Het opnieuw lekken van plannen voor Prinsjesdag |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Wilt u de uitwerking van de plannen voor verlaging van de lasten, de verlaging van de winstbelasting en voor investeringen in de woningbouw naar de Kamer sturen, zodat de Tweede Kamer haar controlerende werk kan doen en de bevolking niet alleen via lekken eenzijdig of foutief wordt geïnformeerd?1
Laat ik vooropstellen dat ik zeer veel waarde hecht aan adequate informatievoorziening aan uw Kamer, ook met betrekking tot plannen voor Prinsjesdag, die hun beslag krijgen in de begrotingswetten, het Belastingplan en de Miljoenennota.
Het besluitvormingsproces hierover is nog niet afgerond. De besprekingen zijn nog gaande. De plannen van dit kabinet voor Prinsjesdag worden op de daarvoor aangewezen momenten met uw Kamer gedeeld zodat het besproken kan worden tijdens de algemene politieke beschouwingen, de algemene financiële beschouwingen en in de hierop volgende wetsbehandelingen.
Kloppen de in dit lek genoemde bedragen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor vrijdag 30 augustus 12.00 uur?
Zie antwoord vraag 1.
Het lekken van de plannen voor Prinsjesdag. |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid om de gelekte voorstellen over de «overdrachtsbelasting» naar de Kamer te sturen?1
Laat ik vooropstellen dat ik zeer veel waarde hecht aan adequate informatievoorziening aan uw Kamer, ook met betrekking tot plannen voor Prinsjesdag, die hun beslag krijgen in de begrotingswetten, het Belastingplan en de Miljoenennota.
Het besluitvormingsproces hierover is nog niet afgerond. De besprekingen zijn nog gaande. De plannen van dit kabinet voor Prinsjesdag worden op de daarvoor aangewezen momenten met uw Kamer gedeeld zodat het besproken kan worden tijdens de algemene politieke beschouwingen, de algemene financiële beschouwingen en in de hierop volgende wetsbehandelingen.
Wilt u het antwoord op deze en op de eerdere vragen over het lekken van de plannen voor Prinsjesdag vandaag (vrijdag 30 augustus) naar de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘soepelere begrotingsregels Europese Unie’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de discussie over soepelere begrotingsregels voor de lidstaten?1
Ik ben bekend met het nieuwsartikel in het Financial Times waar u aan refereert. Ik heb begrepen dat dit verwijst naar een intern Commissiedocument. Er is geen sprake van een concreet voorstel om de Europese begrotingsregels aan te passen.
Waar wordt door de Europese Commissie precies over nagedacht?
De Commissie werkt momenteel aan de reguliere vijfjaarlijkse evaluatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), welke voor het eind van dit jaar wordt afgerond en gepubliceerd. Ten behoeve van deze evaluatie heeft het Finse voorzitterschap van de Raad voor de informele Ecofinraad van 13-14 september een discussie over het SGP geagendeerd, zodat lidstaten hun ideeën over het SGP kenbaar kunnen maken. De Commissie kan op basis van de evaluatie een voorstel doen voor aanpassing van de relevante verordeningen.
Wat is uw reactie op het plan om de begrotingsregels te versoepelen?
Zoals aangegeven in het antwoord op de eerste vraag, is er geen concreet voorstel om de Europese begrotingsregels aan te passen.
Is om Nederlandse inbreng of input gevraagd bij dit plan? Zo ja, wat heeft de Nederlandse regering aangegeven?
Aangezien er geen concreet voorstel is om de Europese begrotingsregels aan te passen is er niet om Nederlandse inbreng gevraagd. Tijdens de informele Ecofin van 13–14 september 2019 zal een discussie plaatsvinden over de Europese begrotingsregels. Zoals aangegeven in de Staat van de Europese Unie 20192 is Nederland van mening dat het SGP moet worden hervormd om de effectiviteit van het pact te vergroten. Een evaluatie van de Commissie wordt daarom verwelkomd. Het SGP behoeft volgens het kabinet vooral verbetering op het gebied van naleving en handhaving, en minder op het gebied van de regels zelf. Daarom zet Nederland in op het inperken van de flexibiliteit en beoordelingsruimte, het versimpelen van de regels, striktere handhaving van de regels en het vergroten van de voorspelbaarheid bij de uitvoering van de regels.
Wat vindt u van dit plan om het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) te «vereenvoudigen»?
Zoals aangegeven in het antwoord op de eerste vraag, is er geen concreet voorstel om de Europese begrotingsregels aan te passen. Ten aanzien van het SGP is Nederland van mening dat het moet worden hervormd om de effectiviteit van het pact te vergroten. Nederland zet daarbij in op het inperken van de flexibiliteit en beoordelingsruimte, het versimpelen van de regels, striktere handhaving van de regels en het vergroten van de voorspelbaarheid bij de uitvoering van de regels.
Deelt u de mening dat «vereenvoudiging» geen «versoepeling» mag betekenen?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 4 en 5 zet Nederland ten aanzien van het SGP in op het inperken van de flexibiliteit en beoordelingsruimte, het versimpelen van de regels, striktere handhaving van de regels en het vergroten van de voorspelbaarheid bij de uitvoering van de regels. In algemene zin is Nederland van mening dat een gebrekkige naleving en het onvermogen van lidstaten om te hervormen nooit een reden kan zijn om het SGP te versoepelen. Nederland is dan ook geen voorstander van versoepeling van het SGP.
Wijst u een versoepeling van de «schuldregel», zoals beschreven in dit artikel, dan ook af?
Voor Nederland geldt dat de Europese begrotingsregels moeten leiden tot houdbare overheidsfinanciën. Nederland zal elk mogelijk toekomstig voorstel voor aanpassing van de regels hieraan toetsen.
Wat gaat u doen om elke vorm van versoepeling tegen te houden?
Nederland zet bij hervorming van het SGP in op het inperken van de flexibiliteit en beoordelingsruimte, het versimpelen van de regels, striktere handhaving van de regels en het vergroten van de voorspelbaarheid bij de uitvoering van de regels. Nederland zal elk mogelijk toekomstig voorstel voor aanpassing van de regels hieraan toetsen. Ook zal Nederland bij de Commissie blijven aandringen dat zij de afspraken uit het SGP streng zal bewaken.
Deelt u de mening dat versoepeling van de regels niet bijdraagt aan het vertrouwen van de burger in de EU?
Effectieve Europese begrotingsregels die leiden tot houdbare overheidsfinanciën zijn van groot belang. Vermindering van de complexiteit van de regels kan bijdragen aan de voorspelbaarheid en uitlegbaarheid ervan. Dit kan bijdragen aan het vertrouwen van burgers. Voor de effectiviteit en geloofwaardigheid van de begrotingsregels is het vooral van belang dat ze op een consequente, transparante en voorspelbare manier worden gehandhaafd.
Deelt u de mening dat elke vorm van versoepeling een knieval is naar landen die hun begroting nu al niet serieus nemen, zoals Italië?
Aanpassing van de Europese begrotingsregels is nu niet aan de orde. In de antwoorden op de voorgaande vragen heb ik aangegeven waar Nederland mogelijke toekomstige voorstellen voor aanpassing van de regels op zal beoordelen.
Deelt u de mening dat versoepeling van de regeling aan de basis kan staan van een nieuwe crisis?
Er ligt geen voorstel om de Europese begrotingsregels aan te passen. Aanpassing, dan wel versoepeling, is zodoende dan ook niet aan de orde. In de antwoorden op de voorgaande vragen heb ik aangegeven waar Nederland mogelijke toekomstige voorstellen voor aanpassing van de regels op zal beoordelen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaand aan het AO Eurogroep/Ecofinraad van 4 september 2019?
Ja.
De financiële gevolgen voor de Rijksbegroting van de ingetrokken wetswijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Studenten heffen het glas na overwinning over studierente»?1
Ja.
Klopt het dat met de intrekking van de wetswijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs er een gat van 226 miljoen euro (oplopend tot 2060) is geslagen in de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Kunt u inzichtelijk maken hoe de opbouw van dit tekort er tot 2060 uitziet?
De gederfde rente-inkomsten op de rijksbegroting beginnen in 2025 met € 1mln en lopen op naar € 226 miljoen in 2060.
Deelt u nog steeds de door u in diverse debatten, waaronder het debat van 5 december 2018, gedeelde opvatting dat de opbrengsten van deze maatregel toebehoren aan de algemene middelen?2
De maatregel was inderdaad bedoeld om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren.
Kunt u nader, en met concrete voorbeelden, toelichten wat u in datzelfde debat bedoelde toen u zei dat het op orde brengen van de begroting via de route van Financiën, dit «buitengewoon goed voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is.»?
Het kabinet heeft afgesproken om de totale overheidsfinanciën op orde te brengen. Onhoudbare overheidsfinanciën zorgen vroeg of laat voor benodigde bezuinigingsmaatregelen, bijvoorbeeld generieke taakstellingen op de Rijksbegroting. OCW is een groot onderdeel van de totale rijksbegroting en draagt dus ook een groot aandeel bij aan eventuele generieke taakstellingen. Vandaar heeft OCW een belang bij houdbare overheidsfinanciën.
Deelt u de mening dat de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, onder meer vanwege een doelmatigheidskorting, al onverantwoord onder druk staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat een extra bezuiniging onwenselijk is?
De doelmatigheidskorting was een erfenis van het vorige kabinet. Dit kabinet heeft deze doelmatigheidskorting deels teruggedraaid en bovendien in het regeerakkoord zeer fors geïntensiveerd op de OCW-begroting (€ 1,6 miljard in 2019). Ook dit voorjaar is er weer generaal budget toegevoegd aan de OCW-begroting (€ 96 miljoen in 2019).
Op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat het niet wijzigen van de rentemaatstaf voor studieleningen, niet leidt tot extra bezuinigingen in het onderwijs?
De wijze waarop wordt omgegaan met de gederfde inkomsten als gevolg van het niet wijzigen van de rentemaatstaf wordt in de augustusbesluitvorming bezien. Hier wordt u met Prinsjesdag over geïnformeerd.
Klopt het dat het kabinet in augustus dit jaar met een plan komt om het tekort van 226 miljoen euro te dichten? Bent u bereid de Kamer voorafgaand aan het debat over de Voorjaarsnota te informeren over denkbare scenario’s?
De gederfde inkomsten als gevolg van het niet wijzigen van de rentemaatstaf worden inderdaad betrokken in de augustusbesluitvorming. Hier wil ik niet op vooruit lopen.
De overschrijdingen van begroting voor de kosten van elektrische voertuigen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Helma Lodders (VVD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Herinnert u zich dat u op Kamervragen antwoordde dat «de uiteindelijke verkopen in 2018 van EV’s (elektrische auto’s) hoger liggen dan verwacht tijdens het opstellen van de Miljoenennota 2019. Met deze hogere aantallen komt het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor EV’s uit op circa € 200 miljoen in 2018»?1
Ja.
Herinnert u zich dat nog maar een paar maanden geleden, in de Miljoenennota 2019 het budgettaire belang van de korting op de bijtelling van EV's geschat werd op 141 miljoen euro (voor het jaar 2018)?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de financiële en fiscale spelregels van het kabinet over hoe om te gaan met meevallers en tegenvallers, zijn vastgelegd in de Startnota?2
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich dat de Startnota de volgende afspraak bevat: «Het budgettaire belang van deze fiscale regelingen wordt jaarlijks gemonitord. Voor de beoordeling van de ontwikkeling van het budgettaire belang wordt als benchmark de raming voor het jaar 2017 volgens Miljoenennota 2018 gehanteerd. In elke Miljoenennota zal de raming voor het komende jaar worden vergeleken met de benchmark om te bepalen of sprake is van een substantiële ontwikkeling. Indien er sprake is van substantiële endogene ontwikkelingen, kan dit aanleiding zijn voor het nemen van maatregelen.»?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dus dat de referentiewaarde voor de kosten van bijtelling van EV's (exclusief het overgangsrecht, want dat is een aparte serie) 141 miljoen bedraagt voor de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021? Zo nee, waar staat het juiste bedrag dan vermeld?
Nee. Voor alle fiscale regelingen in de Startnota wordt de raming voor het jaar 2017 in de Miljoenennota 2018 als benchmark (referentiewaarde) genomen. De benchmark is in dit geval € 86 miljoen. In onderstaande tabel zijn de ramingen weergegeven van de IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s in de Wet uitwerking Autobrief II (WUA II), Miljoenennota 2018 en Miljoenennota 2019.
WUA II
31
47
84
101
129
MN2018
30
46
69
86
127
MN2019
30
46
69
92
1411
Zoals beschreven in antwoord op vraag 13 van de eerdere Kamervragen: met de uiteindelijke nieuwverkopen EV’s in 2018 komt het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor EV’s uit op circa € 200 miljoen in 2018 (Kamerstukken II 2018/19, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1335).
Uit de tabel blijkt dat in de jaren 2016–2017 de realisatie juist achter bleef bij het voorziene pad. Bij de Miljoenennota 2019 was de inschatting dat de raming voor 2018 licht hoger uitkwam dan het pad in de Wet Uitwerking Autobrief II. In de laatste maanden van 2018 is, als gevolg van de per 2019 ingevoerde begrenzing van de milieukorting in de bijtelling, het aantal verkochte EV’s met een catalogusprijs hoger dan € 50.000 sterk gestegen (anticipatie-effect). Dat is ook een verklaring voor de lagere EV-nieuwverkopen in dit segment in de eerste maand van 2019.
Herinnert u zich dat u juist overschrijdingen bij de autobelastingen (dat is dus het Mitsubishi Outlander drama) als voorbeeld noemde waarom de zin over substantiële ontwikkeling was opgeschreven in de Startnota? (vraag 95 in Kamerstuk 34 775, nr. 79)?
In het antwoord op vraag 95 in Kamerstuk 34 775, nr. 79 is het volgende vermeld: «In het verleden heeft dit gespeeld bij de autobelastingen.». Met deze zinsnede wordt verwezen naar de periode 2008–2013. In deze periode hebben er overschrijdingen plaatsgevonden als gevolg van de fiscale stimulering van zuinige benzine- en dieselauto’s en plug-in hybride auto’s.
Herinnert u zich dat de in de Miljoenennota 2018 de geraamde derving van de bijtelling van volledig elektrische auto’s geschat werd op 141 miljoen euro?
Deze € 141 miljoen is geraamd in de Miljoenennota 2019 en geldt voor het jaar 2018. Zie ook antwoord op vraag 5.
Hoe groot is de geschatte afwijking nu bij de derving van de bijtelling van volledig elektrische auto’s in euro’s en in procenten?
In de Miljoenennota 2019 wordt de benchmarktoets gepresenteerd. Hierin is de endogene groei weergegeven ten opzichte van de raming voor 2017 in Miljoennota 2018. Voor de korting op de bijtelling voor nulemissieauto’s is hiervoor het volgende gepresenteerd.
2017 MN2018
Bijstelling 2017 MN2019
Bijstelling in %
Endogeen 2018–2019
Endogeen in % per jaar
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's
86
6
101
Toelichting: De «Endogeen 2018–2019» is de groei in 2018 en 2019 samen in miljoenen euro’s. De «Endogene groei in procenten per jaar» is het gemiddelde van de groei van jaar op jaar in 2018 en 2019.
In eerdere antwoorden is aangegeven dat met de uiteindelijke nieuwverkopen EV’s in 2018 het budgettaire belang van de korting op de bijtelling voor EV’s uitkomt op circa € 200 miljoen in 2018.4 Dit is circa € 60 miljoen (circa 40%) meer dan verwacht bij Miljoenennota 2019. Het is lastig te voorspellen hoeveel EV’s in 2019 verkocht zullen worden. Als gevolg van de per 2019 ingevoerde begrenzing van de milieukorting in de bijtelling is de verwachting dat er in de EV-nieuwverkopen een schuif richting EV’s met een catalogusprijs lager dan € 50.000 zal plaatsvinden. Dat is echter mede afhankelijk van de ontwikkeling in het aanbod van deze modellen. Eind 2018 zijn – vooruitlopend op de invoering van deze begrenzing – relatief veel dure EV’s verkocht. De verkoop van duurdere EV’s is in de eerste maand van 2019 daarom fors lager uitgevallen. In de Miljoenennota 2020 zal een nieuwe raming gemaakt worden. Dan zal informatie beschikbaar zijn van de verkopen van EV’s in het eerste half jaar van 2019.
Klopt het dat de derving in 2019 nog veel hoger zal zijn dan 200 miljoen en richting de 300 miljoen gaat, ofwel een overschrijding van meer dan 100% van de referentiewaarde?
Zie antwoord vraag 8.
Is er enig andere fiscale regeling waarbij de overschrijding meer dan 40% bedraagt? Zo ja welke?
In de Miljoenennota 2019 is een tabel opgenomen (9.5.1) waarin inzicht wordt gegeven in een aantal opvallende (endogene) ontwikkelingen in de ramingen van fiscale regelingen. Hierin is te zien dat er meerdere regelingen zijn met een endogene groei van meer dan 40% in de jaren 2018–2019. In paragraaf 9.5 van de Miljoenennota 2019 wordt de ontwikkeling van deze posten nader toegelicht. De endogene groei van verschillende fiscale regelingen voor EV’s is hoger dan verwacht, maar wel voor een groot deel voorzien bij Wet uitwerking Autobrief II, en in Miljoenennota 2018 en Miljoenennota 2019 (zie ook de tabel bij het antwoord op vraag 5). Zoals blijkt uit tabel 9.5.1. in de Miljoenennota 2019 is een hoge endogene groei – zoals nu te zien in de autobelastingen – niet uniek.
Is er sprake van een substantiële endogene ontwikkeling?
Zie antwoord vraag 10.
Op welk moment wordt getoetst of er aanleiding is voor het nemen van maatregelen in de bijtelling vanwege de overschrijding?
In de Miljoenennota wordt jaarlijks een tabel gepresenteerd met de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in 2018 en 2019 gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2017 (absoluut) groter dan 8% is. In de Startnota is geen moment omschreven voor toetsing wanneer er aanleiding is voor het nemen van maatregelen. Voor het nemen van maatregelen kan altijd een afweging worden gemaakt waarin het budgettaire belang van een fiscale regeling wordt afgezet tegen het beoogde effect. In het specifieke geval van de fiscale stimulering van EV’s ziet het kabinet dit als een initiële investering die nodig is om de transitie naar emissievrij rijden te versnellen. Dit leidt naast minder CO2-uitstoot ook tot betere luchtkwaliteit, minder geluidsoverlast en innovatiekansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. De toegenomen EV-nieuwverkopen zijn vanuit dat perspectief dan ook een wenselijke ontwikkeling. Tegelijkertijd acht het kabinet het onwenselijk dat er sprake is van overstimulering, zoals tot 2019 het geval was bij grote dure EV’s. Om die reden is per 1 januari 2019 de milieukorting in de bijtelling begrensd tot een catalogusprijs van € 50.000 en is de MIA versoberd. Het kabinet ziet vooralsnog geen noodzaak om op korte termijn verder bij te sturen, maar acht het wel van belang om een vinger aan de pols te houden om signalen van overstimulering tijdig te signaleren.
Kunt u deze vragen een voor een en voor het algemeen overleg over autobelastingen op woensdag 13 februari 2019 beantwoorden?
Ik hecht aan een zorgvuldige beantwoording van deze vragen. Deze vragen zijn daarom binnen de reguliere beantwoordingstermijn van 3 weken beantwoord.
De gevolgen voor provincies bij het ontbreken van een goedgekeurde jaarrekening |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat de provincie Utrecht mogelijk miljoenen te veel betaalde aan een aannemer?1
Ja.
Welke concrete maatregelen hebt u getroffen richting de provincie die nog geen vastgestelde Jaarrekening over 2017 heeft, omdat een goedkeurende accountantsverklaring tot op heden ontbreekt?
Op 15 juli 2018 had de provincie Utrecht de jaarrekening en de controleverklaring alsmede het verslag van bevindingen van de accountant moeten inleveren. De provincie Utrecht heeft tijdig uitstel gevraagd voor aanlevering van de jaarrekening over het verslagjaar 2017. Uit coulance-overwegingen heb ik ingestemd met dit verzoek. Op het moment dat het duidelijk werd dat vaststelling van de jaarrekening in 2018 niet meer tot de mogelijkheden behoorde, heb ik op 18 december 2018 aan de provincie Utrecht schriftelijk kenbaar gemaakt dat ik de voorschotten (voor 60%) van de betalingen uit het Provinciefonds zou opschorten. De maximale wettelijke periode voor de opschorting bedraagt zes maanden. Vanzelfsprekend wordt de opschorting (eerder) beëindigd op het moment dat de jaarrekening is vastgesteld.
Wat is de precieze achtergrond van het niet kunnen verkrijgen van een accountantsverklaring?
Begin 2018 heeft de accountant aan de provincie gevraagd om een nader onderzoek te doen naar mogelijke oneigenlijke beïnvloeding van de financiële contracten en betalingen in het project Uithoflijn. Dit naar aanleiding van een melding van een klokkenluider. Hierop volgend is een integriteitsonderzoek uitgevoerd door een extern bureau. De provincie Utrecht en de accountant zijn momenteel bezig (mede in het licht van de bevindingen van het integriteitsonderzoek), met de afronding van de werkzaamheden in het kader van de controle van de jaarrekening voor het verslagjaar 2017.
Klopt het dat u afdrachten aan de provincie hebt opgeschort in afwachting van een vastgestelde jaarrekening?
Ja, zie het antwoord op vraag 2.
Op welke termijn verwacht u dat de provincie definitief duidelijkheid kan verschaffen over de afronding van de Jaarrekening 2017?
De provincie heeft mij geïnformeerd over het proces van afronding, waarbij de provincie op dit moment geen precieze datum voor de vaststelling voor de jaarrekening kon mededelen.
Welke mogelijkheden hebt u om op te treden om alsnog te komen tot de vereiste verklaring?
Onder 2 heb ik aangegeven dat ik gebruik heb gemaakt van de mogelijkheid van opschorting van de voorschotten van de betalingen uit het Provinciefonds. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om voorafgaand aan het kalenderjaar preventief financieel toezicht in te stellen. Met het oog op de (solide) financiële positie van de provincie Utrecht, heb ik daar voor het kalenderjaar 2019 niet toe besloten. Bij het bepalen van het toezichtregime voor het kalenderjaar 2020 wordt die afweging opnieuw gemaakt.
In hoeverre hebt u aan de provincie kenbaar gemaakt of en in hoeverre u van die mogelijkheden gebruik wilt maken?
In mijn brief van 18 december 2018 heb ik zowel de opschorting kenbaar gemaakt, als het oordeel over het toezichtregime voor het jaar 2019.
Wat zijn de concrete gevolgen voor een provincie wanneer er geen goedkeuringsverklaring van de accountant verkregen wordt?
Het is primair aan provinciale staten van de provincie Utrecht om een oordeel te vellen over de gevolgen die verbonden worden aan een controleverklaring, met een strekking die anders dan goedkeurend is.
Zijn er meer (recente) gevallen bekend van het niet kunnen vaststellen van een jaarrekening van een of meer van de provincies of moet deze situatie gezien worden als een incident?
Er zijn mij geen recente gevallen bij andere provincies bekend.
Het bericht ‘Macron laat teugels Frankrijk vieren’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Macron laat teugels Frankrijk vieren»1, waarin wordt gemeld dat als gevolg van de opstand van de «gele hesjes» president Macron het Franse tekort laat oplopen? Wat vindt u van dit bericht?
Ik heb kennis genomen van de maatregelen die de Franse president Macron recentelijk heeft aangekondigd.
Wat zijn de precieze maatregelen die Macron neemt en wat zijn de precieze kosten? Klopt het dat het zou gaan om zo’n € 10 tot 11 miljard euro?
President Macron heeft verschillende maatregelen genomen. Allereerst is de eerder aangekondigde accijnsverhoging op brandstof geannuleerd. Daarnaast worden de eindejaarsuitkeringen en overuren niet meer belast. Verder wordt het minimumloon met 90 euro per maand verhoogd en wordt de verhoging van de sociale lasten voor ouderen met een inkomen onder de € 2.000 euro bruto afgeschaft. De verhoging van het minimumloon zal niet ten laste komen van de werkgevers en wordt geïndexeerd met 1,5% per jaar. Om de gevolgen van deze maatregelen voor de begroting te drukken heeft de Franse regering ook enkele compenserende maatregelen genomen. Zo komt er een digitale belasting en zal er bezuinigd worden op de apparaatskosten. In totaal zullen de extra kosten van deze maatregelen, inclusief compenserende maatregelen, ongeveer 10 miljard euro bedragen, gelijk aan 0,4% bbp.
Wanneer worden deze voorstellen verwerkt in de Franse begroting?
Deze voorstellen zijn eind december verwerkt in de Franse begroting en vervolgens aangenomen door het Frans parlement, en ondertekend door de President.
Wat is het effect van deze voorstellen op het Franse begrotingstekort? Klopt het dat het tekort daarmee op ongeveer 3,5% van het bruto binnenlands product (bbp) zou komen en daarmee, samen met bbp in Roemenië, het hoogste zou zijn van alle lidstaten van de Europese Unie?
Met de extra kosten van 0,4% bbp zal het begrotingstekort van Frankrijk in 2019 volgens de Franse raming uitkomen op ongeveer 3,2%, uitgaande van de herfstraming van de Commissie die nog uitkwam op een tekort van 2,8%. Dit zou het op één na hoogste begrotingstekort binnen de EU zijn. Vermoedelijk pas bij de lenteraming van mei zal de Commissie aangeven hoe zij het begrotingstekort van Frankrijk in 2019 beoordelen.
Welke gevolgen had het eerder al terugdraaien van de accijnsverhoging voor de Franse begroting en het begrotingstekort?
Geschat wordt dat de impact van het terugdraaien van de accijnsverhoging zo’n 0,2% bbp is, ongeveer 5 miljard euro.
Wanneer raamt de Europese Commissie het nieuwe tekortcijfer van Frankrijk?
De eerstvolgende keer dat de Europese Commissie het begrotingstekort voor Frankrijk zal ramen is in mei 2019 met de lenteraming.
Vergt de Commissie procedureel een herzien oordeel over een begroting en het Stabiliteits- en groeipact (SGP) wanneer een begroting lopende het jaar zo drastisch herzien wordt?
Het proces rond ontwerpbegrotingen is vastgelegd in de zogenaamde two-pack verordening. Deze verordening schrijft niet voor dat er een herzien oordeel dient te worden opgesteld indien de nationale begroting die aangenomen wordt afwijkt van de ontwerpbegroting die medio oktober is ingediend.
Wat is de procedure voor het vaststellen van een buitensporig tekort wanneer een land na het vaststellen van de conceptbegrotingen een te hoog tekort heeft?
Het vaststellen van een mogelijk buitensporig tekort doet de Commissie in principe twee keer per jaar: naar aanleiding van de lenteraming en van de herfstraming. Hier is de Commissie echter niet aan gebonden. De Commissie heeft altijd het recht om een buitensporig tekort vast te stellen indien hier op basis van Commissie-cijfers aanleiding toe is. Er is geen specifieke procedure voorzien voor een situatie waarin de begroting zodanig afwijkt van de conceptbegroting dat dit consequenties heeft voor het wel of niet hebben van een buitensporig tekort.
Hoelang heeft Frankrijk nu al een begrotingstekort? Wanneer had Frankrijk voor het laatst een begrotingsoverschot?
Op basis van de gegevens uit de AMECO-database die de Commissie gebruikt voor de implementatie van het SGP, had Frankrijk in 1974 voor het laatst een (nominaal) begrotingsoverschot.
Wat zijn de gevolgen van het verhogen van het minimumloon voor de groeicijfers van Frankrijk, die ook al als te optimistisch worden ingeschat?
De impact van het verhogen van het minimumloon op de groeicijfers van Frankrijk is onbekend. Wel komt de verhoging van het minimumloon niet ten laste van de werkgever waardoor de loonkosten voor werkgevers niet direct stijgen door deze maatregel.
In hoeverre voldoet Frankrijk daarmee straks nog aan de regels uit het SGP?
Frankrijk bevindt zich sinds de zomer van dit jaar weer in de preventieve arm van het SGP na lange tijd in de correctieve arm – ofwel een buitensporigtekortprocedure – te hebben gezeten.
Daarom gelden ook de eisen van de preventieve arm die voorschrijven dat het structureel saldo met 0,6% moet verbeteren en de netto-uitgaven met maximaal 1,4% mogen toenemen. De ontwerpbegroting die Frankrijk op 15 oktober indiende heeft de Commissie beoordeeld als «at significant risk of non-compliance» met de begrotingseisen uit de preventieve arm. Indien het begrotingstekort verder verslechtert als gevolg van de aangekondigde maatregelen, zal dit risico op «non-compliance» in 2019 groter worden.
Naast de eisen van de preventieve arm gelden nog steeds de eisen uit de correctieve arm die voorschrijven dat het nominaal tekort niet boven de 3% bbp mag uitkomen. Op basis van de herfstraming zou Frankrijk hier in 2019 en 2020 aan voldoen. Of het tekort met de voorgestelde maatregelen boven de 3% zal uitkomen zal met de voorjaarsraming duidelijk worden. Commissaris Moscovici heeft overigens reeds erop gehint dat de Commissie bij de beoordeling of er sprake is van een buitensporig tekort rekening zal houden met het feit dat de overschrijding «tijdelijk en exceptioneel» is.
Wat zijn de begrotingsvoorspellingen voor de komende jaren? Bevindt Frankrijk zich op een geloofwaardig pad naar de middellangetermijndoelstelling (Medium Term Objective, MTO)?
De herfstraming van de Commissie raamt de begrotingscijfers voor EU-lidstaten twee jaar vooruit. Onderstaand staat een tabel die de belangrijkste begrotingscijfers uit de herfstraming voor Frankrijk op een rij zet. In deze cijfers zijn de recent aangekondigde maatregelen niet meegenomen.
Begrotingsindicatoren in % bbp
2017
2018
2019
2020
Nominaal begrotingstekort
– 2,7
– 2,6
– 2,8
– 1,7
Structureel begrotingstekort
– 2,4
– 2,5
– 2,3
– 2,2
Publieke schuld
98,5
98,7
98,5
97,2
Het structureel saldo verbetert in 2019, waarmee Frankrijk dichterbij haar middellangetermijndoelstelling komt, die is vastgesteld op – 0,4% BBP. Wel is deze verbetering lager dan de verbetering die is vereist op basis van de stand van de conjunctuur en de hoogte van de schuld.
Wat zijn de (mogelijke) gevolgen van de Franse plannen op de motivatie van Italië om de begroting wel weer aan de regels van het SGP te laten voldoen en op het opstarten van de buitensporigtekortprocedure voor Italië?
Iedere lidstaat dient zich te houden aan de regels van het SGP. Dit staat los van de plannen van andere lidstaten. Daarnaast dient de Commissie de begrotingsregels altijd individueel op lidstaten toe te passen.
Ik zie dan ook geen aanleiding voor een andere houding van de Commissie richting Italië of een verandering in de motivatie van de Italiaanse regering om aan de SGP regels te voldoen naar aanleiding van de aangekondigde maatregelen door de Franse regering.
Kunt u ingaan op de verdere gang van zaken rond de begroting van Italië? Kloppen de berichten in de media dat Italië verschillende compromisvoorstellen heeft gedaan om tot een lager, maar nog altijd te hoog tekort, te komen?
De Commissie heeft op 21 november een artikel 126(3) rapport gepubliceerd op basis van het niet voldoen aan de schuldreductieregel die voorschrijft dat de schuld in een bepaald tempo moet afnemen. In dat rapport heeft de Commissie geconcludeerd dat het openen van de buitensporigtekortprocedure (excessive deficit procedure – EDP) gerechtvaardigd is. Daarna heeft een voorportaal van de Ecofin (het EFC) een opinie over het rapport aangenomen waarin de analyse van de Commissie wordt onderschreven.
In de tussentijd had de Italiaanse regering besloten in dialoog met de Commissie een voorstel te doen voor het aanpassen van de ontwerpbegroting. Dit voorstel bevatte onder andere het uitstellen van de invoering van het basisinkomen en van de terugdraaiing van de eerdere pensioenhervorming. Het begrotingstekort zou daarmee volgens Italië uitkomen op 2,04%. Op basis van deze aangepaste begroting heeft de Commissie besloten geen EDP te openen op dit moment. Aangezien de aangepaste begroting nog steeds niet leidt tot een sterke daling van de publieke schuld (in lijn met het schuldenregel) en duurzame economische groei vind ik dit een gemiste kans van de Commissie.
Bent u voornemens en/of bereid om deze te hoge tekorten bij een volgende vergadering van de Eurogroep of de Ecofinraad aan de orde te stellen?
Ik heb altijd gepleit voor een strikte naleving en handhaving van het Stabiliteits- en Groei Pact zowel tijdens bilaterale gesprekken met mijn Europese collega’s als tijdens de plenaire vergadering van de Eurogroep en de Ecofinraad. Dit zal ik blijven doen.
Het bericht ‘Italy’s government agrees sharply higher public spending plan’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Klopt het dat Italië op 27 september 2018 een begroting presenteerde waarin de uitgaven fors toenemen?1
Italië heeft op 27 september 2018 enkele beleidsplannen bekend gemaakt die vervolgens zijn opgenomen in de Italiaanse ontwerpbegroting (Draft Budgetary Plan – DBP) voor 2019. Deze ontwerpbegroting is op 16 oktober jl. ingediend bij de Europese Commissie. Hierin nemen de uitgaven inderdaad fors toe.
Klopt het bericht dat Italië uitkomt op een begrotingstekort van 2,4% in 2019? Klopt het dat dit een verslechtering is ten opzichte van het eerder voorgenomen tekort van 0,8%? In welke beleidsmaatregelen uit zich deze verslechtering?
In de Italiaanse ontwerpbegroting wordt uitgegaan van een begrotingstekort van 2,4% bruto binnenlands product (bbp) in 2019. Dit is een verslechtering ten opzichte van het door de vorige regering voorgenomen tekort in 2019. De verslechtering van het nominaal begrotingstekort komt door een reeks aan beleidsmaatregelen, waaronder het verlagen van de pensioenleeftijd, de invoering van het basisinkomen en extra publieke investeringen.
Hoe geloofwaardig is dit cijfer van 2,4%? Welke aannames zitten hier in, bijvoorbeeld over de Italiaanse economische groei en zijn deze geloofwaardig? Hoe groot is het risico dat het begrotingstekort met de voorgenomen uitgaven en belastingverlagingen alsnog boven de 3% duikt?
Het nominaal begrotingstekort van 2,4% bbp is gebaseerd op meerdere aannames, bijvoorbeeld over de verwachte inflatie, olieprijs, groei van de wereldhandel. Ook gaat de ontwerpbegroting ervan uit dat de reële bbp-groei in 2019 op 1,5% bbp zal uitkomen. Daarnaast doet de begroting aannames ten aanzien van het effect van maatregelen om uitgaven te beperken en belastinginkomsten te verhogen. Het risico dat het begrotingstekort hoger uitvalt dan de geraamde 2,4% kan niet worden uitgesloten, met name als gevolg van hoger dan verwachte uitgaven of lager dan verwachte inkomsten. De Europese Commissie heeft in haar brief van 23 oktober dan ook de zorg uitgesproken dat het tekort mogelijk nog oploopt. Over het risico dat het tekort alsnog boven de 3% duikt, heeft de Europese Commissie niets genoemd.
Wat zijn de precieze budgettaire verplichtingen uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) voor Italië in 2019 en op lange termijn?
Voor 2019 heeft Italië verschillende budgettaire verplichtingen. Allereerst heeft Italië de verplichtingen van de preventieve arm. Die stelt dat Italië het structureel begrotingssaldo, dat wil zeggen het nominaal begrotingssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en eenmalige uitgaven, met 0,6% bbp moet verbeteren. Daarnaast moet Italië voldoen aan de zogeheten uitgavenregel. Deze schrijft voor dat Italië haar netto-uitgaven met maximaal 0,1% bbp mag laten toenemen. Verder gelden de eisen uit de correctieve arm. Die houden in dat Italië geen nominaal begrotingstekort groter dan 3% bbp mag hebben en dat de schuld in 2019 met gemiddelde 1/20ste moet afnemen over een periode van drie jaar. De budgettaire verplichtingen uit het SGP worden per jaar vastgesteld, en zijn daarom nog niet precies bekend voor de jaren na 2019. Wel staat vast dat Italië op basis van de regels van het SGP moet blijven werken aan een verbetering van het structurele saldo en een afbouw van de overheidsschuld.
Kan het begrotingstekort en de staatssschuld van Italië als percentage van het bruto binnenlands product (bbp) voor de laatste tien jaar gegeven worden? Kan, indien beschikbaar, de verwachting voor de komende vijf jaar gegeven worden?
Onderstaand het nominaal begrotingstekort en de publieke schuld van Italië als percentage van het bbp voor de laatste tien jaar en voor het komende jaar, gebaseerd op de lenteraming van de Europese Commissie. De Europese Commissie raamt altijd één jaar vooruit, zodat een verwachting voor de komende vijf jaar niet gegeven kan worden.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Publieke schuld in % van het bbp
102,4
112,5
115,4
116,5
123,4
129,0
131,8
131,5
132,0
131,8
130,7
129,7
Nominaal begrotingssaldo in % van het bbp (EMU-saldo)
– 2,63
– 5,25
– 4,21
– 3,68
– 2,92
– 2,92
– 2,99
– 2,58
– 2,48
– 2,31
– 1,69
– 1,74
Deelt het kabinet de mening dat het opbouwen van financiële buffers voor mindere tijden door middel van het afbouwen van de staatsschuld van het grootste belang is? Hoe rijmt dit met een tekort van 2,4%?
Het kabinet deelt de mening dat het opbouwen van financiële buffers voor mindere tijden door middel van het afbouwen van de overheidsschuld noodzakelijk is. Gezien de huidige stand van de conjunctuur, is dit moeilijk te rijmen met een nominaal begrotingstekort van 2,4% bbp. Dit blijkt ook uit de ontwikkeling van het structureel saldo, dat het nominaal begrotingstekort schoont voor conjuncturele effecten. De Italiaanse ontwerpbegroting gaat uit van een verslechtering van het structureel saldo.
Wat is uw reactie op deze gepresenteerde begroting? Ziet u risico’s voor de Europese en Nederlandse economie wanneer landen binnen de eurozone hun budgettaire verplichtingen niet serieus nemen? Zo ja, welke?
De budgettaire verplichtingen binnen de eurozone zijn gericht op het goed functioneren van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Nederland hecht er sterk aan dat lidstaten voldoen aan de budgettaire verplichtingen die voortvloeien uit het SGP, opdat lidstaten de ruimte hebben om aan financieringsverplichtingen te voldoen, economische tegenwind zelf op te vangen door inzet van automatische stabilisatoren en groeiversterkende overheidsuitgaven te kunnen doen.
Ik vind het dan ook zorgelijk dat de Italiaanse ontwerpbegroting niet aan de budgettaire verplichtingen voldoet.
Hoe verloopt dit verdere budgettaire proces, zowel in Italië als in Europa? Spreekt de Europese Commissie zich nog uit over deze ontwerpbegroting? Zo ja, wanneer?
De Europese Commissie heeft begin oktober Italië al een brief gestuurd waarin het benadrukt dat de ontwerpbegroting zou moeten voldoen aan de Europese begrotingsregels. Vervolgens heeft de Europese Commissie op 19 oktober gereageerd op de ingediende ontwerpbegroting. In deze brief stelde de Commissie vast dat de ontwerpbegroting mogelijk niet zou gaan voldoen aan de eisen uit het SGP. Hierop heeft Italië op 22 oktober gereageerd en aangegeven bewust de regels te overtreden. Op 23 oktober heeft de Europese Commissie na overleg tussen de Commissarissen besloten de Italiaanse ontwerpbegroting terug te sturen en te vragen om een herziening. Italië heeft nu drie weken de tijd een nieuwe ontwerpbegroting in te dienen waarbij de Europese Commissie binnen twee weken na het inleveren van de nieuwe begroting met een nieuwe opinie komt.
Bent u bereid erop aan te dringen dat de Europese Commissie zich nu, als bewaker van de Europese verdragen, wel fel uitspreekt als Italië zich niet aan de Europese financiële verplichtingen houdt?
Ja. (zie ook antwoord bij vraag 10)
Wordt deze begroting of de consequenties ervan voor (de geloofwaardigheid van) het SGP nog besproken in een vergadering van de Eurogroep of de Ecofinraad? Zo ja, wanneer? Bent u in dat geval dan voornemens een standpunt in te nemen? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid het belang van gezonde publieke financiën en het opbouwen van buffers te benadrukken?
In het algemeen worden nationale begrotingen niet individueel besproken in een vergadering van de Eurogroep of de Ecofinraad. Echter, tijdens de Eurogroep van 1 oktober jl. is stilgestaan bij de eerste indicaties van de Italiaanse begroting voor 2019. Daarbij heb ik mijn zorgen geuit over de Italiaanse ontwerpbegroting en om opheldering gevraagd van de Italiaanse Minister van Financiën Tria. Tevens heb ik benadrukt hoe belangrijk het is dat de Commissie het Pact strikt handhaaft en de Italiaanse ontwerpbegroting terugstuurt indien deze niet voldoet aan de eisen van het SGP.
Ook heeft de Minister-President in een gesprek met de Italiaanse premier Conte aangegeven dat Nederland vindt dat de Italiaanse begroting aan de regels moet voldoen en dat Nederland noodzakelijke vervolgstappen van de Commissie steunt.
De Eurogroep zal de opinies van de Europese Commissie over de ontwerpbegrotingen van Eurolanden bespreken en, indien gewenst, een verklaring hierover aannemen. Bij die gelegenheid zal ik opnieuw oproepen tot het naleven van de SGP-regels, met oog op gezonde publieke financiën en het opbouwen van buffers.
Als Italië zelfs in deze bloeiende economie en hoogconjunctuur het nog maar net voor elkaar krijgt om een begrotingstekort onder de SGP-norm van 3% te presenteren, wat zegt dit dan over de stand van de Italiaanse publieke financiën als het straks weer minder gaat met de economie?
Hoe publieke financiën van lidstaten zich zullen ontwikkelen als het minder gaat met de economie, hangt mede af van het begrotingsbeleid in reactie op de economisch mindere tijden. De regels van het SGP zijn zo ingericht dat lidstaten in goede economische tijden een substantiële veiligheidsmarge tot de 3% moeten aanhouden om zo in economisch slecht weer niet over de 3%-grens heen te gaan of genoodzaakt te worden verkrappend begrotingsbeleid te voeren.
Hoe schokbestendig zijn de Italiaanse publieke financiën?
De schokbestendigheid van de publieke financiën laat zich definiëren door de mate waarin een lidstaat een schok kan opvangen door middel van automatische stabilisatoren. Hiervoor is het nodig dat een lidstaat genoeg begrotingsruimte heeft om tijdens een schok extra uitgaven te doen (voor o.a. werkloosheidsuitkeringen) terwijl er minder belastinginkomsten binnenkomen. Deze begrotingsruimte wordt gecreëerd door een gezond schuldenniveau en voldoende laag begrotingstekort in economisch goede tijden. Dit maakt het mogelijk om schuld en tekort te laten oplopen in economisch slechtere tijden zonder overtreding van de Europese begrotingsregels. Voor Italië geldt dat het een hoog schuldenniveau en een relatief groot begrotingstekort heeft, hetgeen de schokbestendigheid beperkt.
Wat zegt het dat Italië niet alleen de geloofwaardigheid van de regels van de bankenunie lijkt te ondermijnen (zie bijvoorbeeld de schriftelijke vragen van het lid Harbers), maar nu ook de geloofwaardigheid van het SGP ondermijnt?2
Het is nu aan Italië om de ontwerpbegroting aan te passen en in lijn met de Europese begrotingsregels te brengen.
De gevolgen van Kaderprogramma 9 voor het Meerjarig Financieel Kader |
|
Mahir Alkaya , Renske Leijten |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u de uitspraak toelichten dat volgens veel lidstaten het industriebeleid moet worden meegenomen in een nieuw Meerjarig Financieel Kader (MFK)?1 Zijn volgens u hogere investeringen nodig om het innovatievermogen van de Europese Unie te versterken?
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2018 hebben lidstaten de Europese Commissie opgeroepen om te komen tot een samenhangende en langetermijnstrategie voor industrie en raadsconclusies daartoe aangenomen. Ik heb deze raadsconclusies gesteund en benadrukt dat met name de energie-intensieve industrie verder moet verduurzamen en Europa moet streven naar een emissiereductie van 55% in 2030. In veel interventies werd ook de nadruk gelegd op digitalisering en innovatie. Daarbij hebben veel lidstaten aangegeven dat het industriebeleid meegenomen moet worden in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en meer specifiek gepleit voor het behoud van de pijler Industrieel Leiderschap binnen Horizon 2020. Deze lijn deel ik (Kamerstuk 21 501-30, nrs. 391 en 415).
Daarbij zet het kabinet in op een gemoderniseerd, toekomstgericht en financieel houdbaar MFK. De begroting dient sterker gericht te zijn op het realiseren van Europese toegevoegde waarde en gezamenlijke uitdagingen die adequaat EU optreden vragen, zoals onder meer innovatie en onderzoek/slimme groei.
Deelt u nog steeds de mening dat de raadsconclusies van de afgelopen Raad voor Concurrentievermogen geen oproep tot verhoging van het MFK zijn, zoals u recent heeft verkondigd?2
Ik deel nog steeds de mening dat de raadsconclusies geen oproep tot verhoging van het MFK zijn.
Erkent u dat uw antwoord dat verhoging en invulling van het MFK niet aan de orde zou zijn een onjuiste voorstelling van zaken was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe kan de Kamer, in uw visie, de volgende keer beter richting geven aan discussies over onderwerpen die ofwel op de raadsagenda dan wel in de voorlopige raadsconclusies staan, ook wanneer deze onderwerpen volgens u niet aan de orde zullen komen?
Hoe heeft u tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 12 maart 2018 het Nederlands standpunt verwoord dat verhoging van het MFK onwenselijk is?
Zoals aangegeven bij vraag 1, heb ik tijdens de Raad de raadsconclusies voor een langetermijnstrategie voor industrie gesteund en de verduurzaming van de energie-intensieve industrie benadrukt. De omvang van het MFK was niet geagendeerd en is niet ter sprake gekomen tijdens de Raad. Voor meer informatie over de Nederlandse inzet verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1, de geannoteerde agenda van de Raad (Kamerstuk 21 501-30, nr. 421), verslag van het Algemeen Overleg van 7 maart jl. en het verslag van de Raad (Kamerstuk 21 501-30, nr. 428).
De begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2017, inzake de Landbouw, Veeteelt en Visserij (L.V.V.) |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat er op de begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor bijna 1 miljoen dollar per jaar gereserveerd staat voor de L.V.V. (Landbouw, Veeteelt en Visserij)?
Er is USD 902.970 gereserveerd op de begroting voor het dienstjaar 2017.
Wat is het effect van deze 1 miljoen per jaar op de verbetering van de landbouw op Bonaire?
De dienst Landbouw, Veeteelt en Visserij (dienst LVV) is een onderdeel van het Openbaar Lichaam Bonaire en als zodanig een publieke dienst, die niet primair gericht is op het maken van winst. De verschillende onderdelen van de dienst LVV voeren diverse taken uit, zoals het geven van voorlichting, het beheer van plantsoenen, keuring van vlees, vis en overige dierlijke producten en het beheren en exploiteren van het slachthuis. Naast landbouw worden hierin ook andere maatschappelijke relevante doelen gerealiseerd, zoals kennisoverdracht en het verbeteren van de infrastructuur. De beoordeling van de jaarlijkse effecten van deze taken en investeringen op het gebied van landbouw, zowel maatschappelijk als financieel, is aan het openbaar lichaam Bonaire.
Waarom stijgen de baten niet bij toenemende productie, gezien uit de baten blijkt dat er een batig saldo van 6.200 dollar is?
Zie antwoord vraag 2.
Is het bedrag van structureel 10.000 dollar op de begroting voor onderhoud van machines ook daadwerkelijk aangewend voor dat doel? Over hoeveel machines gaat het dan?
De betrouwbaarheid en rechtmatigheid van de bestedingen van de begroting zal tijdens de controle van de jaarrekening 2017 door de accountant worden vastgesteld. Op basis van de wet Financiën Bonaire, Sint Eustatius en Saba moet de vastgestelde jaarrekening van 2017 uiterlijk medio juli 2018 opgeleverd worden. Daarnaast heeft de eilandsraad uiteraard een verantwoordelijkheid om het bestuurscollege van Bonaire te controleren op de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid.
Is het bedrag van structureel 50.000 dollar op de begroting voor In de begroting voor onderhoud aan putten, dammen en waterbakken, ook daadwerkelijk aangewend voor dat doel? Om hoeveel putten, dammen of waterbakken gaat het dan?
Zie antwoord vraag 4.
Welke andere partijen zijn betrokken bij landbouwprojecten op Bonaire? Kunt u daar een lijst van geven?
Het betreft hier een verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam Bonaire. Voor zover mij bekend zijn er diverse partijen actief op het gebied van landbouw. Bij de beleids- en planvorming van landbouwprojecten vanuit de overheid zijn het bestuurscollege, de dienst LVV en het Ministerie van LNV (voorheen Economische Zaken) betrokken. Naast de initiatieven vanuit de dienst LVV, vanuit de markt en een initiatief waar de Kamer van Koophandel bij betrokken is, is er ook sprake van kleinschalige landbouwprojecten. Het betreft hier kassenprojecten bij scholen, moes- en tuinbouwprojecten op privé of overheidsterreinen of kleinschalige landbouw ten behoeve van eigen consumptie.
Welke ontwikkeling is er op het terrein van de landbouw geweest sinds 10-10-2010? Wat is de meeropbrengst van de landbouw geweest in de afgelopen zeven jaar? Kunt u een weergave van de opbrengst per jaar geven?
Zie de antwoorden op vragen 2 en 3.
STER-inkomsten |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Zijn de tegenvallende inkomsten van de STER en het te voorziene gat in de begroting van de NPO nu wel of niet besproken aan de formatietafel?
Deze onderwerpen zijn niet besproken aan de formatietafel.
Wat zijn de verschillen tussen de conceptversie van het rapport van Ernst&Young en het definitieve rapport? Hoe hoog was het geraamde tekort voor 2019 in de conceptversie? Verschilt dit tekort met het in de uiteindelijke versie genoemde tekort?
Ernst & Young Advisory (hierna: EY) heeft tijdens het onderzoek gewerkt met meerdere opeenvolgende conceptversies. Conceptversies zijn onderdeel van het interne proces en worden niet openbaar gemaakt. De inhoud, waaronder ook de raming van de Ster-inkomsten, was zoals gebruikelijk onderhevig aan correcties vanwege doorlopende actualisering en validering van aannames, waarbij de bedragen licht fluctueerden. Het onderzoek en de conceptversies van het rapport gaan over de verwachte Ster-inkomsten gedurende 2017–2022 en niet over het tekort en de budgettaire consequenties voor de landelijke publieke omroep. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 9.
Wat is er met de informatie uit het rapport van Ernst&Young gebeurd tussen de publicatiedatum 5 oktober en het aantreden van het nieuwe kabinet op 28 oktober?
De informatie uit het rapport van EY is gebruikt bij het opstellen van de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. Ik verwijs u ook naar mijn antwoorden op de vragen 4, 5 en 9.
Waarom is in die tussenliggende weken het nieuws niet naar buiten gebracht dat er een tekort te verwachten viel voor de publieke omroep?
In de mediabegrotingsbrief van 21 november 2016 is vermeld dat naar de mogelijkheid werd gekeken om samen met de Ster en de NPO onderzoek te doen naar de toekomstige ontwikkeling van de reclame-inkomsten van de Ster in verband met de ontwikkelingen in de markt.
Vervolgens heeft OCW op 26 april 2017 aan EY opdracht gegeven om op basis van het huidige reclamebeleid van de NPO en de ontwikkelingen in de markt de toekomstige ontwikkeling van de Ster-inkomsten in kaart te brengen. Tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 28 juni heeft mijn voorganger, de heer Dekker, u geïnformeerd over de negatieve gevolgen van de marktontwikkelingen op de Ster-inkomsten.
OCW heeft op 26 april 2017 aan EY ook de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de inkomstenopties 2017–2022 van de landelijke publieke omroep. Hierbij heeft EY onder andere onderzocht in hoeverre wijziging van het reclamebeleid van de NPO zou kunnen resulteren in extra reclame-inkomsten. Het is namelijk aan de NPO om te bepalen wanneer, waar en hoeveel reclame de Ster kan uitzenden.
Parallel aan deze onderzoeken heeft OCW op ambtelijk niveau met medewerkers en de raad van bestuur van de NPO gesproken over de ontwikkeling van de Ster-inkomsten en de Algemene Mediareserve. Verder is op 14 juli 2017 een brief aan de NPO gestuurd. Daarin wijst OCW op de mogelijke consequenties van de dalende Ster-inkomsten en het belang van spoedige duidelijkheid over het reclamebeleid van de NPO en inzicht in mogelijkheden om eigen inkomsten te vergroten. De NPO nam ook deel aan een klankbordcommissie die beide onderzoeken van EY heeft begeleid. Eind september werd duidelijk dat de NPO zijn reclamebeleid niet op korte termijn zou wijzigen. Bij de raming van de reclame-inkomsten in de mediabegrotingsbrief kon dan ook geen rekening worden gehouden met effecten van eventuele wijzigingen in het reclamebeleid van de NPO op de reclame-inkomsten.
Op 5 oktober heeft EY het definitieve rapport «Onderzoek reclame-inkomsten mediabegroting OCW» opgeleverd dat op basis van het reclamebeleid van de NPO inzicht geeft in de toekomstige ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Het definitieve rapport «Inkomstenopties 2017–2022 van de landelijke publieke omroep» heeft EY op 17 november opgeleverd. De uitkomsten hiervan zijn vervolgens gebruikt bij de becijfering van de budgettaire consequenties voor de landelijke publieke omroep. Daarbij is ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de Algemene Mediareserve en de toepassing van artikel 2.148a Mediawet 2008. Dit artikel regelt de hoogte van het minimumbudget en brengt met zich mee dat bij de becijfering van de budgettaire consequenties rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van de reclame-inkomsten en de Algemene Mediareserve in zowel 2019 als 2020. De uitkomsten hiervan zijn vervolgens toegelicht in de mediabegrotingsbrief van 17 november jongstleden. In deze brief zijn ook de uitkomsten toegelicht van het tweede onderzoek van EY dat in november is opgeleverd. De mediabegrotingsbrief was dan ook het geëigende moment om de TK in samenhang te informeren over de rapporten van EY en de consequenties daarvan voor het budget van de publieke omroep.
Is er al eerder vanuit het ministerie voor gewaarschuwd dat er een tekort zou zijn, aangezien zij al betrokken waren bij eerdere conceptversies van het rapport? Zo nee, had de toenmalige Staatssecretaris daar niet beter op moeten toezien? Zo ja, waarom heeft de toenmalige Staatssecretaris daar dan het aantredende kabinet en de Tweede Kamer niet van op de hoogte gesteld?
Zie antwoord vraag 4.
Was de toenmalige Staatssecretaris op de hoogte van eerdere conceptversies van het rapport? Zijn de conclusies uit de conceptversie(s) met hem gedeeld?
De Staatssecretaris is tijdens het onderzoek geïnformeerd over de stand van zaken. Er zijn geen conceptversies met hem gedeeld. Begin juli 2017 is hij nader geïnformeerd over voorlopige ramingen van de Ster-inkomsten van EY voor 2018 tot en met 2022. In september is de Staatssecretaris op de hoogte gebracht van geactualiseerde ramingen van EY.
Is er aan de formatietafel gevraagd om informatie over de financiën bij de publieke omroep? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u ook naar mijn toelichting tijdens het wetgevingsoverleg van 27 november jongstleden.
Welke vragen op het gebied van media zijn wel behandeld aan de formatietafel?
Ik verwijs u naar het formatiearchief. Deel 47 bevat een vraag aan de Minister van OCW over onderzoeksjournalistiek.
Kunt u in een tijdlijn aangeven wanneer u over welke informatie beschikte over dit tekort en kunt u op die tijdlijn ook aangeven wanneer het ministerie beschikte over welke informatie?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de stemmingen over de mediabegroting aankomende dinsdag?
Ja.
De begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2018 |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de begroting van het Openbaar Lichaam Bonaire voor het dienstjaar 2018?
Ja.
In hoeverre bent u van mening dat de in de algemene toelichting onder het kopje subsidies beschreven algemene korting van 13,25% een teken is van goed bestuur?
Het Openbaar Lichaam Bonaire dient, conform de wettelijke bepalingen, een sluitende begroting te presenteren. Daarbinnen is het aan het openbaar lichaam om beleidsmatige keuzes te maken. Ik begrijp uw zorgen over het korten van subsidies op diverse maatschappelijke instellingen. Daarom heb ik ook aan de eilandsraad en het bestuurscollege van Bonaire mijn kanttekeningen kenbaar gemaakt bij de goedkeuring van de begroting van 2018. Ik heb daarbij ook specifiek aandacht gevraagd voor het feit dat het van goed bestuur zou getuigen als betrokken en geraakte partijen tijdig geïnformeerd worden, zodat deze rekening kunnen houden met gemaakte beleidskeuzes. Getuige de grote maatschappelijke commotie, is mijn beeld dat dit nu onvoldoende is gebeurd.
In hoeverre bent u van mening dat deze algemene korting een kort-door-de-bocht-oplossing is voor een begroting die niet sluitend is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het toepassen van een algemene korting op de toegekende subsidies ook projecten raakt die voor de Bonairianen van groot belang zijn?
Ik treed niet in de beleidsmatige afwegingen die het openbaar lichaam Bonaire maakt binnen het eigen begrotingskader. Het bestuurscollege van Bonaire heb ik verzocht mij nader te informeren over de consequenties van de bezuiniging op kwetsbare groepen in de samenleving. In hun reactie van 30 januari jl. staat het volgende. «Wij hebben op de eerste plaats moeten besluiten om te korten op bedrijfsvoering en zelfs in de formatieruimte van het ambtelijk apparaat. Alvorens daarop aanvullend over te gaan tot kortingen op subsidies voor sociale instellingen hebben wij een risicoanalyse uitgevoerd. Met het oog op de kwetsbare groepen in de samenleving, heeft deze analyse ons een beeld verschaft van de personele consequenties bij de instellingen, en daarmee samenhangend, van de risico’s ten aanzien van de continuïteit van de uitvoering van taken van sociale instellingen, met name waar het gaat om de uitvoering van wettelijke taken. Op basis van deze risicoanalyse hebben wij besloten, in ieder geval voor zeven (7) van de sociale instellingen, de vaststelling van de subsidiebedragen voor 2018 te heroverwegen.»
De voortgang van de gesprekken met de Huntington-onderzoekers en het Campagneteam Huntington |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u zich uw toezegging tijdens de begrotingsbehandeling van uw ministerie voor het jaar 2017 op 10 november 2016 herinneren dat u in gesprek zou gaan met onder andere de Huntington-onderzoekers en het Campagneteam Huntington om de benodigde financiering voor een doorbraak rond te krijgen?
Ja. In de stand van zakenbrief moties en toezeggingen van 22 december 2016 (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 121) heb ik bericht dat ik in het eerste kwartaal uw Kamer nader zal informeren over de uitkomsten van de gesprekken.
Kunt u aangeven of deze gesprekken al zijn gevoerd, wat de voortgang van de gesprekken is geweest en of er al concrete resultaten naar voren zijn gekomen? Indien de gesprekken nog niet hebben plaatsgevonden, kunt u aangeven waarom niet?
Het bericht dat bij RVO geld zoek is geraakt |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de bedrijfstoeslag over het jaar 2015 nog niet volledig heeft uitbetaald?1
Ja.
Hoe waardeert u het feit dat de toegezegde deadline van 1 juli 20162 ruimschoots is gepasseerd en de betalingen nog steeds niet volledig zijn afgerond?
Zoals ik uw Kamer heb gemeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 937), waren voor 15 juli jl. alle aanvragen 2015 afgehandeld. Alle betalingen waren op deze datum gedaan met uitzondering van acht landbouwers die ook na herhaald verzoek geen correct bankrekeningnummer hadden doorgegeven. Inmiddels betreft dit zes aanvragers.
Hoe is de onderschrijding van het beschikbare budget (€ 749 miljoen, begroting voor het jaar 2016) te rijmen met de vaststelling eind 2015 dat voor 2015 sprake is van «een lichte overschrijding van het beschikbare budget voor rechtstreekse betalingen» en dat derhalve een korting is toegepast?3
De korting is vastgesteld op basis van de stand van de beoordeling van de aanvragen in oktober 2015. Deze procedure is Europees voorgeschreven om overschrijding van het budget uit te sluiten. Bij de verdere afhandeling is gebleken dat niet alle aanvragen aan de voorwaarden voor steun voldeden. Daarom kon een deel van de aanvragen niet of niet volledig worden toegewezen en is er sprake van onderuitputting.
Hoe valt het bericht van RVO dat de bedrijfstoeslagen op 12 juli jl. volledig zijn uitbetaald en uw mededeling aan de Kamer hierover4 te rijmen met het genoemde bericht dat de bedrijfstoeslag over het jaar 2015 toch nog niet volledig is uitbetaald?
Ik vermoed dat hier sprake is van begripsverwarring. RVO.nl heeft de aanvragen voor de uitbetaling van de betalingsrechten 2015 voor 15 juli 2016 volledig afgehandeld. Dit betekent dat 50.215 relaties een beslissing op de aanvraag hebben ontvangen, een toewijzing en betaling, of een afwijzing. Daar staat tegenover dat het beschikbare budget niet volledig is uitbetaald. Zie ook de antwoorden op vragen 5 en 2.
Kunt u precies aangeven hoe het uitbetaalde budget van € 712,2 miljoen zich verhoudt tot het blijkens de begroting voor het jaar 2016 beschikbare budget van € 749 miljoen?
Het oorspronkelijk toegewezen budget is niet volledig uitbetaald vanwege een verplichte Europese korting op het budget (€ 8,7 miljoen), correctie van het aangevraagde bedrag doordat niet is voldaan aan de voorwaarden (€ 17,7 miljoen), verplichte kortingen die zijn opgelegd wegens het niet voldoen aan de voorwaarden (€ 5,4 miljoen) en een nationale plafondkorting (€ 5,3 miljoen). Onderstaande tabel geeft per regeling aan welk deel van het oorspronkelijke budget is uitbetaald.
GLB rechtstreekse betaling
EU-Budget
Uitbetaald
(15-07-2016)
%
Basisbetalingsregeling
506.019.000
490.188.000
96,9%
Vergroening
224.795.000
209.993.000
93,4%
Extra betaling Jonge landbouwers
14.986.000
10.776.000
71,9%
Premie Graasdieren
3.500.000
1.273.000
36,4%
Hoeveel geld zal alsnog uitbetaald worden en wanneer? Hoe gaat u voorkomen dat er geen geld voor landbouwbedrijven op de plank blijft liggen?
Het onderbenutte bedrag is niet uitbetaald. Betalingen als gevolg van gegrond verklaarde bezwaren en beroepen zullen uit het budget worden betaald. De zes bedrijven waarvan het rekeningnummer niet bij RVO.nl bekend is, zullen eveneens uit het budget worden betaald, wanneer zij alsnog de ontbrekende gegevens verstrekken.
Voor het budget voor 2016 zal ik binnen de kaders van de Europese voorschriften opnieuw streven naar een zo goed mogelijke benutting, zonder risico te lopen op budgetoverschrijding. Daartoe kijk ik of de waarde van alle betalingsrechten kan worden opgehoogd met een deel van het budget voor de basisbetalingsregeling dat nog niet kon worden vastgelegd in betalingsrechten. De verwachting is dat voor het budget voor 2016 een hoger bestedingspercentage gerealiseerd zal worden dan over 2015.
De belastingontwijking door wapenproducenten |
|
Arnold Merkies , Eppo Bruins (CU), Rik Grashoff (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Wapenindustrie gebruikt veelvuldig Nederlandse belastingconstructie»?1
Ja.
Klopt het dat 7 van de 10 grootste wapenproducenten gebruik maken van een belastingconstructie in Nederland en dat meer dan de helft van de wapenproducenten uit de top 100 grootste wapenbedrijven een holding of vestiging heeft in Nederland? Zo ja, om wat voor constructies gaat het?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan ik geen informatie verstrekken over individuele belastingplichtigen.
Over de producten die ondernemingen, al dan niet gelieerd aan een Nederlandse holding of vestiging, in het buitenland fabriceren houdt de overheid niet systematisch gegevens bij. De activiteiten van deze bedrijven vallen onder de wet- en regelgeving van het land waar deze bedrijven gevestigd zijn. Bedrijven die in Nederland produceren vallen onder de Nederlandse wetgeving, onafhankelijk of ze zuster- of moederbedrijven hebben in het buitenland. Er gelden geen afwijkende regels in het fiscale recht voor wapenproducerende bedrijven. Daarnaast staat het een belastingplichtige vrij om eigen keuzes te maken over de structuur en vestigingsplaats van zijn activiteiten.
De aan de Nederlandse defensie gerelateerde industrie bestaat uit enkele honderden bedrijven die uiteenlopende producten en diensten leveren ten behoeve van het Nederlandse Ministerie van Defensie of een buitenlands Ministerie van Defensie. In het laatste geval is het Nederlandse wapenexportbeleid van toepassing.
Hebben één of meerdere van deze bedrijven afspraken gemaakt met de Nederlandse Belastingdienst in de vorm van een ruling?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de activiteiten zijn van deze bedrijven in Nederland? Gaat het om productieactiviteiten of om administratieve activiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke (type) producten maken de wapenproducerende bedrijven met een holding of vestiging in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het gestelde in het rapport «Tax evasion and weapon production: Letterbox arms companies in the Netherlands» dat de 7 bedrijven uit de top 10 nauwelijks werknemers hebben in Nederland?2 Zo ja, voldoen deze bedrijven dan wel aan de substance-eisen? Is hier volgens u sprake van zogenaamde brievenbusfirma’s?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie verstrekken over individuele belastingplichtigen.
In zijn algemeenheid geldt dat er getoetst wordt of er aan de substance-eisen voldaan wordt indien een lichaam hoofdzakelijk rente, royalty, huur- en leasetermijnen binnen concernverband ontvangt en betaalt (dienstverleningslichaam) en tevens wanneer een onderneming zekerheid vooraf vraagt in de vorm van een Advance Pricing Agreement (APA) of een Advance Tax Ruling (ATR). Indien niet wordt voldaan aan de substance-eisen, zal de APA of ATR niet in behandeling worden genomen. Indien een dienstverleningslichaam niet aan de substance-eisen voldoet zal tot spontane gegevensuitwisseling met het buitenland worden overgegaan.
Bij de bepaling of er voldoende substance in Nederland aanwezig is, worden verschillende criteria getoetst. Deze toets is gelijk voor alle bedrijven ongeacht de activiteiten. Van belang is onder andere de vestigingsplaats van de bestuurders, de aanwezigheid van gekwalificeerd personeel om de uitvoering van de werkzaamheden van het bedrijf adequaat te kunnen uitvoeren, de boekhouding, bankrekeningen en het vestigingsadres.3
Bent u bereid de belastingconstructies van deze 7 bedrijven nader te laten onderzoeken door het APA-ATR-team op de substance-eisen?
De belastingdienst houdt toezicht op de substance-eisen op basis van een risicogerichte benadering. Als onderdeel van deze benadering worden signalen van buitenaf mee genomen bij de bepaling van de risico’s.
Welke mogelijkheden ziet u om deze bedrijven versneld te onderwerpen aan de publieke country-by-country reporting?
Vanaf 1 januari 2016 gelden in Nederland de country-by-country reporting regels voor ondernemingen met een omzet van meer dan € 750 miljoen. Daarnaast wordt binnen de EU gewerkt aan een impact assessment aangaande publieke country-by-country reporting om te bepalen of het wenselijk is dit te gaan toepassen. De impact assessment zal vóór 1 april worden afgerond. Ik wacht de uitkomsten van dit impact assessment af voordat er beslissingen genomen zullen worden op het gebied van publieke country-by-country reporting.
Het lekken van de plannen voor Prinsjesdag |
|
Ronald van Raak |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat bij de regeling van werkzaamheden het verzoek is gedaan om alle plannen die zijn gelekt naar de Kamer te sturen (inclusief de bijbehorende cijfers), geen embargoregeling te treffen voor voorstellen die al zijn gelekt, te beschrijven wat u gaat doen met al die lekken en een overzicht te geven wie wanneer welk plan naar welke media heeft gelekt?
Ja, ik heb van dit verzoek kennisgenomen. Mijn reactie op dit verzoek heb ik afgelopen vrijdagmiddag aan de Kamer gezonden. Daarin ben ik ingegaan op alle vier de vragen.
Kunt u op deze vier vragen ieder apart antwoord geven, zoals verzocht tijdens de regeling van werkzaamheden van 1 en 3 september 2015?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ervan op de hoogte dat ten minste de volgende plannen voor Prinsjesdag al bekend zijn gemaakt:1
Bent u ervan op de hoogte dat de nieuwe vormgeving van de spaarbelasting is gelekt?2
Heeft u kennisgenomen van de gelekte koopkrachtplaatjes?3
Bent u ervan op de hoogte dat ongeveer alle belangrijke media (waaronder, zonder uitputtend te zijn, NOS, RTL, FD, Volkskrant) consequent «bronnen rond het kabinet» citeren en daarmee aangeven dat ministers, hun assistenten of ambtenaren rond de ministers deze plannen hebben bevestigd?
Ik heb hiervan kennisgenomen.
Klopt een groot deel van de plannen en de details die onder 3, 4 en 5 in de pers bekend zijn geworden en waarop de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (vaderschapsverlof), Financien (belasting op vermogen en koopkracht) en Buitenlandse Zaken al vrij uitgebreid en redelijk bevestigend hebben gereageerd?
Hierover wil ik geen uitspraken doen. De plannen van het kabinet worden op Prinsjesdag openbaar gemaakt, dit conform de met de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer gemaakte afspraken.
Zijn de plannen uit de Miljoenennota, de tekst van de Miljoenennota en de koopkrachtplaatjes geheim?
Met de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer zijn afspraken gemaakt over de verstrekking van de Prinsjesdagstukken, met inbegrip van de Miljoenennota en de koopkrachtplaatjes. De Kamer ontvangt deze stukken op de vrijdag voor Prinsjesdag onder embargo. Op Prinsjesdag zelf worden de stukken openbaar gemaakt
Welke straf staat op het lekken van deze geheimen?
Zie hiervoor onder meer artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Is er aangifte gedaan van lekken van de plannen?
Bent u nog steeds van mening dat het politici zijn die lekken?4
Heeft één van de bewindspersonen zelf gelekt of goedgekeurd dat er gelekt is vanuit zijn of haar organisatie?
Er is geen aangifte gedaan. Het kabinet heeft geen concrete aanwijzingen dat vertrouwelijke informatie door bewindspersonen of ambtenaren is gelekt.
Hebben de leden van het kabinet ook moeten tekenen voor geheimhouding van de prinsjesdagstukken, zoals straks van de Kamerleden verwacht wordt?
Nee. Voor bewindspersonen geldt in algemene zin dat zij geen informatie openbaar mogen maken waarvan zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij die uit hoofde van hun ambt of wettelijk voorschrift verplicht zijn te bewaren.
Herinnert u zich dat u wel een onderzoek wilde naar een lek, toen de informatie over Cees H. die de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Kamer had moeten sturen, wel boven tafel kwam?5
Ja, dit onderzoek wordt verricht door de commissie-Oosting.
Kunt u deze vragen voor dinsdag 8 september 2015 te 11.30 uur beantwoorden?
Helaas was beantwoording van de vragen voor het genoemde tijdstip niet mogelijk.
Het bericht dat de fraude binnen de Europese begroting is toegenomen |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «EU figures reveal increase in fraud within the EU budget?»1
Het bericht refereert aan het rapport: «Protection of the European Union’s financial interests – Fight against fraud 2014 Annual Report», dat op 31 juli 2015 is gepubliceerd door de Europese Commissie. Dit rapport wordt jaarlijks opgesteld in samenwerking met de lidstaten op grond van artikel 325 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU. Nederland heeft ten behoeve van het rapport informatie gegeven over antifraudemaatregelen in ons land. Zo is er in 2013 een Anti Fraude Coördinatie Service (AFCOS) ingesteld bij het Douane Informatie Centrum (DIC), als centraal aanspreekpunt voor de Europese Commissie (DG OLAF). Verder vindt er in alle lidstaten voortaan een speciale audit plaats bij uitvoerende autoriteiten, om te controleren of er in de opzet van de beheers- en controlesystemen voor de besteding van EU-middelen, adequate fraudepreventiemaatregelen zijn genomen, conform nieuwe regelgeving voor de periode 2014–2020. Ook wordt momenteel onderzocht of Nederland gebruik kan maken van een risicomanagement tool van de Commissie genaamd ARACHNE. Ik ben met de Europese Commissie van mening dat er een zero-tolerance beleid moet zijn ten aanzien van fraude met EU middelen.
Kunt u bevestigen dat het percentage incidenten ten opzichte van 2013 met 48% is gestegen, en met 36% als het gaat om cash transacties? Hoe verklaart u deze stijgingen?2
Het onder vraag 1 genoemde rapport spreekt van een toename van 48% van het aantal gedetecteerde onregelmatigheden ten opzichte van 2013, en het daarbij behorende bedrag ligt met 36% hoger dan het bedrag aan onregelmatigheden in 2013. Hieruit volgt niet automatisch dat het aantal incidenten is toegenomen. De Commissie spreekt in haar rapport van een toegenomen effectiviteit in het bestrijden van fraude met EU middelen door de lidstaten, waardoor meer zaken aan het licht komen. De Commissie wijst eveneens op omstandigheden als de komende sluiting van de programmaperiode 2007–2013, waardoor het aantal transacties in absolute zin toeneemt, en de verbeterde kwaliteit van controles door de Commissie, Europese Rekenkamer en nationale opsporingsdiensten.
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie de uitbetaling van 45 miljoen pond aan Schotland heeft opgeschort, nadat er onregelmatigheden geconstateerd waren die betrekking hadden op het Europese Sociale Fonds? Welke andere onregelmatigheden die dit jaar zijn voorgevallen zijn bij u bekend?3
Wanneer de Europese Commissie in een bepaalde lidstaat, of deelstaat daarbinnen, een zaak opent krijgen andere lidstaten daar geen melding van, anders dan de openbare rapportage in het rapport zoals vermeld onder vraag 1. Ik ben op deze wijze op de hoogte van de genoemde opschortingsmaatregelen en verwijs u graag naar ditzelfde rapport voor informatie over andere onregelmatigheden die dit jaar zijn voorgevallen. Zo meldt het rapport dat in 2014 de Commissie 16 nieuwe besluiten heeft genomen tot opschorting. Nederland rapporteert via de jaarlijkse Nationale Verklaring over de besteding van Europese middelen en onregelmatigheden in Nederland.
Welke oplossingen ziet u om de fraudegevoeligheid van de Europese begroting te verminderen? Is het verkleinen van de begroting wat u betreft een optie? Kunt u in uw antwoord specifiek ingaan op de rol van de diverse nationale en Europese instituties die betrokken zijn bij het opsporen en voorkomen van fraude?
Fraudegevoeligheid is niet per sé afhankelijk van de omvang van de begroting. De strijd tegen fraude wordt door de Commissie in samenwerking met de lidstaten gevoerd. Het centrale orgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het antifraudebeleid is het onafhankelijke Europees Bureau voor Fraudebestrijding van de Commissie, OLAF. Autoriteiten in lidstaten die zijn belast met het beheer van de EU-middelen in hun land hebben een meldplicht voor zowel onregelmatigheden als vermoedens van fraude. Op grond van meldingen die bij OLAF worden gedaan door private of publieke bronnen kan OLAF besluiten een zaak te openen. Na onderzoek met de autoriteiten van de lidstaat worden er door OLAF aanbevelingen geformuleerd. Het is vervolgens aan de lidstaat om deze aanbevelingen op te volgen. Het opvolgen van de aanbevelingen wordt gemonitord door de Commissie.
Een belangrijk middel ter voorkoming van fraude is implementatie van een adequaat beheers- en controlesysteem door de lidstaten. De EU-regelgeving voor de begrotingsperiode 2014–2020 is op dit punt aangescherpt. Zo is bijvoorbeeld in de EU Verordening 1303/2013 voor Europese Structuur- en Investeringsfondsen de verplichting genomen dat autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het financieel beheer van EU-middelen om via risicoanalyses doeltreffende fraudepreventiemaatregelen te nemen.
Bent u bereid om met uw Europese collega’s en relevante stakeholders, zoals de Europese Ombudsman en de Europese Rekenkamer, tijdens het Voorzitterschap in gesprek te gaan over een duurzame oplossing voor de structurele fraude met Europese gelden? Zo ja, kunt u aangeven welke initiatieven u daartoe zal ondernemen? Zal deze kwestie bijvoorbeeld aan de orde komen tijdens het seminar over het Meerjarig Financieel kader (MFK) dat u voornemens bent te organiseren in het kader van het Voorzitterschap?4
Tijdens het Nederlands Voorzitterschap vinden diverse reguliere overleggen plaats waar fraude met EU-middelen aan de orde wordt gesteld. Nederland is vertegenwoordigd in de hiertoe strekkende Europese organen en pleit daarbij o.a. voor strikte toepassing van regelgeving en nadruk op preventieve maatregelen en goed financieel beheer. Uw Kamer ontvangt binnenkort nadere informatie over de inzet van het kabinet op het Meerjarig Financieel Kader en de plek die de Voorzitterschapsconferentie daarbij inneemt.
Kunt u ingaan op de stand van zaken aangaande de voorstellen voor een meer transparante begrotingssystematiek en beter voorspelbare EU-afdrachten die u tijdens het Voorzitterschap wilt presenteren?5
Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd voorafgaand aan de behandeling van de ontwerpbegroting voor 2016 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hoe oordeelt u over de volgende opvatting van Pawel Swidlicki (Open Europe): «With the vast majority of fraud perpetrated at the national level, member states which persistently fail to improve their own detection and prevention procedures should see their funding reduced, although this is a problem exacerbated by the overly complex and inefficient design of the EU budget itself»?6
Over opvattingen van privépersonen zoals de heer Swidlicki doet het kabinet geen specifieke uitspraken.
De voorlopige raming van het Centraal Planbureau (CPB) gepubliceerd op 11 augustus 2015 ten behoeve van de afronding van de besluitvorming over de ontwerpbegroting en het belastingplan van 2016 |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de voorlopige raming van het CPB gepubliceerd op 11 augustus 2015?
Ja.
Bent u in het bijzonder bekend met de koopkrachtcijfers van gepensioneerden in deze raming? Kunt u toelichten waarom gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden, in tegenstelling tot werkenden, weer koopkracht in moeten leveren in 2016?
Waarom kiest u niet voor een eerlijke verdeling van de koopkracht tussen werkenden, mensen die niet kunnen werken en mensen die gewerkt hebben en nu gepensioneerd zijn?
Bent u, mede naar aanleiding van ons gesprek op 7 juli, bereid om de koopkracht eerlijker te verdelen, zodanig dat er minimaal 1 miljard Euro beschikbaar is voor verbetering koopkracht gepensioneerden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u de cijfers ten aanzien van werkloze beroepsbevolking nader specificeren voor de groep werklozen van 45 jaar en ouder? En een specificatie over de duur van de uitkering en de uitstroom van deze groep?
Het CBS en UWV publiceren met regelmaat statistieken over de in- en uitstroom in de WW van ouderen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat er in juli 2015 245 duizend mensen van 45 jaar en ouder werkloos waren. Dit komt overeen met 6,4% van de beroepsbevolking1. In 2014 hebben 259.380 mensen tussen de 45 en de 65 jaar een WW uitkering ontvangen, waarvan 34% met een duur tot een half jaar, 22% voor een duur tussen een half jaar en een jaar, en 44% voor een jaar of langer. Vergeleken met andere leeftijdsgroepen is het percentage dat meer dan een jaar WW ontvangt relatief hoog, al wordt dit ook veroorzaakt door het feit dat de opbouw van de WW-rechten bij deze leeftijdgroep ook relatief hoog is. De totale uitstroom in de leeftijdsklasse 45–65 in 2014 bedroeg 205.680, waarvan bijna de helft direct naar werk2. De andere helft stroomt uit vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, of vanwege het bereiken van de maximale duur van de WW. Een deel hiervan vindt hierna alsnog een baan.
Bent u bereid extra geld en/of middelen in te zetten om de langdurige werkloosheid van mensen van 45 jaar en ouder aan te pakken en deze mensen weer een baan en perspectief te bieden?
Het kabinet heeft reeds een breed palet aan samenhangende maatregelen genomen om de arbeidsmarktpositie van ouderen te verbeteren en de uitstroom uit de WW te bevorderen. De mobiliteitsbonus maakt het voor werkgevers aantrekkelijk om een oudere uitkeringsgerechtigde in dienst te nemen. Werkgevers hebben recht op die bonus, van € 7.000,– per jaar gedurende maximaal drie jaar, wanneer zij een oudere uitkeringsgerechtigde in dienst nemen. Dit bevordert de baankansen voor ouderen. Ook instrumenten als proefplaatsing, waarbij een uitkeringsgerechtigde onder voorwaarden tijdelijk met behoud van uitkering aan het werk gaat, en de no-risk polis WW zijn er op gericht om werkgevers kennis te laten maken met potentiële werknemers. Dit beperkt het risico voor werkgevers, waardoor zij de mogelijkheid krijgen om een reëel beeld van potentiële werknemers te vormen.
Daarnaast neemt het kabinet ook met de sectorplannen concrete maatregelen om ouderen aan het werk te helpen en te houden. Er wordt volop aandacht besteed aan het verhogen van duurzame inzetbaarheid, aan om- en bijscholing en begeleiding bij van-werk-naar-werk. Met het «Actieplan 50pluswerkt» wordt extra ondersteuning geboden aan een specifieke groep werklozen in de WW. Kern van dit actieplan is de empowerment van werkzoekenden, door bijvoorbeeld netwerktrainingen, en het actief benaderen van werkgevers voor deze doelgroep.
Gezamenlijk met het UWV blijf ik de maatregelen gericht op het versterken van de arbeidsmarktpositie van ouderen monitoren en waar nodig verbeteren.
Kunt u deze vragen voor 31 augustus 2015 beantwoorden? Kunt u een toelichting geven indien dat niet lukt?
Vanwege de drukte in de voorbereiding op Prinsjesdag heb ik u deze antwoorden niet eerder kunnen doen toekomen.
Het bericht “Controles op EU-subsidies moeten slimmer” |
|
Aukje de Vries (VVD), Mark Verheijen (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de heer Brenninkmeijer, lid van de Europese Rekenkamer, inzake de verplichte lidstaatverklaring?1 Wat vindt u van deze uitspraken?
Ja.
De heer Brenninkmeijer heeft als lid van de Europese Rekenkamer een onafhankelijke positie en is zelf verantwoordelijk voor zijn uitspraken.
Hoe gaat het kabinet zich ervoor inzetten dat de komende jaren meer aandacht wordt besteed aan het wegnemen van politieke en administratieve belemmeringen om tot Nationale Verklaringen door alle lidstaten te komen, zoals gesteld in het rapport «Budgetrecht in Europees perspectief»?2
Nederland blijft zich onverminderd inzetten om te komen tot een goede verantwoording over de Europese begroting en is voorstander van een Nationale Verklaring. Lidstaten moeten zich openlijk en transparant verantwoorden over de besteding van EU gelden. Ik zal daar aandacht voor blijven vragen. In dit verband heeft de Europese werkgroep vrijwillige Nationale Verklaringen onder leiding van Commissaris Semeta een einddocument opgeleverd met daarin een uitwerking en aanbevelingen voor de toepassing van de Nationale Verklaring en drie formats van een Nationale Verklaring. De Commissie zal dit document na presentatie in de Raad naar het Europees parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer sturen. In de Raad zal ik aandacht vragen voor de uitkomsten van dit rapport.
Deelt u de mening dat de Europese Rekenkamer haar controle-inzet zou kunnen verleggen naar lidstaten die in dit opzicht minder goed werk leveren, waarbij meer inspanning plaatsvindt bij lidstaten die hun controle nog niet op orde hebben of die daarover minder transparant zijn, en goed gedrag belonen en slecht gedrag sanctioneren?
Het kabinet is voorstander van risicogerichte controles. De Europese Rekenkamer controleert conform het verdrag echter per fonds en niet per lidstaat. De heer Brenninkmeijer geeft aan dat nationale rekenkamers meer gericht onderzoek zouden moeten doen zodat Europese Rekenkamer daarop kan voortbouwen. Ik ondersteun deze gedachte, te meer daar dit de mogelijkheid kan bieden om meer lidstaat gericht tot een oordeel te kunnen komen. De controledruk kan dan ook worden verminderd voor die lidstaten die hun systeem op orde hebben.
Deelt u de analyse van de heer Brenninkmeijer die waarschuwt voor een isolatie van Nederland? Heeft dit op enigerlei wijze negatieve gevolgen voor Nederland?
Met de achterliggende doelstellingen van de Nationale Verklaring staat Nederland geenszins alleen. Over de instrumenten daarvoor wordt verschillend gedacht. De druk die Nederland in de afgelopen periode, mede met de Nationale Verklaring, op de Europese discussie over een goede en transparante verantwoording van lidstaten heeft gelegd, heeft er mede toe geleid dat er in het Financieel Reglement verplicht de zogenaamde «Beheersverklaringen» zijn opgenomen. Dit is een cruciaal element waarop de Nationale Verklaring is gebouwd en die bijdraagt aan een betere verantwoording. Ook de opname van de vrijwillige Nationale Verklaring in het Financieel Reglement en de uitwerking daarvan in een guidance note van de Commissie (zie hiervoor) zijn stappen in door Nederland gewenste richting.
Bent u bereid onverminderd door te gaan met het pleiten voor de invoering van een verplichte lidstaatverklaring? Bent u bereid zich in te zetten voor het openbaar en inzichtelijk maken van de verantwoordingsdocumenten in het kader van het Financieel Reglement van de EU-begroting en dat deze niet onder ambtelijke, maar onder politieke verantwoordelijkheid worden opgesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Frankrijk laat begrotingsdoel los’ |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Frankrijk laat begrotingsdoel los»?1
Ja.
Klopt het dat de Franse Minister van Financiën Michel Sapin voorstelt om het Europese beleid bij te stellen, door het tempo waarin tekorten moeten worden teruggebracht aan te passen aan de economische omstandigheden?
Minister Sapin pleit in een ingezonden stuk in het Franse dagblad Le Monde ervoor om het ritme van de begrotingsconsolidatie aan te passen aan de economische omstandigheden. Hij heeft geen concreet voorstel gedaan om de regels van het SGP te wijzigen.
In hoeverre wijken de meest recente verwachte groei en het verwachte tekort van Frankrijk af van de verwachtingen ten tijde van de landenspecifieke aanbevelingen in april?
De raming die als basis diende voor de aanbeveling die de Raad aan Frankrijk heeft gedaan om het buitensporig tekort te beëindigen is de lenteraming 2013. Bij het doen van de aanbeveling ging de Europese Commissie uit van 0,6% groei in 2014 en 1,1% groei in 2015 (gecorrigeerd voor de impact van de gevraagde consolidatiemaatregelen op de groei).
De landenspecifieke aanbevelingen zijn gebaseerd op de lenteraming 2014 van de Europese Commissie. Op basis van deze raming zou de Franse economie 1% groeien in 2014 en 1,5% in 2015. Voor de betreffende jaren zou er een tekort zijn van respectievelijk 3,9% en 3,4%.
Over de eerste twee kwartalen van 2014 heeft de Frankrijk een nulgroei gerealiseerd. De eerstvolgende raming, de herfstraming, komt naar verwachting begin november uit. Sapin heeft in het ingezonden artikel in Le Monde de verwachting uitgesproken dat de groei in 2014 in de orde van grootte van 0,5% zal liggen, en in 2015 niet ver boven de 1% zal uitkomen. Verder gaf Sapin aan dat het tekort in 2014 boven de 4% zal uitkomen. Het tekort voor 2015 zal afhangen van de begroting die de Franse regering dit najaar indient.
Wat is het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van de Europese begrotingsspelregels en de ruimte die deze bieden om rekening te houden met economische omstandigheden? Wijst u in dat kader het pleidooi van Sapin voor een «bijstelling» van het beleid af?
De Nederlandse regering is van mening dat de Europese begrotingsregels voldoende flexibiliteit bieden om rekening te houden met economische omstandigheden. Lidstaten in de buitensporigtekortprocedure kunnen op basis van de relevante verordening (Art. 3(5), Vo. 1467/97) uitstel van de deadline krijgen indien er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Daarnaast moet de lidstaat in kwestie zelf voldoende maatregelen hebben genomen om het tekort terug te brengen, in lijn met de aanbeveling van de Raad om het buitensporig tekort te beëindigen. Nederland en Frankrijk hebben in mei 2013 uitstel gekregen omdat zij aan deze criteria voldeden.
Alle landen moeten voldoen aan de Europese begrotingsregels, ook Frankrijk. De Commissie heeft op 5 maart jl. een autonome aanbeveling aan Frankrijk gedaan omdat er volgens haar een significant risico was dat Frankrijk niet aan de vereisten uit aanbeveling van mei 2013 zou voldoen. In de aanbeveling werd Frankrijk aangespoord om maatregelen te nemen teneinde de benodigde verbetering van het structureel saldo te realiseren. In de landenspecifieke aanbevelingen heeft de Commissie Frankrijk opnieuw aangespoord om de budgettaire strategie te versterken om de deadline van 2015 te halen. Frankrijk moet laten zien voldoende maatregelen te nemen. De eerstvolgende gelegenheid hiervoor is de indiening van het Draft Budgetary Plan dit najaar in het kader van het two-pack.
Bent u bereid om er bij uw Franse ambtgenoot op aan te dringen om eindelijk eens echt werk te maken van hervormingen, teneinde groei en werkgelegenheid structureel te bevorderen? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Structurele hervormingen zijn een terugkerend onderwerp van gesprek in de Eurogroep en de Ecofinraad. In het kader van de aanbevelingen die de Raad aan de Eurozone als geheel heeft gedaan, heeft onlangs in de Eurogroep een thematische discussie plaatsgevonden over de hoge belastingdruk op arbeid. Dergelijke discussies bieden een gelegenheid voor lidstaten om elkaar aan te spreken op het belang van structurele hervormingen en om best practices uit te wisselen.