Het artikel ‘A less political European Commission is needed’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «a less political European Commission is needed» in de Financial Times?1
Ja. Het artikel is van mijn hand.
Kunt u toelichten hoe u het haalbaar acht dat indien de Europese Commissie minder politiek wordt zij tegelijkertijd wel meer doorzettingsmacht en autoriteit («real authority») moet krijgen en meer leiderschap moet tonen op juist zeer politieke onderwerpen zoals migratie, buitenlandse zaken, defensie, handel en klimaat?
Ja. De Nederlandse inzet richt zich op een effectiever functioneren van de Europese Commissie. Dat vraagt om een Commissie die streng en objectief de gezamenlijk gemaakte regels handhaaft. Daarbij moeten politieke overwegingen geen rol spelen. Daarnaast is het nodig dat de Europese Commissie bij de uitvoering van de Europese afspraken alle EU instrumenten effectief inzet. Als voorbeeld geldt het migratiebeleid, waar alleen een integrale aanpak de migatieproblematiek effectief het hoofd kan bieden. Een versnipperde aanpak, waarbij verschillende Commissarissen verantwoordelijk zijn voor deelonderwerpen zonder centrale regie, draagt daar niet aan bij. Een minder politieke Commissie moet dan ook niet worden verward met een zwakke Commissie. We hebben een sterke Commissie nodig bij het uitvoeren van onze gezamenlijke doelen, die objectief is in haar toezichtsrol.
Kunt u omschrijven hoe u die non-politieke «real authority» van de Europese Commissie dan voor zich ziet?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Met autoriteit wordt bedoeld dat de verantwoordelijke vicepresident in staat moet zijn binnen de Commissie in haar of zijn beleidsdomein met doorzettingsmacht een geïntegreerd beleid tot stand te brengen.
Kunt u toelichten waarom u het proces van Spitzenkandidaten gelijkstelt aan een staatsgreep? Wat is volgens u een staatsgreep en op welke wijze voldoet het proces van Spitzenkandidaten hieraan?
De zogenaamde Spitzenkandidatenprocedure is niet voorzien in het EU-verdrag. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat wanneer de Europese Raad zelf een kandidaat aanwijst voor het voorzitterschap van de Europese Commissie zonder daarbij rekening te houden met de uitkomst van de verkiezingen van het Europees parlement, dit een schending van artikel 17 lid 7 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is? Kunt u toelichten waarom u voornemens bent het Europees parlement te omzeilen?
Artikel 17 (7) van het EU-verdrag is helder over de te volgen procedure bij de verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie. Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees parlement en na passende raadplegingen, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen.
Tijdens de informele Europese Raad van 23 februari 2018 werd in een zeer grote mate van eensgezindheid de voorkeur uitgesproken aan deze procedure vast te houden (zie TK 2017–2018, 21 501–20, nr. 1307).
Gezien het feit dat het vaak de lidstaten zijn die besluitvorming tegenhouden, op welke wijze kan dan een apolitieke Europese Commissie er voor zorgen dat de Europese Unie levert? Is dit geen onmogelijke opdracht?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat hard inzetten op bijvoorbeeld een minder politieke Europese Commissie politiek kapitaal kan kosten dat niet bij andere onderhandelingen, bijvoorbeeld de onderhandelingen over de Europese meerjarenbegroting, kan worden ingezet?
Het kabinet ziet deze relatie niet. Nederland neemt stelling in het debat over de rol die de nieuwe Europese Commissie op zich moet nemen. Het is in de ogen van het kabinet belangrijk voor de Europese samenwerking, en het draagvlak hiervoor, om hierover een goed publiek debat te voeren.
Gezien de kritiek op het politieke karakter van de Europese Commissie en hoe deze tot stand kwam onder leiding van voorzitter Jean-Claude Juncker, heeft het kabinet-Rutte II (VVD-PvdA) in 2014, toen deze Europese Commissie werd aangesteld, zich hiertegen uitgesproken? Welke kanttekeningen zijn hierbij toentertijd gemaakt in Europees verband?
Zoals onder meer blijkt uit de geannoteerde agenda en het verslag van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014 (TK 2013–2014, 21 501-20, nr. 895 en 897), heeft het kabinet zich destijds sterk gemaakt voor een strategische agenda voor de EU met daarin scherpere prioritering, teneinde de toegevoegde waarde voor de burgers te vergroten en de administratieve lastendruk terug te dringen. Het kabinet wenste dat deze betere focus ook ingebed zou worden in de werkwijze en de organisatie van de Commissie. In algemene zin pleit Nederland al lange tijd voor het uitvoeren van gemaakte afspraken, hetgeen een objectief toezicht vanuit de Commissie vergt.
Hoe bent u van plan uw voornemens zoals beschreven in de Financial Times uit te voeren? Waar en wanneer gaat u dit agenderen? Kunt u de Tweede Kamer hierover informeren?
De Nederlandse inzet voor de komende legislatuur is uiteengezet in de Staat van de Europese Unie 2019 (TK 2018–2019, 35 078, nr. 1). Het vormt de Nederlandse bijdrage aan het debat over de toekomst van de Europese Unie, dat in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees parlement en daarna intensief gevoerd zal worden in verschillende gremia, waaronder de (Europese) Raad, het Europees parlement, de nationale parlementen en in publieke media. Het kabinet hoopt op deze wijze een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een moderne, slagvaardige en duurzame Europese Unie, een Unie van waarden en resultaten.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over de Staat van de Europese Unie op donderdag 7 februari aanstaande?
Ja.
De uitspraak van de premier dat de Europese Commissie niet voldoende optreedt tegen Italië |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u in Davos publiekelijk uithaalde naar de Europese Commissie over de lakse houding ten opzichte van Italië?1
De Minister-President heeft aangegeven dat het van belang is dat EU-lidstaten hun eigen huis op orde brengen, met verstandig begrotingsbeleid, en dat het nakomen en het handhaven van de begrotingsregels hiertoe van belang is.
Klopt het dat u in Davos gezegd heeft: «De Europese Commissie treedt niet voldoende op tegen Italië en legt het land geen boetes op, zei Rutte tijdens een debat. Het is niet goed als landen als Italië en in het verleden Frankrijk ermee wegkomen als zij hun eigen huis niet op orde brengen»?
Ja. Volgens het kabinet vergt een sterke Economische en Monetaire Unie gezonde en veerkrachtige nationale economieën, met houdbare overheidsfinanciën. Om de houdbaarheid van overheidsfinanciën te bevorderen zijn de lidstaten begrotingsregels overeengekomen, die zijn vastgelegd in het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP). Met het Fiscal Compact is de rol van de Commissie als arbiter versterkt. In lijn met het Regeerakkoord zet het kabinet zich in voor consequente en strikte handhaving van de begrotingsregels door de Commissie. Dit vergroot in de ogen van het kabinet het onderlinge vertrouwen tussen lidstaten. Bovendien is het naleven van de begrotingsregels op de lange termijn in het belang van lidstaten zelf, als ook in het belang van de Unie als geheel.
Heeft u dit ook formeel per brief meegedeeld aan de Europese Commissie en de Commissie om een formele reactie gevraagd?
Tijdens de Eurogroep van 1 oktober 2018 heeft Nederland zijn zorgen geuit over de Italiaanse begroting en het belang van het naleven van de begrotingsregels onderstreept.2 Daarnaast heeft de Nederland tijdens de Eurotop op 18 oktober 2018 richting Italië aangegeven zeer bezorgd te zijn over de Italiaanse begroting.3 In de Eurogroep van 15 november 2018 heeft Nederland opnieuw benadrukt zich zorgen te maken over de begroting van Italië, mede vanwege grensoverschrijdende gevolgen van kwetsbare overheidsfinanciën. Ook sprak Nederland daar steun uit voor een kritische houding van de Europese Commissie en onderstreepte dat naleving en handhaving van de Europese begrotingsregels, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), cruciaal is.4 Uiteindelijk kwam de Eurogroep een Terms of Reference overeen waarin het belang van schuldreductie en het pad naar MTO (middellangetermijndoelstelling) wordt benadrukt en waar Italië wordt opgeroepen om zijn begroting aan te passen en deze in lijn te brengen met het SGP.5 In de beantwoording van Kamervragen over de Italiaanse begroting van 2 november 2018 heeft de Minister van Financiën tevens aangegeven dat de bal bij de Europese Commissie ligt voor wat betreft het handhaven van de Europese begrotingsregels, en dat het Commissiebesluit rond Italië zou worden afgewacht.6
Uiteindelijk heeft de Europese Commissie op 19 december 2018 besloten geen buitensporigtekortprocedure te openen. Naar aanleiding hiervan heeft Nederland tijdens de Eurogroep van 21 januari jl. expliciet gevraagd om een schriftelijke uitleg van de Commissie ten aanzien van het besluit van 19 december 2018 om geen voorstel te doen voor het openen van een buitensporigtekortprocedure voor Italië.7 Later heeft Nederland op 1 februari 2019 in een voorportaal van de Ecofinraad, naar aanleiding van een presentatie van de Europese Commissie, nogmaals om een schriftelijke uitleg aan de Europese Commissie gevraagd, waarbij Nederland werd gesteund door een aantal andere lidstaten. Vervolgens heeft de Europese Commissie toegezegd met een schriftelijke uitleg te zullen komen. Deze uitleg wachten wij nu af.
Herinnert u zich dat elke EU-lidstaat elk jaar een middellange termijn doelstelling (medium term budgettary objective) op het structurele tekort op het begrotingsbeleid moet inleveren?
Lidstaten updaten hun landenspecifieke middellange termijn doelstelling (medium term budgettary objective, MTO) voor het structurele tekort in principe iedere drie jaar. De MTO wordt op drie verschillende manieren berekend, waarbij onder meer aandacht is voor de relatieve hoogte van de publieke schuld, vergrijzing, volatiliteit van de economie en de begrotingselastisticiteit. Vervolgens moeten lidstaten op middellange termijn hun doelstelling bereiken op basis van een jaarlijkse vereiste structurele begrotingsinspanning. Deze vereiste inspanning is gebaseerd op de zogeheten flexibiliteitsmatrix, die door de Europese Commissie en de Raad is overeengekomen.8
Heeft Italië ooit de middellange termijn doelstelling gehaald? Zo ja, wanneer? Zo nee, hoe vaak heeft Italië het dus niet gehaald?
De middellange termijn doelstelling is pas geoperationaliseerd sinds 2005. Sindsdien heeft Italië, net zoals een aantal andere lidstaten, nooit een structurele balans gerealiseerd die gelijk of hoger lag dan zijn middellange termijn doelstelling.
Welke banken heeft Italië de afgelopen vier jaar geherkapitaliseerd en/of gered? Kunt u bij elk van de banken aangeven of er compensatie was voor de obligatiehouders of de aandeelhouders?
Indien een bank problemen kent, wordt eerst gezocht naar private oplossingen. In de afgelopen vier jaar is in een aantal gevallen geïntervenieerd door de Italiaanse overheid of een ander publiek lichaam. Indien daarbij sprake is geweest van staatssteun worden beslissingen daarover gepubliceerd op de website van de Europese Commissie.9 Het is ook aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij maatregelen sprake is van staatssteun en zo ja of deze geoorloofd is.
De casuïstiek is in veel gevallen ook met uw Kamer besproken. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds liquiditeitssteun en anderzijds kapitaalsteun.10 Bij liquiditeitssteun vanuit overheden aan banken eist de Europese Commissie onder andere dat banken solvabel zijn, dat een marktconforme vergoeding wordt betaald en dat banken die er op grote schaal gebruik van maken een herstructureringsplan indienen. Tot nu toe is een Italiaanse liquiditeitsfaciliteit gebruikt voor Banca Monte dei Paschi di Siena, Banca Popolare di Vicenza, Veneto Banca en Carige.
In gevallen waar een overheid staatssteun geeft in de vorm van kapitaal wordt op last van de staatssteunregels lastendeling vereist. Dit wordt ook wel een «bail-in tot en met junior» genoemd. In lijn hiermee heeft de Italiaanse overheid in 2017 een preventieve herkapitalisatie gedaan bij Banca Monte dei Paschi di Siena.11 Ook zijn Veneto Banca en Banca Popolare di Vicenza geliquideerd onder nationaal insolventierecht, met steun door de Italiaanse overheid.11 Daarnaast is een aantal kleinere banken geliquideerd, waaronder Banca Marche, Etruria, Carifeen Carichieti met gebruik van het Italiaanse depositogarantiestelsel.
Er kan sprake zijn van compensatie van investeerders in gevallen waar sprake is geweest van misleidende verkoop (misselling) van obligaties. Uiteraard is de partij die schuldig is aan een misleidende verkoop ook verantwoordelijk voor eventuele compensatie. Het kan echter voorkomen dat de bank die verantwoordelijk is voor de misleidende verkoop is opgehouden te bestaan. Een overheid kan dan een compensatie treffen voor gedupeerde particuliere investeerders. Een dergelijke compensatieregeling is eind 2015 toegepast bij de vier kleine Italiaanse banken (Banca Marche, Etruria, Carifeen Carichieti). Ook is bij Veneto Banca en Banca Popolare di Vicenza een deel van de junior obligatiehouders, namelijk kleine retail investeerders gecompenseerd.12
Bij welke van de reddingen van Italiaanse banken heeft Italië zich netjes gehouden aan de Europese regels en afspraken (bankenunie, staatssteun)?
De regels voor de bankenunie bevatten gemeenschappelijke regels voor toezicht en resolutie, alsmede voor kapitaaleisen en depositogarantiestelsels. Ook binnen de regels van de bankenunie zijn er mogelijkheden om als overheid zelf orde op zaken te stellen. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen voor de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Italië zich in de voornoemde casuïstiek niet aan de regels heeft gehouden.13
Heeft u kennisgenomen dat Italië een begroting gepresenteerd heeft, waarin 1,5 miljard euro gereserveerd is om zowel obligatiehouders als aandeelhouders van banken te compenseren voor hun verliezen?
In het ontwerpbegrotingsplan wordt gesproken over een compensatieregeling voor spaarders.14 Zoals uitgelegd in antwoord op vraag 6 kan een overheid compensatie treffen voor particuliere investeerders die gedupeerde zijn van een misleidende verkoop van junior obligaties door een bank die niet meer bestaat.
Vindt u het acceptabel dat Italië een begroting presenteert met een te groot tekort, waarin het obligatiehouders en aandeelhouders van banken compenseert?
Zie de antwoorden op vragen 6 en 8. Dit is een nationale bevoegdheid die lijkt te passen binnen de Europese regels. Over deze individuele maatregel heeft het kabinet geen zelfstandig oordeel.
Heeft u kennisgenomen dat in Italië een prepensioenregeling is afgekondigd waarmee mensen die 62 jaar oud zijn en 38 dienstjaren hebben, vervroegd met pensioen kunnen in 2019?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat grote groepen mensen dienstjaren kunnen kopen bijvoorbeeld voor de jaren dat zij aan de universiteit gestudeerd hebben?2
Ja. In de Italiaanse plannen kunnen opleidingsjaren alsnog geteld worden als dienstjaren, mits de gemiste premiebetalingen alsnog worden betaald.
Wat vindt u van het feit dat Italië, dat een excessieve schuld heeft, zo’n royale prepensioen regeling afkondigt, die waarschijnlijk de komende zeven jaar 40 miljard euro gaat kosten?3
Voor het aantreden van de huidige regering was er een wet die de pensioenleeftijd koppelde aan leeftijdsverwachting. Deze regering heeft besloten deze wet deels terug te draaien, en daarmee de pensioenleeftijd te verlagen. Dit kan nadelig uitpakken voor het niveau van de Italiaanse overheidsschuld. Nederland heeft vanzelfsprekend geen zeggenschap over welke maatregelen de Italiaanse regering doorvoert en het is derhalve niet aan het kabinet dit te beoordelen. Wel bepleit Nederland dat Italië moet voldoen aan de Europese begrotingsregels. Het invoeren van een prepensioen is echter niet tegen de Europese regels an sich.
Heeft u gezien dat er in Italië op woensdag 30 januari 2019 forse rijen stonden bij INPS (de Italiaanse Sociale Verzekeringsbank) om dat prepensioen aan te vragen?4
De Minister van Financiën heeft begrepen dat er rijen stonden bij de Italiaanse Sociale Verzekeringsbank om een aanvraag te doen voor het ontvangen van het prepensioen.
Loopt Nederland het risico de komende jaren steun aan Italië te moeten verlenen via bijvoorbeeld het Europees Stabilisatiemechanisme?
Zie het antwoord op vraag 15.
Indien het antwoord op de vorige vraag meer dan drie letters lang was, kunt u aangeven of Nederland in dat geval leningen zou verschaffen aan Italië om daar honderdduizenden mensen met vroegpensioen te laten gaan?
Op dit moment is er geen sprake van een situatie waarin Italië steunt ontvangt via het Europees Stabilisatiemechanisme (ESM). Daarnaast bestaat er geen direct verband tussen het invoeren van bijvoorbeeld een prepensioen maatregel en het op enig moment ontvangen van steun via Europees Stabilisatiemechanisme door een lidstaat.
Vindt u dat de begroting van Italië voldoet aan de regels van het Stabiliteits-en Groeipact?
De implementatie van het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP) wordt voor het grootste gedeelte uitgevoerd door de Europese Commissie zoals is vastgelegd in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Het is dus in eerste instantie aan de Europese Commissie om vast te stellen of Italië voldoet aan de regels van het SGP.
In het algemeen leidt de aangenomen Italiaanse begroting niet tot een substantiële verbetering van de gezondheid van de overheidsfinanciën, terwijl dit wel het uitgangspunt is van het SGP. Zo wordt het hoge publieke schuldenniveau niet substantieel omlaag gebracht en treedt er geen verbetering op in het structureel saldo. Naar oordeel van het kabinet houdt Italië zich daarmee niet aan de regels van het SGP. Dit punt heeft de Minister van Financiën ook meerdere keren aan de orde gebracht tijdens de afgelopen vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad.
Hoe vaak en wanneer heeft u de afgelopen vijf jaar formeel bezwaar gemaakt bij de Europese Commissie of in de Europese Raad dat Italië zich niet aan de begrotingsregels houdt, niet aan de regels van de bankenunie of andere Europese regels?
De Kamer is rondom de verschillende individuele besluiten in het kader van het SGP en de regels van de bankenunie op de hoogte gesteld door het kabinet. Het gaat het kabinet niet om individuele lidstaten, maar om consequente naleving en handhaving van de regels.
Kunt u de bewijzen van die formele bezwaren (brief aan de Europese Commissie, notulen van de Europese Raad) aan de Kamer doen toekomen?
Het kabinet is, in lijn met het Regeerakkoord, voor een strikte naleving en handhaving van het Stabiliteits- en Groeit Pact. In verschillende fora, in binnen- en buitenland, hebben de Minister-President en de Minister van Financiën het belang hiervan onderstreept, zowel richting de Europese Commissie als andere EU-lidstaten. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Voor wat betreft de regels van de bankenunie wordt verwezen naar het antwoord op vraag 7.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en uiterlijk de dag voor de het debat over de Staat van de Unie aan de Kamer doen toekomen?
Ja.
Dublinoverdrachten naar Griekenland. |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen jaar teruggestuurd naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening? Hoeveel Dublinclaimanten waren dat in totaal?
Het afgelopen jaar heeft de DT&V afgerond 1.870 Dublinoverdrachten geëffectueerd.
In ditzelfde jaar zijn er 7.330 akkoorden ontvangen op Dublinclaims die Nederland aan andere lidstaten heeft verzonden. Dit aantal betreft zowel asielzoekers als personen die in Nederland geen asiel hebben aangevraagd.1
De personen voor wie er in 2018 een claimakkoord is ontvangen betreffen niet noodzakelijkerwijs dezelfde personen als degenen die zijn overgedragen. Immers, personen die in 2018 zijn overgedragen kunnen personen betreffen voor wie er in 2017 een claimakkoord is ontvangen, en personen voor wie er in 2018 een claimakkoord is ontvangen worden wellicht pas in 2019 overgedragen.
Kunt u aangeven hoeveel van deze asielshoppers teruggestuurd zouden moeten worden naar Griekenland? In hoeveel gevallen is dit daadwerkelijk gebeurd?
In 2018 zijn er 10 akkoorden ontvangen op Dublinclaims die Nederland aan Griekenland heeft verzonden.2 Dit aantal betreft zowel asielzoekers als personen die in Nederland geen asiel hebben aangevraagd. In 2018 zijn er geen Dublinoverdrachten aan Griekenland geëffectueerd.
Vindt u dit acceptabele terugkeercijfers? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Het kabinet ziet tekortkomingen in het huidige Dublinsysteem en zou graag een verhoging in het aantal geëffectueerde Dublinoverdrachten zien. Er wordt in de onderhandelingen over de herziening van de Dublinverordening dan ook ingezet op een beter functionerende verordening. Het kabinet ondersteunt onder andere voorstellen voor snellere en efficiëntere Dublinprocedures, voorstellen om secundaire migratie te voorkomen en voorstellen voor langere bewaartermijnen in de Eurodacverordening. Tevens wordt met Duitsland gesproken over administratieve regelingen op grond van de huidige Dublinverordening, met als doel de uitvoering van de huidige verordening gemakkelijker en doeltreffender te maken. Ook is het kabinet zoals u bekend in beperkte mate gestart met een hervatting van Dublinclaims aan Griekenland. Al deze maatregelen kunnen leiden tot een hoger aantal Dublinoverdrachten.
Ook werd de effectuering van gedwongen overdrachten belemmerd door een omissie in de wettekst. Om dit te repareren is een wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 op 12 oktober 2018 bij de Tweede Kamer ingediend.3 Inmiddels heeft de Eerste Kamer op 5 februari 2019 het wetsvoorstel aangenomen. Daarmee is er zicht op een spoedige inwerkingtreding van het voorstel.
Deelt u de mening dat alle asielzoekers die Nederland over land bereiken op grond van de Dublinverordening in feite allemaal in een ander EU-lidstaat in procedure moeten worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, volgens de Dublinverordening en de toepassing hiervan zijn er redenen waarom Nederland ook in deze gevallen verantwoordelijk kan zijn voor de asielaanvraag. De Dublinverordening stelt criteria vast voor de verantwoordelijkheidsbepaling die in een vaste volgorde getoetst dienen te worden. Hieruit volgt bijvoorbeeld dat indien een asielzoeker elders op illegale wijze de buitengrens heeft overschreden, maar in Nederland gezinsleden heeft die op dat moment in de asielprocedure zitten, Nederland veelal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Daarnaast wordt er in bepaalde gevallen besloten de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat over te nemen. In de Vreemdelingencirculaire (C2/5) is neergelegd dat Nederland dit onder andere doet wanneer er naar het oordeel van de IND proceseconomische redenen zijn. Momenteel worden asielzoekers afkomstig uit landen in de Westelijke Balkan en Georgië dan ook niet opgenomen in de Dublinprocedure, ook als er aanwijzingen zijn dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Aangezien zij afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst, en dus de versnelde procedure toegepast kan worden, en terugkeer naar het land van herkomst normaliter binnen afzienbare tijd gewaarborgd kan worden, is het voordeliger en sneller om voor deze groep niet de Dublinverordening toe te passen.
De berichten 'Ingreep ECB bij probleembank Carige is een oplossing ‘all’italiana’' en 'Italian populists dodge first big banking test' |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de in de noten genoemde artikelen?1 2
Ja.
Wat vindt u van de acties van de Europese Centrale Bank (ECB) met betrekking tot de Italiaanse Banca Carige? Bent u het met de strekking van de artikelen eens dat er is gekozen voor een «Italiaanse oplossing»?
Net als sommige Europese banken heeft Carige te maken met structurele uitdagingen, waaronder een groot aantal niet-presterende leningen. De oplossingen hiervoor liggen in de eerste plaats altijd bij banken zelf. Op 2 januari 2019 is de ECB overgegaan tot een zogeheten vroegtijdige-interventiemaatregel bij Carige. Zo heeft de ECB tijdelijke bewindvoerders aangesteld alsook het hogere management en leidinggevend orgaan afgezet.3 De actie van de ECB is op zichzelf nog geen oplossing voor de uitdagingen waar de bank mee te maken heeft. Het is in de eerste plaats een taak voor de bank en haar tijdelijke bewindvoerders om de stabiliteit van de bank te bewaken en ervoor te zorgen dat de bank aan de kapitaaleisen voldoet.
Recent communiceerde de Italiaanse overheid ook dat Carige toegang heeft tot een reeds bestaand garantieprogramma ten behoeve van liquiditeit.4 Bij zo’n liquiditeitsfaciliteit eist de Commissie onder andere dat banken solvabel zijn, een marktconforme vergoeding wordt betaald en banken die er op grote schaal gebruik van maken een herstructureringsplan indienen.5 In dezelfde communicatie werd ook gesproken over de mogelijkheid van een preventieve herkapitalisatie.6 Dit instrument is alleen bedoeld voor eventuele kapitaalbehoeften die ontstaan uit het adverse scenario van een stresstest en mag daarom niet worden gebruikt om bestaande of verwachte verliezen op te vangen. Bij deze vorm van staatssteun wordt ook vereist dat de aandeelhouders en houders van achtergestelde schulden bijdragen door afschrijving en/of omzetting («bail-in tot en met junior»).7 Het is altijd aan de Europese Commissie om te oordelen of er bij maatregelen in de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofd is.
Hoe beoordeelt u deze oplossing, mede in het licht van de afgesproken EU-regels voor herstel en afwikkeling van banken en de eerdere oplossingen bij Banca Veneto en Banca Populare di Vicenza?
De richtlijn herstel en afwikkeling banken (BRRD) voorziet in zogeheten vroegtijdige-interventiemaatregelen, waaronder ook bevoegdheden om tijdelijke bewindvoerders aan te stellen alsook het hogere management en leidinggevend orgaan af te zetten, waar in het geval van Carige gebruik van is gemaakt.8
De ECB concludeerde op 23 juni 2017 dat Banca Popolare di Vicenza en Veneto Banca faalden of dreigden te falen. Nadat de Single Resolution Board (SRB) oordeelde dat resolutie van deze twee banken niet in het publiek belang was, werden zij geliquideerd onder nationaal insolventierecht met steun door de Italiaanse overheid.9 Over de Italiaanse bank Carige is de ECB of SRB vooralsnog niet van oordeel dat deze faalt of dreigt te falen.
Wat is de rol van de Single Resolution Board (SRB) in het proces tot nu toe geweest?
Om snel en effectief in te kunnen ingrijpen wanneer banken in de problemen komen is een Europees resolutiemechanisme opgezet. Daarvoor maakt de SRB vooraf al per bank een plan waarin staat wat er gebeurt wanneer een bank faalt of dreigt te falen. Zoals omschreven in antwoord op vraag 3 is de ECB of SRB vooralsnog niet van oordeel dat Carige faalt of dreigt te falen.
Welke stappen zijn er de afgelopen tijd gezet met de Banca Carige en wat heeft dat opgeleverd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de regels van de bankenunie geen veredelde menukaart zijn, waar je naar believen uit kunt kiezen?
De regels voor de bankenunie zien op gemeenschappelijke regels voor toezicht en resolutie, alsmede op gemeenschappelijke regels over kapitaaleisen en depositogarantiestelsels. Ook binnen de regels van de bankenunie zijn er mogelijkheden om als overheid orde op zaken te stellen. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen voor de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is.10
Hoe voldoen de acties van de ECB aan de afgesproken regels in de Europese Unie met betrekking tot herstel en afwikkeling van banken (BRRD – banking recovery and resolution directive)? In hoeverre worden de aandeelhouders aangeslagen voor de bank die in de problemen is? In hoeverre worden de EU-regels met deze oplossing omzeild?
Zoals omschreven in antwoord op vraag 3 spreekt de BRRD van vroegtijdige-interventiemaatregelen, waaronder ook bevoegdheden om tijdelijke bewindvoerders aan te stellen en het hogere management en leidinggevend orgaan af te zetten. Verder zijn de verliezen die een bank maakt altijd in de eerste plaats voor bestaande aandeelhouders. Indien een bank op last van de toezichthouder nieuwe aandelen moet uitgeven dan betekent dit dat bestaande aandeelhouders verwateren. Hun aandelen zullen dan minder waard worden. Als het een bank niet zelf lukt om private oplossingen te vinden zijn er in het kader van de bankenunie strenge Europese afspraken gemaakt. Ik heb geen reden om aan te nemen dat van de EU-regels wordt afgeweken.
Wat zou de normale handelwijze zijn bij een niet systeem-relevante bank als Carige? In hoeverre is een bail-out aan de orde? Bent u van mening dat een bail-out bij niet systeem-relevante bank onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zoals gesteld in antwoord 7, gelden voor alle Europese banken strenge afspraken voor wanneer zij in problemen komen. Toezichthouders hebben conform dit raamwerk verschillende mogelijkheden om problemen bij banken aan te pakken. Het gebruik daarvan zal afhankelijk zijn van de specifieke casus. Indien een private oplossing of garantieloket openstaat voor alle banken, dan kan deze in principe ook worden gebruik voor niet systeemrelevante banken. In de voorliggende casus is kapitaalsteun vanuit de overheid vooralsnog niet aan de orde. Aan eventuele kapitaalsteun in de vorm van een preventieve herkapitalisatie is ook de voorwaarde verbonden dat deze moet dienen om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat vermijden. Daardoor kan dit instrument minder geschikt zijn voor banken waarvan een eventueel falen maar een beperkte impact heeft. Daarnaast dient bij kapitaalsteun altijd een bail-in tot en met junior plaats te vinden. Om de eventuele noodzaak van kapitaalsteun in de toekomst te verminderen dienen banken waarvoor resolutie de strategie zal zijn de komende jaren extra bail-inbare buffers («MREL») op te bouwen.
Deelt u de mening dat de «intergovernmental agreement» van het Single Resolution Fund (SRF) altijd als voorwaarde de 8% bail-in heeft? Kunt u bevestigen dat dit het geval moet zijn, indien er bij Carige een «resolution» komt en het SRF wordt aangesproken?
De voorwaarden voor gebruik van het SRF staan omschreven in de SRM-verordening.11 Bij gebruik van het SRF voor het absorberen van verliezen of herkapitaliseren van een bank in resolutie geldt dat verliezen ter grootte van ten minste 8% van de balans eerst door aandeelhouders en schuldeisers moeten zijn gedragen.
Waarom wordt er afgeweken van de BRRD-regels? Wat betekent dit voor de toekomst van de toepassing van de BRRD-regels? In hoeverre werken de BRRD-regels in de praktijk nu en hoe worden ze toegepast?
Het is aan de Europese Commissie en toezichthouders om de regels toe te passen zoals ze zijn afgesproken. Ik heb geen reden om aan te nemen dat wordt afgeweken van de BRRD-regels.
Hoe kwam Banca Carige uit de eerder uitgevoerde stresstests? In hoeverre voldoet Banca Carige aan de nieuw afgesproken normen voor de niet presterende leningen (NPL’s)? Indien Carige goed uit de stresstest kwam, wat zegt dit dan over de stresstest en moet die dan niet strenger worden? Indien Carige slecht uit de stresstesten is gekomen, wat is er vervolgens met de uitkomst gedaan?
Carige was in 2014 onderdeel van een exercitie die bestond uit een grondige gezondheidstoets (Asset Quality Review, AQR) aangevuld met twee stresstest-scenario's. Op het meetmoment van de exercitie had een aantal banken, waaronder Carige, een kapitaaltekort. Eventuele tekorten hebben de banken zelf moeten oplossen door middel van uitgiftes van kapitaalinstrumenten of door andere in aanmerking komende maatregelen.12 Ook na 2014 kunnen banken nieuwe verliezen hebben geleden en dus met nieuwe tekorten te maken hebben gekregen. Ik kan echter niet oordelen in hoeverre dit specifiek bij Carige het geval is. Zo zat Carige niet in de in 2018 door Europese Bankenautoriteit (EBA) gepubliceerde stresstestresultaten.13 Wel kunnen als onderdeel van de jaarlijkse kapitaalbeoordeling van individuele banken (SREP) door toezichthouders interne stresstesten worden uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn echter niet openbaar.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak, gedaan tijdens het algemeen overleg Eurogroep van 15 november 2018, dat er niet wordt afgeweken van de regels die we in Europees verband hebben afgesproken en dat het niet zo problematisch is, omdat het een privaat fonds is dat door andere banken wordt gevuld?
Ja. Het is in de eerste plaats aan banken om zelf private oplossingen te vinden. Tijdens het algemeen overleg is gesproken over private oplossingen. Intussen heeft Italië aangekondigd dat Carige gebruik kan maken van reeds bestaande garanties ten behoeve van liquiditeit. Ook zou Italië de route van preventieve herkapitalisatie verkennen. Binnen de regels van de bankenunie bestaan nog altijd mogelijkheden om als overheid orde op zaken te stellen. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen voor de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is.
Bent u bereid om dit punt aan te kaarten bij de eerstvolgende Eurogroep/Ecofin-vergadering? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Europese vergaderingen zet ik in op verbetering van het raamwerk, bijvoorbeeld waar het gaat om de opbouw van bail-inbare buffers en de meerwaarde van AQRs om te bepalen of aan de voorwaarden voor preventieve herkapitalisatie is voldaan.14 Zoals blijkt uit voorgaande antwoorden, zie ik vooralsnog geen aanleiding om deze casus zelf op te brengen.
Kunt u de vragen beantwoorden voor het AO Eurogroep/Ecofin van 17 januari 2019?
Ja.
De voorbereiding op de brexit door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) |
|
Arne Weverling (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u een uitgebreide actualisatie geven over de voorbereiding op de brexit door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Ja. In aanvulling op het rondetafelgesprek over de verzamelwet Brexit dat 5 december jl. met de commissie Europese Zaken van uw Kamer heeft plaatsgevonden, kunt u onderstaande antwoorden als de gevraagde actualisatie beschouwen.
Kunt u aangeven of er externe partijen zijn, zoals bij de douane is gebeurd, die onderzoek hebben gedaan naar de voortgang in de voorbereiding op de brexit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze informatie met de Kamer te delen?
De NVWA heeft kennisgenomen van het Ernst & Young onderzoek dat de douane heeft laten uitvoeren. De NVWA herkent diverse gelijksoortige aandachtpunten en neemt deze mee in haar verdere voorbereiding. Daarnaast heeft de NVWA een coördinator aangesteld die nogmaals nagaat of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn. De NVWA zag geen aanleiding om een dergelijk extern onderzoek te laten uitvoeren.
Kunt u een overzicht geven van de op 29 maart 2019 benodigde locaties om controles in het kader van de brexit uit te kunnen voeren? Kan per locatie worden aangegeven wat de stand van zaken is, zoals de huisvesting, inrichting, testdraaien, enzovoorts?
De veterinaire exportkeuringen vinden verspreid in Nederland bij slachthuizen, koel- en vrieshuizen en andere locaties, zoals boerderijen en verzamelplaatsen, plaats. Voor extra exportkeuringen van producten van dierlijke oorsprong als gevolg van de Brexit is geen uitbreiding van huisvesting nodig. Ook zijn de bestaande ICT-systemen geschikt voor de verstrekking van extra certificaten.
De veterinaire importcontroles dienen aan de Europese buitengrens plaats te vinden op inspectieposten aan de buitengrens. Inspectieposten zijn private ondernemingen. De NVWA voert daar keuringen uit, maar is niet verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering hiervan. Een inspectiepost dient erkend te zijn door de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft de garantie gegeven dat aanvragen voor een nieuwe inspectiepost die uiterlijk 15 februari 2019 zijn ingediend, op tijd afgehandeld zijn voor 29 maart 2019. Om de bestaande import van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong te kunnen continueren zijn namelijk nieuwe inspectieposten nodig. Dit speelt onder andere op de Noordoever van Rotterdam bij twee ferryterminals buiten de huidige buitengrensinspectiepostgebieden. Ook andere lidstaten bereiden aanpassingen van buitengrensinspectiepostengebieden voor.
Op de luchthavens en in de zeehavens zijn de benodigde inspectieposten voor keuringen veelal aanwezig. Bij de bestaande keurpunten lijkt er voldoende ruimte voor de te verwachten extra keuringen als gevolg van de terugtrekking. De opslagcapaciteit voor aangehouden partijen kent wel grenzen. Met het bedrijfsleven worden mogelijkheden verkend om die eventueel te verruimen.
Voor de invoer van levende dieren bestaan er nu inspectieposten op Schiphol airport en Maastricht Aachen airport. Levende dieren zouden bij een no deal scenario dus alleen direct in Nederland via het luchtverkeer geïmporteerd kunnen worden. Een andere optie kan zijn via een andere lidstaat als daar een erkende inspectiepost voor de import van levende dieren bestaat. Op dit moment bestaat er in andere lidstaten aan de gehele West-Europese kust van de Europese Unie (EU) geen erkende inspectiepost voor de import van levende dieren in een zeehaven. Over het opzetten van een importkeurpunt voor levende dieren in de zeehaven van Rotterdam vinden gesprekken plaats met mogelijk geïnteresseerde ondernemers.
Kunt u aangeven hoeveel fte personeel er op 29 maart 2019 nodig is? Hoeveel fte is hiervan geworven? Hoeveel fte is voldoende opgeleid om haar taken te kunnen uitvoeren?
Het extra aantal medewerkers dat na 29 maart daadwerkelijk nodig is, is met name bij de exportcertificering afhankelijk van de eisen die de Britse overheid stelt. De Britse overheid heeft aangegeven vooralsnog geen aanvullende importeisen te stellen op veterinaire en fytosanitaire goederen, voor zover geen plantenpaspoort is vereist. Hoe lang dat zo blijft is echter onduidelijk. Daarom bereidt de NVWA zich voor op een worst case scenario.
In een worst case scenario wordt uitgegaan van gelijk blijvende handelsstromen en fysieke keuringen van alle partijen die moeten worden voorzien van papieren certificaten met natte handtekening en stempel. In dit worst case scenario zijn 143 fte nodig, waarvan ruwweg een derde voor importcontroles en twee derde voor exportcertificering.
Van de 143 fte betreft het 100 fte aan toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export. De opleiding van de 20 dierenartsen voor de importcontroles is in volle gang en afgerond voor 29 maart. Daarnaast worden dierenartsen geworven en opgeleid voor de exportcertificering. De eerste tranche van 22 doorloopt momenteel de opleiding. Een tweede tranche van 36 niet-Nederlandstalige dierenartsen start met ingang van april 2019 met de taaltraining. Deze dierenartsen zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na het doorlopen van een 18 wekende durende full time opleiding Nederlands en de daarop aansluitende reguliere opleiding. De overige 22 fte aan toezichthoudende dierenartsen moet nog worden geworven. De NVWA is op dit moment ook bezig met de werving van de overige 43 fte (niet-dierenartsen).
Naast de benodigde dierenartsen en assistent-inspecteurs is ook aanvulling op diverse andere plaatsen voorzien. Zo worden bijvoorbeeld voor het fytosanitaire domein 5 fte geworven en opgeleid voor zeer specifieke inspectie- en expertisetaken en het Nationaal Referentie Centrum van de NVWA.
De NVWA werkt stelselmatig aan het verhogen van de efficiency bij de inzet van dierenartsen. In 2019 kunnen de reeds geruime tijd geleden in gang gezet maatregelen tien tot maximaal twintig fte opleveren. Deze maatregelen nemen niet weg dat de NVWA in het worst case scenario gedurende ongeveer een jaar kan kampen met een tekort van enkele tientallen dierenartsen. Mocht dit scenario zich aandienen, dan is strikte herprioritering van de totale inzet van dierenartsen noodzakelijk. Het is niet uitgesloten dat het niveau van dienstverlening aan bedrijven gedurende die periode moet worden aangepast. Dit kan onder meer betekenen dat exportcertificeringen op andere momenten zullen plaatsvinden dan door bedrijven is aangevraagd.
Kunt u aangeven hoeveel extra fte er na de brexit nog geworven gaat worden?
De werving voor 36 dierenartsen is in volle gang. Er zijn ruimschoots voldoende aanmeldingen voor de opleiding die in april start. Daarna zal de werving doorgaan totdat het benodigde aantal medewerkers is behaald.
Op welke manier zijn andere toezichthouders, zoals het Kwaliteits-Controle-Bureau, Naktuinbouw, Nederlandse Algemene Keuringsdienst, Bloembollenkeuringsdienst en het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel, betrokken bij de voorbereiding op de brexit?
In voorbereiding op de Voorjaarsnota 2018 is een eerste inventarisatie gemaakt van de per toezichthouder verwachte impact van een no deal scenario en de eventuele voorbereidingen hierop. Zij bereiden zich nu net als de NVWA voor op het onverhoopte no deal scenario. Dit gebeurt in nauw overleg met mijn departement, de NVWA en het aan hun toezicht onderworpen bedrijfsleven.
Kunt u aangeven of er een masterplanning beschikbaar is voor de voorbereiding op de brexit door de NVWA? Zo nee, bent u bereid deze alsnog op te stellen? Zo ja, bent u bereid deze met de Kamer te delen? Zijn er tussendoelen geformuleerd en voldoet de NVWA aan deze gestelde tussendoelen?
Ja, er is een interne masterplanning met tussendoelen, die steeds verder worden verfijnd, onder meer naar aanleiding van de analyses en simulaties die de komende periode worden uitgevoerd. De NVWA ligt vooralsnog op koers met haar voorbereidingen voor de terugtrekking.
Zijn er locaties waar de NVWA op dit moment nog geen controleactiviteiten uitvoert maar dat na de brexit op 29 maart 2019 wel zal moeten doen?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder vraag 3.
Hoeveel locaties zijn dit en wat is de voortgang met betrekking tot de werkzaamheden die hiervoor verricht moeten worden?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder vraag 3.
Kunt u aangeven of de IT, zowel de hardware als de software, beschikbaar is, getest is, en op 29 maart 2019 voldoende operationeel kan zijn? Zo nee, waar schort het op dit moment nog aan?
De IT-systemen (hardware en software) ondergaan de komende weken een stresstest. Hiermee worden gezien de eerdere voorbereidingen geen problemen verwacht. De vulling van de systemen met eisen, dekkingen en formats vindt de komende weken eveneens plaats. Hierbij moet worden aangemerkt dat dit gebeurt op basis van een voorlopige inschatting van de eisen, dekkingen & formats die de Britse overheid na de terugtrekking mogelijk gaat vereisen.
Een punt van zorg blijft of bedrijven tijdig zorgen dat ze na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk (VK) gebruik kunnen maken van de IT-systemen voor import- en exportcontroles, in het bijzonder E-CertNL, eHerkenning en EKS. Het bedrijfsleven is op het belang hiervan via allerlei kanalen geattendeerd, zoals het Brexit-loket, de internetsite van de NVWA, via de keuringsdiensten, brancheverenigingen en tijdens stakeholderbijeenkomsten. Bedrijven die tot het laatste moment wachten met het regelen van hun aansluiting op de overheidssystemen, lopen het risico dat zij pas na de terugtrekking daadwerkelijk van deze systemen gebruik kunnen maken. Het bedrijfsleven wordt hierop de komende weken nogmaals geattendeerd.
Is de NVWA voor haar IT-systemen afhankelijk van andere partijen, lidstaten of Brussel? Zo ja, waarvan en op welke onderdelen?
Nederland moet van diverse typen zendingen melding maken aan Brussel via het systeem Traces. Dat blijft onveranderd. Het VK zal wellicht geen aansluiting op dit systeem en andere systemen meer hebben. Besluitvorming daarover is een verantwoordelijkheid van de Europese Commissie en vergt inrichting van een (tijdelijk) andere workflow.
Kunt u aangeven of er een overzicht is gemaakt van de werkzaamheden en of de werkzaamheden op schema lopen zodat op 29 maart 2019 het een en ander operationeel kan zijn?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord onder de vragen 4 en 7.
Welke risico’s ziet u ten aanzien van de voortgang?
De voorbereidingen van de NVWA voor de Brexit liggen op schema. Mochten zich zaken voordoen die een grote aanspraak maken op de capaciteit van de NVWA of een van de keuringsdiensten, bijvoorbeeld een grote dierziekteuitbraak of een fytosanitair incident, dan kan dit de voorbereidingen van de terugtrekking beïnvloeden.
Kunt u een actueel overzicht van de beschikbare middelen geven waarin is aangeven welke middelen inmiddels zijn ingezet en/of aanbesteed zijn? Kunt u hierin een onderscheid maken tussen de NVWA en overige landbouw-gerelateerde keuringsdiensten?
Ik heb voor de aanloopkosten in totaal 14,2 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de NVWA ten behoeve van de Brexit-werkzaamheden. In 2018 is hiervan 2,5 miljoen euro ingezet. Voor de keuringsdiensten (o.a. COKZ, Naktuinbouw en KCB) is in totaal 5 miljoen euro beschikbaar voor aanloopkosten, hiervan is circa 2 miljoen euro in 2018 besteed.
Is er inmiddels voldoende afstemming over de werkvormen met bijvoorbeeld de douane en/of de Koninklijke Marechaussee? Zo nee, wanneer worden deze afspraken gemaakt?
Er is een constructieve samenwerking met de andere toezichthouders, waarin enkele bestaande afspraken indien relevant voor de Brexit, worden geactualiseerd.
De artikel 7-procedure |
|
Bram van Ojik (GL), Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat andere lidstaten de start van de artikel 7-procedure traineren?1
Ja.
Deelt u onze mening dat, mede gezien de recente ontwikkelingen rondom het sluiten van de Central European University in Boedapest, het instellen van een nieuwe wet waarmee de Minister van Justitie direct rechters kan aanstellen voor overheidskwesties en protesten tegen een nieuwe «slavenwet» van Orban2, het van groot belang is dat de Raad de artikel 7-procedure uitvoert? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de mening dat de Raad verder vervolg dient te geven aan de resolutie waarmee het Europees parlement (EP) de artikel 7-procedure initieerde. De zorgen rondom de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de academische vrijheid in Hongarije maken onderdeel uit van het met redenen omklede voorstel waarmee het EP de artikel 7-procedure op 12 september jl. inleidde. De zgn. «slavenwet» maakt geen onderdeel uit van het betreffende voorstel, en is derhalve formeel geen onderwerp van de artikel 7-procedure in de Raad.
Kunt u toelichten waarom het mogelijk is dat na een besluit van het Europees parlement, waarin met tweederde meerderheid is ingestemd over het starten van een artikel 7-procedure jegens Hongarije, verschillende lidstaten dit proces traineren? Bent u van mening dat de gehele Raad de artikel 7-procedure naar aanleiding van de stemming over het rapport Sargentini moet voortzetten met een hoorzitting met Hongarije? Zo nee, waarom niet?
Na aanname van de bovengenoemde resolutie van het EP is het aan de Raad om hieraan verder vervolg te geven met als eerste stap het horen van de betrokken lidstaat. Artikel 7(1) VEU geeft hiervoor geen precieze tijdslijn of deadline. Om te komen tot een eerste hoorzitting, dient het Voorzitterschap een procedurevoorstel aan de Raad te doen, dat vervolgens op een meerderheid van de lidstaten zal moeten kunnen rekenen. Samen met andere lidstaten heeft Nederland tijdens de afgelopen Raad Algemene Zaken van 11 december jl. benadrukt dat met de voorbereidingen voor een eerste hoorzitting van de Raad met Hongarije begonnen zou moeten worden, waarbij het een optie is om de verschillende thematische onderwerpen uit de EP-resolutie over een aantal hoorzittingen te verdelen. Het kabinet kan vanwege de vertrouwelijkheid van de beraadslagingen in de Raad publiekelijk geen verdere toelichting verschaffen over de positionering van de overige lidstaten ten aanzien van de artikel 7-procedure jegens Hongarije. Gezien de uitlatingen van de Hongaarse regering dat zij openstaat voor dialoog, verwacht het kabinet van Hongarije dat het bereid zal zijn op constructieve wijze aan eventuele hoorzittingen mee te werken.
Welke lidstaten blokkeren het voortzetten van de artikel 7-procedure? Welke gelijkgezinden steunen het starten van de artikel 7-procedure in de Raad? Kunt u toelichten of er meer duidelijkheid is over de precieze inrichting van de artikel 7-procedure?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer er allereerst gestart zal worden met een hoorzitting, op welke onderwerpen zal dan worden ingegaan? Wie zijn er van de zijde van Hongarije vertegenwoordigd in deze hoorzittingen? Kunt u toelichten of Hongarije vooralsnog bereid is mee te werken aan deze hoorzittingen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is wat u betreft de uiterste deadline voor het instellen van een eerste hoorzitting tussen de Raad en Hongarije? Welke consequenties heeft het uitblijven van hoorzittingen tussen de Raad en Hongarije, volgens u?
Zie antwoord vraag 3.
Is het kabinet bereid bij relevante bijeenkomsten zoals de Raad Algemene Zaken en Europese Raad in te blijven zetten op een snelle uitvoering van de artikel 7-procedure met het in ieder geval starten van hoorzittingen tussen de Raad en Hongarije? Zo ja, hoe ziet deze inzet eruit? Bent u bereid deze inspanningen, gezien het uitblijven van concreet resultaat, op te schroeven in de vorm van bijvoorbeeld een deadline voor het instellen van een eerste hoorzitting? Zo ja, gaat u dit de komende Raad Algemene Zaken bepleiten? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de komende Raad Algemene Zaken zal de artikel 7-procedure jegens Hongarije niet op de agenda staan. Nederland trekt nauw op met een aantal gelijkgezinde lidstaten, zowel in Brussel als op hoofdstedelijk niveau, om een spoedige agendering van een eerste hoorzitting met Hongarije te bepleiten. Het eenzijdig stellen van deadlines lijkt het kabinet niet de meest effectieve manier om deze inzet te verwezenlijken: een meerderheid van de lidstaten zal hoe dan ook het agenderen van een hoorzitting moeten steunen. Het kabinet vertrouwt erop dat Roemenië in deze procedure zijn rol als Voorzitter van de Raad Algemene Zaken naar behoren zal vervullen.
Is Roemenië, als tijdelijk voorzitter van de Raad van de Europese Unie, voornemens het uitvoeren van de artikel 7-procedure te agenderen? Heeft u er vertrouwen in dat, gezien de zorgelijke ontwikkelingen rondom de rechtsstaat in Roemenië3, dit goed uitgevoerd zal worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u tot slot aangeven wat u vindt van de eerste inhoudelijke reactie van Hongarije op de bevindingen van het rapport van Sargentini?
Het kabinet heeft kennis genomen van de eerste inhoudelijke reactie van de Hongaarse regering op de resolutie van het EP. Deze roept op een aantal punten verdere vragen op. Een eventuele hoorzitting biedt de gelegenheid Hongarije hierop verder te bevragen.
Kunnen deze vragen worden beantwoord vóór de deadline van de schriftelijke inbreng voor de Raad Algemene Zaken van 8 januari 2019 op 3 januari 2019?
Aangezien de artikel 7-procedure jegens Hongarije niet op de agenda staat van de komende Raad Algemene Zaken, gaan de antwoorden u heden toe gezamenlijk met de antwoorden op de vragen gesteld in het schriftelijk overleg voor de Raad Algemene Zaken van 8 januari aanstaande. De vragen zijn verder binnen de geldende termijn van drie weken beantwoord.
Het bericht ‘Macron laat teugels Frankrijk vieren’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Macron laat teugels Frankrijk vieren»1, waarin wordt gemeld dat als gevolg van de opstand van de «gele hesjes» president Macron het Franse tekort laat oplopen? Wat vindt u van dit bericht?
Ik heb kennis genomen van de maatregelen die de Franse president Macron recentelijk heeft aangekondigd.
Wat zijn de precieze maatregelen die Macron neemt en wat zijn de precieze kosten? Klopt het dat het zou gaan om zo’n € 10 tot 11 miljard euro?
President Macron heeft verschillende maatregelen genomen. Allereerst is de eerder aangekondigde accijnsverhoging op brandstof geannuleerd. Daarnaast worden de eindejaarsuitkeringen en overuren niet meer belast. Verder wordt het minimumloon met 90 euro per maand verhoogd en wordt de verhoging van de sociale lasten voor ouderen met een inkomen onder de € 2.000 euro bruto afgeschaft. De verhoging van het minimumloon zal niet ten laste komen van de werkgevers en wordt geïndexeerd met 1,5% per jaar. Om de gevolgen van deze maatregelen voor de begroting te drukken heeft de Franse regering ook enkele compenserende maatregelen genomen. Zo komt er een digitale belasting en zal er bezuinigd worden op de apparaatskosten. In totaal zullen de extra kosten van deze maatregelen, inclusief compenserende maatregelen, ongeveer 10 miljard euro bedragen, gelijk aan 0,4% bbp.
Wanneer worden deze voorstellen verwerkt in de Franse begroting?
Deze voorstellen zijn eind december verwerkt in de Franse begroting en vervolgens aangenomen door het Frans parlement, en ondertekend door de President.
Wat is het effect van deze voorstellen op het Franse begrotingstekort? Klopt het dat het tekort daarmee op ongeveer 3,5% van het bruto binnenlands product (bbp) zou komen en daarmee, samen met bbp in Roemenië, het hoogste zou zijn van alle lidstaten van de Europese Unie?
Met de extra kosten van 0,4% bbp zal het begrotingstekort van Frankrijk in 2019 volgens de Franse raming uitkomen op ongeveer 3,2%, uitgaande van de herfstraming van de Commissie die nog uitkwam op een tekort van 2,8%. Dit zou het op één na hoogste begrotingstekort binnen de EU zijn. Vermoedelijk pas bij de lenteraming van mei zal de Commissie aangeven hoe zij het begrotingstekort van Frankrijk in 2019 beoordelen.
Welke gevolgen had het eerder al terugdraaien van de accijnsverhoging voor de Franse begroting en het begrotingstekort?
Geschat wordt dat de impact van het terugdraaien van de accijnsverhoging zo’n 0,2% bbp is, ongeveer 5 miljard euro.
Wanneer raamt de Europese Commissie het nieuwe tekortcijfer van Frankrijk?
De eerstvolgende keer dat de Europese Commissie het begrotingstekort voor Frankrijk zal ramen is in mei 2019 met de lenteraming.
Vergt de Commissie procedureel een herzien oordeel over een begroting en het Stabiliteits- en groeipact (SGP) wanneer een begroting lopende het jaar zo drastisch herzien wordt?
Het proces rond ontwerpbegrotingen is vastgelegd in de zogenaamde two-pack verordening. Deze verordening schrijft niet voor dat er een herzien oordeel dient te worden opgesteld indien de nationale begroting die aangenomen wordt afwijkt van de ontwerpbegroting die medio oktober is ingediend.
Wat is de procedure voor het vaststellen van een buitensporig tekort wanneer een land na het vaststellen van de conceptbegrotingen een te hoog tekort heeft?
Het vaststellen van een mogelijk buitensporig tekort doet de Commissie in principe twee keer per jaar: naar aanleiding van de lenteraming en van de herfstraming. Hier is de Commissie echter niet aan gebonden. De Commissie heeft altijd het recht om een buitensporig tekort vast te stellen indien hier op basis van Commissie-cijfers aanleiding toe is. Er is geen specifieke procedure voorzien voor een situatie waarin de begroting zodanig afwijkt van de conceptbegroting dat dit consequenties heeft voor het wel of niet hebben van een buitensporig tekort.
Hoelang heeft Frankrijk nu al een begrotingstekort? Wanneer had Frankrijk voor het laatst een begrotingsoverschot?
Op basis van de gegevens uit de AMECO-database die de Commissie gebruikt voor de implementatie van het SGP, had Frankrijk in 1974 voor het laatst een (nominaal) begrotingsoverschot.
Wat zijn de gevolgen van het verhogen van het minimumloon voor de groeicijfers van Frankrijk, die ook al als te optimistisch worden ingeschat?
De impact van het verhogen van het minimumloon op de groeicijfers van Frankrijk is onbekend. Wel komt de verhoging van het minimumloon niet ten laste van de werkgever waardoor de loonkosten voor werkgevers niet direct stijgen door deze maatregel.
In hoeverre voldoet Frankrijk daarmee straks nog aan de regels uit het SGP?
Frankrijk bevindt zich sinds de zomer van dit jaar weer in de preventieve arm van het SGP na lange tijd in de correctieve arm – ofwel een buitensporigtekortprocedure – te hebben gezeten.
Daarom gelden ook de eisen van de preventieve arm die voorschrijven dat het structureel saldo met 0,6% moet verbeteren en de netto-uitgaven met maximaal 1,4% mogen toenemen. De ontwerpbegroting die Frankrijk op 15 oktober indiende heeft de Commissie beoordeeld als «at significant risk of non-compliance» met de begrotingseisen uit de preventieve arm. Indien het begrotingstekort verder verslechtert als gevolg van de aangekondigde maatregelen, zal dit risico op «non-compliance» in 2019 groter worden.
Naast de eisen van de preventieve arm gelden nog steeds de eisen uit de correctieve arm die voorschrijven dat het nominaal tekort niet boven de 3% bbp mag uitkomen. Op basis van de herfstraming zou Frankrijk hier in 2019 en 2020 aan voldoen. Of het tekort met de voorgestelde maatregelen boven de 3% zal uitkomen zal met de voorjaarsraming duidelijk worden. Commissaris Moscovici heeft overigens reeds erop gehint dat de Commissie bij de beoordeling of er sprake is van een buitensporig tekort rekening zal houden met het feit dat de overschrijding «tijdelijk en exceptioneel» is.
Wat zijn de begrotingsvoorspellingen voor de komende jaren? Bevindt Frankrijk zich op een geloofwaardig pad naar de middellangetermijndoelstelling (Medium Term Objective, MTO)?
De herfstraming van de Commissie raamt de begrotingscijfers voor EU-lidstaten twee jaar vooruit. Onderstaand staat een tabel die de belangrijkste begrotingscijfers uit de herfstraming voor Frankrijk op een rij zet. In deze cijfers zijn de recent aangekondigde maatregelen niet meegenomen.
Begrotingsindicatoren in % bbp
2017
2018
2019
2020
Nominaal begrotingstekort
– 2,7
– 2,6
– 2,8
– 1,7
Structureel begrotingstekort
– 2,4
– 2,5
– 2,3
– 2,2
Publieke schuld
98,5
98,7
98,5
97,2
Het structureel saldo verbetert in 2019, waarmee Frankrijk dichterbij haar middellangetermijndoelstelling komt, die is vastgesteld op – 0,4% BBP. Wel is deze verbetering lager dan de verbetering die is vereist op basis van de stand van de conjunctuur en de hoogte van de schuld.
Wat zijn de (mogelijke) gevolgen van de Franse plannen op de motivatie van Italië om de begroting wel weer aan de regels van het SGP te laten voldoen en op het opstarten van de buitensporigtekortprocedure voor Italië?
Iedere lidstaat dient zich te houden aan de regels van het SGP. Dit staat los van de plannen van andere lidstaten. Daarnaast dient de Commissie de begrotingsregels altijd individueel op lidstaten toe te passen.
Ik zie dan ook geen aanleiding voor een andere houding van de Commissie richting Italië of een verandering in de motivatie van de Italiaanse regering om aan de SGP regels te voldoen naar aanleiding van de aangekondigde maatregelen door de Franse regering.
Kunt u ingaan op de verdere gang van zaken rond de begroting van Italië? Kloppen de berichten in de media dat Italië verschillende compromisvoorstellen heeft gedaan om tot een lager, maar nog altijd te hoog tekort, te komen?
De Commissie heeft op 21 november een artikel 126(3) rapport gepubliceerd op basis van het niet voldoen aan de schuldreductieregel die voorschrijft dat de schuld in een bepaald tempo moet afnemen. In dat rapport heeft de Commissie geconcludeerd dat het openen van de buitensporigtekortprocedure (excessive deficit procedure – EDP) gerechtvaardigd is. Daarna heeft een voorportaal van de Ecofin (het EFC) een opinie over het rapport aangenomen waarin de analyse van de Commissie wordt onderschreven.
In de tussentijd had de Italiaanse regering besloten in dialoog met de Commissie een voorstel te doen voor het aanpassen van de ontwerpbegroting. Dit voorstel bevatte onder andere het uitstellen van de invoering van het basisinkomen en van de terugdraaiing van de eerdere pensioenhervorming. Het begrotingstekort zou daarmee volgens Italië uitkomen op 2,04%. Op basis van deze aangepaste begroting heeft de Commissie besloten geen EDP te openen op dit moment. Aangezien de aangepaste begroting nog steeds niet leidt tot een sterke daling van de publieke schuld (in lijn met het schuldenregel) en duurzame economische groei vind ik dit een gemiste kans van de Commissie.
Bent u voornemens en/of bereid om deze te hoge tekorten bij een volgende vergadering van de Eurogroep of de Ecofinraad aan de orde te stellen?
Ik heb altijd gepleit voor een strikte naleving en handhaving van het Stabiliteits- en Groei Pact zowel tijdens bilaterale gesprekken met mijn Europese collega’s als tijdens de plenaire vergadering van de Eurogroep en de Ecofinraad. Dit zal ik blijven doen.
De felle kritiek van de Europese Rekenkamer op het EU-noodfonds voor Afrika |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van de kritiek van de Europese Rekenkamer op het noodfonds voor Afrika van de Europese Unie (EU)?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de kritiek van de Europese Rekenkamer op het EU-noodfonds voor Afrika, in het bijzonder de opmerkingen over het gebrek aan focus, de zwakke implementatie en de beperkte mogelijkheid om resultaten te meten?2
De breedte van de EUTF doelstellingen is een resultaat van de diversiteit aan doelstellingen overeengekomen tussen Europese en Afrikaanse leiders op de Valletta migratietop van november 2015. Daar werden vijf pijlers3 geformuleerd die richtinggevend zijn voor te financieren programma’s uit het EUTF. Met de huidige inzichten zou de inzet van het EUTF zich minder moeten richten op grondoorzaken van armoede en instabiliteit die aanleiding zouden kunnen geven tot onder meer irreguliere migratie en meer op de andere Valletta pijlers, met name de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel, bescherming en opvang in de regio, terugkeersamenwerking en re-integratie. Deze focus wordt ook al sinds de start van het trustfonds door Nederland bepleit.
Voor wat betreft de uitvoering van het EUTF doet de Rekenkamer een serie aanbevelingen om de selectie van programma’s beter te laten verlopen en de uitvoering sneller te laten starten. Het kabinet zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat deze aanbevelingen zo goed als mogelijk worden toegepast.
Inmiddels is er een monitoringssysteem voor alle drie de geografische EUTF «luiken» (Sahel en Tsjaadmeer, Hoorn van Afrika en Noord-Afrika) opgericht en in 2019 zal het EUTF worden geëvalueerd.
Kunt u zich herinneren dat diverse deskundigen twee jaar geleden verklaarden dat het noodfonds alleen effectief kan zijn als ook de Afrikaanse landen zelf hun eigen migratiebeleid aanscherpen?3 Wordt daar op dit moment – al dan niet met het noodfonds als drukmiddel – over gesproken?
De EU spreekt regelmatig met Afrikaanse partnerlanden over migratiesamenwerking, vaak als onderdeel van een bredere politieke dialoog, waaraan ook lidstaten deelnemen. We zien in verschillende landen verbeteringen in het nationale migratiebeleid en ook is de irreguliere migratie richting Europa afgenomen. Zo zijn in Niger beleidswijzigingen doorgevoerd en worden wetten tegen mensenhandel en mensensmokkel beter nageleefd. In landen als Ethiopië en Oeganda zien we verbetering van de opvang van vluchtelingen en ontheemden. In alle drie deze voorbeelden worden nationale programma’s die deze beleidsverbetering ondersteunen, mede gesteund via het EUTF.
Welke zichtbare resultaten, in het bijzonder op het tegengaan van irreguliere migratie, hebben de bestedingen reeds opgeleverd? Welke resultaten verwacht u de komende tijd te zien?
De Europese Commissie heeft een aantal zichtbare resultaten gepresenteerd van EUTF-programma’s. Naast de vaststelling dat de irreguliere migratiestroom naar Europa en door bepaalde transitlanden (Niger, Libië) fors is afgenomen, is met EUTF steun aan 86.000 migranten en vluchtelingen bescherming geboden, zijn 38.000 migranten vrijwillig teruggekeerd vanuit transitlanden naar hun landen van herkomst, zijn 137 personen gearresteerd op verdenking van mensensmokkel/handel en zijn 23 mensensmokkelnetwerken opgerold. Met EUTF steun zijn tevens meer dan 4.000 banen gecreëerd en meer dan 2.000 lokale MKB bedrijven gesteund. Het hierboven genoemde EUTF-monitoringsysteem zal de komende tijd ingezet worden om meer resultaten in kaart te brengen en ook zal de evaluatie in 2019 hier verdere inzichten over geven.
Welke financiële bijdrage heeft Nederland tot nu toe geleverd aan het EU-noodfonds voor Afrika?
Het grootste deel van het EUTF bestaat uit overhevelingen vanuit andere EU-instrumenten, zoals de reserve van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI) en het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), in totaal ca. EUR 3,7 miljard. De rest, ca. EUR 450 mln., betreft bilaterale bijdragen van EU-lidstaten en andere donoren. Sinds 2015 heeft Nederland EUR 26,4 mln. aan bilaterale bijdragen aan het EUTF gecommitteerd, onder meer voor projecten gericht op vrijwillige terugkeer en herintegratie vanuit transitlanden in Noord-Afrika en voor opvang van vluchtelingen in de Hoorn van Afrika. Deze bijdragen zijn afkomstig uit de BHOS-begroting.
Klopt het dat een deel van de middelen uit het fonds wordt geïnvesteerd in duurzame energie, infrastructuur en bedrijven? Op welke wijze zorgt u ervoor dat, in het kader van de hulp- en handelsagenda, ook Nederlandse bedrijven betrokken worden bij de uitvoering?
Een deel van de fondsen wordt uitgegeven aan duurzame energie, infrastructuur en ondersteuning van lokale bedrijven in landen van opvang, transit en herkomst indien dit bijdraagt aan de doelstellingen in het kader van de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie dan wel verbeterde opvang in de regio.
Het bedrijfsleven kan geen directe aanspraak maken op fondsen vanuit het EUTF. Waar Nederlandse organisaties kunnen worden betrokken bij de uitvoering van programma’s gefinancierd uit het EUTF, wordt dit gestimuleerd. Zo is SNV in Mali betrokken in een consortium dat zich richt op werkgelegenheid.
Hoe garandeert u complementariteit van de bestedingen via dit EU-noodfonds ten opzichte van Nederlandse (bilaterale) inspanningen met dezelfde doelstellingen? Op welke wijze worden doublures concreet voorkomen?
Bij de ontwikkeling van EUTF programma’s in een partnerland vindt overleg en afstemming plaats tussen de EU-vertegenwoordiging en de individuele EU ambassades ter plaatse. Individuele EU-lidstaten kunnen eenzelfde doelstelling nastreven waarbij de uitvoering gecoördineerd plaatsvindt. Ter illustratie: ten aanzien van werkgelegenheid en economische groei kan het ene land zich richten op verbetering van de regelgeving en het andere land op een specifieke sector. Uitgangspunten zijn complementariteit, efficiëntie en effectiviteit.
de rechtsstatelijke aspecten van de machtigingsbepaling van de Verzamelwet Brexitwet (Kamerstuk 35084) |
|
Jan de Graaf (CDA), Renske Leijten , Pieter Omtzigt (CDA), Roelof Bisschop (SGP), Vicky Maeijer (PVV), Lodewijk Asscher (PvdA), Martin van Rooijen (CDA), Lammert van Raan (PvdD), Bram van Ojik (GL), Thierry Baudet (FVD), Farid Azarkan (DENK), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de factsheets «Verzamelwet Brexit» van professor dr. Wim Voermans en professor mr. Roel de Lange en hun toelichting in de Tweede Kamer bij de hoorzitting over de Verzamelwet Brexit op 5 december jl?
Ja.
Kunt u reageren op het standpunt van deze hoogleraren dat door middel van artikel X van de Verzamelwet Brexit het kernbeginsel van het primaat van de wetgever aan de kant geschoven wordt doordat ministers een heel ruime bevoegdheid krijgen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen en daarmee ook van bestaande – zelfs hogere regels – af kunnen wijken zonder dat het gehele kabinet, het parlement of de Raad van State daar vooraf iets over te zeggen heeft?
Wij delen deze opvatting niet.
Het is een sinds jaar en dag erkend beginsel in het staatsrecht dat het in bijzondere situaties noodzakelijk en gerechtvaardigd kan zijn om af te wijken van de normale regelgevings- en besluitvormingsprocedures, teneinde de overheid in staat te stellen maatregelen te kunnen treffen met de inhoud en spoed die die bijzondere situatie vereist. Dit beginsel is weerspiegeld in voorzieningen die daartoe in een aantal wetten zijn opgenomen en heeft ook zijn neerslag gevonden in aanwijzing 2.31 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.1
Het legaliteitsbeginsel eist dat elk handelen van de overheid, ook in dergelijke bijzondere situaties, op een wettelijke basis berust.
Normaliter wordt dat gerealiseerd doordat vooraf een nauwkeurige inschatting valt te maken welke maatregelen nodig (kunnen) zijn om een bepaald onderwerp te kunnen regelen. Op grond van die analyse wordt dan een concrete voorziening opgenomen in de wettekst die maatregelen mogelijk maakt binnen het kader van de desbetreffende wet. Daarbij valt te denken aan vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheden, aan de mogelijkheid om bij lagere regelgeving nadere eisen te stellen omtrent een door die wet geregeld onderwerp, of aan de constructie dat rechtstreeks een bepaalde uitvoeringsbevoegdheid wordt toegekend aan een bestuursorgaan om de besluiten te kunnen nemen die noodzakelijk en redelijk worden geacht.
In bepaalde gevallen is echter voorspelbaar dat niet bij voorbaat alle situaties zijn overzien, hetgeen zich met name voordoet bij grote stelselwijzigingen.
Voor dergelijke gevallen is in het verleden regelmatig door het parlement aanvaard dat ten behoeve van de transitiefase een ruimere delegatiegrondslag met tijdelijke werking wordt opgenomen in de desbetreffende wetgeving.2
Wij zien de Brexit ook als zo’n grote stelselwijziging. Kenmerkend van de Brexit, in het bijzonder een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord, is dat daardoor op abrupte wijze een einde komt aan de verregaande juridische en feitelijke vervlechting van het VK en de EU op allerlei terreinen. Daarbij doet zich (anders dan bijvoorbeeld het geval was bij de opheffing van het land Nederlandse Antillen) nog de complicatie voor dat nog onvoldoende duidelijkheid bestaat over de juridische relatie met het VK na 29 maart 2019.
De door de hoogleraren gemaakte vergelijking met de algemene regeling van het staatsnoodrecht in met name de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden vertroebelt naar onze mening de discussie. In het geval van het staatsnoodrecht is veelal wel in abstracto voorzien welke maatregelen noodzakelijk kunnen zijn maar is tevens geoordeeld dat het wenselijk is die bevoegdheid niet al bij voorbaat toe te kennen vanwege de mogelijke ingrijpendheid daarvan. In dergelijke gevallen worden meestal procedurele en inhoudelijke drempels opgeworpen die genomen moet worden voordat de bevoegdheden toegepast kunnen worden.
Het valt niet in te zien hoe artikel X van het wetsvoorstel in deze categorie valt te scharen. Artikel X is immers beperkt tot maatregelen die nodig zijn met het oog op een goed verloop van de terugtrekking van het VK, en is in de tijd beperkt tot één jaar na de datum van terugtrekking. Verder geldt dat, voor zover een maatregel aangemerkt zou moeten worden als afwijking van het bepaalde bij of krachtens de wet, nog moet voldaan zijn aan de aanvullende voorwaarde dat ófwel sprake moet zijn van de noodzaak van een goede tenuitvoerlegging van een bindende EU-rechtshandeling, ófwel van de noodzaak om onaanvaardbare gevolgen van deze terugtrekking te voorkomen.
Anders dan de op de hoorzitting gemaakte vergelijking met de algemene machtigingsbepalingen in landen als Brazilië, Spanje en Italië suggereert, betreft dit dus niet een abstracte, in tijd en omvang onbepaalde en structureel bedoelde voorziening, maar een concrete voorziening voor een beperkt tijdvak met een specifiek doel. Een toepasselijker vergelijking lijkt ons daarom te vinden in de Britse European Union (Withdrawal) Act 2018. Sectie 23 van die wet3 geeft ministers de bevoegdheid om gedurende een periode van 10 jaar passende voorzieningen te treffen ten vervolge op die wet, waaronder het wijzigen of intrekken van primaire en secundaire regelgeving. Naar onze mening ondersteunt dit de ook door ons bereikte conclusie dat een zorgvuldige voorbereiding vraagt om een dergelijke vangnetbepaling.
Verder wijzen wij erop dat ook de geraadpleegde hoogleraren erkennen dat de Brexit het noodzakelijk kan maken een bijzondere procedure te volgen om maatregelen te kunnen treffen. Zij zoeken de oplossing echter in andere richtingen dan het kabinet heeft gedaan. De door hun gepresenteerde alternatieven zijn naar onze mening echter praktisch onvoldoende werkbaar en vanuit staatsrechtelijk oogpunt niet zonder meer te prefereren.
Zo biedt de geopperde mogelijkheid om afwijkingen van de wet enkel bij amvb en niet bij ministeriële regeling te laten geschieden geen soelaas voor het gestelde gebrek van onvoldoende parlementaire betrokkenheid. Het voor dat gebrek opgevoerde vangnet, het voorzien in een voorhangprocedure, zou de mogelijkheid van de regering om direct te kunnen handelen illusoir maken.
Overigens benadrukken wij dat een maatregel in afwijking van een bestaand wettelijk voorschrift in beginsel enkel door middel van een algemene maatregel van bestuur gerealiseerd kan worden. Artikel X staat slechts toe dit bij ministeriële regeling te doen indien de spoedeisendheid van de maatregel dit noodzakelijk maakt. Daarbij moet gedacht worden aan voorzieningen die onmiddellijk gerealiseerd en gehandhaafd moeten worden, en waarin een regeling bij wet of amvb geen adequaat middel zou zijn (zelfs niet wanneer aan zo’n wet of amvb terugwerkende kracht zou worden toegekend).
Een ander ter sprake gebracht alternatief betrof het tot stand brengen van wetgeving langs de gewone procedure en daaraan dan terugwerkende kracht te geven. Dit gaat echter voorbij aan het feit dat daarmee in de praktijk geen bezwarende maatregelen getroffen zullen kunnen worden (en in rechte kunnen worden staande gehouden) in het tijdvak voorafgaand aan de formele vaststelling en inwerkingtreding van zo’n wetsvoorstel. Bovendien doet het geen recht aan onze intentie om bij onverwacht opgekomen problemen in de fase direct na een Brexit zo snel mogelijk rechtszekerheid te bieden over wat geldt. Het is immers niet gegeven dat het parlement met de voorgelegde maatregel zal instemmen, zodat een burger of bedrijf, maar ook een bestuursorgaan dat voor de vraag staat hoe te handelen, pas zekerheid heeft over een gepresenteerde regeling wanneer die regeling is vastgesteld en in werking is getreden.
Verder is nog de mogelijkheid genoemd om gebruik te maken van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en de daaronder geschaarde noodwetten. Deze oplossing is echter formeel onmogelijk. Daarvoor zou het uitroepen van een (beperkte) noodtoestand vereist zijn (hetgeen overigens ook zonder voorafgaande betrokkenheid van het parlement zou moeten geschieden) maar dat is slechts mogelijk ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid van het land.4 Optreden ter voorkoming van menselijk of dierlijk leed, of ter beperking van economische schade is niet mogelijk langs deze weg.
Het zal overigens duidelijk zijn dat wij deze optie ook niet proportioneel vinden in het licht van de in redelijkheid te verwachten ernst en aard van de eventuele problemen en de daarvoor te realiseren oplossingen.
Deelt u de mening dat, zoals artikel X van de Verzamelwet Brexit beoogt, het door het parlement achteraf meepraten over wetgeving – die ziet op fundamentele onderwerpen- die al is vastgesteld, niet voldoet aan de eisen die het primaat van de wetgever stelt?
Nee. Het primaat van de wetgever vereist niet dat het parlement rechtstreeks dient te worden betrokken bij alle onderdelen van een regeling. Wel is vereist dat de (formele) wet ten minste de hoofdelementen van de regeling dient te betreffen. Delegatie van regelgevende bevoegdheden en de toekenning van bestuursbevoegdheden worden als zodanig wel als hoofdelement gezien. In het normale geval zou daarom bij een ontbrekende wettelijke grondslag voor een beoogde maatregel aanpassing van de hogere wet- of regelgeving ter hand worden genomen om alsnog in die grondslag te voorzien.
Kenmerkend voor de situatie rond de Brexit is dat enerzijds onzekerheid bij alle betrokkenen bestaat of volledig overzien is welke maatregelen mogelijk noodzakelijk zijn, en of daarvoor een grondslag valt aan te wijzen in de bestaande regelgeving. Verder is denkbaar dat maatregelen dusdanig spoedeisend zijn dat het totstandbrengen van een formele (wijzigings)wet of zelfs een algemene maatregel van bestuur onvoldoende tijdig kan geschieden.
Daarbij kan de noodzaak tot afwijken van bestaande wet- en regelgeving zich doen voelen wanneer een bepaalde maatregel noodzakelijk wordt geacht, maar de regelgeving die mogelijkheid niet biedt. Dat kan een gevolg zijn van een weloverwogen keuze ten tijde van de vaststelling om zo’n maatregel niet toe te staan, maar aannemelijker achten wij dat de noodzaak om die maatregel te kunnen treffen simpelweg niet was voorzien. Om dit mogelijke verzuim weg te nemen beoogt artikel X, derde lid een alternatieve tijdelijke wettelijke basis te bieden.
Het is echter niet gezegd dat de op basis van dit artikellid te treffen maatregelen op zichzelf raken aan fundamentele onderwerpen, zoals de vraag lijkt te veronderstellen. Wij achten het aannemelijk dat het hoogstens maatregelen zal betreffen die naar de inhoud bezien niet onverenigbaar zijn met het stelsel van de bestaande wetgeving, maar simpelweg niet voorzien waren ten tijde van het vaststellen daarvan. Zoals ook blijkt uit de eerder aangehaalde voorbeelden is het tot op heden niet de interpretatie van de wetgever geweest dat delegatie van regelgevende bevoegdheid voor dergelijke gevallen onaanvaardbaar zou zijn vanuit het beginsel van het primaat van de wetgever.
Ook de Afdeling advisering van de Raad van State kwam tot het oordeel dat de uitzonderlijke situatie van de Brexit een rechtvaardiging kon vormen voor het voorgestelde artikel X. De Afdeling onderschreef dat het onvoorspelbare karakter van het onderhandelingsproces over de Brexit en de uitkomsten daarvan onconventionele maatregelen noodzakelijk maken. Wel adviseerde de Afdeling in het voorgestelde artikel X een aantal concreet geformuleerde nadere aanscherpingen aan te brengen. Deze voorgestelde aanpassingen zijn alle overgenomen in het voorstel zoals het is ingediend.
Wat is uw reactie op het gegeven dat de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar, 2.23) voorschrijft dat delegatie van regelgevende bevoegdheid zo nauwkeurig en concreet mogelijk wordt begrensd? Deelt u de mening dat dit in artikel X Verzamelwet Brexit niet het geval is?
Wij zijn van mening dat artikel X aan de eisen van Ar 2.23 voldoet omdat de delegatiegrondslag zo nauwkeurig en concreet is omschreven als in de gegeven situatie mogelijk is. Blijkens de toelichting op de aangehaalde aanwijzing moet de begrenzing van gedelegeerde regelgevende bevoegdheid worden gerealiseerd door het concretiseren van de omstandigheden waarin van de gedelegeerde bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt, van de te regelen onderwerpen en van de doeleinden waartoe zij mag worden gebruikt.
Het bijzondere van het voorgestelde artikel X is dat daarin geen beperking van de te regelen onderwerpen is opgenomen, maar dit is naar onze mening een onvermijdelijke consequentie van de uitzonderlijke situatie die de Brexit nu eenmaal oplevert.
Zoals hiervoor onder vraag 2 aangegeven heeft ook het VK het wenselijk gevonden een soortgelijke voorziening te treffen.
Bent u bereid met een nota van wijziging te komen waarin u fatsoenlijke rechtsstatelijke aspecten in artikel X introduceert, waarbij alleen de afwijkingsbevoegdheid in een vooraf nauwkeurig omschreven noodsituatie kan worden gebruikt en er controle is door het gehele kabinet (dus geen ministeriële regeling), de Raad van State en het parlement?
In de voorgaande antwoorden hebben wij aangegeven waarom wij van mening zijn dat artikel X wel de toets der kritiek kan doorstaan.
Wij zullen op basis van de zienswijze van de Kamer en verdere reacties uit de samenleving welwillend bezien of een nota van wijziging aangewezen is.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht dat het “gouden visa” een bedreiging vormen voor de interne veiligheid van de Europese Unie |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat Spanje 5.778 nieuwe inwoners telt sinds begin van dit kalender door middel van hun «gouden visa»-systeem?1
Ik ben bekend met het bericht in El Pais, waarin dit getal wordt genoemd.
Deelt u de analyse van Transparency International Spain dat er onvoldoende garanties in het Spaanse «gouden visa»-systeem zitten om witwassen te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat dit invloed heeft op de hele Europese Unie (EU)?
In het genoemde artikel worden verschillende meningen weergegeven, variërend van «The Spanish state should conduct more stringent additional checks» tot «It is practically impossible to launder money this way» en «there are easier ways to do it than through a golden visa».
Spanje is bovendien als EU-lidstaat gebonden aan de anti-witwasrichtlijnen van de EU.
Ik deel derhalve niet op voorhand de analyse van Transparancy International.
Klopt de bewering dat Portugal, Malta en Cyprus de minst strenge gouden visa-regelingen hebben? Wat is uw beoordeling van deze drie systemen?
Nee, Kroatië heeft de soepelste regeling.2
Wat betreft de beoordeling van de drie genoemde systemen wil ik opmerken dat iedere lidstaat bevoegd is om een toelatingsregeling voor buitenlandse investeerders in te voeren. Zolang die regelingen niet in strijd zijn met EU-recht of internationaal recht zie ik geen reden om specifiek deze regelingen te beoordelen.
Deelt u de opvatting van Eurocommissaris voor Justitie, Vera Jourová, dat de interne veiligheid van de EU risico loopt doordat lidstaten regelingen hebben voor superrijken om paspoorten te kopen («gouden visa»-regeling)? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Hoewel iedere lidstaat bij toelating van een derdelander een openbare veiligheidstoets uitvoert, heeft iedere toelatingsregeling van een EU-lidstaat het risico dat vreemdelingen worden toegelaten die een risico vormen voor de interne veiligheid. In het geval van toelatingsregelingen voor buitenlandse investeerders is er het risico op witwassen van onrechtmatig verkregen vermogen. Lidstaten zijn echter gebonden aan de anti-witwasrichtlijnen van de EU en het is de Commissie die verantwoordelijk is voor een deugdelijke implementatie en uitvoering van deze richtlijnen.
Deelt u de mening dat het verkrijgen van een nationaliteit niet gezien moet worden als goed dat gekocht kan worden, waardoor het burgerschap wordt ondermijnd?
Op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, bepaalt elke staat ingevolge zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Deze nationale wetgeving wordt door andere Staten geaccepteerd voor zover zij overeenstemt met internationaal recht. Het is aan het land om vast te stellen of aan nationale (wettelijke) voorwaarden voor verstrekking van een paspoort is voldaan.
In Nederland wordt het verkrijgen van een nationaliteit niet gezien als een goed dat gekocht kan worden.
Deelt u ook de conclusies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over het hoge risico van deze «gouden visa»-regelingen op belastingontduiking?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. De OESO heeft geïnventariseerd of landen regelingen hebben die de potentie hebben de Common Reporting Standard (CRS) te omzeilen via «citizenship by investment» en «resident by investment» (zogenoemde CBI/RBI schemes). Door de OESO zijn voor Nederland geen regelingen aangemerkt als risicovol.
Wat is uw reactie op de aanwezigheid van twee Europese lidstaten (Cyprus en Malta) op de zwarte lijst van de OESO met betrekking tot deze «gouden visa»-regelingen?
Zoals ook in antwoord 5 weergegeven bepaalt elke staat, waaronder dus ook elke EU-lidstaat, op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, ingevolge zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Daarbij is het wel belangrijk dat landen, ook EU-lidstaten, rekening houden met internationale OESO of EU-standaarden en afspraken om belastingontduiking tegen te gaan. Indien landen, waaronder ook EU-lidstaten, onvoldoende rekening houden met deze internationale OESO afspraken, is het goed dat de OESO hier melding van maakt.
Erkent u dat dit probleem zich niet alleen beperkt tot de landen op zwarte lijst zelf, maar gevolgen heeft voor alle Europese lidstaten door het vrij verkeer van vestiging en vrij verkeer van kapitaal dat burgers van een EU-lidstaat toegekend is? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het vrij verkeer van personen kunnen derdelanders met een verblijfsvergunning van de ene lidstaat binnen het Schengengebied maximaal 90 dagen in een andere Schengenlidstaat verblijven. EU-burgers hebben het recht om zich in alle lidstaten te vestigen.
Ziet u ook niet in dat in Europees verband we maar zo sterk zijn als de zwakste schakel, zolang we de vier grenzeloosheden van de interne markt niet inperken? Zo nee, waarom niet?
Ongeacht de mate van inperking van de interne markt geldt dat de zwakste schakel de sterkte van de ketting bepaalt.
Deelt ook onze inlichtingendienst (AIVD) de zorgen van haar Britse counterpart over de risico’s op witwassen en belastingontduiking als gevolg van deze «gouden visa»-regeling? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze zorg.
Hoeveel paspoorten heeft Nederland verstrekt aan mensen die «voldoende geld» meebrengen om toegelaten te worden tot het Nederlanderschap?4
Nederland kent geen regeling waarbij paspoorten worden verstrekt aan mensen die «voldoende geld» meebrengen om toegelaten te worden tot het Nederlanderschap.
Hoe verhouden uw eerdere antwoorden op Kamervragen over de nationale bevoegdheid van staten om te bepalen wie zijn onderdanen zijn zich tot de aankondiging van Eurocommissaris Jourová dat zij met een voorstel voor beperkende maatregelen gaat komen?5
Zoals ook in antwoord 5 weergegeven bepaalt elke staat, op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, ingevolge zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. De EU heeft op dit punt geen directe bevoegdheid, maar aangezien het burgerschap van een lidstaat ook het burgerschap van de EU betekent, ziet de Commissie mogelijkheden om te monitoren of de regelingen die het burgerschap verstrekken aan investeerders te monitoren of zij in overeenstemming zijn met het EU-recht. Ik wacht dan ook de voorstellen van Eurocommissaris Jourová met belangstelling af.
Deelt u de mening dat het de voorkeur geniet dat er intergouvernementele afspraken worden gemaakt tussen de EU-lidstaten om de interne veiligheidsrisico’s te bestrijden zonder dat er sprake is van bevoegdheidsoverdracht? Zo ja, bent u bereid hier initiatief op te nemen? Zo nee, waarom niet?
De positie die hij ingenomen heeft ten opzichte van het Duits/Franse voorstel voor een Eurozonebudget |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Hoe verklaart u dat de positie van Nederland zo afwijkt van het Duits/Franse voorstel voor een eurozonebudget?1 2 3 4
Het kabinet is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk, geen voorstander van een aparte eurozonebegroting met een stabilisatiefunctie om de (gevolgen van) asymmetrische economische schokken op te vangen. Volgens het kabinet kunnen bij de economische noodzaak van een stabilisatiefunctie verschillende kanttekeningen worden geplaatst.
Lidstaten kunnen deze schokken opvangen door gebruik te maken van eigen budgettaire buffers en zogenoemde automatische stabilisatoren in nationale begrotingen. Lidstaten die voldoen aan de regels van het SGP en hun overheidsschuld niet uit hand hebben laten lopen, zijn in staat vrijwel alle economische schokken op te vangen. De mogelijkheden voor grensoverschrijdende schokabsorptie kunnen bovendien worden vergroot met het versterken van de bankenunie en de kapitaalmarktunie, aangezien die de beschikbaarheid van grensoverschrijdende financiering vergroten. Tot slot bestaat er met het ESM al een noodfonds om lidstaten die toegang verliezen tot financiële markten, te ondersteunen om schokken op te vangen.
Het kabinet staat open om budgettaire instrumenten te onderzoeken die convergentie en het concurrentievermogen in de eurozone en daarbuiten bevorderen. U bent via de verslagen van de Eurogroep5 en Eurotop6 over de recente overeenkomst op het gebied van de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) geïnformeerd. De regeringsleiders hebben de Eurogroep gemandateerd om, in de context van het MFK, werk voort te zetten met betrekking tot de vormgeving, implementatie en timing van een budgettair instrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurolanden. Het instrument voor convergentie en concurrentievermogen zal onderdeel uitmaken van de begroting voor de EU27.
Ik merk op dat er expliciet is opgenomen in het generieke rapport van de Eurogroep aan de regeringsleiders over de EMU dat er geen overeenstemming bestaat over de noodzaak en vormgeving van een stabilisatiefunctie. Zoals bekend is Nederland, in tegenstelling tot het Frans-Duitse voorstel voor de architectuur van een eurozonebegroting, geen voorstander van een nieuw eigen middel. Zie verder het antwoord op vraag 3 en 4.
Wat betekent het dat u «niet meteen» tegen het nieuwe voorstel bent – zoals Telegraaf meldt of dat zelfs «het verzet» afneemt (NRC), terwijl u in de afbeelding op de tweet stelt «minder dan overtuigd» (less than convinced) te zijn? Waarom zit er licht tussen uw twitterstatement en uw woordelijke toelichting aan verzamelde journalisten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de analyse van Eurogroepvoorzitter Centeno die de eurozonebegroting een enorm belangrijke bijdrage en een soort van doorbraak noemt?5
De regeringsleiders hebben tijdens de eerdergenoemde Eurotop van 14 december jongstleden de Eurogroep gemandateerd om, in de context van het MFK (dat voor de EU27 is), werk voort te zetten met betrekking tot de vormgeving, implementatie en timing van een budgettair instrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurolanden. Het instrument voor convergentie en concurrentievermogen zal onderdeel uitmaken van de begroting voor de EU27.
Voor Nederland was en is van belang dat er geen mandaat werd gegeven om een instrument uit te werken voor stabilisatie, al dan niet op basis van het bestaande Commissievoorstel, dat het instrument onderdeel is van het MFK en dat gebruik zal worden onderworpen aan strenge voorwaarden.
Met een dergelijk instrument kan invulling worden gegeven aan de door Nederland gewenste koppeling tussen de EU-begroting en hervormingen die nationale economieën toekomstbestendig maken, zoals uiteengezet in het regeerakkoord. Volgens het kabinet beperkt convergentie tussen eurolanden juist de noodzaak van permanente transfers.
Erkent u dat een eurozonebudget (in of buiten de meerjarenbegroting van de EU) onderdeel is van een transferunie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten waarom Nederland de deur op een kier zet voor zo een eurozonebudget?
Zie antwoord vraag 3.
Garandeert u dat u bij uw bezoeken aan de ministers van Financiën van Frankrijk en Duitsland duidelijk de positie van Nederland zal weergeven en geen verzet zult opgeven?
Tijdens mijn bezoeken aan Frankrijk en Duitsland voorafgaand aan de Eurogroep-vergadering van 3 december jongstleden en de Europese Raad van 14 december jongstleden heb ik, in lijn met het regeerakkoord, benadrukt dat Nederland de noodzaak niet ziet van een stabilisatiefunctie voor de eurozone om asymmetrische schokken op te vangen. Omdat lidstaten met weerbare en veerkrachtige nationale economieën in staat zijn om zelf schokken op te vangen heb ik de noodzaak van structurele hervormingen, bijvoorbeeld op het gebied van dynamische product- en arbeidsmarkten, en gezonde overheidsfinanciën benadrukt. Tot slot heb ik het belang van risicoreductie in het kader van de bankenunie en het versterken van het ESM, in het bijzonder met betrekking tot het raamwerk voor herstructurering van onhoudbare overheidsschuld en de rol van het ESM binnen programma’s, onderstreept.
In het rapport aan regeringsleiders is uiteindelijk een split gemaakt tussen convergentie en concurrentiekracht enerzijds en stabilisatie anderzijds. Er is expliciet opgenomen dat er geen overeenstemming bestaat over de noodzaak en vormgeving van een stabilisatiefunctie. Tot slot bevat de overeenkomst die in de Eurogroep is bereikt, zoals toegelicht in het verslag van de Eurogroep, veel punten op het gebied van het ESM en de Bankenunie waarvoor Nederland zich de afgelopen maanden hard heeft gemaakt en die de eurozone wezenlijk versterken.
Klopt de inschatting van Eurocommissaris Oettinger dat wanneer de Europese Commissie maar streng is ten opzichte van Italië, dat Nederland dan wel in zal stemmen met de verdere verdieping van de Europese Monetaire Unie (EMU)? Kunt u uw antwoord toelichten?6
Voor het kabinet staat voorop dat een sterke EMU allereerst sterke en veerkrachtige nationale economieën vergt. De Europese begrotingsregels, vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) bieden een raamwerk voor het pad naar of behoud van gezonde overheidsfinanciën. Het kabinet vindt dat de Commissie de begrotingsregels strikt moet handhaven in alle lidstaten, inclusief Italië. Daarnaast zet Nederland zich in voor institutionele hervormingen van de EMU. De Nederlandse inzet voor de Eurogroep van 3 december jongstleden en de Europese Raad van 14 december jongstleden was en is gebaseerd op de inschatting van het kabinet hoe de euro duurzaam kan worden versterkt.
De rol van de Raad van Europa en het uitvoerend WADA-comité bij het opheffen van de schorsing van de Russian Anti-Doping Agency |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerder gestelde Kamervragen over het opheffen van de schorsing van de Russian Anti-Doping Agency (RUSADA)?1
Ja.
Deelt u de mening dat het grootscheepse dopinggebruik in de Russische sport, waarvoor RUSADA geschorst was, een van de grootste (zo niet de grootste) dopingschandalen van de afgelopen tijd is geweest?
Ja.
Deelt u de mening dat het niet zo hoort te zijn dat als gevolg van procesmatige onzorgvuldigheid waardoor de vertegenwoordiger van de Raad van Europa geen mandaat had om inhoudelijk te stemmen, de schorsing van RUSADA opgeheven is zonder dat zij aan alle 31 voorwaarden heeft voldaan voor terugtreding bij het World Anti-Doping Agency (WADA)?
Ik ben van mening dat besluitvorming over belangrijke onderwerpen als deze zorgvuldig tot stand moet komen, met betrokkenheid van alle relevante partijen. In dit geval was zeer beperkte ruimte om een dialoog te voeren over de gevraagde besluitvorming. Een inhoudelijk standpunt over de vraag of RUSADA inmiddels aan alle voorwaarden voldeed, kon vanwege het ontbreken van benodigde informatie niet gevormd worden. Om die reden is vanuit Europa aangedrongen op uitstel van het besluit. Bij besluitvorming van het uitvoerend comité geldt echter een meerderheid van stemmen en is door negen van de twaalf leden ingestemd met het voorstel om de schorsing van RUSADA op te heffen.
Met welke bewoordingen heeft u uw ongenoegen over deze onzorgvuldige besluitvorming bij de Raad van Europa ingebracht?
Ik heb bij de voorzitter van CAHAMA mijn verbazing en onbegrip over de gang van zaken bij WADA kenbaar gemaakt. Ook heb ik geprobeerd zoveel mogelijk helderheid te krijgen over het advies van de Compliance Review Committee van WADA dat ten grondslag heeft gelegen aan het besluit om Rusland weer toe te laten.
Ziet u mogelijkheden om het besluitvormingsproces van zowel de Raad van Europa als van het Comité ad hoc Européen pour l’Agence mondiale antidopage (CAHAMA) aan te passen zodat er effectiever gehandeld kan worden?
Ik zie het besluitvormingsproces bij CAHAMA als een waardevolle en noodzakelijke stap om te komen tot een Europees standpunt. Voor bepaling van dat Europese standpunt en het mandaat is een discussie nodig, waarin Nederland zich actief uitspreekt.
Op voorspraak van Europese vertegenwoordigers in het Uitvoerend Comité van WADA is sinds een jaar wel sprake van een effectievere afstemming. Er is sindsdien namelijk een vooroverleg ingevoerd waarbij alle overheidsvertegenwoordigers in het Uitvoerend Comité van WADA hun standpunten op elkaar afstemmen.
Bent u het eens met de oproep van achttien antidopingbureaus om – mede naar aanleiding van de protesten tegen het opheffen van de schorsing van RUSADA – het WADA strenger te hervormen? Zo ja, op welke wijze kunt u hier invloed op uitoefenen?2
De genoemde oproep concentreert zich uitsluitend op de besluitvorming rondom RUSADA. Ik zie echter een breder probleem. Ik ben van mening dat WADA als organisatie meer volgens de principes van good governance zou moeten opereren. Dat wordt bevestigd door de manier waarop deze besluitvorming tot stand is gekomen. Ik probeer daar invloed op uit te oefenen door het onderwerp in CAHAMA aan te snijden, rechtstreeks met WADA te spreken en ook met gelijkgestemde landen te bespreken hoe we hierin samen kunnen optrekken.
Klopt het dat het WADA in december zich opnieuw buigt over de situatie in Rusland? Kan het omstreden besluit van het WADA hierin teruggedraaid worden? Zo ja, bent u bereid om zich hiervoor in te zetten?3
In december 2018 verloopt de deadline die RUSADA heeft om de samples uit het dopinglaboratorium in Moskou ter beschikking aan WADA te stellen. Als dat niet gebeurt, buigt WADA’s interne Compliance and Review Committee zich in januari daarover. Daarna zal mogelijk nieuwe besluitvorming over RUSADA worden voorbereid. Ik acht het – gelet op de uitkomst van de stemming, zie antwoord 3 – niet waarschijnlijk dat het recente besluit over het opheffen van de schorsing van RUSADA wordt teruggedraaid. Ik heb er bij WADA op aangedrongen dat in het vervolg besluitvorming op dit onderwerp een hogere mate van zorgvuldigheid vereist. Dat zal ik ook blijven doen.
Het bericht ‘EU zet bij grenscontrole dubieuze leugendetectie in’ |
|
Kees Verhoeven (D66), Monica den Boer (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU zet bij grenscontrole dubieuze leugendetectie in»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het hier het IBORDER CTRL project betreft?
Uit de berichtgeving blijkt dat het om het IBORDER CTRIL gaat.
Deelt u de mening van de Europese Commissie (EC) dat het een «success story» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het nog te voorbarig om te stellen of dit project een «succes story» is omdat het project loopt tot 31 augustus 2019.
Kunt u bevestigen dat het onder 2 genoemde project gestoeld is op een bedrag in de begroting van de EC ter hoogte van 4,5 miljoen euro? Betreft dit een eenmalige financiering of een structurele financiering? Welke voorwaarden stelt Nederland als lidstaat van de Europese Unie (EU) aan de financiering van dit project?
Ja. de Europese Commissie heeft 4,5 miljoen toegekend voor de uitvoering van dit project. Dit betreft een eenmalige financiering. Aan deze financiering zijn de algemene voorwaarden van Horizon 2020 verbonden.
Welk bedrijf is of welke bedrijven zijn gemoeid met het onder 2 genoemde project?
Bij de uitvoering zijn de volgende organisaties betrokken:
Het Griekse Instituut voor Communicatie en Computer Systemen (ICCS), de Scientific Technological Reseach for excellence in Medicine Biology (Stremble), Manchester Metropolitan universiteit, iTTi e-technology business, Everis Aerospace and Defense, Biosec group, JAS technologies, Leibzig universiteit, KEMEA center for security studies, TRAINOSE operation and management of transport.
Kunt u aangeven welke EU-lidstaten in de Europese Raad dit project ondersteunen?
Deze pilot wordt uitgevoerd aan de buitengrenzen van Hongarije, Letland en Griekenland. Nederland neemt niet deel aan de uitvoering van deze pilot en heeft ook geen interesse om deel te nemen aan dit project.
Kunt u aangeven welke EU-lidstaten participeren in de uitvoering van het project?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven welke EU-lidstaten interesse hebben deel te nemen aan het project? Bent u ook geïnteresseerd Nederland mee te laten doen? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft het project voorafgaand aan de implementatie een ethische toetsing ondergaan? Welke voorwaarden zijn er verder aan de pilot verbonden en welke waarborgen zijn ingebouwd?
Heeft de High-Level Expert Group Artificial Intelligence aanbevelingen gedaan ten aanzien van de toepassing van ethische richtlijnen aangaande het project? Is het project voorafgaand aan de tenuitvoerlegging getoetst op de naleving van het EU Handvest Grondrechten?
Kunt u bevestigen dat een objectief validatieproces heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van het project? Zo ja, hoe zag dit validatieproces er uit?
Kunt u bevestigen dat het project getoetst is op slechts 34 proefpersonen? Kunt u bevestigen dat de nauwkeurigheid van het leugendetectie-systeem is vastgesteld op 76%? Zo ja, vindt u dit een voldoende basis om het project in drie EU-lidstaten van start te laten gaan, waar veel reizigers onterecht geprofileerd zullen worden? Was u van deze cijfers op de hoogte toen dit aanbod kwam in de RAZ/JBZ-raden?
Kunt u ingaan op de wetenschappelijke fundering van dit project? Kunt u daarbij expliciet ingaan op de opmerkingen van de wetenschappers die in het artikel worden aangehaald die onder andere stellen dat «dit kan leiden tot implementatie van pseudowetenschappelijke grenscontrole»? Bent u van mening dat dergelijke technologie alleen ingezet mag worden na wetenschappelijke validatie? Zo nee, waarom niet?
Kunt u motiveren waarom dit project wordt ingezet aan de buitengrens van de EU? Is het project primair bedoeld irreguliere migratie tegen te gaan of is het bedoeld criminaliteit en/of terrorisme te reduceren? Wat zijn de verwachte effecten?
Volgens de informatie van de Commissie zou een dergelijk systeem een bijdrage kunnen leveren aan de aanpak van illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Nadat reizigers een reisdocument hebben geüpload in het systeem, moeten zij via een webcam vragen beantwoorden. De beantwoording wordt vervolgens door het systeem geanalyseerd. Het systeem gaat na of betrokkene de juiste informatie heeft verstrekt voor het kunnen passeren van de Europese buitengrenzen. Het project loopt tot 31 augustus 2019 het is dan ook niet opportuun om uitspraken te doen over verwachte effecten.
Deelt u de mening dat geen sprake kan zijn van illegale immigratie totdat feitelijk is vastgesteld door migratie-autoriteiten in een van de EU-lidstaten dat hier daadwerkelijk sprake van is?
Lidstaten kunnen bij de uitvoering van de grenscontroles en aanpak van illegale immigratie gebruik maken van technologische instrumenten dat is nu ook al het geval, bijvoorbeeld gebruik van kiosken of e-gates. Conform de Europese en nationale regelgeving zal de vaststelling van illegale grensoverschrijding en het opleggen van een maatregel zal altijd door een verantwoordelijke autoriteit moeten worden genomen.
Het bericht ‘Bij crisis helpt Italië banken’ |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bij crisis helpt Italië banken»?1
Ja
Waar heeft de Italiaanse Minister van Financiën deze uitspraak gedaan? Wat waren zijn precieze woorden?
Het artikel doelt op de uitspraken die de Italiaanse Minister van Financiën Tria heeft gedaan bij een evenement van de Italiaanse krant «il foglio» in Florence (Italië).2
De strekking van de boodschap van de Minister was dat hij het niet raar vindt als overheden interveniëren bij banken die in de problemen komen omdat banken in de problemen effecten kunnen hebben op het bredere financiële systeem.
Betekent dit dat Italië de regels van de bankenunie terzijde schuift dan wel anders interpreteert of flexibel interpreteert?
Dit is nu niet aan de orde, aangezien er op dit moment geen sprake is van hulp aan de banken door de Italiaanse overheid.
Bovendien is er op voorhand geen sprake van het terzijde schuiven, anders interpreteren of flexibel interpreteren van de regels van de bankenunie door Italië. De regels voor de bankenunie zien toe op gemeenschappelijke regels voor toezicht en resolutie, alsmede op gemeenschappelijke regels over kapitaaleisen en depositogarantiestelsels. Ook binnen de regels van de bankenunie zijn er echter mogelijkheden om als overheid orde op zaken te stellen. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of er bij eventuele maatregelen voor de bankensector sprake is van staatssteun en zo ja of het geoorloofde steun is. Tot slot is het aan de toezichthouders om de regels toe te passen zoals deze zijn afgesproken.
Wat betekent dit voor de bankenunie, zeker gezien het feit dat Italië al eerder flexibel is omgegaan met de regels van de bankenunie, bijvoorbeeld rond de redding van Monte dei Paschi en het bankenfonds Atalante?2 3
In antwoord op eerdere vragen is uiteengezet wat de mogelijkheden zijn voor overheden om orde op zaken te stellen bij banken. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds liquiditeitssteun en anderzijds kapitaalsteun, waarbij ook is beschreven wat de voorwaarden hiervoor zijn en hoe deze moeten worden toegepast.5 In het geval van Banca Monte dei Paschi di Siena ging het om kapitaalsteun in de vorm van een zogeheten preventieve herkapitalisatie. Daarvoor heeft de Europese Commissie op grond van de staatssteunregels goedkeuring gegeven alsook getoetst of voldaan is aan de voorwaarden voor preventieve herkapitalisatie.6 Daarnaast zijn er ook operaties waarbij geen sprake is van formele staatssteun.7
De regels voor de bankenunie, zoals genoemd in antwoord op vraag 3, blijven onverminderd van kracht. Hetzelfde geldt voor de regels die gelden rondom staatssteun. Zo wordt in gevallen waar overheden kapitaal verschaffen, vereist dat de houders van aandelen en achtergestelde schuld eerst zelf bijdragen, bijvoorbeeld door het opvangen van verliezen. Dit wordt ook wel de «minimale bail-in tot en met junior crediteuren» genoemd.8
Wat betekent deze uitspraak voor de voornemens en de onderhandelingen over de toekomst van de bankenunie en de Europese Monetaire Unie (EMU)?
In de onderhandelingen over de toekomst van de bankenunie en de EMU verschillen de lidstaten van mening over specifieke onderwerpen. De voornoemde uitspraken veranderen echter niks aan de Nederlandse inzet op het gebied van de bankenunie en de EMU.9
Bent u het ermee eens dat dit betekent dat er niet gekozen kan worden voor een verdere vorm van risicodeling, zeker nu Italië al speelt met het idee om de regels op meerdere terreinen los te laten?
De motie van de leden Omtzigt en De Vries10 spreekt uit dat er geen sprake kan zijn van verdere risicodeling in de bankenunie zonder strenge eisen aan verdere risicoreductie. Net als uw Kamer vind ik het belangrijk dat stappen worden gezet die leiden tot verdere risicoreductie vóór verdere risicodeling plaatsvindt. Dit staat los van een interpretatie van uitspraken van politici waarmee Nederland in de Raad onderhandelt.
Bent u voornemens bij de volgende Ecofin- en eurogroepvergadering Italië voor te houden dat de regels van de bankenunie en van de Richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (BRRD) geen menukaart zijn, maar onverkort gehandhaafd dienen te worden?
Het spreekt wat mij betreft voor zich dat de Italiaanse regering aangesproken wordt op de regels van het Stabiliteits- en Groeipact en ook die van de bankenunie. Daar deins ik niet voor terug, getuige ook de laatste Eurogroep-vergadering in oktober waar ik de Italiaanse Minister zowel plenair als bilateraal op zijn begroting heb aangesproken. De regels van de bankenunie bieden een aantal opties voor overheden met daarbij strenge voorwaarden. Het is aan de toezichthouder, de resolutieautoriteit en de Europese Commissie om de regels toe te passen zoals deze zijn afgesproken (zie ook antwoord vraag 3).
Gaat u verder met de voorbereidingen van risicodeling indien Italië op de huidige koerst blijft?
De inzet van Nederland, waarbij verdere risicoreductie als voorwaarde wordt gesteld voor verdere risicodeling, is niet afhankelijk van de politieke koers van Italië.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg Eurogroep/Ecofinraad van 1 november 2018 beantwoorden?
Nee.
Italië en de Euro |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Italiaanse lange rente nu meer dan 3% hoger is dan de Duitse lange rente?
Ja. Op het moment van schrijven van dit antwoord ligt het verschil tussen de rente op de 10-jaarse Italiaanse en Duitse staatsobligaties boven de 3%.
Herinnert u zich dat het Italiaanse stressscenario in de Macro Economische Verkenningen 2019 ervan uitging dat de lange rente van Italië slechts 2% hoger zou zijn dan de Duitse lange rente, dat er geen bankrun zou zijn in Italie en dat er geen steun van de Europese Centrale Bank (ECB) zou zijn via het zogeheten OMT-programma voor het opkopen van staatsobligaties?
Ja (zie ook antwoord 3).
Erkent u dat dit scenario nog optimistisch is met wat er nu dreigt te gebeuren?
Het scenario in het MEV 2019 is niet per se optimistisch in vergelijking tot de huidige situatie. Het Italiaanse stress scenario in het Macro Economische Verkenningen (MEV) 2019 veronderstelt voor Italië een 2% hogere lange rente en een 10% lagere beurskoers. Dit scenario heeft zich voor Italië sinds het aantreden van de nieuwe regering voor een deel ontvouwen. Zo steeg de lange rente op Italiaanse overheidsschuld sinds mei met circa 1,7%, en daalde de Italiaanse beursindex met ruim 20%. Ook rekent het scenario op een 5% lagere beurskoers en een 2,5% lagere eurokoers in Nederland en omringende landen. Hiervan is sprake, maar daarbij spelen meer factoren een rol dan alleen de Italiaanse begrotingsplannen. Het scenario rekent echter ook met een 2% hogere lange rente en 10% lagere beurskoers in Spanje en Portugal. Daarvan is geen sprake. Het CPB merkt bij dit scenario inderdaad op dat het niet rekent met een bankrun of een beroep op steun van de ECB via het OMT-programma. Hier is momenteel ook geen sprake van.
Kunt u aangeven wat u besproken heeft in het een-op-een-gesprek met premier Conti van Italie?1
De Minister-President heeft aangegeven dat hij zeer bezorgd is over de Italiaanse begroting en dat hij de vervolgstappen van de Europese Commissie als handhaver van het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP) volledig steunt. Ook heeft hij premier Conte er op gewezen dat de Italiaanse begroting tot een fors hoger tekort leidt dan zou mogen, en dat deze verhoging van de uitgaven naar het lijkt niet tot structurele groei zal leiden. Ten slotte heeft de Minister-President benadrukt dat het niet naleven van de Europese begrotingsregels de discussie over de verdieping van de EMU niet eenvoudiger maakt.
Bent u bekend met het feit dat de Italiaanse regering volgend jaar het plan wil doorvoeren om mensen die 62 jaar zijn en ten minste 38 jaren premie betaald hebben de mogelijkheid te geven om met staatspensioen te gaan?
Ja.
Heeft u de Italiaanse regering meegedeeld dat de AOW-leeftijd in Nederland dit jaar 66 jaar is en in 2019 naar 66 jaar en 4 maanden stijgt?
De Minister van Financiën heeft zijn Italiaanse collega tijdens de vorige Eurogroep zowel plenair, met zijn Franse collega Le Maire, als bilateraal aangesproken op het feit dat de begroting moet voldoen aan de Europese begrotingsregels zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groei Pact. Ook stelde de Raad in mei als landen-specifieke aanbeveling vast dat Italië zijn pensioenuitgaven omlaag brengt. Ook heeft de Minister-President in het gesprek met zijn collega en marge van de afgelopen Europese Raad (zie vorige vraag) nog erop gewezen dat waar Nederland hervormingen blijft doorvoeren en de Italiaanse regering juist hervormingen, zoals aangaande pensionering, terugdraait.
Bent u ervan op de hoogte dat de levensverwachting in 2017 in Italie (83,4 jaar) fors hoger was dan in Nederland (81,7 jaar)?2
Ja.
Is het mogelijk dat Italië een prepensioen invoert voor honderdduizenden Italianen en vervolgens een beroep doet op noodsteun uit Europa (via het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), via de ECB of op andere wijze)?
Italië heeft geen beroep gedaan op noodsteun uit Europa, noch via het ESM, noch via de ECB. Daarnaast bestaat er geen causaal verband tussen het invoeren van een prepensioen en noodsteun uit Europa.
Wanneer krijgen we de volledige kwantitatieve nulmeting van de risico’s in de bankenunie, zoals gevraagd in de motie-Omtzigt c.s. over risicoreductie in de bankenunie?3
In de brief van de Minister van Financiën van april jl. is uitgebreid ingegaan op risicoreductie in de Europese bankensector.4 Daarbij is gekeken naar de voortgang die is bereikt, waar we toen stonden en ook vooruitgekeken op basis van de risico's in het bankenstelsel. Specifiek is daarbij gekeken naar kapitaalratio’s, bail-in, niet-presterende leningen en de wisselwerking tussen banken en overheden. Hiermee is invulling gegeven aan het verzoek van de voornoemde motie en ook aangesloten bij het regeerakkoord en de routekaart ter voltooiing van de bankenunie. Het voornemen is om uw Kamer vóór april 2019 een nieuwe brief te sturen inzake risicoreductie in de Europese bankensector.
De ECB is onafhankelijk in de uitvoering van het monetair beleid en dit maakt geen onderdeel uit van de besluitvorming van de bankenunie. In het Kamerdebat verdieping EMU van 8 februari jl. heeft de Minister van Financiën aangegeven dat de kamerbrief over de risico’s van het ECB beleid voor de Nederlandse staat5 de invulling vormt van nulmeting inzake het monetair beleid. Daarbij is aangegeven dat deze inventarisatie van de risico’s van het ECB beleid periodiek wordt herhaald.
Kunt u aangeven hoe duur de vijfjarige credit default swaps van Italië waren aan het begin van 2018 en hoe duur deze nu zijn, en kunt u aangeven wat het risico volgens de financiële markten is dat Italië de komende vijf jaar ten minste een keer niet aan zijn financiële verplichtingen zal voldoen? Hoe werd dat risico aan het begin van 2018 nog ingeschat?
De premie op een 5-jarige CDS betrof op 1 januari 2018 117 basispunten (1,17%) en op 29 oktober 2018 221 basispunten (2,21%). Op basis van alleen de CDS-spread kan niet afgeleid worden hoe hoog het risico volgens de financiële markten is dat Italië haar verplichtingen niet nakomt, daarvoor zijn ook andere aannames nodig. Dat het risico hierop is toegenomen wordt wel bevestigd door hogere CDS-premies. Hoewel CDS een indicatie kan geven voor het risico in de markt, wordt er tegenwoordig in dit product weinig gehandeld en is daarom nog voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van koersbewegingen van CDS-instrumenten.
Zijn de risico’s in Italië in het bankenstelsel en bij de overheid sinds februari 2018, toen over de motie is gestemd, toegenomen of afgenomen?
Sinds begin 2018 is een nieuwe Italiaanse regering aangetreden. Markten maken zich hier zorgen over, zo blijkt o.a. uit de gestegen CDS-premie en gedaalde aandelenprijzen van Italiaanse banken. Daarnaast hebben Italiaanse banken directe en indirecte blootstellingen aan de Italiaanse overheid die sinds februari 2018 zijn toegenomen. De non-performing loans nemen daarentegen af. Bepaalde risico’s zijn dus toegenomen, andere zijn iets afgenomen. Zie ook vraag 12.
Zijn de bankbalansen van de Italiaanse banken met forse hoeveelheden zogenoemde non performing loans en Italiaanse overheidsschuld voldoende om risico’s verder te delen in de bankenunie?
Uit cijfers van de Europese Bankenautoriteit valt af te leiden dat de omvang van niet-presterende leningen in Italië de afgelopen kwartalen daalt. Deze ontwikkeling hangt mede samen met economische verbeteringen alsook het afstoten van niet-presterende leningen door banken. Niet alleen de omvang van niet-presterende leningen is van belang, maar vooral de mate waarin verliezen voldoende gedekt zijn. Dit kan bijvoorbeeld door het nemen van voorzieningen alsook het afschrijven op leningen. Dit thema heeft ook in Europa aandacht in de risicoreductie-agenda. Daarnaast zet het kabinet als bekend in op een betere weging van de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen in het prudentiële raamwerk.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Ecofin/eurogroep op 1 november 2018?
Ja.
De Nederlandse en de Europese inzet in het kader van het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven |
|
Mahir Alkaya |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kunt u een terugkoppeling geven aan de Kamer over uw bijdrage aan en de resultaten van de vierde onderhandelingsronde van de Open Ended Intergovernmental Working Group (OEIGWG) over het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven, die van 15 tot en met 19 oktober heeft plaatsgevonden in Geneve?
Het resultaat van de vierde bijeenkomst van de open-ended intergouvernementele werkgroep (OEIGWG) is dat voorzitter Ecuador op basis van de discussies een nieuw concept zal presenteren. De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) nam namens de EU-lidstaten deel aan de OEIGWG. Nederland droeg actief bij aan de voorbereiding, onder meer door het onderwerp te agenderen binnen de EU raadswerkgroep voor mensenrechten (COHOM). Ook werd mede op initiatief van Nederland in juni 2018 een expertbijeenkomst georganiseerd om dit onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te bespreken tussen de lidstaten. De uitkomsten van de expertbijeenkomst zijn meegenomen in het non-paper van de EU, waaraan Nederland ook bilateraal heeft bijgedragen. De hoofdlijnen van het non-paper vormden de basis voor de EU-interventies tijdens de OEIGWG.
Kunt u daarbij specifiek ingaan op de rol die de Europese Unie (EU) heeft gespeeld tijdens de vierde onderhandelingsronde, met een toelichting omtrent wie er namens de EU deelgenomen heeft aan de onderhandelingen? Klopt het dat de EU-vertegenwoordiging niet aanwezig was op het moment dat de lidstaten de conclusies en aanbevelingen zoals voorgesteld door de voorzitter hebben besproken? Zo ja, bent u bereid de EU aan te spreken op haar verantwoordelijkheid in dit proces, rekening houdende met de opmerkingen uit uw brief van 15 oktober 2018 aan de Tweede Kamer1 en de aangenomen resolutie in het Europees parlement over het VN-verdrag?2
De EDEO nam deel namens de EU lidstaten. De EU heeft betrokkenheid getoond bij het onderwerp door aanwezigheid en inbreng tijdens de besprekingen, ondanks de discussie over het ontbreken van een mandaat voor deze vierde werkgroep. De resolutie uit 2014 waarmee het OEIGWG proces werd gestart is onduidelijk over het mandaat. De EU en andere landen hebben geopperd dat Ecuador een mandaatverlenging zou moeten verkrijgen via een nieuwe resolutie van de Mensenrechtenraad. Het gebrek aan een helder mandaat alsook inhoudelijke twijfels hebben ertoe geleid dat landen als Australië, Canada, de Verenigde Staten, Japan en Noorwegen niet meer meedoen aan de besprekingen.
De EU bracht tijdens de werkgroep in dat het uitgangspunt voor een eventueel verdrag de UN Guiding Principles on business and human rights (UNGPs) moeten zijn; het verdrag moet deze principes ondersteunen en hierop voortbouwen. Zo vindt de EU dat een eventueel verdrag net als de UNGPs op alle bedrijven van toepassing moet zijn, niet alleen op bedrijven met transnationale activiteiten zoals de zero draft tekst van het verdrag voorstelt. Ook gaf de EDEO aan dat de EU al werkt aan de versterking van mensenrechten en bedrijfsleven, zoals via de EU-verordening betreffende conflictmineralen en het Non-Financial Reporting Directive.
Mede dankzij de constructieve inzet van Nederland heeft de EU tijdens de besprekingen deze positie kunnen uitdragen. Helaas werd duidelijk dat de voorzitter Ecuador de input van de EU niet zou meenemen in de conclusies en aanbevelingen, zoals het dat in de voorgaande bijeenkomsten ook niet heeft gedaan. De EU heeft om die reden gekozen niet aanwezig te zijn op het moment dat de conclusies en aanbevelingen werden aangenomen. De EU heeft een verklaring afgegeven dat ze zich niet gebonden voelt aan de conclusies en aanbevelingen.
Is het non-paper waar u naar verwijst in uw brief van 15 oktober inmiddels afgerond?3 Zo ja, kunt u dit non-paper aan de Kamer sturen? Zo nee, hoe heeft de EU kunnen interveniëren op basis van dit non-paper?
De EDEO heeft het non-paper gecoördineerd, de lidstaten hebben hierop commentaar gegeven. De EDEO heeft aangegeven het non-paper als een intern en vertrouwelijk stuk te zien, om die reden wordt het niet bijgevoegd in deze beantwoording. De EU heeft kunnen interveniëren, omdat met consensus in de COHOM is overeengekomen dat de EU dat zou doen op basis van de hoofdlijnen van het non-paper. De EU interventies vindt u in de bijlage.3
Kunt u toelichten wie de oorspronkelijk auteur van het non-paper is?
Zie antwoord vraag 3.
Welke lidstaten hebben het non-paper ondersteund? Zijn er ook lidstaten die de inzet van het non-paper niet hebben onderschreven?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ons informeren over de argumenten die worden aangedragen door tegenstanders van dit verdrag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan het kabinet om de argumenten van tegenstanders toe te lichten.
Gezien uw opmerking dat de EU en de lidstaten de vrijwillige UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) als uitgangspunt dienen voor het bindend VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven, kunt u toelichten op welke wijze de UNGP’s volgens u een afdwingbare status zouden kunnen krijgen in een nieuw VN-verdrag? Zijn er ook landen die niet per se de UNGP’s als uitgangspunt zien, en zo ja, welke?
De UNGPs moeten het uitgangspunt zijn voor alle ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten en bedrijfsleven, omdat ze met consensus door de VN Mensenrechtenraad zijn aangenomen. Dit geeft de UNGPs een gezaghebbend karakter. De principes geven strategische en operationele richtlijnen en zijn daarom niet een-op-een om te zetten in een afdwingbare status. Als wordt nagedacht hoe bindende maatregelen effectief zouden kunnen zijn, moeten deze strategische en operationele richtlijnen wel het uitgangspunt vormen. Er zijn landen die de UNGPs niet per se als uitgangspunt zien. Ecuador en Zuid-Afrika hebben de UNGPs niet opgenomen in zero drafttekst voor het mogelijke verdrag over mensenrechten en bedrijfsleven.
Welke Europese instelling dan wel bestuurlijke laag is verantwoordelijk voor de inzet van de EU tijdens de OEIGWG-onderhandelingen? Op basis van welk mandaat komt deze inzet tot stand en wordt zij afgestemd met de lidstaten?
Mensenrechten betreffen een gezamenlijke bevoegdheid van de EU en haar lidstaten. Tot nu toe spreekt de EDEO namens de lidstaten, omdat er geen formeel EU-mandaat is. De inzet is tot stand gekomen binnen de EU-raadswerkgroep voor mensenrechten (COHOM).
Kunt u toelichten wat u precies bedoelt met «de politieke insteek van de initiatiefnemers»?4
Met «politieke insteek» wordt bedoeld dat de initiatiefnemers de UNGPs niet hebben opgenomen als internationaal leidend kader. Hierdoor werd de focus van de verantwoordelijkheid verzwaard richting transnationaal opererende bedrijven, terwijl de UNGPs juist goed de verantwoordelijkheden benoemen van staten én alle bedrijven.
Wat is uw oordeel over de «zero draft» van het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven die besproken is tijdens de vierde onderhandelingsronde? Kunt uw daarbij toelichten welke juridische struikelblokken u identificeert?
Op welke wijze zouden volgens u via protocollen die toegevoegd kunnen worden aan bestaande VN-verdragen afspraken over mensenrechten en het bedrijfsleven bindend kunnen worden gemaakt?
De zero draft tekst is relatief kort; hij bevat vijftien artikelen in tien pagina’s tekst. Gezien de complexiteit van de materie betekent dit dat er veel abstracte en algemene bewoordingen worden gebruikt, waarvan de reikwijdte en de praktische uitwerkingen nog onduidelijk zijn. Ter illustratie, artikel 5 van de zero draft tekst van Ecuador gaat over rechtsmacht. In artikel 11 lid 9 en 10 wordt verder de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen genoemd. Deze bepalingen laten nog veel vragen onbeantwoord: bijvoorbeeld of gedoeld wordt op rechtsmacht op het gebied van straf- civiel, of administratief recht, hoe de bepalingen in de praktijk moeten worden geïmplementeerd en wat de verhouding is met bestaande internationale afspraken op dit gebied. Ter vergelijking, de EU Verordening 44/2011 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen gaat alleen over burgerlijke en handelszaken en beslaat 76 artikelen in zeventien pagina’s tekst en 6 bijlagen.
De zero draft tekst bevat verder diverse bepalingen die raken aan bestaande internationale afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van handel en investeringen, wederzijdse rechtshulp en internationaal privaatrecht, zonder dat duidelijk wordt gemaakt hoe de voorgestelde verdragstekst zich tot deze bestaande afspraken verhoudt. Andere bepalingen in de zero draft raken aan onderwerpen die primair in nationaal recht geregeld worden, zoals de aansprakelijkheid van bedrijven voor schade veroorzaakt door dochters of contractuele partners en de strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven. Dit alles betekent dat een verdrag geschoeid op de leest van de zero draft tekst vergaande implicaties kan hebben voor zowel het internationaal recht als het nationaal recht. Tot slot wordt in zero draft tekst geen enkele verwijzing naar de UNGP’s gemaakt en wordt de benadering gehandhaafd om het verdrag alleen van toepassing te laten zijn op transnationale activiteiten met winstoogmerk. Dit betekent dat niet alle bedrijven eronder zouden vallen, hetgeen niet wenselijk is.
Kunt u uw antwoorden toesturen voor het algemeen overleg van 31 oktober 2018 over de Raad Buitenlandse Zaken/Handel van 9 november 2018?
Het is niet mogelijk hier in algemene zin antwoord op te geven, omdat rekening moet worden gehouden met onder meer het specifieke doel van een eventueel voorgesteld protocol, de tekst van het desbetreffende verdrag en de politieke context. Wel wil ik hier opmerken dat overheden onder bestaande VN mensenrechtenverdragen al verplicht zijn hun burgers te beschermen tegen mensenrechtenschendingen door bedrijven.
Het bericht ‘Begrotingscomité laakt te grote Europese toegeeflijkheid tegenover Italië’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het jaarverslag van de European Fiscal Board (EFB)?1
Ja.
Kunt u reageren op de belangrijkste kritiekpunten op de Europese Commissie uit het rapport, te weten dat de Commissie te toegeeflijk is geweest tegenover overtreders van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)?
Nederland deelt de kritiek van de EFB dat de Europese Commissie te toegeeflijk is geweest bij de implementatie van het SGP. Deze kritiek heb ik eerder dit jaar ook geuit in de eurogroep en publiekelijk laten weten. Zie ook de antwoorden op vragen 7 en 8.
Kunt u op een later moment integraal reageren op het hele jaarverslag en de kritiek- en feedbackpunten die daarin genoemd worden?
Ik maak graag van deze beantwoording gebruik om te reageren op de belangrijkste punten uit het jaarverslag. Zie ook vraag 8 en 11.
Heeft de Commissie nog de plicht om te reageren op dit jaarverslag of is de Commissie voornemens hierop te reageren? Zo niet, kunt u er dan bijvoorbeeld tijdens een volgende Eurogroep of Ecofinraad op aandringen dat de Commissie reageert op de voorstellen van de EFB en de kritiek serieus neemt?
De Europese Commissie is niet verplicht te reageren op het jaarverslag. Zij heeft gereageerd bij de bespreking van het rapport in een ambtelijk voorportaal van de Ecofinraad. Daarbij gaf de Europese Commissie aan veel kritiekpunten te herkennen, en deze mee te zullen nemen bij de evaluatie van het SGP (die voor eind 2019 moet zijn afgerond). De Europese Commissie gaf daarnaast aan enige nuance en balans te missen in het jaarverslag. Zo vloeit de flexibiliteit die wordt toegepast bij de implementatie van het SGP volgens de Europese Commissie voort uit de wensen van een groot deel van de lidstaten zelf. Nederland dringt er, bij alle gelegenheden waar de evaluatie en herziening van het SGP wordt besproken, op aan dat de Europese Commissie rekening houdt met de kritiek en voorstellen van de EFB.
Hoe kan de rol van de EFB in het adviseren over het begrotingstoezicht versterkt worden?
De rol van de EFB kan worden versterkt door een eigen secretariaat, financiële onafhankelijkheid en het recht zelf personeel aan te trekken, een eigen communicatiestrategie, het recht op zelfstandig onderzoek en aanvullende taken ten aanzien van de toepassing van het SGP. Ik heb eerder al aangedrongen op eigen financiële middelen voor de EFB, en zal dit blijven doen.
Deelt u de mening dat het versterken van de rol van dit orgaan van toegevoegde waarde kan zijn in het creëren van onafhankelijk en objectief begrotingstoezicht?
Ja.
Wat vindt u van de kritiek van de EFB dat vooral Italië meermaals (of zelfs te vaak) is weggekomen met het niet of half naleven van de Europese begrotingsregels?
Zoals eerder aangegeven deel ik de kritiek van de EFB en heb ik dit ook eerder geuit. De EFB geeft diverse voorbeelden van momenten waarop de Europese Commissie de diverse vormen van flexibiliteit die het SGP biedt, ruimhartig en cumulatief heeft toegepast. Dit heeft de Europese Commissie overigens ook aangegeven in de recente brief van de Europese Commissie aan Italië van 23 oktober jl. Naast Italië betrof de flexibiliteit ook andere lidstaten. Nederland heeft hier steeds bezwaar tegen gemaakt. De gekwalificeerde meerderheid die nodig was om de Commissie te corrigeren, ontbrak echter.
Deelt u de kritiek op de toenemende «flexibiliteit» binnen het SGP, zoals incrementeel door de Commissie voorgesteld? Deelt u de mening dat dit de handhaafbaarheid en helderheid van de begrotingsregels ondermijnt?
Ik deel de kritiek op de toenemende «flexibiliteit» binnen het SGP. De diverse vormen van flexibiliteit zijn in de loop der tijd veelal voorgesteld door de Europese Commissie, en vervolgens door de Raad onderschreven. Het gaat dan bijvoorbeeld om het toepassen van een foutmarge bij het beoordelen van de structurele begrotingsinspanning («margin of significant deviation»), aanpassing van de vereiste begrotingsinspanning aan de economische situatie, en clausules die het mogelijk maken minder te bezuinigen als er structurele hervormingen of investeringen worden gepleegd. Daarnaast geeft de Europese Commissie soms een eigen ruimhartige uitleg aan de regels, bijvoorbeeld wanneer zij naleving van de preventieve arm opvoert als relevante factor om de correctieve arm niet te openen. Ook neemt de Europese Commissie sinds 2017 de vrijheid om een beoordelingsmarge («margin of discretion») toe te passen wanneer de economische situatie hierom vraagt, die de vereiste begrotingsinspanning kan halveren. Ik deel de mening dat de toenemende flexibiliteit de handhaafbaarheid en helderheid van de begrotingsregels vermindert.
Deelt u het verlangen en streven dat een volgende Commissie deze «flexibiliteit binnen het pact» weer intrekt, zoals bijvoorbeeld Commissie communicatie 52015DC0012?2
Ik streef naar een vermindering van de flexibiliteit binnen het SGP. Dat betekent niet dat alle vormen van flexibiliteit moeten worden geschrapt. Een zekere mate van flexibiliteit blijft wenselijk, zodat bij het bepalen van de vereiste begrotingsinspanning zo nodig rekening kan worden gehouden met een uitzonderlijke economische situatie en met de hoogte van de schuldvoorraad. Naar verwachting zal in toekomstige onderhandelingen over de herziening van het SGP een meerderheid van lidstaten ook pleiten voor behoud van een vorm van flexibiliteit. Flexibiliteit mag echter niet leiden tot minder transparantie en meer complexiteit, zoals nu het geval is.
Hoe verloopt de discussie over vereenvoudiging van het SGP? Wat is het krachtenveld en wanneer verwacht u besluiten, als u die al verwacht? Klopt de stelling dat nagenoeg iedereen vereenvoudiging van het SGP wil? Zo ja, waarom loopt de discussie dan al zo lang?
De discussie over vereenvoudiging van het SGP vindt momenteel plaats op ambtelijk niveau, zoals recent naar aanleiding van rapporten van de Europese Rekenkamer en van het Europees begrotingscomité. Daarbij pleiten landen met een goede begrotingsdiscipline (veelal noordelijke lidstaten) voor een strengere implementatie van het huidige SGP, en voor een toekomstig SGP dat minder ruimte laat voor een flexibele implementatie. Landen met een minder goede begrotingsdiscipline wijzen juist op de noodzaak om rekening te blijven houden met de economische omstandigheden in individuele lidstaten. Hierdoor is – ondanks de lippendienst aan vereenvoudiging – de bereidheid om de vele vormen van flexibiliteit en coulance daadwerkelijk te schrappen minder breed gedeeld. De Europese Commissie werkt momenteel ook aan een evaluatie van het SGP, die voor eind 2019 moet zijn afgerond. Die vormt de basis voor een Commissievoorstel voor herziening van het SGP, dat op zijn vroegst in 2020 onder een nieuwe Europese Commissie wordt verwacht. Of het zal komen tot een vergaande hervorming van het SGP is nog verre van zeker.
Kunt u uitgebreid schetsen hoe u denkt dat het SGP eenvoudiger, begrijpelijker en handhaafbaarder gemaakt kan worden?
Binnen de huidige opzet van het SGP zijn er verschillende wijzigingen denkbaar die het eenvoudiger, begrijpelijker en beter handhaafbaar kunnen maken. In de eerste plaats kan duidelijker worden vastgelegd wanneer een buitensporigtekortprocedure wordt geopend op basis van de schuldenregel. Momenteel worden diverse relevante factoren, waaronder «broad compliance» met de preventieve arm, opgevoerd als argument om deze procedure niet te openen. Dat geeft veel ruimte voor interpretatie en onzekerheid. In de tweede plaats kan het aantal vormen van flexibiliteit, waarvan er enkele zijn genoemd in het antwoord op vraag 8, worden teruggebracht. Voor zover er in de toekomst nog flexibiliteit wordt toegekend, is het bovendien wenselijk dat deze wordt gecompenseerd d.m.v. een hogere vereiste begrotingsinspanning in daaropvolgende jaren. In de derde plaats lijkt het raadzaam om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen de beoordeling van de begrotingsinspanningen enerzijds en de besluitvorming over de consequenties ervan anderzijds. Momenteel zijn beide in handen van de Europese Commissie (waarbij de Raad slechts kan corrigeren met gekwalificeerde meerderheid), waardoor de toepassing van de regels wordt belast met politieke overwegingen. Tot slot zou de uitgavenregel een prominentere rol kunnen krijgen, aangezien deze indicator goed waarneembaar en controleerbaar is. De limiet op de uitgavengroei zou daarbij strenger kunnen worden gesteld voor lidstaten met hoge schuldenniveaus.
Naast eenvoud, begrijpelijkheid en handhaafbaarheid noemt de EFB enkele andere eigenschappen waaraan een toekomstig SGP zou moeten voldoen. Regels moeten helder gedefinieerd, transparant, flexibel, adequaat, consequent en efficiënt zijn. Dit zijn nuttige principes waaraan een toekomstig commissievoorstel voor een herziening kan worden getoetst. Over de Nederlandse positie ten aanzien van een dergelijk voorstel zult u te zijner tijd langs de gebruikelijke kanalen worden geïnformeerd.
Zoals uit het voorgaande spreekt, ben ik bereid na te denken over een eenvoudiger, begrijpelijker en handhaafbaarder SGP. Echter, wat we ook bedenken, uiteindelijk gaat het om de politieke wil om te handhaven. Ik heb sympathie voor de ideeën van de EFB om te hervormen, maar constateer dat het ontbreken van de wil om te handhaven een probleem vormt.
Wat vindt u van de suggesties die de EFB doet om meer te sturen op staatsschuld en de uitgavenregel meer nadruk te geven?
Zie het antwoord op vraag 11.
Het bericht dat lidstaten EU-miljarden niet op krijgen |
|
Renske Leijten , Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Lidstaten krijgen EU-miljarden niet op»?1
Ja.
Klopt de bewering dat van de 460 miljard euro die binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) beschikbaar is gesteld voor Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) in 2017 slechts 16% is besteed en er nog 267,3 miljard euro op de plank ligt?
Het bestedingspercentage klopt feitelijk. Het resterende deel ligt echter niet vrij besteedbaar op de plank. De ESI-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma’s met een looptijd van zeven jaar, waarin de planning van de uitgaven wordt vastgelegd. Deze programma’s worden aan het begin van de programmaperiode opgesteld door de lidstaat en goedgekeurd door de Europese Commissie.
Aan de hand van de programma’s worden (gefaseerd) projecten geselecteerd, waarvoor een deel van de middelen wordt vastgelegd (gecommitteerd). Pas als de kosten voor de uitvoering van deze projecten daadwerkelijk zijn gemaakt kunnen deze worden gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Eind 2017 was de uitgave van alle voor de lidstaten beschikbare middelen gepland in de programma’s, ongeveer 60% van de middelen vastgelegd voor specifieke projecten, en 16% van de middelen gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Deelt u de verklaring over de oorzaken van dit probleem – complexe regels over de EU-subsidies en te hoge eigen bijdrage? Zo ja, welke stappen bent u van plan te ondernemen om dit te verhelpen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de huidige uitvoeringssystematiek van de ESI-fondsen complex is, en dat dit heeft bijgedragen aan de late start van de programma’s. Een deel daarvan is echter onvermijdelijk wanneer deze gelegen is in het opstellen van goede beheers- en controlesystemen voordat lidstaten kosten mogen declareren bij de Europese Unie. Dit is noodzakelijk om de risico’s op een onrechtmatige besteding van de middelen zoveel mogelijk te verkleinen.
Daarnaast bestaat er in de huidige programmaperiode ook een groot aantal regels die onnodig complex en vertragend zijn, en weinig tot geen toegevoegde waarde hebben. Samen met de Nederlandse decentrale overheden zet het kabinet daarom in op een sterk vereenvoudigde uitvoeringssystematiek voor de periode 2021–2027, waarbij de rechtmatige besteding van de middelen niet in gevaar komt. De voorstellen van de Commissie zijn daarbij een bemoedigende stap in de goede richting.
Ik deel niet de mening dat de vereiste nationale bijdragen een belemmerende factor zijn. Voor deze zogenaamde nationale cofinanciering wordt goed gekeken naar de economische ontwikkeling en daarmee draagkracht van lidstaten. Minder ontwikkelde regio’s, zoals bijvoorbeeld in Bulgarije, hoeven slechts 15% zelf bij te dragen. Voor zogenaamde transitieregio’s ligt dat percentage op 40% en voor meer ontwikkelde regio’s zoals in Nederland is dat 50%. Dit mogen nationale of decentrale publieke middelen zijn, maar ook private middelen. Het kabinet vindt het van belang dat lidstaten zelf een betekenisvolle financiële bijdrage leveren aan de programma’s die door de ESI-fondsen gefinancierd worden. Daarmee wordt eigenaarschap gecreëerd, wat de kwaliteit van de projecten ten goede komt. Mede dankzij de investeringen uit de ESI-fondsen zijn veel lidstaten de afgelopen jaren economisch sterker geworden.
Kunt u per ESI-fonds (ERDF, ESF, CF, EAFRD en EMFF) en per EU-lidstaat inzichtelijk maken wat het beschikbare budget was, wat de hoogte is van de daadwerkelijke bestedingen tot nog toe, in hoeverre deze bestedingen rechtmatig waren, en welke bestedingen nog gepland staan voor het einde van het huidige Meerjarig Financieel Kader in 2020?
Via de website https://cohesiondata.ec.europa.eu/ maakt de Europese Commissie voor iedereen inzichtelijk hoeveel geld elke lidstaat krijgt, uit welk ESI-fonds, hoeveel is toegewezen aan projecten, en hoeveel daarvan is gedeclareerd bij de Europese Commissie. De declaraties worden aan de hand van audits van de door Europese Commissie gemandateerde nationale auditautoriteiten en van de Europese Rekenkamer gecontroleerd op rechtmatigheid. Het kabinet heeft geen zicht op de resultaten van deze audits in alle lidstaten, maar onrechtmatige betalingen moeten door de lidstaten altijd worden teruggevorderd (Verordening 966/2012 artikel 59 lid 2), en zullen in de cijfers van deze website indien nodig worden gecorrigeerd. De planning is nog steeds dat de voor de programmaperiode 2014–2020 beschikbare budgetten geheel worden uitgeput.
Kunt u de Kamer inlichten welke dertien verdachte transacties naar de antifraudedienst, OLAF, zijn doorgestuurd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen inzicht in de meldingen die de Europese Rekenkamer aan OLAF heeft gedaan met betrekking tot verdachte transacties. Deze informatie wordt immers nooit openbaar gemaakt. Het is aan OLAF om vast te stellen of er in deze dertien gevallen daadwerkelijk sprake is geweest van misbruik van EU-fondsen.
Wat gebeurt er met budgetten die aan het einde van de periode niet besteed zijn? Klopt het dat de niet uitgegeven bedragen na het verlopen van deze periode toevallen aan de lidstaten die deze enveloppes toebedeeld kregen, zonder dat er toezicht is op de besteding van de middelen?
Het klopt niet dat de niet uitgegeven bedragen na afloop van de programmaperiode toevallen aan de lidstaten die deze enveloppes toebedeeld kregen.
De lidstaten ontvangen uitsluitend dat deel van de landenenveloppe waarmee daadwerkelijk projecten zijn gefinancierd die bijdragen aan het bereiken van de Europees vastgestelde doelstellingen.
In de programmaperiode 2014–2020 kunnen deze projecten tot en met 31 december 2020 worden geselecteerd. De lidstaat kan geen aanspraak meer maken op het deel van de landenenveloppe dat op dit moment nog niet voor specifieke projecten is vastgelegd. Tevens kan de lidstaat geen aanspraak meer maken op het deel van de landenenveloppe dat drie jaar nadat het voor een specifiek project is vastgelegd nog niet daadwerkelijk is uitgegeven en gedeclareerd bij de Europese Commissie (decommitteringen). Bij decommittering komen de vastleggingen voor de ESI-fondsen te vervallen en kunnen deze niet opnieuw worden aangegaan.
Betekent het achterblijven van bestedingen vanuit ESI-fondsen dat de (toekomstige) bijdragen van Nederland aan deze ESI-fondsen lager worden dan geraamd? Wat gebeurt er met de vrijgekomen gelden?
De recente en huidige vertragingen in de implementatie van de ESI-fondsen leidden en leiden tot lager dan eerder geraamde Europese betalingen en ook tot lagere nationale afdrachten. Het kabinet houdt er rekening mee dat de vertraagde betalingen in latere jaren alsnog tot besteding komen. De recente en huidige lagere nationale afdrachten zijn en worden zodoende doorgeschoven naar toekomstige begrotingsjaren. Uw Kamer is hierover eerder meermaals over geïnformeerd; meest recent bij Miljoenennota 2019 en de ontwerpbegroting 2019 van Buitenlandse Zaken.
Welke gevolgen heeft het achterblijven van bestedingen vanuit ESI-fondsen voor de Nederlandse inzet inzake de hoogte van ESI-fondsen binnen het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027? Beaamt u dat deze situatie reden is om de omvang van zowel het budget voor ESI-fondsen als het integrale Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 drastisch te verkleinen?
Het kabinet is van mening dat de omvang van het nieuwe MFK benedenwaarts moet worden bijgesteld als gevolg van Brexit. Daarnaast pleit het kabinet voor een grondige modernisering van het nieuwe MFK. Onderdeel van die inzet is een bezuiniging op de ESI-fondsen, zowel om de benodigde bezuiniging te realiseren als om ruimte te maken voor nieuwe prioriteiten binnen de begroting, die naar de mening van het kabinet hogere toegevoegde waarde kennen. Bij de onderhandelingen over het toekomstige cohesiebeleid dient de absorptiecapaciteit van lidstaten ook een punt van aandacht te zijn.
Welke maatregelen bent u van plan voor te stellen in het kader van de onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 om de onregelmatigheden in de EU-uitgaven te verhelpen?
De verantwoordelijkheid voor de rechtmatige uitvoering van de Europese begroting ligt primair bij de Europese Commissie en de lidstaten. De inrichting van het controle- en beheerssysteem voor de uitvoering van de Europese begroting zijn neergelegd in het vigerende Financieel Reglement. Nederland is een actieve lidstaat geweest bij de onderhandelingen van het Financieel Reglement en steunt de Europese Commissie in een strikte handhaving binnen deze kaders. Het kabinet ziet daarnaast graag dat de Europese Commissie de jaarlijkse Annual Control Reports (ACR’s) openbaar maakt. Dit zijn de jaarlijkse auditrapportages van lidstaten over de besteding van EU-fondsen in hun land of regio, inclusief foutenpercentages. Het op deze wijze verhogen van de transparantie in de verantwoordingsketen met landspecifieke gegevens, kan naar het oordeel van het kabinet een positief effect hebben op een verdere verbetering van de rechtmatigheid van de uitvoering van de Europese begroting. Waar mogelijk zal het kabinet dit punt in de daartoe relevante onderhandelingen inbrengen.
Klopt het dat de Europese investeringen niet worden meegeteld in de nationale begroting? Zo ja, zouden nationale investeringen dan niet ook moeten worden uitgezonderd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inkomsten en uitgaven van de Europese Unie worden begroot op de Europese begroting en verantwoord in het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. Deze inkomsten en uitgaven maken geen onderdeel uit van de nationale begroting. Nationale inkomsten en nationale uitgaven worden begroot op de Rijksbegroting en verantwoord in het Financieel Jaarverslag.
Kent u het bericht «Consul berispt om redden van Joden»?1
Ja.
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk, voormalig Nederlandse consul in Litouwen, die voor het redden van duizenden Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog als dank een reprimande kreeg van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Ik ben bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken.
Herinnert u zich het staatsbezoek aan Litouwen waarbij een monument voor Jan Zwartendijk werd onthuld?
Op 15 juni 2018 werd in Kaunas te Litouwen in aanwezigheid van de Majesteit, de president van Litouwen, en mijzelf door de twee nog in leven zijnde kinderen van Jan Zwartendijk een monument onthuld ter ere van hun vader.
Deelt u de mening dat Jan Zwartendijk eerder een standbeeld verdient dan een reprimande?
Jan Zwartendijk verdiende geen reprimande zoals die naar de veronderstelling van Jan Brokken in zijn boek heeft plaatsgevonden in 1964. Als dat is gebeurd was dat volstrekt ongepast en zijn nu ruimhartige excuses op hun plaats. Jan Zwartendijk verdiende erkenning en eerbetoon voor zijn dappere gedrag. Die heeft hij, helaas postuum, vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw op verschillende manieren ontvangen.
Bent u bereid om namens uw voorganger excuses aan te bieden aan de nabestaanden van Jan Zwartendijk dan wel hen uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek?
En marge van de onthulling van het monument op 15 juni jl. hebben de Majesteit en ik persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van Jan Zwartendijk, waarbij uiting is gegeven aan grote bewondering voor het optreden van hun vader in 1940. Ook heeft de secretaris-generaal van mijn ministerie gesproken met de zoon van Jan Zwartendijk en per brief aan de familie aangegeven dat als het zo is dat Jan Zwartendijk een berisping heeft gekregen, dit volstrekt ongepast was en nu ruimhartige excuses verdient.
De reactie vanuit de Europese Commissie, Navo en Europese leiders op de uitslag van het referendum in Macedonië |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Beoordeelt u het referendum als een interne kwestie over de naam van het land of als een stem voor of tegen lidmaatschap van de Navo en op termijn van de Europese Unie (EU)?
Het referendum in Macedonië van 30 september jl. betrof de vraag «Are you in favour of EU and NATO membership by accepting the agreement between the Republic of Macedonia and the Republic of Greece?». Het referendum is daarmee door de Macedonische regering gekoppeld aan toekomstige EU en NAVO-toetreding.
Erkent u dat de uitbundige reacties van Navo-baas Stoltenberg, voorzitter van de Europese Raad Donald Tusk en uitbreidings-eurocommissaris Hahn op de uitslag doen vermoeden dat de EU en Navo het referendum zien als keuze voor de EU en Navo?1 2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook voorbarig dat de Navo-baas en de uitbreidings-eurocommissaris de uitslag omarmen, omdat deze – in verband met de lage opkomst – ongeldig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Veel internationale reacties benadrukten in de eerste uren nadat de uitslag bekend werd de grote steun die de Macedoniërs die gestemd hebben aan het Prespa akkoord gaven. Aangezien het referendum consultatief was, is het Prespa-akkoord niet aangenomen of verworpen. Het Macedonische parlement is nu aan zet.
Wat vindt u van de inmenging van de heer Tusk die vooraf een filmpje tot de bevolking richtte met als boodschap dat enkel een ja vooruitgang brengt?3
De heer Tusk spreekt in zijn filmpje over zijn eigen ervaringen om met een stem een verschil te maken. Hij roept mensen op om van hun stemrecht gebruik te maken.
Is het gerechtvaardigd dat de EU zich terecht inspant tegen inmenging van andere mogendheden op nationale verkiezingen, maar dat zij zelf een erg actieve rol heeft gespeeld in het referendum van Macedonië en daarmee wellicht een boycot heeft afgeroepen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Prespa-akkoord is door de EU verwelkomd als oplossing van een langlopend conflict door middel van dialoog. Hiermee vervullen Macedonië en Griekenland een voorbeeldrol in de regio en maken zij verdere toenadering van Macedonie tot de Euro-Atlantische structuren mogelijk. In het referendum heeft de Macedonische regering het Prespa akkoord gekoppeld aan toekomstige EU en NAVO-toetreding.
In dit licht hebben vertegenwoordigers van de Unie en de NAVO hun betrokkenheid getoond door openlijk op te roepen van het stemrecht gebruik te maken.