Bent u bekend met het bericht ««Marokkanengemeenten» weigeren doelen te stellen»?1
Ja.
Is het waar dat de overgrote meerderheid van de zogenaamde Marokkanengemeenten domweg weigert om duidelijke prestatieafspraken te maken over het terugdringen van criminaliteitscijfers, schooluitval en werkloosheid bij Marokkaans-Nederlandse jongeren, maar niettemin wel jaarlijks de extra 7 miljoen Euro aan belastinggeld incasseert die is vrijgemaakt om de Marokkanenproblematiek aan te pakken, dit in ruil voor wat vage toezeggingen?
Nee. Het Rijk heeft met de 22 samenwerkende gemeenten concrete prestatieafspraken gemaakt, te weten de volgende trendbreuk: in 2012 hebben alle gemeenten een afname gerealiseerd van de oververtegenwoordiging bij schooluitval, werkloosheid en criminaliteit. Met deze prestatieafspraken hebben alle gemeenten zich gebonden aan concrete doelstellingen.
Een jaarlijkse monitor zal duidelijk maken hoe de voortgang per gemeente is. De uitkomsten van de monitor zullen onderdeel zijn van jaarlijks bestuurlijk overleg met de gemeenten. Mocht uit de monitor en het bestuurlijk overleg blijken dat er gemeenten zijn die onvoldoende resultaat boeken, dan kan de ultieme sanctie zijn dat de bijdrage van het Rijk wordt stopgezet.
Deelt u de mening dat hiermee opnieuw is aangetoond dat de «pappen en nathouden»-aanpak van de door Marokkanen veroorzaakte problemen helemaal niet werkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid onmiddellijk te stoppen met het geld uitgeven richting gemeenten die daar niets concreets mee doen?
Nee. Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u nu eindelijk bereid om te stoppen met deze cultuur van «subsidies en experimenten» en in plaats daarvan in te zetten op het van de straat halen van overlastgevers, hen veel harder te straffen en waar mogelijk (in geval van verblijfsvergunning of dubbele nationaliteit) over te gaan tot verwijdering uit Nederland?
Nee. Zie het antwoord op vraag 2.
De uitzetting van Somaliërs |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Kent u het bericht «Hirsch Ballin gaat Somaliërs uitzetten»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er voorbereidingen worden getroffen om een groep Somalische ex-asielzoekers naar Mogadishu uit te zetten en dat er een terugkeerovereenkomst is gesloten met de Somalische overgangsregering? Zo ja, op basis waarvan is deze terugkeerovereenkomst gesloten? En wat zijn de voorwaarden van deze terugkeerovereenkomst?
Op 3 mei 2010 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in een MoU werkafspraken gemaakt met de internationaal erkende Somalische overgangsregering, de Transitional Federal Government van Somalië.
Deze werkafspraken in het kader van terugkeer zijn gebaseerd op de volkenrechtelijke verplichting van staten om de eigen onderdanen terug te nemen.
In het MoU zijn afspraken gemaakt over zowel zelfstandige als gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Somaliërs. Ook voorziet het MoU erin dat de terugkeer plaats kan vinden met gebruikmaking van een EU-staat als reisdocument, indien de vreemdeling hier niet over beschikt.
De DT&V is, zoals gemeld in de brief van 29 maart 2010 (Kamerstuk 29 344, nr. 72), naar aanleiding van de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid begonnen met de nodige voorbereidingen, teneinde gedwongen terugkeer op individuele basis naar Somalië te kunnen realiseren. Afhankelijk van het verdere verloop van deze voorbereiding in de betreffende individuele zaken, zal mogelijk reeds deze zomer tot gedwongen terugkeer op individuele basis kunnen worden overgegaan. Er is geen sprake van een voorgenomen groepsgewijze uitzetting naar Somalië.
Bent u op de hoogte van de brief die de minister van Buitenlandse Zaken onlangs naar de Kamer stuurde waarin staat dat de situatie in Somalië vanuit elk perspectief somber?2 Deelt u deze mening? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Met deze brief van de Minister van Buitenlandse Zaken ben ik bekend. De zorgwekkende situatie in Somalië, die in deze brief wordt geschetst, is in lijn met informatie uit algemene ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Somalië. Zoals ik ook eerder aan uw Kamer heb gemeld, ben ik van mening dat de situatie in Somalië zorgwekkend is.
Onderkent u dat de huidige regering slechts delen van de hoofdstad Mogadishu in handen en onder controle heeft?
Dit beeld herken ik. Dit staat ook vermeld in het laatstverschenen ambtsbericht over Somalië van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bent u op de hoogte van het reisadvies voor Somalië op de site van Buitenlandse Zaken?3
Ja.
Deelt u de mening dat het erg tegenstrijdig is als het ministerie van Buitenlandse Zaken een negatief reisadvies voor Somalië geeft en tegelijkertijd voorbereidingen worden getroffen om ex-asielzoekers uit te zetten?
Nee, deze mening deel ik niet.
Een reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken brengt advies uit ten behoeve van een voorgenomen bezoek aan het land. Indien er een negatief reisadvies ligt voor een land, betekent dit nog niet dat asielzoekers uit dit land voor asielrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Uiteraard komt de zorgwekkende situatie in Somalië in het landgebonden asielbeleid Somalië tot uitdrukking. Zoals ik u in mijn brief van 29 maart 2010 heb gemeld, bied ik groepsgewijze bescherming aan de bevolkingsgroep Reer Hamar vanwege hun bijzonder kwetsbare positie in het land. Deze groep is aangewezen als groep die systematisch bloot staat aan schending van artikel 3 EVRM. Aanvragen van overige Somalische asielzoekers worden uiteraard eveneens beoordeeld in het licht van hetgeen bekend is over de situatie in het land. Dit neemt niet weg dat ook Somalische asielzoekers worden afgewezen als zij niet voor bescherming in aanmerking komen. Zij die na de zorgvuldige afweging niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in Nederland, zullen Nederland moeten verlaten. Hierbij wordt door de Dienst Terugkeer en Vertrek in eerste instantie ingezet op zelfstandige terugkeer. Voor Somalische vreemdelingen die ervoor kiezen niet zelfstandig te vertrekken, komt gedwongen terugkeer naar Somalië aan de orde.
Waarom is er gekozen om voorbereidingen te treffen om een groep Somalische ex-asielzoekers uit te zetten, terwijl gerespecteerde mensenrechtenorganisaties als Amnesty en Human Rights Watch aangeven dat de situatie rondom Mogadishu verschrikkelijk is?
De zorgwekkende situatie in Zuid- en Centraal-Somalië, daaronder begrepen Mogadishu, is betrokken bij de totstandkoming van het beleid, zoals beschreven in de onder antwoord 6 genoemde brief van 29 maart 2010. Die situatie is niet zodanig dat in geen geval terugkeer naar Somalië aan de orde kan zijn. Er wordt ingezet op zelfstandige terugkeer. Bij gedwongen terugkeer kan ook uitzetting naar Mogadishu aan de orde zijn.
Deelt u de mening dat de voorbereidingen van de uitzettingen een vorm van intimidatiepolitiek is?
Deze mening deel ik niet. Als de vreemdeling zijn plicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet nakomt, volgt uit de Vreemdelingenwet de bevoegdheid om dat vertrek gedwongen te realiseren.
Bent u bereid om de voorbereiding van een groep Somalische ex-asielzoekers te herzien? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven betreft het hier geen voorbereidingen voor de uitzetting van een groep Somaliërs. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Bent u bereid, om deze bovenstaande vragen voor de uitzetting te beantwoorden gezien de urgentie?
Ja.
Medische zorg aan asiekzoekers |
|
Hans Spekman (PvdA), Khadija Arib (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht over het overlijden van een Somalische zwangere vrouw in het asielzoekerscentrum te Leersum?1en2
Ja.
Wat is uw mening over het bericht dat de huisarts deze zwangere vrouw, ondanks de pijn die zij had, anderhalf uur op het spreekuur heeft laten wachten?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) stelt een onderzoek in naar het tragische incident. In afwachting van dit onderzoek doe ik geen uitspraken over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden.
Is het waar dat de huisarts een half uur per dag spreekuur houdt op het asielzoekerscentrum, en dat patiënten uren moeten wachten voordat zij aan de beurt zijn? Zo ja, hoe is de huisarts bereikbaar buiten het half uur dat hij spreekuur houdt? Is dit halfuurspreekuur in de regel voldoende voor de zorgvraag in het centrum? Kunnen patiënten dezelfde dag terecht bij de huisarts? Zo nee, hoe lang bedraagt de wachttijd?
Uitgangspunt van het zorgmodel voor asielzoekers is dat de zorg zoveel mogelijk aansluit bij de reguliere zorg voor ingezetenen van Nederland. Dat betekent dat een asielzoeker zelfstandig contact kan opnemen met de huisarts die de zorg aan het betreffende centrum levert. Indien een asielzoeker daartoe niet in staat is, dan heeft hij/zij de mogelijkheid het inloopspreekuur op lokatie te bezoeken. In het zorgmodel is tevens geborgd dat een asielzoeker 24 uur per dag en 7 dagen per week ook toegang heeft tot de zorg via de Praktijklijn van het Gezondheidscentrum asielzoekers (GCA).
Op azc Leersum zijn vier inloopspreekuren per week van 9.00 uur tot 9.30 uur. De inloopspreekuren worden gehouden door de Praktijkondersteuners asielzoekerszorg van de huisarts (POHA). In deze inloopspreekuren wordt door de POHA’s ingeschat of een vervolgafspraak nodig is. In dat geval wordt voor dezelfde dag nog een vervolgafspraak met de POHA’s gemaakt. Wanneer een huisartsenconsult nodig is, wordt in de locale huisartsenpraktijk van de gecontracteerde huisarts een afspraak gepland. Wanneer er sprake is van spoed, kunnen asielzoekers diezelfde dag bij de huisarts terecht, of bezoekt de huisarts het azc voor een spoedvisite.
Ontvangen huisartsen nog steeds een dubbel tarief voor medische zorg aan asielzoekers? Zo ja, waarom is de afspraak met de Kamer op 16 december 2008, namelijk dat zorgverzekeraar Menzis per 1 januari 2010 een overeenkomst zou sluiten met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) over de medische zorg asielzoekers, niet gehaald en gebeurt dit pas in de zomer van 2010?
Huisartsen ontvangen een bedrag per ingeschreven asielzoeker. Dit is een door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) vastgesteld tarief dat hoger ligt dan het bedrag dat zij voor «reguliere» patiënten ontvangen. Bij brief van 18 juni 20103 heb ik uw Kamer meegedeeld dat in 2011 via het Huisartseninformatiesysteem precieze productiecijfers beschikbaar komen. Deze cijfers vormen input voor de gesprekken met NZA om eventueel de tarieven aan te passen.
Hoe is de medische zorg voor asielzoekers buiten kantooruren en in weekenden geregeld? Welke protocollen worden gevolgd ingeval er binnen de asielzoekerscentra een beroep wordt gedaan op huisartsen of andere vormen van medische zorg, met name in acute situaties?
De zorg buiten kantoortijden en in de weekenden is voor asielzoekers geregeld via de Praktijklijn GCA. De asielzoeker kan 7 dagen per week en 24 uur per dag zelfstandig of met behulp van een derde contact opnemen met deze Praktijklijn-GCA. De Praktijklijn-GCA is opgezet als een landelijk callcentrum voor asielzoekers. Alle medische zorgvragen worden door de Praktijklijn-GCA telefonisch voorgelegd aan de plaatselijke huisartsenpost. De door de huisartsenpost gegeven adviezen worden dan rechtstreeks aan de asielzoeker teruggekoppeld. Zo nodig wordt daarbij een tolk ingeschakeld. Afhankelijk van de ernst van de klacht kan de asielzoeker naar de huisartsenpost komen of kan de dienstdoende huisarts bij de asielzoeker langsgaan. De protocollen zoals gehanteerd in de reguliere zorg zijn ook van toepassing op asielzoekers. In acute situaties kan rechtstreeks met het alarmnummer 112 worden gebeld.
Is het waar dat in dit geval een ambulance is gebeld en dat het een uur duurde voordat de ambulance er was? Is het waar dat de ambulancezorgverleners tot de conclusie zijn gekomen dat het niet nodig was deze zwangere vrouw te helpen? Welke argumenten werden hiervoor gebruikt?
Ja, er is een ambulance gebeld. In afwachting van het onderzoek door de IGZ doe ik daarover geen nadere uitspraken.
Is het waar dat de taalbarrière als argument werd gebruikt om de zwangere vrouw niet te helpen? Deelt u de mening dat het voor de hand ligt dat asielzoekers in asielzoekerscentra de taal nog niet spreken, en dat dit een probleem is dat via tolken kan en moet worden opgelost, zoals ook in het verleden het geval was? Deelt u de mening dat taal, communicatie of culturele factoren nooit en te nimmer een argument kunnen zijn zorg te weigeren of minder zorg te leveren dan nodig of gangbaar is? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat een taalprobleem geen alibi is om zorg te weigeren of minder/andere zorg dan gebruikelijk te geven?
Ook hier geldt dat ik in afwachting van het onderzoek van de IGZ geen uitspraken doe over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden. Het is in de gezondheidszorg de verantwoordelijkheid van de zorgverlener er voor te zorgen dat bij problemen met taal en communicatie een tolk wordt ingeschakeld. Ik verwijs hier onder meer naar de in 2005 door verschillende zorgorganisaties vastgestelde veldnormen voor de inzet van tolken in de gezondheidszorg.
Vindt u het menswaardig dat een zieke zwangere vrouw de nacht moest doorbrengen op een matras op de gang, zonder dat een zorgverlener naar haar omkeek? Is dit gebruikelijk bij medische zorg aan asielzoekers? Zo nee, hoe verklaart u de hele gang van zaken rondom de dood van de zwangere vrouw?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat het Openbaar Ministerie een onderzoek instelt naar de dood van de zwangere vrouw? Zo ja, worden de bewoners die dit overlijden van dichtbij mee hebben gemaakt, gehoord? Deelt u de mening dat deze bewoners als getuigen dienen te worden gehoord? Wanneer wordt het onderzoek afgerond?
Het Openbaar Ministerie is een onderzoek gestart naar aanleiding van het overlijden van de vrouw. Over de inhoud en de duur van dit onderzoek kunnen geen mededelingen worden gedaan.
Is er melding gedaan van dit overlijden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Bent u bereid de Inspectie een onderzoek hiernaar te laten doen en daarbij niet alleen de zorgverleners en de medewerkers van het COA te horen, maar ook de bewoners die van dit geheel getuige waren?
Het overlijden is gemeld bij de IGZ. De IGZ beschouwt dit overlijden als een calamiteit en zal de melding conform de Leidraad Meldingen onderzoeken. De IGZ heeft inmiddels aan alle relevante partijen gevraagd om de Inspectie te rapporteren over hun feitelijke bemoeienis in deze casus en over de resultaten van het onderzoek dat ze hebben uitgevoerd. Op basis van deze informatie en op basis van eventueel aanvullend eigen onderzoek waarbij ook getuigen kunnen worden gehoord, zal de Inspectie een rapport opstellen dat in het najaar zal verschijnen.
Welke afspraken zijn precies gemaakt in de overgangsfase van Medische Opvang Asielzoekers (MOA) naar Menzis over de bereikbaarheid van huisartsen en andere vormen van acute zorg buiten kantooruren?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar vraag 5. Daarnaast is in de overgangsfase naar het huidige zorgmodel een Taskforce – bestaande uit vertegenwoordigers van het COA, Menzis en GGD Nederland – actief geweest, die, indien nodig, voortvarend maatregelen kon treffen om het zorgmodel goed te implementeren.
Kan aangegeven worden hoe huisartsen en andere zorgverleners in Nederland staan ten opzichte van de zorg voor asielzoekers? Hoe is de bereidheid om deze zorg te verlenen, met name onder huisartsen? Denkt u dat er een knelpunt zou kunnen bestaan bij huisartsen ten aanzien van het beslag dat de zorg voor asielzoekers legt op de tijd en praktijk van een huisarts? Kan een overzicht gegeven worden van de asielzoekerscentra in Nederland, met daarbij aangegeven hoeveel huisartsen en andere zorgverleners geacht worden aan bewoners in deze centra zorg te verlenen? Kan daarbij aangegeven worden hoeveel tijd en zorg per huisarts er in de afgelopen jaren is besteed aan zorg voor bewoners van asielzoekerscentra en welk aantal minimaal verwachte uren zorg te leveren door de huisarts is afgesproken?
De afspraken over de huisartsenzorg voor asielzoekers sluiten zoveel mogelijk aan bij de reguliere gezondheidszorg in Nederland. Aan iedere COA-locatie is minimaal een huisarts verbonden voor de huisartsenzorg. Afhankelijk van het aantal asielzoekers per locatie wordt huisartsenzorg geleverd door een groep of samenwerkingsverband van huisartsen. Op de meeste COA-locaties worden laagdrempelige inloopspreekuren gehouden door de Praktijkondersteuner Huisartsen voor Asielzoekerszorg (POHA). Deze werkt onder de directe verantwoordelijkheid van de huisarts. Het uitgangspunt is dat huisartsen de asielzoekers zien in de eigen praktijk, tenzij dit vanuit zorgoogpunt onverantwoord is. In overleg tussen COA en GCA wordt dan besloten dat zorg op locatie kan worden geboden. De gecontracteerde huisartsen en hun praktijkondersteuners zijn zeer betrokken bij de specifieke patiëntenpopulatie en bieden kwalitatief verantwoorde huisartsenzorg conform hun beroepsnormen en -standaarden. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen reguliere patiënten en asielzoekers.
De precieze normering ten aanzien van te leveren zorg is in de contractuele relatie tussen het COA en Menzis vastgelegd. Mocht het onderzoek van de IGZ daartoe aanleiding geven, dan zal ik de contractuering van de zorg nader bezien.
Overlast van arbeidsmigranten op bungalowpark Patersven te Zundert |
|
Sadet Karabulut , Attje Kuiken (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de al jaren durende ernstige overlast, verloedering, geluidsoverlast, alcoholmisbruik en parkeeroverlast op bungalowpark Patersven te Zundert, veroorzaakt door het in grote getale huisvesten van arbeidsmigranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije, met als gevolg dat veel woningen al jaren te koop staan en de zittende bewoners gebukt gaan onder de overlast en verloedering? Zo ja, bent u bereid in overleg te treden met gemeenten, werkgevers, arbeidsmigranten en bewoners van het bungalowpark om een einde te maken aan de verloedering en overlast zoals u heeft aangekondigd in uw brief?1 Zo nee, hoe vaak is bungalowpark Patersven door de Arbeidsinspectie, gemeente en andere handhavinginstanties al dan niet gezamenlijk gecontroleerd? Wat zijn de uitkomsten van deze controles?
Ja, daarvan ben ik op de hoogte. De woningen op het bungalowpark Patersven in Zundert zijn in bezit van individuele woningeigenaren die verenigd zijn in een Vereniging van Eigenaren (VVE). De VVE is verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht betreffende het gebruik van de recreatiebungalows. Hiervoor is een beheerder aangesteld. Daarnaast is het primair de taak van de gemeente om bij overlast en verloedering handhavend op te treden. De Arbeidsinspectie heeft geen toezichthoudende taken als het gaat om huisvesting van arbeidsmigranten.
Voldoet de huisvesting van arbeidsmigranten op Patersven aan de normen die u recent bent overeengekomen met uitzendbureaus en werkgevers over huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, bent u bereid in overleg te treden met deze partijen opdat heel snel wordt voldaan aan deze normen?1
Een aantal woningeigenaren op Patersven kiest ervoor om hun woning te verhuren aan derden ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Daarmee handelen zij in strijd met de statuten van de Vereniging van Eigenaren (VVE), waarvan alle woningeigenaren lid zijn. Van de woningen die aan derden worden verhuurd wordt geen registratie bijgehouden. Uit de gemeentelijke controleactie blijkt dat tot de huurders ook uitzendbureaus voor buitenlandse arbeidsmigranten behoren. Tenminste enkele van deze bureaus zijn bij één van de landelijke branchekoepels aangesloten. Het is aan de uitzendbranche zelf om zorg te dragen dat de individuele leden uitvoering geven aan de recent overeengekomen afspraken over de kwaliteit van de huisvesting.
Deelt u de mening dat overlast van arbeidsmigranten ook op vakantie- en bungalowparken niet kan worden getolereerd en net zoals in woonwijken streng moet worden aangepakt? Zo ja, hoe gaat u dat op bungalowpark Patersven bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Overlast in zowel woonwijken als op bungalowparken dient niet getolereerd te worden. Conform de statuten van de VVE op Patersven is het voortbrengen van onredelijke hinderveroorzakende muziek en geluiden niet toegestaan. De VVE is verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht betreffende het gebruik van de recreatiebungalows. Hiervoor is een beheerder aangesteld. Verder is het, zoals ook aangegeven bij vraag 1, een taak van de gemeente om bij overlast handhavend op te treden.
Bent u bereid een onderzoek op dit park uit te laten voeren door de VROM-inspectie en de Kamer te informeren over de resultaten van dit onderzoek? Zo ja, wanneer kunnen wij de resultaten verwachten? Zo nee, waarom niet? Welke actie gaat u dan ondernemen om de gemeente, provincie, werkgevers en arbeidsmigranten ertoe te bewegen een einde te maken aan de ernstige overlast, verloedering en huisvestingsproblemen op bungalowpark Patersven te Zundert?
Een onderzoek door de VROM-Inspectie acht ik niet opportuun. De gemeente is in eerste instantie verantwoordelijk voor een dergelijk onderzoek. Ik ben zeker bereid om in gezamenlijkheid met betrokken partijen te bekijken of het door mij aangekondigde praktijkteam MOE-landers een rol kan spelen bij de problemen op Patersven. Daarbij zal ook bekeken moeten worden welke acties nodig zijn.
Bent u bereid het Praktijkteam overlast MOE-landen beschikbaar te stellen aan de gemeente Zundert om de problematiek op het bungalowpark Patersven op te lossen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het zijn van een privéterrein geen reden mag en kan zijn om bewoners aan hun lot over te laten?2 Welke belemmeringen zijn er omdat het hier een privéterrein betreft en welke instrumenten, zoals onder andere verwoord in de «Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering» kan de gemeente Zundert wel inzetten om de overlast als gevolg van arbeidsmigratie uit MOE-landen aan te pakken?
Ja, die mening deel ik. De VVE is middels de beheerder verantwoordelijk voor het houden van algemeen toezicht op het park. Daarnaast is het de taak van de gemeente om bij overlast en verloedering op te treden, ook in het geval van een privéterrein. De handreiking «Aanpak woonoverlast en verloedering» dient als ondersteuning bij die taak en geeft gemeenten inzicht in de middelen die ter beschikking staan. Zo kan de gemeente op basis van onder andere het bestemmingsplan en de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) handhavend optreden. Verder kan het bestuur van de VVE de leden, die in strijd met de statuten van de VVE hun woning aan derden verhuren daarop aanspreken, eventueel via de burgerlijke rechter.
In hoeverre kan de beheerder van het vakantiepark verantwoordelijk worden gesteld voor de overlast op het vakantiepark? Welke bestuurlijke- en strafrechtelijke maatregelen zijn hiervoor beschikbaar?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer wordt het experiment ter legalisatie van Parc Patersven te Zundert, waarin rijk, provincie en gemeente samenwerken om het vakantiepark om te vormen tot een gewone woonwijk, afgerond? Kunt u dit tevens toelichten?
Op het park rust op dit moment een recreatieve bestemming. Sinds 2006 zijn er plannen tot legalisatie van het park, waardoor Patersven een gewone woonwijk wordt. Daartoe zijn (haalbaarheids)onderzoeken uitgevoerd. Volgens de statuten moet de VVE zorgen voor een goed beheer op het park. Eind 2009 heeft de Gemeenteraad ingestemd met een Plan van Aanpak Herstructurering Parc Patersven. Daarbij is overwogen dat, voordat eventuele legalisatie kan plaatsvinden, het beheer op het park in orde moet zijn. In alle contacten tussen gemeente (ambtelijk en bestuurlijk) en de VVE is volgens de gemeente aangegeven dat het beheer in orde moet zijn. In het voorjaar van 2010 is gebleken dat dit niet gebeurd is. De verantwoordelijk wethouder heeft recent aangegeven dat hij dit najaar duidelijkheid wil hebben over het beheer en dat hij nog dit jaar een besluit wil voorbereiden met betrekking tot handhaving of legalisatie van het park.
Zal het nieuwe Bouwwerkenbesluit als het gaat om gebouwen met logiesfuncties ook van toepassing worden op vakantie- en bungalowparken? Wanneer treedt dit besluit in werking?
Evenals het huidige Bouwbesluit 2003 heeft het nieuwe Bouwbesluit betrekking op alle gebouwen, waaronder dus ook gebouwen met een logiesfunctie. Of de voorschriften voor gebouwen met een logiesfunctie in een concreet geval van toepassing zijn, hangt af van de vraag of de gebruiksfunctie van het betreffende gebouw voldoet aan de omschrijving van het begrip «logiesfunctie» in het Bouwbesluit. Die omschrijving luidt: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan personen. Daartoe behoren bijvoorbeeld hotels, motels, pensions en vakantiehuisjes. Afhankelijk van hun gebruik kunnen daartoe dus ook gebouwen op vakantie- en bungalowparken behoren. Het streven is om het nieuwe Bouwbesluit op 1 juli 2011 in werking te laten treden. Gelet op de nog te volgen procedurestappen met het ontwerpbesluit zal evenwel eerst eind dit jaar duidelijk zijn of die datum haalbaar is.
Hoeveel (arbeids)migranten uit welke landen staan ingeschreven bij de GBA te Zundert en hoeveel (arbeids)migranten verblijven in totaal in Zundert? Hoeveel mensen volgen een taal- en inburgeringscursus? Wat is het beleid van de gemeente Zundert en werkgevers inzake de integratie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa? Hoeveel werkvergunningen voor Roemenen en Bulgaren zijn door het UWV afgegeven in Zundert e.o.?
Volgens opgave van de gemeente hebben zich 1 128 migranten van diverse nationaliteiten ingeschreven in de GBA van de gemeente. Daarvan zijn 625 arbeidsmigrant, afkomstig uit Polen, Hongarije, Slovenië, Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenie en Bulgarije. De gemeente Zundert heeft geen zicht op het werkelijke aantal arbeidsmigranten in Zundert. Verder zijn in Zundert 80 personen bezig met een taal- en inburgeringscursus. De gemeente voert op dit moment alle wettelijke taken uit waartoe zij op grond van de Wet inburgering verplicht is. UWV WERKbedrijf heeft in 2010 in de gemeente Zundert in totaal 715 tewerkstellingsvergunningen verleend, waarvan 704 voor werknemers met de Roemeense nationaliteit en 11 voor werknemers met de Bulgaarse nationaliteit.
Zijn er andere gemeenten die wel succesvol beleid voeren met betrekking tot de huisvesting van MOE-landers op een vakantie- of bungalowpark? Zo ja, welke en waaruit bestond dat beleid?
In het kader van de totstandkoming van het Plan van Aanpak Huisvesting en integratie van MOE-landers is met diverse gemeenten gesproken. Uit die gesprekken is tot nu toe niet gebleken dat er zich grote (of structurele) problemen voordoen met betrekking tot huisvesting op recreatieparken daar waar dit aan de orde is.
Subsidie voor het aantreken en begeleiden van niet-westerse allochtone studenten |
|
Mark Harbers (VVD), Paul de Krom (VVD) |
|
Marja van Bijsterveldt (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ministerie: Miljoenen voor meer allochtonen op universiteit»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Is het waar dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap € 3 mln. beschikbaar stelt aan universiteiten in de Randstad om meer niet-westerse allochtonen naar de universiteit te krijgen en om uitval onder deze groep te verminderen?
Op 23 november 2007 is met de Tweede Kamer gesproken over een breed en samenhangend pakket aan maatregelen om het studiesucces in het hoger onderwijs te verbeteren (Kamerstuk vergaderjaar 2007–2008, 31 288, nr. 2. In dat kader stelt het ministerie van OCW van 2011 tot 2014 € 3 mln. per jaar beschikbaar aan de universiteiten in de Randstad om het studiesucces van niet-westerse allochtone studenten te verbeteren. Voor het hbo zijn met dit doel overigens ook middelen beschikbaar gesteld en zijn afspraken gemaakt met de betreffende hogescholen.
Achtergrond hiervan is dat in de vier grote steden de samenstelling van de bevolking in de afgelopen jaren sterk is veranderd. Meer dan de helft van de jongeren in de grote steden heeft inmiddels een niet-westerse allochtone achtergrond. Dat zien we terug in de schoolpopulatie en inmiddels ook in de instroom in het hbo en het wo. De middelen zijn bedoeld om elke student die de capaciteiten en de ambitie heeft om een diploma in het hoger onderwijs te halen te stimuleren en te ondersteunen. We hebben immers alle talenten hard nodig om Nederland te ontwikkelen tot een toonaangevende kenniseconomie.
Voor veel studenten van niet-westerse komaf geldt dat zij (meer dan studenten van autochtone komaf) met factoren te maken hebben die studievoortgang kunnen belemmeren, zoals lager opleidingsniveau van ouders, andere thuistaal dan het Nederlands, onbekendheid met het hoger onderwijs en langere studieduur door stapelen in de beroepskolom.
Uit de cijfers (bron 1cijferHO) blijkt dat het studiesucces van niet-westerse allochtone studenten achterblijft ten opzichte van de autochtone studenten.
De universiteiten en hogescholen in de Randstad staan door de diverse studentenpopulatie voor een grotere uitdaging dan instellingen buiten de Randstad, vandaar dat ik hierin extra investeer.
Ook autochtone studenten die extra begeleiding nodig hebben kunnen gewoon deelnemen aan de projecten.
Daarnaast heeft het ministerie van OCW meerjarenafspraken gemaakt met de VSNU en HBO-Raad om het studiesucces van alle studenten te verbeteren. Vanaf 2008 hebben alle (bekostigde) hogescholen en universiteiten extra middelen gekregen voor dit doel (het budget bedraagt vanaf dit jaar structureel ruim € 80 mln. per jaar). Hogescholen en universiteiten kunnen de financiële middelen gebruiken om diverse projecten op te zetten om studenten te ondersteunen bij hun studie.
Op welke wijze dienen de universiteiten deze subsidie te besteden? Op welke resultaten worden zij afgerekend?
De komende periode maak ik prestatieafspraken met de universiteiten in de Randstad over concrete streefcijfers (met betrekking tot o.a. vermindering van uitval en verbetering van rendement binnen de groep niet-westerse allochtone studenten) en de wijze waarop de universiteiten resultaten willen bereiken. Deze zullen realistisch en ambitieus moeten zijn. Ik denk hierbij aan projecten, zoals summercourses om meer sociale en academische binding te creëren met de instelling, meer aandacht voor studiekeuzeprocessen en mentoring en tutoring van studenten die dat nodig hebben.
Eind 2013 vindt, op basis van de resultaten en de evaluatie van de inspectie, besluitvorming plaats over de vraag of het arrangement wordt voortgezet en zo ja, in welke vorm.
Kunt u uiteenzetten hoe de universiteiten constateren dat er sprake is van een niet-westerse allochtone student in plaats van een autochtone student?
Universiteiten werken met de geanonimiseerde data van 1cijferHO2. Daarin staan de persoonsgegevens van studenten, zoals geboorteland van de ouders en de student. Op basis hiervan wordt bepaald of een student «niet-westerse allochtoon» is. Deze gegevens worden geanonimiseerd en zijn verder niet herleidbaar tot personen. De universiteiten kunnen op basis van deze gegevens monitoren aan welke opleidingen niet-westerse allochtone studenten studeren en wanneer ze hun studie (al dan niet) met een diploma afronden. De universiteiten kunnen hun interventies daarop aanpassen.
Waarom wordt deze subsidie exclusief beschikbaar gesteld voor niet-westerse allochtone studenten? Is uitval bij autochtone studenten geen probleem? Hebt u ook een subsidieregeling opgezet voor het bevorderen van wetenschappelijk onderwijs voor autochtone studenten? Zo nee, waarom niet?
Uitval bij alle studenten in het hoger onderwijs vind ik problematisch. Ik wil dat het studiesucces van studenten over heel de linie omhoog gaat. Daarom heb ik ook ambitieuze meerjarenafspraken gemaakt met de HBO-Raad en VSNU om het studiesucces van alle studenten te verbeteren, zie antwoord op vraag 2.
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 zijn de projecten voor niet-westerse allochtone studenten een verbijzondering van de afspraken over studiesucces. De studentenpopulatie in het hoger onderwijs wordt steeds diverser en daarom worden instellingen in staat gesteld om maatwerk te leveren voor diverse groepen zoals niet-westerse allochtone studenten. Er zijn ook andere (mogelijk overlappende) groepen waar specifieke aandacht voor is zoals internationale- excellente- en volwassen studenten.
Het gaat er uiteindelijk om dat instellingen maatwerk kunnen bieden om de talenten van studenten tot uiting te laten komen door meer studiesucces.
Deelt u de mening dat het beschikbaar stellen van subsidie voor het aantrekken van niet-westerse allochtone studenten oneerlijk is voor autochtone studenten, die dit voordeel niet genieten, en impliciet niet-westerse allochtone studenten neerzet als een groep die zonder extra hulp niet in staat zou zijn een studie af te ronden?
Ik wil benadrukken dat talentontwikkeling van alle studenten mijn inzet is. Mijn ambitie is dat studiesucces van alle studenten op een hoger niveau wordt getild. De instellingen kunnen de extra financiële middelen inzetten om alle studenten die het nodig hebben extra steun en begeleiding te geven, met daarbij de mogelijkheid om maatwerk te bieden. Verschillende instellingen hebben verschillende studentenpopulaties. Er moet daarom maatwerk geleverd worden om het studiesucces van studenten te verhogen. We kunnen het ons momenteel niet veroorloven om de talenten die we hebben verloren te laten gaan. Het is niet mijn bedoeling om studenten uit te sluiten of studenten weg te zetten als slachtoffers. Wat mij betreft gebeurt dat ook niet met de uitvoering van deze projecten.
De dood van een zwangere Somalische vrouw in het asielzoekerscentrum van Leersum |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Zwangere vrouw sterft in gang AZC»?1
Ja.
Deelt u de mening dat medisch noodzakelijke zorg altijd voorhanden moet zijn, ook in asielzoekerscentra? Hoe beoordeelt u dit voorval in het licht van de overheveling van de zorg voor asielzoekers van de Medische Opvang Aielzoekers (MOA’s) naar de gezondheidscentra?
Ja, in zoverre dat de toegang tot acute medische zorg voor asielzoekers aan dezelfde voorwaarden dient te voldoen als de medische zorg voor ingezetenen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) doet een regulier onderzoek naar de kwaliteit van de gezondheidszorg aan asielzoekers in de nieuwe structuur. De focus ligt daarbij op de toegankelijkheid en bereikbaarheid van huisartsenzorg en de effectiviteit van de publieke gezondheidszorg aan asielzoekers. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek doe ik vooralsnog geen inhoudelijke uitspraken over het stelsel.
Wat is uw reactie op deze tragische gebeurtenis, en bent u een onderzoek gestart naar de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen? Zo nee, wilt u dat alsnog gaan doen, al dan niet in samenwerking met de minister van Justitie, en de resultaten daarvan, voorzien van een kabinetsreactie, aan de Kamer doen toekomen?
De IGZ onderzoekt als toezichthouder op de medische zorg incidenten als deze. De IGZ zal ook naar het onderhavige incident een onderzoek instellen. In afwachting van de resultaten van dit onderzoek doe ik geen uitspraken over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden.
Het bericht dat asielzoekers sneller een huis krijgen |
|
Eric Lucassen (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Asielzoekers krijgen sneller huis»?1
Ja.
Is de berichtgeving waar, dat een zogenaamde «Taskforce Thuisgeven» alles in het werk gaat stellen om een groep van duizenden asielzoekers snel aan een woning te helpen?
Ja. Het betreft hier de huisvesting van zogenaamde vergunninghouders, asielzoekers die na een zorgvuldige procedure een verblijfsvergunning hebben gekregen en in een asielzoekerscentrum verblijven in afwachting van hun huisvesting. De plaatsen die zij nu bezet houden, dienen vrij te komen voor asielzoekers die nog in procedure zijn en zelf dienen zij zo snel mogelijk te gaan participeren in de Nederlandse samenleving. Om die reden krijgt elke gemeente op grond van de Huisvestingswet een taakstelling voor de huisvesting met voorrang van een aantal vergunninghouders naar rato van het aantal inwoners. In de huisvesting van deze groep is een achterstand ontstaan. Per 1 juli 2010 bedraagt deze bijna 2 200 vergunninghouders. Daarnaast dienen er tot 1 januari 2011 5 400 nieuwe vergunninghouders gehuisvest te worden. Ter verduidelijking: het betreft hier dus geen nieuwe of extra groep.
Het is om twee redenen van groot belang dat deze achterstand snel wordt weggewerkt: ten eerste is het voor de vergunninghouders belangrijk zo snel mogelijk aan de inburgering, de integratie en de participatie aan de Nederlandse samenleving te beginnen. Ten tweede zijn er onnodige kosten gemoeid met het te lang verblijven in de COA-centra.
De Minister van Justitie en ik hebben om de hiervoor genoemde redenen de Taskforce Thuisgeven in het leven geroepen om de achterstanden bij de huisvesting van deze vergunninghouders in te lopen. Tevens heeft de Taskforce opdracht daarbij nadrukkelijk de inburgering en participatie te bevorderen. Het is in ieders belang dat de weg naar scholing en werk ingeslagen wordt.
Deelt u de mening dat een dergelijk «huisvestingsoffensief» voor zo’n grote groep asielzoekers onvermijdelijk gevolgen heeft voor andere mensen die op de wachtlijst voor een huurwoning staan? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De doelstelling is de achterstand in 12 maanden weg te werken. Normaliter vinden in een dergelijke periode ruim 190 000 mutaties plaats binnen de sociale huurwoningvoorraad. Het huisvesten van de genoemde groep vergunninghouders binnen dat geheel heeft een zeer gering effect.
Deelt u de mening dat het zeer onrechtvaardig is voor andere mensen die wachten op een huurwoning dat men deze groep asielzoekers voorrang verleent? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven betreft het een relatief gering aantal vergunninghouders dat om redenen van kostenefficiëntie, inburgering en participatie zo snel mogelijk buiten de asielzoekerscentra gehuisvest moet worden. Om dit te verwezenlijken is in de Huisvestingswet verankerd dat deze groep met voorrang gehuisvest wordt.
Met verwijzing naar het antwoord op vraag 3, bestrijd ik dat reguliere woningzoekenden de dupe zijn van de uit de Huisvestingswet voortvloeiende taakstelling en ik zie derhalve geen redenen maatregelen te treffen.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te voorkomen dat reguliere woningzoekenden de dupe worden van dit plan om asielzoekers te bevoordelen? Zo ja, om welke maatregelen gaat het? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid maatregelen te treffen om de instroom van asielzoekers en andere vreemdelingen te beperken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in de afgelopen periode een aantal maatregelen genomen om de asielprocedure te verbeteren. De verbeterde asielprocedure is op 1 juli 2010 ingevoerd en zal leiden tot snellere en zorgvuldigere afhandeling van asielaanvragen.
De dood van een zwangere Somalische vrouw in het asielzoekerscentrum van Leersum |
|
Mariko Peters (GL), Linda Voortman (GL) |
|
Kent u het bericht dat het Openbaar Ministerie (OM) een onderzoek instelt naar het overlijden van een zwangere Somalische vrouw in het asielzoekerscentrum van Leersum?1 Is het waar dat deze vrouw afgelopen zondagochtend op een matrasje op een gang is overleden onder omstandigheden die nu niet bepaald doen vermoeden dat voorzien is in goede prenatale zorg?
Ja, dit bericht is mij bekend. Het Openbaar Ministerie is een onderzoek gestart naar aanleiding van het overlijden van de vrouw. Daarnaast wordt door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een onderzoek ingesteld naar dit tragische incident. In afwachting van deze onderzoeken doe ik geen uitspraken over de omstandigheden waaronder de vrouw is overleden.
Wat vindt u van de opvatting van een onderzoeker van Pharos dat in het nieuwe stelsel van medische zorg voor asielzoekers heel veel risicofactoren zitten, waardoor niet alleen tijd maar vooral ook door slechte communicatie informatie verloren gaat?
De directeur van Pharos heeft bericht dat de informatie waarop deze kamervraag is gebaseerd, niet het standpunt van Pharos verwoordt. De Pharos-medewerker heeft op persoonlijke titel de journalist te woord gestaan. Dit gegeven is, ondanks het verzoek van de Pharos-medewerker daartoe, niet weergegeven in het artikel.
Daarnaast doe ik, in afwachting van het onderzoek dat de IGZ verricht naar het nieuwe stelsel van medische zorg voor asielzoekers, vooralsnog geen inhoudelijke uitspraken over dit stelsel.
Is het waar dat het blijkbaar niet mogelijk is om zonder tussenkomst van een medewerker van een Centrum opvang asielzoekers (COA) of een tolk de landelijke telefooncentrale te bereiken? Zo ja, welke maatregelen neemt u op korte termijn om de toegankelijkheid van dit landelijke telefoonnummers voor asielzoekers te vergroten?
Nee. Asielzoekers kunnen zich 24 uur per dag en 7 dagen per week rechtstreeks tot de Praktijklijn van het Gezondheidscentrum asielzoekers (GCA) wenden. Dit kan per eigen mobiele telefoon, dan wel (gratis) via de speciale telefoonlijnen die op elke locatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zijn geïnstalleerd. Zo nodig kan de Praktijklijn tolken inschakelen. Hierbij kan de asielzoeker aan de COA medewerker, de medewerker beveiliging, een medebewoner of derden ondersteuning vragen om bij de Praktijklijn aan te geven in welke taal een tolk nodig is voor dat gesprek. Technisch is een drielijnen-gesprek (praktijklijn, tolk en asielzoeker) mogelijk.
Kunt u een overzicht geven van alle ernstige incidenten die mogelijkerwijze door de invoering van de nieuwe medische protocollen zijn veroorzaakt en van de maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen?
Vanaf 2006 tot heden heeft de IGZ 15 meldingen ontvangen met betrekking tot asielzoekers. Dit betrof meldingen van zowel honger- en dorststakers alsook drie meldingen die te maken hadden met het overlijden van een asielzoeker. Sinds de invoering van het nieuwe zorgmodel op 1 januari 2009 tot heden hebben zich twee calamiteiten voorgedaan. Beide zijn in onderzoek door de IGZ. De IGZ constateert tot heden geen significante vermeerdering van het aantal meldingen sinds de invoering van het nieuwe zorgsysteem. Er zijn niet meer meldingen ontvangen dan in de periode ervoor.
Hoe wordt de kwaliteit van medische zorg aan asielzoekers in asielzoekerscentra op dit moment bewaakt? Wat is uw algemene beeld over de kwaliteit van deze medische zorg? Hoe verhoudt uw beeld zich tot de door Defence for Children opgetekende verhalen dat de medische zorg in centra niet op orde is?
De kwaliteit van de zorg wordt door het COA op reguliere wijze bewaakt. Van overheidswege staat asielzoekerszorg onder toezicht van de IGZ.
In 2010 vindt er conform het IGZ Werkplan 2010 een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de gezondheidszorg aan asielzoekers in de nieuwe structuur. De resultaten hiervan zullen voorde zomer van 2011 worden gepresenteerd. GCA hanteert standaarden en protocollen die voldoen aan eisen van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV). Overigens heeft ook de IGZ kenbaar gemaakt dat er op dit moment geen signalen zijn dat er structureel iets mis is met de medische zorg binnen asielzoekerscentra.
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar de algemene kwaliteit van medische zorg voor asielzoekers in asielzoekerscentra, inclusief een tevredenheidonderzoek onder asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 5 vindt er conform het IGZ Werkplan 2010 een regulier onderzoek plaats naar de kwaliteit van de gezondheidszorg aan asielzoekers in de nieuwe structuur. Meer specifiek heeft het onderzoek betrekking op de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van huisartsenzorg en op de effectiviteit van publieke gezondheidszorg voor asielzoekers. Het is aan de IGZ om vanuit haar onafhankelijke rol het onderzoek naar eigen inzicht vorm te geven. Desgevraagd heeft IGZ meegedeeld dat het bevragen van asielzoekers onderdeel uitmaakt van het onderzoeksontwerp.
Uitzettingen naar Irak |
|
Naïma Azough (GL) |
|
Kent u de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 4 juni 2010 over een groepsuitzetting van 35 ex-asielzoekers naar Irak op 30 maart 2010? Zo ja, is het waar dat bij deze groepsuitzetting een aantal Irakezen na aankomst in Bagdad is gedetineerd en/of mishandeld?
De brief van VluchtelingenWerk is mij bekend. De uitvoeringsdiensten (Koninklijke Marechaussee en de Dienst Terugkeer en Vertrek) die bij de overdracht van deze Iraakse vreemdelingen aan de Iraakse autoriteiten waren betrokken, hebben geen onregelmatigheden vastgesteld. Mede naar aanleiding van de signalen die VluchtelingenWerk heeft ontvangen over de bejegening van deze groep na aankomst in Irak, heb ik ook de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) gevraagd naar hun bevindingen. Een lid van de CITT is meegereisd op de vlucht. De CITT heeft bevestigd dat de overdracht van deze groep aan de Iraakse autoriteiten op de luchthaven van Bagdad correct is verlopen. Er is tijdens de overdracht geen geweld van Iraakse ambtenaren geconstateerd ten aanzien van deze Iraakse vreemdelingen. Ook zijn mij overigens verder geen verifieerbare signalen bekend over onregelmatigheden bij de terugkeer van de betrokken Iraakse vreemdelingen.
Heeft u kennisgenomen van uitzettingen door andere EU-lidstaten? Hebben u ook berichten bereikt van mishandelingen van degenen die door andere EU-lidstaten zijn uitgezet?
Ik heb kennisgenomen van uitzettingen door andere EU-lidstaten. Er zijn mij geen feiten of signalen bekend dat bij uitzettingen naar Irak door andere EU-lidstaten, de overdracht niet correct is verlopen of dat door de Irakese ambtenaren geweld is gebruikt. Naar aanleiding van berichten over de detentie van Iraakse vreemdelingen die gedwongen zijn teruggekeerd uit het Verenigd Koninkrijk, heb ik informatie ingewonnen bij de Britse autoriteiten. Uit deze informatie blijkt dat teruggekeerde Iraakse vreemdelingen voor korte duur zijn gedetineerd in het kader van een standaardprocedure voor de controle van hun nationaliteit. De Britse autoriteiten hebben een aantal van deze Iraakse vreemdelingen gezien na hun vrijlating en stelden vast dat geen enkele Iraakse vreemdeling heeft geklaagd over de behandeling tijdens deze kortdurende detentie.
Is het u bekend of (een aantal van) de vreemdelingen die op 30 maart 2010 zijn uitgezet, na aankomst in Bagdad zijn vastgehouden door de autoriteiten? Zo ja, om welke reden zijn deze vreemdelingen gedetineerd in Bagdad en hoe lang? Zijn er op dit moment nog vreemdelingen van deze groep die vastgehouden worden door de Irakese autoriteiten? Zo nee, bent u bereid om via uw Irakese collega dan wel via andere kanalen (organisaties en NGO’s ter plekke, ambassade) duidelijkheid over deze signalen te verkrijgen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen signalen ontvangen dat de vreemdelingen die op 30 maart 2010 zijn uitgezet na aankomst in Bagdad zijn gedetineerd door de autoriteiten. Wel is mij bekend dat de Iraakse autoriteiten Iraakse burgers die gedwongen terugkeren, standaard onderwerpen aan een kort veiligheidsonderzoek dat ongeveer drie uur in beslag neemt.
Is het u bekend of (een aantal van) de vreemdelingen die op 30 maart 2010 zijn uitgezet, in Bagdad zijn mishandeld door de autoriteiten? Zo ja, om welke reden zijn deze vreemdelingen mishandeld, waaruit bestond de mishandeling en hoe vaak kwam dit voor? Zo nee, bent u bereid om via uw Irakese collega dan wel via andere kanalen (organisaties en NGO’s ter plekke) duidelijkheid over deze signalen te verkrijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat op 9 juni wederom afgewezen Irakese asielzoekers naar Bagdad zijn uitgezet? Zou het uit oogpunt van zorgvuldigheid en veiligheid niet beter zijn om uitzettingen naar Irak onmiddellijk op te schorten, zolang er geen duidelijkheid is over het lot van de groep Irakezen die op 30 maart is uitgezet? Wat is uw reactie op de brief van UNHCR van 29 april 2010 waarin deze organisatie zich nog steeds verzet tegen uitzetting naar de vijf centrale provincies?
Op 9 juni zijn inderdaad Iraakse vreemdelingen gedwongen teruggekeerd naar Bagdad. Gelet op de bevindingen van de CITT over het verloop van het terugkeerproces van de 35 Iraakse vreemdelingen op 30 maart jl., het feit dat verder geen verifieerbare informatie bekend is over onregelmatigheden bij de terugkeer van de betrokken Iraakse vreemdelingen en de informatie van de Britse autoriteiten, zie ik geen aanleiding om uitzettingen naar Irak op te schorten. Zoals ik in de brief aan de UNHCR heb geschreven zijn de aard en intensiviteit van het geweld in Irak naar mijn opvatting niet dusdanig dat elke uitzetting naar dit land een schending van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 EVRM oplevert. De volledige beantwoording van de brief van UNHCR van 29 april 2010 treft u in bijlage.1
Bent u bereid in afwachting van een uitspraak van het EHRM in de bodemprocedure af te zien van onomkeerbare stappen in het geval van deze groep?
Door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) zijn geen uitspraken gedaan die aanleiding geven om de terugkeer naar Irak op te schorten. In dit verband wijs ik u op een arrest van het Hof van 20 januari 2009 in zaak nr. 32621/06, F.H. tegen Zweden. In dit arrest heeft het Hof geoordeeld dat hoewel de algemene situatie in Irak, en in Bagdad, onzeker en problematisch is, deze niet zo uitzonderlijk ernstig is dat deze op zichzelf bezien een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert bij (gedwongen) terugkeer. Van een zodanige situatie is immers slechts sprake in de meest extreme gevallen van algemeen geweld. Zoals blijkt uit de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken over Irak blijkt, is de situatie in Irak nog steeds zorgelijk maar is deze sinds de beoordeling door het Hof niet dusdanig verslechterd dat thans wel sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Het door jongens voetballen met een 4 mei krans |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Wat is de afkomst van de jongens die in Zaltbommel voetbalden met een 4 mei krans? Is het waar dat zij van Marokkaanse komaf zijn?1
Het strafrechtelijk onderzoek naar dit voorval loopt nog. Er zijn vijf verdachten aangehouden in de leeftijd van 16 tot 21 jaar. Het betreft een persoon van autochtone komaf en vier personen met een allochtone achtergrond.
Voor zover bekend verblijven zij allen legaal in Nederland.
Hoeveel mensen worden van deze wandaad verdacht c.q. hoeveel mensen zijn opgepakt? Wat is de leeftijd van deze verdachten en wat is hun verblijfsstatus?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u het dat deze straatterroristen klaarblijkelijk totaal geen respect tonen voor onze samenleving en geschiedenis?
Wij achten deze respectloze actie van deze groep personen verwerpelijk.
De achtergronden van het voorval zijn nog niet bekend. Over wat het motief kan zijn geweest, willen wij niet speculeren.
Wat zegt dit volgens u over de integratie van deze groep in onze samenleving en over de wijze waarop zij joodse mensen bezien?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de daders keihard aan te pakken? Zo ja, op welke wijze zal dat vorm worden gegeven?
Zie het antwoord op vraag 1 en 2.
Erkent u dat de voortgaande massa-immigratie (mede) debet is aan dit soort straatterreur en anti-semitisme? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bereid noch gerechtigd tot het afkondigen van een immigratiestop in het algemeen en ook niet specifiek voor landen met een overwegend islamitische bevolking. Het weren van immigranten op basis van religie is in strijd met de beginselen van onze eigen rechtsstaat. Het verdedigen van de rechtsstaat begint met het vasthouden aan de beginselen daarvan. Tevens levert dit strijd op met internationale bepalingen, waaronder die van de Europese richtlijnen op het gebied van reguliere migratie alsook de verplichtingen op grond van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen. Het weren van immigranten is derhalve evenzeer onmogelijk als onwenselijk.
Bent u bereid een immigratiestop in te stellen voor mensen uit moslimlanden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht "Uitzetting Afghaanse christen geblokkeerd" |
|
Ed Anker (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Uitzetting Afghaanse christen geblokkeerd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de maatregel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) om de uitzetting van een Afghaanse vluchteling tegen te houden? Wat betekent deze maatregel voor het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van christenen uit Iran en Afghanistan?
Het EHRM heeft een interim-maatregel getroffen om de uitzetting van een specifieke Afghaanse asielzoeker tegen te houden, totdat het EHRM op de klacht van betrokkene heeft beslist. In de opgelegde interim-maatregel is niet gemotiveerd waarom de Nederlandse staat wordt verzocht deze vreemdeling vooralsnog niet uit te zetten. Om die reden kan uit die maatregel niet worden afgeleid dat deze betekenis zou hebben voor aanvragen van andere asielzoekers. Ik verbind hieraan dan ook geen gevolgen voor het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van christenen uit Iran en Afghanistan.
Wat is uw reactie op de uitspraak van advocaat Verbaas dat het EHRM een ruimere opvatting van godsdienstvrijheid heeft dan de Nederlandse overheid? Bent u ook van mening dat moet worden getoetst op de risico’s die bekeerlingen lopen wanneer ze in de betreffende landen voor hun nieuwe geloof uitkomen?
De klacht van voornoemde vreemdeling is door het EHRM nog niet inhoudelijk beoordeeld. Bij de beoordeling van een asielverzoek wordt reeds individueel getoetst op de risico’s die bekeerlingen lopen wanneer deze, na terugkeer naar het land van herkomst, voor hun nieuwe geloof uitkomen.
Bij de beoordeling van asielaanvragen van Afghaanse vreemdelingen die zich erop beroepen te behoren tot een minderheidsreligie, waartoe ook bekeerlingen kunnen worden gerekend, wordt voorts extra aandacht besteed aan mogelijke risico’s bij terugkeer. Daarbij behoren Afghaanse vreemdelingen die deel uitmaken van een religieuze minderheidsgroep tot de in het landenbeleid gedefinieerde «kwetsbare minderheidsgroepen», hetgeen inhoudt dat zij met een geringe individuele indicatie aannemelijk kunnen maken dat er na terugkeer sprake is van een schending van artikel 3 EVRM.
Herkent u de problemen ten aanzien van het toetsen van de geloofwaardigheid van het bekeringsverhaal? Overweegt u alternatieven om het bekeringsverhaal op meer zorgvuldige wijze te toetsen? Zo ja, welke?
Ieder individueel asielrelaas van een vreemdeling wordt zorgvuldig getoetst. Voor zover de toets ziet op de geloofwaardigheid van een bekeringsverhaal wordt de vreemdeling onder andere bevraagd op kennis van het geloof waar hij zich tot bekeerd heeft. Afgezien van de kennisvragen, wordt er veel (meer) belang gehecht aan wat de vreemdeling verklaart over de wijze waarop zijn persoonlijke motiveringsproces voor bekering is verlopen. Daarnaast worden de antwoorden bezien in het licht van alle andere door de vreemdeling naar voren gebrachte feiten.
Ik zie geen aanleiding om alternatieven te ontwikkelen voor de wijze waarop het asielrelaas wordt getoetst.
Wat betekent deze maatregel voor de uitvoering van de motie-Anker c.s.?2
Gezien bovenstaande zie ik geen reden om de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie Anker aan te passen.
Een Turkse rechter die in Nederland asiel heeft aangevraagd |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bent u bekend met de uitzending van NOVA over een Turkse rechter die in Nederland asiel heeft aangevraagd?1
Ja.
Kunt u een nadere toelichting geven op de vlucht van deze rechter naar Nederland? Is het waar dat deze rechter vanwege politieke opvattingen in Turkije gemarteld en bedreigd is? Wat is uw reactie op het feit dat een rechter in Turkije niet veilig is en zich genoodzaakt ziet in een lidstaat van de Europese Unie asiel aan te vragen?
Het gaat hier om vertrouwelijke persoonlijke gegevens die gelet op de aard van de te volgen procedure, die zich nog bevindt in de fase van beoordeling door de IND, niet mogen worden openbaargemaakt.
Wat is uw reactie op de beweringen van de rechter en de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD dat er sprake is van fundamentele misstanden ten aanzien van politie en justitie in Turkije? Bent u met hen van mening dat de hervormingen in Turkije een vorm van façadepolitiek zijn met het oog op de aansluiting van Turkije bij de Europese Unie?
Het waarborgen van de grondrechten in Turkije is van groot belang. Juist het EU-toetredingsproces waarbij Turkije zich als kandidaat-lidstaat heeft gecommitteerd aan onder meer justitiële hervormingen, kan daaraan bijdragen. Eventuele schendingen van grondrechten vormen een terugkerend aandachtspunt in zowel bilaterale contacten tussen Nederland en Turkije als in EU-verband. De Nederlandse regering zal Turkije daarom blijven aanspreken op het belang van naleving hiervan.
Wat dient deze vlucht van een rechter en het voorkomen van andere fundamentele misstanden naar uw mening te betekenen voor de relatie tussen Turkije en de Europese Unie? Bent u bereid deze misstanden aan te kaarten bij uw Turkse ambtgenoot en in Europees verband? Wilt u bevorderen dat de Europese Unie Turkije aanspreekt op deze misstanden?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat de eerdergenoemde rechter ook in Nederland met bedreigingen geconfronteerd wordt? Hoe wordt in afdoende beveiligingsmaatregelen voorzien?
De desbetreffende vreemdeling heeft aangifte gedaan van bedreiging bij de politie. Op verzoek van de politie is vervolgens een beveiligingsmaatregel getroffen. Over de aard van deze maatregel doe ik geen mededeling.
Is het waar dat de ouders van deze rechter zijn ondergedoken vanwege bedreigingen? Welke inspanningen kunnen worden verricht om de veiligheid van deze ouders te bevorderen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toezeggen dat u zorg draagt voor een zo spoedig mogelijke behandeling van het asielverzoek van de rechter?
Ik zal zorgdragen voor een voortvarende behandeling van het verzoek.
Het bericht "Activiteiten van Gave in azc's onder de loep" |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Activiteiten van Gave in asielzoekerscentra (azc’s) onder de loep»?1
Ja.
Erkent u het belang van organisaties die sociale activiteiten verrichten onder asielzoekers? Hoe wordt gewaarborgd dat dergelijke organisaties niet met onnodige belemmeringen geconfronteerd worden?
Deze organisaties leveren een belangrijke bijdrage aan het vormgeven van een leefbare omgeving voor asielzoekers. Er zijn geen belemmeringen bij het verrichten van sociale activiteiten onder asielzoekers en organisaties kunnen deze activiteiten dan ook verrichten. Ook stelt het COA religieus en politiek geïnspireerde organisaties in staat om aankondigingen te doen op openbare mededelingsborden, mits deze binnen de waarden en kaders van het COA blijven. Voor al deze activiteiten op een opvanglocatie van het COA geldt dat deze moeten plaatsvinden binnen de kaders van het vrijwilligersbeleid en de huisregels van het COA. Evangelisatie en zending op een opvanglocatie van het COA vallen niet binnen deze kaders.
Voor het COA staat een veilige leefomgeving voor de asielzoeker voorop.
Is het waar dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in sommige azc’s geen activiteiten van stichting Gave toelaat? Zo ja, wat is uw mening daarover? Hoe is dit te verenigen met de mededeling van het COA dat zij «wat scherper» op medewerkers van stichting Gave let?
Het is correct dat op een enkele locatie maatregelen zijn genomen tegen een vrijwilliger van de stichting Gave. Tegen de activiteiten van de stichting Gave zijn geen maatregelen genomen.
Op 24 maart jl. heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur van de stichting Gave en de directie van het COA. Dit gesprek hield echter geen verband met de hiervoor genoemde maatregelen. Voorts hecht ik eraan dat partijen bij gerezen onderlinge vraagstukken daar zorgvuldig mee omgaan en deze in alle openheid met elkaar bespreken.
Welke kaders hanteert het COA voor organisaties die werken onder asielzoekers? Zijn de kaders landelijk eenduidig en worden deze helder gecommuniceerd? Herkent u de analyse dat de regels en houding van het COA ten aanzien van religieus geïnspireerde organisaties de afgelopen jaren strakker zijn geworden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deze kaders zijn eenduidig voor alle locaties van het COA en helder gecommuniceerd.
De analyse dat de regels en houding van het COA ten aanzien van religieus of politiek geïnspireerde organisaties strakker zijn geworden, herken ik niet.
Bent u ook van mening dat het mogelijk moet zijn om met asielzoekers te praten over het geloof en om aankondigingen voor bijvoorbeeld kerkelijke activiteiten te verspreiden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat het COA maatregelen ten aanzien van de activiteiten van stichting Gave heeft genomen alvorens met het bestuur van de stichting over de mogelijke problemen te praten? Deelt u de mening dat het vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk is dat bij eventuele problemen eerst met betrokkenen wordt overlegd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat een goede samenwerking tussen het COA en organisaties voor ondersteuning van asielzoekers van groot belang is? Op welke wijze wilt u deze samenwerking bevorderen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 6 april 2010 over noodopvang voor een uitgeprocedeerde asielzoeker en haar minderjarige kind?1
Ja.
Hoe duidt u deze uitspraak van de voorzieningenrechter?
Het betreft een voorlopige voorziening van de rechtbank Utrecht in afwachting van de beslissing van de gemeente Utrecht op het bezwaarschrift naar aanleiding van de afwijzing van de aanvraag op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dat betekent dat de gemeente nu inhoudelijk naar de zaak zal kijken. Zoals de voorzieningenrechter zelf ook in zijn uitspraak aangeeft, bindt de uitspraak het bestuursorgaan niet in zijn besluit op bezwaar. Inhoudelijk gaat de voorzieningenrechter in op de vraag of aan bepaalde vreemdelingen opvang moet worden verleend. Ik heb voorts op 15 april 2010 een uitspraak van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage ontvangen (363137/KG ZA 10-426), evenals een tweetal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over dezelfde problematiek (CRvB, 19 april 2010, 09/2713 WWB en CRvB, 19 april 2010, 09/1082 Wmo). In alle genoemde uitspraken wordt ingegaan op de betekenis van de conclusies van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) en op bepalingen van het EVRM in verband met het al dan niet verlenen van opvang. In genoemde (voorlopige) uitspraken worden geen eensluidende (eind)conclusies getrokken die mij voorhands aanleiding geven om terug te komen van hetgeen ik heb gesteld in antwoord op eerdere vragen van het lid Spekman (Kamerstukken II 2009/10, Aanhangsel van de Handelingen 2035).
Heeft u het voornemen om in deze zaak te procederen tegen een mogelijk gegrond bezwaar en een besluit tot verlenen van noodopvang op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) van de gemeente Utrecht? Zo ja, op welke wijze?
Tijdens het bestuurlijk overleg met de VNG van 28 april jl. heb ik afgesproken gemeenten desgewenst bij te staan in procedures terzake.
Gemeenten die op lokaal niveau zijn betrokken in procedures over opvang, zal ik processuele en juridische ondersteuning bieden.
Bent u het met de voorzieningenrechter eens dat de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 20 oktober 2009 «moet worden gekenmerkt als een gezaghebbende uitspraak, inhoudende de interpretatie van een algemeen geformuleerde verdragsbepaling in een concrete situatie», en dat «nu het Europees Sociaal Handvest door Nederland is geratificeerd bij een uitspraak over de rechtmatigheid van een overheidsbesluit met een dergelijk gezaghebbende uitspraak rekening zal moeten worden gehouden»? Hoe verhoudt de uitspraak van de voorzieningenrechter zich tot uw antwoorden op de Kamervragen over de uitspraak van het ECSR van 25 maart 2010?
Zie antwoord 2.
Deelt u de mening dat de gemeente Utrecht en andere gemeenten op grond van deze uitspraak eventueel tijdelijk (tot in een mogelijke bodemprocedure is geoordeeld over dit besluit om aan deze uitgeprocedeerde asielzoeker en kind wel/geen noodopvang te verlenen) noodopvang moeten verlenen in vergelijkbare gevallen? Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak geraden is om vanuit een aanmeldcentrum (AC), asielzoekerscentrum (AZC) of vrijheidsbeperkende locatie (VBL) voorlopig geen uitgeprocedeerde vreemdelingen met jonge kinderen meer op straat te zetten?
In Nederland zijn voorzieningen getroffen om medisch noodzakelijke zorg ook voor illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen beschikbaar te stellen. Bovendien voert het Ministerie van Justitie het beleid dat vreemdelingen die hebben aangetoond dat zij werkelijk Nederland buiten hun schuld niet kunnen verlaten, een vergunning kunnen krijgen. Ik acht het van belang te benadrukken dat ik van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben om in Nederland te verblijven, mag verwachten dat zij zelfstandig stappen ondernemen om Nederland te verlaten en dat het realiseren van het vertrek in de eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid is. Ik ondersteun deze vreemdelingen bij hun vertrek uit Nederland. Indien deze vreemdelingen Nederland weigeren te verlaten, ondanks de geboden ondersteuning, eindigt op enig moment de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid.
Wat betreft gezinnen met kinderen die rechtmatig in Nederland verblijven, voorziet de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) reeds dat een minderjarige vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in Nederland, en hier te lande verblijft met tenminste een ouder of verzorger, recht heeft op verstrekkingen (artikel 2, eerste lid onder e). Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van Velzen (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1342) heb ik het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers opdracht gegeven in die gevallen waarin er sprake is van rechtmatig verblijf, geplande ontruimingen van gezinnen met kinderen tijdelijk aan te houden tot 1 juli a.s.
Voor welke vergelijkbare gevallen als bedoeld in de vorige vraag zou wat u betreft dan tijdelijk noodopvang moeten worden geboden? Deelt u de mening dat daar in elk geval onder zouden moeten vallen, uitgeprocedeerde vreemdelingen die dakloos zijn, jonge kinderen hebben en/of aantoonbare medische problemen hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid uw beleid ten aanzien van de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen met jonge kinderen zo aan te passen, dat recht wordt gedaan aan de uitspraken van de voorzieningenrechter en het ECSR, maar ook voldoende rekening wordt gehouden met de risico’s van moeizame terugkeer, aanzuigende werking en misbruik?
Zie antwoord 2, 5 en 6.
De stijging van de immigratiecijfers op het gebied van gezinsmigratie |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Deelt u de mening dat de stijging van het aantal verblijfsaanvragen inzake gezinsmigratie bijzonder zorgwekkend is? Zo nee, waarom niet?1
Nee, deze mening berust niet op juiste gronden. Zoals in de Rapportage Vreemdelingenketen over de periode juli tot en met december 20092 is aangegeven, was er in 2009 sprake van een lichte stijging van het aantal ingediende aanvragen voor een MVV (3%) ten opzichte van 2008. Deze stijging is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een toename in het aantal aanvragen van Somalische vreemdelingen dat is ingediend voor het verblijfsdoel gezinsvorming/gezinshereniging met een houder van een asielvergunning. Somaliërs komen in aanmerking voor een asielvergunning als blijkt dat zij bescherming behoeven. Gezinsleden van deze toegelaten Somalische vreemdelingen kunnen een mvv-aanvraag indienen voor nareis bij de houder van een asielvergunning. Er zijn overigens wel maatregelen getroffen om de aantallen beheersbaar te houden en fraude en misbruik tegen te gaan. Zo is in mei 2009 het categoriaal beschermingsbeleid voor Somalië afgeschaft en is in augustus 2009 het beleid voor Somalische pleegkinderen aangescherpt.
Zet de trend zich nog voort dat er met name een explosieve stijging is van verblijfsaanvragen van Somaliërs? Hoeveel van deze verblijfsaanvragen zijn ingewilligd?
In de laatste vijf maanden van 2009 zijn er per maand gemiddeld ongeveer 1.040 aanvragen om een MVV voor gezinsvorming of gezinshereniging door Somalische vreemdelingen ingediend. In de eerste vijf maanden van 2010 zijn per maand gemiddeld ongeveer 750 aanvragen om een MVV voor gezinsvorming of gezinshereniging door Somalische vreemdelingen ingediend. Er is dus sprake van een daling van deze verblijfsaanvragen. De mvv-aanvragen van Somalische vreemdelingen betreffen in nagenoeg alle gevallen mvv-aanvragen die zijn ingediend voor het verblijfsdoel gezinsvorming/gezinshereniging met een houder van een asielvergunning.
In de eerste vijf maanden van 2010 zijn er ongeveer 1.210 aanvragen om een MVV voor gezinsvorming of gezinshereniging van Somalische vreemdelingen ingewilligd. Hierbij wordt opgemerkt dat de inwilligingen in de maanden januari tot en met mei 2010 ook betrekking hebben op aanvragen die eerder (in 2009) zijn ingediend.
Hoeveel fraudeonderzoeken c.q. adrescontroles hebben er (afgelopen jaar) plaatsgevonden bij de verblijfsaanvragen inzake gezinsmigratie?
In 2009 zijn ruim 400 verzoeken om onderzoek (waaronder adrescontroles) uitgezet bij de Vreemdelingenpolitie naar aanleiding van vermoedens van misbruik of fraude door vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor gezinsvorming of -hereniging.
Hoeveel gezinsmigranten hebben op grond van het gemeenschapsrecht rechtmatig verblijf omdat hun partner/gezinslid onderdaan van de Europese Unie is? Wordt dit als zodanig geregistreerd? Zo nee, waarom niet? Hoe vaak is in deze gevallen een fraudeonderzoek c.q. adrescontrole uitgevoerd?
Ja, dit wordt geregistreerd. Over de aantallen bent u geïnformeerd bij brief van 18 december 2009 van de toenmalige Staatssecretaris van Justitie3 op basis van het WODC-onderzoek dat zij had laten uitvoeren naar het gebruik van gemeenschapsrecht door gezinsmigranten uit derde landen. Deze brief en het onderzoek zijn met uw Kamer besproken op 19 mei jongstleden. In de brief is ook ingegaan op de pilot Haaglanden die toeziet op het tegengaan van schijnrelaties tussen onderdanen van EU-lidstaten en derdelanders, die op 1 augustus 2009 landelijk is uitgerold. Dit heeft ertoe geleid dat in de periode augustus 2009 tot mei 2010 in ongeveer 180 van de ongeveer 830 aanvragen om toetsing aan EU-recht in het kader van verblijf bij partner, door de Vreemdelingenpolitie en/of de gemeente onderzoek is gestart wegens het vermoeden van een schijnrelatie. Daarnaast heeft de IND in een pilot 20 aanvragen nader onderzocht waarin sprake was van een zogenaamd consulair huwelijk. In alle gevallen is vervolgens een gehoor gepland. Van de onderzochte zaken zijn in 16 gevallen indicaties aanwezig om aan te nemen dat sprake is van een schijnhuwelijk. In het merendeel van deze gevallen is reeds afwijzend beslist.
Erkent u dat Europese richtlijnen en verdragen de noodzakelijke verscherping van toelatingseisen bij gezinsmigratie in de weg staan en dat hier iets aan gedaan moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie onderneemt u op grond hiervan?
Met de lidstaten van de Unie zijn afspraken gemaakt over harmonisatie van het gezinsmigratiebeleid in Europa. Dit heeft ertoe geleid dat de regels die in Europees verband gelden, in onder meer de richtlijn gezinshereniging zijn neergelegd. Bij een volgende fase in de harmonisatie van het Europese gezinsmigratiebeleid kunnen de lidstaten bewerkstelligen dat de huidige eisen aan gezinsmigratie anders worden ingevuld. De inspanningen van Nederland op dit punt zijn erop gericht om bij een volgende fase van Europese harmonisatie van het gezinsmigratiebeleid draagvlak te krijgen voor het Nederlandse standpunt inzake de leeftijdseis, de inkomenseis en bijzondere voorwaarden die kunnen worden gesteld aan referenten (hoofdpersonen) van gezinsmigranten.
Bent u bereid een immigratiestop in te stellen voor mensen uit moslimlanden teneinde de islamisering van onze samenleving tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bevoegd en niet bereid tot het afkondigen van een immigratiestop in het algemeen en ook niet specifiek voor moslimlanden. Het weren van immigranten op basis van religie is in strijd met de beginselen van onze rechtsstaat. Het verdedigen van de rechtsstaat begint met het vasthouden aan de beginselen daarvan. Tevens zou een immigratiestop strijd opleveren met internationale bepalingen, waaronder die van de Europese richtlijnen op het gebied van reguliere migratie alsook de verplichtingen op grond van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen. Het weren van immigranten uit moslimlanden door middel van een immigratiestop is derhalve evenzeer onmogelijk, als onwenselijk.
Het feit dat gemeenten hun noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers willen heropenen |
|
Rita Verdonk (Verdonk) |
|
Is het waar dat een groot aantal gemeenten overweegt hun noodopvang voor uitgeprocedeerde en afgewezen asielzoekers te heropenen?1 Zo ja, hoeveel om hoeveel gemeenten en welke aantallen asielzoekers gaat het hier?
Uit contacten met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is naar voren gekomen dat bij de VNG niet meent dat gemeenten zouden overwegen noodopvang te heropenen. Gemeenten en Rijk spannen zich in om, conform de afspraken in het bestuursakkoord tussen de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en de VNG op 25 mei 2007, de noodopvang te beëindigen. Ik verwijs voorts naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 29 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 994, nr. 32), waarin ik ben ingegaan op de stand van zaken betreffende de beëindiging van de noodopvang.
Is het waar dat een dergelijke opvang verboden is door de overeenkomst tussen het Rijk en de gemeenten over het Generaal Pardon?
In bovengenoemd bestuursakkoord is afgesproken dat gemeenten noch direct noch indirect meewerken aan de opvang van onrechtmatig in ons land verblijvende vreemdelingen en de bestaande noodopvang beëindigen. Voorts is afgesproken de gemeentelijke (financiering van) noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in samenhang met de uitvoering van de Regeling uiterlijk eind 2009 wordt beëindigd.
Welke bevoegdheden heeft u om naleving van dit akkoord af te dwingen?
In de afgelopen jaren zijn, naar aanleiding van het bestuursakkoord, door het kabinet maatregelen genomen om de problematiek van het op straat terecht komen van afgewezen asielzoekers tot een minimum te beperken. Dit om het probleem weg te nemen dat door gemeenten werd genoemd als grond om noodopvang te verlenen. Tevens is, in het kader van een projectmatige aanpak, door het Rijk en gemeenten intensief en met succes samengewerkt om tot beëindiging van de bestaande noodopvang te komen. Op deze manier is een maximaal sluitende aanpak gecreëerd om te voorkomen dat uitgeprocedeerde asielzoekers op straat belanden. Een volledig sluitende aanpak is, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor zijn vertrek, niet mogelijk. Niet uit te sluiten valt dat ook in de toekomst uitgeprocedeerde asielzoekers zich zullen melden bij gemeenten, kerken of vormen van incidentele opvang. Met gemeenten is afgesproken dat in zulke gevallen contact wordt opgenomen met het Rijk (i.c. de DT&V) om te kijken naar mogelijke maatregelen. De overlegstructuur zoals ontstaan met de werkwijze voor de afbouw van de gemeentelijke noodopvang (het casusoverleg op lokaal niveau) zal ook voor de toekomst behouden blijven en voor dergelijke situaties van nut zijn. Door deze combinatie van maatregelen en aanvullende afspraken heeft het bestuursakkoord zodanig invulling gekregen dat bestaande, structurele noodopvang kon worden gesloten en voor gemeenten geen aanleiding hoeft te zijn om opnieuw dergelijke structurele voorzieningen te bieden.
Bent u daadwerkelijk van plan de naleving van dit akkoord af te dwingen en het verbod op dit soort noodopvang voor afgewezen asielzoekers te handhaven? Zo nee, wat is hiervan de oorzaak?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van plan om illegaal verblijf in Nederland op korte termijn strafbaar te stellen?
Nee.
Deelt u de mening dat ondanks de bepalingen van het Schengenakkoord een eigen verscherpte grensbewaking wenselijk is zolang de Europese buitengrenzen niet voldoende dicht zijn?
Nee. Het is wel van het grootste belang dat er een goede controle van de gezamenlijke buitengrenzen plaatsvindt. Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) speelt daar een belangrijke rol in. Momenteel wordt in Brussel gesproken over herziening van de Frontex-verordening, met als doel de versterking van de operationele slagkracht en flexibiliteit van het agentschap.
Kunt u garanderen dat deze gang van zaken voorkomen dan wel beëindigd zal worden om een volgend generaal pardon te voorkomen?
Zie antwoord op vragen 3 en 4.
De noodzaak van gemeenten om de noodopvang voor asielzoekers weer te openen |
|
Krista van Velzen |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van gemeenten dat zij de noodopvang weer zullen moeten openen nu de regering er onvoldoende in slaagt om asielzoekers vanuit de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel terug te begeleiden naar het land van herkomst?1
Er is geen reële aanleiding om tot heropening van noodopvangvoorzieningen over te gaan. Dit kabinet heeft een groot aantal structurele maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat terecht hoeven te komen. Deze zijn: het creëren van opvang voor medische aanvragers, het opleggen van een vrijheidsbeperkende-maatregel in de VBL na afloop van de vertrektermijn van 28 dagen, extra mogelijkheden voor ondersteuning bij zelfstandig vertrek en op de langere termijn de nieuwe asielprocedure in het kader waarvan opvang wordt verleend na afwijzing in het AC. De overheid spant zich aldus maximaal in om vanuit een situatie van opvang of verblijf in de VBL het zelfstandig vertrek te realiseren, zodat uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat terechtkomen. In gevallen waarbij blijkt dat betrokkenen buiten hun schuld niet kunnen vertrekken, voorziet het buitenschuldbeleid in de mogelijkheid van een verblijfsvergunning. Een tot op het laatste denkbare geval sluitende aanpak is echter, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling voor zijn vertrek, niet mogelijk. Indien uitgeprocedeerde asielzoekers niet zelfstandig willen vertrekken, wordt ingezet op gedwongen terugkeer. Het kan voorkomen dat ook het gedwongen vertrek bij gebrek aan (vervangende) reisdocumenten niet kan worden gerealiseerd. Het in dergelijke gevallen op enig moment beëindigen van het verblijf in de VBL vloeit voort uit het uitgangspunt van het terugkeerbeleid dat de vreemdeling zelf verantwoordelijkheid draagt voor het vertrek en draagt bij aan de boodschap dat verblijf in Nederland geen optie (meer) is. Het vervolgens verlenen van vormen van noodopvang acht ik een verkeerd signaal.
Is het waar dat vijftig procent van de mensen vanuit de VBL niet terugkeert naar het land van herkomst en dat zij vervolgens weer op straat belanden? Zo ja, wat zijn de werkelijke aantallen? Zo nee, om hoeveel mensen gaat het dan die weer op straat belanden?
Nee, dit is niet waar. In 2009 hebben ongeveer 560 vreemdelingen de VBL verlaten. Ongeveer 10% van hen heeft, tegelijk met de beëindiging van de vrijheidsbeperkende maatregel, een aanzegging gekregen om Nederland te verlaten. Een deel van de vreemdelingen heeft ervoor gekozen om zelfstandig, op eigen initiatief de VBL te verlaten.
De overige vreemdelingen hebben Nederland aantoonbaar verlaten, zijn in vreemdelingenbewaring gesteld of zijn uitgestroomd om overige redenen (ingediende verblijfsaanvraag, verleende vergunning etc.).
Hoeveel gezinnen zijn er sinds 1 januari 2010 op straat gezet vanuit de VBL?
In de periode tussen 1 januari 2010 en 1 april 2010 heeft één gezin bestaande uit twee vreemdelingen, tegelijk met de beëindiging van de vrijheidsbeperkende maatregel, een aanzegging gekregen om Nederland te verlaten.
Bent u van mening dat alle vreemdelingen die weer op straat belanden dit zonder uitzondering aan zichzelf te wijten hebben omdat zij niet meewerken aan terugkeer? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo nee, wat is dan uw oplossing als het niet terug kunnen keren niet aan de vreemdeling te wijten is?
Ja. Voor alle vreemdelingen op wie een vertrekplicht rust, geldt in beginsel dat het mogelijk is om terug te keren naar het land van herkomst. Er zijn mij in dit kader geen landen bekend die hun eigen onderdanen niet terugnemen indien zij zelfstandig willen terugkeren.
Mocht gedurende het vertrektraject blijken dat een vreemdeling buiten zijn/haar schuld niet kan vertrekken, dan zal in beginsel een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid worden verleend.
Kunt u de opvatting van de gemeenten onderschrijven dat zij een zorgplicht hebben en geen gezinnen, zieken en ouderen op straat mogen laten zwerven? Zo ja, bent u bereid de noodopvangen toe te staan? Zo nee, gaat u ingrijpen bij gemeenten die noodgedwongen de noodopvang weer openen en welke maatregelen gaat u nemen?
Nee. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 1, zijn in de afgelopen jaren door het kabinet maatregelen genomen om de problematiek van het op straat terechtkomen van uitgeprocedeerde asielzoekers tot een minimum te beperken. Daarmee is het probleem weggenomen dat door gemeenten werd genoemd als grond om noodopvang te verlenen. Tevens is, in het kader van een projectmatige aanpak, door het Rijk en gemeenten intensief en met succes samengewerkt om tot beëindiging van de bestaande noodopvang te komen, omdat niet uit te sluiten valt dat ook in de toekomst uitgeprocedeerde asielzoekers zich zullen melden bij gemeenten, kerken of vormen van incidentele opvang is met de gemeenten afgesproken dat in zulke gevallen contact wordt opgenomen met het Ministerie van Justitie (i.c. de DT&V) om te kijken naar mogelijke maatregelen. De overlegstructuur zoals ontstaan met de werkwijze voor de afbouw van de gemeentelijke noodopvang (het casusoverleg op lokaal niveau) zal ook voor de toekomst behouden blijven en voor dergelijke situaties van nut zijn. Door deze combinatie van maatregelen en aanvullende afspraken is het bestuursakkoord dat de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en de VNG op 25 mei 2007 hebben gesloten, zodanig ingevuld dat bestaande structurele noodopvang kon worden gesloten en er voor gemeenten geen aanleiding is om opnieuw dergelijke structurele voorzieningen te bieden.