Berichten dat Belgische en Duitse defensiehelikopters met grote problemen kampen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Grote problemen met nieuwe reddingshelikopter Defensie»?1
Ja.
Klopt het dat de vier Belgische NFH-90-helikopters door problemen met de radar sinds kort allemaal aan de grond staan en tot wel anderhalf jaar buiten gebruik zijn?
België heeft vier NH-90 helikopters van het type NFH: NATO Frigate Helicopter, de maritieme uitvoering van de NH-90 helikopter. Drie daarvan staan op dit moment aan de grond in verband met een gepland modificatieprogramma («retrofit») dat alle NH-90»s van dit type doorlopen. Het doel van dit programma is de helikopters van de beoogde eindconfiguratie te voorzien, zoals contractueel bepaald. Hiermee zal ook het radarsysteem op het gewenste niveau komen. Het eerste van de drie toestellen die de retrofitondergaan, zou in maart van dit jaar beschikbaar moeten zijn. Het tweede toestel ondergaat de retrofitin de herfst en het derde in het begin van 2019. Ook de vierde NFH-helikopter is tijdelijk niet beschikbaar in verband met regulier onderhoud. Deze helikopter is evenwel medio februari 2018 weer operationeel inzetbaar.
Ook de Nederlandse NH-90 toestellen, alle van het NFH-type, moeten een upgrade in het retrofitprogramma ondergaan. Het verschil met België is dat Nederland een groter aantal NH-90 helikopters heeft dan België (twintig, in plaats van vier), waardoor de retrofit beter binnen de operationele planning op te vangen is. Nederland laat de upgrade bovendien bij een ander bedrijf uitvoeren dan België. Met dit bedrijf zijn afspraken gemaakt over de doorlooptijden van de werkzaamheden zonder ingrijpende gevolgen voor de beschikbaarheid en operationele inzetbaarheid van de Nederlandse NH-90»s.
België heeft twee verschillende typen NH-90 helikopters. Het ene type betreft de eerder genoemde NATO Frigate Helicopter (NFH), het andere de Tactical Transport Helicopter (TTH). De retrofit is nodig voor het NFH-type, niet voor het TTH-type, dat beschikbaar en inzetbaar is. Met het TTH-type, waarvan België er net zoals het NFH-type vier heeft, neemt België deel aan MINUSMA.
Klopt het dat de Nederlandse NFH-90-helikopters met dezelfde problemen kampen, zoals de VRT schrijft? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor de inzetbaarheid van de toestellen en de oefengereedheid van de piloten? En welke maatregelen gaat u nemen om de problemen zo snel mogelijk te verhelpen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekenen de problemen met de Belgische NFH-90’s voor de Belgische bijdrage aan MINUSMA, die in de eerste helft van 2018 onder meer zou bestaan uit twee NH-90-helikopters? Kunnen de Nederlandse militairen in Gao vanaf maart nog rekenen op de door België toegezegde transport- en (medische) evacuatiecapaciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht «Bundeswehrpiloten müssen auf ADAC-Helikoptern trainieren»?2
Ja.
Klopt het dat de Duitse NH-90’s en Tigre-gevechtshelikopters met zulke omvangrijke technische problemen kampen dat ze nauwelijks inzetbaar zijn en dat de piloten van deze toestellen noodgedwongen hun vlieguren maken in EC-135-helikopters van de Duitse wegenwacht?
De staat van de helikoptervloot in Duitsland is een Duitse aangelegenheid die Nederland niet kan beoordelen.
Hoe beoordeelt u de berichten dat de staat van de Duitse defensiehelikoptervloot, die onder meer belast is met de bescherming van de Nederlandse militairen in Mali, «catastrofaal» zou zijn? Kunt u daarbij ook ingaan op het dodelijke ongeluk met een Duitse Tigre in juli 2017 ten noorden van Gao en het vliegverbod dat in oktober 2017 enige tijd van kracht was voor alle Duitse NH-90’s vanwege technische onvolkomenheden?
De Duitse deelname met helikopters aan MINUSMA is op orde. Het personeel is getraind en het materiaal voldoet aan de eisen. Het voortzettingsvermogen van de Duitse helikopters is evenwel niet onbeperkt. Daarom zal Duitsland de helikopters medio 2018 terugtrekken.
Op 26 juli 2017 crashte één van de Duitse Tigre helikopters. In verband daarmee hebben de Tigres die dag niet meer gevlogen en waren zij niet beschikbaar voor Nederland. Eén dag later, op 27 juli, waren de Duitse helikopters weer beperkt inzetbaar, men noemt dat in extremis. Dit betekent dat de toestellen vanaf dat moment beschikbaar waren voor escalatiedominantie ten behoeve van de Nederlandse Long Range Reconnaissance Patrol Taskgroup. Vanaf 4 oktober 2017 waren de Tigres weer volledig inzetbaar.
Deelt u de zorgen over de veiligheid en inzetmogelijkheden van de Nederlandse militairen in Mali, die voor luchtsteun en (medische) evacuaties afhankelijk zijn van onder meer Duitse helikopters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze zorgen adresseren?
Zie antwoord vraag 7.
Herinnert u zich uw uitspraken over de beschikbaarheid van Duitse en Belgische helikopters in Gao tijdens het algemeen overleg over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA op 4 december 2017 («Dat moet geregeld zijn, anders kunnen we [...] niet opereren.»)?
Ja.
Is er, in het licht van de berichtgeving over de zorgelijke staat van de Duitse en Belgische defensiehelikoptervloot, aanleiding om de Nederlandse operaties in Mali aan te passen? Bent u in voorkomend geval bereid passende maatregelen te nemen en de Kamer te informeren?
Nee, er is geen aanleiding te twijfelen aan de Duitse of Belgische helikopterbijdrage aan MINUSMA. De Nederlandse operaties in Mali behoeven derhalve geen aanpassing.
Wat kunt u zeggen over de helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018? Hoe concreet zijn de toezeggingen van El Salvador en Jordanië om respectievelijk gevechts- en transporthelikopters te leveren? Met welke andere landen bent u in gesprek?
De helikoptercapaciteit in Gao in de tweede helft van 2018 is een verantwoordelijkheid van de VN. Nederland is belanghebbend, maar niet eindverantwoordelijk. Als belanghebbende is Nederland over de beschikbaarheid van helikoptercapaciteit in gesprek met zowel de VN als individuele landen.
De toezegging van El Salvador om de Duitse Tigre helikopters af te lossen medio 2018 is concreet. Defensie beziet thans de capaciteiten van de helikopters van El Salvador om te bepalen of deze een geschikte vervanger zijn voor de Tigres ter ondersteuning van de Nederlandse operaties.
Jordanië heeft de VN toegezegd om Super Puma transporthelikopters te leveren om de Belgische en Duitse NH-90 helikopters af te lossen. De onderhandelingen daarover tussen Jordanië en de VN lopen op dit moment echter nog.
Zodra meer bekend is over de inzet van helikoptercapaciteit in de tweede helft van 2018 wordt u hierover geïnformeerd, zoals ik u tijdens het algemeen overleg van 4 december 2017 heb toegezegd.
Krijgt de Force Generation Conference van 22 mei 2017, waar onder meer werd gesproken over een VN-rotatieschema voor schaarse capaciteiten, een vervolg? Zo ja, wanneer? Zo nee, bent u bereid zich daarvoor in te zetten?
In mei 2018 is de volgende Force Generation Conference in New York. Nederland is voorstander van een rotatieschema voor schaarse capaciteit, waaronder helikoptercapaciteit, en steunt de VN bij het instellen van een dergelijk schema.
Het bericht 'Kijk die Zweden nu eens!' |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kijk die Zweden nu eens!»?1
Ja.
Hoe duidt u het beleid van de Zweedse Minister van Europese Zaken Ann Linde, waarbij zij door middel van «EU Handshakes» overal in Zweden de Europese Unie aankaart, vraagt wat mensen van de Europese Unie (EU) vinden en wat zij of de organisatie, waar zij werkzaam zijn, met de EU zouden kunnen en hoe er binnen deze organisaties concreet opvolging aan gegeven wordt, met het doel de participatie, kennis en betrokkenheid van mensen bij de EU te vergroten?2
De wijze waarop participatie, kennis en betrokkenheid van mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij de EU tot uiting komt, verschilt van lidstaat tot lidstaat in de EU. Het kabinet onderschrijft het belang dat mensen en maatschappelijke organisaties kennis hebben van en betrokken zijn bij de EU, zowel EU-breed als in Nederland. In Nederland is sprake van zichtbare betrokkenheid bij de EU in de politiek en het bestuur, in het maatschappelijk middenveld en de (sociale) media. Het kabinet onderschrijft het belang hiervan, ook gezien de besluiten die in EU-kader worden genomen en gezien de aanstaande Europese verkiezingen in 2019.
Hoe duidt u in Nederland de participatie, kennis en betrokkenheid van mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij de EU?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat mensen in Nederland kennis hebben van de EU en betrokken zijn bij de EU? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uiteenzetten welke stappen u of uw collega’s in het kabinet op dit moment ondernemen om de participatie, kennis en betrokkenheid van mensen, organisaties en bedrijven bij de EU te vergroten?
Het kabinet geeft op uiteenlopende wijze vorm aan de participatie, kennis en betrokkenheid van mensen, organisaties en bedrijven bij de EU. Het gaat hier om een breed spectrum aan onderwerpen, variërend van gesprekken met bedrijven over Brexit, tot het EU-back-to-School programma, tot optredens in de media. Het kabinet benadrukt echter dat noch de regie, noch de verantwoordelijkheid, noch het eigenaarschap uitsluitend bij het kabinet kan liggen om de participatie, kennis en betrokkenheid van mensen, organisaties en bedrijven bij de EU te vergroten. Er ligt in de Nederlandse maatschappelijk-politieke verhoudingen juist een grote verantwoordelijkheid voor het maatschappelijk middenveld, bij politieke partijen, bij de (sociale) media om uiting te geven aan de participatie, kennis en betrokkenheid bij de EU.
Deelt u de mening dat in het tijdperk van Brexit het een goed idee zou zijn mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven meer te betrekken bij de EU en in Nederland eenzelfde soort beleid te hanteren als in Zweden? Zo ja, bent u bereid de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bereid om nader te bezien op welke wijze vorm kan worden gegeven aan de nadere betrokkenheid van mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij de EU. Het kabinet is evenwel van mening dat dit alleen kan als daarbij recht wordt gedaan aan de uiteenlopende maatschappelijk-politieke context in de verschillende lidstaten.
Het naar voren halen van de Nederlandse bijdrage aan UNRWA |
|
Joël Voordewind (CU), Anne Kuik (CDA), Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Kunt u uitleggen waarom u van mening bent dat Nederland de door toedoen van de Amerikaanse regering ontstane gaten in de begroting van United Nations Relief Works Agency (UNRWA) zou moeten dichten?1 Is er ook sprake van een specifieke financieringsbehoefte bij UNRWA die deze directe aanvulling van Nederlandse zijde noodzakelijk maakt? Welke concrete nadelige (humanitaire) effecten beoogt u hiermee te voorkomen?
De VN-vluchtelingenorganisatie UNRWA (United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East) heeft 2017 afgesloten met een financieel tekort van USD 49 miljoen op haar algemene budget. Het totale financieringstekort op het algemene budget van UNRWA voor 2018 (USD 720 miljoen) bedraagt op dit moment USD 243 miljoen. De Nederlandse jaarbijdrage van EUR 13 miljoen was reeds voorzien in de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2018 (Kamerstuk 34 775 XVII) en is vermeld in de brief aan de Tweede Kamer van 7 december jl. «Besteding extra middelen noodhulp en opvang in de regio» (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 49).
Het kabinet heeft besloten de geplande jaarbijdrage voor UNRWA versneld beschikbaar te stellen om een acuut financieringsprobleem te mitigeren en UNRWA de kans en tijd te geven om andere donoren te vinden. Hiertoe hadden onder anderen ook de Secretaris-Generaal van de VN en Jordanië verzocht. Vroege betaling – enkele weken eerder dan gebruikelijk – van de reeds begrote bijdrage vult derhalve niet het «gat» op dat door het gedeeltelijk bevriezen van de betaling door de Amerikaanse overheid is ontstaan, maar zorgt ervoor dat de organisatie per direct liquide middelen ter beschikking heeft om de noodzakelijke dienstverlening voort te kunnen zetten.
Ook de Europese Commissie en andere donoren, waaronder Duitsland, Zweden, Ierland, Finland, Italië, Denemarken, Noorwegen, Canada en België hebben toegezegd hun bijdrage voor 2018 versneld beschikbaar te stellen. De Verenigde Staten hebben aangegeven USD 60 miljoen over te zullen maken aan UNRWA en een tweede tranche, ten behoeve van het reguliere budget, van USD 65 miljoen voorlopig aan te houden. Tijdens de Ad-Hoc Liaison Committee voor het Midden-Oosten Vredesproces die op woensdag 31 januari 2018 plaatsvond in Brussel benadrukte de Verenigde Staten nog dat zij de grootste bilaterale donor zijn van UNRWA.
Tijdens een debat over het Midden-Oosten op 25 januari jl. in de Veiligheidsraad benadrukten de VR-leden het belang van UNRWA als VN humanitaire, door de AVVN-gemandateerde, organisatie en als factor voor stabiliteit in de regio. Zonder directe inkomsten aan het begin van 2018 kunnen basisvoorzieningen van UNRWA in de regio niet worden geleverd. In de praktijk betekent dit dat basisonderwijs voor 525.000 jongens en meisjes, acute voedselhulp aan ruim 1,7 miljoen kwetsbare vluchtelingen en toegang tot basisgezondheidszorg voor ruim 3 miljoen Palestijnse vluchtelingen in gevaar komen. Dat zou kunnen leiden tot verdere spanningen in de regio. Ook migratie van Palestijnse vluchtelingen naar onder andere Europa is dan niet uitgesloten.
Kunt u een inschatting maken welke gevolgen deze versnelde betaling heeft voor de precaire verhoudingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit (PA) en de positie van Nederland?
Nederland draagt sinds 1951 jaarlijks financieel bij aan de organisatie. Een versnelde betaling door Nederland aan UNRWA heeft geen impact op de relatie tussen Israël en de PA, noch op de relatie van Nederland met Israël en met de VS. Zoals gemeld in de brief van 17 januari jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 445) heeft de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden onderstreept dat Nederland de politisering van humanitaire hulp onwenselijk acht en dat korten van de steun aan UNRWA een verdere opeenstapeling van spanningen in de regio veroorzaakt, inclusief protesten en confrontaties met de Israëlische Veiligheidsdiensten. Dit zou de relatie tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit onder druk kunnen zetten.
Welke mogelijke gevolgen heeft het direct overnemen van een door de Verenigde Staten (VS) bewust gestaakte subsidie op de begroting van UNWRA, op de relatie met de VS en Israel?
Zie antwoord vraag 2.
Welke andere lidstaten van de Europese Unie (EU) hebben eveneens een bijdrage toegezegd en van welke omvang? Is er sprake van afstemming of overleg geweest met uw collega’s binnen de EU? Zo ja, wat was hier de uitkomst van? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft contact gehad met andere donoren naar aanleiding van de financiële situatie en heeft op 21 januari deelgenomen aan de speciaal ingelaste Advisory Commission, het hoogste bestuursorgaan van UNRWA waarin de belangrijkste donoren zitting hebben. De Europese Commissie en een aantal EU-lidstaten, waaronder Duitsland (EUR 4 miljoen), Zweden (EUR 10 miljoen), Ierland (EUR 4 miljoen), Denemarken, Finland, Italië en België (EUR 6 miljoen) hebben eveneens toegezegd om hun bijdrage voor 2018 versneld over te maken aan UNRWA.
Is er door de Palestijnse Autoriteit en/of UNWRA eerst een beroep gedaan op de Arabische en andere regionale partners zoals Saoedi-Arabië, Turkije, Qatar en Koeweit, om de gaten in de begroting van UNRWA te dichten, aangezien Nederland al een van de grootste donoren is? Zo ja, hoe reageerden de Arabische en regionale partners? Zo nee, waarom niet?
UNRWA heeft direct gehandeld door met spoed een bijeenkomst van de Advisory Commission te beleggen om de kritieke financiële situatie met alle donoren te bespreken. Bij dit overleg zitten ook de Arabische en andere regionale partners aan tafel. UNRWA heeft tevens bilateraal contact met de regionale partners, die de afgelopen jaren ook financieel hebben bijgedragen. Saoedi-Arabië was de afgelopen jaren een top 5 donor met bijdragen van ruim USD 140 miljoen (2016). Ook Koeweit en Qatar dragen elk jaar bij aan UNRWA. Jordanië en Libanon leveren als gastlanden van grote aantallen vluchtelingen al een belangrijke bijdrage aan de opvang in de regio. Afgesproken is om op korte termijn een ministeriële bijeenkomst te beleggen over de ontstane situatie. Nederland zal samen met Europese partners de Arabische landen en andere partners oproepen om de financiële bijdrage aan UNRWA aanzienlijk te verhogen. Tijdens eerdergenoemde Ad Hoc Liaison Committee dankte Commissioner-General van UNRWA, Pierre Krähenbühl, de landen die eerder betalen en bevestigde hij dat UNRWA dit geld gebruikt om tijd te winnen om nieuwe donoren te vinden.
Mede naar aanleiding van de terugkerende financiële tekorten van UNRWA heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in april 2017 een rapport uitgebracht met een aantal aanbevelingen voor verbreding van de financiële basis van UNRWA. Hij roept donoren op om vrijwillige bijdragen te verhogen en het aantal donoren te vergroten, mogelijkheden te onderzoeken voor een verhoging van de bijdrage uit het reguliere VN-budget en medefinanciering via partnerschappen met internationale financiële instellingen, waaronder de Wereldbank, internationale fondsen en de private sector. Nederland steunt deze oproep en zal bij relevante instellingen bepleiten om met concrete voorstellen te komen. Zo heeft het kabinet de Wereldbank gevraagd om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken.
Welke precedentwerking schept deze versnelde betaling voor vermindering van mogelijke andere hulpgelden door de Amerikanen? Overweegt u andere kasschuiven of bezuinigingen van de Amerikaanse regering ook op te vullen? Zo ja, welke hebt u op dit moment in overweging? Zo nee, waarom niet?
De regering voorziet op dit moment geen versnelde betalingen aan organisaties die eventueel minder hulpgelden zullen ontvangen van de Verenigde Staten. Het enigszins vervroegd in het jaar overmaken van reeds geplande financiële bijdragen voor specifieke of humanitaire noden past volgens het kabinet onder verantwoord donorschap. Nederland voert daarmee de afspraken uit die hierover tijdens de World Humanitarian Summit op 23-24 mei 2016 in Istanbul zijn gemaakt.
Is er overwogen om voor de versnelde betaling EU hoge vertegenwoordiger Mogherini dit eerst te laten aankaarten bij de Trump-regering voordat er al over wordt gegaan tot betalingen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft bilateraal contact gehad met andere donoren naar aanleiding van de financiële situatie en heeft zoals eerder gesteld ook deelgenomen aan de speciaal ingelaste Advisory Commission. De Verenigde Staten nemen ook deel aan dit overleg.
Het kabinet heeft besloten de geplande jaarbijdrage voor UNRWA versneld beschikbaar te stellen om een acuut financieringsprobleem te mitigeren en de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en UNRWA de kans en tijd te geven om andere donoren te vinden. Dit zorgt ervoor dat de organisatie per direct liquide middelen ter beschikking heeft om de noodzakelijke dienstverlening voort te kunnen zetten. Zoals eerder gesteld hebben inmiddels ook de Europese Commissie en een aantal EU-lidstaten en andere donoren toegezegd hun bijdrage voor 2018 versneld beschikbaar te stellen.
Waarom kiest u ervoor om 13 miljoen euro versneld te besteden aan UNRWA, terwijl er zoveel andere urgente groepen denkbaar zijn die versneld hulp kunnen gebruiken?
Zie antwoord vraag 7.
Indien UNRWA aan het einde van het jaar weer geld tekort komt, bent u dan weer voornemens om hun middelen aan te vullen?
De afgelopen jaren heeft Nederland later in het jaar additionele bijdragen aan UNRWA gegeven, soms voor specifieke situaties, zoals Gaza of de opvang van Palestijnse vluchtelingen in en uit Syrië. De totale jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan UNRWA bedroeg de afgelopen 10 jaar gemiddeld ruim EUR 20 miljoen per jaar. In 2016 en 2017 was Nederland daarmee de 10e donor van UNRWA.
Het kabinet is niet bij voorbaat voornemens om UNRWA aan het eind van het jaar met een aanvullende bijdrage te steunen. Net als in voorgaande jaren zal de situatie later in het jaar opnieuw worden bekeken. Hoe dan ook zal Nederland UNRWA blijven steunen bij het verbreden van de donorbasis2 en Arabische landen en andere partners oproepen om hun financiële bijdrage aan UNRWA te verhogen.
Klopt het dat UNRWA al dan niet gewild betrokken is (geweest) bij de opslag van wapens en bij haatzaaiing en vijanddenken via verstrekte onderwijsmaterialen en uitlatingen van medewerkers op Social media? Hoe gebruikt Nederland de positie als grote donor om te voorkomen dat UNRWA enerzijds de voor de Gazanen zo bitter noodzakelijke voorzieningen biedt, maar anderzijds – in sommige gevallen – ook het conflict zou blijven voeden?
Op 1 juni 2017 bracht UNRWA naar buiten dat er zich een tunnel zou bevinden onder het terrein van twee UNRWA-scholen in Gaza. In een verklaring heeft UNRWA laten weten de aanleg en het bestaan van dergelijke tunnels sterk te veroordelen en deze te beschouwen als een gevaar voor zowel studenten als staf. UNRWA heeft de tunnel onder de twee scholen onmiddellijk afgesloten. UNWRA heeft dit zelf ontdekt en naar buiten gebracht.
Op meerdere Facebookpagina’s die in verband zijn gebracht met UNRWA werden onacceptabele uitspraken gedaan. De pagina’s waren echter niet van UNRWA zelf. Op verzoek van UNRWA heeft Facebook sindsdien meer dan 90 pagina’s verwijderd. UNRWA veroordeelt alle vormen van antisemitisme en racisme en heeft de berichten in diens naam op Facebook altijd als onacceptabel beschouwd.
Tegen werknemers die zich niet houden aan de gedragscode van UNRWA worden disciplinaire maatregelen genomen. Ten aanzien van de vraag naar verstrekt onderwijsmateriaal, verwijst het kabinet naar de antwoorden op Kamervragen met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 522) d.d. 3 oktober 2017, en de antwoorden op Kamervragen ingezonden op 5 april 2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1853.
Het ambtsbericht Afghanistan |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het ambtsbericht Afghanistan uit november 2016 tot stand gekomen?1
Voor een ambtsbericht geldt dat er «terms of reference» worden opgesteld waarin de onderwerpen en de periode staan waarover het Ministerie van Justitie en Veiligheid informatie wil ontvangen. Deze ToR wordt opgesteld met inbreng van verschillende (maatschappelijke) organisaties zoals COC, IOM, UNHCR, UNICEF en VWN. De «terms of reference» zijn net als het ambtsbericht openbaar (rijksoverheid.nl/documenten). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt vervolgens of er informatie te vinden is uit, bij voorkeur, meerdere gezaghebbende bronnen op basis waarvan een onderbouwd antwoord op de gestelde vragen uit de ToR kan worden gegeven. Hierbij wordt ook gekeken of de informatie afkomstig is van die bron zelf dan wel van een andere bron. In dat laatste geval wordt veelal gerefereerd aan de oorspronkelijke bron.
Het algemene ambtsbericht Afghanistan is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Daarnaast liggen bevindingen ter plaatse (fact-finding missie tweede helft 2016) en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Afghanistan aan het algemeen ambtsbericht ten grondslag.
Het ambtsbericht is een feitelijke beschrijving van de situatie in een land in een afgebakende periode. Het ambtsbericht geeft dus geen interpretatie of mening over de veiligheidssituatie in een land. Op basis van de feitelijke informatie uit het ambtsbericht bepaalt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid of het landgebonden asielbeleid aanpassing behoeft. Daarbij wordt tevens gebruik gemaakt van andere relevante bronnen.
In welke mate is de informatie uit de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) Eligibility Guidelines 2016 daarbij betrokken? Hoe is besloten welke informatie wordt opgenomen in het ambtsbericht? Welke controle is hierop?
Bij het beantwoorden van de vragen in de «terms of reference» die aan de basis ligt van dit ambtsbericht is vanzelfsprekend ook de informatie van UNHCR meegewogen in de opstelling van het ambtsbericht voor zover relevant en in relatie tot de rapportageperiode. In de bronvermelding in het ambtsbericht is opgenomen dat de «United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) Eligibility Guidelines 2016» een van de geraadpleegde bronnen is geweest bij de beantwoording van de vragen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De Eligibility Guidelines van de UNHCR zijn niet primair opgesteld als bron van feitelijke landeninformatie. Daar waar de informatie uit de Guidelines een juridische interpretatie of aanbeveling betreft, bestaat er dan ook geen aanleiding die informatie steeds en volledig over te nemen in de Nederlandse ambtsberichten die nu juist beogen een feitelijke beschrijving van de situatie in het betreffende land te geven. Guidelines van de UNHCR worden door het Ministerie van Justitie en Veiligheid waar nodig betrokken bij de beleidsvorming. Daarbij wordt vanzelfsprekend de gezaghebbende positie erkend van de UNHCR als VN-organisatie specifiek gericht op het beschermen en ondersteunen van vluchtelingen conform het Vluchtelingenverdrag. Dit betekent dat ook de Guidelines worden meegenomen als een gezaghebbende bron, doch niet als primair leidend of bindend, aangezien deze niet primair zijn opgesteld als bron voor feitelijke landeninformatie.
Waarom is in het ambtsbericht niet de informatie uit de UNHCR Eligibility Guidelines 2016 opgenomen over het gevaar dat teruggestuurde Afghanen lopen die gezien worden als «verwesterd»?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is in het ambtsbericht niet de informatie uit deze Guidelines opgenomen over het gevaar dat teruggestuurde Afghanen lopen die de regering of de internationale gemeenschap (inclusief de internationale troepen) steunen en het feit dat zij mogelijk in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is in het ambtsbericht niet de informatie uit deze Guidelines opgenomen over de oproep van parlementsleden in 2013 om bekeerlingen naar het christendom te executeren en dat er christelijke ngo’s aangevallen zijn door de Taliban wegens hun christelijke oogmerk waarmee christenen in Afghanistan nog extra gevaar lopen?
Zowel in het ambtsbericht van november 2016 als in eerdere ambtsberichten wordt ingegaan op de positie van christenen en andere niet moslims in Afghanistan. In de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 23 februari 20172 is ook aandacht gegeven aan de kwetsbare positie van christenen en andere niet moslims en zijn deze groepen opgenomen als risicogroep en als kwetsbare minderheidsgroep.
Waarom is in het ambtsbericht niet de informatie uit deze Guidelines opgenomen over de voormalig werknemers van de KhAD/WAD, de voormalige inlichtingendienst, die stelt dat de UNHCR geen aanwijzingen heeft dat álle voormalig werknemers betrokken waren bij mensenrechtenschendingen en daarom niet iedereen die bij KhAD/WAD heeft gewerkt collectief kan worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat de UNHCR is opgericht met als doel het beschermen en ondersteunen van vluchtelingen met opvang, terugkeer of vestiging in een ander land en dat hun informatie een erg belangrijke bron is? Zo ja, waarom wordt dan zonder uitleg informatie uit de UNHCR Eligibility Guidelines 2016 weggelaten uit het ambtsbericht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe staat het met nieuwe ambtsbericht Afghanistan? Bent u bereid dit zo spoedig mogelijk naar de Kamer te zenden?
Zowel tijdens het debat over de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid als ook tijdens het algemeen overleg op 14 december jl. is met uw Kamer gesproken over de planning van het thematisch ambtsbericht over de veiligheidssituatie in Afghanistan dat in mei van dit jaar wordt verwacht. Zoals gebruikelijk zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken het ambtsbericht openbaar maken door plaatsing daarvan op de website. Vervolgens zal ik zo spoedig mogelijk beoordelen of het ambtsbericht aanleiding geeft het landgebonden asielbeleid aan te passen en uw Kamer daarover informeren.
Het bericht dat EU-landen elkaar niet voldoende waarschuwen voor omstreden artsen |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht dat EU-landen elkaar niet voldoende waarschuwen voor omstreden artsen?1
Ja.
Is u bekend hoeveel zorgverleners – afkomstig van een lidstaat die een bevoegdheidsbeperking opgelegd hebben gekregen – in Nederland aan de slag zijn gegaan? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Er zijn geen cijfers beschikbaar van het aantal zorgverleners afkomstig uit een andere lidstaat die een bevoegdheidsbeperking in de lidstaat opgelegd hebben gekregen en desondanks in Nederland zijn gaan werken. Het is niet na te gaan hoeveel zorgverleners het betreft. Daarvoor is informatie nodig van andere lidstaten die diezelfde informatie niet melden via het Europese waarschuwingsmechanisme. De redenen dat lidstaten niet melden ligt vermoedelijk voor een belangrijk deel in de inrichting van het nationale systeem hoe zorgberoepen gereglementeerd zijn en bevoegdheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd. Niet alle lidstaten kennen een systeem zoals het Nederlandse waarbij er een centraal register bestaat in combinatie met tuchtrecht. Andere lidstaten hebben bijvoorbeeld een systeem waarbij regionale autoriteiten gaan over de toegang tot de gereglementeerde beroepen of waarbij niet de tuchtrechter maar uitsluitend de strafrechter bevoegdheidsbeperkende maatregelen oplegt.
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat de Duitse tandarts Peter Erbeling in Noorwegen een waarschuwing kreeg, in Engeland geschorst werd, desondanks in Nederland opnieuw aan de slag ging en nu een praktijk in Duitsland heeft, waar zijn patiënten niets weten over zijn beroepsverleden? Hoe is het mogelijk dat deze tandarts in Nederland aan de slag is gegaan? Wat is de rol van het CIBG hierin geweest? Heeft Nederland Duitsland gewaarschuwd over deze tandarts?2
Een waarschuwing is een lichte tuchtmaatregel die niet de bevoegdheid om het beroep uit te oefenen beperkt. Om die reden wisselen landen geen informatie uit over waarschuwingen en nemen landen buitenlandse waarschuwingen niet over.
De heer Erbeling werd ingeschreven in het register van tandartsen op basis van de vereiste stukken (zie ook het antwoord op vraag3. Daarna informeerde het Verenigd Koninkrijk het BIG-register dat in het Verenigd Koninkrijk een bevoegdheidsbeperking tegen hem van kracht was. Naar aanleiding van die melding is de Britse bevoegdheidsbeperking volgens de gebruikelijke procedure overgenomen in Nederland. Het BIG-register heeft ten overvloede de Duitse autoriteiten op de hoogte gebracht van de overname in het BIG-register van de Britse bevoegdheidsbeperking. Het is de verantwoordelijkheid van het land dat de oorspronkelijke bevoegdheidsbeperking oplegt, in dit geval het Verenigd Koninkrijk, om andere landen daarvan op de hoogte te stellen. Welke gevolgen een land kan verbinden aan een buitenlandse bevoegdheidsbeperking wordt bepaald door de nationale wetgeving van ieder land.
Aangezien artsen die nu niet meedoen aan het Europese waarschuwingssysteem een verklaring moeten hebben (een Certificate of Current Professional Status), waar in Nederland systematisch naar wordt gevraagd, betekent dit dat alle artsen deze verklaring moeten aantonen of dit maar sporadisch wordt gecontroleerd? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Het Europese waarschuwingsmechanisme houdt een verplichting voor de lidstaten in om elkaar te informeren over aan beoefenaren van gereglementeerde zorgberoepen opgelegde bevoegdheidsbeperkende maatregelen. Iedere houder van een buitenlands diploma moet om in het BIG-register te kunnen worden ingeschreven altijd een officiële verklaring overleggen dat tegen hem geen bevoegdheidsbeperking van kracht is. Hij moet zo’n verklaring overleggen voor ieder land waar hij zijn beroep heeft uitgeoefend en de verklaring moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten. De verklaring moet zowel worden overgelegd voor lidstaten die bevoegdheidsbeperkingen niet melden via het waarschuwingsmechanisme als voor lidstaten die dat wel doen.
Nederland neemt buitenlandse bevoegdheidsbeperkingen in beginsel over. Een buitenlandse maatregel wordt niet overgenomen als de gedraging waarvoor de buitenlandse maatregel is opgelegd in Nederland niet zou leiden tot een tuchtmaatregel. Als een gehele bevoegdheidsbeperking van kracht is, kan de betrokkene niet worden ingeschreven in het BIG-register. Als een gedeeltelijke bevoegdheidsbeperking van kracht is, kan de betrokkene alleen worden ingeschreven met overname en aantekening van de gedeeltelijke bevoegdheidsbeperking.
Welke lidstaten geven wel meldingen af en welke lidstaten geven geen meldingen af omtrent bevoegdheidsbeperkingen van zorgverleners die naar Nederland komen om in de gezondheidszorg te werken? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Volgens de informatie van het BIG-register hebben Bulgarije, Cyprus, Estland, Griekenland, Letland, Luxemburg, Malta, Slovenië, Slowakije en Tsjechië tot begin februari 2018 nog geen meldingen gedaan via het Europese waarschuwingsmechanisme. Overigens is sinds de start van het waarschuwingsmechanisme het aantal lidstaten dat meldingen doet toegenomen.
Zijn er lidstaten die al extra eisen opleggen aan zorgverleners die vanuit het buitenland in het betreffende land willen werken, ingevolge de Europese richtlijn? Zo ja, welke maatregelen zijn dit?4
Naast de eisen wat betreft de vakbekwaamheid die mogen worden gesteld aan migranten, stellen sommige lidstaten net als Nederland eisen wat betreft de taalvaardigheid.
Gaat u hogere eisen stellen aan beroepsbeoefenaren afkomstig uit andere lidstaten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, met het oog op het voorbeeld van de Duitse tandarts in vraag 3, waarom niet?5 6
Nee, ik zie niet in welke hogere eisen kunnen en mogen worden gesteld aan beroepsbeoefenaren afkomstig uit andere lidstaten dan de eisen die nu al worden gesteld. Het weigeren van beroepsbeoefenaren uit andere lidstaten die voldoen aan alle wettelijke vereisten voor toelating, alleen omdat het land van herkomst geen meldingen over bevoegdheidsbeperkingen doet via het waarschuwingsmechanisme, is in strijd met Europees en internationaal verdragsrecht. Het is disproportioneel en onrechtmatig om alle beroepsbeoefenaren uit een lidstaat te weigeren omdat die lidstaat voor individuele gevallen geen meldingen doet via het waarschuwingsmechanisme. Zie ook de antwoorden op vraag 3 en 4.
Welke voorstellen voor het verbeteren van het waarschuwingsmechanisme gaat u voorstellen in uw overleg met de Europese Commissie binnenkort? Kunt u uw antwoord toelichten?7
Het waarschuwingsmechanisme is geregeld in Europese Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, met inachtneming van de Europese regelgeving omtrent bescherming van persoonsgegevens en omtrent privacy en elektronische communicatie. Voor uitvoering van het waarschuwingsmechanisme wordt gebruik gemaakt van het beveiligde Interne Markt Informatiesysteem (IMI). Sinds de inwerkingtreding van het waarschuwingmechanisme heeft de Europese Commissie op basis van de ervaringen van de lidstaten diverse verbeteringen aangebracht om de gebruiksvriendelijkheid van het IMI te verbeteren.
Op 1 februari 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden met de Europese Commissie. De Commissie heeft aangegeven dat zij de resultaten van de evaluatie van het waarschuwingsmechanisme in de komende maanden openbaar zal maken. De resultaten van de evaluatie kunnen eventueel aanleiding zijn voor verdere verbeteringen van het IMI.
Binnen de EU zal ik het belang van het waarschuwingsmechanisme blijven benadrukken en zal Nederland andere lidstaten waar mogelijk en indien gewenst informeren over het Nederlandse systeem, bijvoorbeeld tijdens de eerstvolgende Europese bijeenkomst over IMI in april.
De onduidelijkheden die de EU-exportsancties met zich meebrengen |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Herinnert u zich de beantwoording van de Kamervragen over «EU-exportsancties Rusland te onduidelijk»?1
Ja.
Erkent u dat veel ondernemers, ondanks de beschikbaarheid van handboeken en websites, worstelen met de vertaling van juridische informatie ten aanzien van export naar sanctielanden naar wat wel en niet mag in de praktijk? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken wat ondernemers missen in de huidige handboeken en op basis daarvan verbeteringen door te voeren in de praktische bruikbaarheid? Zo ja, op welke termijn kunt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
De EU-sancties op Rusland zijn ingewikkelde regelgeving. Daarom heeft de overheid meerdere instrumenten ontwikkeld om ondernemers te helpen meer duidelijkheid te krijgen, zoals het handboek Rusland. Deze instrumenten zijn nader toegelicht in de beantwoording van Kamervragen van het lid Becker (zie Kamerstuk 2017D38 022, 21 december 2017). Uit contacten met het bedrijfsleven komt niet het beeld naar voren dat ondernemers informatie missen. Het aantal vragen over Ruslandsancties dat door RVO wordt ontvangen is stabiel. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 5. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal evenwel contact opnemen met de relevante brancheverenigingen en navraag doen naar hun ervaringen, met het oog op mogelijke verdere verbeteringen waar relevant. Individuele bedrijven kunnen altijd contact opnemen met de Centrale Dient voor In- en Uitvoer van de Douane voor vragen of klachten (088-1512122).
Waarom geeft u aan dat het Handboek Rusland niet is verouderd, terwijl er vanuit het bedrijfsleven andere geluiden klinken? Klopt het dat in het Handboek Rusland niets is opgenomen over de «company check» en ook niet over de gevolgen van de «Rosneft uitspraak» voor bedrijven? Bent u bereid het handboek op deze punten te actualiseren?
Het primaire doel van het handboek is om de complexe juridische teksten uit de sanctieverordening uit te leggen en toe te lichten, zodat deze praktisch toepasbaar worden voor ondernemers. De afgelopen jaren heeft het ministerie geen informatie bereikt dat het handboek niet toereikend zou zijn. Sinds de laatste versie van het handboek (2015) zijn er geen grote wijzingen meer geweest in het sanctieregime. De sancties zijn medio 2014 ingesteld. Eventueel nieuwe wijzigingen in de sanctieverordening die relevant zijn voor ondernemers, worden zo snel mogelijk opgenomen in het handboek.
Klopt het dat de «company check» niet voor alle sanctielanden beschikbaar is? Zo ja, voor welke sanctielanden ontbreekt deze check en bent u bereid deze alsnog beschikbaar te stellen?
De company check, waarbij er formele informatie over een eindgebruiker kan worden opgevraagd, is niet een specifiek product maar een algemene benaming voor dienstverlening die door het Nederlandse postennetwerk in het buitenland wordt verricht. De exacte invulling ervan verschilt per land en hangt onder meer af van de beschikbare bronnen. Voor sommige sanctielanden als Noord-Korea en Syrië is deze dienst slechts beperkt beschikbaar.
Bent u bereid de Kamer inzicht te verschaffen in de werking van het sanctieloket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) door, eventueel via het Jaarverslag van de RVO, periodiek te rapporteren over welk type vragen gesteld worden, wat trends in vragen zijn en wat ondernemers van de beantwoording van vragen vinden?
RVO beschikt over een interne voortgangsrapportage. Deze verschaft inzicht in het aantal en het soort vragen dat wordt gesteld. De trend in aantallen is stabiel te noemen. Ondernemers waarderen de vraagbeantwoording van RVO gemiddeld met een 7,8.
Aantal vragen sanctieloket Rusland
378
254
291
Erkent u dat Nederlandse banken en/of het midden- en kleinbedrijf (mkb) op grond van exportcontrolewetgeving en de sanctieverordening Rusland weliswaar niet hoeven na te gaan hoe betaling vanuit Rusland plaatsvindt, maar dat banken deze informatie in de praktijk wel degelijk van ondernemers vragen op grond van wetgeving met betrekking tot anti-witwassing en corruptie? Bent u bereid hierover het gesprek aan te gaan met banken en het bedrijfsleven om te voorkomen dat de verantwoordelijkheid om deze informatie te achterhalen door banken eenzijdig bij het mkb wordt neergelegd?
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) dienen verschillende instellingen, waaronder ook banken en andere financiële ondernemingen, zich in te spannen om te voorkomen dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor witwassen of financieren van terrorisme. De Wwft schrijft daartoe een verplicht cliëntenonderzoek voor. In het kader van dit cliëntenonderzoek verzamelen banken onder meer informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende en het doel en de aard van de beoogde relatie met de cliënt. Indien een bank niet kan voldoen aan de vereisten van het cliëntenonderzoek, wordt de bank geacht van dienstverlening aan de cliënt af te zien of de dienstverlening te beëindigen.
Een bank is op grond van de Wwft niet verplicht onderzoek te verrichten naar de wederpartij van zijn cliënt.2 Wel dient een bank in het kader van het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft een voortdurende controle op de zakelijke relatie uit te oefenen en moet zij de tijdens de duur van die relatie verrichte transacties monitoren. Daarmee dient een bank te waarborgen dat de transacties overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van een cliënt en diens risicoprofiel. Deze transactiemonitoring kan ertoe leiden dat een bank zich met nadere vragen over de wederpartij tot zijn cliënt wendt. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de herkomst of de omvang van de transactie niet overeenkomt met de kennis die de instelling heeft van diens cliënt. Daarbij dient een instelling rekening te houden met de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme in een concreet geval, bijvoorbeeld in verband met de staat waaruit de betaling afkomstig is. Het inwinnen van aanvullende informatie door een bank, via de cliënt of anderszins, is in een dergelijk geval noodzakelijk om te voorkomen dat de dienstverlening van een bank gebruikt kan worden voor witwassen of financieren van terrorisme. Banken en andere instellingen zijn op grond van de Wwft verplicht om ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU).3
Hoewel uit het voorgaande volgt dat banken in het kader van het cliëntenonderzoek op grond van de Wwft onder omstandigheden genoodzaakt zullen zijn zich met nadere vragen tot hun cliënt te wenden, zijn geen signalen bekend dat banken de verantwoordelijkheid voor het achterhalen van informatie over de herkomst van een betaling eenzijdig bij het MKB-bedrijf neerleggen. Het Ministerie van Financiën zal daarom met de belangenbehartigers van het MKB in gesprek gaan om te verkennen waar zij in dit verband tegen aanlopen.
Wat is uw ambitieniveau ten aanzien van het percentage afgehandelde vergunningsaanvragen voor de komende jaren en hoe zorgt u voor voldoende kennis en capaciteit om, gelet op de verwachte toename van handel met Rusland en andere sanctielanden, de aanvragen in de toekomst tijdig af te handelen?
Meer dan 95% van de aanvragen wordt binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoord. Ik heb geen reden om aan te nemen dat dit in de toekomst anders zal zijn. Jaarlijks worden er gemiddeld circa 50 aanvragen voor een exportvergunningen onder de Ruslandsancties ingediend. Deels betreft dit verlengingen van eerder afgegeven vergunningen. Ook indien het aantal aanvragen voor Rusland zou toenemen, is de huidige capaciteit toereikend.
Fraude met oorlogswrakken in de Java-zee |
|
Salima Belhaj (D66), Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?1 2 3
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking tot het illegaal bergen van oorlogswrakken in de Javazee?
Het is volkomen begrijpelijk dat de berichtgeving van de afgelopen dagen in de Nederlandse en Indonesische media over illegale berging van scheepswrakken in de Javazee veel emoties oproept. Dat geldt in het bijzonder voor de berichtgeving over de omgang met stoffelijke overschotten. We betreuren het zeer dat de nabestaanden door deze berichtgeving wederom in onzekerheid zijn gebracht, aangezien onduidelijk blijft of het hier gaat om stoffelijke overschotten van opvarenden van een van de drie gezonken Nederlandse oorlogsschepen.
Zoals wij in onze brief van 25 januari jl. duidelijk maakten: nieuwe informatie gerelateerd aan de Nederlandse oorlogswrakken zal altijd worden onderzocht. Dit geldt in het bijzonder voor informatie over vermeende stoffelijke overschotten van de opvarenden. Nederland voert daarom op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over de mogelijkheid van vervolgonderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Nederland heeft Indonesië in gesprekken en via een Note Verbaleom onderzoek ter plaatse verzocht, waarbij wij onze hulp hebben aangeboden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. De gesprekken hierover vinden plaats op het hoogste niveau. Zo heeft de Nederlandse ambassadeur de ontwikkelingen onder meer besproken met de Indonesische Minister van Transport en contact met de Minister van Buitenlandse Zaken.
Hebt u kennisgenomen van de belangrijkste conclusie uit het recent verschenen onderzoek naar aanleiding van de verdwijning van de oorlogswrakken Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java en de gedeeltelijke verdwijning van Hr. Ms. Kortenaer dat de scheepswrakken zonder vergunning van de Indonesische autoriteiten op industriële wijze zijn geborgen en het feit dat de Indonesische overheid twee vergunningen heeft afgegeven? In hoeverre is dit waar en wordt het onderzoek door Nederland heropend?
Ja.
De Indonesische autoriteiten hebben desgevraagd nogmaals in een brief verklaard geen vergunning te hebben verstrekt voor het bergen van de Nederlandse oorlogswrakken. De coördinaten van de vergunningen die in verschillende media werden genoemd, zijn door Nederlandse deskundigen onmiddellijk vergeleken met de coördinaten van de gezonken Nederlandse oorlogsschepen (zie bijlage4). Uit deze vergelijking blijkt dat de posities van de twee afgegeven vergunningen waarop de Telegraaf doelt niet overeen komen met de coördinaten van de scheepswrakken en ruim twintig kilometer van het dichtstbijzijnde Nederlandse wrak, Hr. Ms. Kortenaer, af liggen.
Hoe verhoudt zich de informatie uit de Indonesische pers tot de brief die is verzonden op 18 januari 2018?4
In de brief van 18 januari jl. berichtten wij u over de uitkomsten van het gezamenlijke onderzoek dat door Indonesië en Nederland is uitgevoerd op basis van het beschikbare materiaal. Het merendeel van in de Indonesische pers gepubliceerde beelden was al eerder door deskundigen van Defensie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onderzocht. Dit schreven we u ook in onze brief van 25 januari jl. Hun conclusie was dat er op deze beelden geen bewijs kon worden gevonden voor de aanwezigheid van wrakstukken van de Nederlandse oorlogsschepen Hr. Ms. De Ruyter, Hr. Ms. Java of Hr. Ms. Kortenaer.
Kunt u bij de Indonesische regering nagaan of het nog mogelijk is om de stoffelijke resten van de slachtoffers die nu in een massagraf schijnen te zijn gedumpt veilig te stellen, zodat er nog een fatsoenlijke begrafenis kan plaatsvinden?
Als uit nader onderzoek ter plaatse blijkt dat het hier gaat om schending van een oorlogsgraf door illegale berging, zal het kabinet zich tot het uiterste blijven inspannen voor een eervolle laatste rustplaats voor de slachtoffers. Voor de nabestaanden is dit zeer belangrijk, want ook zij verdienen rust. Nederland voert dan ook op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over gezamenlijk nader onderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. Dit onderzoek is onder meer nodig om te kunnen bepalen of er een relatie is tussen de stoffelijke overschotten waarover in de berichtgeving wordt gesproken en de verdwenen Nederlandse scheepswrakken. Wij onderhouden hierover ook goed contact met andere betrokken landen.
Waarom is niet gemeld in de samenvatting van het rapport dat er tijdens het onderzoek geen forensisch vergaard bewijs ter tafel is gekomen?
In de brief van 18 januari schreven wij dat Nederlandse en Indonesische deskundigen in augustus 2017 tijdens een bijeenkomst de beschikbare informatie hebben onderzocht om te bepalen wat er met de scheepswrakken gebeurd kan zijn. Er was volgens de Indonesische autoriteiten geen informatie bekend die erop wees dat ter plaatse schroot van de wrakken is aangeboden. Forensisch onderzoek maakte geen onderdeel uit van het onderzoek en daardoor ook niet van de samenvatting.
Bent u in contact met de nabestaanden bijvoorbeeld via het Karel Doormanfonds? Zo ja, op welke wijze zijn zij geïnformeerd en wanneer?
Ja. Defensie heeft de bij ons bekende nabestaanden vorige week met een brief geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verdwenen scheepswrakken in de Javazee. Eerder informeerden wij hen ook al per brief over de uitkomsten van het onderzoek. Wij hebben de nabestaanden toegezegd hen nauwgezet te blijven informeren als er nieuwe informatie bekend is. Het kabinet hecht hieraan vanzelfsprekend groot belang.
Het belastingverdrag Nederland Malawi |
|
Bart Snels (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Klopt het dat u niet voornemens bent het te ratificeren verdrag met Malawi open te breken, aangezien u aan Malawi heeft voorgesteld het op 19 april 2015 te Washington tot stand gekomen belastingverdrag eerst te ratificeren?
Klopt het dat er momenteel geen onderhandelingen plaatsvinden over de door Malawi voorgestelde inhoudelijke wijzigingen en dat u geen reactie heeft ontvangen vanuit Malawi op uw verzoek eerst het reeds onderhandelde verdrag te ratificeren?
Kunt u, indien u bovenstaande analyse ondersteunt en er dus feitelijk gezien geen onderhandelingen plaatsvinden over de door Malawi gewenste aanpassingen, aangeven welke wijzigingen Malawi doorgevoerd wil zien in het verdrag met Nederland?
Komt het vaker voor dat een land waarmee reeds een verdrag is onderhandeld geen reactie geeft op voorstellen van Nederland?
Bent u bekend met het feit dat Malawi een lage positie op de Human Development Index van de Verenigde Naties inneemt (plaats 170 van de 188 onderzochte landen)?1
Ja.
Bent u van mening dat Malawi ten gunste van de duurzame ontwikkeling van het land, baat heeft bij een eerlijk aandeel van de belastingen over winstgevende activiteiten van internationaal opererende bedrijven in hun land?
Ja, meer belastinginkomsten zijn cruciaal voor investeringen in duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden en het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (z.g. Sustainable Development Goals ofwel SDG’s). Nederland biedt technische assistentie bij de capaciteitsopbouw van belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Op verzoek van Malawi gaat Nederland via het (in Amsterdam gevestigde) International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) in maart trainingen aan Malawische belastingambtenaren geven op het gebied van belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven. Deze training volgt op eerdere trainingen op het gebied van internationale belastingheffing en het tegengaan van belastingontwijking, waaraan Malawi heeft deelgenomen. Bovendien heeft Nederland, zoals bekend, aan 23 ontwikkelingslanden, waaronder Malawi, aangeboden het bilaterale belastingverdrag uit te breiden met antimisbruikbepalingen om belastingontwijking in het ontwikkelingsland door oneigenlijk gebruik van het belastingverdrag in de toekomst te voorkomen.
Bent u op de hoogte van het onderzoek van ActionAid: «An Extractive Affair; How one Australian mining company's tax dealings are costing the world's poorest country millions»?2
In het bovengenoemde rapport van ActionAid wordt onder meer gesteld dat het onder het oude verdrag mogelijk was voor een Australisch mijnbouwbedrijf om via betalingen van managementfees aan een Nederlandse groepsmaatschappij tientallen miljoenen dollars minder belasting te betalen in Malawi.
Het kabinet acht de aanpak van internationale belastingontwijking en -ontduiking maatschappelijk wenselijk en heeft daarbij speciale aandacht voor de positie van ontwikkelingslanden. Tijdens de onderhandelingen zijn met Malawi diverse potentiële misbruikstructuren besproken. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van een zogenoemde main purpose test in artikel 10 (dividend), artikel 11 (interest) en artikel 12 (royalty’s). Bij deze main purpose test wordt geen vermindering van bronbelasting verleend als het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van het aangaan van een transactie is het verkrijgen van dat verdragsvoordeel.
Over de managementfees en fees voor technische diensten merken wij op dat het in zijn algemeenheid niet ongebruikelijk is dat verschillende vennootschappen binnen een groep onderling diensten verlenen. Voor die diensten zal dan een zakelijke prijs betaald moeten worden. Aan de ene kant is dan de opbrengst belast en aan de andere kant is de betaling dan aftrekbaar; dit sluit aan bij het algemeen geldende principe dat winsten daar belast worden waar de economische activiteiten plaatsvinden.
Zoals in antwoord op vragen die hierover zijn gesteld in het schriftelijke overleg van 4 september 2015 (Kamerstuk 25 087, nr. 111) is aangegeven, is de casuïstiek die in het rapport wordt aangehaald ook tijdens de onderhandelingen met Malawi besproken. De conclusie van Nederland en Malawi was dat dergelijke situaties kunnen worden tegengegaan met gebruikmaking van het standaard instrumentarium, namelijk modelverdragsbepalingen en/of nationaalrechtelijke bepalingen. In een casus zoals in het rapport wordt geschetst van een Nederlandse vennootschap zonder eigen personeel die managementfees in rekening brengt aan een Malawische vennootschap, zal kunnen worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een vergoeding voor door de Nederlandse vennootschap geleverde diensten. In dat geval is er geen verdragsbepaling (concreet: de betaling valt niet te duiden als ondernemingswinst van de Nederlandse vennootschap in de zin van artikel 7 van het verdrag of als een royalty-betaling aan de deze vennootschap in de zin van artikel 12 van het verdrag) die het heffingsrecht aan Nederland zou toewijzen of aan de zijde van Malawi zou beperken. Het Verdrag doet in beginsel ook niet af aan eventuele aftrekbeperkende maatregelen in Malawi.
In de huidige verdragsloze periode bestaat geen juridische basis voor het uitwisselen van informatie. Onder het nieuwe verdrag is dat wel het geval. Hierdoor wordt Malawi dus beter in staat gesteld om anti-misbruikbepalingen toe te passen.
Bent u op de hoogte dat uit het voorgenoemde onderzoek blijkt, dat onder het in 1969 getekende belastingverdrag met Malawi verdragsmisbruik plaatsvond door een Australisch mijnbouw bedrijf Paladin Mining Ltd. in de periode van 2009 t/m 2014, waardoor de schatkist van Malawi 27,5 miljoen USD is misgelopen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bekend met het feit dat in Malawi een enorm aantal mensen zijn besmet met het HIV-virus,3 en dat 27,5 miljoen USD een significant deel had kunnen bijdragen aan het verlichten/voorkomen van het hierdoor veroorzaakte menselijk leed?4
Ja, in Malawi zijn meer dan 1 miljoen mensen besmet met het HIV-virus op een bevolking van 19 miljoen mensen. Twee derde van hen heeft toegang tot aidsremmers, een derde van hen heeft nog geen toegang tot behandeling. Dit is deels te wijten aan onvoldoende financiële middelen, deels aan het ontbreken van een functionerend gezondheidssysteem en deels door onwetendheid en stigma rondom het HIV-virus en aids.
Bent u ook van mening dat het onwenselijk is dat Malawi 27,5 miljoen USD is misgelopen door middel van de gebruikte kunstmatige fiscale constructie, waarbij gebruikt werd gemaakt van een in Nederland op het adres van trustkantoor TMF geregistreerde brievenbusfirma (Paladin Netherlands B.V.)?
Zie antwoord vraag 7.
Ondersteunt u de analyse dat bedrijven op dezelfde manier als geconstateerd in bovenstaand onderzoek misbruik kunnen maken zodra het nieuwe verdrag geratificeerd is, vanwege het ontbreken van antimisbruikbepalingen door middel van de clausule voor directeursbeloningen en voor de vergoeding van technische diensten?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u het eens met de analyse dat het te ratificeren verdrag door deze beperkte toepassing van de antimisbruikbepalingen niet in lijn is met actie 6 van het OESO Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-project, welke reeds in 2015 is aangenomen?
Allereerst merken wij op dat binnen het BEPS-project geen aparte voorstellen zijn opgenomen op het terrein van misbruiksituaties met betrekking tot managementfees en fees voor technische diensten omdat dergelijke situaties voldoende met het bestaande instrumentarium kunnen worden bestreden.
Omdat de onderhandelingen over het voorliggende Verdrag reeds in 2013 hebben plaatsgevonden kon geen rekening worden gehouden met de specifieke uitkomsten van het BEPS-project. Nederland heeft Malawi wel aangemeld voor het multilateraal instrument (MLI) waarmee belastingverdragen aangepast worden aan de verdragsgerelateerde BEPS-uitkomsten. Om het verdrag geheel BEPS -conform te maken hoeft Malawi alleen maar in te tekenen op de MLI, deze te ratificeren en het belastingverdrag met Nederland onder de werkingssfeer daarvan te brengen. Overigens komt de principal purposes test uit de MLI in grote lijnen overeen met de main purpose test die in het voorliggende Verdrag is opgenomen.
Bent u bereid de toepassing van de antimisbruikbepalingen in het verdrag tussen Malawi en Nederland uit te breiden, zoals beschreven in de OESO BEPS-actie 6?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid Malawi meer belastingrechten toe te kennen, waaronder hogere bronheffingen ten gunste van de duurzame groei en ter bevordering van de zelfredzaamheid en ter bevordering van een goed bestuur in Malawi?
Het primaire doel van een belastingverdrag met een ontwikkelingsland is hetzelfde als het doel van ieder ander belastingverdrag, namelijk ervoor te zorgen dat dubbele belasting wordt voorkomen zonder mogelijkheden te creëren voor belastingontwijking en -ontduiking. Verder voorziet een belastingverdrag in verbeterde rechtszekerheid en administratieve samenwerking. De bijzondere positie van ontwikkelingslanden en het belang dat Nederland hecht aan een succesvolle fiscale ontwikkeling van deze staten, rechtvaardigen afwijkingen van het Nederlandse verdragsbeleid ten opzichte van ontwikkelde landen. In onderhandelingen over belastingverdragen met ontwikkelingslanden is Nederland daarom bereid om bijvoorbeeld hogere bronheffingen en een ruimer vaste inrichtingsbegrip overeen te komen met dien verstande dat Nederland een min of meer gelijkwaardig resultaat wil als in de verdragen van dat ontwikkelingsland met vergelijkbare ontwikkelde landen. Ook wordt veel aandacht besteed aan het onderwerp belastingontwijking. Belastingontwijking is immers een serieus probleem voor ontwikkelingslanden, aangezien deze de zwakke overheidsfinanciën van die landen relatief hard raakt.
Nederlandse medewerking aan Amerikaanse modernisering van Saoedische tanks |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Betekent het door het Pentagon gepubliceerde contract ter modernisering van Abram tanks van Saoedi-Arabië, Australië en Koeweit dat er na 28 februari 2017 in Nederland technische ondersteuning of andere werkzaamheden zijn verricht aan deze Abrams tank en afgeleiden of onderdelen daarvan? Zo nee, wat is dan de rol van Nederland bij dit contract?1
Navraag bij de Amerikaanse autoriteiten heeft uitgewezen dat er geen sprake is van werkzaamheden door Nederlandse bedrijven onder het genoemde contract. Het contract refereert aan reeds eerder vanuit Nederland geleverde, niet-vergunningplichtige goederen. De Nederlandse overheid controleert alleen de uitvoer van vergunningplichtige goederen en technologie. Navraag bij de Douane wijst uit dat er sinds 28 februari 2017 geen vergunningplichtige leveringen of technische ondersteuning vanuit Nederland in relatie tot Abrams-tanks hebben plaatsgevonden. Ook zijn er geen aanwijzingen dat Nederlandse organisaties of bedrijven sinds 28 februari 2017 vergunningplichtige werkzaamheden aan Abrams-tanks hebben verricht.
Welk bedrijf of organisatie is betrokken bij deze werkzaamheden? Om welke onderdelen of concrete werkzaamheden gaat het daarbij?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat het bij de werkzaamheden door of in Nederland ook om werkzaamheden voor alle drie de genoemde landen? Zo nee, voor welke land(en) wel?
Zie antwoord vraag 1.
Indien het gaat om werkzaamheden voor Saoedische tanks of afgeleiden of onderdelen daarvan gaat, om hoeveel tanks gaat en welke waarde wordt hiermee vertegenwoordigd?
Zie antwoord vraag 1.
Indien het tanks van Saoedi-Arabië betreft, bent u bekend met de herhaalde oproep van het Europese parlement in resolutie 2017/2849(RSP) van 30 november 2017 aan de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) om het initiatief te nemen voor een wapenembargo van de EU tegen Saoedi-Arabië gezien de ernstige beschuldigingen van schendingen van het internationaal humanitair recht door dat land in Jemen en het feit dat het blijven verlenen van vergunningen voor wapenverkoop aan Saudi-Arabië bijgevolg in strijd is met Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB?2
Het kabinet is bekend met de oproep van het Europees parlement.
Bent u tevens bekend met de motie-Servaes, ingediend in het debat over het Wapenexportbeleid van 8 maart 2016, waarin de regering verzocht wordt om op basis van de EU-criteria het wapenexportbeleid strikt toe te passen en derhalve, zolang er sprake blijft van het risico dat militaire en «dual-use»-goederen kunnen worden ingezet voor schendingen van mensenrechten en van het humanitair oorlogsrecht, geen vergunningen voor deze goederen naar Saudi-Arabië goed te keuren?3
Ja. Nederland past naar aanleiding van het conflict in Jemen en indachtig de motie Servaes van 8 maart 2016 toetsing van vergunningaanvragen voor militaire goederen extra strikt en kritisch toe, in het bijzonder ten aanzien van Saoedi-Arabië. Zoals in de Kamerbrief van 13 januari 2016 gesteld, keurt Nederland alleen vergunningen voor militaire goederen naar Saoedi-Arabië goed als onomstotelijk vaststaat dat die goederen niet kunnen worden ingezet in Jemen of in situaties bij mensenrechtenschendingen.4 Het Nederlandse wapenexportbeleid richting Saoedi-Arabië is hiermee één van de striktste van alle EU-lidstaten. De toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken heeft in december 2017 in de Raad andere lidstaten opgeroepen ook een zeer strikt wapenexportbeleid toe te passen t.a.v. landen die actief zijn in de oorlog in Jemen.
Hoe passen dergelijke werkzaamheden in Nederland binnen het Nederlandse beleid om zeer restrictief om te springen met leveranties van militaire goederen en kennis aan Saoedi-Arabië? Kunt u dat toelichten?
Gezien het antwoord op de vragen 1 tot en met 4 is deze vraag niet van toepassing. Overigens geldt dat het kabinet een vergelijkbaar restrictief wapenexportbeleid zoals geschetst in vraag 6 hanteert ten aanzien van de andere landen die actief betrokken zijn bij het conflict in Jemen. De bovengenoemde oproep aan EU-partners gaat ook voor deze landen op.
Het bericht dat Nederland een ISDS-claimparadijs is |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht in Trouw van 13 januari 2018 «Nederland is de spil in een groeiend aantal claims van bedrijven tegen staten»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de constatering in het rapport «50 jaar ISDS» dat brievenbusfirma’s Nederland gebruiken om claims op grond van clausules voor Investor-State Dispute Settlement (ISDS) in investeringsverdragen die Nederland heeft afgesloten, in te dienen tegen andere landen dan waar het bedrijf de facto gevestigd is?
Het kabinet vindt het wenselijk dat alleen investeerders die substantiële bedrijfsactiviteiten in Nederland verrichten, gebruik kunnen maken van Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zal daarom pogen brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming.
Hoe verklaart u dat 12% van de ISDS-claims en 17,5% van de totale claimsom uit Nederland afkomstig zijn, terwijl Nederland als zodanig slechts partij is in 3% van de handelsverdragen?
Het kabinet heeft geen onderbouwde verklaring voor deze cijfers. Nederland is wereldwijd een grote investeerder. Uit onderzoek van UNCTAD blijkt dat in 2015 en 2016, na de Verenigde Staten en China, de meeste buitenlandse directe investeringen uit Nederland afkomstig waren. Het kabinet weet dat een deel van de uitgaande buitenlandse directe investeringen via brievenbusmaatschappijen loopt. Zoals vermeld in antwoord op de vragen 2, 4 en 11, zal het kabinet proberen brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming.
Hoe beoordeelt u het feit dat 77% van de ISDS-claims die vanuit Nederland worden gedaan afkomstig zijn van een brievenbusfirma? Deelt u de analyse dat dit in sterke mate verband houdt met het feit dat er jaarlijks circa € 4.000 miljard aan buitenlands investeringsgeld door Nederland stroomt, waarvan 85% voor rekening komt van brievenbusfirma’s?
Zie antwoord vraag 2.
Is het beeld dat naar voren komt uit het het rapport «50 Jaar ISDS» van Milieudefensie, Both Ends, TNI en SOMO in lijn met de verwachtingen die de regering had bij het aangaan van ISDS-constructies in handelsverdragen? Zo nee, welke verwachtingen waren anders?
Investeringsakkoorden dragen bij aan het investeringsklimaat van de verdragsluitende partijen. Investeringsakkoorden zijn een instrument ter versterking van goed bestuur. Investeringsakkoorden kunnen zo buitenlandse investeerders over de streep trekken om langdurig in een land te investeren waar nationale wetgeving en instituties in hun ogen onvoldoende rechtszekerheid bieden. Het land van vestiging profiteert hiervan doordat de investering kan leiden tot extra werkgelegenheid en het aantrekken van kennis en innovatie. Dit is met name van belang voor ontwikkelingslanden, waar het binnenhalen van private investeringen onontbeerlijk is voor het behalen van de Sustainable Development Goals.
Tegelijkertijd erkent het kabinet enkele zorgen ten aanzien van de (eerder gesloten) huidige Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zet zich daarom in om de Nederlandse investeringsakkoorden te moderniseren. In lijn met de toezegging aan uw Kamer (Kamerstuk 21501–02, nr. 1481) werkt het kabinet aan een nieuwe modeltekst. Deze modeltekst zal de inzet vormen om de Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden te heronderhandelen. Hiermee zal Nederland ook voldoen aan het verzoek van enkele verdragspartners om een bilateraal investeringsakkoord te heronderhandelen
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2, 4 en 11 vindt het kabinet het wenselijk dat alleen investeerders die substantiële bedrijfsactiviteiten in Nederland verrichten, gebruik kunnen maken van Nederlandse investeringsakkoorden. Het kabinet zal daarom pogen brievenbusmaatschappijen uit te sluiten van bescherming. De modeltekst zal daarnaast de bescherming voor investeerders verduidelijken, het recht van overheden om te reguleren expliciteren, internationale afspraken over duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen herbevestigen, en zorgen voor een transparante wijze van geschillenbeslechting waarin derde partijen zoals NGO’s een rol hebben.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat door het grote aantal schikkingen in ISDS-zaken, c.a. 40% in Nederlandse zaken, in steeds mindere mate inzichtelijk is welke invloed met deze zaken wordt uitgeoefend op het gevoerde beleid van staten? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen om er voor te zorgen dat schikkingen op basis van ISDS-claims die vanuit Nederland worden gedaan verplicht openbaar gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Partijen bij een geschil kunnen met wederzijdse overeenstemming een schikking treffen. Het kabinet en de EU pleiten voor een versterking van de mogelijkheden om via consultaties en mediation geschillen in een vroeg stadium op te lossen en een juridisering van conflicten te voorkomen. Beide partijen moeten instemmen met het openbaar maken van een schikking. Mocht een dergelijke situatie zich voordoen, zal het kabinet, in zaken waarbij Nederland partij is, er op aan dringen dat de schikking openbaar wordt gemaakt.
Bent u bereid om, eventueel in multilateraal verband, te laten onderzoeken in hoeveel instanties (dreigementen met) ISDS-claims tot een beleidswijziging van een staat hebben geleid? Zo nee, waarom niet?
Een claim onder een investeringsakkoord kan niet tot gevolg hebben dat een overheid wordt verplicht om zijn nationale wet- of regelgeving aan te passen of zijn beleid verplicht moet wijzigen. Dit is nogmaals bevestigd in de Achmea-II zaak waarin een claim van Achmea tegen voorgenomen beleid van de Slowaakse overheid is afgewezen. In een op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verricht onderzoek, kon het bestaan van een «regulatory chill» niet worden aangetoond.2 Voor zover er toch risico’s zouden bestaan, kunnen die worden weggenomen door het verduidelijken van investeringsstandaarden en het expliciteren van het recht van overheden om te reguleren. De nieuwe modeltekst zal hierin voorzien.
Bent u zich bewust van het feit dat 19% van de ISDS-claims de afgelopen dertig jaar te relateren zijn aan fossiele energie, en dikwijls dienden om er voor te zorgen dat de aangeklaagde staat af zou zien van milieubeschermingsmaatregelen of deze terug zou draaien? Hoe verhoudt zich dit tot de ambitie van de regering om de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen?
Een claim onder een investeringsakkoord kan niet tot gevolg hebben dat een overheid wordt verplicht om zijn nationale wet- of regelgeving aan te passen of zijn beleid verplicht moet wijzigen. Het expliciteren van het recht om te reguleren in EU-akkoorden maakt bovendien nogmaals duidelijk dat staten het recht hebben om maatregelen te treffen in het belang van het milieu, bijvoorbeeld om de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen. De nieuwe modeltekst zal het ook het recht van overheden om te reguleren expliciteren.
Kunt u bevestigen dat een kleine en hechte groep van 25 westerse arbiters beslist in 37% van alle ISDS-zaken en dat deze tegelijkertijd in andere ISDS-zaken optreden als juridisch adviseur of getuige en hier zeer veel geld mee verdienen? Wat betekent dit in uw ogen voor de onafhankelijkheid van deze arbiters in ISDS-zaken? Zijn de arbitrage, dan wel de gang van zaken rondom de arbitrage, in uw ogen transparant genoeg?
Het kabinet is van oordeel dat het oude ISDS-mechanisme de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van arbiters onvoldoende garandeert, bijvoorbeeld omdat arbiters kunnen optreden als advocaat of andersom. Daarom zet het kabinet ook in op het opnemen van het gemoderniseerde Investment Court System in EU-akkoorden en op het oprichten van een multilateraal investeringshof. Door voorafgaande permanente benoemingen door de verdragspartijen van rechters die voldoen aan strikte inhoudelijke en ethische eisen wordt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid gegarandeerd. Ook in de nieuwe Nederlandse modeltekst zal het geschillenbeslechtingsmechanisme worden gemoderniseerd, waardoor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van arbiters wordt gegarandeerd.
Bent u er bekend mee dat Nederlandse advocatenkantoren actief en uitgebreid advies geven aan internationale bedrijven over de mogelijkheid tot arbitrageclaims in 140 landen vanuit Nederland? Hoe beoordeelt u dit? Kunt u toelichten in hoeverre de toegang tot arbitrage – vanwege de hoge kosten voor juridische ondersteuning – ontwikkelde landen meer positie geeft dan ontwikkelende landen, waardoor de claimcultuur feitelijk ongelijkheid in stand houdt, of erger, in de hand werkt? En hoe beoordeelt u het feit dat met regelmaat ontwikkelende landen via claimhub Nederland een hogere claim krijgen opgelegd dan zij bijvoorbeeld aan ontwikkelingshulp vanuit Nederland ontvangen?
Het kabinet zet zich er op multilateraal niveau voor in dat ontwikkelingslanden juridische ondersteuning krijgen bij geschillenbeslechtingsprocedures onder investeringsakkoorden. Het kabinet ziet geen relatie tussen de schade die ontwikkelingslanden moeten vergoeden aan investeerders wegens een onrechtmatige overheidsmaatregel en de ontwikkelingshulp die deze landen van Nederland ontvangen.
Bent u bereid maatregelen te nemen om de mogelijkheid van brievenbusfirma’s om van ISDS in handelsverdragen waarin Nederland partij is gebruik te maken, aan banden te leggen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om in navolging van landen als Zuid-Afrika en Indonesië de bestaande handelsverdragen met ISDS-clausules te evalueren op het aantal investeringen in Nederland waar ze toe hebben geleid, afgewogen tegen het aantal ISDS-claims?
Zuid-Afrika en Indonesië hebben hun investeringsakkoorden met Nederland beëindigd. Investeringsakkoorden dragen bij aan het investeringsklimaat van de verdragsluitende partijen en kunnen buitenlandse investeerders over de streep trekken om in een land te investeren. Het CPB heeft in 2015 onderzoek gedaan naar de effecten van investeringsakkoorden op de hoogte van de buitenlandse directe investeringen. Het CPB concludeert hierin dat de inwerkingtreding van een investeringsakkoord de bilaterale directe investeringen met gemiddeld 35% doet toenemen, waarbij regionale verschillen bestaan.3 Er is nog nooit een claim onder een investeringsakkoord tegen Nederland toegewezen.
Deelt u de analyse die in het rapport «50 jaar ISDS» wordt gemaakt dat de opvolgers van ISDS, Investment Court System (ICS) en het multilaterale investeringshof die nu in ontwikkeling zijn, nog ontoereikend zijn op het gebied van de bescherming van maatschappelijke belangen tegen investeringsclaims en gelijke toegang voor bedrijf en burger? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het Investment Court System en een multilateraal investeringshof tegemoetkomen aan zorgen ten aanzien van het oude ISDS-mechanisme. Het Investment Court System zorgt onder andere voor transparante procedures, waarborgt het recht van overheden om te reguleren in het publiek belang, sluit brievenbusmaatschappijen uit van bescherming, verduidelijkt de bescherming voor investeerders, en garandeert onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak. Een multilateraal investeringshof zou een nog verdere verbetering op het terrein van onder andere de onafhankelijkheid en consistentie van de rechtspraak betekenen.
Op grond van het Investment Court System kunnen belanghebbenden, zoals burgers en maatschappelijke organisaties, zich als amicus curiae voegen in een lopende procedure tussen een investeerder en een staat. Het kabinet zet zich ervoor in dat die mogelijkheid ook bestaat bij een multilateraal investeringshof en in nieuwe Nederlandse investeringsakkoorden.
Het voornemen om nieuwe sancties aan Noord-Korea op te leggen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «VS overwegen extra sancties tegen Noord-Korea»?1
Ja.
Kunt u toelichten of het kabinet de nieuwe voorgenomen sancties ondersteunt? Kunt u tevens toelichten of Nederland voornemens is om soortgelijke sancties in Europees verband voor te stellen of te steunen, teneinde ervoor te zorgen dat onze sanctiemaatregelen gelijk oplopen en de internationale druk wordt gemaximaliseerd?
Nederland en de andere landen die aan de bijeenkomst over Noord-Korea in Vancouver deelnamen (15–16 januari 2018), hebben afgesproken autonome sancties of diplomatieke acties te overwegen die verder gaan dan de VN-Veiligheidsraadsresoluties. Voor de EU geldt dat er reeds autonome sancties zijn aangenomen die verder gaan dan VN-Veiligheidsraadsresoluties. Daarnaast worden in EU-verband diplomatieke acties ondernomen tegen landen die zich aan het sanctieregime tegen Noord-Korea onttrekken. Nederland speelt hierin een actieve rol.
Nederland is voorstander van het opvoeren van de internationale druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, om Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot vreedzame denuclearisering van het Koreaanse schiereiland te komen.
Deelt u de mening van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken, Rex Tillerson, dat de internationale gemeenschap moet samenwerken om te verhinderen dat schepen de huidige sancties kunnen omzeilen? Zo ja, wat doet Nederland in internationaal verband om dat waar te maken?
Het kabinet is met u van mening dat de internationale gemeenschap moet samenwerken om te verhinderen dat Noord-Korea sancties omzeilt. Toezien op strikte implementatie en handhaving van sancties, zoals Nederland doet in zijn hoedanigheid van voorzitter van het 1718-Sanctiecomité, is een van de manieren waarop Nederland hier in internationaal verband aan bijdraagt.
Op nationaal niveau betekent dit dat Nederland in voorkomende gevallen ook inspecties van schepen zoals bepaald in VN-Veiligheidsraadsresoluties 2375 en 2397 zal uitvoeren. Voorts is Nederland lid van het Proliferation Security Initiative, waarin meer dan 100 landen samenwerken om inspecties van elkaars schepen te faciliteren, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze gebruikt worden om sancties te omzeilen.
Kunt u verhelderen in hoeverre de bestaande Europese en Amerikaanse sancties worden nageleefd? Kunt u daarbij aangeven of er ook zorgen zijn over de naleving van andere aspecten van de sancties, en niet alleen over de illegale smokkel van Russische olie naar Noord-Korea, waarover u op 3 januari jl. (nog onbeantwoorde) vragen hebt ontvangen?2
Er is veel aandacht voor correcte en volledige naleving van de sancties, zowel op VN- als EU-niveau. Het Expertpanel van het sanctiecomité voor Noord-Korea informeert landen over de maatregelen die zij moeten nemen, en onderzoekt gevallen van gebrekkige implementatie of mogelijke ontduiking. De EU heeft in nauwe samenwerking met Nederland ook een groot aantal demarches uitgevoerd in landen waar de implementatie problematisch is. Deze landen worden daar stevig op aangesproken.
Nederland zet zich in het kader van het voorzitterschap van het sanctiecomité voor Noord-Korea ook actief in voor het verder bevorderen van de uitvoering van de sancties. Helaas zijn er landen die geen goed functionerende exportcontrolesysteem hebben, of moeite hebben met de handhaving. Ook komt het voor dat de wettelijke basis voor goede implementatie ontbreekt. Nederland blijft daarom in samenwerking met zowel EU-lidstaten als het VN-Expertpanel dergelijke landen actief benaderen met het oog op het bevorderen van de naleving van het sanctieregime tegen Noord-Korea.
Hoe beoordeelt u de afwezigheid van China en Rusland bij het overleg deze week in Vancouver over het Noord-Koreaanse nucleaire wapenprogramma? Is deze afwezigheid onderwerp van gesprek geweest op het desbetreffende overleg?
Het was de eerste keer dat in een dergelijke bredere setting werd gesproken over de Noord-Koreaanse dreiging en de oplossingen daarvoor. Door deze opzet werd onderstreept dat de Noord-Koreaanse problematiek niet alleen de Amerikaanse diplomatie aangaat, maar een zaak is voor de bredere internationale gemeenschap. Een volgende stap zou dialoog tussen de meest betrokken landen moeten zijn: de VS, Noord-Korea, Zuid-Korea, Japan, China en Rusland. De EU staat klaar om een dergelijke dialoog te ondersteunen.
Nederland heeft in Vancouver het belang en de bijzondere verantwoordelijkheid van China en Rusland benadrukt bij het vinden van een duurzame oplossing voor de Koreaanse crisis, en de Co-Chairs’ Summary van de organiserende landen Canada en de VS bevat een passage van dezelfde strekking.
De opvang van Venezolaanse vluchtelingen |
|
Achraf Bouali (D66) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken, minister buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «VN-chef biedt Colombia hulp voor vluchtelingen»?1
Ja.
Onderschrijft u het pleidooi van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN) dat Colombia moet worden geholpen bij de opvang van Venezolaanse vluchtelingen?
Secretaris-generaal van de VN, Guterres, bracht op 13 en 14 januari jl. een bezoek aan Colombia om te spreken over het Colombiaanse vredesproces. Tijdens zijn bezoek bood hij eveneens hulp aan voor Venezolaanse vluchtelingen in Colombia.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking sprak op 15 januari jl. met de secretaris-generaal in New York over Colombia en de humanitaire gevolgen van de Venezolaanse crisis die zorgen blijven baren. De Minister liet in dit gesprek weten dat het kabinet achter het aanbod staat van de VN om Colombia te helpen met de opvang van Venezolaanse vluchtelingen.
Kunt u een inschatting geven van het totaal aantal gevluchte Venezolaanse burgers tot heden en hoeveel er daarvan reeds in Colombia zijn opgevangen?
Het kabinet is uiteraard bezorgd over de verslechterende politieke, economische en sociale situatie in Venezuela, die er volgens UNHCR toe heeft geleid dat meer dan een miljoen Venezolanen hun land hebben verlaten (cijfers UNHCR van november 2017). De meeste Venezolanen hebben hun toevlucht gezocht tot de buurlanden. Volgens dezelfde cijfers zijn in 2017 ruim 600.000 Venezolanen naar Colombia gevlucht.
Wat doet Nederland momenteel om Colombia bij te staan bij de opvang van Venezolaanse vluchtelingen? Kunt u toelichten wat het Nederlandse beleid is? Welke mogelijkheden heeft u, bijvoorbeeld via het Noodfonds, om de hulp aan Colombia te intensiveren?
De Nederlandse humanitaire middelen worden ingezet daar waar de noden het hoogst zijn. Bij het bepalen van de inzet worden factoren als kwetsbaarheid van de bevolking, capaciteit van een land om de noden te lenigen, het aantal slachtoffers en het tekort in de financiering van de noden meegenomen.
Nederland geeft jaarlijkse ongeoormerkte bijdragen aan een aantal VN-organisaties en fondsen, zoals UNHCR (33 miljoen in 2018), het Wereldvoedselprogramma (36 miljoen), het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC, 40 miljoen) en het Central Emergency Response Fund (55 miljoen). Deze bijdragen stellen organisaties in staat om zelf te bepalen waar hulp het hardste nodig is. UNHCR ondersteunt de regering van Colombia met zowel de opvang van vluchtelingen en migranten uit Venezuela als met de opvang van ruim 425.000 Colombiaanse intern ontheemden.
Deelt u de mening dat Nederland ook een verantwoordelijkheid heeft om hulp te bieden bij de opvang van Venezolaanse vluchtelingen, gezien het feit dat Venezuela ons grootste buurland is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het probleem van de opvang van Venezolaanse vluchtelingen te agenderen in de VN-Veiligheidsraad, en daar net als de secretaris-generaal van de VN te pleiten voor concrete bijstand voor Colombia? Zo ja, bent u bereid de Kamer te informeren over de uitkomsten hiervan?
De secretaris-generaal van de VN heeft al hulp voor Venezolaanse vluchtelingen in Colombia aangekondigd. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft in gesprek met de secretaris-generaal van de VN op 15 januari jl. laten weten dat het kabinet achter dat aanbod staat. Het kabinet ziet op dit moment geen toegevoegde waarde in het agenderen van de opvang van Venezolaanse vluchtelingen in de VN Veiligheidsraad. Ook onder de andere leden van de Veiligheidsraad bestaat hiervoor geen draagvlak. Zie verder het antwoord op vraag 2, 4 en 5.
Kunt u toelichten hoeveel Venezolaanse vluchtelingen in 2017 in Aruba, Bonaire en Curaçao zijn opgevangen, en hoe de opvang voor hen op deze verschillende eilanden is geregeld?
In Aruba, Curaçao en Bonaire zijn in 2017 geen Venezolaanse vluchtelingen opgevangen. Om in aanmerking te komen voor de status erkend vluchteling, moet een persoon in het land waar zij asiel hebben aangevraagd internationale bescherming hebben gekregen. Hiervan was afgelopen jaar geen sprake.
In 2017 heeft op Bonaire één persoon (met de Venezolaanse nationaliteit) een verzoek om bescherming ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst Caribisch Nederland te Bonaire. Deze aanvraag is niet ingewilligd, omdat betrokkene niet aan de voorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel voldeed. Conform het huidige beleid in Caribisch Nederland is een persoon die om bescherming vraagt zelf verantwoordelijk om in zijn of haar opvang te voorzien. Daarbij kan worden gedacht aan een onderkomen bij familie, vrienden/kennis of hotels. Voor schrijnende gevallen kan een uitzondering worden gemaakt. Bij een grote toestroom van om bescherming vragen migranten heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met het Openbaar Lichaam Bonaire, de uitvoeringsorganisaties (o.a. Koninklijke Marechaussee, Korps Politie Caribisch Nederland en de Immigratie- en Naturalisatiedienst Caribisch Nederland) en Defensie een noodplan ontwikkeld.
Aruba is aangesloten bij het Protocol betreffende de status van vluchtelingen van 1967. Aruba beschikt aldus over een nationale procedure voor de behandeling van asielaanvragen. In de loop van 2017 zijn er 18 asielaanvragen geregistreerd, waarvan 16 personen met de Venezolaanse nationaliteit. De personen die een lopende asielaanvraag hebben, kunnen een beroep doen op een vergunning tot tijdelijk verblijf, welke wordt afgegeven ingevolge artikel 19 van het Toelatingsbesluit, zonder beperking voor wat betreft hun werkgever en/of functie, in afwachting van een definitieve beschikking over hun verzoek. De opvang gebeurt voornamelijk door het Rode Kruis Aruba.
Curaçao is momenteel niet aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag of bij het Protocol betreffende de status van vluchtelingen van 1967. Dientengevolge heeft Curaçao geen procedure om de status van vluchteling toe te kennen. Curaçao is wel gebonden aan art. 3 EVRM (verbod van onmenselijke behandeling). Personen die een beroep doen op artikel 3 EVRM doorlopen een procedure bij het Ministerie van Justitie.
Klopt het dat 187 Nederlanders vast zitten in Venezuela?2 Kunt u toelichten wat het kabinet doet om deze mensen vrij te krijgen?
Afgelopen weken hebben verschillende vluchten plaatsgevonden waarmee het overgrote deel van de gestrande Nederlanders is vertrokken. Het is niet bekend hoeveel gestrande Nederlanders zich exact in Venezuela bevonden, omdat er geen registratieplicht geldt.
Op dinsdag 9 januari is het reisadvies aangepast en zijn Nederlanders geïnformeerd over de grenssluiting. Nederlanders die contact hebben opgenomen, is geadviseerd met hun reisorganisatie of luchtvaartmaatschappij contact te hebben over de mogelijkheden voor een al dan niet rechtstreeks vertrek naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Het bericht dat de korte training tijdens de Uruzganmissie fataal werd. |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Korte training missie werd militairen fataal»?1
Ja.
Kunt u een uitgebreide reactie geven op het boek Lucky shot en aangeven waar de schrijver terechte pijnpunten bloot legt?
Het boek is een aangrijpende weergave van de tragische gebeurtenissen in de nacht van 12 op 13 januari 2008 waarbij soldaat Wesley Schol en korporaal Aldert Poortema, alsmede de Afghaanse soldaten Abdal Qodos en Boman Haider om het leven kwamen en soldaat Marc van de Kuilen gewond raakte. De persoonlijke verhalen van Marc van de Kuilen en de andere betrokken militairen laten zien hoe de omstandigheden en een reeks van tegenslagen tot de gebeurtenissen van die nacht hebben geleid.
Het boek gaat ook in op de resultaten uit het onderzoek en de nadere analyse van de CDS. Deze resultaten zijn ook aan uw Kamer gemeld in de Kamerbrieven van 18 februari en 28 oktober 2008 (Kamerstuk 27 925, nrs. 296 en 325). Uit onderzoek van de CDS is destijds gebleken dat tijdens de operatie niet volledig conform de bestaande tactische procedures is gehandeld. Dat betrof de aandacht binnen de Battle Groupvoor het nemen van maatregelen ter voorbereiding op de nacht, de inachtneming van procedures voor eenduidige doelaanwijzing en de vaststelling van restricties voor de inzet van wapens met een lange dracht.
Bent u van mening dat een gebrekkige training aan de basis heeft gestaan voor dit fatale incident? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van Defensie laat zien dat de eenheid klaar was voor de missie. Dit wordt ook zo benoemd in het boek waar onder meer wordt beschreven dat de eenheid na Kapcha As nog een aantal succesvolle operaties heeft uitgevoerd. Wel was een van de bevindingen van het onderzoek, ook benoemd in de Kamerbrief van 28 oktober, dat er beperkingen waren bij de geïntegreerde oefeningen in voorbereiding op een uitzending. Tevens is geconstateerd dat de situatie in Afghanistan in Nederland niet volledig kon worden nagebootst. Naar aanleiding van de nadere analyse heeft de CDS destijds maatregelen genomen.
Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat er geen sprake was van één enkele oorzaak die ten grondslag lag aan de incidenten. Het was de samenloop van omstandigheden die nacht, die heeft geleid tot een situatie waarin de eigenvuurincidenten zich konden voordoen.
Deelt u de mening dat dit de zoveelste berichtgeving is, waarbij duidelijk wordt dat Defensie een te hoog ambitieniveau hanteert voor haar missies, zoals ook diverse rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid vaststelden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals hierboven gemeld, betrof het een samenloop van omstandigheden.
De illegale goudsmokkel vanuit Venezuela |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat onder het toeziend oog van het leger van Venezuela veel goud wordt gesmokkeld naar Aruba en Curaçao?1 Zo ja, waarom is dat nooit bekend geworden?
Het is bekend dat de Venezolaanse mijnbouw (waaronder goudwinning) voor een groot deel in handen is van instanties die vrijwel volledig door het leger gecontroleerd worden. Er worden door de Venezolaanse regering echter geen officiële cijfers gepubliceerd over importen en exporten van delfstoffen, waaronder goud. Contacten met de autoriteiten van Aruba en Curaçao hebben duidelijk gemaakt dat er geen signalen bekend zijn welke de berichtgeving omtrent mogelijke goudsmokkel vanuit Venezuela ondersteunen.
Verklaart deze smokkel ook mede de grote export van goud uit Curaçao?2 Zo nee, waar haalt Curaçao dit goud dan vandaan?
Curaçao heeft aangegeven dat er geen sprake is van export van goud, maar van doorvoer van goud. Curaçao is daarbij, zoals gesteld, niet op de hoogte van goudsmokkel. De douane van Curaçao toetst bij de doorvoer alle voorgelegde documenten aan de nationale douanewet- en regelgeving.
Klopt het dat op Aruba en Curaçao een infrastructuur bestaat om dit illegale goud wit te wassen? Welke financiële bedrijven zijn hierbij betrokken? Waarom is dit nooit geconstateerd door accountants als KPMG?
De autoriteiten van Aruba en Curaçao zijn niet op de hoogte van illegale activiteiten omtrent eventuele goudsmokkel.
Welke instantie zou op Aruba en Curaçao controle moeten uitoefenen op deze illegale activiteiten? Waarom is dit dan niet gebeurd?
Conform wet- en regelgeving worden controles uitgevoerd door onder andere Kustwacht, douane en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Er worden daarmee wel degelijk controles uitgevoerd.
Vindt deze illegale handel ook plaats via Bonaire en wie is hier verantwoordelijk voor toezicht op en aanpak van deze criminaliteit?
De Douane op Bonaire, onderdeel van de Belastingdienst Caribisch Nederland, houdt toezicht op de uitvoer, invoer en doorvoer van (illegale en ongewenste) goederen van en naar het eiland. De Douane voert daartoe controles uit aan de lucht- en zeegrens. Tot op heden heeft de Douane op Bonaire tijdens haar toezicht geen goud aangetroffen. Het Openbaar Ministerie BES is verantwoordelijk voor de aanpak van criminaliteit op Bonaire. Er zijn bij het OM BES geen signalen bekend die wijzen op illegale handel in goud via Bonaire.
De uitzettingen van afgewezen asielzoekers naar Soedan |
|
Jasper van Dijk , Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het onderzoek dat de Belgische regering heeft ingesteld naar de berichten dat uitgezette Soedanese asielzoekers bij terugkeer in Soedan met marteling of onmenselijke behandeling te maken hebben gekregen voor u aanleiding om zelf ook onderzoek te laten doen naar het lot van Soedanese asielzoekers die door Nederland zijn uitgezet, zoals bijvoorbeeld de Soedanees die in december is teruggestuurd?1 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek dat de Belgische regering is gestart naar de verklaring van enkele door België uitgezette Sudanese vreemdelingen vormt voor mij geen reden om een eigenstandig onderzoek te doen naar uitzetting naar Sudan dan wel om terugkeer naar Sudan op te schorten, omdat de Nederlandse situatie verschilt van de Belgische situatie.
Het door België gestarte onderzoek betreft de uitzetting van enkele Sudanese vreemdelingen die in België geen asielaanvraag hebben willen indienen en daar derhalve geen asielprocedure hebben doorlopen. De Sudanese vreemdelingen voor wie gedwongen terugkeer naar Sudan aan de orde is vanuit Nederland betreffen vrijwel allen personen die eerder asiel hebben gevraagd en voor wie derhalve in een asielprocedure is vastgesteld dat er geen sprake is van een risico op vervolging of onmenselijke behandeling bij terugkeer.
Tevens betreft het in België personen voor wie (vervangende) reisdocumenten zijn verkregen van de Sudanese autoriteiten nadat zij waren geïdentificeerd door een met dit doel uit Sudan naar België overgekomen identificatiemissie. Nederland verkrijgt vervangende reisdocumenten voor Sudanese vreemdelingen niet middels een identificatiemissie, maar middels een daartoe strekkend verzoek aan de Sudanese ambassade. Dit laat onverlet dat identificatiemissies een valabele werkwijze zijn om terugkeer vorm te geven. Nederland maakt daarvan (bij andere herkomstlanden) ook met enige regelmaat gebruik.
Op deze twee punten is de Nederlandse situatie derhalve niet vergelijkbaar met de Belgische zaken waarnaar door België thans onderzoek wordt gedaan. Dit neemt niet weg dat regulier contact wordt onderhouden met de Belgische autoriteiten.
Verder kan slechts een concreet en onderbouwd signaal van ernstige onregelmatigheden na een uitzetting vanuit Nederland aanleiding vormen om in een individueel geval onderzoek te starten. Ik heb geen concreet en onderbouwd signaal ontvangen van ernstige onregelmatigheden na een uitzetting vanuit Nederland naar Sudan dat aanleiding geeft tot het doen van onderzoek. Eén signaal dat ik in dit verband heb ontvangen is geverifieerd, maar bleek ongefundeerd.
Tot slot is onderzoek doen door middel van monitoring na terugkeer, al sinds vele kabinetten voor mij, geen onderdeel van het Nederlandse terugkeerbeleid. Vreemdelingen die uit Nederland terugkeren naar hun land van herkomst, hebben immers in Nederland een zorgvuldige procedure doorlopen, waarin mogelijke risico’s en de veiligheidssituatie bij terugkeer zijn beoordeeld. Als de asielaanvraag van een vreemdeling na een zorgvuldige procedure en toetsing door de rechter wordt afgewezen, is terugkeer aan de orde. Bovendien past monitoring door de Nederlandse overheid niet binnen het normale diplomatieke verkeer. Omgekeerd zou het ook niet passen wanneer autoriteiten van andere landen zouden monitoren hoe het Nederlanders in Nederland vergaat.
Nu de Nederlandse situatie verschilt van de Belgische zaken en ik geen concreet en onderbouwd signaal heb ontvangen van ernstige onregelmatigheden na een uitzetting vanuit Nederland naar Sudan, zie ik geen aanleiding tot het doen van onderzoek of een beleidswijziging. Andere Europese lidstaten hebben in de Belgische ontwikkelingen evenmin reden gezien voor een wijziging in hun beleid ten aanzien van terugkeer naar Sudan.
Voor de volledigheid merk ik op dat in de periode sinds indiening van deze schriftelijke vragen tot aan de beantwoording ervan geen gedwongen terugkeer heeft plaatsgevonden naar Sudan.
Bent u bereid om in elk geval tot de resultaten van uw eigen onderzoek dan wel het Belgische onderzoek bekend zijn, tijdelijk geen Soedanezen gedwongen naar Soedan uit te zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke rol hebben Soedanese diplomaten of andere functionarissen gehad bij het voorbereiden van de uitzetting van afgewezen Soedanese asielzoekers?
In algemene zin zijn werkafspraken gemaakt over terugkeer met de Sudanese ministeries van binnenlandse en buitenlandse zaken. In individuele zaken verstrekt de Sudanese ambassade in Nederland, wanneer een vreemdeling geen geldig paspoort heeft, vervangende reisdocumenten ten behoeve van terugkeer.
Is het waar dat een of meer Soedanese diplomaten in Nederland informatie hebben verzameld of verzamelen over Soedanese asielzoekers die hier aanwezig zijn?
Mij is hierover niets bekend.
Zijn er gevallen bekend dat een diplomaat of diplomaten van de Soedanese ambassade ook contact zoeken met Soedanese asielzoekers hier? Zo ja, acht u dit aanvaardbaar en welke gevolgen heeft dit gehad?
Zie antwoord vraag 4.
Mogelijke arrestatiebevelen tegen Nederlandse Marokkanen |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Nederlandse Marokkanen betrokken bij rechtszaak protestbeweging Rif»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het Marokkaanse Openbaar Ministerie overweegt om tegen ten minste vier Nederlandse Marokkanen die betrokken waren bij de Rif protesten in Marokko arrestatiebevelen uit te vaardigen? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
De Nederlandse ambassade in Rabat heeft naar aanleiding van de berichten in de media navraag gedaan bij de Marokkaanse autoriteiten, die aangaven dat er geen sprake zou zijn van arrestatiebevelen, maar dat het zou gaan om oproepen om te getuigen.
Deelt u de grote zorgen van Amnesty International over het optreden van de Marokkaanse autoriteiten tegen vreedzame demonstranten in de Rif, die ten onrechte opgesloten zijn?2 Zo nee, waarom niet?
Zoals is aangegeven in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 22 januari 2018 in reactie op de gewijzigde motie van het lid Karabulut met betrekking tot de demonstranten die zijn opgepakt in het noordelijke Rif-gebied, wordt de behandeling van gearresteerde en vervolgde demonstranten en journalisten nauw gevolgd door de Nederlandse, EU en andere gelijkgezinde ambassades in Rabat. De voormalige Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 28 november jl. bij de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken aandacht gevraagd voor de behandeling van demonstranten die zijn opgepakt in relatie tot de protesten in Al Hoceima en de regio. Op 5 oktober jl. vroeg ook de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie al aandacht hiervoor bij de Marokkaanse Minister van Justitie.
Deelt u de mening dat onder de huidige omstandigheden, waarin er geen garantie op een eerlijk proces lijkt te zijn, uitlevering van demonstranten aan Marokko niet aan de orde kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals onder 2 is aangegeven, zijn er geen aanwijzingen dat de Marokkaanse autoriteiten van plan zouden zijn om uitlevering te vragen van genoemde personen.
De levering van twee Fokker 70-toestellen die in het bezit van de luchtmacht van Myanmar zijn gekomen |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Is het waar dat de luchtmacht van Myanmar twee toestellen van de Fokker-70 heeft verworven?1 Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Nee. Navraag bij KLM leert dat KLM Cityhopper begin 2017 twee Fokker-70 vliegtuigen heeft verkocht en geleverd aan MWG Limited, een bedrijf uit Singapore. Deze vliegtuigen zijn na de verkoop omgebouwd tot vliegtuigen voor VIP-vervoer en er worden VIP-vluchten mee uitgevoerd in, van en naar Myanmar. De vliegtuigen zijn nog steeds in bezit van MWG Limited en worden geleased aan de overheid van Myanmar, waarbij de luchtmacht de vluchten en het onderhoud uitvoert.
Is het waar dat deze toestellen zijn aangeworven via de firma Air KBZ die in maart 2017 twee Fokker-70 toestellen in Nederland heeft aangeschaft om er binnenlandse vluchten mee uit te voeren?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat een uitvoervergunning aan Air KBZ is verleend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn daarbij voorwaarden gesteld om te voorkomen dat deze toestellen zouden worden doorgeleverd aan de luchtmacht van Myanmar?
Er is geen vergunning verleend aan Air KBZ, evenmin als aan MWG Limited of aan KLM Cityhopper B.V. voor de uitvoer van Fokker-70 vliegtuigen naar Myanmar. Aangezien het civiele vliegtuigen zijn, was geen uitvoervergunning (ten behoeve van Singapore) nodig.
Naar aanleiding van de berichten heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met KLM over de verkoop van de twee Fokker-toestellen. Hieruit is gebleken dat KLM due diligence heeft toegepast en pas tot verkoop is overgegaan nadat het zich ervan had vergewist dat deze civiele vliegtuigen konden worden verkocht aan de kopende Singaporese partij voor het gebruik in Myanmar. Zoals onder het antwoord op vraag 1 aangegeven, zijn ze vervolgens geleased aan de overheid van Myanmar.
Nederland pleit voor strikte naleving van het EU-wapenembargo ten aanzien van Myanmar. Het leasen van civiele toestellen aan de luchtmacht van Myanmar valt ook bij strikte lezing echter niet onder dit wapenembargo.
Deelt u de opvatting dat de doorlevering van de Fokker-70 toestellen ongewenst is, want in strijd met het militair embargo, en dat het noodzakelijk is de toestellen terug te eisen aangezien de luchtmacht van Myanmar als deel van de krijgsmacht verantwoordelijk moet worden gesteld voor ernstige repressie in Myanmar?3
Zie antwoord vraag 3.
De illegale smokkel van Russische olie naar Noord-Korea |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russische olie via zee naar Noord-Korea gesmokkeld»?1 Kunt u bevestigen dat deze smokkel heeft plaatsgevonden, nu de Amerikaanse regering deze leveranties heeft bevestigd?
Het kabinet is bekend met dit bericht, maar kan de inhoud ervan niet eigenstandig bevestigen. Nederland moedigt meldingen aan van eventuele sanctieschendingen bij het krachtens VN-Veiligheidsraadsresolutie 1718 (2006) opgerichte sanctiecomité. Dit comité, waarvan Nederland dit jaar voorzitter is, is belast met toezicht op de implementatie van het uitgebreide sanctieregime tegen Noord-Korea. Het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat in de uitvoering van zijn mandaat onderzoekt zulke meldingen. Voor Nederland staat vast dat er sprake is van een sanctieovertreding als dit door het Expertpanel wordt geconstateerd. Uit het aanstaande rapport van het Expertpanel, dat medio maart wordt gepubliceerd, zal moeten blijken of het Panel onderzoek heeft gedaan naar deze vermeende schendingen.
Hoe beoordeelt u in algemene zin het leveren van olie in het licht van de sancties door de VN-Veiligheidsraad naar aanleiding van het Noord-Koreaanse raketprogramma?
In algemene zin is Nederland tegen elke levering van olie, indien die in strijd is met VN-Veiligheidsraadssancties. Resoluties van de VN-Veiligheidsraad dienen door alle landen nauwgezet te worden geïmplementeerd. Nederland heeft hiervoor ook actief aandacht gevraagd tijdens de ministeriële bijeenkomst over Noord-Korea die op 15–16 januari in Vancouver plaatsvond. Indien vaststaat dat een land de sancties niet naleeft, moet dat land daarop stevig worden aangesproken.
Deelt u de mening dat geen enkele staat, laat staan een lid van de VN-Veiligheidsraad, zich aan de sancties kan onttrekken?
Ja.
Welke rol kan Nederland, als voorzitter van het comité dat toezicht houdt op de naleving van VN-sancties, in gevallen als deze vervullen?
Volledige en effectieve uitvoering van de sancties is een prioriteit van Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité. VN-lidstaten dienen in hun nationale implementatierapporten aan te geven op welke wijze zij uitvoering geven aan het sanctieregime tegen Noord-Korea. Nederland zet als voorzitter in op robuuste en tijdige rapportage door alle VN-lidstaten en heeft daarvoor op de ministeriële bijeenkomst in Vancouver ook aandacht gevraagd. Daarnaast zal Nederland voorlichtingsactiviteiten organiseren in de relevante regio’s om het complexe sanctieregime inzichtelijker te maken voor overheden en bedrijven. Nederland zal ook landen oproepen om meldingen van eventuele schendingen van sancties aan te kaarten bij het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat.
Bent u tevens bekend met de berichten dat Noord-Korea de voor het fabriceren van raketten noodzakelijke technologie heeft verkregen dankzij Russische hulp?2
Het kabinet heeft kennis genomen van deze zorgelijke berichten, maar kan ze niet eigenstandig bevestigen.
Hoe gaat u het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad en het voorzitterschap van de VN-sanctiecomité»s benutten om elke vorm van illegale samenwerking met het Noord-Koreaanse regime aan te pakken, teneinde de effectiviteit van de internationale sancties te maximaliseren?
Nederland is voorstander van het opvoeren van de druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, met als doel Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot een diplomatieke oplossing te komen. Ook heeft Nederland VN-Veiligheidsraadsresolutie 2379 (2017) verwelkomd, waarin is bepaald dat de Veiligheidsraad zal overgaan tot verdere inperking van export van olieleveranties aan Noord-Korea in geval van een nieuwe kernproef of lancering van een intercontinentale raket. Daarnaast zal Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité speciale aandacht besteden aan wereldwijde sanctie-implementatie, zoals hierboven omschreven in antwoord op vraag 4.
Recente ontwikkelingen in de strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van wetsvoorstel 7440 en het daarmee samenhangende wetsvoorstel 7441, die op 22 december 2017 aanhangig zijn gemaakt bij het Oekraïense parlement?
Ja.
Deelt u de mening dat een onafhankelijke speciale anti-corruptie rechtbank van groot belang is in de strijd tegen corruptie? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u bovengenoemde wetsvoorstellen in het licht van de aanbevelingen van de Venice Commission van 9 oktober 2017?1
De wetsvoorstellen voor de oprichting van een onafhankelijke anti-corruptie rechtbank zijn gebaseerd op adviezen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa, experts van de OVSE en internationale beproefde methoden. Uit analyses van de nu uitgebrachte wetsvoorstellen van internationale organisaties komt naar voren dat niet alle elementen uit de adviezen van de Venetië Commissie zijn overgenomen.
De zorgen hebben met name betrekking op de onafhankelijkheid van selectieprocedures van rechters en het type zaken dat de rechtbank zal behandelen. Zo kan een veto van internationale leden van de selectiecommissie tegen de benoeming van een rechter worden verworpen met een twee derde meerderheid van de Hoge Kwalificatiecommissie, een separaat (Oekraïens) juridisch orgaan, dat benoemingen van rechters moet goedkeuren. De mogelijkheid tot het terzijde schuiven van dit veto is volgens de opstellers van de wet opgenomen om zeker te stellen dat Oekraïne als soevereine staat uiteindelijk als laatste zeggenschap heeft. Daarnaast is er een risico dat de nieuwe anti-corruptie rechtbank wordt overspoeld met kleinere zaken. Het wetsvoorstel definieert grote zaken als zaken met een financiële omvang van ten minste 500 maal het minimuminkomen (zaken met een omvang van ten minste $ 30.000). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de rechtbank niet toekomt aan de daadwerkelijk «grote vissen».
Het kabinet deelt bovengenoemde zorgen. De verwachting is dat deze punten aan de orde zullen komen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement. Nederland zal in de bilaterale contacten en internationale gremia het belang van een daadwerkelijk onpartijdig en onafhankelijk Hof, en het opvolgen van de adviezen van de Venetië Commissie blijven benadrukken. Zie ook antwoorden op vragen 8, 9 en 11
Ziet u in de bovengenoemde wetsvoorstellen voldoende waarborgen voor de instelling van een onafhankelijk, onpartijdig rechtscollege belast met het berechten van (grote) corruptiezaken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om de instelling van een dergelijke rechtbank te bevorderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de kritiek van de Oekraïense Niet-Gouvernementele Organisatie ANTAC op wetsvoorstel 7440?2 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft begrip voor de zorgen van het maatschappelijk middenveld. De praktijk en ervaring leert dat corruptiebestrijding op veel hindernissen stuit, zeker ook in Oekraïne. De kwaliteit van wetgeving is essentieel om voortgang te boeken in de strijd tegen corruptie.
Nederland vindt het van groot belang dat niet alleen de Raad van Europa via de Venetië Commissie, maar ook het maatschappelijk middenveld actief betrokken blijft bij het proces van totstandkoming van de anti-corruptierechtbank, zodat deze rechtbank onafhankelijk en effectief is bij de bestrijding van corruptie. Zie ook het antwoord op vragen 8, 9 en 11.
Deelt u de mening, dat het van groot belang is om bestaande succesvolle onafhankelijke anti-corruptie instituties in Oekraïne te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u in dat licht het voortslepende conflict tussen de Oekraïense Procureur-Generaal Lutsenko en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU?
Er is een grijs gebied tussen het mandaat van het Openbaar Ministerie in Oekraïne en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. NABU moet onafhankelijk kunnen opereren en daarom is het van belang dat NABU zijn mandaat met betrekking tot grote corruptiezaken kan uitvoeren en hierin niet wordt gehinderd door het Openbaar Ministerie. NABU wordt hierin gesteund door hervormingsgezinde krachten, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap.
Welke stappen heeft Nederland, al dan niet in Europees verband, ondernomen in reactie op deze gebeurtenissen?
Nederland stelt het belang van onafhankelijke instituties die corruptie bestrijden systematisch aan de orde tijdens bilaterale contacten met de Oekraïense autoriteiten, in EU-verband en in andere multilaterale fora. Daarbij onderstreept Nederland het belang van voortgang met het invoeren van anti-corruptie hervormingen. Instrumenten zoals het MATRA-programma, het Mensenrechtenfonds en het Accountability Fund worden actief ingezet op Nederlandse prioriteiten. De inzet van deze fondsen is sinds de Maidan en de ratificatie van het Associatieakkoord (nog) sterker gericht op hervormingen op het gebied van goed bestuur, toegang tot een eerlijk proces, vrijheid van media, bescherming van mensenrechtenverdedigers en corruptiebestrijding. De Nederlandse ambassade in Kiev is nauw betrokken bij deze projecten en neemt daarnaast actief deel aan internationaal overleg waarin acties worden afgestemd.
In het kader van het Associatieakkoord voert de EU bovendien een stevige dialoog met Oekraïne over de hervormingsagenda, waarvan corruptiebestrijding een belangrijk onderdeel vormt. De EU-delegatie monitort dit in goed overleg met vertegenwoordigers van de Lidstaten, en trekt hierin samen op met andere partners. Nederland steunt deze inspanningen. Binnen het IMF-programma is de invoering van hervormingen zelfs een harde voorwaarde om leningen te krijgen. Dus ook het IMF houdt de voortgang op dit punt scherp in de gaten.
Kan de Europese Unie een rol spelen in het oplossen van de voortdurende conflicten tussen verschillende Oekraïense opsporingsdiensten en corruptiebestrijders?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u kennisgenomen van het ontslag door het Oekraïense parlement van het hoofd van het comité voor de preventie en bestrijding van corruptiebestrijding Ihor Soboliev? Hoe beoordeelt u dat ontslag?
Ja. De heer Soboliev speelde een actieve rol in het ontwikkelen van het beleid ter bestrijding van corruptie. Internationale organisaties beoordelen zijn ontslag in het licht van andere aanvallen op het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. De verdenking bestaat dat het ontslag van de heer Soboliev politiek gemotiveerd is.
Nederland betreurt deze ontwikkeling en zal met internationale partners blijven volgen welk effect het besluit van het Oekraïense parlement om de heer Soboliev te ontslaan heeft op de bestrijding van corruptie in Oekraïne.
Welke instrumenten heeft u om bestaande en nieuwe anti-corruptie instituties te ondersteunen? Welke rol kunnen de Europese Unie en het IMF daarbij spelen?
Zie antwoord vraag 8.
Moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die in voorbereiding zouden zijn |
|
Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Femke Merel Arissen (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «HDP MP says he received intelligence on assassination plans against Turkish citizens in Europe» over plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers in Europa die voorbereid zouden worden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de zorgwekkende beweringen in dit bericht?
Er is met aandacht gekeken naar de beweringen die in dit bericht worden gedaan. In diverse landen is dit bericht in de media gepubliceerd. De berichtgevingen kunnen zorgen voor spanningen en gevoelens van onveiligheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap. Zoals eerder gemeld2 is de overheid hierop extra alert. Bedreigingen in welke vorm dan ook zijn ontoelaatbaar op Nederlands grondgebied. Het bestaan van plannen voor moordaanslagen op Turkse burgers kan ik niet bevestigen.
Bent u bereid uit te zoeken in hoeverre de beweringen kloppen en worden, indien nodig, extra veiligheidsmaatregelen genomen?
De overheid monitort de ontwikkelingen rond spanningen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap en de veiligheid van burgers. Indien nodig worden veiligheids- of andere maatregelen getroffen die bijdragen aan de veiligheid en/of vermindering van de eventuele spanningen. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld roep ik nogmaals nadrukkelijk op om melding en/of aangifte te doen.