Het bericht dat de Koning ten onrechte subsidie ontvangt voor Kroondomein het Loo |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Klopt het dat een subsidieverlening op grond van analoge toepassing van de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Gelderland 2016 plaatsvindt, zoals vernoemd in de overweging bij het subsidiebesluit van 30 mei 2016?1
De subsidieverlening heeft plaatsgevonden op grond van de Kaderwet EZ-subsidies (thans: de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies). De bevoegdheid tot verlening van de subsidie is beleidsmatig ingevuld door zo veel mogelijk analoge toepassing van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016 (hierna: SVNL Gelderland 2016).
Is de subsidie die bij besluit van 30 mei 2016 aan het Kroondomein is verleend, gegrond op een voor een aanvraag bestemd formulier? Zo ja, kunt u dit stuk aan de Kamer toezenden?
Nee. Artikel 4:4 van de Awb laat de afweging om een aanvraagformulier op te stellen aan het bestuursorgaan. Het ging in deze om één enkele subsidieverstrekking voor zowel natuurbeheer als agrarisch natuurbeheer en een apart aanvraagformulier daarvoor lag niet in de rede. De subsidieverstrekking is zorgvuldig getoetst en afgehandeld.
De subsidiebeschikking heb ik u wel toegestuurd in antwoord op de twee eerdere series Kamervragen van het lid Wassenberg en de leden Sneller en De Groot.
Is met de subsidietoekenning aan het Kroondomein eenzelfde algemeen belang gediend als het belang dat gedeputeerde staten bij toepassing van die verordening moeten dienen?
Ja, beide dienen om een natuurgebied duurzaam te beheren en in stand te houden.
Welk algemeen belang wordt beschermd door het bepaalde in artikel 2.9, eerste onder d van die verordening, waarin is voorgeschreven dat het natuurterrein gedurende 358 dagen moet zijn opengesteld voor het publiek?
In de Gelderse regeling wordt met deze bepaling een secundair belang van de regeling gediend, namelijk het mogelijk maken van recreatie, zonder dat deze het primaire doel van natuurbehoud in het geding brengt.
Bevat die verordening een bepaling die het mogelijk maakt om ontheffing te verlenen van de subsidieverplichtingen die in artikel 2.9 van die verordening zijn geformuleerd?
Nee; de provincie Gelderland geeft aan dat de SVNL Gelderland 2016 geen mogelijkheid kent om ontheffing te verlenen van de subsidieverplichtingen van artikel 2.9.
In hoeveel van de gevallen waarin met toepassing van de verordening subsidie is verleend, is ontheffing verleend van de verplichting tot openstelling gedurende 358 dagen per jaar?
De SVNL Gelderland 2016 kent deze mogelijkheid niet. De provincie Gelderland meldt dat deze ontheffing dus ook niet verleend is.
In hoeveel van de gevallen waarin met toepassing van de verordening subsidie is verleend, is ontheffing verleend van de regel dat afsluiting van het natuurterrein in verband met bescherming van de persoonlijke levenssfeer beperkt dient te blijven tot maximaal één hectare?
De provincie Gelderland geeft aan dat een natuurbeheerder die subsidie ontvangt op grond van de SVNL Gelderland 2016, verplicht is het natuurterrein ten minste 358 dagen per jaar open en toegankelijk te houden voor het publiek. Voor de noodzakelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer geldt een vrijstelling van de openstellingsplicht tot maximaal 1 hectare. De SVNL Gelderland 2016 kent niet de mogelijkheid tot ontheffing van deze regel.
Op grond waarvan is bij de subsidieverlening aan het Kroondomein een ontheffing verleend zoals bedoeld in de twee voorgaande vragen?
Er is geen ontheffing verleend. De subsidie aan het Kroondomein volgt op het punt van de openstelling de SVNL Gelderland 2016 niet. Zie ook mijn antwoorden op eerdere vragen van het lid Wassenberg en de leden Sneller en de Groot.
Vindt er in gebieden waarvoor subsidie verleend is op grond van die subsidieverordening afschot plaats van dieren? Zo ja, om hoeveel gesubsidieerde natuurterreinen gaat dat?
Er is geen verband tussen het al dan niet verlenen van subsidie en het beheren van populaties.
Verschillen die natuurgebieden van het Kroondomein? Zo ja, in welk opzicht en hoeveel van die natuurgebieden staan niet 358 dagen open voor het publiek?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u het meest recente faunabeheerplan van het Kroondomein delen met de Kamer?
Het faunabeheerplan 2016–2020 is openbaar en staat op de website van het Kroondomein: www.kroondomeinhetloo.nl.
Kunt u aangeven of de Raad van Beheer van het Kroondomein onafhankelijk toezicht uitoefent? Zo ja, waarop?
Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet op het Kroondomein houdt de Raad toezicht op het beheer van het domein. De Kroondrager geeft voorschriften omtrent de samenstelling en de taak van de Raad.
Op welke wijze is de benoeming van de leden van de Raad van Beheer van het Kroondomein tot stand gekomen en uit welke leden bestaat de Raad?
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet op het Kroondomein worden leden van de Raad van Beheer voor het Kroondomein benoemd en ontslagen door de Kroondrager. De samenstelling van de Raad wordt bijgehouden in de Staatsalmanak en bestaat momenteel uit de volgende leden: jhr. mr. H.W.L. de Beaufort (voorzitter); Z.H. Prins Floris van Oranje-Nassau Van Vollenhoven; dr. ir. H.H. Bartelink; jhr. drs. J.H.W. Loudon; mr. drs. G.H.O. van Maanen; prof. dr. ir. G.M.J. Mohren.
Indien de Raad van Beheer van het Kroondomein haar toezichtstaak niet naar behoren vervult, kan de regering dan ingrijpen?
Nee, de leden van de Raad van Beheer leggen, gelet op hetgeen ik hierboven heb opgemerkt in antwoord op de vragen 12 en 13, verantwoording af aan de Kroondrager.
Is het een taak van de Raad van Beheer van het Kroondomein om voorlichting te geven over het beheer van het Kroondomein en om vragen over het beheer te beantwoorden?
Nee. De Raad houdt conform haar wettelijke taak toezicht op het beheer van het domein.
Heeft de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) een taak op het gebied van voorlichting ten behoeve van (het kantoor van) de Rentmeester? Zo ja, waarom en acht u het dan juist dat de RVD op zijn beurt weer verwijst naar de Rentmeester?
De Rijksvoorlichtingsdienst is belast met het geven van voorlichting over het Koninklijk Huis, zoals geregeld in het koninklijk besluit van 13 december 1965 (Stb. 1965, 554) en het ministerieel besluit van 21 december 1965 (Stb. 1965, 554) en kan in die hoedanigheid bevraagd worden over het Kroondomein. De Rijksvoorlichtingsdienst verwijst niet actief naar de Rentmeester anders dan naar openbaar toegankelijke informatie uitgegeven door de Rentmeester zoals het Faunabeheerplan Kroondomein Het Loo 2016–2020 (te verkrijgen via www.kroondomeinhetloo.nl).
Op welke wijze heeft u de toezegging om de Kamer op een later moment te informeren over de gronden waarop de ontheffing voor het Kroondomein is verleend (in 2018 gedaan tijdens de behandeling van de begroting van de Koning) gestand gedaan? Indien dit niet is gebeurd, bent u bereid om een nadere en gedetailleerde invulling te geven aan de gedane toezegging?2
In het genoemde debat heeft de Minister-President in reactie op de vraag op welke uitzondering die subsidie wordt verleend in de eerste termijn aangegeven dat hij hier nog op terug zou komen. De Minister-President is hier vervolgens in de tweede termijn en in reactie op de motie Wassenberg op terug gekomen. Hij heeft aldaar gezegd dat de subsidie is gebaseerd op de Kaderwet EZ-subsidies, en is verleend door toenmalig Staatssecretaris van EZ, met analoge toepassing van de SVNL Gelderland 2016, waarbij de Staatssecretaris heeft besloten gedeeltelijk af te wijken van die verordening. Hiermee is deze toezegging reeds tijdens het debat voldaan.
Kunt u aangeven op welke wijze en wanneer het statuut voor het Kroondomein – inclusief het financieel statuut – is gewijzigd en tot wiens verantwoordelijkheid dat gerekend moet worden? Moet volgens u de subsidieverlening aan de Koning voor democratische controle vatbaar zijn?
Wijziging van wetgeving, waaronder de Wet op het Kroondomein en de Wet op het financieel statuut van het Koninklijk huis, is aan de wetgever. De Wet van 25 juli 1959, regelend de schenkingsovereenkomst, is gewijzigd bij Wet van 16 maart 1971, staatsblad 159, Wet op het Kroondomein. De Wet op het financieel statuut van het Koninklijk huis is, los van een technische aanpassing in 2016, laatstelijk gewijzigd in 2008. De subsidieverlening ten behoeve van natuurbeheer staat los van deze wettelijke regelingen.
Op grond van de geldende wet- en regelgeving is de Minister van LNV bevoegd om bij activiteiten van of namens een lid van het Koninklijk Huis bevoegdheden van gedeputeerde staten of provinciale staten uit te oefenen. Dit is historisch verklaarbaar vanuit de ministeriële verantwoordelijkheid voor het handelen van leden van het Koninklijk huis. Op grond van art. 2 lid 1, onderdeel g, van de Kaderwet EZ-subsidies (zoals die ten tijde van het besluit gold) kon de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken subsidie verstrekken op het gebied van natuurbeheer. Dat is ook de basis om voor het Kroondomein op aanvraag subsidie te verlenen om de terreinen in stand te kunnen houden en de aanwezige natuurwaarden te beschermen of uit te breiden. De bevoegdheid tot verlening van deze subsidie ligt hierom thans bij de Minister van LNV, en de Minister van LNV draagt hiervoor ministeriële verantwoordelijkheid. De Minister-President draagt de algemene ministeriële verantwoordelijkheid voor het Koninklijk Huis.
Kunt u alle correspondentie tussen de regering, (vertegenwoordigers van) het koningshuis, de Raad voor het Kroondomein en de Provincie Gelderland delen die betrekking heeft op beheer en subsidie ten behoeve van het kroondomein, van de afgelopen tien jaar?
Correspondentie tussen de regering en het Kroondomein valt, gelet op artikel 41 van de Grondwet, onder de inrichtingsvrijheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Koning. Hierom kan deze niet verstrekt worden.
Op grond van artikel 41 van de Grondwet richt de Koning, met inachtneming van het openbaar belang, zijn huis in. In de ministeriële verantwoordelijkheid voor gedragingen van de Koning bij de vervulling van het koningschap ligt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer besloten. Specifiek ten aanzien van deze subsidie draagt de Minister van LNV ministeriële verantwoordelijkheid. De subsidieaanvraag ten behoeve van de subsidie die verleend is in 2016 is zorgvuldig feitelijk onderbouwd en vervolgens getoetst. Daarbij zijn adviezen betrokken van diverse partijen op grond van hun expertise. Aan de provincie Gelderland is gevraagd te toetsen of de aanvraag (ecologisch) past binnen de gebiedsontwikkeling die de provincie ter plaatse beoogt (toetsing aan natuurbeheerplan en provinciale beleidsdoelstellingen). Landschappen NL heeft het natuurbeheer beoordeeld op haar ecologische effectiviteit en Alterra heeft het agrarisch natuurbeheer beoordeeld. Deze adviezen zijn bijgevoegd3. Over de besteding van de subsidie, en over de eerdere subsidies, wordt op de hiervoor gebruikelijke wijze verantwoording afgelegd aan de Minister van LNV.
De vergoedingen van de inrichting van de privévertrekken van paleis Huis ten Bosch |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joost Sneller (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koning betaalde niet voor inrichting privévertrekken Huis ten Bosch»?1
Ja.
Kunt u openheid geven over de wijze waarop de vergoedingen van de privévertrekken van Huis ten Bosch zijn verrekend?
Ja. In artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) is bepaald dat ten laste van het Rijk aan de Koning de drie daarin genoemde paleizen tot gebruik ter beschikking worden gesteld. De paleizen zijn rijkseigendom en worden ter beschikking gesteld aan de Koning. Het is de verantwoordelijkheid van de Staat ervoor te zorgen dat deze paleizen gebruiksklaar zijn, afgestemd op het gebruik. Het gaat hierbij om zowel de bouwkundige staat als de stoffering en inrichting (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22). Daarbij geldt dat paleis Huis ten Bosch kan worden beschouwd als de ambtswoning van de Koning. De gehele renovatie is betaald door de rijksoverheid, waarbij, zoals te doen gebruikelijk is, de gebruiker is betrokken bij de wijze waarop de renovatie plaatsvindt, met name ten aanzien van afwerking en inrichting, voor zover deze samenhangt met de renovatie.
In de rijksbegroting 2015 van Wonen en Rijksdienst is door de Minister voor Wonen en Rijksdienst melding gemaakt van de noodzaak tot renovatie van paleis Huis ten Bosch (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 1, p. 77). In zijn brief van 19 juni 2015 (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22) is uiteengezet op welke gronden gekozen is voor een algehele renovatie en welke kosten hiermee naar verwachting gemoeid zouden zijn. In deze brief is opgenomen hoe op hoofdlijnen de verdeling van de kosten voor de renovatie was voorzien (inclusief basisinrichting van het paleis, en de scheiding van wonen en werken en modernisering van de woonfunctie) (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22, p. 2–3). Eveneens heeft de Minister in deze brief uiteengezet dat bij de renovatie is uitgegaan van een kwaliteitsniveau dat adequaat en comfortabel is, vergelijkbaar met de werk- en vergaderruimten bij de ministeries waar de bewindspersonen gebruik van maken. Indien de Koning aanvullende wensen heeft die dit kwaliteitsniveau overstijgen, zal de Koning de kosten zelf dragen (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22, p. 4).
Op 13 november 2017 heeft de Staatssecretaris van BZK in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat er meerkosten van € 4,1 miljoen, waarvan € 1,1 miljoen als gevolg van prijsindexatie en € 3 miljoen als gevolg van meerkosten door tegenvallers tijdens het project te verwachten zijn. Hiermee is de begroting voor de renovatie bijgesteld naar 63,1 miljoen euro. In de jaarverslagen van het Ministerie van BZK en de Koning is opgenomen dat de kosten van de renovatie binnen de financiële kaders zijn gebleven (Kamerstuk 35 470 I, nr. 1). Tot slot is de renovatie van Huis ten Bosch in de Tweede Kamer aan de orde geweest bij de behandeling van de begrotingen van de Koning en van Algemene Zaken op 19 december 2017.
In mijn brief van 14 oktober 2019 (Kamerstuk 35 300 I, nr. 5) ben ik ingegaan op de historische context van de inrichting van de door de Staat ter beschikking gestelde paleizen. Het eigenaarsonderhoud van het meubilair van de Staat in de wettelijk ter beschikking gestelde paleizen wordt bekostigd uit de begroting van BZK uit de middelen van het Rijksvastgoedbedrijf (art. 9.1). Het gebruikersonderhoud van het meubilair van de Staat in de ter beschikking gestelde paleizen wordt nu, overeenkomstig art. 3 van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis, bekostigd uit artikel 2 van begrotingshoofdstuk I. Hiernaast heeft de Koning zelf bijgedragen aan de inrichting van de privévertrekken in paleis Huis ten Bosch. Hierop kan ik, gelet op artikel 41 Grondwet en om redenen van bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet nader ingaan.
Deelt u de mening dat schimmigheid over deze vergoedingen niet nodig en ook onnodig schadelijk is voor het aanzien van ons Koninklijk huis?
Nee, er is geen sprake van schimmigheid.
Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke schimmigheid in de toekomst te voorkomen?
Geen, er is geen sprake van schimmigheid.
Bent u bereid de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over te nemen om elke 5 jaar de zogenoemde B-component van de Koning te evalueren en zo transparantie te betrachten en schade te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De B-component (niet-declarabele component) is een onderdeel van de grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis op artikel 1 van de begroting van de Koning. De B-component wordt gewijzigd door de wettelijke indexatie. De tussen 1973 en 2008 bestaande A-component en B-component kregen door de diverse feitelijke ontwikkelingen waarbij bijvoorbeeld bepaalde kostensoorten bij de declarabele uitgaven verdwenen (telefonie) en nieuwe ontstonden (ICT), het karakter van een «lump sum». Bij de aanpassing van de WFSKH in 2008 is dit expliciet gemaakt door het samenvoegen van de «oude» A-component en B-component tot de huidige B-component voor niet-declarabele uitgaven voor personeel en materieel. Deze aanpassing maakt het mogelijk dat er voldoende ruimte is voor het opvangen van nieuwe ontwikkelingen.
Hierbij is verder artikel 41 van de Grondwet van belang. Dit artikel waarborgt de ruimte die de Koning heeft voor de inrichting van zijn Huis, met inachtneming van het openbaar belang. De Minister-President draagt hiervoor de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarnaast is er binnen het Ministerie van Algemene Zaken een interne administratieve organisatie en control framework voor de begroting van de Koning ingericht. In dit framework is vastgelegd hoe de controle op de uitgaven van de begroting van de Koning is ingericht. In dit framework zijn verschillende rollen belegd in de controle achtereenvolgens voor de interne controle bij de thesaurier van de Koning en de externe accountant van de Dienst van het Koninklijk Huis en voor de externe controle bij de directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Algemene Zaken, de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. In dit framework is ook de «brengplicht» vastgelegd van de thesaurier. De externe accountant van de Dienst van het Koninklijk Huis controleert jaarlijks of de verhouding tussen de B-component en de functioneel declarabele kosten in acht is genomen. Uit de review hierop van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat deze verhouding in acht is genomen.
Het bericht ‘Koning krijgt ten onrechte subsidie voor het Loo’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Koning krijgt ten onrechte subsidie voor het Loo»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom de Kamer niet eerder over deze details is geïnformeerd?
De subsidie is opgenomen op de begroting van LNV, die jaarlijks door de Tweede Kamer wordt behandeld. De Kamer is hier ook over geïnformeerd bij brief in reactie op de motie Arissen (Kamerstuk 33 576, nr. 133) en bij de begrotingsbehandelingen van Begrotingshoofdstuk I en Algemene Zaken op 19 december 2017, 10 oktober 2018 en op 16 oktober 2019.
Kunt u bevestigen dat de Koning wordt vrijgesteld van bepaalde subsidievoorwaarden – zoals gemeld in de berichtgeving –, die voor anderen wel gelden?
De subsidie zoals deze aan het Kroondomein wordt verleend, is specifiek. Om dezelfde vergoedingen te hanteren is ervoor gekozen om de Subsidieverordening Natuur en Landschap 2016 Gelderland zo veel mogelijk naar analogie toe te passen. In vergelijking met deze SVNL 2016 Gelderland, is er voor gekozen om de maximale oppervlakte van 1 hectare ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet van toepassing te verklaren op deze subsidie.
Bent u bereid alsnog opheldering te verschaffen aan de Kamer over de precieze afspraken rondom de subsidies voor het Kroondomein alsmede de redenen voor de afwijkingen van de «model-voorwaarden»?
De precieze afspraken kunt u vinden in de meegestuurde subsidiebeschikking2. Voor een uitgebreidere motivatie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 en 4 van de Kamervragen gesteld door het lid Wassenberg, die eerder in deze brief beantwoord zijn.
Bent u bereid de subsidiebeschikking met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb de subsidiebeschikking als bijlage bij deze brief opgenomen.
In hoeverre bent u het eens met de uitspraken van onder andere emeritus-hoogleraar notarieel recht Martin Jan van Mourik dat deze afwijkingen c.q. constructie onvoldoende juridische basis heeft en zorgt voor ongelijke behandeling?
De subsidie is rechtmatig en zorgvuldig verstrekt. Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4 van de vragen die gesteld zijn door het lid Wassenberg.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden over het verloop van de juridische procedure die door Stichting De Faunabescherming is gestart om de subsidiebeschikking aan te vechten?2
Ja. Over de uitkomst hiervan zal ik u informeren.
Kunt u herbevestigen dat een eventuele verlenging dan wel nieuwe verlening van subsidie voor het onderhoud en beheer van Het Loo eerst aan de Kamer voorgelegd wordt, zodat deze in de gelegenheid wordt gesteld zich over de voorwaarden uit te spreken alvorens deze opnieuw worden vastgesteld?
De huidige subsidie loopt door tot en met 31 december 2021. Mocht er sprake zijn van een nieuwe aanvraag, dan zal ik de Kamer voorafgaande aan de eventuele toekenning van een nieuwe subsidie informeren.
Het bericht dat de Koning ten onrechte subsidie ontvangt voor Kroondomein het Loo |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koning krijgt ten onrechte subsidie voor Het Loo»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in de subsidiebeschikking voor het Kroondomein, nu in handen van Zembla, staat dat de Koning niet de gebruikelijke 1 hectare mag afsluiten ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer maar een gebied ter grootte van 7.200 hectare? Zo nee, hoe luidt dan de uitzonderingsgrond? Zo ja, hoe rechtvaardigt u de uitzonderingsgrond en hoe verhoudt zich deze regeling tot die voor andere eigenaren en/of gebruikers van Natuurschoonwet (NSW)-landgoederen? Kunt u de betreffende subsidiebeschikking met de Kamer delen?
Op grond van de geldende wet- en regelgeving is de Minister van LNV bevoegd om bij activiteiten van of namens een lid van het Koninklijk Huis bevoegdheden van gedeputeerde staten of provinciale staten uit te oefenen. Dit is historisch verklaarbaar vanuit de ministeriële verantwoordelijkheid voor het handelen van leden van het Koninklijk huis. Op grond van art. 2 lid 1, onderdeel g, van de Kaderwet EZ-subsidies (zoals die ten tijde van het besluit gold) kon de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken subsidie verstrekken op het gebied van natuurbeheer. Dat is ook de basis om voor het Kroondomein op aanvraag subsidie te verlenen om de terreinen in stand te kunnen houden en de aanwezige natuurwaarden te beschermen of uit te breiden. Deze bevoegdheid ligt thans bij de Minister van LNV.
De bevoegdheid tot verlening van de subsidie is beleidsmatig ingevuld door zo veel mogelijk analoge toepassing van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016 (hierna: SVNL Gelderland 2016). De subsidie bestaat voor de periode 2016–2021 uit een agrarisch gedeelte, gericht op de bevordering van natuur en landschap binnen agrarische percelen, en een natuurgedeelte. Vóór 2016 waren er verschillende regelingen voor verschillende natuurbeschermingsdoeleinden, waarvoor het Kroondomein individuele aanvragen moest doen. Om deze situatie te stroomlijnen en versimpelen, is gekozen voor een lump-sum aanvraag.
Het doel van de betreffende subsidie is primair het beheer en onderhoud van de natuur met het oog op de instandhoudingsdoelen. Voorwaarden als het beschermingsregime, certificeringseisen, beschikbare bedragen voor het beheer en monitoringsverplichtingen zijn naar analogie van de SVNL Gelderland 2016 toegepast. Op het gebied van openstelling is deze regeling niet gevolgd. In de subsidiebeschikking wordt ruimte gelaten om een groter gebied af te sluiten dan 1 hectare, indien dit in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Kroondrager wordt geacht. Het Kroondomein valt niet onder de Natuurschoonwet 1928.
Bent u bereid een gedetailleerd overzicht te geven van alle correspondentie die in de afgelopen 20 jaar heeft plaatsgevonden tussen de regering en leden van het Koninklijk Huis over de subsidie en openstelling van het Kroondomein, in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur en in het kader van de «bestendiging van een lijn die al decennia wordt ingezet» blijkens een verklaring van het Ministerie van LNV? Zo nee, waarom niet?
Correspondentie tussen leden van het Koninklijk Huis en ministers over de subsidie en openstelling van het Kroondomein is mij niet bekend. Voor overige correspondentie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 19 van de vragen van het lid Wassenberg (2020Z10214).
Deelt u de mening van emeritus hoogleraar notarieel recht Martin Jan van Mourik, die spreekt over «juridische belazerij»? Zo nee, kunt u gedetailleerd uiteenzetten waarom u meent dat de verleende subsidie op de juiste gronden is verstrekt? Zo ja, bent u bereid de subsidie terug te vorderen?
Nee. De subsidie is rechtmatig en zorgvuldig verstrekt, en ik zie dan ook geen enkele grond om tot terugvordering over te gaan. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening van hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans dat de vrijstellingen een deugdelijke onderbouwing missen en dat de voorkeursbehandeling van de Koning in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Zo nee, kunt u gedetailleerd onderbouwen in welk opzicht u meent dat er wel sprake is van een deugdelijke onderbouwing en behoorlijk bestuur? Zo ja, bent u bereid de subsidie op die gronden met terugwerkende kracht terug te vorderen en voor welke periode?
Nee. Zie hiervoor het antwoord op de vragen 2 en 4.
Deelt u de mening van professor Voermans dat er geen andere verklaring voor de constructie te bedenken is dan dat « het staatshoofd ongestoord wil kunnen jagen»? Zo nee, waarom niet en kunt u een gedetailleerde andere verklaring geven? Zo ja, bent u bereid de constructie per direct te herzien, zodat het Kroondomein vanaf 15 september 2020 opengesteld zal blijven voor het publiek, temeer daar het Kroondomein sinds 1958 publiek bezit is?
Nee. Zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven, dient de gedeeltelijke openstelling van delen van het gebied om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Kroondrager te kunnen waarborgen. Het beheer van het Kroondomein, waaronder ook de openstelling valt, is, binnen de grenzen van de wet, aan de Kroondrager.
Is het waar de op de website www.koninklijkhuis.nl een verklaring heeft gestaan dat de drijfjacht op wilde zwijnen als « niet effectief» kan worden beschouwd en dat de koninklijke familie om die reden, vooruitlopend op een wettelijk verbod daarop, vrijwillig stopte met de drijfjacht? Zo nee, hoe luidde dan de verklaring op genoemde website? Zo ja, vindt er geen enkele vorm van bewegingsjacht plaats in het Kroondomein, dus naast drijfjacht ook geen drukjacht, bersjacht, riegeljacht of enige vorm waarbij wilde zwijnen in de richting van de hofjagers gedreven worden?
Het faunabeheer wordt uitgevoerd door faunabeheerders van het Departement Faunabeheer of door houders van een jachtakte onder toezicht van het Departement Faunabeheer. Het faunabeheer vindt plaats binnen de grenzen van de geldende wet- en regelgeving. Er vindt geen jacht plaats in de strikte zin van die term, namelijk op de vijf jachtsoorten (konijn, haas, houtduif, wilde eend of fazant). Wel vindt er beheer van de populaties groot wild plaats (wild zwijn, ree, edelhert en damhert), om die populaties in evenwicht te houden met de draagkracht van het gebied. Hiervoor wordt alleen gebruik gemaakt van bersjacht (sluipend benaderen van het wild) of aanzitjacht (op dezelfde plek wachten tot het wild zich vertoont) en niet van drukjacht, riegeljacht of enige andere vorm waarbij dieren worden opgejaagd, noch gebeurt dit in groepen. Ten aanzien van de vragen over teksten die op de website www.koninklijkhuis.nl zouden hebben gestaan, verwijs ik naar het antwoord dat mijn ambtsvoorganger hierop heeft gegeven in 2007 (Kamerstuk 2007–2008, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 779).
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de delen van het Kroondomein die jaarrond zijn opengesteld en de delen die dat niet zijn, en kunt u aangeven op welke momenten die delen zijn gesloten voor het publiek en om welke reden?
Van het eigenlijke Kroondomein is ongeveer 1.300 hectare het hele jaar door toegankelijk voor het publiek. Het gebied dat jaarlijks van 15 september tot en met 25 december niet opengesteld is, beslaat ongeveer 5.000 hectare. De overige 400 hectare bestaat uit landbouwgronden.
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van alle overheidssubsidies die aan de beheerders of gebruikers van het Kroondomein worden verstrekt, vergezeld van een gedetailleerde kaart op welk deel van het gebied de subsidies betrekking hebben en de reden van de subsidie?
Hiervoor verwijs ik u naar de bijgevoegde beschikking2. In de subsidiebeschikking staat een gedetailleerd overzicht van de verschillende toegekende subsidieonderdelen.
Deelt u de mening dat subsidieregelingen moeten worden uitgevoerd zonder aanzien des persoons, en dat voor de Koning dus geen andere maatstaven mogen worden gehanteerd dan voor anderen? Zo nee, waarom niet en kunt u specifiek zijn in uw verklaring daarvoor? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u een einde maken aan deze ongelijke behandeling?
Voor het Kroondomein worden dezelfde eisen gesteld aan het natuurbeheer, tegen eenzelfde vergoeding als aan vergelijkbare natuurgebieden die onder de SVNL Gelderland 2016 vallen. Voor de niet jaarrond opengestelde gebieden wordt geen openstellingssubsidie verstrekt. In het antwoord op vraag 2 staat omschreven waarom in de subsidie aan het Kroondomein op het punt van de openstelling wordt afgeweken van de generieke voorwaarden zoals deze in de SVNL Gelderland 2016 worden toegepast. De huidige subsidie loopt door tot en met 31 december 2021. Mocht er sprake zijn van een nieuwe aanvraag, dan zal ik de Kamer voorafgaande aan de eventuele toekenning van een nieuwe subsidie informeren.
Bevestigt u dat u de Koning bij de verstrekking van de NSW-openstellingssubsidie anders behandeld heeft dan andere grondeigenaren? Zo ja, bent u bereid tot het afgeven van een verklaring en een terugvordering van alle ten onrechte verleende subsidies? Zo nee, waarom niet?
Het Kroondomein valt niet onder de Natuurschoonwet 1928; het doet geen beroep op de fiscale faciliteiten van die wet en de specifieke voorwaarden die daaraan worden gesteld zijn dus niet van toepassing. De natuurbeheersubsidie is rechtmatig en zorgvuldig verstrekt; ik zie dan ook geen enkele grond om tot terugvordering over te gaan.
Bent u bereid de motie van het lid Arissen (Kamerstuk 33 576, nr. 123), waarin de Kamer verzoekt het Kroondomein jaarrond open te stellen, met onmiddellijke ingang uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals geconcludeerd in reactie op de motie Arissen (Kamerstuk 33 576, nr. 133), is er voor het kabinet geen grond om invloed uit te oefenen op specifieke keuzes die in het kader van het beheer van het eigenlijke Kroondomein zijn gemaakt. Ik zie geen aanleiding om deze conclusie te herzien.
Het onjuist informeren van de Kamer over een historische kunstverkoop door het Koninklijk Huis |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Waarom hebt u de Kamer onjuist geïnformeerd over de verkoop van de unieke historische Atlas Munnicks van Cleeff uit de nalatenschap van prinses Juliana?1
De algemene, voor alle Nederlanders geldende wet- en regelgeving ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals gewaarborgd in de Grondwet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de uitvoeringregelgeving van de Grondwet en deze verordening alsmede andere bepalingen van de Grondwet, waaronder artikel 1 van de Grondwet, en wetgeving, staan er aan in de weg volledig in te gaan op de concrete afwikkeling van de nalatenschap tussen de verschillende particuliere erfgenamen en andere betrokkenen. Voor zover er eerder informatie is verstrekt aan de Kamer over concrete onderdelen hiervan, is deze informatie naar mijn oordeel in overeenstemming met de feiten.
Waarom hebt u in de Kamer toegezegd dat deze unieke verzameling is verkocht «onder het beding» dat deze «voor langere tijd in Nederland bijeen zou blijven»?
Voor de atlas Munnicks/Van Cleeff verwijs ik naar het voorgaande en de antwoorden op vragen hierover die de Minister van OCW en ik in 2016 hebben gegeven (brief van 22 december, kenmerk 2016Z19788). In aanvulling hierop merk ik op dat voor partijen duidelijk was dat de atlas in Nederland bijeen blijft. De koper heeft hiervoor investeringen gedaan in een gebouw in Nederland en delen van de atlas getoond in een tentoonstelling in het Rijksmuseum. Volgend jaar zal opnieuw een tentoonstelling plaatsvinden in een museum in Utrecht. Het genoemde beding heeft betrekking op tussen de betrokken partijen gemaakte afspraken. In algemene zin kan, met inachtneming van de hierboven genoemde grondwettelijke rechten en plichten, met inbegrip van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in dit verband worden gesteld dat afspraken tussen partijen, los van de vraag of en zo ja, op welke wijze deze zijn vastgelegd, naar Nederlands recht juridisch relevant zijn voor de Nederlandse rechter en de Nederlandse overheid, met inbegrip van de hen ter beschikking staande wettelijke bevoegdheden en middelen. In dit verband zijn ten aanzien van de mogelijkheid van export uit Nederland de hierbij relevante bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing alsmede de reactie van de Minister van OCW van 17 december jl. op de aanbevelingen in het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen (Kamerstukken II 2019/20, 32 820, nr. 332).
Is het waar dat de nieuwe eigenaar, mocht hij dat willen, deze historische stukken vrijelijk kan verkopen, ook als deze unieke verzameling daardoor in verschillende delen uiteen zou vallen?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat deze verzameling niet is aangeboden aan instellingen in Utrecht, waaronder het Utrechts Archief, het Centraal Museum en de universiteitsbibliotheek, zoals dat wel is beloofd?
Het is mij niet geheel duidelijk op welke belofte u doelt. Het is niet meer met zekerheid vast te stellen op welke wijze deze verkenning is uitgevoerd en of, en zo ja welke instellingen hiervoor zijn benaderd. Navraag bij enkele betrokkenen heeft uitgewezen dat de verkenner zich in de verkenning in Utrecht heeft gericht op de beschikbaarheid van middelen in Utrecht tot aankoop van de atlas. Uitkomst van deze verkenning is geweest dat hiervoor in Utrecht geen middelen beschikbaar bleken en er geen transactie tot stand is gekomen.
Waarom hebt u in de Kamer gesproken over een «beding», terwijl nu blijkt dat het voor de eigenaar slechts een juridisch betekenisloze «morele verplichting» betreft?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Rutte informeert Tweede Kamer onjuist over kunstverkoop Oranjes’ |
|
Corinne Ellemeet (GL), Nevin Özütok (GL), Joost Sneller (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving over de verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff, het schilderij De Boschbrand van Raden Saleh1 en het bericht «Kunst uit nalatenschap Juliana tegen adviezen in niet in musea»?2
Ja.
Welke afspraak is er gemaakt over eventuele toekomstige verkoop van de Atlas Munnicks aan een buitenlandse partij? Wat is de juridische status van die afspraak? Klopt het dat het niet afdwingbaar is dat de Atlas in Nederland blijft? Zo ja, waarom heeft u eerder gezegd dat dit wel het geval zou zijn?
De atlas Munnicks/Van Cleeff betreft een onderdeel van de nalatenschap van prinses Juliana. De algemene, voor alle Nederlanders geldende wet- en regelgeving ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals gewaarborgd in de Grondwet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de uitvoeringregelgeving van de Grondwet en deze verordening alsmede andere bepalingen van de Grondwet, waaronder artikel 1 van de Grondwet, en wetgeving, staan er aan in de weg volledig in te gaan op de concrete afwikkeling van de nalatenschap tussen de verschillende particuliere erfgenamen en andere betrokkenen.
In aanvulling op de antwoorden op vragen hierover die de Minister van OCW en ik in 2016 hebben gegeven (brief van 22 december, kenmerk 2016Z19788) merk ik op dat voor partijen duidelijk was dat de atlas in Nederland bijeen blijft. De koper heeft hiervoor investeringen gedaan in een gebouw in Nederland en delen van de atlas getoond in een tentoonstelling in het Rijksmuseum. Volgend jaar zal opnieuw een tentoonstelling plaatsvinden in een museum in Utrecht. Het genoemde beding heeft betrekking op tussen de betrokken partijen gemaakte afspraken. In algemene zin kan, met inachtneming van de hierboven genoemde grondwettelijke rechten en plichten, met inbegrip van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in dit verband worden gesteld dat afspraken tussen partijen, los van de vraag of en zo ja, op welke wijze deze zijn vastgelegd, naar Nederlands recht juridisch relevant zijn voor de Nederlandse rechter en de Nederlandse overheid, met inbegrip van de hen ter beschikking staande wettelijke bevoegdheden en middelen. In dit verband zijn ten aanzien van de mogelijkheid van export uit Nederland de hierbij relevante bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing alsmede de reactie van de Minister van OCW van 17 december jl. op de aanbevelingen in het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen (Kamerstukken II 2019/20, 32 820, nr. 332).
Staat deze afspraak zwart op wit en zo ja, kunt u deze openbaren? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor verwijs ik naar de eerste alinea van het antwoord op de voorgaande vraag.
Kunt u toelichten op welke wijze een verkenning is uitgevoerd naar interesse van publieke instellingen in de Atlas Munnicks? Wie heeft deze verkenning uitgevoerd? Welke instellingen zijn benaderd? Waarom heeft dit niet tot een transactie geleid? Waarom is uiteindelijk besloten de Atlas aan een privépartij te verkopen?
Het is niet meer met zekerheid vast te stellen op welke wijze deze verkenning is uitgevoerd en of, en zo ja welke instellingen hiervoor zijn benaderd. Navraag bij enkele betrokkenen heeft uitgewezen dat de verkenner zich in de verkenning in Utrecht heeft gericht op de beschikbaarheid van middelen in Utrecht tot aankoop van de atlas. Uitkomst van deze verkenning is geweest dat hiervoor in Utrecht geen middelen beschikbaar bleken en er geen transactie tot stand is gekomen.
Kunt u bevestigen dat het Utrechts Archief, het Centraal Museum en de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Utrecht destijds niet zijn benaderd om de Atlas aan te schaffen? Zo niet, waarom geven zij dan aan dat zij nooit zijn benaderd? Zo ja, waarom zijn deze instellingen nooit benaderd?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de eerdere informatievoorziening aan de Kamer? Is deze in uw ogen volledig, correct en transparant geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 heb opgemerkt staan verschillende wettelijke voorschriften er aan in de weg volledig in te gaan op de concrete afwikkeling van de nalatenschap tussen de verschillende particuliere erfgenamen en andere betrokkenen.
Voor zover er eerder informatie is verstrekt aan de Kamer over concrete onderdelen hiervan, is deze informatie naar mijn oordeel in overeenstemming met de feiten.
Vindt u dat deze handelwijze wenselijk is geweest? Zo niet, wat gaat u doen om deze te verbeteren?
Zoals opgemerkt in de beantwoording op de genoemde Kamervragen in 2016, was de atlas sinds de aankoop in 1870 door Prins Hendrik privéeigendom en als zodanig was het aan de particuliere eigenaar om, binnen de grenzen van de geldende wet- en regelgeving, over de bestemming ervan te beslissen. De atlas was niet geplaatst op de Wbc-lijst.
Opvattingen over wat behoort tot het Nederlandse erfgoed en hoe dit beschermd dient te worden zijn evenwel dynamisch. De adviescommissie bescherming cultuurgoederen (commissie Pechtold) heeft recentelijk een beeld geschetst van de mogelijkheden om de bescherming van cultureel erfgoed in particulier bezit te versterken. Het advies laat zien dat de huidige wet- en regelgeving veel handvatten biedt, maar dat een andere, minder terughoudende invulling van beleid nodig is. In de beleidsreactie van de Minister van OCW van 17 december 2019 op het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen is uiteen gezet welke acties ondernomen zullen worden voor een betere bescherming in de toekomst.
Waarom is de Wbc-commissie van de Raad voor Cultuur niet betrokken geweest bij toetsing van verkoop van het schilderij De Boschbrand?
Voor het schilderij Boschbrand van raden Saleh verwijs ik naar de genoemde antwoorden op vragen hierover die de Minister van OCW en ik in 2016 hebben gegeven. In aanvulling hierop kan ik meedelen dat bij de beoordeling van de aanvraag van een exportvergunning van het schilderij geen advies is gevraagd of uitgebracht door de adviescommissie in het kader van de toenmalige wet behoud cultuurbezit. Voorts verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7, tweede alinea.
Deelt u de mening dat de Wbc-commissie (Wet tot behoud van cultuurbezit) wel betrokken had moeten zijn? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat betrokkenheid in de toekomst is gegarandeerd? Zo nee, waarom niet?
Opvattingen over wat behoort tot het Nederlandse erfgoed en hoe dit beschermd dient te worden zijn, zoals hierboven reeds aangegeven, dynamisch. In de beleidsreactie van de Minister van OCW van 17 december 2019 op het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen is uiteen gezet welke acties ondernomen zullen worden voor een betere bescherming in de toekomst.
Deelt u de mening van de indieners dat kunstwerken uit de koninklijke collectie een bijzondere status hebben binnen het Koninkrijk der Nederlanden en dat de eigenaars, i.c. de koninklijke familie, bij eventuele verkoop rekening dienen te houden met deze bijzondere status? Deelt u de mening dat het om meer gaat dan slechts een privécollectie vanwege de wijze waarop de kunstwerken in de loop der tijd zijn verkregen? Deelt u de mening dat de huidige geheimzinnigheid omtrent verkopen onwenselijk is?
De Erfgoedwet bevat geen specifieke regeling voor verkopen door de genoemde categorie van eigenaren van werken met een bepaalde herkomst. Op dergelijke verkopen is de algemene wet- en regelgeving van toepassing die voor allen geldt, met inbegrip van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Herinnert u zich de ophef over de verkoop van een ets van Rubens door prinses Christina? Herinnert u zich het daarop volgende advies van de commissie-Pechtold?3 Hoe staat het met de uitvoering van de adviezen van deze commissie?
Ja. De Minister van OCW heeft de Tweede Kamer op 17 december 2019 de reactie op het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen gezonden.
Herinnert u zich de ophef over de dubbel betaalde inboedel van de Koninklijke paleizen?4
Ja. Ik heb u hierover geïnformeerd per brief (Kamerstukken II 2019–20, 35 300 I, nr. 5).
Hoe beoordeelt u de feitelijke en juridische correctheid van de informatie over «betalen met kunst» op de site van de belastingdienst?5
Deze informatie biedt praktische handvatten voor burgers die gebruik willen maken van deze regeling en geeft een schets van het gevoerde beleid. In het hierna volgende antwoord zal ik hier nader op in gaan.
Is het waar dat de koninklijke familie een deel van de erfbelasting na het overlijden van prinses Juliana in 2004 via deze speciale kwijtscheldingsregeling betaalde met kunstobjecten? Zo ja, heeft de familie een dergelijke brief van een directeur van een museum dat de werken graag tentoon wilde stellen ontvangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke directeur van welk museum?
In aanvulling op hetgeen ik in antwoord op vraag 2, eerste alinea heb opgemerkt, staan ten aanzien van de erfbelasting in het bijzonder artikel 67 van de Invorderingswet en artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen eraan in de weg om in te gaan op de fiscale afwikkeling van de nalatenschap van particuliere erfgenamen. In zijn algemeenheid kan hierover echter het volgende worden opgemerkt.
De afwikkeling van de nalatenschap van prinses Juliana was een gecompliceerd proces waarbij verschillende partijen waren betrokken en dat jaren in beslag nam. Na het overlijden van Koning Willem II in 1849 had zich tot het overlijden van zijn achterkleindochter prinses Juliana in 2004 niet opnieuw de situatie voorgedaan van de verdeling van de particuliere nalatenschap van een (afgetreden) Koning(in) tussen verschillende nakomelingen. Over de overgang van eigendom naar de staat van meubilair ten behoeve van de inrichting van de wettelijk ter beschikking gestelde paleizen in verschillende perioden, die hier in zekere zin op vooruitliepen, alsmede het in 2016 gestarte overleg tussen de hierbij betrokkenen ten aanzien van beheer, registratie en inspectie heb ik u eerder geïnformeerd (Kamerstukken II 2019–20, 35 300 I, nr. 5). Na het overlijden van prinses Juliana in 2004 verkreeg de staat uit haar nalatenschap verschillende roerende goederen, feitelijk in het verlengde van de alhier genoemde aankopen uit de jaren tachtig ten behoeve van ter beschikking gestelde paleizen ter ondersteuning van de uitoefening van de koninklijke functie, en ten behoeve van rijksmuseum paleis het Loo.
Voor de vaststelling van de waarde van onderdelen van een nalatenschap die een specifieke, niet-fiscale deskundigheid vraagt, hetgeen in het bijzonder het geval kan zijn bij een grote hoeveelheid, onderling zeer uiteenlopende roerende goederen, kan, op basis van overleg tussen de fiscus en erven, gebruik worden gemaakt van taxateurs die volgens een overeengekomen werkwijze feitelijk, met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving, de waarde op het moment van overlijden van de erflater bepalen. In een langdurig proces bij een veelomvattende nalatenschap kan het gaan om verschillende opeenvolgende taxateurs, zeker als niet direct sprake kan zijn van een volledig overzicht en gelijktijdige beschikbaarheid van alle roerende goederen die het betreft.
Van de procedure tot vaststelling van de waarde van roerende goederen in een nalatenschap moet worden onderscheiden een beroep op de wettelijke kwijtscheldingsregeling. Deze regeling houdt, samengevat, in dat de erfgenamen in ruil voor het afstaan van een of meer roerende goederen uit de nalatenschap aan de staat een korting van 120% van de (getaxeerde) waarde van deze goederen op de verschuldigde erfbelasting krijgen. Het gebruik van deze algemene regeling is gebonden aan voorschriften die zijn opgenomen in de fiscale wet- en regelgeving. Deze voorschriften omvatten onder meer criteria ten aanzien van de aard en betekenis van de roerende goederen en de te volgen procedure waaronder het advies van een door de bewindspersonen van Financiën en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezamenlijk benoemde commissie van deskundigen (artikel 67 Successiewet 1956 jo artikelen 11 tot en met 15 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956), de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen. Dit betekent dat een verzoek om toepassing door erfgenamen zorgvuldig wordt beoordeeld door een commissie van deskundigen alvorens door de bewindspersoon van Financiën een besluit wordt genomen om de regeling al dan niet toe te passen.
Verwerving van roerende goederen langs deze weg of op andere wijze verplicht de staat wettelijk niet tot openbare tentoonstelling hiervan in een museum of anderszins. Er zijn evenmin wettelijke voorschriften die de staat verplichten het (op enigerlei wijze verkregen) (kunst)bezit van de staat in zijn geheel of specifieke onderdelen hiervan, voor zover de staat van werken of de beschikbare capaciteit voor en het beleid ten aanzien van tentoonstellingen dit al zouden toelaten, volledig en permanent in een museum of anderszins openbaar ten toon te stellen. Binnen deze wettelijke kaders voert het bestuursorgaan ten aanzien van de inwilliging van een beroep op de kwijtscheldingsregeling een beleid dat niet is vastgelegd in een beleidsregel maar, samengevat, inhoudt dat een museum zich bereid heeft verklaard de roerende goederen waarop het verzoek betrekking heeft, in de collectie op te nemen. Dit beleid is ook op de website van de belastingdienst toegelicht. Deze beleidsmatige invulling staat er wettelijk niet aan in de weg dat de staat, zonder fiscale gevolgen voor erfgenamen, dergelijke roerende goederen direct kan overdragen aan rijksmusea of, door tussenkomst van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE), aan andere musea of opneemt in de door de staat beheerde rijkscollectie, waar deze eveneens kan worden aangewend voor de inrichting van de paleizen en voor de inrichting van andere overheidsgebouwen.
Het behoort in het geval van opneming van roerende goederen in de door de staat beheerde rijkscollectie tot de opgaven van de wettelijke beheerders namens de staat, met name het Rijksvastgoedbedrijf (RVB/BZK), waar het gaat om de inrichting van overheidsgebouwen waaronder de wettelijk ter beschikking gestelde paleizen, en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE/OCW), om, met inachtneming van wet- en regelgeving, waaronder de regelingen in de Erfgoedwet alsmede de hiervoor relevante regelingen die voorafgingen aan de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, inzake de bevordering van de toegankelijkheid van museale cultuurgoederen en het toezicht van de inspectie voor overheidsinformatie en erfgoed, uitvoering te geven aan hun onderscheiden taken ten aanzien van dergelijke roerende goederen, waaronder de inrichting van de paleizen.
Is het waar dat de commissie die de regeling beoordeelde het Rijk adviseerde de objecten daarna wel tentoon te stellen in bijvoorbeeld musea?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 14, waarin ik in algemene zin ben ingegaan op de rol van de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen.
Is het waar dat zeker twee prominente kunstwerken na de afhandeling van de erfenis «gewoon» in de koninklijke paleizen zijn gebleven, buiten zicht van het publiek? Zo ja, waarom? Hoe staat dit in verhouding tot de informatie op de site van de belastingdienst waarin wordt gesteld dat het bedrag aan erfbelasting pas wordt kwijtgescholden als het voorwerp is overgedragen, waarna het Rijk het voorwerp in bruikleen zal geven bij het museum?
Er bestaat, zoals ik in antwoord op de vragen 13 en 14 heb toegelicht, noch bij de verkrijging noch bij het beheer namens de staat van een werk in de rijkscollectie een wettelijke verplichting dit volledig en permanent ten toon te stellen in een museum en ligt in het beleidsmatige karakter van de uitvoeringspraktijk besloten dat de wettelijke beheerders namens de staat van de rijkscollectie de toegankelijkheid hiervan kunnen bevorderen op een wijze die past bij hun onderscheiden taken, waaronder de inrichting van de paleizen.
Voor zover de vragen doelen op de feitelijke uitvoering hiervan en de zichtbaarheid van een met pen getekend werk van de schilder Willem van de Velde de oude en een malachieten tafel, merk ik, in aanvulling op het hierboven geschetste juridische kader, het volgende op. Bij de afwikkeling van de nalatenschap werd verwerving van dit werk door de staat van belang geacht. Het werk bevond zich reeds lang voor 2004 in het paleis op de Dam in een kamer die vanaf 2009 zichtbaar is gemaakt voor het publiek. Hierin is geen wijziging gekomen met dien verstande dat de openstelling van dit paleis, dat feitelijk ook een museale functie heeft, na 2004 aanmerkelijk is verruimd (255 dagen per jaar in 2019), het aantal bezoekers ervan sterk is toegenomen (ongeveer 300.000 per jaar) en, sinds 2016, de zichtbaarheid van het werk langs digitale weg duurzaam, ook buiten de openingstijden, is vergroot. Zo heeft de staat, onder meer met instemming van de Minister van OCW in 2009, het werk toegankelijk gemaakt op een wijze die verenigbaar is met het eveneens op verantwoorde wijze tonen van de specifieke historische omgeving waarvan het deel uitmaakt. Hiermee is voorts, anders dan bij een museum, waar tentoonstelling van werken uit de collectie afhankelijk is van beleid en keuzes, verzekerd dat het werk blijvend toegankelijk is voor velen.
De malachieten tafel, vermeld in het rapport van de commissie-Jessurun I (nr. 4–361), was geen onderdeel van een ensemble dat altijd behoorde tot de inrichting van paleis Soestdijk. De tafel bevond zich voor 1941 niet in paleis Soestdijk maar in een ander paleis. Het is daarom niet onlogisch dat de commissie adviseerde deze tafel aan te wijzen voor andere paleizen en niet voor paleis Soestdijk. Tussen oktober 2016 en februari 2017 is de malachieten tafel te zien geweest op een tijdelijke tentoonstelling, gewijd aan Anna Paulowna op rijksmuseum paleis het Loo. De staat, die de tafel uiteindelijk verkreeg, heeft deze, conform het advies van de commissie, aangewezen ter plaatsing in de aan de Koning wettelijk ter beschikking gestelde paleizen. De tafel doet sindsdien dienst in de vestibule van Paleis Noordeinde, waar hij zich ook voor 1941 bevond. Ten aanzien van paleis Soestdijk kwam in 2005 een proces op gang dat er na vele jaren toe heeft geleid dat zowel de bestemming als de eigenaar van paleis Soestdijk is veranderd. De toegang tot paleis Soestdijk wordt na de verkoop door de staat bepaald door de particuliere eigenaar. Paleis Noordeinde is in de afgelopen jaren (sinds 2016) in de zomer opengesteld voor het publiek. Het interieur van het paleis is verder toegankelijk gemaakt door publicaties en digitale middelen. De tafel is overigens evenwel niet zichtbaar op de digitale rondleiding omdat deze ten tijde van de opnames op de genoemde tijdelijke tentoonstelling ten toon gesteld is geweest.
Kunt u bevestigen dat het inderdaad gaat om twee kunstwerken of sluit u niet uit dat het er meer zijn? Zo ja, om hoeveel en welke kunstwerken gaat het?
Er bestaat, zoals ik in antwoord op de vragen 13 en 14 heb toegelicht, noch bij de verkrijging noch bij het beheer namens de staat van een werk in de rijkscollectie een wettelijke verplichting dit volledig en permanent ten toon te stellen in een museum en ligt in het beleidsmatige karakter van de uitvoeringspraktijk besloten dat de wettelijke beheerders namens de staat van de rijkscollectie de toegankelijkheid hiervan kunnen bevorderen op een wijze die past bij hun onderscheiden taken, waaronder de inrichting van de paleizen.
Bent u bereid te bevorderen dat de kunstwerken zo snel mogelijk tentoon gesteld worden op de manier zoals dit oorspronkelijk in de regeling bedoeld is? Zo nee, waarom niet?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 17.
Klopt het juridisch gezien dat wanneer de kunstwerken alleen zichtbaar zijn en blijven voor de koninklijke familie en haar eventuele bezoekers, en niet voor een breed publiek tentoongesteld worden, het openstaande bedrag aan erfbelasting alsnog voldaan moet worden?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 17. Het is in algemene zin niet zo dat de feitelijke zichtbaarheid na verkrijging door de staat de rechtmatigheid van de oorspronkelijke verkrijging zou kunnen aantasten.
Wilt u al deze vragen separaat beantwoorden?
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de beantwoording van de voorgaande vragen.
Het betalen door de regering voor het werk van koningin Máxima als speciaal pleitbezorger namens de Verenigde Naties |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «regering betaalt jaarlijks 150.000 euro voor VN-werk Máxima»?1
Ja.
Is het waar dat Koningin Máxima jaarlijks € 150.000 besteedt uit de post «speciale multilaterale activiteiten» op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor haar VN-activiteiten? Zo ja, om hoeveel geld gaat het over de afgelopen 10 jaar?
Koningin Máxima zet zich als speciale pleitbezorger van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties (UNSGSA) actief in voor inclusieve financiering, in het bijzonder in ontwikkelingslanden. Dit doet ze door dit onderwerp onder de aandacht te brengen op multilaterale fora, bij gesprekken met regeringsleiders, maar ook door werkbezoeken te brengen aan (ontwikkelings)landen waar projecten op het gebied van inclusieve financiering en ontwikkeling lopen. Het werk van de Koningin als UNSGSA sluit aan bij het beleid van de Nederlandse regering op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en de verwezenlijking van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) in het bijzonder.
De inhoudelijke ondersteuning van de VN-werkzaamheden van de UNSGSA wordt hoofdzakelijk gedaan door het UNSGSA-kantoor, dat is gehuisvest binnen UNDP (United Nations Development Programme) bij de VN in New York. Deze ondersteuning bestaat onder meer uit de inhoudelijke voorbereiding, organisatie en opvolging van de werkzaamheden van UNSGSA, activiteiten en reizen, het schrijven van toespraken, het jaarverslag en andere teksten, communicatie en het onderhouden van contacten en de uitvoering van activiteiten met de samenwerkingspartners van UNSGSA.
De werkzaamheden van het UNSGSA-kantoor worden gefinancierd door de VN, die hiervoor een bijdrage ontvangt van de Bill en Melinda Gates Foundation. De financiering van het UNSGSA-kantoor (op jaarbasis gemiddeld 1,5 miljoen dollar) heeft betrekking op uitgaven voor salarissen, reis- en verblijfkosten van zeven medewerkers, huur kantoorruimte, administratie, drukkosten, evenementen en communicatie. De UNSGSA zelf ontvangt een symbolisch jaarsalaris (USD 1). Het contact van UNSGSA met het UNSGSA-kantoor en de partners van UNSGSA verloopt in belangrijke mate via telefonische gesprekken en videoconferenties.
Bij de ondersteuning van werkzaamheden van UNSGSA vanuit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) gaat het voor een belangrijk deel om de kosten ten behoeve van reis en verblijf, met inbegrip van transportkosten ter plaatse, voor UNSGSA en een medewerker van de Dienst Koninklijk Huis (DKH). Deze uitgaven vallen binnen de begroting van BHOS onder het budget voor «speciale multilaterale activiteiten».
Omdat de uitgaven door de jaren heen variëren, is desgevraagd naar de media een bedrag van gemiddeld 150.000 euro per jaar aangehouden. Uit de administratie van BHOS blijkt dat het totaal van deze uitgaven onder het budget voor speciale multilaterale uitgaven voor de negen boekjaren 2010–2018 bijna 1,2 miljoen euro bedraagt. De uitgaven voor het lopende boekjaar 2019 bedragen tot op heden ongeveer 100.000 euro. Zie ook het antwoord op vragen 3, 4 en 5.
Is het waar dat er nog meer kosten zijn die buiten de begroting van de Koning vallen, zoals beveiligingskosten of het werk voor Koningin Máxima in haar hoedanigheid als speciaal pleitbezorger, voor medewerkers van de Rijksvoorlichtingsdienst of de Dienst Koninklijk Huis, die op de begrotingen van Algemene Zaken en Justitie & Veiligheid staan? Als dit waar is, om hoeveel geld gaat dit (sinds haar aantreden als speciaal pleitbezorger)?
Tijdens de bezoeken van Koningin Máxima als UNSGSA wordt ondersteuning verleend vanuit lokale kantoren van de VN en (logistieke) ondersteuning door medewerkers van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen. Verder wordt zij bij deze bezoeken, zoals ook bij haar andere activiteiten gebruikelijk, begeleid door medewerkers, zoals van de Dienst Koninklijk Huis (DKH), de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). In lijn met de algemene opzet van de rijksbegroting worden de uitgaven geraamd op basis van algemene beleidsdoelstellingen waarbij specifieke kosten voor onderdelen hiervan niet als zodanig in de departementale begrotingen zijn vermeld. De raming van hun personeelslasten en/of reis- en verblijfskosten, evenals incidenteel gebruik door UNSGSA van het regeringsvliegtuig, vormt een onderdeel van de begrotingen van de respectieve ministeries. Medewerkers maken géén uitsplitsing van hun uren naar werk ten behoeve van de Koningin en ten behoeve van de Koningin in haar hoedanigheid als speciale pleitbezorger.
In 2009 heeft de Commissie Zalm (Kamerstuk 31 700 I, nr. 5) aanbevelingen gedaan om te komen tot een transparant stelsel van te ramen en te verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Dit heeft, vanaf 2010, geleid tot een nieuwe opzet van de begroting van de Koning. Na vijf jaar is er een externe evaluatie geweest en dit heeft geleid tot een aanvulling van de begroting van de Koning met een extracomptabele bijlage bij de begroting. Hierin worden de uitgaven gepresenteerd die binnen de rijksbegroting op begrotingen van andere ministeries worden geraamd en die in verband kunnen worden gebracht met het koningschap. Dit vormt het geheel van de uitgaven die direct te relateren zijn aan het koningschap.
Daarnaast zijn er uitgaven die geen relatie hebben met het functioneren van het koningschap en derhalve niet worden opgenomen op de begroting van de Koning. Dit is ook in 2009 beschreven. Het kan daarbij gaan om een subsidie waar men als persoon aanspraak op kan maken. Een voorbeeld hiervan is de subsidie voor het Kroondomein die via de begroting van LNV loopt en die de Koning ontvangt als vruchtgebruiker van het landgoed. Het kan ook gaan om een doeluitgave van een ministerie voor een bepaalde activiteit. Dat is aan de orde bij de VN-activiteiten van Koningin Maxima. Binnen de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden haar werkzaamheden als speciale pleitbezorger ondersteund door het vergoeden van hiervoor genoemde kosten, omdat deze werkzaamheden aansluiten bij Nederlandse beleidsdoelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking (zie ook het antwoord op vraag 2). Voor dergelijke uitgaven dragen de ministers van de onderscheiden beleidsterreinen ministeriële verantwoordelijkheid. In het aangehaalde citaat uit 2014 heb ik ten onrechte de indruk gewekt dat onder de hiervoor beschreven doeluitgaven alleen de subsidie voor het Kroondomein viel.
Hoe verhoudt het bedrag dat de Nederlandse regering jaarlijks betaalt voor het VN-werk van Koningin Maxima via de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zich tot hetgeen u tijdens de begroting Algemene Zaken en begroting van de Koning op 7 oktober 2014 hebt gezegd?2 Klopt deze bewering nu nog? Zo nee, kunt u aangeven op welke posten, van welke begroting, er nog meer kosten van het Koninklijk huis opgenomen zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Zo ja, hoe verhouden deze kosten, die gemaakt worden voor een lid van het Koninklijk Huis via een andere begroting dan de eerder door u genoemde begrotingen, zich tot de regels die opgesteld zijn door de commissie-Zalm?
Zie antwoord vraag 3.
Besteedt de Nederlandse Staat geld aan het kantoor en personeel van Koningin Máxima bij de Verenigde Naties? Zo ja, hoeveel geeft de Nederlandse Staat hier aan uit en uit welke begrotingen komt dit?
Zie het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid deze vragen vóór de behandeling van de begroting van de Koning te beantwoorden?
Ja.
Koninklijke onderscheidingen aan buitenlandse staatshoofden |
|
Joost Sneller (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoeveel en wat voor type koninklijke onderscheidingen zijn er de afgelopen vijf jaar aan buitenlandse staatshoofden uitgereikt? Welke staatshoofden hebben een koninklijke onderscheiding ontvangen in de afgelopen vijf jaar?
De volgende staatshoofden zijn de afgelopen vijf jaar onderscheiden: President Bronislaw Komorowski (Polen), Koning Filip (België), President François Hollande (Frankrijk), President Mauricio Macri (Argentinië), President Sergio Mattarella (Italië), President Kersti Kaljulaid (Estland), President Raimonds Vējonis (Letland), President Dalia Grybanskaitè (Litouwen) en President Jorge Carlos de Almeida Fonseca (Kaapverdië). Zij werden allen benoemd tot Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Bent u het eens dat het onwenselijk is wanneer personen die zich schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen of schendingen van het internationaal recht een hoge koninklijke Nederlandse onderscheiding dragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u het eens dat intrekken van koninklijke onderscheidingen potentieel een sterk diplomatiek signaal af zou kunnen geven? Zo nee, waarom niet?
Onderscheidingen die tijdens staatsbezoeken uit hoofde van de Nederlandse regering worden verleend, zijn een diplomatiek instrument om de relaties tussen twee staten en samenlevingen te markeren. Staatsbezoeken bieden de mogelijkheid om de relatie in den brede, waaronder ook de kritischere vraagstukken (zoals bijvoorbeeld op het terrein van mensenrechten en internationaal recht) aan de orde te stellen.
Ik ben van mening dat het verruimen van intrekkingsgronden van onderscheidingen niet zal bijdragen aan een betere inhoudelijke discussie met het betrokken land over het respecteren van het internationaal recht.
Gezien u het eens bent dat het onwenselijk is als er controverse bestaat rondom een onderscheiding, bent u het dan ook eens dat het uitreiken van koninklijke onderscheidingen aan buitenlandse staatshoofden in sommige gevallen niet passend kan zijn?1 Zo ja, in welke gevallen? Zo nee, waarom niet?
De uitwisseling van onderscheidingen bij staatsbezoeken dient om de goede relatie tussen beide landen op dat moment verder te bekrachtigen. Voor dergelijke onderscheidingen is wederkerigheid een belangrijk uitgangspunt. Gezien de onwenselijkheid van controverse, ben ik gaarne bereid staande praktijk te laten evalueren.
Bent u, gezien de onwenselijkheid van controverse, bereid de staande praktijk van het standaard uitreiken van onderscheidingen aan buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders tijdens staatsbezoeken te (laten) evalueren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het Kapittel te verzoeken om te evalueren of de intrekkingsgronden van koninklijke onderscheidingen als geregeld in artikel 12, tweede lid, van de Wet instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw uitgebreid kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Het bericht ‘Oranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ |
|
Joost Sneller (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk»?1
Ja.
Klopt het dat het Rijk in de jaren »80 cultuurgoederen kocht van de koninklijke familie om te voorkomen dat deze kunst aan derden werd verkocht?
Sinds de jaren ’80 heeft het rijk alleen paleisgebonden inventarissen die in de paleizen aanwezig moeten zijn (voor de uitoefening van de Koninklijke functie), aangekocht en vervolgens in beheer gegeven aan de Dienst van het Koninklijk Huis. Daarnaast is in 1989 door het Rijk een deel van de collectie ten behoeve van de inrichting van museum Paleis Het Loo aangekocht.
Wat betreft openbaarheid en transparantie bij kunstbezit in privé eigendom merk ik op dat het aan de particuliere eigenaar is om te bepalen of, en op welke wijze, inzicht wordt gegeven.
Er is geen aanleiding voor misverstanden over welke cultuurgoederen wel of geen eigendom zijn. In het kader van de Erfgoedwet wordt ingezet op correcte registratie en digitalisering van de collectie.
Heeft het Rijk na de jaren »80 nog vaker cultuurgoederen van de koninklijke familie gekocht? Zo ja, om wat voor soort cultuurgoederen gaat het? Kunt u een lijst publiceren van (zeldzame) topstukken die het Rijk sinds de jaren «80 van de koninklijke familie heeft gekocht in het kader van het behouden van Nederlands cultureel erfgoed? Zo nee, waarom niet? Ziet u nog andere haalbare mogelijkheden om meer openbaarheid en transparantie te realiseren als het gaat om het kunstbezit van de koninklijke familie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou u de Kamer willen informeren op welke wijze dit mogelijk is?
Zie antwoord vraag 2.
Op basis waarvan is bepaald welke cultuurgoederen van de koninklijke familie gekocht werden en welke niet? Waarom is voor deze criteria gekozen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat er misverstanden bestaan over welke cultuurgoederen wel en geen eigendom van het Rijk zijn? Hoe denkt u dit in de toekomst te kunnen voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan in de toekomst worden voorkomen dat belangrijke werken in bezit van de koninklijke familie direct naar een veiling gaan in plaats van eerst aan te worden geboden aan Nederlandse musea?
Indien het privé eigendom betreft en niet wordt beschermd via de Erfgoedwet is het aan de particuliere eigenaar om te bepalen of, en op welke wijze, werken worden verkocht.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn als de cultuurgoederen die door het Rijk van de koninklijk familie zijn overgekocht, openbaar zijn voor het publiek, aangezien het ook met publiek geld is aangeschaft? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
In aanvulling op de antwoorden op de vragen 2, 3, 4 en 5 wijs ik op de (tijdelijke en gedeeltelijke) openstelling van sommige paleizen met het oog op de publieke toegankelijkheid. Voorts vervullen paleizen een publieke rol bij bijv. ontvangsten, bij welke gelegenheden ook de cultuurgoederen zichtbaar zijn voor de genodigden.
Het bericht dat koningin Maxima in Argentinië de belasting zou hebben ontdoken |
|
Joost Sneller (D66), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «También la reina Máxima de Holanda evade el pago de impuestos en la Argentina»1 en het bericht «Politiek wil opheldering over Argentijnse berichten rond belastingontduiking Máxima»2?
Ja.
Is het waar dat Koningin Maxima, door in Argentinië niet de juiste waarde van bezittingen in onroerend goed op te geven, daar minder belasting heeft betaald dan zij had moeten doen? Zo ja, wat is uw mening daarover? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De artikelen 10 en 41 van de Grondwet strekken mede tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van leden van het koninklijk huis, zoals nader uiteengezet en toegelicht in de voorlichting hierover van de Afdeling advisering van de Raad van State van 23 december 2010 (Kamerstuk 32 791, nr. 1). Deze voorlichting maakt in concrete zin onder meer duidelijk dat investeringen in onroerend goed in het buitenland behoren tot de persoonlijke levenssfeer en dat berichtgeving hierover daaraan op zichzelf niet afdoet. Verder blijkt uit de voorlichting dat een ijkpunt voor beantwoording van de vraag of het openbaar belang in de zin van artikel 41 Grondwet wordt geraakt, onder meer is het voldoen aan wet- en regelgeving. Het openbaar belang wordt hier niet geraakt.
Deelt u de mening dat leden van het koninklijk huis een voorbeeldfunctie hebben? Zo ja, acht u in dit geval dat het desbetreffende lid een verkeerd voorbeeld heeft gegeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Koninklijke cadeaus, vorstelijke problemen: hoe de Oranjes omgaan met geschenken’ |
|
Salima Belhaj (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koninklijke cadeaus, vorstelijke problemen: hoe de Oranjes omgaan met geschenken»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in het NRC over de berichtgeving en foto’s in het magazine Vorsten uit 1986, waarin geschreven wordt over een serie oude tekeningen in de Rode Kamer van villa Eikenhorst, waar de krijttekening van Rubens deel van uitmaakte, en prinses Christina beweerde dat ze die tekeningen geleend had van een door haar moeder opgerichte stichting?
Het bericht als bedoeld in vraag 1 en de berichtgeving in Vorsten in 1986 zijn niet geheel congruent. De publicaties brengen geen wijziging in het gegeven van de beantwoording op 11 januari jl. van de vragen van 8 januari jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1156) over dit onderwerp, nl. dat het hier een kunstwerk betreft dat eigendom is van een lid van de koninklijke familie en derhalve privéeigendom. Het is aan de particuliere eigenaar om te bepalen of, en op welke wijze, een kunstwerk wordt verkocht.
Wat vindt u van de beschrijving in Vorsten, gebaseerd op een gesprek met prinses Christina, waarin staat «(a)an de wanden schetsen van Rembrandt uit de collectie van Koningin Wilhelmina. Christina heeft ze in bruikleen van de door haar moeder opgerichte stichting»? In hoeverre verandert dit iets aan het gegeven dat u de veiling van de krijttekening van Rubens door prinses Christina een «privékwestie» noemde?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat het royalty-tijdschrift Vorsten het artikel indertijd vóór publicatie op feitelijkheden heeft laten controleren door de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en het secretariaat van de prinses?
Uit archiefonderzoek is niet gebleken van enige betrokkenheid van de RVD bij deze publicatie.
Heeft de RVD dit interview met Vorsten goedgekeurd, conform de standaardprocedure die de RVD daar altijd voor hanteert?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, als het stuk in bruikleen was, het stuk onmogelijk privébezit kan zijn?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Hoe rijmt u de verkoop van het Rubens-kunstwerk op een veiling, met het gegeven dat het mogelijk gaat om een stuk dat in bruikleen is van één van de Oranje-stichtingen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er opheldering komt of het al dan niet gaat om een stuk in bruikleen, vóórdat het stuk geveild zal worden?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Kunt u de Kamer aantonen, door middel van bewijs, dat de krijttekening van Rubens nooit onderdeel heeft uitgemaakt van één van de Oranje-stichtingen? Zo niet, waarom niet?
Er zijn geen criteria om te bepalen of een stichting die is geregistreerd door een Kamer van Koophandel een «Oranje-stichting» is. In algemene zin kan ten aanzien van de stichtingen die de website koninklijk huis vermeldt, worden gesteld dat deze stichtingen op grond van wet- en regelgeving bepalen of en zo ja, op welke punten er sprake kan zijn van openbaarheid. Voor zover leden van het koninklijk huis bij deze stichtingen zijn betrokken gelden voorts de wet- en regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals de wet bescherming persoonsgegeven en artikel 41 Grondwet. Tot slot zij op dit punt verwezen naar de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2010 (Kamerstukken II 2010/11, 32 791, nr. 1).
Welke kunststukken zijn nog meer ondergebracht in de Oranje-stichtingen en wanneer zijn deze kunststukken toegevoegd? Indien dit niet openbaar is, bent u dan bereid u in te spannen om met het Koninklijk Huis af te spreken dat de stukken die ondergebracht zijn in deze Oranje-stichtingen openbaar worden? Bent u bereid om voortaan voorgenomen verkopen te laten onderzoeken door onafhankelijke deskundigen, die kunnen vaststellen of het bijvoorbeeld om een geschenk gaat? Zo nee, kunt u dan aangeven wat de (juridische) belemmeringen zijn om dit te realiseren?
Zie antwoord vraag 8.
Onder welke voorwaarden mag een kunstwerk geveild worden als onduidelijkheid bestaat over het eigendom van het kunstwerk?
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór 30 januari 2019 (de dag van de veiling)?
Ja.
Is het mogelijk om op grond van artikel 3.8 Erfgoedwet een zogeheten «spoedaanwijzing» te verrichten (wat kan spelen als een verzameling die eerder onbekend was naar het buitenland dreigt te verdwijnen) met betrekking tot de gehele collectie van Willem II?
Bij de aanwijzing als beschermde verzameling gaat het om de onvervangbaarheid en onmisbaarheid van de verzameling als geheel of van één of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn.
Ik merk op dat de collectie van Willem II reeds in 1850 grotendeels is geveild en uiteen is gevallen.
Op dit moment geldt een terughoudend aanwijzingsbeleid.
De verkoop door de koninklijke familie van een Rubens tekening titel Nude Study of A Young Man with Raised Arms |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat de koninklijke familie besluit een kunstwerk, dat een voorstudie is van één van Rubens’ beroemdste werken, te verkopen op een Amerikaanse veiling, zonder dat dit kunstwerk eerst elders aan bijvoorbeeld Nederlandse musea ter verkoop is aangeboden?
Het betreft hier een kunstwerk dat eigendom is van de Koninklijke familie en derhalve privé eigendom. Het is aan de particuliere eigenaar om te bepalen of, en op welke wijze, een kunstwerk wordt verkocht.
Bent u van mening dat het van belang is om dit soort belangrijke in Nederlands bezit zijnde kunst via de koninklijke familie zoveel mogelijk in Nederlands bezit te houden? Zo nee, waarom niet?
Fiscale regelgeving en het beleid van musea zijn gericht op de bevordering van vrijwillige bijdragen van particulieren aan het openbaar kunstbezit. Het initiatief tot verwerven van belangwekkende kunstwerken ligt bij de musea. Musea op wier collectie een kunstwerk dat op de markt verschijnt een belangrijke aanvulling vormt, kunnen zich daarbij wenden tot het Mondriaanfonds voor financiële ondersteuning. Ook kunnen zij een beroep doen op het Museaal Aankoopfonds en zijn er particuliere fondsen die hen ondersteunen bij het verwerven van kunstwerken.
Bent u bereid als Minister-President om (op korte termijn voor de veiling) een appèl te doen op de koninklijke familie om te kijken of er Nederlandse belangstelling bestaat om dit belangrijke kunstwerk te kopen, vóórdat het geveild zal worden? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op de vragen 3 en 4 verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Er is geen aanleiding om voor de Koninklijke familie een uitzondering te maken op algemeen gevolgde procedures.
Bent u van mening dat, wanneer er sprake blijkt te zijn van verkoop van kunst van de koninklijke familie, voortaan eerst bezien moet worden of Nederlandse musea interesse hebben, alvorens er tot vervreemding aan een particulier of buitenlands museum wordt overgaan, opdat het werk niet voor het Nederlandse publiek verloren gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Ben u bereid de schriftelijke vragen zo snel mogelijk te beantwoorden (binnen twee weken, dit in verband met de datum van de veiling)?
Ja.
Het aandelenbezit van de Koning |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat de Koning geen aandelen bezit van Shell of van andere bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren?1
De Koning bezit geen aandelen van bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren.
Klopt het dat de Koninklijke familie in het verleden wel aandelen bezat van Shell? Zo ja, wanneer zijn deze aandelen verkocht?
De omstandigheid dat de Koning geen aandelen bezit van bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren is niet van recente datum. Meer in algemene zin geldt ten aanzien van de vermogensrechtelijke handelingen van het Koninklijk Huis dat artikel 41 van de Grondwet van toepassing is. Dit artikel waarborgt de ruimte die de Koning heeft voor de inrichting van zijn Huis. Deze waarborg is van wezenlijk belang voor de eigen invulling die de Koning aan het koningschap geeft. Hieraan is de voorwaarde verbonden van de inachtneming van het openbaar belang door de Koning. Voor het in acht nemen van die voorwaarde bestaat ministeriële verantwoordelijkheid.
In dat kader kan ook worden verwezen naar de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2010 (Kamerstuk 32 791, nr.2. De voorlichting bevat onder meer het volgende:
«Gelet op de recente discussies wijst de Afdeling erop dat voor vermogensrechtelijke gedragingen als uitgangspunt moet worden genomen dat het aanwenden van het privévermogen door de Koning of door de leden van het koninklijk huis, of het nu gaat om een spaarrekening, het beleggen in aandelen of het investeren in onroerend goed, op zichzelf genomen behoort tot de persoonlijke levenssfeer. Het feit dat aspecten van dergelijke investeringen openbaar zijn of kunnen worden, al dan niet op grond van wettelijke bepalingen, doet hieraan op zichzelf niet af. Ook het enkele feit dat het investeringen in het buitenland betreft, betekent op zichzelf nog niet dat het openbaar belang is of wordt geraakt.»
Klopt het dat de Koning wel aandelen bezit van andere bedrijven, zijnde niet Koninklijk?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat helder moet zijn welke financiële belangen het staatshoofd – als vertegenwoordiger van ons land – heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de financiële transparantie rondom het staatshoofd te vergroten en openbaar te maken in welke bedrijven of sectoren de Koning aandelen heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Het gebruik van het regeringsvliegtuig tijdens het staatsbezoek aan Australië |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het waar dat de reis naar Australië met het «lege» regeringstoestel KBX € 250.000 heeft gekost?1
Bij de voorbereiding van staatsbezoeken wordt vooraf altijd een afweging gemaakt ten aanzien van inzet van het regeringsvliegtuig, waarbij aspecten van kosten en doelmatigheid nadrukkelijk worden gewogen. Dat heeft er voor de staatsbezoeken aan Japan en Korea in 2014 en aan China in 2015 bijvoorbeeld toe geleid dat niet is gekozen voor inzet van het regeringstoestel. In dit geval is daar wel voor gekozen, om de volgende redenen.
Tijdens het staatsbezoek waren er veel verplaatsingen: van Perth naar Canberra, naar Sydney, naar Brisbane, naar Wellington, naar Christchurch, terug naar Wellington en naar Auckland. Het gebruik maken van binnenlandse lijnvluchten was daarbij geen optie, gezien het drukke programma en de vele verplaatsingen.
De optie van inhuur van een toestel ter plaatse is zorgvuldig bekeken. Die kosten bleken vergelijkbaar met die van de inzet van het regeringstoestel, waarna om redenen van doelmatigheid en uitstraling vervolgens is gekozen voor inzet van het regeringstoestel.
Het regeringstoestel leent zich gezien zijn relatief beperkte bereik niet voor de heen en terugreis (in verschillende etappes) van de delegatie voor het staatsbezoek naar Australië en Nieuw-Zeeland. Dat zou namelijk betekenen dat de delegatie rekening moet houden met circa 2,5 dag voor de heenreis en 2,5 dag voor de terugreis. Voor de heen- en terugreis maakt de delegatie daarom gebruik van lijnvluchten. Om die reden gaat het regeringstoestel vooruit met bagage.
De kosten voor heenreis naar Australië en terugreis uit Nieuw-Zeeland zijn geraamd op € 293.929,27. Het regeringsvliegtuig heeft daarbij zowel op de heen- als terugvlucht 750 kg aan bagage vervoerd. Gelet op de reistijd van het regeringsvliegtuig (ruim 2,5 dag) was het geen reële optie om Koning, Koningin en Ministers met delegatie ook met het regeringstoestel te laten reizen.
Is het waar dat niet is ingegaan op het Australische aanbod om een vliegtuig ter beschikking te stellen, omdat er niet voldoende bagageruimte zou zijn? Zo nee, waarom is er dan wel vanaf gezien?
Het Australische aanbod is uiteraard betrokken bij de voorbereiding van het staatsbezoek. Aanvullende inhuur was noodzakelijk omdat het aangeboden toestel onvoldoende capaciteit had, zowel qua passagiers als bagage, en er was een intensief reisschema. Het vliegtuig bood geen plaats aan alle leden van de delegatie. Vanwege het programma en het grote aantal verplaatsingen was het bovendien niet haalbaar om dat deel van het gevolg en bagage dat niet met de Australische Boeing Business Jet vervoerd zou kunnen worden, met lijnvluchten te vervoeren. Bovendien volgde op het staatsbezoek aan Australië ook een staatsbezoek aan Nieuw-Zeeland, waar geen toestel was aangeboden. Het was in dit scenario noodzakelijk geweest om een extra vliegtuig in te huren. Daarmee werden de totale kosten vergelijkbaar met de inzet van het regeringstoestel in Australië én Nieuw-Zeeland.
Is het waar dat het bij het aanbod van de Australische regering ging om een Boeing 737 Business jet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat deze Boeing een mogelijke bagagecapaciteit heeft van 23m2? Zo nee, wat is het aantal vierkante meters wel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel bagageruimte was er nodig voor de passagiers van dit vliegtuig?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat een eventuele opvolger van de KBX waarschijnlijk een Boeing 737 Business jet is? Zo ja, kunnen we dan niet vaker dit soort problemen verwachten?
Nee. Aangezien de openbare aanbesteding voor de opvolger van de KBX nog loopt is er geen vliegtuigtype bekend.
Kunt u een berekening sturen van wat de kosten zouden zijn geweest als wel was ingegaan op het aanbod van de Australiërs? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat het beveiligingsteam van de oranjes een bende is |
|
Nine Kooiman |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het beveiligingsteam van de Oranjes een bende is?1
Ja.
Was u op de hoogte van de problemen bij de Dienst Bewaken en Beveiligen? Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd?
Op 22 april jl. berichtte de Telegraaf over onrust bij medewerkers van de Dienst Bewaken en Beveiligen van de Landelijke Eenheid. Volgens het bericht zou onvrede bestaan bij medewerkers en zou de werkdruk en het ziekteverzuim te hoog zijn. Ik ben door de korpschef op de hoogte gesteld van de situatie bij deze dienst. Conform mijn toezegging in het mondelinge vragenuur van 26 april jl., heb ik uw Kamer in mijn voortgangsbrief Politie2 d.d. 20 juni jl. nader geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen die bij de dienst in gang zijn gezet. Voor de huidige stand van zaken met betrekking tot de maatregelen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u het feit dat er iemand tegen wie een corruptieonderzoek is gestart nog steeds aan het werk is?
De afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten heeft naar aanleiding van signalen binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar mogelijk plichtsverzuim binnen de dienst. De eenheidsleiding concludeerde dat het grootste deel van de meldingen van integriteitsschending ongegrond is. Waar wel integriteitsschendingen hebben plaatsgevonden, zijn die collega’s destijds berispt.
Wat gaat u voor actie ondernemen om de Dienst Bewaken en Beveiligen weer op orde te krijgen?
Naar aanleiding van signalen van medewerkers zijn de eenheidsleiding van de Landelijke Eenheid en de dienstleiding Bewaken en Beveiligen dit voorjaar gestart met gesprekken met medewerkers, ondernemingsraad en vakbond. Op basis daarvan zijn diverse maatregelen in gang gezet om, samen met de ondernemingsraad en medewerkers, verbeteringen door te voeren. Om de signalen van medewerkers nader te concretiseren en te duiden, is een extern onderzoek uitgevoerd naar cultuur, werkverhoudingen en leiderschap binnen de dienst. De resultaten daarvan zijn aan de medewerkers bekend gemaakt. Het onderzoeksrapport geeft aanleiding tot verbetermaatregelen gericht op:
De verbetermaatregelen zullen gezamenlijk met de medewerkers worden aangepakt om zo het vertrouwen in elkaar en de organisatie te herstellen.
Naar aanleiding van het rapport heeft het huidige hoofd van de Dienst Bewaken en Beveiligen in goed overleg met de politiechef besloten dat hij zijn functie beschikbaar stelt.
Kunt u garanderen dat de medewerkers hun werk veilig kunnen doen? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
De Dienst Bewaken en Beveiligen staat voor een veilige uitvoering van het werk door de medewerkers. De aard van de taak brengt echter veiligheidsrisico’s met zich mee. Binnen de dienst is daarom veel aandacht voor de veiligheid door opleiding, training, uitrusting en evaluatie. De medewerkers zijn actief betrokken bij de invulling hiervan.
Wat gaat u doen om te zorgen dat de medewerkers wel voldoende geschoold worden?
De medewerkers van de Dienst Bewaken en Beveiligen zijn voldoende geschoold. Er wordt jaarlijks een trainingsjaarplan opgesteld. Na ieder trainingsblok wordt geëvalueerd, waarna zo nodig bijstelling van de trainingen plaatsvindt. De trainingen staan onder leiding van docenten en ervaren persoonsbeveiligers, zodat didactiek en vakkennis elkaar aanvullen. In de jaarplanning staan momenten gereserveerd voor specifieke casuïstiek-training.
Bent u bereid het in het artikel genoemde onderzoeksrapport naar de Kamer te sturen?
Het onderzoeksrapport betreft een intern onderzoek met als doel om de achterliggende oorzaken van de signalen van onrust en onvrede binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen aan te pakken. Het rapport zal op korte termijn ter inzage voor worden gelegd aan de medewerkers. Tegelijkertijd zal het rapport ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer beschikbaar worden gesteld.
Voor de verbetermaatregelen op basis van het onderzoek, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Kunt u garanderen dat de mensen die beveiligd worden door de Dienst Bewaken en Beveiligen naar beste kunnen worden beveiligd? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
Bij de leiding van de Dienst Bewaken en Beveiligen, noch bij de Coördinator Bewaken van Beveiligen van de NCTV, die het gezag heeft over de persoonsbeveiliging van personen in het Rijksdomein, zijn signalen bekend dat de uitvoering van de beveiliging niet naar behoren zou zijn.
Vindt u dat het onderzoek dat nu plaatsvindt voldoende onafhankelijk is? Zo ja, wat is uw reactie op het feit dat de onderzoeker banden heeft met de baas van de Dienst Bewaken en Beveiligen? Zo nee, bent u bereid een onafhankelijk onderzoek te starten naar de problemen binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen?
Een van de onderzoekers heeft een politieachtergrond en kent daardoor mensen binnen de politieorganisatie. De ondernemingsraad van de Landelijke Eenheid en de betrokken vakbond zijn daarvan in kennis gesteld. Het onderzoek wordt begeleid door een commissie waarin onder meer de ondernemingsraad en vakbond zitting hebben. Deze samenstelling moet de onafhankelijkheid en objectiviteit van het onderzoek waarborgen. Bij het inhuren van dit bureau zijn bovendien de aanbestedingsregels- en procedures correct gevolgd.
Het bericht “Beveiligingsteam Oranjes bende” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Beveiligingsteam Oranjes bende»?1
Ja.
Zijn de in dat artikel geuite mededelingen juist? Zo ja, wat gaat u hier per direct aan doen?
De in het artikel geuite mededelingen zijn beweringen die onderwerp zijn van twee verschillende soorten onderzoeken. In de eerste plaats is een extern onderzoek uitgevoerd naar cultuur, werkverhoudingen en leiderschap binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen.
Het onderzoeksrapport geeft aanleiding tot verbetermaatregelen gericht op:
De verbetermaatregelen zullen gezamenlijk met de medewerkers worden aangepakt om zo het vertrouwen in elkaar en de organisatie te herstellen.
Naar aanleiding van het rapport heeft het huidige hoofd van de Dienst Bewaken en Beveiligen in goed overleg met de politiechef besloten dat hij zijn functie beschikbaar stelt.
In de tweede plaats heeft de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten naar aanleiding van de signalen binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen een oriënterend onderzoek uitgevoerd naar mogelijk plichtsverzuim binnen de dienst. Van de politiechef van de Landelijke Eenheid heb ik begrepen dat dit onderzoek geen aanknopingspunten voor plichtsverzuim of integriteitsschendingen heeft opgeleverd.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat er inmiddels sprake is van een «volledig verziekte sfeer» en dat er zelfs wordt gesproken over corruptie?
De herkomst van deze kwalificaties is mij niet bekend. De hierboven genoemde onderzoeken zijn erop gericht om meer duidelijkheid te krijgen over wat er speelt binnen de dienst.
Deelt u de mening dat de betreffende situatie al veel te lang heeft geduurd omdat er inmiddels een klokkenluider is en deze persoon al 17 maanden thuis zit vanwege een conflict met de leiding? Zo nee, waarom niet?
De betreffende medewerker heeft zich in juni 2016 gemeld in het kader van de klokkenluidersregeling. Bij het onderzoek op grond van deze melding van vermeende misstanden binnen de dienst geldt dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat. Overigens is de bewering dat deze persoon al 17 maanden thuis zit vanwege een conflict met de leiding onjuist. Sinds vijf maanden is de betreffende medewerker met buitengewoon verlof vanwege de ontstane situatie.
Waarom worden er steeds onderzoeken gedaan in plaats van naar de mensen op de werkvloer te luisteren?
Naar aanleiding van signalen van medewerkers zijn de eenheidsleiding van de Landelijke Eenheid en de dienstleiding Bewaken en Beveiligen gestart met gesprekken met medewerkers, vakbond en ondernemingsraad om de signalen te concretiseren. Om deze signalen nader te duiden is in aanvulling daarop in de zomer een onafhankelijk onderzoek gestart naar cultuur, werkverhoudingen en leiderschap binnen de Dienst Bewaken en Beveiligen. Alle medewerkers die hebben aangegeven gehoord te willen worden, zijn daadwerkelijk gehoord.
Waarom wordt een onderzoek naar de bedrijfscultuur afgewacht dat duidelijk niet onafhankelijk wordt uitgevoerd?
Een van de onderzoekers heeft een politieachtergrond en kent daardoor mensen binnen de politieorganisatie. De ondernemingsraad van de Landelijke Eenheid en de betrokken vakbond zijn daarvan in kennis gesteld. Het onderzoek wordt begeleid door een commissie waarin onder meer de ondernemingsraad en vakbond zitting hebben. Deze samenstelling moet de onafhankelijkheid en objectiviteit van het onderzoek waarborgen. Bij het inhuren van dit bureau zijn bovendien de aanbestedingsregels- en procedures correct gevolgd.
De berichten dat leden van het Koninklijk Huis financiële compensatie krijgen voor de vermogensbelasting die zij moeten betalen |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Geheime deal over compensatie Koning»1, «Oranjes krijgen al tientallen jaren compensatie voor betalen belasting»2, «Reconstructie: zo wordt het staatshoofd gecompenseerd voor betalen belasting»3 en «Linksom of rechtsom: staatshoofd werd gecompenseerd»4?
Bevat een van de bovengenoemde berichten feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke?
Herinnert u zich de motie-Recourt waarin u expliciet verzocht werd «inzicht te geven in de concrete criteria die worden gehanteerd bij het vrijstellen van belasting van vermogen van leden van het Koninklijk Huis» (Kamerstuk 33 000 III, nr. 7)? Zo ja, had u met de kennis van nu ook informatie over de discussie over compensatie van de vermogensbelasting kunnen en moeten geven?
Is er op enig moment in de periode 1969–1972 sprake geweest van financiële compensatie voor het moeten gaan betalen van vermogensbelasting door leden van het Koninklijk Huis? Zo ja, op welke momenten en door wie is dat ter sprake gebracht? En wat was de uitkomst van het overleg hierover?
Is het waar dat, toen in de jaren ’70 de belastingvrijstelling over een deel van het vermogen van de leden van het Koninklijk Huis werd afgeschaft, zij die afdracht via de uitkering op grond van de Wet op het Financieel Statuut, (deels) gecompenseerd kregen? Zo ja, waarom werd er gecompenseerd en voor welk bedrag? Zo nee, waarom was dat niet het geval en hoe verhoudt zich dat tot de genoemde berichten?
Kan de in het vierde bericht genoemde fl.150.000,= voor «incidentele kosten» los worden gezien van de in dezelfde tijd aan de orde zijnde discussie tussen leden van het Koninklijk Huis en het kabinet over een compensatie voor vermogensbelasting? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Zo nee, ging het dan daadwerkelijk om kosten voor «geboortes en doopceremonies»?
Is de conclusie juist dat uit de memorie van toelichting bij het voorstel tot Regeling van het financieel statuut van het Koninklijk Huis uit 1972 (Kamerstuk 11 848, nr. 3, p. 4) niet blijkt dat het bedrag van fl. 150.000,= een ander doel diende dan het compenseren voor kosten die leden van het Koninklijk Huis maken? Zo nee, waarom is die conclusie niet juist»
Is de Tweede Kamer, door in 1972 over «bepaalde uitgaven met een incidenteel of sterk wisselend karakter» (Kamerstuk 11 848, nr. 3) te spreken, in die tijd wel volledig en juist geïnformeerd over de werkelijke achtergrond van het bedrag van fl.150.000,=? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat de toenmalige Minister van Financiën zich aan de toevoeging van fl. 150.000,= ergerde? Zo ja, waarom werd dat bedrag dan toch toegevoegd?
Deelt u de mening dat, indien het bedrag van fl.150.000,= verdisconteerd is in de grondwettelijke uitkering, die jaar in jaar uit dezelfde grondslag heeft gehouden en geïndexeerd werd, er geen sprake was van incidentele maar van structurele kosten? Zo ja, welke conclusies verbindt u daaraan? Zo nee, waarom niet?
Is er na 1972 nog op enig moment sprake geweest van de genoemde financiële compensatie die voor die tijd is besproken? Zo ja, door wie en op welke wijze?
Was u eerder op de hoogte van het feit dat er in het begin van de jaren ’70 sprake was van genoemde compensatie van vermogensbelasting? Zo ja, op welke wijze en wanneer was u daar van op de hoogte? Zo nee, waarom niet?
Werkt de genoemde compensatie nog steeds door in de hoogte van de grondwettelijke uitkering aan de leden van de Koninklijke Familie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt dit zich tot het feit dat, ook bij de technische herziening van de Wet op het Financieel Statuut in 2008, er geen verandering is gekomen in de grondslag van de grondwettelijke uitkering?
Hoe hoog zouden de genoemde grondwettelijke uitkeringen na alle indexeringen nu zijn indien het bedrag in 1972 fl.150.000,= lager zou zijn geweest?
Ziet u reden om de genoemde compensatie naar aanleiding van genoemde berichtgeving terug te draaien en de grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis te verlagen? Zo ja, waarom en met welk bedrag? Zo nee, waarom niet?
Kunt u de genoemde documenten uit de periode 1969–1973, waar RTL-Nieuws over bericht, aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat verzet zich hiertegen?
Wilt u deze vragen vóór de plenaire behandeling van begrotingshoofdstuk I (De Koning) beantwoorden?
De uitspraken van de Koning over de EU |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de toespraak van de Koning van heden in het Europees parlement waaruit blijkt dat hij tegen een Brexit is door te stellen dat «het Europese boeket niet compleet is zonder de English rose»? Is het waar dat de Koning zich daarmee keert tegen een mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU?
Voornoemde toespraak van de Koning is uitgesproken onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Het standpunt van het kabinet is dat het beter is voor Nederland, voor het Verenigd Koninkrijk en voor de EU dat het Verenigd Koninkrijk bij de EU blijft.
Zo ja, vindt u het dan gepast het Nederlands staatshoofd in te zetten in uw eurofiele campagne voor het behoud van het megalomane totalitaire project zonder draagvlak genaamd de EU, dat onze nationale soevereiniteit heeft gekaapt en de Britse kiezer op die manier probeert te beïnvloeden?
Zie antwoord vraag 1.
Realiseert de Koning zich dat een vertrek uit de EU juist ervoor zorgt dat we onze eigen identiteit (inclusief Koningshuis) juist eerder behouden? Realiseert hij zich ook dat een vertrek uit de EU juist betekent dat we onze soevereiniteit terugwinnen en weer baas worden over ons eigen land, geld en grenzen? Zo neen, wilt u hem dat dan vertellen of aangeven dat de eerste ondertekenaar van deze vragen dat zelf volgend jaar na de verkiezingen zal komen doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
De kosten van Koningsdag |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Waarom vindt u de kosten van € 920.000,– voor de viering van Koningsdag in Zwolle proportioneel?1
De organisatie van de viering van Koningsdag in de door de koninklijke familie te bezoeken gemeente is elk jaar in handen van de betrokken gemeente. Dat is 2016 de gemeente Zwolle. Het is aan de gemeente Zwolle om te bepalen welke kosten deze maakt om deze dag te organiseren.
Kunnen gemeenten zelf het programma voor Koningsdag bepalen? Zo niet, wie bepaalt dan het programma?
Koningsdag is een nationale feestdag. Iedere gemeente mag en kan Koningsdag op eigen wijze vieren en organiseren. Zwolle dus ook. Het is aan de gemeente Zwolle om te bepalen hoe het programma er op die dag uitziet. Voor de Koning en zijn familie geldt dat ze zoveel mogelijk mensen willen ontmoeten en kennismaken met de gemeente en haar festiviteiten op deze dag. De gemeente overlegt met de dienst koninklijk huis over de programmaonderdelen waarbij de koninklijke familie aanwezig is.
Vindt u dat degene die het programma maakt, ook degene zou moeten zijn die de dag betaalt? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven is het aan de gemeente die Koningsdag organiseert om te bepalen hoe het programma eruitziet. De gemeente is verantwoordelijk voor het maken van een passende begroting voor de plannen die de gemeente heeft gemaakt. Vanuit het gemeentefonds ontvangen gemeenten middelen van de rijksoverheid. Het staat de gemeenten vrij te bepalen waar zij dit aan besteden. De verantwoording vindt plaats aan de gemeenteraad.
Vanaf wanneer wist de gemeente Zwolle dat ze € 595.000,– zou moeten betalen? Heeft de gemeenteraad nog de mogelijk om dit bedrag aan te passen? Zo ja, hoe? Zo nee, vindt u dat niet vreemd?
De gemeenteraad van de gemeente Zwolle is gevraagd een budget beschikbaar te stellen voor de organisatie van Koningsdag 2016. Op 21 maart 2016 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 maart 2016.
Bent u bereid gemeenten die bereid zijn de viering van Koningsdag op zich te nemen daarvoor ook financieel tegemoet te komen? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het gemeentefonds ontvangen gemeenten middelen van de rijksoverheid. Het staat de gemeenten vrij te bepalen waar zij dit aan besteden. Een financiële tegemoetkoming specifiek voor de organisatie van de viering van Koningsdag past niet in de bestaande systematiek van de financiering van gemeenten door de rijksoverheid uit het gemeentefonds.
Het verkeerd informeren van de Kamer over de kosten van de Groene Draeck |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Waarom hebt u de Kamer de afgelopen jaren structureel onjuist geïnformeerd over de kosten van het onderhoud van de Groene Draeck?1
Met de brief van 24 september 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 6) heeft het kabinet de Kamer op de hoogte gesteld van de meerkosten voor het onderhoud van de Groene Draeck in de periode 2011–2015. In dezelfde brief en in de begroting van Defensie 2016 (die op 15 september 2015 is aangeboden aan de Kamer), alsook tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van september 2015 en de behandeling van de begroting van de Koning in oktober 2015 is de Kamer geïnformeerd over de structurele verhoging van het jaarlijkse onderhoudsbudget naar € 95.000.
Het meerjarig onderhoudsplan met de bijbehorende kosten is bepaald op basis van het rapport Kersten (bijlage bij Kamerstuk 34 300 I, nr. 4). Voor het kabinet was de onderbouwing van de onderhoudskosten zoals beschreven in het onderzoek rapport Kersten (bijlage bij Kamerstuk 34 300 I, nr. 4) cruciaal om tot de structurele ophoging van de onderhoudskosten over te gaan. Onder meer door onduidelijkheid over wie het meerdere moest betalen en over de hoogte van de kosten zijn de rekeningen aangehouden. Over de hoogte van de meerkosten is in de loop van 2015 duidelijkheid gekomen. De meerkosten zijn conform de begrotingsregels daarom in 2015 ten laste van de begroting van Defensie gebracht. In het jaarverslag 2015 wordt hierover verantwoording afgelegd.
Waarom zijn in 2011, 2012, 2013 en 2014 niet de werkelijke kosten van onderhoud van de Groene Draeck opgenomen in het Jaarverslag? Waarom is in die jaren in de begroting geen reëel bedrag begroot?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de Kamer een overzicht te sturen van de werkelijke kosten van het jaarlijks onderhoud van de Groene Draeck vanaf 1957?
Het is mogelijk om vanaf het jaar 2004 de integrale kosten uit de huidige financiële systemen van Defensie op te halen. Dit leidt tot het volgende overzicht. Dit is exclusief de kosten voor groot onderhoud in 2010/2011, die indertijd door toenmalig Koningin Beatrix zelf zijn betaald. Op 4 juni 2008 heeft de Minister van Defensie een brief en rapport naar de Kamer gestuurd (vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 128), waarbij voor de jaren 2003/2004 een totaalbedrag van € 342.728 is gemeld. Voor de jaren 2011–2015 komen onderstaande bedragen overeen met de in deze jaren verantwoorde uitgaven plus het in 2015 opgevoerde meerwerk à € 223.000.
2004
€ 82.164,00
2005
€ 186.443,82
2006
€ 112.195,86
2007
€ 104.315,00
2008
€ 68.175,02
2009
€ 66.101,48
2010
€ 84.087,26
2011
€ 85.798,84
2012
€ 98.688,33
2013
€ 107.205,87
2014
€ 129.655,40
2015
€ 84.000,00
Waarom laat u de Groene Draeck nog steeds voor € 95.000,– per jaar onderhouden bij de Marine scheepswerf en niet voor € 29.000,– per jaar bij een werf die gespecialiseerd is in lemsteraken?2
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Dit wordt uitgevoerd door het Marinebedrijf, onderdeel van het Ministerie van Defensie.
Naar aanleiding van de motie Van der Burg (vergaderjaar 2015–2016, Kamerstuk 34 300 I, nr. 6) wordt momenteel een second opinion uitgevoerd naar de hoogte van de kosten en de intensiteit van het onderhoud van de Groene Draeck. Bij deze second opinion, die op verzoek van de Kamer wordt gedaan, wordt gekeken naar de kosten en de intensiteit van het onderhoud dat in de markt gangbaar wordt geacht, gegeven het bijzondere en representatieve karakter van de Groene Draeck. De second opinion wordt, voorzien van een appreciatie over eventuele onderhoudsconsequenties, aan de Kamer aangeboden zodra deze beschikbaar is.
Waarom heeft u tijdens het begrotingsdebat niet gemeld dat er al twee onderzoeksrapporten voorhanden waren, van Kersten Experts, waaruit bleek dat de kosten voor onderhoud van de Groene Draeck veel hoger waren dan noodzakelijk? Wat is volgens u de meerwaarde om een second opinion te laten uitvoeren, als er al een rapport voorhanden was?3
Met de brief van 24 september 2015 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 6) heeft het kabinet de Kamer op de hoogte gesteld van het onderzoek dat in 2007 is uitgevoerd naar het onderhoud aan de Groene Draeck. Daarbij is gemeld dat dit rapport als basis is genomen voor het budget dat in 2010 in de begroting van de Koning is opgenomen voor het onderhoud aan de Groene Draeck (€ 47.000) en dat in de loop der jaren is geïndexeerd. Dit rapport is in 2007 door Kersten Experts opgesteld op aanvraag van het Ministerie van Defensie.
Op basis van adviezen uit dit eerste rapport Kersten is het onderhoudsbudget in 2010 op € 47.000 vastgesteld. Dat het rapport uit 2007 niet expliciet aan de orde kwam in het begrotingsdebat van oktober jongstleden, hangt samen met het feit dat het debat zich toespitste op de verhoging van het onderhoudsbudget met ingang van 2016 op de begroting van Defensie. Aan deze verhoging ligt het tweede rapport Kersten uit 2015 ten grondslag. In de brief van 24 september 2015 is gemeld dat – naar aanleiding van de in afgelopen jaren gebleken meerkosten – in 2015 een nieuw onderzoek is aangevraagd bij hetzelfde externe bureau. Dit tweede rapport Kersten uit 2015 geeft een beeld van de onderhoudsactiviteiten tegen actuele tarieven. In dit tweede rapport Kersten wordt aangegeven dat de Groene Draeck geen standaard lemsteraak is, en derhalve nauwkeurig onderhoud behoeft, wat in het verleden te weinig aandacht heeft genoten.
Naar aanleiding van de motie Van der Burg (Kamerstuk vergaderjaar 2015–2016, 34 300 I, nr. 6) wordt momenteel een second opinion uitgevoerd naar de hoogte van de kosten en de intensiteit van het onderhoud van de Groene Draeck. Bij deze second opinion, die op verzoek van de Kamer wordt gedaan, wordt gekeken naar de kosten en de intensiteit van het onderhoud dat in de markt gangbaar wordt geacht, gegeven het bijzondere en representatieve karakter van de Groene Draeck. De second opinion wordt, voorzien van een appreciatie over eventuele onderhoudsconsequenties, aan de Kamer aangeboden zodra deze beschikbaar is.
Waarom kiest u er telkens voor om, als het gaat om de kosten van het Koninklijk Huis, te goochelen met cijfers, de Kamer niet juist te informeren en over dit gevoelige onderwerp onnodig gedoe te laten ontstaan?
Aan de Kamer wordt ieder jaar verantwoording afgelegd over de kosten van het Koninklijk Huis overeenkomstig de voorschriften van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit gebeurt via begroting I de Koning en via het financiële jaarverslag de Koning. Zoals voor alle jaarverslagen geldt, gaat het jaarverslag de Koning vergezeld van een rapport van de Algemene Rekenkamer. In de afgelopen jaren heeft de Algemene Rekenkamer nooit fouten of onzekerheden van enig belang geconstateerd in de verantwoording.