Bent u bekend met het bericht «Bom onder poldermodel leggen was geen vooropgezet plan»?1 2 3
Ja
Bent u van mening dat er een «bom onder het poldermodel is gelegd» door supermarktketen Jumbo, door een arbeidsvoorwaardenregeling af te spreken met de ondernemingsraad?
Nederland is gebaat bij goede arbeidsverhoudingen. Maar bij de onderhandelingsvrijheid hoort ook dat een onderneming of vakorganisaties er voor kunnen kiezen om geen cao af te sluiten. Het is belangrijk dat er overleg plaatsvindt, maar dat overleg wordt niet altijd beklonken met een cao. Het is overigens geen nieuw verschijnsel dat ondernemers/werkgevers bij het uitblijven van een cao (op onderdelen) zaken doen met de ondernemingsraad. De afspraken tussen een werkgever en de ondernemingsraad hebben echter niet het karakter of de rechtsgevolgen van cao-afspraken. Zo is een arbeidsvoorwaardenregeling – in tegenstelling tot de cao – niet automatisch van toepassing op individuele werknemers.
Herkent u de toenemende interesse van werkgevers om een arbeidsvoorwaardenregeling met de ondernemingsraad af te sluiten, in plaats van te kiezen voor een cao? Zo ja, deelt u de mening dat deze behoefte kan groeien door de soms onredelijke eisen vanuit een vakbond?
Ik constateer dat in de afgelopen periode enkele arbeidsvoorwaardenregelingen tot stand zijn gekomen. Het is niet aan mij om te beoordelen waardoor de behoefte hieraan is ontstaan of kan ontstaan. Zolang partijen zich bewegen binnen de wettelijke kaders is het evenmin aan de overheid om uitspraken te doen over de wenselijkheid van bepaalde onderhandelingsposities of door partijen gehanteerde argumenten.
Deelt u de mening dat het sluiten van een arbeidsvoorwaardenregeling een alternatief kan zijn voor een cao afgesloten met een vakbond? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Afspraken met de ondernemingsraad en afspraken met vakbonden zijn verschillende zaken, elk met een afzonderlijk wettelijk kader: de Wet op de ondernemingsraden (WOR) respectievelijk de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (WCAO). Daar waar beide elkaar raken, namelijk het overleg met de ondernemer/werkgever over arbeidsvoorwaarden, heeft de wetgever het primaat bij de cao gelegd. Het recht op collectieve onderhandelingen door de vakbonden wordt verder ondersteund door internationale verdragen. Het is natuurlijk mogelijk dat cao-onderhandelingen niet leiden tot het daadwerkelijk afsluiten van een overeenkomst tussen werkgever en vakbonden. Wanneer de werkgever vervolgens afspraken maakt met de ondernemingsraad is echter geen sprake van een cao, aangezien de ondernemingsraad niet voldoet aan de vereisten die de WCAO stelt voor het aangaan daarvan. Overigens kan na een periode van afspraken met de ondernemingsraad op enig moment opnieuw een cao worden afgesloten. In feite is dan sprake van een cao-loze periode, die in de praktijk wel vaker voorkomt.
Kunt u aangeven wat het juridische verschil is tussen een geldende cao of een arbeidsvoorwaardenregeling via de ondernemingsraad?
Een cao is een tweezijdige overeenkomst tussen partijen waarop de Wet op de cao van toepassing is en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten van toepassing worden. De met een ondernemingsraad afgesproken arbeidsvoorwaardenregeling (die niet in strijd is met een cao) daarentegen is arbeidsrechtelijk gezien een eenzijdig door de werkgever vastgestelde regeling. Daarnaast kan het akkoord van de ondernemingsraad de individuele werknemer niet binden. Deze kan slechts aan de arbeidsvoorwaardenregeling gebonden worden door aanpassing van de individuele overeenkomst, waarbij de arbeidsvoorwaardenregeling dan in de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen. Een ander belangrijk onderscheid is dat bepaalde afwijkingen van wettelijke regelingen alleen via de cao afgesproken kunnen worden (het zogenaamde driekwart-dwingend recht). Dat een meerderheid van de werknemers zich uitspreekt voor een bepaalde arbeidsvoorwaardenregeling doet juridisch niet ter zake. Over de verhouding tussen cao en afspraken met de ondernemingsraad heeft mijn ambtsvoorganger zich overigens eerder uitgelaten in een brief aan de Kamer.
Bestaan er verschillen in rechten tussen een cao en een arbeidsvoorwaardenregeling via de ondernemingsraad voor de werknemers?
Hoewel de afspraken in een arbeidsvoorwaardenregeling dezelfde inhoud kunnen hebben als in een cao, blijft de arbeidsvoorwaardenregeling arbeidsrechtelijk een eenzijdig vastgelegde regeling die formeel-juridisch gesproken ook weer eenzijdig aangepast kan worden, ook wanneer de ondernemingsraad hier niet mee akkoord zou gaan. Een werkgever die is gebonden aan een cao kan daarentegen niet zonder meer afwijken van de gemaakte afspraken.
Constaterende dat de arbeidsvoorwaardenregeling een opmars lijkt te maken, maar het afsluiten van een arbeidsvoorwaardenregeling volgens het bericht gepaard gaat met monnikenwerk, welke belemmeringen worden er door werkgevers en ondernemingsraden ervaren bij het afsluiten van een arbeidsvoorwaardenregeling? Bent u bereid uit te zoeken welke belemmeringen worden ervaren, hoe deze weggenomen kunnen worden en de Kamer over deze mogelijkheden te informeren?
Onderhandelen over een cao is vanuit inhoudelijk perspectief niet anders dan onderhandelen over een arbeidsvoorwaardenregeling. Zowel het onderhandelen over een cao als over een arbeidsvoorwaardenregeling vergt expertise aan beide kanten van de onderhandelingstafel. In beide gevallen kan sprake zijn van monnikenwerk, maar werkgevers en vakorganisaties zijn hier doorgaans beter voor toegerust dan de ondernemingsraad, zie ook vraag 8. De Wet op de ondernemingsraden voorziet overigens reeds in de mogelijkheid van het inhuren van externe deskundigheid om de ondernemingsraad bij te staan. Dit gebeurt op kosten van de ondernemer. Een onderzoek naar ervaren belemmeringen ligt niet in de rede.
Deelt u de mening van de FNV dat een ondernemingsraad te afhankelijk is om goed te kunnen onderhandelen?
Een ondernemingsraad kan, eventueel bijgestaan door externe deskundigen, weliswaar goed in staat zijn onderhandelingen te voeren. Dat neemt echter niet weg dat ondernemingsraadleden altijd in een hiërarchische verhouding staan tot de werkgever. Dit in tegenstelling tot de vakorganisaties die zich onafhankelijk van de werkgever kunnen opstellen zonder gevolgen voor hun positie. Dat kan tijdens onderhandelingen van grote invloed zijn. Andere argumenten voor het inschakelen van vakorganisaties kunnen zijn: professionaliteit, specifieke deskundigheid en een brede(re) blik op ontwikkelingen.
Deelt u de mening van de FNV dat «De arbeidsvoorwaardenregeling een ordinaire besparing is, waarmee Jumbo de macht naar zicht toetrekt» en dat; «Hun werknemers daarmee aan de goden zijn overgeleverd, hun rechten worden aangetast en een ondernemingsraad te afhankelijk is om daar iets tegen in te brengen»? Kunt u aangeven hoe deze opmerkingen van de FNV zich verhouden tot de organisatiegraad van de FNV binnen supermarktketen Jumbo en het feit dat 80% van de distributiewerknemers in mei 2018 akkoord is gegaan met de arbeidsvoorwaardenregeling?
Als gezegd ga ik niet in op onderhandelingsposities van partijen, daarbij geschetste beelden, achterliggende strategieën of uitlatingen in de media na een mislukte onderhandeling.
Wat is uw reactie op de volgende zinspeling van de FNV op een consumentenboycot van Jumbo door FNV-bestuurslid Zakaria Boufangacha: «Maar er zijn slimmere manieren om Jumbo pijn te doen dan een staking. Naming-and-shaming, misschien moeten we consumenten oproepen niet meer bij Jumbo te winkelen, totdat het bedrijf werknemers fatsoenlijk gaat behandelen. We hebben een miljoen leden. Die kunnen ook ergens anders winkelen»?4
Zie antwoord vraag 9.
Hoe beoordeelt u de houding van de FNV in de cao-onderhandelingen met supermarktketen Jumbo? Herkent u het beeld dat door werkgeversvereniging AWVN wordt geschetst, dat er door FNV een «hyperfocus» op loonstijging wordt gelegd en dat werkgevers in cao-onderhandelingen beter kunnen overleggen met het CNV, dat zich meer inzet op de ontwikkeling van werknemers (duurzame inzetbaarheid, wendbaarheid)?5
Zie antwoord vraag 9.
De toekomst van de vestiging Siemens in Hengelo (Overijssel) |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «laatste hoop weg: locatie Hengelo niet door onder Siemens-vlag», waarin verslag gedaan wordt van een grote personeelsbijeenkomst van Siemens Hengelo waarop de baas van de olie- en gasdivisie van Siemens duidelijk heeft gemaakt dat de vestiging van Siemens in Hengelo niet open zal blijven als Siemens-vestiging?1
Ja.
Heeft u overleg gehad met Siemens in Duitsland? Is Siemens Duitsland gevoelig gebleken voor uw argumenten om de vestiging open te houden of ten minste de banen te behouden?
Ja. Het Ministerie van EZK en ook ikzelf hebben geregeld overleg met de directies van Siemens AG en Siemens NL. Uit dit overleg is gebleken dat Siemens zich wil inzetten voor het behouden van de banen, Siemens voelt zich verantwoordelijk voor het personeel. Siemens AG stelt alles in het werk om de gevolgen voor het personeel zo beperkt mogelijk te houden.
Op welke wijze zet u zich steeds maximaal in om het bedrijf onder een andere naam te behouden? Welke vorderingen zijn daarbij gemaakt?
De directie van Siemens is in gesprek met diverse belangstellenden over verschillende scenario’s. Waar nodig en mogelijk ondersteunt de overheid daarbij. In het belang van dit proces is het niet mogelijk daar verdere mededelingen over te doen.
Klopt het bericht dat er belangstelling is voor een overname door een of meerdere (andere) partijen en hier over maximaal zes weken meer duidelijkheid komt? Zo nee, binnen welke termijn kan de Kamer dan nadere berichten verwachten?
Ja, het klopt dat er concrete, serieuze belangstelling is voor een overname door twee verschillende partijen. Deze partijen zijn actief in industriële groeimarkten. Partijen streven ernaar op korte termijn overeenstemming te bereiken. Zie het antwoord op vraag 3. Overigens spreken wij elkaar hierover ook tijdens het AO Bedrijfslevenbeleid op 7 februari.
Is deze belangstelling voor het geheel van de vestiging (in huidige opzet) of voor een gedeelte?
De inzet van betrokken partijen is om de werkgelegenheid in de regio zoveel als mogelijk in stand te houden en de activiteiten te behouden.
Kunt u deze schriftelijke vragen een voor een en uiterlijk binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
De aanstaande sluiting van Siemens Hengelo |
|
Maarten Hijink |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Hoe effectief vindt u de «stille diplomatie» die u tijdens het mondelinge vragenuur van 21 november 2017 toezegde te zullen bedrijven nu blijkt dat de Siemens-vestiging in Hengelo gaat sluiten?1
Op dit moment vinden nog gesprekken plaats over verschillende mogelijkheden en scenario’s. Het is dus nog te vroeg om een oordeel over de effectiviteit daarvan te vellen.
Kunt u een overzicht geven van wat u heeft gedaan om Siemens te bewegen de vestiging open te houden? Zo nee, waarom niet?
Mijn inzet is om de mogelijkheden te onderzoeken om werkgelegenheid en activiteiten van Siemens in Hengelo te behouden. Daarom volg ik de ontwikkelingen op de voet. Ik sta in nauw contact met de directie van Siemens Nederland. Ik heb daarnaast de Raad van Bestuur van Siemens AG om opheldering gevraagd en om medewerking voor behoud van werkgelegenheid. Naar aanleiding van het antwoord heb ik gesprekken gevoerd – ook zeer recent – met Siemens AG over de vervolgstappen die zij overwegen. Daarnaast worden regelmatig gesprekken gevoerd met de gemeente Hengelo, provincie Overijssel en Siemens Hengelo over de situatie en de mogelijkheden die er zijn om de vestiging open te houden. Daarbij worden verschillende mogelijkheden voor behoud van de hoogwaardige technische werkgelegenheid voor de regio Hengelo actief bekeken. Zodra er een zinvolle rol is voor de overheid ben ik bereid die te vervullen binnen de mogelijkheden die ik heb.
Hoe verklaart u dat deze vestiging sluit ondanks dat de vestiging voldoende orders heeft en recent nog een grote order kreeg?
Zoals u in het nieuws kunt vernemen gaat het om een divisie die te maken heeft met een krimpende markt. Het is de visie van Siemens AG voor het voortbestaan van de divisie van belang dat de werkzaamheden worden gecentraliseerd. Dat besluit is genomen met het oog op de lange termijn positie van Siemens AG en staat los van de goede orderportefeuille van Siemens Hengelo.
Welke investeringen hebben de rijksoverheid en medeoverheden gedaan in bijvoorbeeld infrastructuur om Siemens in Hengelo te faciliteren?
De afgelopen jaren is door de overheden (provincie Overijssel, gemeente Hengelo, regio Twente, Rijk, Europa), ROC van Twente en private partijen geïnvesteerd om in het gebied rond het station van Hengelo een aantrekkelijke stedelijke omgeving te creëren. Overheden hebben 134 miljoen euro geïnvesteerd in het gebied om wonen, werken, recreëren, warmtevoorziening, naar school gaan en nieuwe vormen van maakindustrie mogelijk te maken. Als onderdeel van de gebiedsontwikkeling is in Hart van Zuid een aantal voorzieningen gerealiseerd waar ook Siemens gebruik van maakt. Het gaat dan bijvoorbeeld om een nieuwe verbinding van het centrum naar de A35, warmte- en gasleidingen en het verbeteren van de binnenhaven van Hengelo. Mede vanwege de gedane investeringen heeft de regio een goede uitgangspositie om werkgelegenheid op peil te houden, ook in geval van sluiting Siemens Hengelo.
Welke mogelijkheden zijn er om deze investeringen in de Siemens-fabriek te verhalen op Siemens? Bent u bereid deze kosten te verhalen op Siemens indien de investeringen met het sluiten van de fabriek nutteloos blijken? Zo nee, waarom niet?
De investeringen zijn in de gebiedsontwikkeling gedaan. Ze zijn niet uitsluitend voor Siemens aangelegd, want ook andere bedrijven maken er gebruik van.
Gaat u met medewerkers van Siemens Hengelo in gesprek naar aanleiding van de brief van FNV Metaal? Zo nee, waarom niet?2
Met het doel om werkgelegenheid te behouden op de locatie in Hengelo verkent de directie van Siemens twee serieuze opties. Ik sta hierover in nauw contact met Siemens AG en Siemens NL en andere betrokken partijen waaronder de provincie en gemeente Hengelo. Ik heb begrip voor de onzekere situatie waarin de werknemers van Siemens Hengelo zich bevinden en voor de onzekerheid over het behoud van banen. Ik zet me daarom in voor het behoud van zoveel mogelijk banen, binnen de rol die de overheid hierin heeft. Ik heb de vakbondsleden op dit moment weinig nieuws te melden en vind dat het door FNV Metaal voorgestelde gesprek daarom geen toegevoegde waarde heeft.
Wat gaat u nu doen om de werkgelegenheid in Hengelo te behouden? Gaat u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2. Dit is de informatie die ik op dit moment aan de Kamer kan geven.
Het sluiten van Siemens Hengelo |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Siemens sluit vestiging in Hengelo, 600 banen weg»?1
Ja.
Was u al eerder op de hoogte dat Siemens voornemens was de vestiging in Hengelo te sluiten? Zo ja, zijn er contacten gelegd om dit proberen te voorkomen?
De berichten over de voorgenomen sluiting die 16 november jongstleden naar buiten kwamen, waren voor mij nieuws. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft regelmatig contact met Siemens, ook op een eerder moment toen er sprake was van mogelijke reorganisaties bij het wereldwijde Siemensconcern. Op dat eerdere moment is de impact van reorganisatie op de vestiging in Hengelo niet ter sprake gekomen.
In verband met de beursnotering van Siemens AG rustte op dergelijke informatie een embargo.
Bent u bereid met Siemens in contact te treden om te proberen het bedrijf voor de regio te behouden?
Ik sta in nauw contact met Siemens en heb gevraagd om behoud van de vestiging. In antwoord hierop heeft Siemens haar medewerking toegezegd om opties te verkennen met het oog op behoud van werkgelegenheid. Ik praat hier zeer spoedig met de directie van Siemens AG verder over.
Bent u voornemens om andere acties te ondernemen om te proberen het bedrijf voor de regio te behouden? Zo ja, welke?
EZK neemt actief deel aan het overleg tussen betrokken partijen, waaronder de provincie en de gemeente Hengelo, die zich gezamenlijke inzetten om de activiteiten in deze vestiging en de hoogwaardige technische werkgelegenheid te behouden voor deze regio.
Bij het verkennen van de mogelijkheden zal bij elk realistisch scenario bekeken moeten worden wat nodig is en wie welke rol daarin kan spelen. Als er een zinvolle rol is voor de overheid, zal ik die actief oppakken (uiteraard binnen de bestaande randvoorwaarden en binnen mogelijkheden die ik heb).
Deelt u de mening dat deze vestiging van Siemens, die winstgevend is, van groot belang is voor de regio Hengelo?
Siemens is al sinds 1879 actief in Nederland. Met een omzet van ruim € 1,0 miljard en bijna 3.000 medewerkers behoort Siemens Nederland tot de grootste ondernemingen op elektrotechnisch en elektronisch gebied in ons land. De Siemensfabriek in het centrum van Hengelo kent zelfs een historie van 140 jaar en geldt als een industrieel icoon voor Nederland. Het spreekt voor zich dat deze goed presterende fabriek, met meer dan 600 zeer gemotiveerde en gekwalificeerde werknemers, een belangrijke economische en sociale functie vervult in de regio Hengelo.
Wilt u elke mogelijke actie ondernemen om de werkgelegenheid van de vestiging van Siemens in Hengelo te behouden? Wilt u uw contacten met bedrijven en met Duitsland inzetten om dat te bereiken?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid in contact te treden met de provincie en de gemeente Hengelo om gezamenlijk op te trekken om de impact voor de regio te minimaliseren?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat een vertrekkend bestuurder een zorginstelling vier ton kost |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg waarin een bestuurder 400.000 euro meekrijgt?1
Ja.
Vindt u het niet bizar dat een grote zorgorganisatie, die al jaren kampt met grote verliezen en sinds 2016 onder intensief toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) staat, 400.000 euro aan zorggeld verkwanselt?
Het is en blijft inderdaad irritant dat geld moet worden besteed aan schadevergoedingen. Het is aan de Raad van Toezicht om toe te zien op een zorgvuldige ontslagprocedure.
Gaan extra zorgbanen verloren vanwege deze onkostenpost van 4 ton, nog naast de miljoenen die de ziekenhuizen van deze organisatie moeten bezuinigen?
Dat is mij niet bekend. Aangezien dit een eenmalige kostenpost is, lijkt het effect beperkt.
Realiseert u zich dat deze instelling voor dit bedrag een jaar lang 7,5 extra fulltime goed opgeleide verpleegkundigen extra had kunnen hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Welke wettelijke mogelijkheden heeft u om deze exorbitante uitspraken tot het verleden te laten behoren of welke wetten moeten hiervoor worden aangepast?
De uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg is bindend. Het door het Scheidsgerecht toegekende bedrag van € 400.000 bestaat uit verschillende elementen, waaronder doorbetaling van salaris, een ontslagvergoeding en een tegemoetkoming in de proceskosten. Bij de vaststelling van de verschillende elementen houdt het Scheidsgerecht rekening met relevante wet- en regelgeving, waaronder de normen uit de WNT.
De ontslagen bij ziekenhuis Medisch Spectrum Twente (MST) Enschede |
|
Nine Kooiman , Lilian Marijnissen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de bezuinigingsplannen van het Medisch Spectrum Twente (MST) Enschede, waardoor er 155 fulltime banen zullen verdwijnen?1 2
Het is nooit prettig om te horen dat een organisatie een reorganisatie moet ondergaan, zeker niet wanneer dit mogelijk tot gedwongen ontslagen leidt.
Op basis van welke redenen zet het bestuur van het MST Enschede een reorganisatie in, waardoor heel veel personeelsleden hun baan verliezen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
MST heeft mij laten weten dat het, naar eigen zeggen, een behoorlijke prijsdruk van verzekeraars ervaart waarbij ze zien dat de vraag naar zorg groeit. Met name ten aanzien van de oudere patiënt merkt het MST dat die vaker en meer zorg nodig heeft. Het gaat hierbij ook om complexere zorg (meerdere aandoeningen tegelijk). Niet al deze extra zorg leidt tot extra vergoedingen.
Daarnaast geeft MST aan dat in 2016 een nieuw ziekenhuis in gebruik is genomen, als gevolg daarvan zijn de kapitaallasten (rente+afschrijving) flink gestegen. Blijven werken in het oude ziekenhuis was geen optie in het kader van de kwaliteit en patiëntveiligheid. Ook moet MST ruimte maken om te kunnen investeren in een nieuw elektronisch patiëntendossier (EPD).
Om deze redenen, zo stelt MST, heeft MST over het boekjaar 2016 een verlies geleden van € 17 miljoen. Om dit verlies om te buigen, om de solvabiliteit van MST te versterken zoals afgesproken met de banken en om ruimte te maken om te kunnen investeren in een nieuw EPD, is een rendementsprogramma van € 30 miljoen noodzakelijk.
Waarom moet er precies 30 miljoen bezuinigd worden? Welke oorzaken en/of bestuurlijke beslissingen liggen hieraan ten grondslag? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Uitgaande dat van de 30 miljoen die bezuinigd gaat worden, waarvan 15 miljoen door personeel te ontslaan en 15 miljoen door te bezuinigen op materieel, op welk materieel wordt precies bezuinigd? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
MST heeft mij laten weten dat ze de materiële besparing onder andere zoeken in het scherper onderhandelen met leveranciers over de inkoopprijzen. Ook zijn er diverse programma’s gestart om verspilling tegen te gaan en materialen en faciliteiten optimaal te benutten. MST heeft aangegeven dat hierbij gedacht moet worden aan standaardiseren van werkwijzen en materiaalgebruik door het hele ziekenhuis, beter ruimtegebruik, betere logistiek etc. Voorwaarde voor elke materiële besparing is dat dit nooit ten koste mag gaan van de kwaliteit en veiligheid.
Wat voor gevolgen heeft deze enorme bezuinigingsronde voor de patiëntveiligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een reorganisatie vormt een mogelijk risico voor de kwaliteit van zorg. Het is aan de raad van bestuur om maatregelen te treffen om te zorgen dat de kwaliteit van zorg niet in het geding komt. De IGZ heeft de raad van bestuur bevraagd op mogelijke risico’s voor kwaliteit en veiligheid van zorg en zal hier bij de uitvoering van haar risicogestuurde toezicht aandacht aan besteden. MST heeft mij laten weten dat ze er alles aan doen om de patiëntveiligheid te borgen.
Houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg adequaat toezicht op het MST Enschede, zeker gezien de bezuinigingen die doorgevoerd worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhoudt deze forse bezuinigingen zich met de patiënten die niet terecht kunnen in het Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) Hengelo en daardoor gedwongen naar Enschede moeten reizen of worden gebracht door ambulances? Kunt u uw antwoord toelichten?
MST geeft aan dat de bezuinigingen geen effect hebben op de samenwerking met de zorgaanbieders in de regio. Patiënten kunnen ook nog steeds op eigen verzoek uit het adherentiegebied van ZGT naar MST verwezen worden. MST blijft bovendien haar bovenregionale functie vervullen voor zorg die niet in ZGT of andere regionale ziekenhuizen wordt geleverd.
Kunt u meer duidelijkheid geven over de concentratie van diensten en afdelingen richting de vestiging in Oldenzaal? Welke diensten en afdelingen zijn of worden geconcentreerd en hoe verhoudt dit zicht tot de normen voor bereikbaarheid in acute situaties?3
MST geeft aan dat de vestiging Oldenzaal vooral werd en wordt gebruikt voor planbare en poliklinische zorg. Het MST zal meer poliklinische zorg daarheen verhuizen, mede vanwege de behoefte in dat deel van de regio. Voor de inwoners van Enschede blijft de mogelijkheid en keuze bestaan om in locatie Enschede gezien en behandeld te worden. Er verandert niks voor de bereikbaarheid in acute situaties. MST is het bovenregionale (zelfs euregionale) traumacentrum.
Hoe oordeelt u over de beslissing van de Raad van Bestuur om gigantisch te bezuinigen op noodzakelijk personeel, maar zelf de dans te ontspringen met exorbitante salarissen?4 5
Wat een aanvaardbaar inkomen is van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector is vastgelegd in de Wet Normering Topinkomens (WNT). Binnen de grenzen die de wet stelt, is het aan de instellingen zelf om te bepalen wat een passende beloning of ontslagvergoeding is. Het CIBG houdt hier toezicht op.
Vindt u het acceptabel dat de drie bestuurders vorig jaar rond twee ton aan salaris hebben opgestreken en daarbovenop ook nog eens een bonus van bijna 11.000 euro hebben ontvangen?6
Het MST heeft mij laten weten dat er geen bonus is ontvangen door de bestuurders. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Hoeveel medewerkers kunnen behouden worden van deze zeer riante salarissen? Kunt u uw antwoord toelichten?7
Zie het antwoord op vraag 9.
Bent u bereid de bestuurders te laten vervangen, aangezien zij noodzakelijk personeel ontslaan terwijl ze niet de bereidheid tonen een deel van hun exorbitant hoge salaris af te staan om personeel te behouden?
Het is aan de raad van toezicht van de instelling zelf om te beoordelen of een bestuurder voldoet aan de gestelde eisen en salarisafspraken te maken die passen binnen de normen van de WNT.
Bent u bereid alles op alles te zetten om te voorkomen dat personeel gedwongen wordt ontslagen, er bezuinigd wordt op noodzakelijk materieel en te zorgen dat dit ziekenhuis niet verder uitgekleed wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dat is niet mijn verantwoordelijkheid als Minister. MST heeft mij laten weten dat ze met de vakbonden al in 2016 een sociaal plan afgesloten heeft waarin is afgesproken dat personeelsleden die boventallig zijn geworden als gevolg van deze reorganisaties nog 13 maanden recht hebben op professionele bemiddeling naar ander werk. MST geeft daarnaast aan dat zij in haar personeelsbeleid de afgelopen periode sterk rekening gehouden met de aanstaande reorganisatie door tijdelijke contracten niet te verlengen en vacatures waar mogelijk niet in te vullen.
Door maximaal gebruik te maken van het natuurlijk verloop betreft het aantal medewerkers dat in 2017 boventallig is geworden 45 voltijdskrachten. Tussen de 20 en 25 daarvan kunnen naar verwachting nog elders binnen het ziekenhuis worden herplaatst. Waarmee het aantal medewerkers dat gebruik zal moeten gaan maken van het sociaal plan tussen de 20 en 25 zal zijn. In 2016 telde MST ruim 3.000 FTE.
Voor de materiële besparingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Het bericht “Nieuw faillissement voor voormalig Aldel" |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuw faillissement voor voormalig Aldel»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel overheidssubsidie er in totaal aan Klesch Aluminium Delfzijl, het vroegere Aldel, is verstrekt?
Aan Klesch Aluminium Delfzijl BV is in 2016 en 2017 in totaal 4,57 miljoen euro betaald uit de subsidieregeling Indirecte emissiekosten ETS. Dit betreft compensatie van hogere elektriciteitskosten om oneerlijke concurrentie te voorkomen met landen waar geen hogere elektriciteitsprijzen gelden die voortvloeien uit het ETS. Producenten in onder meer de aluminium-, staal-, kunstmest-, papier- of kunststoffensector kunnen hier aanspraak op maken. De uitgekeerde compensatie wordt gerelateerd aan de energieconsumptie van bedrijven in eerdere jaren. Het betreft dus niet een activiteit of investering die nog moet plaatsvinden en door een faillissement geen doorgang meer vindt.
Welke lessen trekt u uit dit faillissement?
Het uitgangspunt van de overheid is dat een onderneming zelf verantwoordelijk is voor belangrijke beslissingen, voor de bedrijfsvoering en voor de continuïteit. Het Rijk faciliteert door te werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat, open en transparante markten, beperking van regeldruk, een goede infrastructuur en een goed functionerend financieel systeem. Daarnaast stimuleert het Rijk innovatie en ondernemerschap om duurzaam het groeivermogen van de Nederlandse economie te bevorderen. Dit uitgangspunt verandert niet door het faillissement van Klesch.
Deelt u de mening dat alle staatssteun van de Nederlandse overheid, via subsidies en/of andere voordelen, beter besteed had kunnen worden aan het ondersteunen van meer duurzame industrie, zodat banen behouden hadden kunnen worden alsook zou zijn bijgedragen aan de energietransitie of andere maatschappelijke doelen van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Allereerst deel ik niet met u dat we zowel in de context van dit faillissement, als ook en ten aanzien van de energie-intensieve industrie in het algemeen, kunnen spreken over kunstmatige (subsidie-)ingrepen. Ten tweede krijgt verduurzaming van de industrie ook vorm in de metaalsector. Bij het voormalige Klesch, nu weer Aldel, is mijn ministerie bijvoorbeeld actief betrokken bij het verkennen van een uiterst perspectiefvolle innovatie in de aluminiumproductie. Bij realisatie zal dit project ook een positieve uitstraling hebben op de verduurzaming van een aantal chemiebedrijven op het nabijgelegen chemiepark Delfzijl.
Deelt u ook de mening dat hiermee (opnieuw) het bewijs is geleverd dat het geen zin heeft om energie-intensieve industrie, die vrijwel volledig op fossiele brandstof draait met kunstmatige (subsidie-)ingrepen, in stand te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid voortaan af te zien van dergelijke ondersteuning van energie-intensieve bedrijven?
Het kabinet heeft verschillende instrumenten beschikbaar die ondernemers kunnen ondersteunen bij de opstart, groei en/of doorstart. Alle ondernemers kunnen een beroep doen op deze generieke regelingen voor innovatiestimulering en financiering. Voorbeelden zijn innovatieregelingen zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) of financieringsinstrumenten als de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO). Slechts in bijzondere gevallen overweegt het kabinet extra inspanningen voor individuele bedrijven met bijvoorbeeld grote continuïteitsproblemen. Deze inspanningen mogen niet marktverstorend werken en het overheidshandelen moet passen binnen de staatssteunkaders.
Ik ben niet voornemens om energie-intensieve bedrijven bij voorbaat uit te sluiten van het reguliere instrumentarium of bij de overweging van eventuele extra overheidsinspanningen.
Wat is de stand van zaken van de directe stroomlijn naar Duitsland die als doel had om goedkope stroom (onder andere voor Aldel) uit Duitsland te importeren? Tast dit faillissement ook de businesscase of zelfs het bestaansrecht van die stroomlijn aan?
De Duitse Toezichthouder Bundesnetz Agentur zag indertijd de plannen om een directe stroomverbinding tussen aluminiumbedrijf Klesch Metals en het Duitse hoogspanningsnet te leggen niet zitten. Daarop onderzochten de vier betrokken partijen Klesch Metals, Groningen Seaports, ESD-Sic en Getec sinds juni 2016 de haalbaarheid van een verbinding tussen het Nederlandse en het Duitse hoogspanningsnet met een vrijgestelde interconnector. Hierbij is een deel van de transportcapaciteit van de interconnector vrijgesteld van het veilingsysteem zoals dat geldt voor een reguliere interconnector. Zo zouden betrokken Groningse bedrijven alsnog kunnen profiteren van lagere Duitse groothandelsprijzen. Nu de prijsontwikkeling van stroom inmiddels gunstiger is, hebben de genoemde partijen de eventuele uitvoering van dit plan voorlopig in de ijskast gezet.
Enorm hoge vertrekpremies bij woningcorporaties |
|
Sandra Beckerman |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op verschillende berichten dat vertrekkende managers bij woningcorporaties enorme vertrekpremies meekrijgen, zoals bijvoorbeeld bij Ymere of De Alliantie?1 2
In het algemeen wil ik opmerken dat het instellingen met een maatschappelijke taakstelling past om een gematigd beloningsbeleid te hanteren, inclusief gematigde vertrekpremies. Het is aan de accountants van de betreffende woningcorporaties om te controleren of de instellingen met de vertrekpremies voldoen aan de geldende wet- en regelgeving. De Autoriteit woningcorporaties controleert de opmerkingen van de accountants en ziet erop toe dat eventuele onrechtmatig toegekende betalingen worden terugbetaald.
Vindt u het gerechtvaardigd dat Ymere 3 ex-managers zulke hoge vertrekpremies meegaf in 2016 aangezien er in datzelfde jaar door Ymere veel minder huurwoningen zijn gebouwd, het onderhoudsbudget nagenoeg gelijk is gebleven en de gemiddelde, maandelijkse huurprijs met 10 euro is gestegen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Er is op zichzelf geen directe relatie tussen de hoogte van vertrekpremies en de hoogte van de huurstijgingen, de nieuwbouwproductie, het onderhoud of andere activiteiten van de woningcorporatie.
Zoals aangegeven, past het instellingen met een maatschappelijke taak om een gematigd beloningsbeleid te voeren om ook via deze weg een bijdrage te leveren aan beperking van de bedrijfslasten.
Waarom heeft een vertrekkend financieel bestuurder van De Alliantie een vertrekpremie van 75.000 euro gekregen terwijl hijzelf heeft gezegd dat er «niets moeilijks» aan zijn baan is en een nieuwe betrekking bij een andere woningcorporatie heeft gevonden?4
Navraag bij De Alliantie leert dat de arbeidsrelatie met de financieel bestuurder op initiatief van De Alliantie is verbroken. De Alliantie geeft aan dat de hoogte van de vertrekpremie conform de wettelijke bepalingen is. Zoals eerder aangegeven zal de accountant controleren of dat inderdaad het geval is. Het oordeel van de financieel bestuurder over de moeilijkheidsgraad van de functie, laat ik voor zijn rekening.
Wat zegt u tegen de huurders van De Alliantie die zien dat het aantal (sociale) huurwoningen van hun woningcorporatie is verminderd en de gemiddelde huurprijs is gestegen, maar dat twee ex-managers samen een half miljoen euro opstrijken?5
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw morele oordeel over het feit dat geld wat opgebracht is door huurders wordt weggegeven aan slechts enkele ex-werknemers?
In mijn antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat het instellingen met een maatschappelijke taak past om een gematigd beloningsbeleid te hanteren, men staat immers ten dienste van de doelgroep van lagere inkomens. Ik wil in dit verband er op wijzen dat voor woningcorporaties een sectorspecifieke regeling geldt, de Regeling bezoldiging topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting 2014, die de bezoldiging van topfunctionarissen indeelt in klassen. Deze klassen zijn gebaseerd op de grootte van het bezit en van het werkgebied. Met deze regeling wordt voorkomen dat aan topfunctionarissen excessieve beloningen worden betaald die niet in overeenstemming zijn met de zwaarte van de functie.
Hoe verhouden de genoemde casussen zich tot de Wet normering topinkomens (WNT)? En vallen de functies uit de casussen onder «topfunctionarissen» voor wie een ontslagvergoeding geldt van maximaal één jaarsalaris met een maximum tot 75.000 euro of zullen deze functies onder de uitbreiding van de nieuwe WNT vallen? Zo nee, waarom niet?6
Op basis van de informatie zoals deze nu tot mijn beschikking staat, gaat het in het merendeel van de huidige gevallen niet om topfunctionarissen in de zin van de Wet normering topinkomens (WNT). De normering van de WNT is in die gevallen niet van toepassing, wel moeten bezoldigingen hoger dan het algemeen bezoldigingsmaximum openbaar worden gemaakt. In het geval van de bestuurder bij De Alliantie gaat het wel om een topfunctionaris waarop de bezoldigingsnorm van de WNT van toepassing is. In het geval van de voormalig directeur bij Ymere gaat het volgens de mij bekende informatie om een gewezen topfunctionaris.
De beoogde uitbreiding van de wet (WNT 3) voorziet erin dat de normering van de bezoldiging gaat gelden voor ook niet-topfunctionarissen bij instellingen die onder het bereik van de wet vallen.
Wat zijn de mogelijkheden voor huurders en/ of gemeenten om vertrekpremies aan banden te leggen of (deels) terug te vorderen?
De bezoldiging van (top)functionarissen is in principe een zaak tussen werkgever en werknemer, binnen de kaders van o.a. de WNT. Huurdersorganisaties kunnen eventueel hun mening over de bezoldiging kenbaar maken in het overleg dat zij voeren met hun woningcorporatie. Ook kunnen de commissarissen die namens huurders in de Raad van Commissarissen zitting nemen, de hoogte van de bezoldiging aan de orde stellen. Gemeenten hebben hierin geen formele rol. Terugvorderingen zijn alleen aan de orde als de betalingen niet in overeenstemming met de regelgeving zijn geweest.
Bent u bereid om u ervoor in te spannen om het geld dat bij verschillende woningcorporaties is weggegeven (deels) terug te halen, zodat het ten goede kan komen aan huurders door huurmatiging, renovatie of onderhoud? Zo nee, waarom niet?
Indien de vertrekpremies zijn toegekend in overeenstemming met de wet- en regelgeving, bestaat er geen juridische mogelijkheid om deze terug te vorderen. Of dit het geval is geweest, wordt door de accountant van de woningcorporatie aan de hand van de wet- en regelgeving beoordeeld. Zijn bevindingen worden opgenomen in het oordeel over het jaarverslag van de corporatie. De Autoriteit woningcorporaties controleert of de beoordeling door de accountant alle wettelijk verplichte aspecten van de verantwoording omvat.
Het korten van nabestaandenpensioen op de IOW-uitkering |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat een nabestaandenpensioen wordt gekort op een uitkering op grond van de Wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW), zoals mij door een betrokkene is medegedeeld?
Ja. Op grond van artikel 2:4, lid 1, onder m van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten wordt een uitkering op grond van een pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 als «overig inkomen» beschouwd. Ook uitkeringen van nabestaandenpensioen vallen hieronder. Op grond van artikel 10, lid 4 van de IOW wordt overig inkomen geheel in mindering gebracht op de uitkering.
Wat is hiervan de reden, aangezien het inkomen van een partner niet wordt meegerekend bij het vaststellen van de hoogte van de IOW-uitkering1, en het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd ter vervanging van het partnerinkomen?
De IOW is een voorziening die er voor zorgt dat een oudere werknemer na afloop van een WW-uitkering niet te maken krijgt met een vermogenstoets als hij een beroep doet op een uitkeringsregeling op minimumniveau. Het karakter van de IOW als minimumbehoeftevoorziening brengt met zich mee dat het uitkeringsrecht getoetst wordt aan het inkomen van de oudere werkloze. Het betreft niet alleen inkomen dat een oudere werkloze verkrijgt met het verrichten van arbeid, maar ook (loonvervangende) uitkeringen, hiertoe behoort ook een nabestaandenpensioen.
Hoeveel ontvangers van een IOW-uitkering krijgen een lagere uitkering vanwege het ontvangen van een nabestaandenpensioen?
Deze informatie is niet voorhanden. In het IOW-uitkeringssysteem wordt geregistreerd dat er sprake is van verrekening met de uitkering, maar het is niet mogelijk om op dit detailniveau de gegevens te verkrijgen.
De astronomische ontslagvergoeding voor NS managers |
|
Eric Smaling |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de ontslagvergoedingen van enkele tonnen die twee oud-managers van de NS hebben ontvangen?1
De raad van bestuur heeft met de twee managers een vaststellingsovereenkomst gesloten. In mijn rol als aandeelhouder heb ik daar geen betrokkenheid bij. Ik ben betrokken bij de benoeming, het ontslag en de beloning van de leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen.
Wat is de reden dat deze managers deze vergoedingen hebben ontvangen?
Zie het antwoord op vraag 2 van de vragen die de leden Omtzigt en van Helvert hebben gesteld.
In hoeverre vindt u het passend dat een bedrijf dat volledig in handen is van de overheid dergelijke ontslagvergoedingen hanteert?
Op basis van het vennootschapsrecht komen mij als aandeelhouder alleen bevoegdheden toe op het gebied van benoeming, ontslag en de beloning van de leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Het personeel elders in de organisatie valt onder directe verantwoordelijkheid van de raad van bestuur van NS.
Wat is de reden dat u als aandeelhouder niet in staat bent om dit soort excessen te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Zou de NS niet beter net als ProRail kunnen worden omgevormd tot een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) waardoor u beter in staat bent om te sturen op het beleid? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
NS is een staatsdeelneming en heeft daardoor een grotere zelfstandigheid en kan als onderneming tot doelmatige en zakelijke uitvoering van de taken komen. Bestuurders en commissarissen krijgen daardoor tot op zekere hoogte de ruimte om te ondernemen en in te spelen op de behoeften van de reizigers. Deze structuur geeft naar mijn mening de beste basis om een goed en betaalbaar product te leveren aan de treinreizigers.
De bevoegdheden van de aandeelhouder zijn gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek en disciplineert de overheid als aandeelhouder tegen teveel operationele sturing. Het dagelijks beleid van NS is een directe verantwoordelijkheid van de raad van bestuur van NS. De raad van bestuur is naar mijn mening het beste in staat om sturing te geven aan en toezicht te houden op de (dagelijkse) operationele activiteiten van de onderneming. In mijn rol als aandeelhouder ben ik ervoor verantwoordelijk dat het publieke belang dat NS dient, geborgd wordt en stuur ik aan op goed ondernemingsbestuur. Dit doe ik door betrokken te zijn bij bepaalde zaken, zoals het benoemen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur en van de raad van commissarissen.
Het bericht ‘Hoge NS bazen kregen half miljoen oprotpremie’ |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel in de Telegraaf van 28 februari 2017 «Bijna 6 ton voor ontslagen NS-bobo's»?1
Ja.
Vanaf wanneer was u op de hoogte van de uitkering van € 600.000 aan deze managers?
Via het jaarverslag van NS heb ik kennis genomen van de beëindigingsvergoeding van twee managers.
Bent u op de hoogte van de reden van uitkering van deze vertrekregelingen voor beide managers? Zo nee, wilt u zich op de hoogte laten stellen en de reden aan de Kamer meedelen?
De NS heeft mij het volgende laten weten: Vorig jaar is door de NS een nieuwe strategie vastgesteld («Spoorslags beter»). Onderdeel van de herijkte strategie is een wijziging in de topstructuur van NS. Om deze wijziging te realiseren zijn een aantal reorganisaties en aanpassingen in de organisatie en het management nodig geweest. Dit om de organisatie slagvaardiger en efficiënter te laten functioneren om zo betere prestaties te kunnen leveren voor de reiziger. Dit alles heeft ook geleid tot wijzigingen in bepaalde functies; er zijn functies bijgekomen, banen veranderd of verdwenen. In twee gevallen is hierbij besloten om met wederzijdse goedkeuring de arbeidsrelatie te beëindigen en zijn er individuele afspraken gemaakt over de beëindigingsvergoeding.
Heeft u toestemming gegeven voor deze vertrekregelingen voor beide managers? Zo ja, wanneer?
Als aandeelhouder stel ik het beloningsbeleid van de raad van bestuur vast. Als aandeelhouder ga ik niet over de beloning, benoeming en het ontslag van overig personeel. Die verantwoordelijkheid ligt bij de raad van bestuur. De hoogte van de beëindigingsvergoeding is dan ook een aangelegenheid tussen werkgever en werknemer. De RvB behoeft mij niet om toestemming te vragen en heeft dat ook niet gedaan.
Houden deze vertrekregelingen verband met de fraude bij de NS i.v.m. de aanbesteding van het openbaar vervoer in Limburg?
De NS heeft mij laten weten dat het vertrek van beide managers geen verband houdt met de onregelmatigheden bij de aanbesteding van de concessie in Limburg.
Heeft de Raad van Commissarissen toestemming gegeven voor de uitkering van beide vertrekregelingen?
Het ontslag van medewerkers van NS, niet zijnde leden van de raad van bestuur, is de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur. Hiervoor is geen goedkeuring nodig van de raad van commissarissen. De raad van commissarissen is over beide zaken wel geïnformeerd door de raad van bestuur.
Bent u bereid om de verslagen van de Raad van Commissarissen van de afgelopen twee jaren, voor zover zij betrekking hebben op de aanbesteding van het openbaar vervoer in Limburg, alsnog aan te reiken aan de Kamer, indien nodig (deels) vertrouwelijk?
Ik heb geen beschikking over de verslagen van de vergaderingen van de raad van commissarissen. Het is ook niet gebruikelijk dat dergelijke verslagen met de algemene vergadering van aandeelhouders worden gedeeld. Nadat de onregelmatigheden in Limburg waren geconstateerd, is er veelvuldig onderzoek gedaan waar ik de Kamer steeds over heb geïnformeerd. Bovendien hangt het vertrek van de twee managers niet samen met de onregelmatigheden in Limburg. Ik zie daarom nog steeds geen reden om van deze lijn af te wijken.
Deelt u de mening dat dit zeer ruime of zelfs te ruime vertrekregelingen zijn voor managers van de NS?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 maart 2017 beantwoorden?
De Kamervragen zijn op 2 maart ingezonden waarop ik u in de week van 13 maart de antwoorden stuur.
Ontslaguitkeringen voor NS-managers |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Bijna zes ton voor ontslagen NS-bobo’s»?1
Ja.
Is het bedrag voor beëindigingvergoedingen van 565.956 euro, zoals dat in het NS-jaarverslag staat, geheel besteed ten behoeve van de vergoeding voor de twee genoemde managers op sleutelposities? Zo nee, aan wie dan nog meer?
Ja.
Op grond van welke criteria is de hoogte van de beëindigingvergoeding vastgesteld?
De NS heeft mij laten weten dat als gevolg van de nieuwe strategie van NS er functies zijn gewijzigd, verdwenen en bijgekomen. Voor twee managers is gebleken dat er geen geschikte functies meer zijn binnen NS. Met wederzijds goedvinden hebben werkgever en werknemer de arbeidsrelatie beëindigd. Hiervoor zijn individuele beëindigingsovereenkomsten gesloten waarbij onder andere rekening is gehouden met het salaris en het aantal dienstjaren.
Is er voor het verstrekken van dergelijke vergoedingen vooraf goedkeuring van de Staat als enig aandeelhouder nodig of is de aandeelhouder daar vooraf van op de hoogte gesteld?
Op basis van het vennootschapsrecht komen mij als aandeelhouder alleen bevoegdheden toe op het gebied van benoeming, ontslag en beloning van de leden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen.
De beëindigingsvergoedingen, zoals genoemd in de jaarrekening van NS, zijn een aangelegenheid tussen de raad van bestuur van NS en de twee managers.
Kan de aandeelhouder deze beëindigingvergoeding nog beperken of tegengaan? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er en gaat u van deze mogelijkheden gebruikmaken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt bij de inwerkingtreding van de Wet uitbreiding personele reikwijdte WNT (WNT-3) de beëindigingvergoeding maximaal 75.000 euro, voor zover functionarissen onder de Wet normering topinkomens (WNT) vallen? Zo ja, kan dit dan ook als richtlijn voor ontslagvergoedingen bij staatsdeelnemingen gaan gelden en hoe beziet u het nu uitgekeerde bedrag in dat licht? Zo nee, waarom niet?
Nee, als aandeelhouder stel ik het beloningsbeleid vast van de raad van bestuur van staatsdeelnemingen. Als aandeelhouder ga ik niet over de vertrekvergoeding van het overige personeel, dit is een zaak van de onderneming zelf. De WNT heeft betrekking op de publieke en semi-publieke sector; hier valt NS niet onder.
Ziet u op andere wijze kans vergoedingen als deze (zowel nu als in de toekomst) te beperken? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Oudere werknemers die de dupe zijn bij een doorstart na faillissement |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Oudere werknemers de dupe bij doorstart door nieuwe wet»?1
Ja.
Klopt het dat werknemers met veel ervaring, gebaseerd op de recente faillissementen van winkelketens, weinig tot geen kans maken op een baan bij een doorstart? Zo ja, deelt u de mening dat het onbegrijpelijk en onwenselijk is dat er niet naar kwaliteit gekeken wordt, maar slechts naar de leeftijd van werknemers? Zo nee, kunt u dit onderbouwen met cijfers?
Er zijn geen cijfers beschikbaar over hoeveel en welke werknemers bij een doorstart na faillissement in dienst treden bij de overnemende partij. Bij de selectie van werknemers die de doorstarter in dienst wil nemen zal deze bekijken welke medewerkers nodig zijn om de activiteiten voort te zetten en de kans op een succes van de doorstart zo groot mogelijk te maken. Daar zullen ongetwijfeld ook werknemers met veel ervaring bij zijn, mede vanwege de kennis en ervaring die zij bezitten.
Zoals ik uitgebreider heb aangegeven in mijn antwoorden op vragen van het lid Kerstens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) naar aanleiding van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart», vind ik dat bij een doorstart ook plaats zou moeten zijn voor oudere werknemers. De doorstarter heeft hier om verschillende redenen ook baat bij.
Is er een verband tussen de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) en de kansen van oudere werknemers bij een doorstart van een onderneming na een faillissement? Zo ja, waaruit bestaat dat verband en was dat voorzien ten tijde van de voorbereiding van de Wwz? Zo nee, waarom bestaat dat verband niet en hoe verhoudt zich dat tot hetgeen de curator in het genoemde bericht hierover stelt?
In het algemeen geldt dat wanneer een onderneming wordt verkocht (overgaat) van de ene partij (de vervreemder) naar de andere partij (de verkrijger), de werknemers van die onderneming van rechtswege in dienst komen van de verkrijger. In geval van een faillissement is dit anders geregeld. Het faillissement leidt ertoe dat de onderneming die is bezweken onder een te zware schuldenlast, in zijn huidige vorm ophoudt te bestaan. Mochten er nog rendabele bedrijfsonderdelen zijn, dan wordt geprobeerd die te verkopen. Met de koper kunnen deze bedrijfsonderdelen dan een doorstart maken. Het gaat dan dus slechts om onderdelen van de oude onderneming en die moeten bovendien weer nieuw leven in geblazen worden. Daardoor zal niet al het personeel mee kunnen met de doorstart.
De doorstarter mag op basis van de huidige wettelijke regeling in beginsel zelf bepalen welke oud-werknemers hij van de failliete onderneming in dienst wil nemen. Dit neemt echter niet weg dat hij op grond van de gelijkebehandelingswetgeving bij zijn aannamebeleid geen ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid mag maken. Bij een selectie van werknemers op grond van het aantal dienstjaren (anciënniteit) zou hiervan sprake kunnen zijn. Een werknemer kan hierover een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens of aan de rechter.
Verder mag de doorstarter deze werknemers weliswaar een contract aanbieden met andere arbeidsvoorwaarden, maar daarbij geldt wel als voorwaarde dat het arbeidscontract moet voldoen aan de wettelijke eisen en de eventueel van toepassing zijnde cao.
Voor het overige verwijs ik naar mijn beantwoording op een schriftelijke vraag van het lid Krol (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 14).
Is het waar dat een bedrijf kan kiezen welke werknemers het meeneemt bij een doorstart? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, hoe verklaart u de berichtgeving dat oudere werknemers de dupe zijn bij een doorstart?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de stelling dat de belangen van werknemers bij een doorstart in de door ons omringende landen beter geregeld zijn? Bent u bereid om een internationale vergelijking te maken naar de bescherming van de belangen van werknemers bij een doorstart? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten van deze vergelijking verwachten? Zo nee, waarom niet?
In mijn opdracht is een rechtsvergelijkend onderzoek verricht naar de positie van werknemers in geval van faillissement. Dit onderzoek «Werknemers en Insolventie: een rechtsvergelijkende studie naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van de werkgever» heb ik op 26 augustus 2015 aan uw Kamer aangeboden.2 Zie mijn antwoord onder 6 over het verdere vervolg.
Deelt u de mening dat curatoren, naast de belangen van schuldeisers, ook de belangen van werknemers bij een doorstart mee zouden moeten laten wegen? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken hoe de belangen van werknemers bij een doorstart wettelijke verankerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De curator heeft tot wettelijke taak om in het faillissement de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, waartoe ook de werknemers behoren, te behartigen, en in dit kader om alles dat nog van waarde is te verkopen en daarbij een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel tot stand te brengen. Mochten er nog rendabele bedrijfsonderdelen zijn dan zal de curator proberen die zo spoedig mogelijk te verkopen, omdat er dan nog een goede kans is dat er een doorstart mogelijk is. Dit leidt dan veelal tot een hogere opbrengst die aan het eind van het faillissement wordt verdeeld onder de schuldeisers en behoud van werkgelegenheid. Dit is in het belang van de schuldeisers en van de werknemers. De curator heeft ook oog voor maatschappelijke belangen zoals behoud van werkgelegenheid. Hoe de curator deze taak invult is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Uit de openbare verslaglegging inzake het faillissement van de McGregor Fashion Group3 blijkt dat de curatoren veelvuldig contact hebben gehad met de personeelsleden, de ondernemingsraad van het failliete bedrijf en de vakbonden over het overnameproces en de gevolgen daarvan voor de werknemers.
De arbeidsrechtelijke positie van werknemers in geval van faillissement heeft mijn aandacht. Zoals ik ook in de beantwoording van de vragen van het lid Kerstens (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) en het lid Krol (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 17) heb aangegeven, heb ik hier onderzoek naar laten verrichten en hierover zal binnenkort overleg plaatsvinden met de relevante belangenorganisaties. Daarbij zal ook gesproken worden over hoe de behartiging van de belangen van werknemers en in het bijzonder het algemene belang van behoud van werkgelegenheid door de curator plaatsvindt en of dit nog verder gefaciliteerd kan worden. De suggestie om nog eens expliciet stil te staan bij hoe de curator een bijdrage kan leveren bij de behartiging van de belangen van werknemers neem ik ter harte.
Het artikel 'Oudere werknemers de dupe bij doorstart door nieuwe wet' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oudere werknemers de dupe bij doorstart door nieuwe wet»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stellingname van curatoren dat de Wet werk en zekerheid averechts werkt voor oudere werknemers, aangezien zij door die wet relatief duur zijn geworden?
In algemene zin wil ik opmerken dat ik vind dat bij een doorstart ook plaats zou moeten zijn voor oudere werknemers. De doorstarter heeft hier ook baat bij. Kortheidshalve verwijs ik u in dit kader naar het antwoord op een schriftelijke vraag van het lid Kerstens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) naar aanleiding van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart».
Wanneer de verkrijger aangemerkt wordt als opvolgend werkgever, geldt dat het arbeidsverleden (anciënniteit) van de overgenomen werknemers moet worden gerespecteerd. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden – ook in geval van een doorstart na faillissement – dat de werknemer bij de verkrijger op basis van de zogenoemde ketenbepaling recht heeft op een vast contract. Dit was voor de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) per 1 juli 2015 ook al het geval, zij het dat de regeling van de ketenbepaling op onderdelen is aangepast om de ongewenste invulling die in de jurisprudentie hieraan was gegeven, ongedaan te maken.
Voor de invoering van de Wwz golden op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad2 twee criteria waaraan voldaan moest zijn om een werkgever als opvolgend werkgever aan te merken.
Met de Wwz is het tweede criterium komen te vervallen omdat hiermee – gelet op het doel van de regeling – een te beperkte invulling was gegeven aan het begrip «opvolgend werkgever» waardoor constructies mogelijk waren om opvolgend werkgeverschap te vermijden. Op grond van de huidige bepaling geldt dat wanneer het werk van een werknemer overgaat naar een andere opvolgende werkgever en deze met de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst sluit, de werknemer zijn opgebouwde dienstjaren behoudt en de ketenbepaling dus doorloopt. Voor het recht op en de opbouw van de transitievergoeding geldt dezelfde regeling. Wanneer de werknemer bij de verkrijger dus vergelijkbare arbeid gaat verrichten, zoals in het geval van doorstart na faillissement, lopen de bij de vorige werkgever opgebouwde dienstjaren voor de ketenbepaling en de opbouw van de transitievergoeding door. Zoals hiervoor aangegeven is deze keuze in het kader van de Wwz weloverwogen gemaakt, mede om constructies om de bepaling betreffende het opvolgend werkgeverschap te omzeilen, te voorkomen. Wanneer bij een doorstart na faillissement het werk blijft bestaan en de werknemer mee overgaat naar de verkrijger waarborgt de regeling dat hij zijn opgebouwde dienstjaren bij de failliet niet verliest.
In geval van faillissement menen enkele curatoren dat deze wijziging tot gevolg heeft dat de verkrijger, uit kostenoptiek, kritischer gaat selecteren welke werknemers hij overneemt. Het kabinet is echter, met de wetgever, van oordeel, dat het niet wenselijk is indien werknemers bij een doorstart hun opgebouwde rechten zonder meer zouden verliezen. Verder wordt in dit verband opgemerkt dat ook voor de inwerkingtreding van de Wwz bij een doorstart niet alleen oudere werknemers, maar bijvoorbeeld ook gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, vaak niet opnieuw in dienst werden genomen. Het is dan ook onjuist om te concluderen dat de Wwz hier debet aan is.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de nieuwe eigenaren van McGregor/Gaastra aangaven dat werknemers die 7 jaar of langer in dienst waren, niet terug mochten komen na de doorstart?
Het is niet aan mij als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om deze specifieke praktijksituatie te beoordelen. Deze taak is voorbehouden aan de curator en eventueel aan de rechter als hier om wordt gevraagd.
Wel wil ik in algemene zin opmerken dat ik vind dat bij een doorstart ook plaats zou moeten zijn voor oudere werknemers. De doorstarter heeft hier ook baat bij. Kortheidshalve verwijs ik u in dit kader naar het antwoord op een schriftelijke vraag van het lid Kerstens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) naar aanleiding van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart».
Hoe beoordeelt u de stelling van curator van Hees dat het zeer slecht gesteld is in Nederland met de bescherming van werknemers in deze situatie, zeker in vergelijking met omringende landen?
De arbeidsrechtelijke positie van werknemers in geval van faillissement heeft mijn aandacht. Ik ben me ervan bewust dat een faillissement van een onderneming aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de werknemers, ook wanneer de failliete onderneming een doorstart maakt. Zoals ik ook in de beantwoording van de vragen van het lid Kerstens (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32), het lid Krol (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 17) en de leden Vermeij en Recourt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 16) heb aangegeven, heb ik hier onderzoek naar laten verrichten en hierover zal binnenkort overleg plaatsvinden met de relevante belangenorganisaties. Daarbij zal ook gesproken worden over hoe de behartiging van de belangen van werknemers en in het bijzonder het algemene belang van behoud van werkgelegenheid door de curator plaatsvindt en of dit nog verder gefaciliteerd kan worden. De suggestie om nog eens expliciet stil te staan bij hoe de curator een bijdrage kan leveren bij de behartiging van de belangen van werknemers neem ik ter harte.
Hoe beoordeelt u zijn voorstel om de wet aan te passen om de bescherming van werknemers beter te regelen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u zijn voorstel om curatoren de taak te geven om niet alleen de belangen van werkgevers, maar ook die van werknemers te beschermen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'FNV: Slachterij Hilckmann weigert vergoeding aan ex-werknemers' |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «FNV: Slachterij Hilckmann weigert vergoeding aan ex-werknemers»?1
Ja
Bent u op de hoogte van verdere publicaties over de gang van zaken rondom de sluiting van slachterij Hilckmann in Nijmegen?
Ja
Wat vindt u van het feit dat slachterij Hilckmann zijn (ruim 300) werknemers, die vaak tientallen jaren in dienst waren van het bedrijf, heeft ontslagen door tot sluiting over te gaan terwijl met de gemeente Nijmegen andere afspraken waren gemaakt omtrent juist het behoud van werkgelegenheid?
Het is niet aan mij, maar aan de rechter, om te oordelen over het wel of niet naleven van vermeende afspraken tussen het bedrijf en de gemeente Nijmegen. Ik ga daar dan ook niet op in.
Dat het bedrijf, dat al 100 jaar bestaat, als gevolg van marktomstandigheden tot sluiting heeft moeten overgaan is tragisch, niet alleen voor de werknemers die het betreft, ook voor de eigenaren van het bedrijf die het uiteraard graag anders hadden willen zien. Uit contact met één van hen blijkt dat het bedrijf al enige tijd verlieslijdend was en – tegen de verwachting in – uitzicht op spoedig herstel ontbrak. Dat heeft hen doen besluiten het bedrijf te sluiten.
Bezien vanuit het perspectief van werknemers heeft, in de genoemde omstandigheden, sluiting van een bedrijf voorkeur boven het aansturen op een faillissement. Daardoor blijven de rechten van werknemers bij ontslag volledig in stand hetgeen bij een faillissement niet het geval is. Dat geldt ook voor het recht op transitievergoeding.
Uit het feit dat met ongeveer 50 van hen de arbeidsovereenkomst inmiddels op basis van een vaststellingsovereenkomst is beëindigd, waarbij genoemde werknemers aan vergoeding een bedrag is toegekend overeenkomend met het loon over de opzegtermijn en de transitievergoeding waar zij bij opzegging van de arbeidsovereenkomst recht op zouden hebben gehad, blijkt niet dat het bedrijf omwillig zou zijn als het gaat om het naleven van wettelijke verplichtingen. Voor de overige ongeveer 60 vaste werknemers geldt dat bij opzegging van hun arbeidsovereenkomst op grond van de wet een transitievergoeding verschuldigd zal zijn. De eigenaar van het bedrijf heeft aangegeven die te willen betalen en daarvoor middelen te hebben gereserveerd, zoals ook al blijkt uit publicaties waar in de vraagstelling naar wordt verwezen. Men twijfelt echter of de uitspraak van de rechter in kort geding – waar in de vraagstelling tevens naar wordt verwezen en die ertoe heeft geleid dat op verzoek van de gemeente Nijmegen beslag is gelegd op tegoeden van het bedrijf en haar eigenaren – hiervoor de ruimte biedt.
Mijns inziens kan het naleven van wettelijke verplichtingen een werkgever niet worden tegengeworpen, maar ook hier is het oordeel uiteraard aan de rechter. De eigenaar van het bedrijf heeft aangegeven geen verweer te zullen voeren als de rechter wordt verzocht haar op te dragen de transitievergoeding te betalen. Ook hieruit blijkt de bereidheid tot het naleven van wettelijke verplichtingen bij ontslag (in casu het betalen van de transitievergoeding). Een andere optie is uiteraard dat de gemeente Nijmegen toestemming verleent voor het betalen van genoemde vergoedingen. Dat zou een gang naar de rechter overbodig maken.
Vindt u het nu klaarblijkelijk weigeren de zogenaamde «transitievergoeding» te betalen aan desbetreffende werknemers, getuigen van goed werkgeverschap? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben desbetreffende werknemers naar uw mening recht op de hiervoor bedoelde vergoeding? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke extra inspanningen kan het UWV (Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen) verrichten ten aanzien van voormalig werknemers van slachterij Hilckmann die tot op heden geen ander werk hebben weten te vinden?
In april 2016 is UWV gestart met de landelijke uitrol van een nieuw dienstverleningsconcept, dat zich kenmerkt door meer persoonlijke dienstverlening aan de individuele uitkeringsgerechtigde. Deze uitrol is uiterlijk eind september 2016 afgerond. In dit nieuwe concept wordt de online dienstverlening aangevuld met meer persoonlijke dienstverlening voor WW-gerechtigden die dit nodig hebben en als aannemelijk is dat dit de kans op werkhervatting substantieel vergroot. UWV gebruikt hierbij de zogenoemde «Werkverkenner». Aan de hand van dit instrument wordt bij instroom in de WW voor iedere werkloze de kans op langdurige werkloosheid ingeschat. Mensen met een verhoogd risico op langdurige werkloosheid worden uitgenodigd voor een gesprek. Dit betreft in ieder geval de groep met een zwakke of matige arbeidsmarktpositie, of WW-gerechtigden voor wie online dienstverlening zonder ondersteuning niet mogelijk is. Ook wanneer de WW-gerechtigde een goede arbeidsmarktpositie heeft kan hij of zij zelf om een gesprek vragen. Op basis van de uitkomsten van dit gesprek wordt de in te zetten dienstverlening bepaald. Dit geeft de mogelijkheid om gerichte dienstverlening in te zetten die varieert in intensiteit, aangepast aan de persoonlijke behoeften en mogelijkheden voor deze werkzoekenden. De dienstverlening kan bestaan uit bijvoorbeeld persoonlijke gesprekken, workshops, competentietests, netwerktrainingen en eventueel in combinatie met scholing (scholingvouchers). Ook de voormalig medewerkers van Slachterij Hilckmann krijgen dienstverlening aangeboden volgens deze werkwijze.
De berichten “McGregor werkt oudgedienden eruit: 200 ontslagen” en “Een zaak waar je zo wordt ingeruild” |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «McGregor werkt oudgedienden eruit: 200 ontslagen»1 en «Een zaak waar je zo wordt ingeruild»?2
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat Doniger «200 medewerkers met anciënniteit», ontslaat en vervangt door goedkopere uitzendkrachten, ook in het licht van de vrijwel onverminderd hoge werkloosheid onder 45-plussers?
In de berichtgeving in de media wordt gesteld dat een aantal werknemers dat langere tijd in dienst is geweest bij de failliete werkgever niet in dienst worden genomen door de doorstarter, de Doniger Fashion Group.
Het is niet aan mij als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om deze specifieke praktijksituatie te beoordelen. Deze taak is voorbehouden aan de curator en eventueel aan de rechter als hier om wordt gevraagd. Wel wil ik in algemene zin opmerken dat ik vind dat bij een doorstart ook plaats zou moeten zijn voor oudere werknemers. De doorstarter heeft hier ook baat bij.
Kortheidshalve verwijs ik u in dit kader naar het antwoord op een schriftelijke vraag van het lid Kerstens (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) naar aanleiding van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart».
Deelt u de constatering dat dit beleid voornamelijk oudere medewerkers zal treffen, en dat hiermee op zijn minst de indruk van leeftijdsdiscriminatie wordt gewekt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering dat hiermee nodeloos een schat aan kennis en ervaring verloren gaat, die juist van onschatbare waarde kan zijn voor een bedrijf? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over het beeld dat een faillissement soms wordt gebruikt om een reorganisatie door te voeren, waarbij te dure (vaak oudere) arbeidskrachten relatief eenvoudig ontslagen kunnen worden? Herkent u dit beeld?
Allereerst wil ik opmerken dat ik het beeld heb dat werkgevers in het algemeen een faillissement onwenselijk vinden. In de eerste plaats om de praktische reden dat het bestuur van de onderneming na de faillietverklaring vrijwel buiten spel komt te staan. De faillietverklaring leidt er immers toe dat de curator per direct het beheer en de beschikking over de onderneming overneemt van de (voormalig) bestuurders en dat zij daardoor de gang van zaken binnen de onderneming niet langer in eigen hand hebben. Bovendien ontstaat bij een faillietverklaring doorgaans een vrij onbeheersbare situatie met alle negatieve gevolgen voor de continuïteit van de levensvatbare onderdelen van de onderneming van dien.
Werkgevers zullen daarom in de regel proberen een faillissement zoveel mogelijk te voorkomen en op zoek gaan naar mogelijke oplossingen om het bedrijf te behouden. Daarbij komt dat een faillissement niet zomaar wordt uitgesproken. Er moet aan een aantal eisen zijn voldaan voordat een rechter hiertoe overgaat. Zo moet het gaan om een bedrijf in financiële problemen dat zijn betalingsverplichtingen niet (meer) na kan komen. Wanneer de bevoegdheid tot het doen van een faillissementsaanvraag wordt gebruikt met een ander doel dan waarvoor zij bedoeld is, bijvoorbeeld om het personeelsbestand snel en «goedkoop» te kunnen terugbrengen, dan levert dit volgens vaste jurisprudentie misbruik van recht op.
Kortheidshalve verwijs ik u in dit kader naar het eerder genoemde antwoord op een schriftelijke vraag van het lid Kerstens (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) naar aanleiding van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart». Daarin heb ik toegelicht wat in een dergelijk geval de stappen zijn die genomen kunnen worden.
Hoe oordeelt u over het pleidooi van vakbond CNV om de faillissementswetgeving zodanig aan te scherpen dat oudere werknemers niet zomaar kunnen worden ingeruild voor goedkopere krachten?
Zoals ik in antwoord op de vragen van het lid Kerstens (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 32) over ditzelfde onderwerp heb gemeld, heeft de arbeidsrechtelijke positie van werknemers in geval van faillissement mijn aandacht. Ik ben me ervan bewust dat een faillissement van een onderneming aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de werknemers, ook wanneer onderdelen van de failliete onderneming een doorstart maken. Ik heb daarom ook onderzoek laten verrichten naar de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij faillissement van hun werkgever en hierover zal verder advies worden gevraagd en overleg worden gevoerd met de relevante belangenorganisaties.
Welke andere mogelijkheden ziet u om in kwesties als deze meer sturend op te treden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart' |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Winkelpersoneel McGregor dupe van doorstart»?1
Ja.
Wat vindt u van het gegeven dat McGregor juist z'n oudste medewerkers met de meeste dienstjaren inruilt voor uitzendkrachten?
Vooropgesteld moet worden dat het niet aan mij is als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om deze specifieke praktijksituatie te beoordelen. Deze taak is voorbehouden aan de curator en eventueel aan de rechter als hierom wordt gevraagd.
Wel wil ik in algemene zin opmerken dat ik vind dat bij een doorstart ook plaats zou moeten zijn voor oudere werknemers. De doorstarter heeft hier ook baat bij. Voor de doorstarter zal bij de keuze welke werknemers hij in dienst wil nemen, veelal leidend zijn welke medewerkers hij nodig heeft om de kans op een succesvolle doorstart zo groot mogelijk te maken. Hij heeft er dan juist belang bij om werknemers in dienst te nemen die veel kennis en ervaring hebben opgedaan binnen de onderneming. Zij vervullen vaak een spilfunctie binnen de onderneming en genieten veel vertrouwen bij collega’s. Door deze werknemers een baan aan te bieden kan de doorstarter vertrouwen wekken bij andere leden van het personeel die hij eveneens een contract wil aanbieden en zorgen voor een evenwichtige personeelsopbouw.
Tegelijkertijd is het zo dat het degene die bedrijfsonderdelen uit een failliete boedel koopt en daarmee een doorstart maakt, op basis van de huidige wettelijke regeling in beginsel vrij staat hier zelf keuzes in te maken. De doorstarter mag zelf bepalen welke werknemers hij van de failliete onderneming in dienst neemt. Dit neemt echter niet weg dat hij op grond van de gelijkebehandelingswetgeving bij zijn aannamebeleid geen ongerechtvaardigd leeftijdsonderscheid mag maken. Bij een selectie van werknemers op grond van het aantal dienstjaren (anciënniteit) zou hiervan sprake kunnen zijn. Een werknemer kan hierover een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens of aan de rechter.
Verder mag de doorstarter deze werknemers weliswaar een contract aanbieden met andere arbeidsvoorwaarden, maar daarbij geldt wel als voorwaarde dat het arbeidscontract moet voldoen aan de wettelijke eisen en de eventueel van toepassing zijnde cao.
Vindt u dat een dergelijke handelwijze getuigt van goed werkgeverschap? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de bewering van McGregor dat wellicht sprake is geweest van een «spraakverwarring» tussen het bedrijf en de curator (als ook de rest van Nederland) rondom «het behoud van banen»?
Naar ik begrijp uit de berichtgeving was er verwarring over hetgeen is afgesproken tussen de curatoren en de verkrijger met betrekking tot behoud van werkgelegenheid.
Over de gang van zaken met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement verwijs ik naar het eerste openbare verslag dat de curatoren in het faillissement van de McGregor Fashion Group hebben uitgebracht2. Hieruit blijkt dat de doorstarter aanvankelijk de intentie had om aan ongeveer 500 werknemers van de failliete McGregor vennootschappen een arbeidsovereenkomst (in beginsel voor onbepaalde tijd) aan te bieden tegen voorwaarden die in lijn zouden zijn met de huidige arbeidsvoorwaarden. Uiteindelijk is aan 377 werknemers van de gefailleerde onderneming een arbeidsovereenkomst aangeboden.
Bent u van mening dat McGregor in onderhavig geval misbruik heeft gemaakt van de faillissementswetgeving? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij maar aan de curator en eventueel aan de rechter om hierover in dit concrete praktijkgeval een oordeel te geven. Uit het faillissementsverslag blijkt dat de curatoren nader onderzoek zullen doen naar de oorzaken van het faillissement van de McGregor Fashion Group en naar verwachting de uitkomsten in de tweede helft van 2017 bekend kunnen maken.
In het algemeen geldt de regel dat wanneer de bevoegdheid tot het doen van een faillissementsaanvraag wordt gebruikt met een ander doel dan waarvoor zij bedoeld is, bijvoorbeeld om het personeelsbestand snel en «goedkoop» te kunnen terugbrengen, dit volgens vaste jurisprudentie misbruik van recht oplevert.3
Wanneer een werknemer meent dat er misbruik is gemaakt van het faillissementsrecht, kan hij in verzet komen tegen de faillietverklaring (artikel 10 Fw). Honoreert de rechter dit verzet, dan wordt de faillietverklaring teruggedraaid (artikel 13 Fw). Indien de werknemer al door de curator ontslag was aangezegd, kan hij jegens zijn werkgever de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst inroepen of in plaats daarvan een vergoeding vorderen (artikel 13a Fw).
Mocht er sprake zijn van het doelbewust laten aankomen op een faillissement terwijl er reële alternatieven aanwezig zijn om de financiële problemen op te lossen, dan kan dit ook leiden tot aansprakelijkheid van de bestuurders voor de schade die als gevolg daarvan is ontstaan (vlg. artikelen 2:138 of 248 BW).
Met de inwerkingtreding van de Wet civielrechtelijk bestuursverbod per 1 juli 20164 zou dit gedrag ook kunnen uitmonden in de oplegging van een bestuursverbod van maximaal vijf jaar.
Ziet u mogelijkheden (in ieder geval volgens de vragensteller ongewenste) effecten als hier aan de orde in de toekomst te voorkomen? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De arbeidsrechtelijke positie van werknemers in geval van faillissement heeft mijn aandacht. Ik ben me ervan bewust dat een faillissement van een onderneming aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de werknemers, ook wanneer onderdelen van de failliete onderneming een doorstart maken.
Ik heb daarom een rechtsvergelijkend onderzoek laten verrichten naar de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij faillissement van hun werkgever, dat ik bij brief van 26 augustus 2015 naar Uw Kamer zond5. Ook heb ik op mijn verzoek een advies ontvangen van de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de SER omtrent medezeggenschap bij insolventie6. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft recent een empirisch onderzoek aan uw Kamer gezonden naar ondernemingen in financiële moeilijkheden en de positie van hun werknemers.7 Tot slot ben ik nog in afwachting van een reactie van de Stichting van de Arbeid over de voortgang van het door hem aangekondigde advies over de positie van werknemers bij faillissement van de werkgever.8
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in de laatste voortgangsbrief van 4 juli 20169 de stand van zaken geschetst met betrekking tot de herijking van het faillissementsrecht. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding dat verschillende maatregelen zal bevatten die erop gericht zijn de curator beter in staat te stellen om het faillissement op een doelmatige wijze af te wikkelen. Daarbij wordt ook bezien of er aanleiding bestaat voor aanpassing van de juridische positie van de werknemer bij faillissement van de werkgever.
Ter voorbereiding van mogelijke maatregelen is in oktober een overleg gepland met diverse belanghebbende organisaties. Ik zal vervolgens in overleg met de Minister van Veiligheid en Justitie bezien tot welke conclusies dit leidt en uw Kamer daarover informeren.
Grote onrust bij Tata Steel |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een fusie tussen Tata Steel Nederland en het Duitse Thyssen-Krupp tot een groot verlies aan werkgelegenheid kan leiden?1
Tata Steel heeft op vrijdag 8 juli jl. in haar persbericht aangegeven dat door de gewijzigde omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk gesprekken zijn aangegaan met strategische partijen in de Europese staalindustrie, waaronder ThyssenKrupp AG, over mogelijke strategische allianties of joint ventures. Het is op dit moment nog onduidelijk wat de uitkomst van deze gesprekken zal zijn. Daarom is evenmin duidelijk of en, zo ja, welke personele gevolgen dit mogelijk heeft.
Deelt u de zorgen van de vakbonden en het personeel? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat u ondernemen om de werkgelegenheid te behouden en hoogovens als wezenlijk onderdeel van de basisindustrie in stand te houden? Gaat u met dat doel in gesprek met de directie van Tata Steel Nederland? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat iedere onderneming verantwoordelijk is voor zijn bedrijfsvoering en personeelsbeleid. Ik hecht zeer aan een goede verstandhouding met Tata Steel Nederland vanwege het grote belang, onder andere voor de hoogwaardige werkgelegenheid, van het bedrijf voor Nederland en in het bijzonder de regio IJmuiden. Om die reden is er regelmatig contact met Tata Steel Nederland over de situatie. De communicatie tussen Tata Steel Nederland en de Nederlandse overheid is altijd zeer open en constructief. Gezien de huidige stand van zaken treedt het Ministerie van Economische Zaken op als gesprekspartner namens de Nederlandse overheid. Het Ministerie van Economische Zaken is direct op de hoogte gesteld van de gesprekken met strategische partners in de staalindustrie en er is regelmatig contact over eventuele verdere ontwikkelingen.
Het mogelijke verlies van 4000 banen bij Tata Steel in IJmuiden. |
|
Jan Vos (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten «FNV: «in ergste geval duizenden banen weg bij Tata Steel IJmuiden»»1 en «mogelijk 4.000 banen Tata weg in IJmuiden»?2
Ja.
Klopt het dat er gesprekken gaande zijn over een mogelijke fusie tussen Tata Steel en ThyssenKrupp?
Tata Steel heeft op vrijdag 8 juli jl. in een persbericht aangegeven dat door de gewijzigde omstandigheden in het Verenigd Koninkrijk gesprekken zijn aangegaan met strategische partijen in de Europese staalindustrie, waaronder ThyssenKrupp AG, over mogelijke strategische allianties of joint ventures.
Deelt u de mening dat het wenselijk is als de overheid in een vroeg stadium betrokken is bij, of in ieder geval nauwkeurig op de hoogte is, van de voortgang van deze situatie vanwege het grote belang van Tata Steel IJmuiden voor de regio?
Ik hecht zeer aan een goede verstandhouding met Tata Steel Nederland vanwege de grote betekenis van het bedrijf voor Nederland en in het bijzonder de regio IJmuiden. De communicatie tussen Tata Steel Nederland en de Nederlandse overheid is open en constructief. Het ministerie is direct door Tata Steel Nederland op de hoogte gesteld van de gesprekken met strategische partners in de staalindustrie en er is regelmatig contact over eventuele verdere ontwikkelingen.
Heeft u zich al in verbinding gesteld met de directie van Tata Steel om het belang van behoud van werkgelegenheid in de IJmondregio te waarborgen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Tata Steel IJmuiden één van de meest innovatieve en efficiënte staalfabrieken is in Europa?
Ja. Tata Steel IJmuiden is een van de meest innovatieve, efficiënte en best presterende staalfabrieken in Europa. Ook op het terrein van energie-efficiëntie en CO2-besparing behoort de fabriek in IJmuiden tot de «best performers».
Bent u bereid reeds in een vroeg stadium alles in het werk te stellen om de mogelijk 4.000 banen voor de regio te behouden?
Ik heb aangegeven dat ik de betekenis van Tata Steel voor de regio en het land zeer groot acht. Om die reden is met grote regelmaat contact met Tata Steel Nederland over de situatie.
Het bericht dat Pantein 170 banen schrapt |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het besluit van Pantein om 170 banen te schrappen?1
Ik heb kennis genomen van het besluit van Pantein. Voor de betrokken medewerkers is het besluit natuurlijk erg triest. Pantein is zelf verantwoordelijk voor haar bedrijfsvoering en – in afstemming met de ondernemingsraad – voor haar personeelsbeleid.
Hoe komt het dat er nu rigoureus personeel ontslagen wordt omdat er 10 miljoen euro bezuinigd moet worden, het bestuur van Pantein had dit toch moeten zien aankomen? Kunt u uitleggen hoe dit kan?
Van Pantein heb ik begrepen dat de organisatie het jaar 2015 met een verlies gaat afsluiten. Dat geldt ook voor de eerste maanden van 2016. Pantein noemt de veranderingen in de zorg als onderliggende oorzaak. Toen de financiële implicaties daarvan duidelijk werden, is door de directie een veranderplan opgesteld om de organisatie aan te passen aan de veranderde omstandigheden. In het veranderplan voert Pantein bezuinigen door in management- en ondersteunende functies. De directe zorg wordt ontzien. Pantein heeft mij verder laten weten dat de organisatie ook op verschillende andere onderdelen kosten bespaart, zoals het vereenvoudigen van de organisatiestructuur, uitbouwen inkoopvoordelen, intensiveren samenwerking met derden. Deze overwegingen en beslissingen behoren tot de verantwoordelijkheid van Pantein in overleg met de ondernemingsraad. Er is geen aanleiding voor onderzoek door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Waarom kiest Pantein ervoor om 10 miljoen euro te besparen door personeel te ontslaan? Zijn er geen andere mogelijkheden voor Pantein om te besparen? Bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke redenen liggen eraan ten grondslag dat Pantein aangeeft 10 miljoen euro te moeten bezuinigen? Kunt u een onderzoek (laten) doen naar de financiële situatie van Pantein? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de ontslagen vooral in de verpleeg- en verzorgingshuizen terechtkomen, terwijl daar de financiële situatie op orde is, om zo de slechte financiële resultaten van het ziekenhuis te compenseren? Zo neen, waar vallen precies de ontslagen binnen Pantein? Kunt u uw antwoord toelichten?
Pantein heeft mij laten weten dat de ontslagen vallen bij management- en ondersteunde functies binnen alle bedrijven van Pantein (Holding, Servicebedrijf, Maasziekenhuis Pantein, Zorgcentra Pantein, Thuiszorg Pantein). Daarnaast heeft Pantein aangegeven dat alle onderdelen van Pantein het jaar 2015 negatief zullen afsluiten.
Mag een organisatie die zowel gefinancierd wordt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) als de Zorgverzekeringswet (Zvw) vanuit de ene bron een tekort bij de andere bron compenseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, een zorgaanbieder mag een positief bedrijfsresultaat binnen haar concern vrij besteden aan de doelen in haar statuten. Als een care instelling bijvoorbeeld een algemeen zorgdoel in de statuten heeft staan dan mag via het concern dit geld ook aan ziekenhuiszorg worden besteed. De organisatie is daarbij zelf verantwoordelijk voor een gezonde exploitatie en legt daarover jaarlijks verantwoording af in het jaardocument en de jaarstukken.
Is u bekend dat Pantein over een half jaar opnieuw met een reorganisatie gaat komen? Hoe oordeelt u hierover?
Pantein heeft mij laten weten dat zij op dit moment geen aanleiding ziet voor een nieuwe reorganisatie.
Deelt u de mening dat door het ontslaan van 170 banen de zorg aan patiënten en cliënten ernstig in gevaar komt? Wat gaat u hieraan doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Inspectie voor de Gezondheidszorg doet onderzoek naar de kwaliteit van zorg bij Pantein. Zij heeft daarbij aandacht voor de gevolgen van de ontslagronde voor kwaliteit en veiligheid. Pantein heeft mij laten weten de directe zorg aan patiënten en cliënten wordt ontzien. De bezuinigingen treffen vooral management- en ondersteunende functies. Ook heeft Pantein aangegeven zelf de kwaliteit van zorg nauwkeurig te monitoren in samenspraak met de Raad van Toezicht, cliëntenraden, medische staf en de ondernemingsraad.
Doet de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoek naar de kwaliteit van zorg? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Met welke redenen krijgt het personeel dat niet ontslagen wordt geen baan- en salarisgarantie? Vindt u dit acceptabel?2
Pantein geeft aan dat zij moet kunnen inspelen op de veranderingen in de zorg. Een baan- en salarisgarantie is daarbij volgens Pantein financieel niet haalbaar.
Pantein is zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en – in afstemming met de ondernemingsraad – voor het personeelsbeleid. Daarbij is Pantein gebonden aan de wettelijke regels en de geldende cao.
Is het waar dat er opnieuw sprake is van loondump onder personeel dat werkzaam is binnen Pantein? Bent u bereid dit te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?3
Van Pantein heb ik begrepen dat de personeelleden die bij de reorganisatie hun functie behouden (dat zijn zo’n 3400 personeelsleden), hetzelfde salaris houden. Dit betreft het grootste deel van de medewerkers van Pantein. Pantein geeft tevens aan dat er een beperkt aantal nieuwe functies beschikbaar is waar mensen die hun baan verliezen op kunnen solliciteren. Mensen die op een lagere functie solliciteren kunnen te maken krijgen met een lager salaris. Pantein zegt daarbij de garantie te bieden dat dit maximaal 1 FWG schaal lager is. Van Pantein heb ik ook begrepen dat zij voor de medewerkers die hun baan verliezen als gevolg van de reorganisatie een sociale regeling hebben afgesproken met de ondernemingsraad. Deze beslissingen en overwegingen behoren tot de verantwoordelijkheid van Pantein in overleg met de ondernemingsraad. Daarbij is Pantein gebonden aan de wettelijke regels en de geldende cao. Ik zie geen aanleiding voor onderzoek door het Ministerie van VWS.