De definitie van samenwonen in de AOW |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Getrouwde vrouw vecht AOW-verlaging aan?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel.
Op basis van welke richtlijnen wordt in deze en andere casussen overgegaan tot het toekennen van de AOW voor gehuwden/samenwonenden? Kunt u deze richtlijnen aan de Kamer doen toekomen?
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen gehuwden/geregistreerd partners en ongehuwd samenwonenden die een gezamenlijke huishouding voeren. In de AOW is wettelijk vastgelegd dat gehuwden en geregistreerd partners een AOW-pensioen ontvangen van 50% van het wettelijke minimumloon (WML) per persoon. Het is daarbij niet relevant of deze personen wel of niet in dezelfde woning het hoofdverblijf hebben. Alleen als gehuwden gescheiden zijn van tafel en bed of als gehuwden en geregistreerd partners duurzaam gescheiden leven, worden zij als alleenstaanden aangemerkt. In dat geval bestaat recht op een AOW-pensioen van 70% WML per persoon.
In de AOW is voorts vastgelegd dat twee ongehuwd samenwonenden gelijkgesteld worden met gehuwden als zij met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren. Van een gezamenlijke huishouding is volgens de wet sprake als twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben (huisvestingscriterium) én blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (verzorgingscriterium). De uitvoeringsinstantie stelt op basis van objectieve feitelijke omstandigheden in het individuele geval vast of er sprake is van een gezamenlijke huishouding. De op dit punt gevormde jurisprudentie biedt daarvoor handvatten. Kern van de jurisprudentie is dat het uiteindelijke oordeel het resultaat is van een afweging van alle factoren, die uitsluitend in het individuele geval kan plaatsvinden.
Herinnert u zich nog dat u in het debat van 30 mei 2013 de Kamer toegezegd heeft voor 1 september nadere informatie verstrekken over de aanpak van het criterium «samenwonen» in de AOW? 2
Ja.
Kunt u de Kamer hierover per ommegaande informeren?
Ik heb naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verkenning opgesteld van alternatieven voor de huidige invulling van het criterium samenwonen in de AOW. Deze verkenning zend ik tegelijkertijd met de antwoorden op uw Kamervragen naar de Tweede Kamer.
Misbruik van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) |
|
Farshad Bashir , Paul Ulenbelt , Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «De Poolse weg: de nepcursus als melkkoe»?1
Er is nog een aantal mbo-instellingen dat zich niet aan de wet- en regelgeving houdt dan wel waarvan opleidingen niet de noodzakelijke kwaliteit hebben. Dit betreft zowel niet- bekostigde als bekostigde mbo-instellingen en daarbij gaat het met name om mbo-bbl opleidingen.
Ik heb hierover regelmatig contact met de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie), aangezien opleidingen van onvoldoende kwaliteit onder haar geïntensiveerd toezicht staan.
Met de inrichting van de subsidieregeling praktijkleren, die ik u op 16 september jl. heb gestuurd, worden maatregelen genomen, die misbruik, zoals in het betreffende bericht, zoveel mogelijk moeten tegengaan.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat bedrijven misbruik maken van de WVA door werknemers naar opleidingen te sturen die weinig tot niets bijdragen aan hun werkzaamheden, maar wel een belastingvoordeel voor het bedrijf opleveren? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. De afdrachtvermindering onderwijs (AV onderwijs) was bedoeld om werkgevers te stimuleren leerwerkplekken aan te bieden, zodat zij over de gehele linie van de arbeidsmarkt kunnen beschikken over beter opgeleid personeel. Werknemers kunnen hierdoor de beroepspraktijkvorming krijgen die hen in staat stelt een duurzame plek op de Nederlandse arbeidsmarkt te verwerven om daarmee bij te dragen aan de Nederlandse (kennis)economie.
Het is niet de bedoeling een opleiding minimaal in te richten om vervolgens AV onderwijs te claimen. Het verkrijgen van een belastingvoordeel mag niet het doel op zich zijn, maar slechts een middel om de achterliggende doelstellingen te kunnen bereiken.
Kunt u aangeven van welke onderwijsinstellingen vaststaat dat zij hebben meegewerkt aan misbruik maken van de WVA door expres opleidingen te verkopen aan onder andere uitzendbureaus waarbij de opleiding minder kostte dan de belastingaftrek opleverde? Kunt u ook aangeven bij hoeveel onderwijsinstellingen het onderzoek naar misbruik van de WVA nog loopt? Kunt u verder aangeven of er nu nog steeds door samenwerking van bedrijven en onderwijsinstellingen misbruik wordt gemaakt van de WVA? Zo nee, waarom niet?
De Inspectie heeft bij een aantal onderwijsinstellingen tekortkomingen aangetroffen op het punt van de kwaliteit van het onderwijs en de naleving van de wettelijke eisen.
Daarbij gaat het om de volgende instellingen: ROC/AOC West Brabant, ROC Landstede en ROC De Leijgraaf. Ook bij SVO (een vakinstelling) zijn tekortkomingen aangetroffen. Voorts gaat het om de volgende niet-bekostigde instellingen: P3 Transfer, SBK, Global Academy, Vak & Werkschool en VOC. Op dit moment lopen bij twee instellingen nog onderzoeken. Of er nog steeds bij de samenwerking van bedrijven en instellingen misbruik wordt gemaakt van de AV onderwijs is niet met zekerheid te zeggen. Indien signalen hierover de Inspectie bereiken, zal een onderzoek worden ingesteld.
In hoeverre door instellingen met opzet opleidingen zijn ontwikkeld uitsluitend met het doel werkgevers AV onderwijs te laten claimen is bij de onderzoeken niet komen vast te staan.
In het evaluatierapport van het in 2012 door Regioplan uitgevoerde evaluatieonderzoek van de AV onderwijs2 is wel door de onderzoekers aangegeven dat er een wildgroei aan gebruik van de regeling is ontstaan: adviesbureaus «verkopen» de AV onderwijs actief. Daarbij gaat het volgens de onderzoekers vooral om financieel gewin en niet om de onderwijskundige inhoud van trajecten.
Het is op voorhand niet uit te sluiten dat dergelijke samenwerkingsverbanden zich nog voordoen. Zoals aangegeven, wordt hierop toegezien en wordt bij signalen hiertoe een onderzoek ingesteld, zowel door de Belastingdienst als door de Inspectie.
Kunt u aangeven hoeveel opleidingen zijn aangeboden door onderwijsinstellingen waarbij het hoofddoel niet was het goed opleiden van mensen, maar het aan bedrijven bieden van de mogelijkheid belastingkorting te ontvangen? Kunt u ook aangeven om welke opleidingen aan welke onderwijsinstellingen het gaat?
De Inspectie heeft bij een aantal instellingen tekorten geconstateerd in de onderwijskwaliteit en/of de naleving van de wettelijke bepalingen.
De opleidingen waarom het gaat, zijn vermeld in de rapporten van de genoemde instellingen in mijn antwoord op vraag 3. Deze zijn na vijf weken op de website van de Inspectie gepubliceerd. Er kan worden geconstateerd dat het met name gaat om de opleidingen tot contactcentermedewerker, arbeidsmarktgekwalificeerd assistent, chauffeur, procestechnicus, verzorgende en communicatie en logistiek medewerker en opleidingen binnen plantenteelt.
Kunt u aangeven hoeveel diploma’s en certificaten zijn uitgereikt aan werknemers van bedrijven die misbruik maakten van de WVA? Zo nee, waarom niet?
Nee, daarop kan ik geen antwoord geven en dat komt omdat niet alle deelnemers, die bedrijfsgerichte trajecten hebben gevolgd, het examen hebben afgelegd. Aangezien de examens geen onderdeel zijn geweest van het onderzoek, kan over de examinering dan ook geen oordeel worden gegeven.
Deelt u de mening dat de waarde van diploma’s en certificaten van de opleidingen, waar deze vorm van misbruik van de WVA plaats heeft gevonden, is gedaald? Deelt u de mening dat andere studenten, die niets te maken hadden met misbruik van de WVA, nu de dupe zijn doordat hun diploma of certificaat minder waard is? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn ons er terdege van bewust dat door het aanbieden van opleidingen die niet aan de maat zijn de waarde van het diploma kan dalen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid op mijn beleidsterrein stel ik alles in het werk om dat te voorkomen. Onder meer door gericht onderzoek door de Inspectie te laten uitvoeren.
Studenten in (reguliere) opleidingen zijn niet de dupe van deze kwestie geworden, omdat zij een volwaardig traject hebben doorlopen dat voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en inrichtingsvoorschriften.
Kunt u bevestigen dat op (een deel van) de opleidingen waar misbruik van de WVA heeft plaatsgevonden les wordt gegeven door onbevoegde docenten zonder enige onderwijservaring? Deelt u de mening dat de onderwijskwaliteit daardoor in gevaar komt en dit dus in alle gevallen voorkomen dient te worden?
De Inspectie heeft in haar onderzoeken geconstateerd dat op verschillende plaatsen door onbevoegde docenten is lesgegeven. Dat komt de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede. Er moet sprake zijn van docenten die benoembaar zijn, daaronder ook begrepen zij-instromers die gedurende een korte periode op basis van een geschiktheidsverklaring mogen lesgeven terwijl zij bezig zijn hun bevoegdheid te behalen.
Kunt u op korte termijn inzichtelijk maken hoeveel onbevoegde docenten op dit moment in het MBO (middelbaar beroepsonderwijs) werkzaam zijn? Zo nee, gaat u ervoor zorgen dat deze informatie, in het belang van de kwaliteit, zo snel mogelijk inzichtelijk wordt?
De Inspectie ziet tijdens haar regulier toezicht toe op de bevoegdheid van docenten, zodat hiervan een representatief beeld ontstaat.
Uw Kamer is met de brief van 2 juli 20123 en het onderzoek naar bevoegdheden van mbo-docenten door de Inspectie geïnformeerd over de meest actuele stand van zaken op dat punt.
Door de wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) is het toezicht op de kwaliteit van het leraarschap aangescherpt.
Bent u van mening dat bij «cursussen van enkele avonden» zoals vermeld in het artikel, gegeven door onbevoegde docenten, sprake kan zijn van onderwijs dat opleidt tot een erkende MBO-kwalificatie?
Het onderwijs in beroepsopleidingen bestaat uit begeleide onderwijstijd en beroepspraktijkvorming. Die combinatie van activiteiten (gericht en in omvang) moet voldoende zijn om de kwaliteit van het onderwijs en het diploma te garanderen. In de nieuwe wetgeving is voor de beroepsbegeleidende leerweg vastgelegd dat de instelling begeleid onderwijs aanbiedt voor minimaal 200 uur. Deze urennorm geldt vanaf 1 augustus 2013. Dit geeft de opleiding meer fundament voor het leveren van kwaliteit.
Deelt u de mening dat het misbruik mede mogelijk werd gemaakt door de commerciële activiteiten bij MBO-scholen (zoals P3transfer)? Zo nee, waarom niet?
Ook opleidingen die als commerciële activiteit in de markt worden gezet dienen aan de wettelijke eisen te voldoen.
Het College van Bestuur en de Raad van Toezicht dienen daarvoor te zorgen. Zie verder ook het antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat commerciële activiteiten niet thuishoren in publiek bekostigde instellingen? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit tegen te gaan? Zo nee, hoe voorkomt u nieuwe onregelmatigheden?
Ik wil het komende halfjaar met het middelbaar beroepsonderwijsveld en betrokken partners (zoals bedrijven en andere partners in de arbeidsmarktregio’s) in gesprek gaan over de vraag of met de agenda «Focus op Vakmanschap» en de aanscherpingen in het regeerakkoord het beroepsonderwijs voldoende is toegerust voor de uitdagingen van de toekomst. Ik betrek daarbij ook de positie van commerciële activiteiten in het onderwijsbestel.
Ik streef ernaar uw Kamer begin 2014 te informeren over de uitkomst hiervan.
Kunt u aangeven welke uitzendbureaus, sociale werkplaatsen en transportbedrijven hebben meegewerkt aan deze vorm van fraude? Zo nee, waarom niet? Naar hoeveel uitzendbureaus, sociale werkplaatsen en transportbedrijven loopt er nog een onderzoek?
Nee, uw vraag kan ik niet beantwoorden. Op grond van de geheimhoudingsplicht worden wat betreft fiscale aangelegenheden nimmer uitspraken gedaan over individuele belastingplichtigen.
Kunt u een inschatting geven hoeveel belastingkorting te veel is ontvangen door bedrijven die hun werknemers een opleiding lieten doen met als hoofddoel het ontvangen van belastingkorting en zo dus misbruik maakten van de WVA? Zo nee, waarom niet?
In het evaluatierapport van het in 2012 door Regioplan uitgevoerde evaluatieonderzoek naar de AV onderwijs is een aantal vormen van onbedoeld gebruik benoemd. Een deel daarvan heeft betrekking op het gebruik van de AV onderwijs voor leertrajecten die alleen op papier mbo-opleidingen zijn, maar in de praktijk weinig onderwijskundige kwaliteit hebben. Verder wordt in de evaluatie het gedrag van subsidieadviesbureaus genoemd die zich gespecialiseerd hebben in het (soms achteraf) administratief in orde maken van claims rondom de AV onderwijs. Zoals in het evaluatierapport is aangegeven, is geen gefundeerde schatting te geven van wat in kwantitatieve zin teveel aan belastingkorting is ontvangen, omdat gegevens daarover niet beschikbaar zijn.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de verantwoordelijken uit de onderwijsinstellingen en bedrijven die hebben meegewerkt aan misbruik van de WVA gestraft worden voor de daden die zij hebben begaan? Bent u bereid deze mensen te onderwerpen aan een strafrechtelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Wanneer bij controle door de Belastingdienst blijkt dat ten onrechte AV onderwijs is geclaimd, kan een naheffingsaanslag, al dan niet met boete, worden opgelegd of – afhankelijk van de aard van het oneigenlijk gebruik – strafvervolging worden ingesteld.
Voor de onderwijsinstelling geldt, dat bij controle door de Inspectie volgens de wet gelegenheid wordt gegeven om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Als daarvan blijkens de hercontrole geen sprake is, kunnen aan die opleiding de rechten worden ontnomen, waardoor de instelling geen diploma meer kan afgeven en er geen bekostiging kan worden verkregen voor die betreffende opleiding. Als daarnaast blijkt dat sprake is geweest van onterechte bekostiging, wordt deze van de instelling teruggevorderd. Ook voor onderwijsinstellingen geldt dat indien er een redelijk vermoeden is van strafbare feiten er strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie kan worden ingesteld.
Wat gaat u op korte termijn doen om verdere schade voor het aanzien van het MBO-onderwijs en MBO-diploma’s te voorkomen?
In het regeerakkoord is vastgelegd dat de AV onderwijs per 1 januari 2014 wordt afgeschaft en een subsidieregeling praktijkleren wordt ingericht.
Een subsidieregeling op de begroting van OCW kan doelgerichter worden ingericht waardoor onbedoeld gebruik van de regeling effectiever kan worden tegengegaan. De nieuwe subsidieregeling praktijkleren is op 16 september jl. naar uw Kamer gestuurd.
Kunt u garanderen dat de onderste steen boven komt in dit verhaal van grootschalige misbruik van de WVA? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet? Kunt u toezeggen dat er genoeg capaciteit is bij de FIOD (Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst) en andere inspecties om te zorgen dat deze vorm van misbruik uitgebreid wordt onderzocht? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?
Indien op het tripartite overleg tussen de Belastingdienst, FIOD en het Openbaar Ministerie wordt besloten tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek, stelt de FIOD hiervoor capaciteit beschikbaar.
Binnen de Belastingdienst is sprake van specifieke aandacht voor de toepassing van de AV onderwijs, zowel in de klantbehandeling als in de controle. Hierbij moet opgemerkt worden dat een onderzoek naar de toepassing van de AV onderwijs in de meeste gevallen arbeidsintensief is en een flinke doorlooptijd kent.
Het bericht ‘Weduwe buitenland houdt pensioen’ |
|
Barry Madlener (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weduwe buitenland houdt pensioen»?1
Ja.
Gaat het kabinet in beroep tegen deze uitspraak van de rechter? Zo nee, waarom niet?
Ja, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 22 augustus jl., waarin de Rechtbank heeft geoordeeld dat de verlaging per 1 januari 2013 van reeds lopende nabestaanden-uitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel in strijd is met verschillende internationale regelingen.
Bent u nog steeds van mening dat de nabestaandenuitkeringen van weduwen die naar het buitenland vertrekken moeten worden aangepast (verlaagd) naar het niveau van het woonland? Zo nee, waarom niet?
Ja, conform de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid wordt de hoogte van een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw) in landen buiten de EU, EER en Zwitserland afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende woont.
Bent u bereid op de kortst mogelijke termijn reparatiewetgeving voor te leggen aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Nee, de Sociale Verzekeringsbank zal hoger beroep instellen tegen de uitspraak. Reparatiewetgeving is niet aan de orde.
Hoeveel zou deze rechterlijke uitspraak de Nederlandse belastingbetaler per jaar extra kunnen kosten?
Voor verlaging van de nabestaandenuitkeringen door toepassing van het woonlandbeginsel is vanaf 2013 in totaal circa € 8 mln. ingeboekt. Dit bedrag loopt – in verband met de afnemende groep van mensen geboren voor 1950 in de Algemene nabestaandenwet – de komende jaren af.
Deelt u de mening dat het gekkenwerk is dat horden Marokkaanse en Turkse vrouwen hun Nederlandse uitkering houden in Marokko en Turkije?
De Sociale Verzekeringsbank voert de door het parlement aangenomen sociale zekerheidswetgeving uit.
Armoede en de toenemende vraag naar schuldhulpverlening |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de thema-uitzending van EenVandaag over armoede?1
Zoals ik in de uitzending al heb aangegeven is effectief armoede- en schuldenbeleid – zeker in deze moeilijke economische tijd – van groot belang. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor dit beleid en het kabinet helpt hen hierbij. Dit doet het kabinet door extra middelen ter beschikking te stellen, maar bijvoorbeeld ook door kennisuitwisseling te faciliteren.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), uit in de uitzending over de groeiende groep mensen in de schuldhulpverlening met inkomen uit arbeid? Welke specifieke maatregelen gaat u nemen om deze problemen op te lossen?
Het klopt dat tegenwoordig steeds meer mensen met een inkomen uit arbeid een beroep moeten doen op de schuldhulpverlening. Een «life event», zoals een scheiding en/of het niet kunnen verkopen van een huis, kan er toe leiden dat het water bij mensen aan de lippen staat. Het is dan ook erg belangrijk dat iedereen zijn huishoudboekje op orde heeft en bij een financiële tegenslag zijn uitgavenpatroon snel aanpast.
Zoals ik de Tweede Kamer op 3 juli jl. (TK 2012–2013, 24 515, nr. 265) heb laten weten, zet ik stevig in op preventie en vroegsignalering van (problematisch) schulden. Voor de groep mensen met een inkomen uit arbeid is de werkgever iemand die in een vroeg stadium kan signaleren dat iemand financieel in zwaar weer verkeert. Een werkgever heeft bijvoorbeeld weet van een loonbeslag, krijgt een verzoek om een voorschot, een lening of om meer uren te mogen werken of krijgt te maken met meer ziekteverzuim. Er vinden momenteel gesprekken plaats tussen mijn ministerie, Divosa, Nibud en Wijzer in Geldzaken, en afzonderlijk met enkele werkgevers, over mogelijke acties waarmee werkgevers ondersteund kunnen worden hun signalerende functie in deze maximaal in te zetten.
Wat is uw reactie op de zorgen die Joke de Kock uit in de uitzending over de staat van de schuldhulpverlening? Hoe ziet u deze zorgen in het licht van het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp»?2
Ik deel de mening van Joke de Kock dat het erg belangrijk is dat de schuldhulpverlening goed is verankerd. Het bericht «Amsterdamse daklozen lijden onder trage schuldhulp» onderschrijft dit. Dit kabinet versterkt de (gemeentelijke) schuldhulpverlening onder andere door het ontwikkelen van business cases integrale aanpak schuldhulpverlening en door het beschikbaar stellen van extra middelen. Verder ga ik in oktober gedurende een week het land in om goede voorbeelden op het vlak van armoede- en schuldenbeleid op te halen en deze te verspreiden. Bij het verzamelen van deze goede voorbeelden doe ik een beroep op gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers.
Bent u van plan om de extra middelen van 20 miljoen euro voor armoedebestrijding in te zetten voor specifieke doelgroepen? Welke harde doelstelling (in cijfers) heeft u in het kader van armoedebestrijding?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 juli jl. gaat het leeuwendeel van de middelen naar de gemeenten. Ik zal deze middelen niet oormerken. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld integraal maatwerk te bieden. Ook zal ik geen kwantitatieve doelstelling hanteren. Wel vraag ik gemeenten in het najaar 2014 inzicht te geven in de versterking van het armoede- en schuldenbeleid sinds juli 2013, met specifieke aandacht voor hun ondersteuning van kinderen die opgroeien in armoede.
Kunt u aangeven hoe groot het bestaande budget voor armoedebestrijding is? Kunt u ook aangeven hoe groot het bestaande budget voor schuldhulpverlening is? Zo nee, waarom niet?
In totaal wordt circa € 6,2 miljard (SZW-begroting 2014) door gemeenten aan bijstandsuitkeringen besteed. Daarbovenop bestrijden gemeenten armoede- en schuldenproblematiek onder ander door het aanbieden van een stadspas, het kwijtschelden van gemeentelijke belastingen en het verstrekken van bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. De middelen die hiervoor worden ingezet zijn integraal onderdeel van het Gemeentefonds en dus niet als zodanig geoormerkt. Via de Bijstandsuitkeringenstatistiek wordt door de gemeenten aangegeven welk bedrag zij direct besteden aan mensen die een beroep doen op bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag. In 2012 was dit € 279 miljoen (SZW-jaarverslag 2012; pagina 60)).
Kunt u aangeven of er de komende jaren verandering in deze budgetten komt? Hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de bestrijding van armoede en hoeveel geld komt er extra beschikbaar voor de schuldhulpverlening?
Het kabinet heeft in 2013 een bedrag van € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld voor armoede- en schuldenbeleid. De komende jaren gaat het kabinet het armoede- en schuldenbeleid verder intensiveren en stelt daartoe in 2014 € 80 miljoen euro en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen euro extra ter beschikking. Een groot deel van deze middelen zal beschikbaar gesteld worden aan gemeenten, die primair verantwoordelijk zijn voor het armoede- en schuldenbeleid.
Wat is uw reactie op het bericht «Grootste koopkrachtdaling sinds 1985»?3
De koopkrachtdaling hangt samen met de economische recessie waar Nederland zich in bevindt. De werkloosheid is toegenomen, lonen blijven achter bij de inflatie, pensioenen worden verlaagd en veel zelfstandig ondernemers hebben moeite om opdrachtgevers te vinden. Daarnaast drukken de bezuinigingsmaatregelen die nodig zijn om de overheidsbegroting op orde te brengen ook de koopkracht. De recessie is helaas nog niet voorbij. Daarom zullen in 2013 en 2014 veel mensen merken dat hun koopkracht afneemt.
Vindt u het acceptabel dat juist de bijstandsgerechtigden en gepensioneerden veel koopkracht inleveren? Zo nee, wat gaat u eraan doen om de koopkracht van deze mensen te repareren?
Wanneer de overheid moet bezuinigen is het helaas onvermijdelijk dat mensen die veel van overheidsregelingen gebruik maken, zoals bijstandsgerechtigden en gepensioneerden, daar mee te maken krijgen. Bovendien zien veel gepensioneerden met aanvullend pensioen hun koopkracht afnemen doordat pensioenfondsen vanwege hun financiële positie pensioenen niet kunnen indexeren of moeten verlagen. Het kabinet vindt het van belang dat er bij het invullen van de bezuinigingen voor gezorgd wordt dat er niet teveel van deze groepen wordt gevraagd. Daarom is afgelopen augustus met het oog op een evenwichtig koopkrachtbeeld voor 2014 besloten tot het naar voren halen van de verhoging en afbouw van de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting wordt daardoor in 2014 in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting met 2% afgebouwd. Hierdoor kan de algemene heffingskorting met circa € 90 worden verhoogd. Daarnaast komt er in 2014 een eenmalige extra uitkering voor minima.
Kunt u aangeven welke maatregelen van dit kabinet de inkomenspositie van de lagere inkomens nog verder raken? Kunt u ook aangeven in welke mate de inkomensposities van de lagere inkomens worden geraakt? Zo nee, waarom niet?
Het koopkrachtbeeld voor 2014 en de maatregelen die de koopkracht beïnvloeden worden in de inkomensbijlage in de SZW-begroting uitgebreid toegelicht.
Het huren van kantoren door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van bedrijven die niet in Nederland gevestigd zijn |
|
Paul Ulenbelt |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat drie gebouwen die gehuurd worden door het UWV eigendom zijn van de Amerikaanse belegger Fortress?1
UWV heeft huurovereenkomsten gesloten met verhuurders die in Nederland en Duitsland zijn gevestigd. Zij stonden in mei 2013 in het Kadaster geregistreerd als (juridisch) eigenaar van de betreffende panden. In situaties waarbij sprake is van onderhuur (veelal van gemeenten), is de eigendomssituatie niet onderzocht.
Kunt u aangeven of nog meer kantoren die gehuurd worden door het UWV geen eigendom zijn van Nederlandse of Duitse bedrijven, maar van bedrijven uit andere landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nog steeds van mening dat bij het aangaan van huurovereenkomsten de taak van het UWV zich beperkt tot het sluiten van een rechtmatige overeenkomst met een verhuurder?2 Ook als dit kan betekenen dat belasting- en premiegeld terechtkomt bij dubieuze investeerders? Zo ja, waarom?
Zoals u reeds gemeld, ben ik van mening dat de taak van UWV zich beperkt tot het sluiten van een rechtmatige overeenkomst met de verhuurder van het pand. De organisatie- en financieringsstructuur blijft daarmee de verantwoordelijkheid van de verhuurder, al mag deze structuur niet worden misbruikt voor criminele activiteiten of frauduleus handelen door een verhuurder. Het is echter aan de politie en de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst om op te sporen en het Openbaar Ministerie om te vervolgen.
Vanaf 1 juli 2013 heeft UWV ingevolge de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) de mogelijkheid gekregen om de integriteit van een verhuurder te beoordelen. UWV stelt hiervoor momenteel een Bibob-beleidslijn op en zal deze beleidslijn toepassen bij de huur van panden. Indien bij het onderzoek naar de rechtstreekse verhuurder signalen naar voren komen die wijzen op een (mogelijk) probleem met de integriteit van een verhuurder, kan UWV -afhankelijk van het signaal- een integriteitsonderzoek starten. Daarbij geldt dat een onderzoek naar de integriteit van een verhuurder een ingrijpend karakter heeft en gericht en weloverwogen moet worden ingezet. UWV heeft tevens de bevoegdheid om het Landelijk Bureau Bibob om aanvullend advies te vragen.
Wordt er bij het afstoten van overheidsvastgoed onderzoek gedaan naar de potentiële kopers, zodat de overheid niet ongewild criminele activiteiten mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Er vindt in het huidige systeem geen onderzoek plaats naar potentiële kopers. Het afstoten van overheidsvastgoed vindt plaats op basis van openbaarheid waarbij op voorhand niet vaststaat welke belangstellende partij een onroerende zaak daadwerkelijk zal verwerven. Echter, mede naar aanleiding van de aanpassingen van de Wet Bibob wordt thans beleid geformuleerd waarbij toetsing kan leiden tot opschorting of ontbinding van de overeenkomst of beëindiging van de rechtshandeling.
Bent u bereid om voor alle gebouwen die gehuurd worden door het UWV het Bureau Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) om een integriteitsbeoordeling van de verhuurder te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het sluiten van sociale werkplaatsen |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op uitspraken van de directeuren van sociale werkplaatsen dat het sluiten van de sociale werkplaatsen zal leiden tot meer werkloosheid en een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden?1 2
Met mijn brief van 27 juni 2013 heb ik u geïnformeerd over de hoofdlijnen van de Participatiewet na de totstandkoming van het sociaal akkoord. Met de Participatiewet wordt de instroom van de Wsw met ingang van 1 januari 2015 afgesloten. Het Rijk sluit daarbij geen sw-bedrijven. De rechten en plichten van de mensen die op dat moment aan de slag zijn in het sw-bedrijf veranderen niet. Het aantal mensen met een Wsw-dienstbetrekking neemt vervolgens af op basis van natuurlijk verloop. Gemeenten blijven middelen ontvangen om deze dienstbetrekkingen te laten voortduren.
Gelijktijdig met het afsluiten van de Wsw krijgen gemeenten de beschikking over een nieuw instrumentarium (loonkostensubsidie en voorziening beschut werk) met bijbehorende middelen om mensen met een arbeidshandicap aan het werk te helpen. Daarnaast zijn afspraken met de sociale partners gemaakt over het beschikbaar stellen van 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers en 25.000 in het publieke sector. Als werkgevers onvoldoende banen realiseren, treedt na overleg met sociale partners en gemeenten een wettelijke quotumregeling in werking.
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en hebben het voortouw in het samen met de sociale partners invullen van de Werkbedrijven in de Werkkamer. Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van de expertise van de sw-bedrijven. Daarom wordt bij de implementatie van de Participatiewet de koepel van de sw-bedrijven Cedris expliciet betrokken.
Kunt een overzicht geven van het aantal plaatsen (beschutte werkplekken) in de sociale werkplaatsen voor de komende vijf jaar (t/m 2018) per provincie? Zo nee, waarom niet?
Inzicht in het aantal Wsw-plekken per provincie in 2014 komt met het vaststellen van de individuele taakstelling per gemeente uiterlijk 1 oktober 2013 beschikbaar. De verdeling van de taakstelling over de gemeenten wordt na vaststelling ook gepubliceerd op het gemeenteloket.
Het verkrijgen van inzicht in de afbouw vergt een actuarieel onderzoek. Voor de verdeling van de Wsw-middelen na de afsluiting van de Wsw in 2015 wordt, met ingang van 2.014 jaarlijks op basis van actuarieel onderzoek het geschatte natuurlijk verloop van het aantal Wsw-dienstbetrekkingen per gemeente bepaald.
Kunt u een overzicht geven van het aantal toegezegde reguliere arbeidsplaatsen door werkgevers voor mensen met een beperking voor de komende vijf jaar (t/m 2018) per provincie? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik heb geen zicht op de regionale spreiding van toegezegde arbeidsplaatsen. In het sociaal akkoord van april 2013 hebben werkgevers in de private sector 100.000 extra banen en werkgevers in de publieke sector 25.000 extra banen toegezegd voor mensen met een arbeidsbeperking, opbouwend naar 2026. Dit is een macroafspraak zonder een regionale onderverdeling. Zie de kabinetsbrief van 11 april 2013 over de resultaten van het sociaal overleg.
Welke gevolgen heeft het sluiten van de sociale werkplaatsen voor de werkloosheidscijfers, het aantal mensen dat in armoede moet leven, en de arbeidsparticipatie voor de komende vijf jaar (t/m 2018)?
Zoals ik met mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven sluit het kabinet geen sw-bedrijven. Het is aan gemeenten om een keuze te maken welke rol sw-bedrijven krijgen in de uitvoering van de Participatiewet.
Hoe verklaart u de forse daling van meer dan 25% van de wachtlijst voor de sociale werkplaats in 2012, en de forse daling van het aantal eerste indicaties voor de sociale werkplaats? Zijn deze 5423 personen allemaal bij een reguliere werkgever in dienst genomen? Zo nee, waar zijn deze personen dan wel terecht gekomen?3
Er wordt geen onderzoek gedaan naar de achterliggende oorzaken van de lengte of de verblijfsduur van de wachtlijst Wsw. De belangrijkste verklarende factor voor de daling is dat er veel minder 1e indicaties zijn afgegeven. Uit signalen uit de praktijk kan afgeleid worden dat dit komt doordat verwijzers en werkzoekenden anticiperen op de voorgenomen wijzigingen in de Wsw (strengere indicatiestelling van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen en het afsluiten van nieuwe instroom onder de nieuwe Participatiewet).
Mensen die geen Wsw-indicatie aanvragen blijven als uitkeringsgerechtigde of nugger onder de reguliere re-integratieverantwoordelijkheid van gemeenten en UWV vallen. Ik heb geen zicht op de mate waarin mensen die voor een Wsw-indicatie in aanmerking komen, via de reguliere kanalen aan de slag zijn gegaan bij een reguliere werkgever.
Hoe verklaart u het feit dat, ondanks dat er maximaal op is ingezet, het aantal werknemers met een indicatie voor de sociale werkplaats dat bij een reguliere werkgever is gaan werken (begeleid werken) voor ongeveer 90% ook weer is «uitgevallen», waardoor het aantal mensen dat begeleid werkt bij een reguliere werkgever nauwelijks is gestegen in 2012?
Ik herken mij niet in de conclusie dat 90% van de begeleid werken dienstbetrekkingen hetzelfde jaar mislukt. In de Wsw-statistiek wordt in tabel 5.4 een overzicht gegeven van het aantal mensen dat in 2012 met een begeleid werken dienstbetrekking is gestart (1.402) en het aantal mensen van wie in 2012 de begeleid werken dienstbetrekking is beëindigd (1.288). Dit betreft niet noodzakelijkerwijs dezelfde mensen, want veel meer mensen werken begeleid dan alleen de instroom en de uitstroom. Eind 2012 werkten er bijvoorbeeld in totaal 6.325 mensen via begeleid werken bij een reguliere werkgever.
Tabel 5.15 geeft inzicht in de reden van beëindiging. Dienstbetrekkingen worden beëindigd in verband met onvoldoende medewerking (2%), vervallen van de indicatie (1%), ontslag op eigen verzoek (7%), niet verlengen na proeftijd (3%), niet verlengen na tijdelijk aanstelling (44%), overlijden, pensioen of 2 jaar ziek (10%), overige redenen (31%).
Armoede onder huurders |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de Woonbond dat steeds meer huurders in armoede leven?1
Met de Nederlandse Woonbond ben ik van mening dat het belangrijk is dat de woonlasten voor huurders betaalbaar zijn. Het kabinet houdt bij het vergroten van de mogelijkheden tot huurverhoging in de gereguleerde sector dan ook rekening met de positie van huishoudens met lagere inkomens. Niettemin neemt het kabinet het signaal van de Woonbond over de gevolgen van een stijgende woonquote voor huurders uiterst serieus.
In deze moeilijke economische tijd hebben veel mensen het niet gemakkelijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Onder hen ook veel mensen die een woning huren. Daarom versterkt het kabinet de komende jaren het armoede- en schuldenbeleid. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor dit beleid en zij hebben de taak om er voor te zorgen dat mensen met een laag inkomen of problematische schulden toch mee kunnen blijven doen. Het kabinet stelt gemeenten hiertoe in staat door kennisuitwisseling te stimuleren en door extra middelen beschikbaar te stellen. Het kabinet heeft in 2013 een bedrag van € 20 miljoen extra beschikbaar gesteld voor armoede- en schuldenbeleid. De komende jaren gaat het kabinet het armoede- en schuldenbeleid verder intensiveren en stelt daartoe in 2014 € 80 miljoen euro en voor 2015 en latere jaren € 100 miljoen euro extra ter beschikking. Een groot deel van deze middelen zal beschikbaar gesteld worden aan gemeenten.
Vindt u het acceptabel dat 28% van de huurders van gereguleerde huurwoningen na aftrek van de woonlasten niet genoeg geld overhoudt voor onvermijdbare uitgaven en sociale participatie? Zo ja, vindt u het ook acceptabel dat dit percentage in 2017 zal oplopen tot 35%? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de verhuurdersheffing ervoor zorgt dat mensen met een laag inkomen nog minder te besteden krijgen en daardoor verder in de problemen raken? Zo nee, waarom niet?
De verhuurderheffing richt zich op verhuurders van huurwoningen in de gereguleerde sector en wordt geheven bij de verhuurder, zoals een woningcorporatie. Verhuurders kunnen deze heffing financieren door het benutten van de ruimere mogelijkheden tot huurverhoging. Het is echter niet noodzakelijk dat de heffing (volledig) uit deze huurverhogingen wordt gefinancierd; verhuurders hebben ook andere mogelijkheden om de heffing in te vullen, zoals efficiencyverbetering en verkoop van woningen. Er is dus geen directe relatie tussen de verhuurderheffing en de bestedingsruimte van huishoudens met een laag inkomen. Bovendien worden de effecten van eventuele huurverhogingen voor de laagste inkomensgroepen beperkt door de werking van de huurtoeslag. Hiervoor is in het Regeerakkoord ook een bedrag oplopend tot € 420 miljoen in 2017 opgenomen. In de brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst aan de Tweede Kamer d.d. 28 februari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 27 926, nr. 193) is ingegaan op de inkomenseffecten van de mogelijke huurverhogingen, waarbij is aangegeven dat 90% van de huurtoeslagontvangers te maken zal krijgen met een inkomenseffect dat kleiner is dan – 0,1% op jaarbasis.
Deelt u de analyse van de Woonbond dat dit kabinet ervoor zorgt dat armoede onder huurders toeneemt? Zo nee, waarom niet? Kunt u garanderen dat het beroep dat huurders op de schuldhulpverlening moeten doen vanwege de gevolgen van de verhuurdersheffing niet verder oploopt?
Zoals gezegd heeft dit kabinet verschillende maatregelen getroffen die met name gericht zijn op mensen met een laag inkomen. Ik deel de analyse dat het kabinet ervoor zorgt dat armoede onder huurders toeneemt dus niet. Huurders die als het gevolg van het gedifferentieerde huurbeleid een inkomensafhankelijke huurverhoging hebben gekregen, hebben overigens op het moment dat hun inkomen daalt recht op huurverlaging. De voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden zijn beschreven door de minister voor Wonen en Rijksdienst in zijn integrale visie op de woningmarkt, zoals verstuurd per brief naar beide Kamers der Staten Generaal d.d. 28 februari 2013 (Kamerstukken 2012/13, 32 847). Niettemin is het in deze economisch moeilijk tijden niet uit te sluiten dat meer mensen het moeilijk hebben om hun huishoudboekje sluitend te krijgen en in het uiterste geval een beroep moeten doen op de schuldhulpverlening.
Kunt u aangeven hoeveel procent van de huurders een beroep heeft gedaan op de schuldhulpverlening in 2010, 2011, 2012 en 2013? Kunt u tevens aangeven wat de prognoses voor 2014 zijn?
Die gegevens heb ik niet tot mijn beschikking. De NVVK, vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, brengt wel het percentage aanvragen bij NVVK-leden in beeld van klanten met (problematische) schulden en een eigen woning. Dit percentage bedroeg in 2011 en 2012 respectievelijk 12% en 16%. Hieruit is niet direct af te leiden hoeveel mensen een woning huren. Mensen zonder eigen woning kunnen bijvoorbeeld ook bij familie of vrienden inwonen of in een opvanginstelling verblijven.
Bent u bereid op zoek te gaan naar mogelijkheden om de huurtoeslag te verbeteren en gematigd huurbeleid te voeren? Zo nee, bent u bereid op een andere manier het koopkrachtverlies van huurders te repareren?
Het kabinet houdt de koopkracht van verschillende groepen altijd nauwgezet in de gaten en heeft verschillende maatregelen getroffen om te komen tot een evenwichtig koopkrachtbeeld. U bent hierover op Prinsjesdag geïnformeerd.
Het bericht dat het UWV te traag is met het uitbetalen van loon bij faillissementen in Noord-Holland |
|
Paul Ulenbelt |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «UWV te traag met uitbetalen»?1
Ik heb kennis genomen van het NOS-bericht. Een sterke stijging van het aantal faillissementen in de regio Noord Holland Noord heeft er helaas voor gezorgd dat UWV in totaal 500 faillissementsuitkeringen niet binnen de gestelde termijn heeft kunnen uitkeren. UWV is daarom overgegaan tot het betalen van voorschotten op de faillissementsuitkeringen. Voorschotten worden vastgesteld op de te verwachten hoogte van de uitkeringen.
Kunt u bevestigen dat dit probleem alleen in Noord-Holland speelt en dat er in andere provincies dus geen sprake is van te traag uitbetalen door het UWV (Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen)?
Dit probleem speelde eenmalig en alleen in Noord-Holland. Helaas is het aantal faillissementen de afgelopen jaren flink gestegen. Daar heeft UWV op geanticipeerd door extra personeel in te zetten op de afdelingen die de faillissementen afhandelen. In de regio Noord Holland Noord was echter sprake van een sterke stijging van het aantal aanvragen in een korte periode.
Kunt u bevestigen dat het in Noord-Holland zo’n 500 medewerkers betreft die te laat uitbetaald zullen worden?
Ja, het gaat om ongeveer 500 personen. Aan ongeveer de helft hiervan is uiterlijk vrijdag 16 augustus een voorschot uitgekeerd. De andere helft heeft in de week van 19 augustus een voorschot ontvangen.
Kunt u bevestigen dat deze 500 medewerkers op vrijdag 16 augustus de achterstallige betalingen zullen ontvangen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven waardoor de achterstand bij het uitbetalen veroorzaakt is? Kunt u aangeven hoe ervoor wordt gezorgd dat dit in de toekomst niet meer gebeurt?
De achterstand bij het uitbetalen is ontstaan vanwege een onverwacht sterk stijgend aantal faillissementen in een korte periode. UWV zal in het vervolg nog beter aandacht besteden aan het signaleren van dergelijke grote stijgingen zodat vroegtijdig het benodigde extra personeel kan worden ingezet. Gezien de vervelende situatie die ontstaat voor betrokkenen die te laat een faillissementuitkering ontvangen, wordt op deze wijze gepoogd dit te voorkomen.
Hoe ziet u de problemen met te traag uitbetalen in het licht van de bezuinigingen op het UWV? Deelt u de mening dat door het inkrimpen van het personeelsbestand van het UWV van 18.500 arbeidsplaatsen in 2010 naar 14.500 arbeidsplaatsen in 2018, terwijl de werkloosheid blijft oplopen en het aantal faillissementen heel hoog is, zal zorgen voor onderbezetting en zal leiden tot nog meer problemen met uitbetalingen? Zo nee, waarom niet?
UWV staat voor een grote opgave, gezien de oplopende werkloosheid en de forse bezuinigingen. Bij de vaststelling van het meerjarige budget voor de uitvoeringskosten wordt echter rekening gehouden met de verwachte volumeontwikkelingen. Voor oplopende volumes krijgt UWV extra budget toegekend. De reguliere bezetting is van voldoende niveau om het werk aan te kunnen. Uitschieters worden opgevangen door over vestigingen heen het personeel uit te wisselen om regionale piekbelasting aan te kunnen.
Het achterhalen van vaders van niet-erkende kinderen |
|
Steven van Weyenberg (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Verwekker moet betalen» en «Aangeslagen voor andermans kind»?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze berichten?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 1 van het lid De Wit (ingezonden 13 augustus 2013).
Hoe stelt de gemeente vast of iemand de biologische vader is van een niet-erkend kind en of op hem een alimentatieplicht rust? Kunt u de procedures en de rechtsmiddelen van de betrokkenen uiteenzetten?
De wijze waarop het college zijn onderzoeken met betrekking tot bijstandsverhaal inricht is aan het college overgelaten. Over de uitvoeringspraktijk in algemene zin heeft de gemeente Rotterdam het volgende toegelicht.
In eerste aanleg wordt de moeder gevraagd of zij bekend is met de identiteit van de verwekker van haar kind en, zo ja, of zij bereid is om medewerking te verlenen aan de vaststelling van het vaderschap. Bij positieve beantwoording wordt betrokkene, van wie de moeder stelt dat hij de verwekker zou zijn, aangeschreven. Hij krijgt daarbij hij de gelegenheid om zijn zienswijze kenbaar te maken over het vermeende verwekkerschap.
Bij betwisting van het verwekkerschap wordt de moeder met de ontkennende verklaring geconfronteerd. Als de moeder desondanks bij haar verklaring blijft wordt het verhaalsonderzoek vervolgd, gericht op de vaststelling van een eventuele verhaalsbijdrage. Daarbij wordt tevens onderzoek gedaan naar de draagkracht van degene op wie verhaal wordt gezocht. Hij wordt aangeschreven en krijgt de gelegenheid om alle informatie die van invloed zou kunnen zijn op een eventuele verhaalsbijdrage te verstrekken.
Het college kan de moeder hierbij ook wijzen op de mogelijkheid van een juridische procedure. Op grond van de artikelen 406a en 394 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de persoon die het gezag heeft over het kind – meestal de moeder – bij de rechtbank een verzoek indienen om alimentatie. Hierbij dient de moeder het verwekkerschap aan te tonen. De rechter beoordeelt of bij een dergelijk verzoek of DNA-onderzoek noodzakelijk is. Deze procedure kan niet door de gemeente worden geëntameerd.
Wanneer iedere informatie van de vermeende biologische vader, ondanks herhaald verzoek, uitblijft stelt het college de verhaalsbijdrage ambtshalve vast en maakt deze met een besluit op grond van artikel 62g WWB aan hem bekend. Op grond van artikel 62g, tweede lid, WWB kan het college overgaan tot verhaal in rechte, als hij niet uit eigen beweging bereid is de bijdrage te betalen. De vermeende vader wordt door de rechtbank bij aangetekende brief geïnformeerd over een door het college ingediend verzoekschrift, waarbij hem de gelegenheid wordt geboden verweer te voeren.
Wanneer de vermeende vader in het geheel geen verweer voert of niet bereid is om medewerking aan onderzoek te verlenen, leidt dat er toe dat de rechtbank het verhaalsbedrag conform het verzoek van het college toewijst. Hij kan tegen die uitspraak in hoger beroep bij het gerechtshof.
Hoe verhoudt het beleid van de gemeenten zich tot het recht op privacy van de betrokkenen?
Voor degenen die werkzaamheden verrichten in het kader van de uitvoering van de WWB geldt een geheimhoudingsplicht (artikel 65 WWB) waarmee de privacy van de betrokkenen bij gemeentelijk bijstandsverhaal afdoende is gewaarborgd.
Is de moeder verplicht mee te werken aan het achterhalen van de biologische vader?
In de WWB staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal als het gaat om het voorzien in het eigen bestaan. Als dat echt niet lukt, bestaat er pas recht op bijstand van overheidswege. Tegenover dit recht staan ook verplichtingen waaraan moet worden voldaan. De gemeente heeft de mogelijkheid verplichtingen op te leggen die strekken tot vermindering of beëindiging van de bijstand. Zo kan de gemeente van de moeder verlangen dat zij, voor zover bekend, inlichtingen verstrekt over de identiteit van de biologische vader. Ook kan de gemeente verlangen dat zij zich, voor zover nodig, bereid verklaart tot medewerking aan een onderzoek ter vaststelling van het vaderschap. Een onderhoudsbijdrage van de verwekker heeft namelijk invloed op de hoogte van en het recht op uitkering van de moeder. Als de verwekker de onderhoudsverplichtingen jegens zijn kind niet of niet behoorlijk nakomt, kan de gemeente de kosten van bijstand op hem verhalen tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Hiermee wordt voorkomen dat private lasten op publieke middelen worden afgewenteld.
Wat zijn de consequenties voor de uitkeringsgerechtigheid van de moeder indien zij weigert mee te werken aan het achterhalen en eventueel gerechtelijk vaststellen van de biologische vader van het niet-erkende kind?
Als de moeder weigert de vraag te beantwoorden of zij bekend is met de identiteit van de verwekker van het niet-erkende kind of, als zij wel bekend is met die identiteit, geen medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van zijn vaderschap, kan het recht op bijstand op grond van artikel 54, eerste lid, WWB gedurende een periode van 8 weken worden opgeschort. Het college is daarbij verplicht om de moeder in het opschortingsbesluit uit te nodigen het verzuim binnen een nader door het college te bepalen termijn te herstellen. Als de moeder het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Op welke wijze wordt er rekening gehouden met het belang van het kind en de moeder indien bijvoorbeeld contact met de vader ongewenst is?
De gemeente stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende (artikel 18 WWB). Het college dient bij haar besluitvorming acht te slaan op door belanghebbenden naar voren gebrachte bezwaren voor zover deze met zich zouden kunnen meebrengen dat het college redelijkerwijs geen gebruik kan maken van de haar toekomende bevoegdheden met betrekking tot de opschorting, de intrekking of het verhaal van bijstand.
Klopt het dat ook spermadonoren verplicht kunnen worden om alimentatie te betalen? Kan de biologische vader van een kind dat geadopteerd is ook alimentatieplichtig zijn?2
Spermadonoren zijn op grond van de wet niet verplicht tot het voldoen van levensonderhoud. Dit is slechts anders als deze donor als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met de daad die bevruchting van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
Theoretisch is denkbaar dat een biologische vader alimentatieplichtig is na een éénouderadoptie. De kans dat deze situatie zich in werkelijkheid voor zal doen, acht ik verwaarloosbaar.
Het verhalen van bijstand door gemeenten op vermeende verwekkers van kinderen |
|
Jan de Wit |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten over het verhalen van kosten van uitkeringen op mannen die volgens de moeder de verwekker van hun kind zijn? Kloppen de feiten in dit bericht in het algemeen, en in de zaak van de heer Van Deurzen in het bijzonder?1
Van genoemde berichten heb ik kennis genomen. In algemene zin geldt dat gemeenten op grond van artikel 62 van de Wet werk en bijstand (WWB) de bevoegdheid hebben kosten van bijstand te verhalen tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op deze wijze wordt voorkomen dat private lasten op publieke middelen worden afgewenteld. De WWB wordt decentraal uitgevoerd door de gemeenten. In de beoordeling van de feiten van een individuele zaak kunnen noch de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, noch ik, treden.
Hoe kan het dat een gemeente een man in rechte kan betrekken voor bijstandsverhaal zonder dat het vaderschap in juridische zin is vastgesteld? Vindt u het een wenselijke ontwikkeling dat steeds meer gemeenten hiertoe overgaan? Wat is de achterliggende oorzaak hiervan?
In artikel 1: 394 van het BW is geregeld dat verwekker of een «instemmende levensgezel» verplicht is tot het voorzien in levensonderhoud van een kind, dat alleen een moeder heeft. De verwekker is de man die het kind samen met de moeder op natuurlijke wijze heeft doen ontstaan. Hij is weliswaar de biologische vader van het kind, maar géén ouder in juridische zin. Een «instemmende levensgezel» is hij die als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. De verwekker en de «instemmende levensgezel» zijn verantwoordelijk voor het bestaan van het kind en kunnen om die reden worden aangesproken op het voorzien in het levensonderhoud van het kind.
Het is mogelijk dat de moeder vanwege onvoldoende bestaansmiddelen bij de gemeente een bijstandsuitkering aanvraagt, zonder dat het juridisch vaderschap van haar kind(eren) is geregeld. In dat geval staat het de gemeente vrij om verleende bijstand te verhalen op de verwekker of «instemmende levensgezel» op grond van artikel 62 WWB. In het antwoord op vraag 3 van de leden Berndsen-Jansen en Van Weyenberg (ingezonden 15 augustus 2013), wordt de procedure die de gemeente Rotterdam in algemene zin volgt uiteengezet. Het is niet aan het kabinet om te treden in de gemeentelijke autonomie betreffende het verhaal van bijstand.
Wat is uw reactie op de opmerking van hoogleraren Vlaardingerbroek en Nuytinck dat in zulke zaken eerst in een vaderschapsactie juridisch moet zijn vastgesteld dat de betreffende man de verwekker is en dat die procedure alleen door moeder of kind kan worden gevoerd?
Gemeenten kunnen gebruik maken van de hen in het kader van de WWB toegekende bevoegdheid tot het verhaal van de kosten van bijstand. Deze procedure tot bijstandsverhaal, waarin de vaststelling van het verwekkerschap aan de orde kan komen voor het vaststellen van eventuele onderhoudsverplichtingen jegens een kind, is met voldoende rechtswaarborgen omkleed (zie ook het antwoord op vraag 3 van de leden Berndsen-Jansen en Van Weyenberg, ingezonden op 15 augustus 2013).
Hoe kan het dat voor een gemeente de verklaring van de moeder voldoende is om een man aansprakelijk te stellen voor de kosten, zonder dat zekerheid bestaat dat de betreffende man de verwekker van het kind is?
Voor de gemeente is een verklaring van de moeder niet zonder meer voldoende om een man aansprakelijk te houden voor de kosten, ingeval onzeker is of de betreffende man de verwekker is van het kind. De man krijgt in een gemeentelijk verhaalsonderzoek de gelegenheid om zijn zienswijze kenbaar te maken over het vermeende verwekkerschap en om alle informatie te verstrekken die van invloed zou kunnen zijn op een eventuele verhaalsbijdrage. Wanneer een man geen of onvoldoende medewerking verleent aan het verhaalsonderzoek kan de gemeente over gaan tot het ambtshalve vaststellen van een verhaalsbijdrage.
Hoe beoordeelt u de zorgvuldigheid van het «onderzoek» van de gemeente Rotterdam in deze zaak2, die Van Deurzen eerst beschouwt als de vader van de drie kinderen van mevrouw P. om vervolgens na een nieuwe verklaring van mevrouw P. de heer Van Deurzen nog slechts als de vader van één van de kinderen te zien?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het verhaal van bijstand een bevoegdheid van de gemeenten en treedt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet in de beoordeling van de feiten van individuele gevallen.
Welke mogelijkheden ziet u om, met behoud van de verantwoordelijkheden van de verwekkers van kinderen, te voorkomen dat mannen die niet de vader van het kind zijn in rechte worden betrokken en zo op kosten worden gejaagd, omdat zij bijvoorbeeld een advocaat moeten nemen?
Bij een beroep op bijstand van de moeder dient de gemeente bij verhaal op de vermeende verwekker op een zorgvuldige wijze na te gaan in hoeverre sprake is van onderhoudsverplichtingen van deze verwekker jegens kinderen met wie hij niet in een familierechtelijke betrekking staat. Daartoe kan de vermeende verwekker door de gemeente in een verhaalsonderzoek worden verplicht hiervoor noodzakelijke gegevens te overleggen. Mannen die stellen niet de verwekker van het kind te zijn, terwijl zij door de moeder wel als zodanig zijn aangewezen, kunnen voorkomen dat zij in rechte worden betrokken door voldoende informatie te verstrekken en mee te werken aan het onderzoek van de gemeente. Daarvoor hoeven zij geen advocaat in te schakelen.
Ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat meer gemeentes hiertoe over zullen gaan?
Nee. Het is aan gemeenten om te bepalen of en in hoeverre zij gebruik maken van de aan hen in het kader van de WWB toegekende bevoegdheid tot verhaal van bijstand.
De storing op de website van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennis genomen van de berichten «Storing bij UWV-site Werk.nl»? «Werk.nl werkt nog steeds traag»? en «UWV gaf 3 miljard uit aan ict»?1 2 3
Ja.
Wat is uw reactie op de aanhoudende problemen met de bereikbaarheid van de website werk.nl van het UWV (die ook vandaag, 7 augustus 2013) wederom niet bereikbaar is?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Kooiman (2013Z15653).
Klopt de berichtgeving dat er vanaf 2002 ongeveer 3 miljard euro door het UWV is uitgegeven aan ICT? Zo nee, hoe groot is dit bedrag dan wel?
Het is juist dat in de periode 2002 t/m 2012 door UWV een bedrag van ongeveer € 3,1 miljard is uitgegeven aan ICT. De ICT-kosten van UWV laten over de jaren heen een dalende tendens zien.
Hoe verhoudt de 200 miljoen euro die volgens de jaarverslagen jaarlijks wordt uitgegeven aan automatisering zich tot de resultaten daarvan? In hoeverre is deze investering te vergelijken met de kosten die vergelijkbare overheidsinstanties en private instanties maken? Hoe wordt de prijs-/kwaliteitsverhouding van investeringen in ICT daar ervaren vergeleken met het UWV?
ICT is voor een grootschalige administratieve dienstverlener als UWV een vitaal productiemiddel. Zonder ICT zou UWV zijn brede takenpakket onmogelijk kunnen uitvoeren binnen de beschikbare financiële kaders. Efficiency operaties om taakstellingen te kunnen behalen, zijn de voornaamste aanleiding van vergaande digitalisering, maar ook aanpassingen in wet- en regelgeving, de wens van de burger om digitale diensten af te nemen via één ingang en het behouden van het niveau van dienstverlening, leiden hiertoe. UWV is nu bijvoorbeeld in staat om meer dan 20.000 WW-aanvragen per week te verwerken en tijdig betaalbaar te stellen. Zonder digitalisering van processen zou dit niet lukken.
De automatiseringskosten van UWV bedroegen in 2012 € 235 miljoen. Daarbij gaat het zowel om exploitatielasten als ontwikkelkosten. De ontwikkelkosten hangen in belangrijke mate samen met noodzakelijke wijzigingen in wet- en regelgeving.
De ICT-uitgaven zijn ook nodig om substantiële besparingen (op de uitvoeringskosten) te realiseren. Ten opzichte van het jaar 2002 dalen de jaarlijkse uitvoeringskosten van UWV in de periode tot 2017 met ruim € 1 miljard. UWV heeft in 2009 benchmarkonderzoek laten doen naar de verhouding tussen ICT-kosten en de totale operationele kosten van vergelijkbare organisaties. De automatiseringskosten bedroegen toen € 324 miljoen. Vergeleken werd met publieke organisaties met aanzienlijke financiële activiteiten en een vergelijkbaar complexiteitsniveau in Noordwest Europa. Het benchmarkrapport signaleerde dat het aandeel operationele kosten 9% hoger lag dan van organisaties waarmee vergeleken is. De domeinen met relatief hogere kosten waren: rekencentrum, kantoorautomatisering en netwerken, en applicatiebeheer en onderhoud. Aan regie en service-integratie gaf UWV relatief weinig uit. Op basis van de benchmark heeft UWV nader onderzoek laten doen naar concrete besparingsmogelijkheden. Dit heeft geleid tot een ICT- besparingsprogramma met een doelstelling van € 133 miljoen (ten opzichte van het kostenniveau in 2010). Hiervan zal eind 2013 al ca. € 100 miljoen zijn gerealiseerd.
Kunt u aangeven hoeveel mensen er door het UWV telefonisch geholpen zijn en welke extra kosten dit met zich meebrengt?
Tijdens de periode van instabiliteit zijn 14.000 calls beantwoord. De kosten bedragen € 75.000.
Kunt u ook uiteenzetten hoe er wordt om gegaan met de boetes die uitkeringsgerechtigden opgelegd krijgen wegens het niet of te laat aanleveren van informatie in deze periode van storing? Hoe worden de uitkeringsgerechtigden hiervan op de hoogte gebracht?
Klanten zullen geen benadeling ondervinden als gevolg van de instabiliteit van Werk.nl. Er worden geen maatregelen opgelegd bij het niet kunnen voldoen aan verplichtingen door de instabiliteit. Op zaterdag 3 augustus hebben de werkmapgebruikers een e-mail ontvangen waarin is benoemd dat UWV rekening houdt met het feit dat het voor klanten niet altijd mogelijk is geweest om tijdig verantwoording af te leggen over hun taken. Ook is in deze e-mail aangegeven dat (verlopen) taken zo snel mogelijk worden verlengd, zodat de klant deze alsnog op tijd kan doorgeven en dat geen maatregel of boete opgelegd wordt als gevolg van het niet tijdig hebben kunnen afleggen van verantwoording.
Dinsdag 13 augustus is aan alle werkmapgebruikers een e-mail verzonden. Hierin is aangegeven dat vanaf 13 augustus de problemen met betrekking tot de bereikbaarheid van Werk.nl waren opgelost, waardoor de klant weer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Ook is benoemd dat UWV in dezelfde week de einddata voor taken en sollicitatieactiviteiten zal verlengen, zodat de klant voldoende tijd heeft om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Overigens geldt dat vanaf 8 augustus de website weer volledig in de lucht was. Voor 8 augustus was het voor veel werkmapgebruikers, ondanks de instabiliteit waarvan overdag vaak sprake was, toch nog mogelijk om aanvragen WW-uitkering digitaal te blijven doen en sollicitatieactiviteiten te melden. In deze periode is 8% van de WW-aanvragen schriftelijk gedaan.
Hoe gaat u problemen met de website www.werk.nl in de toekomst structureel voorkomen en oplossen? Bent u bereid alternatieven voor deze website te overwegen? Bent u bereid hier de Kamer over te informeren?
De regering heeft in 2011 gekozen voor een beperking van het budget voor UWV Werkbedrijf. De taakstelling voor UWV Werkbedrijf wordt onverkort uitgevoerd. De keuze voor digitale dienstverlening is een beleidsmatige keuze waar de regering nog steeds achter staat. Dat neemt niet weg dat verbetering van digitale dienstverlening de hoogste prioriteit heeft.
Voor de periode tot 2015 zijn door de regering extra middelen ter beschikking gesteld aan UWV. Hiermee wordt UWV in staat gesteld alle WW-gerechtigden na drie maanden op te roepen voor een persoonlijk gesprek en worden op de vestigingen inloopmiddagen gerealiseerd om werkzoekenden persoonlijk te ondersteunen bij het werken met de digitale dienstverlening. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de dienstverlening aan 55-plussers en jongeren waarmee ook meer persoonlijke dienstverlening kan worden aangeboden.
Er is, anders dan tegen zeer hoge kosten, geen alternatief voor het verder ontwikkelen van digitale dienstverlening.
De Raad van Bestuur van UWV heeft besloten het ICT-platform waarop Werk.nl draait, te moderniseren. Dat zal ertoe leiden dat in 2015 een vernieuwd platform beschikbaar is voor de dienstverlening via internet. Door modernisering zal onder andere de capaciteit sterk worden vergroot en aangepast aan het steeds toenemende gebruik. De stabiliteit zal daardoor toenemen.
De zekerheid dat deze problemen in de toekomst niet meer voorkomen, is niet te geven. Wel wordt uiteraard al het mogelijke gedaan om problemen of hinder die dat kan opleveren, te voorkomen. Daarom zorgt UWV ervoor dat in geval van storingen alternatieve dienstverlening beschikbaar is vanuit het klantcontactcentrum en de werkpleinvestigingen. Klanten van UWV kunnen dan hun uitkeringsaanvraag op papier doen en wijzigingen schriftelijk melden. De termijnen van uitvoering van taken worden opgeschort. Klanten ondervinden er geen financieel nadeel van als zij als gevolg van de instabiliteit hun verplichtingen niet tijdig kunnen nakomen.
Het bericht dat steeds meer gezinnen op straat belanden door de crisis |
|
Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat steeds meer gezinnen op straat belanden door de crisis? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Wanneer een gezin op straat zou komen te staan door (noodgedwongen) weigering van een opvanginstelling is dit natuurlijk een onwenselijke situatie. Navraag bij de betrokken centrumgemeenten leert dat zij de signalen van een stijgend aantal aanmeldingen herkennen en dat zij dit monitoren. Zij geven aan in te zetten op preventie in nauwe samenwerking met betrokken hulporganisaties en woningcorporaties. Wanneer een gezin toch op straat dreigt komen te staan wordt met deze partners altijd een noodoplossing gezocht en gevonden. De betrokken centrumgemeenten geven aan geen signalen te hebben dat gezinnen noodgedwongen op straat slapen. Navraag die de Federatie Opvang bij de betrokken opvanginstellingen deed, geeft eenzelfde beeld.
Wat vindt u ervan dat in Groningen, Drenthe en Friesland elke maand 16 gezinnen worden afgewezen voor opvang, omdat de opvanginstelling vol zit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel gezinnen zijn momenteel dakloos? Wat is de ontwikkeling hierin geweest de afgelopen jaren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar aanleiding van signalen over een vermeende toename van dakloze gezinnen heb ik het Trimbos instituut gevraagd hier nader onderzoek naar te doen bij de centrumgemeenten. Uit de Monitor Stedelijk Kompas 2012 blijkt dat er geen goed beeld is van hoeveel gezinnen in Nederland op dit moment dakloos zijn en wat de ontwikkeling hierin is geweest de afgelopen jaren. De reden hiervoor is dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in operationele definities en wijzen van registreren. Er wordt door de meeste centrumgemeenten wel een stijgende trend gesignaleerd.
Wat zijn de voornaamste redenen dat deze gezinnen op straat belanden? Kunt u uw antwoord uitgebreid beantwoorden?
Uit de bovengenoemde monitor blijkt dat bij de overgrote meerderheid van gezinnen die zich aanmelden bij de opvang sprake is van multiproblematiek en schulden / huurachterstand. Ook het hebben van onvoldoende basisvaardigheden en een grote afstand tot de arbeidsmarkt speelt vaak een rol. Dit beeld wordt bevestigd door een inventarisatie die de Federatie Opvang heeft gedaan.
Hoeveel gezinnen worden maandelijks afgewezen, doordat opvanginstellingen vol zitten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Voor de Monitor Stedelijk Kompas is centrumgemeenten gevraagd hoe vaak het voorkomt dat gezinnen worden geweigerd bij de opvang omdat er geen plek voor hen is. In de drieëntwintig centrumgemeenten die hier zicht op hebben werden in 2012 per jaar gemiddeld zes gezinnen per centrumgemeente geweigerd omdat er geen plek was. Ik heb de Federatie Opvang gevraagd of er aanvullende gegevens beschikbaar zijn. Deze zijn niet beschikbaar.
Hoeveel gezinnen worden gedwongen buiten te slapen, omdat er geen plek voor hen is in opvanginstellingen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ten behoeve van bovengenoemde monitor is centrumgemeenten gevraagd wat er gebeurt met de gezinnen die zich aanmelden bij de maatschappelijke opvang, maar daar niet terecht kunnen wegens plaatsgebrek. Dit wordt niet altijd geregistreerd.
Het is overigens niet zo dat centrumgemeenten verder geen inspanningen leveren om een oplossing te vinden wanneer er geen plek is in de opvang. Uit de bovengenoemde monitor blijkt dat veel centrumgemeenten gezinnen waarvoor geen plek is vooral helpen door te verwijzen naar het eigen netwerk of hulp te bieden bij het vinden van een plek in een andere regio. Andere alternatieven die regelmatig worden ingezet zijn een tijdelijke opvangplek in een hotel of vakantiehuisje op kosten van de gemeente of een tijdelijke plek in de maatschappelijke opvang zonder gezinsunits. Navraag leert dat wanneer een gezin echt op straat dreigt te moeten slapen veel moeite wordt gedaan om dit te voorkomen, hierbij wordt ook wel wordt opgeschaald naar het niveau van wethouder of burgemeester om een noodoplossing te vinden. Met behulp van verschillende organisaties lukt dat meestal volgens de Federatie Opvang. Mij zijn geen gevallen bekend van rechthebbende gezinnen die noodgedwongen op straat moeten slapen.
Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat gezinnen op straat belanden en dat gezinnen, die nu dakloos zijn, zo spoedig mogelijk geholpen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De preventiemogelijkheden liggen zowel op mijn beleidsterrein als op dat van de minister voor WenR en de staatssecretaris van SZW. Er wordt al sterk op ingezet.
Zo ben ik samen met de minister van WenR partner in het meerjarige landelijke project Achter de Voordeur-aanpak / Multiprobleemgezinnen. Daarnaast ben ik via ZonMW medefinancier van een onderzoek naar voorspellers van huisuitzetting wegens huurachterstand. Ook het voorkomen van schulden en schuldhulpverlening is een belangrijk middel om te voorkomen dat men op straat komt te staan. Gemeenten zijn bij de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (2012) ondersteund door het programma «Op weg naar effectieve schuldhulp», een samenwerking tussen het ministerie van SZW, Divosa, MOgroep, Nibud, NVVK, VNG en Wijzer in Geldzaken. Dit programma wordt in een lichtere vorm voortgezet.
In de voortgangsbrief maatschappelijke opvang en zwerfjongeren ga ik uitgebreid in op de preventie van het op straat komen staan van gezinnen. Wanneer gezinnen toch hun woning verliezen en zij nergens anders terecht kunnen, zijn centrumgemeenten verantwoordelijk voor de opvang.
Armoedebestrijding door Cordaid in Nederland |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Welke lopende projecten voor armoedebestrijding voert Cordaid in welke gemeenten met welke middelen uit? Welke nieuwe plannen zijn er, hoe wil men die bekostigen en wat is de betrokkenheid van gemeenten? Wordt gekeken naar voorliggende voorzieningen, wat zijn de doelstellingen en op welke wijze sluiten deze aan bij uw doelstellingen om armoede in Nederland te bestrijden?1
Navraag bij Cordaid leert dat de nieuwe projecten in de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Breda en Den Haag gericht zijn op het stimuleren en het ondersteunen van sociaal ondernemerschap via lokale coöperaties. Over deze projecten heeft intensief contact en afstemming plaatsgevonden met de gemeenten Arnhem, Nijmegen en Breda. Met de gemeente Den Haag zal door Cordaid na de zomer contact opgenomen worden. Het is aan de betrokken gemeenten om te beoordelen hoe deze projecten aansluiten bij het lokale beleid. De projecten worden gefinancierd met gelden van particuliere donateurs uit het budget van Cordaid Bond Zonder Naam (in 2006 is de Bond Zonder Naam onderdeel geworden van Cordaid). Het betreft dus geen inzet van overheidsmiddelen of middelen die gereserveerd zijn voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.
Deelt u de mening dat de armoede in derdewereldlanden onvergelijkbaar is met armoede in Nederland? Zo ja, wat vindt u van het idee van Cordaid om hulpvormen zoals die toegepast worden in Congo en Afghanistan te kopiëren naar Nederland? Zo nee, waarom niet?2
In Nederland kennen we een gedegen sociaal stelsel dat voor iedere Nederlander een bestaansminimum garandeert. De armoede die in derdewereldlanden voorkomt is daarmee onvergelijkbaar met de situatie in Nederland. Dit laat onverlet dat er ook in Nederland mensen zijn die de eindjes soms moeilijk aan elkaar kunnen knopen. Ik vind het dan ook positief dat talloze private initiatieven, zoals Cordaid, erop gericht zijn met inzet van vrijwilligers deze mensen te helpen. Hierbij is het natuurlijk van belang om een aanpak te kiezen die het beste past bij de specifieke situatie.
Deelt u de mening dat het voorkomen van armoede, het bestrijden van armoede en het aan werk en inkomen helpen van mensen om uit de armoede te geraken, primair een overheidstaak is? Zo ja, waar komt dan uw enthousiasme vandaan voor het feit dat een ontwikkelingsorganisatie voor derdewereldlanden deze taken wil gaan uitvoeren in ons nog altijd rijke Nederland omdat u hier gaten laat vallen? Zo nee, ziet u als staatssecretaris met armoedebestrijding in uw portefeuille überhaupt een rol voor de rijksoverheid of schuift u alles af op gemeenten en het particulier initiatief?3
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 3 juli 2013 over de intensivering van het armoede- en schuldenbeleid4 zijn gemeenten primair verantwoordelijk voor het lokale armoedebeleid. Vanuit mijn verantwoordelijkheid wil ik gemeenten zo goed mogelijk in staat stellen om deze verantwoordelijkheid in te vullen. Daarom heeft het kabinet dit jaar bijvoorbeeld € 20 miljoen extra vrijgemaakt voor de bestrijding van armoede- en schuldenproblematiek.
Effectief beleid komt vooral tot stand als alle betrokken publieke en private partijen samenwerken en kennis delen. Het kabinet zal partijen hiertoe stimuleren door hen in de regio’s bij elkaar te brengen.
Wat is uw reactie op de waarschuwing van hoogleraar Delsen voor oneerlijke concurrentie voor kleine ondernemers?4
Het betreft hier het stimuleren van sociaal ondernemerschap en het ondersteunen van mensen bij het opzetten van een klein bedrijf. Voor zover dit gepaard gaat met behoud van een uitkering gelden de regels van de bijstand voor zelfstandigen (BBZ).
Hoe gaat u voorkomen dat de Participatiewet eerst mensen arm maakt en uitsluit om vervolgens ontwikkelingshulp te bieden onder het mom van «mensen weer mee laten doen»?5
De voorgenomen Participatiewet legt juist de nadruk op actief deelnemen aan de samenleving en vergroot, in combinatie met de afspraak die werkgevers en werknemers hebben gemaakt over extra banen voor mensen met een beperking, de kansen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op een betaalde baan. Werk blijft immers de beste weg uit de armoede.
Een arbodienst die medische gegevens doorgegeven heeft aan werkgevers |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek van College Bescherming Persoonsgegevens dat een arbodienst en een verzuimbedrijf structureel medische informatie door hebben gegeven aan werkgevers die niet noodzakelijk is voor re-integratie of de begeleiding van zieke werknemers?1
De bedrijfsarts dient zich bij de verwerking van deze gegevens te houden aan het medisch beroepsgeheim en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Hij mag een beperkt aantal gegevens terugkoppelen aan de werkgever, namelijk de gegevens die noodzakelijk zijn voor de begeleiding en re-integratie van de zieke werknemer en de gegevens die noodzakelijk zijn voor de beantwoording van de vraag of er zich een uitzondering op de loondoorbetalingsverplichting voordoet. Een arbodienst of verzuimbedrijf dat de verzuimbegeleiding uitvoert voor de werkgever mag in principe ook alleen deze beperkte set gegevens verwerken en verstrekken aan de werkgever. Aanvullende gegevens mogen alleen met uitdrukkelijke toestemming van de werknemer aan de werkgever worden doorgegeven. De omgang met (medische) persoonsgegevens vraagt zorgvuldigheid en kennis van wet- en regelgeving.
Ik acht het van groot belang dat werknemers in de spreekkamer zich beschermd weten door het medisch beroepsgeheim van de bedrijfsarts en dat verwerking van medische persoonsgegevens conform de Wbp gebeurt. Ik betreur het dan ook dat deze twee bedrijven onzorgvuldig hebben gehandeld. Volgens het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft het onderzochte verzuimbedrijf naar aanleiding van het onderzoek zodanige maatregelen getroffen dat de overtredingen inmiddels zijn beëindigd. Bij de gecertificeerde arbodienst zal het CBP de komende maanden controleren in hoeverre de geconstateerde overtredingen voortduren en zo nodig overgaan tot het nemen van handhavende maatregelen.
Deelt u de mening dat de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts te allen tijde gegarandeerd dient te zijn en dat werknemers er op moeten kunnen vertrouwen dat de verwerking van hun persoons- en medische gegevens volgens de wettelijke normen gebeurt?
Ik vind dat de bedrijfsarts vanuit zijn professionele autonomie en op basis van de geldende professionele normen en richtlijnen en binnen de wet moet handelen en dat de werknemers erop moeten kunnen vertrouwen dat verwerking van medische gegevens aan de wet voldoet.
Bent u van mening dat de onafhankelijkheid van arbodiensten, verzuimbedrijven en bedrijfsartsen op dit moment voldoende geborgd is?
Arbodiensten en verzuimbedrijven bieden allerlei diensten aan, waaronder diensten die betrekking hebben op de wettelijke verplichtingen van werkgevers en bedrijfsartsen. De professionele autonomie van de bedrijfsarts is van groot belang vanwege de wettelijke taken van de bedrijfsarts in verzuimbegeleiding en het medisch beroepsgeheim. De wet- en regelgeving biedt voldoende ondersteuning daarbij.
Kunt u inschatten in hoeverre het vaker voorkomt dat Arbodiensten of bedrijfsartsen medische persoonsgegevens verzamelen en delen die niet aan de werkgever verstrekt horen te worden?
Het CBP heeft één arbodienst en één verzuimbedrijf onderzocht. Op basis hiervan kan ik niet goed inschatten hoe vaak dit voorkomt. In een onderzoek van de Inspectie SZW uit 2012 «Verzuimbedrijven» is geconstateerd dat op enkele punten de Wbp wordt overtreden. Het onderzoek betrof alleen verzuimbedrijven, geen arbodiensten.
Bent u bereid met de beroepsgroep te onderzoeken op welke manier de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts beter geborgd kan worden en of er maatregelen genomen moeten worden om de privacy van werknemers te garanderen?
Het Kabinet heeft aan de Sociaal Economische Raad advies gevraagd over de toekomst van arbeidsgerelateerde zorg. Op dit moment wil ik niet vooruitlopen op het advies door in te gaan op mogelijke oplossingsrichtingen. Ik verwacht het advies uiterlijk op 1 maart 2014.
Deelt u de mening dat de onafhankelijkheid van arbodiensten, verzuimbedrijven en bedrijfsartsen het beste gegarandeerd kan worden wanneer de bekostiging daarvan niet direct door werkgevers gebeurt, bijvoorbeeld via een speciaal daarvoor op te richten fonds? Bent u bereid de mogelijkheden en randvoorwaarden voor een dergelijk fonds te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat arbobedrijven vertrouwelijke informatie van zieke werknemers delen met hun werkgever |
|
Grace Tanamal (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Arbobedrijven lekken»?1
Ja
Welke acties zijn of worden ondernomen tegen de betreffende arbodienst en het verzuimbedrijf?
Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) overweegt handhavende maatregelen bij de betreffende arbodienst. Het verzuimbedrijf heeft de werkzaamheden naar oordeel van het CBP inmiddels voldoende aangepast.
In hoeverre is het registreren en doorspelen van vertrouwelijk informatie in de in het bericht beschreven gevallen gebeurd onder de zogenoemde «verlengde arm constructie»?
Het CBP doet in haar rapporten geen definitieve uitspraak over eventuele onvolkomenheden in de delegatie van taken door de bedrijfsarts bij de arbodienst. Bij het verzuimbedrijf hebben de onvolkomenheden betrekking op de werkzaamheden van de casemanager. Bij dit verzuimbedrijf was «verlengde arm constructie» niet van toepassing.
Deelt u de mening dat het doorspelen van vertrouwelijke informatie van zieke werknemers kwalijk is, omdat het niet alleen in strijd is met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), maar de zieke werknemer ook belemmert om juist tegen een bedrijfsarts, die vertrouwenspersoon is, vrijuit te spreken?
Ja
In hoeverre valt het schenden van de privacy van zieke werknemers in de in het bericht beschreven gevallen te herleiden tot het eerder geconstateerde spanningsveld tussen een goede uitvoering van de verzuimbegeleiding in het kader van de Wet verbetering poortwachter (Wvp) en de registratiecriteria volgens de Wbp?2
De Inspectie SZW heeft in een rapport in 2012 «Verzuimbedrijven», vermeld dat de werkgevers een discrepantie ervaren tussen een goede uitvoering van verzuimbegeleiding in het kader van de Wet verbetering poortwachter en de registratiecriteria volgens de Wet bescherming persoonsgegevens. De Inspectie SZW constateert in hetzelfde rapport dat beide wetten tegelijkertijd goed kunnen worden toegepast. In de Wet verbetering poortwachter (Wvp) is geregeld dat zieke werknemers en hun werkgevers een aantal processtappen moeten zetten als sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim. De Wvp stimuleert de werknemer en werkgever om alle denkbare re-integratiemogelijkheden te benutten. Hierdoor kan de duur van het ziekteverzuim worden bekort en wordt de kans verminderd dat de zieke werknemer uiteindelijk in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) belandt.
Om zijn re-integratieverplichtingen naar behoren uit te kunnen voeren is het niet nodig dat de werkgever beschikt over medische gegevens van zijn werknemer. In verband met de re-integratie moet de werkgever weliswaar op de hoogte zijn van de functionele beperkingen van de werknemer, maar voor het uitvoeren van zijn taak en het teruggeleiden naar werk van zijn zieke werknemer, heeft hij geen medische informatie nodig over de aard en oorzaak van de ziekte. Een goede uitvoering van de verzuimbegeleiding in het kader van de Wvp noopt dan ook niet tot het (laten) verstrekken van medische gegevens aan de werkgever. De bescherming van de privacy van de zieke werknemer is geborgd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De taken die een werkgever heeft op grond van de Wvp zijn daarmee in overeenstemming.
Dit is niet de eerste keer dat arbobedrijven in opspraak raken door overtreding van de Wbp; bent u van plan verdere maatregelen te treffen? Zo ja, aan welke maatregelen denkt u? Zo nee, waarom niet?
Het CBP houdt toezicht op het Wbp. Dit jaar is door het CBP hier prioriteit aan gegeven en is onderzoek gedaan naar een arbodienst en verzuimbedrijf.
Om de professionals te ondersteunen hebben OVAL (brancheorganisatie van onder andere arbodiensten) en Nederlandse Vereniging voor Arbeids en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) in 2011 de leidraad «bedrijfsarts en privacy» uitgebracht. Deze is ook vertaald naar een praktische brochure. Recentelijk heeft NVAB de leidraad «casemanagement bij verzuimbegeleiding» uitgebracht.
Ik zal dit onderwerp ook onder de aandacht brengen bij arbodiensten en verzuimbedrijven door middel van een brief. In deze brief zal ik aandacht vragen voor de Wet bescherming persoonsgegevens en de bedrijven dringend verzoeken om de processen in het bedrijf na te lopen en zich ervan te verzekeren dat zij voldoen aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Verder zal ik het rapport van het CBP onder de aandacht brengen van de certificerende instellingen voor arbodiensten.
Mededeling op site SVB dat na 2015 een eenmalige uitkering zoals een afkoopsom kan leiden tot intrekking van partnertoeslag AOW |
|
Paul Ulenbelt |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Waarom meldt de site van de SVB het volgende: «Krijgt uw partner op of na 1 januari 2015 eenmalig een uitkering zoals een afkoopsom? En is de uitkering zo hoog dat de toeslag wordt stopgezet? Dan vervalt uw toeslag vanaf dat moment voor altijd. Dit geldt ook als het inkomen van uw partner gedurende 1 maand hoger is doordat uw partner die maand bijvoorbeeld extra uren heeft gewerkt.»?1
Het desbetreffende bericht op de site van de SVB staat los van het wetsvoorstel «Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde het recht op partnertoeslag van de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk te maken van het gezamenlijk inkomen van die pensioengerechtigde en diens echtgenoot» (33 687), hierna te noemen: wetsvoorstel wijziging partnertoeslag. Het bericht heeft te maken met artikel 8, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet. Dit lid is met ingang van 1 januari 2013 ingevoegd bij de Wet vereenvoudiging regelingen SVB. Zie ter toelichting de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel (Kamerstukken II 2011/12, 33 318, nr. 3, p. 20 en 21). In het bedoelde tweede lid wordt geregeld dat na 1 januari 2015 als gevolg van een wijziging van het inkomen van de jongere echtgenoot geen recht op partnertoeslag meer kan ontstaan. Bij dit wetsvoorstel is niet expliciet ingegaan op de gevolgen van incidentele inkomstenstijgingen. Het bericht op de SVB-site was in die zin voorbarig. In het door de Tweede Kamer uitgebrachte verslag op het wetsvoorstel wijziging partnertoeslag zijn ook vragen gesteld over incidentele inkomens. Ik kom bij de beantwoording op dit punt terug. Het desbetreffende bericht is inmiddels op de site van de SVB aangepast.
Is het waar dat voornoemde aankondiging voorbarig is omdat de Tweede Kamer het wetsvoorstel dat dit moet bewerkstelligen nog moet behandelen?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de SVB verzoeken om het bericht aan te passen en te vermelden dat het een door de regering voorgenomen wijziging is? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De uitzending 'Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Zwarte Zwanen, gokken met uw pensioenpremie» die 1 juli jl. door omroep MAX is uitgezonden? Zo ja, wat was daarop uw reactie?
Ja. In het programma werd ingegaan op de pensioenwereld. Onder andere werd stilgestaan bij het fenomeen «zwarte zwanen». Dat zijn gebeurtenissen waarvan beleggers nu nog niet (kunnen) weten dat het een risico is. Aandacht voor het onderwerp pensioen in de media bezie ik als positief. Het is van belang dat mensen betrokken worden bij het debat over dit onderwerp.
Kunt u aangeven hoe het toezicht is geregeld op alle verschillende partijen die betrokken zijn bij het beleggen van pensioengeld in Nederland en soms ook ver daarbuiten? Wie is waar verantwoordelijk voor? Is dit toezicht vanwege de mate van versnipperdheid überhaupt wel praktisch uitvoerbaar?
Het bestuur van een pensioenfonds is verantwoordelijk voor het pensioenfonds. De Pensioenwet bevat tal van normen waaraan het fondsbestuur zich moet houden. Het bestuur dient onder andere te zorgen voor een evenwichtige belangenafweging en zorg te dragen voor een beheerste bedrijfsvoering. DNB en AFM zien daar op toe.
Uw vraag gaat specifiek over de situatie van uitbesteding. Uitbesteding is één van de onderwerpen waar bestuurders een beslissing over moeten nemen. Als een fonds wil uitbesteden, dan is het eveneens aan de fondsbestuurders een goede uitbestedingsovereenkomst tot stand te brengen en er op toe te zien dat de partij waaraan uitbesteed wordt, het contract naleeft.
Met de 6 augustus in het Staatsblad gepubliceerde Wet versterking bestuur pensioenfondsen zullen bedrijfstakpensioenfondsen vanaf juli 2014 bovendien een Raad van Toezicht moeten hebben. Deze is verantwoordelijk voor het intern toezicht bij een fonds. De Raad van Toezicht is wettelijk belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Uitbesteding valt daar ook onder.
De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten kijken ook ten aanzien van uitbesteding of de wettelijke regels worden nageleefd. En kijken daarbij onder andere naar het risicomanagement bij uitbesteding.
Daarnaast houden DNB en AFM op onderdelen toezicht op in Nederland gevestigde financiële instellingen waaraan fondsen kunnen uitbesteden, zoals vermogensbeheerders. Zo worden er minimumeisen gesteld aan het aan te houden kapitaal van vermogensbeheerders en zijn er nadere eisen aan de betrouwbaarheid en geschiktheid van de dagelijkse beleidsbepalers van zowel fondsen als vermogensbeheerders. Buitenlandse vermogensbeheerders vallen niet onder het toezicht van DNB en AFM, maar vallen binnen het toezichtregime van de betreffende landen.
Binnen het huidig regelgevend kader is het toezicht praktisch uitvoerbaar. Het kabinet heeft regelmatig contact met DNB en AFM over eventuele knelpunten in wetgeving die kunnen ontstaan door ontwikkelingen in de maatschappij of bij fondsen en vermogensbeheerders.
Zou er in het kader van toezicht een vergelijking te treffen zijn of moeten zijn met de civielrechtelijke regel dat een hoofdaannemer aansprakelijk is voor fouten van de door hem ingehuurde onderaannemers? Zo nee, zou u het wenselijk vinden een zodanige regel van toepassing te verklaren op de pensioenfondsen?
De situatie bij fondsen is vergelijkbaar met die bij aannemers. Deelnemers hebben civielrechtelijk de mogelijkheid het pensioenfonds aansprakelijk te stellen voor fouten door de partij waaraan is uitbesteed. Pensioenfondsbestuurders zijn verantwoordelijk voor het pensioen van hun deelnemers en dus ook voor de beslissing tot uitbesteding van taken, zoals het beleggen van een deel van het vermogen. Of een fonds in een specifiek geval aansprakelijk is, hangt uiteraard af van de omstandigheden van dat geval en is aan de rechter.
Vindt u het terecht dat er, in tijden dat er tot wel 6% gekort wordt op pensioenen van het pensioenfonds metaal en techniek, vijf miljoen euro wordt bijgestort in het pensioenfonds van de pensioenuitvoerder MN waarop niet gekort is, betaald uit het pensioenfonds metaal en techniek waarop wel gekort is? Als u dit niet vindt zou u dan bereid zijn maatregelen te nemen die moeten voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals kan gebeuren?
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Het ondernemingspensioenfonds van MN heeft een privaatrechtelijke arbeidsvoorwaardelijke overeenkomst met het bedrijf MN. In dat kader is overeengekomen dat MN een storting doet ten behoeve van het pensioen van de eigen werknemers. Die storting is volgens MN gerealiseerd uit het bedrijfsresultaat van het bedrijf. Dat bedrijfsresultaat is onder andere afhankelijk van de mate waarin contractuele overeenkomsten met pensioenfondsen, zoals het pensioenfonds voor de metaal en techniek, op efficiënte wijze nagekomen kunnen worden.
Het pensioenfondsbestuur van PMT is zelf verantwoordelijk voor onderhandelingen met de pensioenuitvoeringsorganisatie over de prijs van de diensten die door de pensioenuitvoerder geleverd worden.
Deelt u de mening dat er meer openheid en transparantie moet komen over de hoogte van de kosten en de mate van risico die pensioenfondsen nemen? Bent u bereid dit juridisch te regelen?
Het is van groot belang dat pensioenfondsen transparant zijn over de uitvoeringskosten en risico’s die horen bij pensioen. Zowel de pensioensector als ikzelf werken hier hard aan.
De Pensioenfederatie heeft, in reactie op het rapport van de AFM over kosten in 2011 en de daarop volgende vraag vanuit de Tweede Kamer om transparantie van deze kosten, in november 2011 aanbevelingen uitgebracht ter verbetering van de rapportage over uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten, gevolgd door gedetailleerdere aanbevelingen inzake vermogensbeheerkosten in maart 2012.
In juni 2012 stuurde ik u in dit kader bovendien het rapport «pensioen in duidelijk taal». Hierin staat onder meer dat de individuele deelnemer aan een pensioenregeling op eenvoudige wijze inzicht moet kunnen krijgen in de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van zijn pensioenregeling. Zo zou bijvoorbeeld op de website van een pensioenfonds op een toegankelijke en op de gebruiker afgestemde manier over uitvoeringskosten gecommuniceerd moeten worden. Pensioenfondsen zullen bovendien in het jaarverslag moeten ingaan op de uitvoeringskosten. Op dit moment wordt door mij bezien of dit juridisch vastgelegd moet worden. Ik onderzoek naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport hoe koopkrachteffecten en risico’s kunnen worden vertaald naar persoonlijk relevante informatie. Het doel is om koopkrachteffecten en risico’s op een uniforme wijze in op het individu gerichte pensioeninformatie te verwerken, zoals het pensioenregister. Ik ben voornemens een wetsvoorstel in te dienen om inzicht in risico’s voor de deelnemer te realiseren.
Deelt u de mening dat het aan pensioenopbouwers en gepensioneerden niet uit te leggen is dat er salarissen uitbetaald worden aan pensioenuitvoerders- en beleggers tot wel 60 maal de Balkenendenorm in tijden dat er op hun pensioen(opbouw) gekort moet worden?
Pensioenfondsen zijn zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij de contractuele relatie met partners waaraan zij uitbesteden vormgeven. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook dat zij de invulling van de maatschappelijke componenten van het contract, zoals het beloningsbeleid bij de partners aan wie uitbesteed wordt, afwegen en hierover transparant zijn naar hun deelnemers. De wetgeving die dit ondersteunt is per augustus 2013 in werking getreden. Ik constateer daarbij dat fondsen ook zonder wetgeving hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld door in het programma «zwarte zwanen» een toelichting te geven op het door hen gevoerde beleid. Fondsbestuurders lieten in het programma blijken de salarissen van enkele organisaties waaraan zij uitbesteden bizar te vinden. Ik ben het hier mee eens. Zelf zal ik het onderwerp daarom waar opportuun uiteraard ook onder de aandacht van fondsen blijven brengen.
Deelt u de mening dat goede prestaties met een marktconform salaris beloond mogen worden maar dat er dan tevens een mogelijkheid moet zijn om slecht presteren te kunnen bestraffen, omdat er anders immers geen prikkel tot het nemen van voorzichtigheid is?
Het is inderdaad niet in het belang van de deelnemer als bestuurders en anderen die bijdragen aan een goede pensioenvoorziening voor de deelnemer eenzijdig beloond worden. Dat kan aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. In dat kader heb ik in mijn besluit over onder andere beheerst beloningsbeleid opgenomen dat het beloningsbeleid van pensioenfondsen niet mag aanzetten tot het nemen van meer risico’s dan voor het pensioenfonds aanvaardbaar is. Bovendien moeten fondsen transparant zijn over het beleid dat zij hanteren ten aanzien van het beloningsbeleid van de partijen aan wie ze uitbesteden. Voor beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen gelden daarnaast ook (Europese) regels in het kader van beloningen, waarbij de nadruk ligt op beheersing van ongewenste effecten van variabele beloning op het nemen van risico’s. DNB en AFM zien hier op toe.
De schoolverlaterskorting in de bijstand |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u nog steeds van mening dat een opleiding de kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk kan vergroten en de kans op armoede en sociale uitsluiting kan verkleinen?1
Ja.
Acht u het in het kader van rechtsgelijkheid wenselijk dat schoolverlaters – die de opleiding succesvol hebben afgerond maar werkloos zijn – een schoolverlaterskorting van 20% voor de duur van 6 maanden krijgen als zij een bijstandsuitkering aanvragen?2
De Wet werk en bijstand (WWB) biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid op grond van artikel 28 de norm of de toeslag voor zes maanden lager vast te stellen bij schoolverlaters. De belanghebbende heeft tijdens de studieperiode zijn bestedingen afgestemd op het beperkte inkomen uit studiefinanciering en zijn noodzakelijke bestaanskosten nemen niet onmiddellijk toe zodra de studieperiode is beëindigd en er een beroep op bijstand wordt gedaan. Het college heeft daarom de bevoegdheid de bijstand af te stemmen op de lagere noodzakelijke bestaanskosten van schoolverlaters tijdens hun studie. Gegeven dit uitgangspunt is van rechtsongelijkheid geen sprake.
Acht u het reëel dat alleenstaande ouders met minderjarige kinderen die zelfstandig wonen voor 6 maanden 20% gekort worden op de bijstandsuitkering en met hun kleine kind(eren) een half jaar onder het bestaansminimum moeten leven? Hoe verhoudt dit zich tot uw oproep aan gemeenten om specifieke aandacht te besteden aan de ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien?3
Het college kan rekening houden met de gezinssituatie van de aanvrager. Dat kan zowel categoriaal via de gemeentelijke verordening als individueel via afstemming van de bijstand op de (gezins-)omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
In dit verband wijs ik op mijn brief van 3 juli 2013 over intensivering van armoede- en schuldenbeleid aan uw Kamer waarin ik heb aangekondigd nadrukkelijk de aandacht van gemeenten te vragen voor ondersteuning van kinderen die in armoede opgroeien. In lijn met de regierol van gemeenten bij armoedebestrijding worden, mede ten behoeve van kinderen die in armoede opgroeien, extra middelen toegevoegd aan het gemeentefonds.
Bent u bereid om een uitzondering te maken op artikel 28 van de Wet Werk en Bijstand voor alleenstaande ouders met minderjarige kinderen? armoede- en schuldenbeleid
Gegeven doel en strekking van het artikel en de mogelijkheden van het college, zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 2 en 3, zie ik geen aanleiding om in artikel 28 van de WWB een uitzondering te maken voor alleenstaande ouders met minderjarige kinderen.
Een overschot dat ontstaat van studenten die zijn opgeleid voor de kinderopvang |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Is het waar dat er in 2015 een overschot ontstaat van ruim 14 duizend gediplomeerden van opleidingen voor kinderopvang?1
Nee.
Het Kenniscentrum Calibris wijst erop dat er knelpunten ontstaan voor arbeidskrachten in de kinderopvangbranche.
Calibris baseert dit op informatie van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn en maatschappelijke dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang (WJK).2
Een personeelsoverschot in de kinderopvangbranche is echter niet hetzelfde als een overschot aan gediplomeerden. Gediplomeerden kunnen immers ook in andere sectoren aan het werk komen. Dit laat het onderzoek van het Researchcentrum Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) onder gediplomeerde schoolverlaters zien.3 Voor het kabinet is het belangrijker dat gediplomeerden snel een baan op niveau vinden dan een baan die precies in het verlengde van de opleiding ligt.4
Hoe beoordeelt u het dat regionale opleidingscentra niettemin mensen blijven opleiden voor de kinderopvang terwijl er juist sprake is van groot banenverlies in de kinderopvang?
Allereerst moet onderkend worden dat het opleiden voor de arbeidsmarkt altijd moeilijk blijft, aangezien deze conjunctuurgevoelig is.
Het aantal nieuwe inschrijvingen voor middelbaar beroepsopleidingen die voorbereiden op een baan in de kinderopvang is in de periode 2008–2011 toegenomen.5 In 2012 is er echter een daling van ruim 40% in het aantal nieuwe inschrijvingen waar te nemen (ten opzichte van 2011).6 Dit laat zien dat de ontwikkelingen in de kinderopvangbranche invloed hebben op de studiekeuze van deelnemers.
Samen met de minister van SZW zet ik alles op alles om jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt.7 Het programma School- ex 2.0 is onlangs gestart. Met School-ex worden de studenten vlak vóór en rond hun diplomering desgewenst begeleid naar een (vervolg)opleiding met een beter arbeidsmarktperspectief. Daarnaast worden aankomende studenten ondersteund in het maken van hun studiekeuze met voldoende mogelijkheden op de regionale arbeidsmarkt.
Ook komt er voor het schooljaar 2014/2015 digitaal een studiebijsluiter beschikbaar, zodat studenten het arbeidsmarktperspectief van een opleiding beter kunnen inschatten.
In mijn brief «Aanbod van mbo-opleidingen» (Kamerstuk, vergaderjaar 2011–2012, 31 524, nr. 129) heb ik aangegeven welke acties ik in gang zet om tot een betere aansluiting van het middelbaar beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te komen.
Deelt u de mening van de onderwijsmanager kinderopvang van ROC Mondriaan dat de mensen die nu aan de opleiding beginnen over drie jaar, wanneer zij op de arbeidsmarkt komen, weer nodig zijn?
Opvang van kinderen blijft ook in de toekomst relevant.
Het ROA publiceert eind 2013 de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor verzorgend personeel tot en met 2018. De opleidingen die voorbereiden voor een carrière in de kinderopvang maken daar deel van uit.8 Hoe de arbeidsmarkt in de kinderopvangbranche er over drie jaar exact zal uitzien kan op basis van het huidige beschikbare onderzoek niet worden voorspeld.
Ziet u alternatieven voor een leerlingenstop?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2.
De resultaten van het onderzoek van FNV naar het functioneren van Werk.nl |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek van FNV onder bijna 6.000 werkzoekenden naar het functioneren van de UWV-site www.werk.nl ?1
Ik ben de FNV erkentelijk voor haar betrokkenheid bij de dienstverlening van WW-gerechtigden en voor het onderzoek dat de FNV heeft laten uitvoeren. De uitkomsten van het FNV-onderzoek laten zien dat de digitale dienstverlening nog vaak tekortschiet. Ook de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek naar de klanttevredenheid dat UWV zelf heeft laten uitvoeren laten zien dat de digitale dienstverlening moet worden verbeterd.
De dienstverlening van UWV ondergaat een drastische wijziging als gevolg van de taakstelling van het kabinet Rutte I en de wijziging van de wet SUWI per 1 juli 2012. De omvangrijke taakstelling betekende een halvering van het budget voor UWV Werkbedrijf. Dit heeft geleid tot een zeer ingrijpende aanpassing van de organisatie, werkprocessen en systemen van UWV. Deze aanpassing betrof de introductie van een geheel nieuw concept van dienstverlening, namelijk een breed toegepaste en verplichte digitale dienstverlening voor alle WW-gerechtigden. Door de nadruk te leggen op digitale dienstverlening kan met minder capaciteit een adequate ondersteuning aan werkzoekenden en werkgevers worden geboden. Een bijkomend voordeel van de digitale dienstverlening is de snelheid waarmee UWV in staat is het grote aantal aanvragen voor een WW-uitkering af te wikkelen.
De keuze voor digitale dienstverlening is een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat.
Gezien het tempo van de ontwikkeling is vanaf het begin onderkend dat het traject risico’s en onzekerheden met zich mee zou brengen. Tevens is steeds onderkend dat de invoering een negatief effect op de klanttevredenheid zou kunnen hebben. Tot in 2015 is UWV bezig met het ontwikkelen van de digitale dienstverlening. De website werk.nl wordt «verbouwd terwijl de winkel open is». Gedurende het proces wordt tegen technische fouten aangelopen. De ontwikkelingen gaan gepaard met storingen en klachten. Gelet op de omvang en complexiteit van de transitie houd ik er rekening mee dat deze zich tot in 2015 blijven voordoen.
Het is van groot belang dat in geval van storingen alternatieve dienstverlening beschikbaar is. UWV biedt deze aan door telefonisch bereikbaar te zijn en klanten per post formulieren op te sturen. Daarnaast zorgt UWV gedurende de ontwikkeling van de digitale dienstverlening voor aanvullende dienstverlening. Ik heb UWV extra middelen toegekend waarmee UWV uitkeringsgerechtigden elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning biedt op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid. Tot 2015 kunnen WW-gerechtigden dan iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning. Hiervoor zal UWV 130 medewerkers werven onder werkzoekende jongeren.
Het is belangrijk dat de mogelijkheid om naar de vestigingen te komen ook bij uitkeringsgerechtigden bekend is; omdat mij gebleken is dat dat nog niet het geval is zullen we dit de komende tijd beter communiceren.
Het verbeteren van de website heeft de hoogste prioriteit. UWV werkt continue aan de verbetering van de werking en toegankelijkheid van de digitale dienstverlening van UWV. Het verhogen van gebruikersgemak, bereikbaarheid, vernieuwen van de zoek- en matchingsmethoden, een duidelijke menustructuur en het tegengaan van foutmeldingen staan centraal bij het verbeteren van de dienstverlening van UWV. Bij het doorvoeren van verbeteringen maakt UWV gebruik van de inbreng van klantenpanels. Klanten kunnen via werk.nl tips en suggesties doorgeven. Verder kunnen klanten zich ook opgeven voor online onderzoek waarin zij hun mening kwijt kunnen over werk.nl. Actief meedenken over de dienstverlening van UWV kan via de cliëntenraad. Om de ervaringen met werk.nl samen te brengen ontwikkelt UWV op dit moment een community voor werkzoekenden en werkgevers. Op deze community kunnen gebruikers elkaar tips en trucs geven voor het vinden van een baan maar ook bijvoorbeeld over het gebruik van werk.nl.
In het overzicht hierna zijn de 10 meest voorkomende klachten (zoals deze bij UWV bekend zijn) over het gebruik van werk.nl opgenomen. In de tabel wordt tevens aangegeven wat er aan de naar voren gebrachte klachten kan worden gedaan en wanneer UWV denkt de klachten te hebben opgelost.
1
Werkzoekenden krijgen 3 opties voor het aanmaken van een cv, de optie terughalen oude cv werkt niet
Werkzoekenden kunnen direct aan de slag met het aanmaken van een cv. Eventueel reeds bekende gegevens worden automatisch vooringevuld en de werkzoekenden kunnen deze gegevens zonodig wijzigen.
Reeds opgelost
2
Werkzoekenden worden na enige tijd zonder waarschuwing uitgelogd op werk.nl
Werkzoekenden krijgen na inloggen met DigiD een melding voordat de sessie verloopt. De sessie kan dan met een klik weer (15 minuten) verlengd worden. Automatisch uitloggen gebeurt om verplichte veiligheidsredenen wanneer de klant 15 minuten lang voor het systeem niet waarneembaar actief is. Als de klant waarneembaar actief is, wordt de sessie bij elke actie automatisch verlengd voor 15 minuten.
Reeds opgelost
3
Werkzoekenden krijgen vacatures aangeboden buiten de gewenste zoekstraal
Werkzoekenden krijgen via de emailservice relevantere resultaten en daarmee geen resultaten meer buiten hun zoekstraal. Bij het zelfstandig zoeken naar vacatures wordt het mogelijk om vacatures met wisselende werklocatie binnen Nederland wel of niet te tonen. Werkgevers kunnen aan de vacaturezijde beter aangeven wat de werklocatie van een vacature is, zodat bij het opvoeren van vacaturegegevens geen onjuistheden meer ontstaan op dit punt.
Reeds opgelost
4
Werkzoekenden geven aan dat werk.nl veel oude of vervallen vacatures bevat
Bij werk.nl is een vacature standaard 14 dagen geldig en moet door de werkgever/intermediair handmatig worden verlengd. UWV presenteert de plaatsingsdatum van de vacature en die datum kan na meerdere verlengingen dus lang terug zijn in de tijd. werk.nl zal aan werkzoekenden de mogelijkheid bieden om per vacature feedback te geven, bijvoorbeeld of een vacature vervallen of niet correct is.
Eind 2013
5
Werkzoekenden kunnen maar max. 100 vacatureresultaten bekijken ipv alle resultaten
Werk.nl zal aangepast worden waarna werkzoekenden alle resultaten kunnen bekijken, ongeacht het aantal.
Eind 2013
6
Werkzoekenden geven aan dat vacatures vaak onvolledig zijn qua vacaturetekst, doordat UWV de tekst van externe vacatures niet integraal kan overnemen
Vacatureteksten worden soms onvolledig weergegeven doordat UWV de vacatures die via internet worden binnengehaald niet integraal mag overnemen in verband met geldende auteursrechten. Om aan dit probleem tegemoet te komen wordt in de vacaturedetails op werk.nl achter de vacaturetekst een tekst en link toegevoegd. Na het klikken op de link kan de werkzoekende vervolgens de volledige vacaturetekst bekijken.
Reeds opgelost
7
Werkzoekenden krijgen geen bevestiging van het doorgeven van sollicitaties als taak
Werkmap wordt aangepast zodat de werkzoekende na het doorgeven van een (sollicitatie)taak een bevestiging krijgt dat UWV de taak ontvangen heeft en geïnformeerd wordt over de wijze waarop UWV de taak ontvangen heeft.
Eind 2013
8
Werkzoekenden plaatsen hun cv op werk.nl en moeten apart aangeven dat dit gedaan is
Werkmap wordt aangepast zodat de taak «cv plaatsen» automatisch afgehandeld wordt wanneer de werkzoekende het cv op werk.nl beschikbaar stelt.
Eind 2013
9
Werkzoekenden klagen dat werk.nl vaak niet beschikbaar is
UWV streeft ernaar om binnen het servicewindow (van ma t/m do 18 uur en op vrij 11 uur) altijd beschikbaar te zijn. Buiten het service window («s nachts en in het weekend) kan werk.nl onbereikbaar zijn omdat UWV op die momenten onderhoud pleegt en verbeteringen doorvoert. In geval van een onbeschikbaarheid krijgt de klant een onderhoudsscherm te zien, met de reden en duur van de onbeschikbaarheid. Indien de aard van het onderhoud het toelaat, biedt UWV de klant de mogelijkheid de inschrijving bij UWV en de aanvraag van een uitkering tijdens het onderhoud toch te doen. Na 48 uur onbeschikbaarheid kunnen klanten via het klantencontactcentrum en de werkpleinen een schriftelijke inschrijving of aanvraag doen.
Continu verbeteren
10
Werkzoekenden weten niet goed waar ze terecht kunnen met vragen
De menustructuur van Werkmap wordt verbeterd zodat werkzoekenden beter hun weg vinden. Specifiek voor vragen wordt de routering van de hulpstructuur aangepast en worden de aangeboden antwoorden verbeterd.
Eind 2013
Wat is uw reactie op het gemiddelde rapportcijfer van 3.0 dat de respondenten gaven op de vraag of de vacatures van Werk.nl passen bij hun cv?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het acceptabel dat de respondenten gemiddeld een 2.6 geven als cijfer voor de mate waarin ze zich geholpen voelen met Werk.nl in het zoeken naar werk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u er met het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan doen om te zorgen dat werkzoekenden zich wél geholpen voelen in het zoeken naar werk?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op het feit dat 58.6% van de ondervraagden het liefst in contact komen met het UWV door middel van een persoonlijk gesprek? Bent u nog steeds van mening dat het voldoende is om face to face dienstverlening alleen nog in te zetten voor groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt? Kunt u aangeven hoe groot de groep mensen met afstand tot de arbeidsmarkt is die gebruik maakt van de mogelijkheid tot face to face dienstverlening?
UWV heeft te maken met een grote taakstelling. Daardoor is het noodzakelijk om face to face dienstverlening grotendeels te vervangen door digitale dienstverlening voor WW-ers. Alle WW-ers worden na drie maanden door UWV opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Daarnaast is er voor circa 10% van de WW-ers ruimte voor aanvullende face to face dienstverlening. De overige WW-ers krijgen digitale dienstverlening en e-coaching. Ik blijf voortdurend in gesprek met UWV over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening.
Zoals eerder aangegeven heb ik UWV extra middelen toegekend om tijdens de ontwikkeling van digitale dienstverlening persoonlijke ondersteuning aan te bieden. UWV biedt op dit moment elke dinsdagmiddag persoonlijke ondersteuning op de vestigingen. Binnenkort wordt deze mogelijkheid verder uitgebreid, dan kunnen uitkeringsgerechtigden iedere middag op de vestigingen terecht voor persoonlijke ondersteuning.
Deelt u de mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van Werk.nl met 90.8% ondermaats is? Hoe ziet u deze beschikbaarheid in het licht van de norm voor websites van gemeentes die aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen? Hoe gaat u er voor zorgen dat de beschikbaarheid van Werk.nl verbeterd wordt?
UWV streeft naar een beschikbaarheid voor werk.nl van 98% of hoger op maandbasis binnen het service window dat ik met UWV heb afgesproken. Binnen het service window dient de website van maandag tot donderdag 18 uur per dag beschikbaar te zijn en op vrijdag 11 uur. Om een goede beschikbaarheid en stabiliteit van het systeem te kunnen realiseren is onderhoud en aanpassing van werk.nl nodig. Daarnaast moeten regelmatig nieuw ontwikkelde functionaliteiten gelanceerd worden. Het onderhoud wordt buiten de service window gepleegd en wordt altijd vooraf aangekondigd. Uit de metingen van UWV blijkt dat de beschikbaarheid van werk.nl binnen de service window in het afgelopen jaar in 10 maanden rond of boven de 99% lag. De lagere beschikbaarheid in september 2012 en april 2013 werd veroorzaakt door groot onderhoud, ontwikkeling (update van functionaliteiten) en door storingen. Zie onderstaand figuur. FNV heeft door onderzoeksbureau Measure Works onderzoek laten doen naar de beschikbaarheid van werk.nl. Bij dit onderzoek werd geen onderscheid gemaakt naar de beschikbaarheid binnen en buiten de service window.
Na een grote release in het weekend van 27 en 28 juli jl. had UWV te kampen met een grote storing van werk.nl. Er waren problemen met de beschikbaarheid en werking van werk.nl. De storing heeft geduurd tot donderdag 8 augustus. Gedurende de storing heeft UWV een noodprocedure in werking gezet: op de website is aangekondigd dat klanten met het klantcontactcentrum konden bellen en zijn klanten gewezen op de mogelijkheid om per post formulieren op te vragen en om naar de vestigingen te komen. Ik zal u in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kooiman (SP) (2013Z15653) en het lid Schut-Welkzijn (VVD) (2013Z15716) nader informeren over de recente storing.
Ik ben van mening dat de gemiddelde beschikbaarheid van werk.nl niet ondermaats is. UWV streeft naar een beschikbaarheid van minimaal 98% in het service window; deze norm wordt in de meeste maanden door UWV gehaald. Een percentage van 98% voor de beschikbaarheid buiten het service window is ook op lange termijn niet realistisch gezien de noodzakelijke ontwikkelingen van het systeem. Een norm voor websites van gemeentes die voorschrijft dat zij aan een beschikbaarheid van 99.9% moeten voldoen is mij niet bekend.
Beschikbaarheid werk.nl, bron: UWV
Kunt u in chronologische volgorde uitputtend de procedure beschrijven hoe de digitale handhaving op de verplichtingen via Werk.nl plaatsvindt?
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de inspanningsverplichting enerzijds (zoals het verrichten van sollicitaties) en de inlichtingenverplichting anderzijds (zoals bijvoorbeeld het doorgeven van een werkhervatting). Meldingen met betrekking tot de inspanningsverplichting worden door de WW-gerechtigden via werk.nl aan UWV doorgegeven. Wijzigingen die betrekking hebben op de verplichting inlichtingen te verstrekken worden via uwv.nl doorgegeven. De procedure met betrekking tot de handhaving wordt hierna toegelicht.
UWV informeert de WW-gerechtigde bij de inschrijving over zijn rechten en plichten. Een klant kan in de werkmap zien of er nog een taak openstaat en binnen hoeveel dagen deze moet zijn afgehandeld. Als UWV constateert dat de klant zijn verplichtingen niet is nagekomen, biedt UWV de klant altijd de gelegenheid om uit te leggen hoe dat komt (verweer). Vervolgens beoordeelt de adviseur werk van UWV aan de hand van (het uitblijven van) het verweer, in hoeverre het de klant is aan te rekenen dat hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Bij deze beoordeling wordt ook betrokken of er sprake is geweest van niet-beschikbaarheid van de websites uwv.nl en werk.nl. Afhankelijk van de reden van het niet nakomen van de verplichting wordt de mate van verwijtbaarheid bepaald. Dat betekent dus ook dat het voor kan komen dat er geen maatregel wordt opgelegd. Als UWV besluit om een sanctie op te leggen, wordt de klant daarvan op de hoogte gesteld met de mededeling dat hij tegen deze beslissing bezwaar kan maken. Vervolgens kan de klant ook nog in beroep gaan tegen de sanctieoplegging.
Bij de toekenning van een WW-uitkering, stuurt UWV de klant per post een brief waarin staat dat de klant een overzicht van zijn plichten kan vinden op uwv.nl/mijnplichten. In die brief staat ook dat klanten wijzigingen in hun situatie binnen 1 week moeten doorgeven. Dat kan via «mijn uwv» op uwv.nl/werkloos. Ook in de werkmap is een link naar uwv.nl om wijzigingen door te geven.
Uitkeringsgerechtigden kunnen via een wijzigingsformulier op uwv.nl wijzigingen aan UWV doorgeven. Na elke inzending van een formulier via internet krijgt de klant via e-mail een automatisch gegenereerde ontvangstbevestiging. Bij het doorgeven van de wijziging wordt de klant de mogelijkheid geboden de wijziging te printen en/of als PDF bestand op te slaan voor de eigen administratie. Dat is een keuze van de klant. In de ontvangstbevestigingen wordt ondermeer een transactienummer genoemd. Dit transactienummer wordt toegevoegd aan de naam van het gearchiveerde document. Bij telefonisch contact met de klant over een via internet ingestuurd formulier, kan dat transactienummer gebruikt worden om te verifiëren of klant en UWV over hetzelfde formulier spreken. Als UWV de doorgegeven wijzigingen heeft verwerkt en deze consequenties hebben voor de uitkering, kan de klant in de betaalspecificatie, die hij elke 4 weken ontvangt, zien dat de hoogte van de uitkering is aangepast.
Als een klant in verband met de niet-beschikbaarheid van uwv.nl een wijziging niet tijdig kan doorgeven, dan wordt hiermee bij de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid rekening gehouden en zal het opleggen van een maatregel achterwege blijven.
UWV wil de procedure met betrekking tot de handhaving verder verbeteren en voert daarvoor een extra check in. Als de klant niet op een bericht van UWV reageert, gaat UWV eerst na of de klant na zijn inschrijving nog gebruik heeft gemaakt van de werkmap. Indien hiervan geen sprake is, zoekt UWV op een andere manier contact met de klant om te achterhalen wat hiervan de reden is. Indien blijkt dat de klant in verband met het niet beschikbaar zijn van werk.nl niet kan voldoen aan zijn verplichtingen (doorgeven van sollicitatieactiviteiten, plaatsen van de cv), dan krijgen klanten geen boete of maatregel opgelegd en heeft dat geen gevolgen voor de uitkering. Deze extra check wordt op dit moment op alle vestigingen ingevoerd.
Kunt u aangeven hoe bij de digitale handhaving op de verplichtingen wederhoor plaatsvindt? Hoe kan iemand bijvoorbeeld bewijzen dat hij wel aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat dat door disfunctioneren van Werk.nl niet geregistreerd is?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de sancties die voortkomen uit de digitale handhaving per direct te stoppen, totdat de problemen bij Werk.nl zijn opgelost? Zo nee, waarom niet?
Het kan niet zo zijn dat sancties worden opgelegd als uitkeringsgerechtigden niet aan hun verplichtingen hebben kunnen voldoen omdat de website niet werkt. Dat gebeurt ook niet. Mensen die wijzigingen of sollicitaties niet kunnen doorgeven via de werkmap omdat de site niet beschikbaar is, zal UWV niet zonder meer een sanctie opleggen. Daar gaat altijd een oordeel van een medewerker van UWV aan vooraf die rekening houdt met de omstandigheden. De wijze waarop dit gebeurt is uiteengezet bij de beantwoording van de vragen 6 en 7. Als de site onbereikbaar is, wordt een alternatief aangeboden of wordt de handhaving opgeschort.
Goede handhaving is van groot belang voor het draagvlak van de sociale zekerheid. Opschorten van handhaving is niet wenselijk. Wel dient de handhaving gebaseerd te zijn op de afspraken die daarover gemaakt zijn.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat het UWV op 2 juli 2013 heeft gepresenteerd? Wat is uw reactie op de veel positievere resultaten uit dit onderzoek? Kunt u de Kamer de resultaten van dit onderzoek toesturen? Heeft u een verklaring voor de grote verschillen in de resultaten van de onderzoeken uitgevoerd door FNV en UWV?
UWV heeft dit voorjaar twee onderzoeken laten uitvoeren naar de mening van klanten: uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden. Door bureau RMI is begin 2013, zoals elke vier maanden, een onderzoek gedaan naar de klantgerichtheid van de dienstverlening onder uitkeringsgerechtigden. De klantgerichtheid over de dienstverlening wordt gewaardeerd met een 6,9. Daarnaast is door bureau Desan in mei 2013 een onderzoek uitgevoerd onder 8000 mensen met een WW-uitkering naar de waardering van de dienstverlening voor werkzoekenden. Uit dit onderzoek blijkt dat werkzoekenden de totale dienstverlening met een 6,0 waarderen. Met name het digitaal aanvragen van een werkloosheidsuitkering en de verwerking daarvan via werk.nl wordt positief beoordeeld met een 7,0. Werkzoekenden zijn echter kritisch op de website werk.nl. De bereikbaarheid wordt gewaardeerd met een 4,8. De werkmap krijgt een 5,9. Bijgevoegd ontvangt u de beide rapportages van de onderzoeken die UWV heeft laten uitvoeren2.
De verschillen in uitkomsten tussen de onderzoeken uitgevoerd door FNV en in opdracht van UWV zijn mogelijk te verklaren door de verschillende onderzoeksmethoden en responsgroepen. FNV heeft een enquête laten uitvoeren via haar website naar de ervaringen met werk.nl onder burgers. In het onderzoek dat UWV heeft laten uitvoeren is een steekproef van uitkeringsgerechtigden ondervraagd. Ik wil mij echter niet richten op de verschillen, maar op de overeenkomsten. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat werkzoekenden nog niet tevreden zijn over de website. Werk.nl kan en moet dus verder verbeteren. Ook UWV is van de urgentie hiervan doordrongen.
Deelt u de mening dat met de toenemende groep werklozen arbeidsbemiddeling hoge prioriteit zou moeten zijn van het kabinet? Bent u bereid niet verder te bezuinigen op de dienstverlening van het UWV, zodat een grotere groep mensen face to face dienstverlening kan ontvangen en mensen zich weer geholpen voelen door het UWV bij het vinden van werk? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven heeft de regering gekozen voor een beperking van het budget voor UWV Werkbedrijf. De regering streeft naar een efficiënte werking van de arbeidsmarkt waarbij de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voorop staat. De afgelopen periode konden door het digitaliseren van de dienstverlening grote besparingen gerealiseerd worden.
De taakstelling op UWV Werkbedrijf die voortvloeit uit de wetswijziging 2012 zal onverkort worden doorgevoerd. Zoals eerder gezegd is de keuze voor digitale dienstverlening een beleidsmatige keuze, waar de regering nog steeds achter staat. Daarbij is wel van belang dat UWV de digitale dienstverlening in hoog tempo verder verbetert. Het verbeteren van de website heeft dan ook de hoogste prioriteit van UWV. Tevens heb ik reeds aangegeven dat ik over een goede verhouding tussen digitale en face to face dienstverlening in gesprek met UWV blijf.
Voor de periode tot 2015 zijn er door het kabinet aanvullende maatregelen getroffen. Na 3 maanden worden alle WW-gerechtigden opgeroepen voor een persoonlijk gesprek en op de vestigingen zijn inloopmiddagen om werkzoekenden persoonlijk te ondersteunen bij het werken met de digitale dienstverlening. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de dienstverlening van 55-plussers en jongeren waarmee ook meer face to face dienstverlening kan worden aangeboden.
Met deze verbeteringen en aanvullende maatregelen verwacht ik dat aan alle werkzoekenden adequate dienstverlening kan worden geboden.