Noord-Koreaanse dwangarbeiders in Europa |
|
Sadet Karabulut , Han ten Broeke (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Koreanen uitgebuit in Europa»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat Kim Jong-un de Noord-Koreaanse staatskas met miljarden euro’s spekt door zijn burgers dwangarbeid te laten verrichten in het buitenland, waaronder Europa?
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 31 mei jl. (nr. 31052017dao) heeft de zorgelijke positie van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten in het buitenland de specifieke aandacht van het Kabinet, niet alleen vanuit het oogpunt van mogelijke schending van internationale mensenrechtennormen maar ook vanwege de mogelijk daarmee gepaard gaande geldstromen (precieze bedragen zijn niet bekend en schattingen lopen uiteen) naar de Noord-Koreaanse staat die mogelijk ten goede komen aan het Noord-Koreaanse nucleaire en ballistische programma. In VNVR-resolutie 2321 (2016) van 30 november jl. sprak de VN-Veiligheidsraad hier ook zorg over uit en riep het lidstaten op tot waakzaamheid ten aanzien van deze praktijk. Op Nederlands initiatief is deze oproep tot waakzaamheid ook opgenomen in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 17 juli jl. VNVR-resolutie 2371 (2017) van 5 augustus jl. verbeidt daarenboven landen het aantal werkvergunningen voor Noord-Koreaanse werknemers uit te breiden. Nederland zet zich in EU-verband in om te komen tot een eenheid in de uitvoering van de genoemde VNVR-resolutie.
Blijft u bij uw eerdere uitspraken – in antwoord op eerdere vragen – dat in Polen geen gevallen van illegaal werk of mensenhandel zijn aangetroffen, noch overtredingen die het kenmerk hebben van dwangarbeid? Hoe beziet u die eerdere uitspraken in het licht van hetgeen de onderzoeksgroep Leiden Asia Centre op basis van onderzoek constateert, zijnde dat die uitspraken niet kloppen en er in de hele Europese Unie (EU) waarschijnlijk enkele duizenden Noord-Koreanen aan het werk zijn, van wie de meesten in Polen? Graag een toelichting.
In mijn brief d.d. 27 maart jl. met antwoorden op eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1513) heb ik aangegeven dat de Poolse autoriteiten geen gevallen van illegaal werk of mensenhandel hebben aangetroffen, noch overtredingen die het kenmerk hebben van dwangarbeid. Het onderzoek van de onderzoeksgroep Leiden Asia Centre is onlangs hernieuwd onder de aandacht van de Poolse autoriteiten gebracht. De Poolse autoriteiten, gewezen op de verschillen met de uitkomsten van het onderzoek, blijven bij de eerder gegeven conclusie. Nederland heeft dit ook bij Polen bilateraal onder de aandacht gebracht. Tijdens de Internationale Arbeidsconferentie (IAC) die van 5 tot en met 16 juni heeft plaatsgevonden is, naar aanleiding van een klacht van de vakbond Solidarnosc, in relatie tot IAO-verdrag No. 29 (verbod op dwangarbeid) gesproken over de situatie van Noord-Koreaanse gastarbeiders in Polen. De Poolse regering is verzocht om een grotere inzet op de bescherming van migranten, het verstrekken van informatie over de maatregelen die zijn getroffen om gevallen van gedwongen arbeid te identificeren, het nemen van onmiddellijke maatregelen tegen de schuldigen en ervoor te zorgen dat geïdentificeerde slachtoffers toegang hebben tot bescherming en compensatie. De Poolse overheid heeft toegelicht signalen van illegaal werk en overtredingen die het kenmerk hebben van dwangarbeid door Noord-Koreanen in Polen serieus te nemen. Als er onregelmatigheden zijn, dan worden die bestraft. De Poolse overheid investeert in voorlichtingscampagnes en trainingen om gedwongen arbeid te voorkomen en tegen te gaan. Polen wil ook de dialoog met Noord-Korea aangaan.
Bent u bekend met de praktijken waarbij detacheringsbureaus in Polen (die voor 50 procent in handen zijn van een Noord-Koreaan) voor klussen zorgen, waarna mensen met legale contracten aan de slag kunnen in de tuinbouw of op een scheepswerf? Bent u eveneens bekend met de berichten dat paspoorten daarbij in een kluis worden bewaard om zo mensen gedwongen vast te houden? Graag een reactie.
Dergelijke beweringen zijn mij bekend. Voorts is mij bekend dat er Europese subsidie is verstrekt aan Poolse bedrijven. In eerste instantie is de lidstaat verantwoordelijk voor de controle op de rechtmatigheid van de bestedingen mede in relatie tot wet- en regelgeving. In tweede instantie is er een rol voor de Europese Commissie als toezichthoudende instantie. Als EU-geld niet volgens de geldende regels wordt besteed kan de Europese Commissie geld terugvorderen.
Kunt u bevestigen dat dit soort constructies zelfs gefinancierd worden met Europese subsidies? Zo ja, hoe is dit mogelijk, ook in het licht van EU-sancties die zijn ingesteld tegen Noord Korea?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat Noord-Koreaanse arbeiders – al of niet onder dwang – hebben gewerkt aan NAVO-schepen? Zo ja, hoe is dat mogelijk gezien de enorme veiligheidsrisico’s die daarmee gepaard gaan, ook omdat bijna alle (dwang)arbeiders volgens onderzoek van het Leiden Asia Centre lid van de partij van het regime zijn?
De NAVO beschikt als organisatie niet over eigen schepen. Het gaat om schepen die door de individuele NAVO-bondgenoten aan het Bondgenootschap beschikbaar worden gesteld en waarvoor de NAVO-bondgenoten verantwoordelijkheid dragen ook in relatie tot veiligheidsrisico's. Voor zover kon worden nagegaan, hebben er op de werf CRIST in Polen geen Noord-Koreaanse arbeiders werkzaamheden uitgevoerd aan schepen van de Koninklijke Marine.
Is het bekend of er dergelijke veiligheidsrisico’s zijn gelopen? En zijn er reeds maatregelen genomen of aangescherpt om dat in de toekomst te voorkomen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 6.
Welke stappen heeft het kabinet tot nu toe genomen – ook naar aanleiding van de bevindingen van het Leiden Asia Centre – om de werkelijke omvang van dwangarbeid vanuit Noord-Korea in de EU te achterhalen? Welke maatregelen heeft u hiertegen genomen/bent u van plan te nemen? Graag een toelichting.
Diverse onderzoeken spreken over enkele honderden Noord-Koreaanse burgers die werkzaam zijn in de Europese Unie. In de meest recente Europese mensenhandel cijfers worden alle niet-EU landen waarvan in 2013–2014 vijftig of meer slachtoffers zijn aangetroffen in de EU genoemd. Noord-Korea staat daar niet bij.2
Voor de stappen die het kabinet onderneemt, verwijs ik u naar de eerder genoemde brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 31 mei jl.
Het kabinet blijft zich inzetten om de problematiek van Noord-Koreaanse arbeidsmigranten en de omvang daarvan in internationaal verband aan de orde te stellen.
De toename van het aantal afgewezen asielzoekers dat van de radar verdwijnt |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat in de eerste twee maanden van 2017 al 2000 afgewezen asielzoekers van de radar zijn verdwenen?1
Het is juist dat in de eerste twee maanden van 2017 zo’n 2.000 vreemdelingen uit de caseload van Dienst Terugkeer en Vertrek zonder toezicht zijn vertrokken. Dat kan niet worden gelijkgesteld met dat zij nog steeds niet-rechtmatig in Nederland verblijven. Het is niet uitgesloten dat vreemdelingen die in deze categorie vallen nog (enige tijd) niet-rechtmatig in Nederland verblijven, maar het is ook zeer wel mogelijk dat zij Nederland hebben verlaten. Naar de aard van het vraagstuk is dit niet te achterhalen.
Hoe kunt u beweren dat het in zichzelf geen probleem is dat een vreemdeling is vertrokken, zonder dat de uiteindelijke bestemming bekend is? Zegt u daarmee dat illegaliteit geen probleem is?
Het is niet zo dat ik meen dat het niet problematisch is als een vreemdeling Nederland niet verlaat. Wanneer vreemdelingen zonder toezicht vertrekken kan dit echter niet zonder meer worden gelijkgesteld met niet-rechtmatig verblijf in Nederland. Zoals ik in het debat hierover met uw Kamer op 11 mei jl. heb aangegeven, heeft gecontroleerd daadwerkelijk vertrek mijn voorkeur en is mijn inzet, ook in EU-verband, daarop gericht.
Deelt u de mening van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) dat minder mensen (uit o.a. Marokko en Algerije) terugkeren omdat er geen financiële terugkeerhulp meer beschikbaar is? Hoe gaat u om met dit effect van het beleid?
De maatregelen ten aanzien van het afschaffen van de financiële terugkeerondersteuning (landen uit de ring rond Europa waaronder Marokko en Algerije) en het stopzetten van de volledige terugkeerondersteuning (visumvrije landen waaronder de Balkanlanden) zijn genomen als onderdeel van een groter pakket aan maatregelen, gericht op het terugdringen van de instroom van, soms overlastgevende, vreemdelingen uit veilige landen van herkomst. Dat is gelukt. Of dat (mede) is veroorzaakt door deze maatregel is niet vast te stellen. Aan de andere kant kan ook niet worden geconcludeerd dat de daling van de vertrekcijfers enkel toe te schrijven is aan deze maatregel. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op het aantal migranten dat terugkeert, waarvan terugkeerondersteuning er een is. Voor zover mogelijk zullen de effecten van de genomen maatregelen ten aanzien van de terugkeerondersteuning deze zomer worden geëvalueerd en daarna met uw Kamer worden gedeeld.
Welke stappen heeft u genomen om met Marokko en Algerije te onderhandelen over het mogelijk maken van gedwongen terugkeer? Op welke essentiële stappen doelt u in uw antwoorden op eerdere vragen over het bericht dat burgemeesters af willen van kansloze asielzoekers?2
Het kabinet spant zich in om de terugkeersamenwerking met Marokko en Algerije te verbeteren als onderdeel van de bredere bilaterale relatie. Het belang van terugkeer wordt zowel in gesprekken op hoog-ambtelijk als politiek niveau geadresseerd. Dit heeft mede geresulteerd in afspraken met Marokko over identificatie van Marokkanen in Nederland die geen recht hebben op verblijf. Algerije heeft onlangs enkele vervangende reisdocumenten afgegeven voor (gedwongen) terugkeer. Met essentiële stappen wordt bedoeld dat er sprake is van een betrouwbare terugkeersamenwerking met deze landen, met korte doorlooptijden.
Welke mogelijkheden ziet u om Marokko en Algerije onder druk te zetten om gedwongen terugkeerders te accepteren?
Nederland investeert in een brede samenwerking met deze landen, in de verwachting dat dit ook positief resultaat zal geven op het gebied van migratie en terugkeer. Gelet op de recente stappen in de terugkeersamenwerking met Marokko en Algerije is het uitoefenen van meer druk nu niet aan de orde.
Bent u bereid met uw Spaanse collega te bespreken waarom zij wél succesvol zijn als het gaat om gedwongen terugkeer naar Marokko? Zo ja, wilt u de verschillende Spaanse maatregelen voorleggen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?3
Onlangs heb ik gesproken met mijn Spaanse ambtgenoot. Spanje heeft jarenlang geïnvesteerd in een brede relatie met Marokko. Er wordt op verschillende terreinen en op grote schaal ondersteuning gegeven aan Marokko. Belangrijk onderdeel daarvan in relatie tot terugkeer is dat Spanje bijvoorbeeld vergunningen voor seizoensarbeid verstrekt aan personen uit Marokko. Marokkanen die ervoor kiezen illegaal Spanje in te reizen, worden uitgesloten van een dergelijke werkvergunning.
Zowel in Nederland als in EU-verband vormt terugkeer een integraal onderdeel van het buitenlandbeleid en wordt terugkeer zowel op politiek als technisch niveau met herkomstlanden besproken. Ten aanzien van seizoensarbeid voor werknemers van buiten de EU geldt dat er in Nederland en de rest van de EU voldoende arbeidsaanbod is om de vacatures te vervullen, zodat geen werknemers van buiten de EU tot de Nederlandse arbeidsmarkt hoeven te worden toegelaten.
Wat vindt u van de stelling van de Duitse vice-kanselier Sigmar Gabriel dat landen die onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer, op ontwikkelingshulp gekort moeten worden?4
De bijdrage van vicekanselier Gabriel maakt deel uit van de discussie binnen de Europese Unie over effectieve terugkeer. De inzet van positieve prikkels in de relatie met derde landen en – indien deze onvoldoende effect sorteren – ook negatieve prikkels om medewerking aan terugkeer te bevorderen, is in lijn met de aanpak van het kabinet zoals opgenomen in het regeerakkoord en in de kabinetsreactie op het rapport van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) over de «Strategische Landenbenadering migratie» (Kamerstuk 29 344/ 30 573, nr. 128). Zoals hierin aangegeven zullen negatieve prikkels eerst en vooral worden gezocht binnen het migratiedomein (bijv. visumrestricties) zonder daarbij andere beleidsterreinen op voorhand uit te sluiten. Het kabinet zal elk voorstel voor negatieve prikkels zorgvuldig beoordelen op verwachte effectiviteit en op proportionaliteit. Uiteindelijk gaat het om maatwerk per land, dat rekening houdt met effecten en de mogelijke impact op de bredere relatie.
Hoe oordeelt u over de bereidheid van Duitsland om Noord-Afrikaanse landen te betalen voor het terugnemen van hun onderdanen?5
Het kabinet staat terughoudend tegenover directe financiële vergoedingen aan herkomstlanden voor de terugname van eigen onderdanen. Dit verhoudt zich immers niet tot de plicht die er vanuit het internationaal (gewoonte)recht op iedere staat rust om eigen onderdanen terug te nemen.
Wat vindt u van de bereidheid van Zweden om Noord-Afrikaanse landen tegemoet te komen voor het terugnemen van hun onderdanen door bijvoorbeeld tehuizen te financieren?
De vreemdelingen die uit Nederland moeten terugkeren naar Noord-Afrikaanse landen zijn in de regel meerderjarig. Anders dan bij minderjarige vreemdelingen is adequate opvang geen voorwaarde voor terugkeer naar het land van herkomst. Ik zie vooralsnog geen meerwaarde in een dergelijk initiatief.
Hoe verloopt de gedwongen terugkeer van Marokkanen en Algerije vanuit andere Europese lidstaten?
De terugkeer vanuit andere EU-lidstaten naar Marokko en Algerije verloopt in de regel tamelijk moeizaam. Verschillende lidstaten geven aan problemen te ondervinden met identiteitsvaststelling en het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeer. Sommige lidstaten hebben bilaterale afspraken met Marokko en Algerije, maar deze worden niet altijd nageleefd.
Zoals eerder gesteld kent Spanje een relatief succesvolle samenwerking. Ook Frankrijk ziet betere resultaten, mogelijk vanwege de historisch nauwere banden die het land met deze landen onderhoudt.
Deelt u de mening dat maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat een groeiende groep afgewezen asielzoekers buiten beeld raakt?
Zoals ook geantwoord op vraag 1, kan het gegeven dat vreemdelingen zonder toezicht vertrekken niet worden gelijkgesteld met niet-rechtmatig verblijf in Nederland. Evenwel zou het kabinet vreemdelingenbewaring doelmatiger willen kunnen inzetten, zodat in relevante gevallen vreemdelingen in beeld kunnen worden gehouden tot het moment van uitzetting. Bij de onderhandelingen over het pakket van voorstellen gericht op de herziening van het gemeenschappelijke Europees asielstelsel pleit Nederland dan ook voor voldoende ruimte in de EU-regelgeving om vreemdelingenbewaring te kunnen toepassen wanneer daartoe aanleiding bestaat. In dit kader heeft Nederland, met enkele andere lidstaten, de Commissie verzocht om – mede in dat licht – haar initiatiefrecht te gebruiken om de terugkeerrichtlijn te herzien.
Het bericht dat tientallen medewerkers van het asielzoekerscentrum Ter Apel al maanden thuiszitten |
|
Jasper van Dijk , Cem Laçin |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat tientallen medewerkers van het asielzoekerscentrum in Ter Apel al maanden thuis zitten en dat dit mogelijk komt door giftige stoffen die in de bodem van het terrein zouden zitten?1
In Ter Apel zijn 185 medewerkers van het COA werkzaam. Daarvan zijn er op dit moment 17 die geheel of gedeeltelijk met ziekteverzuim zijn (stand 15 mei 2017). Op 15 maart van dit jaar waren er 19 medewerkers geheel of gedeeltelijk met verzuim. Niet in alle gevallen is precies bekend wat de reden of oorzaak is daarvan. Voor de betrokken medewerkers is dit een vervelende situatie en ik begrijp dat deze mensen ongerust zijn en behoefte hebben aan duidelijkheid en een verklaring voor hun klachten. Daarom hecht het COA er zeer aan dat de mogelijke oorzaken van de gezondheidsklachten worden gevonden. Het COA heeft dan ook besloten een onafhankelijke onderzoekscommissie in te stellen. De commissie wordt gevraagd om alle factoren en tot nu toe ondernomen acties te beoordelen en te komen met een concreet advies waarmee de gezondheidsklachten kunnen worden onderzocht en opgelost.
Is bekend welke bedrijven vroeger illegaal chemisch afval dumpten op het terrein van het asielzoekerscentrum? Zo ja, om welke bedrijven gaat het en hoe worden zij hiervoor verantwoordelijk gehouden?
Dat is mij niet bekend.
Waarom zijn alleen kleine delen van het terrein gesaneerd en is niet het hele terrein gesaneerd?
Bij de overdracht van het voormalige NAVO-terrein van het Ministerie van Defensie naar het toenmalige Ministerie van Justitie, zijn in 1996 de gronddepots met vervuilde grond opgeruimd en is de grond afgevoerd naar verschillende grondverwerkingsbedrijven. De gronddepots waren voorzien van een onder- en bovenafdichting van HDPE-folie. Volgens het rapport van ingenieursbureau DHV heeft de vervuiling van de grond die opgeslagen was in het depot door de onder – en bovenafdekkingen geen invloed gehad op de ondergrond2. Er is destijds op het gehele NAVO-terrein onderzoek verricht naar vervuilende stoffen en geadviseerd om drie locaties te saneren (grondwatersanering).
In het kader van het beoordelen van de bouwaanvraag zijn in het verleden in opdracht van de vergunningverlenende instanties ook bodemonderzoeken verricht op de plekken waar de bouw van de locatie was gepland, overeenkomstig de voorschriften die in Nederland van toepassing zijn op bouwaanvragen. Ook op het gehele terrein waar de nieuwbouw is gekomen, die onlangs op 19 april is geopend, heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. In alle gevallen is de aangevraagde bouwvergunning verleend.
Het rapport waarin de resultaten staan beschreven van het meest recente bodemonderzoek is sinds 11 april 2017 te vinden op de website van het COA (www.coa.nl).
Is onderzocht of de bodem verontreinigd is toen het asielzoekerscentrum werd gebouwd? Zo ja, bent u bereid de onderzoeksresultaten daarvan met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet en bent u van mening dat dit wel had moeten gebeuren gezien de wijdverspreide bekendheid met het feit dat er veelvuldig chemisch afval is gedumpt?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) weigert inzage te geven in de resultaten van hun interne onderzoek en dit onderzoek nogmaals op grotere schaal uit te gaan voeren? Wat is hierop uw reactie?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het COA te vragen de resultaten van hun onderzoek openbaar te maken en naar de Kamer te zenden?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom heeft het COA slechts een bodemonderzoek uitgevoerd op zes vierkante meter? Bent u van mening dat een onderzoek op een dergelijk klein perceel absoluut niet representatief is en daarop niet gebaseerd kan worden dat het hoge ziekteverzuim niet te maken heeft met de bodemverontreiniging?
De resultaten van de onderzoeken die in het verleden zijn verricht lieten zien dat er geen sprake is van bodemverontreiniging die tot gezondheidsklachten kan leiden. Het aanvullende bodemonderzoek dat onlangs is verricht vond plaats op het gedeelte van het terrein waar voormalige gronddepots met vervuilde grond aanwezig waren. De oppervlakte van dit terrein bedraagt ca. 6.000 m2. In november 1996 zijn deze gronddepots opgeruimd. De gezondheidsklachten zijn afkomstig van medewerkers die op dit gedeelte van het terrein werkzaam zijn geweest. Ook dit bodemonderzoek heeft aangetoond dat er in de bodem geen stoffen of materialen zijn aangetroffen die de oorzaak kunnen zijn van de medische klachten van medewerkers, dan wel waardoor medewerkers gezondheidsrisico’s lopen.
Bent u bereid het COA, de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND), de Koninklijke Marechaussee en alle andere instanties die werkzaam zijn in het asielzoekerscentrum te vragen een soortgelijk onafhankelijk grootschalig preventief medisch onderzoek te doen, op de wijze dat het COA intern en op kleine schaal heeft uitgevoerd? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Er zijn bij het COA geen bewoners bekend met gezondheidsklachten die vergelijkbaar zijn met de klachten van medewerkers.
Zijn er ook zieke asielzoekers met dezelfde klachten die, anders dan de medewerkers, permanent in het centrum verblijven? Zo ja, om hoeveel mensen gaat het? Bent u bereid onder hen ook een preventief medisch onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 8.
De Wet arbeid vreemdelingen |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat dient te worden verstaan onder het begrip «andere werkgever» uit artikel 15, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav)? Vallen ook particulieren die een dienstverlener, zoals een schoonmaakbedrijf, inhuren hieronder?
De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) kent een breed werkgeversbegrip. Een werkgever is degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten of een natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten. Particulieren die een dienstverlener inhuren vallen hier ook onder.
Welke mogelijkheden heeft de «andere werkgever» om te kunnen vaststellen of de werknemer die de werkzaamheden komt uitvoeren een vreemdeling is op grond van de Wav, als aan hem geen afschrift van een identiteitsbewijs wordt verstrekt door de opdrachtnemer? Of het uitzendbureau en de opdrachtnemer de «andere werkgever» meldt dat de betreffende werknemer geen vreemdeling is?
De «andere werkgever», de opdrachtgever, is op grond van artikel 15 Wav verplicht om de identiteit van de vreemdeling vast te stellen aan de hand van het identiteitsbewijs en de door de werkgever (het uitzendbureau of de opdrachtnemer) te verstrekken kopie van het identiteitsbewijs en deze kopie op te nemen in de administratie. Op de «andere werkgever» rust de zelfstandige verantwoordelijkheid om de identiteit van de te werk te stellen vreemdeling te controleren aan de hand van originele identiteitsdocumenten. Zo nodig vraagt de «andere werkgever» het afschrift van het identiteitsbewijs op bij het uitzendbureau of de opdrachtnemer. Er hoeft geen kopie van het identiteitsbewijs te worden verstrekt als de vreemdeling onderdaan is van een land dat partij is bij de Europese Economische Ruimte, onderdaan is van de Europese Unie of van Zwitserland.
De «andere werkgever», de opdrachtgever, mag dus niet afgaan op de enkele mededeling van de werkgever (het uitzendbureau of de opdrachtnemer) dat de betreffende werknemer geen vreemdeling is.
Gelden de verplichtingen uit artikel 15 van de Wav (verstrekken en bewaren van identiteitsbewijs en vaststellen van identiteit) ook bij incidentele vervanging?
Ja, de verplichtingen van artikel 15 gelden voor alle arbeid, ook bij incidentele vervanging.
Indien een particulier een schoonmaakbedrijf inhuurt voor de schoonmaak van zijn huis, en het schoonmaakbedrijf incidenteel en buiten medeweten van de betreffende particulier, een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning het huis laat schoonmaken, zonder dat de particulier een afschrift van het identiteitsbewijs krijgt en de identiteit van de betreffende vreemdeling kan vaststellen: is er dan sprake van een overtreding? Kan deze overtreding beboet worden? Kan de betreffende particulier hiervoor een strafblad krijgen?
In de beschreven situatie is sprake van een overtreding. Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb aangegeven heeft de opdrachtgever, ook als dit een particulier is, de verplichting de identiteit van de vreemdeling vast te stellen en een kopie van het identiteitsbewijs te bewaren. Deze overtreding kan beboet worden. In het handhavingsbeleid van de Inspectie SZW is echter bepaald dat bij particulieren (dat wil zeggen natuurlijke personen die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten en die niet beroeps- of bedrijfsmatig arbeid inhuren als opdrachtgever) niet wordt opgetreden bij het niet-nakomen van de genoemde verplichting.
Overigens betreft het bij overtreding een bestuurlijke boete op grond van de Wav die niet in de justitiële systemen wordt geregistreerd. De betreffende werkgever krijgt hierdoor dan ook geen strafblad.
Wat is de maximale sanctie op overtreding van artikel 15, tweede en vierde lid van de Wav?
Het boetenormbedrag is 1.500 euro. Bij het vaststellen van de boete wordt een onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Als sprake is van een natuurlijk persoon die wordt beboet, wordt vanuit het oogpunt van evenredigheid een correctiefactor van 0,5 op het boetenormbedrag toegepast. Het boetebedrag wordt verhoogd met 100 dan wel 200 procent in geval van recidive of herhaalde recidive.
In hoeverre houdt de Inspectie SZW bij het opleggen van een sanctie rekening met de mate van verwijtbaarheid bij de «andere werkgever», bijvoorbeeld als deze is misleid door de feitelijke werkgever van de vreemdeling?
Zowel de werkgever (het uitzendbureau of de opdrachtnemer) als de «andere werkgever» (de opdrachtgever) heeft een eigen verantwoordelijkheid om de Wav na te leven en zich te houden aan de verplichtingen van artikel 15 van de Wav. Dit betekent dat deze beide categorieën werkgevers een eigen verantwoordelijkheid hebben om zelf de identiteit van de te werk te stellen vreemdeling te controleren aan de hand van originele identiteitsdocumenten. Dat geldt derhalve ook voor particuliere opdrachtgevers die op grond van de wet als «andere werkgever» (de opdrachtgever) worden beschouwd. Zoals in alle gevallen, speelt de mate van verwijtbaarheid een rol. Als een overtreding een overtreder niet te verwijten valt, mag op grond van de Algemene wet bestuursrecht geen boete worden opgelegd. Van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid is bijvoorbeeld sprake als de tewerkgestelde vreemdeling zich heeft geïdentificeerd met een vals identiteitsbewijs waarbij de vervalsing betrekking heeft op de zogenaamde tweedelijnskenmerken die bij een werkgever niet bekend worden verondersteld. Een overtreder zal altijd gemotiveerd moeten aangeven waarom in zijn geval geen sprake is van verwijtbaarheid, waarbij de specifieke situatie van de overtreding wordt betrokken.
Hoeveel werkgevers hebben in 2014, 2015 en 2016 een sanctie gekregen vanwege overtreding van artikel 15, tweede en/of vierde lid? Hoeveel hiervan zijn opgelegd aan particulieren? Kunt u hierbij ook aangeven tegen hoeveel sancties beroep is aangetekend en hoeveel sancties uiteindelijk onherroepelijk zijn geworden?
In 2014, 2015 en 2016 hebben respectievelijk 11, 63 en 57 werkgevers een boete opgelegd gekregen vanwege overtreding van artikel 15, tweede en/of vierde lid van de Wav. Geen van deze boetes zijn opgelegd aan particulieren (dat wil zeggen aan natuurlijke personen die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten en die niet beroeps- of bedrijfsmatig arbeid inhuren als opdrachtgever), in lijn met het handhavingsbeleid van de Inspectie SZW. Er is daarmee geen sprake van beroepszaken of onherroepelijke boetes in deze zaken.
Waarom kan de «andere werkgever» een sanctie krijgen als hij de identiteit van de vreemdeling niet vaststelt en geen afschrift van het identiteitsbewijs bewaart? Waarom ligt de verantwoordelijkheid voor het werken met een tewerkstellingsvergunning niet volledig bij de werkgever waar de vreemdeling feitelijk in dienst is?
Het is belangrijk dat iedere werkgever, ook als zij andere bedrijven inhuren, zijn verantwoordelijkheid neemt voor naleving van de Wav om op die manier malafide gedrag terug te dringen. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, kent de Wav een ruim werkgeversbegrip. Iedereen die een ander arbeid laat verrichten moet er voor zorgen dat die werkzaamheden volgens de geldende wettelijke voorschriften worden uitgevoerd.
Ook in situaties van onderaanneming of uitbesteding van werkzaamheden is iedere werkgever verantwoordelijk voor eventuele overtredingen. Alle werkgevers hebben dus een eigen verantwoordelijkheid in de keten. Als ondanks alle maatregelen die een werkgever in het kader van de eigen verantwoordelijkheid heeft genomen en ook moet nemen, een overtreding wordt geconstateerd, wordt per geval beoordeeld of de overtreding iedere partij in de keten te verwijten valt.
Boetes voor migranten vanwege het niet tijdig slagen voor het inburgeringsexamen |
|
Jasper van Dijk |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat meer dan 500 vluchtelingen en huwelijksmigranten boetes van tot wel € 1.250 hebben gekregen omdat ze niet binnen drie jaar het inburgeringsexamen hebben gehaald?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Inburgeraars die volgens de bij DUO bekende gegevens verwijtbaar niet aan de inburgeringsplicht hebben voldaan, krijgen een kennisgeving van de termijnoverschrijding van DUO. Daarin wordt aangegeven dat de inburgeraar een boete wordt opgelegd als niet alsnog kan worden aangetoond dat de termijnoverschrijding niet verwijtbaar is. Als de inburgeraar aan kan tonen dat de termijnoverschrijding niet verwijtbaar is, bijvoorbeeld wegens het volgen of gevolgd hebben van een alfabetiseringscursus of vanwege langdurige ziekte, dan wordt de termijn voor het voldoen aan de inburgeringsplicht verlengd. Ook als een inburgeringsplichtige 300 uur les heeft gevolgd bij een instelling met Blik-op-Werk keurmerk en minimaal 2 examenpogingen heeft gedaan, wordt de overschrijding als niet-verwijtbaar beschouwd. Er wordt dan geen boete opgelegd.
Wat zegt het volgens u over de kwaliteit van de inburgeringscursussen, wanneer bijna de helft van de migranten zijn inburgeringsexamen niet op tijd haalt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om de kwaliteit van de inburgeringscursussen te waarborgen wordt een keurmerk toegekend van de Stichting Blik op Werk. Ik heb uw Kamer in juni 2016 toegezegd de kwaliteit en het toezicht nog verder aan te scherpen (Motie Sjoerdsma/Karabulut over harde criteria voor toekenning van het keurmerk Blik op Werk – Integratiebeleid2) Daarnaast heb ik besloten het toezicht uit te laten voeren door een externe deskundige. De Inspectie SZW en de Onderwijsinspectie zijn nauw betrokken bij dit proces. Verder werken wij met Blik op Werk aan het verbeteren van de informatiepositie van inburgeraars op de markt.
Bent u van mening dat het terecht is dat vluchtelingen letterlijk de rekening gepresenteerd krijgen voor de chaos die het huidige en het voorgaande kabinet van de inburgering hebben gemaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij niet in de lezing van feiten zoals gepresenteerd door het lid Van Dijk.
Bent u van mening dat een boete van mogelijk € 1.250, bovenop de lening van maximaal € 10.000 voor de inburgeringscursus, een gepaste sanctie is voor het niet op tijd halen van een examen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eén van de pijlers van het huidige inburgeringsbeleid is de resultaatsverplichting. Een sanctie onderstreept het niet-vrijblijvende karakter van inburgering en is een stimulans om aan te vangen met de inburgeringscursus en dit tijdig af te ronden. Daarnaast wordt er geen boete opgelegd als de inburgeraar aan kan tonen dat de termijnoverschrijding niet verwijtbaar is, zie het antwoord op vraag 1.
Gelooft u dat de integratie van vluchtelingen wordt bevorderd wanneer zij door falend overheidsbeleid diep in de schulden gestoken worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij wederom niet in de lezing van feiten zoals deze door het lid Van Dijk worden gepresenteerd.
Wat zijn de maatschappelijke kosten wanneer vluchtelingen vanwege de forse schulden die zij aan hun inburgering overhouden, in de schuldhulpverlening terecht komen en geen bijdrage kunnen leveren aan onze samenleving?
Als een inburgeraar als gevolg van niet verwijtbare redenen de termijn van de inburgeringsplicht overschrijdt, kan hij/zij een verlenging van deze termijn aanvragen bij DUO. Bij het tijdig voldoen aan de inburgeringsplicht wordt de lening van DUO van maximaal € 10.000 omgezet in een gift voor asielgerechtigden. De inburgering is niet alleen gericht op het leren van de Nederlandse taal maar ook op het kunnen meedoen in de Nederlandse samenleving.,
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van VluchtelingenWerk Nederland om – tenminste voor de groep die buiten zijn schuld om maanden lang moest wachten op het examen – de boetes te schrappen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid per direct maatregelen te nemen die voorkomen dat vluchtelingen met forse schulden opgezadeld worden, in plaats van te verwijzen naar een evaluatie van de Wet inburgering in 2018?
Op basis van de eerste resultaten van de inburgeringsplichtingen onder het nieuwe stelsel is een brede verkenning gestart naar mogelijke punten van verbetering van het stelsel. Onder anderen is een rapport opgesteld door de Algemene Rekenkamer naar het inburgeringsbeleid en een beleidsdoorlichting gedaan door Regioplan op het integratieartikel. Ingrijpende wijzigingen van het stelsel doorvoeren is een zaak van het nieuwe kabinet. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid te erkennen dat de Wet inburgering en het introduceren van marktwerking in de inburgering een kapitale blunder is geweest waarvan de samenleving op termijn de wrange vruchten plukt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij niet in de lezing van feiten zoals gepresenteerd door het lid Van Dijk.
De handel in gestolen spullen door asielzoekers |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Asielzoekers verhandelen gestolen spullen op het Asielzoekerscentrum (AZC) Delfzijl»?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Hoe is het mogelijk dat asielzoekers de mogelijkheid krijgen een zwarte markt op te richten in een AZC? Waarom worden deze stelende nepvluchtelingen niet onmiddellijk opgepakt en uitgezet?
Een opvanglocatie van het COA hoort geen plek te zijn waar gestolen goederen worden verhandeld. Wanneer dit wel gebeurt is dit niet acceptabel en worden er gepaste maatregelen genomen. In het algemeen geldt uiteraard dat als medewerkers van het COA concrete signalen of vermoedens hebben van een strafbaar feit of andere misstanden binnen een opvanglocatie zij direct melding of aangifte doen bij de politie.
Bij medewerkers van het COA werkzaam in de opvanglocatie in Delfzijl waren voor de publicatie van het bericht, waar in vraag 1 naar wordt verwezen, geen signalen bekend van de verkoop van gestolen goederen. Ook de gesprekken die het COA sindsdien heeft gevoerd met de bewoners hebben vooralsnog niet geleid tot signalen die voldoende concreet zijn voor de politie en het openbaar ministerie om onderzoek te doen.
Ik heb het COA gevraagd om bewoners van de opvanglocaties te wijzen op de in Nederland geldende regels over de verkoop van gestolen goederen. Het COA in Delfzijl blijft met bewoners in gesprek om te achterhalen of er concrete informatie en aanwijzingen zijn over de verkoop van gestolen goederen in die locatie. Als hier concrete aanwijzingen uit naar voren komen dan zal dit worden gedeeld met de politie. Daarnaast heb ik het COA gevraagd om extra scherp te zijn op de toepassing van het bezoekersreglement dat binnen iedere opvanglocatie wordt gehanteerd.
Hoe legt u aan de Nederlandse bevolking uit, dat u voor de opvang van een asielzoeker jaarlijks ongeveer € 3.6000 belastinggeld vraagt, waarna u laat gebeuren dat de asielopvang wordt omgetoverd in een roversnest?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de problemen ontkent, terwijl journalisten bijvoorbeeld gestolen iPhone’s, sportschoenen en laptops krijgen aangeboden in genoemde AZC? Hoe lang gaat u deze struisvogelpolitiek nog voortzetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
Een nieuwe lokatie voor illegalenopvang in Groningen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nieuw bed-bad-brood-pand Groningen»?1
Ja.
Waarom staat u toe dat tientallen gemeenten in Nederland illegalen op blijven vangen, waardoor het terugkeerbeleid ernstig wordt ondermijnd?
Laat ik voorop stellen dat ik meen dat de onderliggende problematiek – vreemdelingen met een vertrekplicht die niet uit Nederland vertrekken en in gemeenten verblijven – het best gezamenlijk door rijk en gemeenten kan worden aangepakt. Daarom heb ik uw Kamer op 29 november jl2 ook laten weten dat ik betreur dat het tot op heden niet gelukt is om hiervoor een bestuursakkoord te sluiten.
De vreemdelingenwet, noch andere wet- en regelgeving kent op dit moment een verbod op opvang door gemeenten van vreemdelingen die niet langer rechtmatig in Nederland verblijven. Zoals ik ook in voornoemde brief heb aangekondigd, ben ik een verkenning gestart om te kijken welke mogelijke wettelijke middelen aan uw Kamer zouden kunnen worden voorgesteld waarmee de rijksoverheid gemeenten kan verhinderen structureel opvang te bieden aan deze doelgroep.
Bent u bereid de geplande komst van de nieuwe locatie voor illegalenopvang in Groningen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Nee, gezien het antwoord op vraag 2, kan ik dat nu niet.
Bent u tevens bereid de andere tientallen gemeenten die aan illegalenopvang doen aan te pakken, bijvoorbeeld door te korten op het gemeentefonds, zodat alle bed-bad-brood locaties verdwijnen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet. Het korten op het gemeentefonds is op dit moment geen werkbaar wettelijk middel om het aanbieden van bed-bad-brood voorzieningen te verhinderen. De belangrijkste reden hiervoor is dat er geen wettelijke norm is die het bieden van dergelijke voorzieningen door gemeenten verbiedt. Zonder norm kan er ook geen handhaving plaatsvinden.
Kunt u aan de Nederlandse burger uitleggen waarom er belastinggeld gaat naar de opvang van vreemdelingen die hier niet eens mogen zijn en die hun vertrekplicht bewust aan hun laars lappen?
Het Rijk financiert sinds december 2016 geen gemeentelijke onderdaksvoorzieningen meer t.b.v. vreemdelingen met een wettelijke vertrekplicht. Gemeenten die dit uit eigen beweging en met eigen middelen blijven doen zijn verantwoording aan hun eigen gemeenteraad verschuldigd.
Kunt u er voor zorgen dat illegalen niet worden gepamperd maar uit Nederland vertrekken en voor zover dat (nog) niet gebeurt worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt voor het Kabinet is dat wanneer een vreemdeling geen recht op verblijf (meer) heeft, op deze vreemdeling de verplichting rust om Nederland te verlaten. De vreemdeling is zelfstandig naar Nederland gekomen en kan in de meeste gevallen ook zo vertrekken. De vreemdeling kan hierbij worden ondersteund door de DT&V en IOM. Daar waar iemand niet zelfstandig vertrekt, kan gedwongen vertrek aan de orde zijn. Bewaring en gedwongen uitzetting zijn daarbij de laatste stappen. Bewaring is gebonden aan diverse bindende Europese regels en is uitsluitend mogelijk bij een risico op onttrekking en een daadwerkelijk zicht op uitzetting. Omdat voor dat laatste de medewerking met landen van herkomst van belang is, zet Nederland zowel bilateraal als in Europees verband in op het maken van afspraken met deze landen over terug- en overname van hun onderdanen. Veel vreemdelingen beschikken niet over de benodigde identiteitsdocumenten en voor hen dient een vervangend reisdocument aangevraagd te worden bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het vermoedelijke land van herkomst. Dat lukt echter niet altijd.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers, temeer daar u niet in staat bent afgewezen asielzoekers het land uit te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat ben ik niet, omdat dat voor dit doel niet alleen onwenselijk maar tevens ondoelmatig en onrechtmatig zou zijn.
De behandeling van verzoeken tot gezinshereniging door de IND |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe lang doet de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) sinds 2015 gemiddeld over een verzoek tot gezinshereniging, door middel van de aanvraag van een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) met dit doel te behandelen?
In reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken bedroeg de gemiddelde behandelduur in 2015 68 dagen. In 2016 was dit 104 dagen. In de eerste vier maanden van 2017 bedroeg de gemiddelde behandelduur 138 dagen.
In MVV-TEV nareiszaken bedroeg de gemiddelde behandelduur in 2015 146 dagen. In 2016 was dit 232 dagen. In de eerste vier maanden van 2017 bedroeg de gemiddelde behandelduur 331 dagen.
In hoeveel gevallen duurt dit langer dan zes maanden?
De IND registreert niet of een zaak korter of langer dan zes maanden in behandeling is geweest, maar wel of een zaak binnen of buiten de wettelijke termijn is behandeld.
In onderstaand overzicht zijn weergegeven de binnen en buiten de wettelijke beslistermijn besliste aanvragen MVV-TEV (toelating en verblijf) om reguliere gezinshereniging over 2015, 2016 en de eerste 3 maanden van 2017.1 (De aantallen zijn in de beantwoording van de vragen afgerond naar tientallen).
Binnen- en buiten wettelijke termijn
2015
2016
2017
Binnen wettelijke termijn
9.110
10.440
2.710
Buiten wettelijke termijn
1.300
3.130
1.380
10.410
13.570
4.090
In onderstaand overzicht zijn weergegeven de binnen en buiten de beslistermijn besliste aanvragen MVV-TEV nareis over 2015, 2016 en de eerste 3 maanden van 2017.2
Binnen- en buiten wettelijke beslistermijn
2015
2016
2017
Binnen wettelijke termijn
15.710
10.860
920
Buiten wettelijke termijn
4.140
11.980
5.290
19.850
22.840
6.210
Wanneer er sprake is van overschrijding van die termijn, wat zijn dan de oorzaken van die overschrijdingen?
De reden voor een beslissing buiten de wettelijke termijn op een aanvraag MVV-TEV (toelating en verblijf) om reguliere gezinshereniging, is doorgaans gelegen in verlenging van de beslistermijn wegens het ontbreken van documenten of de noodzaak om nader onderzoek te doen. De toename van het aantal aanvragen waarop buiten de wettelijke termijn wordt beslist, wordt veroorzaakt door de toename van het aantal aanvragen voor het uitoefenen van gezinsleven in Nederland op grond van artikel 8 EVRM. Deze stijging houdt verband met de toegenomen asielinstroom. Het betreft die gezinsleden van het kerngezin die niet onder het nareisbeleid vallen, maar voor wie wel een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning wordt ingediend.
Voor MVV-TEV nareiszaken geldt in algemene zin dat door de (ongekend) hoge asielinstroom in 2015 en de daaropvolgende mvv nareisaanvragen de voorraad en behandeltijden zijn toegenomen. Daarnaast zijn nareisaanvragen veelal complex en worden er in een relatief laat stadium met regelmaat nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd of ontbreken er regelmatig documenten om de gezinsband aan te tonen. Voor de afdoening van aanvragen is daarom vaak nader onderzoek nodig, zoals DNA-onderzoek en/of het houden van een gehoor op een Nederlandse ambassade. Dit leidt eveneens tot een langere behandeltijd.
Ik ben me bewust dat, in tegenstelling tot de verwachting, de doorlooptijden nog niet op het normale niveau terug zijn. Zoals hierboven uiteen is gezet is de complexiteit van de zaken en de extra werkzaamheden die dat met zich meebrengt, de belangrijkste oorzaak. Dit neemt niet weg dat de IND inmiddels extra capaciteit heeft ingezet op de MVV-TEV nareiszaken. Deze capaciteit alsook het toepassen van efficiëntere procedures, heeft geleid tot een afname van de voorraad. De voorraad MVV nareis zaken bestaat op dit moment nog uit ruim 15.000 zaken, tegenover circa 20.000 op 1 januari 2017.
In hoeveel gevallen sinds 2015 is er bij de IND bezwaar aangetekend wegens ingebrekestelling?
In reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken is in het jaar 2015 60 keer een ingebrekestelling ingediend. In 2016 270 keer en in de eerste drie maanden van 2017 560 keer.
In MVV-TEV nareiszaken is in 2015 200 keer een ingebrekestelling ingediend. In 2016 1.190 keer en in de eerste drie maanden van 2017 1.730 keer.
In hoeveel van deze gevallen wordt inderdaad vastgesteld dat de IND in gebreke is gebleven?
In reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken hebben de ingebrekestellingen in 2015 geleid tot 10 (eerste aanleg)zaken (afgerond naar tiental) waarin een dwangsom was verschuldigd. In 2016 en de eerste drie maanden van 2017 waren dit minder dan 10 zaken. In 2016 en de eerste drie maanden van 2017 is het overgrote deel van de ingebrekestellingen door de aanvrager ingetrokken. Indien blijkt dat er niet binnen twee weken beslist kan worden na de ingebrekestelling, bijvoorbeeld omdat nader onderzoek nodig is, wordt geprobeerd om met de aanvrager hierover nadere afspraken te maken. De aanvragers zijn dan veelal bereid ingebrekestellingen in te trekken.
In MVV-TEV nareiszaken hebben de ingebrekestellingen in 2015 en 2016 geleid tot minder dan 10 (eerste aanleg) zaken waarin een dwangsom was verschuldigd. In de eerste drie maanden van 2017 zijn (afgerond) 30 eerste aanleg zaken waarin een dwangsom is verschuldigd. In 2015, 2016 en de eerste drie maanden van 2017 zijn de meeste ingebrekestellingen door de aanvrager ingetrokken.
Hoeveel van deze bezwaren vanwege ingebrekestelling wachten op dit moment op behandeling?
Eind maart waren in reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken 120 ingebrekestellingen nog niet afgedaan. In MVV-TEV nareiszaken waren dit 430 ingebrekestellingen. In reguliere MVV-TEV en in nareiszaken worden ingebrekestellingen binnen een week ingedeeld op een beslismedewerker. Ingebrekestellingen kunnen eerst worden afgedaan op de datum dat er beslist wordt op de onderliggende aanvraagprocedure, dan wel op basis van een intrekking (wegens gemaakte afspraken met de indiener over de voortgang van de aanvraagprocedure). Mede gelet op de sterke stijging van het aantal ingediende ingebrekestellingen in 2017 zijn er daardoor veel ingebrekestellingen nog niet afgedaan (ondanks het feit dat ze na indiening snel worden ingedeeld op een beslismedewerker).
Welke kosten zijn er hiermee gemoeid, gezien de kosten van 20 euro per dag bij het niet voldoen aan de verplichting te beslissen?
Uit de IND-systemen kan het totaal bedrag aan dwangsommen dat op basis van een ingebrekestelling is uitgekeerd in reguliere gezinsherenigings- en nareiszaken niet gegenereerd worden.
In hoeveel gevallen wordt een verzoek tot gezinshereniging afgewezen en op welke gronden gebeurt dat?
Aantallen afwijzingen reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken (afgerond op tientallen):
In 2015 is dit aantal 1.190, in 2016 2.220 en in de eerste drie maanden van 2017 670.
Aantallen afwijzingen MVV-TEV nareis (afgerond op tientallen):
In 2015 is dit aantal 4.960, in 2016 6.550 en in de eerste drie maanden van 2017 1.950.
De afwijzingsgronden in reguliere MVV-TEV gezinsherenigingszaken zijn onder meer het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste, het inkomensvereiste, paspoortvereiste, openbare orde etc.
In nareiszaken zijn de gronden voor afwijzing van de aanvraag onder meer: het toerekenbaar niet overleggen van identiteits- en familierechtelijke documenten, het indienen van de nareisaanvraag na de drie maanden indientermijn, het tegenstrijdig en niet aannemelijk verklaren over de gezinsband etc.
Op welke gronden deze zaken worden afgewezen, is niet te genereren uit de geautomatiseerde systemen van de IND.
Zijn er gevallen waarin de IND verzoeken tot gezinshereniging afwijst terwijl de betrokken vreemdeling documenten heeft ingebracht die de familieband of de echtverbinding aantonen? Zo ja, in hoeveel gevallen gebeurt dit en wat zijn in die gevallen de gronden waarop afgewezen wordt?
Ja, de gronden waarop kan worden afgewezen bij reguliere gezinshereniging zijn onder meer het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste, het inkomensvereiste, paspoortvereiste, openbare orde etc. In nareisprocedures zijn de afwijzingsgronden onder meer het indienen van de aanvraag na de drie maanden termijn, er is sprake van een polygame situatie, het toerekenbaar niet beschikken over een identiteitsdocument etc.
De gronden waarop gezinsherenigings-en nareisaanvragen worden afgewezen zijn niet af te leiden uit de IND-systemen. De vraag in hoeveel gevallen er afgewezen wordt terwijl er documenten zijn ingebracht die de familieband of echtverbinding aantonen en op welke gronden dit gebeurt, kan daardoor niet beantwoord worden.
Hoe kunnen betrokken vreemdelingen in zulke gevallen alsnog aantonen dat er wel sprake is van een huwelijks- of gezinsband als zij de benodigde documenten al hebben overgelegd?
Als er reeds is aangetoond dat er sprake is van een huwelijks- of gezinsband met de benodigde documenten, is het niet noodzakelijk dit op een andere wijze aan te tonen.
Het bericht dat al een miljoen Afrikanen onderweg zijn naar Europa |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Migrantenstroom vanuit Libië is haast niet meer te stoppen», waarin wordt vermeld dat de voormalig Britse ambassadeur in Libië aangeeft dat al een miljoen Afrikanen op weg zijn naar Italië?1
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat deze dreigende immigratiegolf in de toekomst alleen maar erger wordt omdat de Afrikaanse bevolking eind deze eeuw, volgens onder meer de Verenigde Naties, zal zijn verviervoudigd?
Het kabinet beschikt op dit moment niet over vergelijkbare cijfers als die waarop de voormalige Britse ambassadeur zich baseert. Wel deelt het kabinet uw analyse dat de demografische ontwikkeling van Afrika in de toekomst kan bijdragen aan een toename van het aantal potentiële Afrikaanse migranten dat op zoek gaat naar een beter sociaaleconomisch perspectief binnen en buiten hun eigen landsgrenzen en regio’s. Het merendeel van de Afrikaanse migranten maakt gebruik van intraregionale migratiestromen in plaats van op irreguliere wijze naar Europa te migreren. Dat neemt echter niet weg dat de inzet van het kabinet erop gericht is om de grondoorzaken van migratie te adresseren en ongecontroleerde migratie naar Europa, nu en in de toekomst, beheersbaar te houden.
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor bepaalde groepen mensen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. De Grondwet staat discriminatie niet toe. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van herkomst en doorreis, afspraken te maken. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden. Deze inzet heeft onder Nederlands Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie geleid tot een einde aan de zogenoemde doorwuifpraktijken langs de Westelijke Balkanroute en de totstandkoming van de EU-Turkije Verklaring. Daarmee is het aantal migranten en vluchtelingen dat via Griekenland naar de EU kwam en doorreisde naar Nederland alsmede het aantal verdrinkingen in de Egeïsche Zee drastisch gedaald. Ook heeft het Nederlandse voorzitterschap serieus werk gemaakt van het versterken van de buitengrenzen van de Unie. In een zeer kort tijdsbestek is overeenstemming bereikt over een sterkere Europese grens- en kustwacht en worden nieuwe systemen ontwikkeld om controles aan de buitengrenzen te verbeteren.
Buiten de Europese Unie worden in het kader van deze alomvattende aanpak ook verdere maatregelen getroffen. Zoals de voormalige Britse ambassadeur in het door u aangehaalde artikel adviseert, wordt mede met inspanning van Italië de bewaking van de zuidelijke grenzen van Libië versterkt. Verder worden in samenwerking met IOM en UNHCR en andere (internationale) maatschappelijke organisaties de omstandigheden in de Libische opvangcentra verbeterd en wordt meer ondersteuning geboden aan migranten om vrijwillig naar huis te keren. In het kader van EUNAVOR MED Sophia wordt samengewerkt met de Libische kustwacht om mensensmokkel te bestrijden.
Daarnaast wordt vanuit Europese en Nederlandse fondsen op grootschalige wijze geïnvesteerd in de aanpak van grondoorzaken van migratie. Ook wordt de situatie van vluchtelingen die in de Afrikaanse regio worden opgevangen, verbeterd door hun sociaaleconomische situatie te versterken. Voorts worden migranten beter geïnformeerd over de risico’s van irreguliere migratie en mensensmokkel. Veel vaker dan voorheen kunnen migranten op weg naar Europa alsnog de keuze maken om vrijwillig terug te keren naar hun herkomstland. Uit cijfers van IOM is eind vorig jaar gebleken dat migranten in Niger meer dan voorheen hiervan gebruik hebben gemaakt.
Kortom, het kabinet herkent uw beeld niet dat de Europese Unie op dit terrein niets doet. Uiteraard zou het kabinet graag zien dat bepaalde discussies in de Raad van de EU sneller en met meer Europese gezindheid zouden verlopen en dat alle partijen hun volledige verantwoordelijkheid nemen en bijdragen aan het onder controle brengen van de huidige migratiestromen.
Bent u bereid de eigen Nederlandse grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en migranten uit islamitische landen teneinde de grootschalige invasie vanuit Afrika het hoofd te bieden?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom maakt u Nederland afhankelijk van een falende Europese Unie die niets anders doet dan als een ferrydienst migranten naar Europa brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Realiseert u zich dat er weinig van Nederland zal overblijven als u niets blijft doen teneinde de Afrikaanse stormloop en de daarmee gepaard gaande islamisering tegen te houden? Waarom staat u lafhartig toe dat onze bevolking wordt vervangen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Uitzettingen lopen spaak” |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het dat kansloze asielzoekers massaal hun uitzetting / vertrek naar het land van herkomst traineren door steeds nieuwe verblijfsaanvragen te doen of bezwaar- en beroepsprocedures te beginnen?1
Het artikel in de Telegraaf waaraan u refereert, is opgesteld naar aanleiding van de publicatie van de Rapportage Vreemdelingenketen 2016. Op 21 maart 2017 heb ik uw Kamer een kopie van de rapportage toegestuurd. Uit de Rapportage Vreemdelingketen blijkt dat het aantal ingediende beroepen tegen de afwijzing van een asielverzoek in 2016 met 66% is gestegen ten opzichte van 2015. Deze stijging kan worden verklaard door het hogere afwijzingspercentage op eerste asielaanvragen in 2016 als gevolg van de samenstelling van de instroom, in combinatie met een hogere productie van de IND. Uit de Rapportage blijkt voorts dat, anders dan uw vraag lijkt te suggereren, in 2016 het aantal tweede en volgende aanvragen afnam met 15%, ten opzichte van 2015.
Ik hecht aan een zorgvuldige asielprocedure die bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Het recht op een effectief rechtsmiddel is voor mij een vanzelfsprekende standaard voor een zorgvuldige asielprocedure. Wel heb ik, zoals ik u reeds heb bericht in mijn Kamerbrieven van 17 november 2016 en 13 december 20162, een aantal gerichte maatregelen getroffen tegen de ontwikkeling dat te vaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die geen bescherming nodig hebben. In dat kader zijn voor zaken waarin er sprake is van overlastgevende vreemdelingen met de rechtbanken afspraken gemaakt over de mogelijkheden om tot een verdere versnelling van de behandeling van het beroep te kunnen komen. Voorts wordt, zoals gemeld in de hiervoor genoemde Kamerbrieven, door de Raad voor Rechtsbijstand in de vorm van een pilot onderzocht in hoeverre, binnen het bestaande juridische kader, kansloze procedures kunnen worden voorkomen. Ook steunt Nederland EU voorstellen in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel die misbruik van asielprocedures ter frustratie van terugkeer helpen verminderen en voorkomen.
Hoeveel van deze vreemdelingen blijven (daardoor) in Nederland hangen?
Of een asielzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten is afhankelijk van de redenen van afwijzing van zijn asielaanvraag. Indien de asielaanvraag is afgewezen omdat de asielzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst, krijgt de asielzoeker een terugkeerbesluit om Nederland onmiddellijk te verlaten en mag hij de behandeling van zijn beroep niet in Nederland afwachten. Wel kan de asielzoeker een voorlopige voorziening aanvragen waarmee hij de rechtbank verzoekt de uitkomst van de beroepsprocedure wel in Nederland te mogen afwachten. Op grond van de EU-Procedurerichtlijn mag de vreemdeling de behandeling van een (eerste) verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in Nederland afwachten.
Bent u bereid onmiddellijk maatregelen te treffen om dit uit de hand gelopen procedurestapelen tegen te gaan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 en de daarin beschreven maatregelen.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is de grenzen voor asielzoekers te sluiten teneinde alle problemen die gepaard gaan met de asielinstroom te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht, zoals gezegd, aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk tref ik gerichte maatregelen als ik constateer dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die evident geen bescherming nodig hebben.
De voorgestelde versobering van opvang van asielzoekers in Griekenland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de voorgestelde versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland? Wat vindt u hiervan?
Het kabinet is bekend met het Joint Action Plan (JAP), waaraan u refereert als een voorgestelde versobering van de Griekse opvang. Afgelopen december verwelkomde de JBZ-Raad het JAP en sprak hier steun voor uit. Ook het kabinet heeft het JAP positief ontvangen. Het kabinet stuurde uw Kamer het JAP op 13 december jl. toe, als bijlage bij het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 december jl.2 In het JAP staan namelijk diverse maatregelen die erop gericht zijn om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de afspraken in het kader van de EU-Turkije Verklaring te ondersteunen, zoals maatregelen om de Griekse asielprocedures sneller en efficiënter te doen verlopen, maatregelen gericht op de veiligheid voor zowel (kwetsbare) migranten als personeel op de Griekse eilanden en maatregelen om de Griekse absorptiecapaciteit van de financiële steun vanuit de EU te verbeteren. Ook het creëren van aanvullende opvangcapaciteit is onderdeel van het JAP. Het kabinet herkent de door uw Kamer gebezigde typering van versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland dan ook niet.
Human Rights Watch gaat in het door uw Kamer aangehaalde artikel ook specifiek in op een nog niet bij het Griekse parlement ingediende wetswijziging van de Griekse wet 4375/2016. Voor zover het kabinet bekend is gaat deze wetswijziging niet over versobering van de opvang van asielzoekers in Griekenland, maar over de behandeling van als kwetsbaar gedefinieerde asielzoekers en over het indienen van een aanvraag voor gezinshereniging op basis van de Dublin verordening vanuit Turkije in plaats van in Griekenland. Deze wetswijziging zou met name migranten die gezinshereniging naar andere EU-lidstaten beogen ervan moeten weerhouden de gevaarlijke oversteek te maken over de Egeïsche Zee vanuit Turkije naar Griekenland, om daar vervolgens de uitkomst van de procedure af te wachten. Het kabinet is voorstander van maatregelen die dit effect beogen.
Wat vindt u van de kritiek van Human Rights Watch op dit plan?1
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u specifiek reageren op de stelling dat de EU Griekenland tot laboratorium heeft getransformeerd om beleid te testen dat mensen weerhoudt naar de EU te komen?
De EU-Turkije Verklaring beoogt een einde te maken aan de illegale migratie van Turkije naar de EU met als alternatief een legale migratieroute voor Syrische vluchtelingen vanuit Turkije op basis van het zogenaamde 1:1 mechanisme. Het kabinet beschouwt dit niet als een laboratorium maar als robuuste maatregelen die nodig zijn om verdrinkingen te voorkomen, het verdienmodel van mensensmokkelaars te ontmantelen, smokkelroutes te sluiten en de bewaking van de Europese buitengrenzen te waarborgen.
Erkent u dat er sprake zal zijn van grove verslechtering van de situatie voor de mensen die vastzitten op de Griekse eilanden en dat zij door de voorgestelde maatregelen nog langer op de eilanden zullen moeten verblijven?
De maatregelen zijn primair bedoeld om de irreguliere migratie van Turkije naar de EU een halt toe te roepen door migranten ervan te weerhouden de gevaarlijke oversteek over de Egeïsche Zee te maken. De in het JAP voorgestelde maatregelen ondersteunen dit doel. Het kabinet verwacht geen grove verslechtering van de situatie voor de mensen of een langere verblijfsduur op de Griekse eilanden, omdat onder het JAP ook wordt gewerkt aan bijvoorbeeld het sneller en efficiënter verlopen van de Griekse asielprocedures en terugkeer naar Turkije op regelmatiger basis. In de afgelopen maanden is juist fors geïnvesteerd in het verbeteren van de omstandigheden van opvang op de Griekse eilanden.
Welke risico’s ziet u als de voorgestelde maatregelen door zullen gaan?
Het kabinet vindt het van belang dat maatregelen goed geïmplementeerd, consequent uitgevoerd en duidelijk gecommuniceerd worden aan alle betrokken partijen. Als dit niet het geval is kan dit onzekerheid met zich meebrengen, hetgeen bijvoorbeeld tot onrust op de Griekse eilanden zou kunnen leiden.
Was deze versobering van de opvang de bedoeling van het Joint Action Plan (JAP) van de Europese Commissie dat gebaseerd is op de EU-Turkijedeal? Zo ja, waarom bent u hiermee akkoord gegaan en welke bewegingsruimte heeft de Griekse regering hierbinnen om een eigen afweging te maken van wat nodig is? Zo nee, hoe bent u bereid samen met andere Europese landen op te trekken om deze maatregelen te voorkomen?
Het JAP is opgesteld door Griekenland in samenwerking met de Europese Commissie. De Griekse autoriteiten tonen hiermee hun bereidheid om serieuze stappen te zetten samen met alle verantwoordelijke partijen in de implementatie van de afspraken voortvloeiend uit de EU-Turkije Verklaring. De Europese Commissie heeft een coördinerende rol bij de uitvoering ervan, en ziet daarbij toe op naleving van de EU-wet- en -regelgeving. De bewegingsruimte die de Griekse overheid hierbij heeft ligt binnen de grenzen van dit wettelijk kader. De voortgang van de uitvoering van het JAP wordt periodiek geagendeerd in de JBZ-Raad.
Zoals gezegd is het oogmerk van het JAP ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de afspraken gemaakt in het kader van de EU-Turkije Verklaring. Afgelopen december verwelkomde de JBZ-Raad het JAP en sprak hier steun voor uit. Ook het kabinet steunt deze afspraken en is dan ook niet bereid om de in het JAP genoemde maatregelen te voorkomen samen met andere Europese lidstaten.
Het vragen naar de geaardheid van asielzoekers door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de klachten van LHBT-bewoners van het asielzoekerscentrum in Ter Apel over de gedragingen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) met betrekking tot hun geaardheid?
Het COA heeft geen formele klachten ontvangen van LHBT-bewoners van het asielzoekerscentrum in Ter Apel over gedragingen van het COA met betrekking tot hun geaardheid. COA heeft mij voorts medegedeeld dat ook in reguliere contacten tussen medewerkers van de locatie Ter Apel en LHBT-belangenorganisaties geen klachten aan de orde gesteld zijn over gedragingen van het COA met betrekking tot de geaardheid van bewoners. Zoals in eerdere gesprekken tussen LHBT-belangenorganisaties en mij aan de orde is geweest kunnen deze organisaties verder, in geval van signalen dat er verbeteringen mogelijk zijn in de bejegening van LHBT-bewoners, altijd contact opnemen met het COA of met het ministerie.
Klopt het dat medewerkers van het COA vragen naar de geaardheid van asielzoekers? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat heeft u gedaan om dit te verifiëren?
Het COA biedt bewoners begeleiding bij het veilig verblijven op de COA-locaties. Onderdeel van deze begeleiding is het voeren van individuele gesprekken tussen medewerkers en bewoners. Het is niet gebruikelijk dat het COA in deze gesprekken vraagt naar de geaardheid van bewoners. Het onderwerp seksuele geaardheid kan in deze gesprekken wel aan de orde komen. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan een situatie waarin zich incidenten voordoen of dreigen voor te doen waarbij het COA het vermoeden heeft dat deze veroorzaakt worden door discriminatie op basis van (vermeende) seksuele geaardheid. Het kan dan in het belang van de bewoner zijn om hierover in gesprek te gaan teneinde de begeleiding hierop aan te passen, bijvoorbeeld door de bewoner in contact te brengen met een belangenorganisatie of hem een andere kamer aan te bieden. Dergelijke gesprekken worden met respect gevoerd en alleen als de bewoner hier zelf over wenst te praten. Medewerkers worden op verschillende momenten voorgelicht en getraind met betrekking tot begeleiding van LHBT-bewoners. Er vinden in 2017 bijvoorbeeld diverse trainingen voor medewerkers plaats rond het project Welcoming Equality van COC Nederland.
Klopt het dat medewerkers bewoners vragen naar hun mening over de geaardheid van andere bewoners van asielzoekerscentra? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, wat heeft u gedaan om dit te verifiëren?
Het COA heeft mij meegedeeld dat medewerkers bewoners niet vragen naar hun mening over de geaardheid van andere bewoners.
Heeft het COA de taak om informatie over de geaardheid van asielzoekers te verkrijgen? Zo ja, waarom? Wordt deze informatie door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst gebruikt bij de beslissing op de asielaanvraag? Wat is de juridische status en het gewicht van deze informatie? Zo nee, welke stappen zult u ondernemen?
Het behoort niet tot de taken van het COA om informatie te verzamelen over de geaardheid van bewoners.
De motie inzake de Regeling langdurig verblijvende kinderen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Deelt u de mening dat een verwijzing naar het regeerakkoord staatsrechtelijk niet steekhoudend is als argument om een motie niet uit te voeren omdat aangenomen moties boven een regeerakkoord gaan en het regeerakkoord tenslotte eerder is aangepast zoals bijvoorbeeld bij het ongedaan maken van strafbaarstelling van illegaliteit?
In mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2307) waarin ik reageer op de betreffende motie, is de verwijzing naar het regeerakkoord niet opgenomen als doorslaggevend argument om de definitieve Regeling niet aan te passen. Zoals in mijn brief te lezen is, heeft zorgvuldige weging plaatsgevonden van hetgeen de motie van het kabinet vraagt. De inhoudelijke overwegingen daarbij zijn in de brief opgenomen. Ik heb echter de constatering dat de motie op gespannen voet staat met het regeerakkoord niet achterwege willen laten in de brief.
Nu u de wens van een Kamermeerderheid naast u neerlegt om de regeling langdurig verblijvende kinderen aan te passen, bent u dan bereid een uitzetstop te hanteren voor asielkinderen die vijf jaar of langer in Nederland verblijven en in het zicht van de overheid zijn geweest totdat een nieuw kabinet aantreedt?
Zoals ik in mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2307) uiteengezet heb, ben ik van mening dat het aanpassen van de definitieve Regeling onwenselijk is. Ook het middels een uitzetstop daarop anticiperen acht ik onverstandig. Ik meen dat daarmee lopende vertrektrajecten onnodig worden doorkruist. Daarnaast wordt hiermee bij een groep vreemdelingen verwachtingen gewekt, waarvan niet is vast te stellen dat deze juist zijn.
Tijdens de aanstaande kabinetsformatie kan desgewenst door de daarbij betrokken partijen dit onderwerp worden besproken. Dit geldt voor vrijwel alle beleidsonderwerpen en kan daarom niet gelden als argument om geen uitvoering meer te geven aan geldende wet- en regelgeving.
De 9e rapportage van de Europese Commissie over relocatie en hervestiging van vluchtelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u het aantal van 63000 mensen, dat in aanmerking komt voor relocatie in Europa vanuit Griekenland, waarover de 9e rapportage spreekt bevestigen? Kunt u de Nederlandse toezegging van 3797 mensen ook bevestigen?1 2
De Europese Commissie heeft inmiddels op 2 maart jl. het 10e voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging uitgebracht.3 In dit verslag schrijft de Europese Commissie expliciet dat er in Griekenland 20.000 personen verblijven die in aanmerking kunnen komen voor herplaatsing. De Europese Commissie verwacht dat deze situatie stabiel blijft, gelet op de bestendige uitvoering van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart 2016. Het aantal aanwezige herplaatsingskandidaten is dus aanzienlijk lager dan de aantallen waar in de Raadsbesluiten van 14 en 22 september 2015 vanuit werd gegaan. Voor de toelichting bij het Nederlandse aandeel voor Griekenland verwijs ik nu naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Voortman (GroenLinks).4 In dit verband acht het kabinet het nog wel relevant om te melden dat de Europese Commissie in dit verslag aangeeft dat Nederland, als een minimum, verder zou moeten gaan met het huidige maandelijkse aantal herplaatsingen uit Griekenland. Dit in tegenstelling tot lidstaten die een duidelijke vingerwijzing krijgen van de Europese Commissie om te starten met herplaatsing, of meer te doen.
Waarom worden de cijfers waar u van uit gaat, te weten een aandeel van ongeveer 1400 mensen op een totaal van 24000 mensen die in aanmerking komen voor relocatie vanuit Griekenland, nergens in deze rapportages genoemd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel aanvragers van relocatie zijn door Nederland geweigerd? Op welke gronden? Was er hierbij ook sprake van veiligheidsgronden?
De Raadsbesluiten bevatten een beschrijving van de herplaatsingsprocedure. Daarin is één afwijzingsgrond voorzien, te weten een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid of ernstige redenen om de bepalingen inzake uitsluiting als vastgelegd in de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2011/95/EU toe te passen. Bijna 20 zaken zijn op basis van deze afwijzingsgrond geweigerd. Een zaak betreft dan zowel de personen zelf waarbij een contra-indicatie werd geconstateerd, als hun familieleden, die vanwege het behoud van de eenheid van het gezin eveneens werden geweigerd. In dit verband is het nog vermeldenswaardig dat de Europese Commissie in het door u aangehaalde 9e voortgangsverslag, Nederland als een goed voorbeeld heeft genoemd in de wijze waarop deze weigeringen worden gemotiveerd.
Welke betekenis hebben de aantallen die in de hierboven aangehaalde bijlage van de 9e voortgangsrapportage worden genoemd volgens u? Deelt u de mening dat het noemen van deze aantallen verwarrend is, aangezien deze aantallen niet in overeenstemming zijn met het aantal mensen dat daadwerkelijk in aanmerking komt voor relocatie? Gaat u de Europese Commissie vragen voortaan eenduidige cijfers te gebruiken zodat meteen duidelijk is hoeveel relocaties Nederland feitelijk op zouden moeten nemen?
Het Kabinet begrijpt dat het niet eenvoudig is om wegwijs te raken in de veelheid aan cijfers die over dit onderwerp worden gewisseld. Daarom vindt het Kabinet het belangrijk om hier steeds helder en eenduidig over te communiceren. Naar de mening van het Kabinet levert het 10e voortgangsverslag van de Europese Commissie een bijdrage aan de gewenste eenduidigheid door nu ook in het verslag zelf te verwijzen naar het aantal herplaatsingskandidaten dat daadwerkelijk in Griekenland aanwezig is.
Hoe verhouden de aantallen te herplaatsen vluchtelingen waar u vanuit gaat zich tot de aantallen relocaties die genoemd worden in de beslissingen van de Europese Raad van 22 juli 20153 en van 22 september 20154 zoals genoemd bij de bekendmaking van de 9e voortgangsrapportage?
De maximale aantallen in de Raadsbesluiten waren een inschatting van het aantal personen dat in aanmerking zou kunnen komen voor herplaatsing, gebaseerd op onder meer informatie van Frontex en EASO over de migratiesituatie in Griekenland en Italië zoals die was voorafgaand aan beide Raadsbesluiten. Het ging dus niet om een vooraf geregistreerd aantal asielzoekers waarvan op dat moment vaststond dat zij voor herplaatsing in aanmerking zouden komen. Van die laatste groep heeft de Europese Commissie een beeld geschetst in het 10e voortgangsverslag.
De toestroom van Venezolaanse vluchtelingen naar Curaçao |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Plots is Curaçao Venezolaans toevluchtsoord»?1
Ja.
Wat is de reden dat u de Kamer niet proactief heeft geïnformeerd over de enorme toename van het aantal vluchtelingen in Curaçao?
Alhoewel de kop van het genoemde artikel suggereert dat er sprake zou zijn van duizenden Venezolaanse vluchtelingen die hun heil zouden zoeken op Curaçao, wordt dit in hetzelfde artikel ontkracht door de woordvoerder van de lokale autoriteiten en de directeur van de Kustwacht Caribisch Gebied.
Er is geen sprake van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op basis van cijfers van de Kustwacht kan er wel worden gesteld dat er een lichte toename is van migranten uit Venezuela die het Caribisch deel van het Koninkrijk illegaal proberen te bereiken om daar tijdelijk in een inkomen te voorzien en vervolgens veelal weer terugkeren. Dit neemt niet weg dat de situatie in Venezuela zeer verontrustend is. Door de politieke spanningen worden de grote economische en humanitaire uitdagingen waar het land voor staat onvoldoende geadresseerd. De oplossing daarvoor ligt niet in verdere politieke escalatie maar in de bereidheid tot dialoog en hervormingen, met respect voor democratische principes en scheiding der machten.
De inschatting van het kabinet blijft dat, mocht de situatie in Venezuela nog verder verslechteren, er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. De verwachting is eerder dat Venezolanen naar andere plekken in Venezuela zullen gaan; of over land richting de buurlanden zoals Colombia of Brazilië zullen vertrekken. Ondanks deze inschatting, bereidt het Koninkrijk der Nederlanden zich wel degelijk voor op een toenemende migratiestroom.
Tijdens het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao werden zorgen gedeeld over de verslechterde situatie in Venezuela en de mogelijke consequenties voor de Caribische delen van het Koninkrijk, zoals een toename van illegaal verblijf. Met de Taskforce Venezuela (o.l.v. directeur Risisobeheersing en Rampenbestrijding) op Curaçao is gesproken over migratie, opnamecapaciteit en samenwerking binnen het Koninkrijk. In dit verband sprak de Minister o.m. over acties van de Kustwacht. Tijdens het overleg met de Taskforce was ook toenmalig Minister-President Koeiman aanwezig. Er zijn diverse afspraken gemaakt die op deze problematiek zien en die een Koninkrijksbrede aanpak voorstaan, met behoud van de autonome verantwoordelijkheden van de Landen. Deze afspraken betreffen onder andere het contact met derde staten en internationale organisaties, waaronder de inzet van het IOM.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Kustwacht, de Directies Buitenlandse Betrekkingen en andere relevante instituties in Aruba en Curaçao blijven alert op de situatie en hebben hierover frequent contact. Er zijn maatregelen genomen, zoals het intensiveren van patrouilles en striktere grenscontroles.
Bent u nog steeds van mening dat geen sprake is van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk als gevolg van een verslechterende situatie in Venezuela, en dat dit ook niet zal gebeuren, zoals u eerder meermaals stelde?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde Venezolaanse vluchtelingen zijn op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden?
Bij navraag door de lokale autoriteiten in Curaçao bij het lokale Rode Kruis is aangegeven dat er tot nu toe 20 asielaanvragen door Venezolanen zijn gedaan. Vijf aanvragen zijn afgewezen omdat deze niet aan de voorwaarden voldeden. Er zijn nu nog 14 aanvragen in behandeling. Een familie van drie personen heeft via de UNHCR de status van vluchteling gekregen.
Aruba heeft aangegeven dat per november 2016 twee aanvragen zijn gedaan, waarvan één door een gezin met een kind. Beide aanvragen zijn nog in behandeling.
Tot op heden zijn er geen verzoeken om bescherming door Venezolanen ingediend op Bonaire.
Kunt u een schatting geven van hoeveel Venezolaanse vluchtelingen in totaal op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden zijn, dus inclusief ongeregistreerde vluchtelingen?
Zie voor het totaal aantal Venezolaanse vluchtelingen het antwoord op vraag 4. Zoals genoemd artikel zelf aangeeft, is het onduidelijk hoeveel illegale Venezolaanse migranten zich in de Caribische landen van het Koninkrijk bevinden.
Hoeveel vluchtelingen kunnen de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire op dit moment opvangen?
Het kabinet blijft van oordeel dat de (ei)landen gezien hun beperkte omvang, inwonertal en budgetten niet de capaciteit hebben om duizenden Venezolanen die hun land ontvluchten, op te vangen. Zoals uit antwoord op vragen 2 en 3 (hierboven) blijkt, blijft de inschatting dat er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk, ook niet als de situatie in Venezuela verder verslechtert. Dat bleek ook weer uit het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao, alwaar onder meer met Kustwacht, Ministerie van Justitie en Directie Risicobeheersing en Rampenbestrijding is gesproken. Dat neemt niet weg dat de Caribische delen van het Koninkrijk en Nederland voorbereidingen en preventieve maatregelen treffen voor mogelijke opvang van Venezolaanse migranten, zoals, in samenwerking met relevante Haagse ministeries, het opstellen van crisisplannen. Bij het opstellen van deze plannen is kennis en expertise uitgewisseld tussen de landen van het Koninkrijk, inclusief de relevante Haagse departementen. Op verzoek van Aruba en Curaçao is er tevens contact met internationale organisaties als het IOM en UNHCR voor het verder verfijnen van de crisisplannen.
Deelt u nog steeds de mening dat de capaciteit van de vluchtelingenopvang op de Caribische eilanden van het Koninkrijk niet voldoende is, zoals u ook eerder stelde?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke scenario’s heeft u ontwikkeld voor een eventuele crisissituatie, zoals u eerder stelde?4
Zoals eerder gesteld is er intensief contact tussen de landen van het Koninkrijk over de ontwikkelingen in Venezuela en wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor Aruba, Curaçao en Bonaire. Waar het gaat om Venezolanen die hun land ontvluchten zijn Aruba en Curaçao, ook in geval van crisis, primair zelf verantwoordelijk voor de opvang. Er zijn diverse (hypothetische) situaties mogelijk: een situatie waarbij sprake is een zeer klein aantal personen, een situatie van een noemenswaardiger aantal personen dat Venezuela ontvlucht, maar die Aruba en Curaçao nog wel zelf het hoofd kunnen bieden, en een situatie waarbij het aantal Venezolanen de eigen capaciteit van de Caribische Koninkrijkslanden te boven gaat. Indien de laatste situatie zich voordoet en de landen dus over onvoldoende capaciteit en middelen beschikken om het probleem zelfstandig de baas te kunnen, wordt rekening gehouden met een scenario waarbij een verzoek gedaan wordt om ondersteuning aan de Koninkrijksregering.
Voor wat betreft Bonaire heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een scenario uitgewerkt voor de registratie en eerste opvang van Venezolanen die om bescherming vragen.
Op welke wijze heeft u hulp geboden aan de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire om de verwachte vluchtelingenstroom op te vangen? Zijn er maatregelen genomen om de vluchtelingen op te vangen en de situatie beheersbaar te houden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Sinds geruime tijd vindt er regulier overleg plaats tussen de landen van het Koninkrijk en de betrokken ministeries in Nederland over de situatie in Venezuela, en de eventueel te treffen maatregelen indien deze situatie toch onverhoopte gevolgen mocht krijgen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is in de afgelopen maanden ingezet op uitwisseling van kennis en expertise, zowel in Koninkrijksverband als met internationale hulporganisaties, opdat de landen elk in staat zijn de eigen verantwoordelijkheden te kunnen waarmaken indien nodig. De landen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de crisisplannen, zoals ook het geval is bij bijvoorbeeld natuurrampen. Indien nodig kunnen zij gebruik maken van de aanwezige kennis en expertise in Nederland.
Bent u zich bewust van het ontbreken van relevante wet- en regelgeving wat betreft asiel en migratie op Curaçao, Aruba en Bonaire?
De toelating van vreemdelingen betreft in het land Curaçao een landsaangelegenheid en valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie van Curaçao. Er is geen wetgeving in Curaçao met betrekking tot het verlenen van asiel. Curaçao is wel gehouden aan art. 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling). In het geval van een asielverzoek in Curaçao is de procedure dat de overheid in contact treedt met het Rode Kruis en UNHCR. Asielzoekers dienen een asielaanvraag in bij UNHCR, door tussenkomst van het Rode Kruis Curaçao die de aanvragen registreert en een eigen administratie bijhoudt. Gedurende het onderzoek van UNHCR wordt de asielzoeker het land niet uitgezet. Tijdens de onderzoeksperiode ontvangt de asielzoeker een document van UNHCR dat aangeeft dat een verzoek tot asiel is ingediend en dat onderzoek naar de status van de vreemdeling gaande is. De asielzoeker krijgt toegang tot het land voor de periode waarin de asielprocedure via UNHCR loopt. Dit is een gedoogstatus maar geen (tijdelijke) verblijfsvergunning. Indien de status van vluchteling wordt toegewezen wordt hulp door de International Organisation for Migration (IOM) geboden om te zoeken naar een veilig onderkomen in het buitenland, derhalve niet in Curaçao.
Ook in Aruba is de toelating van vreemdelingen een landsaangelegenheid. De asielprocedure is wettelijk vastgelegd. Ook is Aruba aangesloten bij het Protocol bij het Vluchtelingenverdrag (1967) en EVRM. Een asielbeoordelingscommissie adviseert de Minister van Integratie over het al dan niet toekennen van asiel. Er is geen officiële opvang: mede daarom krijgt een asielzoeker voor de duur van de asielprocedure op verzoek een vergunning tot tijdelijk verblijf en mag hij/zij werken. Het Rode Kruis verstrekt in bepaalde gevallen opvang.
In Caribisch Nederland en dus Bonaire zijn het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), in bijzonder artikel 3 van toepassing. Artikel 12a van de Wet Toelating en uitzetting BES biedt de mogelijkheid om een verzoek om bescherming in te dienen bij de openbare lichamen.
Welke inspanning levert u om wetgeving op het terrein van asielbeleid op de eilanden op niveau te brengen?
Zoals in het antwoord op vraag 10 beschreven is de wetgeving en het asielbeleid in Curaçao en Aruba een aangelegenheid van de autonome landen zelf. Desgevraagd is Nederland bereid om de Caribische landen van het Koninkrijk van advies te dienen. De regelgeving voor Caribisch Nederland voldoet aan de Internationale verdragen.
Welke oplossing stelt u voor nu de Caribische eilanden zich geconfronteerd zien met grote aantal vluchtelingen vanuit Venezuela, ondanks uw eerder bezweringen dat een dergelijk scenario onvoorstelbaar is?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
De naturalisatie van kinderen van RANOV vergunninghouders |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de «Ad-Hoc Query on the establishment of identity in connection with naturalization» van het European Migration Network?1
Ja.
Wat zijn de laatste cijfers met betrekking tot naturalisatie van de kinderen van pardonners, zowel voor hen die hier als kind zijn gekomen als die na 2007 zijn geboren?
Op 1 februari 2017 zijn er 1.650 minderjarigen die op grond van de Ranov in het bezit zijn van een verblijfsvergunning bepaalde tijd dan wel onbepaalde tijd en die dus in beginsel nog kunnen meenaturaliseren met de vader of de moeder als deze zelf naturaliseert2.
Hoe beoordeelt u de regelgeving in Nederland, waarbij identificatie voor naturalisatie moet bestaan uit overleggen van zowel een paspoort áls een geboorteakte, terwijl in de meeste andere Europese landen een van deze documenten of een alternatieve mogelijkheid voor identiteitsvaststelling voldoende is?
Afhankelijk van het herkomstland neemt ook Nederland genoegen met een alternatief vervangend buitenlands document voor hetzij de geboorteakte hetzij het geldig buitenlands paspoort3. Met een geboorteakte of het vervangende bewijs van de registratie van de geboorte toont betrokkene zijn persoonsgegevens (identiteit) aan. Met een geldig buitenlands paspoort met daarin de vermelding dat de houder de nationaliteit heeft van de staat die het paspoort heeft afgegeven, toont iemand zijn nationaliteit aan. Ik beoordeel de Nederlandse regelgeving als voldoende afgewogen tussen het belang van de vreemdeling op het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit en het zo veel mogelijk voorkomen dat naturalisatie tot Nederlander plaats vindt op onjuiste persoonsgegevens en/of onjuiste nationaliteit.
Volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap vraagt een minderjarige niet zelfstandig om naturalisatie. Het wettelijke stelsel houdt in dat als een vader of moeder een naturalisatieverzoek indient, dit verzoek eventuele in Nederland wonende minderjarige kinderen mede kan omvatten. Het wettelijk stelsel leidt ertoe dat als het (hoofd)naturalisatieverzoek van de ouder wordt afgewezen ook automatisch het verzoek om medenaturalisatie van het kind wordt afgewezen. Indien de ouder(s) verwijtbaar geen documenten hebben zullen zowel ouder(s) als kind(eren) dan niet kunnen naturaliseren. Bij medenaturalisatie is staand beleid dat van minderjarigen die zijn geboren in Nederland dan wel elders binnen het Koninkrijk of in een land waarop het Apostilleverdrag van toepassing is, geen nationaliteitsbewijs wordt verlangd.
Overlegt de ouder met betrekking tot zichzelf wel identiteits- en nationaliteitsdocumenten, maar niet ten behoeve van een niet in Nederland, of elders binnen het Koninkrijk dan wel in een Apostilleland geboren minderjarige, dan kan dit leiden tot afwijzing van het verzoek om medenaturalisatie omdat de afstamming en de persoonsgegevens van de minderjarige onvoldoende vaststaan. Voor deze gevallen bevat het beleid echter ook de mogelijkheid om per individuele situatie van een reguliere vreemdeling te beoordelen of de documenten kunnen worden getoond of dat daarvan wordt afgezien. Bijvoorbeeld als de minderjarige het enige kind is in een groter gezin waarvan de overige leden wel aan de vereisten voldoen om Nederlander te worden.
Als de minderjarige wel identiteits- en nationaliteitsdocumenten heeft, terwijl de ouder(s) deze niet hebben, kan de minderjarige niet naturaliseren. Het uitgangspunt is immers dat minderjarigen niet zelfstandig naturaliseren terwijl hun ouders vreemdeling blijven. Op het moment dat de minderjarige meerderjarig wordt, kan een zelfstandig naturalisatieverzoek worden ingediend.
Deelt u de mening dat de belemmeringen die deze kinderen ervaren, zoals het verkrijgen van een geldig paspoort van hun oorspronkelijke nationaliteit, hen onevenredig nadelig beoordeelt?
Neen, deze mening deel ik niet.
Hoe beoordeelt u de praktische problemen met onder meer studie en carrièrekansen, omdat de kinderen van pardonners maar beperkt kunnen reizen? Deelt u de mening dat naturalisatie wenselijk is om optimaal deel te kunnen nemen aan de Nederlandse samenleving?
Op grond van de Paspoortwet kunnen betrokkenen in het bezit worden gesteld van een Nederlands reisdocument. Zij komen in beginsel in aanmerking voor een op grond van die wet uit te geven Nederlands vreemdelingenpaspoort, dat geldig wordt verklaard voor alle landen, behalve het land waarvan de houder van het reisdocument de nationaliteit bezit. Door betrokkene kan voor een reis naar het land van de eigen nationaliteit bij de autoriteiten daarvan een laissez passer worden aangevraagd.
Ik onderschrijf in zijn algemeenheid het standpunt dat langdurig in Nederland verblijvende personen bij voorkeur de Nederlandse nationaliteit hebben. Het bezit van de Nederlandse nationaliteit is echter geen noodzakelijkheid voor het in ruime mate kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
Op welke manier wordt gewaarborgd dat bovenstaande problematiek niet ook voor de kinderen zal gelden die nu onder het Kinderpardon vallen?
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7
van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Het beleid bevat mogelijkheden om per individuele situatie van een reguliere vreemdeling te wegen of de documenten kunnen worden getoond of dat daarvan moet worden afgezien. Hierom is er geen aanleiding om houders van een Kinderpardonvergunning, een reguliere verblijfsvergunning, als groep te ontlasten van voor alle reguliere vreemdelingen geldende voorwaarde voor naturalisatie. Houders van een verblijfsvergunning op grond van het Kinderpardon zullen volgens de huidige wetgeving na 1 februari 2018 voldoen aan de naturalisatievoorwaarden van vijf jaar toelating en vijf jaar hoofdverblijf in Nederland voordat het naturalisatieverzoek mag worden ingediend. Ook voor hen geldt het wettelijke stelsel dat alleen meerderjarigen een naturalisatieverzoek zelfstandig kunnen indienen. Voor een minderjarig kind van de meerderjarige verzoeker wordt dan medeverlening gevraagd.
Een beroep op bewijsnood of andere redenen waarom een document niet zou kunnen worden getoond, wordt volgens de daarvoor opgestelde naturalisatierichtlijnen beoordeeld.
Kent u het Zweedse model, waarbij iemand zonder documenten na acht jaar de geclaimde identiteit voor echt kan worden aangenomen mits hij ook geloofwaardige verklaringen heeft waarom hij niet aan documenten kan komen? Deelt u de mening dat dit een wenselijke oplossing zou zijn voor de problemen die kinderen van pardonners ervaren op het moment dat zij willen naturaliseren?
Het in Zweden gevoerde beleid is mij bekend en ik hecht eraan te wijzen op de ook daar geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van geloofwaardige verklaringen waarom er geen buitenlandse documenten worden getoond. Ook het Nederlandse beleid kent uitzonderingen op de voorwaarde om buitenlandse identiteits- en nationaliteitsbewijsstukken te tonen. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
De registratie van geweld tegen vluchtelingen |
|
Linda Voortman (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «politie gaat racistisch geweld bijhouden»?1
Ja.
Klopt het dat er momenteel geen cijfers bekend zijn waaruit de omvang van geweld en intimidatie tegen vluchtelingen en asielzoekers kan worden opgemaakt? Zo nee, kunt u deze gegevens aan de Kamer verstrekken?
Men kan aangifte doen bij de politie van discriminatie. Daarnaast kan discriminatie een rol spelen bij andere delicten, zoals mishandeling of vernieling. Bij een dergelijk «commune delict» kan de officier van justitie een strafverzwaring eisen vanwege een discriminatoir aspect. Politieagenten dienen alle aangiften en meldingen van discriminatie en van incidenten waarin mogelijk een discriminatoir aspect aanwezig is, te registreren. Kortom: de politie registreert of het delict discriminatoir is. Dit geeft een meer betrouwbaard beeld van discriminatie dan een registratie in de aangifte van de herkomst van de aangever.
Op 29 september 2016 heeft uw Kamer het rapport «Discriminatiecijfers 2015» ontvangen2. Hierin zijn rapportages van politie, maar ook (gemeentelijke) antidiscriminatievoorzieningen, het College voor de Rechten van de mens en de meldpunten voor discriminatie op internet, samengevoegd om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de omvang en aard van discriminatie in Nederland. Naast discriminatie op grond van herkomst, wordt ook gerapporteerd over bijvoorbeeld discriminatie op grond van geslacht, godsdienst of seksuele gerichtheid. Ook wordt ingegaan op de verschijningsvormen zoals belediging, vernieling en mishandeling. In 2017 zal uw Kamer een vergelijkbaar rapport ontvangen met de cijfers over 2016.
Bent u bereid de politie vanaf heden bij aangiften te laten registreren of het een aangifte van een strafbaar feit tegen een vluchteling of asielzoeker betreft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat geweld tegen vluchtelingen niet kan worden getypeerd als kwajongensstreken? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen wie dan ook valt niet te accepteren.
Welke maatregelen neemt u om de aangiftebereidheid bij statushouders en asielzoekers te vergroten, bijvoorbeeld door actieve voorlichting over de aangiftemogelijkheden?
Samen met de politie blijf ik mij inzetten om de aangifte- en meldingsbereidheid van slachtoffers te stimuleren. Zoals toegelicht per brief van 15 september 20163 richt ik mij op het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid per type delict. Voor mijn beleid op dit punt verwijs ik u naar deze brief.
Wat is uw reactie op de conclusie van politicoloog Rob Witte in dat artikel dat de Nederlandse overheid racistisch geweld structureel te weinig serieus neemt?
In het artikel wordt betoogd dat de omvang van racistisch geweld niet voldoende wordt erkend, omdat de registratie hiervan niet op orde is. Gelet op mijn antwoord op vragen 2 en 3 deel ik die conclusie niet.
Het illegaal de grens overzetten van migranten naar Servië |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat dagelijks 30 migranten illegaal de grens worden overgezet naar Servië?1
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van geweld tegen vluchtelingen. In Europese regelgeving, inclusief de Schengengrenscode, staan duidelijke richtlijnen hoe om te gaan met vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken. Het EU-acquis, in het bijzonder de Procedurerichtlijn, is ook duidelijk wat betreft het bieden van de mogelijkheid om internationale bescherming aan te vragen. Het kabinet benadrukt dit ook in de verschillende Europese overleggen en in bilaterale contacten.
Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. De Commissie doet dit ook getuige de verschillende procedures die de Commissie op dit gebied tegen Hongarije heeft gestart die ook hebben geleid tot zaken voor het Europese Hof van Justitie. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen daar op aan te spreken, verwacht het kabinet dat de Commissie dit dan ook zal doen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen van deze problematiek op de voet en spreekt betrokken lidstaten daar bij gelegenheid op aan.
In het geval van een illegale grensoverschrijding bestaat veelal de mogelijkheid tot een versnelde overdrachtsprocedure naar het land waaruit een onderdaan van een derde land illegaal de EU in is gereisd. Dit gebeurt op basis van bilaterale maar ook Europese terug- en overnameovereenkomsten. Dat is ook het geval bij Servië. Onderdanen uit derde landen die door de buurlanden worden overgedragen aan Servië, worden ook door de Servische autoriteiten geaccepteerd en opvang geboden omdat de meerderheid van deze zaken nog in Servië een lopende asielaanvraag heeft. Daarnaast merkt het kabinet op dat onderdanen uit derde landen die vanuit Servië op illegale wijze de EU weer proberen in te reizen via Hongarije en Kroatië, in Servië de mogelijkheid is geboden om een verzoek tot internationale bescherming te doen.
Bent u bereid Hongarije en Kroatië over het schenden van het VN Vluchtelingenverdrag, door het illegaal de grens overzetten van vluchtelingen, aan te spreken en mogelijk in Europees verband stappen te zetten? Zo ja, waar denkt u aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het politiegeweld dat gebruikt wordt tegen de vluchtelingen op de Balkanroute? Welke stappen gaat u hiertegen, mogelijk in Europees verband, ondernemen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel vluchtelingen verblijven momenteel in Servië en hoeveel adequate opvangplekken zijn er? Waar schiet de opvang tekort?
Volgens schattingen van de Servische overheid verblijven 7.500 asielzoekers op Servisch grondgebied. Bijna 6.500 asielzoekers zijn opgevangen in officiële opvangcentra. Naar aanleiding van de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van 25 oktober 2015 over vluchtelingstromen langs de Westelijke Balkanroute heeft Servië met steun van de Europese Unie en met behulp van UNHCR het aantal opvangplekken vergroot en zijn maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat alle opvangplekken winterklaar zijn. Volgens de Servische autoriteiten zijn er voldoende plekken.
Hoewel er nog officiële opvangplekken beschikbaar en aangeboden zijn, kiest een groep van ca. 1.000 tot 1.300 asielzoekers er nog altijd voor om daar geen gebruik van te maken. Zij verblijven in onofficiële kampen in Belgrado en aan de Servisch-Hongaarse grens. De Servische autoriteiten hebben (tijdelijke) opvangplekken georganiseerd voor deze groep asielzoekers voor het geval dat zij daar alsnog gebruik van willen maken. Het onlangs geopende centrum in Obrenovac nabij Belgrado is een belangrijke stap vooruit in dezen, aangezien UNHCR en de Servische autoriteiten met succes enkele honderden asielzoekers hebben aangemoedigd om in het nieuwe opvangcentrum te verblijven. Het centrum biedt ruimte voor maximaal 550 personen en er wordt gewerkt aan vergroting van de capaciteit tot 850 personen.
Bent u voornemens stappen te zetten in Europees verband om ervoor te zorgen dat vluchtelingen in Servië de nodige zorg, opvang en middelen krijgen om de winter te doorstaan?
De Europese Commissie heeft in de aanloop naar de winter de nodige stappen gezet en volgt de situatie nauwlettend. Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen ingezonden op 11 januari 2017.2 In aanvulling daarop, heeft de Europees Commissaris voor Humanitaire Hulp en Crisisbeheersing tijdens zijn bezoek aan Belgrado op 22 januari jl. aanvullende financiële steun toegezegd. Daarmee komt de totale Europese steun in relatie tot de migratiecrisis op € 44 miljoen.
Bent u bereid om ten aanzien van de meest kwetsbare vluchtelingen, zoals alleenstaande minderjarige vluchtelingen, in Servië extra stappen te zetten en er zo voor te zorgen dat zij niet langer in erbarmelijke omstandigheden hoeven te verblijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou dit voor een aantal kinderen ook bijvoorbeeld hervestiging naar Nederland kunnen zijn?
Nederland zet het instrument van hervestiging vooral in om de meest kwetsbare vluchtelingen te hervestigen vanuit regio’s waar hen eerste opvang wordt geboden (o.a. Turkije, Libanon, Jordanië, Kenia), om zo ook de druk op de gastgemeenschappen daar te verlichten. Dit met, in de visie van het kabinet, samen met investeren in opvang in de regio en aanpakken van grondoorzaken, leiden tot een vermindering van gevaarlijke overtochten naar Europa inclusief doorreis via landen als Servië. Over de invulling van het nationale hervestigingskader en de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de verantwoordelijkheden onder de EU-Turkije Verklaring is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd.
Het kabinet ziet, in het licht van genoemd nationaal hervestigingskader, geen reden om te beginnen met hervestiging vanuit Servië naar Nederland. Volgens de Servische overheid is er, o.a. met steun van UNHCR, voldoende adequate opvangcapaciteit beschikbaar om alle migranten onder de juiste omstandigheden op te vangen. Met MATRA-middelen steunt de ambassade de opvang van minderjarige alleenstaande migranten waarbij onder andere Save the Children en Stichting Nidos zijn betrokken. Het is van belang om door verbetering van de omstandigheden in de buurlanden van Servië te voorkomen dat mensen doorreizen naar Servië.
Acht u de behandeling van vluchtelingen door Servië verenigbaar met de mensenrechtenstandaarden van de Europese Unie? Zo ja, hoe dan? Zo nee, welke invloed heeft dit op de onderhandelingen met Servië over het lidmaatschap van de Europese Unie?
Naar oordeel van UNHCR en de Commissie heeft Servië de afgelopen maanden met steun van de Europese Unie en met behulp van UNHCR het aantal opvangplekken vergroot en heeft maatregelen getroffen om er voor te zorgen dat alle opvangplekken winterklaar zijn. Daarnaast biedt de EU Servië als kandidaat-lidstaat de nodige ondersteuning als onderdeel van het toetredingsproces. Via o.a. het instrument voor pretoetredingssteun zijn verschillende projecten gestart en uitgevoerd om de Servische asiel- en migratiewetgeving in lijn te brengen met het EU-acquis. Via een (lopend) twinningproject adviseert ook Nederland de Servische migratieautoriteiten.
Door de migratiestroom langs de Westelijke Balkanroute is Servië geconfronteerd met een groot aantal migranten dat op irreguliere wijze via Servië de EU wil bereiken. Servië probeert al geruime tijd de migranten die in informele opvanglocaties verblijven te overtuigen om zich op een rustige en gecontroleerde manier te laten overplaatsen naar bestaande officiële opvangcentra. Zoals gesteld, is er nu sprake van een groep die weigert in te gaan op de aanbiedingen van de Servische overheid omdat zij er, mogelijk met het oog op een poging om door te reizen naar de EU, de voorkeur aan geven in Belgrado te blijven boven een verblijf in een officiële opvanglocatie buiten de stad. Ook zouden onder migranten geruchten de ronde doen over uitzettingen naar Bulgarije.
Wat is uw reactie op de stelling van directeur Pim Kraan van Save the Children dat de EU-Turkije deal smokkelaars een steviger greep heeft gegeven op een enorm winstgevende business waarin steeds gevaarlijkere tactieken worden gevolgd om de autoriteiten te omzeilen?
Een van de grootste successen van de EU-Turkije Verklaring is dat het cynische verdienmodel van criminele smokkelaars juist hard is geraakt. De significante daling van het aantal aankomsten op de Griekse eilanden vanuit Turkije bevestigt dat aanzienlijk minder mensen gebruik maken van de diensten van criminele smokkelaars. Daarnaast pakt Turkije, mede naar aanleiding van de EU-Turkije Verklaring, de smokkelindustrie in Turkije veel harder aan.3
Het kabinet is zich ervan bewust dat er in landen langs de Westelijke Balkanroute inderdaad een groep migranten is die niet kan doorreizen naar de door hun gewenste bestemmingen in Noordwest Europa. Dit komt echter niet door de EU-Turkije Verklaring, maar doordat verschillende landen langs de Westelijke Balkanroute maatregelen hebben getroffen op grond van veelal bestaande nationale en Europese regelgeving met betrekking tot grensbeheer al dan niet op basis van de Schengengrenscode. Daarmee is begin 2016 een einde gekomen aan de zogenoemde «doorwuifpraktijken». Tijdens de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van 25 oktober 2015 over vluchtelingstromen langs de Westelijke Balkanroute was daartoe ook opgeroepen.4 In dit verband wijst het kabinet er op dat het recht op asiel een recht is op bescherming, maar niet kan worden uitgelegd als een recht op verblijf in het land waaraan een asielzoeker de voorkeur geeft.
Smokkelnetwerken richten zich ook op deze groep mensen. Nieuwe smokkeltrends worden steeds sneller geïdentificeerd en smokkelnetwerken worden opgerold. Door inspanningen van de nationale diensten in deze landen, maar ook door continue samenwerking met diensten van EU-lidstaten en onder coördinatie van Europol, worden smokkelaars met gerichte acties op deze route aangepakt.
Deelt u de mening dat veilige en legale routes zoals gezinshereniging, hervestiging, het beschikbaar stellen van humanitaire visa en private sponsoring op de lange termijn het meest effectieve middel zijn tegen smokkelaars? Zo ja, wanneer gaat u hiermee beginnen en bent u bereid hier in Europees verband het voortouw te nemen? Zo nee, waarom niet? Wat is volgens u, in het licht van de averechtse gevolgen van de Turkijedeal, dan wel de oplossing tegen smokkelaars?
Zoals ook in de visie van het kabinet op de Europese migratiecrisis5 is verwoord, meent het kabinet dat de opvang en bescherming van vluchtelingen in de aanpalende regio en de gastgemeenschappen moet worden versterkt en de grondoorzaken van migratie moeten worden aangepakt. Door vluchtelingen en economische migranten dicht bij huis perspectief te bieden, zullen minder mensen de gevaarlijke, irreguliere tocht naar de EU ondernemen, al dan niet met behulp van criminele smokkelaars.
Dat betekent niet dat de EU en de lidstaten geen verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opvang van vluchtelingen. Via hervestiging kan vluchtelingen de mogelijkheid worden geboden om op een veilige en gecontroleerde wijze naar Europa te komen. Door middel van hervestiging, herplaatsing en nareis is de afgelopen jaren een substantiële groep vluchtelingen naar Nederland gekomen. Kortheidshalve verwijs ik u naar de meest recente gegevens in de IND-Asylum Trends en de reguliere rapportages van de Europese Commissie m.b.t. de uitvoering van de herplaatsingsbesluiten, het JBZ-hervestigingskader en de EU-Turkije Verklaring.6 Uit deze gegevens blijkt ook dat Nederland hierin relatief voorop loopt. Het is van primair belang dat ook andere lidstaten in dezen hun verantwoordelijkheid nemen.
Daarnaast is het kabinet van mening dat smokkelaars hard dienen te worden aangepakt. Nederland zet zich daarom ook expliciet in voor een grotere rol van Europol in de hotspots en een intensivering van de samenwerking tussen opsporingsdiensten van Europese lidstaten, Europol en van derde landen. Dat gebeurt onder andere via het EMPACT-project van Europol.
Het terugsturen van kinderen naar Afghanistan |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel mensen worden jaarlijks teruggestuurd in het kader van de Joint Way Forward overeenkomst? Hoeveel hiervan zijn kinderen? Hoeveel hiervan zijn alleenstaande kinderen?
Welk belang heeft de staat erbij dat Afghaanse kinderen terug naar Afghanistan worden gestuurd waar zij het risico lopen slachtoffer te worden van kinderrechtschendingen? Wanneer is het belang van het kind wel groter dan het belang van de staat?
Op welke manier doet het opvangen van Afghaanse kinderen afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak voor het vreemdelingenbeleid? Waarom kiest u er niet voor dit maatschappelijk draagvlak op andere manieren te vergroten dan de kinderen terug te sturen?
Waarom is het delen van de ernstige zorg over de schendingen van kinderrechten in Afghanistan niet voldoende om kinderen niet terug naar Afghanistan te sturen? Welke omstandigheden zouden u er wel toe bewegen niet langer kinderen terug naar Afghanistan te sturen?
Hoe zijn het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, de zorgen over kinderrechtenschendingen en het terugsturen van kinderen naar Afghanistan volgens u met elkaar verenigbaar?
Welke belangen van Afghaanse kinderen worden gediend door ze terug te sturen naar Afghanistan? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op het belang van alleenreizende minderjarigen?
Wat verstaat u onder adequate opvang in Afghanistan?
Onder adequate opvang in het land van herkomst wordt iedere opvang (ongeacht de vorm) verstaan waarvan de omstandigheden vergelijkbaar zijn met de omstandigheden waaronder opvang wordt geboden aan leeftijdsgenoten die zich in een gelijkwaardige positie als de terugkerende amv bevinden.
Een opvangvoorziening wordt aangemerkt als adequaat als de opvangvoorziening de minderjarige in ieder geval naar lokale maatstaven biedt:
Bij het zoeken naar adequate opvang zal er primair naar worden gestreefd om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen. Opvang bij ouders is in beginsel aan te merken als adequaat. Ook kan het zijn dat uit feiten en omstandigheden naar voren komt dat een ander familielid (of een meerderjarige, niet zijnde een familielid) adequate opvang kan bieden. Dit is maatwerk en wordt per casus onderzocht.
Mocht het niet lukken om de minderjarige met de ouder(s) of andere familieleden te herenigen, wordt onderzocht of adequate opvang in een (particuliere of van overheidswege) opvanginstelling voorhanden is.
Voor Afghanistan geldt op dit moment dat algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn en de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.
Welke andere mogelijkheden van adequate opvang worden in Afghanistan gezocht indien hereniging met ouders of andere familieleden niet lukt?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er speciale regievoerders en tolken die getraind zijn in het voeren van terugkeergesprekken met Afghaanse kinderen? Zo ja, hoeveel en is dit toereikend? Zo nee, bent u bereid ervoor te zorgen dat zij er wel komen?
De Dienst, Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft speciale regievoerders die de vertrekgesprekken voeren met amv’s in het algemeen. Het aantal regievoerders is afgestemd op het aantal amv zaken dat bij de DT&V in behandeling is. De DT&V zet voor de gesprekken met amv’s tolken in die ook ingezet worden voor gesprekken met volwassen vreemdelingen. De tolk is onafhankelijk en zijn rol beperkt zich tot het vertalen van het gesprek. De insteek van het gesprek wordt bepaald door de regievoerder en de vertrekstrategie wordt vooraf besproken met de voogd. De Nidos voogd wordt voor een vertrekgesprek met een amv altijd uitgenodigd om aanwezig te zijn. Ik zie daarom geen noodzaak voor speciale tolken voor gesprekken met (Afghaanse) amv’s.
Worden er maatregelen genomen om te voorkomen dat alleenreizende Afghaanse minderjarigen slachtoffer worden van uitbuiting en misbruik in Europa? Zo ja, welke zijn dit specifiek? Zo nee, bent u bereid hiertoe initiatief te nemen binnen Europa?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Gesthuizen en Kooiman (SP) over alleenstaande minderjarige vreemdelingen die slachtoffer worden van mensenhandel en uitbuiting d.d. 23 januari 2017 werken EU-lidstaten met elkaar samen om mensenhandel te voorkomen en bestrijden. Om signalen van mensenhandel bij de Europese buitengrenzen te herkennen, heeft Frontex bijvoorbeeld een handleiding ontwikkeld om grensbewakers daarin te trainen2. Deze handleiding bevat ook advies over hoe grensbewakers met minderjarige slachtoffers moeten omgaan. De lidstaten werken ook operationeel samen om mensenhandel van minderjarigen op te sporen en te vervolgen. Zo is mensenhandel van minderjarigen één van de sub-projecten van EMPACT THB3, waar Nederland ook aan deelneemt. Binnen EMPACT wordt ook aandacht besteed aan mogelijke slachtoffers van mensenhandel binnen migratiestromen en de kwetsbare positie van migrantenkinderen voor uitbuiting. Er wordt ingezet op het uitwisselen van informatie en kennis en het initiëren van operationele acties en opsporingsonderzoeken. Daarnaast wordt in 2017 binnen EMPACT ook aandacht besteed aan opleidingen voor de opsporing om de uitbuiting van kinderen beter te kunnen onderkennen en multidisciplinair aan te kunnen pakken. Het Europees opleidingsagentschap voor opsporing (CEPOL) draagt daaraan bij.
Verder hebben hulporganisaties bij de opvang van vluchtelingen altijd speciale aandacht voor de noden van alleenstaande minderjaren, vooral voor hun veiligheid.
Naast deze maatregelen, kan het realiseren van een zichtbaar effectief terugkeerbeleid voor alleenstaande minderjarigen die niet in Europa mogen blijven ook bijdragen aan het tegengaan van illegale migratie en smokkel van deze groep omdat het laat zien dat dit niet loont. Omgekeerd werkt het ontbreken van een effectief terugkeerbeleid illegale inreis in de hand.
Op welke manier geeft u bij de behandeling van asielverzoeken gehoor aan artikel 10 lid 3D van de procedurerichtlijn 2013/32/EU die stelt dat de mogelijkheid er is deskundigen te raadplegen wanneer dit nodig is in zaken als bekeringen tot een ander geloof?1
Bij de totstandkoming van de beslismethodiek voor bekeerlingen heeft de IND gebruik gemaakt van inzichten van wetenschappers en kerkelijke organisaties. Verder bestaat er aandacht voor het bijhouden van kennis en het in beeld hebben van wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten over bekeerlingen. Om die reden staat de IND regelmatig in contact met wetenschappers en het maatschappelijk middenveld, waaronder kerkgenootschappen en belangengroepen. De IND werkt permanent aan het op peil houden van de kennis en vaardigheden van hoor-en beslismedewerkers door het verzorgen van opleidingen, het organiseren van zogenoemde «masterclasses» en het bijwonen van lezingen van deskundigen.
Op welke manier geldt deze mogelijkheid ook voor een asielzoeker die bekering tot een andere geloof aanvoert als reden te vrezen voor vervolging?
Als een asielzoeker of zijn gemachtigde een deskundige wenst te raadplegen, staat het hen vrij dit te doen.
Op welk moment moet de asielzoeker dit rapport in de procedure inbrengen wil dit meegewogen worden in de beoordeling van zijn zaak?
Indien de asielzoeker een deskundigenrapport indient voorafgaand aan het definitieve besluit over de asielaanvraag, wordt dit rapport betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. Vaak brengt een asielzoeker en/of diens gemachtigde een deskundigenrapport in bij het indienen van de zienswijze op een voornemen tot afwijzen van de asielaanvraag. Indien de asielzoeker het rapport indient in de beroepsprocedure, wordt dit rapport betrokken in de beroepsprocedure. De IND moet dan een nader standpunt innemen.
Indien de asielzoeker na afloop van de beroepsprocedure met een rapport komt, kan hij een opvolgende asielaanvraag indienen.
Waarom heeft u niet zelf ook een deskundige ingeschakeld teneinde de geloofwaardigheid van het bekeringsverhaal van de asielzoeker in kwestie te beoordelen en het advies van deze deskundige ter beschikking gesteld van diens advocaat? Hoe is deze handelwijze te rijmen met het bestuursrechtelijke principe dat het oordeel van deskundigen alleen kan worden tegengesproken door contra-expertise in te schakelen, of aan te voeren dat er aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het rapport? Indien u van mening bent dat dat laatste het geval is, welke concrete aanknopingspunten heeft u om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van het rapport?
De deskundigheid van de IND of een hoogleraar staat wat mij betreft niet ter discussie. De IND heeft deskundige medewerkers in dienst die een integrale afweging maken van al hetgeen een vreemdeling tijdens zijn asielprocedure heeft verteld. Alle relevante elementen worden in onderlinge samenhang gewogen en op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid beoordeeld.
Rapporten van deskundigen en kerkelijke organisaties op specifieke onderdelen van het asielrelaas worden – indien relevant – betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag. In voorkomende gevallen kan de indiening van een deskundigenrapport leiden tot het besluit dat de bekering (alsnog) geloofwaardig wordt geacht. Het kan echter ook voorkomen dat de IND in een individuele zaak tot het besluit komt dat de verklaringen van de vreemdeling over een gestelde bekering dusdanig gebrekkig, summier of oppervlakkig zijn, dat een rapportage van een deskundige onvoldoende aanleiding geeft om tot een ander oordeel te komen. Daarbij worden, indien aan de orde, uiteraard ook omstandigheden betrokken die los staan van de verklaringen die een vreemdeling over zijn bekering heeft afgelegd. In dit geval moet de IND uiteraard wel goed motiveren waarom zij, in afwijking van het rapport van de deskundige, tot het besluit komt dat de bekering ongeloofwaardig is. Dat is overigens geen oordeel over de kwaliteit van een deskundigenrapport.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de onderzoeksmethode die de IND hanteert, aangemerkt als met voldoende waarborgen omkleed en zorgvuldig.2 In de betreffende zaak was eveneens een rapport van mevrouw Van Saane overgelegd. Uit het arrest van het EHRM volgt niet dat het opstellen van een contra-expertise noodzakelijk is om een zorgvuldige beoordeling te kunnen maken. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dat oordeel met haar uitspraak van 30 december 2016 mijn inziens terecht onderschreven.
Acht u de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) deskundiger in het beoordelen van de geloofwaardigheid van bekeringen dan een hoogleraar die zich gespecialiseerd heeft op dit terrein?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft het in dergelijke zaken nog zin dat een asielzoeker een deskundige inschakelt als u meent dat de IND-ambtenaren beter in staat zijn een bekeringsverhaal van een asielzoeker te beoordelen?
Zie antwoord vraag 4.