De berichten ‘EU blijft streng op nieuwe veredelingstechnieken’ en ‘Europees Hof remt kwekers vanwege genetische modificatie’ |
|
Helma Lodders (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u de berichten «EU blijft streng op nieuwe veredelingstechnieken» en «Europees Hof remt kwekers vanwege genetische modificatie»?1
Ja.
Wat zijn de beleidsconsequenties van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie inzake moderne plantenveredelingsmethoden?2
Wij zullen uw Kamer spoedig per brief informeren over de Nederlandse inzet voor de toepassing van nieuwe plantenveredelingstechnieken en de beleidsconsequenties van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie.
Op welke manier gaat u het regeerakkoord uitvoeren, waarin is opgenomen dat Nederland zich in Europa zal inzetten voor de toepassing en toelating van nieuwe verdelingstechnieken, zoals Crispr-Cas9, ondanks de uitspraak van het Europees Hof? Welke acties gaat u ondernemen om de doelen van het regeerakkoord alsnog te bereiken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat moderne plantenveredelingsmethoden kunnen bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, gezondheid, voedselveiligheid en voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet? Bent u daarnaast op de hoogte van de mogelijkheden van plantenveredelingsmethoden, die kunnen bijdragen aan het tegengaan van voedselverspilling, zoals niet-bruinende champignons en appels?
Nieuwe plantveredelingstechnieken kunnen inderdaad een bijdrage leveren aan beleidsdoelen zoals verdere verduurzaming van de landbouw, het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, voedselkwaliteit en het tegengaan van voedselverspilling. Daarnaast heeft, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Wageningen University & Research (WUR) recent wetenschappelijke publicaties opgesteld over nieuwe plantenveredelingstechnieken en toepassingsmogelijkheden. De toepassingen die u noemt, zijn mij dus bekend.
Deelt u de mening dat deze uitspraak haaks staat op de wens om minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, bijvoorbeeld ter voorkoming van ziekten bij planten en gewassen? Zo nee, kunt u dit uitgebreid toelichten?
Ik heb in mijn brief over de geïntegreerde gewasbescherming drie oplossingsrichtingen geschetst, waaraan ik met de betrokken stakeholders werk3. Een van deze oplossingsrichtingen is een «effectief maatregelenpakket». Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van weerbare gewassen, vruchtwisseling, het stimuleren van natuurlijke vijanden en duurzaam bodembeheer. Aan het creëren van weerbare gewassen tegen ziekten kunnen zowel de conventionele als de nieuwe plantenveredelingstechnieken een bijdrage leveren.
De uitspraak van het Europese Hof verbiedt het gebruik van nieuwe plantenveredelingstechnieken niet maar bevestigt dat een toelating onder de ggo-regelgeving nodig is om ze toe te passen. Dat geldt ook voor producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken die minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vergen. In de praktijk duren toelatingsprocedures om producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken op de markt te brengen in de EU lang, en deze zijn kostbaar. De Hofuitspraak brengt hierin geen verandering.
Bent u bekend met het onderzoek naar bijvoorbeeld aardappelrassen met als doel dat aardappelen meer weerstand krijgen en minder gebruik hoeft te worden gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen als de plant ziek wordt? Kunt u een uitgebreide toelichting geven op het proces van klassieke veredeling? Hoe lang het duurt om met klassieke veredeling stappen te zetten om te komen tot weerbaardere rassen?
Met dat onderzoek ben ik inderdaad bekend. WUR heeft in opdracht van het Ministerie van LNV onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van aardappelrassen met meerdere resistentiegenen tegen de aardappelziekte Phytophthora infestans. Dit onderzoek wordt binnen en buiten de Europese Unie voortgezet.
WUR geeft het volgende aan over de veredeling van aardappel: Omdat de aardappel tetraploïd is (alle chromosomen zijn in viervoud aanwezig, in plaats van zoals bijvoorbeeld bij de mens in tweevoud) is aardappelveredeling een relatief omslachtig proces. Klassieke veredeling om aardappelrassen robuust resistent te maken tegen de aardappelziekte Phytophthora duurt al gauw tientallen jaren. Dat heeft ermee te maken dat nieuwe rassen deze resistentie moeten combineren met door de keten gewenste eigenschappen die vergelijkbaar zijn met of beter zijn dan die van bestaande rassen die hun marktpotentieel hebben bewezen. Daartoe worden wilde soorten met de cultuuraardappel gekruist, waarbij allerlei kruisingsbarrières overwonnen moeten worden, en de nakomelingen met de gewenste eigenschappen worden geselecteerd. Daarna moeten eventuele ongewenste eigenschappen weer worden uitgekruist om marktwaardig materiaal te krijgen. De uiteindelijke duur van zo’n klassiek veredelingstraject hangt onder andere af van aardappelsoorten waaruit de resistentie-eigenschappen komen, hoeveel resistentiegenen het betreft, en welke aardappellijnen gebruikt worden als «ontvanger».
Veredeling met als doel robuuste resistentie, dat wil zeggen het inbrengen van meerdere resistentiegenen, kan met de nieuwe veredelingstechnieken sneller en preciezer plaatsvinden. De kennis over de resistentiegenen die met deze nieuwe methoden verkregen wordt, kan ook in de conventionele veredeling worden toegepast. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van merker-gestuurde veredeling (marker-assisted breeding), waardoor er ook enige versnelling van klassieke veredelingsprogramma’s mogelijk is.
Het proces van veredelen, inclusief de tijd die benodigd is om een marktwaardig product te ontwikkelen, is voor verschillende gewassen dus verschillend.
Deelt u de mening dat de uitspraak van het Europees Hof een negatief effect heeft op de innovatiekracht van Europese boeren en tuinders, alsmede op het vestigingsklimaat van bedrijven in Nederland en andere Europese landen? Zo nee, waarom niet?
In landen waar nieuwe plantveredelingstechnieken buiten de werkingssfeer van hun ggo-regelgeving zijn geplaatst, kunnen minder strenge regels gelden die mogelijk tot een concurrentievoordeel kunnen leiden. De Uniewetgever heeft voor de Europese interne markt bepaald dat dergelijke technieken onder de Europese ggo-regelgeving vallen. De Hofuitspraak maakt dus duidelijk dat de Uniewetgever de ggo-regelgeving kan aanpassen als het noodzakelijk of wenselijk wordt geacht om daarin verandering te brengen.
Deelt u de mening dat de beslissing van het Europees Hof Europese veredelaars op achterstand zet in vergelijking met bijvoorbeeld veredelaars uit de Verenigde Staten en diverse landen in Azië, waar de techniek niet onder strenge regelgeving valt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van landen in de wereld waar deze of soortgelijke technieken gebruikt mogen worden en niet onder de strenge regelgeving van genetische modificatie (GMO-regelgeving) vallen? Kunt u aangeven of vanuit deze landen voedsel op de Europese markt wordt gebracht?
Landen stellen regels op zodat voedsel, dat op de markt wordt gebracht, veilig is. Europese regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) is primair gebaseerd op de toegepaste techniek, die bepaalt of het product een ggo is. Vervolgens wordt het product beoordeeld met het oog op de gevraagde toelating. Sommige andere landen, zoals de Verenigde Staten en Canada, maken deze eerste schifting op basis van de gebruikte techniek niet en baseren de toelating op het eindproduct.
Het Joint Research Centre van de Europese Commissie heeft in 2013 een rapport uitgebracht met de uitkomst van een internationale workshop waarin de regulering van nieuwe plantenveredelingstechnieken in verschillende landen is besproken4.
Het is het kabinet bekend dat verschillende landen aan actualisering van de regelgeving voor producten van nieuwe plantenveredelingstechnieken werken. Onderdeel van de discussie in veel landen is of het eindproduct ook met conventionele veredelingstechnieken tot stand kan worden gebracht.
Vanuit veel landen worden voedingsmiddelen op de Europese markt gebracht, ook vanuit landen die plantenveredelingstechnieken toepassen die in Europa onder de ggo-regelgeving zijn geplaatst. Deze voedingsmiddelen moeten voldoen aan de toepasselijke Europese regelgeving en dat blijft onveranderd na de Hofuitspraak.
In de bijlage5 geef ik u een overzicht van de regelgeving voor ggo’s, en ontwikkelingen daarin, van enkele landen. Deze informatie is afkomstig uit openbare bronnen, zoals overheidswebsites.
Klopt het dat het technisch onmogelijk is een product of samengesteld eindproduct te testen op het gebruik van nieuwe veredelingstechnieken, zoals bijvoorbeeld Crispr-Cas9? Zo ja, klopt het dat producten of samengestelde eindproducten uit landen waar deze technieken wel gebruikt mogen worden, niet gecontroleerd gaan worden? Zo ja, wat vindt u hiervan? Indien controle technisch wel mogelijk is, op welke manier vindt dit plaats?
Bij het importeren van producten in de EU moet voldaan worden aan de regelgeving die geldend is. Een producent moet daarom kunnen aangeven hoe een product tot stand is gekomen en moet zich ook houden aan de etiketteringsplicht die voortvloeit uit de ggo-regelgeving.
Uit informatie verstrekt door Rikilt-WUR en Wageningen University & Research over de mogelijkheden tot handhaving blijkt dat verschillende veredelingstechnieken tot een zelfde eindproduct kunnen leiden. Hierdoor is aan de hand van het eindproduct de daarvoor gebruikte techniek niet altijd te herkennen. Met DNA-analysemethoden kan bijvoorbeeld het voorkomen van een veranderde DNA-volgorde worden vastgesteld, maar deze volgorde kan met diverse technieken, zoals natuurlijke of (klassieke) chemische mutagenese of CRISPR-Cas, verkregen zijn. In het eerste geval wordt het product vrijgesteld van de gg-regelgeving, in het laatste geval niet, volgens de Hofuitspraak.
De EUginius database, die door Nederland en Duitsland is opgezet, bevat informatie over ggo’s. Deze helpt bij het herkennen en opsporen van veel verschillende ggo’s en is gericht op de traceerbaarheid hiervan. Als er voldoende informatie over een ggo bekend is, kan dit ggo namelijk wel getraceerd worden. Deze informatie wordt gebruikt bij de importcontroles die plaatsvinden. Voor onbekende DNA-mutaties wordt het daarentegen al snel heel lastig of onmogelijk om deze te traceren. Via de importeur kan informatie over het product bij de producent worden opgevraagd. Ook in de toekomst zullen importcontroles op ggo-producten en -gewassen plaatsvinden.
Klopt het dat als deze uitspraak voor 100% gehandhaafd wordt, de import van voedingsmiddelen uit landen waar deze techniek is vrijgesteld van regulering en etikettering (zoals bijvoorbeeld Amerika) onmogelijk wordt? Zo nee, waarom niet en op welke wijze kan een beoordeling plaatsvinden?
Ongeacht de Hofuitspraak moeten producenten die levensmiddelen op de markt brengen in de EU voldoen aan de in Europa geldende regelgeving, dus ook aan de gg-regelgeving. Dit geldt ook voor producten die buiten de EU niet als ggo worden beschouwd, en voor samengestelde producten als een van de ingrediënten een ggo is. Zoals in antwoord op vraag 10 is aangegeven, zullen ook in de toekomst importcontroles op ggo-producten en -gewassen plaatsvinden. Voor onbekende DNA-mutaties wordt het daarentegen al snel heel lastig of onmogelijk om deze te traceren. Via de importeur kan informatie over het product bij de producent worden opgevraagd.
Hoe gaat Europa de import van voedingsmiddelen controleren op het gebruik van deze of soortgelijke technieken? Kunt u als voorbeeld specifiek ingaan op de import van bijvoorbeeld soep, waar maismeel en allerhande andere componenten in verwerkt zijn? Hoe wordt dit product beoordeeld? Kan dit product geïmporteerd worden en zo ja, waarom kan dat wel en het gebruik van deze techniek in Europa niet?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u van plan om, indachtig de door de Kamer aangenomen motie-Lodders, een vrijstelling van Crispr-Cas9 van de Europese GMO-wetgeving te blijven bepleiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u dit vormgeven?3
Hierop zal ik ingaan in mijn brief over de beleidsinzet van het kabinet over nieuwe plantenveredelingstechnieken waarbij de uitspraak van het Europese Hof wordt betrokken.
Kunt u voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een overzicht geven op welke onderdelen Europese en nationale wetgeving aangepast moet worden om technieken, zoals Crispr-Cas9, toe te staan?
Toepassing van gg-technieken is met de vereiste vergunning in de EU toegestaan, waarbij klassieke mutagenese-technieken en celfusie zijn vrijgesteld van de regelgeving. De kleinst mogelijke wijziging om aan deze bestaande vrijstellingen nieuwe technieken toe te voegen, is het aanvullen van de bijlage Annex IB bij richtlijn 2001/18/EG. Nederland heeft vorig jaar een discussievoorstel in de EU ingebracht waarin dit werd voorgesteld. Indien de Europese wetgeving op die manier zou worden aangepast, moet de Nederlandse regelgeving daarmee in lijn worden gebracht.
Gaat u, indachtig het regeerakkoord, bij andere lidstaten bepleiten om geen aanvullende wet- en regelgeving in te stellen op het gebied van traditionele mutagenese, iets waar het Hof voor lidstaten specifieke ruimte voor lijkt te geven in haar uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Hierop zal ik ingaan in mijn brief aan uw Kamer over de beleidsinzet van het kabinet over nieuwe plantenveredelingstechnieken waarbij de uitspraak van het Europese Hof wordt betrokken.
Bent u bereid zich in te zetten voor het moderniseren/vereenvoudigen (of eventueel geheel opnieuw opstellen) van uitvoeringseisen voor de Europese wetgeving voor genetische modificatie, om zo binnen nieuwe grenzen de toepassing van Crispr-Cas9 minder in de weg te zitten? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om zich in te zetten voor het moderniseren (of eventueel opnieuw opstellen) van Europese wetgeving voor genetische modificatie waarbij Nederland, de andere lidstaten en Europa blijvend kennis kunnen blijven ontwikkelen om te kunnen zien en te beoordelen wat er in de rest van de wereld op dit gebied plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 15.
Mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht van Human Rights Watch (HRW), waarin wordt gesteld dat nu weliswaar de noodtoestand is opgeheven in Turkije maar dat dit slechts een geschreven werkelijkheid is omdat veel van de beperkingen die onder de noodtoestand golden, behouden zullen blijven wanneer een concept wetsvoorstel aangenomen wordt? Deelt u de mening van de directeur van HRW, de heer Hugh Williamson, dat dit wetsvoorstel, waarmee de president vergaande bevoegdheden zal krijgen om rechters te ontslaan, de vrijheid van beweging en vereniging te limiteren en politieke gevangen langdurig, zonder proces vast te houden, van tafel zou moeten? Zo ja, heeft u dit in uw gesprekken met de Turkse autoriteiten kenbaar gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?1 2
Het bericht is bekend. Dit nieuws past in het bredere beeld van de achteruitgang op het gebied van rechtsstaat en mensenrechten in Turkije. Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in Turkije regelmatig aan de orde, onder andere binnen de Europese Unie en in het kader van de Raad van Europa (RvE). Nederland speelt hierin een voortrekkersrol en zal ook in de toekomst de zorgen over de rechtsstaat in Turkije actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader, net als in bilaterale contacten. Daarin zal nadrukkelijk ook aandacht zijn voor wetgeving die indruist tegen de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.
Deelt u de mening dat gezien bovenstaande (de teloorgang van de rechtsstaat en de gevangenschap van veel politieke leiders van de oppositie en journalisten) van normalisatie van de relatie met Turkije geen sprake kan zijn? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot herstel van de diplomatieke relaties?3 Zo nee, welke voorwaarden heeft u gesteld aan normalisatie van de relatie met Turkije?4
Normale diplomatieke betrekkingen zijn essentieel om met andere landen samen te werken op gebieden van gezamenlijk belang, maar ook om zorgen te bespreken.
Met Turkije is in de gesprekken die leidden tot de normalisatie expliciet besproken dat deze normalisatie van de betrekkingen niet inhoudt dat we het eens zijn over de feiten en appreciatie van wat er op 11 maart 2017 is gebeurd. Ook houdt normalisatie niet in dat we nu en in de toekomst geen zorgen hebben over wat er in Turkije gebeurt. Diplomatieke betrekkingen op het hoogste niveau bieden juist een mogelijkheid om ook deze zorgen te bespreken.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie-Karabulut cs. over onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen?5
Zoals ook vermeld in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 26 juni jl. (Kamerstuk 21501–02 nr. 1890) heeft de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Ankara als uitvoering van deze motie contact opgenomen met de Turkse autoriteiten en op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor de oproep om HDP-leider Demirtaş en andere parlementsleden vrij te laten. Deze oproep was in lijn met eerdere uitlatingen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en de EU over immuniteit voor parlementariërs in Turkije. Het bleek helaas niet mogelijk om deze oproep samen met gelijkgestemde landen over te brengen.
Op 6 juni 2017 werd de voorzitter van Amnesty International Turkije, de heer Taner Kiliç, gearresteerd. De motie Karabulut/Van Ojik (Kamerstuk 37 775-V, nr. 24) verzoekt het Kabinet de oproep van mensenrechtenorganisaties tot de directe vrijlating van Taner Kiliç en het intrekken van de aanklachten tegen hem te steunen. Nederland heeft zich zowel individueel als in EU-verband ingezet voor deze zaak. Daarnaast was een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade bij de rechtszittingen aanwezig. Op 15 augustus jl. is bekend gemaakt dat de heer Kiliç in afwachting van de verdere behandeling van zijn zaak is vrijgelaten. Het kabinet zal ook de komende tijd aandacht blijven houden voor de zaak van de heer Kiliç en de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het Kabinet beschouwt daarmee ook deze motie als uitgevoerd.
Heeft Turkije, dat zich beroept op zelfverdediging, artikel 5 van het VN-handvest, in NAVO-verband inmiddels concreet bewijs geleverd met betrekking tot de legitimering van de inval in Noord-Syrië? Zo nee, bent u dan bereid deze illegale inval te veroordelen? Zo nee, waarom niet?6
Een appreciatie van het Turkse offensief in de Afrin-regio en de Turkse onderbouwing van het beroep op het recht op zelfverdediging, is door het kabinet gedeeld in de Kamerbrief «Nederlandse inzet in Syrië» van 14 maart 2018 (referentie DEU-1502/2018). Sinds het verschijnen van deze brief zijn er volgens het kabinet geen nieuwe ontwikkelingen die de legitimiteitsvraag van het Turkse offensief in Afrin in een ander daglicht stellen.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Herinnert u zich het debat over het verslag van het algemeen overleg (VAO) Materieel van 5 juli 2018 over de A-brief over het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), waarin u stelde dat het contract met Elbit al in 2015 is gesloten?1
Ja.
Herinnert u zich het kort geding dat de firma Sagem aanspande omdat zij niet kon meedingen naar de order in 2015 (Sagem was – overigens net als het bedrijf Cassidian – een deelnemer in de competitie voor de order toen)?2
Ja. Overigens ging dit kort geding niet over het feit dat Sagem niet kon meedingen naar de order, maar over het feit dat deze order niet aan hen werd gegund.
Deelt u de opvatting dat het argument van de rechtbank dat Sagem toentertijd te laat was, nu niet van toepassing kan zijn omdat het hier immers de A-fase van een nieuw project betreft?
Dit is niet aan de orde. Defensie maakt gebruik van een optie binnen de overeenkomst die met Elbit is gesloten in het kader van het project VOSS. Een optie is een contractbepaling die voorziet in de mogelijkheid om onder een bestaand contract een aantal goederen extra af te nemen tegen een vooraf bepaalde prijs.
Deelt u de opvatting dat door de nu gekozen «van de plank»-werkwijze andere firma’s dan Elbit, zoals Sagem of Cassidian, de kans ontnomen is mee te dingen naar het VOSS-project zoals op 7 mei 2018 aan de Kamer is gepresenteerd? Zo nee, kunt u dat toelichten?3
Zie mijn antwoord op vraag 3. Het gebruik maken van de optie draagt bij aan een doelmatige verwerving en zorgt ervoor dat er niet meerdere typen gevechtsvesten worden verworven. Dit draagt bij aan logistieke voordelen zoals uitwisselbaarheid en efficiënter voorraadbeheer en tevens aan snellere vervulling van de operationele behoefte en verbeterde veiligheid. Deze werkwijze is gangbaar en berust op het geldend beleid.
Blijft u van opvatting in het licht van deze feiten dat de procedure van het Defensie Materieel Proces correct wordt toegepast?4 Kunt u dat toelichten?
Ja, het DMP biedt de ruimte voor de aanpak zoals in dit geval voorzien, namelijk door gebruik te maken van een optie in een bestaand contract (VOSS).
Herinnert u zich de beslissing en de beargumentering van het pensioenfonds PGGM om per 1 januari 2012 investeringen in surveillance apparatuur van Elbit te beëindigen, omdat de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof leidraad moet zijn in de samenwerking met Israëlische firma’s?5
Het kabinet heeft kennisgenomen van het besluit van PGGM.
Deelt u de opvatting dat op de firma Elbit ook het differentiëringbeleid moet worden toegepast, zoals geldt voor bedrijven die zakendoen met illegale nederzettingen in bezet gebied?6 Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot resolutie 2334 van de VN Veiligheidsraad, artikel 5?7 Kunt u dit uitgebreid toelichten?
De Nederlandse overheid ontmoedigt al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Dit beleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven, als die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Het gaat hierbij om activiteiten in nederzettingen, activiteiten met bedrijven gevestigd in nederzettingen en activiteiten buiten nederzettingen die ten gunste komen aan nederzettingen. Zie ook de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443). Daarnaast heeft de Nederlandse overheid een eigen verantwoordelijkheid om niet betrokken te zijn bij dergelijke activiteiten.
De verwerving van gevechtsvesten in het kader van het VOSS-project door het Israëlisch concern Elbit heeft geen betrekking op bovengenoemde activiteiten. In deze samenwerkingsrelatie is dan ook geen sprake van een bijdrage aan of facilitering van de aanleg of instandhouding van nederzettingen. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding voor een herziening van de samenwerkingsrelatie met dit bedrijf.
De weigering van Israël om parlementariërs toe te laten tot Gaza |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat mij, om politieke redenen, de toegang tot Gaza is geweigerd door Israël?1
Het is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend dat u geen toestemming is verleend om Gaza in te reizen via de grensovergangen met Israël.
Wat is het precieze Israëlische beleid wat betreft toegang van parlementariërs tot Gaza? Klopt het dat deze toegang categorisch geweigerd wordt?
Israël staat slechts bij zeer hoge uitzondering toe dat parlementariërs Gaza bezoeken. Parlementariërs worden in de regel niet toegelaten omdat Israël wil voorkomen dat – bewust of niet – legitimiteit wordt gegeven aan de de facto autoriteiten in Gaza. Vertegenwoordigers van regeringen, die meestal een strikte no contact policy hanteren, journalisten en humanitaire werkers worden normaal gesproken wel toegelaten, afhankelijk van de specifieke omstandigheden en de veiligheidssituatie.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat parlementariërs Gaza niet in mogen om met eigen ogen kennis te nemen van de ernst van de humanitaire crisis in dat deel van de bezette Palestijnse gebieden, die grotendeels het gevolg is van de illegale blokkade door Israël?
Het is onwenselijk dat parlementariërs moeilijk Gaza in komen om kennis te nemen van de situatie ter plekke, en om projecten te bezoeken die Nederland en andere donoren financieren met als doel de omstandigheden in Gaza te verbeteren.
Bent u bereid hierover contact op te nemen met de Israëlische autoriteiten, er op aan te dringen dat parlementariërs in de toekomst wel toegelaten zullen worden en de Kamer te informeren over het resultaat? Zo nee, waarom niet?
De ambassade in Tel Aviv en de Vertegenwoordiging in Ramallah dringen bij de Israëlische autoriteiten aan op de toegang van Nederlanders tot Gaza, inclusief de verzoeken van parlementariërs om naar Gaza te gaan. Ook in onderhavig geval hebben de posten Tel Aviv en Ramallah dat gedaan. Toegang tot Gaza blijft echter afhankelijk van de toestemming van de Israëlische autoriteiten.
De verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 inzake meldingen en publiciteit over lichamelijke resten op MH17-crashsite |
|
Jan de Graaf (CDA), Chris van Dam (CDA), Foort van Oosten (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de verklaring (nr. 2) van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 van 19 juli 2018, alsmede van twee op 18 en 19 juli 2018 geplaatste berichten op het YouTube-kanaal van de heer Patrick Lancaster?1 2
Ja, er is vanuit het Ministerie van JenV naar aanleiding van de verklaring van het bestuur van de Stichting Vliegramp MH17 een bericht op de IVC-site geplaats. De IVC-site is een besloten website die wordt gebruikt om met nabestaanden te communiceren.
Hieronder vindt u nog het bericht dat vrijdag 20 juli zowel in het Nederlands als in het Engels op de IVC-site is geplaatst:
«Deze week is wederom een filmpje op YouTube geplaatst door een journalist met beelden van mogelijke botfragmenten van slachtoffers van vlucht MH17. Het gaat om een journalist die al twee keer eerder een filmpje online heeft geplaatst met mogelijke botresten. Ook dit filmpje toont beelden die voor nabestaanden schokkend kunnen zijn. Wij betreuren dit. Mocht u het filmpje desondanks willen bekijken, dan kan dat via de link onderaan dit bericht.
Eerder heeft de journalist de mogelijke botfragmenten waarvan hij zegt deze op de crashsite te hebben gevonden, overgedragen aan de lokale autoriteiten. De vondst kon vervolgens dankzij een faciliterende rol van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar Nederland worden overgebracht voor nader onderzoek en identificatie door het NFI. In het nieuwe filmpje laat de journalist de botfragmenten echter liggen.
Conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad dient een ieder die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft op een waardige wijze over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten. Er zal contact met de journalist worden opgenomen met het dringende verzoek alle botfragmenten aan de autoriteiten over te dragen. De overheid zal vervolgens de botfragmenten naar Nederland halen voor forensisch onderzoek. Dit proces zal evenals voorgaande keren de nodige tijd in beslag nemen omdat het gebied gevaarlijk is en daardoor niet vrij toegankelijk is.»
Klopt het dat de crashsite van vlucht MH17 door het recovery team (destijds) minutieus is onderzocht? Is het voorstelbaar dat nu nog in substantiële mate stoffelijke resten van slachtoffers van deze vliegramp kunnen worden aangetroffen? Welke verklaring kunt u geven voor het (nu nog) daar vinden van stoffelijke resten van mogelijke slachtoffers?
Er is altijd erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst nog stoffelijke resten of persoonlijke eigendommen kunnen worden gevonden. Het gebied waarin het toestel, de inzittenden en hun persoonlijke eigendommen terecht zijn gekomen is ongeveer 50 vierkante kilometer groot. Er is alles aan gedaan om de stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen van de slachtoffers zo zorgvuldig mogelijk te bergen, onder vaak moeilijke omstandigheden.
Met meerdere missies zijn stoffelijke resten en persoonlijke eigendommen zoveel mogelijk geborgen, met behulp van lokale autoriteiten, bewoners en hulpdiensten. Bij de repatriëringsmissie van april 2015 is daartoe een deel van de grond afgegraven en gezeefd. Voor zover te beoordelen aan de hand van de YouTube filmpjes, wordt beweerd dat de botfragmenten in het gebied zijn gevonden dat juist is afgegraven en gezeefd.
Het valt niet uit te sluiten dat er nog stoffelijke resten aanwezig kunnen zijn in het hele crashgebied, maar de mate waarin deze journalist zegt botfragmenten te kunnen vinden op deze specifieke locatie, wordt niet waarschijnlijk geacht.
De procedure om stoffelijke resten van MH17-slachtoffers naar Nederland te halen en te onderzoeken is lastig en tijdrovend. Om een beter beeld te krijgen van wat hierbij komt kijken, zal ik uw Kamer in een separate brief nader toelichting geven op het proces rondom de repatriëring.
Hebben zich het afgelopen jaar, in het bijzonder de afgelopen dagen, mensen gemeld bij de Nederlandse dan wel de Oekraïense autoriteiten of bij enige andere autoriteit waarmee de Nederlandse overheid in verbinding staat, die melding maakten van het aantreffen van stoffelijke resten op de crashsite? Is het u bekend of de heer Lancaster contact heeft gezocht?
Om zorg te dragen voor de repatriëring van nieuwe vondsten zijn in 2015 afspraken met contactpersonen in de regio rondom de crashsite gemaakt. Bij hen kunnen vondsten worden ingeleverd. Deze worden vervolgens, via de Nederlandse ambassade in Kiev, naar Nederland overgebracht voor onderzoek.
Er is nog regelmatig contact met personen in de regio, zij hebben geen melding gemaakt van andere gevonden stoffelijke resten. Er zijn wel recent enkele persoonlijke eigendommen door bewoners bij een contactpersoon ingeleverd. Daaruit blijkt dat bewoners nog alert zijn op vondsten die gerelateerd kunnen worden aan de crash met vlucht MH17.
Zijn er aanwijzingen dat op de crashsite stoffelijke resten zijn neergelegd met de kennelijke bedoeling het onderzoek van het Joint Investigation Team (JIT) in diskrediet te brengen? Zo ja, is bekend wie hiervoor verantwoordelijk moet(en) worden gehouden? Hoe waardeert u in dit verband berichtgeving via het twitter-account @GlasnostGone waar gesteld wordt dat er stoffelijke resten zijn geplaatst na het officieel vrijgeven van de crashsite?
Het JIT is bekend met de berichten en video’s van zowel Patrick Lancaster als de berichten en video’s van @GlasnostGone. Het JIT heeft altijd gecommuniceerd dat het voorstelbaar is dat ondanks de grondige zoektochten tijdens eerdere missies nog stoffelijke resten gevonden zouden kunnen worden. Het JIT onderstreept dat mensen die mogelijke stoffelijke resten vinden, daar uiterst respectvol mee om zouden moeten gaan en deze zouden moeten inleveren bij de lokaal aangewezen contactpersonen.
Indien daadwerkelijk reeds in 2014 of 2015 veilig gestelde botresten op de crashsite zouden zijn neergelegd, zou dat bijzonder respectloos en uiterst pijnlijk zijn voor de nabestaanden. Het JIT is niet bekend met concrete aanwijzingen dat hiervan sprake zou zijn, maar kan ook niet uitsluiten dat dit wel gebeurt.
Welke acties heeft u ondernomen of gaat u ondernemen om de feitelijke autoriteiten rond de crashsite in Oekraïne (zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk) zorg te laten dragen dat conform resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad stoffelijke resten, waar deze zich ook bevinden in het gebied, verzameld worden en op een waardige wijze worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten?
Nederland heeft na de publicatie op YouTube direct contact gezocht met de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en gevraagd de de-facto autoriteiten te wijzen op het feit dat een ieder is gebonden aan resolutie 2166 van de VN Veiligheidsraad, waarin wordt gesteld dat iedereen die stoffelijke resten heeft gevonden en/of in bezit heeft deze op een waardige wijze dient over te dragen aan de Nederlandse autoriteiten.
Daarnaast is de Engelstalige verklaring van het bestuur van de stichting onder de aandacht gebracht van alle Grieving Nations met het verzoek in relevante gremia aandacht voor dit punt te vragen.
Kent u het bericht in de krant Novaya Gazeta d.d. 17 juli 2018 waarin gesteld wordt dat het officiële onderzoek naar de ramp dit najaar zal worden afgerond? Klopt dit bericht?3
Ja dit bericht is bekend en nee, de inhoud van het bericht klopt niet.
Het bericht dat NRC journalist Koen Greven geen toestemming heeft gekregen om zijn werk te doen in Marokko |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Marokkaanse autoriteiten journalist Koen Greven en een fotograaf verboden hebben om in Al Hoceima hun werk te doen op straffe van confiscatie van hun materiaal en uitzetting uit Marokko1, het bericht dat er twee Spaanse journalisten Marokko zijn uitgezet nadat ze verslag wilden doen van de protesten in de Rif2 en het bericht van de gevangenneming van een journalist van de Britse krant The Guardian?3
Ja.
Hoe beoordeelt u deze inperking van de persvrijheid door de Marokkaanse autoriteiten?
Eén van de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten wereldwijd is vrijheid van meningsuiting, als een belangrijk fundament van een democratische rechtsstaat. Dit geldt ook voor het belang van vrije nieuwsgaring, vrije pers en de veiligheid van journalisten. Accreditatie om als journalist op te treden is soms vereist om betrouwbaarheid en kwaliteit van de pers te waarborgen. Ook in Nederland kan de organisator van een bijeenkomst bijvoorbeeld met het oog op de veiligheid voorwaarden stellen aan de toelating van journalisten. Accreditatie moet echter niet gebruikt worden om de persvrijheid te beperken.
Deelt u de mening dat journalisten altijd in vrijheid hun werk moeten kunnen doen en overheden die dat belemmeren daar op moeten worden aangesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid dit met spoed te bespreken met de Marokkaanse autoriteiten? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Deze kwestie is door de Nederlandse ambassadeur in Rabat op 20 juli jl. opgebracht bij het Marokkaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, direct nadat de journalist contact had gezocht met de ambassade. De Marokkaanse autoriteiten gaven aan dat de journalist niet beschikte over de noodzakelijke accreditatie om als journalist werkzaam te zijn in Marokko.
Welke mogelijkheden ziet u om de persvrijheid in Marokko te beschermen? Ziet u bijvoorbeeld kansen om organisaties die persvrijheid bevorderen actief te ondersteunen?
De Nederlandse ambassade in Rabat kan journalisten desgevraagd informeren over de geldende regels en hen bijstaan bij de aanvraag en verkrijging van een accreditatie. Dit is de betrokken journalist ook aangeboden. Daarnaast worden maatschappelijke organisaties op het gebied van bevordering van persvrijheid gesteund. In dit kader heeft Free Press Unlimited in het recente verleden met Nederlandse steun een project ondersteund op het gebied van burgerjournalistiek.
Een onbeantwoorde brief over Palestijnse kinderen in Israëlische detentie |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat de organisatie Military Court Watch in december 2015 een brief heeft gestuurd naar onder andere de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, waarin wordt aangedrongen op het nemen van stappen opdat Israël stopt met het overbrengen van Palestijnen naar gevangenissen in Israël, wat in strijd is met het internationaal recht?1
Klopt het dat deze brief, ondanks herhaaldelijk aandringen, nog steeds niet is beantwoord? Zo ja, waarom is dat het geval? Bent u bereid ervoor te zorgen dat deze brief alsnog beantwoord wordt en de Kamer van het antwoord op de hoogte wordt gebracht?
Twee Nederlanders die om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat twee Nederlanders op het vliegveld in Tel Aviv om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn? Wat zijn de precieze feiten?
Ja. Op vrijdag 20 juli 2018 werd twee Nederlanders toegang tot Israël ontzegd, nadat zij separaat van elkaar aankwamen op de luchthaven van Tel Aviv. Zij werden bij de douanecontrole terzijde genomen, waarna ze zijn ondervraagd. Gedurende de ondervraging hadden zij niet altijd toegang tot hun bagage, inclusief mobiele telefoon. Uiteindelijk zijn beiden uitgewezen en op een terugvlucht gezet naar de plaats van vertrek (Amsterdam en Londen). Eén van hen moest ongeveer 24 uur wachten op de terugvlucht.
Wat is de formele grond waarop zij zijn geweigerd?
De Nederlandse vrouwen zijn geweigerd op grond van de Entry into Israel-wet omdat ze zich in het verleden op persoonlijke titel positief zouden hebben uitgelaten over de internationale oproep tot Boycot, Desinvesteringen & Sancties (BDS) jegens Israël.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlanders toegang tot consulaire bijstand en contact met een advocaat hebben onthouden?
Op basis van de informatie die het kabinet heeft kan niet worden bevestigd dat consulaire bijstand expliciet is ontzegd. Wel kan worden vastgesteld dat er geen rechtstreeks contact is geweest tussen de ambassade in Tel Aviv en de twee vrouwen in kwestie. De ambassade heeft contact gehad met de bevoegde Israëlische autoriteiten, nadat via collega’s van de betrokkenen in Nederland melding was gemaakt van de weigering. De ambassade heeft daarbij vastgesteld wat er gaande was, waar de vrouwen zich bevonden en geïnformeerd naar de vervolgacties.
Hoe vaak komt het voor dat burgers uit landen van de Europese Unie Israël niet in komen om politieke redenen? Is dat het afgelopen jaar toegenomen?
Er zijn tot nu toe weinig gevallen bekend van burgers uit andere EU-landen die door Israël zijn geweigerd. Op 24 juli zou een Spaanse BDS-activiste zijn geweerd. Deze weigeringen zouden te maken kunnen hebben met de relatief recente wetgeving die het mogelijk maakt om toegang tot Israël te ontzeggen in verband met BDS. Voor zover bekend is dit de eerste keer dat Nederlandse staatsburgers toegang tot Israël is geweigerd op basis van hun vermeende BDS-standpunten.
Deelt u de mening dat het weigeren van toegang voor de Nederlanders veroordeeld dient te worden? Bent u bereid met de Israëlische autoriteiten contact op te nemen om dit te veroordelen en erop aan te dringen dat zij alsnog het land in kunnen? Zo nee, waarom niet?
Het is betreurenswaardig dat deze twee Nederlanders de toegang tot Israël is ontzegd. Nederland is het gesprek met de Israëlische autoriteiten over deze kwestie aangegaan. Tijdens dat gesprek zijn zorgen geuit over de berichten dat de betrokkenen niet goed zouden zijn behandeld, en werd onderstreept dat Nederland van Israël verwacht dat internationale regels omtrent consulaire bijstand worden nageleefd.
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren. Dat laat onverlet dat uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het blijft echter een Israëlisch prerogatief om mensen de toegang tot het land te onthouden: zoals elk ander land, gaat Israël over het eigen toelatingsbeleid.
Het rapport ‘Report on the Situation of Human Rights in Kashmir’ |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het Report on the Situation of Human Rights in Kashmir van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen in dit rapport?
Het is betreurenswaardig dat Pakistan en India het onafhankelijke OHCHR-onderzoeksteam geen toegang tot de regio heeft verleend. De informatie over de mensenrechtensituatie is dan ook onder andere via contacten met mensenrechtenverdedigers, ngo’s en journalisten verzameld. De OHCHR heeft deze informatie niet via eigen onderzoek ter plekke kunnen verifiëren.
Heeft Nederland of de EU of één van de Europese bondgenoten zich binnen de VN uitgesproken over dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Nederland, noch de Europese Unie of een van de andere EU-lidstaten, heeft zich uitgesproken over het rapport dat op 14 juni 2018 door de OHCHR openbaar werd gemaakt en op 19 juni 2018 in Geneve in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde kwam. Het rapport is nauwelijks onderwerp van gesprek geweest, mede door de hoeveelheid landensituaties die op dat moment speelde in de VN-Mensenrechtenraad. India, Pakistan en Bhutan waren de enige landen die tijdens het debat reageerden op het specifieke rapport.
Onderschrijft u de aanbeveling van de High Commissioner for Human Rights aan de Mensenrechtenraad om een onderzoekscommissie op te zetten om een alomvattend onafhankelijk internationaal onderzoek te ondernemen naar mensenrechtenschendingen in Kashmir?
Alle lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, vinden dat vermeende mensenrechtenschendingen transparant en onafhankelijk onderzocht moeten kunnen worden, in lijn met internationale verplichtingen. Het is van belang dat alle partijen aan een dergelijk onderzoek meewerken door toegang te verlenen en informatie te verschaffen. De OHCHR doet onafhankelijk onderzoek. Op basis van de uitkomsten van volgende onderzoeken moet worden bezien of er voldoende steun en noodzaak is om naar een zwaardere vorm van onderzoek over te gaan.
Deelt u de mening dat India en Pakistan toegang zouden moeten verlenen aan de VN-instellingen en Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) om vermeende mensenrechtenschendingen te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vervolgacties zouden in uw ogen binnen de VN genomen moeten worden om de aanbevelingen uit het rapport op te volgen? Hoe zou Nederland hieraan kunnen bijdragen?
Zie antwoord vraag 4.
Het opheffen van de visumplicht voor Kosovo |
|
Sietse Fritsma (PVV), Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Visumliberalisering: Commissie bevestigt dat Kosovo aan alle voorwaarden voldoet»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat Kosovo klaar is voor visumliberalisatie? Zo ja, wanneer wordt besluitvorming hierover verwacht en bent u van plan in te stemmen met het opheffen van de visumplicht voor 1.7 miljoen Kosovaren? Zo nee, hoe gaat u dit tegenhouden?
Het uitgangspunt van het kabinet ten aanzien van visumliberalisatievoorstellen is strikt en fair. Het kabinet ziet er nauwgezet op toe dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en blijven voldoen (zie BNC fiche van 10 juni 2016 betreffende de afschaffing van de visumplicht voor Kosovo (Kamerstuk 22 112, nr. 2152)). In het rapport van de Commissie op 18 juli jl. geeft de Commissie aan dat Kosovo aan alle voorwaarden in het stappenplan voor visumliberalisatie heeft voldaan. De Commissie heeft daarbij, mede op aandringen van Nederland, ook hernieuwd gekeken naar de benchmarks waaraan eerder was voldaan. Het kabinet zal dit rapport nauwgezet bestuderen alvorens een standpunt in te nemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Besluitvorming over Europees visumbeleid geschiedt volgens de gewone wetgevingsprocedure door het Europees parlement en de Raad (met gekwalificeerde meerderheid). Een eerste bespreking van het Commissierapport zal na de zomer plaatsvinden.
Hoe is het mogelijk dat hiervan sprake is nu bekend is dat het opheffen van de visumplicht voor Albanezen een ware misdaadgolf heeft opgeleverd die natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is?
Elk land wordt afzonderlijk beoordeeld m.b.t. het voldoen aan de gestelde criteria. Visumliberalisatie gaat vergezeld van een omvangrijk pakket aan voorwaarden en flankerende maatregelen die erop zijn gericht mogelijke negatieve effecten zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat is ook het geval op het thema openbare orde en veiligheid. Het kabinet acht het noodzakelijk dat vooraf helderheid en zekerheid bestaat ten aanzien van het volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumliberalisatie door Kosovo, waaronder die op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. Dit zal uiteraard worden meegewogen in de standpuntbepaling na bestudering van het rapport van de Europese Commissie door het kabinet.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de visumplicht, en het daarmee nog makkelijker maken om naar de EU te reizen, het stomste is wat je kunt doen gelet op alle terreur, massa-immigratie en islamisering die de open grenzen van de Europese Unie al over Nederland afroepen?
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend. Een land zal aan alle gestelde voorwaarden, inclusief die op het terrein van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde, moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan en zal dit ook na de afschaffing van de visumplicht moeten blijven doen. Mede op aandringen van Nederland ziet de Europese Commissie erop toe dat landen ook na afschaffen van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het Kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen, of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
De gevolgen van het no deal -scenario voor Nederlandse en EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Johannes Sibinga Mulder , Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de enigszins chaotische situatie in de Britse regering met negen afgetreden bewindspersonen de afgelopen week en de daardoor toegenomen kans op een no deal-scenario?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Europees toezichthouder voor de financiële sector nu partijen vraagt zich voor te bereiden op het no deal-scenario?1
Ja.
Begrijpt u dat ook de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en de Britse burgers in de EU feitelijk gedwongen worden zich voor te bereiden op een no deal-scenario?
De huidige situatie brengt veel onzekerheid met zich mee, ook voor de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britse burgers in de EU. Het kabinet probeert de Britse burgers in Nederland zo goed mogelijk te informeren over de potentiële gevolgen van de Brexit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hiertoe een pagina op de website van de IND2 geplaatst die Britse burgers woonachtig in Nederland kunnen raadplegen om te bezien welke acties zij nu al kunnen ondernemen, ongeacht de uitkomsten van de onderhandelingen. Voor de informatievoorziening aan Nederlandse burgers in het VK wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Ziet u mogelijkheden om er samen met alle huidige 28 EU-lidstaten voor te zorgen dat de deal over burgerschap wordt vastgelegd en dat hij uitgevoerd wordt in alle Brexitscenario’s inclusief het no deal-scenario? (Als het antwoord op deze vraag een ondubbelzinnig ja is, hoeft u de vragen hieronder niet te beantwoorden.)
Ondanks het op 19 maart 2018 gepresenteerde principeakkoord blijft het risico op een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zonder terugtrekkingsakkoord (het cliff edge scenario) bestaan. Immers, over zaken zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en de governance van het uittredingsakkoord moet nog verder worden onderhandeld. Hierbij geldt dat er pas een akkoord is als er overeenstemming is op alle onderdelen. Bovendien moet het terugtrekkingsakkoord door het Europees parlement en het nationale parlement van het Verenigd Koninkrijk worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op een no deal-scenario. Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen om nu al op deelterreinen, onder andere over de situatie van burgers, afspraken te maken voor het geval de onderhandelingen mislukken.
Welk perspectief hebben gemengde Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken onder het no deal-scenario?
De Britse regering heeft op 21 juni jl. een EU Settlement Scheme: Statement of Intent uitgebracht waarin staat hoe de Britse regering om zal gaan met EU-burgers woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Dit EU Settlement Scheme heeft de gemaakte afspraken in het principeakkoord als uitgangspunt: EU-burgers die vijf jaar of langer woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk kunnen een permanente verblijfsvergunning aanvragen; EU-burgers die korter dan 5 jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen, kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen die na vijf jaar kan worden omgezet in een permanente verblijfsstatus. Hiermee biedt de Britse regering perspectief aan Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken na de Brexit.
Dit Statement of Intent biedt echter geen harde garanties. De Britse regering heeft vooralsnog niet gecommuniceerd of het EU Settlement Scheme ook wordt toegepast in een no deal-scenario. Bovendien zal veel afhangen van hoe (streng) het Verenigd Koninkrijk de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe verblijfsstatus voor de EU-burgers in de praktijk gaat toetsen. Ook dient het Britse parlement nog in te stemmen met de werkwijze zoals geformuleerd in dit Statement of Intent.
Klopt het dat de Britse regering, behalve veel goede intenties, geen enkele garantie geboden heeft over verblijfsrechten (settled status) voor EU-burgers in het VK in het geval van een no deal-scenario?
Zie antwoord vraag 5.
Voor welke datum moet een gehuwd Brits/Nederlands koppel bij een no deal-scenario en een no deal-Brexit in maart 2019 naar Nederland komen, waarbij de Britse partner een verblijfsstatus krijgt zonder inburgeringscursus? Acht u het redelijk dat zij dus zeer snel na maart 2019 een besluit moeten nemen? Zo nee, wilt u de termijn dan verlengen?
In het scenario dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord is er op geen enkel onderwerp een overeenkomst, dus ook niet over een transitieperiode. Indien geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt, zal vanaf de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU het recht op toegang voor burgers uit het Verenigd Koninkrijk in beginsel worden beheerst door de nationale regelgeving van de lidstaten van de EU en door de relevante EU-wetgeving voor derdelanders.
Het is inderdaad van belang dat Britse burgers zich ook informeren over mogelijke gevolgen van de Brexit voor hun (toekomstige) verblijfsstatus. Informatie over verblijfsrechtelijke gevolgen van de Brexit is te vinden op bovengenoemde website van de IND.
Kunt u aangeven welke acties andere landen (Duitsland, Frankrijk, België) ondernemen voor hun burgers in het VK?
De voorbereidingen op de gevolgen van Brexit voor burgers zijn interne aangelegenheden binnen lidstaten. Ik kan dan ook niet aangeven welke acties andere EU lidstaten ondernemen voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om bij de ambassade en de consulaten van Nederland in het VK een helpdesk in te richten voor Nederlandse burgers in het VK, waar ze antwoord kunnen krijgen op hun zeer specifieke vragen rondom verblijfsrechten in Nederland en in het VK voor henzelf, hun partners en hun minderjarige en meerderjarige kinderen?
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk kunnen al contact opnemen met de ambassade voor specifieke consulaire informatie, ook omtrent de Brexit. De Nederlandse ambassade in Londen heeft een aparte pagina met betrekking tot de Brexit ingericht op de website. De ambassade informeert Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onder andere over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Ook informeert de ambassade Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook).
Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites van de rijksoverheid3 en het Brexit-loket4. Verder is in de periode van juni tot en met december 2017 de campagne «Dubbele nationaliteit? Raak je Nederlandse niet kwijt!» gehouden.
Bent u bereid om in augustus of september met een niet-vertrouwelijke brief de Kamer te informeren over alle aspecten van burgerschap en het no deal-scenario?
In september wordt de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de Brexit onderhandelingen en de voorbereidingen op de gevolgen ervan. Naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s. over draaiboeken voor het no-deal scenario wordt de Tweede Kamer in oktober in een besloten technische briefing nader geïnformeerd over de voorbereidingen op het no deal scenario, waarbij ook het thema burgers aan bod komt.5
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het beëindigen van vluchten naar Teheran door KLM en de gevolgen van Amerikaanse secundaire sancties |
|
Martijn van Helvert (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM stopt met vluchten naar Teheran om «commerciële» redenen?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «VS wijst verzoek EU om vrijstelling Iran-sancties af»?2
Ja.
Kunt u aangeven of er naar uw visie relaties zijn met de Amerikaanse sancties in de richting van Iran en het stoppen met vluchten door KLM op Iran? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke relaties zijn dat?
De Nederlandse overheid is niet betrokken bij interne overwegingen en beweegredenen t.a.v. bedrijfsvoering van het Nederlandse bedrijfsleven. Naar verluidt is het besluit van KLM om de operaties op Teheran te staken met ingang van september a.s. uitsluitend genomen op basis van commerciële overwegingen, zijnde de langdurige negatieve resultaten van de vluchten op Teheran.
Kunt u aangeven hoe het besluit dat door KLM genomen is, zich verhoudt tot het Europese beleid richting Iran?
Zie antwoord vraag 3.
Spelen er naast commerciële overwegingen bij KLM nog andere overwegingen om deze vluchten te beëindigen? Zo ja, welke overwegingen zijn dat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven welke gevolgen de secundaire sancties hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen? Kunt u dat per sector en indien mogelijk per bedrijf aangeven? Kunt u hierbij in ieder geval aangeven wat de impact is voor de Nederlandse olie- en gassector?
Van de secundaire sancties van de Verenigde Staten gaat extraterritoriale werking uit. Dit betekent dat Amerikaanse autoriteiten zich het recht voorbehouden op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen.
De secundaire sancties kunnen Nederlandse bedrijven die actief zijn in Iran mogelijk blootstellen aan risico’s op reputatieschade, financiële schade en rechtsvervolging in de Verenigde Staten. Dit geldt ook voor Nederlandse bedrijven in o.m. de olie- en gassector.
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen en erkent deze werking niet.
Ondersteunt de Nederlandse overheid de nieuwe Amerikaanse sancties?
Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen. Minister Blok heeft dit in gesprekken met onder meer de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo kenbaar gemaakt. Ook de EU heeft herhaaldelijk zorgen richting de VS uitgesproken over deze extraterritoriale toepassing van sancties en zoekt met steun van Nederland en andere lidstaten naar mogelijkheden om handel met Iran waar mogelijk te behouden.
Ondersteunt de EU de nieuwe Amerikaanse sancties?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn de Amerikaanse secundaire sancties die Europese bedrijven treffen, volgens u schadelijk voor de (economische) relatie tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er juridische en praktische mogelijkheden om de Amerikaanse secundaire sancties te omzeilen?
De Amerikaanse autoriteiten behouden zich het recht voor op te treden tegen buitenlandse bedrijven en personen die in strijd met Amerikaanse wetgeving handelen. De EU erkent deze werking niet en heeft daarom maatregelen genomen om het extraterritoriale effect van de Amerikaanse sancties binnen de Unie te beperken, namelijk de antiboycotverordening en de uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank (EIB). Beide maatregelen zijn op 7 augustus in werking getreden. De antiboycotverordening verbiedt Europese bedrijven om Amerikaanse wetgeving boven Europese wetgeving te zetten, en beoogt daarmee de effecten van de extraterritoriale werking van de VS-sancties op Europese bedrijven zoveel mogelijk te beperken. De uitbreiding van het leenmandaat maakt het mogelijk voor de EIB om op termijn projecten in Iran te ondersteunen. Tenslotte wordt er in samenwerking met EU-landen gezocht naar mogelijkheden om het betalingsverkeer met Iran te blijven faciliteren.
Is er een Europees antwoord op dit sanctiebeleid van de VS? En is de EU voornemens tegenmaatregelen te nemen tegen de VS met eenzelfde economische impact?
Zie antwoord vraag 10.
Welke gevolgen zou het eventueel negeren van het Amerikaanse beleid met secundaire sancties voor Nederlandse bedrijven hebben?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn deze secundaire sancties en de gevolgen daarvan voor het Nederlandse bedrijfsleven ter sprake gekomen in het gesprek tussen premier Rutte en president Trump op 2 juli jl.?
Over het gesprek tussen premier Rutte en president Trump is eerder aan uw Kamer gerapporteerd (Kamerstuk 31 985, nr.3
Hoe ver zijn we in de termijn van de zogenaamde «wind-down period» van negentig tot honderdtachtig dagen die de Amerikanen hebben om bestaande zaken af te wikkelen? Is dat voldoende voor Nederlandse bedrijven? Op welke datum vallen Nederlandse bedrijven onder het Amerikaanse sanctiebeleid?
De eerste VS-sancties zijn op 7 augustus in werking getreden en de overige op 5 november 2018. Vanwege de extraterritoriale werking lopen Nederlandse bedrijven sinds 7 augustus kans om doelwit te worden van secundaire sancties.
Onder de eerste sancties vallen o.m. de handel in goud, edelmetalen, grafiet, steenkool, onbewerkte metalen zoals aluminium en staal en de automobielsector. Vanaf 5 november worden volgens de Amerikaanse sanctiewetgeving sancties opgelegd in de scheepvaart- en scheepsbouwsectoren, de aardolie-industrie en de financiële sector (o.m. verbod op transacties met de Centrale Bank van Iran en het verlenen van verzekeringen).
Het bericht minister Blok: ‘Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister Stef Blok: «Suriname is een mislukte staat, door etnische opdeling»»?1
Ja. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2848) van 18 juli jl. en de beantwoording van de vragen van het lid Wilders (PVV) naar aanleiding van dezelfde berichtgeving.
Kunt u aangeven bij welke gelegenheid en in welke context u deze uitspraken heeft gedaan?
Op 10 juli jl. heb ik tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlanders gesproken die werkzaam zijn bij internationale organisaties. Mijn doel was een open uitwisseling te stimuleren en van de deelnemers hun ervaringen te horen. Mijn inbreng tijdens de vraag & antwoordsessie van de bijeenkomst was er deels op gericht te prikkelen.
Worden de door u gedane uitspraken – dus ook die met betrekking tot Suriname als «failed state», integratie in Nederland en het migratiebeleid van Singapore – gedeeld door het gehele kabinet? Op welke wijze wordt daar vorm aan gegeven in het kabinetsbeleid?
Het Regeerakkoord is leidend bij de uitvoering van mijn ambt en de invulling van het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik zet mij volledig in om de daarin geformuleerde doelen en afspraken na te streven
Het kabinetsbeleid ten aanzien van Suriname is sinds aanname van de zogenaamde Amnestiewet in 2012 gericht op een zakelijke maar betrokken relatie.
Welke invloed denkt u dat uw uitspraken hebben op het beeld van Nederland in het buitenland?
Het Nederlands buitenlands beleid is al sinds jaar en dag gericht op het behartigen van de belangen van Nederland en Nederlanders, en op versterking van een op regels gebaseerde internationale orde. Zo is dit ook in het Regeerakkoord opgenomen. Deze uitspraken veranderen daar niets aan.
Waar baseert u uw uitspraak op dat in steden als Warschau en Praag «geen gekleurde mensen over straat lopen en als ze er wel zouden lopen ze in elkaar geslagen worden»?
Zie antwoord op vraag 2. Ik heb tijdens de bijeenkomst illustraties gebruikt die ongelukkig kunnen overkomen.
Hoe denkt u Europese afspraken over migratie vorm te gaan geven als vluchtelingen in landen als Tsjechië en Polen volgens u niet veilig over straat kunnen?
Zoals uit de gepubliceerde beelden blijkt heb ik gezegd «Ze worden waarschijnlijk letterlijk in elkaar geslagen». Ik erken dat die uitspraak speculatief is. Zoals bekend is de inzet van het kabinet dat het thema migratie vraagt om Europese antwoorden. Daarom draagt het kabinet in contacten met andere lidstaten en de Europese Commissie uit dat alle lidstaten hieraan bijdragen. Ook geldt dat alle lidstaten zich aan de EU-regelgeving op het gebied van asiel en migratie moeten houden, alsook vanzelfsprekend de orde handhaven. Daarom is het belangrijk dat het werk aan dit dossier wordt voortgezet, ook al verlopen die gesprekken op enkele onderdelen zoals bekend moeizaam.
Wat betekent het dat volgens u afspraken over de verdeling van vluchtelingen alleen gemaakt kunnen worden als «de arm op de rug wordt gedraaid» van een aantal EU lidstaten? Is dat volgens u een realistische en wenselijke optie? Zo ja, hoe geeft u daar dan vorm aan? Zo nee, wat betekent dit voor de inzet van Nederland om tot EU-brede afspraken over migratiebeleid te komen?
Zoals uw Kamer bekend leidt het thema migratie al geruime tijd tot diepgaande verschillen van mening tussen de lidstaten. Europese consensus op de interne aspecten van dit thema is lastig te bereiken en te behouden. Zo heeft een aantal lidstaten geweigerd uitvoering te geven aan een juridisch bindend besluit van de Raad met betrekking tot de verplichte relocatie van asielzoekers. Zoals vaak met uw Kamer besproken, ligt er nog geen voorstel voor een meer structurele regeling voor herverdeling op tafel waarin alle lidstaten zich kunnen vinden. Het heeft de voorkeur van het kabinet dat een zo groot mogelijk draagvlak bestaat binnen de Raad om tot een beter werkend Europees asielbeleid te komen, waarbij ook werkende afspraken worden gemaakt over de herverdeling van asielzoekers. Het standpunt van het kabinet, zoals in het regeerakkoord verwoord, is dat financiële steun vanuit de EU zou moeten worden geconditioneerd aan de inspanningen van lidstaten op het gebied van asiel en migratie. De Europese Raad heeft de Raad opgeroepen hieraan verder te werken zodat de ER hier in oktober weer over kan spreken.
De brief van Hoge Vertegenwoordiger van de EU Federica Mogherini aan de Israëlische minister van Strategische Zaken Gilad Erdan |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «EU Blasts Israëli Minister: You Feed Disinformation and Mix BDS, Terror»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Charity channelled millions of dollars to development centre that employed leader of terrorlisted group»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Palestijnse organisatie Ma’an Development Center een man in dienst had die door het terroristische Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) wordt aangeduid als «lid van het leiderschap van de PFLP in Deir al Balah»?
De betreffende man verrichtte tot 18 maart 2018, twee maanden voor zijn overlijden, op projectbasis veldwerk voor Ma’an Development Center, en was niet in vaste dienst. Ma’an stelt niet op de hoogte geweest te zijn van de veronderstelde affiliatie tussen betrokkene en de PFLP. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie waaruit blijkt wat de veronderstelde affiliatie zou zijn, of waaruit zou blijken dat de betrokkene zich schuldig gemaakt zou hebben aan terroristische activiteiten.
Klopt het dat via het Secretariat ook Nederlands belastinggeld terecht is gekomen bij het Ma’an Development Center?
Het Ma’an Development Center is in 2014 gefinancierd via het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat, waar Nederland destijds samen met Zwitserland, Zweden en Denemarken aan bijdroeg.
Bent u het eens met de stelling dat NGO’s die subsidies van Nederland en/of de EU ontvangen, nooit en te nimmer mensen in dienst mogen hebben die tevens lid zijn van door de EU als terroristisch aangeduide organisaties? Zo ja, wilt u toezeggen dat deze eis wordt meegenomen bij de procedure van projectenondersteuning door zowel Nederland als de EU?
Zoals bekend wil het kabinet op geen enkele manier steun bieden aan terroristische organisaties of personen, die als zodanig door de EU of Nederland zijn aangemerkt. Dit geldt ook voor organisaties die terrorisme verheerlijken, dan wel subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Activiteiten die gefinancierd worden door Nederland mogen niet in strijd zijn met het Nederlandse buitenlandse beleid. De huidige selectiecriteria zijn toereikend om effectief te kunnen optreden tegen misstanden. Fondsen van zowel Nederland als de EU worden pas verstrekt zodra zorgvuldige selectieprocedures zijn doorlopen. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland en de EU serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien om dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen?
Herziening van het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s is op dit moment niet aan de orde. Nederland hanteert een zorgvuldige selectieprocedure als het gaat om de mate waarin organisaties in staat worden geacht op effectieve wijze resultaten te boeken in de Palestijnse Gebieden en Israël. Hierbij is voldoende waarborging verzekerd op het terrein van te behalen resultaten, monitoring, transparantie en verantwoording van door Nederland beschikbaar gestelde fondsen.
De procedures bieden voldoende mogelijkheden om adequaat op te treden indien er sprake blijkt te zijn van schending van de (subsidie)voorwaarden. Indien dit daadwerkelijk het geval is, dan treedt het kabinet hiertegen op. Dit heeft Nederland in het verleden ook gedaan, zoals bij het Women’s Affairs Technical Committee (WATC).
Als de Israëlische Minister Erdan ingaat op de uitnodiging van HV Mogherini om zijn bewijzen in Brussel te presenteren, bent u dan bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid bij deze presentatie aanwezig te laten zijn en hiervan verslag uit te brengen aan de Kamer?
Mocht deze gelegenheid zich voordoen, dan zal een Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig zijn, indien mogelijk.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien, wanneer de Israëlische Minister Erdan daadwerkelijk met concrete bewijzen komt die zijn beschuldigingen bevestigen?
Zie antwoord vraag 6.
Een tsunami van islamitisch geweld tegen christenen in Nigeria |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de recente moordpartijen in Nigeria waarbij christenen massaal het slachtoffer zijn geworden van islamitisch geweld?1
Ja, het kabinet is op de hoogte van de recente dodelijke confrontaties in de Middle Belt tussen de voornamelijk islamitische Fulani en Hausa herders en inheemse christelijke boeren waarbij er aan weerszijde steeds meer slachtoffers vallen.
Klopt het dat onder de islamitische Fulani bevolking niet alleen herders maar ook geharde jihadisten rondlopen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die de aanwezigheid van jihadisten onder de nomadische herders objectief kan bevestigen. Het is echter niet uitgesloten dat herders het doelwit zijn van werving door gewelddadige extremistische of terroristische groepen, goedschiks dan wel kwaadschiks.
Deelt u de mening dat deze bloederige tsunami van geweld, die gepaard gaat met het platbranden van huizen en kerken, steeds meer de signatuur draagt van een etnische zuivering?
Het conflict tussen boeren en herders is complex en trekt een zware wissel op de veiligheid en stabiliteit van het land. Over de achtergronden van het conflict zijn de meningen verdeeld. De meeste waarnemers houden het op een mix van sociaaleconomische factoren, waaronder het gebrek aan land en water, onder meer veroorzaakt door klimaatverandering en bevolkingsgroei. Etnisch-religieuze factoren spelen eveneens een rol, maar zijn niet de drijvende kracht achter het conflict. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat er achter de geweldplegingen een vooropgezette religieuze agenda schuilgaat.
Of het geweld nu wel of niet specifiek tegen christenen is gericht, feit is dat de meeste slachtoffers christenen zijn. Leger en politie blijken niet in staat om het geweld te beteugelen en de openbare orde en veiligheid te handhaven. De daders van de moordpartijen blijven ongestraft. Zolang deze situatie voortduurt zullen meer burgers het recht in eigen hand nemen. Hierdoor dreigt het conflict verder te escaleren en worden etnisch-religieuze sentimenten steeds sterker gevoed met alle gevolgen van dien.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen waarin u stelde dat er «geen aanwijzingen zijn dat achter de geweldplegingen een (vooropgezette) religieuze agenda schuilgaat»?2
Zie antwoord vraag 3.
Bent u inmiddels wel van mening dat er een islamitische agenda schuilgaat achter de moordpartijen?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u er inmiddels bij de Nigeriaanse autoriteiten op aangedrongen dat de daders van de moordpartijen niet vrijuit mogen gaan? Zo ja, wat was de reactie van Nigeriaanse zijde?
Tijdens het recente bezoek van de Nigeriaanse president Muhammadu Buhari aan Nederland op 16 en 17 juli jl. is er in bilaterale gesprekken op aangedrongen dat het conflict een halt wordt toegeroepen en dat de moordpartijen stoppen. Daarop verklaarde de president dat de regering naarstig op zoek is naar oplossingen voor het zorgwekkende conflict tussen boeren en herders.
Ongelukken met de SM-2 raket op Duitse en Amerikaanse oorlogsbodems |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Is het juist dat op 21 juni jl. een ongeluk heeft plaatsgehad op het Duitse fregat Sachsen, waarbij een SM-2 raket is geëxplodeerd op of bij het schip?1 Wat was de precieze schade op de Sachsen en wat zijn de kosten voor het herstel van het schip?
Op 21 juni jl. heeft zich bij de lancering van een SM-2 luchtdoelraket door het Duitse fregat Sachsen een incident voorgedaan. Bij de lancering is de raket verbrand terwijl deze zich nog grotendeels in de lanceerinstallatie van het schip bevond. Hierdoor is schade ontstaan aan de lanceerinstallatie en aan de brug van het schip. De Duitse marine is nog bezig de omvang van de schade en de kosten van het herstel van het schip in kaart te brengen.
Is het tevens juist dat op 18 juni 2015 een soortgelijk ongeluk heeft plaatsgehad met een SM-2 raket op de Amerikaanse destroyer The Sullivans?
Op 18 juni 2015 is aan boord van het Amerikaanse marineschip USS The Sullivans een SM-2 raket bij de lancering ontploft vlak nadat die de lanceerinstallatie had verlaten. De oorzaak was een defect aan de raketmotor. Van het incident aan boord van de Sachsen is de oorzaak nog niet vastgesteld omdat het onderzoek nog loopt.
Is duidelijk wat de oorzaak was van beide ongelukken? Waren er verschillen in de oorzaak van de beide ongelukken? Zo ja, wat waren die verschillen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er nog meer incidenten of ongelukken voorgevallen met de SM-2 raket in de afgelopen vijf jaar? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven?
Met de SM-2 raket zijn verder geen incidenten bekend, vergelijkbaar met die aan boord van de Sachsen en de USS The Sullivans. Defensie beschikt niet over een overzicht van overige incidenten.
Is het juist dat het in beide gevallen om de SM-2 Block IIIA gaat en dat dit type ook op Nederlandse LC-fregatten wordt gebruikt?2 Zo nee, wat is het verschil?
Zowel het incident met de USS The Sullivans als dat met de Sachsen betrof een SM-2 block IIIA. De Nederlandse Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten) beschikken ook over dit type raket. De Duitse en Nederlandse raketten zijn geheel gelijk. De Amerikaanse raket is grotendeels daaraan gelijk, maar heeft deels andere elektronica. Ook was de Amerikaanse raket van een oudere productieserie.
Heeft u over deze ongelukken contact gehad met de fabrikant van de raket? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft de fabrikant in het licht van deze ongelukken?
De contacten van de gebruikers van de SM-2 raket met de fabrikant verlopen via de Amerikaanse marine, die het incident van 2015 met de USS The Sullivans heeft onderzocht. Bij dit onderzoek was de fabrikant betrokken.
Na afloop van het onderzoek heeft de Amerikaanse marine de gebruikers van de SM-2 waaronder Nederland geïnformeerd over de oorzaak van het incident en over maatregelen om herhaling te voorkomen. Daarbij heeft de Amerikaanse marine voor een bepaald onderdeel van de raket een maximale levensduur vastgesteld.
Van het desbetreffende onderdeel van de Nederlandse raketten is deze levensduur nog niet overschreden. Na het incident van 2015 heeft Defensie de oefenlanceringen van de SM-2 raket dan ook voortgezet. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 7 heeft Defensie na het incident met de Sachsen van juni jl. echter besloten uit voorzorg voorlopig geen oefenlanceringen uit te voeren.
Na het incident met de Sachsen heeft Duitsland de Amerikaanse marine gevraagd te assisteren bij het onderzoek naar de oorzaak. Nederland zal als gebruiker van de SM-2 op de hoogte worden gesteld van de uitkomst van dat onderzoek en over eventuele maatregelen.
Bent u van mening dat de SM-2 raket betrouwbaar is om op Nederlandse LC-fregatten mee te voeren, er mee te oefenen en als voorbereiding op een gewapend treffen te hebben? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen heeft u getroffen?
Uit voorzorg heeft Defensie besloten dat geen SM-2 raketten voor oefen- en trainingsdoeleinden worden afgevuurd totdat er meer duidelijkheid is over de oorzaak van het incident aan boord van de Sachsen. Dit besluit heeft vooralsnog geen gevolgen voor het oefenprogramma van de Nederlandse LC-fregatten omdat er tot het tweede kwartaal van 2019 geen lanceringen zijn voorzien.
Overigens zijn incidenten tijdens lanceringen van de SM-2 raket zeldzaam en heeft deze raket een hoge betrouwbaarheid. Vooralsnog is er dan ook geen beperking voor het gebruik van de SM-2 raket in een eventuele conflictsituatie.
Kapitale munitie zoals de SM-2 raket wordt gebruikt op grond van de certificering van het partnerland. Defensie is bezig de documentatie van dergelijke kapitale munitie op te vragen met het oog op de eigen typeclassificatie. Het streven is dit proces in 2019 te voltooien. In overeenstemming met de motie-Diks (Kamerstuk 34 775 X, nr. 132) zal Defensie bij een eventuele oefenlancering van de SM-2 voordat de typeclassificatie is voltooid, ten behoeve van de ontheffing daarvoor de uitgevoerde veiligheidschecks formeel vastleggen.
De bodemverontreiniging en explosieven op terrein marinierskazerne Vlissingen |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving1 over bodemverontreiniging en aanwezigheid van niet ontplofte explosieven uit de Tweede Wereldoorlog op het terrein van de nieuw te bouwen marinierskazerne in Vlissingen?
Ten tijde van het besluit in 2012 om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen (Kamerstuk 32 733 nr. 59), was bij Defensie, als ook bij de provincie, bekend dat het terrein vervuild was. Ook was bekend dat binnen het terrein voormalig stortplaatsen lagen. De relevante diensten van de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen en de Dienst Vastgoed Defensie hebben de locatie onderzocht en gekeken of er wettelijke en praktische ruimtelijke ordenings- en milieuaspecten zijn die beperkingen kunnen opleggen. Daarbij is onder andere gekeken naar bodemgesteldheid. Het rapport van 1 maart 2012 van de gezamenlijke werkgroep van vertegenwoordigers van Zeeland en van Defensie is gelijktijdig met de beleidsbrief aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 59). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de grond vanwege vervuiling en de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven weliswaar gebruiksbeperkingen kent en met het oog op de veiligheid en de gezondheid van het personeel gesaneerd diende te worden, maar dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van de nieuwe kazerne. Deze conclusies veranderden niet nadat de precieze omvang en aard in aanvullende onderzoeken van de regio en Defensie na 2012 is vastgesteld. Uit deze onderzoeken bleek dat delen van het terrein verontreinigd zijn met zware metalen PAK’s, minerale olie, pcb’s en asbest. In het saneringsplan, gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving, is opgenomen welke grond wel en niet gesaneerd dient te worden. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik.
Het 70 hectare grote terrein beslaat verschillende percelen, waarbij, zoals overal in Nederland, de functie van het terrein leidend is voor de saneringseisen. Hierbij gaat Defensie uit van een veilig en gezond werk- en leefklimaat en vindt sanering plaats conform de vigerende wet- en regelgeving. Pas na sanering draagt het Rijksvastgoedbedrijf het terrein over aan het consortium dat zorgdraagt voor de bouw. Van de in totaal 70 hectare wordt 2 hectare in ieder geval gesaneerd. Dit betreft vervuilde grond waarvan verwacht wordt dat er op gaat worden gebouwd en een aantal andere ernstige verontreinigingen waarvoor sanering noodzakelijk is. Daarnaast betreft 3 hectare van het terrein het voormalig perceel van camping Zeelandia, die is gebouwd op een afgedekte stortlocatie. De afdeklaag op dit perceel zal waar nodig worden hersteld en hierop wordt niet gebouwd. Voor deze deklaag geldt bovendien een gebruiksbeperking: hier mag niet worden gegraven.
De overige 65 hectare kent enkele verontreinigen, die gezien het beoogde gebruik, niet gevaarlijk zijn voor mens of milieu. Deze verontreinigingen worden niet gesaneerd, tenzij het ontwerp van het winnende consortium vereist dat op die plaatsen de grond wordt geroerd, bijvoorbeeld vanwege graaf- of heiwerkzaamheden. In dat geval zal daar conform de wet tevens worden gesaneerd. Daarmee is de locatie geschikt voor het beoogde gebruik en voldoet ze aan de vereisten van de Wet bodemsanering en de Circulaire bodembescherming van 1 juli 2013. Er zijn tot op heden geen onmogelijk te saneren verontreinigingen aangetroffen. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Defensie heeft inderdaad met de regio afspraken gemaakt over de kosten- en risicoverdeling. Deze afspraken betreffen de Bestuursovereenkomst Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne uit 2014, de Erfpachtovereenkomst, de Bestuursovereenkomst financiële bijdrage erfpactcanon en de Bestuursovereenkomst afkoopsom bouwrijp maken uit 2015, en de Bestuursovereenkomst Kostendeling Gronddossier uit 2016. Deze overeenkomsten heeft de provincie gedeeld met de provinciale staten en zijn openbaar in te zien, met uitzondering van de afspraken over de afkoopsom voor het bouwrijp maken van de grond, die de provincie onder geheimhouding heeft gedeeld met de provinciale staten. Voor de volledigheid zijn deze overeenkomsten bij deze antwoorden gevoegd.
Wat is de aard en omvang van de bodemverontreiniging en de aanwezigheid van explosieven? Klopt het dat deze informatie al sinds 2012 bekend (openbaar) is en dat hierover al eerdere nadere afspraken zijn gemaakt? Zo ja, welke afspraken zijn dat?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de huidige saneringsplannen drie hectare van het kazerneterrein, dat in totaal 70 hectare beslaat, omvatten? In hoeverre is er sprake van vervuiling van de overige 67 hectaren grond?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre is het terrein inmiddels vrijgemaakt van niet-gesprongen explosieven op basis van het advies van de Explosieven Opruimingsdienst? Welk gedeelte dient nog geruimd te worden en op welke termijn gaat dit gebeuren?
Een aantal werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de grond is al in 2016 en 2017 verricht. Dit betrof een aantal aanvullende onderzoeken, het opsporen van niet-gesprongen explosieven en het verwijderen van een aantal explosieven. Over de kosten hiervan bent u in de antwoorden op de vragen van Kamerlid Diks van 15 juni jl. (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2420) geïnformeerd.
Daarnaast stond een gunning voor andere bouw-voorbereidende werkzaamheden, waaronder sanering van grond, gepland op uiterlijk 25 juni jl. Ik heb naar aanleiding van het AO van 21 juni jl. echter aangegeven dat ik voor het einde van het zomerreces de Kamer nog per brief zou informeren over de stand van zaken rondom de voorgenomen verhuizing, waaronder over de uitstroomcijfers bij de mariniers, het voorzieningenniveau van de nieuwe kazerne en de uitkomsten van het geschil met de medezeggenschap (TRMC), waarover deze zomer uitspraak is gedaan. Ik stuur u deze brief gelijktijdig toe en verwacht dit binnenkort met u te bespreken. Om dit proces ordentelijk te laten verlopen is Defensie met de partijen die zich hebben ingeschreven voor het bouwrijp maken van de grond overeengekomen de gestanddoeningstermijn op te schorten tot uiterlijk 1 oktober 2018.
Als na de aanbesteding het winnende ontwerp bekend is, zal op plaatsen waar gebouwd zal worden op heipaaldiepte gericht worden gezocht naar niet-gesprongen explosieven. Voor de kosten van de detectie van explosieven is Defensie verantwoordelijk. Defensie en de provincie delen de verantwoordelijkheid voor de kosten van de ruiming van explosieven.
In hoeverre resteren na het bouwrijp maken van de grond nog beperkingen voor de toekomstige huisvesting van mariniers, oefenmogelijkheden en overige faciliteiten?
De bodemverontreinigingen moeten, nadat de grond bouwrijp is gemaakt en met inachtneming van de genoemde gebruiksbeperking, geen belemmering meer vormen voor het beoogd gebruik. De gebruiksbeperking geldt voor het voormalig perceel van camping Zeelandia, die is gebouwd op een afgedekte stortlocatie. Hier zal niet worden gebouwd en op dit perceel mag niet worden gegraven, om te voorkomen dat de afdeklaag wordt verstoord.
Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Worden in de saneringsplannen alle risico’s voor de gezondheid en veiligheid van het defensiepersoneel weggenomen?
Zie antwoord vraag 5.
De ernstig vervuilde grond van het beoogd terrein voor de Marinierskazerne in Vlissingen |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht "Beoogde locatie nieuwe marinierskazerne Vlissingen ernstig vervuild met zware metalen, giftige stoffen en asbest» van 10 juli 2018?1
Ja.
Is het correct dat het terrein in Vlissingen waar de nieuwe marinierskazerne staat gepland ernstig verontreinigd is?
Ten tijde van het besluit in 2012 om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen (Kamerstuk 32 733 nr. 59), was bij Defensie, als ook bij de provincie, bekend dat het terrein vervuild was. Ook was bekend dat binnen het terrein voormalig stortplaatsen lagen. De relevante diensten van de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen en de Dienst Vastgoed Defensie hebben de locatie onderzocht en gekeken of er wettelijke en praktische ruimtelijke ordenings- en milieuaspecten zijn die beperkingen kunnen opleggen. Daarbij is onder andere gekeken naar bodemgesteldheid. Het rapport van 1 maart 2012 van de gezamenlijke werkgroep van vertegenwoordigers van Zeeland en van Defensie is gelijktijdig met de beleidsbrief aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 59). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de grond vanwege vervuiling en de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven weliswaar gebruiksbeperkingen kent en met het oog op de veiligheid en de gezondheid van het personeel gesaneerd diende te worden, maar dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van de nieuwe kazerne. Deze conclusies veranderden niet nadat de precieze omvang en aard in aanvullende onderzoeken van de regio en Defensie na 2012 is vastgesteld. Uit deze onderzoeken bleek dat delen van het terrein verontreinigd zijn met zware metalen PAK’s, minerale olie, pcb’s en asbest. In het saneringsplan, gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving, is opgenomen welke grond wel en niet gesaneerd dient te worden. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Sinds wanneer is Defensie van die ernstige verontreiniging op de hoogte? En sinds wanneer bent u op de hoogte van de ernstige verontreiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u hierover contact gehad met de Provincie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de reactie van de Provincie? Sinds wanneer is de Provincie op de hoogte van de ernstige verontreiniging?
De provincie heeft zelf ten tijde van en na het besluit om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen, verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Onder andere hierop zijn ook de beschikkingen van de Regionale Uitvoeringsdienst uit 2016 en 2017 inzake bodemverontreiniging gebaseerd.
Defensie heeft met de provincie Zeeland verschillende gesprekken gevoerd over en afspraken gemaakt de verontreiniging van de grond en over de kostenverdeling van de sanering. Over de voortgang van deze gesprekken is de Kamer verschillende keren geïnformeerd (AO Vastgoed 12 december 2013, Vastgoedrapportage 4 december 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016, Vastgoedrapportage 6 december 2016, antwoorden 20 februari 2017 op schriftelijke Kamervragen over de Vastgoedrapportage 2016).
Is er door de Provincie ook een alternatieve locatie aangeboden? Zo ja, wat heeft de doorslag gegeven bij de keuze voor deze locatie?
De gezamenlijke werkgroep van de provincie Zeeland en Defensie die zich destijds bezig heeft gehouden met het onderzoek naar de locatie, heeft na vergelijking van een aantal terreinen in Zeeland geconcludeerd dat de locatie Buitenhaven bij Vlissingen voorziet in de behoefte van Defensie en de beste mogelijkheden bood om de nieuwe marinierskazerne onder te brengen. In de beleidsbrief van Minister Hillen van 10 april 2012 is de keuze voor de locatie Buitenhaven bij Vlissingen, ook ten opzichte van alternatieve locaties in Doorn, De Peel en Budel, toegelicht (Kamerstuk 32 733 nr. 59).
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze grond zo vervuild is geraakt? Welke consequenties worden hieraan verbonden?
Volgens de beschikkingen van de Regionale Uitvoeringsdienst is een deel van de verontreinigingen veroorzaakt door de voormalige aanwezigheid van stortlocaties. Ook is het perceel in gebruik geweest als gronddepot voor de gemeente Vlissingen en als baggerdepot van waterschap Scheldestromen. Eind jaren tachtig is een watergang gedempt met materiaal van onbekende herkomst en kwaliteit. Op een gedeelte het perceel was een sloopterrein voor autowrakken gevestigd, wat voor vervuiling heeft gezorgd.
Het 70 hectare grote terrein beslaat verschillende percelen, waarbij, zoals overal in Nederland, de functie van het terrein leidend is voor de saneringseisen. Bij het bouwrijp maken van de grond gaat Defensie uit van een veilig en gezond werk- en leefklimaat en vindt sanering plaats conform de vigerende wet- en regelgeving. Pas na sanering draagt het Rijksvastgoedbedrijf het terrein over aan het consortium dat zorgdraagt voor de bouw.
Van de in totaal 70 hectare wordt 2 hectare in ieder geval gesaneerd. Dit betreft vervuilde grond waarvan verwacht wordt dat er op gaat worden gebouwd en een aantal andere ernstige verontreinigingen waarvoor sanering noodzakelijk is. Daarnaast betreft 3 hectare van het terrein het voormalig perceel van camping Zeelandia, die is gebouwd op een afgedekte stortlocatie. De afdeklaag op dit perceel zal waar nodig worden hersteld en hierop wordt niet gebouwd. Voor deze deklaag geldt bovendien een gebruiksbeperking: hier mag niet worden gegraven. De bodemverontreinigingen vormen, nadat de grond bouwrijp is gemaakt en met inachtneming van de genoemde gebruiksbeperking, geen belemmering voor het beoogd gebruik.
De overige 65 hectare kent enkele niet-ernstige verontreinigen, die gezien het beoogde gebruik, niet gevaarlijk zijn voor mens of milieu. Deze verontreinigingen worden niet gesaneerd, tenzij het ontwerp van het winnende consortium vereist dat op die plaatsen de grond wordt geroerd, bijvoorbeeld vanwege graaf- of heiwerkzaamheden. In dat geval zal daar conform de wet tevens worden gesaneerd. Daarmee is de locatie geschikt voor het beoogde gebruik en voldoet ze aan de vereisten van de Wet bodemsanering en de Circulaire bodembescherming van 1 juli 2013. Er zijn tot op heden geen onmogelijk te saneren verontreinigingen aangetroffen. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Klopt het dat bedoelde ernstige verontreiniging niet aan het Korps Mariniers en vakbonden is gemeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en wat was de reactie van het Korps Mariniers en de vakbonden?
Tijdens de jaarlijkse studiedagen van de (onder)officieren van het Korps Mariniers, op de Intranetsite van de Projectdirectie MARKAZ en in het QPO magazine is in de jaren 2014–2017 diverse keren ingegaan op de ontwikkelingen rondom de marinierskazerne, waaronder de bodemverontreiniging, de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en de voorziene bodemsanering. Ook is de gezondheidseffectscreening (GES) uit 2014 zowel in het technisch werkverband arbeidsomstandigheden en veiligheid (TWAV) van de bonden met Defensie als aan de medezeggenschap in juni 2015 gepresenteerd. Deze screening betreft een bureaustudie die de op dat moment bekende effecten van het terrein op het beoogde gebruik beschrijft. Aan de hand van deze bureaustudie hebben Defensie en de regio verder veldonderzoek gedaan, met als doel te bezien hoe het terrein klaar kan worden gemaakt voor het beoogd gebruik, volgens de vigerende de wet- en regelgeving. Het GES-rapport zelf en de opvolging daarvan zijn op verzoek van de bonden met de TWAV gedeeld in april 2018.
De medezeggenschap heeft in de periode 2014–2016 regelmatig bij de Projectdirectie navraag gedaan naar het gronddossier. Daarop is de medezeggenschap geïnformeerd dat vervuilde plaatsen waar nodig worden gesaneerd. Voor de medezeggenschap geldt wel dat, zoals gesteld door de geschillencommissie, deze in de hoedanigheid van de TRMC niet tijdig betrokken is in het algemene proces van het project MARKAZ. Hierdoor geldt dat in de periode waarin de meeste ontwikkelingen op het gronddossier plaatsvonden, tot en met 2016, er met name is gesproken met de (informele) voorlopers van de TRMC MARKAZ Verhuizing. Ten tijde van de instelling van de TRMC MARKAZ Verhuizing in 2017 vonden op het gronddossier minder ontwikkelingen plaats, waren over de verontreiniging sluitende afspraken met de regio gemaakt en was dit dossier daarmee minder een onderwerp van gesprek. We zullen er zorg voor dragen dat gedurende het vervolg van het overleg met de TRMC de medezeggenschap over de verdere ontwikkelingen in het gronddossier op de hoogte wordt gehouden en wij de formele procesgang hierin volgen.
Indien de grond inderdaad zo ernstig vervuild is en daarom «ronduit gevaarlijk», wat betekent dat voor mariniers die daar gestationeerd zullen gaan worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Indien u op de hoogte was van de ernstige verontreiniging van de grond, waarom zijn de plannen voor de verhuizing en de nieuwbouw dan niet aangepast?
In algemene zin was de bodemverontreiniging in de behoeftestellingsfase reeds bekend. Bij de risicoanalyse is geconstateerd dat deze verontreiniging in principe geen risico vormt voor het functioneren van de kazerne en dit is dan ook geen reden geweest om niet voor de locatie Buitenhaven bij Vlissingen te kiezen.
Hoe is het mogelijk dat na de ervaring van het werken met Chroom-6 en andere gevaarlijke stoffen, Defensie wederom een (potentieel) gevaar voor de eigen medewerkers niet heeft willen delen?
Zie het antwoord op vraag 7.
Bodemverontreiniging op de locatie van de te bouwen marinierskazerne in Vlissingen |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag inzake de ernstige bodemverontreiniging op de aangewezen locatie voor de nieuw te bouwen marinierskazerne in Vlissingen?1?
Ja.
Op welk moment heeft u kennisgenomen van de beschikking van de gedeputeerde staten van Zeeland d.d. 6 oktober 2017 inzake de bodemverontreiniging?
De beschikking van de gedeputeerde staten van Zeeland is op 9 oktober 2017 met Defensie gedeeld.
Wist u al eerder dan genoemde datum van de ernstige verontreiniging van het aangeboden terrein? Zo ja, welke rol heeft dit dan gespeeld in de beoordeling van de locatie Vlissingen voor de nieuwbouw van de marinierskazerne?
In algemene zin was de bodemverontreiniging in de behoeftestellingsfase reeds bekend. Bij de risicoanalyse is geconstateerd dat deze verontreiniging in principe geen risico vormt voor het functioneren van de kazerne en dit is dan ook geen reden geweest om niet voor de locatie Buitenhaven bij Vlissingen te kiezen.
In 2016 en 2017 heeft de gemeente Vlissingen via de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland (RUD) twee beschikkingen openbaar gemaakt. Beide beschikkingen zijn gebaseerd op een reeks eerdere bodemonderzoeken van de regio, waarvan de resultaten al met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en daarmee met Defensie waren gedeeld. Gezien de beschikking van oktober 2017 is gebaseerd op onderzoek voorafgaand aan de Bestuursovereenkomst Kostendeling Gronddossier van 22 juni 2016, heeft de beschikking niet geleid tot aanvullende afspraken met de regio.
De beschikking zelf is inderdaad niet met de Kamer gedeeld. Aan de Kamer is wel meermaals in Vastgoedrapportages en tijdens AO’s gemeld dat er onderzoeken plaatsvonden naar de precieze aard en omvang van de vervuiling van de grond, de aanwezige niet-gesprongen explosieven en hieraan verbonden gezondheidsrisico’s (AO Vastgoed 22 april 2014, Vastgoedrapportage 12 juni 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016). Ook is aan de Kamer gemeld dat er gesprekken zijn geweest en afspraken zijn gemaakt over de kosten- en risicoverdeling tussen Defensie en de regio (AO Vastgoed 12 december 2013, Vastgoedrapportage 4 december 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016, Vastgoedrapportage 6 december 2016, antwoorden 20 februari 2017 op schriftelijke Kamervragen over de Vastgoedrapportage 2016).
Waarom heeft u de inhoud van de beschikking van de gedeputeerde staten van Zeeland, dan wel de conclusies die u hieraan verbindt, niet met de Kamer gedeeld, wetende dat de Kamer grote interesse in de nieuwbouw van de marinierskazerne heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Welke risico's heeft de ernstige grondvervuiling, gezien de mate van verontreiniging, voor het welzijn en de gezondheid van de mariniers, mocht de kazerne op dit terrein worden gebouwd? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de geconstateerde aanwezigheid van asbest in de grond?
Mocht de kazerne op dit terrein worden geplaatst, zijn er dan werkzaamheden, activiteiten en oefeningen, die het Korps Mariniers in verband met de ernstige grondvervuiling niet kan uitvoeren, bijvoorbeeld door omwoeling van de grond?
Bent u voornemens over te gaan tot volledige sanering van de grond alvorens de kazerne gebouwd wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn hiervan de meerkosten?
Hoe beoordeelt u de mogelijke aantasting van de veiligheid en gezondheid van militair personeel in het licht van de rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), Commissie Van de Veer en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
Bodemverontreiniging op de locatie van de te bouwen marinierskazerne in Vlissingen |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Beoogde nieuwe marinierskazerne vervuild»?1
Ja.
Kan u aangeven waarom, indien dit bericht klopt, u het niet nodig vond dit actief met de Kamer te delen?
In de beleidsbrief van toenmalig Minister Hillen van 10 april 2012 wordt het besluit om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen, toegelicht (Kamerstuk 32 733, nr. 59). Het rapport van 1 maart 2012 van de hierboven genoemde gezamenlijke werkgroep is gelijktijdig met de beleidsbrief aangeboden aan de Kamer. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de grond vanwege vervuiling en de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven weliswaar gebruiksbeperkingen kent, maar dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van de nieuwe kazerne.
In de behoeftestellingsbrief van 31 augustus 2012 (Kamerstuk 33 358, nr. 1) wordt de conclusie dat op de locatie qua ruimtelijke ordening en milieu geen noemenswaardige belemmeringen zijn vastgesteld voor de ontwikkeling van een kazerne, herhaald. Op 10 december 2012 is in antwoorden op Kamervragen een aantal risico’s uit het DMP-A document geciteerd. Hierin is expliciet ingegaan op de aanwezige vervuilde grond als één van de risico’s (Kamerstuk 33 358, nr. 2).
De daarop volgende jaren is meermaals met de Kamer gecommuniceerd in Vastgoedrapportages en tijdens AO’s over het feit dat er onderzoeken plaatsvonden naar de precieze aard en omvang van de vervuiling van de grond, de aanwezige niet-gesprongen explosieven en hieraan verbonden gezondheidsrisico’s (AO Vastgoed 22 april 2014, Vastgoedrapportage 12 juni 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016). Ook is aan de Kamer gemeld dat er gesprekken zijn geweest en afspraken zijn gemaakt over de kosten- en risicoverdeling tussen Defensie en de regio (AO Vastgoed 12 december 2013, Vastgoedrapportage 4 december 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016, Vastgoedrapportage 6 december 2016, antwoorden 20 februari 2017 op schriftelijke Kamervragen over de Vastgoedrapportage 2016).
De provincie heeft de bestuursovereenkomsten tussen Defensie en de regio over het saneren van de grond in 2014 (Bestuursovereenkomst Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne), 2015 (Erfpachtovereenkomst, Bestuursovereenkomst financiële bijdrage erfpactcanon, Bestuursovereenkomst afkoopsom bouwrijp maken) en 2016 (Bestuursovereenkomst Kostendeling Gronddossier) gedeeld met de provinciale staten. Deze overeenkomsten zijn openbaar in te zien, met uitzondering van de afspraken over de afkoopsom voor het bouwrijp maken van de grond, die onder geheimhouding zijn gedeeld met de provinciale staten. Voor de volledigheid zijn deze overeenkomsten bij deze antwoorden gevoegd.
Deelt u de mening dat dit de zoveelste reden is om het onverantwoorde, en blijkbaar ook nog eens gevaarlijke, plan van deze verhuizing voor de gezondheid van onze mariniers naar de prullenbak te verwijzen? Zo nee, heeft u niets geleerd van het chroom-6 schandaal als het gaat om uw personeel met gevaarlijke chemicaliën te laten werken? Zo ja, per wanneer wordt de kazerne in Doorn dan vernieuwd?
Zoals ik in het AO Materieel van 21 juni jl. heb gezegd, wordt de aanbestedingsprocedure van de marinierskazerne in Vlissingen voortgezet op basis van het besluit dat in 2012 is genomen. Hierbij gaat Defensie uit van een veilig en gezond werk- en leefklimaat en vindt sanering plaats conform de Wet bodemsanering en de Circulaire bodembescherming van 1 juli 2013. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel. Pas na sanering draagt het Rijksvastgoedbedrijf het terrein over aan het consortium dat zorgdraagt voor de bouw.