De privacyvoorwaarden van Google |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de aanpassing van de privacyvoorwaarden van Google?1
Ja.
Klopt het dat naast het «in elkaar schuiven» van de verschillende voorwaarden van Google-producten ook de data van gebruikers door verschillende producten heen meer gecombineerd gaat worden?
Naar aanleiding van de aankondiging van Google om zijn privacybeleid aan te passen hebben de onafhankelijke Europese privacytoezichthouders – verenigd in de zogeheten Artikel 29-werkgroep – besloten te analyseren wat de mogelijke consequenties zijn van het nieuwe privacybeleid voor de bescherming van de persoonsgegevens van de inwoners van de EU. De Franse dataprotectieautoriteit (La Commission Nationale de l'Informatique et des Libertés, CNIL) heeft hierbij de leiding. De brief van de Artikel 29-werkgroep aan Google is via een website beschikbaar (zie voetnoot)2.
Ik wacht de uitkomsten van de stappen van de Europese toezichthouders af alvorens ik u kan informeren over de gevolgen van de nieuwe privacyvoorwaarden van Google.
Betekent dit in de praktijk dat Google nog meer van verschillende consumenten te weten komt zonder een duidelijke opt-in? Is een opt-in hoe dan ook niet wenselijk wanneer zoveel informatie wordt verzameld? Is dit niet zelfs wettelijk verplicht vanuit bijvoorbeeld de Wet bescherming persoonsgegevens? Wat zijn de wettelijke beperkingen voor het verzamelen en combineren van data vanuit verschillende producten?
De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt eisen aan de verwerking van persoonsgegevens. Onder verwerking van persoonsgegevens wordt in de Wbp tevens verstaan het verzamelen, samenbrengen en met elkaar in verband brengen van persoonsgegevens. Persoonsgegevens mogen op grond van artikel 8 van de Wbp alleen worden verwerkt indien hiervoor een in artikel 8 genoemde verwerkingsgrond bestaat. Persoonsgegevens mogen onder meer worden verwerkt indien de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend. Vanuit het perspectief van de gebruiker is een opt-in (toestemming) vaak te verkiezen boven een opt-out (verzet).
Het College Bescherming Persoonsgegevens (Cbp) hanteert als richtlijn dat het uitblijven van een reactie (opt-out) niet gelijk staat aan het geven van toestemming. Dat is ook als uitgangspunt vastgelegd in een gemeenschappelijk standpunt over het begrip toestemming van 13 juli 2011 van de Europese privacytoezichthouders (Artikel 29-werkgroep).
Een mogelijke andere verwerkingsgrond is het zogeheten gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke, bedoeld in artikel 8, onderdeel f, van de Wbp.
De verantwoordelijke moet dan wel een afweging maken tussen zijn eigen belang en het belang van de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene of derden, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij deze afweging speelt de gevoeligheid van persoonsgegevens een grote rol. De verantwoordelijke moet daarbij ook voldoen aan de eisen die de Wbp stelt, zoals de welbepaaldheid van het doeleinde van de gegevensverwerking en de verplichting dat doeleinde uitdrukkelijk te omschrijven. Indien de gegevensverwerking noodzakelijk is ter behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke én het belang van de betrokkene niet prevaleert, dan kan mogelijk met een opt-out constructie worden volstaan.
Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) oordeelt als onafhankelijk toezichthouder of deze belangenafweging juist is verricht en daarmee of de gegevensverwerking rechtmatig is.
Of de nieuwe privacyvoorwaarden van Google in strijd zijn met de privacywetgeving wordt door de verantwoordelijke, onafhankelijke toezichthouders vastgesteld. Het CBP is op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wbp een onafhankelijk bestuursorgaan, belast met het toezicht op de naleving van de Wbp, en werkt in dit verband nauw samen met de Franse dataprotectieautoriteit, die de leiding heeft in dezen (zie ook het antwoord op vraag 2).
Deelt u de mening dat er op het moment geen serieus alternatief is voor Google op bijvoorbeeld het gebied van «zoeken», zodat de geboden opt-out («niet meer gebruik maken van») de facto niet bestaat? Wat valt hier vanuit een mededingingsoogpunt over te zeggen? Maakt Google gebruik van haar marktmacht bij het aanpassen van de privacyvoorwaarden? Vindt u dit wenselijk?
De consolidatie van de verschillende door Google gehanteerde privacyvoorwaarden, die het voor Google mogelijk zou maken om data uit verschillende diensten van de bij haar ingelogde gebruikers te combineren, lijkt alleen relevant voor gebruikers die zich voor één of meer diensten bij Google hebben aangemeld. Hoewel Google op dit moment in Nederland de meest gebruikte internetzoekmachine is, bestaan er voor gebruikers alternatieven om informatie op internet op te zoeken. Bovendien is het niet noodzakelijk om bij Google een gebruikersaccount aan te maken en daarop in te loggen om van de zoekmachine van Google gebruik te kunnen maken. Reeds aangemelde gebruikers kunnen er daarnaast ook voor kiezen om niet ingelogd gebruik te maken van de zoekmachine. Op grond van artikel 24 van de Mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is het ondernemingen met een economische machtspositie verboden om hiervan misbruik te maken. Het is aan de verantwoordelijke toezichthouders (respectievelijk de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Europese Commissie) om in te grijpen wanneer dit aan de orde zou zijn.
Deelt u de mening dat het gebrek aan alternatief in het bijzonder geldt voor gebruikers van een Android-telefoon? Gebruikers hebben immers al gekozen voor Google en hebben niet de mogelijkheid om per 1 maart te stoppen met het gebruikmaken van Google-diensten omdat dan de telefoon waardeloos wordt vindt u dit wenselijk?
Google heeft mij bericht dat mensen door de wijziging van privacyvoorwaarden niet gedwongen worden om Google-diensten te gebruiken die zij voordien niet gebruikten. Het maakt het mogelijk om een Google-gebruiker die is ingelogd als één gebruiker te beschouwen en beter te bedienen in de door hem gekozen Google-diensten. Google-gebruikers die een afzonderlijk account prefereren kunnen ook na 1 maart een separaat account hanteren of een nieuwe account aanmaken voor een bepaalde Google-dienst zoals Picasa of een Android-apparaat. Google geeft ten slotte aan dat gebruikers Google’s Data Liberation functionaliteit kunnen gebruiken om hun eigen gegevens naar een andere (Google-)dienst te verhuizen.
Als een gebruiker helemaal geen Google-account meer wenst, betekent dit een beperking in de functionaliteiten van Android.
Op wat voor termijn kan de Kamer uitvoering verwachten van de motie Gesthuizen/Verhoeven2 waarin het kabinet wordt gevraagd zijn mening te geven over dergelijke zaken?
De uitvoering van de motie Gesthuizen/Verhoeven, waarin wordt verzocht om een visie op de privacy, veiligheid en bescherming van burgers op internet, zal in het voorjaar aan uw Kamer worden aangeboden.
Het bericht ‘OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Ad Koppejan (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) «OPTA waarschuwt ondernemers voor ongewilde telefonie overstap»?1
Ja, met dit persbericht heeft OPTA zakelijke gebruikers willen waarschuwen voor een probleem waar OPTA veel klachten over ontvangt.
Hoeveel klachten heeft de OPTA gekregen over dit onderwerp in het afgelopen half jaar?
OPTA heeft klachten ontvangen over bedrijven die zich richten op de zakelijke markt. Op dit moment zijn er 162 klachten bekend. Van deze 162 schriftelijke klachten hebben 102 klachten betrekking op het afgelopen half jaar.
Herinnert u zich nog het antwoord op eerdere Kamervragen, waarin u over ongewilde overstappen meldde: «Wel vind ik alles overziend dat er ruimte is voor verbetering. Uitgangspunt moet zijn dat contracten willens en wetens worden afgesloten en dat met oog daarop klanten goed worden geïnformeerd door hun aanbieder. Ik vind dat voor de bestaande procedure die geldt voor overzettingen (en wordt gefaciliteerd door de Vereniging COIN) aanscherpingen wenselijk zijn. Ik heb de betrokken partijen daarom opgeroepen om de bestaande procedures te versterken om overzettingen zonder adequate wilsuiting te voorkomen dan wel er voor te zorgen dat dergelijke overzettingen op een voor de gebruiker simpele manier ongedaan kunnen worden gemaakt. De betrokken aanbieders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een oplossing als het betrokken bedrijf aangeeft terug te willen naar zijn «oude» aanbieder. Dit zal ik blijven volgen en ik stel uw Kamer op de hoogte van de uitkomsten?2
Ja.
Kunt u aangeven of aanscherpingen hebben plaatsgevonden, of ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen?
De bestaande door aanbieders van telefoondiensten gehanteerde procedure voor overzettingen is onlangs aangescherpt. Als de oorspronkelijke aanbieder een redelijk vermoeden heeft van overzetting zonder instemming van de abonnee, dan kan deze partij de nieuwe aanbieder vragen om de wilsuiting te overleggen. Als deze wilsuiting niet kan worden overlegd, dan kan een boete aan het bedrijf worden opgelegd. Deze aanscherpte procedure biedt een uitkomst voor klachten waarbij er geen instemming is van de abonnee. Het zal echter niet alle problemen rondom ongewenste overzettingen kunnen oplossen, bijvoorbeeld in de gevallen waarin wel een wilsuiting kan worden overlegd maar deze niet op een rechtsgeldige manier is verkregen.
De vraag of het aantal ongewenste oversluitingen fors zijn afgenomen is lastig te beantwoorden. Feit is wel dat de klachten hierover niet zijn afgenomen, maar eerder zijn toegenomen. De klachten die sinds juni vorig jaar bij OPTA zijn binnengekomen zijn wel van karakter veranderd. In het begin hadden de klachten vooral betrekking op het overstappen zelf. Klagers waren in de veronderstelling dat zij een vernieuwd product van hun oorspronkelijke aanbieder gingen afnemen door het ondertekenen van een antwoordkaart, maar de aanbieding bleek echter van een nieuwe aanbieder te zijn. Veel van de klagers hebben aangegeven dat zij zich misleid voelen door deze wervingstechniek. Thans richten de klachten zich op de problemen die ontstaan bij het teruggaan van de nieuwe aanbieder naar de oude aanbieder. Het is bijvoorbeeld erg lastig om van het nieuwe contract af te komen.
Vindt u dat de telecomsector haar leven verbeterd heeft?
De klachten rondom ongewenste overzettingen bij zakelijke klanten doen zich thans voornamelijk voor bij ZakelijkeTelefonie.nl dat zich richt op zakelijke klanten. Voor zover mij bekend doen er zich bij andere bedrijven die zich richten op zakelijke klanten ongewenste oversluitingen veel minder voor.
Hoe beoordeelt u het feit dat het bedrijf, http://www.zakelijketelefonie.nl/home/, dat eerder aanleiding gaf tot de kamervragen, van de Reclame Code Commissie gehoord heeft dat haar uitingen strijdig zijn met de Nederlandse Reclame Code3 en dat het nog steeds klachten regent4?
In de uitspraak van de Reclame Code Commissie van 1 september 2011 (dossiernr. 2011/00584A) stelt de commissie dat de bestreden uiting van ZakelijkeTelefonie.nl in strijd in met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code. Het bedrijf heeft niet aannemelijk kunnen maken dat er door de klager verplichtingen zijn aangegaan jegens het bedrijf. In haar beslissing beveelt de Commissie ZakelijkeTelefonie.nl aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Ik ben van mening dat de Commissie met deze uitspraak een duidelijk signaal afgeeft dat gebezigde reclame-uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.
Deelt u de mening dat het advies van de OPTA ondernemers niet veel verder helpt?5
Deze problemen kunnen niet met inzet van de bevoegdheden van OPTA worden opgelost. Binnen de wettelijke bevoegdheden die OPTA heeft moet OPTA zich dan ook beperken tot het geven van adviezen. Wel zullen ondernemers door deze adviezen extra alert zijn op ongewild overstappen.
Op welke wijze gaat u bevorderen dat kwalijke acquisitiepraktijken snel tot het verleden gaan behoren in de telecomsector?
Om de problemen op de korte termijn aan te pakken wijs ik op de verschillende mogelijkheden die erop zijn gericht om de klachten over ongewenste overzettingen te verminderen.
Ten eerste hebben de aanbieders van telefoondiensten recentelijk onderling een boeteregeling afgesproken (zie ook beantwoording op vraag 4). Deze aangescherpte procedure biedt alleen een uitkomst voor klachten waarbij er geen wilsuiting kan worden overlegd door de nieuwe aanbieder. Bij de oorspronkelijke partij kan dan een boete in rekening worden gebracht. In dat kader vraagt KPN naar aanleiding van de ontvangen klachten, de wilsuitingen van de zakelijke eindgebruiker op. Als deze wilsuiting niet kan worden overhandigd, heeft KPN het recht de overzetting naar de nieuwe aanbieder niet uit te voeren. Als de wilsuiting wel kan worden overhandigd dan gaat KPN na of uit de wilsuiting kan worden opgemaakt dat de zakelijke eindgebruiker daadwerkelijk heeft willen overstappen naar de nieuwe aanbieder.
Ten tweede kunnen ondernemers die menen dat zij zijn misleid door een verkeerde voorstelling van zaken, op grond van dwaling een beroep doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomst (artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek). Bij het bewust achterhouden van informatie door de aanbieder kan de overeenkomst worden vernietigd op grond van bedrog (artikel 3:44, tweede lid, BW). Als de ondernemer desondanks aanmaningen krijgt dan kan hij hiertegen bezwaar maken bij de nieuwe aanbieder en het incassobureau. Indien partijen onderling er niet uitkomen dan kan de ondernemer de zaak voorleggen aan de rechter.
Ten derde staat bij misleidende reclame gericht op zakelijke afnemers (artikel 6:194 BW en verder) de weg naar de rechter open. KPN heeft een kort geding procedure aangespannen tegen ZakelijkeTelefonie.nl waarin KPN eist dat de misleidende reclame wordt gestaakt. De zitting is op 28 maart jl. geweest; de uitspraak volgt nog.
Ten slotte is er meer bewustwording van dit probleem. Ondernemers worden via allerlei kanalen gewaarschuwd voor ongewenste overzettingen (bv. op de site van OPTA en de site van «Antwoord voor bedrijven»). Ook MKB Nederland is actief op dit dossier en wijst ondernemers erop dat ZakelijkeTelefonie.nl en KPN verschillende bedrijven zijn en geeft ook adviezen aan ondernemers wat te doen bij klachten.
Ik zal de ontwikkelingen volgen en mochten de problemen op korte termijn niet substantieel zijn verminderd dan is een meer structurele aanpak wenselijk. In dat kader wil ik wijzen op het voornemen van de Minister van Veiligheid en Justitie om voor kwalijke acquisitiepraktijken te onderzoeken of de wet- en regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken als voorbeeld kan dienen voor een eventueel op ondernemers toe te snijden maatregel (zie Kamerstukken II, 2011/12, nr. 337, p. 17). De uitwerking van dit voornemen dat tot doel heeft ondernemers beter te beschermen tegen kwalijke aquisitiepraktijken, zal ter hand worden genomen in samenwerking met mijn ministerie.
De Amerikaanse actie tegen Megaupload en de arrestatie van een Nederlander |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de berichten over het offline halen van Megaupload en de arrestatie van een Nederlander?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze door de FBI gecoordineerde internationale actie in het kader van internetvrijheid?
Nederland hecht veel waarde aan vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in het bijzonder. Internationaal maakt Nederland zich hier hard voor met de coalitie Freedom Online, opgericht in december 2011 tijdens de conferentie Freedom Online. Internetvrijheid kent echter beperkingen in het belang van de openbare orde en veiligheid en in het belang van de bescherming van de rechten van anderen. De Amerikaanse verdenking en het onderzoek daarnaar moet in dit kader worden bezien.
Krijgt de in Nieuw Zeeland gearresteerde Nederlander consulaire bijstand van het Nederlands consulaat-generaal in Auckland? Zo nee, waarom niet?
Hij ontvangt consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade in Wellington.
Wat wordt hem precies tenlaste gelegd? Kunt u dit toelichten?
De gearresteerden worden verdacht van lidmaatschap van een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighield met het schenden van auteursrechten en witwaspraktijken. De schade aan auteursrechteigenaren bedraagt naar schatting van de Amerikaanse autoriteiten $ 500 miljoen. De geschatte inkomsten van deze activiteiten bedragen $ 175 miljoen.
Klopt het dat de Nederlandse politie en het Openbaar Ministerie (OM) hebben meegewerkt aan deze zaak? Werd dat gedaan op verzoek van de FBI? Wanneer werd dat verzoek precies gedaan? Kunt u dit toelichten?
De medewerking van het OM en de FIOD vond plaats op grond van rechtshulpverzoeken. Deze zijn tussen eind 2011 en januari van dit jaar door het Amerikaanse Department of Justice gezonden naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Welke afspraken zijn er tussen Nederland en de Verenigde Staten gemaakt in dit soort zaken over samenwerking, informatieuitwisseling, opsporingsmethoden en mogelijke uitlevering? Kunt u dit toelichten?
Voor de genoemde vormen van samenwerking zijn van toepassing het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2004, nr. 300) alsmede het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, nr. 299). In deze verdragen worden de procedures omschreven voor het indienen van verzoeken en de gronden waaraan deze getoetst worden.
Is het waar dat Nederlandse servers in beslag zijn genomen? Door wie zijn die servers in beslag genomen en met welke redenen?
De servers zijn door het OM in beslag genomen op Amerikaans verzoek. Het is nu aan de Nederlandse rechter om het OM verlof te geven om het inbeslaggenomene aan de Amerikaanse justitiële autoriteiten te verstrekken. Over de achtergronden van de inbeslagname en over de inhoud van de servers kan ik verder geen mededelingen doen omdat het hier een lopend (buitenlands) onderzoek betreft.
Bent u bekend met Nederlandse journalisten en bloggers die veelvuldig gebruik hebben gemaakt van Megaupload om eigen beeldmateriaal op te slaan en te versturen? Deelt u de mening dat met deze door de FBI-gecoördineerde actie journalisten, bloggers en vele miljoenen internetgebruikers worden gecensureerd? Wat is er met het materiaal van deze journalisten en bloggers gebeurd? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat met het volledig offline halen van sites de persvrijheid en de vrijheid van informatievergaring wordt geschonden? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord op vraag 2 kan internetvrijheid in bepaalde gevallen zoals boven aangegeven beperkt worden. Indien websites zich toeleggen op criminele activiteiten is het in het belang van de bescherming van de rechten van anderen om maatregelen te nemen.
Is dit de eerste zaak waarin de Nederlandse politie en het OM samenwerken met de Department of Justice Task Force on Intellectual Property? Hoe vaak heeft de Nederlandse politie en justitie met deze Amerikaanse taskforce samengewerkt?
Er zijn mij geen eerdere gevallen bekend waarin een Amerikaans rechtshulpverzoek was opgesteld ten behoeve van deze Task Force.
Het censureren van internet |
|
André Elissen (PVV), Jhim van Bemmel (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «RIP Internet: Brein = censuurdictator»?1
Ja.
Deelt u de mening dat providers dwingen om websites te blokkeren censuur is en dat het blokkeren van deze websites in strijd is met het recht op vrije toegang tot internet? Deelt u de mening dat het blokkeren van websites ten koste gaat van de vrijheid van burgers, en dat dit ook het geval is wanneer via deze websites onder andere auteursrechtelijk beschermd materiaal gedownload kan worden? Zo nee, waarom niet?
Bij brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2012 en heb ik aangegeven dat ik mij onthoud van commentaar op deze zaak, omdat deze onder de rechter is. In aanvulling hierop merk ik op dat de huidige wetgeving en jurisprudentie mogelijkheden biedt voor schadevergoeding indien een partij schade lijdt door de tenuitvoerlegging van een vonnis dat later in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd.2
Vindt u het niet vreemd dat Nederland zes euro investeert in vrije communicatie via internet in andere landen terwijl in Nederland censuur wordt toegepast?2 Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om minister Rosenthal te vragen dit geld alsnog in te zetten voor vrij internet in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nederland maakt zich internationaal sterk voor de bevordering van internetvrijheid, waarbij tevens illegaal en crimineel gebruik van internet wordt bestreden. Censuur van internet wordt door Nederland internationaal bestreden, zoals onder meer blijkt uit de verklaring van de 8-9 december 2011 gehouden conferentie in Den Haag over Internetvrijheid.4 Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft 5,9 miljoen euro beschikbaar voor de bevordering van internetvrijheid. Hiervan wordt vanuit het Mensenrechtenfonds 4,9 miljoen euro besteed aan projecten die bijdragen aan een vrijer en toegankelijker internet. De projecten die worden gefinancierd leggen zich toe op training en technische ondersteuning van bloggers en cyberactivisten. Daarnaast zijn er projecten die zich richten op betere bescherming van internetactivisten en mensenrechtenverdedigers in nood. Tijdens de conferentie Freedom Online van 8 en 9 december heeft minister Rosenthal nog 1 miljoen euro toegezegd om noodinternet te faciliteren in repressieve landen als Syrië en Iran. Deze uitgaven zijn naar mijn mening geenszins strijdig met het Nederlands binnenlands beleid, dat is gericht op het bevorderen van een vrij en open internet. Dit houdt in dat ook in Nederland censuur in voorkomende gevallen actief zal worden bestreden. Ik zie dan ook geen reden om de Minister van Buitenlandse Zaken te vragen dit geld in te zetten voor vrij internet in Nederland.
Welke stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat providers in de toekomst gedwongen kunnen worden om websites te blokkeren? Indien u niet van plan bent stappen te ondernemen, kunt u dan aangeven waarom u dat niet van plan bent?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de getroffen providers schade ondervinden van de uitspraak van de rechter doordat abonnementen worden opgezegd, bent u dan bereid deze providers te compenseren wanneer de uitspraak van de rechter vernietigd wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid de aangenomen motie tegen een downloadverbod3 uit te voeren en zodoende met maatregelen te komen om het legale aanbod te bevorderen?
Ik beraad mij nog op een reactie op de motie Bontes en zal uw Kamer daar zo spoedig als mogelijk over informeren.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Nederlandse rechter wanneer u deze vergelijkt met de uitspraak in de zaak Scarlet/SABAM van het Hof van Justitie waarin staat dat providers het internetverkeer van klanten niet hoeven te filteren op auteursrechteninbreuk?4
Ik verwijs hier naar het antwoord gegeven op de vragen 2, 4 en 5, alsmede naar de brief waarin Uw Kamer is geïnformeerd over de gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Scarlet/Sabam.7
Amerikaanse belemmeringen op internetvrijheid |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «US pressured Spain to implement online piracy law, leaked files shows»?1
Ja.
Klopt het dat het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken Europese landen onder druk zet om wetgeving te laten passeren waarbij de vrijheden van internetgebruikers op het spel staan?
Dit is in Nederland niet aan de orde. Wat andere EU-landen aangaat, betreft dit een bilaterale aangelegenheid tussen het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en deze landen.
Hoe beoordeelt u het Amerikaanse wetsvoorstel Stop Online Piracy Act (SOPA)? Kunt u dit toelichten tegen de achtergrond van de internationale conferentie over internetvrijheid die u onlangs heeft georganiseerd in Den Haag? Zo neen, waarom niet?
Bescherming van auteursrechten en internetvrijheid hoeven elkaar niet in de weg te staan. Voor een beoordeling van het wetsvoorstel SOPA wijs ik u op de kamerbrief3 die op 20 januari jl. verstuurd is waarin de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het wetsvoorstel SOPA toelicht. De conferentie Freedom Online van 8 en 9 december richtte zich op het mensenrechtenaspect van internetvrijheid, zoals bescherming van cyberdissidenten en internetactivisten in nood.
Heeft u voor, tijdens of na deze conferentie uw Amerikaanse ambtgenoot gewezen op de bezwaren die er zijn tegen dit wetsvoorstel, dat ook van invloed kan zijn op Nederlandse internetgebruikers?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben Amerikaanse diplomaten naast Spanje ook andere Europese landen, inclusief Nederland en Zweden, onder druk gezet om vergelijkbare wetgeving als SOPA door te voeren?
Nederland is niet benaderd of onder druk gezet door de VS om wetgeving door te voeren.
Hoe beoordeelt u het handelen van de Amerikaanse regering? Bent u bereid bilateraal of in EU-verband de Amerikaanse regering hierop aan te spreken en te wijzen op de vrijheden van internetgebruikers die op het spel staan?
De Amerikaanse regering heeft laten weten dat wetgeving ter bescherming van auteursrechten niet mag leiden tot censuur en dat het het innovatieve karakter van het internet niet in de weg mag staan.
Blokkeren of belemmeren van VOIP door tal van Europese telecomproviders |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Worden in het artikel op Webwereld1 over blokkeren van (Voice over IP) VOIP door Europese telecomproviders voor zover u bekend correcte feiten weergegeven, namelijk dat in minstens 21 van de 27 lidstaten blokkeren of belemmeren van VOIP plaatsvindt door mobiele providers?
Ik beschik niet over feitelijke gegevens over de handelwijze van Europese telecomproviders met betrekking tot VOIP in andere landen. BEREC doet op dit moment onderzoek naar het bestaan van belemmeringen van netneutraliteit in de Europese Unie en publiceert daar binnen enkele weken een rapport over. Ik zal u dat rapport toesturen.
De Europese telecomrichtlijnen schrijven voor dat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten hun abonnees moeten informeren over eventuele beperkingen inzake toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen. Ook moeten ze hun abonnees informeren over wijzigingen in de voorwaarden met betrekking tot deze beperkingen. De Europese telecomrichtlijnen vereisen dus alleen transparantie ten aanzien van beperkingen. Het blokkeren of vertragen van diensten is dus op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden.
Deelt u de mening dat kennelijk sprake is van een binnen Europa wijdverspreide praktijk en dat de huidige Europese telecomrichtlijnen kennelijk nog onvoldoende mogelijkheden bieden om deze vorm van vrijheidsbeperking op internet tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het gebruik van Deep packet inspection (DPI) om te zien of mensen gebruik maken van VOIP-diensten toegestaan binnen de Europese regels? Is dat niet een grote inbreuk op de privacy van gebruikers?
Indien VOIP-diensten afzonderlijk worden getarifeerd, zullen aanbieders VOIP verkeer moeten herkennen. Het afzonderlijk tariferen van VOIP-diensten is op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden. Het verwerken van verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de facturering van abonnees is op grond van de Europese telecomrichtlijnen toegestaan. Ter bescherming van de privacy is in de richtlijnen bepaald dat verwerking van deze gegevens slechts is toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen.
In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (32 549) wordt netneutraliteit voorgeschreven. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, betekent dit dat het afzonderlijk tariferen van diensten als VOIP in Nederland niet meer is toegestaan. Het zal dus straks ook niet meer zijn toegestaan om verkeersgegevens te verwerken ten behoeve van dergelijke vormen van tarifering. Overigens kunnen er wel andere legitieme redenen zijn om te kijken of er sprake is van VOIP-verkeer, zoals om maatregelen te nemen bij congestie (artikel 7.4a Tw).
Bent u bereid om bij eurocommissaris Kroes aan te dringen op aanscherping van de Europese telecommunicatierichtlijnen tot hetzelfde niveau als de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen over netneutraliteit? Bent u eveneens bereid in de eerstvolgende telecomraad uw collega's te wijzen op deze ongewenste praktijken op hun markt en bij hen aan te dringen om maatregelen te nemen?
Ik vind open toegang tot internet voor gebruikers en aanbieders van diensten van groot belang. Ik zal in de Telecomraad, waar mevrouw Kroes ook zitting in heeft, wijzen op het belang van een Europese regeling van netneutraliteit om open toegang tot internet te garanderen.
Is het u tevens bekend dat de drie Nederlandse providers vinden dat dienstenaanbieders als Google, Facebook of andere, geld moeten gaan betalen voor netwerkgebruik van providers?
Ik heb gelezen dat enkele providers die mening zijn toegedaan.
Kunt u bevestigen dat na inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet (32 549), met daarin verwerkt de wijzigingen die betrekking hebben op netneutraliteit, de providers op geen enkele wijze diensten mogen blokkeren of belemmeren, ook niet als dienstenaanbieders niet bereid zijn tot een financiële bijdrage aan het netwerk van de providers?
Ja. Het blokkeren en belemmeren van toegang tot internet is, als het implementatiewetsvoorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer, behoudens enkele uitzonderingen niet meer toegestaan. Het niet financieel bijdragen door aanbieders van diensten via het internet aan het netwerk wordt niet genoemd als uitzondering.
Kunt u uw visie geven op dit soort ontwikkelingen op de telecommarkt? Meent u op basis van de cijfers van mobiele providers dat hun inkomsten zodanig onder druk staan dat discussie over prijsverhogingen voor consumenten of doorberekenen van kosten aan dienstenaanbieders te verklaren zijn?
De groei van het mobiele internet en de druk op de bestaande verdienmodellen (waarbij vooral verdiend wordt aan belminuten en sms’jes, en internet bijzaak is) maken dat aanbieders van (mobiele) internettoegangsdiensten op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen. Het is daarbij belangrijk dat zij de investeringskosten voor onderhoud en uitbreiding van het netwerk kunnen terugverdienen. Die ruimte biedt het wetsvoorstel. Aanbieders zijn vrij om de hoogte van hun tarieven te bepalen en daarbij te differentiëren naar bijvoorbeeld bandbreedte en hoeveelheid dataverbruik.
De Resolutie van de Interparlementaire Unie inzake mevrouw Jonsdottir |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Kent u de Resolutie van de Interparlementaire Unie1 (IPU)? Zo ja, onderschrijft u deze Resolutie?
Ik heb kennis genomen van de resolutie. Het recht van vrije meningsuiting en bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn in de Nederlandse grondwet vastgelegd. Een inbreuk op die rechten is slechts mogelijk in de gevallen bij de wet voorzien. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze rechten niet absoluut zijn, ook niet voor personen die volksvertegenwoordiger zijn. Van belang is dat iedere inperking met de nodige rechtswaarborgen wordt omkleed, hetgeen overigens niet wil zeggen dat betrokkenen altijd vooraf in staat moeten worden gesteld om zich te verzetten tegen het afluisteren of vorderen van gegevens. Dat zou het strafrechtelijk onderzoek immers kunnen schaden.
Wat betreft de casus van het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van informatie door Wikileaks en het vorderen van de Twittergegevens van mevrouw Jónsdóttir ben ik niet op de hoogte van de precieze feiten. Ik onthoud mij dan ook van een oordeel.
Wat vindt u van de door de IPU geuite ernstige bezorgdheid over de wijze waarop Staten parlementariërs van andere Staten in de gaten houden via het gebruik van social media zonder betrokkenen in staat te stellen een onafhankelijk rechterlijk oordeel te vragen over de toelaatbaarheid ervan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke juridische en praktische gevolgen verbindt u aan deze Resolutie? Bent u het met mij eens dat deze Resolutie, gezien de vijfde finale overweging, ertoe oproept passende garanties voor het respecteren van de uitingsvrijheid te bieden, daar beschermende wettelijke maatregelen voor de traditionele uitingen niet lijken te werken voor de bescherming van de uitingsvrijheid in de digitale context? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse rechtswaarborgen voor de vrijheid van meningsuiting en het afluisteren van vertrouwelijke communicatie of vorderen van gegevens zijn naar mijn mening voldoende. Ik zie in de resolutie dan ook geen aanleiding om op nationaal niveau nadere maatregelen te nemen. Gebruikers van sociale media of andere internettoepassingen die buiten Nederland gevestigd zijn dienen zich er rekenschap van te geven dat zij te maken kunnen krijgen met de wetgeving van andere landen, en dat die wetgeving hen mogelijk andere rechtswaarborgen biedt.
Gezien de huidige stand van de internationale discussie over internetvrijheid en het grote aantal betrokken partijen lijkt het op dit moment niet zinvol om in te zetten op een wettelijk verankerde internationale rechtsbescherming voor gebruikers van sociale media. Wel is het haalbaar om met een kleiner aantal gelijkgezinde landen de vrijheid van meningsuiting op internet internationaal op de agenda te zetten. Met dit doel heeft Nederland tijdens de conferentie over internetvrijheid op 8 en 9 december 2011 de Coalitie Freedom Online opgericht. Deze coalitie van 15 landen zal zich in internationale fora hard maken voor naleving van vrijheid van meningsuiting op internet.
Welke gevolgen heeft deze Resolutie voor de op dit moment lopende onderzoeken naar de betrokkenen bij de Wikileaks-affaire?
Het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van vertrouwelijke informatie door Wikileaks vindt niet plaats onder mijn verantwoordelijkheid. Ik ben onvoldoende op de hoogte van dit onderzoek en van de Amerikaanse wetgeving om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Bent u bereid om op nationaal en internationaal niveau initiatieven te nemen om de rechtsbescherming van gebruikers van social media vorm te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven neemt u zich voor?
Zie antwoord vraag 3.
De conferentie van OWASP |
|
André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «1500 Sinterklazen lossen IT problemen op»?1
Ja.
Waarom was er geen vertegenwoordiging van Govcert2 aanwezig bij de gratis toegankelijke conferentie waarbij experts van over de gehele wereld kennis uitwisselden over beveiligingsproblemen waaronder de Nederlandse overheid gebukt gaat? Deelt u de mening dat het goed was geweest voor Nederland als er een vertegenwoordiging van de Nederlandse overheid aanwezig was geweest?
De OWASP Benelux bijeenkomst is een nuttige, maar één van een groot aantal jaarlijks georganiseerde beveiligingsbijeenkomsten. Waar mogelijk, is Govcert.nl vertegenwoordigd bij beveiligingsbijeenkomsten. Govcert.nl is goed aangesloten op de initiatieven die voortvloeien uit OWASP. Zo was OWASP ook prominent aanwezig tijdens het govcert.nl-symposium op 15 en 16 november 2011.
Gaat u alsnog gebruikmaken van de vele lessen die OWASP (Open Web Application Security Project) te bieden heeft, bijvoorbeeld door de beschikbare documentatie te analyseren, eventueel te vertalen en vervolgens te verspreiden over de Nederlandse overheid?
De Nederlandse overheid maakt gebruik van een veelheid aan kennis en informatie over informatiebeveiliging, waaronder die van OWASP. Zo is de kennis van OWASP tijdens het govcert.nl-symposium actief uitgedragen aan de aanwezige vertegenwoordigers uit de Nederlandse overheid. Daarnaast is door OWASP beschikbaar gestelde informatie, verwerkt in het Raamwerk Beveiliging Webapplicaties dat al sinds 2006 door Govcert wordt gepubliceerd en verspreid binnen de Nederlandse overheid.
Tenslotte wordt op dit moment met OWASP samengewerkt bij het opstellen van een publicatie over veilige webapplicaties.
Hoe beoordeelt u het grote verschil in kosten tussen het Govcert-symposium en de OWASP-conferentie? Welk evenement was duurder en welk evenement had meer inhoud en een betere toespitsing op de problemen waar de Nederlandse overheid momenteel mee kampt? Hoe verhoudt dit zich tot de huidige intentie van de regering om meer te doen met minder geld?
Het Govcert symposium had een brede scope, een groot aantal sprekers en gasten afkomstig uit ruim 35 landen en ongeveer 300 organisaties, en was meer toegespitst op de actuele en mogelijke digitale dreigingen en trends voor Nederland.
De conferentie in Luxemburg had een andere opzet en een ander doel.
Gaat u in de toekomst meer inzetten op aansluiting bij de (grotendeels vrijwillige) gemeenschap van beveiligingsexperts, hackers en andere deskundigen die niet per se door de overheid worden betaald? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze aansluiting zoeken?
De Nederlandse overheid en meer in het bijzonder Govcert.nl maakt, binnen de geldende juridische kaders, gebruik van de kennis en expertise uit diverse gemeenschappen van experts en onderzoekers die niet door de overheid worden betaald. Govcert.nl zoekt dergelijke samenwerking bijvoorbeeld bij de beoordeling van Factsheets of Whitepapers over ICT-veiligheid of bij de analyse van kwetsbaarheden van bijvoorbeeld mobiele telefonie. Ook worden regelmatig hackers uitgenodigd bij Govcert.nl.
De ‘big business’ in hoortoestellen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de EU-uitzending over «gehoorapparaten»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat meer dan de helft van de verkochte gehoorapparaten de zogenaamde dure «high end» apparaten zijn, terwijl uit onderzoek blijkt dat 75% van de slechthorenden deze apparaten helemaal niet nodig heeft?
Dit is natuurlijk geen goede zaak. Ik vind het vooral van belang dat de gebruiker voor zijn specifieke hoorbehoefte een adequaat hoortoestel ontvangt. Dit zal afhangen van de mate van zijn gehoorverlies, maar net zo belangrijk voor de keus van een hoortoestel zijn de zogenaamde luistertaken en de luisteromgeving van de gebruiker. De zorgvraag van de gebruiker moet dus leidend zijn voor de oplossingsrichting. Vervolgens zou er een zo doelmatig mogelijke oplossing geboden moeten worden.
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen inkoop- en verkoopprijzen?
Ik neem aan dat de vragensteller doelt op de ogenschijnlijk ruime marge tussen de inkoopprijs en de consumentenprijs van sommige hoortoestellen. Ik denk dat hier een aantal factoren aan bijdragen. Ten eerste is er sprake van een vrije en concurrerende markt van hoortoestellen, de consumentenprijs is daarmee het resultaat van marktwerking. Audiciens kunnen scherp inkopen wanneer ze grote hoeveelheden bij een fabrikant afnemen. Dit lijkt het geval te zijn bij de grotere audicienketens.
Een tweede factor die mede de consumentenprijs bepaalt, zijn de geleverde diensten voor het aanpassen van, de nazorg bij en de service aan het toestel. Zowel het aanpassen als de nazorg en de service behorende bij het hoortoestel zijn in de consumentenprijs verdisconteerd. Het aanpassen van een hoortoestel is overigens minstens zo belangrijk als het toestel zelf. De begeleiding en interactie met de gebruiker en de interpretatie van de ervaringen van de gebruiker zijn hierbij essentieel.
Of bij hoortoestellen sprake is van een grote marge tussen de inkoopprijs en de consumentenprijs, kan ik niet beoordelen. Onderlinge concurrentie, die inherent is aan marktwerking, zou een prijsverlagend effect moeten bewerkstelligen. Als dit niet gebeurt omdat er bijvoorbeeld ongeoorloofde prijsafspraken worden gemaakt, dan zijn de partijen in overtreding. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) ziet hier op toe.
Hoe gaat u zorgen voor meer transparantie in kwaliteit en prijs in deze markt?
Zoals ik in het vorige antwoord al aangaf, is hier sprake van vrije marktwerking. Dit betekent dat het de aanbieder van een hoortoestel vrij staat om zijn prijs te bepalen. Transparantie over de inkoopprijs in geval van een vrije concurrerende markt is niet mogelijk, in die zin dat deze transparantie niet af te dwingen is.
Wat betreft de vraag over transparantie over kwaliteit, hier zie ik een rol weggelegd voor de zorgverzekeraar. Een zorgverzekeraar stelt in zijn reglementen vast wie de zorg mag leveren. Het is aan de zorgverzekeraar om de kwaliteit van het aanmeten van hulpmiddelen te beoordelen. Zorgverzekeraars stellen bovendien bepaalde kwaliteits- of erkenningseisen aan leveranciers van hulpmiddelen. De verzekeraar ziet er op toe dat voldaan wordt aan de gestelde eisen.
Ik merk dat zorgverzekeraars dit ook serieus oppakken. Een van de grotere zorgverzekeraars in Nederland heeft in het afgelopen jaar veel vooruitgang geboekt op het gebied van kwaliteit door, samen met KNO-artsen en andere betrokkenen, specifieke aspecten van de opleiding en de dienstverlening van audiciens (verder) te verbeteren. Daarnaast zijn Zorgverzekeraars Nederland, de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland en de patiëntenorganisaties in een vergevorderd stadium met het ontwikkelen van een protocol hoorzorg. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de relevante partijen binnen de hoorzorg. Dit protocol moet een relevante bijdrage leveren in het waarborgen en het bieden van transparantie over de kwaliteit binnen de hoorzorg.
Bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar mogelijke kartelvorming in deze markt?
In Nederland hebben we een onafhankelijke autoriteit die toezicht houdt op de marktwerking, de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Dit is een onafhankelijke instantie. Dit betekent dat de NMa zelf bepaalt of (en wanneer) onderzoek naar een mogelijke kartelvorming gestart wordt. Lopende onderzoeken vinden in vertrouwelijkheid plaats. Ik zal de hoortoestellenmarkt onder de aandacht brengen van de NMa.
Waarom maakt u geen haast met het afschaffen van de vergoedingslimieten zodat de zorgverzekeraars scherp kunnen inkopen?
In mijn brief aan uw Kamer van 28 november 2011 (kenmerk 2011Z24361) heb ik uitgelegd dat ik het komende voorjaar zal beslissen over het advies van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) over hoortoestellen2. Het CVZ adviseerde onder meer af te stappen van de vaste vergoedingslimieten en een percentuele eigen bijdrage in te voeren. Dit advies vormde vorig jaar geen onderdeel van het Pakketadvies 2011. Het CVZ-advies over hoortoestellen is mij circa twee maanden later aangeboden. Aangezien de besluitvorming over de te verzekeren zorg voor het jaar 2012 op dat moment zo goed als rond was, heb ik besloten het CVZ- advies over hoortoestellen in een later stadium in beschouwing te nemen en daarmee ook de beslissing over het al dan niet afschaffen van de vergoedingslimieten. Mijn reactie op het CVZ-advies over hoortoestellen zal ik meenemen in mijn reactie op het CVZ Pakketadvies 2012, dat ik in het komende voorjaar verwacht. Ik geef er de voorkeur aan uw Kamer eenmaal per jaar, in het voorjaar, te informeren over pakketmaatregelen. Overigens zou de huidige vaste vergoedingslimiet de zorgverzekeraar niet hoeven te belemmeren om nu al scherp in te kopen.
Een vermeend programma geïnstalleerd op smartphones dat de gebruiksgegevens van telefoongebruiker |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»1 en het artikel «Nederlandse Android-smartphones bevatten geen «provider-spyware»»?2
Ja.
Wat is uw oordeel over de in de artikelen beschreven software? Is dergelijke software in strijd met Nederlandse (privacy)wetgeving?
Voor de beantwoording van uw vragen 2 en 3 verwijs ik naar mijn antwoorden op de kamervragen van het lid Gesthuizen3 ingezonden op 2 december 2011.
Kunt u uitsluiten dat het programma Carrier IQ op enige mobiele telefoon in Nederland geplaatst is? Zo nee, is dat voor u reden een onderzoek hiernaar op te starten en eventuele aanwezigheid aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Een geheime keylogger op 141 miljoen smartphones |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Klopt het bericht dat het bedrijf Carrier IQ miljoenen smartphones heeft uitgerust met geheime spyware, zoals vermeld staat in het artikel «Geheime keylogger op 141 miljoen smartphones»?1
Vanuit Nederland valt niet wereldwijd te onderzoeken op hoeveel smartphones software van Carrier IQ is geïnstalleerd. Carrier IQ geeft zelf aan dat het software voor mobiele apparaten zoals smartphones levert waarmee de prestaties van het apparaat worden geteld en samengevat (www.carrieriq.com). Het bedrijf stelt dat daarbij geen toetsaanslagen worden vastgelegd noch «tracking tools» worden verschaft. Deze gegevens worden volgens Carrier IQ versleuteld verstuurd naar aanbieders of fabrikanten die klant zijn van het bedrijf, die daarmee hun dienstverlening aan de gebruiker van het apparaat willen verbeteren.
Bent u ervan op de hoogte of dit bedrijf ook in Nederland gegevens verzamelt door smartphones te voorzien van software die dienst doet als keylogger, sms-berichten onderschept en sms-berichten en https-verkeer registreert? Zo ja, worden er door dit bedrijf wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor het installeren van software die, zonder medeweten van de gebruiker, een registratie maakt van toetsaanslagen, sms-berichten en https-verkeer, wenselijk is?
Gezien de grote aantallen in gebruik zijnde smartphones, waarvan een deel buiten Nederland is gekocht en de grote vraag bij het publiek naar diverse veranderende typen en modellen smartphones, is het niet mogelijk om een 100% sluitend onderzoek naar alle in Nederland voorkomende smartphones te doen.
Vanuit het Ministerie van EL&I en vanuit de Onafhankeljke Post en Telecommunicatie Autoriteit is afzonderlijk navraag gedaan bij aanbieders in Nederland van smartphones naar het gebruik van vergelijkbare programmatuur en vergelijkbare werkwijzen. Daarnaast heeft de branchevereniging ICT~Office navraag gedaan bij zowel aanbieders als fabrikanten. Deze vraagstellingen zien dus op meer dan alleen de programmatuur van Carrier IQ. De resultaten daarvan geven aan dat voor zover deze aanbieders en fabrikanten bekend is dergelijke programmatuur niet aanwezig is op smartphones op moment van levering aan of van aankoop door de gebruiker in Nederland. Om die reden bestaat er voor mij geen aanleiding om na te gaan hoe een eventueel verbod op het installeren van de in de vraag omschreven software zich verhoudt tot de al bestaande bepalingen uit de Wet computercriminaliteit en de Wet bescherming persoonsgegevens.
Is het waar dat Carrier IQ de verzamelde data niet alleen doorgeeft aan haar klanten maar deze informatie ook verkoopt aan derden? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer onwenselijk is omdat het een inbreuk doet op de privacy en de veiligheid van de smartphone-eigenaar?
Carrier IQ geeft zelf aan dat het geen informatie verkoopt aan derden (www.carrieriq.com).
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Mocht toch blijken dat dergelijke programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan ligt het op de weg van het College bescherming persoonsgegevens, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit of het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er vanuit hun verantwoordelijkheden aanleiding is onderzoek te doen naar het verzamelen van gegevens door Carrier IQ en de eventuele doorgifte van gegevens aan derden. Ik verwijs tenslotte naar onze antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van het lid Gesthuizen van uw Kamer (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel handelingen, nr. 2427, antwoord 3).
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat het onmogelijk blijkt te zijn om de geheime afluisterdienst uit te zetten via een normale, door de consument te begrijpen manier? Deelt u de mening dat deze software op iedere smartphone kosteloos verwijderd dient te worden? Op welke manier kan de consument eventueel geleden schade op het bedrijf verhalen?
Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn deze vragen voor zover mij thans bekend voor Nederland niet aan de orde. Mocht toch blijken dat de programmatuur voorkomt op in Nederland geleverde smartphones, dan is van belang dat volgens berichtgeving op internet de handelingen die nodig zijn om de software uit te zetten niet in alle gevallen gelijk zijn.
Programmatuur dient, waar dat relevant is, door de gebruiker kosteloos verwijderbaar te zijn. Consumenten kunnen met hun klachten over een product terecht bij de verkoper van het product of bij de dienstverlener, die het product in combinatie met een dienst heeft aangeboden. Er bestaat recht op schadevergoeding indien de wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en de consument door deze toerekenbare tekortkoming schade heeft geleden. De consument zal deze schade moeten kunnen aantonen. De beoordeling van deze aspecten en of schadevergoeding dient te worden toegekend is in eerste instantie aan partijen en uiteindelijk aan een geschillencommissie of aan de rechter.
Bent u ervan op de hoogte of de smartphones die binnen overheidsinstanties gebruikt worden voorzien zijn van deze spyware? Kunt u garanderen dat er geen overheidsinformatie afgetapt is die de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar kan brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verschillende overheden hebben ook binnen het contract van OT2010 de mogelijkheid om zelf de soorten toestellen te kiezen die het beste bij deze organisaties passen. Hierdoor zijn vele soorten toestellen van veel merken bij de overheid in gebruik. Gezien mijn antwoord op vraag 2 zijn er momenteel geen aanwijzingen dat de veiligheid van de Nederlandse bevolking in gevaar is gebracht als gevolg van deze programmatuur. Ik acht het wel van belang om dit onderwerp via de geëigende kanalen (zoals het I-NUP-programma en het Kenniscentrum Nederlandse Gemeenten voor de gemeenten) onder de aandacht laten brengen.
Is er bij u andere software bekend die via smartphones en tablets privacygevoelige gegevens bijhoudt, opslaat of anderszins verzamelt? Bestaat dergelijke software ook voor Iphone-apparatuur?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2. Er bestaat wel programmatuur die door fabrikanten gebruikt wordt ten behoeve van storingsdiagnose, reparatie of herstel. Dit soort programmatuur bestaat overigens voor ieder type ICT apparatuur bedoeld voor het invoeren van gegevens door de gebruiker. De fabrikant dient de klant te informeren als dergelijke programmatuur is geïnstalleerd of ingezet gaat worden, waarbij de klant altijd de gelegenheid moet worden geboden dit te weigeren.
Google en het ongevraagd gebruik maken van gebruikersdata voor GPS-diensten |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat Google, Apple en andere bedrijven ongevraagd gebruik maken van Android telefoons van consumenten om wifi-locatie data te verzamelen voor GPS-diensten, zoals vermeld staat in het artikel «How Google -and everyone else- gets Wi-Fi location data»?1
Fabrikanten van besturingssystemen voor mobiele telefoons waaronder Google (Android), Apple (iOS) en Microsoft (Windows Mobile) zijn in staat om via de draadloze netwerktoegang Wifi-routers te detecteren en gegevens over deze Wifi-routers (zoals MAC-adres en signaalsterkte van de Wifi router) te verzamelen en op te slaan. De genoemde fabrikanten gebruiken de gegevens over (de nabijheid van) wifi-routers als bron voor geolocatiediensten, vaak in combinatie met andere bronnen zoals GPS (satellietplaatsbepaling) en zendmasten (plaatsbepaling door contact met zendmasten van telecom operators).
Bent u ervan op de hoogte of deze bedrijven ook in Nederland ongevraagd data verzamelen? Zo ja, worden er door deze bedrijven wetten en regels overtreden? Zo nee, deelt u de mening dat een verbod voor ongevraagd en ongeautoriseerde data- verzameling over (in dit geval de locatie van) personen, en ook ongevraagd en ongeautoriseerd doorgifte van data aan derden, wenselijk is?
Nee. Een dergelijk specifiek verbod is niet nodig. De Wet bescherming persoonsgegevens biedt de toezichthouder voldoende ruimte om in een concreet geval een verbod op te leggen, mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Ik verwijs u in dit verband naar mijn brief aan uw Kamer van 20 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 32 761, nr. 15).
In hoeverre dienen bedrijven expliciet toestemming te vragen aan de eigenaar van de telefoons en tablets om gebruik te maken van de data van deze apparaten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het algemeen geldt dat de verplaatsingsgegevens van smartphones gevoelige gegevens zijn. De samenwerkende Europese toezichthouders op de bescherming van persoonsgegevens (verenigd in de Artikel 29-werkgroep) hebben in opinie WP185 van 16 mei 2011 (Opinion on geolocation services on smart mobile devices) vastgesteld dat voorafgaande toestemming de enige grondslag is voor het verzamelen en verwerken van verplaatsingsgegevens van mensen. In diezelfde opinie hebben de toezichthouders ook aangegeven dat bedrijven een gerechtvaardigd belang kunnen hebben bij het verzamelen en verwerken van (statische) gegevens met betrekking tot Wifi-routers, mits zij voldoende waarborgen aanbieden, zoals adequate informatie en een opt-out.
Het registreren van routers |
|
André Elissen (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel: «5 misverstanden over Google's router opt-out»?1
Ja.
Deelt u de analyse van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) dat ten aanzien van het verzamelen van routerdata artikel 8 onder F, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is en dat dus krachtens de Nederlandse wet een «opt-out» volstaat? Zo nee, welke andere interpretatie is er volgens u mogelijk en kan hieruit de verplichting voor een opt-in blijken? Bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen, te meer het op grote schaal verzamelen en aggregeren van gegevens die in potentie de privacy kunnen schaden steeds vaker voor komt?
Ja. Artikel 8 onder f van de Wbp biedt een grondslag voor het verzamelen en verwerken van routerdata. De onderzochte verwerking betreft de combinatie van het MAC-adres (het unieke nummer van de wifi-router) in combinatie met de berekende locatie van de wifi-router. Deze verwerking is van andere aard dan bijvoorbeeld de verwerking van gegevens over surfgedrag met behulp van cookies of de locatiegegevens van smartphones. Deze verwerking brengt derhalve in tegenstelling tot gegevens die informatie verschaffen over het gedrag van de betrokkene geen grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer met zich mee.
Bij de belangenafweging tussen enerzijds de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en anderzijds het belang van de verantwoordelijken die gegevens willen verwerken speelt de mate van gevoeligheid van de gegevens die de verantwoordelijke wil verwerken een rol, evenals de waarborgen die de verantwoordelijke heeft getroffen voor een zorgvuldig gebruik van de gegevens. Een belangrijke waarborg is transparantie, duidelijke informatie aan betrokkenen voor welk gerechtvaardigd doel hun persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt. Een andere veelvoorkomende waarborg is de mogelijkheid van een opt-out.
Kunt u één of meer scenario’s schetsen waarbij het verzamelen en publiceren van Service Set Identifier (SSID)»s (in combinatie met samenhangende gegevens, zoals de locatie) resulteert in een aantasting van de privacy? Kunt u hierbij rekening houden met de mogelijkheid om deze gegevens met andere databestanden te combineren?
Het CBP heeft in zijn rapport van definitieve bevindingen als voorbeeld genoemd dat het MAC-adres van de wifi-router, eventueel samen met het SSID, in combinatie met de locatiegegevens gebruikt zou kunnen worden om een persoon te stalken. Het CBP heeft vastgesteld dat het verzamelen en verwerken van SSID’s niet noodzakelijk is voor het kunnen aanbieden van de geolocatiedienst, en heeft Google een last opgelegd om alle in Nederland verzamelde SSID’s te vernietigen.
Deelt u de mening dat een «opt-in» (in tegenstelling tot een «opt-out») een veel kleinere inbreuk op de privacy inhoudt en dat een «opt-in», door bijvoorbeeld het SSID op «_yesmap» te laten eindigen, vanuit privacyperspectief een betere optie is dan de door Google voorgestelde «_nomap»? Zo nee, waarom niet? Denkt u dat huidige regelgeving volstaat?
Vanuit het perspectief van betrokkenen is een opt-in (toestemming) vaak te verkiezen boven een opt-out (verzet). Echter, zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 2 biedt de Wbp naast het toestemmingsvereiste ook de mogelijkheid om te volstaan met een opt-out constructie. Het gaat dan om diensten, waarbij het bedrijfsbelang van de verantwoordelijke in het algemeen opweegt tegen het recht op bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. Aangezien ik met het CBP van mening ben dat met het verzamelen van routergegevens geen aanzienlijke inbreuk op de privacy wordt gemaakt deel ik de in uw vraag verwoorde mening niet. In de reeds toegezegde brief aan uw Kamer naar aanleiding van de Motie Van Toorenburg e.a. (Kamerstukken II 2011/12 32 761, nr. 12) zal ik hier nader op ingaan.
Deelt u de stelling uit het artikel dat bedrijven als Microsoft, Apple, Blackberry en Skyhook in overtreding zijn? Bent u bereid het Cbp te vragen dit te onderzoeken? Zo nee, bent u dan bereid een strafrechtelijk onderzoek in te stellen? Zo nee, waarom niet? Welke bedrijven zijn er nog meer in overtreding wanneer het gaat om het verzamelen van gegevens van routers? Wat bent u van plan hieraan te gaan doen?
Het oordeel of de in het artikel genoemde bedrijven in overtreding zijn is aan het CBP. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder die zelf kiest bij welke bedrijven en instellingen het onderzoek doet en die bovendien exclusief bevoegd is ten aanzien van de handhaving de Wbp. Er is geen aanknopingspunt voor strafrechtelijk optreden. Ik beschik niet over gegevens welke bedrijven gegevens van routers verzamelen.
De afpersing bij telefoonabonnementen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Bent u bekend met het probleem dat jong-volwassenen door criminelen gedwongen worden telefoonabonnementen af te sluiten, soms meerdere op een dag, waarna zij het dure toestel in moeten leveren en zelf vastzitten aan hoge abonnementskosten en soms gesprekskosten die zij vaak met geen mogelijkheid kunnen betalen?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat vooral mensen met een (licht) verstandelijke beperking het slachtoffer zijn van deze afpersing?
Ik heb geen specifieke informatie op grond waarvan kwantitatieve uitspraken over dit fenomeen gedaan kunnen worden. Telefoonmaatschappijen werken samen met de politie om de omvang nader in kaart te brengen en te bezien wat mogelijke proportionele en effectieve maatregelen zijn die dit soort afkeurenswaardige praktijken zouden kunnen verminderen of voorkomen. Voor het idee om op scholen aandacht te geven aan het probleem en voorlichting te verbeteren geldt eveneens dat de maatregelen proportioneel en effectief moeten zijn. Ik wijs er in dit verband bijvoorbeeld op dat jongeren onder 18 jaar in beginsel geen abonnement kunnen afsluiten zonder toestemming van ouders en dat daarom het aandacht schenken op scholen aan dit probleem minder direct effectief is. Voor vragen over fraude kunnen jongeren ook terecht bij de fraudehelpdesk www.fraudehelpdesk.nl). Deze helpdesk is de landelijke vraagbaak over alles op het gebied van fraude.
Welke mogelijkheden ziet u om kwetsbare mensen, vaak jong-volwassenen met een licht verstandelijke beperking, tegen deze criminele praktijken te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat het een goede zaak zou zijn wanneer aan dit probleem aandacht zou worden besteed op scholen? Hoe gaat u er voor zorgen dat de voorlichting verbetert?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de telefoonmaatschappijen meer zouden kunnen en moeten doen om deze vorm van afpersing te voorkomen? In hoeverre zou van telefoonmaatschappijen verlangd kunnen worden dat zij enig onderzoek doen naar de vraag of de betreffende jongere zich het verlangde abonnement kan veroorloven en of er mogelijk sprake is van afpersing?
Indien de medewerkers van de telefoonmaatschappijen signalen krijgen dat een persoon wordt gedwongen om een abonnement af te sluiten, kunnen ze aan de betrokken persoon aangeven dat zij het abonnement niet zullen afsluiten. Wij hebben van de telefoonmaatschappijen begrepen dat deze problematiek ook al hun aandacht heeft. Zo worden winkelmedewerkers door de bedrijven getraind dergelijke situaties te herkennen.
Wat betreft het onderzoeken van de vraag of de betreffende jongere zich wel een abonnement kan veroorloven verwijs ik naar het antwoord op vragen 6 en 7.
Zouden de telefoonaanbieders zich niet opnieuw moeten aansluiten bij het Bureau Kredietregistratie, om in ieder geval te voorkomen dat dure abonnementen worden verstrekt aan mensen die zich dit eigenlijk niet kunnen veroorloven omdat aan hen reeds teveel krediet is verstrekt?
Telecombedrijven hebben hun eerdere deelname aan BKR weloverwogen beëindigd. Zij hadden naar hun oordeel onvoldoende zeggenschap over wat er met hun gegevens binnen BKR gebeurde. Dat leidde vaak tot boze consumenten die bijvoorbeeld geen hypotheek konden krijgen, omdat er ooit een achterstand op het betalen van een telefoonrekening was ontstaan.
Ik heb van de bedrijven vernomen dat wordt verkend of het haalbaar en effectief zou zijn om Preventel, het samenwerkingsverband van de telecomsector met als doel om te voorkomen dat klanten betalingsverplichtingen aangaan die zij niet kunnen dragen, op een adequate wijze kan worden aangevuld met informatie die zaken als afpersing bij telefoonabonnementen (gedacht kan worden aan meerdere aanvragen in korte tijd) en andere vormen van telecomfraude kan verminderen.
Welke andere mogelijkheden ziet u om te voorkomen dat op een dag meerdere dure abonnementen worden afgesloten, onder dwang, op naam van iemand die met geen mogelijkheid aan die betalingsverplichting kan voldoen?
Zie antwoord vraag 6.
Waarom neemt de politie dergelijke zaken meestal niet in behandeling en wordt niet eens proces-verbaal opgemaakt, met het argument dat het slachtoffer zelf gekozen heeft voor het telefoonabonnement? Bent u bereid er op toe te zien dat de politie actief werk gaat maken van het opsporen van de mensen (naar verluidt vaak jeugdige criminelen) die zich schuldig maken aan deze vorm van afpersing? Zo niet, waarom niet?
De politie neemt wel degelijk aangiftes op. Het is echter zo dat bij deze aangiftes vaak dusdanig summiere informatie wordt geleverd betreffende de (vermeende) bedreigers dat hier onvoldoende opsporingsindicatie in zit voor nader onderzoek. Zoals vermeld in het antwoord op vragen 3 en 4 is de politie is in overleg met de telefoonmaatschappijen om de kwestie nader in kaart te brengen.
De aanschaf van 500 Google Apps-accounts door het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klopt het bericht dat het ministerie van Buitenlandse Zaken, zonder pilot, 500 Google Apps-accounts aanschaft om mailcommunicatie in geval van calamiteiten te garanderen, zoals vermeld staat in het artikel «Buitenlandse Zaken kiest Gmail als terugvaloptie»?1
Ja.
Welke ministeries maken er ook gebruik van Google Apps-accounts? Wat zijn de ervaringen van deze ministeries?
Momenteel maakt geen ander ministerie gebruik van Google Apps-accounts.
Welke overwegingen heeft u doen besluiten om te kiezen voor dit specifieke systeem? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien calamiteiten zich voordoen dient in elk geval de normale, niet-gerubriceerde, e-mailcommunicatie van Buitenlandse Zaken met de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland door te kunnen gaan. Als back-up systeem is daarvoor indertijd Google Apps gekozen, omdat deze door Google geleverde dienst op Open Standaarden is gebaseerd, relatief goedkoop is, wereldwijd een hoge toegankelijkheid, beschikbaarheid en capaciteit garandeert en een minimale beheerlast vraagt van de ICT-organisatie.
Welke alternatieve systemen heeft u nog meer onderzocht? Op welke grond zijn deze systemen minder goed bevonden dan het Google Apps-accounts systeem? Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2009 waren er geen prijstechnisch verantwoorde Europese e-mail clouddiensten met wereldwijde dekking en zakelijke beschikbaarheidsgaranties.
Bent u bekend met de risico’s voor de privacy en veiligheid bij het gebruik van clouddiensten zoals eerder zijn gemeld door de AIVD?2 Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om de privacy en veiligheid te waarborgen?
Ja. Conform vigerende regels voor het verwerken van privacygevoelige en andere vertrouwelijke informatie, mogen gebruikers geen privacygevoelige of andere vertrouwelijke informatie delen via Google Apps-accounts.
Kunt u garanderen dat ondanks het rapport van de AIVD, waarin zij beschrijft dat het gebruik van clouddiensten (zoals die van Google) eenvoudig toegankelijk zijn voor buitenlandse geheime diensten en opsporingsinstanties, het gebruik van Google Apps-accounts geen risico vormt voor de privacy en veiligheid van mensen?
Ja, zie het antwoord op vraag 5.
Voor de mate van garantie voor beveiliging van clouddiensten verwijs ik tevens naar de beantwoording van de Kamervragen 2011Z151833 gesteld door lid Gesthuizen (SP), 2011Z151244 gesteld door lid Schouw (D66) en 2011Z152415 gesteld door lid Elissen (PVV) door de minister van Veiligheid en Justitie.
Klopt het bericht dat er ook Nederlandse ambassades gebruik maken van Google Apps-accounts? Zo ja, welke ambassades betreft dit? Op welke manier is zowel de privacy als de veiligheid gewaarborgd?
Google Apps accounts kunnen worden ingezet als back-up voor communicatie met de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland. Voor borging van privacy en vertrouwelijke informatie verwijs ik naar het antwoord op de vragen 5 en 6.
Zijn uw ministeries of zijn andere ministeries zich eveneens (op aanvullende wijze) concreet aan het voorbereiden op een noodtoestand die het gevolg is van een overstroming? Zo ja, op welke wijze?
Alle ministeries werken aan een goede voorbereiding op verstoring van ICT en elektriciteit (ongeacht de oorzaak) door het opstellen van continuïteitsplannen. In deze plannen wordenweerbaarheid maatregelen opgenomen om de continuïteit van de kritieke processen van de ministeries te borgen.
Hierover zal in het voorjaar van 2012 aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid.
Het gebruik van Europese technologie bij mensenrechtenschendingen |
|
Alexander Pechtold (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Wat is uw reactie op de rol die Europese bedrijven spelen bij het censureren van informatie, het opsporen van mensen, en het inbreken in privé communicatie in landen als Syrië, Iran, Bahrein en Egypte?1
Zoals ik ook heb aangegeven in de brief2 over mijn inzet op het gebied van internetvrijheid, acht ik het van het groot belang dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen voor de bescherming van mensenrechten in het buitenland. Voor de bevordering van internetvrijheid geldt dat in het bijzonder voor bedrijven die technologie, hardware en software produceren die zowel goed- als kwaadschiks kan worden gebruikt door overheden.
Kunt u bevestigen dat het uitgesloten is dat Nederlandse bedrijven in de ICT, security software en Telecom-sector een rol spelen in het faciliteren van mensenrechtenschendingen in derde landen?
Nee. De meeste goederen die naast lawful interception ook voor dergelijke mensenrechtenschendingen gebruikt kunnen worden, kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Hoewel het exacte eindgebruik dus onbekend is, is het onwaarschijnlijk dat Nederlandse internetbedrijven een rol spelen bij het faciliteren van mensenrechtenschendingen. Naar aanleiding van vragen van het lid El Fassed3 heeft een aantal vooraanstaande Nederlandse internetbedrijven bevestigd zorgvuldig te kijken naar het eindgebruik van hun technologie in derde landen, voordat wordt overgegaan tot leveren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Europese bedrijven in het algemeen en Nederlandse bedrijven in het bijzonder een faciliterende of zelfs directe rol spelen in het schenden van mensenrechten?
In gevallen waar bewijs bestaat dat Europese bedrijven betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen, acht ik dat natuurlijk onwenselijk.
Kunt u toelichten hoe het kabinet op dit moment controleert dat er geen technologieën vanuit Nederland worden geëxporteerd naar overheden die deze technologie gebruiken voor het schenden van mensenrechten? In hoeverre werkt u hierin samen met Europese collega's?
Over welke instrumenten beschikt u om het handelen van Nederlandse bedrijven te monitoren op eventuele schendingen van sancties of het faciliteren van mensenrechtenschendingen?
Kunt u uiteenzetten hoe Nederlandse wetgeving ten aanzien van de export van goederen voor tweeërlei gebruik («dual-use items») zich verhoudt tot het Europese exportmechanisme voor deze goederen? Deelt u de mening dat er meer Europese samenwerking moet zijn om mensenrechtenschendingen door middel van Europese technologie te voorkomen?
Deelt u de mening dat het Nederlands bedrijfsleven een verantwoordelijkheid heeft om in haar bedrijfsvoering proactief rekening te houden met mensenrechten? Ondersteunt u de stelling dat meer transparantie door bedrijven ten aanzien van export en transacties met repressieve overheden noodzakelijk is?
Ja.
Zijn er situaties waarin het mogelijk dan wel wenselijk is om bedrijven (juridisch) aansprakelijk te stellen voor betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen?
De juridische mogelijkheden om bedrijven strafrechtelijk aansprakelijk te stellen worden goed samengevat door professor Castermans en dr. Van der Weide in hun rapport van december 20094: «De Nederlandse wet kent geen uitputtende regeling van de aansprakelijkheid van bedrijven voor betrokkenheid bij schendingen van fundamentele, internationaal erkende rechten. Weliswaar is er een groot aantal regels uitgewerkt in het strafrecht – gebaseerd op verdragen – maar dit geldt vooral voor misdrijven gepleegd binnen de Nederlandse landsgrenzen. Hiervoor is alleen een uitzondering gemaakt voor ernstige misdrijven gericht tegen de menselijkheid, zoals genocide en slavernij, begaan door een natuurlijke persoon of bedrijf. Het bedrijf dat een dergelijke strafrechtelijke overtreding of misdrijf heeft begaan, kan ook voor de burgerlijke rechter door belanghebbenden worden aangesproken, om de schending te staken of om de schade van de slachtoffers te vergoeden.»
In algemene zin is de handhaving van strafrechtelijke aansprakelijkheid voor extraterritoriale handelingen van bedrijven nauwelijks waar te maken; het is een zwaar middel dat bovendien ingrijpt in de soevereiniteit van andere staten. Daarom is strafrechtelijke aansprakelijkheid slechts in de genoemde uitzonderlijke gevallen vastgelegd.
De export van internetfilters en aftaptechnologie |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Herinnert u zich het gesprek dat u dit voorjaar had met de ICT-bedrijven Fox-IT, Group2000 en Digivox naar aanleiding van uw toezegging in antwoord op Kamervragen van het lid El Fassed over de deelname van Europese bedrijven aan een conferentie in Dubai over aftappen en filteren van telecommunicatie?1 2
Ja.
Heeft de toezegging van deze bedrijven, dat zij «overwegen internationale gedragscodes voor de export van internettechnologie te omarmen», al tot concrete stappen van hun kant geleid, zoals aansluiting bij het Global Network Initiative of de ontwikkeling van een toetsbaar beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op basis van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen? Zo niet, waarom niet?
Voordat ik inga op de stappen die de individuele bedrijven hebben gezet, wil ik bevestigen dat het ontwikkelen van een beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen naar zijn aard een verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf is. De rol van de Nederlandse overheid is vooral het stimuleren van bedrijven om de OESO richtlijnen in praktijk te brengen en het bemiddelen bij geschillen tussen bedrijven en stakeholders.
Desgevraagd hebben de door u genoemde bedrijven mij de volgende reacties gestuurd.
Fox IT
«Fox IT is niet langer actief op het gebied van Lawful Interception. Alle activiteiten op dit gebied zijn overgenomen door het Amerikaanse bedrijf NetScout.»
Group 2000
«De principes van de OESO richtlijnen, het Global network initiative evenals de wetgeving in Nederland en de EU zijn breed binnen Group 2000 gecommuniceerd in plenair overleg vergaderingen. Group 2000 hanteert het principe dat voorkomen beter is dan genezen en wenst om die reden actief contact te hebben en te onderhouden in het kader van mogelijk nieuwe richtlijnen c.q. wetgeving. De technologie die we verkopen, beschouwen we primair als technologie die ingezet kan en mag worden in het kader van criminaliteitsbestrijding en de internationale strijd tegen (cyber)terrorisme. Group 2000 heeft geen portfolio aangaande filter technologieën/apparatuur en/of software welke bedoeld zijn in het kader van de vragen vanuit de tweede kamer. Group 2000 is niet geïnteresseerd in kortstondig succes en hecht als grote leverancier in Nederland veel waarde aan haar reputatie, relatie met haar afnemers, de Nederlandse overheid en overheid gelieerde instellingen. Group 2000 hanteert een eigen code of business conduct voor screening van aanvragen voor levering vanuit de Network Forensics portfolio. Hierbij wordt strikt toegezien op het naleven van restricties die gelden op basis van informatie vanuit de Nederlandse overheid,de EU en de USA blacklist.
Er zijn meer dan voldoende voorbeelden van leveranciers uit Europa die technologie hebben verkocht aan «dictatoriale»regimes. Vanuit Group 2000 zijn we voorstander van een «level playing field». Op het moment dat partijen uit de EU het beleid hebben geschonden zouden deze partijen voor lange termijn ook door de EU overheden uitgesloten moeten worden van deelname aan tenders.»
Digivox
«Allereerst willen we duidelijk stellen dat Digivox géén technologie levert of ontwikkelt waarmee websites, e-mailverkeer, of telefoonverkeer kunnen worden geblokkeerd.
De «tapsystemen» die tot nu toe door DigiVox zijn geleverd vallen onder de zogenaamde «lawful interception» (LI) categorie, dat wil zeggen dat alleen de communicatie van een specifiek persoon kan worden getapt en dus bijvoorbeeld niet alle telefoongesprekken naar of binnen een bepaald land.
Voordat DigiVox overgaat tot levering van een LI systeem raadplegen we verschillende bronnen op het internet over de mensenrechtensituatie in het betreffende land en dan in het bijzonder of er sprake is van politieke gevangenen.
Ook wordt in twijfel gevallen contact gezocht met EL&I. Afhankelijk daarvan wordt besloten wel of niet tot levering over te gaan.
Tevens vragen we om een end-user certificaat waarbij de eindgebruiker (overheid) schriftelijk verklaart dat de LI systemen alleen ingezet worden voor het bestrijden van criminaliteit en terrorisme.
Deze clausule is ook opgenomen in het supportcontract voor het LI systeem,dat jaarlijks verlengd dient te worden.
De genoemde richtlijnen zoals die vermeld staan in «Global Network Initiative» en de «OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen» zijn bekend bij DigiVox en worden meegenomen in de afweging om al dan niet zaken te doen met een overheidsinstantie.»
NetScout
«Statement on LI export
In October 2011 NetScout Systems, Inc. acquired FoxReplay BV, a former subsidiary of Fox-IT BV. FoxReplay BV is active in CyberIntelligence, Information Assurance, Lawful Intercept and general security practices.
As a public company, NetScout Systems, Inc. complies with applicable restrictions under U.S., Dutch, and other foreign laws including those laws and regulations relating to importing and exporting technology, products, services, and regulated information. NetScout has a strong policy and program in place to ensure compliance with applicable export controls.
Besides complying with relevant export laws, NetScout endorses an extensive Code of Business Conduct to summarize the standards that apply to all employees with regards to the way business is done. The company has issued this Code to promote honest and ethical conduct throughout its organization, to deter wrongdoing, and to promote fair dealing with all those with whom it does business. All employees certify to their compliance with the Code.
As a result of its acquisition of FoxReplay BV and its increased presence in the EU, NetScout is reviewing its practices and procedures with regards to exports. The company plans to complete the review and make any necessary changes by the end of the year.
In the meantime, NetScout shall continue to maintain existing processes that are in place today to comply with laws and regulations.»
Wilt u uw antwoorden op vraag 2 uitsplitsen per bedrijf en ook de door NetScout Systems overgenomen aftapdivisie van Fox-IT meenemen in het overzicht?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u reden om nieuwe actie te ondernemen in de richting van de genoemde bedrijven, nu de regering de naleving van internationale gedragscodes voor de export van internettechnologie als een «noodzakelijke stap» ziet? (zie noot 1).
Ik zet mij er in Europees verband samen met de minister van Buitenlandse Zaken voor in om artikel 4 van de dual-useverordening uit te breiden. Hierdoor zou het mogelijk worden een ad-hoc vergunningplicht op te leggen voor individuele gevallen indien er aanwijzingen zijn dat de goederen geheel of gedeeltelijk zullen worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. De Europese Commissie en verschillende lidstaten hebben enthousiast gereageerd op deze suggestie van Nederland, die naar verwachting begin 2012 door de Commissie zal worden opgenomen in een voorstel tot aanpassing van de dual-use verordening.
Daarnaast zet Nederland zich er ook via fora voor in om bedrijven te stimuleren hun verantwoordelijkheid te nemen voor respect voor mensenrechten online. Dit was dan ook een van de centrale onderwerpen van de conferentie over internetvrijheid die de minister van Buitenlandse Zaken op 9 december jl. organiseerde. Naast vertegenwoordigers van landen, NGO’s, internationale organisaties en bloggers waren ook de bedrijven AT&T, British Telecom, Ericsson, Facebook, Google, Nokia Siemens, Vodafone, XS4ALL, Yahoo! en Ziggo aanwezig. Kern van de discussie was hoe bestaande gedragscodes – zoals de Global Network Initiative, Silicon Valley Standard en het Ruggie Framework – aanknopingspunten bieden voor bedrijven om ervoor te zorgen dat hun technologie niet kan worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen. Een aantal van de aanwezige bedrijven benadrukte dat bedrijven gebruikers op de eerste plaats moeten zetten. Daarnaast drongen diverse deelnemers aan op bindende regelgeving, zoals hierboven geschetst ten aanzien van «dual use» technologieën binnen de EU.
De aansluiting van kleine, lokale netwerken zonder veiligheidsrisico’s op het digitale Klic-systeem van het Kadaster |
|
Erik Ziengs (VVD), Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Klopt het dat, ondanks uw toezegging dat er in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) een uitzondering bestaat voor de kleine, lokale netwerken zonder veiligheidsrisico’s (zoals recreatiebedrijven), er door het Agentschap Telecom nog steeds gehandhaafd wordt bij recreatiebedrijven? Klopt het dat de dwangsommen kunnen oplopen tot wel € 100 000 voor een MKB-bedrijf?1
In de registratie van beheerders van netten bij de Dienst voor openbare registers en het kadaster stond één recreatiebedrijf geregistreerd. Deze beheerder heeft deze registratie zelfstandig uitgevoerd en was ook al in het vrijwillige systeem van KLIC opgenomen. Na schriftelijk en telefonisch contact met dit recreatiebedrijf, waarin de wettelijke bepalingen zijn doorgenomen, is de registratie van deze beheerder beëindigd. Er is dus geen sprake van handhaving gericht op recreatiebedrijven. Het bedrag waaraan gerefereerd wordt, is de wettelijk bepaalde maximale hoogte van de bestuurlijke boete.
Klopt het dat onder de huidige wet- en regelgeving recreatiebedrijven aan de WION moeten voldoen ondanks het ontbreken van veiligheidsrisico’s en maatschappelijk belang? Hoe verhoudt zich dit tot uw eerdere antwoorden dat er onder de huidige wet- en regelgeving uitzonderingen mogelijk zijn voor lokale netwerken zonder veiligheidsrisico’s (zoals recreatiebedrijven)?
In de meest voorkomende situaties, waarbij sprake is van een niet-gevaarlijk netwerk in eigen, niet-openbare grond van de recreatieondernemer en het net is bedoeld voor eigen gebruik, is de desbetreffende recreatieondernemer vrijgesteld van registratie bij het kadaster en het verstrekken van inlichtingen. Voor die gevallen, waarin het netwerk in handen is van een andere partij, rust de verplichting tot het geven van inlichtingen op deze netbeheerder. Dat is ook aangegeven in de antwoorden op de vragen van 22 maart 2011 (TK, 2010–2011: 1899).
Er is een situatie waarin de recreatieondernemer op grond van de WION wel is verplicht te registreren en inlichtingen te verschaffen, en dat is het geval wanneer via een leiding van de recreatieondernemer elektriciteit of gas e.d. wordt geleverd aan huizen op het recreatieterrein, waarvan de grond en het huis in eigendom zijn van derden. In dat geval is er sprake van levering aan derden waarbij wel inlichtingen moeten worden verschaft door de netbeheerder in geval van een graafmelding.
Vindt u nog steeds dat, gezien de hoge kosten van het digitaliseren (ongeveer 25 000 euro voor een middelgroot recreatiebedrijf) en bijkomende regeldruk, deze netten eigenlijk helemaal geen onderdeel zouden moeten uitmaken van het Klic-online systeem? Zo nee, waarom niet?
Het is niet zo dat kleine, lokale netwerken per definitie zonder veiligheidsrisico’s zijn. Zo zijn er leidingen van gastanks die ondergronds naar huisjes lopen. Het is wel zo dat er een lager risico bestaat dan in een reguliere woonomgeving. Dit omdat het om kleine, lokale netwerken gaat, het terrein niet openbaar is waardoor de beheerder zicht heeft op eventuele graafactiviteiten, en er veelal sprake is van niet- permanente bewoning. Ik ben daarom bereid te kijken naar de proportionaliteit van de huidige WION ten opzichte van de recreatieondernemers.
Tot nu toe zijn er in de praktijk geen problemen geweest voor recreatieondernemers, zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt. In de WION is voorgeschreven dat vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet (inwerkingtreding was juli 2008) de minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de wet naar de Staten-Generaal stuurt. Het komend jaar zal de WION al worden geëvalueerd. Daar zullen de effecten van de huidige wetgeving voor de recreatieondernemers bij worden betrokken. Tot die tijd zal er, gezien de beperkte risico’s, geen handhaving plaatsvinden waar het gaat om levering aan derden via de leidingen van de recreatieondernemer.
Welke stappen bent u op voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat de kleine, lokale netwerken zonder veiligheidsrisico’s (zoals recreatiebedrijven) niet langer zullen worden geconfronteerd met deze onnodige hoge lasten?
Zie antwoord vraag 3.
Het gebruik van spysoftware |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Several German states admit to use of controversial spy software»1
Ja.
Kunt bevestigen dat de Nederlandse overheid beschikt over software waarmee computers van personen op afstand heimelijk doorzocht en/of bestuurd kunnen worden? Zo ja, welke onderdelen van de overheid beschikken hierover?
De Unit Landelijke Interceptie van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) beschikt over software die geïnstalleerd kan worden op de computer van een verdachte en waarmee ten behoeve van opsporingsdiensten toegang kan worden verkregen tot die computer en of gegevens daarvan kunnen worden overgenomen. De inzet van dit middel beperkt zich, gelet op de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie (op basis van artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering). Inzet ten behoeve van een heimelijke doorzoeking is binnen de wettelijke kaders niet toegestaan.
Het verstrekken van informatie over welke specifieke software opsporingsdiensten beschikken vormt een onaanvaardbaar risico voor de inzetbaarheid van die middelen. Mede om die reden hebben de verwervingstrajecten van deze middelen onder geheimhoudingsverklaring plaatsgevonden. Ik kan hierover dan ook geen mededelingen doen.
Kunt bevestigen of de Nederlandse overheid opdracht heeft gegeven voor de ontwikkeling van dit soort software of dat zij dit soort software zelf ontwikkelt? Zo ja, welke onderdelen van de overheid hebben deze opdracht gegeven of ontwikkelen zij dit zelf? Indien hier een opdracht voor is gegeven, aan welk bedrijf is deze opdracht gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse overheid dit soort software heeft gekocht? Zo ja, welke software is gekocht? Door welk onderdeel van de Nederlandse overheid is dit gekocht? Van welk bedrijf of welke overheid is deze software gekocht?
Zie antwoord vraag 2.
Als de Nederlandse overheid beschikt over dit soort software, beschikt zij daarnaast over de broncode van deze software, zodat zij de werking precies kan controleren?
Voor zover door opsporingsdiensten gebruik wordt gemaakt van software van externe leveranciers, dient deze te voldoen aan de eisen die Nederlandse wet- en regelgeving daaraan stelt. De opsporingsdiensten beschikken doorgaans niet over de broncode. Indien en voorzover wijzigingen moeten worden aangebracht in de broncode van de software, worden deze aanpassingen door de leverancier/ontwikkelaar doorgevoerd. In het kader van de voorgeschreven certificering wordt de software integraal doorgelicht. Functionaliteiten die niet mogen worden ingezet, worden daarbij onklaar gemaakt.
Als de Nederlandse overheid beschikt over dit soort software, is deze software ingezet? Hoe vaak is deze software ingezet? In het kader van welke soort onderzoeken is het ingezet? Door welke overheidsonderdelen is dit ingezet?
Voor de inzet van technische hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie in een woning, waaronder ook de bedoelde software, is vereist dat het gaat om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De inzet van deze middelen vindt plaats op basis van artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering. Een bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie wordt afgegeven door de officier van justitie, met machtiging van de rechter-commissaris. In het geval sprake is van het opnemen van vertrouwelijke communicatie met behulp van een technisch hulpmiddel in een woning, beslist het College van Procureurs-Generaal over het afgeven van het bevel.
Door opsporingsdiensten is tot op heden in een zeer beperkt aantal gevallen gebruik gemaakt van dit middel. Het Openbaar Ministerie heeft mij bericht dat daarbij steeds gehandeld is binnen de grenzen van artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering en de interne procedures en voorschriften zijn nageleefd.
Als de Nederlandse overheid dit soort software heeft ingezet, Kunt u aangeven op grond van welke strafvorderlijke bevoegdheid deze inzet heeft plaatsgevonden? Is hiervoor steeds een machtiging van de rechter-commissaris verstrekt?
Zie antwoord vraag 6.
Als de Nederlandse overheid over dit soort software beschikt, welke waarborgen heeft de Nederlandse overheid genomen om te voorkomen dat deze software misbruikt en of gehackt wordt?
Technische hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie in een woning, waaronder ook de bedoelde software, mogen alleen worden ingezet door daartoe gecertificeerd personeel. Mede om deze reden is de feitelijke inzet van dergelijke middelen gecentraliseerd bij de Unit Landelijke Interceptie van het KLPD. Bovendien dienen de middelen steeds te voldoen aan de voorschriften uit het Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden (Stb. 1999, 547). Dit besluit schrijft onder andere voor dat technische hulpmiddelen worden gecertificeerd voor het doel waarvoor zij worden ingezet.
De ten behoeve van de opsporing beschikbare technische hulpmiddelen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie worden voorafgaand aan de inzet gekeurd door de Keuringsdienst van het KLPD. Deze keuring is voornamelijk gericht op de authenticiteit en integriteit van het middel. Na goedkeuring wordt het middel gecertificeerd voor de inzet in het kader van het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Indien een technisch hulpmiddel meer functionaliteiten biedt dan het opnemen van vertrouwelijke communicatie, dan worden deze functionaliteiten tijdens het keuringstraject op verzoek van de keuringsdienst geblokkeerd in of verwijderd uit de software.
Inzet kan ten slotte slechts plaatsvinden na voorafgaande goedkeuring door het Openbaar Ministerie.
Er zijn mij geen situaties bekend waarin door de Keuringsdienst gecertificeerde technische hulpmiddelen zijn misbruikt of gehackt.
Een onvolledige rapportage van Agentschap Telecom over graafschades veroorzaakt bij het aanleggen van glasvezel |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Glaskabeltrekkers veroorzaken water- en gaslekken»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat te Deventer gedurende de aanleg van 700 km glasvezel en de aansluiting van 40 000 adressen in totaal 5 graafschades zijn veroorzaakt?
Nee, ik weet niet uit welke bron deze informatie afkomstig is. Uit publieke bronnen2 begrijp ik dat de aanleg van glasvezelaansluitingen in de gemeente Deventer grotendeels is verricht in 2009. AT heeft in het genoemde rapport gegevens van netbeheerders over het jaar 2010 verwerkt. In ieder geval staat Deventer volgens het rapport van AT niet in de top 20 van gemeenten met de meeste graafschades over 2010.
Kunt u bevestigen dat te Amsterdam in 2010 bij de aanleg van glasvezel in woonwijken in totaal 13 graafschades zijn veroorzaakt?
Nee, ik weet niet uit welke bron deze informatie afkomstig is. Uit de bronnen van AT blijkt dat Amsterdam op de eerste plaats staat in de top 20 van gemeentes met de meeste graafschades. Het gaat hierbij in totaal om 1593 graafschades, die meerdere oorzaken hebben. Een nadere precisering van de getallen – naar de oorzaak van de graafschade – is op basis van de bij AT bekende gegevens niet mogelijk.
Is het waar dat de in het rapport opgenomen tabel de totalen weergeeft van alle graafschades in 2010 in de betreffende gemeenten en daarin ook zijn vervat oorzaken als bijvoorbeeld wegenaanleg, bouw- en verbouwingen, werkzaamheden aan gas, water, coax en rioolnetwerken?
Ja, de tabel in het rapport bevat alle graafschades die zich in 2010 in de genoemde gemeentes hebben voorgedaan en door netbeheerders zijn opgegeven (zie ook antwoord bij vraag 5). Dit betreft dus niet alleen de schades die zijn opgetreden bij de aanleg van glasvezel.
Is het waar dat het Agentschap Telecom niet beschikt over enigerlei betrouwbare cijfermatige informatie inzake de specifieke oorzaak van graafschades?
Netbeheerders zijn op grond van artikel 15 van de WION verplicht elk half jaar hun schades bij het Kadaster op te geven. De netbeheerder geeft hierbij de functie van het netwerk op (bijvoorbeeld gas, water) en wat de directe schadekosten zijn.
De netbeheerder dient ook per schade het meldnummer op te geven; dat is het unieke nummer dat door het Kadaster aan een graaf- of calamiteitenmelding wordt toegekend. De rapportages die periodiek door de netbeheerders aan het Kadaster worden gedaan, gaan niet nader in op de specifieke oorzaak van graafschades.
Deelt u de mening dat van overheidsinstellingen mag worden geëist dat zij zorgvuldig, betrouwbaar en competent handelen en in hoeverre acht u dat in dezen van toepassing?
Ja, AT heeft als overheidsorganisatie de taak om zorgvuldig, betrouwbaar en competent te handelen. Als toezichthouder vangt AT vanuit de eigen rol tijdig signalen uit de sector op. Het rapport schetst een beeld van de gemeenten waar zich de meeste graafschades in 2010 hebben voorgedaan.
Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van informatie die verkregen is van netbeheerders. Dit zijn de periodieke schaderapportages die door de beheerders van netten wordt verstrekt in het kader van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). De rapportages zijn, zie ook het antwoord op vraag 5, naar hun aard beperkt en geven slechts een basisregistratie van de graafschade weer. Het geeft geen beeld als het gaat om de verdeling van de graafschades naar aard en oorzaak.
AT heeft wel diverse signalen opgevangen dat er zich bij de aanleg van glasvezelnetten graafschades voordoen, vooral omdat deze aanleg vaak geschiedt in gebieden met bestaande infrastructuur, zoals in het rapport is aangegeven. Zo hebben o.a. de gemeente Leeuwarden en een gasdistributiebeheerder AT formeel middels handhavingsverzoeken verzocht handhavend op te treden. Vandaar dat AT hier nu aandacht voor vraagt, om alle betrokkenen bewust te maken van de verantwoordelijkheid die zij hebben in het graafproces.
Deelt u de mening dat de wijze van rapporteren door het Agentschap Telecom tot zeer onjuiste beelden leidt en voor onnodige onrust en schade voor in innovatie investerende marktpartijen zorgt?
Nee, deze mening deel ik niet. Op basis van de rapportages van netbeheerders is het rapport van AT tot stand gekomen. Het is wel zo dat de risico’s, die met de aanleg van glasvezelkabels gepaard gaan, niet direct zijn af te leiden uit het rapport en dat daar in het rapport zelf meer aandacht aan had kunnen worden besteed.
Met het genoemde rapport wil AT alle betrokken partijen bewust maken van de verantwoordelijkheden die zij hebben in het totale graafproces, en doet daarvoor aanbevelingen. Dit om het graafproces en de aanleg van netten conform de geldende wet- en regelgeving te laten verlopen, risico’s zo veel als mogelijk te beperken en daarmee de aanleg van nieuwe infrastructuur te faciliteren.
Bent u bereid om maatregelen te nemen opdat het Agentschap Telecom het gecreëerde beeld corrigeert en herhaling wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik wil benadrukken dat AT als toezichthouder een verantwoordelijkheid heeft de verschillende signalen, die vanuit de sector zijn gekomen te duiden en hierop acties te ondernemen. Naar aanleiding van uw vragen is er contact geweest met AT. Zoals bij vraag 7 is aangegeven, is geconstateerd dat uit het rapport de risico’s die gepaard gaan met de aanleg van glasvezel niet direct af te leiden zijn en dat daaraan meer aandacht had kunnen worden besteed.