Het bericht “Bayer zette wetenschap jarenlang op dwaalspoor” |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bayer zette wetenschap jarenlang op dwaalspoor»1?
Ja.
Deelt u de analyse van hoogleraar Van der Sluijs dat het toelatingssysteem voor gewasbeschermingsmiddelen niet onafhankelijk is ingericht en dat dit in het voordeel werkt van grote fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen? Zo nee, hoe wijkt uw standpunt af van de analyse van de hoogleraar?
Nee, ik deel deze analyses niet.
De toelatinghouder dient een dossier aan te leveren dat aan strikte kwaliteitseisen voldoet. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier onderzoeken bevat die zijn uitgevoerd door laboratoria, die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP). Hierbij zijn ook eisen opgenomen voor de gestandaardiseerde proefopzet van onderzoeken.
De ingediende onderzoeken worden kritisch bekeken door de rapporterend lidstaat en European Food Safety Authority (EFSA). Dit kan – als de kwaliteit onvoldoende is – leiden tot het afkeuren van een onderzoek. Dit is niet ongebruikelijk. De bevindingen van het rapporterend lidstaat en de EFSA worden vervolgens kritisch bekeken door de overige lidstaten.
Bovendien worden in de Europese (her)beoordeling van werkzame stoffen ook alle relevante beschikbare wetenschappelijke publicaties beschouwd.
Bij de verschillende (her)beoordelingen van de neonicotinoïden op Europees niveau zijn ook de wetenschappelijke publicaties van hoogleraar Van der Sluijs meegenomen.
Deelt u de analyse dat de «Good Laboratory Practice»-standaard er in de praktijk toe leidt dat onderzoeken van onafhankelijke academische laboratoria niet meegewogen hoeven te worden in toelatingsprocedures?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een herziening van de toelatingsprocedures te bepleiten op Europees niveau en daarin de zorgen zoals genoemd in voorgaande vragen mee te nemen? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben daar – gezien mijn antwoord op de vragen 2 en 3 – niet toe bereid.
Overigens raakt dit aan de Europese besluitvorming over een voorstel van de Europese Commissie getiteld «wijziging Verordening Algemene Levensmiddelenwetgeving & onderliggende sectorale wetgeving i.v.m. de risicobeoordelingssystematiek». Dit voorstel betreft aanpassingen in het model van de risicobeoordeling door de EFSA.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer op 25 mei 2018 het BNC-fiche gestuurd over dit voorstel (Kamerstuk 22 112, nr. 2567).
Bent u bereid om vooruitlopend op een Europese herziening, de Nederlandse toelatingsprocedures van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) onafhankelijker in te richten en daarover in gesprek te gaan met onder andere onafhankelijke, academische laboratoria? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘EU’s top watchdog slams Council secrecy’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «EU’s top watchdog slams Council secrecy»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de Raad niet binnen de gestelde wettelijke termijn gereageerd heeft op het uiterst kritische rapport van de Europese Ombudsman over het gebrek aan transparantie in de Raad?
Formeel vloeit er voor de Raad geen verplichting voort uit de Verdragen om binnen een bepaalde termijn te reageren op een rapport van de Europese Ombudman. De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat – mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële beschouwing van de aanbevelingen – een inhoudelijke reactie van de Raad op een later moment te verwachten is. In dit kader heeft Nederland in de Raad Algemene Zaken van 26 juni 2018 gepleit voor een discussie binnen afzienbare tijd over de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, Leijten en Van Rooijen over het feit dat de Raad van de Europese Unie geen enkel antwoord geeft op de aanbevelingen van de Europees Ombudsman over transparantie en geheimhouding en daarmee het EU-werkingsverdrag overtreedt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2382).
Deelt u de mening dat wanneer de Europese Ombudsman een onderwerp aan de kaak stelt dat betrekking heeft op de Raad, zeker wanneer het zo’n belangrijk onderwerp betreft, de Raad hierop hoort te reageren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht een reactie van de Raad op een dergelijk onderwerp wenselijk. Dit laat onverlet dat de Verdragen geen verplichting voorzien voor de Raad om te reageren op rapporten van de Europese Ombudsman.
Kunt u verduidelijken of er nog een officiële reactie van de Raad zal volgen?
De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat, mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële discussie over de aanbevelingen, een inhoudelijke reactie van de Raad begin juli te verwachten is. Aangezien de Europese Ombudsman na het verlopen van de driemaandentermijn heeft besloten om het onderzoek te sluiten, heeft de Raad voorlopig besloten om geen inhoudelijk antwoord op schrift te sturen. Dit neemt niet weg dat de Raad inhoudelijk zal reageren op de aanbevelingen ter gelegenheid van een hoorzitting die mogelijk op 11 juli zal plaatsvinden in het Europees parlement. Verder zal er op een later moment nog een bredere discussie over transparantie in de Raad worden gevoerd.
Klopt het dat dit rapport in eerste instantie niet door de Raad besproken zou worden maar dat dit alleen is gebeurd (tijdens de Raadswerkgroep Informatie op 26 april) op initiatief van Nederland?
Bespreking van de aanbevelingen van de Europese Ombudsman is op initiatief van Nederland geagendeerd voor de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018, maar stond al op de agenda als informatiepunt. In zijn reactie op de Europese Ombudsman heeft de Raad aangegeven dat er in de Raad belang wordt gehecht aan een substantiële discussie over het rapport. Nederland heeft in het kader van de Raad Algemene Zaken van 26 juni 2018 gepleit voor een discussie binnen afzienbare tijd over de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad.
Deelt u de mening dat de Raad (of dat nu binnen de werkgroepen, in COREPER of op ministerieel niveau is) de rapporten van de Europese Ombudsman automatisch zou moeten bespreken als het rapport in kwestie de Raad betreft? Zo ja, welke acties neemt u hiertoe om er voor te zorgen dat dit in het gevolg wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u verduidelijken wat het antwoord van de Raad geweest is op de tijdens de Raadswerkgroep Informatie (26 april) gerezen vraag of er een bredere discussie over transparantie gevoerd zou moeten worden door de Raad? Indien het antwoord nee was, welke stappen neemt u om deze discussie wel te starten? Indien het antwoord ja was, wanneer zal deze discussie gaan plaatsvinden?
Tijdens de bespreking van het rapport van de Europese Ombudsman in de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018 wierp het raadssecretariaat de vraag op of er een bredere discussie over transparantie gevoerd zou moeten worden door de Raad. Nederland heeft de vraag bevestigend beantwoord en gepleit, ongeacht het niveau waarop dit binnen de Raad zal gaan plaatsvinden, voor het belang van een technische en substantiële discussie over de aanbevelingen en conclusies uit het rapport. Zie ook het verslag van 18 mei 2018 van de Raad Algemene Zaken en Raad Algemene Zaken artikel 50 van 14 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1875). Het precieze moment waarop deze discussie zal plaats vinden moet nog worden vastgesteld door het Voorzitterschap.
Op welke manier en op welke momenten zal het kabinet in Brussel zich blijven inzetten voor een transparantere Raad?
Nederland zet zich al meerdere jaren in voor meer transparantie in EU-besluitvorming. Het kabinet zal blijven pleiten voor de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad. Wat het kabinet betreft vindt deze discussie in het najaar plaats. De Kamer zal geïnformeerd worden over de inzet van het kabinet en ontwikkelingen op het gebied van transparantie.
Zie ook het verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Omtzigt over het agenderen van het initiatief over transparantie van 31 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1339), de geannoteerde agenda van 15 juni 2018 van de Raad Algemene Zaken inclusief art. 50 van 26 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1889).
Nieuwe Amerikaanse sancties tegen leden van de Iraanse Revolutionaire Garde |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «U.S. sanctions five Iranians it links to Revolutionary Guard Corps»?1
Ja.
Klopt het dat het Amerikaanse Department of the Treasury sancties heeft opgelegd aan vijf aan de Iraanse Revolutionaire Garde gelieerde individuen?
Ja.
Klopt het tevens dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het verspreiden van ballistische rakettechnologie en andere vormen van wapentechnologie?
De Verenigde Staten stelt dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het leveren van militaire expertise aan de Houthi rebellen in Yemen.
Kunt u aangeven of deze individuen ook op de sanctielijst van de Eurooese Unie (EU) staan? Zo nee, waarom niet? Ziet u aanleiding om er in EU-verband voor te pleiten gelijk op te trekken met de Amerikanen als het gaat om sancties tegen individuen die verdacht worden van dergelijke praktijken?
Geen van genoemde personen staat op dit moment op een Europese sanctielijst. De EU maakt bij het sanctioneren van personen een eigen afweging. De komende maanden zal ik mij in samenwerking met Europese partners inzetten om te bekijken wat de beste combinatie van drukmiddelen is tegen personen die betrokken zijn bij het ontwikkelen en verspreiden van ballistische rakettechnologie. De E3 (Frankrijk, Duitsland en het VK) heeft hierin het voortouw vanwege hun voortrekkersrol bij het JCPOA en de gerelateerde discussies met de VS.
Deelt u de mening dat het opleggen van sancties in het kader van het schenden van afspraken over de verspreiding of ontwikkeling van ballistisch wapentuig, het instandhouden van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA – het nucleair akkoord met Iran) niet in de weg hoeft te zitten? Deelt u tevens de mening dat het opleggen van sancties in deze gevallen logischerwijs voortvloeit uit het niet naleven van diverse VN-Veiligheidsraadsresoluties – onder meer resoluties 1929 of 2231 als het om ballistische raketten gaat en resolutie 2216 als het om Jemen gaat – door Iran?
Nederland werkt in EU verband samen met de E3 en de Hoge Vertegenwoordiger om het JCPOA in stand te houden, omdat het JCPOA een belangrijk Nederlands, Europees en regionaal veiligheidsbelang dient, te weten het vermijden dat Iran een nucleair wapen ontwikkelt. Tegelijkertijd moet de EU krachtig voortgaan met het adresseren van de zorgen rond het ballistische raketprogramma van Iran en de destabiliserende rol van Iran rol in de regio. Dit zou kunnen leiden tot additionele maatregelen, zoals sancties. Zo pleit Nederland in EU-verband al enkele maanden voor additionele sancties gericht op de Iraanse rol in Syrië. Hier is in de EU echter (nog) geen unanimiteit voor.
Het opleggen van sancties in het kader van het ballistische raketprogramma vloeit niet direct voort uit VNVR-resoluties 1929, 2231 en/of 2216. De provisies van resolutie 1929 zijn opgeschort onder resolutie 2231 (de resolutie die het JCPOA bekrachtigt). Resolutie 2231 roept Iran op geen activiteiten te ondernemen die gerelateerd zijn aan ballistische raketten, geschikt voor het overbrengen van kernwapens. Omdat dit geen expliciet verbod is, is de ontwikkeling van ballistische raketten niet in strijd met de resolutie, maar het kabinet acht deze wel inconsistent met de resolutie en spreekt het kabinet hierop Iran dan ook aan.
Refereren aan resolutie 2216 bij het opleggen van nieuwe sancties tegen Iran is niet mogelijk, omdat Iran resolutie 2216 niet heeft geschonden.
Het bericht 'Prominente Saudische vrouwenrechtenactivisten opgepakt' |
|
Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Isabelle Diks (GL), Kees van der Staaij (SGP), Bente Becker (VVD), Agnes Mulder (CDA), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Prominente Saudische vrouwenrechtenactivisten opgepakt»?1
Ja.
Klopt het dat deze zeven activisten enkel zijn opgepakt omdat ze campagne voerden om het autorijden voor vrouwen mogelijk te maken in Saudi Arabië?
Dat kan ik niet bevestigen. Uit verklaringen van vertegenwoordigers van de Saoedische overheid kan worden opgemaakt dat de activisten gearresteerd zijn op verdenking van het samenzweren met buitenlandse mogendheden, het rekruteren van overheidsmedewerkers en het financieren van buitenlandse actoren die uit zijn op het ondermijnen van de Saoedische nationale veiligheid, stabiliteit, sociale vrede en sociale cohesie. Een aantal van de aangehouden activisten heeft zich inderdaad eerder ingezet voor het recht van Saoedische vrouwen om auto te mogen rijden. Op dit moment is er nog geen formele aanklacht tegen de beschuldigden ingediend en het onderzoek van de Saoedische autoriteiten is voor zover bekend nog niet afgerond.
Bent u bekend met het feit dat deze activisten als verraders worden weggezet?
Ja.
Bent u bereid in bilateraal en Europees verband aandacht te vragen voor deze kwestie bij de Saudische Minister van Buitenlands Zaken en het hoofd van de Saudische mensenrechtencommissie, die recentelijk een Nederlandse parlementaire delegatie hebben ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met grote zorg kennisgenomen van de recente berichtgeving over de aanhouding van deze activisten in Saoedi-Arabië. Ik heb daarom op 20 mei jl. tijdens een gesprek met de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de G20 aandacht gevraagd voor de situatie van de activisten en de grote zorgen van Nederland overgebracht. Op dit moment overlegt Nederland actief met partners over verdere stappen, onder andere in EU-verband. Nederland zal aandacht blijven vragen voor de aanhoudingen van de activisten en aandringen op goede behandeling. Indien noodzakelijk zal Nederland de Saoedische autoriteiten oproepen een eerlijk proces te garanderen.
Ziet u aanleiding om, in navolging van diverse mensenrechtenorganisaties, in bilateraal en Europees verband te pleiten voor vrijlating van betreffende activisten. Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhouden deze arrestaties zich tot het koninklijk besluit van 26 september 2017 die vrouwen het recht gaf auto te rijden?3
Saoedi-Arabië voert op dit moment meerdere sociaaleconomische hervormingen door, waaronder het koninklijk besluit van 26 september 2017 die vrouwen vanaf eind juni het recht geeft om zelf auto te rijden. Hoewel deze sociaaleconomische hervormingen een stap in de goede richting zijn, blijft Nederland zeer bezorgd over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Vooral de repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die voor zover bekend slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn wat Nederland betreft slechte ontwikkelingen.
De handelsmissie naar India |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe gaat u het lopende beleid om door middel van economische diplomatieke samenwerking met India en China de import en het gebruik van gecertificeerde duurzame palmolie en soja te stimuleren voortzetten?
Het kabinet is voornemens het huidige beleid voort te zetten. In India steunt het kabinet NGOs om op deze markt te werken aan de verduurzaming van palmolie. Zo werkt Solidaridad aan de verduurzaming van de nationale productie van palmolie. Daarvoor werd in 2017 het Indian Palm Oil Sustainability1 (IPOS) raamwerk opgezet2. Daarnaast zet Solidaridad zich in om de Indiase overheid te bewegen de palmolie import te committeren aan de nationale certificering standaarden van Indonesië en Maleisië; de Indonesian Sustainable Palm Oil3 (ISPO) en Malaysian Sustainable Palm Oil4 (MSPO).
Het kabinet richt zich in China vooral op de verduurzaming van de palmolieconsumptie via bijvoorbeeld de «China Sustainable Palm Oil working group». Aan deze werkgroep nemen de grootste inkopers van palmolie in China deel. Nederland stimuleert deze Chinese partijen over te gaan tot inkoop van duurzame palmolie door – onder andere in het kader van handelsmissies – kennis en ervaring uit te wisselen over duurzame palmolie.
Staat dit onderwerp op de agenda tijdens de handelsmissie van komende week? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de uitkomst hiervan? Zo nee, bent u bereid dit alsnog aan te kaarten?
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het onderwerp besproken met de Indiase Minister van Landbouw en aangeboden om samen met de Universiteit van Wageningen te werken aan de verhoging van de productiviteit van de Indiase palmolieplantages.
Gaat u tijdens de handelsmissie naar India ook belangrijke bedrijven in de palmolie sector, zoals leidende bedrijven en de vertegenwoordiging van de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie, ontmoeten?
Er hebben geen gesprekken plaatsgevonden met bedrijven of maatschappelijke organisaties vanuit de palmoliesector, noch met vertegenwoordigers van de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie. Duurzaamheid was wel een belangrijk thema tijdens de officiële besprekingen met de Indiase regering en breder tijdens de missie. Zo sprak ik met Kailash Satyartin over onze gezamenlijke ambities om kinderarbeid te bestrijden. Ook heb ik MVO Nederland gevraagd om het deelnemende bedrijfsleven te informeren over duurzaam ondernemen en organiseerde ik met het Indo-Dutch Sustainability Forum een bijeenkomst voor het bedrijfsleven gericht op het stimuleren van duurzame en inclusieve handel.
Gaat u in direct overleg met maatschappelijke organisaties die zich bezig houden met de problematiek rondom palmolie? Zo ja, hoe krijgt dit vorm? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het feit dat de Raad van de Europese Unie geen enkel antwoord geeft op de aanbevelingen van de Europees Ombudsman over transparantie en geheimhouding en daarmee het EU werkingsverdrag overtreedt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Renske Leijten , Martin van Rooijen (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat de Europese Ombudsman op 9 februari 2018 het keiharde oordeel «wanbeheer» uitsprak over twee zaken bij de Raad van de Europese Unie, namelijk:
Ja.
Herinnert u zich dat de Europees Ombudsman, mevrouw Emily O'Reilly, op 9 februari 2018 drie aanbevelingen deed aan de Raad van de Europese Unie en zeven aanbevelingen om dit wanbeleid te beëindigen?1
Ja. Het kabinet heeft kennisgenomen van drie aanbevelingen en de zes suggesties voor verbetering die de Europese Ombudsman heeft gedaan in haar rapport. Het kabinet heeft op 6 april 2018 gereageerd op deze aanbevelingen en suggesties (kamerstuk 22 112 nr. 2533).
Bent u ervan op de hoogte dat de Raad van de Europese Unie (waarvan de Nederlandse regering lid is), volgens het verdrag verplicht is om binnen drie maanden een antwoord te sturen aan de Ombudsman (artikel 228, eerste lid, van het EU-werkingsverdrag)?
Formeel vloeit er geen verplichting voor de Raad voort uit artikel 228 VWEU om binnen drie maanden een antwoord om de Europese Ombudsman zijn standpunt mede te delen. Echter, in het kader van loyale samenwerking is een reactie van de Raad binnen de gestelde termijn wenselijk. Om deze reden heeft het raadssecretariaat op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat – mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële discussie over de aanbevelingen – een inhoudelijke reactie van de Raad begin juli te verwachten is. Uw Kamer kan deze brief vinden op de pagina van de link die u bij vraag 2 van deze set Kamervragen in de voetnoot heeft gevoegd.
Klopt het dus dat de Raad van Europese Unie zich niet aan het verdrag en dus aan formele wetgeving van de Europese Unie (EU) gehouden heeft?
Deze constatering klopt niet. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 reeds aangaf, vloeit er formeel geen dergelijke verplichting voort uit artikel 228 VWEU. De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd om deze te laten weten dat gezien de complexiteit van de materie er meer tijd nodig is om de aanbevelingen te bestuderen zodat er een inhoudelijke discussie gevoerd kan worden in Raadsverband.
Heeft u binnen de Raad van de Europese Unie erop aangedrongen dat de Raad zich wel aan de EU-wetgeving houdt en gewoon binnen drie maanden een antwoord geeft? Zo nee, gaat u dat alsnog doen? Zo ja, welke landen wilden dan geen antwoord sturen?
Met het oog op het beginsel van loyale samenwerking, is Nederland voorstander van een reactie binnen de genoemde termijn van drie maanden. Nederland heeft hier de afgelopen periode bij het Raadssecretariaat en het Voorzitterschap ook op aangedrongen. Gezien de complexiteit van de materie is dit echter niet mogelijk gebleken. Het rapport lijkt echter wel het effect teweeg te brengen dat bij meerdere lidstaten het besef is ontstaan dat er een bredere beleidsdiscussie over transparantie dient te worden gevoerd in Raadskader. Dit beschouwt het kabinet als een positieve ontwikkeling, waar op voortgebouwd moet worden. Zie hiertoe ook het verslag van de Raadswerkgroep Informatie van 26 april dat uw Kamer in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 14 mei 2018 is toegegaan.2
Indien u niet kunt aangeven welke landen verhinderd hebben dat er een antwoord gestuurd wordt, deelt u dan de mening dat we ons in een kafkaëske situatie bevinden, waarin de Europees Ombudsman constateert dat de landen tegen het verdrag in hun eigen posities geheimhouden, documenten geheimhouden en dat wanneer ze daarop aangesproken worden, hun eigen posities geheimhouden en geen antwoord aan de Europees Ombudsman sturen?
Nee. Allereerst is het kabinet van mening dat een verplichting tot het openbaren van de posities van lidstaten uit het Europees recht noch uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie voortvloeit. Ten tweede komt er ook geen verplichting uit het Europees recht voort om alle documenten direct en actief toegankelijk te maken voor het publiek. Jurisprudentie en de Eurowobverordening stellen enkel vast dat er een ruimere toegang moet worden verleend aan wetgevingsdocumenten maar ook voor wetgevingsdocumenten zijn er uitzonderingen op grond waarvan niet hoeft te worden geopenbaard (zie o.a. overweging 6, artikel 2(4), artikel 12 Eurowob). Dit neemt niet weg dat het kabinet mogelijkheden ziet om de transparantie in de Raad op dit vlak te verbeteren, zie ook de kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Ombudsman.3 Het kabinet benadrukt dat de Europese Ombudsman nog een inhoudelijke reactie zal ontvangen vanuit de Raad (zie ook het antwoord op vraag4. Het rapport heeft, wat het kabinet betreft, juist geleid tot een positieve benadering van het onderwerp van transparantie in de Raad (zie ook het antwoord op vraag5. Er is immers tijdens de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018 besloten om een substantiële en technische discussie te voeren over de aanbevelingen die de Europese Ombudsman in haar rapport doet.
Indien de Raad van de Europese Unie zich niet aan formele EU-wetgeving houdt, zijn de burgers dan wel gehouden zich aan formele EU-wetgeving te houden?
Er is geen sprake van overtreding van formele EU-wetgeving, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3.
Bent u ervan de hoogte dat de Staten-Generaal, gesteund door 24 parlementen, een vergelijkbare brief gestuurd hebben aan de Raad, de Commissie en de Eurogroep? («Opening up closed doors», bijlage bij Kamerstuk 22 660, nr. 67.
Ja.
Kunt u aangeven wanneer deze brief en het rapport in welk gremium besproken zijn en wat de posities van de lidstaten waren ten aanzien van de vier aanbevelingen?
Het kabinet heeft de Kamer hierover mondeling en schriftelijk geïnformeerd, onder andere tijdens het Algemeen Overleg van 12 april 2018 en via het verslag van de bespreking van het rapport in de Raadswerkgroep Informatie.6 Om de Kamer tegemoet te komen is er tijdens het Algemeen Overleg aangeboden om een vertrouwelijke briefing te verzorgen ten aanzien van het COSAC-paper en het krachtenveld.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
Ja.
De strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «NABU’s future uncertain amid Kholodnytsky scandal»?1
Ja
Hoe kijkt u aan tegen het gegeven dat het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU, in opdracht van de Procureur-Generaal, de heer Lutsenko, afluisterapparatuur heeft geplaatst in het kantoor van het hoofd van de Oekraïense anti-corruptie aanklager (SAPO)?
Het nationale Oekraïense anti-corruptie bureau (NABU) beschikte over aanwijzingen dat de speciale anti-corruptie aanklager (SAPO) mogelijk betrokken zou zijn bij het illegaal delen van vertrouwelijke informatie. In overleg met de Procureur Generaal is om die reden afluisterapparatuur geïnstalleerd in het kantoor van SAPO. Ik beschik niet over voldoende informatie om een oordeel te vellen over deze maatregel.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkelingen in het licht van de voortdurende druk op de Oekraïense anti-corruptie instellingen? Welke risico’s ziet u? Deelt u de mening dat deze situatie de samenwerking tussen NABU en SAPO kan schaden?
De Oekraïense anti-corruptie instellingen zijn onvoldoende onafhankelijk en functioneren mede daarom beneden verwachting. Het nationale anti-corruptie bureau NABU is hierop een positieve uitzondering. De uitdaging is vooral dat de door NABU voorgelegde corruptiezaken ook door rechtbanken in behandeling worden genomen. Juist daarom benadrukt de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, het belang van het zo spoedig mogelijk instellen van een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Herinnert u zich uw antwoorden van 30 januari 2018 op Kamervragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma?2
Ja
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen aan de orde gesteld in uw bilaterale contacten met Oekraïne?
Nederland benadrukt via bilaterale, Europese en multilaterale kanalen het belang van versterking van corruptiebestrijding in Oekraïne en blijft dit doen. Zo heb ik tijdens de RBZ op 19 maart jl. en in een gesprek met de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken Klimkin, voorafgaand aan de RBZ, het belang benadrukt van voortgang met (anti-corruptie) hervormingen in Oekraïne (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1851).
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen in multilateraal verband aan de orde gesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u ondernemen om schade aan Oekraïense anticorruptie-instellingen te voorkomen? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Het is in eerste instantie aan de Oekraïense regering zelf om schade aan de anti-corruptie instellingen te voorkomen.
In gesprekken over het vierde EU-Macro Financiële Assistentieprogramma zet Nederland in op scherpe voorwaarden op het gebied van rechtsstatelijkheid en anti-corruptie. Dit wordt breed gesteund door andere lidstaten.
Verder blijft mijn inzet zoals in de beantwoording van uw eerdere vragen uiteen is gezet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2048)
Herinnert u zich uw steun voor een onafhankelijk anticorruptie rechtbank in Oekraïne? Kunt u aangeven wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot de oprichting van een dergelijke rechtbank? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Ja, zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2481.
1 maart jl. is het wetsvoorstel voor een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie door het Oekraïense parlement in eerste lezing aangenomen. Dat voorstel is volgens de internationale gemeenschap niet conform de aanbevelingen van de Venetië Commissie. Dat betekent dat het voorstel voor stemming in tweede lezing door het parlement moet worden geamendeerd. Die stemming is voorzien voor de tweede helft van juni.
Het uitkeren van macro financiële steun vanuit de EU is onder andere gekoppeld aan voldoende voortgang ten aanzien van het steunprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Versterking van anti-corruptie maatregelen is een belangrijke conditionaliteit onder het lopende programma vanuit het IMF.
Momenteel vinden er gesprekken plaats over de afronding van de vierde voortgangsrapportage onder het IMF-programma. De belangrijkste voorwaarde voor het afronden daarvan is het wetsvoorstel rondom het speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Het bericht 'Ze vermoordde haar man toen hij haar verkrachtte. Nu krijgt Noura (19) de doodstraf' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekent met het bericht «Ze vermoordde haar man toen hij haar verkrachtte. Nu krijgt Noura (19) de doodstraf»?1
Ja.
Wat gaat u doen met de huidige feiten, die stellen dat Noura, een meisje van 19 jaar oud, de doodstraf krijgt nadat zij gedwongen werd om met haar neef te trouwen en vervolgens haar man heeft neergestoken omdat hij haar voor de tweede keer wilde verkrachten?
De feiten zoals onder vraag 2 en 3 gesteld zijn ter plaatse door de ambassade nagegaan en lijken een getrouwe weergave te zijn van wat er is gebeurd. Het is nu aan de rechter om in hoger beroep te bepalen of er sprake was van seksueel misbruik en zelfverdediging en daar vervolgens rekening mee te houden bij het bepalen van een nieuwe straf.
Wat Noura is overkomen is afschuwelijk. Het Kabinet leeft mee met deze jonge vrouw en alle andere meisjes en vrouwen die wereldwijd in een soortgelijke positie terecht zijn gekomen.
Zie verder onder de antwoorden bij vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat Noura slachtoffer is geworden van seksueel misbruik en dat zij handelde uit zelfverdediging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Noura een nieuw proces verdient waarin de verzachtende omstandigheden omtrent haar gedwongen huwelijk en seksueel misbruik worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het hoger beroep nog in behandeling. Nederland volgt deze zaak zichtbaar en nauwgezet.
Heeft u reeds contact opgenomen met uw Sudanese ambtsgenoot om hem op deze gebeurtenis aan te spreken en hem te verzoeken het vonnis nietig te verklaren? Zo nee, op welke termijn gaat u dat doen?
Op mijn verzoek heeft mijn Directeur Generaal Politieke Zaken een indringend gesprek gevoerd met de Soedanese ambassadeur in Nederland om opheldering te vragen over deze kwestie en de grote zorg uit te spreken over de gang van zaken, omdat Nederland tegen de doodstraf is en omdat Nederland zich internationaal actief inzet tegen kindhuwelijken, gedwongen huwelijken en geweld tegen vrouwen.
Daarnaast heeft Nederland de kwestie samen met de EU en Zwitserland (mede namens overige EU lidstaten en Noorwegen) aangekaart bij de Soedanese autoriteiten. De in Soedan aanwezige EU-lidstaten, Zwitserland en Noorwegen hebben tevens een gemeenschappelijke verklaring over de kwestie uitgegeven waarin grote zorgen over deze zaak werden uitgesproken.
Voorts onderhoudt de Nederlandse ambassade in Khartoem nauwe contacten met lokale mensenrechten- en vrouwenorganisaties over deze kwestie.
Een verzoek om het vonnis nietig te verklaren is niet aan de orde, omdat het hoger beroep momenteel nog in behandeling is. Gedurende het hoger beroep zal Nederland aandacht blijven vragen voor de zaak van Noura, zowel in bilaterale contacten met de Soedanese autoriteiten, als in EU-verband. Nadat duidelijk is geworden welke uitspraak de rechter in hoger beroep heeft gedaan, zal het Kabinet bezien welke vervolgstappen nodig en mogelijk zijn.
Bent u bereid om op korte termijn andere concrete maatregelen te treffen om te voorkomen dat de doodstraf wordt uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen?
Zie antwoord vraag 5.
De terdoodveroordeling van een Sudanese vrouw |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de terdoodveroordeling van een inmiddels 19-jarige Sudanese vrouw, Noura Hussein Hamad, omdat ze haar man uit zelfverdediging doodde toen hij haar wilde verkrachten?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat het vonnis moet worden ingetrokken en de Sudanese vrouw een nieuw proces moet krijgen waarbij rekening wordt gehouden met wat haar is overkomen?
Wat Noura is overkomen is afschuwelijk. Het Kabinet leeft mee met deze jonge vrouw en alle andere meisjes en vrouwen die wereldwijd in een soortgelijke positie terecht zijn gekomen.
Op dit moment is het hoger beroep nog in behandeling. Nederland volgt deze zaak zichtbaar en nauwgezet.
Bent u bereid in uw contacten met ambtsgenoten in Sudan aandacht te vragen voor deze terdoodveroordeling en om aan te dringen op een nieuw en eerlijk proces? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u om deze vrouw te ondersteunen?
Op mijn verzoek heeft mijn Directeur Generaal Politieke Zaken een indringend gesprek gevoerd met de Soedanese ambassadeur in Nederland om opheldering te vragen over deze kwestie en de grote zorg uit te spreken over de gang van zaken, omdat Nederland tegen de doodstraf is en omdat Nederland zich internationaal actief inzet tegen kindhuwelijken, gedwongen huwelijken en geweld tegen vrouwen.
Daarnaast heeft Nederland de kwestie samen met de EU en Zwitserland (mede namens overige EU lidstaten en Noorwegen) aangekaart bij de Soedanese autoriteiten. De in Soedan aanwezige EU-lidstaten, Zwitserland en Noorwegen hebben tevens een gemeenschappelijke verklaring over de kwestie uitgegeven waarin grote zorgen over deze zaak werden uitgesproken.
Voorts onderhoudt de Nederlandse ambassade in Khartoem nauwe contacten met lokale mensenrechten- en vrouwenorganisaties over deze kwestie.
Een verzoek om het vonnis nietig te verklaren is niet aan de orde, omdat het hoger beroep momenteel nog in behandeling is. Gedurende het hoger beroep zal Nederland aandacht blijven vragen voor de zaak van Noura, zowel in bilaterale contacten met de Soedanese autoriteiten, als in EU-verband. Nadat duidelijk is geworden welke uitspraak van de rechter in hoger beroep heeft gedaan, zal het Kabinet bezien welke vervolgstappen nodig en mogelijk zijn.
De verkiezingsprocedure voor leden van het United Nations Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Bram van Ojik (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met de lopende verkiezingsprocedure voor leden van het United Nations Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW)?1
Ja.
Waarom heeft Nederland geen kandidaat voorgedragen?
Nederland heeft verschillende geschikte kandidaten benaderd voor het CEDAW-comité. Helaas waren deze kandidaten om uiteenlopende redenen niet beschikbaar voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022. Kandidaten die zelf hun belangstelling kenbaar hadden gemaakt voldeden onvoldoende aan de vereisten van onafhankelijkheid en/of expertise.
Vindt u dat er in CEDAW voldoende leden met een uitgesproken genderperspectief en kennis van vrouwen-/mensenrechten moeten zitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dat met de huidige kandidaten het geval?
Ja. Voor Nederland zijn expertise en onafhankelijkheid de twee belangrijkste voorwaarden voor de (kandidaat)leden van het CEDAW-comité. Nederland heeft eind 2016 een constructieve dialoog gevoerd met het comité en heeft aanbevelingen van het comité ontvangen. Tijdens dit proces toonde het comité zich kritisch en kundig.
Van de nieuwe kandidaten voor het comité zijn er voldoende die aan de voorwaarden van expertise en onafhankelijkheid voldoen. Sommige kandidaten hebben specifiek kennis van vrouwen-/mensenrechten; andere kandidaten zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld arbeid, gezondheid of andere terreinen die relevant zijn voor het toezien op de naleving van het VN-Vrouwenverdrag. Bij het beoordelen van de kandidaten is het maatschappelijk middenveld geconsulteerd. Het advies van vrouwenorganisaties wordt betrokken bij het bepalen van onze stem. De stemming is geheim.
Vindt u dat de huidige door andere staten voorgedragen kandidaten in staat zijn om op doeltreffende wijze toe te zien op de naleving van het VN-Vrouwenverdrag?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat het, gezien de vooruitstrevende positie van Nederland op het gebied van vrouwenrechten, goed zou zijn als er een Nederlands lid in CEDAW zou zitten?
Nederland is internationaal een aanjager van gendergelijkheid en vrouwenrechten. Het kabinet zet zich daarvoor in o.a. binnen de VN en de Raad van Europa. Wanneer het kabinet van mening is dat de nominatie van een onafhankelijke Nederlandse kandidaat met de benodigde expertise daaraan kan bijdragen, en een dergelijke kandidaat is beschikbaar, bereid en kansrijk, dan gaat het kabinet over tot kandidaatstelling. Zo is recentelijk nog een Nederlandse kandidaat met absolute meerderheid van stemmen verkozen als lid van GREVIO, het comité dat toeziet op de naleving van het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Voor het CEDAW-comité is de termijn voor aanmelding voor deze ronde op 7 maart jongstleden verstreken. Op basis van eerdergenoemde criteria zal het kabinet een volgende ronde opnieuw overwegen een kandidaat te nomineren.
Bent u bereid alsnog een kandidaat voor te dragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u, gezien de verkiezing van de nieuwe leden op 7 juni 2018, deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De Dutch Trade and Investment Board (DTIB) |
|
Renske Leijten |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Deze club heeft al dertien jaar invloed op ons economisch beleid (en toch kent niemand hem)» over de DTIB?1
Ja.
Is de DTIB of zijn opvolger, de International Strategic Board (ISB), dat specifiek opkomt voor de belangen van Nederlandse internationaliserende bedrijven, een lobbyorganisatie? Zo nee, waarom niet?2
De Dutch Trade and Investment Board (DITB) en zijn opvolger de International Strategic Board Nederland (ISB-NL) zijn geen lobbyorganisaties, maar platforms voor publiek-private samenwerking van (regionale) overheden, kennisinstellingen en bedrijven. Zoals beschreven in de Kamerbrief «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1), is het doel van de ISB-NL de samenwerking tussen departementen, kennisinstellingen en bedrijven te verankeren en daarmee de kennisbasis, het innovatieve vermogen en de internationale positie van Nederland te versterken en bij te dragen aan de SDG’s in Nederland en wereldwijd. Ik acht deze samenwerking van groot belang voor de totstandkoming van effectief overheidsbeleid.
Onder welke voorwaarden wordt een organisatie al dan niet als lobbyorganisatie aangemerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het verschil tussen een adviesorganisatie en een lobbyorgaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Indien DTIB of ISB als adviesorganisatie wordt gezien, hoe voorkomt u dan dat de organisatie bedrijven in staat stelt intern te lobbyen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom een adviesorganisatie de agenda van internationale handelsmissies mede bepaalt?
De DTIB en ISB-NL bepalen de agenda van internationale handelsmissies niet, maar adviseren daarin. Deze adviezen acht ik van belang om tot een goede afweging te komen van te organiseren economische missies en om de effectiviteit van deze missies door publiek-private inzet verder te vergroten.
Kan de brief van DTIB aan informateur Schippers tijdens de Kabinetsformatie 2017, waarin onder andere aandacht wordt gevraagd voor de winstbelasting en de 30%-regeling, worden gezien als lobbystuk? Zo nee, waarom niet? Wat is het verschil tussen een adviesstuk en een lobbystuk? Kunt u uw antwoord toelichten?3
In de brief die u aanhaalt, informeert de voorzitter van de DTIB de informateur over het Team Nederland adviesrapport (april 2017) van de DTIB Stuurgroep onder leiding van de heer Buijink. Dit openbare adviesrapport was het resultaat van een brede consultatie van publieke en private belangen en is uitvoerig besproken binnen de DTIB. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5 en 9.
Zijn er vergelijkbare adviesorganen waarmee ministeries met enige regelmaat contact hebben? Welke andere adviesorganen zijn er waar (hoge) ambtenaren of bewindspersonen bij betrokken zijn? Kunt u een uitputtend overzicht verstrekken?
Er zijn veel adviesorganen waaraan overheidsorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en/of andere organisaties deelnemen. Het verschaffen van een uitputtend overzicht zou een aanzienlijke inspanning van het ambtelijk apparaat kosten en acht ik niet opportuun.
Heeft de DTIB een mission statement? Zo ja, hoe luidt dit? Wat is het doel van de DTIB of de ISB? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is de samenstelling van de DTIB of de ISB transparant? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar is de samenstelling vindbaar?
De DTIB en ISB-NL zijn adviesorganen die geen beleid maken. Dat publieke en private organisaties overleggen over de effectiviteit van beleid en nadenken over verbetering van beleid acht ik van groot belang voor de totstandkoming van effectief overheidsbeleid.
De actieverslagen van de DTIB zijn openbaar via de website www.internationaalondernemen.nl. De DTIB heeft 14 jaar bestaan in vele samenstellingen en met verschillende werkgroepen per periode. Het verstrekken van een overzicht van alle personen die zitting hebben genomen in de DTIB en haar werkgroepen met hun functies en rol acht ik niet opportuun. De samenstelling van de DTIB in juli 2017 was als volgt:
Op dit moment wordt de ISB-NL samengesteld op initiatief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en mij. De leden, agenda’s en actieverslagen van de ISB-NL zullen openbaar worden gemaakt. Daarbij zal wel rekening gehouden moeten worden met bedrijfsgevoelige informatie en moet worden gewaarborgd dat gesprekken binnen de ISB-NL zo open mogelijk gevoerd kunnen worden. In de handelsbrief die na de zomer aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd zal ik verder ingaan op de doelstellingen, samenstelling en werkwijze van de ISB-NL.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle personen die zitting hebben genomen in de DTIB/ISB of één van de werkgroepen en per persoon aangeven wanneer zij zitting hadden, wat hun toenmalige functie was en wat hun rol was binnen de organisatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke huidige bewindslieden hebben zitting in de DTIB/ISB of in één van de werkgroepen? Sinds wanneer hebben zij zitting in de DTIB/ISB? Waar kan deze informatie worden opgedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u het gewenst dat DTIB/ISB gebruik maakt van vergaderzalen van ministeries? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gezien de samenstelling en doelstelling van DTIB en ISB-NL acht ik het niet onwenselijk dat gebruik wordt gemaakt van vergaderzalen van ministeries.
Hoe kan er democratische controle plaatsvinden op het maken van beleid dat mede is ingegeven door DTIB of ISB, wanneer overleg- en adviesorganen geen notulen meer opstellen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het niet langer maken van notulen van bijeenkomsten de schimmigheid waarmee DTIB/ISB is omgeven alleen maar doet toenemen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat organisaties waar zoveel verschillende ministeries en (oud-) bewindspersonen bij betrokken zijn, notulen dienen op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke kosten zijn, direct en indirect, gemoeid met het bestaan en het onderhouden van DTIB/ISB?
De kosten voor de DTIB bedroegen de afgelopen twee jaar de catering van vergaderingen en drukkosten voor het Team Nederland rapport en zijn derhalve beperkt.
Worden reacties op WOB-verzoeken altijd op de website van het betreffende ministerie geplaatst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat bij dit WOB-verzoek niet gebeurd?
Ingewilligde Wob-verzoeken over documenten van de kerndepartementen worden op de website www.rijksoverheid.nl geplaatst. Het Wob-besluit inzake de DTIB is, nadat het naar de verzoekers is gestuurd, abusievelijk niet gepubliceerd. Dit is inmiddels alsnog gedaan. Er is geen overzicht van Wob-besluiten die niet zijn gepubliceerd. In de Kamerbrief van 5 april 2016 (Kamerstuk 28 362, nr. 8) is uiteengezet dat er in individuele gevallen aanleiding kan zijn de Kamer te informeren over de openbaarmaking van documenten als ook waarom het informeren van de Kamer over alle Wob-verzoeken niet praktisch is.
Welke andere reacties op WOB-verzoeken zijn ook niet online geplaatst? Waarom zijn deze niet geplaatst?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat de Kamer, via de verschillende departementen, periodiek op de hoogte wordt gesteld van alle gedane WOB-verzoeken en de reacties daarop? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
De samenwerking tussen Italië en Libië |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Italië de Libische kustwacht coördineert? Wat is hierop uw reactie?1
Ja.
Klopt het dat Italië directe steun aan de Libische kustwacht geeft door middel van hulp van Italiaanse oorlogsschepen, helikopters en geavanceerde radartechnologie?
Voor zover bekend, heeft Italië aan Libië in ieder geval een schip ter beschikking gesteld.
Wat is uw reactie op de stelling van Charles Heller, een van de auteurs van de studie, dat de Europese Unie (EU) doet aan «refoulement met volmacht»?
Er is, voor zover bekend, geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht, bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor bepaald moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten ter verbetering van de dienstverlening. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR waardoor vluchtelingen en kwetsbare migranten beter beschermd worden. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» of medeplichtig is aan of verantwoordelijkheid voor misdaden, deel ik dan ook niet.
Hoe verhoudt het nieuws dat Italië de Libische kustwacht rechtstreeks aanstuurt waardoor migranten onder andere in detentiecentra belanden zich tot de eerdere stelling van het kabinet dat die centra inhumaan zijn?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om een misdaad te begaan de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om het beginsel van refoulement te schenden de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is? Zo ja, wat betekent dit dan voor het handelen van Italië ten aanzien van de refoulement van Libië inzake migranten vanuit internationale wateren? Zo nee, waarom ziet u hier een verschil met andere misdaden, bijvoorbeeld in het gehele strafrecht?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoorden van 19 december 2017 op Kamervragen over reddingsmissies op zee?3 Verandert het feit dat Italië – lidstaat van de EU – de Libische kustwacht directe steun geef, uw antwoord op de vraag of de Europese Unie (EU) medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land aangezien u er eerder vanuit ging dat de EU slechts investeerde in de training van de Libische kustwacht? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de rechtszaak die door Global Legal Action Network tegen Italië is aangespannen? Heeft u hierover contact gehad met Italië en het netwerk aangezien deze zaak gevolgen voor het hele Europese handelen ten aanzien van Libië kan hebben?4 Zo ja, wat heeft u besproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zoals hierboven aangegeven, zet het kabinet zich, in samenwerking met de EU-partners, in om mogelijke mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het Global Legal Action Network heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt om een klacht in te dienen tegen een verdragsstaat. Indien het EHRM ertoe overgaat de ingediende klacht officieel aan de Italiaanse staat te communiceren, zullen ter zake uiteraard besprekingen in EU-verband plaatsvinden.
De betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij de aanleg van de Corredor Centro-Norte in het Amazonegebied |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Deelt u de opvatting dat de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij de bouw van de omstreden Corredor Centro-Norte door het verstrekken van subsidie door middel van onder andere het Partners for International Business programma voor multi- en synchromodale transportcorridors in 2013, verder reikt dan louter diplomatieke betrokkenheid?
De betrokkenheid van de Nederlandse overheid heeft zich beperkt tot het financieren van een voorstudie die de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling van de Corredor Norte in kaart heeft gebracht, zoals genoemd in mijn brief van 8 mei 2018. Dat past in onze economische diplomatie die we inzetten voor het openen van markten voor het Nederlandse bedrijfsleven. De boodschap daarbij is altijd dat de Nederlandse overheid zich richt op duurzame ontwikkeling, passend bij de wereldwijde aanpak van de Sustainable Development Goals.
Hoe verhoudt het mede door Nederland gefinancierde advies voor noordelijke transportroutes vanuit Mato Grosso, waarbij onder meer de nieuwe Ferrogrão-spoorlijn staat ingetekend1 zich tot hetgeen u in uw brief schrijft, namelijk dat de Corredor Centro-Norte juist «meer gebruik zou kunnen maken van bestaande spoorlijnen en rivieren»?2
Er is geen Nederlands overheidsgeld gebruikt voor de concrete ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte. Nederlandse kennisbedrijven hebben via een «Partners for International Business»-programma een verkennende voorstudie uitgevoerd, waarbij met name ook is gekeken naar het duurzamer gebruik van bestaande corridors. Hierbij zou de optie van een spoorlijn duurzamer en efficiënter kunnen zijn dan de modderwegen waar de vrachtwagens nu overheen rijden. Kennisuitwisseling stond daarbij centraal.
Erkent u dat uit het mede door Nederland gefinancierde advies valt op te maken dat Nederland wel degelijk actief inzette op de aanleg van een nieuwe spoorlijn? Zo ja, wat waren de voorwaarden ten aanzien van duurzaamheid en verantwoord ondernemen? Zo nee, hoe moet het betreffende advies in deze context worden gelezen en waarom werkt Nederland, in dat geval ogenschijnlijk tegen haar eigen voorkeur voor het gebruik van bestaande rivieren en spoorlijnen, mee aan de omstreden nieuwe Corredor?
Zie antwoord vraag 2.
Welke duurzaamheidsaspecten kwamen er ter sprake tijdens de door Nederland geinitieerde lunchbijeenkomst medio 2016 met de Wereldbank en Braziliaanse federale agentschappen? Kunt u daarbij ingaan op de bevindingen van De Groene Amsterdammer, Trouw en Investico die duiden op schendingen van milieu en mensenrechten?3 Zo ja, hoe zijn deze aspecten besproken en welke concrete afspraken zijn hier uit voortgekomen? Zo nee, waarom niet?
De lunch die in juli 2017 plaatsvond had tot doel kennis en ervaringen te delen met de aanwezige Braziliaanse counterparts over de maatschappelijk verantwoord ondernemen – (MVO) en duurzaamheidsaspecten van infrastructurele projecten. Twee onderwerpen die daarbij met name aan de orde kwamen waren enerzijds de duurzaamheidsaspecten van multimodaal transport (weg, spoor en water) en anderzijds het grote belang van stakeholderparticipatie. Vanuit Nederlandse zijde is de bereidheid uitgesproken om ervaringen te delen ten aanzien van het betrekken van stakeholders. Hierop is door de Braziliaanse counterparts later niet meer concreet teruggekomen.
Op welke wijze leiden huidige dialogen met Braziliaanse partijen, zoals u beschrijft in uw brief van 8 mei 2018, tot het verbeteren van de duurzaamheid omtrent de Corredor? Kunt u hier concrete voorbeelden inclusief de resultaten van geven?
De dialoog is erop gericht de Braziliaanse partijen te wijzen op verbanden tussen politieke, economische en sociale aspecten, teneinde duurzaamheid te verbeteren. Het is aan de Braziliaanse partijen om zelf actie te ondernemen ter verbetering van de situatie.
Wat is er gebeurd met het mede door Nederland gesteunde Braziliaanse Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven? Is er inmiddels wetgeving ten aanzien van verantwoord ondernemen op handen in Brazilië? Zo nee, wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van Nederlandse bedrijven die in Brazilië opereren?
Nederland draagt bij aan de totstandkoming van het Braziliaanse Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven, onder meer door regelmatig de dialoog hierover aan te gaan met de Braziliaanse autoriteiten en door participatie in relevante bijeenkomsten. Los van de ontwikkeling van dit actieplan, onderschrijft Brazilië ook de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, waar het Nederlandse MVO-beleid ook mede op gebaseerd is. Van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij zich aan deze richtlijnen houden. Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarnaast heeft Brazilië uitgebreide regelgeving op het gebied van onder meer milieu en arbeid. Nederlandse bedrijven die in Brazilië opereren dienen zich aan deze wetgeving te houden.
Deelt u de mening dat de opsomming van risico’s omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO-risico’s) nogal eendimensionaal wordt afgedaan met het enkel verwijzen naar het Nederlandse risico op reputatie en economische schade? Welke afspraken zijn er met de betrokken Nederlandse bedrijven gemaakt om de geïnventariseerde IMVO-risico’s te mitigeren?
Onder Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) wordt verstaan dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor de effecten van hun activiteiten op mens en milieu. De Nederlandse overheid stimuleert de ontvankelijkheid van bedrijven voor IMVO onder meer door met ze in gesprek te gaan over lokale MVO-uitdagingen. Ook ten aanzien van de Corredor Centro-Norte zijn MVO en duurzaamheid aan de orde geweest. Het is echter aan de bedrijven zelf om hier rekening mee te houden. Daarnaast is het aan de Braziliaanse overheid om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van MVO en duurzaamheid.
Als de bevindingen van de journalisten kloppen, welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse bedrijven die betrokken zijn in Brazilië?
Er is geen Nederlands overheidsgeld gebruikt voor de concrete ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte.
Hoe verhoudt de blijvende Nederlandse betrokkenheid bij de Corredor (Meerjarenplan 2017–2020) zich tot de aangetroffen misstanden rondom dit project? Welke stappen gaat u ondernemen om deze misstanden recht te zetten en in de toekomst te voorkomen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Nederland is niet betrokken bij de daadwerkelijke ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte. Het is aan de Braziliaanse overheid om toe te zien op naleving van sociale en milieuwetgeving en eventuele misstanden via de eigen wetshandhaving recht te zetten. Uiteraard informeert het kabinet uw Kamer regelmatig over de inzet op het gebied van IMVO, zoals laatst nog tijdens het AO van 6 maart 2018.
Het bericht dat de Turkse president Erdogan campagne wil voeren in het buitenland voor de Turkse presidents- en parlementsverkiezingen in juni |
|
Sven Koopmans (VVD), Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Erdogan wil in buitenland campagne voeren voor Turkse verkiezingen»?1
Ja.
Kunt u aangeven of bij de Nederlandse overheid inmiddels bekend is waar en wanneer de Turkse president voornemens is campagne te voeren voorafgaand aan de verkiezingen in Turkije op 24 juni 2018?
President Erdogan heeft op zondag 20 mei deelgenomen aan een verkiezingsbijeenkomst in Sarajevo, Bosnië en Herzegovina. Er zijn op dit moment geen andere verkiezingsbijeenkomsten buiten Turkije bekend waar President Erdogan aanwezig zal zijn.
Herinnert u zich de ongeregeldheden in Rotterdam in 2016 in reactie op de coup in Turkije en de onrust die ontstond toen in 2017 de komst van een Turkse Minister naar Nederland werd aangekondigd?
Ja.
Deelt u de mening dat alles in het werk gesteld moet worden – mocht de Turkse president voornemens zijn campagne te voeren in Nederland – dit (in samenwerking met het lokaal gezag) te voorkomen, zeker met het oog op het voorkomen van verstoring van de openbare orde? Zo nee, wat staat daaraan in de weg?
Gezien de huidige omstandigheden in de bilaterale relatie tussen onze landen acht het Kabinet een bezoek van leden van de Turkse regering niet gewenst.
Gegeven het bovenstaande geldt overigens ten aanzien van overige campagneactiviteiten ten behoeve van de Turkse parlements- en presidentsverkiezingen in Nederland, dat de uiteindelijke afweging en besluitvorming over het toestaan van dergelijke activiteiten in het algemeen bij het lokaal bevoegd gezag ligt. Het Kabinet heeft met het oog hierop de 21 gemeenten met een grote Turks Nederlandse gemeenschap geïnformeerd over de lijn van het Kabinet ten aanzien van de vervroegde Turkse verkiezingen.2
Nederland staat toe dat de Turkse autoriteiten voor Turkse stemgerechtigden in Nederland stemlokalen openen om te stemmen voor de Turkse parlements- en presidentsverkiezingen van 24 juni 2018. Dit is gebruikelijk en past binnen de inzet om democratische processen te bevorderen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Turkije middels herhaaldelijke beïnvloeding in Nederland met politieke standpunten die niet gericht zijn op een open democratie, buitenlandse conflicten naar Nederland exporteert, de zogeheten Turkse lange arm in stand houdt en daarmee integratie tegenwerkt?
Het staat Turkije vrij banden te onderhouden met Turken die in het buitenland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid. Een dergelijke internationaal geaccepteerde diasporapolitiek is ook in Nederland toegestaan, zolang deze past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en de participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond niet belemmert.
Dit betekent dat de Turkse autoriteiten zich moeten onthouden van ongewenste bemoeienis met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de Turkse diasporapolitiek de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt dan wel participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond belemmert, zal het Kabinet niet aarzelen de Turkse autoriteiten hier op aan te spreken. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in het geval van de uitspraken van de Diyanet-attaché in december 2016, waarna de Turkse autoriteiten de attaché hebben teruggehaald naar Turkije.
Welke mogelijkheden ziet u, bijvoorbeeld middels het formuleren van een contrastrategie2, om Turkse bemoeienis jegens Nederlanders met een Turkse achtergrond tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met de beschrijving in vermeld nieuwsartikel dat het in Duitsland bij wet verboden is voor politici van buiten de Europese Unie om binnen drie maanden voorafgaand aan verkiezingen campagne te voeren en zou u hierop kunnen reflecteren?
Ja. Het betreft overigens niet een wet, maar een Duitse notificatie aan niet-EU-ambassades waarin staat dat campagne-activiteiten van buitenlandse «ambtsdragers» uit niet-EU-landen, in de laatste 3 maanden voor verkiezingen, in principe niet worden toegestaan. In feite is deze notificatie gebaseerd op het soevereiniteitsbeginsel, waaruit voortvloeit dat landen de uitoefening van officiële functies door personen uit derde landen op eigen grondgebied mogen verbieden.
In hoeverre zou dergelijke wet- en/of regelgeving ook in Nederland denkbaar kunnen zijn?
Binnen de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging4, zal het Kabinet in de komende periode nader verkennen in hoeverre het wenselijk is om een algemene lijn wat betreft campagne-activiteiten door buitenlandse politici uit niet-EU-landen op te stellen. Hierbij zal het Kabinet ook verder reflecteren op de Duitse notificatie.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de toepasbaarheid van dergelijke wetgeving om zo naast het lokaal gezag ook de regering meer instrumenten in handen te geven teneinde ongewenste (campagne)bezoeken te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om in de hierboven verzochte verkenning te putten uit aanknopingspunten in wet- en regelgeving van andere Europese lidstaten, bijvoorbeeld Duitsland of Oostenrijk, teneinde vaart te maken ongewenste bezoeken van politici tegen te kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wanneer kan de Kamer het hierboven verzochte onderzoek tegemoetzien?
Zie antwoord vraag 8.
Steun voor Israelische tegenaanval (na aangevallen te zijn vanuit Syrie) |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de Duitse en Britse steun voor de Israelische tegenaanval na aangevallen te zijn vanuit Syrie?1
Ja.
Waarom heeft de Nederlandse regering dergelijke steun niet uitgesproken?
Het kabinet erkent de Israëlische veiligheidszorgen en veroordeelt de aanhoudende Iraanse dreigementen tegen Israël. Het is des te zorgwekkender dat deze vertaald zijn in gewapende acties. In de VN Veiligheidsraad bijeenkomst van 16 mei 2018 heeft Nederland de Iraanse aanval op Israëlische militaire posities in de Golanhoogten dan ook veroordeeld. Nederland riep alle partijen op tot kalmte en de-escalatie.
Bent u bereid dergelijke steun alsnog uit te spreken? Zo nee, waarom laat u Israel in de steek?
Zie antwoord vraag 2.
De antisemitische uitspraken van president Abbas |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Palestijnse president Abbas verwijt de Holocaust aan gedrag van de Joden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat president Abbas, met zijn opmerkingen over de Joodse en Israëlische geschiedenis, waaronder de ontkenning van de Joodse connectie met het land Israel, het benoemen van Israel als een «Europees» en «koloniaal» project en het noemen van samenwerking tussen Hitler en Zionisten, zich niet alleen schuldig maakt aan flagrante geschiedvervalsing maar zich ook willens en wetens zeer kwetsend opstelt?
Het kabinet deelt de mening van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU dat de speech van de Palestijnse president Abbas op 30 april jl. – die ingaat op het ontstaan van de Holocaust en de legitimiteit van Israël – onacceptabele delen bevat. Nederland heeft in een tweet op 3 mei jl. aangegeven deze EU-verklaring volledig te onderschrijven. De Nederlandse Vertegenwoordiger in Ramallah heeft direct geprotesteerd bij de Palestijnse Autoriteit, waarbij is aangegeven dat Nederland deze delen van de speech fout, onnodig, onbehulpzaam, onrechtvaardig en ongelukkig acht. Een dergelijke boodschap is ook door de vertegenwoordiger van de EU bij de Palestijnse Autoriteit afgegeven namens alle EU-lidstaten. Nederland heeft deze boodschap eveneens herhaald in de VN Veiligheidsraad. Zowel bilateraal als in EU-verband, blijft Nederland – zowel de Palestijnse Autoriteit als Israël – aanspreken op opruiende retoriek.
Beaamt u dat president Abbas met deze antisemitische opmerkingen antisemitisme onder Palestijnen aanwakkert?
Zoals de Hoge Vertegenwoordiger van de EU ook stelt, werkt dergelijke retoriek diegenen die een twee-statenoplossing afwijzen, in de hand. Hoewel president Abbas meermaals steun heeft uitgesproken voor een twee-statenoplossing, acht het kabinet het zorgelijk dat de uitspraken een dergelijke negatieve werking kunnen hebben.
Welke gevolgen hebben de uitspraken van president Abbas voor de Palestijnse opstelling binnen het vredesproces, en voor de kans van slagen van dit proces?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de stand van zaken van het Midden-Oosten Vredesproces (d.d. 16 april 2018, kenmerk 23432–444/2018D02479), is de twee-statenoplossing steeds meer onder druk komen te staan. Het Kwartet (de EU, de VS, Rusland en de VN) identificeerde in diens rapport van juli 2016 een aantal trends die de verwezenlijking van de twee-statenoplossing bemoeilijken, waaronder opruiende retoriek. Deze trends zijn nadien niet veranderd. Delen van de speech van president Abbas op 30 april jl. passen niet bij een leider die vrede nastreeft met diens Israëlische buren. Tegelijkertijd moet gesteld worden dat aan Israëlische zijde eveneens onbehulpzame uitspraken zijn gedaan, zoals de openlijke suggesties van verschillende politici om delen van de Westelijke Jordaanoever te annexeren of opmerkingen over Palestijnen of Palestijnse moeders die allemaal terroristen zouden zijn. Het kabinet is van mening dat dergelijke uitspraken het wederzijds vertrouwen ondergraven en een klimaat scheppen, waarbij beide partijen meer en meer vast komen te zitten in hun eigen posities en gelijk.
Bent u net als de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) van mening dat deze uitspraken onacceptabel zijn? Wordt er in EU-verband verdere vervolgactie overwogen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke politieke en financiële consequenties verbindt u aan de uitspraken van president Abbas?
Nederland heeft, net als de EU, nadrukkelijk stelling genomen tegen de uitspraken en president Abbas heeft zijn excuses aangeboden. Het kabinet ziet geen aanleiding om de Nederlandse steun aan de Palestijnse gebieden (gedeeltelijk) op te schorten of te beëindigen.
De behandeling van klokkenluider Roelie Post door de Europese Commissie |
|
Renske Leijten , Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van VPRO-Argos «Roelie Post. Het leven van een klokkenluider»?1 Was u reeds bekend met deze zaak?
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de uitzending, het kabinet was niet bekend met alle aspecten die in de uitzending aan de orde kwamen.
Wat is uw reactie op het feit dat Roelie Post, die als ambtenaar bij de Europese Commissie als een van de eersten corruptieschandalen rondom adopties uit Roemenië aan het licht bracht, te maken kreeg met forse tegenwerkingen en bedreigingen die inmiddels zo ernstig zijn dat ze ondergedoken moet leven?
In algemene zin geldt dat het kabinet elke bedreiging tegen ambtsdragers in de publieke sector, ook bij de Europese Commissie, als onacceptabel beschouwt.
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat iemand die zich kwetsbaar opstelt als klokkenluider niet alleen te maken heeft met ernstige bedreigingen, maar (inmiddels) ook een slepend conflict heeft met haar werkgever, de Europese Commissie, die haar nooit heeft beschermd maar ook niet erkent als klokkenluider en nu zelfs met forse strafmaatregelen dreigt? Deelt u de mening dat een dergelijke behandeling niet acceptabel is?
Het kabinet acht het van belang dat bescherming van klokkenluiders adequaat geregeld is, zowel in Nederland als in de Europese Unie. In de afgelopen jaren is de aandacht voor klokkenluiders toegenomen.
In Nederland heeft die aandacht geleid tot de Wet Huis voor Klokkenluiders die werkgevers o.a. verplicht om een interne meldregeling te hebben en die het mogelijk maakt dat (potentiële) klokkenluiders advies en ondersteuning krijgen van het externe, onafhankelijke Huis voor Klokkenluiders.
Ook binnen de Europese instellingen is de aandacht voor klokkenluiden en de bescherming van klokkenluiders toegenomen. Personeel van de instellingen van de EU, genieten klokkenluidersbescherming op grond van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. In 2004 zijn hier procedures aan toegevoegd voor het melden van fraude, corruptie of ernstige onregelmatigheden, en om personeelsleden die inbreuken melden bescherming te bieden tegen negatieve gevolgen.
In 2012 heeft de Commissie nieuwe Guidelines voor klokkenluiden gepubliceerd (SEC 2012 679 final2) met als doel om de effectieve toepassing van de eigen regels met betrekking tot het melden van misstanden en de bescherming van melders/klokkenluiders te verbeteren en te versterken. Hierin onderschrijft de Europese Commissie het belang van een duidelijke procedure en bescherming voor klokkenluiders. Deze Guidelines benoemen de noodzaak «to ensure that members of staff who report serious wrongdoings or concerns in good faith are afforded the utmost confidentiality and greatest degree of protection against any retaliation as a result of their whistleblowing». De Guidelines noemen verschillende interne en externe kanalen (waaronder de Europese Ombudsman) voor werknemers die vermoedens van misstanden kenbaar willen maken en gaan in op verschillende beschermende maatregelen.
Wat zegt het volgens u over de Europese Commissie dat Roelie Post niet de enige is, maar dat in de uitzending van Argos meer voorbeelden worden genoemd van mensen die corruptieschandalen onthulden maar vervolgens in de problemen kwamen? Hoeveel mensen zitten thuis wegens het luiden van de klok?
Het kabinet hecht aan de Guidelines die de Commissie in 2012 heeft aangenomen en de toepassing van deze Guidelines door de instellingen. Het kabinet is niet bekend met de omgang van de Commissie met de in de Argos-uitzending genoemde personen. Het kabinet is niet op de hoogte van het totale aantallen klokkenluiders bij de Commissie die op non-actief staan.
Wat vindt u er van dat niemand bij de Europese Commissie wilde meewerken aan deze uitzending van Argos over deze klokkenluider, en dat ook Eurocommissaris Timmermans nooit iets van zich liet horen in deze kwestie ondanks herhaald verzoek?
Het is een eigenstandige overweging van de Europese Commissie om al dan niet mee te werken aan een uitzending.
Vindt u ook dat, nu er zeer recent door Eurocommissaris Timmermans nieuwe regels zijn aangekondigd om klokkenluiders beter te beschermen, het niet zo kan zijn dat Roelie Post precies het omgekeerde overkomt namelijk dat zij gestraft wordt in plaats van beschermd?2
De recente voorstellen van de Commissie hebben geen betrekking op de positie van medewerkers van de Europese Commissie; hiervoor verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines die van toepassing zijn op medewerkers van de Commissie.
Welke mogelijkheden zijn er voor u om te bemiddelen in het conflict tussen Roelie Post en de Europese Commissie? Wat kunt u voor deze klokkenluider betekenen?
De specifieke aspecten van het geschil tussen de Commissie en de betreffende medewerker zijn bij het kabinet niet bekend. In principe gelden voor medewerkers van de Commissie de vastgelegde procedures uit de verordening voor het statuut van Europese ambtenaren, die in deze gevallen van toepassing zijn. Ook verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines voor klokkenluiders. Voor het kabinet ligt er om deze reden geen bemiddelende rol voor de hand. Dat laat onverlet dat het kabinet het positief zou vinden indien er naar de inhoud en de geest van de geldende Europese regelgeving een voor beide partijen bevredigende oplossing wordt gevonden in dit geschil.
Het bericht dat de FMO een kolencentrale in Senegal heeft gefinancierd |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe Nederland een Senegalese vissersplaats met een vuile kolencentrale opscheepte»?1
Ja.
Klopt het dat tussen 2009 en 2014 geen enkele ontmoeting met de lokale bevolking is georganiseerd, terwijl dit wel had gemoeten en er vele legitieme zorgen leefden? Hoe kan dit? Wat is hierop het beleid?
In de periode tussen 2009 en 2014 lag de bouw van de energiecentrale stil. Het onafhankelijke klachtenpanel dat FMO zelf heeft ingesteld concludeert in haar rapport uit oktober 2017 dat er gedurende de stopzetting van de bouw van de energiecentrale onvoldoende is gecommuniceerd met omwonenden, ondanks herhaalde oproepen vanuit FMO richting haar klant om de dialoog met omwonenden te intensiveren.
Het onafhankelijk klachtenpanel stelt in haar rapport vast dat FMO richtlijnen en procedures dient aan te scherpen die ervoor zorgen dat klanten van FMO ook gedurende de projectontwikkelingsfase informatie tijdig delen met betrokkenen.
Mede op basis van de bevindingen en aanbevelingen van het onafhankelijk klachtenpanel en een publieke consultatie heeft FMO haar beleid aangescherpt om zorgen van belanghebbenden in de toekomst beter te kunnen signaleren.
Waarom heeft de FMO de partners niet onder druk gezet door middel van het niet overmaken van het geld totdat aan de eisen werd voldaan? Wat is hierop het beleid?
Er is regelmatig overleg met FMO over haar investeringsbeleid en de manier waarop FMO verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van mens en milieu. Het financieringscontract voor de eerste kolengestookte energiecentrale in Senegal stamt uit 2009 en is nog van vóór de invoering van FMO’s no-coal beleid. FMO zou tegenwoordig een dergelijke investering niet meer doen.
FMO vraagt van haar klanten om effectrapportages op te stellen om milieu, sociale en mensenrechtenimpacts van hun activiteiten inzichtelijk te maken. Als een effectrapportage niet is uitgevoerd op het moment dat FMO een transactie overweegt wordt de klant bij de uitvoering ervan ondersteund.
Voorafgaand aan alle uitbetalingen beoordeelt FMO in welke mate haar klant voldoet aan de OESO-richtlijnen en IFC Performance Standards. Voor de Sendou energiecentrale is een analyse uitgevoerd om te bepalen welke aspecten verbeterd moeten worden op het gebied van arbeidsomstandigheden, milieubelasting, aantasting biodiversiteit, landrechten en herhuisvesting.
Op basis van deze analyse heeft FMO in samenwerking met andere financiers de klant een verbetertraject opgelegd dat is uitgewerkt in een concreet en meetbaar actieplan. Dit actieplan maakt onderdeel uit van het financieringscontract. Ik heb er vertrouwen in dat FMO conform haar huidige beleid erop toeziet dat afgesproken verbetertrajecten door haar klanten worden geïmplementeerd binnen een afgesproken tijdspad.
Deelt u de mening dat voordat er geld wordt overgemaakt aan alle eisen voldaan moet zijn ook al komt het voortbestaan van een project in gevaar? Zo ja, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de FMO en hierover beleid te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke manier heeft de FMO het duurzaamheidsbeleid aangescherpt en in hoeverre is dat bindend?
De afgelopen jaren heeft FMO het duurzaamheidsbeleid verder uitgewerkt. De investeringsprojecten worden voordat er een definitieve investeringsbeslissing wordt genomen online gepubliceerd zodat derden, waaronder het maatschappelijk middenveld haar zienswijze op de projecten kan delen en risico’s kan signaleren. Ook heeft FMO heeft haar investeringsbeleid, onder meer ten aanzien van conflictlanden waar een hoog risico op geweld is, na een publieke consultatie aangescherpt.
FMO werkt op basis van relevante standaarden zoals de IFC Performance Standards en de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten.
Hoe functioneert het klachtenmechanisme van de FMO en hoe kan het dat het lang geduurd heeft voor er actie werd ondernomen? Op welke manier kan dit verbeterd worden?
FMO beschikt sinds 1 januari 2014 over een onafhankelijk klachtenmechanisme dat is opgesteld in samenwerking met maatschappelijke organisaties. Dit klachtenmechanisme maakt het mogelijk voor onder meer de lokale bevolking om bezwaren te uiten. De onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme en de transparantie ten aanzien van de bevindingen zijn daarbij zeer belangrijk. Het is aan FMO en de leden van het onafhankelijke klachtenpanel om afspraken te maken over de condities en werking van het klachtenmechanisme. Ik heb van FMO begrepen dat het onafhankelijke klachtenpanel inmiddels meer middelen heeft gekregen om efficiënter te kunnen opereren en klachten sneller af te kunnen handelen.
Op welke manier werkt de FMO aan een oplossing voor omwonenden en deelt u de mening dat compensatie in ieder geval een deel van de oplossing moet zijn? Bent u bereid de FMO te manen tot een spoedige bevredigende oplossing?
FMO ziet er samen met de andere investeerders op toe dat de eigenaren van de energiecentrale de geconstateerde klachten naar redelijkheid opvolgen. FMO zal conform het beleidskader dat geldt voor het klachtenmechanisme de uitkomsten publiekelijk bekend maken. Ik heb er vertrouwen in dat FMO dit zal doen. Het betreft immers de opvolging van een door FMO zelf ingesteld klachtenmechanisme.
Hoe wordt erop toegezien dat de FMO zich aan haar eigen beleid en beloftes in deze zaak houdt?
FMO heeft zich gecommitteerd de opvolging van de klachten open te publiceren waardoor het voor externe partijen mogelijk is zich een eigen oordeel te vormen of de klachten adequaat zijn opgevolgd.
Het kabinet heeft conform het staatsdeelnemingenbeleid regelmatig overleg met FMO over strategie en uitvoering conform de geldende regelgeving.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de afhandeling van deze kolencentrale en de compensatie van de slachtoffers?
FMO heeft zich gecommitteerd openbaar te rapporteren over de opvolging van de klachten. Hiermee is naar mening van het kabinet maximale transparantie gewaarborgd en is het voor iedereen mogelijk zich een oordeel te vormen of de klachten adequaat worden opgevolgd.
Misstanden in een Colombiaanse haven |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe is uw reactie op het artikel over misstanden in een Colombiaanse haven in de Groene Amsterdammer tot stand gekomen? Met wie heeft u gesproken om u te informeren over de feiten?1
In februari jl. heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de betrokkenheid van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO) bij het havenproject TC Buen in Buenaventura, Colombia. Mijn reactie is tot stand gekomen mede op basis van reeds beschikbare informatie binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aangevuld met informatie van FMO en de Nederlandse ambassade in Colombia.
Zowel ambassade als FMO hebben bij verschillende gelegenheden in de afgelopen jaren gesproken met meest betrokken partijen in Buenaventura waaronder havenbedrijf TC Buen, havenautoriteiten, het VN mensenrechtenkantoor in Buenaventura, wijkcomités en verschillende maatschappelijke organisaties waaronder Pastoral Social en Proceso de Comunidades Negras (PCN).
Op vrijdag 8 juni jl. informeerde FMO mijn medewerkers dat TC Buen conform de afgesproken looptijd de lening aan FMO inmiddels volledig heeft terugbetaald. FMO zal de komende jaren de ontwikkelingen rond TC Buen blijven volgen.
Met welk vertegenwoordigers en bewoners van de omringende wijken van TC Buen is gesproken? Klopt het dat dit enkel de JAC (Junta de Acción Comunal) is geweest? Welke banden zijn er tussen TC Buen en de JAC? Klopt het dat de JAC geld krijgt van TC Buen waardoor JAC nooit objectief en kritisch kAN zijn ten opzichte van TC Buen? Hoe weet u dat de consultatierondes voorafgaand aan de aanleg van TC Buen op juiste manier, volgens de Performance Standards van de IFC en het beleid van FMO, zijn verlopen? Hoe verklaart u dan het grootschalige protest tegen het project?
Conform mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. (Kamerstuk 33 625 nr. 254) bezoekt de Nederlandse ambassade Buenaventura regelmatig. Meest recentelijk bezocht de Nederlandse ambassadeur de stad in mei 2018. Tijdens dat bezoek is gesproken met verschillende betrokkenen in Buenaventura, waaronder vertegenwoordigers van het kantoor van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten, alsmede met diverse vertegenwoordigers van het lokale maatschappelijk middenveld, waaronder Pastoral Social en Proceso de Comunidades Negras (PCN) en vertegenwoordigers van wijkcomités Juntas de Acción Comunal. De vertegenwoordigers van de wijkcomités Juntas de Acción Comunal worden door middel van democratische verkiezingen gekozen door de bewoners.
Er is sprake van een verschil van mening tussen een aantal vertegenwoordigers van lokaal maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van aangrenzende wijkcomités. Waar eerstgenoemden een direct verband blijven leggen tussen de havenbouw en -activiteiten en de sociale noden van omwonenden en de hele stad, zijn laatstgenoemden kritisch-constructief over de wijze waarop zij waren geconsulteerd over de aanleg van de haven, de respons van TC Buen op klachten over geluidsoverlast en de impact van de haven op de veiligheidssituatie in de wijken zelf.
Uit het rapport van de Ombudsman van de International Finance Corporation (IFC) uit september 20102 heb ik opgemaakt dat voorafgaand aan de bouw van het havenproject onderzoek is verricht naar de sociale en milieu effecten van het havenproject. Het rapport beschrijft ook dat er gedurende de bouw van het project constructieve consultaties tussen TC Buen en bewoners plaatsvinden. Deze consultaties zijn tot op heden in stand gebleven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze consultatie gesprekken doorlopend en met de juiste personen plaatvinden, nu het conflict dusdanig escaleert dat betrokkenen gevaar lopen voor eigen leven?
Conform mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. (Kamerstuk 33 625 nr. 254) vindt op regelmatige basis monitoring plaats en schetste ik de grote sociale en veiligheidsproblemen in Buenaventura. Die problemen zijn er nog steeds. Ik heb geen aanwijzingen waaruit blijkt dat er een escalatie is van een conflict met TC Buen en betrokkenen.
Klopt het dat er niets is gedaan met de uitspraak van het Colombiaans Constitutioneel Hof dat de Afro-Colombianen uit Comuna 5 geraadpleegd moeten worden? Zo nee, wat is hiermee dan gebeurd? Zo ja, bent u bereid de FMO te vragen hier met spoed zorg voor te dragen?
Mijn medewerkers hebben geen uitspraak van het Constitutionele Hof gevonden waarin wordt gestipuleerd dat de bewoners van Comuna 5 geraadpleegd moeten worden. Wel is er een uitspraak uit 2015 (T-550) naar aanleiding van een klacht van een bewoner van een andere, elders gelegen wijk, Malecón Bahia. In die uitspraak krijgen de autoriteiten inderdaad de opdracht de lokale bevolking nauwer te betrekken bij de voorgenomen werken.
TC Buen heeft regelmatig overleg met de door bewoners democratisch gekozen vertegenwoordigers van de omliggende wijkcomités, Juntas de Acción Comunal, en handelt in de geest van de uitspraak van het Colombiaans Constitutioneel Hof.
Waarom meent u dat het onderzoek in de Groene Amsterdammer onvoldoende gestaafd is met feiten? Waaruit blijkt dat de beweringen niet zouden kloppen?
Het kabinet probeert zich een goed beeld van de feiten te vormen en heeft daarom vertegenwoordigers van lokaal maatschappelijk middenveld en anderen de mogelijkheid gegeven om hun visie op het havenproject te delen. Uit deze informatie komt het beeld naar voren dat er door TC Buen conform internationaal geldende normen zorgvuldig wordt gehandeld in een moeilijke context. Het resettlement proces is goed gedocumenteerd. Luchtfoto’s bevestigen dat zich geen huizen bevonden op het TC Buen terrein voor de constructie. TC Buen wordt regelmatig ter plekke gecontroleerd door medewerkers van IFC en FMO om te beoordelen of internationale standaarden worden nageleefd. Daarnaast vindt ook controle plaats door Colombiaanse autoriteiten en door ingehuurde consultants in opdracht van de betrokken ontwikkelingsbanken.
Deelt u de mening dat het frappant is dat u exact dezelfde woorden – «onderzoek onvoldoende op feiten gestaafd is» – gebruikt als de FMO die niet op de hoogte was van de situatie in Buenaventura en nog nooit de wijken om TC Buen hadden bezocht? Hoe verklaart u deze exact zelfde woordkeuze?
Zie antwoord vraag 5.
Wat heeft de Nederlandse ambassade precies ondernomen in Colombia? Met wie, wanneer en waarover hebben zij gesproken?
De Nederlandse ambassadeur in Colombia bezocht Buenaventura in mei 2018, zijn plaatsvervanger bezocht de havenstad in oktober 2017. Daarbij werd onder andere gesproken met havenbedrijven waaronder TC Buen, havenautoriteiten, Kamer van Koophandel, het VN mensenrechtenkantoor in Buenaventura, wijkcomités en verschillende maatschappelijke organisaties. De ambassade informeert zich in algemene zin over de politieke, economische en mensenrechtensituatie in Buenaventura waarbij specifieke aandacht wordt gegeven aan het havenproject van TC Buen.
Deelt u de mening dat het niet voldoende is voor de FMO om slechts uit te gaan van rapporten die zij krijgt van de IFC en TC Buen, maar dat zij ook zelf op onderzoek moet gaan en met de omwonenden dient te spreken?
Om de directe en indirecte impact van een investeringsproject op omwonenden en hun leefomgeving goed te kunnen begrijpen, is het essentieel dat FMO gedurende het due diligence proces en ook daarna, voortdurend op de hoogte blijft van alle ontwikkelingen rond een investering en daartoe een breed netwerk aan contacten onderhoudt en actie neemt bij onregelmatigheden. Ontwikkelingsbanken werken waar mogelijk onderling samen en huren ook vaak professionele deskundigen in die situaties ter plekke analyseren.
Ik ondersteun deze inzet en constateer dat medewerkers van IFC en FMO, alsook onafhankelijke professionele milieudeskundigen en sociale consultants, regelmatig spreken met omwonenden, vissers en werknemers van het havenproject TC Buen.
Hoe rijmt u de positieve invloeden die de haven in Buenaventura zou kunnen hebben met de wekenlange staking in de stad vorig jaar juni? Deelt u de mening dat als de haven enkel positieve effecten zou hebben zoals u schrijft er geen staking zou zijn geweest en er dus iets meer aan de hand moet zijn?
Zoals ook beschreven in mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. kampt de stad Buenaventura met grote maatschappelijke ongelijkheid, een geschiedenis van grootschalige georganiseerde misdaad, drugssmokkel en paramilitaire groepen die strijden om invloed en grote sociale problemen en onveiligheid in Buenaventura als gevolg van gebrekkig lokaal bestuur. Het samenspel tussen havens en stad, beiden gevestigd op een dichtbevolkt eiland, is verre van gemakkelijk. Dit is niet gemakkelijk oplosbaar zonder krachtige rol van de publieke sector en investeringen in sociale ontwikkeling (water, elektriciteit, sanitatie, huisvesting).
Op 6 juni 2017 is er een akkoord gesloten tussen de Colombiaanse regering en de leiders van de genoemde staking gericht op verbetering van publieke voorzieningen zoals drinkwater, zorg, onderwijs en meer werkgelegenheid.
Tijdens het recente bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Colombia aan Buenaventura in mei jl., werd dit besproken met verschillende betrokken partijen.
Gesprekspartners waren positief over het akkoord, maar kritisch over de voortgang. Pas in december 2017 is een wet aangenomen voor de oprichting van een fonds ter waarde van bijna een half miljard euro, waaruit over een periode van tien jaar een deel van de afgesproken sociale investeringen moeten worden gefinancierd.
Wat is uw reactie op het verhaal van Rocio uit het artikel in de Groene Amsterdammer en de intimidatie van TC Buen?
Het is begrijpelijk dat mevrouw Rocio boos is over de slechte publieke voorzieningen in haar wijk en verwachtingen heeft over de rol die TC Buen kan spelen bij het verbeteren hiervan. Het is van belang dat bewoners en het bedrijf constructief het gesprek blijven aangaan.
Wat is uw reactie op de aantijgingen over de link tussen het aanhoudende geweld en de komst van TC Buen? Klopt het dat er in de periode dat TC Buen begon met bouwen veel moorden zijn geweest? Wat is uw reactie op de aantijgingen van botten en schedels onder het project TC Buen en de bewering van Pacheco die vertelt dat hij daar zelf lichamen heeft gedumpt?
De sociaaleconomische situatie in Buenaventura moet bezien worden in een context van decennia van schrijnende ongelijkheid en ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht door illegaal gewapende groepen met onder meer ontheemding en verdwijningen als gevolg.
Zoals ook in de kamerbrief is aangegeven kampt de stad Buenaventura met grote maatschappelijke ongelijkheid, een geschiedenis van grootschalige georganiseerde misdaad, drugssmokkel en paramilitaire groepen die strijden om invloed en grote sociale problemen en onveiligheid in Buenaventura als gevolg van gebrekkig lokaal bestuur. Daarnaast gold dat in 2011, de periode dat de haven werd gevestigd, er sprake was van een gewapend conflict in Colombia en golden Buenaventura en de kustregio als conflictgebied. Bovenstaande factoren verklaren vooral het geweld en de onveiligheid in Buenaventura.
De bij de bouw van het havenproject betrokken bedrijven (ingenieursbureau, aannemer en onderaannemer) ontkennen het gerucht van het toedekken van grafresten. Er zijn voor zover bekend geen bewijzen voor het bestaan van grafresten. Ook zijn er geen aanwijzingen, zoals klachten, aangiftes en/of uitkomsten van onderzoek, die wijzen op het gebruik van gewapende groepen, intimidatie van de lokale bevolking of vertegenwoordigers van de lokale bevolking door TC Buen.
Welke verklaring heeft u voor de moord op een van de leiders van de gemeenschapsleden die tegen de uitbreiding van de haven was? Waarop baseert u deze inzichten?
De moord op de heer Temistocles Machado, een leider en vertegenwoordiger van de wijk Isla de la Paz, is zeer verontrustend en betreurenswaardig. De heer Machado was in mei 2017 betrokken bij protesten en stakingen voor verbetering van publieke voorzieningen, zoals drinkwater, zorg en onderwijs en meer werkgelegenheid in Buenaventura. De wijk Isla de la Paz ligt hemelsbreed op meer dan drie kilometer van TC Buen. De Nederlandse ambassade in Colombia, noch FMO, hebben aanwijzingen die een verband leggen tussen protesten van de heer Machado en TC Buen.
Klopt het dat mensen gedwongen werden om huizen te verkopen of vluchten, waardoor de grond uiteindelijk goedkoop voor TC Buen te kopen was?
Mijn medewerkers hebben geconstateerd dat het resettlement proces door TC Buen gedocumenteerd en geverifieerd is door een externe consultant en betrokken ontwikkelingsbanken. Luchtfoto’s bevestigen dat zich geen huizen bevonden op het TC Buen terrein voor constructie van het havenproject.
Voor zover mij bekend heeft TC Buen geen huizen en/of grond gekocht in de wijk Santa Fé, zoals beschreven in het artikel in De Groene Amsterdammer.
Hoe kan het dat de Groene Amsterdammer spreekt over slechts 31 werknemers van TC Buen uit het aangrenzende Comuna 5, terwijl u aangeeft dat 80% van de 400 werknemers uit Buenaventura komt?
TC Buen heeft trainingsprogramma’s opgezet voor bewoners uit aangrenzende wijken. Doel is om hen scholing en technische vaardigheden aan te bieden zodat hun kans om in dienst te treden bij TC Buen wordt vergroot.
Daarnaast creëert TC Buen werkgelegenheid bij de leveranciers van diensten aan TC Buen. Van deze «indirecte banen», zoals beveiliging, schoonmaak en voedselbereiding, is volgens FMO ongeveer de helft afkomstig van de aangrenzende wijken.
Hoe kan het dat FMO zelf toegeeft dat de ontwikkeling in Buenaventura niet per se bij de armste bevolking terecht komt, terwijl u vooral positief schrijft over de positieve aspecten voor ongeschoolde arbeidskrachten?
Onderdeel van mijn beleid is om bedrijven aan te sporen dat economische groei zo inclusief mogelijk wordt, zeker ook in economieën met een grote inkomensongelijkheid, zoals die in Latijns-Amerika. Effectieve armoedebestrijding kan niet zonder bijdrage van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven is dé banenmotor en een cruciaal onderdeel om duurzame werkgelegenheid en inclusieve groei te creëren.
Zoals ook in de kamerbrief is aangegeven kan TC Buen ook in Buenaventura een grote bijdrage leveren aan duurzame economische groei, mits deze wordt ondersteund door publieke investeringen in sociale ontwikkeling door de Colombiaanse overheid (zoals op het gebied van water, elektriciteit, sanitaire voorzieningen, huisvesting en veiligheid).
Hoe staat het met het salaris en de arbeidsomstandigheden bij TC Buen? Wat is uw reactie op de aantijgingen van slavernij en het gebruik maken van de afhankelijkheid van de arme bewoners van Buenaventura? Wat gaat u hieraan doen?
Er zijn mij geen aanwijzingen bekend dat er in dit bedrijf sprake zou zijn van slavernij. TC Buen spant zich in voor het realiseren van een leefbaar loon voor haar arbeiders. Ik zie geen aanleiding om FMO tot nadere actie aan te sporen.
Wat is uw reactie op het feit dat het continue aan- en afvaren van grote schepen zorgt voor afnemende visvangsten, waardoor vissers in plaats van een a twee uur moesten roeien nu soms meer dan acht uur moeten varen voor goede visgrond? Deelt u de mening dat dit een grote klap is voor de lokale visserscultuur
In de haven van TC Buen meren gemiddeld zestien schepen per maand aan en dit heeft nog geen substantieel effect gehad op de visstand. Het is met name de brede regionale economische ontwikkeling die op de langere termijn de leefomgeving van de vissers en vispopulatie negatief kan beïnvloeden.
Daarom heeft de Nederlandse ambassadeur in Colombia zowel bij TC Buen als Sociedad Portuaria (de grootste haven) bepleit dat de drie havens van Buenaventura nadrukkelijker gezamenlijk in gesprek moeten gaan over thema’s die de verantwoordelijkheid en actieradius van één haven overstijgen. Het gaat dan vooral over de cumulatieve sociale en milieueffecten van hun activiteiten (bijvoorbeeld de impact op de traditionele vissers) en om plannen om deze effecten te adresseren.
Wat is uw reactie op het gewelddadige gedrag van de privébeveiliging ten opzichte van de lokale vissers? Wat gaat u hieraan doen?
TC Buen is een goed beveiligde haven om onder meer smokkel van drugs en wapens of diefstal te voorkomen. Er zijn volgens de ambassade geen incidenten bekend van of klachten ingediend door vissers die zich geïntimideerd voelen door TC Buen beveiligingspersoneel.
Welke lessen hebben de FMO en de verantwoordelijke ministeries van Buitenlandse Zaken (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en Financiën getrokken uit de vreselijke gebeurtenissen rond de Agua Zarca-zaak in Honduras bijna twee jaar geleden als het gaat om investeringen in gebieden waar mensenrechtenverdedigers die tegen projecten protesteren simpelweg vermoord kunnen worden? Hoe worden deze door FMO toegepast in het monitoren en aanpassen van het Buenaventura project en in de omgang met hun klant TC Buen? Hoe worden die door de Nederlandse overheid, waaronder de Nederlandse ambassade in Bogota, toegepast rondom de investering in Buenaventura?
De afgelopen jaren heeft FMO het duurzaamheidsbeleid verder uitgewerkt. Het kabinet constateert dat FMO extra heeft geïnvesteerd in het creëren van de juiste checks en balances rond grote investeringsprojecten. Voordat er een definitieve investeringsbeslissing wordt genomen over deze projecten, worden ze online gepubliceerd. Zodat derden, waaronder het maatschappelijk middenveld, hun zienswijze op de projecten kunnen delen en risico’s kunnen signaleren. Ook heeft FMO heeft haar investeringsbeleid, onder meer ten aanzien van conflictlanden waar een hoog risico op geweld is, op basis van een publiek consultatieproces verder aangescherpt.
Bent u van mening dat FMO nu over genoeg waarborgen beschikt om te voorkomen dat nog meer mensenrechtenschendingen – waaronder moord – plaatsvinden rondom het TC Buen project en andere infrastructuurprojecten waar FMO in investeert? Kunt u garanderen dat FMO haar eigen beleid en richtlijnen, onder andere op «Broad Community Support» en consultatie, naleeft, ook in projecten waar u als medefinancier later instapt (zoals in Buenaventura)?
FMO heeft naar de mening van het kabinet haar beleid en werkwijze de afgelopen jaren dermate aangepast dat er voldoende waarborgen zijn om mensenrechtenschendingen en andere negatieve sociale gevolgen bij haar investeringen te voorkomen.
De overheid bespreekt geregeld met FMO het beleid en de toepassing van maatschappelijk verantwoord ondernemen, plus de wijze waarop FMO dat naleeft. Dit gebeurt in het beleidsoverleg tussen Buitenlandse Zaken, Financiën (aandeelhouder) en FMO.
Het bericht dat Israël Nederlandse projecten op de Westelijke Jordaanoever sloopt |
|
Martijn van Helvert (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Israël sloopt «Nederlandse» watertanks»?1
Ja.
Klopt het dat Israël drie door Nederland gefinancierde watersystemen op de Westelijke Jordaanoever heeft gesloopt? Zo ja, waarom is dit gebeurd?
Ja. De Israëlische autoriteiten hebben de watervoorziening gesloopt omdat hiervoor geen vergunning was afgegeven en omdat de huizen waarvoor zij zijn aangelegd zich bevinden in een gebied dat Israël heeft aangemerkt als militair oefenterrein. De Israëlische rechter heeft verboden de mensen uit hun huis te zetten en de huizen te slopen. De bewoners zijn voor drinkwater afhankelijk van opgevangen regenwater. Teneinde de bewoners van schoon drinkwater te voorzien, heeft Nederland besloten een project te financieren waarbij de huizen een systeem krijgen voor opvang en zuivering van regenwater en een installatie om het schone water naar hun huizen te pompen.
Is Nederland vooraf geconsulteerd door de Israëlische autoriteiten dat zij voornemens waren deze watersystemen te slopen?
Nee. Nederland, de uitvoerende organisatie noch de bewoners van de huizen waren vooraf geïnformeerd.
Bent u bereid uw Israëlische ambtsgenoot op deze activiteiten aan te spreken? Zo ja, op welke termijn en welke vervolgstappen bent u bereid te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nederland en de EU maken consequent en op verschillende niveaus de bezwaren duidelijk bij de Israëlische autoriteiten tegen sloop van Palestijnse bezittingen, inclusief de door Nederland of de EU gefinancierde projecten. Per geval wordt bekeken op welke wijze contact op ambtelijk of politiek niveau kan bijdragen aan een oplossing. In onderhavige geval is ervoor gekozen snel op ambtelijk niveau te protesteren tegen de sloop van de watersystemen. Hierbij heeft Nederland tevens om schadevergoeding gevraagd. Israël heeft het verzoek afgewezen, omdat het de sloop van de watervoorziening gerechtvaardigd acht vanwege het ontbreken van vergunningen en omdat de systemen in een gebied waren aangelegd dat Israël heeft bestemd als militair oefenterrein. Nederland blijft zowel bilateraal als via de EU druk op Israël uitoefenen om sloop en confiscatie van Palestijnse eigendommen stop te zetten.
Op welke wijze bent u voornemens naar aanleiding van deze sloopwerkzaamheden van Israël uitvoering te geven aan de motie-Knops c.s.2? Bent u bereid schadevergoeding van Israël te eisen voor de gesloopte watersystemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vervolgstappen zijn door de Nederlandse regering jegens de Israëlische autoriteiten genomen nadat bleek dat Israël in juli 2017 door Nederland gefinancierde zonnesystemen geconfisqueerd had? Is Israël op deze activiteiten aangesproken en zo ja, op welke wijze? Ziet u enige aanpassing van Israël wat betreft dergelijke activiteiten?
Zoals beschreven in de antwoorden op schriftelijke vragen over de inbeslaggenomen zonnepanelen (antwoorden op de vragen gesteld door de leden Van Ojik en Diks (GroenLinks) d.d. 19 oktober 2017, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel van de Handelingen, nr 237 en de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (CDA) d.d. 9 augustus 2017, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2426), heeft Nederland meermaals en op diverse niveaus geprotesteerd tegen de inbeslagname en aangedrongen op teruggave aan de uitvoerende organisatie.
Dit heeft niet geleid tot een Israëlische beleidswijziging ten aanzien van de sloop van Palestijnse bezittingen in Area C, inclusief door donoren gefinancierde projecten of tot meer vergunningen voor Palestijnse huizen en gebouwen.
Het kabinet is bezorgd over een aangekondigde beleidswijziging die in juni zal ingaan. Met deze beleidswijziging kan de Civil Administration (het onderdeel van het Israëlische leger dat verantwoordelijk is voor het bestuur van de bezette gebieden) sneller overgaan tot sloop van Palestijnse bezittingen en wordt de mogelijkheid verkleind voor de eigenaren om een sloop uit te stellen via een gang naar de rechter of aanvraag van een vergunning.
Hoeveel zowel door Nederland als door de Europese Unie gefinancierde projecten zijn ten tijde van de regeerperiode van Netanyahu in de Palestijnse gebieden door Israël gesloopt? Is in deze gevallen, ter uitvoering van de motie-Knops c.s.3 schadevergoeding van Israël geëist? Zo nee, op welke wijze wordt Israël dan op dergelijke activiteiten aangesproken? Sorteert dit enig effect?
De EU schat dat er sinds 14 mei 2015, het aantreden van het huidige Israëlische kabinet, 326 bouwwerken gesloopt zijn die met hulp van de EU zijn neergezet. Volgens de EU is de totale schade ongeveer € 1.035.000. Het is aan betrokken lidstaten om te bepalen of zij gevallen van schade delen of openbaar maken hoe zij op sloop reageren. Sommige lidstaten kiezen hierbij voor stille diplomatie en maken niet bekend welke schade zij geleden hebben door sloop. Het is bekend dat een aantal lidstaten en de EU om schadevergoeding hebben gevraagd. Voor zover bekend heeft Israël in geen van de gevallen schadevergoeding uitgekeerd. De Nederlandse schade aan lopende projecten door sloop in deze periode bedraagt ongeveer € 38.600. Daarnaast zijn door Israël projecten tijdelijk stilgelegd met stop-work orders en zijn soms materialen en machines tijdelijk in beslag genomen.
Hoe duidt u de sloopwerkzaamheden van Palestijnse bouwwerkzaamheden door Israël in bredere zin? In hoeverre acht u deze activiteiten gerechtvaardigd dan wel in lijn met het internationaal recht?
Het kabinet veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen, ongeacht of deze door de EU zijn gefinancierd of niet. De sloop en confiscatie benadeelt Palestijnen en creëert ongelijkheid. Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking. Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht onder meer verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering in elk concreet geval. Zie gaarne ook de beantwoording op Kamervragen gesteld door de leden Karabulut (SP) over de sloop door Israël van door Nederland gefinancierde watersystemen in bezet Palestijns gebied. Deze vragen werden ingezonden op 7 mei 2018 met kenmerk 2018Z08380.