De berichtgeving dat militairen bij het ‘grofvuil’ worden gezet |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat militairen bij het «grofvuil» worden gezet?1
Ja.
Klopt het dat honderden militairen en burgers door Defensie ontslag aangezegd hebben gekregen met een automatisch uitgedraaide, anonieme ontslagbrief, waarop namen van een contactpersoon of een handtekening ontbreken?
In de periode van 1 juli 2012 tot 1 juli 2013 hebben 64 defensiemedewerkers een brief gehad omdat zij vanwege overtolligheid worden ontslagen. Deze brief wordt opgesteld als gevolg van het ontslagbesluit dat door de leidinggevende is genomen. Aangezien de uit de rechtspositie voortvloeiende tekst van een dergelijke brief in vrijwel alle gevallen identiek is hanteert Defensie standaard ontslagbrieven die automatisch worden opgesteld door het Dienstencentrum Human Resources (DC HR). Om technische redenen was ondertekening van aanstellings- en ontslagbrieven aan militairen pas mogelijk sinds mei jongstleden. Aanstellings- en ontslagbrieven aan burgers zullen naar verwachting vanaf 1 oktober a.s. worden ondertekend.
Aan het ontslag gaat een langdurig traject vooraf waarin de persoonlijke benadering voorop staat, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 4.
In de ontslagbrief wordt voor een nadere toelichting verwezen naar de P&O-adviseur van de desbetreffende medewerker met wie reeds intensief contact is geweest. Daarnaast worden de contactgegevens van het DC HR standaard opgenomen in de brief.
Klopt het dat de vakbonden in het recente verleden al vaker aandacht gevraagd hebben voor de anonieme wijze waarop Defensie meent afscheid te moeten nemen van personeel en dat hierover door Defensie toezeggingen gedaan zijn die nu niet blijken te zijn nagekomen? Zo ja, wat is hiervan de reden?
De centrales van overheidspersoneel hebben al eerder aandacht gevraagd voor de automatisch gegenereerde ontslagbrieven. De technische realisatie van de ondertekening van ontslagbrieven heeft helaas echter langer geduurd dan Defensie had voorzien.
Heeft u begrip voor het verdriet, de woede en de verbijstering onder militairen die soms al twintig of dertig jaar bij Defensie werken, die voor vele missies ingezet zijn, en nu een anonieme ontslagbrief op de deurmat hebben gekregen?
Ik heb begrip voor de emoties die het ontslag bij de betrokken defensiemedewerkers teweegbrengt. Het gaat vaak om mensen die zich jarenlang voor Defensie hebben ingezet en die zich intensief verbonden voelen met de krijgsmacht. Gezien de noodzakelijke, ingrijpende reorganisaties is gedwongen ontslag helaas onvermijdelijk. Het ontslag is de uitkomst van een lang traject waarin de betrokken defensiemedewerker meerdere gesprekken voert met zijn leidinggevende, zijn P&O-adviseur en de adviseur van de Begeleidings- en Bemiddelingsorganisatie (BBO). Het gesprek met de leidinggevende staat vooral in het licht van het afscheid nemen van het eigen onderdeel. Met de adviseur van de BBO spreekt de medewerker over het vinden van ander werk.
Bij ontslag wordt in alle gevallen door de leidinggevende bezien hoe op passende wijze afscheid van de medewerker kan worden genomen.
Hoe heeft dit kunnen gebeuren, zeker gezien het feit dat er al geruime tijd van tevoren bekend was dat deze ontslagrondes zouden komen? Hebben bezuinigingsoverwegingen een rol gespeeld bij de automatische wijze van het verzenden van ontslagbrieven?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat deze kille, onpersoonlijke gang van zaken onverteerbaar is?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen gaat u nemen om in het vervolg op een gepastere wijze afscheid van personeel te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe wilt u voorzien in een passend afscheid voor de langst dienenden?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Militairen bij grof vuil gezet' |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Sultan Günal-Gezer (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Militairen bij grof vuil gezet»?1
Is het waar dat er in alle gevallen gebruik is gemaakt van een standaardontslagbrief? Zijn er verschillende standaardbrieven voor de verschillende onderdelen? Zo ja, hoeveel verschillende standaardontslagbrieven zijn er voor welk onderdeel gebruikt?
Welke afwegingen lagen ten grondslag aan de keuze voor een standaardontslagbrief?
Kunt u toelichten waarom er voor deze – ogenschijnlijk onpersoonlijke – manier van ontslagaanzegging gekozen is?
Is er vooraf een gesprek geweest met alle betrokkenen? Zo nee, waarom niet?
Volgt er nog een persoonlijk gesprek met alle betrokkenen? Zo nee, waarom niet?
Is er of volgt er op enigerlei wijze nog een persoonlijk contact met allen die een dergelijke ontslagbrief ontvangen hebben?
Wisten de betrokkenen op welke manier communicatie over het ontslag zou geschieden?
Is er op enige manier gecommuniceerd over de wijze waarop het personeel van Defensie dat als gevolg van de reorganisatie ontslag aangezegd zal krijgen? Zo ja, op welke manier?
Zijn de afzonderlijke leidinggevenden van de onderdelen waar de ontslagen vallen, betrokken geweest? Zo ja, op welke wijze?
Op welke wijze zullen de ontslagen militairen verder gevolgd worden in verband met de nazorg, indien zij op missie zijn geweest?
Hoe gaat u invulling geven aan de gemaakte afspraken over de nazorg aan militairen die op missie zijn geweest?
FRAGO 242 |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen dat de achtereenvolgende Nederlandse detachementscommandanten die opereerden onder het commando van het Britse hoofdkwartier MND-SE niet bekend waren met FRAGO 242?1
Ja.
Kunt u aangeven of FRAGO 242, anders dan bij de detachementscommandanten, wel bekend was bij het Nederlandse contingentscommando bij het Britse regionale hoofdkwartier MND-SE, waaronder Stabilisation Force Iraq (SFIR) viel?
Voor de beantwoording van de eerdere vragen zijn de archieven van de detachementscommandanten, de contigentscommandando’s en de directie operaties van het ministerie van Defensie onderzocht en is met personeel gesproken dat destijds betrokken was bij de uitvoering van de missie. FRAGO 242 of verwijzingen hiernaar zijn hierbij niet aangetroffen.
Eerherstel van “Indië-weigeraars” |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u de arresten van Hoge Raad van 25 juni 2013 met betrekking tot aanvragen van herziening van straffen tegen zogenoemde «Indië-weigeraars»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Hoge Raad dat indien de maatschappelijke opvattingen over de strafwaardigheid van de genoemde zijn veranderd, het aan «de politieke en wetgevende organen is» om te beoordelen of de «gevolgen van een dergelijke veroordeling (moeten) worden geredresseerd»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de opvatting het in dit geval aan de politiek is om maatschappelijke opvattingen al dan niet om te zetten in beleid en maatregelen. Zie ook het antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Deelt u de mening dat met de toenmalige kennis en opvattingen over de strijd in het voormalig Nederland-Indië de keuze van individuele mannen om wel aan de gewapende strijd daar deel te nemen, ook gerechtvaardigd was? Zo ja, kunt u uw mening toelichten? Zo nee, waarom niet?
Aan de gewapende inzet van Nederlandse militairen in het toenmalige Nederlands-Indië lagen democratisch gelegitimeerde besluiten ten grondslag. Een grote meerderheid van de Tweede Kamer steunde het kabinetsbeleid. De Hoge Raad wijst er verder op dat de wet destijds voorzag in een uitputtende regeling voor gewetensbezwaarden. Militairen die hebben deelgenomen aan de gewapende inzet in Nederlands-Indië en zich daarbij aan de wetten en regels hebben gehouden, kunnen dan ook niet aan de hand van de hedendaagse normen worden aangesproken. Ook zij verdienen waardering en respect.
Deelt u de mening dat rehabilitatie van genoemde voormalige dienstweigeraars en erkenning van hun gewetensbezwaren achteraf, niets ten nadele betekenen voor de individuele inzet en opvattingen van degenen die toentertijd wel hebben meegedaan aan de strijd in het voormalig Nederlands-Indië? Zo ja, kunt u uw mening toelichten? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat, gezien hetgeen over de aard van het Nederlandse militaire ingrijpen in het voormalige Nederlands-Indië bekend is geworden en gezien de veranderde opvattingen over de erkenning van ernstige (politieke) gewetensbezwaren, ook de opvattingen over de strafwaardigheid van de gedragingen van toenmalige dienstweigeraars veranderd kunnen zijn? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zoals uiteengezet in de brief van 17 september 2012 (Handelingen TK 2011–2012, nr. 3479) hebben rechters destijds het gedrag van personen getoetst aan de toenmalige normen en wetten. Dit heeft in sommige gevallen geleid tot het opleggen van een sanctie. Ik acht het niet zorgvuldig de toetsing van het gedrag van individuele personen in algemene zin te herbeoordelen aan de hand van hedendaagse normen en met de wetenschap van nu. Daarmee is een verkenning van de mogelijkheden tot herbeoordeling niet aan de orde.
Acht u rehabilitatie anders dan via de weg van herziening van een vonnis mogelijk? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Over welke mogelijkheden beschikt u om voor rehabilitatie te zorgen van gewetensbezwaarde dienstweigeraars die met de kennis en opvattingen van nu wellicht geen straf meer zouden hebben verdiend? Acht u die mogelijkheden toereikend? Zo ja, gaat u van die mogelijkheden gebruik maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u er voor zorgen dat u wel voor rehabilitatie kunt zorgen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat justitie “superdrones” mag lenen van defensie |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat Justitie gebruik mag maken van de nieuwe «drone», de zogenoemde ScanEagle, die onlangs in twaalfvoud door Defensie is aangeschaft?1
In beginsel kunnen alle beschikbare defensiecapaciteiten worden ingezet bij verzoeken van civiele autoriteiten om militaire bijstand. Dit geldt dus ook voor de Scan Eagle.
Het zal nog enige tijd duren totdat de Scan Eagle gereed is voor ondersteuning van civiele autoriteiten. De nieuwste versie van de Scan Eagleis op 26 juni jl. door Defensie in gebruik genomen. Het betreft twee systemen met elk een grondstation en drie vliegtuigen. Deze versie mag wel boven Nederland vliegen maar het bedienend personeel is hiervoor nog niet gekwalificeerd. Zodra dit wel het geval is, wordt in overleg met de civiele autoriteiten bezien of de Scan Eagleeen geschikt middel is voor strafrechtelijke opsporing of handhaving van de openbare orde. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan.
Klopt het dat deze geavanceerde «drone» veel langer en op veel grotere hoogte kan vliegen en uitgerust is met een daglicht- en infraroodcamera?
De Scan Eagle beschikt over een infrarood- of een daglichtcamera. De daglichtcamera is van betere kwaliteit dan die van de Raven. Dit is nodig vanwege de grotere hoogte (tot maximaal 6.000 meter) waarop de Scan Eagle opereert. De Scan Eagle kan vliegend op de operationele hoogte personen niet herkenbaar in beeld brengen. Als de Scan Eagle erg laag vliegt en de persoon in kwestie omhoog kijkt, is dit mogelijk wel het geval. Opereren op een dergelijk lage hoogte is echter zeer ongebruikelijk en in de meeste gevallen niet toegestaan uit veiligheidsoverwegingen.
Bent u van plan dit geavanceerde type «drone» in te zetten voor opsporing door de politie? Zo ja, waarvoor en onder welke voorwaarden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het risico voor de privacy groter bij de inzet van dit type geavanceerd onbemand spionagevliegtuig, waarmee 16 uur non stop onopgemerkt op 5 kilometer boven Nederland kan worden gevlogen en dat uitgerust is met een daglicht- en een infraroodcamera, gelet op het feit dat u eerder de Kamer liet weten dat de privacy niet in het geding was doordat met de bestaande Raven «drones» slechts kort kan worden gevlogen en geen haarscherpe beelden kunnen worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bij toenemende technische mogelijkheden het des te belangrijker wordt om de inzet van «drones» goed en transparant te reguleren en dat de bestaande wetgeving op dit punt onvoldoende is om de inzet van de ScanEagle «drone» van goede kaders te voorzien? Zo ja, wanneer kan de Kamer een (wets)voorstel tegemoet zien?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid in het belang van transparantie over de inzet van «drones» boven Nederlands grondgebied alle evaluaties over de inzet van onbemande vliegtuigjes door justitie openbaar te maken en aan de Kamer te sturen?
Het is niet een standaardprocedure voor de politie om iedere inzet van een Raven van Defensie met een evaluatie af te sluiten. Voor zover dergelijke evaluaties wel zijn gemaakt, lenen zij zich bovendien niet voor openbaarmaking omdat zij veelal informatie bevatten over de opsporingsonderzoeken waarbij de Raven is ingezet.
Bent u bereid in nieuwe regelgeving af te zien van toestemming voor de inzet van «drones», tenzij deze inzet plaatsvindt op basis van een verzoek vooraf door het bevoegde gezag en met een onderbouwing van de subsidiariteit en proportionaliteit naar de gemeenteraad?
In de bestaande regelgeving is reeds opgenomen dat bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten alleen geschiedt op grond van een voorafgaand verzoek door het bevoegd gezag. Dit is de burgemeester indien een UAV wordt ingezet in het kader van de handhaving van de openbare orde en de officier van justitie indien een UAV wordt ingezet in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hiervoor is dus geen nieuwe regelgeving vereist. Voorafgaand aan het verzoek om inzet van een UAV in het kader van bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten beoordeelt het bevoegd gezag onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit.
In hoeverre kunt u garanderen dat de inzet van de ScanEagle boven Nederlands grondgebied geen veiligheidsrisico vormt voor verstoring van het radioverkeer van vliegtuigen boven Nederland en dat hiermee de veiligheid van het vliegverkeer en van mensen op de grond op geen enkele wijze in het geding komt?
Indien uw vraag doelt op de datalink-communicatie tussen het grondstation en de Scan Eagle is het van belang onderscheid te maken tussen de analoge en de digitale versie van de Scan Eagle. De analoge versie is verworven voor de antipiraterijmissie en is vorig jaar ingezet vanaf de Zr. Ms. Rotterdam. Dit systeem bestaat uit een grondstation en zes vliegtuigen. Vanwege mogelijke interferentie met civiele telecommunicatie mag deze analoge versie van het systeem niet boven Nederland worden ingezet. Defensie heeft de digitale versie van de Scan Eagle op 26 juni jl. in gebruik genomen. Deze versie maakt gebruik van een andere frequentieband waardoor geen verstoringen kunnen optreden en kan mogelijk op termijn wel boven Nederland worden ingezet ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Zie hierover ook het antwoord op vragen 1, 3 en 5.
Op welke plekken in Nederland kan op 5 km hoogte gevlogen worden zonder overlast en zonder verkeersleiding, gezien het drukke luchtruim van Nederland?
Een luchtverkeersleidingsinstantie controleert al het verkeer boven een hoogte van ongeveer twee kilometer. Eventuele overlast is sterk afhankelijk van de locatie, de duur en het tijdstip van de vlucht. Dit geldt ook voor de combinatie van civiele en militaire bemande luchtvaart. Militaire luchtvaart die vanwege de aard van de vluchtuitvoering niet kan worden gecombineerd met regulier civiel luchtverkeer, vindt plaats in tijdelijk gesloten luchtruim ten behoeve van militaire oefeningen.
Kan eventuele hinder voor het vliegverkeer betekenen dat de ScanEagle op lagere hoogte ingezet zal worden?
De Scan Eagle heeft een maximale vlieghoogte van 6.000 meter en kan op een lagere hoogte worden ingezet. De keuze hiervoor is sterk afhankelijk van het type operatie, aard van de vluchtuitvoering, locatie, duur en tijdstip van de inzet. De inzet van de Scan Eagle wordt in alle gevallen gecoördineerd met de verantwoordelijke luchtverkeersdienstverleningsorganisaties die in het Nederlandse luchtruim de veiligheid borgen en de overlast voor het overige vliegverkeer minimaliseren. Net als bij andere militaire luchtvaartactiviteiten vindt nauwe afstemming plaats om een veilige en efficiënte afhandeling van het verkeer in het luchtruim te verzekeren.
Welke afspraken zijn gemaakt met Luchtverkeersleiding Nederland over de inzet van de ScanEagle?
Met de Luchtverkeersleiding Nederland worden afspraken gemaakt over vluchten met de Scan Eagle, in een tijdelijk gesloten luchtruim dat onder controle van de Luchtverkeersleiding Nederland valt. Deze procedure is gelijk aan de wijze waarop ook de inzet van de Raven buiten militaire oefengebieden is geregeld.
Hoeveel Nederlandse «drones» zijn de afgelopen vijf jaar verongelukt en wat was daarvan de oorzaak?
Defensie heeft in de afgelopen vijf jaar de beschikking gehad over vier verschillende typen UAV’s. Dit zijn de Sperwer, deAerostar 2, de Raven en sinds kort de Scan Eagle.
Tijdens de inzet van de Sperwer in Afghanistan van 2008 tot 2009 hebben zich vijf incidenten gerelateerd aan de landing of lancering voorgedaan. In alle gevallen was er alleen sprake van materiële schade aan het eigen systeem. De Sperwer is inmiddels uitgefaseerd.
Sinds 2009 zijn er vijf incidenten geweest met de Raven, een kleine UAV (spanwijdte 1,37 meter, gewicht 2,1 kilo), die kunnen worden aangemerkt als ongeluk. Deze incidenten zijn in drie gevallen veroorzaakt door bedieningsfouten en in twee gevallen door een technisch mankement. Naar aanleiding van één incident heeft Defensie nader onderzoek ingesteld. Dit betrof een voorval op 25 januari jl. waarbij een Raven na een defect een voorzorgslanding heeft uitgevoerd in de Rijkewoerdse Plassen bij Arnhem. In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek is destijds het vliegen met de Raven door Defensie tijdelijk gestaakt. Dit onderzoek heeft niet geleid tot twijfels over de luchtvaardigheid en de veiligheid van het toestel en de vluchten zijn daarna hervat. In alle gevallen was er geen sprake van personele of materiele schade.
Bent u bereid een vliegverbod af te kondigen voor dit nieuwe type «drone» totdat u met de Kamer van gedachte heeft kunnen wisselen over de nieuwe regels over de inzet van spionagevliegtuigjes?
Ik zie geen reden om een vliegverbod af te kondigen. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan. Bovendien is de Scan Eagle een militaire capaciteit die primair bedoeld is voor de ondersteuning van militaire operaties op het land en op zee (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de antipiraterijmissie). Hiertoe moet het gehele systeem oefenen en trainen om over de juiste kwalificaties te beschikken. Een vliegverbod zou betekenen dat missies niet kunnen worden ondersteund.
Zoals vermeld in antwoord op vragen 1, 3 en 5 is de inzet van de Scan Eagle ter ondersteuning van civiele autoriteiten vooralsnog niet aan de orde.
Bent u bereid de Kamer bij de begrotingsbehandeling jaarlijks te informeren over het aantal malen dat «drones» zijn ingezet en voor welke doeleinden evenals over de kosten die gepaard gaan met de inzet door justitie en de bekostiging daarvan?
Hoofdstuk 4 van het jaarverslag en de slotwet van Defensie bevat een uitgebreide uiteenzetting over de vele vormen van inzet door de krijgsmacht. Dit hoofdstuk bevat ook een tabel met een weergave van de inzet van alle militaire capaciteiten ter ondersteuning van civiele autoriteiten, waaronder de inzet van UAV’s. Dergelijke inzet geschiedt onder gezag en verantwoordelijkheid van de civiele autoriteiten. In veel gevallen worden de resultaten van UAV-inzet gebruikt voor lopend justitieel onderzoek en kunnen daarover in beginsel geen mededelingen worden gedaan. De uitgaven die samenhangen met het verlenen van deze militaire bijstand worden verrekend op grond van het Convenant inzake de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK). Hiervoor hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten structureel een bedrag ter beschikking gesteld aan het ministerie van Defensie. Het ministerie van Defensie verantwoordt deze additionele uitgaven onder artikel 1 – Inzet van de defensiebegroting.
De afwijzing van het herzieningsverzoek dienstweigeraars Nederlands-Indië |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u ermee bekend dat de Hoge Raad het herzieningsverzoek van twee militairen, die in de jaren vijftig werden veroordeeld wegens het weigeren van dienst in Nederlands-Indië, heeft afgewezen?1
Ja.
Bent u er verder mee bekend dat de Hoge Raad stelt dat, als de samenleving vindt dat de gevolgen van een dergelijke veroordeling moeten worden rechtgezet, het niet aan de herzieningsrechter maar aan de politiek is om daaraan al dan niet gevolg te geven?
Ja.
Deelt u de opvatting dat gewijzigde maatschappelijke opvattingen over de strafwaardigheid van gedragingen van de veroordeelde militairen ertoe zouden moeten leiden dat er vanuit de politiek wel tegemoet wordt gekomen aan het herzieningsverzoek van de twee militairen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Neen. Zoals uiteengezet in de beantwoording van schriftelijke vragen van 17 september 2012 (Handelingen TK 2011–2012, nr. 3479) hebben rechters destijds het gedrag van personen getoetst aan de toenmalige normen en wetten. Dit heeft in sommige gevallen geleid tot het opleggen van een sanctie. Ik acht het niet zorgvuldig de toetsing van het gedrag van individuele personen te herbeoordelen aan de hand van hedendaagse normen en met de wetenschap van nu. Daarmee is rehabilitatiewetgeving dan ook niet aan de orde. De Hoge Raad wijst er overigens op dat de wet destijds voorzag in een uitputtende regeling voor gewetensbezwaarden.
Kunt u aangeven hoeveel militairen zijn veroordeeld voor het weigeren van dienst in Nederlands-Indië?
Zoals vermeld in de beantwoording van schriftelijke vragen van 17 september 2012 (Handelingen TK 2011–2012, nr. 3479) zijn in de periode van 1945 tot 1950 4.025 militairen gedeserteerd voorafgaand aan de uitzending naar Nederlands-Indië. Van hen zijn 2.565 militairen uiteindelijke berecht. Tijdens de politionele acties zijn twee militairen gedeserteerd. Omdat de archieven van de militaire strafrechtspraak uit die tijd niet meer volledig zijn, is het aantal gevallen van dienstweigering door militairen tijdens de politionele acties niet meer vast te stellen.
Bent u bereid over te gaan tot het opstellen van een rehabilitatiewet voor militairen die weigerden te vechten in Nederlands-Indië? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht “Reservisten Natres laten zich de vrijwilligersmedaille niet afpakken!” |
|
Ybeltje Berckmoes-Duindam (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Reservisten Natres laten zich de vrijwilligersmedaille niet afpakken!»?1
Ja.
Klopt het dat u de vrijwilligersmedaille Openbare Orde en Veiligheid, die in 1958 bij Koninklijk Besluit werd ingesteld, wilt afschaffen omdat de vrijwilligersmedaille Openbare Orde en Veiligheid in feite een overlapping vormt met de Medaille Trouwe Dienst en het Officierskruis?
De Vrijwilligersmedaille Openbare Orde en Veiligheid is een onderscheiding die valt onder de verantwoordelijkheid van de ministeries van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. Vrijwilligers behorende tot de organisaties genoemd in de instellingsbeschikking kunnen aanspraak maken op deze medaille na tien jaren in repressieve dienst. Onder repressieve dienst wordt verstaan het daadwerkelijk uitvoeren van taken zoals gewondenverzorging, brandbestrijding of bewaking. Het verantwoordelijke ministerie kent de medaille toe aan de vrijwilliger die aan de voorwaarden voldoet.
De Nationale Reserve (NATRES) is als enige militaire organisatie opgenomen in de lijst van organisaties die aanspraak kunnen maken op de medaille. Tot nu toe werd de medaille door Defensie steeds toegekend aan de reservisten van de NATRES. Echter, de Vrijwilligersmedaille overlapt met het Onderscheidingsteken voor Langdurige en Trouwe Dienst voor militairen beneden de rang van officier en het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als Officier. Sinds 2002 kunnen ook de reservisten van de NATRES – net als andere reservisten – hier aanspraak op maken. Het is staand beleid bij Defensie om militairen niet twee maal voor hetzelfde feit te decoreren. Bovendien kunnen reservisten die niet tot de NATRES behoren, maar wel vergelijkbare taken uitvoeren, geen aanspraak maken op de Vrijwilligersmedaille.
Ik heb om die redenen besloten de Vrijwilligersmedaille vanaf 1 januari 2014 niet meer toe te kennen aan reservisten van de NATRES. Er is dus geen sprake van afschaffing van deze medaille.
Betekent het afschaffen van de vrijwilligersmedaille Openbare Orde en Veiligheid dat diegenen, die aaneensluitend, of met een onderbreking van ten hoogste twee maanden, gedurende een periode van tien jaren in repressieve dienst taken op het terrein van de openbare orde en veiligheid hebben verricht als vrijwilliger, geen aanspraak meer kunnen maken op medailles?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u deze vrijwilligersmedaille wilt afschaffen, kunt u dan toelichten wat hiervoor de beweegredenen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het belangrijk is dat reservisten, die zich vrijwillig inzetten in repressieve dienst om taken op het terrein van de openbare orde en veiligheid te verrichten, aanspraak moeten kunnen maken op een medaille? Zo ja, wat gaat u eraan doen om deze mogelijkheid te behouden?
Ja. Ik vind het van belang om alle militairen te erkennen en waarderen voor langdurige, eerlijke en trouwe dienst. Hiertoe beschikt Defensie over speciale onderscheidingstekens waar ook alle reservisten aanspraak op kunnen maken.
Daarnaast onderzoek ik de mogelijkheid om reservisten tevens in aanmerking te laten komen voor de verschillende krijgsmachtdeelmedailles zoals de landmachtmedaille en de luchtmachtmedaille.
De belachelijke militaire multiculti-oefening in Amsterdam |
|
Raymond de Roon (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Militaire oefening in oude wijken»?1
Ja.
Deelt u de visie dat het diep triest is dat delen van Amsterdam inmiddels blijkbaar te vergelijken zijn met uitzendingsgebieden in barbaarse oorden?
Nee.
Kunt u aangeven met welke «religieuze» en culturele aspecten de militairen rekening moeten leren houden?
Militairen oefenen dagelijks voor alle mogelijke inzet en missies van de krijgsmacht in het kader van de wettelijke taken in binnen- en buitenland. Onderdeel van het oefenprogramma is contact leggen met de lokale bevolking. De oefening in Amsterdam is daar een voorbeeld van. Militairen leggen contact met de bevolking om informatie te verkrijgen en om aanwijzingen te geven in het belang van de veiligheid van de bevolking. De benadering van de bevolking is afhankelijk van de situatie en de omgeving. Voor zover nodig wordt rekening gehouden met culturele gebruiken om het contact zo effectief mogelijk te maken.
Lijkt het u niet veel zinniger om de Nederlandse militairen op de hoogte te brengen van het vrouwhatende, antisemitische en gewelddadige karakter van de islam en ze te leren zich daar tegen te beschermen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat er op uitzendingen op geen enkele manier wordt meegewerkt door Nederlandse militairen aan de bouw van moskeeën of het op andere wijze faciliteren van de islamitische ideologie? Zo neen, waarom niet?
Nederlandse militairen onthouden zich van bemoeienis met opvattingen die in de lokale samenleving spelen en respecteren lokale gebruiken. Tijdens uitzendingen is het mogelijk dat Nederlandse militairen meehelpen aan het herstel van infrastructuur en gebouwen die van belang zijn voor de lokale samenleving. Deze inspanningen kunnen onderdeel zijn van de stabilisatiewerkzaamheden tijdens de missie.
Wilt u zorgen dat dit de laatste keer was dat zo'n belachelijk project doorgang vindt? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De zorg aan militairen die niet onder de Zorgverzekeringswet valt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich de uitspraak in het wetgevingsoverleg over de Wet uniformering loonbegrip (WUL) van 27 mei 2013 dat de zorg aan militairen niet onder de Zorgverzekeringswet valt maar dat zij als het ware zorg in natura krijgen waarbij de werkgever alle kosten voor zijn rekening neemt?
Ja.
Klopt de uitspraak in de eerste vraag, namelijk zorg in natura en dat de werkgever alle kosten voor zijn rekening neemt?
Voor wat betreft zorg en inkomen is een vergelijking tussen de militair in actieve dienst en «gewone» werknemer niet eenvoudig te maken. Dat is altijd zo geweest. Het kenmerkende uitgangspunt van het Nederlandse zorgstelsel, namelijk dat iedere Nederlander verplicht is verzekerd, geldt ook voor militairen. Echter, vanwege hun bijzondere positie ontvangen militairen in actieve dienst op grond van de Militaire ambtenarenwet zorg deels rechtstreeks van militaire zorgverleners en -deels op verwijzing door militaire zorgverleners- van civiele zorgverleners. Om die reden zijn zij uitgezonderd van de wettelijke verplichting ingevolge de Zorgverzekeringswet.
Militairen zijn verplicht verzekerd bij de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK). De verplichte deelname aan het militaire zorgstelsel betekent onder meer soms verder reizen voor het verkrijgen van zorg, gedwongen winkelnering en een huisarts die, omdat hij ook de rol heeft van bedrijfsarts, de commandant informeert over de inzetbaarheid van de militair. De kosten van de zorg komen voor rekening van de werkgever en de werknemer via het werkgeversdeel en werknemersdeel van de SZVK-premie. De militaire en de civiele zorgverleners declareren voor de zorgverlening aan militairen namelijk bij de SZVK. De militair in actieve dienst betaalt het werknemersdeel van de SZVK-premie en hij betaalt loonheffing over het werkgeversdeel van de premie. Er wordt dus belasting betaald over de kosten van de werkgever voor de zorg minus de eigen bijdrage van de werknemer.
Voor werknemers die onder de Zorgverzekeringswet vallen, geldt dat zij verplicht zijn zichzelf bij een verzekeringsmaatschappij te verzekeren voor zorg. Dit loopt dus niet via de dienstbetrekking en dus ook niet via het loondomein. Zij betalen dan een verplichte nominale zorgpremie aan hun verzekeringsmaatschappij en hebben een verplicht eigen risico. Daarnaast is het zo dat hun werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (verder: IAB Zvw) verschuldigd is. De door de werkgever verschuldigde premie gaat geheel buiten de werknemer om. Het betreft hier dus geen arbeidsrechtelijke afspraak, maar een wettelijke verplichting.
De wettelijk verplichte inkomensafhankelijke bijdrage Zvw die van de werkgever wordt geheven is geen loonbestanddeel omdat deze wettelijke verplichting geheel buiten de werknemer om gaat. Het betreft hier dan ook geen bestanddeel dat tot het verzamelinkomen wordt gerekend. Het deel van de premie dat door het ministerie van Defensie wordt betaald, behoort wel tot het verzamelinkomen. Belangrijkste reden hiervoor is dat de regeling voor militairen een belaste aanspraak van de werkgever aan de werknemer is (en dus een heffing van de werknemer oplevert), terwijl de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw een van overheidswege opgelegde heffing van de werkgever is.
Overigens zijn er ook werkgevers die – naast de verplichte werkgeversheffing – in de arbeidsvoorwaarden een tegemoetkoming voor de zorgkosten van werknemers hebben opgenomen. Net als bij de militair wordt deze tegemoetkoming belast bij de werknemer en behoort deze dus ook tot het verzamelinkomen.
Klopt het dat bij militairen in actieve dienst, zowel de werkgever als de werknemer een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt, terwijl bij «gewone» werknemers alleen de werkgever een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de inkomensafhankelijke bijdrage van de werkgever van de militair belast is en dat die inkomensafhankelijke bijdrage onderdeel is van het verzamelinkomen van de militair, terwijl de inkomensafhankelijke bijdrage van alle andere werknemers in Nederland niet behoort tot het verzamelinkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat een actief dienende militair bij een gelijk bruto inkomen (en een gelijke pensioenpremie) als zijn buurman door deze bijtelling een hoger verzamelinkomen heeft dan zijn buurman, een lager netto inkomen en ook nog recht op minder huurtoeslag en minder kinderopvangtoeslag?
Ja. Er is inderdaad een verschil in verzamelinkomen tussen een actief dienende militair en een «gewone» werknemer. Het verzamelinkomen van een actieve militair wordt verhoogd met het werkgeversdeel van de premies voor de geneeskundige verzorging en de militair betaalt een inkomensafhankelijke premie uit het nettoloon. Voor een werknemer geldt dat zijn verzamelinkomen niet verhoogd wordt met de IAB Zvw die voor rekening van de werkgever komt.
Klopt het dat zelfs de inkomensafhankelijke bijdrage die een werkgever betaalt voor een gewetensbezwaarde (die dus niet verzekerd is) niet gerekend wordt tot het belastbaar inkomen van deze persoon?
Als een werknemer gemoedsbezwaarde is voor de Zvw moet de werkgever ook voor deze werknemer de werkgeversheffing Zvw betalen. De werkgever moet deze betaling op dezelfde manier in de aangifte loonheffingen verwerken als voor een niet-gemoedsbezwaarde werknemer. Gemoedsbezwaarden betalen voorts geen nominale premie en hebben dan ook geen eigen risico. Wel is het zo dat de IAB Zvw die de werkgever afdraagt extracomptabel wordt bijgehouden en dat de zorg die zij afnemen van dat bedrag wordt afgeboekt. Indien zij over dat bedrag heengaan, dienen zij de zorg zelf te betalen.
Kunt u precies aangeven waar in het wetgevingsproces helder en onomwonden is aangegeven dat voor actief dienende militairen een andere route gevolgd is?
Op pagina 82 van de Memorie van toelichting bij de wetsvoorstel Regeling van een sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (Zorgverzekeringswet)1 is aangegeven waarom militairen niet verzekeringsplichtig zijn voor de Zorgverzekeringswet. Verder is in aanvulling hierop op pagina 28 van de Memorie van toelichting van de Wet ULB aangegeven dat vanwege het feit dat militairen in werkelijke dienst niet verzekeringsplichtig zijn op grond van de Zorgverzekeringswet, de inhoudingsplichtige (in dit geval het ministerie van Defensie) over het loon van deze militairen geen werkgeversheffing als bedoeld in de Zorgverzekeringswet verschuldigd is.
Welk overleg is er gedurende het wetgevingsproces geweest tussen de Belastingdienst en het ministerie van Defensie?
De Belastingdienst kan in verband met de geheimhoudingsplicht geen mededelingen doen over met individuele belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen gevoerde gesprekken.
Klopt het dus dat voor actief dienende militairen wel de lastenverzwarende maatregelen van de WUL van toepassing zijn (zoals de afbouw van de heffingskortingen) maar de enige grote lastenverlichting (geen belasting meer betalen over de inkomensafhankelijke bijdrage) niet? Was dat een bewuste politieke keuze van de regering?
Ja. De ontstane situatie is het gevolg van de bijzondere positie van militairen binnen het zorgstelsel en de technische uitwerking van de Wet ULB.
Op welke wijze heeft u een oplossing gevonden voor deze problematiek?
De (eenmalige) oplossing voor militairen in 2013 bestaat uit twee maatregelen. Ten eerste is de door de militair verschuldigde loonheffing over het werkgeversdeel van de aanspraak vervangen door een eindheffing ten laste van de werkgever. Hierdoor neemt de inhoudingsplichtige de heffing van de werknemer voor haar rekening. Ten tweede is een maatregel getroffen die inhoudt dat de premie voor het zogenoemde VUT-equivalent wordt verlaagd. Met deze maatregelen wordt bereikt dat militairen er niet meer dan 1,5% in loon op achteruitgaan. De kosten van deze maatregelen zijn in totaal € 50 miljoen. Voor 2014 en verder wordt gewerkt aan een structurele oplossing
Kunt u deze vragen voor 24 juni 2013 beantwoorden in verband met het algemeen overleg over de Wet uniformering loonbegrip?
Het tijdpad voor beantwoording voor 24 juni was erg krap en is helaas niet gehaald.
De (mogelijke) inhuur van private bedrijven of particulieren door de Nederlandse krijgsmacht |
|
Angelien Eijsink (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Ook oorlog kun je outsourcen»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van alle private bedrijven die door de Nederlandse krijgsmacht ingehuurd worden?
Een compleet overzicht is niet direct beschikbaar en zou zeer omvangrijk zijn. Uitbesteding zit tot in de haarvaten van de defensieorganisatie. In alle delen van de organisatie worden diensten geleverd, taken uitgevoerd en adviezen gegeven door externen. Om een compleet overzicht op te stellen, zouden alle desbetreffende contracten defensiebreed moeten worden verzameld en nagelopen. Eind 2012 is na een WOB-verzoek over uitbesteding bij de Defensie een globale, uitgaven gerelateerde, inventarisatie uitgevoerd, beperkt tot bedrijven waaraan Defensie in 2011 meer dan € 30.000 heeft uitgegeven. De daaruit voortgekomen lijst van de 100 bedrijven waaraan in 2011 het meest is uitgegeven, treft u in de bijlage2.
Zijn er naast inhuur via private bedrijven ook andere externen in dienst bij de krijgsmacht? Zo ja, kunt u een overzicht geven van het aantal externen dat in dienst is bij de Nederlandse krijgsmacht?
In overeenstemming met de richtlijn over externe inhuur bij de overheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Rijksbegrotingsvoorschriften rapporteert Defensie in haar jaarverslag over de uitgaven op het gebied van externe inhuur.
Afgezet tegen de totale loonsom van Defensie inclusief de baten-lastendiensten en de inhuuruitgaven, bedroeg het inhuurpercentage over 2012 2,3 procent. Het percentage voor externe inhuur valt daarmee ruim onder de norm van maximaal tien procent externe inhuur die is vastgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Zoals valt te lezen in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk 2012 is het percentage inhuur bij Defensie in vergelijking met andere overheden relatief laag. Naast uitzendkrachten vindt de inhuur vooral plaats voor accountancy, financiën en administratieve organisatie en voor organisatie- en formatieadvies.
In onderstaande tabel treft u de uitgaven voor externe inhuur bij Defensie zoals gepresenteerd in het jaarverslag Defensie 2012 en weergegeven in het Jaarverslag Bedrijfsvoering Rijk 2012.
1. Interim-management
0
2. Organisatie- en formatieadvies
1.866
3. Beleidsadvies
89
4. Communicatieadvisering
0
5. Juridisch advies
0
6. Advisering opdrachtgevers automatisering
478
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie
1.400
8. Uitzendkrachten (formatie en piek)
73.813
Kunt u een overzicht geven van de externe inhuur bij defensie uitgesplitst naar krijgsmachtsonderdeel?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van alle werkzaamheden die door de Nederlandse krijgsmacht zijn uitbesteed, dan wel via private bedrijven dan wel via de rechtstreekse inhuur van externen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van de bedragen die gemoeid zijn met de inhuur van de externen al dan niet via bedrijven per krijgsmachtsonderdeel?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u hierbij ook betrekken alle onderzoeksbureau’s, waaronder het extern bureau dat de pakketvergelijking gaat doen, waar de Nederlandse krijgsmacht gebruik van maakt?
Onderzoeksbureaus vallen onder de inhuur zoals weergegeven in het jaarverslag.
Kunt u aangeven binnen welk juridisch kader deze civiele partijen werken?
Het voor de werkzaamheden geldend juridisch kader cq toepasselijk rechtsregime is onder meer afhankelijk van verschillende factoren zoals de overeenkomst, het land van vestiging en de nationaliteit van de dienstverlener, de nationaliteit van het ingezette personeel en het land waar de diensten worden verricht.
Voor werkzaamheden van civiele dienstverleners in een operatiegebied is een en ander beschreven in de regeringsreactie op het AIV rapport «De inhuur van private militaire bedrijven» (31 200 X, nr. 116).
Kunnen of mogen deze civiele partijen meer dan wanneer de werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd?
Civiele partijen worden niet ingehuurd met het oogmerk om werkzaamheden uit te voeren die op grond van wet- en regelgeving niet in eigen beheer uitgevoerd mogen worden.
Vallen de werkzaamheden van deze civiele partijen (gedeeltelijk) onder buitenlandse rechtsregimes? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 8.
Wapenleveranties aan Indonesië |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel « Italian Munition Gives Naval Gun Ground Attack Capability»? Klopt het dat het nieuwe type munitie «Vulcano 76» voor de boordkanonnen van fregatten speciaal ontwikkeld is voor gebruik tegen doelen op land?1
Het artikel is bekend. Gegeven het feit dat Nederland niet betrokken is bij de ontwikkeling van Vulcano 76mm munitie, kan niet met zekerheid worden gezegd wat het oogmerk van de ontwikkeling is.
Is het waar dat Nederland meebetaalt aan de ontwikkeling van dit type munitie? Zo ja, voor welk bedrag?
Nederland is niet betrokken bij de ontwikkeling van Vulcano 76 mm munitie. Wel neemt Nederland sinds 2003 deel aan de ontwikkeling van Vulcano 127 mm Extended Range munitie; daaraan is voor ongeveer € 6,2 miljoen meebetaald door het ministerie van Defensie.
Wordt dit type munitie (in de toekomst) gebruikt op de vier fregatten die geleverd worden aan Indonesië?
De schepen worden uitgerust met een 76 mm kanon van het in het artikel genoemde Italiaanse bedrijf. Het is niet bekend bij welk bedrijf Indonesië munitie zal aanschaffen voor dit kanon.
Deelt u de mening dat deze bewapening de fregatten geschikt maakt voor het bombarderen van landdoelen en dus ook eventueel van rebellen die het Indonesische leger bestrijden?
In theorie kan vanaf een fregat met een dergelijk kanon ook op landdoelen worden geschoten. Het is niet bekend dat dergelijke voorvallen in Indonesië hebben plaatsgevonden.
Is een dergelijke inzet niet strijdig met uw stelling: «Het ligt niet voor de hand dat onderhavige goederen zullen bijdragen aan het toenemen van interne spanningen, mede gelet op het feit dat materieel van de Indonesische marine hierbij niet wordt ingezet.»?2
De levering van fregatten aan Indonesië is zorgvuldig getoetst aan de acht criteria voor wapenexport. Sinds de democratisering van Indonesië vanaf 1998 is geen geval bekend van betrokkenheid van materieel van de Indonesische marine bij mensenrechtenschendingen of interne onderdrukking.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg over wapenexport op 3 juli?
Deze vragen worden op de kortst mogelijke termijn beantwoord.
FRAGO 242 |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt de bewering in het Britse dagblad The Guardian dat de richtlijn FRAGO 242 werd verspreid onder de coalitietroepen?1 Kunt u aangeven of de richtlijn bekend was bij het Nederlandse contingentscommando bij het Britse regionale hoofdkwartier MND-SE, waaronder Stabilisation Force Iraq (SFIR) viel?
De achtereenvolgende Nederlandse detachementscommandanten die opereerden onder het commando van het Britse hoofdkwartier MND-SE waren niet bekend met FRAGO 242.
Wat waren de Nederlandse regels, waarover u schrijft dat het melden en rapporteren van incidenten en vermeende strafbare feiten mogelijk was voor Nederlandse militairen op basis van de Nederlandse regels2? Hoe verschilden ze van FRAGO 242?
Voor Nederlandse militairen gelden algemene aanwijzingen aangaande het melden van vermeende strafbare feiten en schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Dergelijke aanwijzingen golden ook ten tijde van de Nederlandse bijdrage aan de stabilisatiemacht in Irak. Deze waren destijds neergelegd in interne defensieregelgeving. Daarnaast stond in de instructiekaart geweldgebruik, die werd uitgereikt aan al het Nederlandse personeel in SFIR, de verplichting opgenomen om schendingen van het humanitair oorlogsrecht te voorkomen en vermoedelijke schendingen te melden. Aangezien ik niet bekend ben met FRAGO 242, kan ik geen uitspraken doen over hoe deze verschilt van genoemde Nederlandse aanwijzingen.
Zijn er door SFIR-personeel rapporten opgemaakt over schendingen van het oorlogsrecht? Wat is daar mee gebeurd?
Voor zover bekend zijn er door SFIR-personeel geen rapporten gemaakt over schendingen van het oorlogsrecht. Voor de volledigheid merk ik op dat door SFIR-personeel wel mogelijke strafbare feiten zijn gemeld. Over de afhandeling hiervan is de Kamer geïnformeerd met het rapport van de commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak (Kamerstuk 23 432, nr. 228 van 19 juni 2007).
Was het Nederlandse contingentscommando bekend met de voorgaande Operations Order (OPORD) waarvan FRAGO 242 een gedeeltelijke wijziging was?
Nee, omdat FRAGO 242 bij Defensie niet bekend is, kan niet worden vastgesteld van welke operatieorder deze FRAGO is afgeleid.
Is het onderwerp schending van het oorlogsrecht als thema ooit onderwerp geweest van het reguliere overleg met de Britten en Amerikanen? Zo ja, op welk bevelsniveau gebeurde dit?
VN Veiligheidsraadresolutie 1483 van 22 mei 2003 riep alle betrokkenen op tot naleving van hun verplichtingen onder het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Naleving van het humanitair oorlogsrecht was ingebed in de orders en richtlijnen voor het Nederlandse detachement en voor de Multinationale divisie Zuid Oost (MND (SE)), alsmede in het MOU tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere landen die deel uitmaakten van MND (SE). Deze orders en richtlijnen werden op diverse operationele niveaus op elkaar afgestemd.
Werden er door Generaal Sanchez Commanders Critical Information Requirements (CCIR's) uitgevaardigd? Waren die bekend bij het Nederlandse contingentscommando? Betrof een van de CCIR’s toepassing van het oorlogsrecht in Irak?3
CCIR’s kunnen een onderdeel zijn van operatieplannen. De bij Defensie bekende Amerikaanse en Britse operatieplannen voor de periode dat SFIR in Irak opereerde, bevatten echter geen CCIR’s met betrekking tot het oorlogsrecht. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 was het oorlogsrecht wel ingebed in andere orders en richtlijnen van de coalitie. Het is overigens gebruikelijk dat de rapportage over mogelijke strafbare feiten via nationale procedures verloopt. Voor Nederland zijn deze toegelicht in het antwoord op vraag 2.
Het bericht 'Chinese hackers stelen ontwerp JSF en Patriot-raket' |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chinese hackers stelen ontwerp JSF en Patriot-raket»?1
Ja.
Welke gevolgen heeft het bekend zijn van het ontwerp en de technische gegevens voor de potentiële voorsprong die het JSF-toestel zou hebben op andere toestellen?
Het Amerikaanse ministerie van Defensie gaat om veiligheidsredenen niet in op berichten over mogelijke infiltraties van hun computersystemen. Dat geldt ook voor specifieke tegenmaatregelen. Wel is mij bekend dat vrijwel dagelijks, net zoals in andere landen, wordt getracht via het internet in computersystemen in te breken. Het Amerikaanse ministerie van Defensie neemt dergelijke pogingen zeer serieus en bestrijdt die intensief. Bij het ontwerp en de inrichting van computersystemen die vertrouwelijke informatie bevatten, wordt terdege rekening gehouden met de bescherming daarvan. Zo is hooggerubriceerde informatie niet opgeslagen op systemen die vanuit het internet toegankelijk zijn. Aangezien de data over de operationele capaciteiten van de F-35 hoog gerubriceerd zijn, is toegang tot deze informatie door digitale inbraak nagenoeg uitgesloten. De operationele veiligheid van de F-35 is niet in gevaar.
Zoals bekend neemt Defensie de beveiliging van vertrouwelijke informatie zeer serieus. De MIVD is voortdurend actief om (digitale) spionage tegen Defensie en met Defensie verbonden bedrijven te onderkennen en te verstoren. Hiertoe werkt de MIVD nauw samen met partnerdiensten in het buitenland. Dit geldt ook voor vertrouwelijke en hoog gerubriceerde informatie en de informatiesystemen waarop deze informatie is opgeslagen.
De berichtgeving in de media berust op een in de Verenigde Staten uitgevoerd onderzoek naar Cyber Security. Het openbare deel van het rapport
Voor het F-35 programma is eerder gerapporteerd over een incident in 2007 waarnaar het artikel in de Washington Post ook verwijst. Zie ook de antwoorden van 22 april 2009 op vragen van het lid Brinkman (Kamerstuk 26 488, nr. 175) naar aanleiding van dit incident.
Welke gevolgen heeft het bekend zijn van het ontwerp en de technische gegevens voor het ontwikkelen van land- en luchtwapensystemen tegen de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen heeft dit voor de potentiële veiligheid van het JSF-toestel?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen kan het stelen van de ontwerp van de JSF hebben voor de ontwikkeling van de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Welke financiële gevolgen zijn te verwachten indien het ontwerp en de ontwikkeling van de JSF zullen worden aangepast als gevolg van het stelen van het huidige ontwerp van dit wapensysteem?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke maatregelen er zijn genomen door respectievelijk Lockheed Martin, het Pentagon en de Amerikaanse overheid als gevolg van het stelen van het ontwerp van de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen naar aanleiding van het stelen van het ontwerp van de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het artikel «How the EU subsidises Israel’s military-industrial complex»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat binnen het Seventh Framework Program (FP7) van de EU het Israëlische bedrijf IAI, dat een belangrijke leverancier is voor het Israëlische leger, subsidie voor onderzoek heeft ontvangen, waaronder voor de ontwikkeling van onbemande vliegtuigen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ja, het Israëlische bedrijf Israel Aerospace Industries heeft onder het Seventh Framework Program (FP7) onder meer subsidie ontvangen voor onderzoek – samen met twaalf andere Europese onderzoeksinstellingen – naar de ontwikkeling van onbemande vliegtuigen.
Kunt u een overzicht geven van de subsidies die de EU binnen het FP7 heeft verstrekt aan Israëlische bedrijven die (ook) actief zijn in de militaire industrie?
Op basis van de voor handen zijnde gegevens kan ik u melden dat 23 Israëlische entiteiten voor een totaalbedrag van 26 miljoen euro deelnemen aan 49 FP7-projecten met het thema maatschappelijke veiligheid. Dit onderzoek in FP7 kent een zuiver civiele oriëntatie.
Kunt u bevestigen dat het Israëlische bedrijf Ahava, dat in een illegale nederzetting actief is, binnen het FP7 van de EU subsidie voor onderzoek heeft ontvangen?2 Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Het bedrijf Ahava Dead Sea Laboratories voert vier projecten uit onder het Nanosciences, Nanotechnologies, Materials and new Production Technologies-programma (NMP). Dit zijn projecten over nanodeeltjes, milieu en gezondheid.
Kunt u een overzicht geven van de subsidies die de EU binnen het FP7 heeft verstrekt aan bedrijven die in illegale nederzettingen actief zijn?
De Europese Commissie beschikt niet over een dergelijk overzicht. Ik kan u wel melden dat alle Israëlische bedrijven die genoemde subsidie ontvangen juridisch gevestigd zijn binnen de internationaal erkende grenzen van de staat Israël.
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat de EU door middel van subsidies investeert in de Israëlische militaire industrie en in Israëlische bedrijven die actief zijn in illegale nederzettingen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten aanzien van de criteria voor de toekomstige toekenningen aan derde landen van het genoemde programma vinden momenteel verkenningen plaats door de Europese Commissie. Zodra deze hebben geleid tot meer duidelijkheid over de technische en juridische (on)mogelijkheden van aanpassing van de criteria, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Vooruitlopend daarop kan ik u al wel melden dat wat het kabinet betreft bij de toekenning van Europese subsidies aan defensie-onderzoek in derde landen het voor de hand ligt aansluiting te zoeken bij de criteria die gelden binnen het EU-wapenexportbeleid. Voorkomen moet worden dat subsidiestromen bijdragen aan interne conflicten, regionale instabiliteit en/of mensenrechtenschendingen.
Deelt u de opvatting dat er een einde aan deze praktijken moet worden gemaakt en dat binnen de opvolger van FP7, Horizon 2020, EU subsidies voor de Israëlische militaire industrie en voor Israëlische bedrijven die actief zijn in illegale nederzettingen expliciet uitgesloten zouden moeten worden? Indien neen, waarom niet? Indien ja, bent u bereid hier in EU-verband op aan te dringen?
Zie antwoord vraag 6.
De inzet van onbemande vliegtuigjes (drones) zonder toestemming van de gemeente door de Koninklijke Marechaussee en de politie in Soesterberg |
|
Gerard Schouw (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft de Koninklijke Marechaussee op eigen initiatief met de politie in Soesterberg onbemande vliegtuigjes («drones») ingezet voor verkeerscontroles zonder dat het lokaal bestuur hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 25 oktober 2012 is een geplande, multidisciplinaire, verkeerscontrole uitgevoerd op het Zeisterspoor te Soesterberg. Hiervoor is geen specifieke aanvraag ontvangen. Bij de controle werd de parkeerplaats van de «Soldaat Ketting Olivier» kazerne gebruikt als op- en afrit voor de te controleren voertuigen. Naast de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en het (toenmalige) Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) waren daar de Regiopolitie, de Douane en de Belastingdienst bij betrokken.
Op verzoek van de KMar is een onbemand vliegtuig van het type Raven van Defensie ingezet. De inzet van de Raven diende om de doorstroming van het verkeer op de autosnelweg A28 te monitoren. De eenheid die met de verkeerscontrole was belast kon zo snel de controledruk verminderen om te voorkomen dat het verkeer op de A28 werd gehinderd en er onveilige situaties zouden ontstaan.
Met Kamerstuk II 30 806, nr. 13 bent u geïnformeerd over de praktische inzet van de Raven. Het systeem kan op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet na het doorlopen van de bijstandprocedure. Bij deze verkeerscontrole is dit niet gebeurd. De aanvrager (Kmar) veronderstelde dat de procedure niet hoefde te worden gevolgd omdat de verkeerscontrole werd uitgevoerd op een militair terrein. De eenheid die de Raven opereert, het Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando, ging er wel van uit dat het een aanvraag voor militaire bijstand betrof en heeft vervolgens de vergunningen aangevraagd om ter plekke met de Ravente mogen vliegen. Doordat de bijstandprocedure niet is gevolgd, is het gezag niet toegekomen aan de subsidiariteit- en proportionaliteitsvraag.
Alle betrokkenen zijn inmiddels geïnstrueerd dat bij iedere inzet ten behoeve van civiele autoriteiten, dus ook bij een inzet zoals in Soesterberg, de bijstandsprocedure moet worden doorlopen.
Kunt u bevestigen dat het lokaal bevoegd gezag in Soest niet vooraf is geïnformeerd over de inzet van deze «drones» boven Soesterberg? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak in de brief aan de Kamer van 13 mei 2013, waarin gesteld wordt dat de inzet van militaire UAV’s («unmanned aerial vehicles») boven Nederland geschiedt op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten en dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen wanneer de inzet van de UAV proportioneel is?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u voorafgaande aan de inzet van deze «drones» een aanvraag voor verkeerscontroles ontvangen? Zo ja, van wie kwam dat verzoek? Is er een specifieke bijstandsaanvraag voor de inzet van «drones» opgesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Wie heeft de inzet van «drones» voor verkeerscontroles binnen uw ministerie goedgekeurd? Zijn er alternatieve middelen overwogen? Op grond waarvan is beoordeeld of de inzet passend was, gelet op de aard en omvang van de activiteiten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zijn de twee in uw eerdere brief omschreven uitgangspunten dat andere (reguliere) middelen tot nu toe niet tot de gewenste resultaten hebben geleid (subsidiariteit) en dat van de inzet van de Raven bepaalde resultaten kunnen worden verwacht (noodzakelijkheid/ doeltreffendheid) gewogen? Vindt u dat de weging ten aanzien van subsidiariteit en noodzakelijkheid bij de inzet van «drones» schriftelijk zou moeten worden vastgelegd?
Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4 en 8. De inzet van defensiemiddelen voor militaire bijstand ter ondersteuning van de civiele autoriteiten wordt schriftelijk aangevraagd namens de minister van Veiligheid en Justitie. In een dergelijke aanvraag wordt de noodzaak van de inzet van het gevraagde middel schriftelijk vastgelegd. Namens de minister van Defensie wordt schriftelijk bevestigd dat de gevraagde bijstand wordt verleend.
Zijn er beelden door de «drones» gemaakt? Zo ja, wat is daarmee gebeurd? Wat zijn de regels voor wie de beelden mag bekijken en wat mag ermee gedaan worden?
Het beeldmateriaal dat in het kader van militaire bijstand is verkregen of verwerkt, wordt uiterlijk bij beëindiging van de bijstand overgedragen aan het bevoegd gezag, met inachtneming van de regels ten aanzien van informatiebeveiliging. Indien de gegevens relevant zijn voor een onderzoek naar een ongeval of incident, moeten deze in overleg met het bevoegd gezag worden bewaard. Direct na overdracht van de gegevens aan het gezag vernietigt Defensie alle kopieën, tenzij er expliciet toestemming is verleend om de beelden voor opleidingsdoeleinden te gebruiken. In dit specifieke geval zijn de beelden niet overgedragen maar na beëindiging van de inzet vernietigd.
Zijn de weggebruikers geïnformeerd over de inzet van «drones»?
De weggebruikers zijn niet op de hoogte gesteld van het gebruik van de UAV bij de verkeerscontrole.
Hoe verhoudt deze inzet van «drones» zich tot artikel 58 van de Politiewet 2012, waarin is geregeld dat de inzet voor opsporing en openbare orde en veiligheid alleen kan plaatsvinden door middel van een aanvraag door de burgemeester dan wel door de officier van justitie bij de minister van Veiligheid en Justitie en in overeenstemming met de minister van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het bevoegd gezag altijd vooraf geïnformeerd zou moeten worden over de beoogde inzet van drones door de marechaussee en de politie?
De inzet van defensiemiddelen zoals de Raven voor militaire bijstand geschiedt op verzoek van het bevoegd gezag. Voor de inzet van defensiemiddelen voor interne opleidingen en militaire oefeningen hoeft het bevoegd gezag niet altijd te worden geïnformeerd. In dit geval was er geen sprake van een oefening door Defensie en had de procedure voor militaire bijstand gevolgd moeten worden.
Maakt het voor de strekking van relevante bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet uit of «drones» boven de openbare weg of de bebouwde kom worden ingezet?
In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet is het niet van belang of de UAV wordt ingezet binnen of buiten de bebouwde kom.
Heeft de Koninklijke Marchaussee vaker «drones» ingezet voor verkeerscontroles of andere doeleinden zonder dat het bevoegd gezag ter plaatse vooraf geïnformeerd werd? Kunt u toelichten onder welke omstandigheden de inzet voor «drones» voor verkeerscontroles naar uw mening proportioneel is?
In 2011 is een aanvraag gedaan voor de inzet van een UAV ter ondersteuning van de uitvoering van een verkeerscontrole. Deze inzet kon niet doorgaan wegens de weersomstandigheden. Destijds is evenmin de vereiste bijstandsprocedure doorlopen.
Zoals in de beantwoording van de vragen met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2216) van de leden Schouw en Berndsen-Jansen is gemeld, wordt een politiebrede visie ontwikkeld op de inzet van onbemande vliegtuigen. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen vanzelfsprekend bij deze visie worden betrokken2.
Wordt bij de inzet van zwaardere «drones» dan de in Soesterberg gebruikte Raven anders omgesprongen met de goedkeuring van de inzet, de weging van de proportionaliteit daarvan en de omgang met de verzamelde gegevens?
De Raven is momenteel de enige UAV die kan worden ingezet voor militaire bijstand op verzoek van het bevoegd gezag. Ik verwijs in dit verband tevens naar mijn brief van 26 maart jl. (Kamerstuk II 30 806, nr. 11).
De rol van de geestelijk verzorgers bij de reorganisatie bij de krijgsmacht |
|
Gert-Jan Segers (CU), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ontslagen militairen zoeken hulp»?1
Ja.
Erkent u het belang van de aanwezigheid van de geestelijke verzorgers binnen de krijgsmacht?
Zeker. Geestelijk verzorgers bieden ondersteuning bij de existentiële en ethische vragen die samenhangen met het werken bij de krijgsmacht. Zowel een goede fysieke als een goede geestelijke conditie is van groot belang.
Streeft u er naar het aantal geestelijke verzorgers binnen de krijgsmachtorganisatie vooralsnog te handhaven?
In de periode tot 1 januari 2016 wijzigt het aantal functies voor geestelijke verzorgers niet. Dit is het gevolg van de toezegging van mijn ambtsvoorganger van 9 november 2011 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 53). Voor de periode na 1 januari 2016 is een onderzoek gaande. Dit onderzoek heeft tot doel de totaal benodigde omvang van de geestelijke verzorging bij Defensie, inclusief de direct aan het ambt gerelateerde ondersteuning en de verdeling daarvan over de denominaties, opnieuw vast te stellen. Over dit onderzoek heb ik u geïnformeerd met Kamerstuk 33 400-X, nr. 59.
Op welke wijze faciliteert u de extra inzet en begeleiding van de geestelijke verzorgers binnen de krijgsmacht ten behoeve van de ontslagen militairen?
Zoals ik u met Kamerstuk 33 400-X, nr. 69 heb laten weten, heeft defensiepersoneel in een extern bemiddelingstraject recht op reguliere zorg. Daartoe behoort de mogelijkheid zich te wenden tot de geestelijk verzorgers. Dit is al onderdeel van het huidige takenpakket van de geestelijk verzorgers.
Heeft u zicht op de situatie van de mensen die als gevolg van de reorganisatie gedwongen de krijgsmacht hebben moeten verlaten? Zo ja, op welke wijze volgt u dit?
Ja, deze medewerkers worden gevolgd. Indien overtollige medewerkers niet bij Defensie kunnen worden herplaatst, worden zij ondersteund om een baan buiten Defensie te vinden. Gedurende de externe bemiddeling heeft de Bemiddelings- en Begeleidingsorganisatie van Defensie (BBO), met steun van de externe bemiddelingspartner (USG Restart), zicht op deze medewerkers.
Het gaat om maatwerk dat mede wordt bepaald door het bemiddelingstraject en de achtergrond van de medewerker.
Ook na succesvolle externe bemiddeling onderhoudt BBO of USG Restart nog enige tijd periodiek contact met de medewerker. Indien een arbeidsovereenkomst bij een nieuwe werkgever na een termijn van zes maanden onverhoopt niet wordt verlengd, ondersteunt BBO of USG Restart de oud-medewerker opnieuw bij het zoeken naar passend werk.
Radarproblemen door windturbines |
|
Raymond de Roon (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Wind turbines could allow enemy jets to sneak into British airspace»?1
Ja.
Deelt u de mening van het Britse Ministerie van Defensie, dat windmolens de militaire radarwaarnemingen kunnen hinderen? Zo nee, waarom niet?
Ja, onder bepaalde omstandigheden kunnen windmolens en andere hoge bouwwerken radarbeelden verstoren door de reflectie en verstrooiing van radarsignalen.
Doen zich in Nederland situaties voor waarbij windmolens de militaire radarwaarneming van mogelijk vijandelijke vliegtuigen kunnen belemmeren en/of waarbij windmolens kunnen zorgen voor valse radarmeldingen van in werkelijkheid niet aanwezige vliegtuigen?
Ook in Nederland kunnen windmolens radarwaarnemingen hinderen. Hierover is de Kamer geïnformeerd in de brief van de minister van I&M van 25 april 2012 (Kamerstuk 31 936, nr. 110). Bij de bouw van windmolens gelden in Nederland specifieke regels die zijn vastgelegd in de Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro). Rond elke militaire radar ligt een zogeheten radarverstoringsgebied met een straal van 75 kilometer. Bij elkaar beslaan deze verstoringsgebieden het grootste deel van Nederland. Daarbinnen moeten alle bouwplannen voor windturbines aan de hand van een speciaal hiertoe ontwikkeld rekenmodel worden getoetst op mogelijke verstoring van de radarbeelden. Is de verstoring volgens dit model te groot dan kan het project niet, of alleen in gewijzigde vorm doorgaan. Verder worden de radarsystemen aangepast om de gevoeligheid voor verstoring door windmolens te verminderen.
Hoe vaak hebben zich sinds 2010 in Nederland dergelijke valse radarmeldingen voorgedaan en hoe is op dergelijke valse radarmeldingen gereageerd? Heeft dit wel eens geleid tot het inzetten van Nederlandse straaljagers? Zo ja, hoe vaak?
Bij elke radarmelding wordt een protocol gevolgd om het dreigingsniveau vast te stellen. Daarbij zijn sinds 2010 negen valse radarmeldingen geregistreerd. Omdat bij de uitvoering van het protocol steeds tijdig duidelijk werd dat het om een valse melding ging, is in geen enkel geval een jachtvliegtuig ingezet.
Wordt u tevoren geïnformeerd of geraadpleegd over voornemens tot het plaatsen van windmolens? Zo ja, heeft u juridische mogelijkheden om de plaatsing van windmolens te voorkomen die een belemmering kunnen vormen voor militaire radarwaarnemingen? Hoe vaak heeft heeft u dergelijke middelen ingezet en met welk resultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Het gebruik van Chemische wapens in Syrië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Wereld zwijgt na gebruik Syrische chemische wapens» over het gebruik van chemische wapens door het regime van Assad in de vorm van sarin gas?1
Ja.
Kunt u aangeven welke informatie er beschikbaar is om de juistheid van het bericht te verifiëren dat er chemische wapens zijn gebruikt, mede in het licht van de eerdere Britse bevindingen na een geblokkeerd VN-onderzoek waaraan ook TNO zou meewerken?2
Wij beschikken op dit moment niet over voldoende informatie om te verifiëren of, waar en door wie dergelijke middelen zijn ingezet.
Heeft u hierover contact gehad met de Israëlische ambassade?
Nee, er is hierover geen contact geweest met de Israëlische ambassade in Den Haag. Wel heeft de Nederlandse ambassade in Tel Aviv doorlopend contact met verschillende onderdelen van de Israëlische overheid over de ontwikkelingen in Syrië.
Deelt u de zorgen van de Britse regering over het gebruik van chemische wapens in Syrië, waarover de BBC bericht?3
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie zoals deze nu is ontstaan?
De berichten over mogelijk gebruik van chemische wapens in Syrië zijn zorgwekkend. Tegelijkertijd is het essentieel dat geen conclusies worden getrokken voordat alle feiten op tafel liggen. Daarom vindt de regering het belangrijk dat het onderzoeksteam van de Verenigde Naties (VN) zo snel mogelijk met het onderzoek kan beginnen en alle serieuze aantijgingen van gebruik van chemische wapens kan onderzoeken, zodat de feiten op onpartijdige en onafhankelijke wijze kunnen worden vastgesteld. De Syrische autoriteiten houden op dit moment vrije toegang van het VN-team tot alle delen van het land tegen. De regering betreurt dat ten zeerste en dringt daar waar mogelijk aan op vrije toegang.
Hoe beoordeelt u in dit verband uitspraken van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Kerry, waarover CBS bericht, die stelt dat de NAVO zich moet voorbereiden op mogelijk gebruik van chemische wapens door het regime van Assad?4
De Verenigde Staten hebben naar aanleiding van deze berichten in de pers binnen NAVO-verband verduidelijkt dat zij openstaan voor het nadenken over een NAVO-rol in Syrië, maar dat er niets wordt voorbereid.
Hoe beoordeelt u in dit licht de eerdere bevindingen van de Britten dat Syrië in een eerder stadium chemische wapens heeft gebruikt?
De Britse minister-president Cameron heeft aangegeven dat het bewijs beperkt is, maar toeneemt. De Britse regering stelt dat het belangrijk is bewijs te blijven verzamelen. Ik onderschrijf dit. Ook Nederland dringt aan op onderzoek door de VN naar alle serieuze aantijgingen van vermeende inzet van chemische wapens in Syrië.
Welke rol ziet u op dit moment voor de NAVO met betrekking tot Syrië?
De NAVO richt zich op dit moment op de bescherming van de bevolking en het grondgebied van NAVO-bondgenoot Turkije.
Het capaciteitsverlies van de Koninklijke Marechaussee door het handhaven van het qat-verbod |
|
Vera Bergkamp (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag «Qat blijft Nederland binnenkomen» d.d. 12 maart 2013?1
Ja.
Erkent u dat de Koninklijk Marechaussee veel capaciteit verliest door het handhaven van het qat-verbod?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) wordt niet specifiek ingezet voor de handhaving van het qatverbod. Handhaving door de KMar vindt plaats als de KMar stuit op qat tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden. In het geval van de uitzending van Een Vandaag was dit vanuit het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV). Van het totale aantal handhavingsincidenten binnen het MTV in januari en februari 2013 was slechts in 1% van de zaken sprake van qat. De registratie van ingezette uren binnen het MTV vindt vooral plaats op basis van het primaire operationele proces (te weten Controle MTV en Afhandelen binnen MTV). Dit betekent dat er in de registratie van uren geen onderscheid wordt gemaakt naar soort vangst of incident.
Hoeveel capaciteit kost de handhaving van dit verbod?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel uur besteedt de Marechaussee aan handhaving en opsporing van qat-handel? Hoeveel controles worden uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat er door het handhaven van het qat-verbod minder tijd is voor andere controles?
Uiteraard is het zo dat de beschikbare handhavingscapaciteit over het hele veld waarvoor handhavingsdiensten verantwoordelijk zijn verdeeld moet worden. Dit betekent echter niet dat de handhaving hierdoor in kwaliteit zou inboeten. De beschikbare capaciteit wordt zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet.
Ten koste van welke andere controles gaat het handhaven van het qat-verbod?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft het qat-verbod geleid tot minder qat-gebruik?
Er zijn nog geen gegevens voorhanden waaruit zou blijken dat het qatverbod leidt tot minder qatgebruik, dat de straatwaarde van qat hetzij gestegen, gedaald dan wel gelijk gebleven is en of een eventueel hogere prijs de illegale handel en criminaliteit zal bevorderen.
Klopt het dat sinds het qat-verbod de straatwaarde van qat is gestegen?
Zie antwoord vraag 7.
Bevordert een hogere prijs van verboden qat de illegale handel en de criminaliteit?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de illegale handel van qat en de straatoverlast toegenomen? Kunt u cijfers geven over de situatie voor en na het qat-verbod?
Er zijn geen gegevens voorhanden die een toename van illegale handel en straatoverlast bevestigen.
Is de import en/of export van qat toegenomen? Kunt u concrete cijfers geven over de situatie voor en na het qat-verbod?
In 2012 werd 854.000 kilogram qat in Nederland geïmporteerd. Sinds de strafbaarstelling van qat zal de omvang van de import vanzelfsprekend fors zijn gedaald. Ik heb slechts cijfers over de inbeslaggenomen hoeveelheid qat, niet over de omvang van de illegale invoer van qat.
Klopt het dat het verslavingsprobleem van qat-gebruikers niet is veranderd sinds het qat-verbod?
Daarover zijn geen gegevens bekend. Problematisch qatgebruik wordt niet afzonderlijk als hulpvraag in het systeem Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) geregistreerd. Voor zover Somaliërs een beroep doen (en de afgelopen jaren hebben gedaan) op verslavingszorg is dat vooral vanwege problematisch gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne.
Welke maatregelen zijn er genomen om het verslavingsprobleem van qat-gebruikers te verminderen? Wilt u zich inzetten voor een verbetering van de verslavingszorg voor deze doelgroep?
Somaliërs weten de verslavingszorg te vinden indien zij problemen hebben met het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. De verslavingszorg als zodanig behoeft op dit punt geen verbetering. Maatregelen om problematisch qatgebruik terug te dringen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit verbetering van de toeleiding van problematische qatgebruikers naar zorg. Gemeenten waarin een belangrijk deel van de problematische qatgebruikers verblijft kunnen daar, bijvoorbeeld door samenwerking met lokale organisaties, invulling aan geven.
Welke effecten heeft het qat-verbod op het gebruik van andere legale en illegale drugs?
Er zijn geen indicaties uit de Somalische gemeenschap of uit de verslavingszorg dat er sprake is van een verschuiving naar andere middelen.
Kunt u aangeven welke gemeenten overlast hebben van qat-gebruikers?
Dat zijn onder meer de gemeenten Tilburg en Groningen. Deze gemeenten hebben eerder ook verzocht om een verbod van qat.
Kunnen deze gemeenten via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de incidenten afdoende aanpakken?
Alle handelingen met qat zoals omschreven in de Opiumwet zijn strafbaar. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet kunnen gemeenten thans overgaan tot het sluiten van panden van waaruit qat wordt verhandeld. Waar qatgebruik overlast veroorzaakt en deze overlast gepaard gaat met verstoring van de openbare orde, zoals parkeeroverlast, geluidsoverlast en vervuiling van de openbare weg, kunnen deze vormen van overlast ook worden aangepakt via de APV. Handhaving van de APV-voorschriften is een zaak van het lokale gezag. Dit geldt eveneens voor toepassing van de in de Gemeentewet neergelegde bevoegdheden op het gebied van de openbare orde.
Bent u bereid de mogelijkheden van het gebruik van de APV ter bestrijding van qat-overlast bij gemeenten onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 16.
Het bericht dat onbemande militaire vliegtuigen (‘drones’) steeds vaker in Nederland worden ingezet als opsporingsmiddel van de politie |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat de politie in Nederland inmiddels veelvuldig gebruik maakt van onbemande militaire vliegtuigen die in bewoonde gebieden ongemerkt op 300 meter hoogte vliegen in het kader van de opsporing?1
Het klopt dat de politie meerdere malen gebruik heeft gemaakt van een zogenoemde Raven van Defensie. Dit zijn onbemande vliegtuigjes die zijn uitgerust met een dag- en een nachtcamera en die op ca. 300 meter hoogte vliegen. De Ravens zijn ingezet in opsporingsonderzoeken en in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid, bijvoorbeeld met als doel om een beter overzicht te verkrijgen van mensenmassa’s.
In 2012 zijn 14 aanvragen gehonoreerd om ten behoeve van de politie onbemande vliegtuigen van Defensie in te zetten. Drie aanvragen hadden betrekking op de handhaving van de openbare orde. De overige aanvragen werden gedaan in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Een aanvraag kan meerdere vluchten betreffen. In totaal werden 112 vluchten aangevraagd. Of een aangevraagde vlucht ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd is onder andere afhankelijk van de weersomstandigheden. In 2012 zijn 81 vluchten uitgevoerd door Defensie ten behoeve van de politie.
De ondersteuning van de politie door eenheden van Defensie, zowel bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid als bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, wordt gebaseerd op de bijstandsregeling uit hoofdstuk 5 Politiewet 2012 (voorheen hoofdstuk 5 Politiewet 1993). Met betrekking tot het opsporingsproces wordt de grondslag verder gevonden in de algemene politietaak uit artikel 3 van de Politiewet 2012 en in de omschrijving van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering waarin onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Hoeveel van deze vluchten zijn in 2012 boven Nederlands grondgebied uitgevoerd? Welke wettelijke grondslag hadden deze vluchten en in het kader van welke bevoegdheid?
Zie antwoord vraag 1.
Wat voor type onbemande vliegtuigen worden gebruikt voor deze vluchten boven Nederlands grondgebied en met welke apparatuur zijn deze toestellen uitgerust?
Voor de in antwoord op vraag 2 genoemde inzetten is steeds gebruik gemaakt van onbemande vliegtuigen van het type Raven. Voor de technische kenmerken en overige informatie over de (inzet van deze) apparatuur verwijs ik naar de brief die de Minister van Defensie uw Kamer op 26 maart 2013 heeft gestuurd.2
Beschikt de politie over eigen onbemande vliegtuigen of worden deze steeds bij defensie aangevraagd? Indien de politie over eigen toestellen beschikt, hoeveel heeft de aanschaf van deze toestellen gekost en is de politie voornemens om er meer aan te schaffen?
De Landelijke eenheid van de politie heeft de beschikking over enkele onbemande vliegtuigjes. Deze zijn in 2012 ingezet voor innovatiedoeleinden en onderzoek. Zij zijn met nadruk niet gebruikt voor opsporingsdoeleinden of in het kader van de handhaving van de openbare orde. De aanschaf van deze toestellen heeft in totaal € 183.291,00 gekost. Op dit moment wordt een politiebrede visie ontwikkeld op de inzet van onbemande vliegtuigen ten behoeve van politietaken. De ervaringen die zijn opgedaan, zowel met de toestellen van Defensie als die van de landelijke eenheid, worden hierin meegenomen. De uitkomsten hiervan zullen als basis dienen voor de besluitvorming over eventuele verdere aanschaf.
Wat zijn de kosten van de inzet van onbemande vliegtuigen boven Nederlands grondgebied en ten laste van wiens budget gaat dit?
De additionele uitgaven voor de inzet van de Raven ten behoeve van de politie (dat wil zeggen: de meeruitgaven die samenhangen met de specifieke inzet van militaire middelen en die niet zouden zijn gemaakt indien de inzet niet zou hebben plaatsgevonden) zijn afhankelijk van de individuele casus. De kosten van inzet liepen in 2012 uiteen van 2351 euro voor een dagdeel tot 34079 euro voor een langdurige inzet. De uitgaven die samenhangen met het verlenen van militaire bijstand worden verrekend op grond van het Convenant inzake de financiering nationale inzet krijgsmacht (FNIK). Hiervoor hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten structureel een bedrag overgeheveld naar het ministerie van Defensie. Het ministerie van Defensie verantwoordt deze additionele uitgaven onder artikel 1, «Inzet», van de Defensiebegroting.
Wie is juridisch aansprakelijk voor de inzet van een onbemand vliegtuig, de eigenaar of de gebruiker?
In het algemeen berust de juridische aansprakelijkheid voor het gebruik van een onbemand luchtvaartuig bij de bedienaar, de operator en eigenaar van dit luchtvaartuig. Voor zover een onbemand vliegtuig van Defensie op verzoek van de minister van Veiligheid en Justitie wordt ingezet is afgesproken dat deze, behoudens opzet of grove schuld aan de zijde van Defensie, de aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van de inzet aanvaardt.
Hoe verloopt de besluitvorming over de inzet van deze toestellen en de toetsing aan de juridische kaders? Wie geeft er toestemming voor de inzet?
Op grond van artikel 58 van de Politiewet 2012 bepaalt de Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met de minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend. De aanvragen worden ingediend door het bevoegd gezag. Dit is de burgemeester voor zover de inzet van een Raven wordt gevraagd bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid, en de officier van justitie in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De aanvraag van de officier van justitie verloopt via het College van procureurs-generaal.
Op welke wijze wordt voorzien in de vereiste speciale training en accreditatie, volgens de eisen van de luchtvaartwetgeving, om boven bevolkte delen van Nederland te kunnen en mogen vliegen? Moet een vlucht met een onbemand vliegtuig boven een bepaalde hoogte gemeld worden aan de luchtverkeersleiding?
Operators van de onbemande luchtvaartuigen van Defensie dienen de status van expert operator te hebben. Om deze status te verkrijgen wordt een opleidingsprogramma gevolgd. Om deze status te behouden wordt de praktische en theoretische bekwaamheid van de operator periodiek beoordeeld. Of een vlucht al dan niet moet worden aangemeld bij de luchtverkeersleiding is afhankelijk van de luchtverkeersregels die gelden in het betreffende luchtruim; daarbij maakt het geen verschil of een vlucht bemand of onbemand is. In de praktijk worden alle vluchten met onbemande vliegtuigen vooraf bekend gesteld bij de luchtverkeersleiding.
Voor de onbemande vliegtuigen van de politie zijn, ter voorbereiding om te komen tot een formele politie UAS-organisatie (Unmanned Aerial Services), enkele medewerkers van de Landelijke eenheid opgeleid en geëxamineerd voor de opleiding «Basistraining Rotorcraft UAS-vlieger» bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) in Amsterdam.
Voor recreatieve vluchten met civiele onbemande luchtvaartuigen (modelluchtvaartuigen) geldt een maximale hoogte van 300 meter. Voor vluchten binnen een gecontroleerd luchtverkeersgebied (Luchtruim Klasse C), moet, naast de wettelijke basis(vergunning), een convenant met de luchtverkeersleiding zijn afgesloten. De luchtverkeersleiding kan daarin andere maximale hoogtes opnemen. In de ontheffingen voor bedrijven die werken met lichte onbemande luchtvaartuigen wordt een maximale vlieghoogte van 120 m boven grond of water aangehouden.
Op welke wijze wordt gewaarborgd dat informatievergaring vanuit de lucht, die met laagvliegende onbemande vliegtuigen bijzonder gedetailleerd kan zijn, niet in strijd is met privacyregels?
De Raven opereert op een hoogte van ongeveer driehonderd meter. Op deze hoogte is de beeldkwaliteit van de daglichtcamera onvoldoende voor gezichtsherkenning. De nachtcamera produceert een tweekleurig beeld waarbij slechts de contouren van warmtebronnen worden weergegeven. Een en ander impliceert dat de camera’s wel beelden kunnen produceren waarop personen zijn te zien, doch geen beelden waarop deze personen herkenbaar zijn.
De beelden die met de Raven worden gemaakt worden rechtstreeks doorgezonden naar een grondstation en worden veelal «live» meegekeken door de politie. Ze dienen ter ondersteuning voor het nemen van beslissingen op de grond. Aan het einde van een inzet worden de beelden door Defensie overgedragen aan de politie. Deze bewaart ze uitsluitend voor zover ze relevant zijn voor het desbetreffende strafrechtelijk onderzoek. Mogelijk zijn deze beelden later, als andere gegevens of informatie in het desbetreffende strafrechtelijk onderzoek beschikbaar komen, in combinatie met die gegevens of informatie tot een persoon te herleiden. In zoverre zijn het persoonsgegevens die onder het regime van de Wet politiegegevens dan wel de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens vallen. Zie hierover verder het antwoord op vraag 10.
Heeft informatie verzameld met de inzet van onbemande vliegtuigen geleid tot rechtsvervolging op basis van die informatie? Zo ja, in hoeveel gevallen en met welk resultaat? Kan een burger over wie informatie is verzameld, bijvoorbeeld beeldmateriaal, daar inzage in krijgen? Wat gebeurt er met de verzamelde gegevens en na hoeveel tijd worden deze vernietigd?
In enkele henneponderzoeken heeft de inzet van een Raven daadwerkelijk geleid tot de vervolging van verdachten. De warmtebeelden van de Raven leidden tot aanwijzingen voor de aanwezigheid van een kwekerij. In combinatie met aanwijzingen uit het politie-onderzoek heeft dit geleid tot een verdenkingen voor overtreding van de Opiumwet. Bij doorzoekingen zijn vervolgens diverse kwekerijen ontmanteld. De inzet van de Raven is in deze gevallen in het strafdossier vastgelegd en de beelden van de betreffende woningen zijn bij het proces-verbaal gevoegd.
Personen kunnen, binnen de restricties die respectievelijk de Wet politiegegevens en de Wet strafvorderlijke en justitiële gegevens daaraan verbinden, inzage krijgen in hun persoonsgegevens zoals die in datasystemen bij de politie en bij het OM zijn verzameld. Die inzage zou zich in theorie ook uit kunnen strekken over de beelden van een Raven, voor zover zij op persoonsniveau aan de dossiers zijn toegevoegd.
Is het waar dat binnen de politie een werkgroep is opgezet voor nationale coördinatie van zogeheten drone-activiteiten? Zo ja, wat houdt de coördinatie van deze werkgroep precies in en ten aanzien van welke instanties en langs welke juridische maatstaven zal deze werkgroep activiteiten nationaal monitoren? Onder wiens gezag functioneert deze werkgroep?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 4.
Worden burgers geïnformeerd over vluchten door laagvliegende onbemande toestellen boven het door hen bewoonde gebied? Zo ja, op welk moment en op welke wijze? Wordt het lokale bevoegd gezag voor de openbare orde en de desbetreffende gemeenteraad actief en op voorhand op de hoogte gebracht van de inzet van onbemande vliegtuigen?
Er is geen standaard manier om burgers over onbemande vluchten boven bewoond gebied te informeren. Deze worden overigens alleen in bijzondere omstandigheden toegestaan. In het antwoord op vragen 13 en 14 ga ik hier verder op in. Dit antwoord gaat ook in op de betrokkenheid van de (regio)burgemeester, die veelal nauw betrokken is bij of zelfs het verzoek heeft gedaan tot het uitvoeren van de onbemande vluchten.
Verder is van belang dat militaire onbemande luchtvaartuigen alleen mogen vliegen in een bijzonder luchtverkeersgebied (BVG) en in militaire plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden. Een BVG voor militaire onbemande luchtvaartuigen wordt ingesteld door de Minister van Defensie in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De betreffende beschikking wordt in de Staatscourant gepubliceerd. In 2012 was sprake van 30 BVG’s. In de helft daarvan is besloten de beschikking pas achteraf te publiceren. Overige luchtvarenden worden voorafgaand aan de inzet geïnformeerd via een uit te geven NOtice to AirMen (NOTAM). Vliegers zijn verplicht voor hun vlucht de NOTAMS te raadplegen. Deze informatie wordt in uitzonderlijke gevallen verstrekt via de luchtverkeersleiding. Militaire onbemande luchtvaartuigen worden alleen boven bewoond gebied ingezet op specifiek verzoek van het bevoegd gezag.
Voor civiele onbemande luchtvaartuigen is de meldingsplicht (via een NOTAM) opgenomen in de ontheffing. In het antwoord op vragen 13 en 14 ga ik hier verder op in.
Welke nationale en lokale (overheids)diensten maken nog meer gebruik van onbemande vliegtuigen voor patrouilles boven bewoond gebied in Nederland en hoe is de besluitvorming en het toezicht daarop geregeld?
Naast de politie maken nationale en lokale (overheids)diensten als brandweer en Rijkswaterstaat gebruik van onbemande luchtvaartuigen. Zij doen dit vooral door commerciële dienstverleners in te huren. De branchevereniging voor onbemande luchtvaartuigen in Nederland, DARPAS, heeft aangegeven dat de sector momenteel uit ruim 100 bedrijven bestaat, van consultancybedrijven tot fabrikanten van onbemande luchtvaartuigen. Typische operaties die door deze bedrijven worden uitgevoerd zijn: foto-/videorapportages vanuit de lucht van gebouwen, terreinen of evenementen, inspecties van industriële objecten, windmolens, hoogspanningsmasten, pijpleidingen, luchtobservaties van mensenmassa’s, branddetectie en -monitoren, milieuhandhaving in natuurgebieden, opsporen van drenkelingen, en landmeetkundige diensten voor onder andere gemeentes en projectontwikkelaars.
Aangezien de kwaliteitseisen aan luchtvaartuigen, operators en piloten nog in ontwikkeling zijn, wordt alleen gevlogen boven bewoond gebied als er sprake is van een groot maatschappelijk belang (te duiden door de (regio)burgemeester) in combinatie met een operationeel plan waaruit blijkt dat de risico’s tot het minimum zijn beperkt (betrouwbaar systeem, zeer ervaren vliegers, georganiseerd werkend bedrijf). De inzet van onbemande vliegtuigen door particulieren gebeurt hierdoor nagenoeg altijd op afstand (minimaal 150 meter) van mensenmenigten, bebouwd gebied, kunstwerken, industrie- en havengebieden, openbare wegen en spoorlijnen.
Om de recente toename van civiele operaties gecontroleerd en veilig te laten verlopen stelt de Inspectie Leefomgeving en Transport sinds 2012 de eis dat de operator over een ontheffing voor operator, luchtvaartuig en bestuurder beschikt tijdens de operatie. Voor alle afgegeven ontheffingen geldt dat de vluchten alleen mogen worden uitgevoerd binnen zichtafstand van de vlieger tot een hoogte van 120 meter en tot een horizontale afstand van 500 meter van de vlieger.
Welke particulieren maken nog meer gebruik van onbemande vliegtuigen voor patrouilles boven bewoond gebied in Nederland en hoe is de besluitvorming en het toezicht daarop geregeld?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe verhoudt de inzet van onbemande vliegtuigen voor opsporingsdoeleinden zich tot de motie Voordewind c.s.2 waarin wordt gesproken over inzet in Nederland in het kader van bijvoorbeeld het patrouilleren op zee, dijkbewaking en het in goede banen leiden van grote groepen mensen?
De inzet van onbemande vliegtuigen zoals die thans in Nederland plaatsvindt en in de voorgaande vragen is besproken is in lijn met deze motie.
Hoe verhoudt de inzet van onbemande vliegtuigen voor civiele doeleinden zich tot het onderzoek dat minister van Buitenlandse Zaken door de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) laat uitvoeren naar de rechtmatigheid en voorwaarden voor het gebruik van «drones» voor defensiedoeleinden?
De vragen aan de CAVV hebben betrekking op de inzet van onbemande bewapende vliegtuigen. De inzet van onbemande vliegtuigen in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft onbewapende vliegtuigen.
Waarom is het gebruik van onbemande vliegtuigen in het Nederlandse luchtruim niet opgenomen in de luchtruimvisie van de regering? Bent u voornemens om dit op korte termijn alsnog hierin op te nemen?
In de luchtruimvisie wordt het gebruik van onbemande luchtvaartuigen wel genoemd. Momenteel vinden onbemande vluchten echter vooral plaats in delen van het luchtruim waar normaliter slechts zeer beperkt bemand luchtverkeer vliegt. In de toekomst wordt een toename van het aantal vluchten met onbemande luchtvaartuigen verwacht. Daarbij zal ook sprake kunnen zijn van nieuwe toepassingen, waardoor bemande en onbemande luchtvaartuigen wel in hetzelfde luchtruim zullen vliegen.