillende aanbevelingen voor beleidsmaatregelen voor een stabielere woningmarkt. Voornamelijk de structurele beleidsmaatregelen met een grote effectiviteit verminderen naar verwachting ook de bouwcycliciteit.
Tevens zijn er in 2020 extra maatregelen genomen om te zorgen dat er door gebouwd is tijdens de coronacrisis (Kamerstukken II, 2019/20 32 847, nr. 681)9. Dit kabinet zet verder in op een stabiele woningbouwproductie via onder andere de middelen voor de bouw van extra woningen en het afschaffen van de verhuurderheffing.
Kunt u de vragen beantwoorden ruim voor het commissiedebat Woningbouwopgave?
Ja.
Het bericht ‘Verhuren koophuis frustreert starters’. |
|
Nicki Pouw-Verweij (JA21), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het gegeven dat in de afgelopen tien jaar zo’n 62.000 huishoudens die een nieuwe woning kochten hun oude woning hebben verhuurd in plaats van verkocht1?
Ja.
Merkt u dat deze trend steeds sterker wordt? Zo ja, uit welke cijfers blijkt dit?
In 2021 heeft het Kadaster in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek gedaan naar het zogeheten «keep-to-let», waarbij woningeigenaren bij verhuizing naar een nieuwe koopwoning hun oude koopwoning aanhouden voor de verhuur2. Om te bepalen of het om een keep-to-let woning gaat, kijkt het Kadaster of de oude koopwoning na een verhuizing naar een nieuwe koopwoning na een jaar nog in bezit is van de betreffende eigenaar. Als dit het geval is, wordt aangenomen dat het om een keep-to-let woning gaat. Het is dan aannemelijk dat de woning is aangehouden voor verhuur. Omdat het Kadaster eigendomssituaties registreert en niet het gebruik van de woning is dit niet met zekerheid te stellen, het kan ook zijn dat de woning niet wordt verhuurd en bijvoorbeeld leeg staat.
Keep-to-let kwam veel voor in de periode van 2009 tot 2012. Dit houdt naar alle waarschijnlijkheid verband met de trage verkoop van de vorige woning in deze crisistijd. Na de crisis is het aandeel keep-to-let woningen redelijk gestabiliseerd tot ongeveer 4% van de woningtransacties, waarbij er de laatste jaren sprake is van een lichte stijging (figuur 1). Het zogeheten «buy-to-let», waarbij een woning wordt aangekocht voor de verhuur, kende na de crisis een sterkere opwaartse beweging.
Figuur 1: ontwikkelingen aandelen keep-to-let en buy-to-let1
Bron: Kadaster
Hoe kijkt u aan tegen de gevolgen voor de woningmarkt wanneer op deze manier steeds meer woningen aan de koopvoorraad worden onttrokken?
Zowel door keep-to-let als door buy-to-let worden koopwoningen omgezet naar huurwoningen. Dat hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Er worden immers geen woningen aan de woningvoorraad onttrokken (zolang de woningen niet leeg staan) en er is ook een behoefte aan (betaalbare) huurwoningen. In de huidig krappe markt betekent de omzetting van koop naar huur wel dat het voor starters mogelijk lastiger wordt om een koopwoning te bemachtigen. Daarbij worden woningen steeds vaker duur verhuurd, waardoor de woningen niet betaalbaar zijn voor groepen als middeninkomens. Het rendement voor de verhuurder kan daarentegen fors zijn, zeker als de woning in een gunstigere markt is aangekocht. Dat voelt onrechtvaardig.
Ik vind het belangrijk dat wonen betaalbaar is en starters een kans krijgen op de koopwoningmarkt. Het vorige kabinet heeft al verschillende maatregelen genomen die eraan bijdragen dat starters meer kans krijgen op een koopwoning, huren betaalbaarder wordt en er meer balans komt in het fiscale regime voor particulieren en woningbeleggers. Zo kunnen gemeenten sinds 1 januari 2022 een opkoopbescherming invoeren om de opkoop voor de verhuur te beperken en is de overdrachtsbelasting reeds gedifferentieerd waardoor starters3 éénmalig vrijgesteld zijn van overdrachtsbelasting en woningbeleggers het algemene tarief van 8% betalen. Dit kabinet wil een stap verder gaan door dit algemene tarief in 2023 verder verhogen van 8% naar 9%. Tevens werkt het kabinet aan een nieuw box 3 stelsel, waarbij inkomsten uit vermogen worden belast op basis van werkelijk rendement. Vooruitlopend daarop zal de leegwaarderatio worden afgeschaft, waardoor de belasting van het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de praktijk. Ook krijgen middenhuurwoningen een vorm van huurprijsbescherming. Het uitgangspunt bij deze huurprijsbescherming is dat wonen voor middeninkomens enerzijds betaalbaar wordt én het anderzijds rendabel blijft voor institutionele beleggers om in deze woningen te investeren. In het kader van het programma Betaalbaar wonen, dat half april aan uw Kamer wordt gepresenteerd, zal ik u hier nader over informeren.
Deelt u de zorgen van de in het artikel aangehaalde financieel adviseur en hypotheekdeskundige Jos Koets dat deze ontwikkeling nadelige gevolgen heeft voor starters, gelet op het afnemende aanbod en de stijgende prijzen die deze praktijk tot gevolg heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u het vermoeden van Koets en de eveneens in het artikel aangehaalde Paul de Vries, woningmarktdeskundige bij het Kadaster, dat veel van de woningen in kwestie verhuurd worden in strijd met de hypotheekvoorwaarden die door de bank zijn gesteld? Zo nee, waarom niet?
Wanneer een woningeigenaar verhuist, de oude woning aanhoudt ten behoeve van verhuur en hier de oude hypotheek op laat rusten, geldt er in algemene zin een meldingsplicht bij de kredietverstrekker. Bij toestemming van de geldverstrekker is het mogelijk om de oude woning aan te houden en te verhuren. Dit voor zover hier geen additionele regelgeving vanuit bijvoorbeeld de gemeente in de weg staat. De voorwaarden en eventuele de rente van de financiering worden op de verhuur aangepast.
Kredietverstrekkers willen dat de klant verhuur meldt. Dit omdat het verhuren van de woning bijvoorbeeld invloed heeft op de waarde van het onderpand. Bij verhuur is de woning in verhuurde staat minder waard bij een eventuele (executie)verkoop. Ook heeft het invloed op de benodigde verzekeringen. Kredietverstrekkers geven aan dat zij niet verwachten dat in alle gevallen het verhuren van een woning wordt gemeld.
Het is voor kredietverstrekkers lastig te achterhalen hoe vaak verhuur niet wordt gemeld. Hier is naar geïnformeerd tijdens de jaarlijkse gesprekken met kredietverstrekkers en hypotheekadviseurs in het platform hypotheken. Uit deze steekproef blijkt dat kredietverstrekkers het aandeel niet gemelde verhuur laag inschatten, namelijk minder dan 10% van hun portefeuille. Ook zijn er geen zorgen geuit door kredietverstrekkers over de gevolgen van niet gemelde verhuur. Ik zie daarom geen aanleiding voor het laten uitvoeren van aanvullend onderzoek. Wel zal ik ook voor het platform hypotheken van 2022 weer uitvragen bij kredietverstrekkers hoe hoog zij het aandeel niet gemelde verhuur inschatten.
Zo ja, bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de omvang van het tegen de hypotheekvoorwaarden in verhuren van koopwoningen?
Zie antwoord vraag 5.
Wrakingsregels bij een hoorzitting van de huurcommissie |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Klopt het dat artikel 31 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte behelst dat de zittingsvoorzitter en/of -leden voor aanvang van de behandeling kunnen worden gewraakt?
Ja. Op basis van artikel 31 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (hierna: Uhw) kan alleen worden gewraakt vóór aanvang van de behandeling op zitting.
Is het correct om aan te nemen dat dit wetsartikel ervoor zorgt dat in geval van een gedurende de hoorzitting opkomende (schijn van) partijdigheid niet kan worden gewraakt aangezien dat niet voor aanvang van de zitting is?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat deze gang van zaken afwijkt van het gebruik bij een gang naar de rechter waar een wrakingsverzoek ook gedurende een proces kan worden gedaan (gebaseerd op artikel 36 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering)?
Het klopt dat de systematiek van artikel 31 Uhw verschilt met die van artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Het huidige artikel 31 Uhw vloeit voort uit artikel 15 van de Wet op de huurcommissies, die voorheen gold. Bij invoering van de Wet op de huurcommissies in 1979 is gekozen om dezelfde wrakingsregels te hanteren als in de reguliere rechtspraak. Door een latere aanpassing van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn de artikelen anders komen te luiden.
Waarom is bij de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte afgeweken van dit principe? Is hier bij het maken van de wet destijds een goede reden voor geweest? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat huurders dezelfde rechten zouden moeten hebben tijdens een hoorzitting als tijdens een regulier proces? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
Ja. Het gaat niet om een bewust onderscheid en daarom ben ik voornemens om een wijziging van de wet op dit punt te onderzoeken.
Beschouwt u deze discrepantie als een lacune in de wet? Zo ja, bent u bereid hiernaar te kijken en een aanpassing van de wet voor te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat Wijk bij Duurstede ruim twee keer zoveel woningen wil bouwen. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent u het bericht «530 nieuwe woningen? Wijk bij Duurstede wil er ruim twee keer zoveel»?1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Is het waar dat veel gebied rondom Wijk bij Duurstede is aangewezen als buiten de zogeheten rode contouren in het buitengebied? Hoe kan deze gemeente dan toch uitbreiden en zo het woningtekort tegen gaan?
De provincie Utrecht maakt in haar Omgevingsbeleid en Omgevingsverordening onderscheid tussen «landelijk gebied» en «stedelijk gebied». De term «rode contouren» komt in de provinciale Omgevingsvisie en interim- Omgevingsverordening niet meer voor. Voorheen werd daarmee de begrenzing tussen stedelijk en landelijk gebied bedoeld. Delen van de gemeente Wijk bij Duurstede zijn gelegen in «landelijk gebied».
De provincie maakt uitbreiding in de gemeente Wijk bij Duurstede mogelijk als er een goede ruimtelijke onderbouwing ligt op basis van de ladder van duurzame verstedelijking, als de uitbreiding van belang is voor het behoud van de lokale vitaliteit en er met de uitbreiding geen provinciale belangen worden geschaad.
Klopt het dat door de zogeheten rode contouren een groot aantal woningbouwlocaties van de gemeente Wijk bij Duurstede is tegengehouden? Zo ja, om hoeveel woningbouwlocaties gaat het en om hoeveel woningen?
De Provincie Utrecht stelt voor woningbouw samen met de gemeenten regionale programma’s op. In dat kader heeft ook overleg met de gemeente Wijk bij Duurstede plaatsgevonden, waarbij de gemeente de bouw van 400 extra woningen op één uitbreidingslocatie heeft voorgedragen. De extra woningen komen bovenop het aantal van 250 woningen uit eerder beleid. De provincie heeft aangegeven op deze uitbreidingslocatie de ontwikkeling van maximaal 280 extra woningen toe te staan, omdat een hoger aantal naar verwachting leidt tot knelpunten op het provinciale wegennet. De ontwikkeling van extra woningen wordt op deze locatie dus beperkt door de verkeersontwikkeling op het wegennet. Provincie en gemeente hebben de afspraak gemaakt om de mobiliteitseffecten van extra woningbouw goed te monitoren en zo snel als mogelijk te bezien of er extra ruimte kan worden geboden om meer woningen te realiseren.
Hoe staat het met het overprogrammeren in de provincie Utrecht, hoeveel procent «hard» voor de komende 5 jaar en hoeveel procent «hard» en «zacht» voor de komende 15 jaar? Hoe staat het met uw toezegging om provincies op te roepen 130% overprogrammeren toe te staan?
Met alle provincies buiten de krimpregio’s is bestuurlijk afgesproken om een overprogrammering van 130% plancapaciteit tot 2030 te realiseren. In de brief van 1 december 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de plancapaciteit2.
Ook de provincie Utrecht stuurt op de realisatie van 130% plancapaciteit ten opzichte van de netto bouwopgave. Uit de inventarisatie van de plancapaciteit in oktober 2021 door ABF Research3 blijkt voor de periode tot en met 2030 in heel Utrecht ruim voldoende plancapaciteit aanwezig te zijn. In Utrecht is voor de periode tot en met 2030 137% harde en zachte plancapaciteit beschikbaar ten opzichte van de netto bouwopgave. Het aandeel harde woningbouwplannen in het totale aantal woningbouwplannen in de provincie Utrecht bedraagt tot 2025 45%, in de periode tot en met 2030 is dat aandeel 25%.
Uit de bovengenoemde ABF-rapportage blijkt dat er nog geen compleet beeld is over de plancapaciteit voor de periode na 2030. Zo hebben nog niet alle gemeentes gegevens geleverd over de woningbouwplannen c.q. plancapaciteit voor de periode na 2030. Daarnaast zal een deel van de (over programmeerde) plancapaciteit tot en met 2030 naar verwachting doorschuiven naar de periode 2031 t/m 2035. Uitgaande van dit niet complete beeld blijkt dat Utrecht voor de periode 2031–2035 plancapaciteit heeft voor 38.300 woningen ten opzichte van de in 2020 geraamde netto bouwopgave van 31.700 voor die periode. Dit is een overprogrammering van 120%. Mijn inzet is om met de komende inventarisaties een completer beeld te krijgen van de plancapaciteit voor de periode tot en met 2035.
Deelt u de mening dat er zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk gebouwd moet worden om de grote woningbouwopgave in Nederland te halen?
Ik deel uw mening dat alleen binnenstedelijk bouwen niet voldoende is om de bouwopgave tot 2030 voldoende snel in te vullen. Bij de keuze van te plannen en te ontwikkelen woningbouwlocaties moet een afweging gemaakt worden in relatie tot andere opgaven, waaronder bereikbaarheid, energie, klimaat en natuur. Ik voeg daar het faseringscriterium aan toe, wat kan eerder en sneller, binnen de afspraak van dit kabinet om snel de woningbouwproductie te verhogen tot 100.000 per jaar.
Bent u bereid om, ook voor de gemeente Wijk bij Duurstede, met de provincie Utrecht in gesprek te gaan om een aanpak vanuit de provincie te realiseren die de gezamenlijke opdracht voor de woningbouwopgave ondersteunt en versnelt, die het samenwerken tussen overheden stimuleert en het vertrouwen dat daarbij hoort als uitgangspunt neemt? Bent u bereid hier de Kamer over te informeren?
Ik onderschrijf dat het maken van heldere afspraken en samenwerking tussen overheden essentieel is om de woningbouwopgave te realiseren. In het coalitieakkoord is aangegeven dat ik de decentrale overheden zal ondersteunen bij het bepalen van woningbouwlocaties. Ik zal hierover met hen in gesprek gaan en in aanvulling daarop ter versterking van de regie op de woningbouw – zoals in het coalitieakkoord is aangegeven – nationale prestatieafspraken maken met de medeoverheden over de woningbouwopgave. Onderdeel daarvan zal ook systematische monitoring, bespreken van de voortgang en de manier van bijsturing zijn.
Voor wat betreft de huidige ondersteuning en samenwerking, maakt de gemeente Wijk bij Duurstede deel uit van de woondealregio Utrecht. Er is in het kader van deze woondeal en het programma U-NED regelmatig overleg tussen mijn ministerie, de provincie en de regio over de woningbouwopgave.
Over de voortgang van deze en toekomstige afspraken zal ik uw Kamer uiteraard informeren.
Deelt u de mening dat, gezien de grote woningbouwopgave, de provincie Utrecht het tegenhouden van woningbouwlocaties, ook in de gemeente Wijk bij Duurstede, zoveel mogelijk moet voorkomen en terugdraaien?
Ik vind het nog te vroeg om dit te beoordelen, maar het is van groot belang dat de realisatie van woningen wordt versneld tot 100.000 woningen per jaar. Voor deze versnelling moeten voldoende bouwlocaties beschikbaar zijn en is het noodzakelijk dat het percentage harde plancapaciteit op orde is.
Het artikel dat de IVBN oproept de nieuwe wet Opkoopbescherming aan te passen. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent u het bericht «IVBN roept politiek op de nieuwe wet Opkoopbescherming aan te passen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
IVBN heeft in een inspraakreactie op de Amsterdamse plannen voor een opkoopbescherming aangegeven dat de voorgenomen opkoopbescherming belemmerend gaat werken op de bouw en exploitatie van nieuwe huurwoningen. Nul20 heeft hier een bericht aan gewijd. In het bericht worden drie belemmerende voorbeelden benoemd:
De opkoopbescherming is bedoeld om te voorkomen dat bestaande koopwoningen worden opgekocht voor de verhuur, zodat de slagingskans wordt vergroot voor woningzoekenden die een woning willen kopen om hier zelf in te gaan wonen.
Als een gemeente een opkoopbescherming invoert moet zij aangeven in welke gebieden en voor welke categorieën van woonruimten de opkoopbescherming gaat gelden. Voor het aanwijzen van de categorieën van woonruimten gelden enkele beperkingen. Zo kunnen bijvoorbeeld enkel woningen worden aangewezen die vallen onder de door de gemeente gehanteerde WOZ-grens voor goedkope en middeldure koopwoningen. Tevens kunnen enkel woningen worden aangewezen die op de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering aan de nieuwe eigenaar vrij van huur en gebruik waren, in verhuurde staat waren voor een periode van minder dan zes maanden, of reeds werden verhuurd met een vergunning onder de opkoopbescherming. Woningen die op het moment van inschrijving van de akte van levering in de openbare registers vrij van huur en gebruik zijn, zijn woningen die beschikbaar zijn voor mensen die zelf in de woning willen wonen. Er zit immers geen huurder (meer) in de woning. Doordat ook woningen die minder dan zes maanden in verhuurde staat waren onder de opkoopbescherming vallen, is het niet mogelijk om de maatregel te ontwijken door de woning kort voor de verkoop te verhuren.
Deze vormgeving van de opkoopbescherming sluit goed aan bij het doel. De vormgeving zorgt er namelijk voor dat woningen in reeds verhuurde staat buiten de opkoopbescherming vallen en dat lege woningen, die beschikbaar zijn voor mensen die zelf in de woning willen gaan wonen, wel onder de opkoopbescherming komen te vallen.
De opkoopbescherming – zoals in eerste instantie in consultatie gebracht door de toenmalige Minister van BZK en door uw Kamer opgenomen in de wet via amendement_ – is primair vormgegeven en bedoeld voor de bestaande bouw. De vormgeving sluit niet goed aan bij nieuwbouwwoningen. Nieuwbouwwoningen zijn bij oplevering altijd vrij van huur of gebruik. De wetstekst zelf maakt echter niet expliciet of de mogelijkheden zich beperken tot bestaande bouw en nieuwbouwwoningen dus niet aangewezen kunnen worden onder de opkoopbescherming. Wanneer gemeenten ervoor kiezen om ook nieuwbouwwoningen aan te wijzen onder de opkoopbescherming kan de verwarrende en tegenstrijdige situatie ontstaan dat deze woningen gebouwd zijn met de intentie om te verhuren, maar niet kunnen worden verhuurd omdat zij aan de voorwaarden voor de opkoopbescherming voldoen. Gemeenten kunnen deze tegenstrijdige situatie voorkomen door nieuwbouwwoningen niet aan te wijzen als categorieën van woonruimten, door geen gebieden aan te wijzen waar nieuwbouw plaatsvindt of door te bepalen dat deze woningen middels een vergunning wel mogen worden verhuurd. Met een dergelijke afbakening spelen de eerste twee belemmerende voorbeelden uit het nieuwsbericht niet. Ik ga bezien of het nodig is om deze onduidelijkheid weg te nemen door in de wet te verduidelijken dat de opkoopbescherming enkel ziet op bestaande woningen.
De derde belemmering die in het artikel wordt benoemd wordt gezien bij complexgewijze aankoop van woningen. Ook bij complexgewijze aankoop geldt de opkoopbescherming als een woning in het complex op het moment van overdracht vrij van huur en gebruik is. Deze woning had immers ook los verkocht kunnen worden, waardoor hij geschikt is voor een koper die zelf in de woning wil gaan wonen. Ten aanzien van dit punt is het aan gemeenten zelf om te bepalen hoe ze hiermee omgaan. Zo kunnen zij deze woningen niet aanwijzen als categorieën van woonruimten en hebben zij de mogelijkheid om in de huisvestingsverordening te bepalen dat in die gevallen een vergunning om te verhuren wordt verleend. De wet biedt gemeenten tevens de mogelijkheid om een ontheffing van het verbod te verlenen.
Klopt het dat bij nieuwbouwprojecten in Amsterdam projectontwikkelaars vaak moeten schuiven tussen wat koopwoning is en wat huurwoning is?
IVBN geeft aan dat projectontwikkelaars vaak moeten schuiven tussen wat koopwoning en huurwoning is. Dit houdt in dat beleggers nog af te bouwen of net opgeleverde koopwoningen alsnog als huurwoningen afnemen. Er zijn geen cijfers bekend over hoe vaak dit in de praktijk voorkomt.
Klopt het dat om dit te kunnen doen projectontwikkelaars die nieuwbouwwoningen «definiëren» als «(nog) vrij van gebruik»?
Het is niet zo dat projectontwikkelaars nieuwbouwwoningen «definiëren» als «(nog) vrij van gebruik». Nieuwbouwwoningen worden per definitie vrij van gebruik opgeleverd. Er heeft immers nog geen huurder of gebruiker in de woning gezeten.
Klopt het dat die nieuwbouwwoningen onder de opkoopbescherming van Amsterdam vallen?
De gemeente Amsterdam past het voorstel naar verwachting_ zo aan dat nieuwbouwwoningen niet onder de gemeentelijke aanwijzing van de opkoopbescherming vallen voor zover het gaat om woningen waarvan de ontwikkeling is gestart voor de invoering van de opkoopbescherming, of indien ontwikkeld na 1 april 2022 is afgesproken dat het een huurwoning betreft of waarvoor een verhuurverbod in het erfpachtcontract is opgenomen.
Klopt het dat woningcorporaties en institutionele vastgoedbeleggers dan niet in die nieuwbouwwoningen mogen investeren en die nieuwbouwwoningen mogen verhuren?
Wanneer een gemeente er voor kiest om ook nieuwbouwwoningen aan te wijzen onder de opkoopbescherming kan de verwarrende en tegenstrijdige situatie ontstaan dat deze woningen gebouwd zijn met de intentie om te verhuren, maar niet kunnen worden verhuurd omdat zij aan de voorwaarden voor de opkoopbescherming voldoen. Gemeenten kunnen deze tegenstrijdige situatie voorkomen door nieuwbouwwoningen niet aan te wijzen als categorieën van woonruimten, door geen gebieden aan te wijzen waar nieuwbouw plaatsvindt of door te bepalen dat deze woningen middels een vergunning wel mogen worden verhuurd. Amsterdam kiest ervoor om nieuwbouwwoningen deels niet onder de gemeentelijke aanwijzing van de opkoopbescherming te laten vallen, waardoor dit probleem niet speelt. De opkoopbescherming zal in Amsterdam naar verwachting alleen gelden voor nieuwbouwwoningen die na 1 april 2022 in ontwikkeling worden genomen en waarvan is afgesproken dat het een koopwoning betreft, maar er geen verhuurverbod in het erfpachtcontract is opgenomen, bijvoorbeeld vanwege bouw op eigen grond.
Komt dit door hoe de opkoopbescherming landelijk is ingevoerd of hoe Amsterdam de opkoopbescherming gemeentelijk uitvoert?
Als in een gemeente het probleem wel speelt komt dit door een combinatie van de landelijke en gemeentelijk invoering. Zoals ik reeds bij vraag 2 heb aangegeven is de opkoopbescherming primair vormgegeven en bedoeld voor de bestaande bouw. In de wet staat echter niet expliciet genoemd dat nieuwbouwwoningen niet aangewezen kunnen worden onder de opkoopbescherming. Als een gemeente nieuwbouw aanwijst kan de verwarrende en tegenstrijdige situatie ontstaan dat deze woningen gebouwd zijn met de intentie om te verhuren, maar niet kunnen worden verhuurd omdat zij aan de voorwaarden voor de opkoopbescherming voldoet.
Deelt u de mening dat de opkoopbescherming niet op de rem moet staan van de nieuwbouw van woningcorporaties en institutionele vastgoedbeleggers?
Ja. De opkoopbescherming is bedoeld om te voorkomen dat bestaande koopwoningen worden opgekocht voor de verhuur. Dit vergroot de slagingskans voor woningzoekenden die een woning willen kopen om hier zelf in te gaan wonen. Het is niet de bedoeling dat de opkoopbescherming de bouw van nieuwe huurwoningen remt.
Indien dit komt door hoe de opkoopbescherming landelijk is ingevoerd, bent u bereid hiernaar te kijken en de rem van de nieuwbouw af te halen?
Gemeenten kunnen de opkoopbescherming zo inzetten dat het zich richt op het beschermen van koopwoningen in de bestaande bouw. Nieuwgebouwde woningen blijven dan buiten de reikwijdte van de opkoopbescherming waardoor er geen rem is op de bouw van nieuwe huurwoningen. De gemeente Amsterdam past het voorstel naar verwachting zo aan dat nieuwbouwwoningen nagenoeg niet onder de opkoopbescherming vallen. Ik volg de invoering van de opkoopbescherming in de verschillende gemeenten nauw. Ik vind het goed dat gemeenten met dit instrument mogelijkheden hebben om in bepaalde gebieden opkoop voor verhuur tegen te gaan. Het kan zijn dat een gemeente bij het gebruik van dit nieuwe instrument tegen problemen aanloopt. Ik vraag gemeenten ook actief om punten mee te geven waarnaar gekeken moet worden in een toekomstige evaluatie. Als er fundamentele problemen ontstaan door de invoering van de opkoopbescherming zal ik uiteraard eerder kijken naar een oplossing. Zoals ik reeds bij vraag 2 heb aangegeven bezie ik of het nodig is om de onduidelijkheid die ontstaat bij nieuwbouw weg te nemen door in de wet te verduidelijken dat de opkoopbescherming enkel ziet op bestaande woningen.
Indien dit komt door hoe Amsterdam de opkoopbescherming gemeentelijk uitvoert, bent u bereid samen met Amsterdam hiernaar te kijken en de rem van de nieuwbouw af te halen?
Zie antwoord vraag 9.
De juridische basis waarmee gemeentes gedwongen worden asielzoekers op te vangen |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Ferdinand Grapperhaus (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Ankie Broekers-Knol (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u op 12 december jl. een brief aan de Kamer heeft geschreven waarin u aankondigt «aanwijzingen te geven aan de gemeenten Enschede, Gorinchem en de regio Rotterdam» voor de acute noodopvang van asielzoekers in noodopvanglocaties?
Ja, met dien verstande dat niet op 12 maar op 14 december jl. het kabinet een brief aan uw Kamer heeft gezonden getiteld «Acute noodopvang asielzoekers». Bij de verdere beantwoording is de aanname dat u op deze brief doelt.
Hebben de aanwijzingsbrieven die vervolgens naar de betrokken autoriteiten zijn gegaan enig (publiekrechtelijk) rechtsgevolg?
De Nederlandse staat heeft zich via het EU-recht, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Vluchtelingenverdrag, de Opvangrichtlijn en andere internationale verdragen verbonden aan het opvangen en begeleiden van asielzoekers, vanuit de overtuiging dat mensen die vluchten voor vervolging en geweld recht hebben op bescherming in Nederland. De Nederlandse staat is een gedecentraliseerde eenheidstaat. Het is daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle Nederlandse overheden om aan de verplichtingen ten aanzien van opvang en begeleiding van asielzoekers te voldoen.
De genoemde brieven hadden tot doel de betreffende gemeenten te bewegen al het nodige te doen om de acuut noodzakelijke tijdelijke asielopvang op zeer korte termijn te realiseren. Door verhoogde instroom, problemen bij uitstroom van statushouders naar gemeenten en beperkte terugkeer van afgewezen asielzoekers was er sprake van een acute noodsituatie in de opvanglocaties. Er waren in december in ieder geval 2000 opvangplekken te kort. Het kabinet zag zich daarom genoodzaakt om specifieke locaties aan te wijzen, vanwege de acute noodsituatie, vanwege onze internationale verplichtingen en om crisisnoodopvang in tenten en gymzalen te voorkomen waardoor Nederland asielzoekers niet langer menswaardige opvangvoorzieningen kon bieden. Met alle gevolgen van dien voor asielzoekers (waaronder kinderen), gemeenten en omwonenden.
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Met de gemeenten is naar aanleiding van de brieven een voortvarend gesprek op gang gekomen om de aangewezen locaties zo snel mogelijk in te zetten voor de noodopvang van asielzoekers. Daarbij worden de betreffende gemeenten waar mogelijk ondersteund. Kosten die worden gemaakt zullen via het Centraal orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) door het Rijk worden vergoed.
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan aangeven uit welke juridische grondslag dat rechtsgevolg voortvloeit?
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan aangeven waarom die aanwijzingsbevoegdheid dan niet in alle brieven aan de betrokken autoriteiten is vermeld?
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan aangeven op welke wijze de betrokken bestuursorganen bezwaar of beroep kunnen aantekenen dan wel anderszins formeel in verzet kunnen komen?
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Indien artikel 31 Huisvestingswet de (beoogde) grondslag van de aanwijzingsbevoegdheid is kunt u dan aangeven waarom dat niet vermeld wordt en waarom de aanwijzingsbrieven dan niet (alleen) aan de college van burgemeester en wethouders gericht zijn, de formele adressant van de aanwijzingsbevoegdheid uit artikel 31 Huisvestingswet en voorts wanneer de door artikel 31 lid 1 voorgeschreven ministeriele regeling is vastgesteld en gepubliceerd?
Artikel 31 van de Huisvestingswet 2014 is hier niet van toepassing.
Indien er (nog) geen rechtsgevolg is verbonden aan de aanwijzingsbrieven die u op of rond 12,13 en 14 december aan de autoriteiten heeft verstuurd, hoe waardeert u dan het gebruik van het woord «aanwijzing» als het dus geen aanwijzing is?
Gezien de acute noodsituatie was er, om crisisnoodopvang in tenten en gymzalen te voorkomen, geen andere mogelijkheid meer dan het aanwijzen en feitelijk in gebruik nemen van geïnventariseerde locaties. In december waren er 2000 opvangplekken te kort. De brieven hebben als doel de betreffende gemeenten te bewegen al het nodige te doen om op de beschreven locatie en om op korte termijn tijdelijke noodopvang te realiseren. Die noodzaak is onverkort aanwezig. Er is in dit geval geen sprake van een aanwijzing als vorm van interbestuurlijk toezicht. Het kabinet heeft locaties aangewezen die absoluut nodig zijn om asielzoekers menswaardige noodopvang te kunnen bieden. Ook is een beroep gedaan op de regio Rotterdam om zelf locaties te vinden. De term aanwijzing werd in dit geval mede passend geacht omdat bij uitblijven van realisatie van de beschreven acute noodopvang, nadere stappen, zoals de inzet van crisisnoodopvang, niet konden uitblijven. De route naar het moment van aanwijzing en de stappen die zijn gezet, staan uitgebreid beschreven in de brief aan uw Kamer getiteld «Acute noodopvang asielzoekers» d.d. 14 december 2021.1 Het dringende bestuurlijke verzoek was derhalve niet een middel waartoe het kabinet lichtvaardig is overgegaan.
Bent u van mening dat het suggereren van aanwijzingsbevoegdheden bijdraagt aan het benodigde vertrouwen in de interbestuurlijke relaties en de oplossing van het huisvestingsvraagstuk van zowel de asielzoekers als de statushouders? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom doet u dat dan toch?
Het kabinet was van oordeel dat het belangrijk was eerlijk te zijn over de urgentie van de ontstane noodsituatie in de asielopvang en daarnaar te handelen. Het uitblijven van realisatie van de beschreven acute noodopvang zou naar verwachting hebben geleid tot inzet van crisisnoodopvang. Dit zou voor asielzoekers, gemeenten en omwonenden zeer onwenselijk zijn geweest.
In december werd duidelijk dat alle lopende gesprekken met gemeenten onvoldoende zouden zijn om het benodigd aantal extra plekken tot eind 2021 te realiseren. Daarmee ontstond het onaanvaardbare risico dat de Nederlandse staat asielzoekers niet langer menswaardige opvangvoorzieningen kon bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de EU- en internationaalrechtelijke verplichting aan gehouden zijn. Het kabinet vond dit onacceptabel en heeft daarom specifieke locaties benoemd die op korte termijn ingezet konden worden om toch de benodigde opvangplekken te creëren.
Omdat dit een vergaande stap is, is in de aanloop veelvuldig contact geweest met het lokaal bestuur door leden van het kabinet, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, de Rijksheren (Commissarissen van de Koning) en vertegenwoordigers van het COA. Daarbij is ook ondersteuning aangeboden vanuit COA voor het gereed maken van de locaties. Kosten die gemeenten maken worden via het COA door het Rijk vergoed. Inmiddels zijn diverse gemeenten voortvarend aan de slag gegaan om de gevraagde noodopvangplekken te realiseren.
Is deze gang van zaken een voorbeeld van wat in het regeerakkoord staat (Wanneer het algemeen belang dit noodzakelijk maakt, zal het kabinet, met inachtneming van de lokale autonomie en passende waarborgen, gebruik maken van de mogelijkheid een aanwijzing te geven aan de medeoverheden)? Kunt u, «de Minister-President die tevens formateur is», nader duiden wat beoogd is met die zin in het regeerakkoord?
Het is aan het volgend kabinet om eventuele vragen te beantwoorden over wat bedoeld is met het coalitieakkoord.
Hoeveel grondwettelijke ruimte ziet u überhaupt voor positief toezicht in de autonome sfeer van het gemeentebestuur?
Wanneer een onderwerp binnen de autonome sfeer van gemeenten valt, kunnen gemeenten zelf besluiten of en hoe zij dat onderwerp oppakken. Het is echter niet zo dat er in het geval van autonomie in het geheel geen interbestuurlijk toezicht kan zijn. Ook als een gemeente in autonomie handelt, kan via een vernietiging van een besluit worden ingegrepen als het handelen van de gemeente in strijd is met het recht of het algemeen belang. Dat is dan echter nadrukkelijk toezicht achteraf. Toezicht kan binnen de Grondwettelijke systematiek niet worden gebruikt om in de autonome ruimte aanwijzingen te geven aan gemeenten. Als positief toezicht moet worden begrepen als het geven van opdrachten, dan is die ruimte er Grondwettelijk gezien uitsluitend als een specifieke wet daarin voorziet.
Kunt u alle interne en externe juridische en bestuurlijke adviezen over de gekozen wijze en juridische basis aan de Kamer doen toekomen?
Gegeven de noodsituatie in december is aan de brieven gewerkt waarbij juridische en bestuurlijke afwegingen zijn gemaakt. De juridische randvoorwaarden bij het geven van aanwijzingen aan gemeenten zijn bekend, ook vanuit eerdere analyses. Ook is bestuurlijk overleg gevoerd op verschillende niveaus; dat is veelal telefonisch en via videobellen gebeurd. Stukken2 die basis vormden voor de latere besluitvorming, treft u bijgevoegd aan.
Kunt u de beslisnota c.q. beslisnota’s, die bij dit besluit hoort om gemeentes te dwingen, aan de Kamer doen toekomen, conform de belofte van de brief over «ongekend onrecht» waarin beloofd was deze beslisnota’s openbaar te maken?
In dit geval zijn geen beslisnota’s geschreven. Wel zijn de stukken die hierboven beschreven zijn gebruikt om tot een besluit te komen.
Op welke wijze gaat u borgen dat de besluitvorming en aanwijzing wel op ordentelijke wijze zal geschieden indien verdere opvang noodzakelijk is?
We hechten eraan te benadrukken dat de huidige goede samenwerking tussen het Rijk, provincies en gemeenten via de diverse overleggremia over asielopvang de regel is. Het valt op voorhand evenwel niet uit te sluiten dat opnieuw een onaanvaardbaar risico ontstaat dat de Nederlandse staat asielzoekers niet langer menswaardige opvangvoorzieningen kan bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de EU- en internationaalrechtelijke verplichting aan gehouden zijn.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Een jaar dakloos en dertig vakantieparken achter de rug en nu is het bijna kerst' |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent u het artikel over de uitzichtloze en dakloze situatie van de familie Hendriks van 14 december jongstleden?1
Ja.
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij een woningcorporatie en/of verhuurder ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het past bij de taak van woningcorporaties om voor het beëindigen van de huurovereenkomst met huurders te kijken naar alternatieve woonruimte of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar voor terecht kunnen. Hier bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe woningcorporaties dit invullen verschilt per corporatie.
Deelt u de mening dat het bekijken van alternatieven voor een andere woning een onderdeel van haar zorgplicht is als een woningcorporatie een huurovereenkomst met haar huurder wil beëindigen die tot dakloosheid kan leiden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals in de beantwoording van vraag 2 aangegeven, past het bij de taak van corporaties om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken wanneer zij de huurovereenkomst wil beëindigen. Het is aan woningcorporaties zelf welk beleid zij hierop hanteren. Dit is niet landelijk voorgeschreven. Een verhuurder kan een huurovereenkomst bovendien niet zomaar beëindigen. Dit kan alleen via wederzijds goedvinden, of via de rechter. Beëindiging via de rechter kan alleen in bijzondere gevallen, zoals ernstige overlast, criminele activiteiten of het niet-betalen van de huur. Het huurrecht is er op gericht huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Is er een procedure in het geval een woningcorporatie/verhuurder een huurovereenkomst ontbindt die tot dakloosheid leidt? Zo ja, welke is dat? Zo nee, waarom niet en zou deze procedure er wel moeten komen zodat mensen uiteindelijk niet dakloos worden gemaakt dan wel opgevangen kunnen worden?
Woningcorporaties moeten zich bij de beëindiging van een huurovereenkomst aan de bestaande wet- en regelgeving houden. Onderdeel daarvan is dat huurders in Nederland huurbescherming hebben. Zoals ik in de beantwoording van vraag 3 al aangaf, kunnen verhuurders een huurovereenkomst alleen in uitzonderlijke gevallen beëindigen. Binnen de wet- en regelgeving hebben woningcorporaties een belangrijke mate van beleidsvrijheid in het vormgeven van beleid rondom het beëindigen van huurovereenkomsten. In de Governancecode 2020 van Aedes, waarin principes voor de gehele sector zijn vastgelegd, wordt benadrukt dat van corporaties wordt verwacht dat zij in de omgang met haar huurders vanuit haar maatschappelijke opdracht handelt en te allen tijde een respectvolle dialoog voert. In de afweging die corporaties maken bij het beëindigen van een huurovereenkomst zullen zij de behoeften van haar huidige en toekomstige huurders en bewoners dan ook als vertrekpunt dienen te nemen.
Wat is de verantwoordelijkheid van de gemeente Bladel jegens deze familie waar deze familie ingeschreven is?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Dit staat zowel in de Grondwet (artikel 22, lid 2) als in meerdere verdragen (o.a. Artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht betreft zowel het aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid, gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid en passendheid. Dit recht gaat niet zover dat iedereen recht heeft op een woning naar keuze.
Het huisvestingsbeleid is belegd bij gemeenten. De gemeente dient zich zoveel mogelijk voor voldoende passende huisvesting voor haar inwoners in te spannen. Gemeenten zijn verplicht een woonvisie op te stellen waarin zij in kaart brengt wat de woonopgave is. Van gemeenten wordt daarbij ook verwacht dat zij de lokale woonzorgopgave meenemen in de woonvisie. Het kan immers ook om inwoners gaan die naast een woning zorg of begeleiding nodig hebben.
Op basis van de Woningwet zijn woningcorporaties vervolgens verplicht om naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van het woonbeleid. Indien de corporatie, gemeente en huurdersorganisaties het niet eens kunnen worden over wat een redelijke bijdrage is, en om die reden het totaal aan prestatieafspraken niet willen ondertekenen, staat voor hen de weg naar geschilbeslechting open bij de adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken.
Heeft de verantwoordelijke wethouder in de gemeente Bladel waar deze familie ingeschreven staat een huisvestingsplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al aangaf zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvestingsbeleid. Gemeenten moeten een woonvisie opstellen, waarin zij het volkshuisvestingsbeleid voor ten hoogste de eerstvolgende vijf kalenderjaren is neergelegd. Corporaties dienen naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van de woonvisie. Zij dienen te zorgen voor voldoende huisvesting en het organiseren van een passende woonplek met begeleiding als mensen uitstromen uit de maatschappelijke opvang of beschermd wonen.
Is het de gemeente Bladel duidelijk wat haar zorgplicht jegens deze familie is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De gemeente Bladel heeft in algemene bewoordingen aangegeven wat zij doet voor kwetsbare inwoners. Zij heeft een zorgloket. Inwoners kunnen daarnaartoe met vragen op het gebied van aangepast wonen, welzijn en zorg. Van 9 tot 12 is daar een dagelijks spreekuur. Indien meer tijd nodig is voor de hulp wordt daar buiten een gesprek gepland. Inwoners kunnen hierbij een onafhankelijk cliëntondersteuning krijgen. Soms worden inwoners doorverwezen naar bijvoorbeeld het Juridisch Loket of de bijzondere bijstand, of wordt een Wmo aanvraag ingediend. De gemeente deelt geen details over specifieke casussen.
Ik kan daar dus geen oordeel over geven.
Komt de gemeente Bladel haar zorgplicht jegens deze familie goed na en waaruit blijkt?
Het is aan gemeenten om te beoordelen op welke manier zij met zulke situaties omgaat. Zoals ik in het antwoord op vraag 7 al aangaf, deelt de gemeente geen details over specifieke casussen. Ik kan hier dus geen oordeel over geven. De gemeente geeft desgevraagd wel aan dat ze haar zorgplicht kent en hier aan voldaan heeft. Uiteraard kan de gemeenteraad hier wel opheldering over vragen bij het college van B&W.
Kunt u in de prestatieafspraken die u met de gemeenten zal maken opnemen dat huisuitzettingen die tot dakloosheid kunnen leiden tot nul gereduceerd moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik al bij de beantwoording van vraag 5 aangaf, komen prestatieafspraken lokaal tot stand. Op verschillende manieren heeft mijn ambtsvoorganger samen met de Staatssecretaris van VWS gemeenten gestimuleerd dat er lokaal prestatieafspraken met corporaties en verhuurdersorganisaties worden gemaakt op basis van woon(zorg)visies. Onder andere via de Taskforce Wonen en Zorg en de Brede Aanpak Dak- en Thuisloosheid worden gemeenten aangejaagd om dit te doen. Hierbij wordt hen ook ondersteuning aangeboden.
Voorkomen moet worden dat mensen zonder huis komen te zitten. Dit is een van de actielijnen uit het programma «Een thuis voor iedereen» dat ik in navolging van het advies «Een thuis voor iedereen»2 inricht. Ik werk daarin onder meer samen met andere departementen, gemeenten, IPO en Aedes. De aanpak van dakloosheid, waarin ik samen met de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie optrek, heeft hierbij prioriteit. Begin april wil ik het programma «Een thuis voor iedereen» naar de Tweede Kamer sturen.
Wat heeft u geregeld in woonsituaties zoals die van de familie Hendriks met betrekking tot de huurtoeslag en of andere toeslagen?
In het geval een familie voor korte duur en in verschillende vakantiewoningen verblijft, bestaat er geen recht op huurtoeslag. Een huurder in de zin van artikel 1, onder c, van de Wet op de huurtoeslag is een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen, tenzij de overeenkomst van huur en verhuur een gebruik van de woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is, of de woning onderdeel uitmaakt van een hotel- of pension-, kamp- of vakantiebestedingsbedrijf, ongeacht de duur van de huurovereenkomst.
Een woning maakt alleen geen deel uit van een vakantiebestedingsbedrijf als er sprake is van een door de gemeente gedoogde vorm van permanente bewoning. Daarvan lijkt hier geen sprake te zijn.
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie tot op heden niet wilt helpen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 en 8 al aangaf, deelt de gemeente geen details over specifieke casussen. Ik kan dit dus niet beoordelen. De gemeenteraad heeft als taak toe te zien op het college.
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie financieel niet wil ondersteunen zelfs niet nu zij binnenkort op straat moet slapen omdat het geld op is?
Zie het antwoord op vraag 11.
Heeft deze familie recht op een (gemeentelijke) woonkostentoeslag omdat zij nu hogere woonlasten heeft?
Wanneer betrokkene aanspraak wil maken op de woonkostentoeslag dan bestaat er de mogelijkheid om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, indien betrokkende de woonlasten niet vanuit de bijstand kan voldoen. Iedere gemeente hanteert zorgvuldige berekeningen om de woonkostentoeslag te beoordelen. Dit doen zij aan de hand van de hoogte van de woonkosten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Om dit te berekenen houdt de gemeente rekening met het inkomen van betrokkene. Er moet sprake zijn van zelfstandige woonruimte, een dringende reden waardoor betrokkene (nog) geen recht heeft op huurtoeslag en er een dringende reden is waardoor huurtoeslag niet voldoende hulp biedt.
Deelt u de mening dat de gemeente Bladel haar zorgplicht verzaakt heeft als de familie uit het krantenartikel binnenkort op straat komt te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat huurders zoals deze familie dubbel geraakt worden omdat ze dakloos zijn en vanwege het ontbreken van de huurtoeslag en/of woonkostentoeslag financieel hard geraakt worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik heb begrepen dat partijen een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de huur wegens ernstige overlast hebben gesloten. Er is gesproken over alternatieven, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. Uiteindelijk heeft in deze situatie een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen de ernstige overlast voor andere omwonenden en het belang van de huurders.
Deelt u de mening dat deze familie recht heeft om compensatie voor hogere woonlasten als gevolg van niet ontvangen huurtoeslag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is aan de gemeente om te bepalen of betrokkene recht hebben op compensatie voor hogere woonlasten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Mensen hebben recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan
Bent u bereid om gemeenten te verplichten om families zoals eerdergenoemde familie te laten compenseren zodat ze niet op straat belanden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is, ongeacht de oorzaak, altijd ingrijpend als iemand in de betaalproblemen komt. Mensen hebben recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan. De beoordeling of een gezin recht heeft op woonkostentoeslag ligt bij gemeenten.
Deelt u de mening dat de familie in genoemd artikel financieel ondersteund moet worden zodat zij niet op straat komt te staan?
Zie het antwoord op vraag 11, 16 en 17.
Bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden geboden moeten worden om ervoor te zorgen dat mensen in soortgelijke situaties als gevolg van onvoldoende financiële middelen op straat komen te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik aangaf in de beantwoording van de vragen hiervoor, hebben gemeenten het instrument van de bijzondere bijstand. Gemeenten bepalen wanneer hier recht op is. Indien mensen onverhoopt toch dakloos worden kunnen zij naar de maatschappelijke opvang. Zo kunnen zij in elk geval warm en veilig overnachten. Vanaf dit punt zullen zij geholpen worden en zal een passend traject worden gestart.
Hoeveel huurders lopen nu huurtoeslag mis vanwege woonsituaties zoals die van deze familie of soortgelijke woonsituaties?
Er is geen landelijk overzicht van het aantal mensen dat nu in alternatieve woonruimte, zoals vakantiewoningen, verblijft waar zij geen recht hebben op huurtoeslag.
Kunt u de toezegging doen dat deze familie niet op straat komt te staan?
Het is aan de gemeente en de woningcorporatie om hier samen met de familie uit te komen en passende huisvesting of een passend traject te organiseren voor deze familie. De gemeenteraad controleert het college.
Wat zou u deze familie nu adviseren om te doen?
De familie zou zich opnieuw tot de gemeente kunnen wenden. Zie verder het antwoord op vraag 21.
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel een huurovereenkomst beëindigen zonder een alternatief voor deze familie aan te reiken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 3 en 4 heb aangegeven, vind ik het passen bij de taak van woningcorporaties om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken wanneer zij de huurovereenkomst willen beëindigen. Het is het aan woningcorporaties zelf om beleid te voeren op hoe zij hiermee om gaan.
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel onder dreiging van een kort geding een huurbeëindiging laten tekenen?
Van de woningcorporatie heb ik begrepen dat na meerdere malen ernstige meldingen van overlast en contact daarover met huurders uiteindelijk de corporatie besloten heeft om toch naar de rechter te gaan. De huurders zijn daar bij gestaan door een advocaat en hebben uiteindelijk voor de uitspraak van de rechter een vaststellingsovereenkomst getekend.
Kunt u uitleggen hoe woningcorporatie Trudo de familie Hendriks dakloos mocht maken?
Zoals ik in de beantwoording van eerdere vragen al heb aangegeven, hebben huurders van woonruimte huurbescherming. Dat betekent dat een huurcontract niet zomaar wordt beëindigd, maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Het huurrecht is er op gericht huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Voor Trudo gelden dezelfde regels. Trudo’s uitgangspunt is ook dat de weg naar de rechter echt een laatste stap is. In de onderhavige situatie was sprake van overlast, waarna uiteindelijk het contract via een vaststellingsovereenkomst is beëindigd.
Deelt u de mening dat het dakloos maken van mensen geen enkele zin heeft, omdat daarna weer een traject opgestart moet worden om diezelfde mensen aan een dak boven het hoofd te helpen?
Het is uiteraard onwenselijk dat mensen dakloos worden. Om huurders zoveel mogelijk te beschermen is daarom het recht ook zo ingericht dat de huur heel lastig kan worden beëindigd. Dit recht is echter niet oneindig. Daar staan de belangen van de andere huurders en het recht van de verhuurder om in onhoudbare situaties de huur toch te beëindigen tegenover. Uiteraard dient zo’n afweging niet lichtvaardig en met nauwkeurige afweging te worden genomen. Juist om die reden zijn hiervoor wettelijke kaders. Woningcorporaties zijn bovendien ook verantwoordelijk voor het woongenot van andere huurders en de leefbaarheid binnen de directe woonomgeving. Die verantwoordelijkheid vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Woningwet.3 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders en woningcorporaties verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste geval kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan.
Wat kost het de maatschappij per jaar als iemand dakloos wordt gemaakt?
In 2011 berekende Cebeon in opdracht van het Ministerie van VWS de kosten van inzet op het gebied van preventie, regie, opvang en maatschappelijk herstel. Volgens deze berekening kunnen de zorgkosten van dakloze mensen die zijn ingeschreven bij een instelling voor maatschappelijke opvang of beschermd wonen oplopen tot 53.120 euro per jaar.4
Deelt u de mening dat iemand dakloos maken een ernstige schending van het recht op behoorlijke huisvesting is?
Zie het antwoord op vraag 26.
Hoeveel mensen zijn er die van vakantiepark naar vakantiepark moeten verhuizen?
Er bestaat geen landelijk overzicht van mensen die tijdelijk op vakantieparken wonen. Wel heeft ABF in 2020 onderzoek gedaan naar permanente bewoning van vakantieparken. Tijdelijke bewoning is zeer lastig te meten. Dit is bovendien alleen mogelijk als men zich op het adres van het vakantiehuisje heeft geregistreerd. Dat kan niet bij alle vakantiehuisjes, niet ieder vakantiehuisje heeft namelijk een adres.
Bent u bekend met het bestaan van een sancties & kansenlijst, ook wel zwarte lijst genoemd, zoals die onder andere door de Eindhovense woningcorporatie Trudo gehanteerd wordt?2
Ja, daarmee ben ik bekend. Corporaties zijn verantwoordelijk voor het woongenot van hun huurders en kunnen in de situatie dat een huurder ernstige en herhaaldelijke overlast pleegt een signaleringslijst gebruiken. In samenwerking met een groot aantal woningcorporaties heeft Aedes het Modelprotocol Signaleringslijst Ongewenst Huurdersgedrag opgesteld, waarin staat beschreven wat onder ongewenst huurdersgedrag wordt verstaan (te denken valt aan ernstige woonoverlast, agressie, hennepplantages of drugshandel vanuit de woning) en welke afwegingen en waarborgen aan het gebruik van de lijst ten grondslag liggen. Het gebruik van signaleringslijsten dient beperkt te zijn tot gevallen die voor een rechter reden kunnen zijn tot ontbinding of huisuitplaatsing over te gaan. Het doel van deze signaleringslijsten is te voorkomen dat een huurder die ernstig en herhaaldelijk ongewenst huurdersgedrag laat zien, dit gedrag meeneemt naar een volgende woning en daarmee het woongenot van de andere huurders verstoort. De Sancties & Kansenlijst die door de Eindhovense woningcorporaties gehanteerd wordt is in lijn met het Modelprotocol. In algemene zin geldt dat woningcorporaties uitsluitend gebruik dienen te maken van een signaleringslijst op het moment dat het gaat om ernstige zaken, die voor een rechter reden zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning over te gaan.
Wat vindt u van het bestaan van deze zwarte lijst? Kunt u hier uitgebreid op ingaan?
Hoewel huurders doorgaans respectvol met de woning en buurt omgaan, komt het geregeld voor dat een huurder ongewenst huurdersgedrag vertoont. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de toename van woonoverlast de afgelopen jaren.6 Woonoverlast is een maatschappelijk probleem dat ik zeer serieus neem. Het tegengaan van woonoverlast is in eerste instantie een zaak van bewoners onderling. Als dat niet lukt hebben verhuurders, woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen verantwoordelijkheden en mogelijkheden om op te treden. Het is daarbij belangrijk oog te hebben en houden voor de context waarin de overlast plaatsvindt en de eventuele achterliggende problematiek van overlastgevende personen. Het voorkomen van woonoverlast kan op verschillende manieren, zoals buurtbemiddeling, begeleiding, hulpverlening, waarschuwingen of een vrijwillig tussen huurder en verhuurder overeengekomen gedragsaanwijzing. In samenwerking met gemeenten en zorg- en hulpverlenende instanties kan dus worden ingezet op voorlichting en preventie. Soms blijkt dit echter niet genoeg en zijn verdergaande maatregelen nodig, zoals het geval is bij ernstige en herhaaldelijke overlast.
Ik vind het belangrijk dat corporaties in die situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen dat het woongenot van haar huurders verstoord wordt. In het uiterste geval kunnen corporaties gebruik maken van een signaleringslijst, waarmee ze de huurder die ernstige overlast pleegt en op de signaleringslijst geplaatst wordt, een woning kunnen verhuren onder strikte voorwaarden en/of met passende begeleiding of, in het uiterste geval, tijdelijk kunnen uitsluiten van een woning in de regio of een deel daarvan. Dat kan nodig zijn om het woongenot van de overige huurders te beschermen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 36 toelicht komen daadwerkelijke huisuitzettingen relatief weinig voor en zullen corporaties in de eerste plaats op zoek gaan naar een passende oplossing of alternatief. Met het gebruik van een signaleringslijst hebben woningcorporaties meer inzicht in de mate waarin een huurder overlast pleegt en het beleid dat de woningcorporatie in dat kader heeft gevoerd. Daarmee worden woningcorporaties beter in staat gesteld passende maatregelen te nemen en het woongenot van de overige huurders te beschermen. Verder geeft een signaleringslijst huurders met ongewenst huurdersgedrag duidelijkheid over de gevolgen van hun gedrag.
Plaatsing op een signaleringslijst is niet definitief en uitsluiting van een woning of een regio moet voor een redelijke periode zijn, zodat de huurder na verloop van tijd en/of onder strikte voorwaarden opnieuw kan huren bij een van de corporaties in de regio. Het merendeel van de corporaties (of samenwerkingsverbanden) hanteert een vorm van kansbeleid. Zij zullen in eerste instantie op zoek gaan naar een minder vergaand alternatief, zoals het aanbieden van een andere woning, al dan niet met passende begeleiding. Daarnaast krijgen huurders die zich schuldig hebben gemaakt aan ongewenst huurdersgedrag, eventueel na een plaatsgevonden woningontruiming, onder voorwaarden of na een bepaalde periode alsnog toegang tot het verkrijgen van een sociale huurwoning. Mocht de zaak voor de civiele rechter verschijnen, dan zal deze toetsen of het besluit van de woningcorporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren, rechtmatig is. Ook zal de civiele rechter kijken naar de mate waarin de corporatie heeft geprobeerd tot een alternatieve, minder vergaande oplossing te komen. In algemene zin geldt dat corporaties uitsluitend gebruik dienen maken van een signaleringslijst op het moment dat het gaat om ernstige zaken, die voor een rechter reden zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning over te gaan.
Is er een juridische basis om deze zwarte lijst te mogen hanteren? Zo ja, waar is deze grondslag te vinden?
De verantwoordelijkheid van corporaties voor het woongenot van huurders en de leefbaarheid binnen de directe omgeving vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Woningwet.7 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders, waaronder begrepen corporaties, verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste geval kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan. Het gebruik van een signaleringslijst kan bijdragen aan de bescherming die woningcorporaties moeten bieden voor het woongenot van al haar huurders.
Vindt u het hanteren van deze zwarte lijst door een woningcorporatie als Trudo niet in strijd met de kerntaak van deze woningcorporatie? Zo nee, kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs graag naar mijn antwoord op vraag 31.
Deelt u de mening dat verhuurders die een zwarte lijst hanteren ook op een lijst gezet moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 30 en 31, kan het gebruik van een signaleringslijst in het uiterste geval noodzakelijk zijn om het woongenot van de overige huurders te beschermen. Hierbij geldt dat corporaties te allen tijde zullen moeten beargumenteren waarom zij ertoe overgaan een huurder of huishouden op de signaleringslijst te plaatsen. Zij zijn daarbij gehouden aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG. Deze bepaalt dat voor het delen van signaleringslijsten met andere organisaties, zoals corporaties, doorgaans een vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nodig is. Voorwaardelijk daaraan is het opstellen van een protocol waarin onder meer door de organisatie (in dit geval de corporatie) wordt aangegeven hoe de persoonsgegevens verwerkt worden en hoe aan de plichten uit de AVG wordt voldaan. Het Modelprotocol benadrukt dat corporaties plaatsing op de lijst zorgvuldig moeten beargumenteren. Ook zijn in het Modelprotocol uitvoerige afwegingen opgenomen. Over het Modelprotocol is intensief overleg gevoerd met de AP vanwege de privacyaspecten die bij het delen van persoonsgegevens aan de orde zijn. Daarbij is afgesproken dat (samenwerkende) woningcorporaties, die op basis van het Modelprotocol een signaleringslijst invoeren, daarvan een melding doen bij de AP. Signaleringslijsten die in lijn zijn met het Modelprotocol worden om die reden geacht zorgvuldig te zijn opgesteld en te worden gebruikt, gestoeld op de juiste afwegingen.
Komt het voor dat huurders foutief op een zwarte lijst gezet worden?
Over het foutief op een zwarte lijst plaatsen van huurders hebben mij geen signalen bereikt. Corporaties nemen bij het hanteren van de signaleringslijst verschillende waarborgen in acht. Zij dienen er zorg voor te dragen dat de door hen in de signaleringslijst opgenomen gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Zij doen dit door middel van periodieke controle van de ingevoerde gegevens. In het Modelprotocol is daarom voorzien in een aantal rechten die betrokkene op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming heeft, zoals het recht op informatie (artikel 13 en 14 AVG), het recht op inzage en afschrift (artikel 15 AVG), het recht op rectificatie (artikel 16 AVG), het recht op het wissen van de gegevens en verwijdering van de signaleringslijst (artikel 17 AVG) en het recht van bezwaar (artikel 21 AVG). (Ex-) huurders of woningzoekenden die menen ten onrechte op de signaleringslijst te zijn geplaatst kunnen daartegen een klacht indienen en, in het geval de klacht door de woningcorporatie niet wordt gehonoreerd, zich wenden tot een onafhankelijke klachtencommissie, waarover elke woningcorporatie (al dan niet in samenwerking met andere woningcorporaties) op voet van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet beschikt. In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, die toetst of de beslissing om de betreffende huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren, rechtmatig is.
Mij zijn geen cijfers bekend van hoe vaak het precies gebeurt dat huurders foutief op een zwarte lijst geplaatst worden. Uit de Corporatiemonitor van Aedes blijkt wel dat het aantal huisuitzettingen in 2020 met ongeveer 43% van is afgenomen ten opzichte van 2018. Daaronder vallen ook de huisuitzettingen vanwege overlast. Uit de Corporatiemonitor volgt ook dat het aantal daadwerkelijke huisuitzettingen vele malen lager is dan de rechterlijke vonnissen tot huisuitzetting: 1.720 uit 6.750. Gelet op de hoeveelheid woningen die corporaties verhuren (ca. 2.3 mln), kan daaruit worden opgemaakt dat corporaties zich in de regel inspannen om tot een alternatieve oplossing te komen en pas in het uiterste geval tot een huisuitzetting overgaan. Om huisuitzettingen tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk tot een minimum te beperken, heeft mijn ambtsvoorganger in het voorjaar de afspraken met verhuurdersorganisaties, brancheverenigingen en de VNG om huisuitzettingen in coronatijd door betaalachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen herbevestigd. Deze afspraken gelden tot na de coronacrisis.
Hoe vaak gebeurt het dat huurders foutief op een zwarte lijst geplaatst worden?
Zie antwoord vraag 35.
Deelt u de mening dat als verhuurders wettelijk gezien een zwarte lijst mogen hanteren maar deze zwarte lijst foutief hanteren ook zelf op een zwarte lijst gezet moeten kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Mij hebben geen signalen bereikt dat verhuurders of woningcorporaties signaleringslijsten foutief gebruiken. Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 34, is een signaleringslijst erop gericht om te voorkomen dat woningzoekenden die zichzelf, hun omgeving en de woningcorporatie waarbij zij huurden in de problemen hebben gebracht met ongewenst huurdersgedrag, dit gedrag meenemen naar een volgende woning. Het biedt woningcorporaties en gemeenten daarnaast inzicht in de situatie van de huurder, waardoor naar een passende oplossing kan worden gezocht. Huurders die op een signaleringslijst staan worden van de lijst verwijderd zodra zij een nieuwe kans aangeboden hebben gekregen en deze hebben geaccepteerd. Plaatsing is op een signaleringslijst is niet definitief en beperkt tot een aantal jaar waarvan de duur gerelateerd is aan de ernst en impact van het getoonde ongewenste huurdersgedrag.
Deelt u de mening dat als er een wettelijke grondslag voor het hanteren van deze zwarte lijst is de verhuurder met zeer goede argumenten moet omkleden waarom huurders op deze zwarte lijst zijn gezet?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 34.
Vindt u het correct dat indien huurders aangegeven hebben dat ze onterecht op deze zwarte lijst gezet zijn vervolgens bij diezelfde verhuurder hun beklag moeten doen?
Ik vind het belangrijk dat huurders meerdere mogelijkheden hebben om het besluit tot plaatsing op een signaleringslijst te laten toetsen. Mocht het verzoek om van de signaleringslijst te worden gehaald worden afgewezen, dan hebben huurders de gelegenheid om in beroep te gaan bij de daarvoor ingestelde onafhankelijke geschillencommissie of de Huurcommissie. In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, zoals ik toelicht in mijn antwoord op vraag 34.
Deelt u de mening dat in het geval het gebruik van deze zwarte lijst wettelijk toegestaan is een onafhankelijke geschillencommissie een geschil moet afhandelen?
Het is van groot belang dat huurders hun beklag kunnen doen bij een onafhankelijke instantie en niet beperkt worden tot het instellen van een klacht bij de woningcorporatie die hen op een signaleringslijst heeft geplaatst. Daarmee wordt gewaarborgd dat het proces eerlijk verloopt. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vorige vraag kunnen huurders van Trudo het besluit tot plaatsing op de Sancties & Kansenlijst laten toetsen bij de onafhankelijke klachtencommissie en staat beroep open bij de geschillencommissie. Verder staat de rechtsgang naar de huurcommissie en de civiele rechter open.
Wie toetst of het gebruik van deze zwarte lijst disproportioneel uitpakt?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 34 en 35 aangeef, staat voor de huurder in eerste instantie de gang naar een onafhankelijke geschillencommissie open. Iedere corporatie beschikt daarover op grond van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet. Daarnaast kan de huurder terecht bij de Huurcommissie of de civiele rechter, die toetst of het besluit van de corporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen rechtmatig is en of de corporatie voldoende naar een alternatieve oplossing heeft gezocht. Signaleringslijsten die in lijn zijn met het Modelprotocol worden sneller geacht de juiste afweging van belangen te bevatten, omdat door het CBP en de AP is geoordeeld dat het Modelprotocol rechtmatig is. Het is mogelijk dat de AP hierop ook toetst op het moment dat een corporatie de signaleringslijst aanmeldt.
Hoeveel mensen zijn er die van slaapbank naar slaapbank moeten verhuizen?
Het CBS schat dat op 1 januari 2021 32.000 Nederlanders in de leeftijd van 18 tot 65 jaar zonder vaste verblijfplaats op straat, in de laagdrempelige opvang of op niet-structurele basis bij familie of vrienden sliepen. De laatste groep blijft vaak buiten beeld bij instanties en gemeenten. Het CBS maakt daarom bijschattingen op basis van een econometrisch model. Daarnaast is vanuit Een (t)huis, een toekomst de Monitor Dak- en Thuisloosheid opgezet. Hierin wordt gemonitord hoeveel dakloze mensen daadwerkelijk in beeld zijn bij de centrumgemeenten. Met gemeenten wordt gewerkt aan het verbeteren van inzicht in deze cijfers.
Hoeveel mensen zijn er die van herstructureringsproject naar herstructureringsproject moeten verhuizen?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Hoeveel mensen zijn er die noodgedwongen in een auto moeten slapen?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Hoeveel mensen wonen er te duur die anders dakloos zouden worden?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Welke definitie hanteert u voor dakloosheid?
Het onderzoek van CBS richt zich op de populatie feitelijk dakloze mensen. Dit zijn mensen zonder vaste verblijfplaats die slapen in de open lucht, in overdekte openbare ruimten, in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang en eendaagse noodopvang of op niet-structurele basis bij vrienden, kennissen of familie.8 In Europees verband hebben de lidstaten zich verbonden aan de ETHOS Light definitie.
Waarom neemt het CBS in de definitie van dakloosheid de mensen boven 65 jaar en onder 18 jaar niet mee?
Het CBS benut drie registers bij het tellen van het aantal dakloze mensen: de registratie van briefadressen, de Wet werk en bijstand (WWB) en sinds 2020 gegevens van de reclassering. Dakloze mensen die jonger zijn dan 18 jaar of 65 jaar of ouder worden niet meegenomen in het onderzoek van CBS. Zij hebben per definitie niet of nauwelijks de kans om voor te komen in het bijstandsregister. Daarnaast verblijven veel oudere daklozen in een meer residentiële setting, zoals een hostel, een speciale maatschappelijke woonvoorziening voor oudere dakloze mensen of een andere vorm van 24-uurs maatschappelijke opvang. Jongeren onder de 18 jaar vallen binnen de Jeugdwet en worden tot 18 jaar opgevangen in instellingen voor jeugdhulp of door pleegzorg.
Deelt u de mening dat op basis van eerdergenoemde vragen het werkelijk aantal dakloze mensen veel hoger ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het CBS heeft sinds de voorgaande metingen geen wijzigingen aangebracht in de methodiek waarmee het aantal dakloze mensen wordt geteld. Door deze continuïteit zijn er trends vast te stellen in het aantal dakloze mensen. Daarnaast geeft de eerdergenoemde Monitor Dak- en Thuisloosheid inzicht in de hoeveelheid dakloze mensen die daadwerkelijk in beeld zijn bij de centrumgemeenten. Desondanks is er een groep die buiten beeld blijft. Het Rijk, de VNG en gemeenten zetten zich daarom in voor het verbeteren van monitoring en daarmee het zicht op de doelgroep.
Bent u voornemens om, conform de in Lissabon gemaakte Europese afspraak, dakloosheid in 2030 ook voor de eerder genoemde dakloze groepen mensen te beëindigen?
Niemand verdient het om dakloos te zijn. Een toekomstige aanpak dient zich daarom op bestrijding van alle vormen van dakloosheid te richten.
Deelt u de mening dat mensen niet dakloos gemaakt mogen worden?
Het is zeker niet wenselijk dat mensen dakloos worden gemaakt. Om huurders te beschermen kan een huurcontract daarom ook niet zomaar worden beëindigd. Dit kan alleen via de rechter en in uitzonderlijke situaties, zoals het niet-betalen van de huur, overlast of vanwege het verrichten criminele activiteiten. Tijdens de coronacrisis heb ik ook met verhuurderorganisaties en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen van huisuitzettingen door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij de verhuurder ligt op het moment dat deze iemand dakloos wilt maken? Zo ja, kunt u deze zorgplicht nog duidelijker verankeren? Zo nee, waarom niet en in welke situaties zou deze zorgplicht wel bij de verhuurder (moeten) liggen?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 aangaf past het bij de taak van de woningcorporatie om voor het beëindigen van de huurovereenkomst met huurders te kijken naar alternatieve woonruimte of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar voor terecht kunnen. Hier bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe woningcorporaties dit invullen verschilt per corporatie.
Deelt u de mening dat de aangenomen motie Beckerman3 die de aanpak van dakloosheid tot topprioriteit maakt op nummer één op de agenda van de nieuwe Minister van Volkshuisvesting & Ruimtelijke Ordening moet komen te staan?
Het voorkomen en tegengaan van dak- en thuisloosheid vind ik, net als u, erg belangrijk. Het streven van het kabinet is daarbij om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug te dringen. Dat blijkt ook uit het Regeerakkoord. De precieze aanpak wordt de komende tijd ingevuld in samenwerking met onder meer gemeenten. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door mij en door de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie.
De aanpak zal in ieder geval zien op het zo snel mogelijk zorgen voor een passende en betaalbare woonplek met de juiste zorg en begeleiding.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Wanneer komt u met een plan waaruit blijkt dat genoemde motie die de aanpak van dakloosheid tot topprioriteit maakt als zodanig uitgevoerd wordt?
Zoals ik in antwoord op vraag 52 heb aangegeven zal ik de komende tijd de aanpak vormgeven, samen met de Staassecretaris van Jeugd en Preventie.
Deelt u de mening dat iedere dag dat mensen dakloos zijn deze mensen in de steek zijn gelaten, letterlijk in de kou staan en hun rechten op behoorlijke huisvesting ernstig geschonden zijn?
Zie het antwoord op vraag 26 en 28.
Vindt u ook dat mensen net vóór de kerst dakloos maken extra wrang is?
Ik ben het met u eens dat de periode rondom kerst een extra vervelende periode is om dakloos te worden.
Zijn er zwaarwegende redenen te benoemen die ervoor zorgen dat iemand dakloos gemaakt mag worden? Zo ja, welke zijn dat?
Zoals ik al bij beantwoording van vraag 50, hebben huurders in Nederland huurbescherming. Dat betekent dat het huurcontract niet zomaar door de verhuurder beëindigd kan worden, maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Voorts verwijs ik u naar het antwoord op vraag 19.
Deelt u de mening dat een huisuitzetting zonder een alternatief voor een dak boven het hoofd niet mag voorkomen?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 heb aangegeven, vind ik het bij de rol van woningcorporaties passen om bij het beëindigen van een huurcontract met de huurders te kijken naar alternatieve woonruimte, of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar hulp in kunnen krijgen. Bovendien geldt daarnaast het huurrecht, zoals ik al bij de beantwoording van vraag 23 t/m 25 beschrijf. Huurders kunnen alleen in uitzonderlijke gevallen uit hun woning gezet worden en niet zonder tussenkomst van een rechter (zie beantwoording vraag 50). Dit geldt dus ook bij huurders van particuliere verhuurders. Particuliere verhuurders hebben echter niet de plicht om mee te zoeken naar alternatieve woonruimte. Bovendien heeft mijn voorganger ook tijdens de coronacrisis met verhuurderorganisaties en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen van huisuitzettingen door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode, waardoor de kans om de woning te verliezen nog meer is afgenomen.
Kunt u deze vragen astublieft apart beantwoorden en niet clusteren?
Ik heb de vragen apart beantwoord. Wel heb ik zo nu en dan terugverwezen naar een eerdere vraag.
Het bericht dat bewoners moeten wijken voor statushouders. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent het bericht «Bewoners Krabbebossen moeten wijken voor statushouders: «En wij dan? Wij hebben ook geen huis»»1
Ja, dit bericht is mij bekend. De gemeente Zundert zet zich met de buurgemeenten in voor huisvesting van statushouders. Met het plan van de gemeenten zouden ongeveer 95 statushouders kunnen worden gehuisvest in het eerste kwartaal van 2022. De locatie Krabbenbossen wordt nu nog bewoond door 20 bewoners, anti-kraak. Ik heb gehoord dat deze bewoners destijds een tijdelijk contract hebben getekend dat op korte termijn opgezegd kan worden. Daarvan wordt nu gebruik gemaakt en de gemeente heeft hierover de bewoners geïnformeerd.
Klopt het dat Krabbebossen een van de dertien extra landelijke pilots voor de huisvesting van statushouders is?
Op 6 december 2021 is de Regeling specifieke uitkering vergunninghouders gepubliceerd. Inmiddels hebben dertien gemeenten via deze regeling een financiële bijdrage gekregen voor het realiseren van huisvesting voor vergunninghouders. Een van de aanvragers is de gemeente Zundert, die met andere gemeenten in de Baronieregio een tussenvoorziening willen realiseren op de locatie Krabbenbossen.
Overigens gaat het in de regeling niet om pilotprojecten, maar om concrete projecten voor de huisvesting van vergunninghouders en andere doelgroepen die versneld tot realisatie gebracht kunnen worden. Deze projecten bestaan uit flexwoningen of tijdelijke woonvormen (zoals tijdelijk wonen in een kantoorpand of uitstel van de sloop van woningen). Verantwoordelijkheid voor de uitvoering en planning van deze projecten ligt bij de gemeenten. Met de plannen die de gemeenten hebben ingediend kunnen tussen nu en eind 2023 bijna 800 woonruimtes voor vergunninghouders worden gerealiseerd. Daarnaast worden er zo’n 600 woonruimtes voor andere aandachtsgroepen gerealiseerd. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hiervoor 14,9 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik hecht eraan dat gemeenten zelf kunnen bepalen hoe zij de huisvesting van aandachtsgroepen het beste kunnen regelen in hun gemeenten. Uiteraard in goed overleg met de betrokkenen, met tijdige communicatie en met een passende oplossing voor huidige bewoners. Ik heb begrepen dat de gemeente inmiddels met de bewoner uit het artikel heeft gesproken.
Is het waar dat de bewoners in BN DeStem hebben moeten lezen dat in het pand Krabbebossen 130 statushouders worden gehuisvest en dat de huidige bewoners moeten verhuizen?
Ik heb begrepen dat de bewoners al eerder, namelijk begin december, via de gemeente zijn geïnformeerd over de plannen. Daarnaast heeft de gemeente aan de bewoners een brief gestuurd over het besluit voordat het bericht via BN De Stem in het nieuws kwam. Mogelijk hebben niet alle bewoners hiervan niet tijdig kennis kunnen nemen voordat het bericht in de media kwam.
Wat is uw reactie op deze informatievoorziening?
Het is aan de gemeente om tijdig met alle betrokkenen in gesprek te zijn en hen te informeren over plannen en besluiten.
Deelt u de mening dat deze informatievoorziening een slechte gang van zaken is?
Ik vind het vervelend zoals de betreffende bewoner van het besluit kennis heeft moeten nemen. Naar aanleiding van het krantenbericht heeft de gemeente en de burgemeester opnieuw contact gezocht met de bewoners.
Wat gaat u doen om deze slechte gang van zaken in de toekomst te voorkomen?
Colleges van B&W en gemeenteraden zullen zelf ervoor moeten waken dat betrokkenen tijdig van over plannen en besluiten worden geïnformeerd.
Kunt u een overzicht sturen van de dertien extra landelijk pilots, of dit het plaatsen van flexwoningen buiten betreft, of dit het plaatsen van flexstudio’s in een pand betreft, en of dit het transformeren van een pand betreft? Kunt u hierbij aangeven of in het betreffende pand nog bewoners wonen?
In de ingediende plannen van de gemeenten is niet in alle gevallen af te leiden om welk type (flex)woningen het gaat. In alle gevallen is onbekend of er nog bewoners wonen.
Klopt het dat de bedoeling van de dertien extra landelijke pilots is om nieuwe huisvesting te realiseren, en niet om huidige bewoners uit bestaande huisvesting te zetten?
Ja dat klopt.
Deelt u de mening dat het uitzetten van huidige bewoners slecht is voor het draagvlak onder Nederlanders voor de huisvesting van statushouders?
Ik ben blij dat gemeenten zich zoveel willen inspannen om op korte termijn extra huisvesting voor statushouders te proberen te realiseren. Uit de praktijk blijkt vaak dat er lokaal meer draagvlak is voor het huisvesten van statushouders als de huisvestingsprojecten worden gerealiseerd voor een mix van aandachtsgroepen. Ik ondersteun deze inzet. Ook omdat deze aanpak kan leiden tot meer doorstroming op de woningmarkt. Ongetwijfeld zullen de plannen van gemeenten gepaard gaan met lastige keuzes, en wellicht zijn daar soms bewoners bij betrokken die tijdelijk al op de beoogde locatie wonen. Uiteraard zal een gemeente in die gevallen oog moeten hebben voor de huisvestingssituatie van deze bewoners en hen tijdig moeten betrekken.
Is de Krabbebossen een project, waarbij statushouders gemengd gaan wonen bijvoorbeeld met jongeren?
De bijdrage is gegeven voor een project voor 95 woonruimtes voor statushouders. Een van de eisen van de regeling is dat ten minste 33% van de te realiseren wooneenheden bestemd is voor statushouders. De gemeente heeft er echter voor gekozen om op deze locatie alleen woningen voor statushouders te gaan realiseren.
Bent u bereid om de menselijke maat te hanteren en de huidige bewoners van Krabbebossen een alternatieve woonruimte aan te bieden zoals bijvoorbeeld in het nieuwe getransformeerde pand?
Ik ken de lokale situatie niet en ik wil niet in de verantwoordelijkheden van de gemeenten treden. Dat geldt ook voor de situatie in Zundert. In ben ervan overtuigd dat de burgemeester en het college zich in zullen spannen voor voldoende woningen in de gemeente Zundert.
Versnellende factoren van de versterkingsoperatie die tot vertraging leiden. |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Klopt het dat de versnellingsmaatregelen die de afgelopen jaren bedacht zijn nog niet tot versnelling van de versterkingsoperatie hebben geleid? Wat is hierop uw reactie?
De afgelopen jaren is ingezet op verschillende maatregelen om de versterkingsoperatie te versnellen. Zo is in januari 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 718) het versnellingsmaatregelenpakket vastgesteld. Het klopt dat zulke maatregelen doorgaans een aanlooptijd hebben, waardoor de beoogde versnelling niet altijd direct zichtbaar is. Bij de typologie-aanpak die in 2021 is gevalideerd, is die versnelling inmiddels wel zichtbaar. Waar een reguliere procedure een gemiddelde looptijd van 163 dagen kent, blijkt deze looptijd bij de typologie-aanpak in de praktijk gemiddeld 34 dagen. Vanaf de tweede helft van 2021 zijn de eerste circa 950 typologische beoordelingen uitgevoerd, waarmee de NCG een versnelling in de beoordelingen heeft kunnen realiseren.
Kunt u in een overzicht weergeven wat de planning was voor 2021 binnen batch 1467, batch 1588, batch 1581, batch 3260, batch 2018, batch P50 2018, batch Opname & Normering Lokale Stuurgroepen en Batch HRA 2019? Hoeveel van die planning is uitgevoerd? Wat is de planning voor 2022?
Het eind januari verschenen dashboard maakt de uitvoering van de planning over geheel 2021 inzichtelijk. Deze is te vinden op www.nationaalcoordinatorgroningen.nl. Onderstaande tabel geeft de voortgang per batch weer op 30 november 2021
Batch →
1467
1588
1581
3260
2018
P50 2018
O&N Lokale stuur-groepen
HRA 2019
0
0
0
10
6
1
2036
255
11
0
21
31
220
32
2060
491
17
0
6
852
2198
18
2621
958
906
796
1403
2132
1778
953
2161
241
728
659
117
181
33
81
17
36
1687
133
18
34
65
45
552
228
Over de gehele werkvoorraad behaalde de NCG in 2021 de resultaten zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Doelstelling
Behaald
4.000
4.068
4.000
4.599
1.500
1.804
n.v.t.
656
n.v.t.
1.148
De planning voor 2022 is opgenomen in de lokale plannen van aanpak die de gemeenten in het najaar van 2021 hebben vastgesteld en onderdeel vormen van het MJVP. Deze plannen zijn te vinden op de sites va betreffende gemeenten. Op basis hiervan organiseert de NCG de benodigde uitvoeringscapaciteit en communiceren gemeenten, NCG en corporaties hierover naar bewoners. Dat gebeurt niet op basis van batches, maar op basis van projecten. Daarbij hanteert de NCG voor 2022 de volgende doelstellingen
Doelstelling
2.000
6.000
4.000
1.000–1.500
Wat was binnen de groepen «Heft in Eigen Hand» en «Eigen Initiatief» de planning voor 2021? Wat is daarvan daadwerkelijk gereedgekomen in 2021? Wat is de planning binnen deze groepen voor 2022?
In het programma Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief bevinden zich 270 woningen. Voor al deze adressen zijn de opname en beoordeling afgerond en is de planvorming gestart. De planning voor dit programma was gemiddeld voor één pand per week de bouwkundige versterking dan wel de sloop/nieuwbouw af te ronden. In 2021 zijn 40 panden in dit kader versterkt. Waar dit niet is gelukt, komt dit doordat afstemming nodig is tussen constructeur, aannemer en de bewoner. Voor 2022 verwacht de NCG wederom dat circa 50 panden kunnen worden afgerond.
Klopt uw beantwoording op vraag negen van mijn Kamervragen van augustus 2020, waarin u stelt dat er voor bewoners geen risico is wanneer budgetten ontoereikend zijn?1 Hoe staat dit in verhouding tot het ontraden van mijn motie die de regering oproept tot het volledig compenseren van gedupeerden die eigen geld hebben moeten investeren in het versterkingstraject?2
Ja, dit antwoord klopt. Wanneer de budgetten voor de versterking van een woning door prijsstijgingen in de markt ontoereikend dreigen te raken, is geen sprake van een risico voor de bewoner. De budgetberekeningen voor de bouwkosten die nodig zijn voor de versterking worden door de NCG geïndexeerd. Daar waar sprake is van sloop-nieuwbouw in aanvulling op versterking, zijn op projectniveau afspraken gemaakt over de dekking van prijsstijgingen. Een recent voorbeeld is batch 1588.
Vindt u het rechtvaardig dat mensen eigen geld moeten investeren in hun versterkingstraject of schadeafhandeling, wanneer het gaat om «terugkrijgen wat je had»?
Zoals in de beantwoording van uw Kamervragen op 9 september 2021 (Kenmerk 2021D32705) door mijn voorganger is aangegeven, is het staande praktijk woningen op een dusdanige manier te versterken dat deze naar aard, omvang en gebruik zoveel mogelijk vergelijkbaar blijven. Soms is er geen alternatief voor een versterkingsmaatregel of veranderen wettelijke bouweisen, hetgeen ertoe kan leiden dat de gebruiksoppervlakte iets kleiner wordt. In die gevallen wordt in overleg met de eigenaar gekeken hoe deze maatregelen op een zo goed mogelijke manier kunnen worden ingepast of gecompenseerd waardoor het eindresultaat op de tevredenheid van de bewoner kan rekenen. Die werkwijze geldt voor de hele versterkingsoperatie.
Het IMG heeft als taak om alle schade af te handelen. De IMG-deskundigen bekijken per schade welke herstelmethode nodig is. Als dit betekent dat in plaats van één tegel, een hele muur opnieuw betegeld moet worden, dan is dat wat zij opnemen in het adviesrapport en wat het IMG vervolgens vergoedt. Naast een schadevergoeding kan een bewoner in bepaalde omstandigheden ook kiezen voor herstel in natura. Het IMG laat in die gevallen, in plaats van een schadevergoeding uit te keren, de schade door een geselecteerde aannemer herstellen. Het IMG is dan verantwoordelijk voor de uitvoering en oplevering van het herstel.
Welke planning was er binnen de «Groninger Bouwimpuls» voor 2021? Hoeveel van de eerste 1100 woningen zijn er versneld aangepakt? Hoeveel van de 5000 die jaarlijks zouden volgen zitten inmiddels in het traject? Hoe ver zitten ze in dat traject? Wat is precies de planning binnen het Bouwakkoord voor 2022?3
De Groninger Bouwimpuls is een samenwerking van zes bouwbedrijven in een bedrijfsbureau die een stimulans aan de versterking geeft. De opdracht voor de Bouwimpuls bevatte de doelstelling in 2021 voor 1150 adressen een uitvoeringsontwerp op te leveren. Er zijn momenteel 475 uitvoeringsontwerpen gereed en aan bewoners gecommuniceerd. Op basis hiervan zal de bouw binnenkort starten. Circa 380 adressen zijn om uiteenlopende redenen opgenomen in andere programma’s dan de Bouwimpuls. Bijvoorbeeld wegens herbeoordelingen, of omdat de eigenaren toch voorkeur hadden voor een ander traject. De NCG plant momenteel nieuwe adressen in voor deze vrijgekomen plaatsen. Daarnaast plant de NCG in 2022 voor 295 adressen de uitvoeringsontwerpen gereed te maken. Naast de afspraken over het opleveren van uitvoeringsontwerpen, zijn de bedrijven uit de Bouwimpuls ook betrokken bij de uitvoering van de versterking. In 2021 zijn in het kader van de Bouwimpuls 54 woningen gerealiseerd en opgeleverd. Daarnaast zijn 16 woningen na opname en beoordeling op norm verklaard die woningen voldoen aan de veiligheidsnorm. De planning is om voor het einde van het tweede kwartaal van 2023 500 woningen in het kader van de bouwimpuls te versterken, waarvan 200–250 in 2022.
Is het bouwakkoord een verbetering ten opzichte van de bouwimpuls? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is daar de oorzaak van?
Het bouwakkoord en de bouwimpuls liggen in elkaars verlengde. In 2020 is in het Bestuurlijk Overleg Groningen het Versnellingspakket vastgesteld, onder andere om de bouwcapaciteit te vergroten. Op 1 juli 2020 is gestart met de Bouwimpuls. Kern van deze aanpak is om in samenspraak tussen eigenaar en aannemer een versnelde aanpak van versterking te realiseren. Vervolgens is in september 2020 tussen BZK, Bouwend Nederland en NCG het Bouwakkoord ondertekend. Met het Bouwakkoord is, in aanvulling op de samenwerking van de zes bedrijven uit de Bouwimpuls, ook een pool van bouwbedrijven ingericht, waaraan inmiddels 73 bedrijven deelnemen. Andere aanvullingen ten opzichte van de Bouwimpuls zijn het project «Eigenaar kiest Bouwer» en de toepassing van het «Groninger Model» voor efficiëntere aanbesteding.
Bent u op de hoogte van de opgetreden vertraging bij het project «Eigenaar Kiest Bouwer»? Wat is daarop uw reactie?
Ik ben op de hoogte van vertraging binnen dit project. Aan dit project nemen in totaal 192 adressen eigenaren deel. Bij 16 van deze adressen is sprake van vertraging. In circa de helft van de gevallen komt dit door de wettelijke periode die staat voor de keuze voor een herbeoordeling. Bij de overige adressen spelen uiteenlopende redenen. Net als in de reguliere operatie, kent het programma Eigenaar Kiest Bouwer projecten waarbinnen verschillende stappen gezet moeten worden. Soms vragen deze stappen extra tijd, waardoor vertragingen kunnen optreden. Het gaat bijvoorbeeld om het uitwerken van het versterkingsadvies naar een uitvoerbaar plan, een haalbaarheidsstudie voor nieuwbouw op basis van het voor versterken beschikbare budget, de instemming van de eigenaar met het versterkingsadvies en het kiezen van een aannemer. Voor sommige van deze stappen is specifieke kennis en ondersteuning nodig.
Hoeveel bouwbedrijven zijn inmiddels aangesloten bij de pool, die in september 2020 werd opgericht, waaruit mensen kunnen kiezen om hun huis te versterken?
Inmiddels hebben 109 bedrijven zich aangemeld. Daarvan zijn er 73 gekwalificeerd en geregistreerd. Bewoners kunnen kiezen uit deze 73 bedrijven. De NCG adviseert bewoners daarbij welke aannemer het meest geschikt is voor hun specifieke versterking.
Hoeveel bedrijven hebben zich gemeld om in de pool te komen? Welke procedure hebben deze bedrijven doorlopen om mee te mogen doen? Op welke gronden zijn bedrijven eventueel afgewezen voor de pool?
Voor de eerste vraag verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 9. Om zich aan te melden moeten bedrijven een aantal basisgegevens digitaal overleggen, zoals KVK-gegevens en omzet van het bedrijf. Vervolgens kijkt de NCG of de bedrijven voldoen aan a) minimumeisen voor de projecten die zij moeten uitvoeren; b) regels omtrent VOG-verklaringen; c) akkoordverklaring omtrent door NCG voorgeschreven modelovereenkomsten en d) toepasselijkheid algemene voorwaarden en kaders zoals voorgeschreven in Groningen Maatregelen Catalogus. Bedrijven die voldoen aan deze voorwaarden worden niet uitgesloten van deelname aan de pool.
Hoe gaat het met betalingen? Hoe worden depots gevuld en op basis waarvan? Hoeveel (onder-)aannemers voeren wel werkzaamheden uit, maar krijgen niet of te laat betaald?
De NCG vult depots op basis van door de NCG te nemen subsidiebesluiten, bijvoorbeeld op basis van de Regeling Versterken Gebouwen Groningen. Aannemers stellen voor betalingen zelf een termijnschema op aan de hand van de geplande werkzaamheden. Zij krijgen op basis van dit termijnschema betaald voor de prestatie die ze per termijn (correct) leveren. Hiermee wordt de mate van voorfinanciering door aannemers tot een minimum beperkt. De NCG heeft in 2021 97% van de facturen op haar naam binnen 30 dagen betaald. Waar dit niet gelukt is, is er mogelijk vooruitlopend op een concrete opdrachtverlening al werk uitgevoerd. Indien dit het geval blijkt, wordt vrijwel direct actie ondernomen door de NCG om dit op te lossen.
Hoeveel eigenaren hebben inmiddels een opdracht tot versterking verstrekt? Zijn dat vooral woningbouwcorporaties of particuliere woningeigenaren?
De NCG heeft twee programma’s waarbinnen particuliere woningeigenaren zelf de opdracht tot versterking verstrekken het programma Eigenaar Kiest Bouwer (EKB) en het programma Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief (HIEH/EI).
Binnen het programma EKB bevinden zich momenteel 192 adressen. Daarvan hebben eigenaren van 21 adressen alsnog gekozen voor de NCG als opdrachtgever richting de aannemer. De overige eigenaren verstrekken zelf de opdrachten aan aannemers. Hiervan hebben 15 eigenaren inmiddels ook de subsidie aangevraagd om de opdracht te verstrekken aan een aannemer voor ontwerp en/of uitvoering. Voor vijf eigenaren is het gehele traject afgerond.
Het programma HIEH/EI kent ruim 270 adressen. Hiervan zijn tot op heden 20 eigenaren zelf uit het programma overgestapt naar met name de reguliere operatie, omdat zij bijvoorbeeld de structuur van de reguliere operatie toch prettiger vonden. Van de overgebleven groep van 250 adressen hebben 125 eigenaren tot op heden een opdracht tot versterking verstrekt.
Woningbouwcorporaties verstrekken daarnaast voor bijna al hun woningen (10.600 adressen) de opdracht volgens een werkwijze die lijkt op die van EKB.
Volledigheidshalve merk ik op dat eigenaren in batch 1588 ook zelf opdrachtgever zijn. Onder het antwoord op vraag 2 vindt u een overzicht van de voortgang in deze batch.
Hoe gaat het met de samenwerking tussen u, Bouwend Nederland, de Nationaal Coördinator Groningen en de eigenaar?
Er is tussen mij, de NCG en Koninklijk Bouwend Nederland (KBNL) een gezamenlijk commitment om tot versnelling te komen. Met de NCG werk ik eraan de planningen en de randvoorwaarden te realiseren om de bouwcapaciteit optimaal te kunnen benutten. De NCG onderhoudt hiertoe intensief contact met de bouwsector. Er is overleg over specifieke versterkingsprojecten, bijvoorbeeld rondom de planning, maar ook over de operatie in het algemeen. NCG sluit hiertoe op structurele basis aan bij het mkb-overleg van KBNL in Noord-Nederland. Daarnaast zorgt de NCG voor continue begeleiding van eigenaar en bewoner gedurende het versterkingstraject door een bewonersbegeleider. Deze is gedurende het eerste aanspreekpunt voor de bewoner gedurende het hele versterkingstraject. Ook bij de trajecten waarbij eigenaren zelf de opdracht tot versterking verstrekken, in «Eigenaar Kiest Bouwer» en «Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief», is de NCG als procesbegeleider betrokken om een goede samenwerking tussen de verschillende partijen te borgen.
In november 2021 hebben de NCG en het Ministerie van BZK, in nauwe samenwerking met KBNL, een bouwtop georganiseerd. Hier hebben bouwers duidelijk aangegeven wat zij nodig hebben om hun beschikbare capaciteit in te kunnen zetten ten behoeve van de versterkingsoperatie. Er is behoefte aan eenvoudigere procedures rondom contracten en lagere administratieve lasten. Ook willen bouwers graag eerder in het versterkingsproces aan tafel zitten, door te werken via bouwteams. Door met bouwteams te werken, kan ook de eigenaar eerder inzicht krijgen in het versterkingstraject. Eind januari spreekt de NCG opnieuw met de bouwsector om vervolg te geven aan de voorgestelde oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten. Hier kom ik later dit kwartaal uitgebreider op terug in reactie op uw motie (Kamerstukken 2020–2021, 33 529, nr. 919).
Wat is er uitgekomen van de beloofde vaart die de typologieaanpak zou brengen? Klopt het dat de beoordeling ongeveer drie tot maximaal zes maanden duurt?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het klopt dat de beoordeling van een individueel gebouw met de NPR tussen de drie en zes maanden kan duren. Daarbij moet elk individueel gebouw in de computer zorgvuldig en handmatig worden gemodelleerd waarna het computerprogramma dat ingenieursbureaus gebruiken gaat rekenen bij welke seismische belasting welke onderdelen van het gebouw bezwijken. Het is om deze reden dat toegewerkt is naar de typologieaanpak, waarbij gebouwen die gelijk zijn maar één keer worden doorgerekend.
De typologieaanpak zorgt voor meer vaart in het tempo waarmee gebouwen kunnen worden beoordeeld. Voor meer dan 60% van de werkvoorraad van de NCG is een door het ACVG gevalideerde typologie beschikbaar en aanvullende typologieën worden uitgewerkt. De looptijd van opname tot indienen rapport is bij typologie korter dan de reguliere procedure. Waar een reguliere procedure een gemiddelde looptijd van 163 dagen kent, blijkt deze looptijd bij de typologie-aanpak in de praktijk gemiddeld 34 dagen.
Bent u ervan op de hoogte dat 96 huizen in Tuikwerd, een wijk in Delfzijl, versterkt zullen worden volgens een typologie-aanpak?
In de wijk Tuikwerd staan 1007 woningen. Daarvan zijn er inmiddels 279 beoordeeld volgens de NPR. Deze woningen worden versterkt of de eigenaren kunnen kiezen voor herbeoordeling. De overige 728 woningen zullen volgens de typologieaanpak beoordeeld worden.
Weet u dat het gaat om voormalige huurwoningen die grotendeels verkocht zijn, zowel aan particulieren als aan investeerders?
Woningbouwcorporatie Acantus heeft in deze wijk inderdaad woningen verkocht aan verschillende partijen.
Wat vindt u er van dat de eigenaren mogen kiezen voor versterking of herbeoordeling volgens de nieuwste Nederlandse-Praktijk-Richtlijn-normen (NPR-normen), maar dat er per blok van zeven woningen eenzelfde keus moet plaatsvinden?
Het betreft in Tuikwerd constructief verbonden panden. Het is in de meeste gevallen onvermijdelijk dat eigenaren van constructief verbonden panden, zoals bijvoorbeeld rijtjeswoningen, eenzelfde keuze moeten maken. De versterking van zulke woningen kan doorgaans enkel met een gezamenlijke versterking in de hele constructie worden gerealiseerd. Mede omwille van de veiligheid dient een constructief verbonden bouwwerk daarom als geheel te worden versterkt.
Eigenaren van wie de woningen constructief verbonden zijn, zullen daarom tot een gemeenschappelijke keuze moeten komen voor versterking op basis van het oude versterkingsadvies of herbeoordeling. Dit komt niet alleen in Tuikwerd voor, maar is een bekend gegeven op meerdere plekken in de versterkingsoperatie. Dit vraagt steeds om een proces waarbij bewoners hun eigen wensen kunnen meenemen, en ze tegelijkertijd met de buren tot een gezamenlijk plan moeten komen. De NCG zal de buren hierbij ondersteunen en zal een zorgvuldig proces opzetten waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken over de te maken keuze. Daarbij kan de NCG al een indicatie geven van de mogelijke uitkomst van een herbeoordeling of het pand aan de veiligheidsnorm voldoet of niet. Ook kunnen deze eigenaren advies inwinnen bij een onafhankelijke adviseur. Hierdoor kunnen eigenaren een overwogen keuze maken. In het geval de buren verschillende wensen hebben en er samen niet uit lijken te komen, zal de NCG zich blijven inspannen om via overleg en bemiddeling met de eigenaren tot een gezamenlijke beslissing te komen.
Wat vindt u ervan dat investeerders een vertragende factor zijn in óf de versterking, óf de uitkering van de 30.000 euro? Wat vindt u ervan dat bewoners dus nog langer moeten wachten?
In het kader van de bestuurlijke afspraken krijgen alle eigenaren van wie het adres met verouderde inzichten is beoordeeld, de keuze om een nieuwe beoordeling aan te vragen. Eigenaren hebben zes maanden de tijd om deze keuze te maken. Deze periode is voor alle eigenaren gelijk. Doorverkoop van een woning heeft geen effect op deze termijn.
Wat zijn de gevolgen van dat wachten voor de bewoners, in ogenschouw nemend dat de bouwkosten steeds stijgen en het leven duurder wordt?
Zoals ook blijkt uit de beantwoording van vraag 4 en vraag 5, worden de budgetten voor de bouwkosten die nodig zijn voor de versterking geïndexeerd. Hiermee zorgt de NCG ervoor dat bewoners geen eigen geld hoeven te investeren om een woning terug te krijgen die naar aard, omvang en gebruik vergelijkbaar is.
Deelt u de mening dat, wanneer er per huis een plan geweest zou zijn, de mensen die de keuze vlot maken al op zijn minst verder zouden zijn dan nu?
Indien u bedoelt dat er in situaties zoals in Tuikwerd per individueel huis in plaats van per constructief verbonden blok een versterkingsplan wordt gemaakt, deel ik die mening niet. Zoals ook in het antwoord op vraag 17 beschreven, is het bij constructief verbonden woningen in de meeste gevallen niet mogelijk om woningen individueel te versterken. Ook een plan per huis zal daarom pas ten uitvoer kunnen worden gebracht nadat dit is afgestemd op het plan voor het hele blok. Daarvoor is het nodig dat alle eigenaren de tijd hebben gehad een weloverwogen beslissing te nemen.
De aanwijzing aan gemeenten over de huisvesting van asielzoekers |
|
Jasper van Dijk |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Ankie Broekers-Knol (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «College Alkmaar kijkt of het opvang asielzoekers kan aanvechten»?1
Het staat het college uiteraard vrij om de mogelijkheden daartoe te verkennen. Vanuit het Rijk treden wij niet in lokale overwegingen daaromtrent.
Waarom heeft u vijf gemeenten overvallen met een aanwijzing om asielzoekers op te vangen in plaats van ze te benaderen over vrijwillige medewerking aan asielopvang?2
In de brief aan uw Kamer getiteld «Acute noodopvang asielzoekers» d.d. 14 december 20213 is uiteengezet welke stappen vooraf zijn gegaan aan het aanwijzen van specifieke opvanglocaties.
Sinds november 2019 is gepoogd om duurzaam extra opvangplekken voor Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna COA) te realiseren o.a. in overleg met gemeenten. Zo heeft het kabinet op 24 augustus 2021 naar alle Commissarissen van de Koning, colleges van gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en Wethouders brieven gestuurd met het verzoek via de Provinciale Regietafels extra opvangplekken te realiseren. De Veiligheidsregio’s hebben extra inspanningen geleverd. Daarnaast hebben leden van het kabinet, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) de afgelopen periode veel contact gehad met provincies, gemeenten en andere betrokken partijen, zoals Defensie en woningcorporaties, om extra opvangplekken te realiseren en de huisvesting van vergunninghouders naar gemeenten te versnellen. Desondanks werd in december duidelijk dat alle lopende gesprekken onvoldoende zouden zijn om het benodigde aantal van 2000 extra plekken tot eind 2021 te realiseren. Daarmee ontstond het onaanvaardbare risico dat Nederland asielzoekers niet langer menswaardige opvangvoorzieningen kon bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de Europese- en internationale verplichtingen aan gehouden zijn. Het kabinet vond dit onacceptabel en heeft daarom specifieke locaties aangewezen die op korte termijn ingezet konden worden om toch de benodigde opvangplekken te creëren.
Gezien de acute noodsituatie was er in december, om crisisnoodopvang in tenten en gymzalen te voorkomen, geen andere mogelijkheid meer dan het aanwijzen en feitelijk in gebruik nemen van geïnventariseerde locaties voor de tijdelijke noodopvang van asielzoekers.
De genoemde brieven hadden tot doel de betreffende gemeenten te bewegen al het nodige te doen om de acuut noodzakelijke tijdelijke asielopvang op zeer korte termijn te realiseren. Die noodzaak is onverkort aanwezig. De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Omdat een dergelijke aanwijzing desalniettemin een vergaande stap is, is in de aanloop veelvuldig contact geweest met het lokaal bestuur door leden van het kabinet, medewerkers vanuit de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, de Rijksheren (Commissarissen van de Koning) en vertegenwoordigers van het COA. Daarbij is ook ondersteuning aangeboden vanuit COA voor het gereed maken van de locaties. Kosten die gemeenten maken worden via het COA door het Rijk vergoed. Inmiddels zijn diverse gemeenten voortvarend aan de slag gegaan om de gevraagde noodopvangplekken te realiseren.
Op welke wijze is de keuze voor deze vijf gemeenten en de betreffende locaties tot stand gekomen? Waarom niet gemeenten zoals Wassenaar, Aerdenhout, Bloemendaal of het Gooi? Kunt u dit toelichten?
De locaties zijn gekozen omdat zij volgens het COA over de capaciteit beschikken om de benodigde bijdrage aan de opvang van asielzoekers te leveren en daarvoor op korte termijn geschikt gemaakt konden worden. Ook is rekening gehouden met enige spreiding over het land. Gezien de acute noodsituatie was het niet mogelijk om rekening te houden met eerdere inzet van gemeenten of regio’s in het realiseren van opvang.
Op basis van welke wet- of regelgeving mag u dit soort aanwijzingen geven?
De Nederlandse staat heeft zich via het EU-recht, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Vluchtelingenverdrag, de Opvangrichtlijn en andere internationale verdragen verbonden aan het opvangen en begeleiden van asielzoekers, vanuit de overtuiging dat mensen die vluchten voor vervolging en geweld recht hebben op bescherming in Nederland.
Nederland neemt deze internationaalrechtelijke verplichtingen serieus en wil asielzoekers op een humane wijze opvangen. Daar zijn alle Nederlandse overheden voor nodig. Het risico dat Nederland geen opvang kon bieden eind december aan asielzoekers was dusdanig groot dat het kabinet zich genoodzaakt zag om locaties in gemeenten aan te wijzen waar acute noodopvang gerealiseerd moet worden om crisisnoodopvang te voorkomen.
De aanwijzingen hebben geen grondslag in Nederlandse wet- en regelgeving, zoals ik gemeld heb bij de begrotingsbehandeling JenV in de Eerste Kamer op 21 december jl. Het betreft geen aanwijzing in juridische zin en de brieven hebben dan ook geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Het gebruik van de term aanwijzing is ingegeven door de acute noodsituatie waarvan sprake was, mede gezien de internationaalrechtelijke verplichtingen waaraan Nederland zich verbonden heeft.
Wanneer heeft het kabinet het besluit tot aanwijzingen genomen en hoe heeft u de gemeenten en provincies toen daarover geïnformeerd?
Het besluit tot het aanwijzen van de locaties in de gemeenten is een vergaande stap die via een bestuurlijk afstemmingsproces tot stand is gekomen. In de week van 6 december is door ons, het COA en de overige deelnemers van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie, alsmede de Rijksheren, geconcludeerd dat de opgaven ten aanzien van het realiseren van extra opvangplekken in 2021 niet zouden worden behaald. Dit was een onaanvaardbaar vooruitzicht, omdat het zou betekenen dat mensen met een recht op opvang niet opgevangen zouden kunnen worden. Vervolgens zijn in goed overleg op verschillende bestuurlijke niveaus de mogelijkheden besproken tot het nemen van dringender en dwingender maatregelen. Met inachtneming van het besprokene is door het kabinet in diezelfde week nog besloten om daadwerkelijk over te gaan tot het versturen van de aangehaalde brieven waarin specifieke locaties zijn aangewezen. Hierover is vervolgens contact geweest door medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en mijzelf met de betreffende gemeenten en de Rijksheren van de provincie waarin deze gemeenten gelegen zijn, vóór de brieven ook daadwerkelijk zijn verstuurd.
Hoe heeft u in dit besluit de lessen van de asielcrisis van 2015/16 betrokken?
De lessen van de verhoogde asielinstroom van 2015/2016 zijn betrokken bij de besluitvorming vorige maand. Uit die periode hebben we onder meer geleerd dat de inzet van crisisnoodopvang zeer onwenselijk is en waar mogelijk voorkomen moet worden. Bij de inzet van crisisnoodopvang gaat het om het gebruik van bijvoorbeeld sporthallen om asielzoekers gedurende een korte periode van drie tot zeven dagen op te vangen. Na een week sluit de crisisnoodopvanglocatie en verhuizen asielzoekers naar een volgende locatie.
De inzet van crisisnoodopvang zou in het licht van de huidige omstandigheden, de bestaande situatie verergeren. Anders dan in de periode 2015/2016 worden nu niet met voldoende snelheid nieuwe reguliere opvanglocaties gerealiseerd. Zonder het perspectief van dergelijke locaties zouden asielzoekers voor langere tijd van crisisnoodopvanglocatie naar crisisnoodopvanglocatie moeten verhuizen. Dit zou veel vragen van asielzoekers (waaronder kinderen) die wekelijks zouden moeten verhuizen, van een veel groter aantal gemeenten, die telkens opnieuw een locatie gereed moeten maken en afbreken, en van omwonenden. De verwachting was daarom dat dit voor gemeenten, inwoners en asielzoekers een nog onwenselijkere situatie met zich mee zou brengen die bovendien geen stabiliteit biedt. Onderwijs voor kinderen van asielzoekers wordt dan ook niet goed meer mogelijk.
Het aanwijzen van de locaties was het laatste redmiddel om deze crisisnoodopvang te voorkomen, nadat het kabinet vanaf november 2019 en laatstelijk afgelopen zomer de noodklok over het gebrek aan opvangplekken had geluid. Het betreffende lokaal bestuur is gevraagd om het opstarten van de locatie vorm te geven, waar mogelijk met hulp van de veiligheidsregio, buurgemeenten, provincie en maatschappelijke partners zoals het Rode Kruis. Kosten hiervan zullen via het COA door het Rijk worden vergoed.
Zou het eerder en open communiceren over het mogelijk aanwijzen van locaties niet leiden tot meer vrijwillige medewerking van gemeenten? Zo nee, waarom denkt u van niet?
Zoals eerder geschetst hebben diverse bestuurlijke overleggen op verschillende niveaus sinds november 2019 helaas niet geleid tot de realisatie van voldoende opvangplekken. Binnen de migratieketen wordt gestreefd naar een heldere en transparante wijze van communiceren en samenwerken. Op het proces van het aanwijzen van locaties voor acute noodopvang, zal in de verschillende bestuurlijke gremia teruggeblikt worden om daar lering uit te trekken.
Deelt u de mening dat deze werkwijze niet bijdraagt aan het draagvlak onder gemeenten en bewoners om asielzoekers op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich ervan bewust dat de brief met de aanwijzing een lastige boodschap kan betekenen voor de desbetreffende gemeenten maar ziet tegelijkertijd het noodzakelijke draagvlak in de samenleving en bij de gemeenten voor opvang van asielzoekers. We staan gezamenlijk voor een grote opgave. Momenteel zijn 12.000 statushouders nog niet uitgestroomd uit de asielopvang, hebben we vorige zomer 2.400 geëvacueerde Afghanen opgevangen en konden mensen die geen recht hadden op verblijf in Nederland nog niet uitstromen vanwege de geldende COVID-maatregelen. Voor de aangewezen locaties is ondersteuning aangeboden voor het gereed maken van de aangewezen locaties en worden gemaakte kosten, via het COA, door het Rijk ook vergoed.
Hoe verhoudt deze werkwijze zich tot de ambitie van het kabinet om de juridische procedures tussen overheden terug te dringen? Hoe gaat u juridische procedures proberen te voorkomen?
We onderschrijven deze ambitie én achten het van groot belang dat asielzoekers die naar Nederland komen menswaardig opgevangen worden. We hebben op het moment van schrijven geen reden om aan te nemen dat als gevolg van het geven van de aanwijzingen voor de locaties het aantal juridische procedures zal toenemen. Wij houden veelvuldig contact met de betrokken overheden en ondersteunen hen zo veel mogelijk in de uitvoering.
Kunt u uitsluiten dat er dit jaar nog meer gemeenten worden overvallen met een aanwijzing om asielzoekers op te vangen? Zo nee, waarom niet?
We hechten eraan te benadrukken dat de huidige goede samenwerking tussen het Rijk, provincies en gemeenten via de diverse overleggremia over asielopvang de regel is. Het valt op voorhand evenwel niet uit te sluiten dat opnieuw een onaanvaardbaar risico ontstaat dat de Nederlandse Staat asielzoekers niet langer fatsoenlijke opvangvoorzieningen kan bieden waar we vanuit humanitair oogpunt en op grond van de EU- en internationaalrechtelijke verplichtingen aan gehouden zijn.
Het bericht dat vaste bewoners van Bungalowpark L’Air Pur in Baarle-Nassau hun vaste plek willen behouden. |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent u het artikel «Na jaren wonen op bungalowpark, willen bewoners vaste plek behouden: »Wij voorzien in alles»?1
Ja.
Klopt het dat 74 vaste bewoners van de gemeente te horen hebben gekregen weg te moeten uit hun eigen bungalow en een dwangsom hebben gekregen?
Er zijn lasten onder dwangsom opgelegd. De gemeente Baarle-Nassau herkent het genoemde getal van 74 bewoners niet. Er lopen op dit moment 3 lasten onder dwangsom.
Hoe rijmt het bovenstaande met de aangenomen motie-Van Eijs c.s. over het toepassen van de menselijke maat in de handhaving op permanente bewoning van recreatieparken?2
Het is belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat kwetsbare mensen op straat komen te staan, wanneer gehandhaafd wordt op permanente bewoning. Ik vraag gemeenten daarmee rekening te houden, door ondersteuning te bieden bij het vinden van vervolghuisvesting.
De gemeente Baarle-Nassau geeft aan oog te hebben voor de positie van kwetsbare mensen op parken, en bij de handhaving rekening te houden met hun positie. Voor zover bekend hebben alle mensen die door handhaving hun recreatiewoning in de gemeente Baarle-Nassau moesten verlaten vervolghuisvesting gevonden.
Bent u bereid om, in teijden van een groot woningtekort, de gemeente Baarle-Nassau aan te spreken op het toepassen van de menselijke maat in de handhaving op permanente bewoning van recreatieparken?
Ik heb met de gemeente gesproken. De oproep om de menselijke maat toe te passen was reeds bekend bij de gemeente.
Wat vindt u van het feit dat de vaste bewoners al 16 jaren in alle onzekerheid wonen op Bungalowpark L’Air Pur?
Permanente bewoning van recreatiewoningen in de gemeente Baarle-Nassau is in beginsel niet toegestaan. Hierover bestaat geen onduidelijkheid.
Deelt u de mening dat het herbestemmen van Bungalowpark L’Air Pur een goede oplossing is voor de onzekerheid van de vaste bewoners?
Het is aan de gemeente en provincie om deze afweging te maken. Zij hebben als bevoegd gezag het beste zicht op de wenselijkheid en mogelijkheid aangaande het al dan niet toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen.
Heeft de gemeente Baarle-Nassau al een verzoek gedaan om het aanjaagteam voor het herbestemmen van recreatieparken in te zetten om de mogelijkheden te bekijken? Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken? Zo nee, bent u bereid de gemeente Baarle-Nassau te informeren over het aanjaagteam?
Ik heb de gemeente geïnformeerd over het expert- en aanjaagteam.
Bent u anders bereid het aanjaagteam uitzonderlijk op uw verzoek in te zetten om de mogelijkheden voor het herbestemmen van Bungalowpark L’Air Pur te bekijken en te rapporteren naar u en naar de Kamer?
Het is aan de gemeente om het team actief in te zetten. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Wat is de stand van zaken van de aangenomen motie-Koerhuis over het heropenen van de regeling om permanente bewoning van recreatiewoningen toe te staan?3
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 15 december 20214 heb gemeld, doe ik momenteel nader onderzoek in het kader van de motie Bisschop (recreatiewoningen).5 Het onderzoek zal de neveneffecten van de wijzing van het Besluit omgevingsrecht en mogelijke oplossingsrichtingen in kaart brengen. Ik wacht met verzending van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (recreatiewoningen) aan de Afdeling advisering van de Raad van State tot ik uw Kamer heb kunnen informeren over de uitkomsten van dit onderzoek. Naar verwachting kan ik uw Kamer en de Eerste Kamer in het voorjaar van 2022 informeren. De Kamers hebben dan de mogelijkheid om zich uit te spreken over de conclusies van het gedane onderzoek. Daarna zal ik het ontwerpbesluit ter advisering aan de Raad van State sturen, conform de gebruikelijke procedure.
Deelt u de mening dat in aanloop naar het herbestemmen van een recreatiepark het toestaan van de permanente bewoning van recreatiewoningen een goede oplossing is voor de onzekerheid van de vaste bewoners?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u anders bereid het aanjaagteam uitzonderlijk op uw verzoek in te zetten om de mogelijkheden voor het toestaan van de permanente bewoning van bungalows op Bungalowpark L’Air Pur te bekijken en te rapporteren naar u en naar de Kamer?
Nee, dat vind ik niet wenselijk. Ik treed niet in de bevoegdheid van decentrale overheden. Zij hebben het best zicht op mogelijkheden.
Het woonplan “Dijkzone” in Den Helder. |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hoe kijkt u in zijn algemeenheid aan tegen bouwen op plaatsen die door zeespiegelrijzing getroffen kunnen worden? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Met het waterveiligheidsbeleid wordt geanticipeerd op met het toekomstige overstromingsrisico op basis van een inschatting van de ontwikkeling van de economische waarde van het te beschermen gebied. Dit betekent bijvoorbeeld dat rekening is gehouden met de stijgende waarde van gebouwen door bijvoorbeeld nieuwe woningen in overstroombare gebieden bij het vaststellen van de normen voor de waterkeringen, in de Randstad en daarbuiten, mee te nemen in de berekeningen. We versterken keringen wanneer dat nodig is. Omdat we hierbij rekening houden met een toename van rivierafvoeren en een hogere zeespiegel in de toekomst, is er geen directe dreiging voor de plaatsen, die u in uw vraag beschrijft. Het Expertisenetwerk Waterveiligheid geeft aan dat het huidige systeem op die wijze zeker 1 meter zeespiegelstijging aan kan (Advies Houdbaarheid Nederlandse waterveiligheidsstrategieën bij versnelde zeespiegelstijging – ENWinfo).
Met het oog op de lange termijn gevolgen van klimaatverandering wordt in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging nader onderzoek gedaan naar de effecten van zeespiegelstijging op ons water(veiligheids)systeem, hoe lang dat systeem houdbaar is en hoe we op andere manieren om kunnen gaan met meerdere meters zeespiegelstijging in de toekomst. Ook zal de komende periode de lijn van het bodem- en watersysteem als ordenend principe in ruimtelijke planvorming, zoals benoemd in het coalitieakkoord, nader uitgewerkt worden, zowel landelijk en regionaal. In mijn reactie op het advies van de Deltacommissaris, die ik u in het eerste kwartaal van 2022 doe toekomen, zal ik hier verder op in gaan.
Is Den Helder een plaats die door zeespiegelrijzing getroffen kan worden?
De hele Nederlandse kust zal te maken krijgen met zeespiegelstijging. Nederland is kwetsbaar voor overstromingen ook al is de kans op een overstroming klein. Zonder primaire waterkeringen zou ongeveer 60% van ons land regelmatig onder water staan. In dit gebied wonen ongeveer 9 miljoen mensen en wordt circa 70% van ons bruto nationaal product verdiend. Primaire waterkeringen (dijken, dammen, duinen) bieden bescherming tegen overstromingen bij hoogwater vanuit zee, grote rivieren en meren. De dijk bij Den Helder beschermt het achterliggende gebied tegen overstroming vanuit zee.
Bent u het met de stelling eens dat het bouwen op plaatsen, die in de (nabije) toekomst door ziespiegelrijzing getroffen kunnen worden, vermeden moet worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Dient er scherpere (bouw)regelgeving te komen voor het bouwen langs de kust? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De keuze en verantwoordelijkheid om te bouwen langs de kust ligt bij provincies en gemeenten. Er gelden vanuit het huidige waterveiligheidsbeleid wel strikte regels voor het ontwikkelen in de kuststrook (strand en duingebied). Nieuwe ontwikkelingen worden door de waterkering beheerder beoordeeld zodat de waterkerende functie van de zeewering niet wordt aangetast. Daarmee is geborgd dat bij bouwen langs de kust het beschermingsniveau voor het gebied achter de duinen en keringen op orde blijft. Binnen de regio’s worden vervolgens integrale afwegingen gemaakt met betrekking tot te bebouwen locaties, waarbij rekening wordt gehouden met diverse factoren en belangen (zoals de woningvraag, leefbaarheid, verstedelijking, bereikbaarheid en verduurzaming inclusief klimaatadaptatie). Het is aan lokale partijen om hier nader invulling aan te geven.
Heeft de kust bij Den Helder versterking nodig? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft aangegeven dat de dijk er plaatse van het woonplan aan de waterveiligheidsnorm voldoet (zie ook vraag 23). Op een aantal andere locaties moet de dijk in Den Helder wel worden versterkt. Uit de wettelijke beoordeling is gebleken dat de dijk daar niet aan de norm voldoet.
Voor het beoordelen en versterken van dijken brengt het Ministerie van IenW richtlijnen en handleidingen uit vanwege de systeemverantwoordelijkheid die dit ministerie heeft voor waterveiligheid.
Acht u het wenselijk om, gezien de enorme opgave die er nu al met betrekking tot dijkverzwaring en ophoging liggen, bij zeeweringen te bouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan het waterschap om te beoordelen of bouwen bij een primaire kering mogelijk is in het licht van toekomstige versterkingsopgaven. Om voldoende ruimte te behouden en te reserveren voor versterkingen, houden de waterkeringbeheerders conform de Waterwet hun legger actueel. Daarin staat de exacte ligging van de waterkering en de verschillende zones (waterstaatswerk en beschermingszone), inclusief de ruimtelijke reservering voor toekomstige dijkversterkingen.
Is het gezien het advies van de Deltacommissaris verstandig om in Den Helder bij zeeweringen te bouwen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?1
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het eens met de Deltacommissaris als deze in zijn advies schrijft dat er bij de woningbouw onvoldoende rekening wordt gehouden met de langetermijngevolgen van klimaatverandering, en met de eisen die water en bodem stellen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Net als de Deltacommissaris vind ook ik het belangrijk om bij de woningbouwopgave rekening te houden met de langetermijngevolgen van klimaatverandering, zodat de gevolgen niet op de toekomstige generaties worden afgewenteld en zoals ook opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)2. Tegelijkertijd is de woningnood groot en is er op korte termijn behoefte aan betaalbare woningen om de woningnood op te lossen. Hierbij staan we vanuit het oogpunt van klimaatadaptatie voor een flinke uitdaging, omdat een groot deel van onze bestaande woningvoorraad zich bevindt in voor klimaatverandering gevoelige gebieden, zo ook een groot deel van onze nieuwbouwopgave. Voor sommige gebieden met grote kwetsbaarheden en veel nieuwbouwwoningen kan er een spanning zijn tussen de ambities van aantal woningen en klimaatadaptie. In de reactie op het advies van de Deltacommissaris zullen we aangeven hoe we aan de slag gaan met deze uitdaging om enerzijds snel betaalbare woningen te realiseren en anderzijds rekening te houden met gevolgen van klimaatverandering.
Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat water en bodem sturend moeten worden in ruimtelijke planvorming. Dit houdt in dat bij de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen en functies gekeken wordt wat past vanuit het bodem- en watersysteem, waarbij integraal rekening wordt gehouden met de andere belangen die een rol spelen bij woningbouwontwikkeling. In mijn reactie op het advies van de Deltacommissaris kom ik uitgebreider terug op een uitwerking hiervan.
Bent u bekend met het woonplan «Dijkzone»?2
Het plan Dijkzone in Den Helder is bekend en wordt vermeld in de monitor plancapaciteit van de provincie Noord-Holland4. Dit woonplan bevindt zich nog in de onderzoeksfase en is nog niet door de provincie beoordeeld. Daarmee is nog niet vastgesteld of dit woonplan al dan niet doorgang kan vinden. Van onomkeerbare besluiten over dit plan is vooralsnog geen sprake. Daarvoor dient eerst de onderzoeksfase te worden afgerond en het reguliere besluitvormingsproces te worden doorlopen, met inspraakmogelijkheden voor belanghebbenden.
Heeft het kennisprogramma Zeespiegelstijging het woonplan «Dijkzone» doorgerekend? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee. Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging rekent geen specifieke plannen door. In dit Kennisprogramma, wordt o.a. onderzoek gedaan naar de houdbaarheid van het huidige waterveiligheidsbeleid en de wijze waarop we Nederland nu beschermen tegen overstromingen in het licht van zeespiegelstijging. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar alternatieve oplossingsrichtingen om Nederland op de lange termijn te kunnen blijven beschermen. Uw Kamer wordt op de hoogte gehouden van de vorderingen5.
Wat betekent het rapport van Sweco, Defacto, Deltares en Ecorys, waaruit blijkt dat ruimtelijke plannenmakers en waterbeheerders rekening moeten houden met een extra reservering van 20 tot 50 meter tot 2050 voor toekomstige dijkversterkingen, voor het woonplan «Dijkzone»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Keringbeheerders leggen zowel de ligging van een kering als een ruimtelijke reservering voor toekomstige versterking vast in de legger (zie vraag 6). In het woonplan «Dijkzone» wordt voorgesteld de binnendijkse reservering voor toekomstige versterking nu al in te vullen via het ontwerp van de dijkversterking, in combinatie met woningbouw op de binnenkant van de dijk. Het ontwerp van de dijkversterking houdt rekening met een zeespiegelstijging van 3,5 meter. Daarnaast is er ruimte om met aanvullende maatregelen, boven op die 3,5 meter, nog eens 1,5 meter zeespiegelstijging aan te kunnen. Er is daarom geen sprake van strijdigheid met het genoemde rapport.
Welke maatregelen zijn in Den Helder nodig om rekening te houden met het advies van de deltacommissaris om op voorhand ruimte te reserveren bij een toekomstige zeespiegelstijging van 2 meter op de Noordzee? In het geval dat deze maatregelen nog niet bekend zijn, wanneer worden deze maatregelen bekend gemaakt?
Voor dit antwoord is bij HHNK navraag gedaan, omdat het Hoogheemraadschap verantwoordelijk is voor de dijk. HHNK heeft aangegeven dat het voor de Helderse Dijk ter plaatse van het woonplan, op basis van de huidige wettelijke normen, de verwachting is dat over ca. 80 tot 100 jaar versterkingsmaatregelen nodig zijn. In het versterkingsplan in het woonplan «Dijkzone» wordt een grondaanvulling gedaan aan de binnenzijde waardoor het dijklichaam veilig is voor 200 jaar. Deze aanvulling is gedimensioneerd op een zeespiegelstijging van +3,5 meter. Met deze 3,5 m wordt er dus op voorhand meer ruimte gereserveerd dan nodig is voor een zeespiegelstijging van 2 meter. Daarnaast is er ook nog ruimte in het plan om verdere maatregelen te kunnen nemen als de zeespiegelstijging in een verre toekomst +5 m wordt. Daarmee wordt rekening gehouden met de problematiek voor toekomstige generaties.
Hoe past het woonplan «Dijkzone» in de adviezen van de deltacommissaris d.d. 6 december jongstleden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe realistisch het woonplan «Dijkzone» is, moet vooral blijken uit de haalbaarheidsanalyse die momenteel wordt uitgevoerd door Woningstichting Den Helder/Helder Vastgoed BV, Hoogheemraadschap Hollands-Noorderkwartier en de gemeente. Uit de studie moet blijken wat er mogelijk is qua woningbouw op deze locatie. Hierbij wordt onder andere gekeken in hoeverre de plannen passen binnen het vigerende beleid en de regelgeving en wat dit betekent voor de veiligheid van toekomstige generaties. Ook de kosten en risico’s die met het plan gepaard gaan worden in beeld gebracht. Daar het plan zich nog in de haalbaarheidsfase bevindt en onderzoeken nog moeten worden uitgevoerd door betrokken partijen, kunnen nadere vragen hierover momenteel nog niet worden beantwoord. Verder is het aan lokale partijen om, na afronding van het haalbaarheidsonderzoek, een integrale afweging te maken over het al dan niet doorgang laten vinden van dit woonplan.
Bent u het met de stelling eens dat gezien de adviezen van de deltacommissaris het woonplan «Dijkzone» geen goed idee is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Is de verwachte levensduur van woningen in het woonplan «Dijkzone» gezien de klimaatveranderingen realistisch te noemen?
Het doorrekenen van zeespiegelscenario’s voor de dijkversterking in het woonplan valt onder de verantwoordelijkheid van het waterschap. HHNK geeft aan dat Deltares een review heeft uitgevoerd op het plan en de bijbehorende ontwerpberekeningen voor de dijkverzwaring. In deze review wordt aangegeven: «De gehanteerde zeespiegelscenario’s zijn in lijn met tamelijk conservatieve bovengrensbenaderingen van twee recente IPCC rapporten en daarmee is het onwaarschijnlijk dat het ontwerp niet zal voldoen aan toekomstige zeespiegelwaarden. Ook ten aanzien van de gebruikte waarden voor golfoverslag over de kruin worden ten aanzien van debiet en duur van de overslag bovengrensbenaderingen gebruikt die als (meer dan) voldoende robuust worden beoordeeld.»
Met het gehanteerde binnentalud wordt op basis van een aanname voor zeespiegelstijging van +3,5 meter voldaan aan de dijkveiligheid voor 200 jaar. Indien deze aanname toch niet voldoende conservatief blijkt, dan is er een ruimtelijke reservering opgenomen die het juridisch en ruimtelijk mogelijk maken om verdere versterkingsmaatregelen te treffen, zonder daarbij woningen te amoveren. De kans op een hogere zeespiegelstijging de komende 200 jaar wordt op basis van het meest recente IPCC-rapport niet onmogelijk geacht, maar zeer onwaarschijnlijk. In het plan zijn daarom ook maatregelen voor een zeespiegelstijging tot +5 meter verkend. Er blijft voldoende ruimte beschikbaar voor ophoging van de dijkkruin en voor het plaatsen van stabiliteitsschermen om een dergelijke zeespiegelstijging aan te kunnen.
Er zijn geen gevolgen voor toekomstige generaties ten aanzien van het binnentalud. Het te hanteren talud is zodanig gedimensioneerd dat er voor 200 jaar geen versterking meer nodig is.
Is dit woonplan van Woningstichting Den Helder (WSDH) of van de projectontwikkelaar (Vastgoed Den Helder BV)?
Het onderzoek naar woningbouwplan Dijkzone is verricht in een samenwerking tussen Woonstichting Den Helder/Helder Vastgoed BV en de gemeente Den Helder. Helder Vastgoed BV komt voort uit de Woningstichting Den Helder. De gemeente Den Helder, Helder Vastgoed BV en het Hoogheemraadschap Hollands-Noorderkwartier hebben in 2021 een intentieovereenkomst ondertekend om het plan nader te onderzoeken.
Is het woonplan «Dijkzone» een schending van het kustpact? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, dit project betreft reguliere woningbouw. Het Kustpact heeft enkel betrekking op recreatieve bebouwing in de kustzone zoals die door de Kustpactpartners is gedefinieerd.
Kunt u aangeven of de gegevens uit het laatste rapport van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van begin augustus van dit jaar al volledig voor dit woonplan zijn doorgerekend? Zo ja, kunt u deze doorrekening toesturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Is Den Helder een overstromingsgevoelig gebied?
Zie antwoord vraag 2.
Welk binnentalud wordt er voor dit woonplan gehanteerd?
Het binnentalud heeft een taludhelling tussen 1:4 en 1:5.
In hoeverre wijkt dit gehanteerde binnentalud af van het gangbare? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor zeedijken in Nederland zijn binnentaluds met een taludhelling van 1:4 – 1:7 gangbaar.
Het gehanteerde talud wijkt hier niet van af.
Welke consequenties heeft dit te hanteren binnentalud voor mogelijk toekomstige, noodzakelijke aanpassingen? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Ziet u, net zoals de deltacommissaris in zijn advies in zijn algemeenheid stelt, met betrekking tot het woonplan «Dijkzone» problemen en/of schade voor toekomstige generaties?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn er mogelijke gevolgen voor toekomstige generaties als gevolg van het binnen het woningbouwproject te hanteren binnentalud? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Klopt het dat de dijk aan de buitenzijde in het woonplan niet aangepast wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ja, dat klopt. HHNK geeft aan dat de dijk aan de buitenzijde niet wordt aangepast als onderdeel van het woonplan. Het versterken van de waterkering aan de buitenzijde blijft mogelijk. In de reguliere wettelijke beoordeling zal de sterkte van dit deel van kering worden beoordeeld. Als blijkt dat de buitenzijde niet voldoet aan de eisen, zal deze worden versterkt.
Wat leert het onderzoek in 2018 naar de kwaliteit van de asfaltbekleding op de betreffende dijk? En welke consequenties heeft dit onderzoek voor het woonplan «Dijkzone»?
De (asfalt)bekleding is in 2018 beoordeeld door HHNK. Hieruit is gebleken dat de bekleding binnen het projectgebied volgens de huidige norm voldoet en in de nabije toekomst niet vervangen hoeft te worden. Toekomstige aanpassing van de asfaltbekleding blijft mogelijk. HHNK geeft aan dat het onderzoek geen consequenties heeft voor het woonplan «Dijkzone».
Hoe geloofwaardig is het als Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) veronderstelt dat de ophoging van de zeedijk nog circa 200 jaar meegaat gezien de toekomstige zeespiegelstijging? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Is het woonplan nog realistisch gezien de uitkomsten in het IPCC-rapport? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 15.
Is het woonplan «Dijkzone» nog realistisch gezien de geschiktheidskaart bebouwing met geplande woningen tot 2029? Kunt u uw antwoord nader toelichten?3
Zie antwoord vraag 13.
Hoe lang schat u in dat de voorgestelde dijkophoging voor dit woningbouwproject bestand zal houden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u het met de stelling eens dat niet alleen in dit woonplan maar in alle woningbouwprojecten langs de kust het van verantwoordelijke zorg zou getuigen als er rekening wordt gehouden met een hogere zeespiegelstijging? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw visie op bouwen langs de kust? Kunt u daar uitgebreid op ingaan?
Zie antwoord vraag 4.
Acht u bouwen langs de kust noodzakelijk?
Zie antwoord vraag 4.
Is er een kans dat we de strijd tegen het water verliezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment is Nederland heel goed beschermd tegen overstromingen vanuit de grote rivieren, meren en de zee. Wel is veel onzekerheid over snelheid en mate van zeespiegelstijging in de toekomst. Om op deze vraag een goed antwoord te geven is meer kennis noodzakelijk. Hier wordt aan gewerkt in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging (zie het antwoord bij vraag 10). Tegelijkertijd staat ook de klimaatwetenschap niet stil. Zo ontstaan er de komende jaren steeds meer inzichten die relevant zijn voor een antwoord op uw vraag.
Hoe kijkt u aan tegen dit woonplan genaamd de «Dijkzone»? Kunt u daar uitgebreid op ingaan?
Zie antwoord vraag 13.
Vindt u de risico’s als gevolg van klimaatveranderingen voor het woonplan «Dijkzone» acceptabel? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Welke risico’s ziet u voor dit woonplan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Zijn er of komen er soortgelijke plannen langs de kust op andere locaties? Zo ja, welke? Zo nee, zijn er redenen waarom deze bouwplannen er niet zijn, en zo ja welke redenen zijn dat?
Ja, plannen van de provincie Noord-Holland zijn te vinden via de monitor plancapaciteit van de provincie Noord-Holland7. Plannen van de provincie Zeeland zijn te vinden via de planmonitor wonen8 Van de overige kustprovincies is de plancapaciteit niet op planniveau bekend.
Past dit woonplan in de visie die u heeft voor bouwen langs de kust? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u het met de stelling eens dat voor dit woonplan (nog) geen onomkeerbare besluiten genomen mogen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Dienen bewoners in uw optiek meer bij het bouwen langs de kust betrokken te worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In zijn algemeenheid vindt de rijksoverheid het belangrijk dat belanghebbenden in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij ruimtelijke planvorming. Daarmee kunnen overheden namelijk op tijd belangen, meningen en creativiteit van belanghebbende op tafel krijgen. Dit geldt zowel voor reguliere ruimtelijke plannen, alsook voor kustplannen. In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn derhalve regels over participatie opgenomen. Als overheden instrumenten van de Omgevingswet vaststellen, moeten ze aangeven hoe belanghebbenden betrokken zijn bij de totstandkoming van deze instrumenten en welke resultaten dat heeft opgeleverd.
Hoe zijn de bewoners bij dit woonplan betrokken?
De betrokken partijen hebben op 14 oktober 2021 een inloopbijeenkomst georganiseerd waar Woningstichting Den Helder/Helder Vastgoed BV, Hoogheemraadschap Hollands-Noorderkwartier en de gemeente aanwezig waren en de stedenbouwkundige van West 8 Landschapsarchitecten een toelichting hebben gegeven op het voorlopig stedenbouwkundig ontwerp.
Hebben de bewoners voldoende inspraak gekregen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De haalbaarheid van het plan wordt onderzocht. Op welke wijze de bewoners bij de totstandkoming van het project worden betrokken is aan de gemeente. In elk geval hebben de bewoners en belanghebbenden in de formele RO-procedure de mogelijkheid om een reactie of zienswijze in te dienen.
Zijn er risico’s die in dit woonplan niet zijn meegenomen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 13.
Met welke maximale zeespiegelrijzing is rekening gehouden bij het ontwerpen van de dijk? En welke golfhoogte, hoogste stormwaterstand en intensieve regenval horen hier dan bij?
De dijkhoogte en dijkstabiliteit worden gedimensioneerd op een zeespiegelstijging van 3,5 m en een aanname voor bodemdaling van 0,5 m voor de komende 200 jaar. Het ontwerp voorziet in de afvoer van water als gevolg van golfoveroverslag over de kruin en neerslag via afstroming naar de achter de nieuwbouw gelegen gracht. Hierbij wordt uitgegaan van neerslagintensiteit met een voorkomen tot 1/1.000 jaar en golfoverslag behorende bij langdurige stormcondities.
Met welke maximale zeespiegelrijzing is rekening gehouden bij het ontwerp van de zeezijde van de dijk? En welke golfhoogte, hoogste stormwaterstand en intensieve regenval horen hier dan bij?
HHNK heeft aangegeven dat rekening is gehouden met een hoogste stormwaterstand van ca. NAP +8 m en een maximale golfhoogte van ca. 2,5 meter bij 3,5 meter zeespiegelstijging.
Hoe hoog is de bestaande dijk en met hoeveel meter moet die in het slechtste scenario worden verhoogd?
De bestaande hoogte van de dijk is +10,5 NAP. In het plan wordt de dijk tot +11,5 m NAP verhoogd aldus HHNK. De benodigde hoogte voor zeespiegelstijging over 200 jaar bedraagt +11 m NAP en voor bodemdaling is 0,5 meter aangehouden. Opgemerkt wordt dat een zeespiegelstijging van 3,5 meter niet 1 op 1 leidt tot dezelfde ophoging van de dijk. Dit heeft o.a. te maken met de aanwezige overhoogte van de huidige dijk.
Is de dijkverhoging in alle scenario’s even hoog? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee. De dijk in het woonplan wordt zodanig opgehoogd dat bij een aanname voor zeespiegelstijging van +3,5 meter over een periode van 200 jaar de waterkering voldoet aan de dijkveiligheid. In een onwaarschijnlijker scenario met hogere zeespiegelstijging kan de dijk nog verder worden opgehoogd. Als de zeespiegelstijging minder snel gaat, dan kan de dijk van deze hoogte langer mee dan 200 jaar.
Is er een scenario denkbaar waarin dit woonplan geen doorgang kan vinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u een nadere toelichting op het ontwerp geven? Kunt u hierbij ook nader ingaan op de ontwerponderwerpen adaptief, buitenwaartse versterking, verbreding, verhoging en welke zeespiegelrijzing?
Het ontwerp van het woningbouwplan en de uitvoering daarvan is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het ontwerp van de dijk en de dijkversterking betreft de verantwoordelijkheid van het waterschap. Deze zal ervoor moeten zorgen dat de woningbouw geen probleem is voor de versterkingsopgave op lange termijn. In beide gevallen beoordeeld de provincie de plannen, het Rijk heeft hierbij geen rol.
Ben u het met de stelling eens dat de inwoners van de gemeente Den Helder vóór de gemeenteraadsverkiezing duidelijkheid moeten krijgen over dit woonplan, de consequenties en de mogelijke risico’s? Zo nee, waarom niet
De gemeenteraadsverkiezingen betreffen een lokale aangelegenheid waar ik mij niet in meng.
Kunt u de toezegging doen dat de inwoners van de gemeente Den Helder vóór de gemeenteraadsverkiezing duidelijkheid krijgen over dit woonplan, de consequenties en de mogelijke risico’s? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 51.
Bent u een voorstander van het woningbouwproject «Dijkzone» op de Helderse Zeewering? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft u of één van uw collega-Ministers nog enige beslissingsbevoegdheid met betrekking tot dit project? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 50.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden en niet clusteren?
Daar waar vragen overlappen of op elkaar aansluiten heb ik geclusterd.
Mislopen hypotheekrenteaftrek in de bijstand en woonkostentoeslag |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Klopt het dat de hypotheekrenteaftrek door een gemeente als inkomen wordt gezien en zodoende wordt ingehouden op een bijstandsuitkering?
Ja, de (voorlopige) belastingteruggave in verband met hypotheekrenteaftrek moet als inkomen, in de zin van artikel 32 Participatiewet, worden aangemerkt. De bijstand biedt immers een laatste vangnet waarbij rekening wordt gehouden met alle middelen waarover iemand beschikt of redelijkerwijze kan beschikken, tenzij het middelen betreft die op grond van artikel 31, tweede lid, Participatiewet zijn uitgezonderd.
Wat is de reden dat de hypotheekrenteaftrek wel wordt ingehouden op de bijstandsuitkering en de huurtoeslag niet?
De bijstandsuitkering is een vangnet en wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. De voorlopige belastingteruggave hypotheekrenteaftrek1 wordt op grond van artikel 32 Participatiewet gezien als inkomen en daarmee als middel in de zin van artikel 31 Participatiewet waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van bijstandsverlening.
De huurtoeslag is op grond van artikel 1 lid 1 onder 2 Wet op de huurtoeslag een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning. Bovendien worden, op grond van artikel 31, tweede lid, onder d van de Participatiewet, tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend en hoeft daarmee dus geen rekening te worden gehouden bij het berekenen van de bijstand.
Bent u het eens dat het onwenselijk is om mensen uit hun eigen woning, vanwege het mislopen van de hypotheekrenteaftrek, te jagen als zij in de bijstand zitten?
Het is, ongeacht de oorzaak, heel vervelend als iemand in betaalproblemen komt en hierdoor is gedwongen zijn woning te verlaten. Huiseigenaren met betaalproblemen worden daarom door kredietverstrekkers en hypotheekadviseurs opgeroepen om tijdig contact op te nemen. De kredietverstrekker kan in samenspraak met de klant maatwerk oplossingen aanbieden en informeren over de mogelijkheden voor (schuld)hulpverlening, bijvoorbeeld via Geldfit.nl. Welke oplossing het meest passend is hangt af van de (financiële) positie van de klant. Daarnaast hebben mensen recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie naar het oordeel van het college sprake is van, uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan. Ik begrijp uit u vraag dat bovengeschetste ondersteuning geen automatisme is. Ik wil binnen het traject rond verbetering van de Participatiewet kijken waar eventueel aanpassingen noodzakelijk zijn, zodat ook eigenwoningbezitters indien zij over een inkomen op minimum niveau beschikken, toereikende financiële ondersteuning ontvangen.
Bent u het eens dat dit, vanwege de woningnood, er toe kan leiden dat mensen gewoonweg op straat belanden?
Zoals in het vorige antwoord is weergegeven, wordt bij betaalproblemen altijd samen met de klant gezocht naar een passende oplossing en op mogelijkheden voor hulp gewezen. Daarbij zijn de inspanningen van de kredietverstrekkers erop gericht dat klanten in hun huis kunnen blijven wonen. Ik ondersteun op dit moment een experiment met vroegsignalering van hypotheekachterstanden van een aantal hypotheekverstrekkers en gemeenten: de hypotheekverstrekker geeft een signaal aan de gemeentelijke schuldhulpverlening als de hypotheekachterstand minimaal twee maanden bedraagt en andere oplossingen voor de financiële problemen niet hebben gewerkt. In vervolg op het signaal doet de gemeentelijke schuldverlening de inwoner met de betaalachterstand een hulpaanbod.2 In het geval dat de klant geen uitzicht op een verbetering van zijn financiële situatie heeft, kan uiteindelijk verhuizen noodzakelijk zijn om grotere financiële problemen te voorkomen.
Klopt het dat woonkostentoeslag alleen betrekking mag hebben op de hypotheekrente, opstalverzekering, onroerendezaakbelasting (ozb), erfpachtcanon, onderhoudskosten, bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE), rioolrecht en waterschapsbelasting?
De woonkostentoeslag kan betrekking hebben op de in de vraag genoemde kostenposten. De woonkostentoeslag is een vorm van bijzondere bijstand die kan worden toegekend als door onvoorziene omstandigheden de noodzakelijke kosten niet meer kunnen worden betaald. Het is aan de gemeenten om dit per individuele situatie te beoordelen.
Klopt het dat bij de woonkostentoeslag die gemeenten kunnen verstrekken, gemeenten uitgaan van de woonlasten minus de hypotheekrenteaftrek? Zo ja, kan het dan voorkomen dat mensen die hierdoor onder de huurtoeslaggrens, die wordt gehanteerd om de woonlasten te berekenen, komen, waardoor zij vervolgens geen aanspraak kunnen maken, vanwege te lage woonlasten, op de woonkostentoeslag?
Individuele gemeenten hebben de ruimte en bevoegdheid om nader invulling te geven aan de eisen die worden gesteld aan het recht op woonkostentoeslag. Bij de beoordeling van een aanvraag voor woonkostentoeslag kijkt het college naar de draagkracht van de aanvrager en de daadwerkelijke noodzakelijke kosten. Daarbij ligt het voor de hand dat het college kijkt naar alle middelen waarover de betrokkene beschikt en voor dit doel kan inzetten. De belastingteruggave in verband met hypotheekrenteaftrek wordt daarbij meegenomen. Ofwel als inkomen zoals in de antwoorden op vraag 1 en 2 gezegd of wel als verlaging van de woonlasten.
Dit kan er inderdaad toe leiden dat het college vaststelt dat er geen recht op een woonkostentoeslag is omdat er voldoende middelen zijn of de woonkosten laag zijn.
De verstrekking van bijzondere bijstand is en blijft daarbij maatwerk. Als de individuele situatie daarom vraagt, biedt de wet ruimte en ik ga gemeenten ook oproepen om – mede gelet op de situatie op de huidige woningmarkt – van die ruimte gebruik te maken.
Bent u het eens dat deze manier van berekenen leidt tot een catch-22 voor mensen die hoge woonlasten hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de (financiële) gevolgen als eigenwoningbezitters de teruggave belasting en premie, zoals de hypotheekrenteaftrek, kunnen behouden en deze niet wordt ingehouden op hun bijstandsuitkering?
Op dit moment werkt de bijstand zo dat een eventuele hypotheekrenteaftrek op de algemene bijstand in mindering wordt gebracht, waarna betrokkene in aanmerking kan komen voor woonkostentoeslag indien zijn woonkosten dusdanig zijn dat hij deze niet volledig vanuit de bijstand inclusief neveninkomsten kan voldoen. Zou de hypotheekrenteaftrek buiten beschouwing worden gelaten. Dan leidt dit binnen het huidige systeem ertoe dat de woningeigenaar dubbel wordt gecompenseerd.
Een verandering hierin zou een wijziging van de Participatiewet vereisen. Op grond van het huidige artikel 32 jo. artikel 31, tweede lid onderdeel f, Participatiewet is een belastingteruggave, zoals die in verband met hypotheekrenteaftrek, een middel dat gekort moet worden op de bijstandsuitkering. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan de bijstand als laatste vangnet, waarbij rekening wordt gehouden met middelen die de aanvrager redelijkerwijs tot zijn beschikking kan hebben.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nog in te plannen commissiedebat Armoede- en schuldenbeleid?
Ja.