Uitgezette kinderen die met een toeristenvisum Nederland weer binnen zijn gekomen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uitgezette kinderen met toeristenvisum weer terug in Nederland»?1
Ja.
Is het waar dat de in het artikel genoemde vreemdelingen enkele weken na hun (kostbare) uitzetting met een toeristenvisum ons land weer binnen zijn gekomen en dat dit mogelijk was omdat hen geen inreisverbod is opgelegd?
Zoals uw Kamer bekend is, ga ik in schriftelijke Kamervragen niet in op individuele zaken. Wel kan ik in zijn algemeenheid aangeven dat personen uit de Oekraïne geen visum nodig hebben voor een kort verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen in het Schengengebied.
Deelt u de mening dat het een absurde situatie is dat, terwijl het u vaak niet lukt om uitgeprocedeerde vreemdelingen uit Nederland te laten vertrekken, degenen die wel zijn uitgezet zo makkelijk weer naar Nederland terug kunnen keren? Zo nee, waarom niet?
Ik herken niet het in de vraag geschetste beeld dat vreemdelingen die zijn uitgezet, frequent weer naar Nederland terugkeren. Dat neemt niet weg dat ik mij inspan om in die gevallen dat vertrek uit Nederland heeft plaatsgevonden, dit ook een duurzaam karakter heeft.
In dat licht moet ook het inreisverbod worden gezien. Uit artikel 66a van de Vreemdelingenwet volgt dat vreemdelingen die geen vertrektermijn hebben gekregen of Nederland niet binnen hun vertrektermijn hebben verlaten, in principe een inreisverbod krijgen. Dat geldt ook voor vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen. Personen aan wie een inreisverbod is opgelegd, mogen na hun vertrek gedurende de duur van het inreisverbod in principe de Europese Unie niet inreizen, ook niet indien geen visumplicht geldt, en zal zo nodig aan de grens de toegang worden geweigerd.
Waarom is aan de betreffende kinderen geen inreisverbod opgelegd (terwijl dit bij hun ouders wel is gebeurd)?
In artikel 6.5, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit is een aantal categorieën kwetsbare vreemdelingen opgenomen aan wie in de regel geen inreisverbod wordt opgelegd, tenzij er sprake is van een gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Een van deze categorieën betreft minderjarige vreemdelingen. Hierover is uw Kamer in 2011 bij de implementatie van de terugkeerrichtlijn ook geïnformeerd.
Hoe vaak wordt het opleggen van een inreisverbod aan uitgeprocedeerde/uitgezette vreemdelingen achterwege gelaten en hoe vaak leidt dit ertoe dat deze vreemdelingen als een boemerang naar Nederland terugkeren?
Zoals ik het vorige antwoord heb vermeld, is een aantal categorieën vreemdelingen in principe uitgezonderd van het inreisverbod. Daarnaast vindt altijd een individuele weging plaats bij het opleggen van het inreisverbod. De vreemdeling wordt daartoe ook gehoord. Dit kan ertoe leiden dat het inreisverbod wordt bekort of niet wordt opgelegd.
Er wordt momenteel niet op geaggregeerd niveau geregistreerd hoe vaak het opleggen van een inreisverbod aan vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen en die Nederland niet binnen de termijn hebben verlaten achterwege wordt gelaten. Zoals gemeld in antwoorden 3 en 6, herken ik mij tot slot niet in het in de vraag geschetste beeld dat het achterwege laten van het inreisverbod ertoe zou leiden dat uitgezette vreemdelingen frequent weer naar Nederland terugkeren.
Kunt u er zorg voor dragen dat alle uitgeprocedeerde/uitgezette vreemdelingen nimmer meer zo makkelijk (met toeristenvisum) Nederland weer binnen kunnen komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Leegstaande EBTL’s |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht de Extra Toezicht en Begeleidingslocaties (EBTL's) in Amsterdam en Hoogeveen nauwelijks gebruikt worden?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Op basis van een WOB-verzoek, dat in afschrift aan uw Kamer is verzonden2, heeft de Volkskrant informatie ontvangen over het gebruik van de ebtl’s. Dit was de aanleiding voor het artikel.
De verstrekte cijfers betreffen de periode vanaf de opening (Amsterdam 24 november 2017 en Hoogeveen 18 december 2017) tot en met maart 2018. Beide locaties bevonden zich in hun opbouw- en startfase van de pilot. Zoals toegezegd in het AO van 14 december 20173, zal ik uw Kamer dit najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl. Ik streef ernaar hierbij de bevindingen te betrekken van het onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert naar aanleiding van een onnatuurlijk overlijden in de ebtl Hoogeveen4.
Verder heb ik het WODC verzocht een uitgebreidere evaluatie uit te voeren, op basis waarvan verdergaande conclusies kunnen worden getrokken over het functioneren en de effectiviteit van de ebtl. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer van 2019 gereed.
Hoeveel meldingen van overlast zijn er in 2017 en 2018 gedaan? Kunt u deze zoveel mogelijk naar hun aard specificeren?
In de rapportage Vreemdelingenketen 20175, van 30 april 2018, heb ik uw kamer geïnformeerd over de incidenten die in 2017 in en rond asielzoekerscentra hebben plaatsgevonden. Ik beraad mij thans over de wijze waarop ik uw Kamer in de toekomst zal informeren over incidenten in en rond de AZC’s.
Hoe komt het dat er in de eerste vier maanden na oprichting slechts 36 mensen tijdelijk onder extra toezicht zijn geplaatst terwijl er plaats is voor 100 mensen?
De ebtl betreft een pilot van een nieuwe opvangvorm binnen de migratieketen. Zoals vermeld in de brief die ik op 8 juni aan uw Kamer6 heb gestuurd, is de ebtl één van de maatregelen die wordt ingezet tegen overlast op en rondom COA-locaties. Bij de ontwikkeling van de ebtl is gekozen om qua instroom kleinschalig van start te gaan en zo een beheerste opbouw te borgen en ruimte te creëren voor personeel en betrokken partijen om de praktijk te toetsen en om van ervaringen te leren en zo nodig bij te sturen.
Welk deel van de 1,2 miljoen euro die in 2017 aan de EBTL’s zijn besteed waren opstartkosten? Wat zijn de verwachte kosten voor 2018?
Aangezien de ebtl’s pas aan het einde van 2017 in gebruik zijn genomen (respectievelijk 24 november en 18 december), betreft verreweg het grootste deel van de € 1,2 miljoen, de kosten die in 2017 gemaakt zijn om beide locaties op te starten (onder andere personeel en materieel). Ook een deel van de afschrijvingskosten op de investeringen zit in dit bedrag. De verwachte kosten voor 2018 bedragen bij het COA circa € 8 miljoen. Bij DJI zijn de te verwachten kosten voor 2018 € 1,8 miljoen (vooral personele ondersteuning). Totaal dus € 9,8 miljoen.
Hoeveel kost de opvang per persoon in een EBTL bij volledige bezetting?
De kosten voor de ebtl zijn onder te verdelen in vaste kosten (onder andere rente- en afschrijving, huurkosten en (deels) personeel vanwege minimale bezetting) en variabele kosten (onder andere medische verstrekkingen en activiteiten). In deze kosten zitten ook de afschrijvingskosten voor de gemaakte investeringen. De investeringen worden in twee jaar afgeschreven.
Berekend is dat bij een volledige bezetting van de 100 plekken, de jaarlijkse kosten neerkomen op een bedrag van circa € 134.000 per plek. Het uitgangspunt is dat overlastgevers een korte periode (maximaal 3 maanden) een ebtl-plek bezetten. Door het jaar heen zullen daarom meerdere asielzoekers gebruik maken van één ebtl-plek. Bij een volledige bezetting van jaarlijks vier overlastgevers op één plek zijn de kosten dan circa € 33.500,– per bewoner. De kosten zijn gebaseerd op inschattingen en prognoses.
Wat is er met de 36 mensen die in de EBTL’s verbleven gebeurd? Hoeveel van hen zijn onder toezicht vertrokken, en hoeveel konden wegens goed gedrag weer terug naar een regulier asielzoekerscentrum (AZC)?
Ik zal ik uw Kamer in het najaar uitgebreider informeren over het functioneren van de ebtl, waarbij ik ook nader zal ingaan op de uitstroom van asielzoekers uit de ebtl.
Klopt het dat er minder mensen in de EBTL zijn geplaatst om te testen of alles functioneert als gepland? Wat is daarover de conclusie?
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Wanneer wordt iemand naar een EBTL overgeplaatst?
In mijn brief van 3 juli 20177 heb ik aangegeven dat asielzoekers in de ebtl kunnen worden geplaatst als zij overlast veroorzaken met grote impact, op of rondom de locatie waar ze verblijven. Hierbij kan worden gedacht aan (herhaaldelijk) agressief gedrag richting medebewoners of personeel, het aanrichten van vernielingen of het discrimineren of intimideren van medebewoners. Er kan sprake zijn van een stapeling van overlast of incidenten die plaatsing in de ebtl rechtvaardigen, maar ook één enkel ernstig incident kan tot ebtl-plaatsing leiden. Plaatsing in de ebtl is enerzijds bedoeld om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag en in te zetten op gedragsverandering. Anderzijds wordt door het overplaatsen van overlastgevers naar een aparte locatie de veiligheid en het welzijn van andere bewoners geborgd.
Hoe verhoudt uw voornemen om jongeren vanaf 16 jaar in EBTL’s te plaatsen bij wangedrag zich tot de kinderrechten? Zijn de EBTL’s voldoende toegerust op de opvang van jongeren? Wanneer zouden zij in aanmerking komen om naar een EBTL te worden overgeplaatst?
Als in een individueel geval wordt overgegaan tot plaatsing van een jongere van 16 jaar en ouder in de ebtl, worden alle noodzakelijke waarborgen in acht genomen waardoor de rechten van het kind worden zeker gesteld. Bij een afweging tot plaatsing vervullen professionals, waaronder de voogden van Nidos, een belangrijke rol. Momenteel vindt overleg plaats met de betrokken gemeenten over de vraag of en onder welke condities plaatsing van overlastgevende alleenstaande minderjarigen in de ebtl gerealiseerd kan worden.
Waarop is uw uitspraak gebaseerd dat alleen al het feit dat zo af en toe iemand uit een AZC na wangedrag wordt overgeplaatst naar een EBTL op zichzelf ook al een werking heeft op de achterblijvende bewoners van een AZC?
In het algemeen overleg met uw Kamer heb ik aangegeven, dat ik op basis van signalen uit de praktijk de indruk heb dat het feit dat een overlastgever wordt overgeplaatst van een AZC naar de ebtl een positieve werking heeft op de veiligheid en beheersbaarheid van het betreffende AZC.8
Mijn verwachting is dat de aankomende evaluatie door het WODC hier meer feitelijke onderbouwing over zal verschaffen.
Kunt u percentages geven van het aantal asielzoekers uit Albanië en Marokko dat zich misdraagt?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het snel uitzetten van mensen die geen recht hebben op verblijf, hoewel dat van groot belang is, niet ten koste mag gaan van de veiligheid in de omgeving van AZC’s?
Ja.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om overlastgevende veiligelanders in een EBTL te plaatsen en hun procedure alsnog versneld af te handelen? Zo nee, wat onderneemt u tegen deze groep overlastgevende asielzoekers?
Aanvragen van overlastgevende asielzoekers uit veilige landen worden versneld (in spoor 2) afgehandeld. Het is wenselijk dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel, zodat de aanvraag snel kan worden afgedaan en er aan (gedwongen) terugkeer kan worden gewerkt. Daarom komen zij bij wangedrag in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing in de ebtl. Een belangrijk uitgangspunt is immers dat plaatsing in de ebtl terugkeer niet mag frustreren.
Plaatsing in de ebtl is echter onderdeel van een breder pakket van maatregelen om overlastgevende asielzoekers – waaronder ook asielzoekers uit veilige landen – aan te pakken. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd.9 Zoals ik in mijn brief van 8 juni jl. heb aangegeven kijken we kritisch hoe deze maatregelen in de praktijk uitwerken en of er aanscherpingen of wijzigingen nodig zijn.
Wanneer verwacht u dat de Inspectie Justitie en Veiligheid het onderzoek naar de vraag of EBTL’s voldoende zijn toegerust op hun opvangtaak heeft afgerond? Welke maatregelen zijn in de tussentijd genomen?
Aangezien de ebtl een nieuwe opvangvorm is en in de pilotfase verkeert, is er voortdurend aandacht voor noodzakelijke verbetering in de opvang en procedures. De aanbevelingen die de Inspectie JenV zal opstellen naar aanleiding van het thans lopende onderzoek, worden daarbij uiteraard betrokken. De verwachting is dat het rapport in het najaar 2018 is afgerond.
Het bericht dat de staatssecretaris in hoger beroep is gegaan in de zaak van Lili en Howick en daarmee het advies van de Raad voor kinderbescherming negeert |
|
Attje Kuiken (PvdA), Bram van Ojik (GL), Jasper van Dijk , Joël Voordewind (CU) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom is 1) het feit dat artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) uitzetting naar een land verbiedt waar een vreemdeling onmenselijke behandeling wacht, 2) dat relevant is bij de beoordeling van asielaanvragen alle aangevoerde elementen die raken aan een van de verblijfsgronden, waaronder subsidiaire bescherming op grond van artikel 3 EVRM en 3) Howick en Lili diverse onderzoeken hebben ingebracht waaruit volgt dat zij bij gedwongen terugkeer zeer ernstig dreigen te worden geschaad omdat niet aan de voorwaarden voor terugkeer is voldaan, volgens u niet een element dat op zijn minst raakt aan artikel 3 EVRM en tot een inhoudelijke beoordeling noopt?
De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 juli 2018 is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 24 augustus 2018 vernietigd. De Afdeling geeft daarin antwoord op deze vragen. Sinds het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 18 december 2014 inzake M’Bodj (C-542/13) kunnen niet alle aangevoerde elementen onder artikel 3 EVRM worden betrokken bij een asielaanvraag. De aangevoerde omstandigheden in deze zaak, erin gelegen dat de door de Raad voor de Kinderbescherming geformuleerde doelen nog niet zijn bereikt, kunnen en mogen volgens deze jurisprudentie van het Hof van Justitie niet leiden tot een asielstatus. De gestelde problemen bij terugkeer worden immers niet veroorzaakt door derden, zoals de Armeense overheid, en zijn daarom geen relevant element in de asielaanvraag. Hoogstens zou – indien artikel 3 EVRM zich tegen uitzetting zou verzetten – verlening van een nationale (reguliere) verblijfsvergunning aan de orde kunnen zijn. Ik verwijs u voor de onderbouwing hiervan naar de uitspraak van de Afdeling (rechtsoverwegingen 6.7 tot en met 6.13).
De diverse onderzoeken die zijn ingebracht, zijn daarom in de reguliere toelatingsprocedure volledig inhoudelijk in de beoordeling betrokken. Daarbij zijn de omstandigheden rondom de overdracht en het langdurig verblijf in Nederland betrokken. Deze leidden echter niet tot het oordeel dat van de overdracht dient te worden afgezien. De drempel voor omstandigheden van sociaaleconomische aard die in het kader van 3 EVRM kunnen worden aangemerkt als beletsel voor terugkeer, ligt hoog. De Afdeling gaat in de uitspraak volledigheidshalve wel in op de stelling dat bij terugkeer sprake zal zijn van een 3 EVRM schending en komt daarbij tot het oordeel dat die drempel niet wordt gehaald (rechtsoverwegingen 10.6 tot en met 10.10).
Zoals ik u bij brief van 10 september 2018 heb laten weten hebben ontwikkelingen op zaterdag 8 september 2018 in Nederland er echter toe geleid dat het welzijn en de veiligheid van de kinderen niet meer voldoende gewaarborgd konden worden. Ik heb daarom, alles overwegend, besloten dat de kinderen in Nederland mogen blijven.
Waarom hebt u het feit dat de rechtbank Utrecht oordeelde dat u ten onrechte de voorwaarden die zijn gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Indigo, het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NFIP) en de Stichting Nidos buiten beschouwing heeft gelaten, niet betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u, onafhankelijk van het asielrechtelijk beoordelingskader, dat het verantwoord is onder toezicht gestelde kinderen uit te zetten zonder dat de door de RvdK geformuleerde doelen zijn bereikt?
Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraak van 24 augustus 2018 heb ik alles gedaan wat in redelijkheid van mij kan worden verwacht om de kinderen op zorgvuldige wijze te laten terugkeren naar Armenië om daar met hun moeder herenigd te worden. Daarbij heeft de Afdeling het rapport en het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming uitdrukkelijk betrokken en hierover ter zitting ook meerdere vragen gesteld. De uitspraak van de Afdeling is voor mij leidend geweest.
Kan er op andere wijze recht worden gedaan aan uitvoerig onderzoek van de RvdK, Indigo, het NIFP en de Stichting Nidos dan door voorafgaand aan de uitzetting te garanderen dat de door die instanties gestelde doelen zijn bereikt? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 3.
Waaruit bestaan de samenwerking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de RvdK, die beoogt de belangen van minderjarige vreemdelingen anders en beter te waarborgen?
Allereerst wil ik graag een toelichting geven bij de in vraag 6 gebruikte terminologie, die een tegenstrijdigheid impliceert die niet juist is. De RvdK formuleert geen voorwaarden voor terugkeer, maar doelen die door ouders (of andere gezagsdragers) met behulp van hulpverlening moeten worden behaald om zorgen over de ontwikkeling van het kind af te wenden. Dat is ook in deze zaak gebeurd.
De IND en DT&V en de RvdK krijgen bij de uitvoering van hun taken ieder vanuit hun eigen context te maken met het belang van het kind. De RvdK komt op voor de belangen van het kind en stelt een rapport op over hoe een stabiele en veilige ontwikkeling van het kind kan worden geborgd. De IND en DT&V houden rekening met de positie van minderjarigen door het belang van het kind een duidelijke plaats te geven in verschillende beleidskaders en in de wijze waarop vreemdelingenrechtelijke procedures, inclusief de voorbereiding van het vertrek, zijn ingericht. Dat wil evenwel niet zeggen dat dit belang in de toelatingsprocedure dan ook altijd de doorslag behoeft te geven ten aanzien van het verlenen van verblijf.
Dit verschil in context betekent geenszins dat de autoriteit van de RvdK om op te komen voor het belang van het kind niet door haar partners in de migratieketen wordt gerespecteerd of vice versa. De RvdK, IND en DT&V werken al geruime tijd samen in vreemdelingrechtelijke zaken, waarin het belang van het kind een rol speelt. Hierbij wordt algemene kennis over en weer actief gedeeld.
Wat betekent het voor de samenwerking tussen de RvdK, de IND en DT&V, die allen vallen onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, wanneer de RvdK voorwaarden voor terugkeer formuleert, de IND die voorwaarden niet als een relevant element beschouwt in de asielprocedure en de DT&V hen vervolgens uitzet zonder garanties dat aan de door de RdvK gestelde voorwaarden wordt voldaan? Wat zijn de gevolgen hiervan voor de autoriteit van de RvdK?
Zie antwoord vraag 5.
De voorbereiding van voorstellen ter modernisering van het nationaliteitsrecht |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat heeft u sinds 26 oktober 2017 uitgevoerd ter voorbereiding van de in het regeerakkoord afgesproken modernisering van het nationaliteitsrecht?
De afspraak in het regeerakkoord om het nationaliteitsrecht te moderniseren bestaat uit twee componenten, die in samenhang worden voorbereid. Het gaat om een verruiming van de mogelijkheid van het bezit van meerdere nationaliteiten voor aankomende eerste generatie emigranten en immigranten. Gelijktijdig komt er voor volgende generaties een verplicht keuzemoment dat daadwerkelijk leidt tot het behoud van niet meer dan één nationaliteit. Beide componenten vergen aanzienlijke aanpassingen in onder meer de Rijkswet op het Nederlanderschap. Een wetsvoorstel daartoe is op dit moment in voorbereiding. Bij die voorbereiding wordt de voor het eind van dit jaar verwachte prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie in de zaak Tjebbes (C-221/17) betrokken.
Wat is uw tijdslijn om te komen tot deze modernisering, in het bijzonder de verruiming van de mogelijkheid van het bezit van meerdere nationaliteiten voor de huidige en aankomende eerste generatie emigranten en immigranten?
Zie antwoord vraag 1.
Staat u in contact met huidige Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk en kunt u hen garanderen dat zij van het verruimingselement van de modernisering van het nationaliteitsrecht gebruik kunnen maken om Brit te worden zonder het Nederlanderschap te verliezen? Zo nee, waarom niet? Welke voorzieningen treft u dan om hen wel tegemoet te komen?
Er is zowel vanuit de Nederlandse ambassade in Londen als vanuit Den Haag met grote regelmaat contact met Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk. De Brexit kan voor Nederlanders die in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn gevolgen hebben. Welke gevolgen dit specifiek zullen zijn is afhankelijk van diverse factoren, zoals of en zo ja welke afspraken hierover worden gemaakt in EU-verband. Het wetsvoorstel naar aanleiding van de afspraak in het regeerakkoord is niet primair gericht op de situatie van Nederlanders die woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk, maar ziet op een modernisering van het nationaliteitsrecht in den brede. Het betreft een wetstraject dat naar verwachting langere tijd in beslag zal nemen en om die reden minder geschikt is voor een snelle wijziging van de relevante regels, mocht dit wenselijk of nodig blijken te zijn. Vanzelfsprekend zal de situatie van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk betrokken worden bij de afweging van de vormgeving van de modernisering van het nationaliteitsrecht en betrekt het kabinet de positie van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk bij het vormgeven van de Europese onderhandelingsinzet.
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk worden voorts onder andere door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook) en de website van de Nederlandse ambassade op de hoogte gehouden van voor hen belangrijke en veelal specifieke land gebonden informatie. Zo informeert de ambassade deze Nederlanders bijvoorbeeld over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites www.Nederlandwereldwijd.nl en www.Rijksoverheid.nl. Tot slot ontvangt en beantwoordt de overheid regelmatig vragen van Nederlanders in het buitenland, waaronder het Verenigd Koninkrijk, over hun specifieke situatie.
Bent u het met de Nationale ombudsman eens dat het schrijnend is dat Nederlanders in het buitenland onbewust of onbedoeld hun Nederlanderschap verloren zijn?
Bent u bereid constructief te staan tegenover oplossingen van bovengenoemd probleem, in lijn met de aanbeveling van de Nationale ombudsman daartoe in rapport 2016/145 en de amendementen (Kamerstuk 33 852 (R 2023), nrs. 48 en 49)? Zo nee, waarom niet? Wat doet u wel om hen herstel te bieden?
Het asielbeleid voor LHBTI’s |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «LHBTI-asielbeleid is gebaseerd op ondeugdelijke stereotypen»1 en het onderliggende onderzoeksrapport «Trots of schaamte?»van het COC?2
Ja.
Deelt u de mening dat het door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) gehanteerde criterium dat de asielzoeker een zogenaamd proces van bewustwording en zelfacceptatie van de seksuele identiteit heeft doorgemaakt, geen wetenschappelijk onderbouwing kent? Zo ja, waarom wordt dit criterium dan toch gebruikt voor de beoordeling van asielaanvragen door LHBTI’s? Zo nee, uit welk wetenschappelijk onderzoek blijkt dan dat er wel sprake is van een deugdelijk criterium?
In de brief aan uw Kamer over de beoordeling van de geloofwaardigheid van lbhti’s en bekeerlingen blijkt dat in de werkinstructie van de IND de nadruk bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van lhbti’s niet langer zal liggen op de termen bewustwording en zelfacceptatie.
Deelt u de mening dat het genoemde criterium ook voor de asielzoeker in kwestie onduidelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en waar blijkt uit dat het wel duidelijk zou zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een asielzoeker ook LHBTI kan zijn zonder het genoemde proces van bewustwording en zelfacceptatie en wel om de eenvoudige reden dat dat proces in veel gevallen niet nodig is om je seksuele identiteit te leren kennen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat veruit de meeste asielverzoeken van personen die vanwege hun seksuele identiteit asiel aanvragen afgewezen wordt op grond van het genoemde criterium? Zo nee, op grond van welke andere criteria beoordeelt de IND of een asielzoeker LHBTI is en in hoeveel gevallen leidt dat tot afwijzing van een asielverzoek?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden. De IND registreert niet of een asielverzoek wordt afgewezen op grond van (ongeloofwaardigheid van) seksuele gerichtheid.
Waarom worden andere bewijsmiddelen dat iemand een bepaalde seksuele identiteit heeft, waaronder getuigenverklaringen en foto’s, door de IND niet of minder zwaar meegewogen dan in het geval mensen een verblijfsvergunning vragen voor verblijf bij hun partner?
In genoemde brief aan uw Kamer over de geloofwaardigheidsbeoordeling van bekeerlingen en lhbti’s wordt aangegeven dat, hoewel seksueel getint beeldmateriaal door de IND niet mag worden gebruikt als bewijs, ander beeldmateriaal wel kan worden betrokken bij de beoordeling. De Vreemdelingencirculaire zal hierop worden aangepast.
Uit de brief blijkt tevens dat bij de beoordeling van asielverzoeken van lbhti’s de nadruk nog meer zal komen te liggen op het stellen van open vragen en op het authentieke, persoonlijke verhaal van de vreemdeling. Voor een meer uitgebreide toelichting verwijs ik u naar mijn brief.
Gaat u de vaste criteria of gronden, waarvan nu de seksuele identiteit van een asielzoeker wordt vastgesteld, loslaten en voortaan ieder asielverzoek van een LHBTI op zijn merites en zonder stereotypering vast laten stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Kustwacht Bonaire niet versterkt’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Kustwacht Bonaire niet versterkt»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat gezaghebber Edison Rijna precies aan het kabinet heeft verzocht?
De gezaghebber van Bonaire stuurde op 25 augustus 2017 een brief aan de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) waarin hij zijn zorgen uitte over de veiligheid van Bonaire vanwege de toenemende onrust in Venezuela. Specifiek waren de zorgen van de heer Rijna gericht op de inzet en de aanwezigheid van de Kustwacht in (de wateren rondom) Bonaire. Hierop vroeg de gezaghebber van Bonaire de Minister van BZK zijn zorgen over te brengen aan het presidium van de Kustwachtcommissie met het verzoek om de presentie van de Kustwacht in (de wateren rondom) Bonaire uit te breiden.
Het presidium van de Kustwachtcommissie heeft in twee van zijn vergaderingen over de brief van de gezaghebber gesproken en geconcludeerd dat extra inzet thans niet aan de orde is. Het beeld is dat de behoefte en noodzaak van Kustwachtinzet als gevolg van de toenemende onrust in Venezuela het grootst is bij Curaçao en Aruba en in mindere mate bij Bonaire. Indien er nieuwe gegevens of gegronde redenen naar voren zouden komen, zou dat aanleiding kunnen zijn tot bijstelling van de inzet. Deze conclusie is het afgelopen voorjaar door de Staatssecretaris van BZK overgebracht aan de gezaghebber van Bonaire. Desbetreffende boodschap is eveneens herhaald door de Minister van Defensie tijdens het Algemeen Overleg Kustwacht van 4 juli jl.
Welke problemen die Bonaire zou ondervinden van Venezolaanse migranten worden bedoeld? Kunt u bij de toelichting de conclusies van het genoemde verslag van de Raad van de Rechtshandhaving over het jaar 2017 betrekken?
In het rapport «Staat van de Rechtshandhaving Caribisch Nederland 2017»2 van de Raad van de Rechtshandhaving (hierna de Raad) stelt de Raad dat er problemen worden ondervonden op de Benedenwindse eilanden door de toestroom van Venezolanen, die hetzij illegaal het land binnenkomen, dan wel legaal binnenkomen maar langer dan de toegestane termijn verblijven («overstayers»). De Raad vraagt in deze context om een evenredige inzet van de Kustwacht bij Bonaire en bredere bestuurlijke aandacht voor de geschetste problematiek op Bonaire. Over mijn reactie op de bevindingen van de Raad heb ik uw Kamer bij brief van 19 juni 20183 geïnformeerd.
Klopt de bewering dat de kustwacht voor de kust van Bonaire meer vaaruren zou maken? Betreft het preventieve patrouilles of zijn er meer vaartuigen met Venezolaanse migranten voor de kust van Bonaire gesignaleerd? Zo ja, hoeveel?
Ja, dit klopt. De Kustwacht is sinds 2017 permanent met vaar-/presentiedagen aanwezig bij Bonaire. Blijkens het Jaarverslag van 2017 zijn hiervan 309 dagen gerealiseerd terwijl de norm in 2016 nog 10 dagen per maand was. Patrouilles vinden waar mogelijk plaats op basis van tevoren verzamelde informatie en analyses (informatie-gestuurd optreden) maar hebben evenzeer een preventieve werking. In de eerste zes maanden van 2018 zijn er 99 illegale immigranten door de Kustwacht onderschept bij de Benedenwindse eilanden.
Zijn er schattingen over het aantal Venezolanen dat nu op Bonaire – en dus in het Caribische deel van Nederland – verblijft?
Inzake de beschikbare officiële cijfers kan ik het volgende melden. Op Bonaire is de afdeling Burgerzaken van het Openbaar Lichaam Bonaire verantwoordelijk voor de «Basisadministratie persoonsgegevens». Uit haar gegevens blijkt dat er momenteel 791 personen met de Venezolaanse nationaliteit zijn ingeschreven op Bonaire. Hoeveel illegale Venezolanen zich op Bonaire bevinden is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat problemen ten gevolge van de Venezolaanse crisis in en rondom Bonaire extra aandacht verdienen, aangezien deze Nederland direct raken? Zo ja, hoe geeft het kabinet hier invulling aan?
Ja. Voor Bonaire draagt Nederland immers een bijzondere verantwoordelijkheid. Bij een grote toestroom van om bescherming vragende migranten heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met het Openbaar Lichaam Bonaire, de uitvoeringsorganisaties (o.a. Koninklijke Marechaussee, Korps Politie Caribisch Nederland en de Immigratie- en Naturalisatiedienst Caribisch Nederland) en Defensie een noodplan ontwikkeld. Nederland monitort de situatie in Caribisch Nederland nauwgezet en zal passende maatregelen nemen als de situatie daarom vraagt.
Ernstige problemen na gezinshereniging van Eritrese vluchtelingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel en de uitzending «Veilig Thuis? Nooit van gehoord» en het commentaar van Vluchtelingenwerk op deze uitzending die de problematiek herkent?1 Bent u van mening dat deze situatie kan blijven voortbestaan? Zo nee, bent u bereid met organisaties als Pharos, vluchtingenwerk, Veilig thuis, politie en sleutelfiguren in overleg te gaan hoe deze ernstige problemen het best kunnen worden aangepakt?
Ja ik heb kennisgenomen van het artikel en ben bereid in gesprek te gaan. Zie verder het antwoord op vraag 9 en 10.
Bent u ook bekend met de verkenning «Welzijn en gezondheid van gezinsherenigers» van de stichting Pharos?2 Wat is daarop uw reactie?
Ja, de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Justitie en Veiligheid (JenV) zijn bekend met deze verkenning. Zij hebben samen met Pharos, expertisecentrum gezondheidsverschillen (hierna: Pharos) twee bijeenkomsten georganiseerd om de resultaten van de verkenning te bespreken met betrokken organisaties, waaronder de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten, Stichting Nidos (jeugdbescherming voor vluchtelingen), Vluchtelingenwerk Nederland, de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en), het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) en het LOWAN, ondersteuning onderwijs nieuwkomers. Het is belangrijk om gezamenlijk de aandachtspunten en knelpunten van welzijn en gezondheid van nagereisde gezinsleden in beeld te hebben.
Wat is uw mening over de specifieke problemen als lichamelijk geweld en (kinder-)mishandeling die nogal eens voorkomen bij nareizigers/gezinsherenigers (vooral vrouwen en kinderen en in het bijzonder bij Eritrese gezinsherenigers)?
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn in iedere situatie onacceptabel. Bij asielzoekers, vergunninghouders en hun nagereisde familie kan hun vaak kwetsbare positie een risico vormen voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Als dit voorkomt, dan is het zaak dat gekeken wordt wat er precies aan de hand is en hoe het geweld kan worden gestopt en duurzaam opgelost. Aan het geweld kunnen veel verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Het is daarbij goed dat het risico op problemen na gezinshereniging, steeds meer en beter in beeld komen. De eerder genoemde verkenning van Pharos biedt inzicht in de oorzaken hiervan. Ook de kenniscentra «Oorlog, vervolging, geweld» en «Migratie» van Arq Psychotrauma Expert Groep verzamelen en ontwikkelen kennis op dit gebied.
Bestaat er voldoende inzicht in achterliggende oorzaken zoals oorlogstrauma's, lange tijd van scheiding, afzonderlijk opgedane ervaringen en het moeten leven in compleet nieuwe context zonder steun van familie of netwerk, vaak gepaard gaande met armoede en werkloosheid?
Zie antwoord vraag 3.
Bestaat er voldoende inzicht in het specifieke risico bij Eritrese nareizigers, omdat zij vaak in Eritrea al geen normale relatie hadden (man in militaire dienst), vaak jong getrouwd zijn, de reis en de gezinshereniging vaak langer duurt en vrouwen vaak analfabeet zijn?
De integratie en participatie van Eritrese vergunninghouders en hun gezinsleden in de Nederlandse samenleving lijkt moeizaam te verlopen. Juist om vroegtijdig problemen, waaronder huiselijk geweld en kindermishandeling, te signaleren en hindernissen te overbruggen, zodat gemeenten en andere instanties deze groep bijtijds kunnen helpen, zijn er diverse handreikingen verschenen, onder meer van het Kennisplatform Integratie en Samenleving. Bijvoorbeeld de handreiking Jullie Nederlanders hebben voor alles een systeem (Kennisplatform Integratie en Samenleving, augustus 2017). Ook in het onderzoek Niets is wat het lijkt. Eritrese organisaties en integratie (DSP-groep Amsterdam, Universiteit Tilburg, 2016) wordt hier aandacht aan besteed. Er is dus een goed beeld van de problematiek bij Eritrese nareizigers. Daarnaast heeft Pharos verschillende publicaties uitgebracht over (de gezondheid van) vluchtelingen en asielzoekers in het algemeen en Syriërs in het bijzonder.
Deelt u de mening dat de problemen bij gezinsherenigers, zoals huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling, gezondheidsproblemen en problemen op het gebied van onderwijs, integratie, schulden en huisvesting onvoldoende in beeld zijn? Zo ja, bent u bereid dit te onderzoeken, in het bijzonder de problemen van huiselijk geweld en (kinder-)mishandeling bij Eritrese en andere nareizigers die nu niet goed zichtbaar en niet eenvoudig te meten zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de begeleiding en opvang van nareizigers onvoldoende is? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren, bijvoorbeeld door het inschakelen van gezinscoaches, monitoring van gezinnen, het geven van maatschappelijke begeleiding, inschakelen van oudkomers en sleutelpersonen (als Bethel) en alert te zijn op financiële problematiek?
In de regel verblijven nareizende gezinsleden na aankomst in Nederland slechts beperkte tijd in de opvang van het COA. Het COA heeft voor al haar bewoners aandacht voor zaken als (huiselijk) geweld, gezondheid en onderwijs aan kinderen.
Daarnaast bieden gemeenten maatschappelijke begeleiding aan nareizende familieleden van asielmigranten en ontvangen daarvoor financiële middelen van het rijk. Componenten van deze begeleiding zijn – naast praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen en de kennismaking met de lokale woonomgeving en maatschappelijke organisaties – hulp bij het starten van de inburgering en het stimuleren van participatie en integratie. Ook voorlichting over de gezondheidszorg hoort hierbij.
Pharos beschikt over kennis en informatie die voor professionals in de zorg van belang kunnen zijn om invulling te geven aan cultuursensitief werken. Deze informatie is voor iedereen beschikbaar en toegankelijk.
Verder geldt, zodra een nieuwe vergunninghouder zich inschrijft bij de gemeente, het reguliere zorgregime zoals dit voor alle Nederlanders geldt. Daarmee wordt niemand van (medische) zorg dan wel ondersteuning uitgesloten. De vergunninghouder dient wel verplicht een zorgverzekering af te sluiten en kan een beroep doen op zorg zoals deze in Nederland is georganiseerd (Zorgverzekeringswet, Wmo2015, Jeugdwet, Wet langdurige zorg). Vergunninghouders – en hun eventuele nareizende gezinsleden – hebben daarmee dezelfde rechten en plichten op het gebied van (medische) zorg als elke andere rechtmatig in Nederland verblijvende persoon.
Deelt u de mening dat nareizigers onvoldoende worden voorgelicht en geïnformeerd en hierin niet afhankelijk moeten zijn van hun partner? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren, bijvoorbeeld door informatie, voorlichting (onder meer over zorg en andere voorzieningen) rechtstreeks aan nareizigers te geven evenals (taal-)training en tevens zorg- en dienstverleners training en ondersteuning te geven over gezinsdynamiek na gezinshereniging, cultuursensitief werken en leren herkennen en omgaan met signalen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat politie en stichtingen inzake huiselijk geweld voldoende zijn uitgerust om ook vrouwen die geen Nederlands spreken, goed te kunnen helpen? Zo nee, op welke manier gaat u de deskundigheid hiervoor bevorderen? Deelt u de mening dat hierbij een tolk essentieel is en bent u bereid te bezien of de tolkenvergoeding weer mogelijk wordt voor alle professionals?
Gemeentelijke voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor alle slachtoffers van huiselijk geweld, ongeacht leeftijd, geslacht en land van herkomst. Ook moet er extra aandacht zijn voor slachtoffers die in een kwetsbare positie verkeren, bijvoorbeeld omdat zij de Nederlandse taal niet goed machtig zijn, de weg naar de hulp niet kennen of wantrouwen hebben tegen overheidsinstanties. Veilig Thuis moet in die gevallen extra alert zijn. Dit geldt dus ook voor de groep Eritrese vrouwen. Ik zal de verkenning van Pharos en het artikel en de uitzending van Argos onder de aandacht brengen van de VNG, de 35 centrumgemeenten vrouwenopvang, de vrouwenopvanginstellingen en het landelijk Netwerk Veilig Thuis. Ook zal ik bij hen nagaan of en zo ja welke problemen zij ervaren bij het bieden van hulp aan nagereisde gezinsleden als er sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarbij betrek ik ook Pharos, Vluchtelingenwerk Nederland en het COA.
Daarnaast is het van belang om asielzoekers en vergunninghouders zelf, in het bijzonder de vrouwen, voor te lichten. Hiervoor is door Pharos en Movisie een voorlichtingspakket ontwikkeld: Geweld is niet gewoon. Ken uw recht – zoek hulp! (derde druk 2017). Dit pakket biedt informatie over huiselijk geweld, seksuele intimidatie, gedwongen prostitutie en discriminatie van homoseksuelen. Het bestaat – naast een handboek voor voorlichters en organisaties – uit zes korte non-verbale filmpjes over deze thema’s. Het handboek biedt voorlichters uit de doelgroep en professionals werkzaam bij hulpverleningsinstanties handvatten om voorlichtingen te organiseren.
Wat betreft de tolkenvergoeding: in 2012 is de regeling tolkenvoorziening in de zorg afgeschaft. Bij deze afschaffing is vanuit het oogpunt van bescherming van verblijfsgegevens een uitzondering gemaakt voor de inzet van tolk- en vertaaldiensten in de vrouwenopvang. Instellingen voor vrouwenopvang kunnen indien nodig zelf een tolk of vertaler inhuren. De inzet van tolk- en vertaaldiensten in de vrouwenopvang is per 1 januari 2012 financieel mogelijk gemaakt via de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang die naar 35 centrumgemeenten gaat. Daarvoor is vanaf die tijd structureel € 1.1 miljoen aan deze uitkering toegevoegd3.
Deelt u de mening dat alle vrouwen in het geval van huiselijk geweld terecht moeten kunnen bij een instantie voor hulp en er voor deze groep Eritrese vrouwen extra aandacht moet zijn omdat de normale kanalen – mede vanwege extra wantrouwen in politie/overheid – niet voldoende toegankelijk voor ze zijn? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat ook deze vrouwen een veilig thuis kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat er onvoldoende afstemming is tussen organisaties en continuïteit in de begeleiding van gezinsherenigers binnen de gemeenten? Zo ja, ben u bereid met gemeenten in overleg te gaan over betere afstemming en samenwerking tussen zorg- en dienstverleners van verschillende organisaties die te maken hebben met gezinsherenigers?
Dit punt zal ik betrekken bij het nagaan of en zo ja welke problemen gemeenten ervaren (zie het antwoord onder vragen 9 en4.
Erkent u dat, nu sinds 2014 gezinsleden van asielstatushouders niet meer een zelfstandige vergunning maar een afhankelijke vergunning krijgen, dit voor gezinsleden een grote belemmering vormt om in situaties van geweld of dreigend geweld bescherming te zoeken? Zo ja, bent u bereid gezinsleden, conform de aanbevelingen van de UNHCR, weer een zelfstandige verblijfsvergunning te geven? Zo nee, vindt u het aanvaardbaar als mishandelde vrouwen «gevangen zitten» in hun situatie, doordat ze zich niet kunnen onttrekken aan hun man, zonder het gevaar te lopen uitgezet te worden?
Het type vergunning en de procedure van de vergunningverlening is niet belemmerend voor het zoeken van bescherming in een situatie van huiselijk geweld. Nareizigers krijgen een afgeleide verblijfsvergunning asiel die gebaseerd is op een huwelijks- of gezinsband met de vergunninghouder die al in Nederland woont (referent). Als de gezinsband wordt verbroken (bijvoorbeeld door echtscheiding of beëindiging van de relatie) kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de afgeleide vergunning intrekken. Binnen deze procedure toetst de IND op zelfstandige asielgronden van de nareiziger. Betrokkene kan tevens ervoor kiezen een zelfstandige asielaanvraag in te dienen. De afgeleide vergunning wordt pas ingetrokken, nadat de zelfstandige asielvergunning is verleend, waardoor de nareiziger aanspraak kan maken op voorzieningen die in de Nederlandse samenleving voor vergunninghouders openstaan. Overigens onderscheidt de afgeleide asielvergunning zich niet van een zelfstandige asielvergunning. Beide vergunningen zijn gebaseerd op artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000; er gelden dezelfde rechten en plichten.
Deelt u de mening dat voor gezinsleden van vluchtelingen geldt dat zij meestal een minder groot netwerk zullen hebben en nog onvoldoende de weg naar hulpinstanties kunnen vinden, waardoor het voor hen moeilijk is om opvang en huisvesting te vinden tijdens de procedure? Bent u bereid het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) te verzoeken deze gezinsleden gedurende hun asielprocedure weer opvang te verlenen? Klopt het dat ook gemeenten in deze situaties niet verantwoordelijk zijn voor het regelen van opvang/woning? Zo ja, bent u bereid hierover ook met de Verening Nederlandse Gemeenten (VNG) in overleg te gaan?
Het is de eigen verantwoordelijkheid van de nagereisde gezinsleden om zelf huisvesting te zoeken, als zij niet meer willen wonen bij hun partner of echtgenoot. Dit geldt ook voor andere Nederlandse ingezetenen. Het kan zijn dat de nareiziger, die mogelijk over een beperkt netwerk en kennis over de Nederlandse samenleving beschikt, zich wendt tot de gemeente voor hulp. Een gemeente kan besluiten om in specifieke situaties (bijvoorbeeld bij huiselijk geweld of bij personen die ernstig verward gedrag vertonen) te zoeken naar een oplossing voor acute opvang. Dit sluit aan op de reguliere manier van werken binnen het sociale domein.
Het COA biedt geen nieuwe opvang aan nareizigers die reeds zijn uitgeplaatst in de gemeente en zich opnieuw bij het COA melden voor opvang en/of bemiddeling naar eigen huisvesting. Het uitgangspunt is dat de nareiziger bij de referent in de gemeente blijft of gaat wonen. Zolang de nareiziger beschikt over een afgeleide asielvergunning is er geen recht op opvang bij het COA. Wel gaat het indienen en doorlopen van een zelfstandige asielaanvraag gepaard met een achtdaags verblijf bij het COA. Daarna dient de betrokkene de opvang van het COA te verlaten. Het Ministerie van JenV en het COA hebben dit vorig jaar met de VNG en Vluchtelingenwerk Nederland besproken.
Op welke manier tracht u de lange wachttijden voor gezinshereniging die gezondheid en welzijn van het gezin op verschillende manieren negatief beïnvloeden te verkorten?
Hiervoor wordt verwezen naar de antwoorden op uw Kamervragen (8 en 12) van 8 juni jongstleden5.
Het scheiden immigrantenkinderen in de Verenigde Staten |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Verenigde Naties een onmiddellijk einde aan het scheiden van immigrantenkinderen in de Verenigde Staten eist?1
Op 18 juni jl. heeft Zeid Ra’ad Al Hussain, de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de VN (OHCHR), zich uitgesproken over het Amerikaanse beleid ten aanzien van immigranten, en de VS opgeroepen om het beleid waarbij kinderen worden gescheiden van hun ouders per direct te staken. De situatie waarbij kinderen van hun ouders worden gescheiden stemde ook mij tot bezorgdheid.
Bent u bereid de Amerikaanse ambassadeur hierover op het matje te roepen?
De zorgen die in de Nederlandse samenleving bestaan zijn in een eerder stadium via diplomatieke weg aan de VS overgebracht. Zoals reeds aangegeven in de beantwoording van eerdere vragen over deze kwestie (vragen van lid Ploumen van 7 juni jl. en vragen van leden Sjoerdsma en Voordewind van 20 juni jl.) heeft in de VS een serieus politiek en maatschappelijk debat rond deze kwestie plaatsgevonden. Op 20 juni jl. heeft President Trump een presidentieel decreet getekend waardoor gezinnen met kinderen niet langer gescheiden worden, en voorrang krijgen bij de immigratieprocedure.
Bent u bereid deze praktijken, waarbij de volwassen immigranten gedetineerd worden en kinderen zonder hun ouders worden vastgezet in enorme opvangcentra, te veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat u president Trump vragen deze praktijken te beëindigen, tijdens uw aanstaande bezoek aan de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 2.
Het scheiden van ouders en kinderen door Amerikaanse grensbewakers aan de grens tussen de VS en Mexico |
|
Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten dat Amerikaanse grensbewakers kinderen van illegale immigranten scheiden van hun ouders als zij aangehouden worden?1
De beelden en verhalen van ouders en kinderen die worden gescheiden zijn schrijnend. De situatie in de VS waarbij kinderen van hun ouders worden gescheiden wanneer zij illegaal de grens oversteken stemt daarom tot bezorgdheid.
Klopt het dat het apart opsluiten van kinderen voortkomt uit het instellen van strafvervolging tegen de ouders wegens illegaal het land inreizen?
Er heeft in april een aanscherping van de uitvoering van het migratiebeleid van de Verenigde Staten plaats gehad. Hierbij worden illegale immigranten bij het oversteken van de grens in detentie geplaatst. Hun kinderen worden voor onbepaalde tijd in tijdelijke opvangcentra ondergebracht.
Schendt de regering van de Verenigde Staten met dit beleid internationale verdragen als het Vluchtelingenverdrag en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind?
Aangezien het in deze situatie niet om migratie gaat met als doel asiel in de VS aan te vragen, is het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing.
De VS is geen partij bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De VS is wel aangesloten bij andere mensenrechtenverdragen, waaronder het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het VN-Mensenrechtencomité dat toeziet op de naleving van dit Verdrag heeft de VS er vaker op gewezen dat zijn immigratiebeleid op gespannen voet staat met een aantal rechten uit het Verdrag.
In dit verband moedigt Zeid Ra’ad Al Hussain, de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de VN (OHCHR) de VS aan om het Verdrag inzake de rechten van het kind te ratificeren om voortaan de rechten van het kind een centraal onderdeel te laten zijn in de Amerikaanse wetgeving en binnenlandsbeleid. Nederland heeft eerder in het kader van de Universal Periodic Review de VS opgeroepen het Verdrag inzake de rechten van het kind te ratificeren.
Bent u bereid om de Amerikaanse ambassadeur hierover om opheldering te vragen?
De zorgen die in de Nederlandse samenleving bestaan zijn via diplomatieke weg aan de VS overgebracht.
In de VS heeft op dit moment een serieus politiek en maatschappelijk debat rond de kwestie plaats. Zo hoort dat in een democratische rechtsstaat. De uitkomst van de discussie wachten we af. Daarnaast hebben er verschillende juridische procedures plaats. Zo heeft de federale rechtbank in Californië bijvoorbeeld op 7 juni aangegeven dat een aanklacht van de American Civil Liberties Union op basis van een mogelijke schending van het constitutioneel- en familierecht, doorgang kan vinden. Ook uitspraken van rechters zullen van belang zijn voor de uitkomst van het debat.
Heeft u kennisgenomen van het bericht »VN: Amerika overtreedt mensenrechten met scheiden migrantengezinnen»?1
Ja.
Is het staand beleid dat ook bondgenoten aangesproken zouden moeten worden op het schenden van mensenrechten? Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet maakt geen onderscheid tussen landen; zoals de mensenrechten universeel zijn, is de Nederlandse inzet op dit terrein dat ook. Het belang van de bescherming van mensenrechten is onderdeel van de dialoog met alle landen.
Heeft u contact opgenomen met uw Amerikaanse ambtsgenoot om deze schending onder de aandacht te brengen en uw zorgen uit te spreken?
De zorgen die in de Nederlandse samenleving bestaan zijn via diplomatieke weg aan de VS overgebracht.
In de VS heeft op dit moment een serieus politiek en maatschappelijk debat rond de kwestie plaats. Zo hoort dat in een democratische rechtsstaat. De uitkomst van de discussie wachten we af. Daarnaast hebben er verschillende juridische procedures plaats. Zo heeft de federale rechtbank in Californië bijvoorbeeld op 7 juni aangegeven dat een aanklacht van de American Civil Liberties Union op basis van een mogelijke schending van het constitutioneel- en familierecht, doorgang kan vinden. Ook uitspraken van rechters zullen van belang zijn voor de uitkomst van het debat.
Heeft u contact opgenomen met uw Europese collega’s om gezamenlijk deze schending bij de Amerikaanse regering onder de aandacht te brengen en de zorgen over te brengen?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u de Minister-President vragen bij zijn aanstaande bezoek aan de Amerikaanse president het schenden van mensenrechten, waaronder het vastzetten van kinderen, het scheiden van families en de doodstraf te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het rapport ‘Vluchtelingen en Werk. Een nieuwe tussenbalans’ van de Sociaal Economische Raad’ |
|
Zihni Özdil (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Sociaal Economische Raad (SER), «Vluchtelingen en Werk. Een nieuwe tussenbalans»?1
Ja.
Deelt u de zorg dat niet meer dan elf procent van de volwassen asielzoekers die in 2014 een verblijfsvergunning kreeg, tweeënhalf jaar later als werknemer of zelfstandige betaald werk heeft?
Ja, ik deel deze zorg. Hoewel de ondersteuning van asielstatushouders richting werk of onderwijs sneller en beter gaat dan in het verleden, zie ik ook dat we er zeker nog niet zijn. Nog te veel statushouders zijn op dit moment afhankelijk van een bijstandsuitkering. Meedoen in de Nederlandse samenleving, inburgeren en aan het werk gaan is een gedeelde verantwoordelijkheid die bij de statushouder zelf begint, maar waarin gemeenten, rijk en werkgevers ook een verantwoordelijkheid hebben. Het is precies daarom dat ik uw Kamer in maart heb geïnformeerd over mijn ambities met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Tevens heb ik uw Kamer recentelijk de brief «hoofdlijnen veranderopgave inburgering» doen toekomen.
Hoe zorgt u ervoor dat kleinschalige, succesvolle initiatieven breder worden uitgerold zoals de SER adviseert?
Veel van wat de SER signaleert heeft al de aandacht van beleid en is onderdeel van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt of van de veranderopgave van het inburgeringsbeleid. Ook geldt dat het probleem dat de SER signaleert door geen enkele partij alleen opgelost kan worden. Gemeenten, werkgevers en Rijk hebben elkaar allen nodig. Al deze partners heb ik daarom samengebracht in de Taskforce Werk & Integratie opdat we deze klus gezamenlijk kunnen klaren. Dat kan bijvoorbeeld door het monitoren, identificeren en breder uitrollen van kleinschalige en succesvolle initiatieven. Ook de SER neemt deel aan de Taskforce.
Hoe zorgt u dat de continuïteit van de initiatieven zekerder wordt?
In de Kamerbrief Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt: de economie heeft iedereen nodig! van 30 maart 2018 jl. wordt het programma uitgebreid toegelicht. Het programma richt zich op het blijvend verbeteren van de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond en asielstatushouders. Monitoring en evaluatie van (lopende) initiatieven spelen een belangrijke rol in het garanderen van de continuïteit hiervan. Immers, weten of en hoe het werkt is een voorwaarde voor het uitrollen van initiatieven. Daarom laat ik een evaluatiekader opstellen waar ik uw Kamer nog nader over zal informeren.
Wat zijn de effecten van de maatregelen die het kabinet de afgelopen jaren heeft genomen ten behoeve van een meer soepele instroom van statushouders in het beroeps- en hoger onderwijs?
De SER signalering beschrijft het meest actuele beeld rondom de instroom van statushouders in het onderwijs (zie pagina 29, hoofdstuk 4.2.).
Wat is de stand van zaken van de acties die u in maart 2018 heeft aangekondigd:2
Ik heb uw Kamer recentelijk de brief «hoofdlijnen veranderopgave inburgering» doen toekomen. Naast dat we binnen de Taskforce Werk en Integratie goede initiatieven identificeren en verspreiden, fungeert de Taskforce ook als netwerk om evidentie te verzamelen voor interventies zodat bewezen effectief beleid daarna ingezet kan worden bij andere werkgevers en gemeenten. De SER signalering vervult hierin een belangrijke rol, immers daarin zijn al vele initiatieven en interventies opgenomen.
Welke aanvullende acties gaat u nemen naar aanleiding van de conclusies van de SER?
Ik zie de signalering van de SER vooral als een bevestiging om verder te gaan met hetgeen dat in gang is gezet. De samenwerking tussen gemeenten, het rijk, werkgevers is hierbij noodzakelijk. Die samenwerking heb ik vorm gegeven door de Taskforce waar ook de SER aan deelneemt.
Gezien de urgentie en conclusies van de SER, kan u de Kamer eerder dan het vierde kwartaal van 2018 informeren over de voortgang en stand van zaken van de experimenten om statushouders aan werk te helpen?3
Nee. Het is gemakkelijk om experimenten te starten maar het vergt een gedegen voorbereiding om experimenten zo in te richten dat ze daadwerkelijk na evaluatie iets over de effectiviteit kunnen zeggen. Ik ben daarom nog steeds voornemens om de Kamer te informeren in het vierde kwartaal van 2018 over het evaluatiekader dat ik uitwerk en de experimenten die in het kader van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt ontwikkeld worden.
Het bericht 'Noodkreet Vluchtelingenwerk over retourtickets migranten' |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Noodkreet Vluchtelingenwerk over retourtickets migranten»?1
Ja.
Is het waar dat Nederland voor het eerst in zeven jaar probeert om asielzoekers die via Griekenland naar Nederland zijn gereisd terug naar Griekenland te sturen?
Naar aanleiding van de aanbeveling van de Europese Commissie betreffende de hervatting van Dublinoverdrachten aan Griekenland, en omdat het kabinet stapsgewijs wenst terug te keren naar een volledig werkend Dublinsysteem, heb ik besloten in beperkte mate weer te gaan claimen bij Griekenland onder de Dublinverordening. Dit heb ik medegedeeld tijdens het AO JBZ-raad van 6 december 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 501), het AO vreemdelingen- en asielbeleid van 14 december 2017 (Kamerstuk 19 637, nr. 2365) en het AO JBZ-raad van 31 mei 2018. De hervatting betreft vooralsnog alleen duidelijk niet-kwetsbare personen en geschiedt stapsgewijs zoals aanbevolen door de Commissie. Vooralsnog hebben geen van de al verzonden claims geleid tot een besluit met de strekking dat de asielzoeker overgedragen dient te worden aan Griekenland. Dergelijke besluiten zullen pas genomen worden indien er voldoende individuele garanties ten aanzien van de asielprocedure en de opvang door Griekenland zijn gegeven en Nederland op de hoogte is van de situatie in de opvanglocaties waarin de asielzoekers terecht zullen komen. Er zijn in dit kader dan ook geen vliegtickets naar Griekenland aan asielzoekers verstrekt. Omdat personen die in het bezit zijn van een geldige reguliere vergunning in Griekenland niet afhankelijk zijn van asielopvang en de asielprocedure, heeft Nederland de afgelopen jaren wel de Dublinverordening toegepast op deze categorie.
Is het waar dat in elk geval twee asielzoekers een vliegticket naar Griekenland hebben gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er andere lidstaten die Dublin-overdrachten naar Griekenland uitvoeren? Zo ja, welke landen zijn dit?
Een aantal andere lidstaten heeft ook het verzenden van Dublinclaims aan Griekenland op grond van de aanbeveling van de Commissie hervat. Er zijn geen openbare bronnen bekend waaruit blijkt dat dit tot overdrachten heeft geleid.
Hoe beoordeelt u de situatie op de Griekse eilanden en op het vasteland als het gaat om de opvangomstandigheden van migranten?
De hogere instroom in combinatie met de nog altijd geringe uitstroom zetten druk
op de opvangvoorzieningen in de hotspots op de Griekse eilanden. Ik verwijs u voor een verdere uiteenzetting daarvan naar mijn brief die ik op 31 mei jl. aan uw Kamer zond4. Op het vasteland is er sprake van capaciteitsproblemen. Dit geldt met name voor de Evros-regio vanwege de verhoogde instroom in april. De Griekse autoriteiten zijn daarom samen met UNHCR bezig met het uitbreiden van de capaciteit op het vasteland.
Op basis waarvan beoordeelt u dat de situatie in Griekenland dusdanig verbeterd is dat er geen beletsel als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens meer ligt op Dublinoverdrachten naar dit land?
Of een overdracht conform artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens kan plaatsvinden zal worden beoordeeld op individuele basis aan de hand van de individuele garanties die Griekenland verstrekt en informatie over de opvangsituatie. Nederland is momenteel in gesprek met Griekenland over de modaliteiten.
De gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU in de zaak Chavez-Vilchez |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel vreemdelingen hebben een verblijfsvergunning gekregen op grond van het Chavez-Vilchez arrest?
Sedert de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 10 mei 2017 in de zaak Chavez-Vilchez e.a. is in 1.9301 gevallen verblijf toegekend op grond van het arrest.2
Hoeveel van deze vreemdelingen verbleven illegaal in Nederland ten tijde van de aanvraag voor deze verblijfsvergunning?
Ongeveer 70% van de 1.930 vreemdelingen aan wie verblijf is toegekend op grond van dit arrest hebben daarvoor gemiddeld 2 verblijfsrechtelijke procedures doorlopen. Ongeveer 85% van deze verblijfsrechtelijke procedures betrof een reguliere procedure. De overige verblijfsrechtelijke procedures waren asielgerelateerd.
Het betreft ouders van Nederlandse kinderen, dus men kan bijvoorbeeld eerder verblijf bij het in Nederland verblijvende kind hebben aangevraagd of verblijf bij de in Nederland verblijvende echtgeno(o)t(e) of partner.
In een veel kleiner deel van de gevallen was het beroep op het arrest het eerste contact met de IND. Deze eerste contacten betroffen ook aanspraken op verblijf van ouders die nog in het buitenland verbleven, doorgaans met het Nederlandse kind.
Uit het geautomatiseerde systeem van de IND valt niet op dossierniveau af te leiden of een ouder illegaal in Nederland verbleef op het moment van de aanvraag.
Hoeveel van deze vreemdelingen hebben eerder verblijfsprocedures doorlopen en wat is de aard en de hoeveelheid van deze procedures?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de vijf meest voorkomende nationaliteiten van de ontvangers van genoemde verblijfsvergunning?
De vijf meest voorkomende nationaliteiten zijn Marokkaans, Surinaams, Turks, Nigeriaans en Ghanees.
In hoeveel gevallen is sinds het verschijnen van dit arrest een verblijfsaanvraag, van een vreemdeling die hier een kind heeft, afgewezen?
Tussen 1 mei 2017 en 1 juni 2018 is de aanvraag in 90 gevallen afgewezen.
Bent u bereid zich tegen de EU-regels te verzetten die het in Nederland op de wereld zetten van een kind belonen met een verblijfsvergunning? Zo nee, waarom niet?
Ingevolge het Nederlandse nationaliteitsrecht volstaat enkel het geboren worden in Nederland niet om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. De geboorte van een kind in Nederland levert de ouder evenmin – al dan niet op basis van EU-regels een verblijfsrecht op.3 Er is dus geen sprake van nationale of EU-regels die het in Nederland op de wereld zetten van een kind belonen met een verblijfsvergunning.
Vóór het arrest Chavez-Vilchez, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in een aantal arresten4 al geoordeeld dat ouders uit derde landen van een kind dat in bezit is van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie een aan hun kinderen afgeleid verblijfsrecht in Europese Unie kunnen ontlenen.
Voor zover deze arresten betrekking hebben op Nederlandse kinderen, ontlenen deze kinderen hun Nederlanderschap aan het feit dat zij ook een Nederlandse ouder hebben. Derdelanders kunnen zich in Nederland (en de rest van de EU) rechtstreeks op deze jurisprudentie van het Hof beroepen.
Voor zover uw vraag zich richt op mijn standpunt ten aanzien van dit arrest verwijs ik u naar mijn brief van 14 juli 2017 aan uw Kamer waarin ik heb aangegeven dat ik door dit arrest genoodzaakt was het beleid aan te passen.
Het bericht dat Amsterdam 24-uursopvang gaat bieden aan illegalen |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u het nieuwe coalitieakkoord van de gemeente Amsterdam gelezen waarin staat dat er 24-uursopvang voor illegalen komt?1
Ja.
Bent u bereid de plannen van de gemeente Amsterdam teneinde ruim 500 illegalen in de watten te gaan leggen tegen te houden? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Amsterdam heeft haar plannen nog niet nader uitgewerkt. Ik ben bereid om over de plannen in gesprek te gaan met het college. Voor mij is van belang dat voorkomen wordt dat langdurige opvang, zoals de gemeente Amsterdam voor ogen heeft, de uitzichtloosheid van het illegale bestaan in Nederland alleen maar verlengt. Daarnaast dient de gemeente Amsterdam ervoor te waken dat men met het laten verrichten van betaalde arbeid de wet niet overtreedt. Ik wacht het gesprek en de uitwerking van de plannen dan ook af voordat ik hier verdere beslissingen over neem.
Bent u tevens bereid de andere tientallen gemeenten die aan illegalenopvang doen aan te pakken? Zo nee, waarom laat u zich steeds piepelen door gemeenten die het Nederlandse vertrekbeleid ernstig geweld aandoen?
In haar uitspraak van 29 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1783) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat het niet verboden is voor een gemeente om onderdak te bieden in een zogeheten bed, bad, brood-voorziening, maar dat het buitenwettelijk begunstigend beleid behelst. Ik ben momenteel met de VNG in gesprek over het vraagstuk van opvang van vreemdelingen zonder recht op verblijf en Rijksopvang. Gemeenten worden dagelijks geconfronteerd met de maatschappelijke gevolgen van illegaal verblijf. Mijn inzet hierbij is om samen met gemeenten oplossingen te vinden voor deze problematiek.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat daklozen in de vier grote steden slechter worden behandeld dan uitgeprocedeerde vreemdelingen die van de rechter te horen hebben gekregen dat zij Nederland moeten verlaten?2
Ik kan de stelling dat daklozen slechter worden behandeld dan vreemdelingen in de bed, bad, brood-voorzieningen niet volgen. Bed, bad, brood-voorzieningen zijn, net als daklozenopvang, over het algemeen basale voorzieningen.
Kunt u ervoor zorgen dat illegalen niet worden beloond voor het negeren van hun vertrekplicht maar uit Nederland vertrekken en, voor zover dat nog niet gebeurt, worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag heeft u mij reeds meermaals in verschillende bewoordingen gesteld. Ik verwijs u naar de beantwoording van uw Kamervragen die op 25 april 20183 en 22 mei 20184 naar de Kamer zijn verzonden.
Bent u bereid de Nederlandse grenzen te sluiten voor asielzoekers, temeer daar u niet in staat bent afgewezen asielzoekers het land uit te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het recht op asiel is een universeel en onvervreemdbaar recht, dat onder meer is vastgelegd in het Vluchtelingenverdrag van Genève en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Asielzoekers in Weert |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het interview met de burgemeester van Weert, de heer Heijmans, over de problemen met asielzoekers?1
Ja.
Wat vindt u van de werkwijze van deze burgemeester, waarbij hij regelmatig overleg voert met de bewoners en open is over de problemen? Deelt u de mening dat dit kan helpen problemen te onderkennen en het draagvlak te vergroten?
Ik ben met u van mening dat het van groot belang is om als overheid transparant te zijn en de dialoog te voeren met belanghebbenden, ook juist over maatschappelijk onbehagen. Dit is essentieel voor het behoud en het vergroten van het draagvlak voor migratie en asielopvang. De werkwijze van de burgemeester van Weert vind ik een goed voorbeeld van hoe hier invulling aan kan worden gegeven.
Klopt het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) misstanden verzwijgt en ontevreden is over de openheid van de burgemeester van Weert? Deelt u de mening dat openheid van groot belang is?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 onderschrijf ik het belang van openheid en transparantie. Dit geldt ook voor het COA, in zowel contacten met de gemeente Weert als in algemene zin. Er is dus geenszins sprake van het verzwijgen van misstanden of ontevredenheid over de openheid van andere partijen, zoals de burgemeester van Weert.
Zijn er soortgelijke problemen in andere steden? Zo ja, hoe wordt daar gehandeld?
Zoals aangegeven in mijn brief over de aanpak van overlastgevende asielzoekers, die parallel met deze beantwoording aan uw Kamer is aangeboden, is er recent sprake van een toename van lokale signalen van overlast door asielzoekers. Ik verwijs voorts naar de inhoud van deze brief.
Klopt het dat er een tekort aan personeel was voor de begeleiding van de jeugd in Weert? Klopt het dat er pas extra personeel kwam nadat de burgemeester de landelijke pers opzocht in plaats van direct nadat er meer minderjarige asielzoekers kwamen? Hoe is dit mogelijk?
Er is geen sprake van een personeelstekort voor de begeleiding van alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv) in Weert of in andere amv-opvanglocaties.
Wel is het zo dat het COA hoge eisen stelt aan de medewerkers die deze begeleiding bieden. Amv zijn immers een bijzondere doelgroep in de opvang die om extra zorg en aandacht vragen. Hoewel deze kwaliteitseisen het soms moeilijker maken om geschikt personeel te vinden is er geen sprake van een tekort.
Naar aanleiding van een toename van het aantal amv in de opvang in Weert is er meer personeel bijgekomen, onafhankelijk van uitingen in de media hierover. Daarnaast is er in overleg met de burgermeester voor gekozen om extra beveiliging in te zetten.
Deelt u de mening dat personeelstekorten moeten worden opgelost zonder dat daar media-aandacht voor nodig is?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er personeelstekorten voor begeleiding van minderjarige asielzoekers in andere steden? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit oplossen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het COA vooral bezig is met het saneren van personeel en locaties, terwijl de Inlichtingen- en Naturalisatie Dienst (IND) bezig is met het juridisch zorgvuldig afwikkelen van procedures, waardoor er problemen ontstaan in asielzoekerscentra die nog wel gevuld zijn?
Het beeld dat COA vooral bezig is met het saneren van personeel en locaties doet geen recht aan de werkzaamheden van het COA en de betrokkenheid van de medewerkers. Dat beeld is als zodanig dan ook niet juist.
Het verband dat in de vraag vervolgens wordt gelegd is mij niet helder.
Waarom kunnen sommige overlast gevende asielzoekers niet overgeplaatst worden naar de Extra Begeleiding en Toezichtlocatie? Bent u bereid te realiseren dat ook niet-kansrijke asielzoekers die overlast geven, uit de normale azc’s geplaatst kunnen worden?
Ook niet-kansrijke asielzoekers die verblijven op een azc, zoals asielzoekers met een Dublin-claim die moeten worden overgedragen aan de verantwoordelijke EU- lidstaat, kunnen worden geplaatst in de extra begeleiding- en toezichtslocatie (ebtl). Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat plaatsing in de ebtl de terugkeer van die vreemdelingen die terug moeten naar het land van herkomst of een derde land niet mag frustreren. Dit wordt voorafgaand aan een plaatsing getoetst door de betrokken ketenpartners.
Vreemdelingen uit veilige landen waarvan de asielaanvraag versneld wordt afgedaan worden in beginsel niet in de ebtl geplaatst omdat het van belang is dat zij ter beschikking blijven van het asielproces in Ter Apel of Budel, zodat snel op hun aanvraag kan worden beslist.
Onderkent u dat het niet goed is voor het draagvlak ten aanzien van opvang van asielzoekers, als overlast gevende asielzoekers hun verblijf langdurig kunnen rekken? Wat onderneemt u, in lijn met mijn motie over gedwongen terugkeer2 teneinde ervoor te zorgen dat deze asielzoekers alsnog worden uitgezet?
Ik ben het met u eens dat het van belang is om, onder meer met het oog op het behoud van draagvlak voor de opvang van asielzoekers, die vreemdelingen die geen recht hebben op een verblijf in Nederland zo snel mogelijk te doen laten terugkeren, al dan niet gedwongen. Ik verwijs naar de integrale migratieagenda3 en de brief over overlastgevende asielzoekers, die ik parallel met deze beantwoording, aan uw Kamer heb gezonden, voor de inzet die ik samen met mijn collega’s van het kabinet pleeg om (gedwongen) terugkeer te intensiveren.
Het bericht dat het aantal migranten dat wordt opgesloten in onmenselijke Libische detentiecentra sterk is toegenomen |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aantal gevangenen in Libische detentiecentra sterk toegenomen»?1
Ja.
Acht u het acceptabel dat het aantal migranten dat vanaf de Middellandse Zee is teruggestuurd en opgesloten in onmenselijke Libische detentiecentra, hard is gestegen in plaats van gedaald? Zo nee, waarom blijft u de training en ondersteuning van de Libische kustwacht, die deze pushbacks uitvoert, dan steunen?
De situatie in Libië blijft zorgelijk en de erbarmelijke omstandigheden waarin sommige migranten worden vastgehouden zijn hiervan een voorbeeld.
Het aantal mensen dat vastzit in Libische detentiecentra is de laatste tijd gestegen, maar is nog steeds aanzienlijk lager dan afgelopen november. Destijds zaten ruim 20.000 migranten vast, nu spreekt Amnesty Int. over 7.000 migranten. De stijging zou het gevolg zijn van toegenomen activiteiten van de Libische kustwacht op zee.
Zoals eerder richting uw Kamer benadrukt2, voert de Libische kustwacht een aantal wettelijke taken uit zoals het redden van migranten op zee en het tegengaan van mensensmokkel. Daarmee is er geen sprake van «pushbacks».
Om ervoor te zorgen dat de kustwacht deze taken zo goed mogelijk uit kan voeren ondersteunt Nederland de maritieme missie EUNAVFOR MED Sophia, waarbij trainingen worden verzorgd waarbij ook aandacht wordt besteed aan het naleven van mensenrechten. Bovendien is er een EU-monitoringsmechanisme opgericht om te zorgen dat de kustwacht wordt gemonitord, waarbij Nederland in Europees verband aandacht blijft vragen voor het versterken en verbeteren van de effectiviteit van het mechanisme.3
Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
Hoe beoordeelt u het feit dat uit onderzoek van het Forensisch Instituut van de London University blijkt dat Italië de Libische kustwacht aanstuurt om deze pushbacks uit te voeren?2 Acht u dit in lijn met het recht van de Europese Unie (EU)? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid om bilateraal of in EU-verband de Italiaanse regering hier op aan te spreken?
Er is voor zover bekend geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor gedetermineerd moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun vooral op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten te ondersteunen om de dienstverlening te verbeteren. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR. In het kader van de bredere aanpak in Libië, ondersteunt de EU projecten en initiatieven die zich richten op het stabiliseren van het land en het vinden van een oplossing Libië via onder andere capaciteitsopbouw van lokale overheden, het bij elkaar brengen van de strijdende partijen in Libië onder leiding van de VN en het faciliteren van veiligheidsdialogen. Deze inspanningen zijn vooral gericht op het verbeteren van de algemene situatie in Libië en in het bijzonder die van vluchtelingen en kwetsbare migranten. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» deel ik dan ook niet.
De Europese en internationale regelgeving scheppen het juridisch kader voor de mogelijkheid om internationale bescherming in de EU aan te vragen en maken daarnaast de individuele behandeling van asielaanvragen mogelijk. Het is primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten aanleiding ziet om deze landen hierop aan te spreken, verwacht het kabinet dat de Commissie dit zal doen.
Bent u bereid de Europese Commissie te verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de betrokkenheid van de Italiaanse regering bij mogelijke schendingen van het EU-recht, in het bijzonder het in de Terugkeerrichtlijn verankerde beginsel van non-refoulement? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat heeft de regering gedaan sinds de uitspraak van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dat er zo snel mogelijk een einde moet komen aan de onmenselijke detentiecentra in Libië, om dit doel te bereiken?3 Hoe is vormgegeven aan haar uitspraak dat mensen die niet vanuit de detentiecentra naar het land van herkomst terug kunnen worden geleid, een vluchtelingenstatus moeten krijgen en vervolgens worden hervestigd?
Graag verwijs ik u naar de brief van 25 apirl jl. n.a.v. het verzoek van het lid Jasper van Dijk, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 29 maart 2018, over het sluiten van detentiecentra in Libië (tweede Kamerkenmerk 2018Z07854).
Nederland dringt al geruime tijd zowel in bilateraal als in multilateraal verband bij de Libische autoriteiten aan op het verbeteren van de opvang en toegang tot detentiecentra, het sluiten van detentiecentra, het aanpakken van straffeloosheid en het bevorderen van vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden. Dat heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking recent nog gedaan tijdens haar bezoek aan Tripoli, net als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gesprek met de Libische Minister van Buitenlandse Zaken, dhr. Siyala, op 6 februari jl. te Rome.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld6, zet het kabinet zich in om samen met de AU, EU en VN de situatie in de centra te verbeteren, waaronder het bevorderen van de toegang tot medische zorg en voedselvoorziening. Het uiteindelijke doel is deze detentiecentra te sluiten en te komen tot alternatieve ontvangst- en transit centra. Daar heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Frederica Mogherini, ook al eerder voor gepleit. Sinds het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn weer vier detentiecentra gesloten. Ook zijn de bouwwerkzaamheden in de open faciliteit van UNHCR in Tripoli hervat. Het zal nog wel enkele maanden duren voor deze operationeel is. In eerste instantie zullen er 160 kwetsbare vluchtelingen worden gehuisvest. De capaciteit voor opvang wordt later uitgebreid tot 1.000 mensen. Vooral kwetsbare vluchtelingen zouden in het vervolg dan rechtstreeks vanuit het disembarkation point worden overgebracht naar dit nieuwe centrum in plaats van naar een detentiecentrum. Maar voortgang blijft moeizaam gezien de complexe situatie in het land.
Welke stappen gaat u nog zetten om op korte termijn een einde te maken aan de onmenselijke detentiecentra in Libië? Vanaf welk moment verwacht u dit resultaat bereikt te hebben?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken op 22 mei 2018?
Ja.
De pushbacks van vluchtelingen door Griekenland |
|
Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat Griekenland vluchtelingen gedwongen terugstuurt naar Turkije zonder dat hen de mogelijkheid wordt geboden asiel aan te vragen?1
Ja.
Kunt u nagaan bij de Griekse Raad voor de Vluchtelingen en andere niet-gourvernementele organisaties of VN-instellingen als ook bij de Griekse overheid of en op welke schaal deze pushbacks voorkomen?
Het kabinet neemt dergelijke berichtgeving serieus en volgt de situatie in Griekenland, en zo ook aan de Europese buitengrenzen, nauwlettend. De Griekse overheid heeft aan de Commissie laten weten dat er geen sprake is van pushbacks aan de Griekse buitengrens. De Europese en internationale regelgeving, met inbegrip van de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag, scheppen het juridisch kader voor de mogelijkheid om internationale bescherming in een EU-lidstaat aan te vragen en maken daarnaast de individuele behandeling van asielaanvragen mogelijk. Het kabinet spreekt waar nodig in de verschillende Europese overleggen lidstaten aan op tekortschietende implementatie van het asielacquis. Zoals uw Kamer bekend, heeft het kabinet Griekenland in voorkomende gevallen aangesproken op de situatie voor migranten in het land. Overigens is het primair aan de Europese Commissie om toe te zien op de toepassing van het EU-acquis. Indien de Commissie naar aanleiding van dit soort berichten constateert dat van toepassing geen of in mindere mate sprake is, of dat zelfs sprake is van schending, mag het kabinet van haar verwachten dat zij het betrokken land hierop aanspreekt en zonodig vervolgstappen neemt. Recent nog heb ik Commissaris Avramopoulos hier per brief aan herinnerd.2
Deelt u de mening dat dit, als het bericht klopt, tegen het VN-Vluchtelingenverdrag in gaat en dat Griekenland als een van de ondertekenaars hiermee het vluchtelingenverdrag schendt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u vervolgens bereid de Griekse overheid hierop aan te spreken en deze schendingen eveneens aan de kaak te stellen bij de collega-bewindslieden in de Raad Buitenlandse Zaken als ook in de Raad voor Justitie?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kan Nederland en de Europese Unie meer doen om de Griekse overheid te helpen om de opvang en asielprocedure te doen verbeteren c.q. versnellen? Bent u bereid zich hiervoor in te zetten?
Griekenland is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de asielprocedure en de opvang en handelt hier in toenemende mate naar. Dit laat onverlet dat de Europese Commissie nog steeds een belangrijke coördinerende rol bij de verbetering van het Griekse asielsysteem en de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring speelt. Zoals bekend werd en wordt hierbij grootschalige steun geboden. De EU heeft sinds 2014 per 4 april 2018 circa € 1,3 miljard3 aan hulpgeld gealloceerd aan de Griekse autoriteiten, waarvan € 561 miljoen vanuit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF), en € 393 miljoen vanuit het noodhulpinstrument van de Commissie. Dit geld draagt direct danwel indirect bij aan het verbeteren van de opvangomstandigheden en de asielprocedure alsmede aan de grensbewaking.
Ook bilateraal wordt Griekenland door lidstaten ondersteund. Zo heeft Nederland in 2016 € 100.000 plus materieel beschikbaar gesteld ten behoeve van de opvangomstandigheden in Griekenland. Daarnaast levert Nederland al geruime tijd op permanente basis deskundigen via EASO en Frontex ter ondersteuning van Griekenland, waarmee het ruimschoots zijn Europese aandeel levert. Verder stelt Nederland periodiek een fondsenexpert beschikbaar ter verbetering van het absorberen en uitgeven van (het Griekse deel van) de EU-fondsen en draagt het financieel bij aan de capaciteitsopbouw van de Griekse ombudsman.
Tot slot zette Nederland in 2018 de Zr. Ms. Karel Doorman in bij de NAVO-operatie Sea Guardian, ter bevordering van stabiliteit in de regio.4 Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heb ik recent een werkbezoek aan Griekenland gebracht en mij bereid verklaard om verdere ondersteuningsmogelijkheden te bezien waar nodig. In dit kader levert Nederland dit jaar zes extra tolken voor drie maanden, vanwege een acuut tekort hieraan. Tijdens mijn bezoek werd Nederland door meerdere gesprekspartners geprezen om de ondersteuning van de afgelopen jaren en de constructieve rol die het steeds speelt.5
De daling van het aantal uitzettingen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting stokt: duizenden afgewezen immigranten gaan niet weg»?1
Ja.
Waarom laat u afgewezen vreemdelingen vrij in onze samenleving rondlopen, zelfs als ze bijvoorbeeld jarenlang als krakersbende door de hoofdstad trekken?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van uzelf en het lid Kops, die op 25 april 2018 naar de Kamer zijn verzonden (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel van de Handelingen 1940).
Realiseert u zich dat u het illegalenprobleem door dit laffe gedoogbeleid niet oplost maar erger maakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle illegalen eindelijk van straat te halen, vast te zetten en uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid landen van herkomst die niet meewerken aan uitzettingen eindelijk eens te sanctioneren? Zo nee, waarom niet?
Landen zijn op basis van internationaal recht verplicht hun onderdanen terug te nemen. Dit gebeurt in onvoldoende mate ten aanzien van een aantal landen. Hierin ligt de noodzaak voor een brede aanpak van positieve en negatieve prikkels om die landen tot betere samenwerking te bewegen. Dit staat dit kabinet ook voor. Ook op EU-niveau zet ik mij in voor het behalen van betere terugkeerresultaten. Voor de EU is terugkeer een beleidsprioriteit, waarbij een «more for more» en «less for less»-aanpak wordt gehanteerd. De (onder meer door Nederland gesteunde) aankondiging van mogelijke maatregelen op het terrein van het visumbeleid door de EU heeft geleid tot verbetering van de terugkeersamenwerking met Bangladesh. Met gezamenlijk optreden van de EU kunnen dus resultaten op terugkeer worden bereikt. Net als bij alle maatregelen binnen de strategische landenbenadering is de inzet maatwerk, waarbij steeds moet worden gekeken naar effectiviteit en proportionaliteit. Er zal bij het inzetten van negatieve prikkels altijd oog moeten worden gehouden voor mogelijke repercussies in de bilaterale relaties van zowel NL als van de EU.
Deelt u de mening dat degenen die (nog) niet gedwongen kunnen worden uitgezet ook moeten worden vastgezet totdat ze zelfstandig uit ons land vertrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De aanwezigheid van een zicht op uitzetting is een uit artikel 5 van het EVRM volgende voorwaarde voor vreemdelingenbewaring. Zonder zicht op uitzetting is bewaring in strijd met dat verdrag. Wel kan een vreemdeling worden vastgehouden als aan zijn uitzetting gewerkt wordt, en er wordt voldaan aan de overige criteria die worden gesteld aan bewaring. Zoals opgenomen in het regeerakkoord zet het kabinet in op het vergroten van de mogelijkheden om vreemdelingen in bewaring te kunnen stellen maar dit vindt vanzelfsprekend zijn grens in de fundamentele waarborgen van het EVRM.
Kunt u Nederland in plaats van een illegalenparadijs niet beter een paradijs voor Nederlanders laten zijn?
Ik kan mij in de omschrijving van Nederland als een illegalenparadijs niet vinden.
De lange wachttijd bij gezinshereniging |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen over het bericht dat gezinshereniging voor Eritrese asielzoekers vrijwel onmogelijk is?1
Ja.
In hoeveel gevallen zijn sinds het versoepelde beleid indicatieve documenten eerder bij de beoordeling van de Immigratie-en Naturalisatiedienst (IND) meegenomen in plaats van pas in het geval van bewijsnood? Moet hierbij eerst worden geloofd dat er geen officiële documenten zijn? Zo ja, in hoeveel gevallen wordt dit niet geloofd en hoe wordt dit getoetst? In hoeveel gevallen zijn de indicatieve documenten afdoende gebleken en kunt u uiteenzetten waarom dit niet voldoende bleek in de andere gevallen?2
De IND neemt bewijsnood aan als de vreemdeling een aannemelijke verklaring geeft voor het ontbreken van officiële documenten. Een dergelijke verklaring moet gebaseerd zijn op de individuele situatie van de vreemdeling. Ook wordt de verklaring afgezet tegen de informatie die bekend is over een land. De IND registreert niet in hoeveel zaken bewijsnood wordt aangenomen.
Als er sprake is van bewijsnood en er worden voldoende indicatieve documenten overgelegd, dan kan op basis hiervan de aanvraag worden ingewilligd. Als er geen sprake is van bewijsnood maar wel voldoende indicatieve bewijzen zijn aangeleverd, zal dit leiden tot nader onderzoek. Als er geen sprake is van bewijsnood en er ook geen of onvoldoende indicatieve documenten zijn overgelegd, zal de aanvraag worden afgewezen.
In mijn brief van 23 november jl. aan uw Kamer3 heb ik aangegeven dat indicatieve documenten eerder bij de nareisaanvraag in de beoordeling worden meegenomen en niet pas ingeval van bewijsnood ten aanzien van officiële documenten. De IND betrekt in alle zaken, met uitzondering van de zaken die direct op basis van officiële documenten worden ingewilligd, indicatieve documenten bij de beoordeling van de aanvraag. De vraag wanneer «voldoende» indicatieve documenten zijn overgelegd, zal van een individuele zaak afhangen. De IND registreert niet in hoeveel zaken «voldoende» indicatieve documenten zijn overgelegd.
De Raad van State heeft op 16 mei jl. in een zestal uitspraken geoordeeld dat dit beoordelingskader in overeenstemming is met de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn4.
In hoeverre hebben de zaken die in bezwaar en hoger beroep voorliggen door het toepassen van het nieuwe beoordelingskader tot een inwilliging geleid?
Alle zaken in de fase van (hoger) beroep waarbij sprake was van (huwelijks)partners zonder kinderen, zijn eind 2017 volgens dit besliskader opnieuw beoordeeld. Dit is gebeurd op eigen initiatief van de IND. Het betrof in totaal ongeveer 300 zaken. Ongeveer 2/3 van de zaken is doorgezet, al dan niet met een aanvullende motivering. Ongeveer 1/3 van de besluiten is ingetrokken omdat nader onderzoek noodzakelijk was. Deze zaken worden in bezwaar opnieuw beoordeeld.
Voor nareisaanvragen in bezwaar geldt in zijn algemeenheid dat 27% van de afgehandelde aanvragen is ingewilligd sinds de toepassing van het nieuwe beoordelingskader (1 oktober 2017 t/m april 2018). Voor Eritrese nareisaanvragen in bezwaar is dit inwilligingspercentage 30%. Ter vergelijking: in de periode vóór de toepassing van het nieuwe beoordelingskader (1 januari 2017 tot 1 oktober 2017) was het inwilligingspercentage voor nareisaanvragen in bezwaar 14% en voor Eritrese nareisaanvragen in bezwaar 13%. Dit betekent dat het inwilligingspercentage in bezwaar (voor alle aanvragen en voor Eritrese aanvragen) sinds de invoering van het nieuwe kader is gestegen. Uit de registratie van de IND is echter niet af te leiden of/in welke mate dit een direct gevolg is van het toepassen van het nieuwe beoordelingskader.
In hoeveel gevallen is sinds het versoepelde beleid een DNA-onderzoek aangeboden? Is in die gevallen ook besloten geen DNA-onderzoek aan te bieden terwijl hier wel om werd gevraagd? Zo ja, waarom niet?
De IND registreert niet in hoeveel gevallen er is gevraagd om een DNA-onderzoek, dat vervolgens niet is aangeboden omdat de identiteit van de in het buitenland verblijvende ouder en/of meerderjarige kinderen niet kon worden aangenomen. In de beantwoording op uw eerdere vragen heb ik aangegeven dat de IND een DNA-onderzoek aanbiedt in het geval van (gestelde) biologische kerngezinnen, indien de IND de identiteit van de nareizende ouder kan vaststellen aan de hand van officiële documenten, of indien de IND de identiteit aannemelijk acht ondanks het ontbreken van officiële documenten. In laatstgenoemd geval dient de vreemdeling een plausibele verklaring te geven voor het ontbreken van officiële documenten ter vaststelling van de identiteit. Het vaststellen of aannemen van de identiteit is een basisvoorwaarde voor het kunnen verstrekken van een op naam gestelde MVV. DNA onderzoek biedt immers slechts uitsluitsel over de biologische afstammingsrelatie en niet over de identiteit van de ouder die wil nareizen. Indien de identiteit kan worden aangenomen maar er geen aannemelijke verklaring is gegeven voor het ontbreken van officiële documenten die de gezinsband aantonen, dan kan de IND vanwege het belang van het kind van deze werkwijze afwijken en alsnog een DNA-onderzoek aanbieden.
Begrijpt u de gegronde vrees van Eritreeërs om zich te melden bij de Eritrese autoriteiten, zoals de Eritrese ambassade? Erkent u het risico voor gezinsleden dat vanwege de druk alsnog officiële documenten te overleggen zij in contact treden met de Eritrese autoriteiten in het land van herkomst terwijl dit tot repercussies kan leiden? Bent u bereid hiervoor een oplossing te zoeken?
Ja, ik begrijp de vrees van Eritreeërs om zich te melden bij de Eritrese autoriteiten. De IND vraagt vergunninghouders of diens gezinsleden niet dat zij zich wenden tot de autoriteiten van het land waarvan men is gevlucht. Daarnaast hoeft het beleid of de uitvoeringspraktijk van de IND niet te leiden tot druk om in contact te treden met de Eritrese autoriteiten. Immers, het beleid voorziet erin dat nareis nog steeds mogelijk is als betrokkene geen officiële documenten kan aanleveren om de identiteit en/of de gezinsband aan te tonen (zie antwoord op vraag 2). Er is derhalve geen noodzaak om een oplossing te bieden.
Wordt er nog altijd vanuit gegaan dat Eritreeërs officiële documenten moeten bezitten? Zo ja, wat zijn de andere kennisbronnen waaruit dit blijkt, nu het ambtsbericht aangeeft dat met name buiten de steden men makkelijk zonder identiteitsdocumenten kan leven?
Uitgangspunt is dat de identiteit en gezinsband van de nareizigers wordt aangetoond middels het aanleveren van officiële documenten. Als zulke documenten ontbreken, vraagt de IND om een verklaring hiervoor. De IND neemt bewijsnood aan als een aannemelijke verklaring wordt gegeven voor de omstandigheid dat geen officiële documenten zijn aangeleverd. Een dergelijke verklaring dient gebaseerd te zijn op individuele omstandigheden. Deze verklaring wordt afgezet tegen wat uit openbare bronnen bekend is. In geval van Eritrea is naast het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken ook het EASO rapport een veelgebruikt brondocument voor informatie.
Wat is het huidige inwilligingspercentage voor Eritrese zaken en is dat hoger dan voorgaande jaren?
Het gemiddelde inwilligingspercentage voor nareisaanvragen van Eritreeërs is voor de maanden januari tot en met maart 2018 hetzelfde als in 2017, namelijk 37%. In 2016 was dat gemiddeld 27%.
Hoe heeft u de daling van achterstallige verzoeken tot nareis weten te verminderen?
Ja. Ik deel uw mening dat een spoedige gezinshereniging voor vergunninghouders van groot belang is en dat een lange wachttijd belemmerend werkt voor hun integratie. De EU Gezinsherenigingsrichtlijn gebiedt dat lidstaten zo spoedig mogelijk beslissen op nareisaanvragen. Daar is de inzet van de IND ook op gericht. Zoals ik heb aangegeven tijdens het vragenuur op 23 januari jl.5 heeft de IND reeds grote inspanningen verricht om de voorraad nareisaanvragen en de wachttijd te reduceren. Op 1 januari 2017 bedroeg de totale voorraad nareisaanvragen in eerste aanleg nog 20.300 zaken. Inmiddels (peildatum 31 mei 20182018) is de totale voorraad nareisaanvragen in eerste aanleg teruggelopen naar 2130 zaken.
In hoeveel procent van de bezwaarzaken tot nareis wordt de wettelijke termijn overtreden?
Doordat de IND zich bij het wegwerken van de mvv-nareis voorraad op eerste aanlegzaken heeft geconcentreerd, is de bezwaarvoorraad opgelopen. De IND heeft reeds extra personeel ingezet om de nareisaanvragen in bezwaar weg te werken. Daarnaast wordt op dit moment nog aanvullend extra personeel opgeleid om bezwaarzaken nareis af te kunnen handelen. Dat laat onverlet dat gegeven de grote voorraad aan nareisaanvragen in bezwaar en de complexiteit van de zaken het voorlopig niet lukt om de meeste van de nareisaanvragen in bezwaar binnen de wettelijke termijn af te handelen. Op 30 april 2018 was in 49% van de openstaande bezwaarzaken inzake nareis de wettelijke termijn overschreden.
Op welke manier gaat de IND de wachttijd van bezwaarzaken verminderen?
Zie antwoord vraag 9.
Wordt extra personeel bij de IND ingezet teneinde de bezwaarzaken ook binnen de wettelijke termijn af te handelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat een lange wachttijd bij gezinshereniging slecht is voor de integratie en dat hieraan grote prioriteit dient te worden toegekend, ook als dit gepaard gaat met kosten, omdat het maatschappelijke belang van goede integratie groot is?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Hiaat in IND-regels voor pardonners’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Hiaat in IND-regels voor pardonners»?1
Ja.
Hoe verhoudt de praktijk dat doortoetsen de vreemdeling financieel voordeel oplevert zich tot het feit dat de leges in principe kostendekkend moeten zijn? Zouden in geval van doortoetsen niet ook de extra kosten in rekening gebracht moeten worden?
Het uitgangspunt is inderdaad dat de leges die de IND heft voor verblijfsvergunningen zoveel mogelijk kostendekkend dienen te zijn. Er is een uitzondering gecreëerd voor situaties waarin het aanvragen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zinloos zou zijn als niet tevens tot verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning zou worden overgegaan. Dit is met name het geval aan het einde van de looptijd van die vergunning (bijvoorbeeld in het geval dat de termijn van vijf jaar rechtmatig verblijf nog net niet is gehaald). De regeling voorkomt daardoor ook situaties waarbij door een afwijzing van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd een verblijfsgat ontstaat. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan in dat geval aansluitend aan het einde van de geldigheidsduur van die vergunning worden verlengd. Deze regeling is neergelegd in artikel 3.34d, onderdeel b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Een verblijfsgat heeft grote gevolgen voor een vreemdeling: het kan onder andere problemen opleveren met werk en reizen.
Ook betekent een verblijfsgat dat de termijn van vijf jaar rechtmatig verblijf, waarna een verzoek tot een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of naturalisatie ingediend kan worden, opnieuw gaat lopen.
Op het aanvraagformulier voor een vergunning voor onbepaalde tijd en voor een EU-status als langdurig ingezetene is daarom opgenomen dat de vreemdeling tevens een aanvraag om verlenging van de huidige verblijfsvergunning aanvraagt. Indien de IND de aanvraag voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of voor een EU-status als langdurig ingezetene afwijst, wordt vervolgens de aanvraag om verlenging van de huidige verblijfsvergunning getoetst.
Toen deze regeling in het leven geroepen werd, waren de leges voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanzienlijk hoger dan nu. In 2012 is het legestarief voor een aanvraag om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van een uitspraak van het EU Hof van Justitie (C508–10) verlaagd van € 401 naar € 130 (thans € 161). Sindsdien kan een financieel voordeel ontstaan door gebruik te maken van de doortoets-mogelijkheid.
Hoe apprecieert u de duiding van de Immigratie- en Naturlisatiedienst (IND) dat zij tot nu toe nog geen signalen hebben dat pardonners of advocaten bewust een andere verblijfsvergunning aanvragen, maar dat zij als ze die signalen in de toekomst krijgen, de regels zullen aanpassen? Is het feit dat Vluchtelingenwerk pardonners zal wijzen op de «ontsnappingsroute» niet al voldoende signaal?
Er zijn op dit moment inderdaad geen signalen bij de IND bekend dat deze regeling leidt tot onbedoeld gebruik, ook niet door personen met een RANOV-vergunning. Uit een recent gehouden steekproef is gebleken dat een groot percentage van personen met een RANOV-vergunning in aanmerking zal komen voor een vergunning voor onbepaalde tijd, mocht men hiervoor kiezen. Oneigenlijk gebruik door personen met een RANOV-vergunning lijkt in de meeste gevallen dan ook niet aan de orde te zijn. Dit wordt ook ondersteund door de tussentijdse meting van het inwilligingspercentage van aanvragen voor vergunningen voor onbepaalde tijd ingediend door vreemdelingen die nog in het bezit waren van een RANOV-vergunning. Het beeld laat namelijk zien dat 84% van de genomen besluiten op de aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd een inwilliging betrof. Deze meting heeft betrekking op de RANOV-groep, waarvan de aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd was gedaan in de periode januari 2018 tot en met 19 april 2018. Deze cijfers zijn in lijn met de inwilligings-percentages van alle aanvragen om verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd die bij de IND zijn ingediend. Er is daarom vooralsnog geen reden om aan te nemen dat personen met een RANOV-vergunning oneigenlijk gebruik maken van de doortoets-mogelijkheid.
Ik wil er verder op wijzen dat Vluchtelingwerk Nederland niet goed is geciteerd in het oorspronkelijke artikel waar u naar verwijst. Op 14 april 2018 heeft Trouw hierover een rectificatie gepubliceerd: Vluchtelingenwerk heeft niet aangegeven asielzoekers die vallen onder het generaal pardon te zullen wijzen op deze manier om hogere legeskosten te voorkomen. VWN heeft enkel aangegeven dit «hiaat» te onderzoeken.
Deelt u de mening dat er niet gewacht moet worden met het aanpassen van de regels totdat er misbruik van gemaakt wordt, maar dat misbruik juist op voorhand voorkomen moet worden? Zo ja, op welke termijn bent u bereid de regels aan te passen?
Ik vind het onwenselijk dat deze uitzondering – die juist in het leven is geroepen om te voorkomen dat vreemdelingen in een vervelende situatie terecht komen – wordt gebruikt enkel en alleen om lagere leges te betalen. Op dit moment onderzoek ik de mogelijkheden om deze onwenselijke situatie ongedaan te maken zonder dat andere vreemdelingen daardoor in problemen komen. Een van de mogelijkheden die onderzocht wordt, is om alsnog het hoogste legestarief in rekening te brengen, indien de IND op basis van deze regeling doortoetst. Dit is beter in lijn met het uitgangspunt dat de leges van de IND kostendekkend zijn.
Als de uitkomsten van mijn onderzoek aanleiding geven om de regelgeving aan te passen, dan zal het veranderen van de regels, alsmede de implementatie van deze nieuwe regels, enige tijd vergen. Dit komt m.n. omdat hiervoor – naast aanpassing van regelgeving – ook aanpassingen nodig zijn van o.a. het ICT-systeem van de IND (INDIGO) en (digitale) aanvraagformulieren.
Bent u, gezien het feit dat veel pardonners nog altijd niet aan de inburgeringsvereisten voldoen, bereid contact op te nemen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te bekijken hoe er voor gezorgd kan worden dat wanneer deze pardonners een (verlengings)aanvraag indienen, ook meteen wordt beoordeeld of zij kunnen worden gekort op hun uitkering?
Het opleggen van een korting op de uitkering bij het niet voldoen aan de inburgeringsvereisten is op individueel niveau nu al mogelijk. Niet meewerken aan de arbeidsinschakeling is voldoende reden voor een maatregel onder de Participatiewet. Weigeren in te burgeren kan hieronder geschaard worden, aangezien inburgering bijdraagt aan participatie in de samenleving. De gemeente oordeelt per individueel geval of hier sprake is van verwijtbaar handelen. Het enige feit dat hij zijn inburgeringexamen nog niet heeft gehaald, is geen reden tot korten van de uitkering.