De uitstapmogelijkheden van hett Joint Strike Fighter (JSF)-programma |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «JSF steeds lastiger voor Nederland, orders naar Noorwegen en Turkije»?1
Ja.
Is het waar, zoals in het artikel wordt gesuggereerd, dat niet het meedoen in de ontwikkelingsfase, maar daadwerkelijke afname van de toestellen voorwaarde is voor de contracten van Nederlandse bedrijven?
De deelneming aan de ontwikkelingsfase heeft voor de Nederlandse industrie als voordeel gehad dat zij een aanmerkelijke hoeveelheid aan ontwikkelingsopdrachten kon verwerven. In de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 van 17 maart 2011 (Kamerstuk 26 488, nr. 258) is gemeld dat de Nederlandse industrie tot en met 31 december 2010 voor een bedrag van $ 416 miljoen aan opdrachten voor de ontwikkeling van componenten en (sub)systemen had gekregen. Daarnaast zijn langlopende raamcontracten getekend voor mogelijke toekomstige productieopdrachten met een waarde van $ 590 miljoen. Zonder de Nederlandse deelneming aan de ontwikkelingsfase was dit niet in die mate gelukt. Tevens is gemeld dat tot en met 31 december 2010, op basis van de raamcontracten, productieopdrachten voor een bedrag van circa € 24 miljoen zijn uitgevoerd. In de jaarrapportage over 2011, die de Kamer voor 1 juni a.s. zal ontvangen, zullen de geactualiseerde bedragen tot en met 31 december 2011 worden opgenomen.
De Amerikaanse hoofdaannemers wegen de besluitvorming over de aanschaf van de JSF in de verschillende partnerlanden mee bij hun besluit of zij de raamcontracten zullen omzetten in de gunning van productieopdrachten. De huidige raamcontracten geven geen absolute garantie dat de daarmee beoogde productieopdrachten ook bij de desbetreffende Nederlandse bedrijven wordt geplaatst. De gunning van productieopdrachten is afhankelijk van een aantal factoren. De Amerikaanse hoofdaannemers kunnen pas een productiecontract gunnen nadat zij van de Amerikaanse overheid een opdracht hebben ontvangen om een bepaald aantal vliegtuigen te bouwen. Verder zal een toeleverancier bij de gunning van een opdracht altijd de beste prijs-kwaliteitverhouding moeten bieden (best value). Over dit best value principe is de Kamer sinds 2002 diverse malen schriftelijk geïnformeerd. Ten slotte kan de hoofdaannemer zich bij zijn beslissing over de gunning van opdrachten laten leiden door strategische overwegingen, bijvoorbeeld de aankoop van vliegtuigen door de verschillende partnerlanden of een formele toezegging daartoe. Dit geldt evenzeer bij de gunning van eventuele onderhoudscontracten.
De relatie tussen aanschafhoeveelheid enerzijds en omvang van de toeleveringscontracten anderzijds is vertrouwelijk aan de Kamer gemeld. Het is opgenomen in de Letter of Intent van Lockheed Martin die op 10 oktober 2006 vertrouwelijk aan de Kamer is gezonden (Kamerstuk 26 488, nr. 48) en de Letter of Agreement met Pratt & Whitney die op 16 oktober 2007 vertrouwelijk aan de Kamer is aangeboden (Kamerstuk 26 488, nr. 63). In de openbare aanbiedingsbrief bij deze Letter of Agreement is onder meer vermeld dat indien de planning van het aantal aan te schaffen vliegtuigen wordt gewijzigd, dit ook zijn weerslag zal hebben op de totaalwaarde van de aanbestedingen waarin de Nederlandse industrie kan participeren.
In 2002 heeft het toenmalige kabinet besloten tot deelneming aan de ontwikkelingsfase van de JSF omdat dit toestel het beste aansloot bij de Nederlandse operationele eisen. Daarnaast hebben de mogelijkheden van de Nederlandse industrie voor de verwerving van ontwikkelingsopdrachten, en in het verlengde daarvan productieopdrachten, ook een belangrijke rol gespeeld. Nederland is sinds die tijd partner in de ontwikkeling van de JSF. Zoals bekend zal een besluit over de vervanging van de F-16 worden overgelaten aan een volgend kabinet.
Klopt het dat, indien Nederland afhaakt of uiteindelijke besluit de JSF toestellen niet aan te schaffen, de huidige contracten met Nederlandse bedrijven komen te vervallen? Kunt u dit toelichten en in dit kader een appreciatie geven van het kabinetsstandpunt dat er niet voorgesorteerd wordt op de aanschaf van de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven uit welke afspraken blijkt dat deze voorwaarden zijn gesteld? Wanneer zijn die afspraken gemaakt? Geldt dit voor de bestaande miljard euro aan contracten? Voor welke omvang aan raamcontracten gelden deze voorwaarden? Hoe zit het met onderhoudscontracten?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer en op welke wijze heeft u dit gedeeld met de Tweede Kamer? Op welke wijze is meegewogen in de beslissing om mee te doen aan de ontwikkelfase van de JSF, dat de toestellen ook daadwerkelijk aangeschaft moeten worden? Op welke wijze is dit meegenomen in de kosten-baten-analyes?
Zoals in het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 vermeld, is de Kamer op verschillende momenten gedeeltelijk vertrouwelijk geïnformeerd over de voorwaarden die gelden voor het verstrekken van orders door de Amerikaanse hoofdaannemers aan de Nederlandse industrie.
Ten behoeve van de Nederlandse deelneming aan de SDD-fase is in 2002 de business caseopgesteld. Dit is een rekenmodel waarin alle uitgaven en inkomsten bij enerzijds deelneming aan de JSF-ontwikkeling en anderzijds kopen van de plank vergelijkbaar zijn gemaakt. De business case berust op het totaal aantal te produceren toestellen, waaronder het voor Nederland geplande aantal toestellen. Om de business casevoor deelneming aan de ontwikkeling sluitend te krijgen, was een bijdrage van het bedrijfsleven nodig. Daartoe hebben de Staat en de industrie in 2002 de Medefinancieringovereenkomst (MFO) getekend. De brief van 14 januari 2005 (Kamerstuk 26 488, nr. 26) bevat een uitgebreide uiteenzetting van de MFO en de business case.
De minister van Economische Zaken heeft de Kamer op 24 maart 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 223) geïnformeerd over het arbitrageproces inzake de business case, de resultaten van het overleg met de luchtvaartindustrie en de met de luchtvaartindustrie bereikte overeenstemming. In de defensiebegroting 2011 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 2) is uiteengezet hoe wordt omgegaan met het tekort van de business case.
Is het waar dat Nederland niet uit het JSF-programma kan stappen en de door Nederland geïnvesteerde middelen á 850 mln niet kan worden terug gevorderd? Kunt u dit toelichten? Komen deze te vervallen wanneer Nederland besluit de JSF-toestellen niet aan te schaffen?
Zoals eerder aan de Kamer gemeld, onder meer met de jaarrapportage over 2010, kan Nederland op elk moment uit het JSF-programma stappen met inachtneming van de bepalingen in de Memoranda of Understanding (MoU’s). Volledig uitstappen is alleen aan de orde als zou worden besloten dat de F-35 geen kandidaat meer is voor de vervanging van de F-16. Nederland heeft tot op heden vier MoU’s ondertekend die ons land zou moeten opzeggen bij een besluit volledig uit het F-35 project te stappen. Het betreft het SDD-MoU uit 2002 over de ontwikkeling van de F-35, het PSFD-MoU uit 2006 over de productie, het in 2006 door Nederland en Italië getekende Production & Sustainment (P&S) MoU voor Europese samenwerking waartoe Noorwegen vervolgens in 2007 is toegetreden, en het MoU uit 2008 over de operationele testfase (IOT&E). Ook zou Nederland moeten afzien van de koop van het eerste testtoestel en tweede testtoestel. De bijdrage aan de JSF-ontwikkeling van $ 800 miljoen kan niet worden teruggevorderd. Daarnaast kunnen, conform de bepalingen daarover in de MoU’s, mogelijke kosten die door het uitstappen kunnen ontstaan voor de andere partnerlanden daarbovenop in rekening worden gebracht. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Wat zijn de uitstapkosten als Nederland besluit om uit het JSF programma te stappen? Kunt u dit specificeren en toelichten?
Met de jaarrapportage over 2010, verzonden in maart 2011, is de Kamer geïnformeerd over de uitstapkosten op dat moment. Sindsdien is een tweede toestel aangeschaft waarvoor verplichtingen zijn aangegaan. In de defensiebegroting 2012 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 2) is voor de belangrijkste uitgavenposten een overzicht van de geraamde uitgaven voor het project Vervanging F-16 opgenomen. Opbrengsten van de verkoop van de twee toestellen na voltooiing van de productie kunnen hierop in mindering worden gebracht. Verder blijft Nederland ook bij uitstappen recht houden op royalty’s bij de productie van toestellen vanwege de bijdrage van $ 800 miljoen aan de JSF-ontwikkeling, en zullen er afdrachten van de industrie zijn. Een geactualiseerd overzicht van de uitstapkosten, gespecificeerd in uitgaven, lopende verplichtingen en eventuele opbrengsten maakt deel uit van de jaarrapportage over 2011 die voor 1 juni a.s. aan de Kamer wordt verzonden.
Klopt het dat in Italië een gereduceerd aantal bestelde JSF’s niet zal leiden tot een lager rendement van de aanvankelijke bijdrage voor de ontwikkelingsfase?2 Kunt u dit verklaren in het licht van de gesuggereerde daling van het Nederlandse rendement bij een afname of volledig schrappen van het aantal bestelde vliegtuigen?
In Italië worden op dit moment bezuinigingsmaatregelen uitgewerkt. Daarbij wordt ook het aantal aan te schaffen F-35 toestellen opnieuw vastgesteld. Op dit moment is, voor zover mij bekend, daarover nog geen besluit genomen.
In het artikel in Aviation Week waarnaar wordt verwezen, wordt gesproken over het terugverdienen van de investeringen in de ontwikkeling van de F-35 en de bouw van een assemblagefabriek (Final Assembly and Checkout Facility, FACO) in Italië. Het artikel meldt dat Italië ervan uitgaat dat deze investeringen zelfs bij een lagere bestelhoeveelheid door Italië zullen worden terugverdiend.
Zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 zal de Nederlandse industrie ook bij een lagere Nederlandse bestelhoeveelheid orders ontvangen, maar zal het orderpakket waarschijnlijk geringer in omvang zijn. Verder zal de Nederlandse industrie de effecten merken indien in totaal minder JSF-toestellen zullen worden gebouwd en daarvoor ook minder productieopdrachten kunnen worden gegund.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de JSF?
Ja.
Het tekort aan soldaten en korporaals |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Krimpende landmacht komt personeel tekort»?1
Ja.
Onderschrijft u het probleem, dat als gevolg van het feit dat «overtollige» officieren nog op de loonlijst staan er geen financiële ruimte is om tekorten op andere plaatsen in de Landmacht op te vullen, dat luitenant-generaal Marc Kruif aankaart?
In mijn brief van 18 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16) heb ik uiteengezet dat Defensie vanwege de financiële problematiek de instroom van personeel heeft beperkt. Deze maatregel heeft onder meer gevolgen gehad voor de vulling van de operationele eenheden bij de defensieonderdelen. Conform de beleidsbrief van 8 april 2011 Defensie na de kredietcrisis(Kamerstuk 32 733, nr. 1) zullen de operationele eenheden in 2013 volledig zijn gevuld en de overige eenheden in 2014. De werving- en opleidingsinspanningen zijn hierop gericht en ik informeer de Kamer over de voortgang in de Personeelsrapportages. In de beleidsbrief heb ik ook uiteengezet dat bij Defensie veel arbeidsplaatsen verloren zullen gaan. Het betreft onder meer hogere onderofficiers- en officiersfuncties. Zodra de functies van deze werknemers komen te vervallen en zij geen andere functie binnen Defensie kunnen vinden, kunnen zij gebruik maken van de maatregelen uit het Sociaal Beleidskader (SBK). Binnen Defensie zijn hiervoor financiële middelen vrijgemaakt zodat deze werknemers geen extra beslag leggen op de middelen van het desbetreffende defensieonderdeel.
Speelt deze problematiek ook in de andere onderdelen van Defensie zoals de Marine en de Luchtmacht?
De andere defensieonderdelen waaronder het Commando zeestrijdkrachten en het Commando luchtstrijdkrachten hebben een andere personeelsopbouw dan het Commando landstrijdkrachten (CLAS). Het effect van de maatregelen uit de brief van 18 november 2010 is bij deze defensieonderdelen hetzelfde, maar wel kleiner dan bij het CLAS en is in het bijzonder het geval bij specifieke functies.
Verwacht u dat het percentage openstaande vacatures voor de laagste militaire rangen verder zal toenemen? Kunt u dit per onderdeel van Defensie toelichten? Waar ligt wat u betreft de grens?
Zodra de vulling van een operationele eenheid lager is dan zeventig procent is deze eenheid niet meer inzetbaar. Dit is niet aan de orde bij de operationele eenheden.
Bij de beantwoording van vraag 2 heb ik uiteengezet dat de wervings- en opleidingsinspanningen van Defensie zijn gericht op een vulling van de operationele eenheden in 2013. Voorts bestudeer ik maatregelen voor het behoud van personeel binnen de uitgangspunten van de numerus fixus.
Welke consequenties heeft het leegstromen van de laagste militaire rangen voor Defensie?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 4.
Gebrek aan openheid over mogelijke tankdeal met Indonesie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Indonesie In Dark On Dutch Tank Purchase» (Jakarta Globe, 15 januari 2012).1
Ja.
Kunt u in het licht van de motie El Fassed c.s.2 over de verkoop van tanks aan Indonesië toelichten waarom er blijkbaar nog steeds gesproken wordt over de verkoop van deze tanks aan Indonesië? Kunt u toelichten op welke wijze u de motie gaat uitvoeren?
Zoals gesteld tijdens de behandeling van de defensiebegroting onderzoekt Defensie momenteel de verkoopmogelijkheden van overtollig defensiematerieel, waaronder de Leopard-tanks. Indonesië en enkele andere landen hebben belangstelling voor deze tanks getoond. Met deze landen worden vertrouwelijke gesprekken gevoerd, die kunnen leiden tot verkoop van materieel. Mocht het met een van die landen tot een overeenkomst komen, dan zal die uiteraard in overeenstemming met de motie-Van den Doel c.s. (Kamerstuk 22 054 nr. 24) aan de Kamer worden gemeld.
Heeft u de Indonesische regering geinformeerd naar de mening van de meerderheid van de Tweede Kamer en de genoemde motie over de verkoop van tanks aan Indonesie?
Ja.
Heeft het Indonesische ministerie van Defensie een aantal Indonesische parlementsleden uitgenodigd voor een bezoek aan Nederland? Heeft dit bezoek plaatsgevonden? Zo ja, wanneer? Waarom zijn daarover geen mededelingen gedaan?
Neen. Waarschijnlijk wordt met de vraag gedoeld op een delegatie van het Indonesische leger.
Klopt het dat de ondervoorzitter van de Defensie commissie uit het Indonesisch parlement een onderzoek wil naar politieke aspecten van de mogelijke aanschaf? Kunt u toelichten welke politieke aspecten reden zijn voor een onderzoek?
Enkele Indonesische parlementsleden, onder wie de vicevoorzitter van de parlementaire commissie die zich bezighoudt met defensieaangelegenheden, hebben laten weten vragen te hebben over de operationele inzetbaarheid van de Leopard-tanks in de Indonesische omstandigheden en over de technische aspecten van een aanschaf. In onder andere een onderhoud met de Indonesische minister van Defensie heeft de parlementaire commissie Buitenlandse Zaken en Defensieaangelegenheden zich recentelijk kritisch uitgelaten over een mogelijke aanschaf door Indonesië van de Nederlandse Leopard tanks. Enkele parlementariërs zeiden twijfels te hebben over de geschiktheid van de Leopard tanks voor het Indonesische terrein en wegennet. Daarnaast zou volgens sommigen een aanschaf voorbij gaan aan de regeringsdoelstelling de Indonesische defensie-industrie te bevorderen.
Is het waar dat er twijfels zijn in Indonesie over technische aspecten en over het aanbestedingsproces?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich uw toezeggingen tijdens het algemeen overleg over het wapenexportbeleid van 21 december 2011? Wanneer krijgt de Tweede Kamer inzage in de catalogus en de lijst van landen die in aanmerking komen voor de export van overtollig defensiematerieel?
Ja. Naar aanleiding van het algemeen overleg is er contact geweest met het ministerie van Defensie. Defensie stelt sinds eind 2003 geen catalogus met voor verkoop beschikbaar materieel meer op. Er is ook geen lijst van landen die in aanmerking komen voor export. Sinds 2003 wordt gewerkt met informatiebrochures over overtollig materieel dat verkocht kan worden en die belangstellenden voorzien van algemene (technische) informatie over die goederen. Op verzoek van landen die belangstelling hebben, kan nadere informatie worden verschaft, eventueel in de vorm van een offerte. De Kamer wordt over het voor verkoop beschikbaar overtollig materieel geïnformeerd via het Materieelprojectenoverzicht dat jaarlijks in september aan de Kamer wordt aangeboden (laatstelijk MPO 2011: Kamerstuk 27 830 nr. 90).
Heeft u de regering van Indonesië ervan op de hoogte gebracht dat Nederland op dit moment geen exportvergunning kan verlenen voor de verkoop van tanks aan Indonesië in verband met het Europees Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport? Zo neen, waarom niet?
De Indonesische autoriteiten zijn geïnformeerd over de motie El Fassed c.s. De toetsing van een vergunningaanvraag aan de hand van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt staat daar los van.
Het bericht dat het ministerie van Defensie zonnepanelen op scholen en gemeentelijke gebouwen medefinanciert |
|
Richard de Mos (PVV), Marcial Hernandez (PVV) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat u, in navolging van de opening van het eerste windmolenpark van Defensie in Drenthe eind november 2011, met financiële middelen bijdraagt aan het aanbrengen van zonnepanelen op scholen en gemeentelijke gebouwen in Coevorden? Zo ja, hoeveel draagt Defensie hieraan bij?1
Ten behoeve van de bouw van het windturbinepark in Coevorden hebben Defensie en de gemeente Coevorden een overeenkomst gesloten. De financiële bijdrage aan de plaatsing van zonnepanelen op scholen en gemeentelijke gebouwen maakt daarvan deel uit. Met deze bijdrage zorgt Defensie ervoor dat niet alleen Defensie als geheel profiteert van energiebesparende maatregelen in de vorm van dit windturbinepark, maar ook de lokale gemeenschap in de vorm van zonnepanelen op openbare gebouwen. Dit heeft bijgedragen aan het plaatselijke draagvlak voor de overeenkomst.
Welk belang heeft het ministerie van Defensie bij het subsidiëren van zonnepanelen op scholen en gemeentelijke gebouwen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het een verkeerd signaal is indien Defensie aan de ene kant investeert in zonnepanelen die niet voor eigen gebruik zijn terwijl er aan de andere kant operationele eenheden en kazernes worden afgestoten door de bezuinigingen? Zo nee, waarom niet?
Neen. De eenmalige bijdrage van € 121 000 aan het gemeentelijke project, als onderdeel van de overeenkomst met de gemeente Coevorden, maakt deel uit van de investeringskosten ad € 5,6 miljoen van het windturbinepark. Bij de huidige elektriciteitsprijzen leveren deze windturbines Defensie op termijn een jaarlijkse besparing op van € 600 000. Dit bedrag kan Defensie weer besteden ten behoeve van de operationele activiteiten.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van alle (toekomstige) uitgaven die Defensie doet in het kader van de energievoorziening? Zo nee, waarom niet?
Bij de huidige energieprijzen besteedt Defensie jaarlijks ongeveer € 80 miljoen aan de inkoop van energie. Verder voert Defensie een programma van energiebesparende maatregelen uit. Zo worden defensiegebouwen voorzien van gevel- en dakisolatie en dubbel glas. In de periode 2009–2017 is met dit programma in totaal ongeveer € 65 miljoen gemoeid. Deze investeringen verdienen zichzelf op termijn terug.
Kunt u ook een overzicht sturen van het aantal defensiemedewerkers en hun rang of salarisschaal die zich bezighouden met het energiebeleid van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Beleidsvorming is een taak van de Bestuursstaf. Het energiebeleid betreft hoofdzakelijk het beleid ten aanzien van de inkoop en besparing van energie en het beleid om de kwaliteit van de energievoorziening te waarborgen. Bij de Bestuursstaf zijn geen beleidsmedewerkers die zich uitsluitend met het energiebeleid bezighouden. Het aantal beleidsmedewerkers dat gedeeltelijk het energiebeleid als werkveld heeft, bedraagt ongeveer negen. Het betreft burgermedewerkers in de schalen twaalf of dertien of militairen in de rang van luitenant-kolonel.
Wapenleveranties aan Griekenland |
|
Ewout Irrgang , Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Rüstungsindustrie Schöne Waffen für Athen» uit het Duitse blad Die Zeit van 7 januari 2011?1 Hoe schat u de kans in dat Griekenland na afronding van het tweede hulppakket over zal gaan tot de aanzienlijke en nutteloze aanschaf van onder meer Leopard tanks, Eurofighter vliegtuigen, onderzeeërs en fregatten ter waarde van miljarden euro’s? In hoeverre staat het Griekenland vrij om over te gaan tot zulke aanzienlijke wapenleveranties?
Ja.
In de Griekse overheidsbegroting is in 2012 een bedrag van € 1 miljard voorzien voor defensie-investeringen, waaronder wapenaankopen. Hiervan is € 400 miljoen gereserveerd voor bestaande contracten. Het overige deel kan besteed worden aan vervanging of tweedehands aankopen, evenals de aanschaf van munitie. Ten opzichte van 2009 is het totaalbedrag met meer dan 50 procent gedaald.
De Griekse overheid is verantwoordelijk voor de veiligheid van Griekenland. Griekenland weegt zelf het belang van het veiligheidsbeleid t.o.v. andere verantwoordelijkheden van de Griekse overheid. De Griekse begroting wordt in algemene zin steeds door de «Trojka» van IMF/EC/ECB gecontroleerd.
Wanneer is er formeel sprake van een nieuw contract voor wapenleveranties?
Er is een nieuw contract voor wapenleveranties, wanneer dit een nieuwe transactie en dus geen after sales of retour na reparatie betreft. Wanneer het een verlenging of opvolging van een eerder afgesloten overeenkomst betreft, is er geen nieuw contract.
Klopt het dat de Duitse regering, zoals in het artikel uit Die Zeit wordt beweerd, druk heeft uitgeoefend op Griekenland, ondanks de zware bezuinigingen waar het land voor staat, toch de aankoop van Duitse wapens voort te zetten?
De informatie kan dezerzijds niet worden bevestigd.
Bent u bekend met eventuele afspraken die in de marge van een eurotop zijn gemaakt tussen Merkel en Sarkozy enerzijds en de toenmalige Griekse premier Panadreou anderzijds om lopende wapenbestellingen na te komen of om zelfs nieuwe bestellingen af te sluiten?
Nee.
Klopt het dat er door de regering vergunningen zijn afgegeven in de eerste helft van 2010 voor de leverantie van componenten (categorie B10) ter waarde van 52,6 miljoen euro aan Griekenland?2 Gaat het hier om vergunningen van het bedrijf Thales? Is het zo dat deze componenten deel uitmaken van de bestellingen beschreven in Die Zeit? Is de regering betrokken bij de lobbyactiviteiten van Duitsland in Griekenland? Zo ja, wanneer en door welke regeringsvertegenwoordiger?
De vermelde waarde van € 52,6 miljoen is geheel toe te schrijven aan een vergunning voor de leverantie van radarsystemen, C3-consoles en toebehoren ten behoeve van de laatste twee nog op te leveren schepen van de Roussen-klasse. Deze klasse van uiteindelijk zeven schepen, waarvan er vijf in de vaart zijn, is en wordt in Griekenland gebouwd in samenwerking met en op basis van een ontwerp van een Britse werf. Deze levering staat derhalve los van de eventuele transacties die in het bericht van Die Zeit aan de orde komen.
Klopt het verder dat de Griekse regering afgelopen najaar de eerste stappen heeft ondernomen om amfibische infanterie aanvalsvoertuigen van het type AAV7A1 aan te schaffen van de VS, terwijl de Griekse strijdkrachten al over grote aantallen van dergelijke voertuigen beschikken?3 Zo ja, bent u bereid om aan uw Griekse collega te vragen met welk doel deze wapensystemen worden aangeschaft? Gaat het hier om nieuwe voertuigen of om tweedehands voertuigen inclusief renovatieprogramma? Wat is de waarde van de afspraak om alleen nog tweedehands materieel aan te schaffen – zie het antwoord van 11 oktober 2011 op de vragen 1 en 4 van Vragen van de leden Irrgang en Van Bommel (beiden SP) van 19 september 2011 – wanneer Griekenland wel geld aan dure renovatieprogramma’s voor tweedehands materieel uit kan geven?4
Griekenland heeft voor zover de regering bekend geen letter of request aan de Verenigde Staten opgesteld om het verwervingsproces voor deze voertuigen te kunnen initiëren.
Hebben de door uw beschreven strenge salarismaatregelen in het kader van de bezuinigingen op het budget van het Griekse ministerie van defensie in uw antwoord van 11 oktober 2011 op de zojuist vermelde vragen plaats gevonden? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de Vijfde Review waarin wordt gesteld dat de new uniform wage grid for public employment vooralsnog niet geldt voor o.a. de militaire sector?5
Ja, de eerder beschreven salarismaatregelen hebben plaatsgevonden; dit blijkt uit gegevens van het Griekse ministerie van Financiën. De militaire sector in Griekenland heeft zijn eigen beloningsstructuur. De maatregelen die genomen zijn, zijn evenredig aan de strenge salarismaatregelen die voor de publieke sector zijn genomen.
Kunt u een overzicht geven van de Griekse uitgaven aan Defensie van de afgelopen vijf jaar, zowel absoluut als in percentage van het BBP, waarbij tevens een vergelijking wordt gemaakt met de overige EU-landen? Klopt het dat Griekenland wat betreft defensie-uitgaven als percentage van het BBP tot de Europese top behoort?
Uit de overheidsbegroting kan worden opgemaakt dat de Griekse defensie-uitgaven de afgelopen vijf jaar zijn gedaald van bijna 6 miljard in 2007 naar ruim 4 miljard in 2012. Voor investeringen geldt dat het bedrag is gedaald van bijna 1.9 miljard in 2007, naar 1 miljard in 2012. Als gevolg van de financiële crisis hebben de bezuinigingen door Europese landen op overheidsuitgaven – en dus ook in Griekenland – een neerwaarts effect op militaire uitgaven.
Uit vertrouwelijke informatie van de NAVO en uit de gegevens van het SIPRI (Stockholm International Peace Research Institute) blijkt dat de Griekse defensie-uitgaven tot de Europese top behoren.
Klopt de bewering in het artikel van Die Zeit dat de uitgaven aan defensie in 2012 zullen stijgen, terwijl de sociale uitgaven met zo’n 9% verder zullen dalen?
Uit de begrotingscijfers (zie het antwoord op vraag 8) blijkt dat de uitgaven op defensiegebied in 2012 verder zullen dalen.
Klopt het bericht in het blad Der Spiegel6 dat de Franse regering «gratis» fregatten aan Griekenland wil leveren? Zo ja, betekent dit niet dat de operationele kosten in de vorm uitrusting, reserve onderdelen, training etc. op de Griekse defensiebegroting zullen drukken? Bent u bereid om de Griekse regering te vragen om welke reden ze zulke uitgaven doen in het licht van de economische crisis?
De informatie kan dezerzijds niet worden bevestigd.
Is het mogelijk dat de Griekse wapenaanschaf verband houdt met al lang oplopende spanningen in de oost Middellandse zee rondom Cyprus en met Turkije?7 Bent u van mening dat wapenexporten naar Griekenland de spanningen in de regio nodeloos verhogen? Zo ja, bent u bereid om een oproep te doen in de EU en NAVO voor een moratorium op de verkoop van wapensystemen aan Griekenland?
Het is aan de Griekse regering om haar veiligheidsbeleid vorm te geven, alsook de prioriteiten vast te stellen voor de strijdkrachten en daarmee ook in het doen van investeringen.
Deelt u de mening dat zelfs na de besparing in 2011 op de defensiebegroting, Griekenland nog steeds veel te veel geld uitgeeft aan defensiematerieel dat niet nodig is, terwijl het land in een diepe economische crisis verkeerd waarbij de bevolking zwaar wordt getroffen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op vraag 11 en vraag 1.
De vermeende puinhoop van het personeelsbeleid bij Defensie |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht van vakbond AFMP/FNV «Defensie maakt puinhoop van personeelsbeleid»?1
In de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisisvan 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) heb ik uiteengezet welke organisatiemaatregelen de komende jaren bij Defensie worden genomen. Als gevolg de reorganisaties zullen veel werknemers de komende jaren een andere functie binnen (of buiten) Defensie moeten zoeken.
Met de hoofden van de defensieonderdelen zijn afspraken gemaakt over de bekendmaking van vacatures en over een transparant selectie- en functietoewijzingsproces. Onder meer is het van belang om te komen tot een eerlijke defensiebrede toedeling van de beschikbare functies. De vacaturebank is hierbij een belangrijk instrument. Medewerkers die belangstelling hebben voor een bepaalde functie kunnen dit via de vacaturebank kenbaar maken. Zij worden op de hoogte gesteld wanneer deze functie vacant wordt, over het verloop van de selectieprocedure en over eventuele wijzigingen van de functie-eisen. Dit proces wordt ondersteund met het personeelsinformatiesysteem PeopleSoft. Defensie streeft ernaar aanpassingen van de functie-eisen tot een minimum te beperken. In de afgelopen maanden is door gewenningsproblemen sprake geweest van een aantal onvolkomenheden bij de uitvoering van de procedure. De hoofden van de defensieonderdelen brengen de juiste wijze van werken opnieuw onder de aandacht in de eigen organisatie. Ook worden enkele aanpassingen uitgevoerd aan PeopleSoft. Mocht blijken dat verdere verbeteringen mogelijk zijn, dan zullen die zo snel mogelijk worden uitgevoerd.
Is het waar dat de vacaturebank in de praktijk veel problemen veroorzaakt, zoals het niet openstellen van vacatures, het tussentijds wijzigen van functie-eisen en toewijzingen die plaatsvinden buiten het officiële functietoewijzingsproces? Zo ja, welke maatregelen zult u nemen om deze problemen te adresseren?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de transparantie in de sollicitatieprocedure ontbreekt? Zo nee, waarom niet? Hoe zult u dan het beeld dat bij AFMP/FNV leeft, dat de transparantie in de sollicitatieprocedure ontbreekt, aanpakken?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat men bij een afwijzing een standaardbrief zonder de vereiste motivering ontvangt? Zo ja, bent u bereid om afwijzingen voortaan per individu te motiveren?
Gezien de omvang van de reorganisatie zullen in de komende periode waarschijnlijk veel defensiewerknemers gaan solliciteren op meerdere functies. Dit levert een groot aantal afzonderlijke sollicitatieprocedures op. Defensie heeft er om doelmatigheidsredenen voor gekozen afwijzingen gestandaardiseerd en geautomatiseerd te versturen. Het bericht dat de medewerker ontvangt, bevat de afwijzingsreden en de gegevens van een contactpersoon die de werknemer desgewenst aanvullend kan informeren.
Is het waar medewerkers wordt geadviseerd om zelf vroegtijdig ontslag te nemen omdat bij Externe Bemiddeling Defensie (EBD) wel mogelijkheden tot een opleiding zouden bestaan? Klopt het dat medewerkers dan bepaalde rechten opgeven? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is en moet stoppen?
Er zijn mij op dit moment geen gevallen bekend dat medewerkers wordt geadviseerd om zelf vroegtijdig ontslag te nemen met het oog op betere opleidingsmogelijkheden via de EBD en ik deel uw mening dat dit ongewenst zou zijn.
Mogelijke militaire aankopen door Griekenland van miljarden euro's |
|
Teun van Dijck (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Griekenland voor meer dan € 10 miljard aan wapeninkopen wil doen?1
Ja.
Is het waar dat Griekenland voornemens is om, indien zij opnieuw geld uit het noodfonds ontvangt, voor € 4 miljard gevechtsvliegtuigen te kopen, voor nog eens € 4 miljard fregatten te kopen, voor € 2 miljard duikboten te kopen en voor € 400 miljoen patrouilleboten te kopen?
Volgens de Griekse overheidsbegroting voor 2012 zal Griekenland dit jaar € 1 mld. besteden aan defensie-investeringen, waaronder ook wapenaankopen. Hiervan gaat € 400 mln. naar oude contractuele verplichtingen. Er blijft € 600 mln. over voor eventuele nieuwe verplichtingen, waaronder ook aankoop van munitie. De Griekse begroting wordt in algemene zin steeds door de de «Trojka» van IMF/EC/ECB gecontroleerd. Er is mij geen informatie bekend dat er plannen zijn voor militaire aankopen van bovengenoemde omvang. Mocht deze berichtgeving kloppen dan ga ik ervan uit dat de «Trojka» niet akkoord gaat met deze uitgaven.
Indien de berichtgeving waar is, deelt u dan de mening dat het onaanvaardbaar is dat een land, dat zo goed als failliet is en aan het geldinfuus ligt (ook van Nederland), voor meer dan € 10 miljard aan wapeninkopen wil gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een en ander te verifiëren en, indien de berichtgeving klopt, de Grieken daarop aan te spreken? Bent u bereid de geldkraan aan Griekenland per direct dicht te draaien en te bevorderen dat Griekenland de eurozone zo spoedig mogelijk verlaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De houding van de Nederlandse regering ten tijde van de holocaust |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «excuses voor wegkijken»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de mening van mevrouw Borst en de heer Zalm dat het gepast zou zijn als de Nederlandse regering alsnog excuses aanbiedt voor haar passieve houding ten tijde van de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog?
Mevrouw Borst en de heer Zalm waren, te zamen met minister-president Kok, ondertekenaars van het kabinetsstandpunt van 21 maart 2000 inzake de adviezen van verschillende commissies op het terrein van tegoeden Tweede Wereldoorlog. Deze adviezen bevatten geen informatie van betekenis over de houding van de Nederlandse regering in Londen ten tijde van de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog.
Bent u bereid om deze excuses alsnog uit te spreken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt terzake niet over een breed gedragen advies uit de kring van betrokkenen of geobjectiveerde informatie die noopt tot een kabinetsstandpunt als dat van 21 maart 2000.
Het tegen de eigen burgerbevolking inzetten van gevechtsvliegtuigen door NAVO-lidstaat Turkije |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Marcial Hernandez (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het nieuwsartikel «Airstrike kills 31 Kurdish villagers in southeast Turkey»?1
De Turkse regering heeft verklaard dat het bombardement op de burgers een trieste vergissing was. Zij heeft haar diepe spijt betuigd en heeft condoleances aangeboden aan de nabestaanden. Zij heeft toegezegd de nabestaanden te zullen compenseren. De Turkse regering heeft een diepgaand onderzoek aangekondigd.
Hoe beoordeelt u deze aanval in het kader van het proportionaliteitsbeginsel?
Het proportionaliteitsbeginsel is niet eens aan de orde omdat het bombarderen van burgers niet geoorloofd is.
Deelt u de mening dat het een schending is van de geest van het NAVO-verdrag dat NAVO-lidstaat Turkije het luchtwapen tegen de eigen burgerbevolking inzet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties moeten volgens u dan daaruit voortvloeien?
Nee. Gezien het antwoord op vraag 1 en 2 is het niet nodig om dit in de NAVO-Raad aan de orde te stellen.
Bent u bereid dit incident aan de orde te stellen in de NAVO-Raad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het door Turkije opschorten van de militaire samenwerking met Frankrijk |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV), Marcial Hernandez (PVV) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het opnieuw vanwege een «erekwestie» unilateraal opschorten van de militaire banden met een bondgenoot (Turkije deed dat eerder dit jaar al met Israel) andermaal aantoont dat het Turkse regime fundamenteel onbetrouwbaar is en dat het Turkse NAVO-lidmaatschap en de plaatsing van onderdelen van het NAVO-raketschild in Turkije derhalve voor onze eigen veiligheid heroverwogen zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Turkije is en blijft een belangrijke NAVO-bondgenoot, onder andere bij de gemeenschappelijke verdediging van het NAVO-grondgebied via het raketverdedigingssysteem.
Is Turkije naar uw mening met deze houding nog geloofwaardig en houdbaar als lid van de NAVO?
Nederland betreurt dat de relatie tussen twee belangrijke bondgenoten Frankrijk en Turkije zijn verstoord. Nederland hoopt dat de relatie spoedig wordt hersteld.
Deelt u de mening dat het onbetrouwbare islamitische Turkije nooit en te nimmer lid mag worden van de EU en bent u bereid die boodschap eindelijk eens aan de Turkse radicaal Erdogan over te brengen?
Nee. Nederland heeft ingestemd met het lidmaatschapsperspectief voor Turkije, mits aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. De beleidslijn van de regering blijft onveranderd: doel van de toetredingsonderhandelingen blijft Turkse toetreding – conform het gestelde in het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005.
De regering neemt afstand van de kwalificaties over Turkije en minister-president Erdogan, respectievelijk «onbetrouwbaar» en «radicaal».
Nieuwe problemen met de JSF |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Trillion-Dollar Jet Has Thirteen Expensive New Flaws» (13 december 2011)?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek dat in opdracht van Frank Kendall, in het Pentagon verantwoordelijk voor materieelaankoop, is uitgevoerd en het rapport «F-35 Joint Strike Fighter: Concurrency Quick Look Review» van 29 november 2011 dat onlangs is uitgelekt via POGO (Project on Government Oversight)?2
Ja, de Verenigde Staten hebben het rapport beschikbaar gesteld aan de partnerlanden van het F-35 programma.
Hoe beoordeelt u de lijst met mankementen die Kendall en zijn panel constateren?
Op dit moment is de technische testfase (Developmental Testing and Evaluation, DT&E) van de F-35 gaande om technische tekortkomingen op te sporen en te herstellen voordat het toestel operationeel in gebruik wordt genomen. Ondertussen worden ook toestellen geproduceerd. Dit is bij eerdere ontwikkelingstrajecten van jachtvliegtuigen ook gebeurd, maar niet in die mate als thans het geval is. De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken doelde met zijn uitdrukking «rijden en sleutelen» op noodzakelijke aanpassingen aan reeds geproduceerde toestellen.
Het ministerie van Defensie wordt via de Nederlandse vertegenwoordiger bij het Joint Strike Fighter Program Office (JPO) in Washington DC geïnformeerd over de voortgang van het testprogramma en geconstateerde technische tekortkomingen. Het in vraag 5 genoemde Amerikaanse rapport gaat in op in totaal dertien tekortkomingen die aanpassingen van geproduceerde toestellen noodzakelijk maken. Niet al deze probleemgebieden hebben overigens betrekking op de CTOL-versie (Conventional Take-off and Landing)van de F-35 waarvoor Nederland belangstelling heeft. De belangrijkste voor Nederland relevante tekortkomingen zijn reeds aan de Kamer gemeld, onder meer in de jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488 nr. 258) en de brief van 25 mei 2011 (Kamerstuk 26 488 nr. 271).
Bij de aanvang van het JSF-programma werd er volgens het Amerikaanse rapport op goede gronden van uitgegaan dat door de grootschalige toepassing van computersimulaties de ontwikkeling van de F-35 anders zou verlopen dan eerdere ontwikkelingstrajecten. Deze verwachting blijkt volgens het rapport te optimistisch te zijn geweest. Ik constateer dat er belangrijke technische tekortkomingen zijn geconstateerd, maar tevens dat er ook maatregelen worden genomen ter opheffing daarvan. Deze maatregelen onderstrepen de vastberadenheid van de Amerikaanse overheid om van de JSF een succes te maken.
Is de in het rapport gebruikte kwalificatie «classified deficiency» gerelateerd aan problemen rond stealth? Klopt het dat de JSF toch niet zo onzichtbaar zal zijn voor radars als Lockheed Martin heeft gezegd dat de JSF zal zijn?
Ik kan niet ingaan op gerubriceerde informatie.
Klopt het dat veel problemen te maken hebben met wat de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken op 6 december 2011 tijdens het mondelinge vragenuur in afwezigheid van de minister van Defensie noemde «rijden en sleutelen»? Hoe beoordeelt u het functioneren van «rijden en sleutelen» na het lezen van het rapport «F-35 Joint Strike Fighter: Concurrency Quick Look Review» van 29 november 2011?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het onderzoek in opdracht van Kendall aantoont dat de hoeveelheid mankementen op dit moment in dezelfde mate voorkomen als dat in de beginfase van de ontwikkeling van een gevechtsvliegtuig? Hoe beoordeelt u het feit dat bij het testen is geconstateerd dat er maar liefst 725 veranderingen in het design zijn aangebracht terwijl nieuwe toestellen al uit de fabriek kwamen?
Het Amerikaanse rapport stelt dat het aantal tekortkomingen bij de F-35 meer lijkt op die van eerdere vliegtuigontwikkelingsprogramma’s dan verwacht. Ik heb geen aanleiding deze constatering ter discussie te stellen. Het is overigens gebruikelijk dat in een vroeg stadium van de ontwikkeling de meeste mankementen worden geconstateerd. Voor dat doel is binnen het F-35 programma ook een uitgebreid test- en evaluatieprogramma opgezet. Dat is eveneens de reden waarom in de LRIP-1 en LRIP-2 productieseries relatief de minste toestellen zijn besteld.
Minister Panetta heeft op 26 januari jl. aangekondigd dat de Verenigde Staten de komende jaren minder toestellen zullen af nemen teneinde de aanpassingskosten van de toestellen na aflevering te beperken. De Amerikaanse bestelreeks zal pas begin februari bekend zijn na de indiening van de Amerikaanse defensiebegroting voor het fiscale jaar (Fiscal Year)2013 dat begint op 1 oktober 2012. Overigens verschillen de omvang van de noodzakelijke veranderingen aan de toestellen en de mogelijke gevolgen van de geconstateerde tekortkomingen. Een deel van de gebreken zal reeds op de productielijn worden hersteld. De resterende aanpassingen kunnen na aflevering van de toestellen worden uitgevoerd op een moment dat past in het onderhoudsschema.
Klopt het dat ook in de VS wordt gesproken over langer doorvliegen met bestaande toestellen en dat de firma Boeing daartoe zelfs plannen heeft ingediend?
Evenals Nederland dienen de Verenigde Staten langer door te vliegen met de bestaande vloot jachtvliegtuigen. Vanwege de vertragingen bij de F-35 heeft de Amerikaanse luchtmacht onder meer besloten tot modificaties aan haar nieuwere F-16 toestellen (F-16 C/D) ter verlenging van de levensduur. Daarnaast beschikken de Amerikaanse strijdkrachten nog over andere typen jachtvliegtuigen die op termijn worden vervangen door de F-35. Voor deze toestellen wordt door de fabrikanten meegedacht over oplossingen om de levensduur te verlengen. Vanwege de gemiddelde leeftijd van sommige van deze toestellen is dat echter niet altijd mogelijk en moeten als overbruggingsmaatregel enkele nieuwe toestellen van een ouder type worden besteld. Boeing overweegt in dit verband productielijnen langer open te houden. Deze opties zijn kostbaar en de besluitvorming hierover is nog niet voltooid. Hoe dan ook staat in de Verenigde Staten de JSF als opvolger van een reeks verouderde vliegtuigtypen niet ter discussie.
Bent u bereid om nog op korte termijn verslag te doen van het JSF-programma tot nu toe om lessen te trekken uit de fouten die in het gehele programma zijn gemaakt en over de Nederlandse betrokkenheid daarbij?
De jaarrapportages van het project Vervanging F-16 doen verslag van de stand van zaken van het programma. De rapportages gaan tevens in op de belangrijkste onderkende risico’s en de maatregelen die in verband daarmee worden genomen. Na de voltooiing van het project Vervanging F-16 zal het, zoals te doen gebruikelijk bij grote projecten, worden geëvalueerd.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg op 8 februari 2012 over de vervanging van de F-16?
Ja.
De uitspraken van admiraal Venlet over de Joint Strike Fighter |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Jasper van Dijk , Wassila Hachchi (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u de uitspraken van de admiraal Venlet over de problemen met de JSF in het artikel «JSF’s build and test was «Miscalculation» Adm. Venlet says: production must slow»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de constatering dat de mate van overlap tussen ontwikkelen, bouwen, testen en productie bij nader inzien een misrekening is geweest?
Bij de aanvang van het F-35 programma werd gedacht dat door de grootschalige toepassing van computersimulaties de ontwikkeling van de F-35 anders zou verlopen dan eerdere ontwikkelingstrajecten. Op grond daarvan is besloten relatief vroeg in het programma al grotere aantallen toestellen te produceren. Vice-admiraal Venlet zet in het interview uiteen dat deze benadering blijkt te leiden tot meer kosten dan oorspronkelijk verwacht. Om die reden heeft minister Panetta op 26 januari jl. aangekondigd dat de Verenigde Staten de komende jaren minder toestellen zullen afnemen teneinde de aanpassingskosten van de toestellen na aflevering te beperken.
Op grond van de beschikbare informatie heeft Defensie steeds het standpunt van het Pentagon gedeeld. Tijdens de hoorzitting van april 2009 zijn ervaringen besproken met eerdere ontwikkelingstrajecten van wapensystemen. Op dat moment was er nog geen reden aan te nemen dat de programmaopzet gewijzigd moest worden.
Is het u bekend dat de Amerikaanse rekenkamer U.S. Government Accountability Office (GAO) al enige jaren waarschuwt dat er in een JSF project een risico wordt genomen met het overlappen van ontwikkelen, bouwen, testen en productie? In welke mate zijn deze zorgen van GAO binnen het JSF Program office (JPO) besproken?
Het GAO heeft de afgelopen jaren gewezen op risico’s als gevolg van de overlap van ontwikkeling, bouw, testen en productie. Deze waarschuwing komt terug in de Monitor over het project vervanging F-16 van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 (Kamerstuk 31 200, nr. 14). In de bestuurlijke reactie op deze GAO-rapporten heeft het Amerikaanse Ministerie van Defensie (waar het JPO deel van uitmaakt), zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 en 6, steeds gesteld dat de ontwikkeling van de F-35 vooral door de grootschalige toepassing van computersimulaties anders zou verlopen dan eerdere ontwikkelingstrajecten. In de reactie op het GAO rapport van 12 mei 2011 (Kamerstuk 26 488, nr. 269) wordt daarnaar verwezen. Defensie heeft op grond van de beschikbare informatie steeds het standpunt van het Pentagon gedeeld. Naar de huidige inzichten, op grond van de uitvoering van ongeveer 20 procent van het testprogramma, blijkt dat de ontwikkeling van de F-35 minder afwijkt van eerdere progamma’s dan verwacht.
Welke conclusies zijn er door u binnen het JPO getrokken op basis van de waarschuwingen van de Amerikaanse rekenkamer?
Zie antwoord vraag 3.
Welke conclusies zijn er door u getrokken uit de eveneens door de Nederlandse Algemene Rekenkamer (ARK) gedane waarschuwingen over de risico’s die genomen worden met het overlappen van ontwikkelen, bouwen, testen en productie?
Zie antwoord vraag 3.
Welke rol hebben de waarschuwingen van de deskundigen over het risico van de overlap tussen ontwikkelen, testen en produceren, geuit tijdens de hoorzitting van april 2009, gespeeld in het verdere besluitvormingsproces met betrekking tot de Nederlandse deelname in de JSF ontwikkeling?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de extra bijkomende kosten voorkomend uit de nu geconstateerde gebreken voor het in aanbouw zijnde eerste Nederlandse testtoestel dat volgens planning in augustus 2012 geleverd gaat worden?
Voor wiens rekening zullen extra bijkomende kosten voor het in aanbouw zijnde eerste Nederlandse testtoestel komen?
Wat zijn de extra bijkomende kosten voorkomend uit de nu geconstateerde gebreken voor het tweede Nederlandse testtoestel dat volgens planning in maart 2013 geleverd gaat worden?
Voor wiens rekening zullen extra bijkomende kosten voor het tweede Nederlandse testtoestel komen?
Wat zijn de gevolgen van de benodigde aanpassingen voor de totale aanschafprijs van het eerste Nederlandse testtoestel?
Wat zijn de gevolgen van de benodigde aanpassingen voor de totale aanschafprijs van het tweede Nederlandse testtoestel?
Is het u al bekend wat de gevolgen van de huidige problemen zullen zijn voor de wijze waarop het JSF programma zal worden aangepast? Zo nee, op welke termijn verwacht u duidelijkheid over de verdere planning in het JSF project?
Zoals toegezegd in de brief van 1 juli 2011 (Kamerstuk 26 488, nr. 275) zal ik u informeren over de Amerikaanse besluitvorming zodra die gereed is. Naar verwachting zal begin februari duidelijkheid ontstaan over de Amerikaanse productieaantallen in de komende jaren. Over de planning van de ontwikkelingsfase zal naar verwachting in de weken daarna een besluit vallen. De Verenigde Staten zullen de partners informeren over de voortgang daarvan. Minister Panetta heeft op 26 januari jl. reeds aangekondigd dat de Verenigde Staten de komende jaren minder toestellen zullen afnemen teneinde de aanpassingskosten van de toestellen na aflevering te beperken.
Een Nederlands besluit over de vervanging van de F-16 wordt overgelaten aan een volgend kabinet. Naar verwachting zullen de eerste productietoestellen niet voor 2019 bij het Commando luchtstrijdkrachten instromen. Risico’s veroorzaakt door de gelijktijdige ontwikkeling en productie van de F-35 zullen tegen die tijd (2019) aanzienlijk zijn afgenomen omdat de ontwikkeling dan nagenoeg zal zijn voltooid.
Is binnen het JPO al gesproken over een aanpassing van de planning in het JSF project?
Zie antwoord vraag 13.
Op welke wijze zult u de Kamer informeren over de gewijzigde planning in het JSF project?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van de door de partnerlanden geplande aantallen toestellen? Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van de door de partnerlanden geplande bestellingen?
Jaarlijks geven de partnerlanden in het najaar hun aangepaste planningsreeksen door aan het JPO. Deze reeksen worden gebruikt voor de herijking van de financiële reeksen die ten grondslag liggen aan de onder meer door Nederland ontvangen financiële informatie ten behoeve van de jaarrapportage. Zoals uiteengezet bij de beantwoording van vraag 13, 14 en 15 zal pas begin februari duidelijkheid ontstaan over de Amerikaanse planning. In Italië worden op dit moment bezuinigingsmaatregelen uitgewerkt. Daarbij wordt ook het aantal aan te schaffen F-35 toestellen opnieuw vastgesteld. In de jaarrapportage wordt het actuele overzicht van de planningreeksen opgenomen.
Op dit moment zijn de volgende aantallen toestellen besteld:
Turkije heeft onlangs besloten twee toestellen aan te schaffen in de LRIP-7 productieserie. Noorwegen heeft besloten vier toestellen in de LRIP-8 productieserie te bestellen. Verder zijn er twee niet-partnerlanden die concrete stappen hebben gezet; Israel heeft een eerste bestelling van negentien toestellen gedaan en de Japanse regering heeft besloten een eerste serie van 42 toestellen te bestellen.
Het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor door General Electric en Rolls-Royce |
|
Jasper van Dijk , Angelien Eijsink (PvdA), Sharon Dijksma (PvdA), Wassila Hachchi (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het gezamenlijk persbericht van 4 december 2001 afkomstig van General Electric en Rolls-Royce over het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor voor het Joint Strike Fighter (JSF) programma?1
Ja.
Wat is uw reactie op het stopzetten van de ontwikkeling van de tweede motor voor het JSF programma?
De Nederlandse regering is altijd voorstander geweest van de ontwikkeling van een tweede motor voor de F-35, de F136-motor van het Fighter Engine Team (FET) dat bestaat uit General Electric en Rolls-Royce. Dit zowel met het oog op de inschakeling van Nederlandse bedrijven als uit concurrentieoverwegingen. Daarom betreur ik de stap van de fabrikanten. De ontwikkeling van de F136-motor werd echter volledig gefinancierd door de Verenigde Staten. Nederland is bij de besluitvorming over de ontwikkeling van die motor niet betrokken geweest.
Kunt u aangeven welke financiële verplichtingen en investeringen de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers zijn aangegaan cq hebben gedaan ten behoeve van de ontwikkeling van de F136 motor vanaf 2002? Zo nee, waarom niet?
Volgens informatie van de betrokken Nederlandse bedrijven heeft men in de ontwikkelingsfase van de F136 voor ruim € 7 miljoen in materiële en immateriële activa geïnvesteerd.
Het bedrag aan mogelijke omzet voor de Nederlandse industrie dat in 2002, een vroege fase van de ontwikkeling, werd genoemd, was een eerste schatting op basis van de beperkte informatie van General Electric waar dat bedrijf toen over beschikte. In de loop van het ontwikkelingsproces kwam nauwkeuriger informatie over de te verwachten aantallen F136-motoren en de capaciteiten van de Nederlandse industrie beschikbaar. Op grond daarvan is de raming bijgesteld tot uiteindelijk de ongeveer $ 750 miljoen, zoals genoemd op bladzijde 20 van de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2006 (Kamerstuk 26 488, nr. 58). De Nederlandse bedrijven hebben deze verwachtingen betrokken bij hun investeringsbesluiten. De intentie van het FET met betrekking tot de inschakeling van de Nederlandse industrie is vastgelegd in een Memorandum of Understanding tussen het FET en de Nederlandse overheid, dat is getekend op 9 november 2006 en aan uw Kamer ter vertrouwelijke kennisname is gezonden met de brief van 16 oktober 2007 (Kamerstuk 26 488, nr. 63). Op basis daarvan ontving het Ministerie van Economische Zaken: EZ (later het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie: EL&I) periodiek een bijgesteld Industrial Participation Plan (IP-plan), waarin de mogelijkheden voor de industrie nader werden uitgewerkt. De raming van $ 750 miljoen is ook genoemd in het antwoord op de vragen 1 tot en met 3 van 1 april 2011 (Handelingen TK 2010–2011, Aanhangsel nr. 2057).
Door het besluit tot beëindiging van de ontwikkeling zal dit geraamde bedrag niet kunnen worden gerealiseerd. In het antwoord op de vragen 13, 14 en 15 wordt ingegaan op de mogelijk grotere rol van de Nederlandse industrie bij de productie van de overgebleven motor, de F135 van Pratt & Whitney.
Tegen welke omzetverwachting hebben de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers geïnvesteerd dan wel deelgenomen in de ontwikkeling van de F136 motor?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe oordeelt u nu over het gesuggereerde bedrag van één miljard dollar aan orders voor het Nederlandse bedrijfsleven voor de F136 motor zoals gedaan tijdens het debat voorafgaand aan de ondertekening van de Memorandum of Understanding System Design and Development (MOU-SDD) in 2002?
Zie antwoord vraag 3.
Welke contracten en overeenkomsten zijn er door of namens de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers gesloten ten behoeve van investeringen en/of deelname in de ontwikkeling van de F136 motor?
Voor een overzicht van de tot ultimo 2010 gesloten ontwikkelingsopdrachten van de Nederlandse industrie met het FET verwijs ik u naar bijlage 5 van de Jaarrapportage Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258).
De totale waarde van die opdrachten bedroeg bijna $ 18 miljoen.
Voor zover het om nog lopende contracten ging, zijn deze verbroken door middel van een stop work order van het FET in vervolg op het stopzetten begin 2011 van de ontwikkelingsfinanciering van de Amerikaanse overheid.
Welke van de door of namens de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers gesloten overeenkomsten en contracten ten behoeve van investeringen en/of deelname in de ontwikkeling van de F136 motor worden er verbroken met het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Welke overige contractuele verplichtingen worden met het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor doorbroken?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u een overzicht geven van alle gevolgen voor de directe en indirecte werkgelegenheid voor de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers van het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor door General Electric en Rolls-Royce?
De ramingen van de Nederlandse werkgelegenheid in verband met het F-35 programma zijn uitgevoerd door PwC – met een appreciatie daarvan door het Centraal Plan Bureau (CPB) – en vervolgens aan de Kamer gezonden (Kamerstukken 26 488, nr. 98 en nr. 145). De ramingen hebben betrekking op het totale programma gedurende de gehele looptijd en zijn een mesobenadering (PwC) respectievelijk een macrobenadering (CPB). Zij berusten niet op een sommering van cijfers van individuele bedrijven.
Verwacht werd dat bij de productiewerkzaamheden voor de F136-motor enige honderden arbeidsplaatsen betrokken hadden kunnen zijn. Dit was vanzelfsprekend onder de aanname dat de betrokken Nederlandse bedrijven op basis van best value metterdaad betrokken zouden worden bij de productie van de beoogde motorcomponenten.
Het stopzetten van de ontwikkeling van de F136-motor had volgens de betrokken bedrijven een gevolg voor ongeveer vijftien werknemers die direct en indirect betrokken waren bij de ontwikkeling van motorcomponenten.
Bent u vooraf geïnformeerd over het voornemen van General Electric en Rolls-Royce over het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Amerikaanse overheid heeft in 2010 besloten in de conceptbegroting voor 2011 voor het vijfde achtereenvolgende jaar geen geld te reserveren voor de verdere ontwikkeling van de F136-motor. Zoals bekend heeft het Amerikaanse Congres tot dat jaar steeds besloten toch geld voor deze ontwikkeling beschikbaar te stellen. Nadat de begroting voor 2011 formeel is vastgesteld en daarin geen geld beschikbaar werd gesteld, heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie het contract voor de ontwikkeling van de F-136 motor formeel beëindigd. Het FET heeft daarna besloten de ontwikkeling in eigen beheer, voor eigen kosten en op beperkte schaal voort te zetten, in de hoop dat er in de Amerikaanse defensiebegroting voor 2012 alsnog geld beschikbaar zou komen. Nadat bleek dat in de begroting voor 2012 wederom geen fondsen voor de verdere ontwikkeling van de F136-motor waren opgenomen, heeft het FET eenzijdig besloten ook deze werkzaamheden te beëindigen. Omdat voor het F-35 Joint Program Office (JPO) de F136-motor geen program of record (een programma waarvan het budget is geaccordeerd in het Future Year Defense Program volgens de Amerikaanse begrotingssystematiek) is gelet op het standpunt van het Pentagon, is door het FET noch met het F-35 JPO, noch met de internationale partners rechtstreeks gecommuniceerd.
Is het u bekend of en zo ja, op welke wijze de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers vooraf zijn geïnformeerd over het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op de vragen 6 en 7 uiteengezet hebben de betrokken Nederlandse bedrijven begin 2011 een stop work order van het FET ontvangen.
Op die wijze is aan de Nederlandse bedrijven medegedeeld dat de ontwikkelingswerkzaamheden door hen dienden te worden beëindigd.
Indien u niet vooraf geïnformeerd bent over het voornemen van General Electric en Rolls-Royce de ontwikkeling van de F136 motor te beëindigen, op welke wijze en wanneer bent u wel geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 9.
Is het (voorgenomen) besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor besproken binnen het Joint Strike Fighter program office (JPO) Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Is het u bekend of er inmiddels contact is geweest met de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers over de inschakeling ten behoeve van de F135 motor ter compensatie van de misgelopen orders door het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor? Zo ja, door wie is het contact geïnitieerd? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord van 1 april 2011 op de vragen 1 tot en met 3, waarnaar wordt verwezen in vraag 14, is uiteengezet dat het Ministerie van EL&I samen met de betrokken industrie de gevolgen voor de opdrachten en de omzetverwachting in kaart brengt.
Nu de F136-motor niet doorgaat, kan voor de overblijvende F135-motor van Pratt & Whitney rekening worden gehouden met ongeveer 5 000 motoren in plaats van ongeveer 2 500 motoren. De waarde van de Nederlandse opdrachten voor de F135-motor kan navenant toenemen mits de betrokken Nederlandse bedrijven voldoen aan het best value principe. Dit hoeft overigens niet alleen te leiden tot meer opdrachten voor de huidige toeleveranciers van de F135. Ook de Nederlandse bedrijven die opdrachten hadden ontvangen in het kader van de ontwikkeling van de F136-motor, kunnen in aanmerking komen voor productiewerk voor de F135-motor.
In overleg met de Nederlandse industrie is door medewerkers van het Ministerie van EL&I al in een vroeg stadium in 2011 contact gezocht met vertegenwoordigers van Pratt & Whitney om de mogelijkheden voor de Nederlandse industrie te verkennen en aan te dringen op een verdergaande inschakeling. Ook tijdens de periodieke contacten met Pratt & Whitney van een vertegenwoordiger van het sinds 2004 functionerende JSF Industrial Support Team (JIST) dat de Nederlandse industriële inschakeling ondersteunt, is voortdurend aangedrongen op verdere inschakeling van de Nederlandse industrie en zijn ook concrete mogelijkheden onder de loep genomen.
Verder overleggen Nederlandse bedrijven zelf, ook die in het verleden betrokken waren bij het F136-programma, met Pratt & Whitney over mogelijke opdrachten bijvoorbeeld als second source leverancier. Daarbij zijn diverse concrete opdrachten in beeld.
Welke stappen gaat u zelf ondernemen om deelname van de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers aan de ontwikkeling van de F135 motor door Pratt & Whitney te bevorderen?2
Zie antwoord vraag 13.
Hoe reëel acht u zelf de mogelijkheid -met inachtneming van alle omstandigheden rondom de ontwikkeling van de JSF- dat de in Nederland gevestigde bedrijven en toeleveranciers betrokken zullen worden bij de ontwikkeling van de F135 motor door Pratt & Whitney?
Zie antwoord vraag 13.
Is het u bekend hoe er op het besluit van General Electric en Rolls-Royce tot het stopzetten van de ontwikkeling van de F136 motor is gereageerd door het Amerikaanse congres?
Het Amerikaanse Congres heeft, zoals uiteengezet in het antwoord op de vragen 9, 11 en 12, besloten verder geen geld voor de ontwikkeling van de F136-motor ter beschikking te stellen. Dit betekent dat het besluit tot stopzetting in overeenstemming is met de wens van het Congres.
Wapenhandel in Nederland |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van Peter R. de Vries over de ontmaskering van wapenhandelaar K. B.?1
Illegale wapenhandel is strafbaar en daarom in alle gevallen ontoelaatbaar. Wanneer de dader tevens lid is van een schietvereniging, zal dat onmiddellijk moeten leiden tot het royement van betrokkene. De uitzending bevestigt dat er naast (toezicht) op legaal wapenbezit ook blijvende aandacht moet zijn voor de bestrijding van illegaal wapenbezit en illegale wapenhandel. Zie hieromtrent verder het antwoord op vragen 4–7. Voor het overige kan ik, nu het strafrechtelijk onderzoek nog loopt op de inhoud van deze casus niet nader ingaan.
Hoe duidt u het feit dat in deze zaak sprake was van een lid van een schietvereniging die daarnaast betrokken was bij illegale wapenhandel?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe duidt u het feit dat in deze zaak sprake was van een in eerste instantie legale vorm van wapenhandel die het topje van een «illegale» ijsberg bleek?
Of de verdachte in deze zaak ook op legale wijze in vuurwapens heeft gehandeld zal uit nader onderzoek moeten blijken. Legale wapenhandel is gebonden aan strikte eisen. Zo dienen verkopen te worden geregistreerd en moet kunnen worden aangetoond aan wie een wapen is verkocht. Dit beoogt vermenging tussen legale en illegale handel te voorkomen. In opdracht van de portefeuillehouder vuurwapens van de RKC (Raad van Korpschefs) wordt overigens momenteel onderzoek gedaan naar illegaal wapenbezit en -handel. Dit onderzoek, dat naar verwachting in januari 2012 gereed komt, zal meer inzicht bieden in de aard en omvang van illegale vuurwapens in ons land.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel recherchecapaciteit beschikbaar is om illegale wapenhandel, zoals in deze reportage getoond, te onderzoeken?
Onderzoek naar vuurwapens maakt integraal onderdeel uit van algemene opsporingsonderzoeken, bijvoorbeeld onderzoeken naar gewapende overvallen. In aparte capaciteitsregistratie op het thema is niet voorzien.
Is deze recherchecapaciteit wat u betreft afdoende? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u in deze uitzending aanleiding om andere acties te ondernemen? Zo ja, welke?
De problematiek van illegale vuurwapens wordt reeds langs verschillende lijnen aangepakt. Zo zijn in het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit zes specifieke maatregelen opgenomen die betrekking hebben op het verbeteren en vereenvoudigen van de opsporing van overvallers die gebruik maken van illegale vuurwapens en munitie. Daarnaast loopt een project bij het Programma Aanpak Cybercrime over de opsporing van vuurwapens op internet. Verder wordt in het nieuwe actieplan «Antwoord op geweld 2012–2015» door de politie in samenwerking met ketenpartners een aantal maatregelen ten uitvoer gebracht dat specifiek gericht is tegen wapenbezit. Voor wat betreft de versterking van het toezicht op legaal wapenbezit, verwijs ik u naar de brief van mijn ambtgenote van VWS en mij d.d. 27 oktober 2010 aan uw Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 033, nr. 2). Ik zie in de uitzending geen aanleiding om aanvullende actie te ondernemen in aanvulling op het voorgaande.
Op welke wijze wordt de aanpak van illegale wapenhandel in Europees verband opgepakt?
Door de European Firearms Experts en de Law Enforcement Working Party worden momenteel concrete acties uitgevoerd ter uitvoering van een recent aangenomen actieplan. Het Landelijk Platform Vuurwapens, waarin OM, politie, Koninklijke Marechaussee, Douane en mijn ministerie zijn vertegenwoordigd, heeft een coördinerende rol voor het Nederlandse gedeelte bij de Europese aanpak van wapens.
Daarnaast zijn er verschillende Europese richtlijnen die in nationale wetgeving zijn of worden geïmplementeerd, en die een positieve bijdrage leveren aan de bestrijding van illegale wapenhandel, zoals de Europese richtlijn 2008/51/EG inzake markeren. Door de implementatie van deze richtlijn moeten alle vuurwapens zijn gemarkeerd, waardoor het traceren van vuurwapens wordt vergemakkelijkt.
Een militaire interventie in Iran |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hou alle opties voor Iran open»?1
Ja.
Om welke reden achtte u het noodzakelijk om tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 14 november jl. u expliciet uit te laten dat naast het aanscherpen van sancties tegen Iran u «andere opties niet zou willen uitsluiten»?
Ik acht het noodzakelijk om de druk op Iran maximaal te houden. Daarom acht ik het op dit moment onwenselijk om in discussies over »als dan» scenario’s te treden. Speculeren over andere opties, of deze uitsluiten, is op dit moment niet aan de orde. Zo is dat ook gewisseld tijdens het Algemeen Overleg Iran met uw Kamer op 9 november jl., het Verslag Algemeen Overleg Iran op 10 november jl. en de BZ-begrotingsbehandeling op 23 en 24 november jl.
Deelt u de mening dat deze uitspraak niet in lijn is met het officiële standpunt van de EU die in een verklaring heeft aangekondigd dat ze haar «toenemende zorg overbrengt over het Iraanse nucleaire programma na het nieuwe rapport van de IAEA en nieuwe beperkende maatregelen voorbereidt»? Indien nee, waarom niet?
Nee. Zie verder antwoord op vraag 4
Waarom heeft u niet getracht een gezamenlijke EU positie te bereiken en heeft u zich aangesloten bij de minderheidspositie van de Britten? Draagt u zo niet actief bij aan de verdere verzwakking van de EU? Indien nee, waarom niet? Welke toegevoegde waarde heeft het wapengekletter volgens u?
Nederland deelt samen met de andere EU-partners de toenemende zorgen van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) over de mogelijke militaire dimensie van het Iraanse nucleaire programma. Nederland werkt op dit moment met EU-partners aan aanscherping en verbetering van sancties richting Iran om Iran te dwingen openheid te geven over de aard van het Iraanse nucleaire programma.
Deelt u de mening van de Franse minister Alain Juppé en de Duitse minister Guido Westerwelle die beiden hebben aangegeven dat een militaire interventie het kwaad zou kunnen verergeren en zelfs contraproductief kan werken? Indien nee, waarom niet?
Nee. Zie verder antwoord op vragen 2 en 6
Deelt u de mening dat uitspraken over mogelijk militair ingrijpen een gevaar vormen voor de stabiliteit en veiligheid in de wijdere regio en voor de internationale veiligheid? Indien nee, waarom niet?
Nee. Ik acht het noodzakelijk om de druk op Iran maximaal te houden.
De levering van F-16's aan Indonesië in 1999 |
|
Jasper van Dijk |
|
Bent u bekend met het document «Certificate of Final Acceptance en Letter of Recommendation»?1
Ja.
Heeft Nederland voor dit «Falcon Up F-16 structural modification program' een vergunning verleend aan (één van de twee) in het document bedoelde Nederlandse bedrijven? Zo ja, wanneer? Indien neen, waarom is destijds geen vergunning aangevraagd of verleend?
Nederland heeft in december 2000 een vergunning verleend aan een van de bedoelde bedrijven voor de retourzending van een gerepareerde motormodule van een F-16 van de Indonesische luchtmacht. Of deze reparatie gerelateerd was aan het genoemde modificatieprogramma, is niet uit de stukken op te maken.
Is destijds voor verlening van die vergunning instemming gevraagd en verkregen van de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onder welke voorwaarden?
Bij vergunningverlening vraagt Nederland alleen de instemming van een ander land indien het afstoting van oorspronkelijk in dat land aangekocht materieel betreft en daar ten tijde van de aankoop afspraken over gemaakt zijn. In dit geval betrof het geen afstoting maar een retourzending na reparatie van een motormodule van een F-16 van de Indonesische luchtmacht.
Is het correct om te veronderstellen, op basis van de datum 19 oktober 1999 na het L/C nummer op het «Certificate of Final Acceptance», dat de opdracht tot stand is gekomen na het in werking treden van het EU wapenembargo dat was ingesteld vanwege de inval in Oost Timor?
Nee. Het «Certificate of Final Acceptance» vermeldt 6 augustus 1999 als contractdatum. Het EU-wapenembargo trad op 16 september 1999 in werking.
Was het meewerken aan het moderniseren van Indonesische gevechtsvliegtuigen niet strijdig met het (toenmalige) EU-wapenembargo? Indien ja, waarom heeft dit toch kunnen gebeuren? Indien neen, waarom niet?
Indien dat meewerken aan het moderniseren van Indonesische F-16’s plaats zou hebben gehad tijdens de werkingsduur van het embargo, dan zou dit daarmee in strijd zijn geweest (artikel 1, eerste lid, van de Sanctieregeling Indonesië 1999 in relatie met artikel 13 van de Sanctiewet). De werkingsduur van het EU-wapenembargo op Indonesië verliep echter op 17 januari 2000 en de «Letter of recommendation» stelt dat het programma tussen oktober 2000 en maart 2002 werd uitgevoerd. Dat was na het verlopen van het embargo.
Was deze modernisering van Indonesische gevechtsvliegtuigen niet ook strijdig met het toen geldende Nederlandse beleid om geen exportvergunningen voor de Indonesische luchtmacht en landmacht te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Uit de afgifte van de in antwoord 2 vermelde vergunning kan worden opgemaakt dat er in 2000 geen beleid was dat de Indonesische luchtmacht uitsloot als eindgebruiker van uit Nederland afkomstige militaire goederen. Dit moge ook blijken uit de terugblik die de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken tijdens een Algemeen Overleg in 2003 op de daaraan vooraf gaande jaren wierp. Hij zei letterlijk: «Ten aanzien van leveranties aan de Indonesische luchtmacht golden tot voor kort in beginsel geen beperkingen.»2
Bent u het er mee eens dat het meewerken aan het moderniseren van Indonesische gevechtsvliegtuigen toentertijd een ernstige fout was? Zo niet, wat is dan uw oordeel over deze kwestie?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Dat Indonesië beschikt over een luchtmacht inclusief gevechtsvliegtuigen vind ik alleszins te rechtvaardigen. Dat de in 1989 aangeschafte F-16’s na ruim 10 jaar aan een moderniseringsprogramma werden onderworpen, verbaast mij niet en ik vind het ook niet vreemd dat er dan gekeken wordt naar ondersteuning door bedrijven die eerder betrokken waren bij een zelfde modernisering van de Nederlandse F-16’s.
Kunt u garanderen dat dergelijke misstappen zich niet meer zullen voordoen?
Ik deel uw analyse dat hier sprake was van misstappen niet.
De maatregelen van de Amerikaanse luchtvaart vanwege de vertraging in de aflevering van de JSF |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «USAF To Extend F-16s To Cover F-35 Delays»?1
Ja.
Wanneer bent u door de VS geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen in het F-35A project?
Defensie ontvangt via de Nederlandse vertegenwoordiging in het JSF Program Office (JPO) met regelmaat informatie over de voortgang van het F-35 programma en over de stand van zaken bij de partnerlanden. Daarnaast zijn er contacten tussen partnerlanden op hoog ambtelijk niveau. Zo overleggen deze landen periodiek in de Joint Executive Steering Board over de voortgang van het F-35 programma. Op basis van al deze contacten word ik mondeling en schriftelijk over de relevante ontwikkelingen geïnformeerd. Ook komen de vervanging van de F-16 en het F-35 programma regelmatig aan de orde tijdens besprekingen met buitenlandse collega’s.
Met de jaarrapportage over het project Vervanging F-16 wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de buitenlandse ontwikkelingen. Ten behoeve van deze rapportage stelt het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium op basis van open bronnen een rapport op over onder meer de Advanced F-16, de Eurofighter, de Rafale en de Saab Gripen NG. Met de brief van 25 mei 2011 (Kamerstuk 26 488, nr. 271) is de Kamer geïnformeerd over de geraadpleegde bronnen en de gebruikte methode. Daarnaast bevat een bijlage bij het jaarverslag een korte samenvatting van en een reactie op buitenlandse rapporten over het F-35 programma. Ten slotte zijn besluiten van partnerlanden over het programma in de jaarrapportage opgenomen.
Kunt u een overzicht geven van de gevolgen voor de Nederlandse luchtmacht van het feit dat de F-35A op zijn vroegst pas in 2018 operationeel zal zijn? Zo nee, waarom niet?
Een initiële operationele capaciteit (IOC) houdt in dat de eerste eenheid beschikt over voldoende opgeleid personeel en inzetbare toestellen en dat die eenheid voldoende is geoefend voor de uitvoering van operaties. Voor operationele inzetbaarheid hebben de betrokken vliegers en het overige personeel minimaal een tot twee jaar opwerktijd met hun eigen toestellen nodig. Een IOC-datum in 2018 houdt daarom in dat de betrokken toestellen uiterlijk in de periode 2016–2017 zouden moeten worden geleverd.
Tijdens een hoorzitting van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden op 2 november jl. bleek dat de eerste Amerikaanse luchtmachteenheid met F-35A vliegtuigen waarschijnlijk pas in 2018 operationeel wordt. Deze IOC-datum, die overigens nog niet vaststaat, is twee jaar later dan de huidige planning. Een dergelijke vertraging heeft geen gevolgen voor Nederland. De beoogde opvolger van de F-16 zal gegeven de huidige bestelsystematiek niet voor 2019 bij Defensie instromen en de eerste eenheid zal niet voor 2021 operationeel gereed zijn. Besluiten hierover zullen worden genomen door een volgend kabinet. Overigens kan een land dat over voldoende getraind personeel en inzetbare toestellen beschikt in beginsel zelfstandig zorgen voor een operationele capaciteit en is het daarvoor niet afhankelijk van de Verenigde Staten.
Ten behoeve van de vliegveiligheid en luchtwaardigheid, de instandhouding en de operationele zelfbescherming zal Defensie vanaf 2015 ongeveer € 300 miljoen in de F-16 investeren. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd in overeenstemming met het Defensie Materieel Proces (DMP).
Kunt u een overzicht geven van de gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven van het feit dat de F-35A op zijn vroegst pas in 2018 operationeel zal zijn voor Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven uiteengezet zal gegeven de huidige bestelsystematiek de beoogde opvolger van de F-16 niet voor 2019 instromen bij Defensie. Een besluit over de IOC-datum voor de F-35 van de Amerikaanse luchtmacht heeft op zichzelf geen gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Wel kan een besluit van het Pentagon om de productie van de F-35 de komende jaren te vertragen ertoe leiden dat productieomzet door het Nederlandse bedrijfsleven later wordt behaald. Dit is nader uiteengezet in de brief van 2 november jl. (Handelingen TK 2011–2012, aanhangsel nr. 527).
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de kosten die gemoeid zijn met de aanschaf van de Nederlandse testtoestellen in 2012 en 2013? Zo nee, waarom niet?
Een Amerikaans besluit tot uitstel van de IOC-datum van de eigen F-35A toestellen is niet van invloed op de aanschafkosten van de twee Nederlandse vliegtuigen ten behoeve van de deelneming aan de operationele testfase. Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 6, 7 en 8.
Kunt u een overzicht geven van de gevolgen die dit heeft voor de investeringen die nu gedaan worden ten behoeve van de Nederlandse testtoestellen in personeel en opleiding, nu bekend is geworden dat de F35 op zijn vroegst in 2018 operationeel is en de investeringen in personeel en opleiding al in 2012 en 2013 gedaan moeten worden? Zo nee, waarom niet?
De verwerving van twee F-35 toestellen en de opleiding van een aantal vliegers en technici die volgend jaar begint, zijn niet gericht op het bereiken van operationele gereedheid maar op de deelneming van Nederland aan de operationele testfase (IOT&E). De IOT&E is bedoeld voor de operationele beproeving van de F-35 en voor de ontwikkeling en validatie van tactieken en concepten in multinationaal verband. Verder wordt bekeken of de operationele concepten en de plannen op het gebied van logistiek, onderhoud en opleidingen op elkaar aansluiten en of daarbij aanpassingen nodig zijn. De brief van 16 januari 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 134) is daar nader op ingegaan. Een opschorting van betalingen of een uitstel van opleidingen is niet aan de orde.
Heeft u overwogen de betaling van de testtoestellen op te schorten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u overwogen de investering in opleiding van personeel uit te stellen? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Beschikt u inmiddels over een aangepast planning van het F-35A project? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals gemeld in de brief van 4 november jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 278) zal het Pentagon vanwege de mogelijke bezuinigingen op de Amerikaanse defensiebegroting voor het fiscale jaar 2013 niet eerder dan komend voorjaar een herziene planning vaststellen.
Op welke wijze laat u zich informeren over de berichtgeving en ontwikkelingen in het buitenland met betrekking tot het F-35A project?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze betrekt u de berichtgeving en ontwikkelingen in het buitenland bij de vervanging van de F-16?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen en welke concrete stappen gaat u zetten bij de vervanging van de F-16 nu de F-35A op zijn vroegst in 2018 operationeel zal zijn, om de inzetbaarheid van de Nederlandse luchtmacht te garanderen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen voor 20 november 2011 beantwoorden?
Zoals ik heb gemeld in mijn brief van 18 november jl. (kenmerk BS2011038666) was het niet mogelijk deze antwoorden voor zondag 20 november te verzenden.
De vervolging van wapenhandelaars en extraterritoriale wetgeving |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Guilty Verdict for Russian in Arms Trial»?1
Ja.
Waaruit bestond de betrokkenheid van het Korps Politie Curaçao, waarvan tijdens de rechtszaak en in een persverklaring van het Amerikaanse ministerie van Justitie melding is gemaakt? Heeft Nederland toestemming gegeven voor deze betrokkenheid?
De wijze waarop de politie te Curaçao onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie en de Minister van Justitie aldaar eventueel betrokken is geweest bij het Amerikaanse onderzoek tegen betrokkene, is mij niet bekend aangezien het land Curaçao een eigen jurisdictie heeft. Ook is om die reden toestemming van Nederland niet aan de orde.
Waren Nederlandse opsporingsambtenaren, politie, marechaussee, FIOD-ECD en/of inlichtingendiensten betrokken bij deze zaak? Zijn er opsporingsmethoden toegepast die voldoen aan de Nederlandse wetgeving? Kunt u dit toelichten?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat voor zover kon worden nagegaan in Nederland geen opsporingshandelingen hebben plaatsgevonden ten behoeve van het Amerikaanse onderzoek. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst doen geen mededelingen over eventuele betrokkenheid bij deze zaak.
Kunt u aangeven hoe een operatie als die van de Amerikaanse autoriteiten in relatie tot Bout en consorten, die zich mede heeft afgespeeld op Curaçao, zich verhoudt tot Nederlandse wet- en regelgeving rond uitlokking van strafbare feiten door buitenlandse (undercover) agenten?
Aangezien ik niet bekend ben met de opsporingshandelingen die de Amerikaanse autoriteiten, en eventueel de autoriteiten op Curaçao, hebben toegepast in het kader van het Amerikaanse onderzoek, kan ik deze vraag niet beantwoorden.
Welke mogelijkheden heeft Nederland op dit moment om wapenmakelaren op te sporen en te berechten die zich niet op Nederlands grondgebied bevinden, maar die in tegenspraak met geldende Nederlandse en Europese regels op het gebied van wapenexport wapens verkopen aan regimes en niet-staat actoren die zich schuldig maken aan schendingen van de rechten van de mens?
Op grond van de Wet op de economische delicten zijn diverse gedragingen met betrekking tot strategische goederen als economisch delict strafbaar gesteld. Het gaat dan om de overtreding van voorschriften die nader zijn uitgewerkt in het Besluit strategische goederen en het Besluit financieel verkeer strategische goederen. Zo is het verboden om zonder vergunning militaire goederen te exporteren naar bestemmingen buiten Nederland en is het eveneens verboden om zonder vergunning financieel betrokken te zijn bij de (tussen)handel in militaire goederen. Indien deze feiten door Nederlanders buiten Nederland worden begaan, is de Nederlandse strafwet op hen van toepassing voor zover zij opzettelijk zijn begaan en daarop door de wet van het land waar zij begaan zijn, straf is gesteld (artikel 5, eerste lid, onder 2°, Sr).
Op grond van artikel 13 van de Sanctiewet 1977 is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de bij of krachtens die wet strafbaar gestelde feiten. Daarvoor is niet vereist dat die feiten ook strafbaar zijn in het land waar zij begaan zijn. Een Nederlander die betrokken is bij wapenhandel in landen waarop een wapenembargo van toepassing is, kan op grond van deze wetgeving in Nederland worden vervolgd, ook als de handel buiten Nederland heeft plaatsgevonden.
Op 1 januari 2012 treedt de Wet strategische diensten in werking, die onder andere het Besluit financieel verkeer strategische goederen vervangt. Daarmee wordt het verboden om zonder vergunning tussenhandeldiensten te verlenen met betrekking tot militaire goederen. Op grond van artikel 12 van deze wet kan de Nederlander of de Nederlandse ingezetene die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een bij die wet strafbaar gesteld feit, voor dat feit in Nederland worden vervolgd. Deze bepaling geldt ook voor de Nederlander die zich permanent in het buitenland heeft gevestigd.
De regering acht het van groot belang dat er zo spoedig mogelijk een robuust VN-wapenhandelverdrag komt, onder meer om illegale wapenhandel tegen te gaan. Dit verdrag dient staten onder andere te verplichten wapenexporten te toetsen aan criteria op het gebied van mensenrechten en internationaal humanitair recht.
Hoe vaak heeft Nederland de afgelopen tien jaar wapenmakelaars of tussenhandelaren vervolgd vanwege de handel in wapens en/of strategische diensten vanuit het buitenland?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat dergelijke overzichten niet uit zijn registratiesysteem te herleiden zijn. Eén voorbeeld van een vervolging vanwege betrokkenheid bij wapenhandel en internationale misdrijven waarover uw Kamer is geïnformeerd, betreft de vervolging van de heer K. (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 116). Hij werd in 2008 door het Gerechtshof te Den Haag vrijgesproken. In april 2010 heeft de Hoge Raad dit arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Den Bosch.
Wat is de huidige stand van zaken ten aanzien van de vervolging door Nederland van vergelijkbare zaken als die van Bout?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke gronden kan Nederland op dit moment vervolging overwegen van personen die zich buiten het Nederlands grondgebied schuldig maken aan illegale wapenhandel?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten op welke vormen van wapenhandel extra-territoriale werking van toepassing is? Gaat het alleen om tussenhandel in goederen voor tweeërlei gebruik of ook om tussenhandel in militaire goederen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat valt volgens u in dit geval onder extra-territoriale feiten? Kunt u dit toelichten? Welke lessen worden getrokken ten aanzien van de onderhandelingen voor de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het wapenhandelsverdrag moet voorzien in een zo breed mogelijk geformuleerde strafrechtsmacht om straffeloosheid te voorkomen?
De inzet van de regering is dat een VN-wapenhandelverdrag de verdragspartijen opdraagt om een vergunningsplicht voor wapenexporten in te stellen. De in het verdrag vast te leggen verplichtingen zullen op nationaal niveau geïmplementeerd worden. Het voornemen is om aan elke verdragspartij afzonderlijk over te laten hoe zij deze verplichtingen willen handhaven.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg wapenexport op 21 december 2011?
Ja.
De risico's van JSF testtoestellen |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Stealth Jet Could Be Unsafe for Flight Training»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het memo van J. Michael Gilmore, het hoofd operationele test en evaluatie van het Amerikaanse ministerie van Defensie, en zijn aanbeveling om de aanvang van de F-35 opleidingen uit te stellen om grote risico’s en ongelukken te voorkomen?2
De Amerikaanse luchtmacht is bezig met een procedure ter bevestiging van de luchtwaardigheid van de F-35A toestellen. Deze bevestiging is nodig voordat kan worden begonnen met de training van ervaren operationele vliegers. De Amerikaanse luchtmacht wil spoedig beginnen met deze training op de vliegbasis Eglin in Florida. Voor deze training zullen F-35A toestellen uit de LRIP 2-productieserie worden gebruikt. De twee Nederlandse F-35A toestellen, die nog in productie zijn, behoren tot de productieseries LRIP 3 en 4.
De berichtgeving in de Amerikaanse media betreft een interne discussie in het Pentagon over de risico’s van training met de LRIP-2 toestellen. Volgens deze berichtgeving vindt de Director Operational Test and Evaluation(DOT&E) van het Pentagon dat meer testvluchten met de F-35A nodig zijn voordat op verantwoorde wijze met de training van de operationele vliegers kan worden begonnen. Hij doet het voorstel deze training met tien maanden uit te stellen om eerst meer te kunnen testen, of anders de training te verplaatsen naar de vliegbasis Edwards in Californië waar het technische testprogramma van de F-35 doorgaat.
Het hoofd van het JSF Program Office (JPO) en de verantwoordelijke ondercommandant van de Amerikaanse luchtmacht delen deze mening niet. In een gezamenlijke brief aan de top van het Pentagon, waarvan het JPO het bestaan inmiddels formeel aan Defensie heeft bevestigd, gaan zij in op de door de DOT&E genoemde bezwaren. In hoofdzaak komt hun standpunt er op neer dat de luchtwaardigheidsprocedure op de juiste wijze wordt doorlopen. De training van de operationele vliegers zal pas beginnen als de afzonderlijke tekortkomingen waar de DOT&E op wijst, zullen zijn aangepakt. De voorstellen van de DOT&E achten zij onnodig en onwenselijk.
Het Nederlandse ministerie van Defensie is niet betrokken bij deze kwestie. Het betreft een discussie tussen Amerikaanse instanties over de training van Amerikaanse vliegers op Amerikaanse toestellen. Zie verder het antwoord op de vragen 3, 4, 5 en 7.
Deelt u de mening van de heer Gilmore dat bij een laag aantal testuren het onverantwoord is om te starten met training?
In de tweede helft van 2012, rondom de oplevering van het eerste Nederlandse toestel, beginnen de eerste Nederlandse vliegers aan hun opleiding ter voorbereiding op de deelneming aan de operationele testfase. Naar verwachting is de geschetste problematiek dan opgelost omdat tegen die tijd immers een groter aantal test- en trainingsvluchten zal zijn uitgevoerd. De Nederlandse toestellen zullen voor gebruik onder Nederlands toezicht worden gecertificeerd.
De criteria van de Amerikaanse luchtmacht en het JPO bij het testprogramma hebben betrekking op prestaties. Deze benadering geeft een betere maatstaf voor luchtwaardigheid dan het absolute aantal testuren. Defensie heeft vertrouwen in deze procedure. Een specifiek aantal testvlieguren als criterium voor de aanvang van de vliegeropleiding is niet te geven.
Welke gevaren lopen Nederlandse vliegers als het aantal testuren niet wordt uitgebreid voordat opleidingen beginnen?
Zie antwoord vraag 3.
Bij welk aantal gecontroleerde testuren acht u het verantwoord dat opleidingen met de testtoestellen starten voor Nederlandse vliegers?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gevolgen heeft dit voor de ontwikkeling en productie van de door Nederland bestelde testtoestellen? Is de aflevering van de twee testtoestellen nog steeds voorzien voor augustus 2012, resp. maart 2013?
De levering van de toestellen is inderdaad nog steeds voorzien voor augustus 2012 en maart 2013. Indien het Amerikaanse luchtwaardigheidsproces of het lopende testprogramma leiden tot aanpassingen, zullen die ook bij de Nederlandse toestellen worden uitgevoerd. Er is momenteel geen reden te veronderstellen dat dit zou leiden tot een wijziging van het productieschema.
Als de planning hetzelfde blijft en de testtoestellen in augustus 2011 en maart 2013 worden opgeleverd, hoeveel testuren hebben deze testtoestellen dan gemaakt? Is het op dat moment wel verantwoord om opleidingen ermee te beginnen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u om een reactie gevraagd van het Amerikaanse ministerie van Defensie? Zo ja, hoe beoordeelt u die?
Via de Nederlandse vertegenwoordiging bij het JPO is Defensie op de hoogte van het verloop van de discussie. Het Pentagon heeft op het moment van dit schrijven nog geen besluit genomen of de opleiding van de Amerikaanse vliegers op de LRIP 2-toestellen kan beginnen. Ik heb vertrouwen in de Amerikaanse luchtwaardigheidsprocedure en wacht de besluitvorming terzake af.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Defensie?
Ja.
De bekentenis van een veteraan over de executies van 120 personen in Rawagade in 1947 |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending «Altijd Wat» van 25 oktober jl. waarin wordt bericht dat een veteraan aan tenminste twee personen heeft bekend dat hij verantwoordelijk is voor het zonder vorm van proces standrechtelijk executeren van inwoners van het dorp Rawagede in toenmalig Nederlands- Indië in 1947?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een nieuwe en concrete aanwijzing is, die de verdenking rechtvaardigt dat er sprake is van oorlogsmisdaden en/of misdaden tegen de menselijkheid? Zo ja, deelt u de mening dat dit soort misdaden niet voor verjaring in aanmerking komen en er derhalve een nieuwe aanleiding is om te bezien of er nog tot vervolging van de verdachten kan worden overgegaan? Indien nee, waarom niet?
De uitspraken in de uitzending «Altijd Wat» over de gebeurtenissen in Rawagede wijken niet wezenlijk af van wat eerder over deze aangelegenheid bekend is geworden. Over de (on)mogelijkheden van strafrechtelijk vervolging naar aanleiding van de gebeurtenissen in Rawagede in 1947 is Uw Kamer in antwoorden op Kamervragen op 6 september 1995 geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 1994–1995, nr. 1190). Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden bekend geworden die aanleiding geven tot bijstelling van de in die antwoorden opgenomen vaststelling dat vervolging van de standrechtelijke executies in 1947 in Rawagede niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat een nieuw wetenschappelijk onderzoek naar de gebeurtenissen in het dorp Rawagede in 1947 noodzakelijk is omdat deze nieuwe getuige en mogelijke dader heeft aangegeven dat de executies in de week vóór 9 december 1947 hebben plaatsgevonden en dus niet op 9 december 1947, een datum die tot op heden steeds tot discussie en verwarring heeft geleid, waardoor de gruwelijke gebeurtenissen steeds zijn betwist? Zo ja, bent u bereid hiertoe opdracht te geven? Indien nee, waarom niet?
In geen van de mij bekende documenten wordt een militaire actie genoemd in het dorp Rawagede die in de week vóór 9 december 1947 zou hebben plaatsgevonden. Wel wordt in deze documenten de datum 9 december 1947 genoemd. Het betreft onder andere het oorlogsdagboek van de betrokken eenheid zelf, alsmede het rapport van het VN onderzoeksteam dat onderzoek heeft gedaan naar de actie. Deze en andere bronnen staan ter beschikking ten behoeve van onderzoek naar deze periode in de Nederlandse geschiedenis. Zoals de minister-president tijdens de parlementaire behandeling van de Excessennota in 1969 stelde, is het zeer de vraag of geschiedschrijving hierover in opdracht van de regering moet geschieden. Mede in dit licht ben ik niet van mening dat een wetenschappelijk onderzoek in opdracht van de regering aangewezen is.