Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Raad van Ministers van de EU-lidstaten (hierna: Raad) van mening is dat de Europese Ombudsman niet bevoegd is om onderzoek te doen naar de transparantie van trilogen tussen EC, EP en ER?1
Ja.
Wat is de onderbouwing van deze reactie van de Raad, en wat is uw opvatting over deze stellingname? Welke positie heeft Nederland hierin ingenomen?
Het document zoals gepubliceerd op Statewatch (document 11873/15) is in Raadsverband niet besproken. Op 29 oktober jl. stond de officiële reactie (13281/15) van de Raad geagendeerd. Nederland is akkoord gegaan met de reactie. Binnen de Raad leven vragen over de reikwijdte van het onderzoek van de Europese ombudsman in het licht van de argumenten voor het vermoeden van wanbeheer bij trilogen. Nederland heeft begrip voor deze afwegingen. Ook voor Nederland geldt dat artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend zijn voor de bevoegdheden van de ombudsman. Om deze reden kon Nederland instemmen met de reactie zoals voorgesteld door het huidige voorzitterschap. Ook hebben zowel het Europees parlement als de Europese Commissie langs dezelfde lijn gereageerd.
Dat laat onverlet dat het kabinet van mening is dat transparantie met betrekking tot trilogen verbeterd kan worden. Dit heeft Nederland dan ook actief naar voren gebracht in raadsverband bij de behandeling van de reactie.
Deelt u de mening dat het in het belang van de Europese burger en het democratische proces is dat de trilogen, waar op Europees niveau zeer gewichtige politieke deals worden gesloten, transparanter kunnen en moeten worden? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Het kabinet hecht grote waarde aan transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces en draagt dit binnen de Europese Unie actief uit. Zo heeft het kabinet het initiatief genomen om met Denemarken, Estland, Finland, Slovenië en Zweden een gezamenlijk non-paper op te stellen om de transparantie binnen het Europese besluitvormingsproces binnen de Raad onder de aandacht te brengen en te verbeteren. In dit non-paper wordt ook speciale aandacht geschonken aan het vergroten van de transparantie met betrekking tot trilogen. Dit non-paper is op 26 juni 2015 aan uw Kamer gestuurd (zie Kamerstuk: 21501-02-1512). Hoewel de marges beperkt zijn, blijft Nederland zich samen en in overleg met de bovengenoemde lidstaten, binnen de Raad inzetten voor meer transparantie.
Deelt u de mening dat de Europese Ombudsman, die juist tot voorname taak heeft om het Europees bestuur te kunnen onderzoeken op goed bestuur, waaronder de openbaarheid van documenten en correspondentie met burgers, onbetwist bevoegd zou moeten zijn om de transparantie van het instrument van de trilogen te onderzoeken? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de bevoegdheden van de ombudsman, zijn artikel 228 van het EU-Werkingsverdrag en het statuut van de Europese Ombudsman leidend. De ombudsman kan op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een klacht een onderzoek starten naar mogelijk wanbeheer bij het optreden van de instellingen, organen of instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht. Indien de ombudsman een geval van wanbeheer ontdekt, kan hij aanbevelingen doen om dit te verhelpen.
Bent u bereid namens Nederland alsnog sterk aan te dringen op volledige instemming en coöperatie met het onderzoek van de Europese Ombudsman? Zo ja, op welke wijze kunt u dit signaal overbrengen? Kunt u het verdere proces van dit onderzoek van de Europese Ombudsman schetsen en aangeven hoe dit nu verder zal gaan?
Op maandag 28 september is de Europese Ombudsman in haar openingsspeech van het door haar georganiseerde evenement «Trilogues and transparent law-making» kort ingegaan op het traject van het onderzoek. Aangegeven is dat het onderzoek zich in een vroeg stadium begeeft. De drie Europese instellingen zijn benaderd met de vraag om mee te werken aan het onderzoek. Deze reacties en gegevens van de instellingen op het verzoek worden door de ombudsman als onderdeel gezien van een bredere «mapping exercise». Een exercitie, voorafgaand aan een publieke consultatie, om een overzicht te verkrijgen van de noodzakelijke documenten gerelateerd aan trilogen. Voor de positie van Nederland verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Kunt u tevens uiteenzetten hoe dit standpunt van de Raad zich verhoudt tot het recente pakket voor Betere Regelgeving van de Europese Commissie, een uitgebreide agenda voor het transparanter en beter maken van Europese regelgeving? Op welke wijze zouden de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Ombudsman over trilogen juist mooi in het verlengde van de uitvoering van dat pakket kunnen liggen?
Nederland is voorstander van een ambitieuze Europese agenda voor betere regelgeving. Nederland zou graag zien dat ten aanzien van transparantie in het Europese besluitvormingsproces voortgang wordt geboekt (zie Kamerstuk 22 112 nr 1984). Nederland heeft in de standpuntbepaling van de Raad steeds benadrukt dat transparantie beter moet worden vastgelegd in het IIA en zal zich daarvoor blijven inzetten in samenwerking met andere gelijkgezinde lidstaten. Op het moment dat de resultaten van het onderzoek openbaar zijn, kan worden bezien hoe deze kunnen worden betrokken bij de uitvoering van het pakket voor betere regelgeving.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken voorzien op 8 oktober aanstaande?
Hierbij doe ik u de beantwoording zo spoedig mogelijk toekomen na de behandeling van het verzoek van de ombudsman in raadsverband.
Dublin-overdrachten naar Hongarije |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de misstanden in Hongarije ten aanzien van de opvang zoals ook was te zien in de uitzending van Nieuwsuur van vrijdag 11 september jl.? Wat is daarop uw reactie?
Ja. Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoorden van heden op de vragen van de leden Voortman (Groenlinks), Kuiken en Maij (PvdA).
Klopt het dat Nederland nog altijd mensen middels de Dublin-verordening terugstuurt naar Hongarije? Zo ja hoeveel mensen betreft het op de korte termijn?
Ja, Nederland past de Dublin-verordening toe ten opzichte van Hongarije. Van 1 januari 2015 t/m 19 augustus heeft de IND 230 claims gelegd op Hongarije. In deze periode heeft Hongarije 160 claims van Nederland geaccordeerd, waarvan een aantal al in 2014 ingediend waren. Circa 30 zaken zitten in de caseload van DT&V.
Hoeveel mensen zijn er recentelijk, in de afgelopen drie maanden, teruggestuurd naar Hongarije?
In de periode 15 juni t/m 15 september 2015 is 1 persoon teruggekeerd naar Hongarije op basis van een Dublin-claim. Oorzaak is het gehele proces dat moet worden doorlopen van afhandeling van een claim tot en met het daadwerkelijk realiseren van het vertrek.
Wat gaat u, zelfstandig en in EU-verband, doen teneinde helderheid te krijgen over de situatie in Hongarije?
Zoals geantwoord op de vragen van de leden Voortman, Kuiken en Maij ligt het primair bij de Europese Commissie om te beoordelen of het optreden van de regering van Hongarije in lijn is met de EU-verdragen en wetgeving. Hiernaast volgt Nederland de ontwikkelingen, onder andere via rapportages van de Nederlandse ambassade in Boedapest.
Bent u bereid uitzettingen naar Hongarije op te schorten totdat er helderheid is over deze situatie? Zo nee, bent u dan in ieder geval bereid de uitzettingen naar Hongarije van minderjarige asielzoekers op te schorten?
Zoals geantwoord op de vragen van de leden Voortman, Kuiken en Maij houd ik vast aan het interstatelijke vertrouwensbeginsel ten opzichte van Hongarije en zie ik onvoldoende aanleiding om Dublinoverdrachten op te schorten. De vraag naar de juridische toelaatbaarheid van een overdracht naar Hongarije, ligt nu ook voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Overigens worden alleenstaande minderjarige asielzoekers in het algemeen niet overgedragen aan een andere lidstaat, tenzij de overdracht juist in hun belang zou zijn.
Welke consequenties worden door het kabinet verbonden aan mogelijke schendingen van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens door Hongarije waar het teruggestuurde asielzoekers betreft?
In het kader van de Dublinverordening is belangrijk dat met de overdracht het EVRM en het EU-Handvest niet worden geschonden. Naar mijn mening, blijkt uit de beschikbare informatie niet dat met een overdracht naar Hongarije deze verdragen zouden worden geschonden. Zoals ook aangegeven ligt deze vraag nu ter beoordeling voor bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoe verhoudt de Nederlandse positie om Dublin-overdrachten naar Hongarije uit te blijven voeren zich, tot het Duitse en Oostenrijkse besluit om deze op te schorten?
Het is niet juist dat vanuit Oostenrijk en Duitsland geen Dublin-overdrachten (meer) zouden plaatsvinden naar Hongarije.
Bent u op de hoogte van het voornemen van Hongarije om asielzoekers terug te sturen naar Servië, een land buiten de EU? Wat is daarop uw reactie?
Ja. De EU-procedurerichtlijn biedt daartoe ook de ruimte, en biedt tegelijk de asielzoeker wel de mogelijkheid om aan te tonen dat in zijn individuele geval hij niet in Servië om bescherming kon vragen.
De sociale dimensie van de EU |
|
Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
In uw verslag van de Informele Raad WSBVC, Onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 16–17 juli 2015 te Luxemburg schrijft u dat een meerderheid van de lidstaten voorstander is van het versterken van de sociale dimensie van de EU; wat wordt er volgens u verstaan onder een sociale dimensie? Wat was de Nederlandse inbreng op dit punt? Deelt u de mening dat sociaal beleid subsidiair een competentie is van de afzonderlijke lidstaten?1
De Europese sociale dimensie is een breed begrip, waarover in EU verband al langer gesproken wordt. De crisis heeft grote sociale gevolgen gehad. De werkloosheid in Europa is opgelopen en het aantal mensen dat in armoede leeft is gestegen. Dit roept de vraag op of het nodig is om de Europese sociale dimensie te versterken. De crisis heeft ook aangetoond dat de economieën van de lidstaten van de EU sterk met elkaar verweven zijn. Kwetsbaarheden in één land kunnen ook de andere landen raken. Verdere integratie van arbeidsmarkten en coördinatie van sociaal beleid zouden de schokbestendigheid van Europese economieën kunnen versterken.
Nederland is van mening dat een combinatie van houdbare overheidsfinanciën, het doorvoeren van noodzakelijke structurele hervormingen en het stimuleren van investeringen cruciaal zijn om een Europa met gezonde overheidsfinanciën en duurzame economische groei te realiseren. In de Nederlandse visie, zoals ook ingebracht tijdens de informele Raad WSBVC in Luxemburg, zou de Europese sociale dimensie de volgende elementen moeten bevatten:
Sociaal en werkgelegenheidsbeleid is primair een competentie van de lidstaten zelf. De rol van de Europese Unie met betrekking tot sociaal beleid is ondersteunend en coördinerend. Nederland heeft niet de intentie om deze bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU aan te passen. Dit zou bovendien een verdragswijziging impliceren. Lidstaten zijn dus primair aan zet als het gaat om het vormgeven van sociaal beleid. Lidstaten kunnen van elkaar leren hoe sociaal beleid het meest effectief vormgegeven kan worden door uitwisseling van ervaringen en «best practices». Ik ben er voorstander van om te bekijken hoe bestaande EU instrumenten zoals het Europees Semester, de Open Methode voor Coördinatie en het Europees Sociaal Fonds (ESF) nog beter ingezet kunnen worden om de effectiviteit van werkgelegenheids- en sociaal zekerheidsbeleid in de lidstaten te vergroten.
De verwachting is dat het Luxemburgse voorzitterschap tijdens de Raad WSBVC van december Raadsconclusies zal willen aannemen over versterking van de Europese sociale dimensie. U zult voorafgaand aan de Raad zoals gebruikelijk door middel van een geannoteerde agenda worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet.
Hoe verhoudt een «sociale dimensie» zich tot de wens van de Nederlandse regering om tot «minder Europa» te komen»? Wanneer zal de discussie over de sociale dimensie in Europese context voortgezet worden? Wilt u aangeven wanneer u de Kamer hierover verder informeert?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u duiden wat bedoeld is met «sympathiek staan tegenover het idee van een sociale Eurogroep»? Wat was de inzet van de Nederlandse regering op dit punt? Waarom vindt u dat niet-Eurozone landen niet moeten worden uitgesloten van een sociale Eurozone-groep? Deelt u de mening dat ook in de Eurozone, sociaal beleid een competentie van de lidstaten is en moet blijven?
Ik bedoel dat ik geen bezwaar heb tegen een discussie over de sociale dimensie van EMU governance in eurozone verband, zonder vooruit te lopen op de uitkomst van een dergelijke discussie. Ik vind dat niet-eurozonelanden van deze discussie niet moeten worden uitgesloten, omdat sociaal beleid en de Europese sociale dimensie onderwerpen zijn die alle lidstaten aangaan.
Zoals ook in het antwoord op vraag 1 en 2 aangegeven, is Nederland geen voorstander van een gewijzigde bevoegdheidsverdeling tussen de lidstaten en de EU op het gebied van sociaal beleid.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 30 september, zodat deze betrokken kunnen worden bij het Algemeen overleg Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid voorzien op 1 oktober?
Ja.
De Europese migratieproblematiek |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Marianne Thieme (PvdD), Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bij welke EU-lidstaten is de grens van opvang en asielverlening al overschreden?1
In de brief wordt gesproken van de grenzen van het stelsel. Dat is niet gelijk te stellen met de grenzen die op dit terrein voor elk land zouden gelden en betreft evenmin een louter cijfermatige grens. De vaak vreselijke beelden en berichten die in de afgelopen maanden in de media te zien waren, waaronder mensensmokkel, verstikking en verdrinking van migranten, zijn naar het oordeel van het kabinet een duidelijk teken dat het huidige stelsel zijn grenzen bereikt.
Kunt u aangeven waar die grens ligt en in hoeverre een EU-lidstaat zelf invloed heeft op deze grens?
Zie antwoord vraag 1.
Is de genoemde 110 miljoen euro bijdrage aan opvang in de regio extra geld of komt dit uit het bestaande noodhulpfonds?
Het Kabinet heeft 110 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor opvang in de Syrië regio. Dit wordt gedekt door het naar voren halen van middelen uit het ODA-budget die «vrij» besteedbaar zijn als gevolg van de groei van het BNP in toekomstige jaren.
Welke belangrijke transitlanden heeft u op het oog die opvang moeten bieden aan veilig en adequaat toegeruste gastgemeenschappen van een meer structurele aard?
In de komende weken vindt in EU-kader nader overleg plaats over de kabinetsplannen voor de korte en middellange termijn. Zodra in Europees verband de ideeën concreter vorm krijgen, kunnen we de plannen verder uitwerken samen met relevante opvanglanden, zoals de buurlanden van Syrië.
Zijn deze genoemde belangrijke transitlanden al benaderd of zij openstaan voor een dergelijke rol, zo ja, wat was de reactie? Zo nee, gaat dit nog wel gebeuren voordat Nederland dit standpunt in de Europese Raad uit gaat dragen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaan deze adequaat toegeruste gastgemeenschappen gerealiseerd en gefinancierd worden?
Een uitzichtloos verblijf in opvangkampen en geïmproviseerde verblijven moet worden vervangen door opvang in belangrijke transitlanden in veilig en adequaat toegeruste gastgemeenschappen van semipermanente aard. Er wordt al veel gedaan op dit terrein, zowel door landen van opvang zelf als door de hulporganisaties. Er is echter een groot tekort aan geld. Slechts 38% van het budget dat de VN nodig heeft voor het verlenen van humanitaire hulp in Syrië en de omringende landen is daadwerkelijk beschikbaar gesteld. Vluchtelingen ondervinden hiervan direct de consequenties: het Wereldvoedselprogramma heeft vanwege de financiële tekorten bijvoorbeeld flink moeten snijden in de voedseltoelagen voor vluchtelingen.
Het is van groot belang dat dit financiële gat zo spoedig mogelijk wordt gedicht om de vluchtelingen een veilig en humaan bestaan te bieden. Daarnaast zijn er investeringen nodig in infrastructuur en publieke voorzieningen om ook op de middellange termijn perspectief te kunnen bieden aan vluchtelingen en gastgemeenschappen. Volgens cijfers van UNICEF gaan 700.000 Syrische kinderen in Jordanië, Libanon en Turkije op dit moment niet naar school, vooral vanwege het overbelaste schoolsysteem. Momenteel wordt gekeken naar mogelijkheden om Libanon en Jordanië, landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen, toegang te geven tot concessionele leningen van o.a. Wereldbank, IMF en EBRD, mogelijk aangevuld met directe financiële steun. Daarnaast zal voldoende expertise beschikbaar gesteld moeten worden voor het aanpakken van problemen met publieke voorzieningen en door te investeren in scholing en werkgelegenheid. In dit kader financiert Nederland reeds programma’s in Libanon en Jordanië voor onderwijs, drinkwater en afvalverwerking voor vluchtelingen én de lokale bevolking. Nederland zet tevens in op innovatie van humanitaire hulp (zoals overschakelen naar cash hulp) om daarmee de kwaliteit en beschikbaarheid van deze hulp te vergroten.
Uiteindelijk zal de financiering van adequate, semipermanente opvang uit verschillende bronnen moeten komen. Dat zal een combinatie zijn van eigen middelen van opvanglanden, bijdragen van de EU en internationale organisaties als de Wereldbank en bijdragen van donoren zoals Nederland. Bezien zal moeten worden in hoeverre geld binnen de EU-begroting kan worden gevonden middels herprioritering. Zoals gesteld in de brief2 van 8 september jl. zal het kabinet aanvullende voorstellen uitwerken en hiervoor de komende periode structureel extra middelen voor reserveren.
Zoals uiteengezet in de kabinetsbrief van 8 september zijn de drijfveren voor veilige derde landen om vluchtelingen op te nemen de hulp en economische investeringen in die derde landen (die ook de lokale bevolking ten goede komen) gepaard met solide hervestiging, wat tevens een mate van burden-sharing met deze derde landen vormt.
Hoeveel besparingen verwacht u wanneer minder migranten doorreizen en asiel aanvragen in de EU?
Dit is in deze fase niet te kwantificeren.
Hoe werkt het zogenaamde overdrukventiel van hervestiging van vluchtelingen naar Europa op de regionale veilige opvang? Kunt u dit cijfermatig toelichten?
De EU moet op grotere schaal hervestigen dan de thans voorgenomen aantallen. Let wel, deze maatregel staat niet op zich. Door de kwaliteit van opvang in de regio te verbeteren en vluchtelingen ter plaatse betere perspectieven te geven, zullen minder mensen doorreizen en asiel aanvragen in de EU. Bovendien kunnen asielzoekers die afkomstig zijn uit regio’s waar veilige opvang beschikbaar is, na een snelle afwijzing teruggestuurd worden naar de eigen regio wanneer ze toch naar Europa komen. De noodzaak om asielzoekers binnen de EU te herverdelen op grond van herplaatsing zal daardoor afnemen. Dat betekent dat hervestiging de voornaamste mogelijkheid zou zijn om opvang en bescherming in de EU te genieten. Dat moet dan ook om een solide hervestigingsprogramma gaan. Hoeveel precies, zal onderwerp van bespreking binnen de EU en met opvanglanden moeten zijn. Dit komt ook uit de Voorzitterschapsconclusies van de JBZ-Raad van 14 september jl. naar voren.
Kan er uit uw brief worden opgemaakt dat er geen vluchtelingen naar Europa meer mogen komen tenzij dit zogenaamde overdrukventiel gebruikt wordt?
Nee, zoals in de brief staat aangegeven worden aanvragen van vluchtelingen uit delen van de wereld waar geen veilige opvang beschikbaar is in Europa inhoudelijk in behandeling genomen.
Kunt u juridisch onderbouwen waarom dit geen schending van het VN Vluchtelingenverdrag zal zijn?
Het VN vluchtelingenverdrag, en het daarin vastgelegde verbod op non-refoulement, sluit niet uit dat personen worden gestuurd naar een veilig gebied buiten Europa. Zoals gesteld in de kamerbrief van 8 september jl., zullen alleen personen worden teruggestuurd als zij uit delen van de wereld komen waar veilige opvang en adequate procedures beschikbaar zijn. Dit is ook opgenomen in paragraaf 15 van de conclusies van het Voorzitterschap n.a.v. de JBZ-Raad van 14 september jl. Ook de Procedurerichtlijn van de EU, die vanzelfsprekend voldoet aan de vereisten van het Vluchtelingenverdrag, voorziet erin dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard als er een veilig derde land is. Vereisten daarbij zijn onder andere dat overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag het beginsel van non-refoulement in dat land gerespecteerd wordt, en de mogelijkheid bestaat om bescherming te ontvangen.
Welke mate van burden sharing is nodig teneinde draagvlak te creëren en de regio te ontlasten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat acht u een realistisch vastgesteld quotum voor dit jaar voor de gehele EU?
Voor 2015 en 2016 heeft de Europese Commissie gepleit voor een te hervestigen aantal van 20.000 in het kader van een EU hervestigingsprogramma. De lidstaten gezamenlijk hebben zich hieraan gecommitteerd in Raadsconclusies.
Hoe bent u gekomen tot dit vastgestelde quotum? Kunt u inzicht bieden in het vaststellingsproces hiervan?
Zie antwoord vraag 12.
Hoe verwacht u dat de UNHCR voordrachten gaat formuleren en op welke criteria zal dat moeten gebeuren?
Met de UNHCR zal moeten worden bezien of en in hoeverre de huidige werkwijze aanpassing behoeft. Gelet op de schaalvergroting zou UNHCR intensiever ondersteund kunnen worden in dit proces door middel van het ontwikkelen van een «hotspot» aanpak. Het is niet bij voorbaat evident dat de criteria die de UNHCR nu hanteert aanpassing behoeven. Wel is het mogelijk dat in aanvulling daarop EU-lidstaten voorkeursprofielen opstellen.
In hoeverre is het niet inhoudelijk in behandeling nemen van een asielverzoek en het terugsturen van een asielzoeker in overeenstemming met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Mits er geen sprake is van (indirect-) refoulement past dit voorstel binnen de kaders van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Op basis van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, staat Artikel 3 EVRM in de weg aan het terugsturen van een asielzoeker wanneer er substantiële gronden zijn om aan te nemen dat er een reëel risico is dat de betreffende persoon zal worden onderworpen aan foltering of aan onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dit verbod bestaat onafhankelijk van de vraag of een eventueel asielverzoek inhoudelijk in behandeling is genomen.
Wat zijn de drijfveren van de veilige derdelanden om bescherming te bieden aan asielzoekers wier verzoek de EU niet inhoudelijk in behandeling wil nemen?
Zie antwoord vraag 6.
In welke delen van de wereld is geen veilige opvang beschikbaar?
Daar is in deze fase niet definitief op vooruit te lopen en dit zal in tijd ook kunnen verschillen. Landen die nu op onderdelen nog niet kwalificeren als veilig land, zouden met aanvullende investeringen en daartoe strekkende afspraken alsnog kunnen kwalificeren.
Moet er om vast te stellen waar een asielzoeker vandaan komt en wat zijn of haar asielgrond is niet eerst ook opvang geboden worden en capaciteit aanwezig zijn om dit vast te stellen? Hoe verhoudt zich dat tot de door uw verwachte besparingen die optreden wanneer minder migranten doorreizen en asiel aanvragen in de EU?
Ja, er zal in die situatie opvang worden geboden. Echter dit zal van korte duur zijn, omdat het gaat om een (niet-) ontvankelijkheidsbeoordeling die snel kan plaatsvinden. Wanneer asielzoekers weten dat zij na een snelle procedure worden teruggebracht naar de regio waar zij vandaan zijn gekomen, zal dit naar verwachting bovendien een sterk drukkend effect op de instroom hebben.
Wanneer verwacht u het beschreven essentiële eindpunt van de EU bereikt te hebben?
Het kabinet heeft in de brief van 8 september een einddoel geformuleerd om een koerswijziging in het Europese beleid tot stand te brengen. De steun voor de Nederlandse ideeën bij de JBZ-Raad van 14 september vormt een belangrijk eerste resultaat. Het is nu zaak hier in Europees en internationaal verband actief verder vorm aan te geven. Uiteraard is de volledige uitvoering hiervan niet alleen afhankelijk van de besluitvorming binnen de EU, maar ook van de overeenstemming met de betreffende derde landen. Daarom heeft het kabinet ook een visie neergelegd voor de tussenliggende fase.
Hoeveel EU-lidstaten moeten zich committeren aan dit einddoel voordat de tussenfase ingezet kan worden?
Brede overeenstemming is nodig over de elementen investeringen ten behoeve van goede opvang in de regio, solide hervestiging en een snelle afwijzing in de EU op veilige derde landen gronden gevolgd door terugkeer naar de regio om zo het cynische business-model van de mensensmokkelaars te ontmantelen en de instroom te verminderen. Met de bespreking van de tussenfase zoals omschreven in de brief van 8 september jl. kan wat Nederland betreft meteen een start worden gemaakt in verband met de thans voorliggende Commissievoorstellen.
Wanneer acht u een EU-idstaat voldoende gecommitteerd?
Zie antwoord vraag 20.
Aan welke componenten uit deze voorstellen moet tenminste voldaan worden voordat de tussenfase ingezet kan worden?
Zie antwoord vraag 20.
Welke termijn verbindt u aan deze tussenfase?
Zie antwoord vraag 20.
Welke concrete voorwaarden zijn er aan verbonden voordat de voorgestelde 7214 vluchtelingen kunnen worden opgenomen?
Naast de eerder genoemde voorwaarden van goede registratie en afname van vingerafdrukken bij binnenkomst als onderdeel van effectieve hotspots, zal Nederland verlangen dat iedere lidstaat zijn aandeel neemt. Bovendien is EU commitment aan het einddoel, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer over de Europese asielproblematiek d.d. 8 september jl., een voorwaarde voor een succesvolle tussenfase. Het is namelijk door brede overeenstemming te bereiken over een dergelijk eindperspectief dat het nemen van tussentijdse stappen effectief kan zijn. Genoemd einddoel is opgenomen in de conclusies van het Voorzitterschap n.a.v. de JBZ Raad van 14 september jl. Over dit aspect bleek in de Raad consensus te bestaan.
Op welke termijn bent u van plan de Europese buitengrenzen te sluiten voor asielaanvragen van buiten Europa gedurende deze fase?
De Europese Unie staat onder een groeiende immigratiedruk waarvan de verwachting is dat deze op korte termijn niet zal afnemen. Het is noodzakelijk om de duurzaamheid van het bieden van internationale bescherming te borgen door middel van het vinden van gezamenlijke, deels nieuwe oplossingen. Zoals gesteld in de kamerbrief van 8 september jl., dienen derde landen te worden ondersteund om het perspectief in de regio van eerste opvang te vergroten, teneinde het model van risicovolle doorreis te doorbreken. Wanneer semipermanente opvang in de regio beschikbaar is, kunnen asielaanvragen van mensen die toch via andere wegen de EU bereiken, niet-ontvankelijk worden verklaard op veilige derde landen gronden en worden teruggebracht naar deze landen. Asielaanvragen van mensen die niet naar een veilig derde land kunnen worden teruggebracht, worden inhoudelijk behandeld in de EU. Van het sluiten van Europese buitengrenzen voor asielaanvragen is geen sprake. Voor het beter beheersbaar maken van de migratiestromen blijft effectieve grensbewaking uiteraard wel van groot belang, zoals ook opgenomen in paragraaf 2 van de conclusies van het Voorzitterschap n.a.v. de JBZ-Raad van 14 september jl.
Hoe ziet een geschikte Europese verdeelsleutel eruit? Wanneer wordt er voldoende rekening gehouden met de absorptiecapaciteit van een land?
In de verdeelsleutel die onderdeel uitmaakte van het eerdere, reeds aangenomen, Commissievoorstel werd relatief weinig rekening gehouden met de reeds gepleegde asielinspanningen van de lidstaten. Ik zou graag zien dat dat een belangrijkere plek in de verdeelsleutel krijgt. Tegelijk is duidelijk dat er geen wetenschappelijk optimum is bij het opstellen van een verdeelsleutel. Veel zal uiteindelijk aankomen op een redelijk debat met ruimte voor alle belangen en argumenten.
Waarom wordt er in deze voorgestelde tussenfase nog gebruik gemaakt van de bestaande Dublin-verordening, al dan niet met uitzonderingen?
In die tussenfase is de Dublin-verordening eerder belangrijker dan minder belangrijk. Als asielzoekers billijk over de EU worden verdeeld dan is de Dublin-verordening de manier om die verdeling te handhaven. Wel zal een aanpassing van de Dublin-verordening nodig zijn om die verdeling in de verordening in te brengen.
Kunt u onderbouwen waarom herplaatsing de voedingsbodem weg zou nemen voor mensensmokkel binnen de EU?
Mensensmokkel binnen de EU vindt nu plaats omdat migranten zich bewegen naar het EU-land van de eigen voorkeur. Met herplaatsing krijgt de asielzoeker een verantwoordelijke lidstaat toegewezen, onafhankelijk van het land van aanmelding. De asielzoeker kan zo niet meer het eigen voorkeursland bepalen en het illegaal doorreizen heeft dan ook geen doel meer. In het Raadsbesluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië, Griekenland en Hongarije, stelt de Europese Commissie een aantal specifieke waarborgen en verplichtingen voor om secundaire migratiestromen na herplaatsing te beperken.
Is niet de verwachting dat juist mensensmokkelaars in de hand worden gespeeld als statushouders binnen de EU niet meer legaal mogen reizen?
Statushouders mogen momenteel reizen binnen de EU en dat verandert met deze aanpak niet. Voor smokkel van statushouders is dus geen enkele aanleiding. Statushouders mogen zich overigens momenteel niet vrijelijk vestigen in andere Lidstaten en dat blijft ook het geval.
Kunt u de contouren aangeven wat u binnen de grenzen van het redelijke en het haalbare acht teneinde rekening te houden met de persoonlijke voorkeuren van een persoon?
Het huidige uitgewerkte voorstel voor herplaatsing van 40.000 asielzoekers uit Italië en Griekenland biedt hiervoor reeds de nodige aanknopingspunten. Mogelijk dat dit nog nadere uitwerking in EU-verband zal krijgen. Een uitgangspunt dat in elk geval voorop moet staan is de eenheid van het gezin. Een voorkeur omdat een gezinslid al in een bepaalde lidstaat verblijft, zal dan ook als regel gehonoreerd moeten worden. Ook aspecten als arbeidsmarktperspectief voor een specifiek beroep en/of taalgebied zouden een rol moeten kunnen spelen, maar niet per se als hard criterium. Deze aspecten zouden bijvoorbeeld als leidend kunnen gelden voor zover de te verdelen aantallen daardoor niet in het gedrang komen. De uitvoerbaarheid van het stelsel zal hierbij een essentiële rol spelen.
Als het voornaamste obstakel voor terugkeer het gebrek aan medewerking van bepaalde derdelanden is, waarom wordt er dan wel uitgegaan van bereidheid van derdelanden om vluchtelingen op te nemen in plaats van de EU?
De meeste derde landen werken in voldoende mate mee aan terugkeer. De inzet van het kabinet is om in EU-verband een versterkte samenwerking op migratieterrein te realiseren met belangrijke landen buiten de EU. EU-ondersteuning van deze landen bij de aanpak van de uitdagingen op migratieterrein dient gepaard te gaan met goede samenwerking op terreinen als terugkeer en de aanpak van mensensmokkel en -handel. Voor de uitwerking van de kabinetsvoorstellen voor opvang in de regio denkt het kabinet in eerste instantie aan landen waarmee al een goede samenwerking op migratieterrein bestaat. Hulp en economische investeringen in deze landen (die ook de lokale bevolking ten goede komen) in combinatie met solide hervestiging zullen eveneens de samenwerking op terugkeer stimuleren.
Bent u bereid deze vragen voor woensdagavond 9 september 18.00 uur te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk was beantwoord.
Het bericht “EU Squeezed $7.8 Billion Greek Bridge Loan Via ESM Loophole” |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «EU Squeezed $ 7.8 Billion Greek Bridge Loan Via ESM Loophole»? Klopt het dat de bruglening, die Griekenland deze zomer ontving in aanloop naar het derde pakket, op de wijze is vormgegeven zoals weergegeven in het artikel?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit artikel.
Op 17 juli heeft de Raad van Ministers besloten om 7,16 miljard euro brugfinanciering van het European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM) toe te kennen aan Griekenland. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief (kenmerk BFB 2015–88M). In deze brief is nader toegelicht welke voorwaarden hierbij gelden en hoe het risico voor de brugfinanciering is afgedekt. Hierbij geldt dat Griekenland zelf uiteindelijk het risico draagt doordat het gekort zal worden op uitkeringen uit EU fondsen als er onverhoopt wanbetaling zou optreden.
In het kader van een EFSM-programma kan de Europese Commissie vervolgens, zoals is vastgelegd in art. 2 van Council Regulation 407/2010, zelf kapitaal ophalen op de kapitaalmarkt of bij financiële instituties om dit programma te financieren. Zoals vermeld in het artikel van Bloomberg heeft de Commissie in dit geval het benodigde kapitaal verkregen door een belegging van het ESM. Het ESM heeft dit gedaan als onderdeel van het reguliere beleggingsbeleid. Zoals bekend heeft de Europese Commissie een zeer hoge kredietwaardigheid (zie ook het antwoord op vraag 2).
Heeft het ESM dus eigenlijk gewoon € 7 miljard aan Griekenland geleend en dat via het EFSM laten lopen in een periode dat het ESM niet aan Griekenland mocht lenen omdat er geen overeenstemming was?2
Nee. Het ESM heeft een lening verstrekt aan de Europese Commissie, had dus een vordering op de Commissie en is verder geen partij bij de bestemming die de Europese Commissie kiest voor het geleende geld. Het gaat hier uitdrukkelijk om een transactie die onderdeel uitmaakt van de beleggingsstrategie van het ESM en niet om financiële steun aan een lidstaat.
Het ESM plaatst voortdurend kapitaal bij andere instellingen en banken om de doelstellingen zoals verwoord in de ESM Guidelines on Investment Policy 3 te behalen. Dit document is met de Tweede Kamer gedeeld op 1 oktober 2012 (zie Kamerbrief met kenmerk BFB 2012–16719M).4 Eén van de beleggingsdoelstellingen van het ESM is om de waarde van het ESM kapitaal te behouden. Om dit te bereiken belegt het ESM in instellingen met minimaal een AA kredietrating. De EU is met een AAA rating bij Moody’s en Fitch en een AA+ rating bij Standard & Poor’s één van de instellingen waar het ESM kapitaal plaatst.
Heeft de Board of Governors van het ESM deze lening aan Griekenland op enig moment besproken en goedgekeurd? Zo ja, kunt u de notulen dan aan de Kamer doen toekomen?
De Raad van gouverneurs van het ESM heeft niet gesproken over de lening van het ESM aan de Commissie. De ESM Risk Board, een subcomité van de ESM Raad van bewind, is op de hoogte gesteld door het ESM Management over het voornemen om in de EU te beleggen en is toegelicht dat deze belegging past binnen het beleggingsbeleid van het ESM en voldoet aan de vastgelegde regels. De ESM Risk Board is op de hoogte gesteld omdat het ging om een grote belegging in één instelling. De ESM Risk Board hoeft geen toestemming te geven voor beleggingstransacties maar wordt wel vaker geïnformeerd over individuele beleggingstransacties als de aard of omvang van een transactie daar aanleiding toe geven.
Kunt u precies aangeven van welke wettelijke mogelijkheden er gebruik gemaakt is door het ESM bij deze bruglening?
Het ESM is geen partij bij de bruglening door het EFSM aan Griekenland.
In artikel 5 van het ESM-Verdrag is bepaald dat de uitvoering van het beleggingsbeleid van het ESM onder de verantwoordelijkheid van de Managing Director van het ESM valt. Het ESM verdrag is op 9 februari 2012 met de Tweede Kamer gedeeld (zie Kamerbrief met kenmerk BFB2012- 1304M) en op 24 mei 2012 heeft de Tweede Kamer goedkeuring verleend aan het ESM-verdrag. De ESM Guidelines on Investment Policy bepalen vervolgens de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Zo zijn de beleggingsdoelen (art. 1) en de eisen aan de structuur van de beleggingsportefeuille (art. 4) vastgelegd. Ten slotte is in de zogenaamde Eligible Asset List (zie annex 1 van de Guidelines on Investment Policy) te vinden waar het ESM in kan beleggen. Hierin staan eisen m.b.t. tot de kredietrating van instellingen waarin geïnvesteerd wordt (minimaal AA rating), het type transactie (bijvoorbeeld kopen van obligaties of geldmarkttransacties) en het type instelling waarin belegd wordt (o.a. centrale banken en supranationale instellingen). De transactie met de EU voldoet aan deze eisen, het ging immers om een geldmarkttransactie met een voldoende kredietwaardige supranationale instelling.
Kunt u aangeven of er nog meer sluipwegen in het ESM zitten, waarmee de unanimiteit en het informatieprotocol aangaande (ESM-gerelateerde) crisismaatregelen in de eurozone omzeild kunnen worden en er toch direct of indirect geleend kan worden aan landen en/of instellingen in nood, maar dan zonder de waarborgen van het ESM-verdrag?
Er is geen sprake van sluipwegen, noch is het informatieprotocol omzeild. De Tweede Kamer is uitgebreid geïnformeerd over de brugfinanciering uit het EFSM en de daarbij behorende risico’s en voorwaarden. Over transacties op de kapitaalmarkt wordt door de Europese Commissie jaarlijks gerapporteerd aan de Raad van Ministers en het Europees parlement.5 Het ESM legt verantwoording af middels het jaarverslag, op 7 juli 2015 is het verslag over 2014 gedeeld met de Tweede Kamer (zie Kamerbrief met kenmerk BFB 2015–1512M). Ook is toen het jaarverslag van het ESM auditcomité vertrouwelijk met de Tweede Kamer gedeeld.
Zoals reeds aangegeven gaat het om een transactie die onderdeel uitmaakt van de beleggingsstrategie van het ESM. Het ESM kan alleen beleggen in instellingen of landen met minimaal een kredietrating van AA en de belegging moet passen binnen de richtlijnen en doelen die hiervoor vastgesteld zijn door de ESM Raad van bewind. Hieruit volgt dat het ESM het beleggingsbeleid niet kan gebruiken voor financiële (nood)steun aan landen.
Als een lidstaat een aanvraag voor financiële steun vanuit het ESM doet dan gelden daarvoor de gebruikelijke procedures voor een steunaanvraag. In ieder geval is instemming van de Raad van gouverneurs nodig en wordt het informatieprotocol zoals afgesproken met de Tweede Kamer gevolgd.
Waarom is niet vermeld dat de aflossing van de bruglening aan het EFSM door het ESM eigenlijk gewoon een kasrondje was dat begon en eindigde bij het ESM? Ofwel een aflossing van een lening aan het ESM door het ESM?3
De uitkering van een eerste tranche aan Griekenland als onderdeel van het ESM-programma staat los van de transactie tussen het ESM en de Europese Commissie. Ook zonder nieuw steunprogramma voor Griekenland zou het ESM gewoon volgens afspraak door de Commissie terugbetaald moeten worden. Het ging immers om een lening van het ESM aan de Europese Commissie en Griekenland was hier geen partij bij. Het is wel zo dat de uitkering van een eerste tranche uit het ESM-programma aan Griekenland de terugbetaling van Griekenland aan de Europese Commissie mogelijk maakte.
Het bericht dat de fraude binnen de Europese begroting is toegenomen |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «EU figures reveal increase in fraud within the EU budget?»1
Het bericht refereert aan het rapport: «Protection of the European Union’s financial interests – Fight against fraud 2014 Annual Report», dat op 31 juli 2015 is gepubliceerd door de Europese Commissie. Dit rapport wordt jaarlijks opgesteld in samenwerking met de lidstaten op grond van artikel 325 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU. Nederland heeft ten behoeve van het rapport informatie gegeven over antifraudemaatregelen in ons land. Zo is er in 2013 een Anti Fraude Coördinatie Service (AFCOS) ingesteld bij het Douane Informatie Centrum (DIC), als centraal aanspreekpunt voor de Europese Commissie (DG OLAF). Verder vindt er in alle lidstaten voortaan een speciale audit plaats bij uitvoerende autoriteiten, om te controleren of er in de opzet van de beheers- en controlesystemen voor de besteding van EU-middelen, adequate fraudepreventiemaatregelen zijn genomen, conform nieuwe regelgeving voor de periode 2014–2020. Ook wordt momenteel onderzocht of Nederland gebruik kan maken van een risicomanagement tool van de Commissie genaamd ARACHNE. Ik ben met de Europese Commissie van mening dat er een zero-tolerance beleid moet zijn ten aanzien van fraude met EU middelen.
Kunt u bevestigen dat het percentage incidenten ten opzichte van 2013 met 48% is gestegen, en met 36% als het gaat om cash transacties? Hoe verklaart u deze stijgingen?2
Het onder vraag 1 genoemde rapport spreekt van een toename van 48% van het aantal gedetecteerde onregelmatigheden ten opzichte van 2013, en het daarbij behorende bedrag ligt met 36% hoger dan het bedrag aan onregelmatigheden in 2013. Hieruit volgt niet automatisch dat het aantal incidenten is toegenomen. De Commissie spreekt in haar rapport van een toegenomen effectiviteit in het bestrijden van fraude met EU middelen door de lidstaten, waardoor meer zaken aan het licht komen. De Commissie wijst eveneens op omstandigheden als de komende sluiting van de programmaperiode 2007–2013, waardoor het aantal transacties in absolute zin toeneemt, en de verbeterde kwaliteit van controles door de Commissie, Europese Rekenkamer en nationale opsporingsdiensten.
Bent u ervan op de hoogte dat de Europese Commissie de uitbetaling van 45 miljoen pond aan Schotland heeft opgeschort, nadat er onregelmatigheden geconstateerd waren die betrekking hadden op het Europese Sociale Fonds? Welke andere onregelmatigheden die dit jaar zijn voorgevallen zijn bij u bekend?3
Wanneer de Europese Commissie in een bepaalde lidstaat, of deelstaat daarbinnen, een zaak opent krijgen andere lidstaten daar geen melding van, anders dan de openbare rapportage in het rapport zoals vermeld onder vraag 1. Ik ben op deze wijze op de hoogte van de genoemde opschortingsmaatregelen en verwijs u graag naar ditzelfde rapport voor informatie over andere onregelmatigheden die dit jaar zijn voorgevallen. Zo meldt het rapport dat in 2014 de Commissie 16 nieuwe besluiten heeft genomen tot opschorting. Nederland rapporteert via de jaarlijkse Nationale Verklaring over de besteding van Europese middelen en onregelmatigheden in Nederland.
Welke oplossingen ziet u om de fraudegevoeligheid van de Europese begroting te verminderen? Is het verkleinen van de begroting wat u betreft een optie? Kunt u in uw antwoord specifiek ingaan op de rol van de diverse nationale en Europese instituties die betrokken zijn bij het opsporen en voorkomen van fraude?
Fraudegevoeligheid is niet per sé afhankelijk van de omvang van de begroting. De strijd tegen fraude wordt door de Commissie in samenwerking met de lidstaten gevoerd. Het centrale orgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het antifraudebeleid is het onafhankelijke Europees Bureau voor Fraudebestrijding van de Commissie, OLAF. Autoriteiten in lidstaten die zijn belast met het beheer van de EU-middelen in hun land hebben een meldplicht voor zowel onregelmatigheden als vermoedens van fraude. Op grond van meldingen die bij OLAF worden gedaan door private of publieke bronnen kan OLAF besluiten een zaak te openen. Na onderzoek met de autoriteiten van de lidstaat worden er door OLAF aanbevelingen geformuleerd. Het is vervolgens aan de lidstaat om deze aanbevelingen op te volgen. Het opvolgen van de aanbevelingen wordt gemonitord door de Commissie.
Een belangrijk middel ter voorkoming van fraude is implementatie van een adequaat beheers- en controlesysteem door de lidstaten. De EU-regelgeving voor de begrotingsperiode 2014–2020 is op dit punt aangescherpt. Zo is bijvoorbeeld in de EU Verordening 1303/2013 voor Europese Structuur- en Investeringsfondsen de verplichting genomen dat autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het financieel beheer van EU-middelen om via risicoanalyses doeltreffende fraudepreventiemaatregelen te nemen.
Bent u bereid om met uw Europese collega’s en relevante stakeholders, zoals de Europese Ombudsman en de Europese Rekenkamer, tijdens het Voorzitterschap in gesprek te gaan over een duurzame oplossing voor de structurele fraude met Europese gelden? Zo ja, kunt u aangeven welke initiatieven u daartoe zal ondernemen? Zal deze kwestie bijvoorbeeld aan de orde komen tijdens het seminar over het Meerjarig Financieel kader (MFK) dat u voornemens bent te organiseren in het kader van het Voorzitterschap?4
Tijdens het Nederlands Voorzitterschap vinden diverse reguliere overleggen plaats waar fraude met EU-middelen aan de orde wordt gesteld. Nederland is vertegenwoordigd in de hiertoe strekkende Europese organen en pleit daarbij o.a. voor strikte toepassing van regelgeving en nadruk op preventieve maatregelen en goed financieel beheer. Uw Kamer ontvangt binnenkort nadere informatie over de inzet van het kabinet op het Meerjarig Financieel Kader en de plek die de Voorzitterschapsconferentie daarbij inneemt.
Kunt u ingaan op de stand van zaken aangaande de voorstellen voor een meer transparante begrotingssystematiek en beter voorspelbare EU-afdrachten die u tijdens het Voorzitterschap wilt presenteren?5
Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd voorafgaand aan de behandeling van de ontwerpbegroting voor 2016 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hoe oordeelt u over de volgende opvatting van Pawel Swidlicki (Open Europe): «With the vast majority of fraud perpetrated at the national level, member states which persistently fail to improve their own detection and prevention procedures should see their funding reduced, although this is a problem exacerbated by the overly complex and inefficient design of the EU budget itself»?6
Over opvattingen van privépersonen zoals de heer Swidlicki doet het kabinet geen specifieke uitspraken.
Het voorstel van de Belgische premier om de Schengen-akkoorden open te breken |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Charles Michel: «Pas Schengen-verdrag aan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zeker in deze tijd van terrorisme en massale immigratiestromen richting Europa, de Schengen-akkoorden robuuste oplossingen in de weg staan? Zo neen, waarom niet?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de nodige maatregelen worden genomen en kunnen de controles worden geïntensiveerd.
Nederland en de EU zijn alert op signalen voor mogelijk misbruik van de vluchtelingenstroom door terroristen of andere jihadistische organisaties naar het Europees grensgebied. De Europese Unie heeft hiervoor de nodige maatregelen getroffen om signalen van betrokkenheid bij terrorisme en jihadisme tijdig in het grenstoezicht te detecteren. De samenwerking met derde landen en Europese agentschappen is ook van groot belang.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken die recent eveneens pleitte voor aanpassing van de Schengen-akkoorden?
De asielinstroom in Duitsland is ongekend hoog en om te voorkomen dat dit leidt tot onwenselijke situaties heeft Duitsland een aantal maatregelen genomen zoals de tijdelijke herinvoering van de binnengrenscontroles. Ik heb begrip voor de uitlatingen van de Duitse Minister en de beslissing van Duitsland om de controles aan de binnengrenzen tijdelijk weer in te voeren. Ook Nederland heeft extra maatregelen genomen en het toezicht in de binnengrenszone verscherpt om te voorkomen dat er schrijnende situaties ontstaan en om mensensmokkelaars op te sporen.
In hoeverre bent u bereid de Belgische premier voluit te steunen om de Schengen-akkoorden open te breken en u hier ook op Europees niveau voor in te zetten?
Vooralsnog is er geen noodzaak de Schengenregelgeving aan te passen om de illegale migratiestromen binnen het Schengengebied tegen te gaan. Binnen de huidige Schengenregelgeving en op grond van nationale regelgeving kunnen de controles, in de binnengrenszone worden geïntensiveerd.
Als uiterste maatregel kan tijdelijk de binnengrenscontrole van personen weer worden ingevoerd als een lidstaat langdurig verzuimt afdoende toezicht te houden op zijn deel van de buitengrens en deze situatie een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid van andere lidstaten.
Op welke termijn gaat u gehoor geven aan de Belgische oproep om samen te komen met Frankrijk, Duitsland en België om de problemen die samenhangen met het opengrenzen-beleid te bespreken?
Het Luxemburgs Voorzitterschap heeft het initiatief reeds opgepakt. Tijdens de JBZ-raad van december 2015 willen zij de toekomst van het grensmanagement bespreken. De verwachting is dat intra-EU mobiliteit ook een onderwerp van bespreking zal zijn.
Ziet u inmiddels in dat het opzeggen van de Schengen-akkoorden noodzakelijk is om de groeiende terreur- en asielproblematiek het hoofd te bieden? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat de enige structurele oplossing van de immense asielproblematiek de invoering van het Australische model is? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft een middellangetermijnvisie uitgewerkt waarover u per brief over de Europese asielproblematiek van 8 september jl. bent geïnformeerd.
Het aftreden van de Griekse premier |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sybrand van Haersma Buma (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Was het kabinet vóór het sluiten van het steunpakket op 19 augustus jl. op de hoogte van het voornemen van de Griekse premier om op 20 augustus af te treden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven?1
Nee.
Zo ja, waarom heeft u dit dan niet in antwoord op mijn vragen over deze mogelijkheid in het debat gezegd?
Minister Dijsselbloem is, als voorzitter van de Eurogroep, donderdagmiddag gebeld door de Griekse Minister Tsakalotos om hem te informeren dat premier Tsipras waarschijnlijk later op de dag een speech zou houden waarbij hij zou aansturen op nieuwe verkiezingen. Een besluit tot vervroegde verkiezingen is een soeverein besluit van Griekenland.
Zo nee, wat vindt u van de handelwijze van premier Tsipras om dit voornemen niet vooraf met de Eurogroep te delen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat dit opnieuw een deuk in het vertrouwen is ten aanzien van de Griekse regering?
Vast staat dat met Griekenland afspraken zijn gemaakt en dat Griekenland de aangegane verplichtingen moet nakomen. Het houden van vervroegde verkiezingen is niet in strijd met de overeenkomst tussen de Eurozone-landen. Het derde steunpakket is met brede steun door het Griekse parlement aangenomen: 222 van de 300 parlementariërs stemden voor. Daarbij zijn al drie pakketten met hervormingsmaatregelen door het Griekse parlement aangenomen. Uitkering van vervolg tranches vindt pas plaats nadat verdere stappen zijn gezet.
Wat zijn de consequenties voor de uitvoering van het steunpakket nu na het ontslag van Tsipras met een interim-regering zonder politiek mandaat moet worden samengewerkt?
Als in Griekenland een regering aftreedt binnen 12 maanden sinds de laatste verkiezingen, wat hier het geval is, dient de president volgens de Griekse Grondwet de op één- en twee na grootste partijen de gelegenheid te bieden om een regering te vormen. Elk van deze partijen heeft daarvoor maximaal drie dagen. Als dat niet lukt zal de president naar verwachting het parlement ontbinden en nieuwe verkiezingen uitschrijven. Die moeten gehouden worden in de periode tussen 22 en 30 dagen nadat het parlement is ontbonden.
Als de oppositiepartijen geen nieuwe regering kunnen vormen, wat momenteel de verwachting is, wordt een nieuwe interim-premier aangewezen door de president, waarbij hij volgens de Grondwet kiest tussen de voorzitter van de Raad van State, de beide Hooggerechtshoven of de Rekenkamer. Het is nog onduidelijk welke ministers in een interim-kabinet zouden komen.
Conform de Griekse Grondwet kan de interim-regering tot aan de vorming van een nieuw kabinet geen wettelijk bindende beslissingen nemen. De president kan dit eventueel wel doen bij voorlopig presidentieel decreet, dat later door het parlement met terugwerkende kracht moet worden goedgekeurd. De interim-regering kan uiteraard wel de inmiddels door het zittende parlement aangenomen «prior actions» uitvoeren, evenals aan het steunpakket gelieerde wetgeving voorbereiden die vervolgens aan het nieuw gekozen parlement wordt voorgelegd. Zie het antwoord op vraag vier voor eventuele consequenties voor de uitkering van financiële steun uit het steunpakket indien niet aan de vereiste voorwaarden is voldaan.
Bent u bereid de voorzitter van de Eurogroep een spoedvergadering te laten beleggen om de consequenties van deze stap voor het programma te bespreken?
De eerstvolgende vergadering van de Eurogroep zal op 12 september plaatsvinden.
Bent u bereid deze vragen vóór vrijdag 21 augustus om 12:00 uur te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De douane van Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat de EU (één van haar rechtsvoorgangers, de EEG) en de republiek Turkije in 1963 een associatieverdrag getekend hebben dat voorziet in de invoering van een volledige douane-unie?
Ja.
Klopt het dat de definitieve fase van deze douane-unie in werking getreden is op 31 december 1995, vanaf welke datum BESLUIT Nr. 1/95 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (96/142/EG) van kracht was?
Ja.
Klopt het dat de douane-unie van toepassing is op zowel goederen die in de Gemeenschap of Turkije zijn voortgebracht, met inbegrip van goederen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit produkten uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden, als op goederen uit derde landen die zich in de Gemeenschap of Turkije in het vrije verkeer bevinden (artikel 3 van BESLUIT Nr. 1/95 VAN DE ASSOCIATIERAAD EG-TURKIJE)?
Ja. De douane-unie voorziet in vrij verkeer van goederen en een gemeenschappelijk douanetarief, maar beperkt zich tot industriële producten en verwerkte landbouwproducten. Er gelden bijzondere bepalingen voor niet-verwerkte landbouwproducten.
Klopt het dat artikel 4 van dit besluit bepaalt dat «...de Gemeenschap en Turkije zich vanaf die datum onthouden van nieuwe in- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking in te voeren. Deze bepalingen gelden eveneens voor de douanerechten van fiscale aard»?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat sinds het begin van dit jaar Turkije is begonnen met het rekenen van importheffingen, waardoor de export van produkten als schoenen, kleding, medicijnen en vleeswaren duurder is geworden?1
Een volledige lijst met nieuwe additionele douaneheffingen is bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij gaat het om additionele invoerrechten op schoeisel, ijzer en staal, handgereedschap, tapijten, meubels, lampen, bepaalde huishoudelijke apparaten, handtassen en koffers. De lijst is bijgevoegd in Annex I. De Turkse Minister van Economische Zaken heeft ook aangekondigd dat er nieuwe maatregelen genomen zullen worden voor andere producten, waaronder elektronische apparaten en chemicaliën.
Deze additionele invoerrechten gelden alleen voor producten die hun oorsprong in derde landen hebben en niet voor producten met hun oorsprong in de EU, of landen waarmee Turkije een vrijhandelsakkoord heeft. De Turkse maatregelen leiden ertoe dat Nederlandse bedrijven die hun producten invoeren uit derde landen en naar Turkije exporteren, extra tarieven betalen. Naast additionele douaneheffingen is het zeer aannemelijk dat Europese exporteurs worden geconfronteerd met extra grensformaliteiten. Daarmee wordt de Europese en Nederlandse export geraakt.
Voor zover bekend worden er geen additionele heffingen geheven op medicijnen en vleeswaren. Landbouwproducten, waaronder vlees en groentezaden en polymeren vallen buiten de douane-unie, waardoor Turkije importheffingen mag toepassen.
De Europese Unie is exclusief bevoegd op het gebied van de douane-unie. De Europese Commissie onderzoekt de door Turkije ingevoerde maatregelen en heeft in verschillende fora haar zorgen hierover geuit.
Heeft u precies inzicht in de nieuwe douaneheffingen van Turkije en is Turkije in overtreding van bepalingen van de douane-unie? Kunt u dit inzicht met de Kamer delen? Kunt u daarin precies ingaan op de problemen die exporteurs van de eerder genoemde producten, maar ook van groentezaden en polymeren hebben vanwege extra belemmerende administratieve procedures?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om in overleg te treden met Nederlandse transporteurs om inzage te krijgen in de omvang van het probleem?
Ik vind het belangrijk om inzage te krijgen in de omvang van het probleem en treed graag in overleg met de Nederlandse transporteurs.
Welke stappen (zoals aankaarten bij de associatieraad en arbitrage) zult u ondernemen bij een gevonden overtreding? Of klopt het dat het verdrag een zeer groot hiaat bevat?2
De Nederlandse ambassade in Ankara heeft de toenemende heffingen aangekaart in een gesprek op 10 juli bij het Turkse Ministerie van Economische Zaken.
Ook de Europese Commissie heeft de situatie aangekaart bij de Turkse autoriteiten in het Gemengd Comité van de douane-unie. Dit Comité dient als overlegorgaan voor de goede werking van de douane-unie. Daarnaast is er door de Europese Commissie en het Turkse Ministerie van Economische Zaken een hoog ambtelijke werkgroep opgezet om te verkennen hoe de handelsrelatie tussen EU en Turkije verbeterd kan worden. Naar aanleiding van een rapport van deze werkgroep willen de Europese Commissie en Turkije een proces starten om de huidige douane-unie te moderniseren. Deze heffingen zullen daarbij ook worden aangekaart. De modernisering beoogt het functioneren van de douane-unie te verbreden en verdiepen.
Verstekelingen die zich verstoppen in vrachtwagens en een werkbezoek aan Calais |
|
Malik Azmani (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de cijfers van brancheorganisaties TLN en EVO, waarin wordt becijferd dat de Nederlandse transportsector inmiddels één miljoen euro schade per dag ondervindt door de situatie bij Calais? Deelt u deze conclusie? Zo nee, wat is dan volgens u de omvang van de schade?
De cijfers van TLN en EVO omtrent de schade die de Nederlandse transportsector ondervindt door de situatie in Calais, zoals verschenen in de pers, zijn mij bekend. Of deze berekeningen exact de schade weergeven kan ik niet bevestigen, maar dat de Nederlandse transportsector schade ondervindt is evident.
Heeft er inmiddels een gesprek plaatsgevonden tussen het Nederlandse kabinet, TLN en de Franse counterparts? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee, wanneer wordt dit gesprek gepland en wat wordt daarbij de Nederlandse inzet?
Het gesprek tussen de Nederlandse en Franse overheden en TLN stond voor mei van dit jaar gepland maar is vanwege de ontwikkelingen rondom Calais deze zomer, in onderling overleg, verzet naar dit najaar.
In het gesprek zal door Nederland aandacht worden gevraagd voor een betere beveiliging en monitoring van de toegangswegen naar de Eurotunnel in Calais en voor de bestrijding van illegale migratiestromen.
In de brief van 23 juni 20151 is uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet heeft genomen om de verstekelingenproblematiek in Nederland tegen te gaan.
Herkent u het signaal dat de Franse autoriteiten pas sinds de zogenoemde bestorming op 23 juli 2015 daadwerkelijk in actie zijn gekomen op operationeel niveau om de problematiek bij de Eurotunnel aan te pakken? Zo nee, kunt u aangeven welke acties eerder op operationeel niveau zijn genomen?
Dat signaal herken ik niet. Het migrantenprobleem rondom Calais en de Eurotunnel speelt al meerdere jaren. De Franse autoriteiten zijn constant bezig met het beheersbaar houden van de problematiek waarbij er steeds voor wordt gewaakt dat het goederenverkeer geen of minimale hinder ondervindt van acties. De afgelopen maanden is het aantal incidenten met migranten dat poogt om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken flink toegenomen wat voor de Franse autoriteiten aanleiding was om extra acties te ondernemen.
Is inmiddels al met de diverse nationale inspectiediensten afgesproken en toegezegd dat overtredingen van de rij- en rusttijdenregels door onvoorziene situaties, zoals bij Calais, niet worden beboet?1
Zoals u reeds meegedeeld in de brief van 6 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2933) biedt de Europese verordening ruimte voor uitzonderlijke situaties, waarbij kan worden afgeweken van de normale rij- en rusttijden. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft hierover contact gehad met haar Engelse en Franse collega. Het is vervolgens aan de betrokken inspectiediensten om te beoordelen of een situatie als uitzonderlijk kan worden aangemerkt in het kader van een specifieke overtreding.
Inmiddels heeft de Engelse overheid de Europese Commissie laten weten in verband met de stakingen in Calais tijdelijk in nader omschreven gevallen soepel met de rij- en rusttijden te zullen omgaan.
Bent u bekend met het feit dat illegale migranten die van plan zijn de overtocht naar Groot-Brittannië te riskeren zich nabij de Eurotunnel in tentenkampen bevinden en ongemoeid worden gelaten door de Franse autoriteiten? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Het is mij bekend dat begin deze zomer het aantal pogingen om via de Eurotunnel het Verenigd Koninkrijk te bereiken was toegenomen. Dankzij de maatregelen (inzet van gendarmerie en politie-eenheden) die Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk troffen, is het aantal flink gedaald. Inmiddels hebben beide landen een overeenkomst getekend met verdergaande maatregelen om de migrantenproblematiek rondom Calais beter het hoofd te kunnen bieden, onder meer door de inzet van meer capaciteit door de Fransen.3 Ook gaan beide landen meer actie ondernemen om illegale migranten te laten terugkeren naar het land van herkomst.
Bent u bekend met het feit dat wanneer illegalen in vrachtwagens worden aangetroffen door het bedrijf Eurotunnel, de Franse autoriteiten dan wel de Engelse immigratiebeambten in Calais, zij door de Franse autoriteiten gewoon twee kilometer verderop worden vrijgelaten? Zo ja, wat vindt u ervan dat illegale vreemdelingen ongemoeid worden gelaten en daarmee wederom gelegenheid wordt geboden om als verstekeling illegaal de reis te ondernemen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het meer dan verbijsterend is dat bij de controles in Calais aangehouden illegalen niet door de bevoegde autoriteiten gevraagd wordt naar herkomst of papieren en dat hen geen vingerafdrukken worden afgenomen, waardoor mensen keer op keer zichzelf en anderen in gevaar brengen en/of economische schade veroorzaken? Deelt u de mening dat de Franse autoriteiten illegale vreemdelingen moeten aanhouden en zo mogelijk in vreemdelingendetentie moeten zetten met het oog op uitzetting wanneer zij geen rechtmatig verblijf hebben en geen aanspraak willen maken op asiel in Frankrijk?
Alle EU landen zijn gehouden om de Europese asiel- en immigratiewetgeving te handhaven. Dat betekent onder meer dat de identiteit van vreemdelingen moet worden vastgesteld en moet worden onderzocht of iemand legaal op het grondgebied van de Europese Unie verblijft. Vreemdelingen die niet legaal in de EU verblijven moeten het grondgebied van de EU verlaten.
Zoals in antwoorden 5 en 6 staat aangegeven hebben Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk inmiddels extra maatregelen getroffen.
In mijn gesprek met de Franse autoriteiten dit najaar zal ik aandacht vragen voor de bestrijding van secundaire illegale migratiestromen.
Zijn alle lidstaten van de EU niet gehouden om de Europese asiel- en immigratieregelgeving te handhaven? Deelt u de mening dat het onbestaanbaar is dat Frankrijk haar Europese verplichtingen op het terrein van asiel- en immigratieregelgeving in Calais niet nakomt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Franse autoriteiten hierop te wijzen?
Zie antwoord vraag 7.
De rol van Nederland in het faciliteren van belastingontwijking vanuit Griekenland |
|
Harry van Bommel |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland belastingontwijking vanuit Griekenland faciliteert door middel van brievenbusfirma’s?
Ja, dat gebeurt ook niet. Activiteiten van (ook Griekse) internationale concerns kunnen via Nederlandse vennootschappen gefinancierd worden. In een dergelijk geval ontvangen zij vergoedingen voor die investeringen in de vorm van dividenden, rente en royalty’s. Het is niet mogelijk via dit soort vennootschappen de winst in andere landen te verminderen. De afdracht van winstbelasting in Griekenland wordt hierdoor dan ook niet verlaagd. Het beeld dat Nederland belastingontwijking zou faciliteren door middel van brievenbusfirma’s herken ik dan ook niet.
Kunt u bevestigen dat Griekenland 1,7 miljoen euro belasting is misgelopen in de afgelopen twee jaar doordat het mijnbouwbedrijf Eldorado Gold via een Nederlandse brievenbusfirma belasting ontweek?1
Ik kan op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. Evenmin kan ik een overzicht geven van Griekse bedrijven die in Nederland als vennootschap geregistreerd staan, nog daargelaten dat er geen registratie plaatsvindt op basis van een dergelijk nationaliteitscriterium. Zonder in strijd te komen met die bepaling kan ik wel een reactie geven op algemene vragen over de fiscale behandeling van Griekse bedrijven met een Nederlandse aandeelhouder.
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat Griekse winstbelasting kan worden ontweken door het opnemen van een Nederlands lichaam in een internationale structuur. Griekenland past net als Nederland de OESO-verrekenprijsregels toe. Op basis van deze regels wordt winst belast in het land waar risico’s worden gelopen en de belangrijkste functies worden uitgeoefend: waar de waarde wordt gecreëerd.
Voor zover de inhouding van Griekse bronheffing op dividenden of rente wordt voorkomen, is dat in elk geval geen gevolg van Nederlandse wetgeving. Ook ligt het niet voor de hand dat de oorzaak ligt in het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en Griekenland, nu het daarin overeengekomen bronbelastingtarief op dividenden en rente niet substantieel afwijkt van dat in de meeste andere verdragen die Griekenland heeft gesloten.
Voor zover Griekenland geen bronbelasting inhoudt op grond van de Moeder-dochterrichtlijn of de Interest en Royalty richtlijn, wijs ik erop dat deze richtlijnen de toepassing van nationale (in dit geval Griekse) anti-misbruikmaatregelen toelaat.
Indien Griekenland voor de toepassing van die anti-misbruikmaatregel informatie uit Nederland nodig heeft, werkt Nederland op basis van het belastingverdrag tussen onze twee landen uiteraard mee aan verstrekking van die informatie.
Kunt u een overzicht geven van Griekse bedrijven die in Nederland als vennootschap geregistreerd staan, en daarbij aangeven welke van deze bedrijven als brievenbusfirma aangemerkt kunnen worden?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over het feit dat het Nederlandse trustkantoor TMF een persbericht heeft uitgegeven dat Griekse bedrijven aanspoort om zich fiscaal in Nederland te vestigen?3
Het staat eenieder, en dus ook trustkantoren, vrij zich positief uit te laten over het Nederlandse vestigingsklimaat. Belastingontwijking via lege brievenbusfirma’s wordt niet gefaciliteerd door Nederland.
Erkent u dat de belastingontwijking die Nederland faciliteert een wissel trekt op de Griekse begroting, en gelijktijdig het MKB in Griekenland onder druk zet door de stijgende belastingdruk?4
Nee. Zoals bekend hebben belastingontwijking en grondslaguitholling door multinationale ondernemingen internationaal de aandacht. Nederland werkt in OESO en EU-verband actief samen met andere landen om dit tegen te gaan.
Erkent u dat het niet steekhoudend is om te blijven herhalen dat de Griekse regering de belastingproblemen in Griekenland niet heeft aangepakt, terwijl Nederland belastingontwijking vanuit Griekenland mogelijk maakt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat de Griekse regering wel degelijk stappen heeft gezet als het gaat om de Lagarde-lijst, het aanpakken van zwartspaarders met een bankrekening in Zwitserland en smokkel?5
Van de Nederlandse ambassade in Athene heb ik begrepen dat de Griekse autoriteiten zich naar eigen zeggen als doel hebben gesteld om per maand 100 personen die op de zogenaamde bankenlijst staan te onderzoeken. Op deze bankenlijst staan o.a. de nog verdachte personen van de Lagarde lijst. Ik heb over de voortgang en status van dit onderzoek echter geen officiële informatie. Op het gebied van smokkel is de Griekse regering volgens de ambassade bezig met het verbeteren van controles op brandstoffensmokkel bij tankstations. Verdere stappen die de Griekse regering onderneemt op het gebied van zwartspaarders en smokkel zijn vastgelegd in het MoU. Zo is vastgelegd dat de Griekse regering maatregelen neemt om belastingontwijking (ook op het gebied van spaartegoeden) en smokkelen tegen te gaan. Er worden bijvoorbeeld bank transacties onderzocht om zowel in binnen en buitenland niet opgegeven spaarrekeningen op te sporen. Ook komt er een regeling (met passende sancties) voor zwartspaarders die vrijwillig hun spaartegoeden opgeven. Op het gebied van smokkel worden er bij de douane drie mobiele antismokkel teams opgericht. Deze stappen staan verspreid over het komende half jaar gepland en zullen op het in het MoU afgesproken moment worden uitgevoerd.
Kloppen de volgende uitspraken van de voormalige Griekse Minister van Financiën Varoufakis: «One of the very first things I said to my Eurogroup colleagues was, why don’t we push some of the legislation we agree on – the taxation system, the anti-corruption rules – through parliament and meanwhile continue the negotiations? And I was actually told a number of times if I dare to suggest this again this would constitute reason to settle the negotiations»6 en «And they [de trojka] said «No, no, no, this has to be a comprehensive review. Nothing will be implemented if you dare introduce any legislation. It will be considered unilateral action inimical to the process of reaching an agreement.»»?7 Zo ja, kunt u verklaren waarom de trojka en de voorzitter van de eurogroep regelmatig beweerd hebben dat de Griekse regering te weinig vooruitgang heeft geboekt op dossiers als het belastingstelsel en corruptiebestrijding, terwijl de Griekse regering deze maatregelen niet mocht doorvoeren?
Ik ga niet in op wat individuele collega’s in de eurogroep wel of niet gezegd zouden hebben. Het stond de Griekse regering vrij om maatregelen te nemen op deze terreinen in het kader van het EFSF programma. Als de Griekse regering aanspraak wilde blijven maken op financiële noodsteun mochten er alleen geen ongedekte, unilaterale maatregelen genomen worden die tegen het programma in zouden gaan.
Klopt het dat de trojka een in maart ingevoerde wet, die een bronbelasting van 26% voor transacties die via vennootschappen verlopen introduceert, wil terugdraaien? Zo ja, wat is de motivatie van de trojka om deze wet terug te willen draaien?8
In de verklaring van de Eurozonetop van 12 juli jl. is vastgelegd onder welke voorwaarden een nieuw ESM programma mogelijk is. Eén van deze voorwaarden was dat de maatregelen genomen door de Griekse regering die tegen het Eurogroep statement van 20 februari ingingen moeten worden teruggedraaid of gecompenseerd. In het algemeen is dus vastgelegd dat maatregelen die tegen verplichtingen uit het oude programma ingaan sowieso moeten worden teruggedraaid. In het bijzonder voor deze wet (wet L4321/2015) geldt dat een voorstel tot wijziging al opgenomen was in het Griekse voorstel voor een hervormingspakket van 9 juli. In deze wet moest een artikel geschrapt worden omdat de bepalingen hierin een schending van het vrij verkeer van kapitaal in de Europese Unie inhielden. Op 13 augustus jl. is het betreffende artikel door het Grieks parlement geschrapt.
Klopt het dat het voorstel van de trojka waarover de Griekse regering een referendum heeft georganiseerd door de voorzitter van de eurogroep werd voorgelegd aan de Griekse regering als een «take-it-or-leave-it» deal?9
Nee, dit klopt niet. De gesprekken tussen de instituten en de Griekse autoriteiten waren nog gaande tot het moment dat de Griekse autoriteiten de onderhandelingen afbraken en een referendum uitriepen. Er lag dan ook geen onderhandelingspakket in de Eurogroep voor.
Het Franse voorstel om een eigen regering te vormen voor de eurozone |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eigen regering voor eurozone»1?
Ja.
In hoeverre deelt u de aversie tegen het door de Franse president Hollande geopperde idee om een aparte regering en parlement te vormen voor de eurozone?
De kabinetsvisie op de ontwikkeling van de Economische en Monetaire Unie (EMU) is recent weergegeven in de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-20, nr. 996) in reactie op het rapport «Completing Europe’s Economic and Monetary Union», opgesteld door de voorzitter van de Europese Commissie, in samenwerking met de voorzitters van de Europese Raad, de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en het Europees parlement. Dit «Five Presidents Report» bevat voorstellen op economisch, financieel, budgettair en institutioneel terrein in twee fasen, de korte en de langere termijn. Daarnaast heeft het kabinet aanvullende toelichting op deze appreciatie verschaft, in zijn reactie (kenmerk MINBUZA-2015.477516) op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake het bovengenoemde rapport. Hierin wordt ook specifiek ingegaan op de politiek-institutionele consequenties en wordt benadrukt dat het kabinet zeer hecht aan versterking van democratische legitimiteit en het van belang acht dat eventuele nieuwe modaliteiten binnen het bestaande EMU raamwerk tegemoetkomen aan de wensen van nationale parlementen. Daarbij biedt de Europese interparlementaire week wellicht mogelijkheden om de samenwerking tussen nationale en Europese actoren verder te versterken. De vorm van versterking van de parlementaire dimensie van de EMU is wat het kabinet betreft afhankelijk van de richting waarin de eurozone zich verder ontwikkelt. Daarbij wil het kabinet erop toezien dat het subsidiariteitsbeginsel geborgd blijft en nationale parlementen verantwoordelijk blijven voor nationaal beleid. Van een eurozone-regering zoals genoemd in het artikel is wat het kabinet betreft geen sprake.
De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij de komende periode voorstellen zal presenteren op onderdelen van de eerste fase binnen het rapport. Nederland staat middenin dit debat en het kabinet zal uw Kamer dan ook via de gebruikelijke kanalen blijven informeren over verdere ontwikkelingen en de nadere standpuntbepaling bij concrete voorstellen.
Wilt u zowel nationaal als internationaal in de meest krachtige bewoordingen afstand nemen van dit onzalige Franse plan voor een «euroregering»?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u inmiddels in dat het Europroject is mislukt en dat we, helemaal met het oog op de lange termijn, toe moeten werken naar ontmanteling van deze geflopte monetaire unie die is uitgemond in een transferunie? Zo neen, hoe duidt u de staat van eurozone?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘ EU: Wij willen meer politieke islam in Europa’ |
|
Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «EU: Wij willen meer politieke islam in Europa»1, alsmede de speech van EU-commissaris voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid Federica Mogherini van jl. 24 juni2?
Ja.
Deelt u de mening van de ongekozen Mogherini, die stelt dat de islam bij Europa hoort, zowel historisch, cultureel, culinair als politiek? Zo ja, waarom?
In het EU-verdrag is vastgelegd dat alle lidstaten de gemeenschappelijke Europese waarden naleven, waaronder pluralisme en verdraagzaamheid. Binnen de EU zijn vrijheid van godsdienst, levensovertuiging en meningsuiting3, evenals culturele, religieuze en taalkundige diversiteit4 vastgelegd in het EU Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie. Nederland, als pluriforme, vreedzame samenleving, waar – binnen de grenzen van de rechtsstaat – voor alle religies, overtuigingen en leefstijlen ruimte is, onderschrijft deze fundamentele rechten.
Deelt u de mening dat de speech van Mogherini een aaneenschakeling is van wereldvreemd cultuurrelativisme en capitulatie voor de islam? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel bewijs heeft u na deze speech nog nodig om in te zien dat de EU en haar «leiders» een gevaar vormen voor de inwoners, voor de cultuur, identiteit en soevereiniteit van de lidstaten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om Nederland zo snel mogelijk uit de EU te loodsen en daarmee Nederland te behoeden voor een nog grotere ramp dan de EU nu al is? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het kabinet acht blijvend lidmaatschap van de Europese Unie in het directe belang van Nederlandse burgers en bedrijven.
Kunt u bevorderen dat deze waanzinnige EU-functionaris naar Saoedi-Arabië wordt verbannen?
Nee.
De praktijk van landjepik in Europa |
|
Harry van Bommel , Eric Smaling |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Landjepik irriteert Europa»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de term «landroof» die door critici gebruikt wordt om de grootschalige grondinvesteringen te beschrijven?
De term «landroof» impliceert onrechtmatige verwerving van land. Het rapport van het Transnational Institute waarnaar in het artikel wordt verwezen, «Extent of farmland grabbing in the EU», focust op grootschalige grondverwerving (populair aangeduid als «land grabbing»). Wij hebben geen aanwijzing dat er in de Europese Unie stelselmatig sprake is van onrechtmatige grondverwerving.
Deelt u de mening dat de lokale bevolking benadeeld wordt door het grootschalig opkopen van landbouwgrond door buitenlandse investeerders? Zo nee, kun u uw antwoord onderbouwen?
In algemene zin kan niet worden gesteld dat de lokale bevolking wordt benadeeld door verwerving van landbouwgrond door buitenlandse investeerders. Uiteraard is het belangrijk aandacht te besteden aan de consequenties voor de lokale bevolking. Als de grond wordt gebruikt voor landbouwproductie, kan het leiden tot positieve impulsen voor de lokale economie en werkgelegenheid. Ook de verwerving van landbouwgrond om industriële activiteiten of andere vormen van bedrijvigheid te ontplooien kan een dergelijke positieve bijdrage leveren.
Kunt u puntsgewijs ingaan op de door het Transnational Institute (TNI) genoemde gevolgen voor mens en milieu van dergelijke grondinvesteringen, te weten: de afkalvende voedselveiligheid en voedselsoevereiniteit binnen Europa, de bedreiging van het Europese model van een klein boerenbedrijf in familiebezit, de verslechterde economische positie van de lokale boeren, de opwaartse werkloosheid onder de lokale bevolking en de negatieve impact op natuurlijke bronnen?2
De gevolgen van grondinvesteringen die het Transnational Institute in haar rapport aanhaalt, zijn naar onze mening onvoldoende onderbouwd. Zo hebben investeringen in grond geen directe relatie met de Europese afzetstructuren in de voedselmarkten. De voedselzekerheid binnen Europa is naar onze mening niet in het geding. Bovendien houdt de Europese Commissie toezicht op de voorzieningszekerheid wat betreft voedsel in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid. Voorzieningszekerheid is immers een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook achten wij de erosie van de Europese voedselcultuur onwaarschijnlijk in regio’s die traditioneel gekenmerkt worden door grootschalige staatsbedrijven en coöperatieve landbouwbedrijven.
Kunt u uw visie geven op de oorzaken van het snel stijgende opkoopgedrag van investeerders? In hoeverre speelt speculatie hierin volgens u een rol?
Het aflopen van de tijdelijke overgangsbepalingen in de toetredingsverdragen van de Midden-Europese lidstaten maakt het verwerven van grond door andere EU-ingezetenen eenvoudiger. Boeren uit andere Europese landen kopen in beperkte mate grond in Midden- en Oost-Europa om daar landbouw te bedrijven. Het gaat dan bijvoorbeeld om Nederlandse akkerbouwers of veehouders die in Nederland hun bedrijf niet kunnen uitbreiden en ervoor kiezen om in Midden-Europese lidstaten hun landbouwactiviteiten te gaan ontplooien. Dit kwalificeren wij niet als speculatie.
Klopt het dat de Roemeense landbouwgrond voor 80% in handen is van niet-Roemeense investeerders? Wat betekent dit volgens u voor de economische kansen van de Roemeense boeren?
Ons zijn op dit punt geen recente officiële gegevens bekend. Volgens informatie van het Roemeense Ministerie van landbouw ging het in 2011 om zo’n 10%.
Erkent u dat op deze wijze EU-subsidies, bestemd voor lokale boeren, ten deel vallen aan enkele internationale grootgrondbezitters?
Voor de verstrekking van subsidies in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zijn duidelijke criteria van kracht. Voor de directe hectarebetalingen moet onder andere sprake zijn van een «actieve landbouwer». Op de grond in kwestie moet dus landbouw worden bedreven. Dit criterium is van toepassing op alle aanvragers van directe betalingen, ongeacht of ze groot of klein zijn.
Erkent u dat het zeer onwenselijk is dat Europese landbouwgrond wordt opgekocht door financiële investeerders met een winstoogmerk, terwijl de lokale bevolking daar niet van profiteert?
Zie antwoord op vraag 3 en vraag 5.
Welke gevolgen heeft de grootschalige opkoop van landbouwgrond voor de prijsontwikkeling van deze grond? Indien de prijs van deze grond in korte tijd gestegen is, erkent u dan dat dit de lokale bevolking benadeelt? Welke oplossingen ziet u voor dit probleem?
De prijzen van landbouwgrond stijgen trendmatig in de hele Europese Unie, dit is geen lokale aangelegenheid. In veel Midden-Europese landen bestaan traditioneel grote landbouwbedrijven die voorheen werden geëxploiteerd door de staat of door grote coöperaties en die nu zijn overgegaan in de handen van particuliere investeerders. De lokale bevolking wordt daardoor niet benadeeld.
In hoeverre deelt u de conclusies uit het rapport van TNI, waarin onder meer gepleit wordt voor het beperken van de Europese landbouwsubsidies om te voorkomen dat landbezit en inkomensondersteuning eenzijdig bij dezelfde partijen terechtkomen? Kunt u daarbij ingaan op de rol die u ziet weggelegd voor de Voluntary Guidelines on the Responsible Governance of Tunure of Land, Fisheries and Forests?3
Wij delen de conclusies van TNI op dat punt niet en vinden dat de bestaande mogelijkheden voor aftopping van de hectarebetalingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voldoende waarborg bieden. De «Voluntary guidelines on the responsible governance of tenure» zijn een goede basis voor (inter-) nationaal grondbeleid, maar binnen de EU geldt ook het principe van de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van diensten en het vrij verkeer van kapitaal en is er sprake van een gemeenschappelijk landbouwbeleid met bijbehorende marktordening en inkomensondersteuning.
Leeft er bij de regering zorg over het feit dat steeds meer grond in met name Oost-Europa wordt opgekocht door buitenlandse investeerders? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om deze ontwikkeling op Europees niveau aan te kaarten? Welk type oplossingen acht u geschikt om te voorkomen dat buitenproportionele delen van de landbouwgrond Europa in handen vallen van buitenlandse investeerders?
Welke Europese wetgeving vormt een hindernis voor nationale regeringen om de eigen landbouwgrond te beschermen tegen grootschalige opkoop vanuit het buitenland?
Bent u bereid om ervoor te pleiten dat landen waar veel landbouwgrond wordt opgekocht, maar waar geen goed kadaster bestaat, ondersteuning krijgen vanuit de EU om een fatsoenlijk kadaster op te stellen?
Het lijkt ons een goede zaak om Europese landen waar geen goed kadaster bestaat te helpen met de opzet van dit belangrijke instrument. Dit kan zowel vanuit de EU als bilateraal vanuit de lidstaten. Nederland geeft ondersteuning aan enkele lidstaten voor het opzetten en verbeteren van een kadaster. Eén van de lidstaten die daarin is ondersteund, is Griekenland. Op 11 juni 2015 is onder andere door de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen met het Kadaster het «Land Administration for National Development» opgericht om wereldwijd in lage en middeninkomenslanden bij te dragen aan de verbetering en versnelling van de registratie van eigendom en gebruik van land.
Kunt u toelichten of er volgens u een verband bestaat tussen de grootschalige grondaankopen en het feit dat er in veel bilaterale en internationale investeringsverdragen een investeerdersbeschermingsclausule is opgenomen? Zijn er gevallen bekend waarbij een beroep is gedaan op een investeerdersbeschermingsclausule omdat een overheid landbouwgrond wilde nationaliseren?
In principe zijn grondaankopen volgens de Nederlandse bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) en andere internationale investeringsverdragen een investering en worden daaronder beschermd. Maar er is voor zover ons bekend geen direct verband tussen grootschalige grondaankopen en een investeringsverdrag. Het feit dat er een IBO is, is niet de reden dat er land gekocht wordt. Daaraan liggen andere investeringsmotieven ten grondslag. Wel dragen bilaterale en internationale investeringsverdragen bij aan een rechtszeker investeringsklimaat. Deze verdragen bieden basisregels voor een eerlijke en non-discriminatoire behandeling van investeerders en hun investering en stellen voorwaarden bij onteigening. Onteigening is niet verboden, mits dit het publieke belang dient, volgens een ordelijk proces verloopt, niet discriminatoir is en een gepaste schadevergoeding wordt betaald. Deze basisregels zijn als zodanig ook diep verankerd in het Nederlandse recht. Uit de gevallen die bekend zijn waarbij een investeerder zich beriep op een IBO bij grondonteigening, ging het dan ook om een vermeende schending van de voorwaarden van onteigening zoals hierboven beschreven. Een voorbeeld is de zaak Funnekotter tegen Zimbabwe (ICSID ARB/05/6).
De fraude met en ineffectiviteit van Europese subsidies ten behoeve van sociale inclusie van Roma |
|
Bas van 't Wout (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u de uitzending van Brandpunt over de verkwisting van Europese subsidies bedoeld voor sociale inclusie van Roma?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van de personen uit de reportage om te stoppen met geld overmaken naar deze doelen?
Het kabinet hecht veel waarde aan rechtmatige en doeltreffende besteding van EU-middelen. Het kabinet onthoudt zich van een oordeel over de uitlatingen van privépersonen in deze uitzending over individuele projecten in andere lidstaten. Het kabinet onderschrijft het voornemen zoals verwoord door de heer Brenninkmeijer, Nederlands lid van de Europese Rekenkamer, om deze projecten grondig te onderzoeken.
Hoe worden, en zijn in het verleden, deze specifieke Europese subsidies (in Roemenië) gecontroleerd op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid?
De reguliere controleregels zijn van toepassing, zoals neergelegd in de diverse EU-verordeningen. Voor alle lidstaten geldt eenzelfde beheer- en controlestructuur, die bestaat uit een eerstelijnscontrole door een aangewezen managementautoriteit en een tweedelijnscontrole door een onafhankelijke auditautoriteit. Beide instanties worden aangewezen door de lidstaat (in Nederland de Auditdienst Rijk (ADR) bijvoorbeeld). Vervolgens voert de Europese Commissie zelf ook controles uit. De vierde controlelijn bestaat uit audits (steekproefsgewijs) van de Europese Rekenkamer De Commissie houdt binnen deze controletoren toezicht op de lidstaten. Wanneer de beheer- en controlesystemen in de lidstaten tekortschieten kan de Commissie financiële correcties opleggen. Dit betekent dat een gedeelte van of de gehele bijdrage aan een lidstaat wordt stopgezet, of dat op de eerstvolgende betaalaanvraag wordt gekort. Hiertoe kan de Commissie besluiten als zij na onderzoek moet concluderen dat
Wanneer de Commissie een financiële correctie op lidstaatniveau oplegt, ligt er bij de lidstaat de verplichting om de EU-bijdrage bij de eindbegunstigde terug te vorderen.
Het wettelijk kader inzake toepassing van financiële correcties voor de periode 2014–2020 is overigens aangescherpt ten opzichte van de vorige periode, waarbinnen de voorbeelden in onderhavige uitzending van Brandpunt vallen. Voor meer details over controleregels verwijst het kabinet graag naar Kamerstuk 21 501-03, nr. 84. De toets op doeltreffendheid («performance») is momenteel binnen EU-wetgeving nog niet zo ver ontwikkeld als de focus op naleving («compliance»). Wel hecht het kabinet aan een groter inzicht in de doeltreffendheid van EU-begrotingsmiddelen, zoals verwoord in Kamerstuk 24 202, nrs. 30 en 32.
Komen de bevindingen van eerdere controles overeen met de beelden in de bovengenoemde reportage?
Zoals blijkt uit openbare jaarverslagen van de Europese Commissie heeft Roemenië diverse betaalonderbrekingen en financiële correcties opgelegd gekregen in de afgelopen jaren. Het kabinet beschikt echter niet over specifieke (controle-)gegevens over de in de uitzending genoemde projecten en eventuele controles daarop. Zoals aangeven bij het antwoord op vraag 2 wacht het kabinet eerst nader onderzoek af.
Deelt u de mening dat de uitkering van subsidies moet worden stopgezet zolang er niet adequaat wordt gecontroleerd op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid?
Zoals aangegeven bij antwoord 3 bieden de Europese verordeningen (1083/2006 respectievelijk 1303/2013) reeds de basis voor de Europese Commissie om financiële correcties toe te passen (intrekken en terugvorderen subsidie) indien zij na onderzoek vaststelt dat het doeltreffend functioneren van het beheers- en controlesysteem van een subsidieprogramma ernstige tekortkomingen vertoont.
Bent u bereid om er in Europees verband op aan te dringen dat de subsidies waarover in deze uitzending wordt gesproken, worden teruggevorderd?
Het kabinet vertrouwt erop dat de Europese Commissie, mede op basis van de uitkomsten van het voorgenomen onderzoek door de Europese Rekenkamer, als daar aanleiding toe zou zijn, passende maatregelen zal nemen. Het kabinet wacht de resultaten daarvan af.
Een uitzending van Brandpunt waaruit blijkt dat miljoenen aan EU-subsidies voor kwetsbare groepen niet goed terecht komen |
|
Harry van Bommel , Michiel van Nispen |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de Brandpuntuitzending van 23 juni jl., waaruit blijkt dat miljoenen aan EU-subsidies voor kwetsbare groepen niet goed terecht komen?1
Ja.
Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat deze EU-subsidies, bestemd om de situatie van Roma en Sinti te verbeteren, niet doelmatig en rechtmatig besteed zijn? Heeft de verkeerde besteding van het geld volgens u te maken met het feit dat er te veel geld omgaat in de Europese begroting? Zo nee, waarmee wel?
Het kabinet hecht veel waarde aan de rechtmatige en doelmatige besteding van EU gelden. De in de uitzending genoemde projecten worden in gedeeld beheer uitgevoerd door de Roemeense overheid en de Europese Commissie. Zij zijn verantwoordelijk voor een juiste besteding van deze fondsen en het opleggen van eventuele maatregelen en correcties. Voordat het kabinet uitspraken kan doen over een specifieke casus of een individueel project, is het van belang om nader onderzoek door de verantwoordelijke instanties (in dit geval de Europese Commissie en Europese Rekenkamer) af te wachten. Het kabinet ziet geen verband met de omvang van de Europese begroting.
Deelt u de mening van de heer Brenninkmeijer, lid van de Europese Rekenkamer, dat er niet op deze manier met Europees geld mag worden omgegaan? Zo ja, welke oplossing ziet u voor dit probleem?
Het kabinet zet zich in voor een rechtmatige en doelmatige besteding van EU-middelen zowel in eigen land als binnen de EU als geheel. Goede monitoring en verantwoording van de besteding van EU-gelden is voor Nederland een permanent aandachtspunt. Een uitgebreide verwoording van de Nederlandse inzet in dit kader is uw Kamer dit voorjaar toegezonden (Kamerstuk 24 202, nrs. 30 en 32). Zolang dat nodig is, zal het kabinet blijven pleiten voor betere verantwoording door lidstaten, voor meer transparantie, betere kwaliteit van regelgeving en voor meer aandacht voor doelmatigheid bij de besteding van EU-middelen.
Hoe is het mogelijk dat tot nu toe niemand de projecten die in de uitzending belicht worden controleert? Heeft u er zicht op welke projecten die met EU-subsidies worden gefinancierd wel en niet worden gecontroleerd? Zo ja, wilt u dit overzicht naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid om op Europees niveau de nodige inspanningen te leveren zodat een dergelijk overzicht alsnog wordt gemaakt?
Voor alle lidstaten geldt eenzelfde beheer- en controlestructuur, die bestaat uit een eerstelijnscontrole door een aangewezen managementautoriteit en een tweedelijnscontrole door een onafhankelijke audit-autoriteit. Beide instanties worden aangewezen door de lidstaat.
In Nederland is laatstgenoemde functie bijvoorbeeld belegd bij de Auditdienst Rijk onder het Ministerie van Financiën. Vervolgens voert de Europese Commissie zelf controles uit. De vierde controlelijn bestaat uit audits (steekproefsgewijs) van de Europese Rekenkamer. Ieder van deze instanties heeft een controlemandaat op grond van EU-regelgeving en is verplicht om dienovereenkomstig te handelen. Indien de controleregels niet goed nageleefd worden, kan de Europese Commissie een sanctie opleggen of verbeterplannen afdwingen bij instanties in lidstaten. Het kabinet ziet binnen deze controleketen geen toegevoegde waarde voor het separaat bijhouden van een lijst of overzicht met gecontroleerde en niet-gecontroleerde projecten, aangezien daaruit geen conclusies zouden kunnen worden getrokken over de rechtmatigheid van de niet-gecontroleerde projecten. Het kabinet steunt de Europese Commissie om op basis van vigerende wetgeving strikt toezicht te houden en om niet terughoudend te zijn bij het opleggen van opschortende maatregelen of sancties aan lidstaten of instanties daarbinnen, indien dit nodig blijkt. De Commissie is de laatste jaren overigens zeer actief op dit punt, zoals blijkt uit de jaarlijkse rapportage «Protection of the European Union’s financial interests». In dit rapport worden man en paard genoemd.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat er niet getoetst wordt in hoeverre de gestelde doelen worden bereikt en wat het effect van de subsidies is? Zo ja, welke concrete voorstellen gaat u doen bij uw Europese collega’s om de doelmatige en rechtmatige besteding van EU-subsidies te controleren?
Het kabinet onderstreept het belang van een effectieve en doeltreffende besteding van middelen. Zoals zowel de Europese Rekenkamer als de Europese Commissie stelt, bestond er in de afgelopen programmaperiode meer oog voor de rechtmatigheid en het besteden van het geld, dan voor goede prestaties en focus op resultaten. Voor de periode 2014–2020 gelden inmiddels nieuwe regels die meer nadruk leggen op doeltreffendheid van EU-subsidies. Op grond van de nieuwe EU-verordeningen moeten lidstaten voortaan voor de aanvraag van de programma’s prestatie-indicatoren opstellen waarop getoetst wordt. Er is een prestatiereserve van 6 procent die pas toegankelijk is als bepaalde prestaties zijn behaald (artikel 20 Verordening 1303/2013). Er dient een prestatiekader te zijn dat bestaat uit vooraf opgestelde mijlpalen en streefdoelen zoals financiële indicatoren en outputindicatoren die tussentijds moeten worden geëvalueerd. Op deze manier wordt er inzicht geboden in de voorgang van het programma. Onafhankelijke deskundigen voeren evaluaties uit om de doelmatigheid en doeltreffendheid van programma’s te verbeteren. Deze evaluaties worden openbaar gemaakt (artikel 54 Verordening 1303/2013).
Zowel de Europese Commissie als de Europese Rekenkamer zetten zich de komende programmaperiode sterk in om prestatiebeheer – en de controle daarop – te verberen. Het kabinet heeft in dit kader de Commissie gevraagd om een kwaliteitsverbetering door te voeren bij bestaande prestatierapportages.2
Deelt u de mening dat de oplossing eerder gezocht moet worden in het intrekken en niet langer verstrekken van dit soort ongecontroleerde subsidies dan in de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie? Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u zich hiervoor inzetten?
In de brief van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer van 3 december 2013 naar aanleiding van de begrotingsbehandeling heeft deze in reactie op de motie van het lid Van Oosten c.s. over fraude met Europese gelden en subsidies (33 750-VI-47) geantwoord de motie op te vatten als ondersteuning van de inzet van het kabinet ten aanzien van het voorstel voor het Europees OM, en dat het kabinet de opvatting van de Kamer deelde dat intrekking van EU-subsidies inderdaad aangewezen is in geval van oneigenlijk gebruik daarvan. Verder heeft hij aangegeven dat het kabinet voor zover nodig de Commissie binnen de daarvoor bestaande gremia zal aansporen haar vaste beleid op het punt van het intrekken van subsidies te continueren en erop toe te zien dat de lidstaten dit beleid zelf actief blijven uitvoeren. Dit uitgangspunt is nog steeds van kracht.
Het kabinet wil daarnaast onderstrepen dat onrechtmatigheid niet hetzelfde is als fraude. Een Europees OM zou zich alleen bezighouden met (vermoedens van) fraude, terwijl de bulk van de fouten die worden gemaakt bij de besteding van EU subsidies geen fraude betreft. Zoals verwoord in Kamerbrief 2014–2015, 21 501-03, nr. 84, is dit een belangrijk onderscheid. Een onregelmatigheid is een inbreuk op (de toepassing van) het nationaal of EU recht door een handeling of nalatigheid van een begunstigde. Een vermoeden van fraude is een onregelmatigheid die aanleiding geeft tot het openen van een administratieve of justitiële procedure op nationaal niveau om de aanwezigheid van vooropgezet gedrag (fraude) vast te stellen. Volgens het subsidiariteitsbeginsel zijn lidstaten verantwoordelijk voor het terugvorderen van onrechtmatige bestede EU-gelden. Wanneer de lidstaat dit verzuimt of hierin vertraging oploopt, kan de Europese Commissie aanvullend financiële correcties opleggen. Financiële correcties worden eveneens toegepast als er een tekortkoming in de beheers- en controlesystemen wordt gevonden. Terugvorderingen en financiële correcties zijn correctieve maatregelen. Daarnaast kan de Commissie ook gebruik maken van preventieve maatregelen zoals voorlichting over regelgeving of een betaalonderbreking/-opschorting. Deze bevoegdheden van de Europese Commissie en van de lidstaten bestaan zonder relatie tot de eventuele oprichting van een Europees Openbaar Ministerie.
Deelt u de mening dat op deze wijze de corruptie in Roemenië in de hand gewerkt wordt, terwijl de situatie voor de Roma en Sinti eerder verslechtert dan verbetert?
Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie om gefundeerde uitspraken te doen over het al dan niet in de hand werken van corruptie in Roemenië bij deze projecten. Wel acht het kabinet het van belang om de achterstelling van Roma in verscheidene lidstaten tegen te gaan. Daarom acht het kabinet het van groot belang dat de EU-middelen op een juiste wijze worden besteed
Welke structurele oplossing ziet u voor het probleem dat er buitenproportioneel veel gefraudeerd wordt met EU-subsidies?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat Brussel registratie van rij- en rusttijden van bestelauto’s wil |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Brussel registratie van rij- en rusttijden van bestelauto’s wil?1
Ja.
Kunt u aangeven wat de gevolgen voor Nederland zouden zijn als de tachograaf voor alle bestelauto’s wordt verplicht (zowel organisatorisch als kosten)?
Ik kan u melden dat de Europese Commissie geen wijziging van de huidige tachograaf verordening overweegt en daarmee ook geen aanpassing van de reikwijdte van de verplichte digitale tachograaf.
Op dit moment implementeert mijn ministerie de aanpassingen die voortvloeien uit de Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85. Deze aanpassingen moeten conform de nieuwe verordening uit 2014 voor 2 maart 2016 zijn gerealiseerd. De aanpassingen leiden niet tot verplicht gebruik van digitale tachografen in bestelauto's, omdat de nieuwe verordening uit 2014 niet daartoe verplicht.
Deelt u de visie van verladersorganisatie EVO dat het grootste deel van de 820.000 bestelauto’s die in Nederland rijden, jaarlijks gemiddeld minder dan 18.000 kilometer rijdt waardoor het registeren van de rij- en rusttijden onzin is?
Gezien mijn antwoord bij vraag 2 is dit niet aan de orde.
Bent u bereid in Brussel te pleiten voor het niet invoeren van deze maatregel?
Omdat Brussel niet voornemens is om deze maatregel in te voeren is het pleiten voor het niet invoeren niet aan de orde.
De weigering van het Lets EU-voorzitterschap deel te nemen aan een debat over de situatie in Hongarije |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat het Lets EU-voorzitterschap niet zal deelnemen aan het debat in het Europees parlement op 19 mei aanstaande over de situatie in Hongarije met betrekking tot de grondrechten en de rechtstaat, in verband met het ontbreken van een Raadsstandpunt?
Het Letse Voorzitterschap was aanwezig bij het debat in het Europees parlement op 19 mei jl. en heeft daar namens de Raad het woord gevoerd. Het voorzitterschap heeft benadrukt dat de Raad zeer hecht aan de gemeenschappelijke waarden van de EU, zoals vastgelegd in de verdragen, het Handvest van de Grondrechten van de EU en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens waarbij alle lidstaten partij zijn. Zoals bekend maakt het kabinet zich sterk voor de bevordering van deze Europese gemeenschappelijke waarden in Raadsverband. Gezien de aanleiding voor het debat, steunt het kabinet in het bijzonder de specifieke verwijzing door het voorzitterschap naar art 2 (2) van het Handvest, waarin is vastgelegd dat «niemand wordt tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld».
Kunt u aangeven hoe het komt dat er geen Raadsstandpunt is geformuleerd? Welke positie heeft Nederland ingenomen in de Europese Raad?
Zie antwoord vraag 1.
Is Nederland akkoord gegaan met weigeren van Letland om deel te nemen aan het debat? Zo neen, bent u dan bereid het Lets EU-voorzitterschap om opheldering te vragen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt het kabinet de gang van zaken? Deelt het kabinet de mening dat het een onwenselijk precedent is wanneer Voorzitterschappen weigeren aan dergelijke debatten mee te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zal Nederland de situatie in Hongarije adresseren tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016?
Indien daartoe aanleiding bestaat kan het voorzitterschap in samenspraak met de Commissie bezien of bespreking van politieke ontwikkelingen in de lidstaten in Raadskader opportuun is. Tevens biedt de rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken een nieuw kader om van gedachten te kunnen wisselen over de bevordering van de rechtsstatelijkheid binnen de EU en haar lidstaten.
Heeft u kennis genomen van de «joint Communication on an EU Action Plan on Human Rights and Democracy (2015–2019)» die de Europese Commissie op 29 april heeft aangenomen en gepubliceerd?
Ja.
Klopt het dat alleen in de inleiding van dit stuk de richtsnoeren voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging genoemd worden, maar dat er geen concrete maatregelen of beleidsvoornemens daartoe zijn?
Het concept Actieplan, dat opgesteld is door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), voorziet inderdaad nog niet in specifieke acties die toezien op de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Nederland zet zich in voor aanbevelingen op dit terrein.
De Europese Commissie en EDEO stellen dat de EU-inzet voor de bescherming en bevordering van de vrijheid van godsdienst is voorzien in de specifieke EU-richtsnoeren voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Dit bredere concept-Actieplan ziet toe op de implementatie van deze en andere EU-richtsnoeren (actie 30).
Deelt u de opvatting dat er in de wereld een groot probleem is met de vrijheid van godsdienst, die in grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika volstrekt niet voorkomt, en dat op bekering en/of afvalligheid zelfs de doodstraf staat in een aantal landen?1
Ja.
Wat is de reden voor het ontbreken van concrete acties op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voorziet het kabinet dat er alsnog acties worden opgenomen in het actieplan die concreet de vrijheid van religie en levensovertuiging promoten in het buitenlandsbeleid van de EU en derhalve ook van Nederland?
Nederland heeft in de periode dat de Commissie en EDEO bezig waren met de voorbereidingen van het concept-Actieplan zowel mondeling als schriftelijk duidelijk gemaakt dat de EU-inzet op vrijheid van geloof en levensovertuiging een onmisbaar deel is van het Actieplan. De Europese Commissie en EDEO gaan alle opmerkingen van de lidstaten verwerken in een nieuwe conceptversie van het Actieplan. De tweede conceptversie wordt eind mei met de lidstaten gedeeld.
Zowel in november 2014 als in februari 2015 heeft Nederland voorstellen gedaan voor concrete acties voor de bescherming van geloofsvrijheid. De dag na de publicatie van de mededeling van de Europese Commissie en EDEO heeft Nederland in de EU Raadswerkgroep Mensenrechten (COHOM) direct duidelijk gemaakt dat geloofsvrijheid ten onrechte ontbreekt in de gepresenteerde opzet voor het Actieplan. Nederland werd in COHOM gesteund door een aanzienlijk aantal andere lidstaten met dezelfde overtuiging. Op 30 april 2015 is ook aan de Nederlandse mensenrechtenorganisaties die deel uitmaken van het Breed Mensenrechtenoverleg (BMO) gecommuniceerd dat dit één van de thema’s is waarop Nederland vindt dat het Actieplan ambitieuzer moet zijn.
Nederland heeft vervolgens een aantal concrete voorstellen voor de EU-inzet op vrijheid van geloof en levensovertuiging geformuleerd en heeft een groep like-minded landen om steun voor deze voorstellen verzocht. De voorgestelde acties zijn door Nederland gepresenteerd in COHOM op 8 mei 2015. Veel Europese lidstaten waren het met Nederland eens dat de EU-inzet op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet kan ontbreken in een nieuw Actieplan.
Is de Europese Unie bereid om andere landen ook daadwerkelijk aan te spreken op het gebrek aan vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, zeker wanneer andere landen (zoals bijvoorbeeld Saoedi Arabië) wel in Nederland gebruik maken van geloofsvrijheid en zaken financieren, maar in eigen land religieuze minderheden verschrikkelijk behandelen?
Deze landen worden bilateraal en in EU-verband reeds aangesproken op het ontbreken van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. NGOs genieten in de EU vrijheid van meningsuiting zolang zij daarbij binnen de grenzen van de wet opereren.
Bent u bereid voor te stellen dat landen die geen mate van geloofsvrijheid kennen, daarop aangesproken worden en dat in het buitenlandbeleid van de EU het principe van wederkerigheid wordt ingevoerd, zodat onvrije landen geen religieuze NGO’s in de EU financieren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid dit in te brengen, bijvoorbeeld op de vergadering op 8 mei 2015 van de Council Working Group on Human Rights (COHOM) en de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 18 mei 2015?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze gaat u het Nederlandse parlement in staat stellen zich een oordeel te vormen over het uiteindelijke actieplan, en die mee te laten wegen in de besluitvorming?
Conform de standaardprocedure voor een (gezamenlijke) mededeling van de Europese Commissie en EDEO, wordt een fiche Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen opgesteld. Dit fiche wordt begin juni met de Tweede Kamer gedeeld. Ook kan uw Kamer reageren tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de Raad voor Buitenlandse Zaken (RBZ) die het Actieplan en bijbehorende Raadsconclusies zal aannemen. Adoptie van het Actieplan en de Raadsconclusies is voorzien tijdens de RBZ van juli.
De berichten ‘MEPs to raise monthly allowances’ en ‘Nog meer gratis graaigeld naar Europarlementariërs’ |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de artikelen «MEPs to raise monthly allowances»1 en «Nog meer gratis graaigeld naar Europarlementariërs»?2
Ja.
Klopt het dat er een voorstel is gedaan om Europarlementariërs een verhoging toe te kennen van hun onkostenvergoeding van € 1.500 euro per maand (was € 21.379 per maand), dat daardoor optelt tot bijna € 275.000 aan onkostenvergoeding, bovenop het inkomen dat de MEP voor zichzelf ontvangt?
Op 29 april jl. heeft het Europees parlement de resolutie over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees parlement voor het begrotingsjaar 2016 aangenomen. Hieruit blijkt dat het EP voorstelt om haar begroting voor 2016 vast te stellen op 1,8 miljard euro, wat neerkomt op een stijging van 1,6% t.o.v. de begroting voor 2015. De Europese Commissie zal dit meenemen in haar algehele ontwerpbegroting voor de EU voor 2016, die naar verwachting in mei zal worden gepubliceerd.
Het Europees parlement bepaalt zijn eigen begroting binnen het plafond van het Meerjarig Financieel kader voor administratieve uitgaven. De Raad heeft geen invloed op de EP begroting en doet geen uitspraken over de omvang van specifieke posten daarbinnen.
Deelt u de mening dat een dergelijke verhoging geen pas geeft voor de kiezers in Nederland die steeds meer welvaart inleveren en die in toenemend aantal aangewezen zijn op de voedselbanken3, door het desastreuze Europese economische beleid waar Nederland zoveel last van heeft?
De inzet van het kabinet op versobering van de arbeidsvoorwaarden van EU-personeel is u bekend. Zo is enkele jaren een nulgroei afgedwongen van EU-ambtenarensalarissen. Daarnaast is mede onder druk van Nederland in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) afgesproken dat over een periode van 5 jaar een personeelsreductie van 5% plaatsvindt.
Het kabinet of de Raad heeft echter geen invloed op de omvang van de EP-begroting. Het Europees parlement bepaalt zijn eigen begroting binnen het plafond van het Meerjarig Financieel kader voor administratieve uitgaven – zoals voor extra ambtelijke ondersteuning of anderszins.
Bent u bereid om alles in het werk te stellen om deze schaamteloze zelfverrijking te doen stoppen?
Zie antwoord vraag 3.