Het bericht 'Germany unsure if Orbán fit to be ‘EU president’' |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»»?1 Bent u bekend met het rapport van het Meijers Committee?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het aanstaande voorzitterschap van Hongarije?
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) schrijft voor dat het voorzitterschap van de Raadsformaties volgens een toerbeurtsysteem wordt uitgeoefend op basis van gelijkheid (artikel 16, lid 9, VEU).3 Volgens de gemaakte afspraken over welk land wanneer voorzitter wordt (Raadsbesluit 2016/1316) Hongarije tussen 1 juli en 31 december 2024 het EU-voorzitterschap. Aan het EU-voorzitterschap is een aantal verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden die onder meer voortvloeien uit het Reglement van Orde van de Raad, waaronder het waarborgen van de continuïteit van de Europese agenda en het opereren als honest broker. Het kabinet zal in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije deze verantwoordelijkheden nakomt. Het kabinet zal daarbij onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije. Het aanstaande Hongaarse EU-voorzitterschap doet niets af aan deze inzet.
Vertrouwt u erop dat Hongarije, waar corruptie en fraude een bekend probleem zijn, zorgvuldig om zal gaan met de financiering van het voorzitterschap?
De kosten van het EU-voorzitterschap worden gedeeltelijk gedekt door de begroting van de Raad. Het kabinet heeft vertrouwen in de bestaande waarborgen tegen corruptie en fraude, zoals o.a. de mogelijkheid van onderzoek door het fraudebestrijdingsbureau OLAF en de regels opgenomen in het Financieel Reglement van de EU. Voor zover de kosten niet gedekt worden door de begroting van de Raad, is Hongarije zelf verantwoordelijk voor de financiering van het EU-voorzitterschap. In algemene zin worden lidstaten aangemoedigd dit op transparante en zorgvuldige wijze te doen.4 Het kabinet zal het belang hiervan onderstrepen indien het hiertoe een concrete aanleiding ziet.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een land dat de Europese waarden niet respecteert en waar een artikel 7 procedure tegen loopt, het voorzitterschap van de Raad op zich neemt? Deelt u de zorgen dat dit grote gevolgen kan hebben voor de Europese rechtsstaat in zijn geheel?
Het is ongemakkelijk dat een land dat kampt met substantiële problemen op het terrein van de waarden van de Unie en bovendien regelmatig niet handelt in de geest van het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) voorzitter wordt van de EU. Gelet op de verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden aan het voorzitterschap, kunnen de problemen in Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie een negatieve weerslag hebben op de samenwerking met andere lidstaten in de Raad en op de samenwerking tussen de Raad en andere EU-instellingen. Meer specifiek vormt het Hongaarse EU-voorzitterschap een potentieel risico voor de continuïteit en de neutrale behandeling van (een gedeelte van) de Europese rechtsstaatsagenda. Dit geldt met name voor de Artikel 7 procedure en de rechtsstaatsdialogen, waarvoor bovendien geen vaste termijnen zijn vastgelegd en waarbij het EU-voorzitterschap dus invloed zou kunnen uitoefenen op de agendering. Het kabinet blijft er onverminderd op inzetten dat de uitstaande rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Zie voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van het financiële EU-rechtsstaatinstrumentarium in Hongarije en de Nederlandse positie ter zake de Kamerbrief van dinsdag 13 juni jl.
Deelt u ook de zorgen dat dit gevolgen kan hebben voor het Europese meerjarig financieel kader (MFK), waar in de periode van het Hongaars voorzitterschap de onderhandelingen weer over zullen beginnen? Deelt u de zorg dat de door dit kabinet zo gewenste koppeling tussen het MFK en de rechtsstaat in die periode onklaar gemaakt kan worden?
In het huidige MFK-akkoord is vastgelegd dat de Europese Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel zal presenteren voor het volgende MFK. Dat voorstel verwacht ik in de eerst helft van 2025, dus na het EU-voorzitterschap van Hongarije. De ambtelijke behandeling van de voorstellen zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2025 starten. De koppeling tussen de ontvangsten uit de EU-begroting en de eerbiediging van de rechtsstaat is vastgelegd in de MFK-rechtsstaatverordening. Die koppeling kan niet door het EU-voorzitterschap zelfstandig onklaar gemaakt worden.
Deelt u de zorgen dat het voorzitterschap van Hongarije gevolgen zal hebben voor de Europese solidariteit richting Oekraïne?
Voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid geldt bij besluitvorming in de regel unanimiteit. Zie voor de opstelling van Hongarije ten aanzien van Oekraïne en de Nederlandse inzet hierop de beantwoording van schriftelijke vragen van 20 april jl.5
Bent u bereid u aan te sluiten bij Duitsland, dat zich al heeft uitgesproken tegen het Hongaarse voorzitterschap?
Het kabinet herkent zich, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier, in het ongemak dat ook spreekt uit de door EU Observer aangehaalde citaten van de Duitse Minister voor Europese Zaken Lührmann. Het kabinet beschikt niet over informatie dat Duitsland zich zou hebben uitgesproken tegen het Hongaarse EU-voorzitterschap. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen twee en vier zal het kabinet in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije de verantwoordelijkheden die aan het EU-voorzitterschap verbonden zijn zal nakomen.
Bent u bereid als standpunt in te nemen dat Hongarije, zolang president Orbán de zorgen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding niet voldoende geadresseerd heeft, geen EU-voorzitter kan worden wat Nederland betreft, en dat standpunt ook consequent uit te dragen in de verschillende Raden en werkgroepen waar dit opportuun is? Bent u ook bereid dit standpunt publiek uit te dragen?
Het kabinet gaat uit van de in de Verdragen gemaakte afspraken over de invulling van het toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag twee, en hecht eraan deze afspraken te respecteren. Verwacht wordt dat er geen steun zal bestaan in de Raad om het Raadsbesluit 2016/1316 aan te passen. Een eventueel voorstel daartoe van Nederland, kan de Nederlandse positie in de Raad in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap ondermijnen. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier zal het kabinet onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.
Bent u bereid dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende (informele) Raad Algemene Zaken?
Zie antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen voor 15 juni beantwoorden?
Ja.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.
Naar voorbeeld van Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans?1
Ja.
Vreest u net als uw Belgische collega De Croo voor het risico op een tweede juridische stikstofcrisis in ons dichtbevolkte en nu nog economisch sterke gebied en het «overladen van de kar»? Kunt u in uw beantwoording een reactie geven op de uitspraken van De Croo en specifiek zijn stellingname dat we met extra stikstofnormen, nieuwe regels voor biodiversiteit en wetgeving voor natuurherstel in een situatie terechtkomen dat er zoveel regels zijn, dat onze industrie het niet meer aankan?
Het kabinet vindt, evenals premier De Croo, dat bij het vaststellen van nieuw beleid er goed gekeken moet worden naar wat de draagkracht is op het gebied van landbouw, economie en industrie, klimaat en woningbouw. Hier moet in het bijzonder oog voor zijn wanneer er al stringente regelgeving bestaat op een bepaald gebied. Nederland maakt zich daarom, bijvoorbeeld in de onderhandelingen over de natuurherstelverordening, waarvan het de algemene doelen onderschrijft, zodoende hard voor het omzetten van het verslechteringsverbod in een inspanningsverplichting en het afzwakken van de bindende doelen voor 2040 en 2050.
Bent u in navolging op de Franse president Emmanuel Macron en dé Belgische premier Alexander De Croo bereid om de pauzeknop in te duwen met nog meer groene EU-wetgeving? Graag een gedetailleerd antwoord.
Voor het kabinet staat de groene transitie niet ter discussie. Om tot een toekomstbestendig Nederland te komen, moeten we ook in Europees verband stappen nemen. Wel is het hierbij zaak om in de onderhandelingen over EU-wetgeving de Nederlandse belangen duidelijk naar voren te brengen. Daarbij zal het kabinet door middel van de BNC-fiches de Kamer altijd meenemen in het zorgvuldig wegen van de EU-voorstellen.
Het wetsvoorstel wat het verkrijgen van Servisch burgerschap makkelijker zou maken voor Russen. |
|
Kati Piri (PvdA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Serbia stalls plan to ease citizenship rules or Russians amid EU backlash?»1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat er in Servië een wetsvoorstel ligt dat het voor o.a. Russen die slechts één jaar in loondienst, als zzp’er of als ondernemer in Servië werken mogelijk maakt om het Servisch burgerschap te krijgen? Welke veiligheidsrisico’s ziet u als de invoering van de wet wordt doorgezet?
De Commissie heeft Servië aangesproken op het wetsvoorstel. Als de wet aangenomen wordt, kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid van lidstaten, aangezien daarmee visumvrij reizen naar de EU mogelijk wordt voor Russen en andere nationaliteiten die Servisch burgerschap krijgen. Indien de invoering van deze wet leidt tot een toegenomen dreiging voor de veiligheid van de lidstaten kan de Commissie besluiten visumvrij reizen voor Servische paspoorthouders op te schorten. Het kabinet verwelkomt de scherpe reactie van de Commissie en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Wat is de huidige status van deze wet?
De behandeling van het wetsvoorstel is door het Servische parlement aangehouden. Het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer het voorstel in behandeling zal worden genomen.
Hoeveel Russen wonen op dit moment in Servië die door de genoemde wetswijziging nu of over een jaar in aanmerking komen voor Servisch staatsburgerschap als de wet nu in werking zou treden?
De Servische regering deelt geen officiële cijfers over het aantal Russen woonachtig in Servië. Schattingen lopen uiteen van 150.000 tot 250.000 Russen die op meer of minder permanente basis in Servië verblijven. De Servische overheid gaf in 2022 12.593 werkvisa af aan Russische burgers. Dit jaar zijn tot en met april meer dan 4500 werkvisa verstrekt. Het is waarschijnlijk dat het grootste deel van de in Servië woonachtige Russen er verblijft op Servische toeristenvisa. Die groep kan na deze wetswijziging geen aanspraak maken op staatsburgerschap na een jaar.
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid dat een nieuwe stroom Russische burgers naar Servië zou verhuizen, waartoe op sociale media kanalen al wordt opgeroepen, om zich na een jaar over Europa te verspreiden?
Indien de wet wordt aangenomen zou de situatie kunnen ontstaan dat het aantal Russische burgers dat naar Servië verhuist toeneemt. De mate waarin dit zou kunnen gebeuren is moeilijk te voorspellen. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen.
Is er sprake geweest van Russische invloed bij de ontwikkeling van dit wetsvoorstel?
Daar heeft het kabinet geen aanwijzingen voor.
Sluit u zich aan bij het standpunt van de Europese Commissie dat een dergelijke wet de consequentie heeft dat visumvrij reizen voor Servische burgers wordt opgeheven en bent u bereid zich er persoonlijk hard voor te maken dat het opheffen van visumvrij reizen een consequentie is als deze wet toch in werking dreigt te treden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Welke stappen kunnen er nog bilateraal of op Europese Unie (EU)-niveau genomen worden om aan Servië duidelijk te maken dat een dergelijke wet onwenselijk is?
Het aannemen van een dergelijke wet zou in de ogen van het kabinet evident een stap in de verkeerde richting zijn. Zaken die raken aan migratie en burgerschap vallen onder andere onder het «fundamentals» cluster van het EU toetredingsproces van kandidaat-lidstaten. Negatieve ontwikkelingen op dit onderwerp kunnen de EU toetreding van kandidaat-lidstaten afremmen. Volledige aansluiting bij het EU visumbeleid is uiteindelijk een voorwaarde voor toetreding van een kandidaat-lidstaat.
Het kabinet spreekt Servië in bilaterale contacten aan op stappen die haaks staan op de EU-ambitie van het land. Zo ook op deze wet. In Europees verband spoort het kabinet de Commissie en andere Europese lidstaten aan dit ook doen. Daarnaast is tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 maart door EU lidstaten overeenstemming bereikt over de noodzaak om tot een herziening van criteria voor visumvrijstelling en de criteria voor opschorting te komen, en is er brede steun voor een verbeterde monitoring van visumvrije landen. Nederland zet zich in om de effectiviteit van het visum noodremmechanisme te vergroten.
Op welke manieren wordt er op bilateraal en op EU-niveau gesproken met de Servische regering om een nieuwe lijn te kiezen in haar relatie met Rusland?
Zie het antwoord op vraag 8.
Hoe wordt de druk vergroot op Servië om sancties gezamenlijk met de EU tegen Rusland in te voeren?
Servië wordt zowel bilateraal, als in EU verband aangesproken op de noodzaak om zich gradueel aan te sluiten bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en daarmee ook het overnemen van EU sancties. Ook verwacht het kabinet dat Servië mogelijke omzeiling van sancties niet faciliteert. Op 11 mei bracht sanctiegezant van de EU, David O’Sullivan, tijdens een bezoek aan Belgrado dezelfde boodschap over aan de Servische president, premier en Minister van Buitenlandse Zaken.
Wordt er al toegewerkt naar een verbod op directe vluchten tussen Belgrado en Moskou?
EU-sancties verbieden geen vluchten van en naar Rusland van nationale luchtvaartmaatschappijen. De EU heeft Russische maatschappijen verbannen uit het luchtruim. Als tegenmaatregel heeft Rusland EU maatschappijen geweerd. Mocht Servië sancties invoeren, dan zal Air Serbia waarschijnlijk ook geweerd worden uit het Russische luchtruim. Servië heeft geen sancties ingevoerd tegen Rusland. Het kabinet blijft er bilateraal op aandringen dat Servië de sancties overneemt.
Wat is de stand van zaken wat betreft de uitvoering van motie van Wijngaarden c.s.2 waarin wordt opgeroepen om consequenties te verbinden aan het gebrekkige afstemmingspercentage van kandidaat-lidstaten met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU?
N.a.v. de motie van de heer Van Wijngaarden c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565) heeft het kabinet de Commissie verzocht om met voorstellen te komen op basis waarvan er consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige aansluiting bij het GBVB. N.a.v. de motie heb ik hier ook toe opgeroepen tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 20223. In gesprekken geeft de Commissie aan extra aandacht te zullen besteden aan GBVB-aansluiting van kandidaat-lidstaten. Het kabinet zal hier dit najaar in haar kabinetsappreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.
De impact van EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan op de Rapid Support Forces-militie in Soedan (RSF) |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over het indirecte profijt dat de Rapid Support Forces (RSF) gehad lijkt te hebben van de EU-grensbewakingsprojecten en financiering in Soedan om migratie te controleren?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Border Control from Hell: How the EU's migration partnership legitimizes Sudan's «militia state»» van The Enough Project uit april 2017? Hoe beoordeelt u het feit dat hieruit blijkt dat er in 2017 al zorgen waren over de mogelijkheid dat EU-grensbewakingsprojecten in Soedan via dual-use-capaciteiten en legitimering zeer ten goede zouden komen aan de RSF?2
Ja, ik ben bekend met het rapport. De EU heeft echter noch in 2017 noch in de jaren daarna financiële steun gegeven aan genoemde veiligheidstraining. Vanwege het EU-wapenembargo tegen Soedan kan geen militaire uitrusting worden geleverd.
De EU heeft de Soedanese grensbeveiliging ook niet uitgerust met materieel voor dual-use capaciteiten en gebruik. Alle besluiten om civiele uitrusting aan de Soedanese autoriteiten te leveren worden genomen op basis van een grondige beoordeling per geval door de EU, na een strenge aanbestedingsprocedure en op basis van alomvattende aanbestedingsbeginselen. Geen van de door de EU gefinancierde programma’s heeft steun verleend aan het leger en milities. EU-financiering in Soedan wordt niet via de regering verstrekt, maar via maatschappelijke organisaties, ngo’s, agentschappen van EU-lidstaten en de VN-instellingen.
Waarom zijn de projecten en financiering toch pas ruim twee jaar na dit rapport stopgezet?
De EU geeft aan dat de activiteiten onder het programma voor beter migratiebeheer (Better Migration Management) en het ROCK (Regional Operational Centre in Khartoum) deels werden stopgezet in juni (2019), als gevolg van de Soedanese revolutie en de daarop volgende instabiliteit. Activiteiten in Soedan gericht op de bescherming van migranten en vluchtelingen en bewustmaking werden voortgezet. Deze activiteiten kwamen rechtstreeks ten goede aan kwetsbare mensen in het land.
Deelt u de mening dat, terwijl de Europese Commissie en de Nederlandse regering claimen dat er nooit direct of indirect steun is verleend aan de RSF via EU-projecten of financiering, de grote rol van de RSF in de Soedanese grensbewaking het erg lastig te controleren maakt of de militie er indirect niet toch van geprofiteerd heeft?
De EU had een breed palet aan waarborgen ingebouwd, inclusief interne en externe monitoring en evaluatie van de projecten, evenals controles door onafhankelijke auditors, om te voorkomen dat de RSF militie zou profiteren van de EU steun.
Zie ook de beantwoording bij vraag 2. Onder het Better Migration Management programma van de EUTF werd niet samengewerkt met de RSF. Om het risico te vermijden dat leden van de Janjaweed en RSF onbedoeld werden betrokken, is in juni 2017 onder leiding van het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) een specifieke aanpak ontwikkeld. Hierin werd voor alle uitvoerende partners vastgesteld hoe samengewerkt kon worden met het veiligheidsapparaat. Ook stelde deze aanpak de voorwaarden vast waaronder BMM activiteiten kon uitvoeren, in het bijzonder met het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In Soedan werden de deelnemerslijsten nauw afgestemd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken om te voorkomen dat RSF-militieleden deelnamen aan trainingsactiviteiten.
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat nu blijkt dat de zorgen uit 2017 terecht waren en dat blijkt dat de RSF inderdaad indirect profijt heeft gehad van EU-projecten en financiering die bijdroegen aan de legitimering van de militie en aan dual-use-capaciteiten die de RSF kan inzetten bij oorlogsvoering en onderdrukking van de bevolking? En dat dit bij heeft gedragen aan de manier waarop de RSF Soedan nu hevig destabiliseert?
Zie ook beantwoording vraag 2. Ik deel deze zorgen, echter lijkt de berichtgeving hierover niet correct te zijn volgens de EU3. Zie ook beantwoording van Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA) ingezonden 2 november 2020, evenals van de leden Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) en Kuik (CDA) ingezonden op 3 november 2020.
De RSF is ontstaan uit de zgn. Janjaweed milities uit Darfur. In 2013 besloot dictator Omar al-Bashir de milities op de loonlijst van de Soedanese overheid te zetten, en werd tegelijkertijd autonomie beloofd. De top van de RSF, onder wie Hemedti, ontvingen geld en macht om te voorkomen dat zij zich tegen Bashir zouden keren.
De RSF heeft die autonomie in de jaren die volgden optimaal benut. Zo heeft RSF, op verzoek van Saoedi-Arabië en Verenigde Arabische Emiraten, troepen geleverd om te vechten in Jemen, tegen betaling. Tegen deze achtergrond heeft de RSF in de afgelopen periode uit kunnen groeien tot een grote en machtige militie.
Welke impact hebben de EU-grensbewakingsprojecten volgens u indirect gehad op de RSF en daarmee op de binnenlandse stabiliteit van Soedan?
Zie ook beantwoording vraag 5. De EU verleent geen financiële steun aan de regering van Soedan, noch aan de snelle steunverleningsmacht, het Soedanese leger, de militaire overgangsraad of milities, en heeft dat ook in het verleden niet gedaan. Hemedti, de leider van de RSF, heeft zich diverse keren onterecht geprofileerd als «grensbewaker». Dit strookt echter niet met de werkelijkheid, want hij en de RSF hebben nooit EU financiering ontvangen.
Deelt u de mening dat elke mogelijke bijdrage die de EU in het verleden geleverd kan hebben aan de ramp die zich nu in Soedan voltrekt, de grootst mogelijke aandacht dient te krijgen? En dat hier desnoods excuses voor aangeboden dienen te worden door de Europese Commissie?
Zie ook beantwoording vraag 6. Nee, deze mening deel ik niet gezien deze berichtgeving niet klopt. Zie ook beantwoording vraag 5 en verwijzing naar beantwoording eerdere Kamervragen hierover.
De Europese Commissie is belast met de aanbesteding, het sluiten van contracten en de follow-up van de projecten. Elk project voert regelmatig zijn eigen monitoring en evaluatie uit. De uitvoerende partners van de EU houden volledige controle over de uitbetaalde middelen en worden tijdens de uitvoering van de projecten door de EU-delegatie streng en regelmatig gecontroleerd.
Alle door de EU gefinancierde projecten worden onderworpen aan interne en externe monitoring en evaluatie, en de uitgaven worden door onafhankelijke auditors gecontroleerd. De uitvoeringspartners van het EU-noodtrustfonds voor Afrika zijn: 48% VN-agentschappen, 35% agentschappen van EU-lidstaten, 17% NGO’s.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat EU-projecten en financiering gericht op het tegengaan van migratie een dergelijke indirecte destabiliserende impact kunnen hebben in partnerlanden?
De oorzaken van conflicten zijn complex en destabiliserende factoren kunnen niet een-op-een gekoppeld worden aan EU-projecten gericht op migratie.
Zoals eerder gezegd heeft geen van de door de EU gefinancierde programma’s steun verleend aan het leger en de milities. Het Duitse ontwikkelingsagentschap Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) had de leiding over het door de EU gefinancierde Better Migration Management (BMM)-programma in negen landen in de Hoorn van Afrika. Nederland heeft in EU-verband en in bilateraal contact met GIZ onderstreept dat het BMM-programma niet mag leiden tot versterking van een autoritaire regime in Soedan. Dit is dan ook niet gebleken uit monitoring en evaluaties van de EU.
De EU-instellingen en lidstaten waren destijds een strategische dialoog gestart, resulterende in een brede conflictanalyse op basis waarvan programmamiddelen worden toegewezen aan niet-gouvernementele partners. Nederland heeft er destijds in deze besluitvorming met succes op aangedrongen dat bijdragen niet via de Soedanese overheid zullen worden uitbetaald of aan de overheid ten goede zullen komen.
Deelt u de mening dat het extreem zorgwekkend is dat de EU doorging met de projecten in Soedan, terwijl deze risico’s al bekend waren?
Nee, deze mening deel ik niet. De EU brengt voorafgaand aan haar projecten de risico’s nauwkeuring in kaart en bouwt daarnaast mitigerende maatregelen in, waaronder regelmatige monitoring en strenge evaluaties.
Welke lessen kunnen hier volgens u uit getrokken worden voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Hoe gaat u die inzetten om ervoor te zorgen dat dergelijke steun aan het controleren van migratie niet leidt tot een destabilisatie?
Zoals gesteld in de Beleidsnotitie 20224, doet het kabinet er alles aan om risico’s te minimaliseren, maar accepteert het ook dat het nemen van risico’s soms onvermijdelijk is om resultaten te kunnen bereiken, zeker in fragiele en politiek instabiele landen. Om de risico’s zoveel mogelijk te beperken houdt NL nauwlettend in de gaten hoe de Europese Commissie haar aanbesteding uitvoert, contracten sluit en daarin conflictsensitiviteit en risico’s opneemt en de follow-up van de projecten uitvoert, inclusief strenge en regelmatige controles.
Deze discussie onderstreept echter hoe politiek gevoelig samenwerking met niet-democratische overheden in deze regio is en welke risico’s hierbij komen kijken. We maken ons er hard voor om in al onze programmering transparant te zijn over deze risico’s en gevoeligheden mee te wegen. Tevens houden we oog voor het belang van het versterken van de rol van civiele spelers in politieke processen. NL bouwt daarbij heel bewust waarborgen in, bijv. op het gebied van mensenrechten en actoren met wie wordt samengewerkt.
Bent u bereid om deze zorgwekkende impact van EU-projecten in Brussel aan de kaak te stellen?
In lijn met de hiervoor gegeven antwoorden ziet het kabinet daartoe geen reden. Wel zal Nederland in Brussel de risico’s en politieke gevoeligheid van dit soort projecten blijven benadrukken en daarom dus ook het belang van het inbouwen van waarborgen, waaronder strenge monitoring en evaluaties.
Bent u bereid in EU-verband onderzoek te doen naar de directe en indirecte impact van EU-grensbewakingsprojecten op de binnenlandse stabiliteit van Soedan en de betekenis hiervan voor huidige en toekomstige EU-grensbewakingsprojecten in derde landen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Hier is door Clingendael al uitvoerig onderzoek naar gedaan, zie ook hun onderzoek naar de Effects of EU policies in Sudan | Multilateral Damage (clingendael.org) uit september 2018 waaruit blijkt dat er zeker bepaalde risico’s zijn, zoals het risico dat milities en paramilitaire troepen in verband worden gebracht met Europees beleid, het risico dat reguliere troepen worden gesteund die misbruik kunnen maken van migranten, en het risico van corruptie of betrokkenheid van overheidsstructuren bij mensensmokkel- en smokkelactiviteiten».
Het bericht ‘Brussel zint op nieuwe Europese belastingen’ |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Renteblunder coronafonds: Brussel zint op nieuwe Europese belastingen»?1
Ja
Klopt het dat de Europese Commissie voor de financiering van het Europese Corona Herstelfonds te maken heeft met financiële tegenvallers als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes? Zo ja, wat is de financiële omvang van de tegenvaller?
Bij het akkoord over de Europese meerjarenbegroting (MFK) 2021–2027 is afgesproken dat de aflossingen en rentebetalingen op de leningen die voor het subsidiedeel van het Coronaherstelinstrument worden gebruikt zullen plaatsvinden via de EU-begroting2. In het huidige MFK is in de jaren 2023–2027 ca. 15 miljard euro gereserveerd voor rentebetalingen3. De rente is sinds het akkoord echter meer dan verwacht gestegen, waardoor de gereserveerde rentemiddelen mogelijk niet meer voldoende zijn om de volledige rentebetalingen t/m eind 2027 te kunnen financieren. De precieze omvang is nog niet vast te stellen, omdat deze mede afhankelijk is van de omvang van de uitgifte van leningen in 2023 (van het subsidiedeel van het herstelfonds) en de verdere ontwikkeling van de rente.
Gestegen rentelasten speelt breder dan alleen de Europese begroting; ook bijvoorbeeld nationale begrotingen hebben hiermee te maken. In juni publiceert de Commissie naar verwachting een mid term review (MTR) van het huidige MFK waarin het ook in zal gaan op de actuele financiële uitdagingen. Waarschijnlijk maken de gestegen rentekosten daar onderdeel van uit. Na de publicatie van de MTR zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie.
Rentekosten na 2027 en de budgettaire verwerking daarvan maken onderdeel uit van de onderhandelingen over het volgende MFK.
Klopt het dat de Europese Commissie nieuwe eigen middelen wil introduceren om deze tegenvallers te financieren?
In het interinstitutioneel akkoord (IIA) tussen het Europees parlement, de Raad en de Europese Commissie van 16 december 20204 was reeds het voornemen tot het introduceren van nieuwe eigen middelen opgenomen. De nieuwe eigen middelen zijn in eerste instantie bedoeld om rentebetalingen en aflossingen van leningen onder het Coronaherstelinstrument te financieren om te voorkomen dat rentebetalingen en aflossingen ten koste gaan van uitgaven aan specifieke programma’s in het MFK. Nederland heeft bij dit akkoord ingestemd met het verkennen van opties voor nieuwe categorieën van eigen middelen en daarbij aangegeven dat alle voorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun eigen merites beoordeeld zullen worden. Uw Kamer is hierover op 19 november 2020 geïnformeerd5.
In dit IIA is ook reeds een indicatieve routekaart voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen afgesproken waarin een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen. Het voornemen van de Commissie om voorstellen voor nieuwe eigen middelen te publiceren is dus al een bestaand voornemen, en niet ingegeven vanuit de huidige gestegen rentekosten.
Indien het kabinet door de Europese Commissie formeel nog niet op de hoogte is gesteld van de financiële tegenvaller, welke financiële tegenvaller verwacht u binnen het Europese Corona Herstelfonds als gevolg van oplopende inflatie en stijgende rentes?
Zie antwoord op vraag 2. De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF. Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni.
Welke financiële tegenvallers zijn nog meer te verwachten ten aanzien van de andere Europese fondsen die afgelopen jaren zijn opgericht? Kunt een overzicht geven voor alle recent opgerichte Europese fondsen?
Er zijn geen andere recent opgerichte Europese fondsen waarbij sprake is van mogelijke rentetegenvallers als gevolg van gestegen rente. Dit omdat er geen andere recent opgerichte Europese fondsen zijn die worden gefinancierd middels leningen van de Europese Commissie op de kapitaalmarkt en waarvoor de rentebetalingen ten laste komen van de Europese begroting.
Wel is er binnen het MFK sprake van gestegen kosten door de hoge inflatie en nieuwe uitdagingen als gevolg van de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Het kabinet verwacht dat de Europese Commissie deze onderwerpen – en de gestegen rentekosten – terug zal laten komen in de mid-term review van het MFK.
Deelt u de mening dat uitgaventegenvallers opgevangen moeten worden binnen de uitgaven? Met andere woorden, dat de Europese Commissie elders minder moet uitgeven in plaats van te kijken naar extra belastinginkomsten?
De Commissie zal de lidstaten formeel op de hoogte stellen van eventuele tegenvallers bij het voorstel voor de Europese jaarbegroting van 2024 en het voorstel voor de mid-term review van het MKF (MTR). Het voorstel voor de jaarbegroting wordt 30 mei verwacht en het voorstel voor de MTR medio juni. Na de publicatie van zal de Kamer hierover geïnformeerd worden inclusief een kabinetsappreciatie. Het kabinet is voorstander van begrotingsdiscipline, en daar hoort ook bij dat eerst binnen een begroting gekeken dient te worden naar het opvangen van mogelijke tegenvallers.
Daarbij wil ik graag benadrukken dat de Europese begroting niet wordt gefinancierd met Europese belastinginkomsten. De Europese begroting wordt gefinancierd middels eigen middelen; dat zijn grondslagen die een verdeelsleutel bepalen op basis waarvan de verschillende lidstaten bijdragen aan de Europese begroting.
Wat is uw inzet in Europa op dit punt? Bent u bereid uw veto uit te spreken over extra eigen middelen ter financiering van uitgaventegenvallers binnen Europese fondsen?
Eventuele voorstellen voor nieuwe eigen middelen zal het kabinet op eigen merites beoordelen. De introductie van nieuwe eigen middelen is echter niet noodzakelijk om uitgaventegenvallers te financieren. Het sluitstuk van de Europese begroting is en blijft immers de afdracht op basis van het bni. Eerder is het kabinetsstandpunt met uw Kamer gedeeld voor nieuwe eigen middelen op basis van het Carbon Border Adjustment Mechanisme (CBAM) en Emission Trading System (ETS).6 Voordat nieuwe eigen middelen geïntroduceerd kunnen worden dienen deze met unanimiteit in de Raad te worden aangenomen en daarna, conform de eigen grondwettelijke bepalingen, door iedere lidstaat te worden geratificeerd. In Nederland betekent dit een wetstraject via de Tweede en Eerste Kamer.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het eerstvolgende Commissiedebat Eurogroep en Ecofinraad van 11 mei 2023?
Ja.
De plannen van Duitsland om de stroomprijs voor de energie-intensieve industrie te maximeren |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het voorstel «Wettbewerbsfähige Strompreise für die energieintensiven Unternehmen in Deutschland und Europa sicherstellen – Arbeitspapier des BMWK zum Industriestrompreis für das Treffen Bündnis Zukunft der Industrie» van het Duitse Bundesministerium für Wirtschaft und Klimaschutz?1
Ja, ik ben bekend met dit Arbeitspapier (hierna: het voorstel). Het betreft een voorstel van het Duitse Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (BMWK). Het voorstel is niet de gedragen mening van de volledige Duitse regering. De Duitse Minister van financiën heeft al aangeven de Brückenstrompreis met een maximale elektriciteitsprijs van 6 cent per kW/h, een belangrijk onderdeel van het voorstel, niet te steunen.
Bent u het eens met de constatering in dit document dat energie-intensieve bedrijven in Europa de komende moeilijk kunnen concurreren met hun concurrenten in de VS of Azië? Deelt u de zienswijze zoals verwoord in het volgende citaat: «Energie-intensieve bedrijven in Duitsland en Europa hebben een brug nodig om deze bank te bereiken, zodat ze ook de komende jaren internationaal kunnen blijven concurreren.»?
Uit het IEA Electricity Market Report 20232 blijkt dat sinds eind 2020 op mondiaal niveau een stijgende trend waarneembaar is van de elektriciteitsprijzen op de verschillende groothandelsmarkten. Uit dit rapport blijkt ook dat het niveau van de Europese Index, het gewogen gemiddelde op basis van de vraag van elektriciteitsprijzen in Europa, hoger ligt ten opzichte van die van de Verenigde Staten en Japan. De prijsstijging in Europa is met name veroorzaakt door een acute schaarste in het aanbod van fossiele brandstoffen uit Rusland en tegenvallende productie van kerncentrales en waterkrachtcentrales. De elektriciteitsprijzen die individuele bedrijven daadwerkelijk betalen kunnen echter verschillen afhankelijk van de termijn en voorwaarden van de inkoopcontracten die zij hiervoor hebben.
De concurrentiekracht van de industrie is gebaseerd op meer dan de prijs die zij betalen voor energie. Het vestigingsklimaat wordt bepaald door een breed scala aan factoren zoals geografische ligging, het kennisecosysteem, toegang tot (energie)infrastructuur, opleidingsniveau van de beroepsbevolking en nabijheid van leveranciers en afnemers. Wij zijn van mening dat ondanks de hogere energieprijs Nederland nog altijd een goed vestigingsklimaat heeft. Tegelijkertijd zien we dat het vestigingsklimaat in Nederland wel onder druk staat. De hoge elektriciteitsprijs is hier een onderdeel van, net als de beperkte stikstofruimte, netcongestie en de krapte op de arbeidsmarkt. Dit onderstreept de noodzaak voor integrale blik op de verduurzaming van de Nederlandse energie-intensieve industrie en niet enkele te focussen op de energie aspecten. Daarvoor zet dit kabinet zich maximaal in binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) waarover ik u op 24 maart en 14 juli heb geïnformeerd (Kamerstuk 29 826, nr. 176 en nr. 196). Uitgangspunt hierbij is om te zorgen dat de energie-intensieve industrie hier in Nederland gaat verduurzamen.
Hoe beoordeelt u de concrete voorstellen die in dit document worden gedaan? Hoe beoordeelt u het voorstel voor de introductie van «elektriciteits-CfD’s» en de promotie van het afsluiten van PPA’s in de industrie?
Het voorstel heeft onder andere tot doel hernieuwbare elektriciteit tegen een lage prijs (zogenaamde transformationsstrompreis) beschikbaar te stellen voor de industrie. Het voorstel stelt dat zo’n transformationsstrompreis tot stand moet komen op basis van twee onderdelen: 1) Contracts for Difference(CfD) voor elektriciteit en 2) stimulering van Power Purchase Agreements (PPA’s) voor de industrie.
Via «elektriciteits-CfD’s» moeten industriële bedrijven toegang krijgen tot hernieuwbare elektriciteit waarvan de prijs dichtbij de kostprijs ligt. Om die toegang te kunnen bieden moeten hernieuwbare elektriciteitsproductie gefinancierd worden via tweerichtingscontracten oftewel Contracts for Difference (CfD).
In het algemeen is het Nederlandse kabinet van mening dat de inzet van elektriciteits-CfD’s – met als doel de energie-intensieve industrie toegang te geven tot hernieuwbare elektriciteit voor een prijs in de buurt van de kostprijs – het gelijke speelveld tussen lidstaten niet moet verstoren. Het is dan ook van belang dat een dergelijke maatregel, indien het daadwerkelijk een vorm van subsidieringen betreft, getoetst wordt aan de geldende Europese staatsteunkaders.
In het BNC-fiche over de hervorming van de Europese Elektriciteitsmarkt wordt in het algemeen ingegaan op de kabinetspositie ten opzichte van tweerichtingscontracten (Kamerstuk: 2023D17499) en de aandachtspunten die het daarbij ziet.
Het tweede onderdeel van een hernieuwbare industriële elektriciteitsprijs is het stimuleren van het gebruik van PPA’s voor de industrie. In het algemeen zijn PPA’s interessante instrumenten waarmee (industriële) afnemers en producenten van elektriciteit de elektriciteitsprijs voor langere tijd vast leggen. Een PPA leidt hiermee tot meer voorspelbare prijzen, maar een PPA hoeft niet per se tot lagere prijzen te leiden. In het BNC-fiche over de hervorming van de Europese Elektriciteitsmarkt wordt ingegaan op de kabinetspositie ten opzichte van het stimuleren van PPA’s (Kamernummer: 2023D17499) en de aandachtspunten die het daarbij ziet.
Hoe beoordeelt u het voorstel voor een maximum «overbruggingselektriciteitsprijs» zoals voorgesteld in het document? Bent u het eens met de drie argumenten die daarvoor gegeven worden, namelijk a) structureel hogere elektriciteitsprijzen o.a. door het wegvallen van Russisch gas, b) zware internationale concurrentie en een ongelijk speelveld ten overstaande van de VS en China, en c) de toegevoegde waarde en werkgelegenheid die de industrie levert, gebaseerd op geïntegreerde waardeketens en netwerkeffecten? Zijn deze argumenten ook van toepassing op de industrie in Nederland?
Zoals bij vraag 1 aangegeven is er geen sprake van een gedragen voorstel vanuit de Duitse regering, maar is er sprake van interne meningsvorming binnen de Duitse regering.
De genoemde argumenten in het document zijn herkenbaar, maar geen reden voor het kabinet om nu van koers te veranderen; een koers die bovendien Europees is afgesproken om binnen de EU juist zoveel mogelijk een gelijk speelveld te houden.
Zoals ook in het antwoord 2 opgemerkt vindt het kabinet het van groot belang dat de energie-intensieve industrie in Nederland kan verduurzamen en hier een toekomst heeft. Met dit doel hebben wij ook het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie opgericht. Uiteraard is het kabinet zich ervan bewust dat unilaterale maatregelen van landen als Duitsland een rol kunnen spelen bij de investeringsbeslissing van individuele bedrijven. Aangezien elektrificatie van productieprocessen voor veel energie-intensieve bedrijfstakken een kansrijke verduurzamingsroute lijkt te zijn, kunnen (grote) verschillen in de (netto) elektriciteitsprijs tussen Europese landen het speelveld verstoren. Hierom zet dit kabinet zich in voor duidelijke afspraken over het gelijke speelveld en het toezicht van de Europese Commissie hierop. Dit doen wij ook in het kader van de huidige hervorming van de elektriciteitsmarkt.
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel om deze overbruggingselektriciteitsprijs van € 0,06 per kWh tot 2030 te garanderen, met als voorwaarde een duidelijke afbakening van de bedrijven die in aanmerking komen, een besparingsprikkel (80% van het elektriciteitsverbruik komt in aanmerking), een vestigingsgarantie en een plan voor klimaatneutraliteit voor uiterlijk 2045?
De kosten voor een dergelijk voorstel zijn hoog. De verwachting is dat de kosten in Duitsland 25 tot 30 miljard cumulatief zouden zijn.3 Ook zou een dergelijke aanpassing het gelijke speelveld in Europa ernstig verstoren. Mede omdat, naar verwachting, maar een beperkt aantal lidstaten de financiële slagkracht hebben om ook een dergelijk middel in te zetten.
Daarnaast is het kabinet van mening dat het maximaliseren van de stroomprijs belangrijke ontwikkelingen in de industrie en het energiesysteem remt. Dit omdat de gemaximaliseerde stroomprijs de prikkel beperkt om energie te besparen en om in te zetten op flexibilisering. Juist investeringen in flexibilisering en energiebesparing zijn, naast investeringen in verduurzaming, belangrijk voor het verdienvermogen van de industrie (op midden- en langere termijn) en voor het elektriciteitssysteem. Deze investeringen geven de industrie namelijk het vermogen om kosten te vermijden en gebruik te maken van de steeds sterker fluctuerende elektriciteitsprijzen.
Het beperken van de maximumprijs van elektriciteit tot 80% van het gebruik kan dit risico dempen, maar het is onzeker of dit het risico wegneemt. Dit omdat energieprijzen vaak maar een beperkt deel van de totale kosten voor productie zijn. Daarmee is het risico reëel dat het effect van de niet gemaximeerde 20% van de elektriciteitskosten een te klein deel is van de totale productiekosten om nog te spreken van een effectieve prikkel op energiebesparing en flexibilisering.
De ondersteuning die het kabinet biedt aan de industrie is via maatwerk en generieke subsidies erop gericht om de industrie te ondersteunen bij het maken van de overstap van fossiele energie en grondstoffen naar duurzame alternatieven. Hiermee ondersteunen we ook het (lange termijn) verdienvermogen van de Nederlandse industrie zonder dat dit de prikkels op energiebesparing en flexibilisering vermindert en tegelijkertijd de stimulering van verduurzaming maximaliseert.
Deelt u de mening dat Europese lidstaten niet met elkaar zouden moeten concurreren op energieprijzen voor de energie-intensieve industrie, maar dat zij nauw moeten samenwerken om het hoofd te bieden aan de concurrentie vanuit de VS en Azië? Is er overleg geweest tussen Duitsland en Nederland over dit voorstel van Duitsland? Hoe kijkt de Europese Commissie naar dit voorstel?
Europa staat voor een gezamenlijk uitdaging hoe om te gaan met de effecten van de inval in Oekraïne. Stijgende energieprijzen voor de energie-intensieve industrie zijn daar een onderdeel van en hebben de concurrentiepositie van de Europese en Nederlandse industrie ten opzichte van de VS en landen in Azië inderdaad verslechterd. Wij werken dan ook intensief samen met onze Europese partners om te komen tot gezamenlijk oplossingen voor gezamenlijk problemen. Een voorbeeld hiervan is de Energie Efficiency Directive (hierna: EED) om de energie efficiëntie in de Europese Unie te verbeteren en zo minder energie te gaan gebruiken. In de lopende onderhandelingen over de elektriciteitsmarkthervorming zet het kabinet zich ervoor in om afspraken te maken die flexibel energiegebruik door grootverbruikers en een gelijk speelveld tussen EU landen zoveel mogelijk waarborgen.
De Europese Commissie heeft nog geen positie ingenomen ten aanzien van het Duitse voorstel omdat ze hiervoor nog onvoldoende informatie heeft. Wel heeft Eurocommissaris Vestager in de media aangegeven dat landen zeer voorzichtig moeten zijn met het subsidiëren van grote bedrijven met een korting op de elektriciteitsprijs daar waar andere Europese landen dit niet kunnen.4
Samenwerking in Europa is meer dan ooit noodzakelijk. De geopolitieke ontwikkelingen van afgelopen twee jaar hebben dit duidelijk gemaakt. Er moet in Europa een balans worden gezocht tussen een gelijk speelveld op de interne markt enerzijds en de (lange termijn) positie van de EU in het mondiale speelveld anderzijds. De Europese Commissie ziet dit ook en heeft daarom een aantal voorstellen gedaan om deze samenwerking teweeg te brengen. Het Green Deal Industrial Plan, waarover u op 8 februari 2023 bent geïnformeerd, is hier de basis van. Inmiddels is dit plan uitgewerkt in de NZIA, CRMA, en het STEP platform5. Over de eerste twee zijn de onderhandelingen in de raad inmiddels van start gegaan. In dat verband zet Nederland zich in om tot een zo effectief mogelijk pakket aan regelgeving te komen waarmee Nederland en Europa aan de slag kan om het hoofd te bieden aan concurrentie vanuit de VS en Azië.
Bent u bereid op korte termijn te werken aan het harmoniseren van het beleid van lidstaten van de Europese Unie ten aanzien van de energie-intensieve industrie? Bent u bereid binnen Europa een samenwerkingsverband te vormen van lidstaten die een groot aandeel hebben in de Europese energie-intensieve industrie zoals Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Nederland, België en Ierland (ca. 90% van alle chemische producten worden in deze landen geproduceerd), waarin deze landen hun energiebeleid op elkaar afstemmen en gezamenlijk werken aan oplossingen om de energie-intensieve industrie zowel te behouden in Europa als ook te verduurzamen?
Ja ik ben bereid tot het werken aan harmonisatie van verschillende onderdelen van het beleid ten aanzien van de energie-intensieve industrie. Momenteel werk ik bijvoorbeeld aan het agenderen van Europees beleid voor hernieuwbare koolstof. Op dit moment is er, in Europa, nog te weinig aandacht voor de oplossingen die we nodig hebben op dit onderwerp, namelijk: biobased feestock, Carbon Capture and Utilisation, en chemische recycling. Dit is wel noodzakelijk omdat het de enige manier is om de chemische industrie CO2 neutraal te maken. De landen die u opnoemt hebben allemaal een (grote) chemische industrie en zijn dan ook logische partners voor een dergelijke samenwerking. Op dit moment ben ik in een verkennende fase en vraag ik in Europa aandacht voor dit probleem. De volgende stap is om tot concrete beleidssuggesties te komen die in Europa kunnen worden uitgewerkt.
Met betrekking tot energiemarkten is Nederland, gezien de verbondenheid van deze verschillende markten, voorstander van nauwe internationale en Europese samenwerking op het gebied van energiebeleid. Daarvoor is het al actief in meerdere internationale en regionale samenwerkingsverbanden zoals het Pentalateraal Energieforum en de Noordzee Energiesamenwerking (NSEC) en onderhoudt het nauwe bilaterale contacten met verscheidende landen.
Echter, het energiebeleid is primair gericht op het borgen van een duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar energiesysteem en het stimuleren van de energietransitie in brede zin. Hierbij dient niet enkel te worden gefocust op de uitdagingen van de energie-intensieve industrie, maar ook op de uitdagingen die bestaan voor andere partijen, zoals het mkb en het huishoudens.
De elektriciteits- en energiemix van de genoemde landen is bovendien verschillend. Hierdoor kunnen verschillende oplossingen wenselijk zijn en is een volledig geharmoniseerd energiebeleid misschien niet altijd haalbaar. Naast nauwe afstemming met andere Europese landen hecht Nederland er dan ook aan om een bepaalde mate van flexibiliteit te hebben om zo de maatregelen te kunnen nemen die specifiek toegespitst zijn op de uitdagingen van de energietransitie in de Nederlandse context.
Kunt u inzichtelijk maken welke prijzen energie-intensieve bedrijven in de hierboven genoemde lidstaten moeten betalen voor gas en elektriciteit, inclusief belastingen/heffingen? Hoe beoordeelt u de verschillen tussen lidstaten?
Omdat energiecontracten tussen energieleveranciers en energie-intensieve bedrijven niet openbaar zijn kan deze vraag niet exact worden beantwoord. Wel is in juni 2022 door Ecorys, in opdracht van EZK, een onderzoek gepubliceerd naar de afhankelijkheid toekomstige concurrentiepositie van de industrie van energieprijzen6. Hieruit blijkt dat binnen de EU de verschillen in prijs van energiedragers klein zijn. Verschillen tussen de EU en China zijn ook niet groot, hoewel Chinese bedrijven nu voordeel hebben van langlopende gascontracten.
Gasprijsverschillen tussen de EU en de VS waren al sinds de opkomst van schaliegas relatief groot en sinds de inval van Rusland in Oekraïne nog verder toegenomen. De verwachting is dat deze verschillen nog enkele jaren zullen aanhouden, in afwachting van nieuwe LNG-transportcapaciteit en invoer van alternatieve hernieuwbare energiedragers. De verwachting is ook dat zodra wij een duurzaam energiesysteem hebben de prijsverschillen tussen de EU, China en de VS zeer beperkt zullen zijn.
Het bericht ‘Nederland laat miljoenen liggen om de wolf te weren’ |
|
Laurens Dassen (Volt), Ernst Boutkan (Volt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
Bent u bekend met het AD-bericht «Nederland laat miljoenen liggen om de wolf te weren» van 4 april jl.?1
Waarom wordt er geen gebruik maakt van de beschikbare fondsen voor bescherming van de veestapel (het LIFE-programma)? Kunt u hierop een reflectie geven?
Klopt het dat Nederland vaker geen gebruik maakt van Europese fondsen, terwijl er wel geld uit die fondsen beschikbaar is gesteld voor Nederland? Zo ja, waarom? En zo ja, welke fondsen zijn dat? Zo nee, hoe verklaart u de inhoud van het bericht dat hierop ingaat?
Kunt u een overzicht aan de Kamer doen toekomen met daarin opgenomen en helder uiteen gesplitst: alle huidige Europese fondsen en onderliggende programma’s; het doel en subdoelen van de desbetreffende fondsen; of (vanuit) Nederland al dan niet aanspraak (ge)maakt (kan worden) op geld uit de fondsen; zo ja, op hoeveel geld (vanuit) Nederland aanspraak (ge)maakt (kan worden); welke actoren (bijv. bestuurslagen, type organisaties en bedrijven) aanspraak maken en onder welke voorwaarden; van hoeveel geld Nederland in het algemeen of specifieke actoren (bijv. bestuurslagen, organisaties of bedrijven) reeds gebruik gemaakt heeft/hebben, evenals hoeveel geld er nog op de plank ligt uit het desbetreffende fonds; en of, en zo ja, op welke manier, er vanuit de overheid gecommuniceerd wordt over de beschikbaarheid van de desbetreffende fondsen voor de daarvoor in aanmerking komende actoren?
Alle huidige Europese fondsen en onderliggende programma’s;
Het doel en subdoelen van de desbetreffende fondsen;
Of (vanuit) Nederland al dan niet aanspraak (ge)maakt (kan worden) op geld uit de fondsen;
Zo ja, op hoeveel geld (vanuit) Nederland aanspraak (ge)maakt (kan worden);
Welke actoren (bijv. bestuurslagen, type organisaties en bedrijven) aanspraak maken en onder welke voorwaarden;
Van hoeveel geld Nederland in het algemeen of specifieke actoren (bijv. bestuurslagen, organisaties of bedrijven) reeds gebruik gemaakt heeft/hebben, evenals hoeveel geld er nog op de plank ligt uit het desbetreffende fonds; en
Of, en zo ja, op welke manier, er vanuit de overheid gecommuniceerd wordt over de beschikbaarheid van de desbetreffende fondsen voor de daarvoor in aanmerking komende actoren?
Het artikel ‘Draagvlak voor hulp Oekraïense vluchtelingen in Slowakije staat onder druk’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Draagvlak voor hulp Oekraïense vluchtelingen in Slowakije staat onder druk»?1.
Ja.
Hoe kijkt u naar het bericht dat Slowakije erg kwetsbaar blijkt voor desinformatie vanuit Rusland? Hoe kijkt u hier naar de rol van sociale media in het verspreiden van desinformatie?
De verspreiding van Russische desinformatie wereldwijd is zorgelijk en zeker ook de verspreiding hiervan in EU lidstaten, waaronder Slowakije. Sociale media spelen een grote rol bij het verspreiden van desinformatie. Berichten als dit onderstrepen het belang om in EU-verband gezamenlijk op te trekken in het verhogen van de weerbaarheid tegen desinformatie.
Welke risico’s ziet u voor aankomende verkiezingen in het najaar in Slowakije en de toenemende verspreiding van desinformatie uit Rusland?
Het is aan de kiesgerechtigde Slowaken om een keus te maken bij de verkiezingen in dit najaar. Wel weten we dat desinformatie invloed kan hebben op de politieke keuzes die mensen maken. Ook in die zin is groeiende verspreiding van desinformatie in Slowakije zorgelijk.
Welke risico’s ziet u voor het functioneren van de EU als de pro-Russische partij van Robert Fico de verkiezingen wint in Slowakije aankomend najaar?
Mocht de partij van Robert Fico de aanstaande verkiezingen in Slowakije winnen, dan kunnen we verwachten dat dit de besluitvorming binnen de EU ten aanzien van steun aan Oekraïne en inzet jegens Rusland niet vergemakkelijkt. Nederland zal er ook in dat geval alles aan blijven doen EU-eenheid te blijven bewerkstelligen.
Wat wordt er in EU-verband gedaan om gezamenlijk op te trekken tegen Russische desinformatie in EU-lidstaten? Welke maatregelen worden genomen om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan? Bent u het ermee eens dat hier een belangrijke rol is weggelegd voor social media platformen aangezien hun digitale infrastructuur wordt gebruikt door kwaadwillenden om desinformatie te verspreiden? Zo ja, in hoeverre betrekt u social media bedrijven bij de aanpak van desinformatie? Zo nee, waarom niet?
De Europese Unie pakt desinformatie, of «Foreign Information Manipulation and Interference» (FIMI)2, afkomstig vanuit statelijke, of daaraan gelieerde, actoren aan, daar waar dit een risico vormt voor de nationale veiligheid. Voor het tegengaan van FIMI heeft de EU een instrumentarium ontwikkeld dat aangekondigd is in het Europees Democratie Actieplan.3 Hierbij horen nieuwe instrumenten die het mogelijk maken kosten te verhalen op actoren achter beïnvloedingsoperaties, de strategische communicatieactiviteiten van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) te versterken en FIMI inzichtelijk te maken. Verder wordt middels de wet inzake digitale diensten (DSA) een wettelijke basis gecreëerd voor een co-regulerende aanpak van de vernieuwde gedragscode tegen desinformatie. Hiermee spreekt de EU sociale media bedrijven aan op hun verantwoordelijkheid voor het tegengaan van FIMI. Bij het ontwikkelen van eventuele nieuwe instrumenten staat voor het kabinet het waarborgen van fundamentele rechten altijd voorop. Zie voor de aanpak in Nederland de «Rijksbrede strategie effectieve aanpak van desinformatie»4, die uw Kamer op 23 december 2022 toeging.
Wat is de laatste stand van zaken van de herziening van de code of practice on online disinformation waar social media bedrijven zich aan hebben gecommitteerd in Europa? Heeft deze herziening reeds plaatsgevonden, zo ja wanneer en wat betekent dit concreet voor de aanpak van desinformatie van social media platformen? Zo nee, wanneer vindt deze herziening plaats?
Op 16 juni 2022 is de hernieuwde Praktijkcode tegen desinformatie gepubliceerd. Deze is ondertekend door 34 organisaties. Naast grote online platformen zoals Meta, Twitter en Google, hebben ook kleinere platformen, online advertentiebedrijven en fact-checkers zich aangesloten. Uw Kamer is op 29 november 2022 per brief geïnformeerd over de inhoud van deze praktijkcode en de concrete gevolgen ervan.5
Welke stappen moeten en kunnen volgens Nederland worden gezet in EU-verband om Russische desinformatie tegen te gaan? Welke rol kan Nederland hierin spelen?
In EU verband wordt gewerkt aan meer coördinatie tussen EU-lidstaten en inzet van EU-instrumenten om gezamenlijk op te trekken tegen de verspreiding van Russische desinformatie. Nederland ondersteunt de FIMI Toolbox, en zet zich in voor de verdere ontwikkeling hiervan, met als doel verschillende EU instrumenten samen te brengen en antwoord te bieden tegen ongewenste buitenlandse inmenging in het informatie domein.
Meer dan 40% van de Slowaken zou stellen dat Slowakije geen financiële steun aan Oekraïne zou moeten verlenen, zijn vergelijkbare cijfers te zien in andere EU-lidstaten? Zo ja, in welke?
Nederland houdt geen totaaloverzicht bij van steun onder de bevolking in EU lidstaten voor financiële steun aan Oekraïne.
Hoe monitort u toenemende euroscepsis sinds de start van de oorlog in Oekraïne in Slowakije of in andere Centraal- of Oost-Europese landen?
De ambassades van Nederland in Slowakije en andere Centraal-Europese lidstaten houden de ontwikkelingen in hun respectievelijke landen in de gaten, waaronder hoe er onder de bevolking wordt gedacht over de oorlog in Oekraïne, steun voor de EU en democratische waarden in het algemeen. Hierbij kunnen vele factoren een rol spelen en is het niet eenvoudig de link te leggen tussen de oorlog in Oekraïne en al dan niet toenemende euroscepsis.
Heeft u de informatie dat er sprake is van toenemende Russische beïnvloeding en verspreiding van desinformatie bij aankomende verkiezingen van andere EU-lidstaten? Zijn er lidstaten die een verhoogd risico lopen op actieve buitenlandse beïnvloeding vanuit Rusland? Zo ja, welke?
Russische beïnvloeding en verspreiding van desinformatie rondom verkiezingen zijn fenomenen die al jaren bekend zijn en waar Nederland, ook in EU-verband, tegen optreedt. Er kan niet zo eenvoudig en eenduidig een lijst gemaakt worden met EU-lidstaten die een verhoogd risico lopen op buitenlandse beïnvloeding vanuit Rusland.
De uitspraken van dhr. Samsom over verplichte uitkoop van boeren |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Heeft u kennisgenomen van het advies van Diederik Samsom, kabinetschef van Eurocommissaris Timmersmans en ex-PvdA leider, om boeren verplicht uit te kopen?1
Ik was op de hoogte van het bezoek van ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Europese Commissie. Tijdens dat bezoek is van gedachten gewisseld over de plannen van het kabinet met betrekking tot de integrale aanpak landelijk gebied, bodem en water en de transitie van de landbouw.
Kunt u het verslag van het overleg tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de heer Samsom naar de Kamer sturen?
De Kamer wordt actief geïnformeerd over de voortgang van de transitie en de beleidskeuzes die ik maak. Ik betreur het feit dat derden de beschikking hebben gekregen over vertrouwelijke informatie. Er is een intern verslag opgesteld van het bezoek. De gesprekken met de Europese Commissie en de verslagen die daarvan worden gemaakt, zijn onderdeel van het ambtelijk beleidsvormingsproces en geen eindpunt van de gedachtenvorming op de verschillende thema’s. Voor dergelijke ambtelijke concepten geldt staand kabinetsbeleid dat deze niet worden verstrekt (Kamerstuk 34 682, nr. 11).
Wat was de aanleiding om met de heer Samsom in gesprek te gaan?
Omdat veel, zo niet alle, dossiers op het gebied van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een Europese component hebben, vinden er ambtelijk en bestuurlijk met enige regelmaat gesprekken plaats met de Europese Commissie. In deze gesprekken worden Europees en nationaal beleid op verschillende dossiers besproken en toegelicht. Dergelijke overleggen zijn bedoeld om duidelijkheid te krijgen over staand Europese beleid en dragen bij aan beter wederzijds begrip.
Op welk gezag sprak de heer Samsom?
De heer Samsom sprak vanuit zijn functie als Kabinetschef van Eurocommissaris Timmermans.
Deelt u de mening dat de Europese Commissie niet bevoegd is om voor te schrijven hoe Nederland gaat voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden?
Lidstaten hebben een beoordelingsruimte bij de keuze van de maatregelen om te voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen, als deze maar effectief zijn en doelbereik verzekeren, en als intussen maar door passende preventieve maatregelen is verzekerd dat in geen enkel Natura 2000-gebied op geen enkele locatie verslechtering van de kwaliteit van habitats plaatsvindt en significante verstoring van soorten wordt voorkomen. Bij nieuwe projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied geldt bovendien dat die alleen mogen worden toegestaan als op basis van een passende beoordeling zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden uitgesloten dat aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied plaatsvindt. In deze context is er ruimte voor gedachtewisselingen en niet-bindende adviezen, maar dat doet niet af aan de bevoegdheid van de Europese Commissie om een inbreukprocedure te beginnen tegen Nederland vanwege het niet nakomen van de verplichtingen van bijvoorbeeld als het «verslechteringsverbod» niet zou worden nagekomen.
Op welke concrete punten zou Nederland een flexibele opstelling van de Europese Commissie juridisch gezien nodig hebben?
De heer Samsom heeft geschetst welke verschillende Europese regels rond onteigening en uitkoop van belang zijn en heeft gewezen op mogelijkheden voor hogere vergoedingen bij verplichte opkoop. In het gesprek in november is de integrale aanpak van het kabinet, inclusief de aanpak piekbelasting, geschetst. Daarbij is aangeven dat enige flexibiliteit in relatie tot staatssteunkaders gewenst is. De EC kijkt nu naar de regeling voor vrijwillige opkoop (Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties: LBV en LBV-plus) die momenteel het notificatieproces doorloopt.
Welke onderbouwing gaf de heer Samsom voor zijn pleidooi om te kiezen voor verplichte opkoop van boerenbedrijven?
De heer Samsom heeft geen pleidooi gehouden maar geschetst welke verschillende Europese regels rond onteigening en uitkoop van belang zijn en heeft gewezen op mogelijkheden voor hogere vergoedingen bij verplichte opkoop.
Is de veronderstelling juist dat verplichte opkoop per geïnvesteerde euro minder natuurwinst oplevert dan vrijwillige opkoop, verplaatsing, innovatie, extensivering en verbeterd natuurbeheer? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze veronderstelling is niet juist. Welke maatregelen waar nodig zijn, wordt concreet uitgewerkt op basis van de gebiedsprogramma’s van de provincies. Het kabinet neemt geen voorschot op de gebiedsprocessen door algemene uitspraken te doen, zoals hier wordt gevraagd. Rijk en provincies werken gezamenlijk uit wat de optimale mix van maatregelen is om de opgaven in een gebied te realiseren.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Europese goedkeuring voor de voorgelegde opkoopregelingen?
De LBV en LBV-plus zijn eind vorige maand in concept voorgelegd aan de Europese Commissie in verband met de Staatsteuntoets. De gewone behandeltermijn van de Commissie bedraagt minimaal twee maanden.
In hoeverre is door de heer Samsom het bieden van ruimte voor de nationale stikstofaanpak gekoppeld aan het geven van steun aan de door de Europese Commissie voorgestelde Verordening natuurherstel?
Tijdens het gesprek is van gedachten gewisseld over de plannen van het kabinet met betrekking tot de integrale aanpak landelijk gebied, bodem en water en de transitie van de landbouw. Hierbij zijn geen verbanden gelegd met voorbehouden voor steun voor de Natuurherstelverordening.
Is er een verband tussen de druk vanuit de Europese Commissie en de terughoudendheid als het gaat om innovatieve oplossingen in de stikstofaanpak?
Terughoudendheid als het gaat om innovatieve oplossingen herken ik niet. Het kabinet acht de ontwikkeling en toepassing van innovatieve emissiereducerende technieken en managementmaatregelen van essentieel belang voor de opgave van de veehouderij om vergaand en integraal te verduurzamen. Het kabinet zet daarom in op ontwikkeling en toepassing van innovatieve technieken en managementmaatregelen. Voorwaarde voor het toepassen van emissiereducerende technieken is dat de effecten van de emissiereducerende technieken vaststaan, dat de toepassing niet leidt tot verdere achteruitgang van Natura 2000-gebieden en dat het daarmee juridisch houdbaar is. Dit is in het belang van de ondernemer zelf, om maximale zekerheid te kunnen geven over hun vergunning en om te voorkomen dat een boer een investering in een stalsysteem voor niets doet. Het kabinet heeft besloten dat natuurvergunningen voor alle nieuwe emissiearme stalsystemen alleen onder strikte voorwaarden kunnen worden verleend. Dit besluit is genomen naar aanleiding van verscheidene onderzoeken en de uitspraken van de Raad van State over de werking van emissiearme stalsystemen. Om de huidige problemen rondom het toepassen van met name staltechnieken op te lossen, is het van belang dat er zekerheid is over de prestaties van emissiereducerende technieken. Het kabinet zet daarvoor zet daarvoor de nodige stappen. Samen met experts en stakeholders wordt gewerkt aan verbetering van de systematiek van regulering. Daarnaast wordt gewerkt aan een voortoets of passende beoordeling, zodat agrarische ondernemers weten welke investeringen passen binnen het nieuwe systeem van toestemmingverlening.
Het bericht 'Campaigners urge EU to rethink green investment label for aviation' |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Klopt het dat de Europese Commissie overweegt om investeringen in nieuwe vliegtuigen te labelen als «climate-friendly investments»?1
De Commissie heeft zich hier voor zover bekend (nog) niet officieel over uitgelaten. In het artikel waarnaar verwezen wordt en andere media leest het kabinet dat de Commissie dit inderdaad overweegt. De vorm waarin dit zou moeten gebeuren is door een gedelegeerde handeling op basis van de taxonomieverordening2 voor te stellen. Tot een dergelijk voorstel openbaar gemaakt wordt, is het onzeker of en hoe luchtvaart hierin wordt opgenomen.
In de aanbevelingen die het EU-platform voor duurzame financiering in maart 20223 aan de Commissie heeft gedaan staan criteria voor vier activiteiten: het bouwen, leasen, exploiteren, en op de grond afhandelen van vliegtuigen. In de aanbevelingen van het platform levert het bouwen en exploiteren van nieuwe vliegtuigen met nul CO2 uit de uitlaat (bijvoorbeeld op basis van elektriciteit of groene waterstof) een substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering, en is het bouwen en exploiteren van nieuwe efficiëntere vliegtuigen (met verbrandingsmotoren) een transitieactiviteit. De taxonomie bestaat uit activiteiten die een substantiële bijdrage leveren aan de mitigatie van klimaatverandering en daarnaast uit specifieke regels voor faciliterende en transitieactiviteiten. Transitieactiviteiten hebben geen technologisch en economisch haalbaar koolstofarm alternatief en moeten bijdragen aan een traject naar maximaal 1,5 graden aardopwarming. Ze moeten overeenkomen met de beste prestaties in de sector, de ontwikkeling van koolstofarme ontwikkelingen niet in de weg staan en niet leiden tot een lock-in van koolstofintensieve activa. In de geldende taxonomie zijn al verschillende transitieactiviteiten opgenomen.
Deelt u de mening dat het absoluut ongeloofwaardig is om investeringen in vervuilende en fossiele vliegtuigen te betitelen als «klimaatvriendelijk»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat activiteiten onder de taxonomie daadwerkelijk moeten bijdragen aan verduurzaming. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 zijn er verschillende categorieën aan activiteiten in de taxonomie en is er in de aanbevelingen van het platform onderscheid gemaakt tussen vliegtuigen met nul CO2-emissies en nieuwe efficiëntere vliegtuigen (de laatste als transitieactiviteit).
Vóór 2050 is het naar verwachting niet mogelijk om intercontinentaal te vliegen op waterstof en vrijwel zeker niet op batterijen. Daarom zet het kabinet daadkrachtig in op biologische en synthetische duurzame luchtvaartbrandstoffen (SAF) als oplossing om de grote luchtvaart op de korte en middellange termijn te verduurzamen. Daarbij is het nationale doel om in 2030 14% duurzame luchtvaartbrandstoffen bij te mengen en in 2050 volledig hierop over te gaan. Duurzame koplopers zullen mogelijk al eerder op 100% SAF vliegen. Vliegtuigen die op duurzame luchtvaartbrandstof vliegen stoten nog steeds wel CO2 uit, maar minstens 70%4 hiervan wordt in de levenscyclus gecompenseerd.
Volgens het rapport5 van het milieucomité van ICAO ter voorbereiding op het in oktober 2022 vastgestelde mondiale langetermijnklimaatdoel van netto-nul CO2 in 2050 zal er in een ambitieus scenario tot 2050 ruim drie biljoen dollar aan investeringen in duurzame brandstoffen nodig zijn van brandstofproducenten die zij door zullen belasten aan luchtvaartmaatschappijen. De productie van SAF is al opgenomen in de geldende taxonomie als een substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering. Het gebruik van SAF in vliegtuigen valt daarentegen nog niet onder de taxonomie, en zou dat in de vorm van een transitieactiviteit wel doen onder de criteria die het platform aanbeveelt. Het is op voorhand niet eenvoudig te definiëren hoe efficiënt een vliegtuig moet zijn en hoeveel SAF deze moet bijdragen om als transitieactiviteit bij te dragen aan de verduurzaming. Het kabinet wacht daarom een voorstel van de Commissie af.
Kunt u bevestigen dat luchtvaartmaatschappijen uit zichzelf al hun vloot vernieuwen, omdat a) ze dit veel brandstofkosten bespaart, b) sommige vliegtuigen nou eenmaal einde levensduur zijn en c) er steeds strengere grenzen worden ingevoerd voor geluidshinder, luchtvervuiling en broeikasgasemissies?
Luchtvaartmaatschappijen vernieuwen inderdaad om uiteenlopende redenen uit zichzelf hun vloot.
Weet u waarom de Europese Commissie deze fossiele investeringen nu dan als «groen» of «klimaatvriendelijk» wil labelen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Kunt u aangeven wat de gemiddelde levensduur is van een vliegtuig, zodat we weten tot wanneer de straks als «groen» verkochte vliegtuigen zullen bijdragen aan de opwarming van de aarde?
Indicatief kan men uitgaan van een economische levensduur in de orde van vijftien tot vijfentwintig jaar. Over de gemiddelde levensduur van verkeersvliegtuigen zijn echter geen nieuwe, openbare cijfers bekend. De COVID-crisis heeft een grote impact gehad op zowel de instroom als de uitstroom uit de mondiale vloot, waardoor oudere cijfers niet langer representatief zijn. Een andere factor die het moeilijk maakt de gemiddelde levensduur in te schatten is onzekerheid rond toekomstig klimaatbeleid voor de luchtvaart.
Onderschrijft u de stelling dat een nieuw, iets minder vervuilend, vliegtuig nog steeds geen «groene» investering genoemd kan worden als het per saldo verder bijdraagt aan de cumulatieve CO2-uitstoot? Zo nee, hoe definieert u dan een «groene» investering?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, maakt het EU-platform voor duurzame financiering onderscheid tussen vliegtuigen met nul CO2-uitstoot en de nieuwe, efficiëntere vliegtuigen als transitieactiviteit. Nieuwe efficiëntere vliegtuigen stoten in de orde van 20% minder CO2 uit dan de voorgaande generatie. Hoe meer duurzame brandstof bijgemengd wordt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, hoe minder een vliegtuig nog bijdraagt aan de cumulatieve CO2-uitstoot.
Een aanpalend risico is overigens dat de bouw en aanschaf van nieuwe efficiëntere vliegtuigen leidt tot groei van de mondiale vloot. Om een dergelijk risico te ondervangen heeft het platform de Commissie aanbevolen om in de criteria voor het leasen en exploiteren van vliegtuigen voorwaarden op te nemen met betrekking tot het uit de vloot halen en zelfs ontmantelen van een oud vliegtuig van vergelijkbare omvang voor elk aangeschaft nieuw efficiënter vliegtuig. Het kabinet wacht een voorstel van de Commissie af.
Bent u bereid zich actief te verzetten tegen het classificeren van investeringen in fossiele vliegtuigen als «groen» of «klimaatvriendelijk»? Zo ja, gaat u voor die positie steun zoeken in de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
In lijn met de Kamerbrief van juni 20216 zal het kabinet de Commissie blijven verzoeken om met aanvullende, realistische criteria te komen voor de luchtvaart, zodat private financiering optimaal benut kan worden voor de noodzakelijke energietransitie in deze sector. Belangrijke principes daarbij zijn technologische neutraliteit en wetenschappelijke onderbouwing in lijn met een 1,5-gradenpad. Wanneer een concreet voorstel voorligt zal het kabinet deze beoordelen en de Kamer daarover informeren.
Bent u bereid om de lobbyisten van de luchtvaartsector te laten weten dat wanneer ze dit soort ongeloofwaardige plannen blijven aandragen ze niet langer als serieuze gesprekspartner gezien zullen worden? Zo nee, waarom niet
De betreffende plannen zijn aanbevelingen van het EU-platform7 voor duurzame financiering. Dit platform heeft op basis van de taxonomieverordening een mandaat om (niet-bindende) aanbevelingen te formuleren voor de Commissie. De 35 leden en 14 waarnemers zijn een brede afspiegeling van de wetenschap en duurzame financieringswereld. Het kabinet hecht aan het onafhankelijke karakter van dit platform en haar aanbevelingen.
Het bericht dat de Europese Commissie parlementen buitenspel wil zetten inzake het Mercosur verdrag |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Europese Commissie wil parlementen buitenspel zetten om export te beschermen»?1
Het artikel bevat een aantal verkeerde voorstellingen van zaken, in het bijzonder wat betreft besluitvorming over akkoorden waarbij alleen de EU partij wordt (zogenaamde EU-only akkoorden), zoals handelsakkoorden die enkel onderwerpen bevatten die tot de exclusieve bevoegdheid van de Unie behoren; de relatie tussen het advies van het EU-Hof van Justitie van 16 mei 2017 over het handelsakkoord met Singapore (Advies 2/152) en het onderhandelaarsakkoord EU-Mercosur; en de bevoegdheden van comités onder handels- en associatieakkoorden.
Ten eerste wordt in het artikel gesteld dat in geval van «splitsing», een handtekening van alleen de Commissie volstaat voor goedkeuring. Dat is niet juist. Wanneer de EU partij wenst te worden bij een akkoord, ook als dat een EU-only akkoord is, dient de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot ondertekening vast te stellen. Vervolgens dient de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot sluiting vast te stellen, en daar is vrijwel altijd ook de goedkeuring van het Europees Parlement voor vereist.3 Besluitvorming vindt dus plaats in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon, waarbij het de Raad is die via Raadsbesluiten instemt met zowel ondertekening van een akkoord, als sluiting ervan. Ook uw Kamer wordt betrokken in het geval van EU-only akkoorden. Het kabinet legt verantwoording af aan de Kamer over de positie die wordt ingenomen in de Raad. Dat geldt zowel voor de fase van besluitvorming als de daaraan vooraf gaande onderhandelingen, waarover uw Kamer onder andere via de reguliere voortgangsrapportage handelsakkoorden op de hoogte wordt gehouden.
Voor wat betreft het tweede punt geldt dat het advies van het EU-Hof specifiek zag op de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten in relatie tot het handelsakkoord met Singapore (na het Verdrag van Lissabon). Het EU-Hof bepaalde dat slechts enkele onderwerpen van dat handelsakkoord – portfolio investeringen en het geschillenbeslechtingsmechanisme tussen investeerders en staten – niet onder de exclusieve EU-bevoegdheden vallen. De inhoud van het akkoord met Singapore zoals destijds voorgelegd aan de Raad door de Commissie is niet gelijk aan de inhoud van het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord, dat de twee hierboven genoemde onderwerpen niet bevat. Conclusies van het EU-Hof over de aard van het handelsakkoord met Singapore kunnen dan ook niet zonder meer worden doorgetrokken naar het EU-Mercosur onderhandelaarsakkoord. Verder ontneemt het advies van het EU-Hof de Commissie als onderhandelaar niet de mogelijkheid om voorstellen te doen (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger) voor de architectuur van akkoorden, bijvoorbeeld door een voorstel te doen om een onderhandelingsresultaat in meerdere akkoorden voor te leggen aan de Raad.
Voor wat betreft het derde punt wordt in het artikel gesteld dat uit door Greenpeace gelekte teksten zou blijken dat een Associatieraad bindende aanbevelingen zou mogen doen aan lidstaten, en dat zulke aanbevelingen politiek vergaande voorstellen zijn waarover de Commissie niet in haar eentje mag beslissen. Een door een internationale overeenkomst van de Unie ingesteld lichaam, zoals een Associatieraad, kan besluiten en aanbevelingen aan de verdragspartijen vaststellen in onderlinge overeenstemming. Aan EU-zijde stelt de Raad voorafgaand aan die besluitvorming, op voorstel van de Europese Commissie, het namens de Unie in te nemen standpunt vast. Nederland heeft als lid van de Raad ook een stem in de besluitvorming hierover. Het Europees Parlement wordt geïnformeerd over het standpunt dat namens de EU wordt ingenomen. Er is dus geen sprake van besluitvorming waarbij de Commissie zonder voorafgaande interne besluitvorming in de EU een positie in kan nemen namens de EU.
Klopt het dat de Europese Commissie voornemens is het Mercosur verdrag te splitsen in een politiek gedeelte en een handelsgedeelte om de nationale parlementen (gedeeltelijk) te omzeilen? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar zou zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is op dit moment niet bekend in welke vorm de Europese Commissie een mogelijk EU-Mercosur akkoord zal aanbieden aan de Raad ter besluitvorming. Op dit moment wordt nog onderhandeld tussen de Europese Commissie en de Mercosurlanden over een aanvullend instrument bij het in 2019 uit onderhandelde handelsdeel van een mogelijk EU-Mercosur akkoord. De Europese Commissie heeft aangegeven geen besluitvorming over dit akkoord te voorzien vóór 2024. Ik verwijs u verder naar de kabinetsreactie op de gewijzigde motie 34 682, nr. 125 van het lid Ouwehand c.s. en de gewijzigde motie 21 501–02, nr. 2618 van het lid Teunissen c.s (Kamerstuk 21501–02, nr. 2636).
Deelt u de mening dat nationale parlementen het laatste woord moeten krijgen in de ratificatie van volledige handelsverdragen, conform de aangenomen motie Teunissen (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Zo ja, gaat u dit standpunt binnen EU verband uitdragen? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Unie en de lidstaten is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Voor wat betreft een mogelijk EU-Mercosur akkoord zal het kabinet binnen de EU bepleiten dat dit een integraal associatieakkoord blijft, zoals verzocht in de motie Teunissen c.s. Het kabinet zal dit actief uitdragen richting de Europese Commissie en de andere lidstaten van de EU. Ik verwijs u verder naar de kabinetsreactie op de gewijzigde motie 34 682, nr. 125 van het lid Ouwehand c.s. en de gewijzigde motie 21 501-02, nr. 2618 van het lid Teunissen c.s (Kamerstuk 21501-02, nr. 2636).
Klopt het dat de regering nog steeds geen standpunt over het Mercosur-verdrag heeft ingenomen? Zo ja, waar komen uw uitspraak uit juni 2022 vandaan dat de commissie zo snel mogelijk moet overgaan tot het «voltooien en implementeren van de onderhandelde handelsovereenkomsten met Chili, Mexico en Mercosur»? Zo nee, wat is het standpunt van de regering?
Zoals bij ieder verdrag, zal het kabinet pas een positie bepalen ten aanzien van een mogelijk akkoord tussen de Europese Unie en de Mercosurlanden op het moment dat alle daartoe noodzakelijke stukken door de Commissie ter besluitvorming aan de Raad worden aangeboden. Het kabinet heeft eerder toegezegd uw Kamer nauwgezet te betrekken bij deze standpuntbepaling. Ten behoeve hiervan zal een integrale weging worden gemaakt waarbij alle voor- en nadelen, waaronder ook de in de motie Ouwehand c.s. genoemde zorgpunten, worden betrokken.
Het kabinet zal in de tussentijd binnen de EU bepleiten dat een mogelijk EU-Mercosur akkoord een integraal associatieakkoord blijft, zoals verzocht in de motie Teunissen c.s. Het kabinet zal dit actief uitdragen richting de Europese Commissie en de andere lidstaten van de EU.
Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de aangenomen motie Teunissen over het tegengaan van het splitsen van het Mercosur-verdrag (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Zie antwoord vraag 4.
Gaat u de motie Ouwehand (Kamerstuk 34 682, nr. 125) uitvoeren, in die zin dat de Kamer niet wil dat het Mercosur verdrag in zijn huidige vorm wordt overgenomen? Zo nee, waarom negeert u de democratie?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel 'Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement' |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het kabinet op de hoogte van de berichtgeving «Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement»?1
Ja.
Is het kabinet op de hoogte van de beschuldigingen tegen de stichting «No Peace Without Justice» en haar bestuursleden?
Ja.
Wanneer is de samenwerking tussen het ministerie en No Peace Without Justice begonnen? Wat is de reden geweest om deze samenwerking te starten?
Het ministerie heeft in 2013 een bijdrage van EUR 50.000 aan No Peace Without Justice geleverd voor het organiseren van drie workshops voor jongeren op het onderwerp Transitional Justice.
In 2018 is er uit het mensenrechtenbudget via de Permanente Vertegenwoordiging in Geneve EUR 1.754 bijgedragen aan een evenement tijdens de Mensenrechtenraad gericht op Syrië. Gezien de veiligheid van betrokken deelnemers was het evenement vertrouwelijk.
Conform geldende procedures heeft financiële rapportage en monitoring plaatsgevonden voor deze voorgaande projecten. Op basis daarvan heeft het ministerie geconcludeerd dat de activiteit naar tevredenheid is uitgevoerd.
In 2022 heeft het ministerie twee activiteiten van No Peace Without Justice met betrekking tot Afghanistan gefinancierd. Voor beide projecten geldt dat de fondsen direct ten goede kwamen aan actoren die zich inzetten voor mensenrechten in Afghanistan, waarop No Peace Without Justice naar gemaakte afspraken heeft geleverd. Op de specifieke doeleinden kan het kabinet niet ingaan gezien de kwetsbare situatie van de actoren en hun families in Afghanistan.
Voor welke doeleinden is No Peace Without Justice gefinancierd door het ministerie?
Zie antwoord vraag 3.
Is dit het eerste project van No Peace Without Justice dat gefinancierd is door de Nederlandse regering? Zo nee, hoeveel projecten van No Peace Without Justice zijn er in het verleden gefinancierd? Voor welke doelen dienden deze projecten? Is er een evaluatie geweest nadat deze voorgaande projecten waren afgerond?
Zie antwoord vraag 3.
Welke eisen zijn er gesteld door het ministerie aan het project van een half miljoen euro waaraan het artikel refereert? Is er tijdens het project controle geweest naar de besteding van de subsidie? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit niet is gebeurd?
De twee activiteiten op het gebied van mensenrechten in Afghanistan waren, net als alle steun aan het Afghaanse maatschappelijk middenveld vanuit het ministerie, sinds de machtsovername van de Taliban aan specifieke voorwaarden verbonden.2 Deze voorwaarden zijn:
Daarnaast zijn alle subsidies die Nederland biedt, gebonden aan overkoepelende voorwaarden. Zo moet een subsidie bijvoorbeeld bijdragen aan de Nederlandse beleidsdoelen, en er moet een inhoudelijk en budgettair voorstel worden overlegd en goedgekeurd. Daarnaast is gekeken naar de uitvoeringscapaciteit van de organisatie.
De besteding van middelen wordt gecontroleerd volgens de verantwoordingsregels voor subsidies van het ministerie. Gezien de subsidie in twee delen is toegekend, is voor het eerste deel van de subsidie aan No Peace Without Justice inmiddels een inhoudelijke en financiële rapportage ontvangen en goedgekeurd, waarbij de financiële rapportage is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Eenzelfde rapportage over het tweede deel volgt nog.
Is er een evaluatie geweest van de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice nadat de pr-manager in mei 2022 in opspraak kwam naar aanleiding van het rapport over de machtige lobby van de Emiraten in Brussel waaraan No Peace Without Justice heeft bijgedragen? Zo nee, waarom is er geen evaluatie gedaan? Zo ja, wat waren de conclusies van deze evaluatie?
Nee, er was geen aanleiding om een evaluatie uit te voeren. No Peace Without Justice heeft als fondsbeheerder een beperkte rol in de daadwerkelijke uitvoering van de activiteiten en heeft tot dusverre geleverd.
Waarom is de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice opgezegd? Op welke datum is de samenwerking stopgezet?
De subsidie aan No Peace Without Justice liep af op 31 december 2022. De subsidie is niet verlengd vanwege de berichten over mogelijke betrokkenheid van No Peace Without Justice bij het corruptieschandaal in het Europees Parlement in december 2022. Zo lang het onderzoek van Belgische justitie loopt, wordt geen nieuwe subsidie overwogen.
Bent u van plan te monitoren of andere betrokkenen bij het corruptieschandaal in het Europees Parlement banden hebben met ngo’s of andere organisaties die gefinancierd worden door de Nederlandse regering? Bent u van plan controles uit te voeren bij deze ngo’s of andere organisaties om soortgelijke gevallen als de No Peace No Justice-zaak te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het ministerie zal de ontwikkelingen rondom dit dossier nauwgezet blijven volgen. Voor zover bekend hebben andere organisaties die mogelijk in verband staan met het corruptieschandaal in het Europees Parlement geen financiering vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangen.
Indien de uitkomsten van het onderzoek daar echter wel aanleiding toe geven, zal het ministerie uiteraard vervolgstappen nemen.
Een dubieuze promotiecampagne van de EU |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over de promotiecampagne «You are EU» vol met opgeblazen teksten als: ««You are EU» is een manifest dat we samen kunnen evolueren naar schone en eigen energie.»?
Als lidstaat is Nederland niet betrokken bij deze campagne. De Europese Commissie gaat over haar eigen communicatie. Het kabinet ziet geen aanleiding de inhoud, opportuniteit of effectiviteit van specifieke communicatie-initiatieven van de Commissie te becommentariëren.
Bent u het eens met de volgende stelling op de website: «Onze kinderen en kleinkinderen wijzen ons de weg naar ons gemeenschappelijke doel: het behoud van onze democratie, onze economie en onze vreedzame en onafhankelijke Europese Unie»?1
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat dit soort teksten nogal pathetisch zijn en gelooft u werkelijk dat dit soort campagnes effectief zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens dat uitbreiding van bevoegdheden van de EU onderwerp moet zijn van politieke discussie in plaats van promotiecampagnes?
De bevoegdheden van de EU zijn vastgelegd in de EU-Verdragen. Eventuele uitbreiding van de bevoegdheden van de EU zal verdragsrechtelijk moeten worden verankerd, en kan daarmee alleen plaatsvinden via de in artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vastgelegde procedure. Dat betekent volgens het kabinet dat uitbreiding van bevoegdheden van de EU per definitie de uitkomst zou zijn van een politieke discussie tussen de EU lidstaten.
Wat zijn de totale kosten voor deze campagne?
Navraag leert dat de Europese Commissie de totale campagnekosten (dus in alle 27 EU-lidstaten) stelt op 34,5 miljoen euro.
Vindt u dit een verstandige campagne of had u het geld liever anders besteed?
Zie de beantwoording van de vragen 1, 2 en 3.
Was u op de hoogte van dit initiatief? Zo ja, heeft u toestemming verleend? Zo nee, gaat u dat overbrengen aan de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 6.
De militaire steun aan Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD), Ralf Dekker (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u een overzicht verstrekken van uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte leveringen van militaire steun aan Oekraïne? Kunt u voor elke afzonderlijke levering aangeven welke procedures, voorwaarden en bedragen hieraan verbonden zijn? Wordt deze steun geschonken, verkocht, uitgeleend of anderszins ter beschikking gesteld?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne.1
De militaire steun van Nederland aan Oekraïne betreft een donatie.2
Welke overwegingen liggen aan deze leveringen van militaire steun ten grondslag en wie heeft het initiatief tot deze steun genomen? Kunt u uw antwoord toelichten en per levering beantwoorden?
Rusland voert al ruim een jaar een illegale aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Op basis van artikel 51 van het VN-Handvest heeft Oekraïne het recht zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Nederland en een brede coalitie van bondgenoten en partnerlanden stellen, in nauwe samenwerking binnen onder meer het International Donor Conference Centre (IDCC) en de Ukraine Defense Contact Group (UDCG), Oekraïne door de militaire steun hiertoe in staat. De Oekraïense behoefte is leidend. Dat geldt voor elke afzonderlijke levering.
Kunt u voor elke afzonderlijk uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne aangeven of er sprake is van (mogelijke) onrechtmatigheden, zoals schendingen van het oorlogsrecht, illegale doorverkoop en wanprestaties (zoals het niet terugleveren van materieel)? Indien er sprake is van onrechtmatigheden, kunt u toelichten waaruit deze onrechtmatigheden bestaan, welke bedragen en entiteiten hiermee gemoeid zijn en welke stappen hierop zijn ondernomen?
Zoals recent is aangegeven in de Kamerbrief terug- en vooruitblik na een jaar Russische oorlog in Oekraïne van 20 februari 2023 zijn er op dit moment geen signalen dat geleverd materieel op ongewenste wijze wordt ingezet.3
Tegelijkertijd moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat een deel van deze goederen verloren gaat in de gewapende strijd of anderszins op ongewenste plekken terecht komt. Om deze onvermijdelijke risico’s te mitigeren, wordt elke leverantie zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden versneld getoetst aan de EU-wapenexportcriteria door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven. Daarnaast wordt bij elke levering een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin zij verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze in te zetten in lijn met de principes van het internationaal humanitair oorlogsrecht en enkel ten behoeve van zelfverdediging.
Kunt u garanderen dat Oekraïne de gemaakte afspraken met betrekking tot de levering van militaire steun nakomt? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hoe beoordeelt u dit en hoe gaat u ervoor zorgen dat u deze garantie wel kunt geven?
Oekraïne is verwikkeld in een oorlog tegen Russische agressie. Als gesteld onder vraag drie wordt elke leverantie zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden versneld getoetst aan de EU-wapenexportcriteria door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven. Daarnaast wordt bij elke levering een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin zij verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze in te zetten in lijn met de principes van het internationaal humanitair oorlogsrecht en enkel ten behoeve van zelfverdediging. Er zijn op dit moment geen signalen dat geleverd materieel op ongewenste wijze wordt ingezet.
Kunt u uitsluiten dat de inzet van Nederlandse militairen of dienstplichtigen in de toekomst ook onder de militaire steun aan Oekraïne zal vallen? Kunt u dit toelichten?
Nederland zet militairen in voor de militaire steun aan Oekraïne. Nederlandse militairen leveren een significante bijdrage aan de training van Oekraïense militairen, waaronder via de operatie Interflexen de EU Military Assistance Mission(EUMAM). Daarnaast leveren Nederlandse militairen specialistische opleidingen en trainingen, zoals rij- en vaaropleidingen, medische training en training op het gebied van ontmijning en de bediening van drones. Voorts ondersteunen Nederlandse militairen bij het onderhoud- en de instandhouding van aan Oekraïne geleverd militair materieel De trainingen aan Oekraïense militairen vinden plaats op diverse locaties buiten Oekraïne, inclusief in Nederland.
Kunt u, conform artikel 68 van de Grondwet, inzage geven in alle gegevens en correspondentie verband houdende met de uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne. De operationele veiligheid blijft echter te allen tijde leidend in de afweging uw Kamer in het openbaar te informeren. Dit om de veiligheidsbelangen van Nederland, Oekraïne, partnerlanden en/of betrokken bedrijven te waarborgen.
Kunt u in de beantwoording van deze vragen alle militaire steun betrekken die op enigerlei wijze bestemd is voor Oekraïne en hier dus ook doorleveringen via derde partijen in meenemen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet informeert uw Kamer via de periodieke Kamerbrief «update leveringen militaire goederen aan Oekraïne» over alle geleverde militaire steun aan Oekraïne.
Kunt u deze vragen volledig, afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het steunen van Polen in haar lijn om weer baas in eigen land te worden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onzalige besluit van de Europese Commissie om Polen opnieuw voor de rechter te slepen?1
Ja
Bent u het ermee eens dat Europese regelgeving ons land opzadelt met grote problemen, kijk alleen al naar de asiel- en stikstofcrisis?
Het kabinet houdt bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving nauwlettend in het oog wat de gevolgen zijn voor Nederland. Het kabinet beoordeelt van elk voorstel voor EU-regelgeving, onder andere, de gevolgen op het gebied van regeldruk en de implicaties voor de uitvoering en handhaving (BNC-fiche). De inzet van het kabinet tijdens de onderhandelingen over nieuwe EU-regelgeving is er steevast op gericht de NL belangen goed te borgen.
Deelt u de mening van Polen dat nationale wetgeving natuurlijk zwaarder moet wegen dan het Europese recht? Zo ja, wilt u Polen steunen in haar strijd om weer baas in eigen land te zijn en wilt u deze lijn ook per ommegaande de Nederlandse lijn richting de Europese Unie laten zijn? Graag een gedetailleerd antwoord.
Nee, die mening deelt het kabinet niet. Een gedeelde, goed functionerende rechtsorde binnen de EU is een voorwaarde voor effectieve Europese samenwerking. Het is hiervoor van essentieel belang dat alle lidstaten de beginselen van het EU-recht erkennen en respecteren, waaronder autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing van het EU-recht, alsmede de eerbiediging van de bevoegdheid van het EU-Hof van Justitie op grond van artikel 267 EU-Werkingsverdrag (VWEU).
Op 14 juli 2021 ontkende het Poolse Grondwettelijk Hof de bindende kracht van voorlopige maatregelen van het EU-Hof van Justitie voor zover deze betrekking hebben op de organisatie en de werking van de rechterlijke macht. Op 7 oktober 2021 oordeelde het Poolse Grondwettelijke Hof dat cruciale onderdelen van de EU-Verdragen (waaronder artikel 19 VEU, het recht op effectieve rechtsbescherming) onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. Het kabinet steunt de Commissie volledig in haar besluit om Polen voor het EU-Hof van Justitie te dagen over deze uitspraken van het Poolse Grondwettelijk Hof.
Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.
De Sponsoring van het EU-voorzitterschap door bedrijven |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat Zweden tijdens het EU-voorzitterschap mogelijkheden biedt voor sponsoring van het voorzitterschap door bedrijven?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, heeft de ruimte om dergelijke sponsoring autonoom vorm te geven. De Raad heeft op 22 juni 20212 richtsnoeren opgesteld voor alle lidstaten over de sponsoring van voorzitterschappen. De Raad moedigt bijvoorbeeld aan dat lidstaten heldere en transparante regels opstellen in het proces van sponsoring.
Het kabinet voert ook actief beleid op transparantie binnen de Europese Unie.3 Tijdens de voorbereiding van het Nederlandse EU voorzitterschap in 2016, zijn er nationale richtsnoeren opgesteld voor mogelijke sponsorschappen. In het kader van transparantie, zijn deze destijds online gepubliceerd.4 Bedrijven dienden aan bepaalde drempelvoorwaarden te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor mogelijke sponsoring, zoals het leveren van kwalitatief hoogstaande en milieuvriendelijke producten. Daarnaast stelden de opgestelde richtsnoeren expliciet dat sponsoren geen toegang hadden tot overleggen van het EU voorzitterschap.
Deelt u de mening dat inmenging door grote bedrijven op Europese besluitvorming onacceptabel is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat sponsoring van EU-voorzitterschap door bedrijven schadelijk is voor het vertrouwen in de Europese besluitvorming? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw Zweedse ambtsgenoot en de voorzitter van de Europese Raad aan te spreken op deze openstelling voor sponsoring door bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor aangegeven beslist ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, autonoom hoe eventuele sponsoring wordt vorm gegeven.
Deelt u de mening dat het waarborgen van de integriteit van Europese besluitvorming boven het «drukken van de kosten» van het EU-voorzitterschap moet worden gesteld?
Zoals aangegeven in antwoord op vragen 1 en 2 is het kabinet van mening dat sponsoring in beginsel niet ongewenst is. Sponsorschappen kunnen bijvoorbeeld bepaalde logistiek faciliteren. In het proces van sponsoring hecht het kabinet waarde aan de in 2021 door de Raad opgestelde richtsnoeren en de breder geldende principes van onpartijdigheid en transparantie.
Wilt u toezeggen dat bij het komende Nederlandse EU-voorzitterschap deze vormen van sponsoring niet zijn toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het verlopen van vergunningen door nieuwe Europese regels |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Paniek bij kaasboer Veldhuijzen: na 30 jaar op vaste plek in Vleuten is petitie laatste hoop op blijven» en «Bloemetje of broodje op vertrouwde plek op straat kopen? Dat is straks mogelijk verleden tijd»?1, 2
Ja.
Heeft u een beeld van hoeveel Nederlandse ondernemers hun vaste standplaats dreigen te verliezen door de nieuwe Europese aanbestedingsregels?
De Europese regelgeving waar in de vraag op wordt gedoeld betreft geen aanbestedingsregels. Het verlopen van (marktplaats)vergunningen met een onbeperkte looptijd is een uitvloeisel van de Europese Dienstenrichtlijn die eind 2009 door Nederland is geimplementeerd in de Dienstenwet. Voor een toelichting op de gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor onder andere de ambulante handel en de achtergrond daarvan verwijs ik graag naar mijn antwoorden van 24 januari jl. op vragen van het lid van Haga over een soortgelijke casus in Utrecht.
Het beleid met betrekking tot marktplaatsvergunningen is een discretionaire bevoegdheid van gemeenten. Het is ook aan gemeenten op welke wijze zij de verdeling van schaarse vergunningen vormgeven. Daarbij zijn zij wel gehouden aan de eisen die de Dienstenrichtlijn hieraan stelt.
Ik beschik niet over informatie over de lokale situatie van de ambulante handel binnen individuele gemeenten.
Deelt u de mening dat deze ondernemingen (vaak na tientallen jaren) onderdeel zijn geworden van de lokale cultuur en dat er daarom meer dan alleen economische afwegingen een rol zouden moeten spelen in het toekennen van standplaatsvergunningen?
Ik begrijp dat het voor de betreffende ambulante handelaren als een klap kan aanvoelen als ze hun vertrouwde plek moeten opgeven. Toch draagt dit bij aan een rechtvaardige verdeling van kansen voor alle ondernemers, waarbij de lokale overheid tegelijk de leefomgeving kan beschermen. In veel gemeenten is sprake van een overgangsfase waarbij de (schaarse) standplaatsvergunningen met een onbeperkte looptijd worden omgezet in een vergunning met een beperkte looptijd. Bij afloop van de vergunning kan een ieder, ook de huidige vergunninghouder, meedingen naar een nieuwe vergunning. Dit zorgt dat niet alleen huidige vergunningshouders maar ook nieuwe ondernemers, een eerlijke kans krijgen op het verkrijgen van een schaarse vergunning.
Indien zich geen andere gegadigden melden kan de gemeente ook overgaan tot verlenging van de vergunning van de zittende vergunninghouder. Het is aan de gemeente hoe zij de toewijzing willen vormgeven.
Aan de basis van dit beleid staan beginselen als evenredigheid, gelijkheid en non-discriminatie. Het meewegen van menselijke factoren werkt twee kanten op: de marktkoopman wiens familie al tientallen jaren heeft geprofiteerd van een exclusief recht op een mogelijkerwijs zeer gewilde plek in de stad en een ander familiebedrijf dat het moet doen met een minder aantrekkelijke locatie en daardoor wellicht twee keer zo hard moet werken om dezelfde omzet te bereiken. Verder heeft de gemeente de ruimte om op basis van lokale factoren en lokale beleidsdoelstellingen te kiezen voor het meest aangewezen allocatiemechanisme (zoals first come, first served; loting; of veiling).
Bent u voornemens maatregelen te nemen om te voorkomen dat ondernemingen die diepgeworteld zijn in hun lokale cultuur zullen komen te verdwijnen?
Zie antwoord vraag 3.
Het ‘Report - Meeting with NL ministers Van der Wal, De Jonge, Harbers en Jetten’ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
Bent u bekend met het «Report – Meeting with NL ministers Van der Wal, De Jonge, Harbers en Jetten»?1
Ik ben bekend met het document.
Met welk doel bent u in gesprek gegaan met de Eurocommissaris?
Meerdere urgente maatschappelijke projecten, zoals die voor de energietransitie, duurzame industrie en woningbouw met bijbehorende infrastructuur staan momenteel onder druk; de huidige overbelasting van de natuur leidt ertoe dat er op dit moment zeer beperkt ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. De voortgang van woningbouwprojecten met bijbehorende infrastructuur, de ontwikkeling van duurzame industrie en de energietransitieprojecten (projecten ten behoeve van opwekking en transport van duurzame energie) zijn van groot van belang voor de verdere ontwikkeling van Nederland. Het kabinet werkt aan een aanpak die waarborgt dat de doelen op natuur, stikstof, water en klimaat worden gerealiseerd. Het duurt enige tijd voordat dit pakket aan maatregelen daadwerkelijk helemaal is uitgevoerd en effecten sorteert. Wij zijn in gesprek met de Eurocommissaris gegaan over de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten, in het bijzonder gelet op de aanpak van stikstof en het pakket zoals het er ligt. Dat wil zeggen tijdens de interim--periode tot de aanpak verder in wetgeving is vastgelegd, richtinggevende gebiedsdoelen en gebiedsplannen zijn vastgesteld en alle maatregelen zijn uitgevoerd.
Waarom heeft u eerder in een debat gezegd dat toenmalig Minister Staghouwer ook bij dit gesprek aanwezig was, terwijl dit niet het geval was?2, 3
Per abuis heb ik inderdaad een bewindspersoon genoemd die niet deelnam aan de vergadering. Dat was onzorgvuldig van mij. Toenmalig Minister Staghouwer was inderdaad niet aanwezig. Voorafgaand aan de vergadering hebben de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en ik overigens wel een voorbereidend overleg gehad. Mogelijk is voor mij hieruit de verwarring ontstaan.
Hoe waarborgt u een adequaat evenwicht in de inzet gezien het feit dat de ministers die naar dit gesprek over stikstof zijn afgereisd allen een belang hebben bij de stikstofreductie die vanuit een sector moet worden geleverd waar de bewindspersoon dan weer net niet van aanwezig is?
Het onderwerp van de vergadering was de vraag naar de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten, in het bijzonder gelet op de aanpak van stikstof en het pakket zoals het er ligt, en dus niet de stikstofreductie zelf. Ik was aanwezig als beleidsverantwoordelijke voor stikstof; de andere aanwezige Ministers vanuit hun beleidsverantwoordelijkheid voor de genoemde maatschappelijke opgaven. Met dien verstande dat de specifieke afwezigheid van een Minister niet afdoet aan de eenheid van kabinetsbeleid, en dat elke Minister namens het gehele kabinet spreekt.
Waarom is er in het gesprek niet gesproken over natuurherstel terwijl woningbouw, de daaraan gerelateerde benodigde infrastructuur én de energietransitie als problematisch voor het stikstofprobleem naar voren worden geschoven?
Zoals is aangegeven in antwoord op vraag 4, en zoals uit het verslag blijkt, was het onderwerp van de vergadering de vraag naar de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten. Deze projecten zijn niet problematisch voor de stikstofproblematiek, zij ondervinden vertraging of vinden geen doorgang als gevolg van de stikstofproblematiek, terwijl energietranstieprojecten juist bijdragen aan de oplossing van deze problematiek.
Deelt u de mening dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in dat soort gesprekken moet zijn vertegenwoordigd, gezien het feit dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Klimaat en Energie bij dit gesprek zijn geweest aangezien men vanuit die departementen juist stikstof uit de landbouw wil? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Die mening deel ik niet. Dit gesprek zag specifiek op de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor de regionale pakketten van woningbouw en de energietransitieprojecten. Het gaat bij een ADC-procedure om aanvullende ruimte door natuurcompensatie. Daar is geen stikstof uit de landbouw voor nodig.
Verder was de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet aanwezig omdat hij destijds intensief bezig was met de onderhandelingen over de derogatie van de Nitraatrichtlijn voor 2022–2025.
Er is wel een gezamenlijke voorbereiding met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geweest voor dit gesprek. Dit ook in het licht van de eenheid van kabinetsbeleid, zoals genoemd in vraag 4.
Hoe zijn de belangen vanuit de landbouw vertegenwoordigd en afgewogen gezien het feit dat in het gesprek uitsluitend wordt ingezet op stikstof vrijmaken vanuit de landbouw, waarvan die Minister toevallig niet aanwezig is?
Ik weerleg de onjuiste weergave van de insteek van het gesprek dat hier geschetst wordt. De inzet in het gesprek was het bespreken van de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor de regionale pakketten van woningbouw en de energietransitieprojecten. De Commissie neemt inmiddels niet meer voetstoots aan dat Nederland zijn stikstofemissie beperkt, dat vergt toelichting. Het maatregelenpakket als zodanig stond en staat echter niet ter discussie.
Kunt u aangeven of reductie van de veestapel toch een doel is geworden gezien het feit dat er steeds is gezegd dat dit nooit een doel op zich is, toch wordt aan de commissie 30 procent reductie ‘ beloofd’? Kunt u een onderbouwd antwoord geven?
Het reduceren van de veestapel is inderdaad geen doel op zich. Door de inzet van het indicatieve pakket van maatregelen van onder andere het stoppen van bedrijven en technische maatregelen, was de inschatting ten tijde van het gesprek niettemin dat de veestapel in de toekomst met ongeveer 30% zal krimpen. Dit is wat wij ook aangegeven hebben in het gesprek. Er is echter geen belofte gedaan over een reductie van 30% van de veestapel.
Hoe kan het dat natuurherstel, waarvan het kabinet het doet voorkomen dat dat de reden is dat we deze maatregelen nemen, geen onderwerp van gesprek geweest is?
Zie antwoord 5.
Van welke mogelijkheden en flexibiliteit die de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) biedt, kan Nederland gebruikmaken en waarom wordt hier geen gebruik van gemaakt gezien het feit dat de Eurocommissaris dit aangeeft?
De Eurocommissaris doelde op de mogelijkheden die de ADC-procedure van de Habitatrichtlijn onder de daarbij gestelde voorwaarden biedt, waarbij, zoals de Eurocommissaris ook benadrukt, wel aan alle voorwaarden inclusief compenserende maatregelen moet zijn voldaan. De ADC-procedure is voor woningbouw juridisch gezien mogelijk, maar ook zeer complex. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn voor compensatie, de compenserende maatregelen moet functioneel zijn voordat de negatieve effecten optreden, en indien de compensatie buiten het Natura 2000-gebied plaatsvindt, volgt hierop aanwijzing van het compensatiegebied als Natura 2000-gebied. De mogelijkheden van RePower EU liggen overigens in de gedachte dat deze projecten een voorwaarde zijn om de emissies van de industrie en huishoudens te kunnen beperken door elektrificatie. Deze projecten dragen daardoor indirect bij aan natuurherstel en het beperken van de reductieopgaven in andere sectoren, mits toestemming kan worden gegeven voor de beperkte en meestal kortdurende emissie die deze projecten veroorzaken, hoofdzakelijk in de aanlegfase. Dit zogeheten «uitgesteld salderen» is juridisch nog niet goed uitgekristalliseerd maar zou reden kunnen zijn voor een ruimere uitleg van bepalingen van de Habitatrichtlijn.
Waarom omarmt u het aanbod van de Eurocommissaris niet en wat is er met dat aanbod gedaan gezien het feit dat hij wil ondersteunen bij de inzet op technische oplossingen?
De mogelijkheden om te kunnen voldoen aan de ADC-procedure voor individuele projecten zijn in de praktijk heel beperkt gebleken, in het bijzonder vanwege de vereiste compensatie. Zie ook het antwoord op vraag 10. Zowel voor de toepassing van de ADC-procedure, als voor «uitgesteld salderen», wordt gebruik gemaakt van het aanbod van de Commissie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) doet in dat verband voorbereidend onderzoek naar de emissiereductie die de energietransitie bewerkstelligt, mits de daarvoor benodigde projecten niet stil komen te liggen omdat geen vergunning kan worden verleend vanwege de beperkte emissies, voornamelijk in de aanlegfase, die later worden gesaldeerd door de elektrificatie van installaties bij de eindgebruikers.
Wat heeft u met de informatie van de Eurocommissaris gedaan gezien het feit dat hij ook aangeeft dat de gestelde ambities, om een percentage onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) te krijgen, door het kabinet wel erg ambitieus zijn en hij tevens openlijk twijfelt aan de modellenwerkelijkheid die in Nederland geldt?
Ik heb geen twijfel van de Eurocommissaris vernomen over de Nederlandse modellen. Tevens is de kritische depositiewaarde (KDW) niet besproken tijdens het gesprek. Wel benadrukte hij het borgen van de doelstellingen en de noodzaak van tussentijdse doelstellingen.
Dat de plannen ambitieus zijn betekent niet dat ze niet haalbaar zijn. Het beleid berust op wetenschappelijk onderbouwde modellen en data.
Wat voor reflectie is er gedaan op deze input van de Eurocommissaris?
Zoals aangegeven, hebben wij geen twijfel vanuit de Eurocommissaris vernomen over de Nederlandse modellen, en is de KDW niet ter sprake gekomen. Wij zijn het verder met de Eurocommissaris eens dat de plannen ambitieus zijn, dat de doelstellingen moeten worden geborgd en dat tussendoelen noodzakelijk zijn om het wettelijk beoogde resultaat te behalen. We hebben het gesprek als constructief ervaren.
Deelt u de mening dat de reductie van de veestapel dan niet per definitie noodzakelijk is?
Het stoppen van bedrijven en daarmee een krimp van de veestapel helpt bij het behalen van de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), maar er zijn ook andere maatregelen denkbaar. We zoeken steeds naar een breed gedragen aanpak. Zo zullen wij de Kamer begin dit jaar informeren over de provinciale doelen voor klimaat en natuur en de structurerende keuzes, tegelijk met de stikstofdoelen voor onder andere industrie en mobiliteit.
Kunt u deze vragen ruim voor het commissiedebat Stikstofproblematiek van 8 februari 2023 beantwoorden en met de Kamer delen?
U treft de beantwoording voor het commissiedebat aan.