Het bericht ‘Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije’ |
|
Raymond Knops (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTLNieuws van vrijdag 11 augustus 2017 «Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije»?
Ja.
Kunt u aangeven hoe vaak er gebruik is gemaakt van de regeling die het mogelijk maakt voor politieagenten om tot 6.000 euro rentevrij te lenen om de Turkse dienstplicht af te kopen?
Zoals bericht aan RTL Nieuws in reactie op hun WOB-verzoek is het over de periode van 2013 tot en met 2017 van 24 politiemensen bekend dat ze gebruik hebben gemaakt van de regeling om een lening af te sluiten om de dienstplicht af te kopen en om buitengewoon verlof voor de duur van de verkorte basisopleiding en eventueel aansluitend vakantieverlof te krijgen.
Hoe beoordeelt u de huidige regeling en de soortgelijke regeling bij Defensie, mede gezien de recente ontwikkelingen in Turkije? Kunt u in uw antwoord meenemen dat de afkoopsom voor het afkopen van de Turkse dienstplicht recentelijk is verlaagd naar 1.000 euro, maar de regeling nog steeds een lening van maximaal 6.000 euro mogelijk maakt en dat men thans nog betaald verlof kan krijgen voor het volgen van een verkorte basisopleiding die niet meer verplicht is?
Door de versoepeling van de Turkse regelgeving in 2016 (de verlaging van de afkoopsom en het eerdere besluit van de Turkse autoriteiten dat er geen verplichting meer is tot het vervullen van de verkorte basisopleiding in Turkije) is de noodzaak voor de Regeling faciliteiten bij afkoop Turkse dienstplicht voor politieambtenaren komen te vervallen. Deze regeling wordt daarom binnenkort afgeschaft.
De gevolgen van de versoepeling van de Turkse regelgeving zijn thans bij de Minister van Defensie in beraad. De regeling die het Ministerie van Defensie heeft getroffen, is onderdeel van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken met de centrales van overheidspersoneel. Aanpassing van die regeling is onderwerp van overleg met de centrales.
Herinnert u zich de motie-Hernandez (Kamerstuk 33 000 X, nr. 55) waarin de Kamer zich reeds in 2011 uitsprak om per direct een einde te maken aan de Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren? Bent u bereid deze motie alsnog uit te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de regelingen bij politie en defensie niet meer van deze tijd zijn en moeten worden stopgezet?
Zie antwoord vraag 3.
Het stilleggen van oefeningen en opleidingen van de commando’s |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Veiligheid commando's niet zeker, opleidingen en schietoefeningen stilgelegd»?1
Zoals eerder gesteld, zijn de conclusies van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) in het rapport «Veilig oefenen, lessen uit het schietongeval Ossendrecht» glashelder en nopen deze tot actie. Zie ook mijn brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 99), de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van den Hul van 14 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362) en zo ook de antwoorden op de schriftelijke vragen over de berichtgeving inzake de gereedheid van het Korps Commandotroepen (KCT) van 20 juli jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 107).
Kunt u toelichten hoeveel opleidingen en welke soort oefeningen voor commando’s zijn stilgelegd, tot wanneer, en met welke reden precies?
Het KCT voert een controle uit naar aanleiding van de aanbeveling van de OVV om op korte termijn maatregelen te treffen om de in het onderzoek geconstateerde tekortkomingen in voorschriften en de uitvoering daarvan op te heffen. In mijn antwoorden van 14 juli jl. op schriftelijke vragen van het lid Van den Hul over het schietongeval in Ossendrecht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362), is al gesteld dat het KCT momenteel controleert of alle regelgeving, het lesmateriaal en de veiligheidsanalyses met betrekking tot schietoefeningen volledig op orde zijn. Voordat is vastgesteld dat dit inderdaad het geval is, schiet het KCT niet met scherpe munitie in het kader van het speciale optreden en de Contra-Terreuropleiding. Voor de reguliere schietoefeningen is reeds vastgesteld dat aan de voorwaarden is voldaan; deze oefeningen gaan dan ook gewoon door.
Alle interne opleidingen van het KCT zijn stilgelegd om de veiligheidsaspecten in de verschillende opleidingsketens te controleren. Bij deze controle beziet Defensie in hoeverre alle documentatie (zoals lesplannen en veiligheidsdocumenten) compleet en goedgekeurd is. Het KCT heeft 63 opleidingen (inclusief 30 opleidingen van de Defensie Paraschool) in beheer. Deze worden allemaal gecontroleerd. Op dit moment zijn de 30 opleidingen van de Paraschool en de (gerelateerde) rijopleidingen weer hervat. De meeste overige opleidingen worden in september en oktober vrijgegeven. De verwachting is dat de documentatie van alle opleidingen in ieder geval eind 2017 is gecontroleerd en waar nodig aangepast. Let wel, niet alle opleidingen worden gelijktijdig gegeven. Met uitzondering van de speciale schietoefeningen, gaat het programma van de operationele compagnieën gewoon door. Er is extra capaciteit op het gebied van opleidingsontwikkeling aan het KCT toegevoegd om te bewerkstelligen dat alle opleidingsvoorschriften in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over het feit dat (nagenoeg) alle opleidingen en oefeningen voor commando’s zijn stilgelegd?
De conclusies van de OVV zijn, zoals gezegd, glashelder en nopen tot actie. Het controleren van regelgeving, lesmateriaal, veiligheidsanalyses en interne opleidingen maakt hier deel van uit. Als blijkt dat alles klopt, worden opleidingen direct hervat. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van den Hul over het schietongeval in Ossendrecht (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2362).
Wat zijn de gevolgen van dit stilleggen voor de getraindheid en geoefendheid van de commando’s en daarmee de operationele inzetbaarheid, voor zowel de korte als de lange termijn?
Zoals uiteengezet in de brief van 20 juli jl. (Kamerstuk 34 550-X, nr. 107), stuurt Defensie haar personeel nooit ongetraind en onvoorbereid op missie; dit geldt dus ook voor de operators van het KCT. Als blijkt dat alles op orde is, worden opleidingen direct hervat.
Kunnen commando’s nog worden uitgezonden, nu een flink deel van de oefeningen en opleidingen is stilgelegd en de commando’s dus niet volledig voorbereid kunnen zijn op uitzending? Indien zij wel nog worden uitgezonden, kunt u toelichten hoe dit kan zonder die belangrijke oefeningen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe heeft de situatie kunnen ontstaan dat de commandant van de Korps Commandotroepen geen vertrouwen heeft in de veiligheidsprocedures bij (nagenoeg) alle opleidingen van het Korps Commandotroepen (KCT)?
Naar aanleiding van de bevindingen van de OVV heeft de commandant van het KCT besloten de veiligheidsaspecten en onderliggende documentatie van alle interne opleidingen te bezien. Ook zijn direct na het schietongeval maatregelen genomen. Zo zijn de oefeningen met scherp in het schiethuis in Ossendrecht onmiddellijk na het ongeval opgeschort. Ook heeft de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen (MCGS) gecontroleerd of de overige schietbanen in Nederland de vereiste keuringen hebben. Dit is het geval.
Wanneer is het probleem met de veiligheidsprocedures bij de opleidingen en oefeningen van het KCT ontstaan en hoe kan het dat deze situatie is blijven bestaan, ook na het dodelijk schietincident in Ossendrecht?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt nu onderzocht of alle veiligheidsprocedures wel in orde zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer is dat onderzoek afgerond en bent u bereid de resultaten van dat onderzoek met de Kamer te delen?
Defensie heeft ook een eigen onderzoek ingesteld. Dit onderzoek wordt naar verwachting in september a.s. voltooid. Alles is erop gericht om de feiten op tafel te krijgen, herhaling te voorkomen en de nabestaanden volledige openheid van zaken te bieden. Defensie zal de OVV binnen de gestelde termijn van zes maanden, en zoveel sneller als mogelijk, een uitgebreide beleidsreactie aanbieden. De Kamer zal deze beleidsreactie vanzelfsprekend ontvangen.
Wanneer verwacht u dat commando’s gewoon weer volledig kunnen worden opgeleid en kunnen oefenen zonder beperkingen?
Zie het antwoord op vraag 2.
De aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door NAVO-lid Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Turkije en Rusland een overeenkomst hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem aan Turkije door Rusland?1
De regering heeft kennisgenomen van berichten in de media dat Turkije en Rusland overeenstemming hebben bereikt over de levering van het S-400 luchtverdedigingssysteem. Echter, het kabinet kan thans niet bevestigen dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en beschikt ook niet over nadere informatie over deze mogelijke overeenkomst.
Kunt u bevestigen dat Turkije en Rusland tot deze overeenkomst zijn gekomen, nadat daar al langer geruchten over rond gingen? Wanneer worden de systemen geleverd en wanneer zal Turkije ze in gebruik nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is bij u bekend om welke redenen Turkije heeft gekozen voor deze systemen en niet voor een systeem dat wordt geleverd door c.q. in gebruik is bij mede NAVO-bondgenoten? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn volgens u de consequenties van deze overeenkomst, gezien het feit dat Turkije een NAVO-lidstaat is en in het licht van de huidige gespannen relatie tussen de NAVO en Rusland? Heeft deze aankoop gevolgen voor de positie van Turkije binnen de NAVO? Zo ja, kunt u toelichten op welke wijze?
Omdat thans niet duidelijk is dat er sprake is van een definitieve overeenkomst tussen Rusland en Turkije, zal het kabinet niet speculeren over mogelijke consequenties.
Hoe hebben NAVO-lidstaten gereageerd op deze overeenkomst? Is door de NAVO geprobeerd Turkije over te halen niet tot aanschaf van deze – of andere – Russische systemen over te gaan? Zo ja, wanneer, door wie en op welke wijze? Hoe is daarop gereageerd door Turkije? Zo nee, waarom niet?
Tot dusver hebben noch de Secretaris-generaal van de Navo, noch de bondgenoten zich publiekelijk uitgelaten over de mogelijke overeenkomst tussen Rusland en Turkije. Het ligt voor de hand dat deze kwestie in de Navo zal worden besproken als blijkt dat Rusland en Turkije tot een definitieve overeenkomst zijn gekomen.
Welke gevolgen heeft deze overeenkomst voor de mate waarin de NAVO zich effectief kan verdedigen tegen dreigingen vanuit de lucht en dan met name Russische dreigingen (zowel vliegtuigen als raketten), aangezien Rusland vanzelfsprekend zeer gedetailleerde kennis heeft van de werking van hun eigen luchtafweersystemen? Ontstaan hierdoor – of doordat de systemen onvolledig compatibel zijn met andere NAVO-systemen – gaten in de verdediging van het NAVO grondgebied, zodra Turkije de systemen geleverd krijgt en gaat gebruiken? Hoe ernstig zijn deze risico’s? Graag een toelichting.
Pas wanneer vaststaat dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en meer bekend is over de inhoud van deze overeenkomst, kan het kabinet uitspraken doen over de gevolgen van de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije. Het ligt evenwel in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten. De Turkse autoriteiten zijn zich hiervan bewust.
Kunt u toelichten op welke wijze deze systemen, als ze eenmaal in gebruik zijn genomen door Turkije, ingezet en onderhouden gaan worden? Gaat Rusland daarbij een rol spelen en zo ja, welke rol en hoe ver reikt de toegang die Rusland krijgt tot de systemen na levering? Gaat Rusland bijvoorbeeld het onderhoud uitvoeren gedurende de levensduur van de systemen? Wat is de positie van de NAVO in dezen?
Zie antwoord vraag 6.
Krijgt Rusland met deze deal toegang tot (zeer) gevoelige en strategische informatie over de (verdedigende en offensieve) capaciteiten van de NAVO, bijvoorbeeld omdat Rusland zeggenschap krijgt over het gebruik/onderhoud van deze systemen en daarmee ook toegang krijgt tot de bredere configuraties en doctrines waarvan deze systemen onderdeel uitmaken binnen de NAVO? Hoe kwetsbaar maakt dat het NAVO-bondgenootschap voor eventuele Russische offensieve handelingen? Kunt u in de toelichting bij uw antwoord specifiek ingaan op cyberdreigingen waarmee deze systemen ongewenst gecompromitteerd (uitgeschakeld of gericht tegen eigen NAVO-toestellen) kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Welke regels bestaan er binnen de NAVO over de aanschaf van systemen die niet geproduceerd worden door NAVO-lidstaten en – nog specifieker – die geproduceerd worden door landen waarmee de NAVO een strategische, concurrerende relatie heeft? Begaat Turkije een overtreding van deze regels met de aanschaf van deze systemen? Zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan?
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Er bestaan geen Navo-regels voor de aanschaf van wapensystemen door de bondgenoten. De Navo kan de aanschaf van een wapensysteem niet tegenhouden.
Wapensystemen van bondgenoten moeten voldoen aan Navo-eisen voordat zij kunnen worden toegepast in Navo netwerken en systemen. Het ligt in de rede dat de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door Turkije gevolgen heeft voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere Navo-bondgenoten.
Is de aanschaf van deze systemen door Turkije nog tegen te houden door de NAVO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe gaat de NAVO de eventuele negatieve consequenties ervan zoveel mogelijk beperken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat europese legers structureel samen gaan werken |
|
Gabriëlle Popken (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Europese legers structureel gaan samenwerken?1
Ja.
Deelt u de doelstelling van de heer Juncker om een «ambitieuze defensie integratie» na te streven en te realiseren. Zo ja, waarom? Zo nee, waarom gaat Nederland hier dan mee akkoord?
De Europese Raad van 15 december jl. heeft op basis van de EU Global Strategy en het Implementatieplan van de EU Hoge Vertegenwoordiger op het gebied van veiligheid en defensie een nieuw EU ambitieniveau vastgesteld. Zoals ik heb beklemtoond in het plenaire debat van 6 juli jl., is Nederland voorstander om de slag te maken die nodig is om de impact en effectiviteit van het veiligheids- en defensiebeleid te vergroten. De Europese Unie moet meer verantwoordelijkheid nemen op het gebied van veiligheid en defensie. De verslechterde veiligheidssituatie aan de zuid- en oostflanken van Europa vergt dat ook.
Deelt u de vrees van Polen dat dubbelingen met de NAVO zullen ontstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom gaat Nederland akkoord met deze bizarre en vergaande defensie integratie plannen?
Nederland is voorstander van een sterke Navo en een sterke EU, waarbij beide complementair aan elkaar hun rol spelen. De Navo blijft de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid en het primaire kader voor de collectieve verdediging voor de lidstaten die ook lid zijn van de Navo. De EU moet beter worden toegerust en georganiseerd om meer verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor haar eigen veiligheid, zoals verwoord in het EU-ambitieniveau dat tijdens de Europese Raad van 15 december jl. is vastgesteld. De Secretaris-generaal van de Navo heeft hierover gezegd dat deze ontwikkeling de Navo zou versterken.
Hoeveel geld gaat Nederland in het Europese Defensiefonds steken en welke wapens is Nederland van plan in EU-verband te ontwikkelen en te kopen?
Het Commissievoorstel voor het Europees Defensiefonds dient als ondersteuning voor de verschillende fases van capaciteitsontwikkeling. Uw Kamer ontvangt een BNC-fiche over het Europees Defensiefonds met daarin het Nederlandse standpunt.
Op welke manier worden de kosten van de EU-battlegroups door de EU gedragen? Welke bijdragen levert Nederland hieraan? Hoeveel mannen en vrouwen gaan onder EU-gezag ingezet worden?
De Raad Buitenlandse Zaken van 18 mei jl. bevestigde zijn commitment om de EU snelle reactie-instrumenten, inclusief de EU Battlegroups (EUBGs), te versterken in het licht van het door de Europese Raad van december jl. vastgestelde EU ambitieniveau m.b.t. veiligheid en defensie. Benadrukt werd dat er maatregelen moeten worden genomen om te komen tot meer voorspelbaarheid, consistentie, efficiëntie en een eerlijkere verdeling van de kosten. De Raad stelde in dat licht vast dat o.a. een effectieve financiering van de EUBGs noodzakelijk is, opdat de politieke besluitvorming over de inzet wordt vergemakkelijkt. Daarbij dient ook te worden gekeken naar de gemeenschappelijke kosten. De meeste kosten voor de inzet van een EUBG worden op dit moment gedragen door de lidstaten die de EUBG (op rotatiebasis) leveren. Slechts een klein deel van de kosten, bijvoorbeeld de kosten verbonden aan het hoofdkwartier van de missie, wordt gemeenschappelijk door de lidstaten betaald via het Athena-mechanisme. De Europese Raad van 22 en 23 juni jl. heeft in dit kader besloten om de transportkosten voor ontplooiing van een EUBG onder gezamenlijke financiering via het Athena-mechanisme te brengen. Nederland staat hier positief tegenover. Wat Nederland betreft kan hierbij ook worden gekeken naar de kosten van transport voor terugkeer van de EUBGs.
Zoals vermeld in de brief van 19 december jl. over de Navo-activiteiten op de oostflank en de Nederlandse bijdragen aan de NATO Response Force en de EU Battlegroup, zal Nederland in 2018 de rol van secretary nation op zich nemen in de BeNeLux EUBG. Nederland stelt in 2018 het gehele jaar de infrastructuur en de verbindingsmiddelen voor het hoofdkwartier van de EUBG beschikbaar. In de eerste helft van 2018 geeft Nederland leiding aan de EUBG. Nederland levert dan een bataljonsstaf en twee infanteriecompagnieën met combat support en combat service support (ongeveer 1.000 mannen en vrouwen). In de tweede helft van 2018 staat de EUBG onder leiding van België. Nederland levert deze zes maanden één infanteriecompagnie met combat support en combat service support (ongeveer 800 mannen en vrouwen). Tot slot stelt Nederland gedurende het gehele jaar een Cougar-helikopter beschikbaar.
Deelt u de mening dat we onze mannen en vrouwen, die nu al te veel werk op hun bordje hebben liggen, niet nog meer moeten belasten door ze via deze zogenaamde EU-battlegroups in EU-verband in te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer trekt u de stekker uit dit bizarre plan?
Nederland heeft vaak beklemtoond dat het concept van de EU Battle Group een goed concept is, omdat het de EU in staat stelt om snel te reageren indien er een crisis uitbreekt. Zoals hierboven gesteld, heeft de Raad Buitenlandse Zaken van 18 mei jl. bevestigd dat de EU snelle reactie instrumenten, inclusief de EU Battlegroups (EUBGs), moeten worden versterkt.
Kunt u navraag doen bij de Minister-President of hij knettergek is geworden nu hij nog meer soevereiniteit afstaat aan Brussel en meewerkt aan een geïntegreerde EU-defensie? Zo ja, wat is zijn reactie? Zo nee, waarom niet?
Binnen de EU zal intensiever worden samengewerkt op defensiegebied. De huidige veiligheidssituatie vraagt daar ook om. Verdere samenwerking betekent niet dat soevereiniteit uit handen wordt gegeven. Het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid (GVDB) is bij uitstek een onderwerp dat intergouvernementeel van karakter is, waarbij lidstaten zelf de koers bepalen. Soevereiniteitsoverdracht is dan ook niet aan de orde.
Het bericht "Niets ging goed bij fatale schietoefening commando’s" |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Niets ging goed bij fatale schietoefening commando’s»?1
Ja.
Is uw uitgangspunt dat bij oefeningen van commando’s de veiligheid altijd gewaarborgd moet zijn, ondanks dat er altijd risico’s verbonden zijn aan het oefenen met vuurwapens? Zo ja, hoe kan het dan dat de veiligheidsmaatregelen jarenlang tijdens schiettrainingen onvoldoende zijn nageleefd?
Ja, de veiligheid bij oefeningen dient te allen tijde te zijn gewaarborgd. Risico’s kunnen echter nooit volledig worden uitgesloten en zijn onlosmakelijk verbonden met het op realistische wijze trainen, het zogenoemde «train as you fight» principe. Procedures en vaardigheden kunnen in simulatoren en met oefenmunitie worden getraind, maar uiteindelijk moeten de opgedane kennis en ervaring worden gevalideerd tijdens oefeningen met scherpe munitie in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die bij inzet.
Uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) wordt duidelijk dat op verschillende momenten en op meerdere niveaus niet op professionele wijze is omgegaan met de veiligheid. De conclusies zijn glashelder en nopen tot actie. De bevindingen van de OVV zijn hierbij leidend. Zie ook mijn brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 99). Zoals bekend doet Defensie momenteel ook zelf onderzoek. Het onderzoek van zowel de OVV als het Openbaar Ministerie is hiervoor relevant. De verwachting is dat Defensie het onderzoek eind september zal voltooien.
Hebben zich nog meer incidenten voorgedaan waarbij de veiligheid van militairen tijdens oefeningen in het geding zijn gekomen? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht geven?
1
1
0
0
6
0
4
2
1
3
1
1
3
3
1
0
4
0
4
0
3
Het onbedoeld afvuren van een schot buiten een veilige ontlaadbak en buiten de veilige schootsrichting.
Bij Defensie worden jaarlijks duizenden schietoefeningen uitgevoerd. Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de gemelde voorvallen op schietbanen, tijdens schiettrainingen en bij handelingen met vuurwapens (zoals onderhoud, ontladen en overdragen van het wapen) tijdens training en opleiding die de afgelopen zeven jaar zijn opgenomen in het Veiligheidsmanagement-systeem Defensie. Het betreft de gemelde voorvallen waarbij de veiligheid in het geding is gekomen. In deze periode zijn zes personen gewond geraakt bij schietoefeningen en drie personen overleden.
NB: In oktober 2016 is het meldsysteem vernieuwd. Voorvallen worden sindsdien op een andere manier geregistreerd waardoor het genereren en analyseren van informatie uit het systeem beter mogelijk is. Ook kan op deze wijze (nog) beter inzicht worden verkregen in aantallen voorvallen evenals aard en karakter daarvan. Als gevolg van het vernieuwde systeem is op dit moment een stijging van het aantal meldingen waar te nemen. Tot nu toe zijn dit jaar gemeld: acht voorvallen met als oorzaak een technisch defect, zes ongewilde schoten en zeven voorvallen met als oorzaak menselijk gedrag. In deze laatste categorie zijn vijf personen inbegrepen die geen gehoorbescherming droegen tijdens een schietoefening. De gehoorschade die daardoor ontstaat is vrijwel altijd tijdelijk. Tot vorig jaar werden deze voorvallen niet op deze wijze geregistreerd.
Kunt u garanderen dat de tekortkomingen tijdens de schietoefeningen die de Onderzoeksraad voor Veiligheid beschrijft inmiddels niet meer voorkomen?
Zoals gezegd kunnen risico’s nooit volledig worden uitgesloten bij schietoefeningen. Wel moet er alles aan worden gedaan om die risico’s zo veel mogelijk te mitigeren en herhaling te voorkomen. Om die reden zijn de oefeningen met scherp, in het schiethuis in Ossendrecht, direct na het ongeval opgeschort. Ook heeft de Militaire Commissie Gevaarlijke Stoffen (MCGS) gecontroleerd of de overige schietbanen in Nederland de vereiste keuringen hebben. Dit is het geval.
Momenteel controleert het Korps Commando Troepen (KCT) of alle regelgeving, het lesmateriaal en de veiligheidsanalyses volledig op orde zijn. Voordat zeker is gesteld dat dit inderdaad het geval is, schiet het KCT niet met scherpe munitie in het kader van het speciale optreden en de Contra-Terreuropleiding. Voor de reguliere schietoefeningen is dit reeds zeker gesteld, deze oefeningen gaan dan ook gewoon door. De schietinstructeurs van het KCT zijn bijgeschoold in overeenstemming met de geldende norm. Ook de evaluatie van het KCT-schietbeleid is inmiddels voltooid en ter goedkeuring aangeboden aan de Commandant Landstrijdkrachten. Deze heeft zijn Schiet Instructie en Controle Team (SICT) om toetsing verzocht.
Om veiligheidsaspecten in de verschillende opleidingsketens te controleren, zijn alle interne opleidingen van het KCT tijdelijk stil gelegd. Bij deze controle beziet Defensie in hoeverre alle documentatie (zoals lesplannen en veiligheidsdocumenten) compleet en geaccordeerd is. Als blijkt dat alles klopt, wordt de opleiding direct hervat. Er is extra capaciteit op het gebied van opleidingsontwikkeling aan het KCT toegevoegd om te bewerkstelligen dat alle opleidingsvoorschriften aan de geldende regelgeving voldoen. Het doorlichten van alle opleidingen zal naar verwachting tot eind 2017 in beslag nemen. Het is echter niet zo dat alle opleidingen tot die tijd stil liggen. Zodra er groen licht wordt gegeven, wordt een opleiding – zoals gezegd – direct hervat. Deze maatregel is niet van invloed op de operationele inzetbaarheid van het KCT.
Zoals uiteengezet in de brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 99) zijn de aanbevelingen van de OVV ten aanzien van het toezicht met voorrang opgepakt. Ook de overige bevindingen en aanbevelingen van de OVV worden uitgewerkt in concrete maatregelen. Hierover zal Defensie rapporteren in de beleidsreactie.
Waarom is een eigen schiethuis voor Defensie nog niet gerealiseerd? Wordt dit op korte termijn alsnog gedaan, zoals ook de voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aanbeveelt?
Op het Infanterie Schietkamp in Harskamp is in 2016 een schiethuis gerealiseerd voor reguliere (infanterie) eenheden. Het KCT kan daar een gedeelte van zijn training uitvoeren. In 2018 en 2019 zal Defensie nog zes schiethuizen bouwen. Deze zijn bedoeld voor reguliere eenheden, maar kunnen ook door het KCT worden gebruikt.
De OVV adviseert op korte termijn een eigen schiethuis voor het KCT te bouwen, waarin dynamische schietoefeningen veilig kunnen plaatsvinden. Om voor het KCT, het M-squadron (voorheen bekend als de Unit Interventie Mariniers (UIM)) en de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) specifieke schietfaciliteiten in te richten, is in 2012 besloten om op twee locaties een combinatie van een 270 graden schietbaan en een Close Quarter Battle (CQB-)faciliteit te realiseren: in het midden van het land voor het M-squadron en de BSB en in het zuiden voor het KCT. Het heeft veel tijd gekost om een geschikte locatie te vinden door onder andere de geldende regelgeving op het gebied van milieu, geluid en (vlieg)veiligheid. Daarnaast gaat het bij CQB-huizen om een nieuw concept waarbij op zowel infra-technisch als operationeel gebied veel onderzoek nodig was. Om van de ervaring van andere landen te leren, zijn bezoeken aan onder andere Duitsland en de Verenigde Staten gebracht. Begin dit jaar zijn de voorgenomen locaties voor de schietfaciliteiten vastgesteld: de Koningin Wilhelmina Kazerne (KWK) in Ossendrecht en Kamp Soesterberg. Het Rijksvastgoedbedrijf werkt op dit moment voor beide locaties het technisch ontwerp voor de nieuwe banen en schiethuizen uit. De verwachting is dat de faciliteit in Soesterberg halverwege 2019 gereed zal zijn, en die in Ossendrecht eind 2019. Daarnaast onderzoekt Defensie de mogelijkheid om, als interim--oplossing, een modulaire schietbaan voor het KCT aan te schaffen die tijdelijk op de kazerne in Roosendaal kan worden geplaatst. Deze modulaire faciliteit zal beschikken over de mogelijkheid om 270 graden schietoefeningen uit te voeren. Door het plaatsen van ballistische tussenwanden, zou hiermee ook een deel van de CQB-oefeningen kunnen worden uitgevoerd.
Welke aanvullende maatregelen zijn inmiddels genomen om de veiligheid van commando’s tijdens schietoefeningen te waarborgen?
Zie het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat officieren waarschuwen dat onze luchtmacht er slecht voor staat |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat officieren waarschuwen dat de Nederlandse luchtmacht er slecht voor staat?1
Ja
Deelt u de mening van de officieren dat de bodem bereikt is door 20 jaar lang mee te doen aan missies? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aan de Kamer gemeld kent de gereedheid van de F-16 eenheden beperkingen (Kamerstuk 34 725-X, nr. 1). Om die reden is in 2015 besloten om de inzet van de jachtvliegtuigen in de strijd tegen ISIS vanaf halverwege 2016 niet te verlengen. Het herstel van de gereedheid van de F-16’s neemt achttien maanden in beslag. Afhankelijk van de behoefte en na politieke besluitvorming zou Nederland vanaf 1 januari 2018 weer een bijdrage kunnen leveren aan missies en operaties (Kamerstuk 27 925, nr. 606).
Kunt u punt voor punt reageren op de zaken die de officieren noemen in hun brief? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat de F-16 technisch en operationeel verouderd raakt. Dat hangt mede samen met de opkomst en proliferatie van moderne, mobiele luchtafweersystemen en nieuwe radar- en detectietechnieken. Er is een voortdurende wedloop gaande om dergelijke systemen te verbeteren en radardetectie daardoor te vermijden of te beperken. Mede daarom heeft het kabinet besloten de F-16 te vervangen door de F-35. Dat toestel is technisch zeer geavanceerd en biedt mogelijkheden om in te spelen op technologische ontwikkelingen (Kamerstuk 26 488, nr. 369).
In 2013 is besloten de vervanging van de F-16 uit te voeren binnen een vastgesteld investerings- en exploitatiebudget. Deze financiële ruimte was toen toereikend voor de aanschaf van 37 toestellen. Zoals bekend kan Defensie daarmee vanaf 2024 met de F-35 ononderbroken het Nederlandse luchtruim bewaken en permanent met vier toestellen elders in de wereld eenmalig of langdurig één missie uitvoeren (Kamerstuk 33 763, nr. 1).
Zoals gemeld in het Jaarverslag 2016 kent de operationele gereedheid van de NH-90, de CH-47 Chinook, de AH-64 Apache en de F-16 beperkingen, onder meer door de generieke geoefendheid van vliegers en piloten. De inzet van deze eenheden in missies is bewust verminderd om herstel van de gereedheid mogelijk te maken. De eenheden die in 2016 zijn ingezet waren berekend op hun taak.
Zoals herhaaldelijk aan de Kamer gemeld, is de investeringsbehoefte van Defensie in verband met benodigde vernieuwingen en vervangingen de komende jaren groter dan het beschikbare budget. In verband hiermee was het in de defensiebegroting voor 2016 noodzakelijk prioriteiten te stellen. Een van de besluiten was om het project MALE UAV uit te stellen tot 2022 (Kamerstuk 30 806, nr. 38). Ook de aanschaf van de Multi Ship Multi Typesimulator is om die reden uitgesteld naar 2024.
Er zijn geen belemmeringen opgelegd om meer dan negentig procent van het personeelsbestand te vullen. Onder meer een hogere uitstroom en een lagere instroom dan verwacht hebben er in 2016 in geresulteerd dat de vulling lager was. Zoals gemeld in de P-rapportage 2016 bedroeg de vulling van het CLSK eind 2016 88 procent.
Deelt u de mening dat de genoemde herstelperiode van 4 jaar te lang is? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, waarom niet?
Het herstel van de basisgereedheid kost tijd. De negatieve trend is de afgelopen jaren een halt toegeroepen en het totaal aan maatregelen moet de komende jaren leiden tot het op orde brengen van de basisgereedheid. Om het inzicht in de voortgang van het herstel van de inzetbaarheid en gereedheid van de eenheden te verbeteren, is in de begroting 2017 een prognose opgenomen van het jaar waarin eenheden aan de gereedheidsnorm zullen voldoen (Kamerstuk 34 550-X, nr. 1).
Deelt u de mening dat de focus van Defensie moet liggen op de verdediging van het eigen land en het bewaken van onze grenzen en veiligheid en dat de focus niet moet zijn dat we te vaak en te lang meedoen aan vaak zinloze en dure missies? Zo nee, waarom niet?
Interne en externe veiligheid zijn meer dan ooit met elkaar verbonden. Dreigingen en risico’s hebben in toenemende mate een grensoverschrijdend karakter. De instabiliteit aan zowel de oost- als zuidflank, plaatst Europa voor grote uitdagingen en bedreigingen. Gelet hierop richt Nederland zich in zijn internationale veiligheidsbeleid primair op de ring van instabiliteit rondom Europa, daar deze direct en indirect Nederlandse belangen raakt.
Het spreekt voor zich dat de ring van instabiliteit verder strekt dan de fysieke buitengrenzen van de EU en het NAVO-verdragsgebied en dat de focus dus niet louter op deze ring is gericht. De krijgsmacht kan derhalve ook elders in de wereld worden ingezet als daar de Nederlandse belangen in het geding zijn.
Turkse luchtaanvallen in Syrië en Irak |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Turkse bommen in Irak en Syrië»?1
Ja.
Welk beeld heeft u van de recente Turkse luchtaanvallen op stellingen van Koerdische strijders in zowel Syrië als Irak? Hoeveel stellingen zijn gebombardeerd? Hoeveel doden zijn daarbij gevallen? Zijn er ook burgers omgekomen?
Open bronnen beweren dat meerdere stellingen van Koerdische strijders in noordoost-Syrië en noord-Irak zijn aangevallen. Daarbij zouden twee burgers en enkele tientallen strijders zijn gedood. Nederland beschikt niet over eigenstandige inlichtingen op basis waarvan deze berichten bevestigd of ontkracht kunnen worden.
Deelt u de opvatting dat Islamitische Staat (IS) baat heeft bij het Turkse militaire optreden aangezien belangrijke tegenstanders van IS zijn aangevallen?
In de strijd tegen ISIS spelen Koerdische strijdkrachten een belangrijke rol. Hoewel het kabinet enerzijds geen eigenstandige informatie heeft waaruit blijkt dat ISIS baat heeft gehad bij deze Turkse aanvallen, kan daarom anderzijds niet worden uitgesloten dat ISIS profiteert van aanvallen op Koerdische strijdkrachten.
Is het waar dat er geen volkenrechtelijk mandaat is op basis waarvan Turkije militaire operaties uit kan voeren in Syrië en Irak? Zo nee, waarom niet?
Net als andere landen heeft Turkije het recht op zelfverdediging tegen gewapende aanvallen, dus ook als dergelijke aanvallen worden uitgevoerd door Koerdische strijders. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat Turkije met zijn militaire optreden in de regio de internationale inzet in de strijd tegen ISIS niet dient te bemoeilijken, conform het internationaal recht dient te handelen, en derhalve de beginselen van proportionaliteit in acht dient te nemen. Terughoudendheid van Turkije is daarom gepast.
Bent u bereid om, in navolging van andere landen, waaronder de VS en Rusland, het Turkse militaire optreden in beide buurlanden te veroordelen en op te roepen tot terughoudendheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid Turkije te verzoeken in de toekomst af te zien van het uitvoeren van luchtaanvallen op Koerdische strijders in beide buurlanden en het land op te roepen de militaire aanwezigheid in beide buurlanden te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom' |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Man koopt auto van Defensie en vindt nepbom»?1
Ja.
Klopt het dat er een nep-explosief in een auto gevonden is die voorheen in het bezit was van Defensie?
Er is inderdaad een voorwerp gevonden dat lijkt op een nep-explosief. De Koninklijke Marechaussee onderzoekt hoe en wanneer het voorwerp in de auto is geplaatst.
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk, onacceptabel en zeer slordig is dat er een nep-explosief in een voormalige Defensie-auto is blijven liggen toen deze verkocht werd, waardoor na de vondst hiervan de politie en EOD ingeschakeld moesten worden en zeker tien huizen ontruimd werden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er nog meer auto's, waar mogelijk een nep-explosief in ligt, door Defensie verkocht? Indien u dit niet weet, kan dit direct onderzocht worden zodat eventuele autokopers de schrik van hun leven bespaard blijven en er geen huizen ontruimd hoeven te worden, noch een politie- en EOD-circus op touw gezet hoeft te worden, zoals vandaag in Geldrop? Zo nee, waarom niet?
Overtollige roerende zaken worden overgedragen aan de Domeinen Roerende Zaken in Apeldoorn van het Ministerie van Financiën. Materieel dat niet specifiek is ontwikkeld voor militaire doeleinden, zoals het type voertuig waarin een vermeend nep-explosief is gevonden, wordt vervolgens door de Domeinen Roerende Zaken openbaar verkocht. Voordat Defensie voertuigen overdraagt, worden deze ontdaan van defensieartikelen die geen deel uitmaken van het uitrustingspakket van het voertuig.
Kunt u ervoor zorgen dat er in de toekomst geen nep en/of echte explosieven door Defensie achtergelaten worden in auto's die zij verkopen? Zo nee, waarom niet.
Zie antwoord vraag 4.
Repressieve maatregelen tegen de oppositie door de regering van Wit-Rusland |
|
Raymond Knops (CDA), Martin van Rooijen (CDA), Sadet Karabulut , Kees van der Staaij (SGP), Marianne Thieme (PvdD), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Minsk likt wonden na hard neerslaan protest»?1
Ja.
Hoe duidt u de oorzaken en achtergronden van de massale protesten tegen de regering van Wit-Rusland?
De Wit-Russische bevolking protesteert tegen een nieuwe belastingwet, in de volksmond ook wel de «wet tegen sociale parasieten» genoemd. De wet legt een belasting op aan personen die niet als werkloos zijn geregistreerd en niet of weinig werken, ter compensatie van gemiste belasting. Wit-Rusland kampt al een aantal jaren met een economische recessie. Een groot deel van de bevolking steunt de nieuwe maatregel van de regering niet en komt hiertegen in actie.
Welke (leiders van) politieke oppositiegroepen of mensenrechtenverdedigers zijn het belangrijkste doelwit van de repressieve maatregelen van de Wit-Russische regering?
Zaterdag 25 maart gingen in Wit-Rusland in verschillende steden mensen de straat op in het kader van de «Dag van de Vrijheid», net als voorgaande jaren. Het waren de grootste protesten in jaren. In de hoofdstad Minsk, waar de demonstratie niet was toegestaan, werden honderden mensen opgepakt, inclusief toevallige voorbijgangers, journalisten en enkele buitenlanders. Zij zijn inmiddels weer vrijgelaten. Er zitten nog enkele personen vast die enkele dagen voor de protesten werden gearresteerd, op verdenking van het voorbereiden van ordeverstoring. In andere steden vonden op 25 maart ook protestacties plaats; deze acties waren toegestaan door de autoriteiten en zijn ordelijk verlopen.
In aanloop naar de demonstratie van 25 maart in Minsk vonden reeds protestacties in andere steden plaats. Hierbij zijn enkele demonstranten, journalisten en oppositieleiders opgepakt en bestraft. Dat geldt ook voor beide co-voorzitters van de Wit-Russische Christendemocraten «Belarussian Christian Democracy» (BCD), de heer Rymashewski en de heer Seviarynets. Zij werden opgepakt vanwege het leiden van een niet toegestane demonstratie. Beiden kregen een celstraf opgelegd van 15 dagen, waardoor zij niet aanwezig konden zijn bij de grote demonstratie van 25 maart.
Kunt u bevestigen dat ook prominente leden van de Wit-Russische Christendemocraten (BCD) zijn gearresteerd2, en kunt u een inschatting maken van de gevolgen van deze en soortgelijke maatregelen voor de politieke situatie en democratische vrijheden in Wit-Rusland op korte en langere termijn?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre zijn de in het artikel beschreven maatregelen van de regering van Wit-Rusland legitiem of acht u deze in strijd met het internationale recht?
De vrijheid van burgers om te demonstreren is een fundamenteel recht en dient te worden gerespecteerd door overheden. Ook het internationaal recht, waaronder het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten waar Wit-Rusland partij bij is, beschermt dit grondrecht. Aan het recht om te demonstreren kunnen beperkingen worden gesteld, indien er sprake is van bedreiging van de nationale veiligheid of openbare orde. Het inperken van het demonstratierecht mag echter alleen met strikte inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. De demonstratie van 25 maart in Minsk was door de autoriteiten van Wit-Rusland niet toegestaan, omdat de openbare orde in het geding zou zijn. De maatregelen van de Wit-Russische autoriteiten zijn in de ogen van het kabinet niet proportioneel.
Wit-Rusland is geen lid van de Raad van Europa, en dus ook geen partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Aan de in dit verdrag gehanteerde maatstaven heeft Wit-Rusland zich dus niet gecommitteerd.
Op welke wijze kunt u en zult u, in samenspraak met uw Europese collega’s, uw contacten met de regering van Wit-Rusland aanwenden om te bevorderen dat het land zich houdt aan internationale (mensenrechten)verdragen, dat er voldoende ruimte blijft bestaan voor politieke oppositie, en dat het land een constructieve rol blijft spelen in het conflict met Oekraïne?
Het oppakken en bestraffen van vreedzame demonstranten staak haaks op de toezegging van Wit-Rusland aan de EU om voortgang te boeken op het gebied van mensenrechten en fundamentele vrijheden. Het kabinet acht de hierboven genoemde ontwikkelingen zorgelijk en hecht om die reden des te meer aan de kritische dialoog met Wit-Rusland. Het is van belang een sterke boodschap over te brengen aan de Wit-Russische autoriteiten en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Nederland heeft zich daarom in een gezamenlijke verklaring namens de EU meerdere malen kritisch uitgesproken over het optreden van de Wit-Russische autoriteiten en de noodzaak van een breder democratiseringsproces onderschreven (dd. 17/03/2017 en 25/03/2017). Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere malen op hoog-ambtelijk niveau zijn zorgen kenbaar gemaakt aan de Wit-Russische ambassadeur in Den Haag. Kort na de protestactie van 25 maart in Minsk is de ambassadeur ontvangen op het departement om uitleg te geven. In dit gesprek heeft Nederland de acties veroordeeld, opgeroepen tot het vrijlaten van alle vreedzame demonstranten en beklemtoond dat fundamentele rechten en vrijheden gerespecteerd en gewaarborgd moeten worden. De Nederlandse Tijdelijk Zaakgelastigde in Minsk heeft met enkele slachtoffers, waaronder met de heer Rymashewski, covoorzitter van de BCD, gesproken om hen een hart onder de riem te steken. Het kabinet blijft de ontwikkelingen scherp in de gaten houden. Nederland doet dit samen met andere EU lidstaten.
Welke mogelijkheden heeft u en wilt u in het kader van de OVSE om de politieke situatie in Wit-Rusland aan de orde te stellen en in gezamenlijkheid te zoeken naar passende oplossingen ten behoeve van de vrijheid, stabiliteit en democratie in het land?
Het handelen van de Wit-Russische autoriteiten tijdens, en in aanloop naar, de grote demonstratie in Minsk van 25 maart is op 30 maart jl. in de Permante Raad van de OVSE besproken. Het kabinet hecht aan het in stand houden van de kritische dialoog met Wit-Rusland. De Permanente Raad van de OVSE biedt hiertoe de mogelijkheid. Het gaat om beïnvloeding van Wit-Russische autoriteiten door eensgezindheid en gezamenlijk boodschappen ter bevordering van mensenrechten. De Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de OVSE heeft in een verklaring de ontwikkelingen in Wit-Rusland sterk veroordeeld en opgeroepen de vrijheid van vereniging te respecteren en te waarborgen. De EU heeft deze verklaring onderschreven en aangedrongen op het naleven van de OVSE-verplichtingen en toezeggingen van de Wit-Russische autoriteiten.
Het bericht dat mariniers een dure klimreis van bijna 1 miljoen euro hebben gemaakt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Mariniers kwaad na dure klimreis»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er 900.000 euro aan deze expeditie is uitgegeven? Zo ja, wanneer bent u op de hoogte gesteld van het voornemen van deze oefening?
De kosten van de training in de Himalaya bedroegen ongeveer € 923.000. In 2014 is door Defensie met deze training ingestemd. Omdat de reguliere gereedstelling van de mountain leaders in 2015 en 2016 als voorbereiding diende op de eindtraining in de Himalaya zijn in dit totaalbedrag eveneens jaarlijkse gereedstellingskosten opgenomen. De meerkosten van de training in de Himalaya ten opzichte van de jaarlijkse gereedstellingsactiviteiten bedroeg daarmee ongeveer € 600.000. Het voor de training aangeschafte materieel blijft tot einde levensduur beschikbaar voor inzet, oefeningen, trainingen en opleidingen.
Wat was de toegevoegde waarde van deze missie? Als die er al was, was die doelstelling niet anders/elders en goedkoper te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Defensie moet in staat zijn om op te treden in (hoog)gebergten en onder arctische omstandigheden. De militaire berggidsen (mountain leaders) van het Korps Mariniers worden hiervoor opgeleid. Recent is er in onder meer Afghanistan en Irak gebruik gemaakt van deze expertise.
Met de training in het Himalayagebergte werd in dit kader en sinds lange tijd waardevolle ervaring opgedaan voor het opereren onder extreme omstandigheden. De laatste vergelijkbare training was eind jaren tachtig toen de Denali in Alaska is beklommen. Er is bij de training niet alleen operationele ervaring opgedaan, maar ook medische kennis over het functioneren van het menselijk lichaam onder dergelijke omstandigheden. Naast 26 Nederlandse mariniers deden twee Britse mountain leaders en een Oostenrijkse berggids mee. Om zoveel mogelijk oefenwaarde te verkrijgen, is gezocht naar een gebergte waar het mogelijk is om onder zeer uitzonderlijke omstandigheden te trainen.
Van een bezuiniging was in 2016 geen sprake. Defensie heeft in 2016 eenmalige maatregelen moeten nemen om binnen de budgettaire kaders te blijven, waarbij ook de gereedstellingsplannen van CZSK zijn geraakt. Belangrijke overwegingen bij het nemen van de maatregelen waren de operationele waarde van de oefening of training en de opbrengst van de maatregel. Vanwege de reeds aangegane verplichtingen voor de training en vanwege de oefenwaarde in het Himalayagebergte is ervoor gekozen deze activiteit door te laten gaan.
Wat gaat u doen om de onvrede onder het korps mariniers over dit voorval weg te nemen?
Waar nodig zullen gemaakte keuzes in het gereedstellingsplan uitvoeriger worden uitgelegd aan het personeel.
Kunt u aangeven waarom dergelijke expedities te billijken zijn, terwijl de marine op tal van andere disciplines extra moet bezuinigen?
Zie antwoord vraag 3.
De klokkenluider van Vliegbasis Eindhoven |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Waarom is over de melder een zogenaamde aantekening gemaakt in het medisch dossier onder de noemer «psychische stoornissen», terwijl dit pertinent onjuist is? Waarom niet over een andere aandoening?1 2 3
Zoals vermeld in de brief van 1 februari 2017 (Kamerstuk 34 550 nr. 71), heeft er op 16 november 2009 een gesprek plaats gevonden tussen de leden van het Sociaal Medisch Team (SMT).
Zowel het rapport van de Onderzoeksraad Integriteit en Overheid (OIO) als dat van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) vermeldt dat dit gesprek door de onderdeelsarts als consult is geregistreerd onder een onjuiste code. Die registratie is later verwijderd. Van het vervalsen van het medisch dossier is geen sprake.
De IMG heeft de feiten en data zo goed mogelijk gereconstrueerd op basis van de gesprekken en andere informatie. Mede vanwege de verstreken tijd heeft de IMG daarbij een voorbehoud gemaakt bij de dateringen. Zo is hij uitgegaan van een vakantie van de melder van ongeveer een week. Dat was een verkeerde aanname, omdat de melder langer op vakantie is geweest. Het rapport is de melder en zijn raadsman overigens op 22 maart 2012 verstrekt. De melder heeft de IMG toen, en voor zover bekend ook daarna, niet verzocht om een correctie.
Als u stelt dat het niet bestaande consult van 16 november 2009 een «onjuist weggeschreven aantekening» zou zijn, wat is dan volgens u de exacte aanleiding geweest voor deze zogenaamde aantekening? Kunt u dit specifiek en onderbouwd omschrijven?4 5
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is hierover contact geweest tussen de squadroncommandant en de arts? Wat is daar besproken en waarom? Waarom is er überhaupt iets in het medisch dossier terecht gekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verklaart u dat de squadroncommandant op 2 december 2009 publiekelijk verklaringen deed die geheel niet op waarheid berusten, maar die wel naadloos aansluiten op het consult van 16 november 2009? Wat was de intentie van de squadroncommandant? Welke informatie lag ten grondslag aan zijn uitspraken en van wie was die informatie afkomstig?6
Zie antwoord vraag 7.
Waarom werd de melder door de squadroncommandant van 23 november tot en met 7 december 2009 in het personeelssysteem valselijk op «ziek thuis» gezet? Hoe rijmt dit met de beweringen dat de melder op 23 tot en met 25 november 2009 aan het werk was? Waarom negeert de IMG dit gegeven in het rapport? Waar was de melder volgens Defensie op 23, 24 en 25 november 2009? Welke verklaring heeft de squadroncommandant hiervoor gegeven?7
De melding die de IMG heeft onderzocht had betrekking op het handelen van de onderdeelsarts en de notities in het medisch dossier. Het handelen van de squadroncommandant valt niet onder het toezicht van de IMG en is derhalve niet door de IMG onderzocht.
Waarvoor is precies excuses gemaakt door de squadroncommandant? Is dat vastgelegd? Waren de melder mogelijke (rechtspositionele) consequenties in het vooruitzicht gesteld in het geval van het door hem niet accepteren van excuses?8
Zie antwoord vraag 7.
Is aan melder ooit een verklaring gegeven voor de gebeurtenissen in november-december 2009, de uitspraken en het toevoegen van een consult aan het medisch dossier? Zo nee, waarom niet?
Melder heeft op 2 februari 2012 een klacht ingediend over het handelen van zijn toenmalige onderdeelsarts. Zowel de IMG als de OIO heeft de gang van zaken rondom de mutaties in het medisch dossier van melder onderzocht. Het OIO-rapport van 5 februari 2015 vermeldt dat de IMG met zijn medische expertise en bevoegdheid heeft vastgesteld dat er sprake was van een onzorgvuldige verslaglegging onder een onjuiste code. Ook blijkt uit het OIO-rapport dat zaken destijds niet direct zijn gecorrigeerd nadat de IMG had vastgesteld dat deze onjuist waren. Zoals gemeld in de reactie van Defensie op het OIO-rapport (op 30 april 2015 gepubliceerd op de website van de OIO), zijn de gegevens van 16 november 2009 tot en met 5 januari 2010 gewist uit het medisch dossier.
Is de melder ooit door Defensie geïnformeerd over het plaatsen van het zogenaamde consult in zijn medisch dossier en over het feit dat er door commandant en arts over hem gesproken zou zijn of moest de melder daar zelf achter komen?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft de melder Defensie eerder verzocht om het zogenaamde consult uit zijn medisch dossier te laten verwijderen? Zo ja, wat was daarop de reactie van Defensie? Waarom heeft Defensie het medisch dossier van de melder pas geschoond na het verschijnen van het OIO rapport en niet eerder?
Zie antwoord vraag 7.
Wat staat er in de originele klokkenluidersmelding van 37 punten? Kunt u de originele melding delen met de Kamer?9
Op 24 oktober 2011 heeft melder een melding van vermoede misstanden gedaan bij de Secretaris-generaal van het Ministerie van Defensie. De Secretaris-generaal heeft de OIO verzocht een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen inzake de genoemde melding. De OIO is ook gevraagd de (wijze van) behandeling van de meldingen en melder in eerdere interne onderzoeken van Defensie te bezien. Een geanonimiseerde versie van het onderzoeksrapport van de OIO en de reactie van Defensie daarop zijn op 28 mei 2015 aan uw Kamer verstrekt.
De Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) heeft onderzoek gedaan naar de (vlieg)veiligheidsincidenten. Dit onderzoek is op verzoek van de OIO en met instemming van Defensie en de melder uitgevoerd.
De OIO meldt in zijn rapport dat hij niet ingaat op alle afzonderlijke onderdelen van de melding. Een aantal onderdelen van de melding overlapt elkaar namelijk en andere onderdelen kunnen naar het oordeel van de OIO het best worden beoordeeld indien zij vanuit een breder en meer algemeen kader worden beschouwd.
Wat heeft Defensie gedaan om moedwillige verzinsels over de melder te ontkrachten?
De melder is op vrijdag 15 april 2016 door de plaatsvervangend Commandant Luchtstrijdkrachten opnieuw geïntroduceerd op vliegbasis Eindhoven. Dit gebeurde in het bijzijn van de directeur Operaties Luchtstrijdkrachten en de commandant Vliegbasis Eindhoven. Tijdens deze bijeenkomst hebben alle betrokkenen, inclusief de melder, afgesproken niet terug maar vooruit te kijken. Tijdens de toespraak voor het personeel van de vliegbasis Eindhoven is in zijn bijzijn waardering geuit voor de melder. Ook heb ikzelf met hem gesproken.
Is het waar dat Defensie meer dan 50 documenten heeft achtergehouden voor de OIO? Zo ja, waarom? Zo nee, waarop baseert de melder zich dan?10
De OIO heeft vastgesteld dat Defensie tijdens het OIO-onderzoek terughoudend is geweest met het (tijdig) overleggen van relevante informatie. Zo heeft de OIO vastgesteld dat van de overgelegde stukken soms meer versies bestonden, dat stukken geen kenmerk of correspondentienummer hadden en meermaals niet waren ondertekend of gedateerd. Zoals gemeld in de reactie van Defensie van 29 april 2015 op het OIO-rapport is er in 2013 een aanwijzing «Protocol interne onderzoeken» vastgesteld. Deze aanwijzing bestond nog niet ten tijde van de interne onderzoeken. De aanwijzing besteedt ook aandacht aan de wijze waarop moet worden omgegaan met de stukken die in het onderzoek zijn betrokken.
Is het waar dat Defensie moedwillig zaken heeft verzonnen over de terminaal zieke vader van de melder en dat Defensie dit heeft beoordeeld als «geen ongewenst gedrag»? Heeft Defensie carte blanche om een melder op deze manier te krenken?11
Zoals het OIO-rapport vermeldt, heeft de melder op 2 mei 2012 een klacht ingediend op grond van de regeling Klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding van misstanden Defensie (KOGVAM). De KOGVAM-commissie heeft de klacht over onjuiste mededelingen door de squadroncommandant over de ziekte en behandeling van de vader van de melder onderzocht en ongegrond verklaard.
U noemt gespreksverslagen die tijdens het IMG onderzoek gebruikt zijn om de tijdslijn te creëren; wat zijn dat voor gespreksverslagen? Waarom en door wie zijn die gemaakt en wat staat daar exact in? Kunt u aantonen dat deze gespreksverslagen bestaan?12
Bij de beantwoording van de vragen tijdens het algemeen overleg Personeel op 26 januari jl. heb ik de redeneerlijn verwoord van de opsteller van het IMG-rapport. Bij het onderzoek van de IMG heeft de inspecteur relevante zaken genoteerd en deze vervolgens uitgewerkt in het rapport.
Waarom gaat het IMG-rapport niet in op zeer relevante gebeurtenissen, onlosmakelijk verbonden met de vervalsing van het medisch dossier, zoals bijvoorbeeld het feit dat het niet bestaande consult van 16 november 2009 wel degelijk een doel heeft gediend?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom negeert de IMG het feit dat de melder van 23 november 2009 tot en met 4 januari 2010 door de squadroncommandant op «ziek thuis" was gezet? Welke verklaring heeft de squadroncommandant gegeven voor het maken van die wijziging?13
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer wist u dat de in het IMG rapport geschetste tijdslijn (16–18 november 2009) niet op waarheid berust? Was u al voordat het IMG-rapport (vertrouwelijk) met de Tweede Kamer werd gedeeld op de hoogte van de onjuiste tijdslijn? Zo ja, waarom is die informatie niet met de Kamer gedeeld? Zo nee, wanneer wist u het dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Geniet de melder op dit moment de bescherming die de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie en de Wet Huis voor Klokkenluiders hem zou moeten bieden?14
Ja, nog steeds geldt dat de melder, als voormalige klokkenluider, niet vanwege zijn melding mag worden benadeeld in zijn rechtspositie en dat hij de bescherming geniet die de regeling biedt. Wat zijn verdere functioneren betreft, is de melder net als alle militairen, gehouden aan de regels en is de normale rechtspositie van toepassing.
Nederlandse verzekeraars die nog steeds investeren in wapenfabrikanten |
|
Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van de Eerlijke Verzekeringswijzer waaruit blijkt dat zes van de tien grootste Nederlandse verzekeraars nog steeds investeren in bedrijven die wapens en wapensystemen maken en leveren aan Saudi-Arabië?1
Ja.
Hoe verhoudt een miljardeninvestering in wapenleveranties aan Saoedi-Arabië door Nederlandse levensverzekeraars zich tot de exportrestricties die Nederland hanteert voor wapenleveranties aan Saoedi-Arabië?
Op grond van EU-sancties kan het voor verzekeraars verboden zijn te investeren in wapenproducenten in een bepaald land. Voor Saoedi-Arabië gelden er geen EU-sancties. Ook in gevallen waarvoor additionele wetgeving is opgesteld, gelden beperkingen. Zo is het in Nederland bijvoorbeeld verboden om te investeren in clustermunitie. Met in achtneming van deze voorwaarden is het aan verzekeraars zelf om te bepalen in welke bedrijven zij investeren, de overheid reguleert dit in beginsel niet.
Hoe verhoudt deze investering door Nederlandse levensverzekeraars in wapenexport naar Saoedi-Arabië, waarbij wapens mogelijk worden gebruikt voor ernstige mensenrechtenschendingen in de strijd in Jemen, zich tot de Code Duurzaam Beleggen van de verzekeringssector en hun verantwoordelijkheid om de mensenrechten te respecteren onder de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs), en de verplichtingen onder de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen?
Volgens de Code Duurzaam Beleggen van het Verbond van Verzekeraars moeten de leden van het Verbond investeringen in controversiële wapens nalaten. Onder controversiële wapens verstaat het Verbond van Verzekeraars wapens die geen onderscheid maken tussen militaire en civiele doeleinden. Ook moeten de leden volgens de code de United Nations Principles for Responsible Investments (UN PRI) en United Nations Global Compact naleven. De UNPRI stellen dat verzekeraars milieu, sociale en governance onderwerpen mee moeten nemen in de analyse voorafgaand aan een investeringsbeslissing en UN Global Compact hanteert tien principes ten aanzien van mensen-, arbeidsrechten, milieu en anti-corruptie. Deze principes en richtlijnen schrijven niet voor in welke bedrijven, landen of sectoren wel of niet geïnvesteerd mag worden. Het is aan de verzekeraars zelf om deze afweging te maken waarbij het risico voor mens en milieu moet worden meegenomen. Dit geldt ook voor de verantwoordelijkheden en verplichtingen voor verzekeraars onder United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs) en de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen uit 2015 naar aanleiding van vergelijkbare berichten over controversiële investeringen in wapenhandel, waarin u aangaf dat u in gesprek was met het Verbond van Verzekeraars over het beleid op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de sector? Wat hebben uw gesprekken met de sector opgeleverd en in hoeverre zijn inmiddels binnen de verzekeringssector concrete afspraken gemaakt over het afbouwen van controversiële investeringen in wapenfabrikanten?
Het Verbond van Verzekeraars heeft eind 2015 het initiatief genomen om te komen tot een IMVO-convenant, in september 2016 zijn de convenantbesprekingen onder begeleiding van de SER van start gegaan. Naar verwachting zal het convenant voor het zomerreces van de Tweede Kamer afgerond zijn.
Het convenant zal voortbouwen op de Code Duurzaam Beleggen van het Verbond van Verzekeraars. Voor het convenant wordt het SER-advies «IMVO-convenanten» gevolgd. Volgens het advies hebben de convenanten een tweeledig doel: ten eerste om op specifieke risico's binnen een ambitieuze en realistische termijn substantiële stappen van verbetering te bereiken voor groepen die negatieve effecten ervaren en, ten tweede, om een gezamenlijke oplossing te bieden voor problemen die bedrijven zelf niet geheel op kunnen lossen.
De OESO-richtlijnen en de UNPGs zijn de uitgangspunten voor het convenant. In deze richtlijnen en principes staat dat bedrijven moeten onderzoeken welke mogelijke schade voor mens en milieu door hun activiteiten of de activiteiten van toeleveranciers of investeringen kunnen ontstaan. Op basis dit onderzoek moeten verzekeraars zelf bepalen welke zakelijke relaties zij aangaan of in welke bedrijven zij investeren. Ook bepalen zij zelf of zij deze relaties of investeringen stopzetten. De convenantbesprekingen vinden op dit moment plaats, daarom kan er nog niet vooruitgelopen worden op de afspraken die in het convenant zullen worden vastgelegd.
Neemt u naar aanleiding van de Eerlijke Verzekeringswijzer opnieuw contact op met het Verbond van Verzekeraars over het IMVO-beleid van de sector of bent u voornemens dat op korte termijn te doen en bent u daarbij voornemens om de aanbevelingen van de Eerlijke Verzekeringswijzer onder de aandacht te brengen van de verzekeraars?
Het IMVO-beleid van de sector wordt met het Verbond van Verzekeraars besproken in het kader van het IMVO-convenant. Voor de overheid vormen de OESO-richtlijnen en de UNGPs het uitgangspunt bij deze gesprekken. Onder deze richtlijnen en principes wordt verwacht dat een bedrijf een IMVO-beleid heeft, een gedegen risicoanalyse uitvoert om de meest ernstige risico’s voor mens en milieu te identificeren en aan te pakken en hier publiekelijk over rapporteert.
De aanbevelingen van de Eerlijke Verzekeringswijzer kunnen verzekeraars die investeren in de wapenindustrie ondersteunen bij het aanscherpen van hun IMVO-beleid en risicoanalyse. Het is echter aan de verzekeraars zelf om te bepalen of zij de aanbevelingen overnemen.
Naar aanleiding van het rapport van de Eerlijke Verzekeringswijzer is contact opgenomen met de zes verzekeraars die in het rapport worden genoemd of hun Nederlandse maatschappij. Uit het contact met de zes verzekeraars kwam naar voren dat zij regelmatig in gesprek zijn met de Eerlijk Verzekeringswijzer over de onderzoeken, dat zij belang hechten aan deze dialoog en streven naar verbetering van hun MVO-beleid. Ook werd ingebracht dat één van de bedrijven uit het rapport ook bijdraagt aan de ontwikkeling van producten voor de Nederlandse staat, namelijk BAE Systems voor de ontwikkeling van de JSF. Een aantal verzekeraars, zoals Generali en Legal & General, gaf aan dat het MVO-beleid van de Nederlandse maatschappij en de moedermaatschappij verschilt. Het onderzoek van de Eerlijke Verzekeringswijzer kijkt naar de moedermaatschappij en derhalve konden Nederlandse maatschappijen hier geen reactie op geven.
Een Chinees radarsysteem waarvoor de JSF niet langer onzichtbaar zou zijn |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat Chinese staatsmedia hebben gemeld dat er succesvolle testen zijn gedaan met een zogenaamde «kwantum» radar?1
De China Electronics Technology Group Corporation (CETC), een Chinees staatsbedrijf gespecialiseerd in militaire elektronica, heeft in september 2016 een bericht op haar website geplaatst waarin zij meldt een kwantumradar met een bereik van 100 kilometer te hebben getest. Dit bericht is overgenomen door de nationale en internationale media.
In hoeverre bent u bekend met kwantum radarsystemen? Zijn deze radarsystemen een reële bedreiging voor de onzichtbaar geachte JSF?
De technologie van kwantumradarsystemen is bekend. Tot op heden zijn er alleen experimentele systemen die geen dreiging vormen voor de F-35.
Zijn er meer landen die kwantum radarsystemen ontwikkelen? Zo ja, om welke landen gaat het en hoe ver zijn deze landen met de ontwikkeling daarvan?
Enkele Navo-lidstaten volgen gezamenlijk de ontwikkelingen op het gebied van kwantumradarsystemen. TNO is hierbij in opdracht van Defensie betrokken. De ontwikkeling van dergelijke systemen bevindt zich in een pril experimenteel stadium. Er zijn geen aanwijzingen dat deze technologie op korte termijn operationeel inzetbaar is.
Kan het Joint Program Office nog garanderen dat de door Nederland aangeschafte JSF-toestellen onzichtbaar zijn voor vijandelijke (kwantum) radarsystemen?
De F-35 zal moeten voldoen aan de operationele en technische eisen, waaronder die betreffende stealth eigenschappen. Het F-35 Joint Program Office(JPO) ziet er op toe dat dit gebeurt. Stealth maakt niet volledig onzichtbaar, maar verkleint de kans op detectie. Stealth vergroot dus de overlevingskansen van vlieger en toestel.
Er is een voortdurende wedloop gaande om radarsystemen te verbeteren en radardetectie te vermijden of beperken. De keuze voor de F-35 is mede gemaakt op grond van de toekomstbestendigheid van het toestel en de mogelijkheden om in te spelen op ontwikkelingen op het gebied van radartechnologie.
Gaat Nederland, na levering van de eerste JSF-toestellen, eigenhandig testen of de JSF wel «stealth» is of laat u die tests over aan de Amerikanen zodat de slager in feite zijn eigen vlees mag keuren?
Het productieproces waarborgt dat het toestel bij aflevering aan de stealth specificaties voldoet. De luchtmacht beschikt ook zelf over middelen om de stealth eigenschappen van de afgeleverde toestellen te beoordelen en te onderhouden.
Deelt u de mening dat een zichtbare JSF een makkelijk prooi is voor luchtafweersystemen vanwege zijn lage snelheid en slechte wendbaarheid?
Nee. De F-35 zal voldoen aan de operationele en technische eisen. Het JPO ziet daar op toe.
Kunnen we nu al concluderen dat u met de JSF een kat in de zak heeft gekocht?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht inzake de illegale opstelling van raketten door Rusland |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russia Deploys Missile, Violating Treaty and Challenging Trump»1?
Ja.
Klopt het dat de Russische krijgsmacht, in strijd met eerdere afspraken, nieuwe middellangeafstandsraketten heeft opgesteld?
Hoewel het beeld van het bericht in brede zin overeenkomt met de Nederlandse beoordeling, kan de regering het opstellen van een grondgelanceerd kruisvluchtwapen met een bereik van 500 kilometer tot 5.500 kilometer door de Russische krijgsmacht vooralsnog niet bevestigen. Het opstellen van een dergelijk grondgelanceerd kruisvluchtwapen door een verdragspartij zou in strijd zijn met de verplichtingen onder het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF-) verdrag.
Kunt u toelichten, voor zover u dit bericht kunt bevestigen, in hoeverre een dergelijke handeling strijdig is met internationale afspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u tevens toelichten in hoeverre de in het artikel vermelde Russische kritiek dat juist de Amerikanen deze afspraken hebben geschonden, gerechtvaardigd is? Heeft de Russische regering dit verwijt onderbouwd? Zo ja, hoe?
De Russische regering zou de vermeende opmerkingen hebben gemaakt tijdens een bijeenkomst van de Speciale Verificatiecommissie van INF-verdragspartijen. Nederland heeft als niet-verdragspartij geen zitting in deze commissie.
Hebben de NAVO en/of NAVO-lidstaten, bijvoorbeeld de Verenigde Staten, reeds gereageerd op het bericht? Zo ja, hoe?
Nederland heeft nauw contact over dit onderwerp met de NAVO-bondgenoten, in het bijzonder met de Verenigde Staten als partij bij het INF-verdrag. Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 14 februari jl. in een persverklaring laten weten dat Rusland de verplichtingen onder het INF-verdrag niet nakomt.
Dit laat onverlet dat Nederland het van groot belang acht dat de NAVO en Rusland in dialoog blijven, vooral om ongevallen, misverstanden en escalatie te vermijden en transparantie op militair gebied te bevorderen. Mede op aandringen van Nederland kwam de NAVO-Rusland Raad (NRR) in 2016 drie keer bijeen op ambassadeursniveau. Nederland bepleit dat de NRR regelmatig bijeen blijft komen om dergelijke onderwerpen te bespreken.
Signaleert u in algemene zin toename van het aantal provocaties met strategische en/of tactische wapens van Russische zijde, dan wel een toename van het aantal pogingen om bestaande afspraken over beheersing van dergelijke wapens te ondermijnen?
Het afgelopen decennium is er in toenemende mate sprake van opzichtig oefenen met strategische en tactische wapens door Rusland en het vermelden ervan in de openbare woordvoering. Rusland heeft bovendien de Plutonium Management and Disposition Agreement (PMDA) met de Verenigde Staten vorig jaar geschorst en de samenwerking onder het Cooperative Threat Reduction programma (ook wel de Nunn-Lugar Act) in 2015 beëindigd.
Weer een lancering van een ballistische raket door Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Report: Iran launches ballistic missile test in violation of UN resolution»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Iran opnieuw een ballistische raket heeft afgevuurd als onderdeel van een reeks testen om het bereik en de nauwkeurigheid van deze raketten te vergroten? Graag een toelichting.
Het kabinet kan bevestigen dat Iran op 29 januari jl. een ballistische raket heeft afgevuurd van het type «Khorramshahr». Dit is een middellangeafstandsraket met een geschat bereik van 1000–3.000 km. Het kabinet kan geen uitspraken doen over de mogelijke intenties van Iran met deze lancering.
Is deze test weer een schending van VN-resolutie 2231, waarin staat bepaald dat Iran geen ballistische raketten mag ontwikkelen waarmee nucleaire ladingen gelanceerd kunnen worden, laat staan deze wapens mag testen? Graag een toelichting.
De afgevuurde raket valt binnen de «Categorie 1 Systemen», zoals door het Missile Technology Control Regime (MTCR) gedefinieerd. Op basis van deze richtlijnen kan worden gesteld dat zulke «Categorie 1 Systemen» in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren. Het afvuren van dit soort raketten is juridisch gezien geen schending van VNVR-Resolutie 2231 (2015), maar wel inconsistent met paragraaf 3 van Annex B van die resolutie, waarin Iran wordt opgeroepen geen activiteiten te ondernemen m.b.t. ballistische raketten die ontworpen zijn om in staat te zijn kernwapens te vervoeren.
Kunt u nader toelichten of er inmiddels maatregelen zijn getroffen tegen Iran – zoals het instellen van nieuwe sancties – naar aanleiding van vorige lanceringen van ballistische raketten door Iran in 2015 en 2016? Om welke maatregelen gaat het?
Zoals vermeld in de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld op 19 juli 2016 (Kamerstuk 2016D32174) is bij voorgaande ballistische raketlanceringen door Iran gebleken dat er onvoldoende draagvlak bestond binnen de VNVR en EU voor het instellen van nieuwe maatregelen jegens Iran. Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 12 maart 2016 zijn zorgen kenbaar gemaakt over de ballistische raketlanceringen door Iran en gepleit voor een gezamenlijke reactie van de Europese Unie. Ook heeft de EU, mede op aandringen van Nederland, in een verklaring (d.d. 14 juli 2016) Iran opgeroepen af te zien van activiteiten die inconsistent zijn met VNVR-Veiligheidsraad resolutie 2231.
Heeft u aangedrongen in VN- en/of EU-verband op dergelijke maatregelen? Heeft u getracht het ontbrekende draagvlak daarvoor te versterken? Zo ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet? En bent u van plan om dat nu wel te doen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het niet normaal is dat landen – in dit geval Iran – ongestraft wegkomen met (herhaaldelijke) schendingen van VN-resoluties? Bent u eveneens van mening dat Iran deze onwelwillendheid om in te grijpen kan opvatten als vrijbrief om door te gaan met de ontwikkeling van ballistische raketten, hetgeen ook de Nederlandse veiligheid en die van onze bondgenoten raakt? Graag een toelichting.
Het kabinet acht het van groot belang dat de VNVR en de EU ballistische raketlancering die inconsistent zijn met Annex B van VNVR-resolutie 2231 consequent bij Iran aankaarten. De onderhandelingen over het Iraanse nucleaire akkoord hebben aangetoond dat de internationale gemeenschap de meeste kans op resultaat heeft als het samen optrekt.
Ik heb in zeer recente bilaterale politieke contacten met Iran het ongenoegen over de raketlancering geuit. Het kabinet is overigens van mening dat omdat het om inconsistenties met een VN-Veiligheidsraadresolutie gaat, de VNVR het primaire gremium is waarin hierover gesproken moet worden. Dit is consequent gebeurd: bij de Iraanse raketlanceringen in maart 2016, oktober 2016 en ook op 31 januari jl. is de VN-Veiligheidsraad op verzoek van de Verenigde Staten in een spoedzitting bijeengekomen om te spreken over de lancering van 29 januari jl. De Verenigde Staten heeft op 3 februari jl. 13 individuen en 12 entiteiten toegevoegd aan reeds bestaande, niet-nucleair gerelateerde sanctielijsten. Het kabinet dringt er ook in EU-verband op aan dat Iran wordt aangesproken op deze lanceringen.
Deelt u inmiddels de mening dat Iran zich klaarblijkelijk weinig aantrekt van voorgaande waarschuwingen en van de zorgen die heersen binnen de internationale gemeenschap ten aanzien van deze lanceringen door de houding van Iran? Zo ja, wat gaat u eraan doen om hier verandering in aan te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de verwachting dat Iran zich na de nucleaire deal gematigder en meer meewerkend op zou stellen niet is uitgekomen en dat het land zich nog steeds niet gedraagt volgens de binnen de internationale gemeenschap breed gedeelde normen en waarden? Wat moet er volgens u gebeuren om hier verandering in aan te brengen?
Iran maakt sinds het bereiken van het nucleaire akkoord, na jarenlange isolement, weer deel uit van de internationale gemeenschap. Het akkoord is het bewijs dat multilaterale diplomatie effectief is en dat met Iran verifieerbare afspraken te maken zijn. De gewenste constructieve rol van Iran in de regio laat echter op zich wachten. Iran speelt een sleutelrol in m.n. Syrië en Irak. De assertievere rol van Iran in de regio baart de Soennitische landen grote zorgen en wordt door hen gezien als een bedreiging. Het kabinet zal, zoveel mogelijk gezamenlijk met de EU-partners, druk op Iran moeten blijven opvoeren. Het is belangrijk te kijken hoe dit zo effectief mogelijk te doen. Gesprekken met Iran, bilateraal -bijvoorbeeld zoals tijdens de ontbieding van de Iraanse ambassadeur over de situatie in Syrië d.d. 14 december 2016, maar ook in EU verband, worden benut om het land te overreden zich constructiever op te stellen.
Mariniers die op Aruba “uit de kast zijn gekomen” om Defensie te benadelen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Hoeveel mariniers op Aruba hebben Defensie met de in het bericht genoemde «creatieve trucs» om de tuin geleid en daarmee financieel benadeeld?1
Defensieambtenaren kunnen bij plaatsing op een functie buiten Nederland aanspraak maken op voorzieningen, waaronder een buitenlandtoelage als tegemoetkoming in de kosten. Mariniers worden op individuele basis voor tien maanden op Aruba geplaatst en hebben recht op een buitenlandtoelage. Een marinier die op Aruba samenwoont en een eigen huishouding voert met een andere marinier of een inwoner van Aruba die door het ABP is geregistreerd als partner, kan aanspraak maken op een hogere buitenlandtoelage.
Het is voorgekomen dat mariniers, louter met het oogmerk een hogere buitenlandtoelage te krijgen, voor de duur van de plaatsing op Aruba een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een andere marinier of een inwoner van Aruba. Het is evident dat de regeling hiervoor niet is bedoeld. Dit gedrag wordt niet meer getolereerd en verzoeken daartoe worden niet langer gehonoreerd door de commandant.
Het is niet bekend hoeveel mariniers op deze manier gebruik hebben gemaakt van de verhoogde buitenlandtoelage. Om redenen van privacy registreert Defensie bij een dergelijke aanvraag namelijk niet de aard van een relatie. Vaststaat dat deze praktijk nu een halt wordt toegeroepen.
Kunt u aangeven welk bedrag daarmee is gemoeid?
Zie antwoord vraag 1.
Worden de onterecht toegekende toelagen teruggevorderd? Zo neen, waarom niet?
Zoals uit de antwoorden op de vragen 1, 2, 5 en 6 blijkt, is er in formele zin geen sprake van onrechtmatig gebruik van de regeling. Hierdoor zijn terugvordering of andere consequenties niet aan de orde.
Zijn er nog andere consequenties voor betrokkenen verbonden aan deze handelwijze?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u onderzocht of deze dubieuze constructie ook door andere Defensiemedewerkers is toegepast? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat Defensie hier in is getuind? Wat had gedaan moeten worden om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg Personeel Defensie voorzien op 26 januari 2017?
Nee.
De wapenopbouw van Hezbollah |
|
Raymond Knops (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joram van Klaveren (GrBvK), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hezbollah maakt van zuiden Libanon een kruitvat»?1
Ja.
Klopt het dat Hezbollah in Zuid-Libanon grote hoeveelheden wapens in handen heeft gekregen, en dat Iran hier een aanzienlijke bijdrage aan heeft geleverd, ondanks het verbod door de VN-Veiligheidsraad op wapenleveranties aan Hezbollah?2
Het kabinet heeft met zorg kennisgenomen van de berichtgeving in de media maar kan geen uitspraken doen over de juistheid van deze informatie. Het inzetten van burgers als menselijk schild is volgens alle internationale regels verboden. Als Hezbollah zich hieraan schuldig zou maken zou het kabinet dit ten zeerste veroordelen.
In hoeverre deelt u de beweringen van de nieuwssite Jewish Press dat burgers nu een militair schild zouden vormen tegen mogelijk Israëlisch militair optreden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekent de bewapening van Hezbollah voor de betrekkingen tussen Israël en Syrië en Libanon, en voor de vrede en stabiliteit in de regio?
De situatie in de regio is zeer volatiel en de verhoudingen reeds gespannen. De militaire tak van Hezbollah is door de EU geclassificeerd als een terroristische organisatie en dient conform resolutie 1701 van de VN-Veiligheidsraad te ontwapenen. Ook steunen strijders van Hezbollah het regime van Assad bij het bloedig onderdrukken van de eigen bevolking. Het behoeft geen betoog dat verdere bewapening van Hezbollah buitengewoon onwenselijk zou zijn en op geen enkele wijze zou bijdragen aan stabiliteit en goede verhoudingen in de regio.
In hoeverre is de constatering juist dat Israël zich genoodzaakt ziet om luchtaanvallen op Hezbollah uit te voeren om daarmee te voorkomen dat deze terreurbeweging luchtdoelraketten of zelfs chemische wapens in handen krijgt? Heeft u aanwijzingen dat Hezbollah dergelijke wapens daadwerkelijk in handen gekregen heeft?
Israël heeft het recht zijn bevolking tegen de dreiging van Hezbollah te beschermen met inachtneming van het internationaal recht. Het is niet aan het kabinet om de vraag te beantwoorden of Israël zelf noodzaak ziet tot luchtaanvallen op Hezbollah.
Welke mogelijkheden ziet u om Israël in internationaal verband te steunen in de strijd tegen het internationale terrorisme in het algemeen, en tegen Hezbollah en ISIS in het bijzonder?
Nederland en Israël hebben regelmatig contact over de strijd tegen het internationale terrorisme, bijvoorbeeld tijdens de bilaterale consultaties over terrorismebestrijding die op 2 november jl. plaatsvonden in Den Haag. Er zijn toen ervaringen uitgewisseld over het tegengaan van radicalisering en terrorismebestrijding, in het bijzonder het bevriezen van tegoeden die te herleiden zijn naar terroristische activiteiten. Ook liggen er mogelijkheden op het terrein van multilaterale samenwerking, zoals binnen het Global Counterterrorism Forum (GCTF), waar Nederland covoorzitter van is. Israël heeft recent deelgenomen aan een GCTF-bijeenkomst over het beschermen van kwetsbare doelen zoals cafés en restaurants.
Hoe duidt u de rol die Iran momenteel speelt in de strijd tegen ISIS en het al dan niet bereiken van vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten?
De positie van Iran in de regio is versterkt door de ontwikkelingen in Syrië en Irak. De door de internationale gemeenschap verwachte constructieve opstelling van Iran in de regio, na het bereiken van het nucleaire akkoord, laat vooralsnog op zich wachten. Een voorbeeld hiervan zijn indicaties dat door Iran gesponsorde milities een akkoord over de evacuatie van burgers uit Aleppo tegenhielden. Het kabinet heeft met zorg kennisgenomen van deze berichten en op 12 december jl. de Iraanse ambassadeur ontboden om het land aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de bescherming van burgers in Aleppo. Wel is Iran betrokken bij het bestrijden van ISIS, onder andere door hun steun aan de Popular Mobilisation Forces (PMF) die ISIS in Irak bestrijden.
Bent u bereid om, bij voortgaande wapenleveranties door Iran aan Hezbollah, in internationaal verband een veel hardere opstelling tegenover Iran te bepleiten, waaronder het opnieuw instellen van doelmatige sancties, teneinde het land te bewegen een constructieve in plaats van destructieve rol te spelen in de regio?
Het kabinet roept Iran in bilateraal en multilateraal verband consequent op een constructieve rol te spelen in de regio. Nederland zal in overleg met gelijkgestemde landen blijven werken aan mogelijkheden om het land te bewegen om die constructieve rol te vervullen. Het verhogen van diplomatieke druk is daar één van, zoals het ontbieden van de Iraanse ambassadeur over de situatie in Aleppo.
Bij het vergroten van de druk op Iran is het van belang onderscheid te maken tussen de verschillende sanctieregimes die reeds op Iran van toepassing zijn. Als onderdeel van het nucleaire akkoord (JCPOA) zijn een deel van de VN-sancties en autonome VS- en EU-sancties tegen Iran opgeschort. Sancties ingesteld vanwege het risico op proliferatie en mensenrechtenschendingen zijn nog altijd van toepassing. Enkele Iraniërs en de militaire tak van Hezbollah staan reeds op de EU terrorisme-sanctielijst.
Het kabinet is voorstander van een effectief en gericht sanctiebeleid. De bestaande sanctieregimes moeten niet vermengd worden met het optreden van Iran in de regio. Vermenging van sanctieregimes vermindert de effectiviteit en maakt het onduidelijk aan welke eisen voldaan moet zijn om aanspraak te kunnen maken op sanctieverlichting. Een nieuw sanctieregime jegens Iran in reactie op de rol in de regio is vooralsnog niet aan de orde. Wel houdt het kabinet de ontwikkelingen scherp in de gaten en blijft het kabinet met partners in gesprek over de mogelijkheden Iran te bewegen de constructieve rol te spelen die van hen verwacht wordt.
Claims met betrekking tot het reinigingsmiddel PX-10 |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Claims PX-10 toch verjaard»?1
In mijn brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 34 300 nr. 92) heb ik uiteengezet dat er twee soorten verjaring zijn: de relatieve en de absolute verjaring. De toenmalige Staatssecretaris van Defensie meldde op 11 juni 2009 (Kamerstuk 31 700, nr. 120) dat de relatieve verjaringstermijn van vijf jaar is gestart op 13 oktober 2008 toen alle medewerkers zijn gewezen op de mogelijke gevolgen van het werken met PX-10 en Defensie tegelijkertijd het informatieloket opende. Ik heb uw Kamer in mijn brief van 29 maart 2016 (Kamerstuk 34 300, nr. 92) naar aanleiding van de toezegging tijdens het dertigledendebat PX-10 van 18 februari jl., hier nogmaals op gewezen. Bij de beoordeling van de claims wordt dit als uitgangspunt genomen. Echter, Defensie zal de relatieve verjaringstermijn niet automatisch inroepen. Indien er gegronde redenen zijn om in specifieke gevallen de verjaringstermijn van vijf jaar op een later moment in te laten gaan, wordt maatwerk toegepast. De relatieve verjaring is tot nu toe ten aanzien van PX-10 claims dan ook niet ingeroepen.
Wel heeft Defensie bij PX-10 claims in één geval een voornemen tot afwijzing op grond van relatieve verjaring kenbaar gemaakt. Betrokkene is vervolgens uitgenodigd hierop te reageren. Defensie wacht nog op de toelichting van de juridische vertegenwoordiger. Ook in dit geval is de claim niet afgewezen op grond van relatieve verjaring.
In het geval van de absolute verjaringstermijn van 30 jaar is het beleid dat Defensie zich daar niet op zal beroepen.
Hoe is het mogelijk dat slachtoffers van PX-10 te horen krijgen dat hun claim verjaard zou zijn, terwijl u in de Tweede Kamer beweert dat het geen pas geeft om verjaring als argument te gebruiken terwijl de discussie hot en actueel is?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u in reactie op de uitzending van EenVandaag gezegd dat verjaring een kwestie van «maatwerk» is en dat «per geval» kan worden bezien «of het inroepen van de verjaring te rechtvaardigen is»?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat de communicatie rond verjaring tegenstrijdig is en dat slachtoffers zich hierdoor misleid voelen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het tevens nogal opmerkelijk is dat oud-medewerkers moeten aantonen dat zij bij defensie hebben gewerkt? Waarom heeft Defensie de eigen administratie niet op orde?
Het uitgangspunt is om alle benodigde gegevens uit het eigen personeelssysteem te halen. Soms betreft het echter werknemers die al lang geleden met ontslag zijn gegaan. Het is niet onredelijk oude gegevens te valideren en daarvoor claimanten te benaderen.
Wilt u voor eens en altijd duidelijkheid verschaffen, door te stellen dat claims met betrekking tot PX-10 niet kunnen verjaren? Zo nee, waarom heeft u de Kamer onjuist geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om uw onduidelijke beleid recht te zetten door slachtoffers expliciet te wijzen op het feit dat claims rond PX-10 niet kunnen verjaren?
Zie antwoord vraag 1.
Het Apache ongeluk in Mali |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van 4 november 2014 in The Washington Times over een ernstig probleem door vervuiling van de hydraulische vloeistof in het besturingssysteem van de AH-64D?1
Ja.
Bent u, toen het Amerikaanse Ministerie van Defensie de risico’s van vervuilde vloeistof in het hydraulische component van het besturingssysteem van de AH-64D eind 2014 ontdekte, daarvan op de hoogte gebracht? Zo nee, waarom niet?
Ja. Defensie is daarover op de gebruikelijke manier geïnformeerd.
Was het technisch falen van het component in het besturingssysteem van de verongelukte Nederlandse AH-64D te wijten aan het hydraulische component van het besturingssysteem, hetzij direct of indirect? Zo niet, aan welk ander component refereert u dan in uw brief van 21 november 2016?
Beide incidenten waren te wijten aan dezelfde hydraulische component van het besturingssysteem van de Apache helikopter. Het falen van de component had bij de Nederlandse Apache helikopter een andere oorzaak dan bij de Amerikaanse. Bij de Nederlandse Apache lag het aan het technisch falen van de component. Zie ook de brief hierover van 21 november jl. (Kamerstuk 29 521, nr. 332). Het ongeval met de Amerikaanse Apache in Fort Rucker werd veroorzaakt door – via de gronduitrusting – verontreinigde hydraulische vloeistof. Destijds heeft Defensie onderzocht of de Nederlandse gronduitrusting voldeed aan de eisen en of de hydraulische vloeistof periodiek werd getest en geanalyseerd. Dat bleek het geval en er zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Resultaten van vervolganalyses laten tot op heden geen bijzonderheden zien.
Heeft u maatregelen genomen tegen vervuiling van het hydraulische component van het besturingssysteem in uw AH-64D’s vóór het ongeluk in Mali op 17 maart 2015? Zo ja, welke maatregelen betreffen dit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Rusland een Nederlandse onderzeeër op de Middellandse Zee verjaagt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Rusland verjaagt Nederlandse onderzeeër op Middellandse Zee»?1
We hebben kennisgenomen van de uitlatingen van de woordvoerder van het Russische Ministerie van Defensie op 9 november 2016 en de weergave daarvan in verschillende media.
Klopt het dat een Nederlandse onderzeeër is verjaagd door Russische intimidatie en wat is uw oordeel daarover?
Was de Nederlandse onderzeeër in internationale wateren op het moment dat hij werd verjaagd?
Op welke recht beriep Rusland zich bij deze militaire manoeuvre?
Is er diplomatiek en politiek contact geweest tussen Nederland en Rusland naar aanleiding van dit incident? Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Deelt u de mening dat deze intimidatie van Russische zijde zorgelijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk passend antwoord stelt u tegenover deze Russische dreiging?
Met welke doeleinden was de Nederlandse onderzeeër aanwezig in het Middellandse Zeegebied?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken?
Ja.