Het bericht dat Afrika geteisterd wordt door een sprinkhanenplaag |
|
Achraf Bouali (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Sprinkhanenplaag Afrika: «Plaag wordt 500 keer zo groot, als we niks doen»»?1
Ja.
Is er al een beroep gedaan op Nederland om bij te dragen aan de 138 miljoen USD die er volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (Food and Agriculture Organization (FAO)) nodig is om de sprinkhanenplaag te bestrijden? Zo ja, hoe heeft u hierop gereageerd?2
Ja. Via twee mondiale verzoeken heeft de Food and Agriculture Organization (FAO) donoren gevraagd een bedrag van in totaal USD 138 miljoen beschikbaar te stellen voor het Special Fund for Emergency and Rehabilitation (SFERA). Dit fonds wordt ingezet voor zowel de bestrijding van de sprinkhanen als het herstel van het levensonderhoud, «livelihoods», van kleinschalige boeren. Nederland heeft net als 10 andere landen positief gereageerd op deze verzoeken en stelt EUR 1 miljoen beschikbaar vanuit het voedselzekerheidsprogramma. Daarnaast heeft het CERF (Central Emergency Response Fund), dat Nederland vanuit noodhulpmiddelen financiert, EUR 10 miljoen bijgedragen aan het fonds. Het verzoek van de FAO heeft op dit moment, op basis van toezeggingen, per maart 2020 bijna USD 94 miljoen opgeleverd.
Deelt u de opvatting van de FAO dat het humaner en kosten-efficiënter is om nu in te grijpen dan te wachten tot er een voedselcrisis ontstaat? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de opvatting van de FAO dat alles op alles moet worden gezet om de sprinkhanenplaag tegen te gaan in deze fase. Bestrijding is complex door de snelle vermeerdering van de sprinkhanen, de lokalisering en de noodzaak van toediening van de juiste bestrijdingsmiddelen. Hierdoor is het onzeker of de toename helemaal gestopt kan worden. De combinatie van bestrijding en het herstellen van «livelihoods» is daarom belangrijk voor het voorkomen van een voedselcrisis.
Hoe worden lopende, door Nederland gefinancierde projecten op het gebied van voedselzekerheid getroffen door de huidige plaag?
De upsurge,zoals de huidige toename en het zwermen van sprinkhanen wordt genoemd, is het grootst in Ethiopië, Somalië, Kenia en – in mindere mate – in Uganda en Zuid-Sudan. Nederland financiert diverse projecten op het gebied van landbouw en voedselzekerheid in deze landen. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe deze projecten worden geraakt. Een eerste indicatie zal komen van de impact-evaluatie door de FAO die binnenkort zal worden gepresenteerd. Nederlandse ambassades in de getroffen landen verwachten vooralsnog dat de effecten zouden kunnen meevallen, doordat de projecten niet in de meest getroffen gebieden worden uitgevoerd en omdat het geen oogsttijd is. Of dit zo blijft, hangt af van de mate waarin de bestrijding succesvol is. Bij een verdere toename van sprinkhanenpopulaties zouden ook door Nederland gefinancierde projecten getroffen kunnen worden.
In hoeverre komt de beleidsdoelstelling van het kabinet om in 2030 tenminste 32 miljoen mensen uit een situatie van ondervoeding te hebben geholpen, hiermee in gevaar?3
Veel kleinschalige boeren kunnen bij een grotere verspreiding van sprinkhanenplagen voedselonzeker worden. In welke mate dit zal doorwerken op de Nederlandse beleidsdoelstellingen op het gebied van voedselzekerheid hangt af van de verdere ontwikkeling van de plagen, het succes van de bestrijding ervan en de snelheid van herstel van de landbouwproductie.
Voorziet u een groter beroep op noodhulpfondsen in de nabije toekomst, als gevolg van de sprinkhanenplaag?
Op dit moment kan geen goede inschatting worden gemaakt van noden die gaan ontstaan als gevolg van de sprinkhanenplaag. De situatie wordt nauwlettend in de gaten gehouden, en indien deze verslechtert zal opnieuw worden afgewogen of een additionele bijdrage uit de middelen voor acute crisisrespons opportuun is.
In hoeverre vormt de aanwezigheid van sprinkhaanplagen in Jemen4 een bedreiging voor de voedselvoorziening in Jemen, overwegende dat daar al ongeveer 16 miljoen mensen in voedselonzekerheid verkeren?
De sprinkhanen upsurge vindt zijn oorsprong in Jemen, waar door instabiliteit onvoldoende capaciteit voor monitoring en bestrijding kon worden gemobiliseerd voor deze problematiek. De sprinkhanen hebben zeker impact op de voedselzekerheid van dit land. Echter, andere factoren zoals de voortdurende instabiliteit in het land spelen in Jemen op dit moment een grotere rol bij de voortdurende voedselonzekerheid. Met name toegang tot betaalbaar voedsel is een groot probleem.
Het bericht ‘Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus»?1
Ja.
Zijn er, voor zover u weet, bewoners van kamp Moria positief getest op het Coronavirus? Hoe is de situatie in andere kampen en op de andere Griekse eilanden?
Voor zover bij het kabinet bekend zijn er momenteel geen migranten in Moria positief getest op het coronavirus. Dit geldt ook voor de overige opvangkampen op de Griekse eilanden. Vooralsnog zijn acht inwoners van het eiland Lesbos en één inwoner op Chios, één op Kos, en één op Samos positief getest op het coronavirus, dit betreffen geen migranten.
Op 1 april is bekend geworden dat een vrouw in het vluchtelingenkamp Ritsona (75 km van Athene) besmet is met het coronavirus. In het kamp zijn ondertussen 63 mensen getest op COVID-19, waarvan 23 mensen positief. Geen van deze 23 migranten vertoont symptomen, en allen zijn in quarantaine geplaatst. De komende dagen zullen nog meer mensen in Ritsona worden getest. Op 5 april werd bekend dat een man van 53, dat in kamp Malakasa verblijft, het virus heeft opgelopen. Dezelfde test- en quarantainemaatregelen als in Ritsona zijn van kracht.
Wat wordt in de Griekse opvangkampen gedaan om een (mogelijke) uitbraak en verspreiding van het Coronavirus in te dammen? Hoe worden de bewoners, in het bijzonder kwetsbare bewoners zoals ouderen, beschermd tegen een Corona-uitbraak? Zijn er voldoende testen beschikbaar om op het Coronavirus te testen? Is er voldoende medische expertise, apparatuur en verpleging om een grootschalig uitbraak het hoofd te bieden? Zo nee, welke maatregelen is de Griekse overheid van plan te ondernemen? Kan de Europese Commissie daarbij ondersteuning bieden? Heeft de Griekse overheid bij de lidstaten of de Europese Commissie verzocht om bijstand?
Griekenland is, net als andere Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het coronavirus. Hierbij zijn de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden een aandachtspunt. De Griekse autoriteiten hebben specifieke maatregelen getroffen om de kans op een uitbraak aldaar te verkleinen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording en informatievoorziening aan migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt; is er een avondklok ingesteld en zijn er speciale «medical units» opgezet. Niettemin is de situatie kwetsbaar, in het bijzonder vanwege het gebrek aan gezondheidszorg en ondermaatse sanitaire voorzieningen en hygiëne in de overvolle opvanglocaties. De Europese Commissie, UNHCR, IOM en hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te versterken en preventie te bevorderen onder vluchtelingen en migranten. Indien een migrant in één van de opvangfaciliteiten positief wordt getest, wordt de patiënt overgeplaatst naar het lokale ziekenhuis, en wordt haar of zijn directe omgeving in quarantaine geplaatst. De capaciteit van de ziekenhuizen op de eilanden is een punt van zorg.
De Europese Commissie en de Griekse autoriteiten werken samen aan een noodplan om de risico’s op een COVID-19 uitbraak zo ver mogelijk te verkleinen in de opvanglocaties op de Griekse eilanden.
De Europese Commissie heeft op 4 maart jl. een actieplan voor Griekenland aangekondigd. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen. 2 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd.Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
In geval van calamiteiten kunnen lidstaten overigens gebruik maken van Europese crisismechanismen, waarmee om acute in-kindassistentie kan worden verzocht. Op deze manier zou door Griekenland ook om extra medische hulp kunnen worden gevraagd. Momenteel is daar in relatie tot COVID-19 nog geen sprake van. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Worden bewoners van de Griekse opvangkampen proactief geïnformeerd over het Coronavirus en hoe zij zichzelf hiertegen kunnen beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ligt er een noodplan klaar indien het Coronavirus uitbreekt in kamp Moria of een van de andere Griekse opvangkampen? Zo ja, wat houdt dit noodplan in? Zo nee, bent u bereid daarop aan te dringen bij de Griekse overheid en de Europese Commissie? Is de Europese Commissie betrokken bij het opstellen van noodscenario’s?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat zelfquarantaine in geval van een uitbraak in een (tenten)kamp waar meerdere mensen in één tent leven, nagenoeg onmogelijk is en dat er dus alles aan gedaan moet worden om een uitbraak te voorkomen? Wat doet u samen met uw Europese collega’s om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de oproep van Artsen Zonder Grenzen om kamp Moria per direct te evacueren, gelet op het feit dat de simpelste maatregelen om het virus niet te verspreiden, zoals het wassen van handen, nauwelijks uit te voeren zijn door gebrek aan water en zeep?2
Het kabinet deelt de zorgen van Artsen Zonder Grenzen over de mogelijke gevolgen van de verspreiding van het coronavirus in de opvangkampen op de Griekse eilanden. De verantwoordelijkheid voor de beslissing over een evacuatie van migranten op de Griekse eilanden ligt in beginsel bij Griekenland. Zoals aangegeven kunnen zij een beroep doen op operationele en medische ondersteuning via de EU-noodmechanismen. Hier is momenteel nog geen sprake van.
In hoeverre is het evacueren van de bewoners van kamp Moria een optie die u bespreekt met uw Europese collega’s? Welke scenario’s liggen op tafel?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre wordt een deel van de extra 700 miljoen euro die recent door de Europese Commissie is toegezegd om Griekenland te ondersteunen, ingezet om een Corona-uitbraak in de Griekse opvangkampen te voorkomen en een eventuele uitbraak aan te pakken?
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart jl, waaronder additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. Een deel van dit bedrag kan worden ingezet om de gezondheidszorg voor vluchtelingen en migranten te versterken. De Europese Commissie werkt momenteel de details van de financiering en het actieplan nader uit.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Amerikaanse president Donald Trump een Duits bedrijf dat aan een coronavaccin werkt wil opkopen om zo het vaccin voor uitsluitend Amerikanen ter beschikking te stellen?1
In de media geeft het Duitse farmaceutische bedrijf CureVac aan dat het geen aanbod van de Amerikaanse president Donald Trump heeft ontvangen om de exclusieve rechten op een mogelijk coronavirusvaccin veilig te stellen. Dit heeft Franz-Werner Haas, plaatsvervangend CEO van CureVac, aangegeven. Hij heeft op 17 maart volgens Politico gezegd: «er was en is geen aanbod» van Trump «of van overheidsinstanties» om het bedrijf over te nemen of «productieslots te reserveren» voor exclusieve vaccinproductie voor de Amerikaanse markt.2
Ook op de website van CureVac staat aangegeven dat het bedrijf zich richt op de ontwikkeling van een coronavirusvaccin met als doel mensen en patiënten wereldwijd te bereiken, te helpen en te beschermen.3
Deelt u de mening dat het immoreel is om met geld en overnames een oplossing voor de coronacrisis voor alleen de eigen bevolking proberen veilig te stellen?
Ik vind het van belang dat therapieën die ontwikkeld zijn, bij die patiënten terecht komen die daar op dat moment het meest baat bij hebben. De medische afweging moet hier leidend in zijn en zou idealiter boven de landsgrenzen moeten uitstijgen. Ik zal dit altijd uitdragen.
Hoe gaat u de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van een effectief middel in de strijd tegen corona voor iedereen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven en onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling van een vaccin of middel tegen corona, hiermee een taak van publiek belang uitvoeren en een rol hebben in het garanderen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het te ontwikkelen medicijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u garanderen dat de resultaten in de zoektocht naar een dergelijk middel die mede met Nederlands belastinggeld worden ontwikkeld, niet in private handen verdwijnen en dat de Nederlandse bevolking ervan zal profiteren?
Het is ook in deze crisis niet mijn voornemen om publiekelijk een vaccin te ontwikkelen en bij een eventueel succes de distributie vanuit een publieke organisatie naar de wereldbevolking te verzorgen. Private partijen zijn hier goed voor ingericht en zoals u al zelf aangeeft in uw eerste vraag, zijn private partijen ook op stoom in hun zoektocht naar een vaccin. Zoals ik ook in mijn brief over maatschappelijk verantwoord licentiëren heb aangegeven vind ik toegang tot het middel wat mede met publiekelijk geld tot stand is gekomen van groot belang. Daar waar dit al passend is, kunnen dit soort voorwaarden opgenomen worden als overheidsfinanciering bij de ontwikkeling een rol speelt.
Ik begrijp de vragen die u stelt en ben het met u eens dat toegang tot een vaccin voor de wereldbevolking belangrijk is. En dat geldt ook voor een therapie voor de behandeling van Covid-19. En dat zal iedereen ook met u eens zijn. Maar ik wil nu eerst wel de focus leggen dat het vaccin ontwikkeld wordt, waar ook ter wereld. En dat onderzoekers, privaat of publiek, hier goede omstandigheden voor hebben. Vanuit onder meer fondsen vanuit de EU en ook met coördinatie vanuit de WHO wordt hier hard aan gewerkt.
Bent u bereid om een private verkoop van een eventueel resultaat om een coronavaccin te maken dat mede met behulp van Nederlands belastinggeld tot stand is gekomen en waaraan nu bijvoorbeeld wordt gewerkt door het Erasmus Medisch Centrum en de Universiteit Utrecht, te verbieden?2
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een noodmaatregel in te stellen waarmee het patentrecht tijdelijk opzij geschoven wordt en het dus verboden wordt een eventueel middel of vaccin te monopoliseren? Wilt u dit op zowel nationaal als Europees niveau doen?
Het bestaande instrumentarium van de Rijksoctrooiwet biedt voldoende mogelijkheden en is noodzakelijk om de kennis omtrent te ontwikkelen medicijnen of vaccins tegen Covid-19 te delen. De Rijksoctrooiwet kent daarnaast de mogelijkheid van een dwanglicentie, dit is een nationale bevoegdheid. Op dit moment is er nog geen aanleiding om naar dit instrument te grijpen. Maar (ook) in tijden van een pandemie is het een optie, waarbij wel zorgvuldigheid en terughoudendheid voorop staat. Ik hoop dat de maatschappelijke betrokkenheid, bij zowel bedrijven als bij landen, ervoor zorgt dat nieuwe therapieën terecht komen bij die patiënten of bevolkingsgroepen die er baat bij hebben.
Bent u bereid om op nationaal, Europees en zo nodig mondiaal niveau afspraken te maken over woekerprijzen, zodat het onmogelijk wordt voor fabrikanten om van de coronacrisis een verdienmodel te maken?
Ik ben er voorstander van om samen met andere landen te onderhandelen over geneesmiddelenprijzen. Dit zal ook hier mijn inzet zijn. Ik zal het altijd afkeuren als er excessieve prijzen voor geneesmiddelen worden gerekend.
Het bericht ‘In Saudi Arabia, contacting the EU is a crime´ |
|
Sadet Karabulut , Sven Koopmans (VVD), Lilianne Ploumen (PvdA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «In Saudi Arabia, contacting the EU is a crime»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht dat het in Saoedi-Arabië blijkbaar een misdaad is om contact op te nemen met een EU-ambassade, in dit geval de Nederlandse ambassade?
Het bericht gaat over de groep vrouwenrechtenactivisten die in mei 2018 in Saudi-Arabië werd gearresteerd. De aanklacht tegen de vrouwenrechtenactivisten heeft onder andere betrekking op het delen van informatie met derde landen. In de tenlastelegging van een van de activisten, Loujain al-Hathloul, wordt verwezen naar contacten met de Nederlandse ambassade.
Nederland heeft meerdere malen, in bilaterale gesprekken en in multilaterale fora, zorgen uitgesproken over de arrestaties en rechtszaken tegen de groep vrouwenrechtenactivisten. Tijdens mijn bezoek aan Saudi-Arabië op 19 en 20 februari heb ik deze kwestie ook persoonlijk aangekaart in gesprekken met Minister van Buitenlandse Zaken Bin Farhan en Minister van Staat van Buitenlandse Zaken Al-Jubeir. Uiteraard is het kabinet van mening dat het aangaan van contacten met de Nederlandse ambassade geen misdaad zou moeten zijn. Voor zover bekend waren de contacten die de ambassade heeft gehad niet in strijd met de wet- en regelgeving van Saudi-Arabië.
Bent u bereid nadere toelichting en uitleg te vragen aan de Saoedische ambassadeur in Nederland? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Er is reeds nadere toelichting gevraagd aan de Saoedische ambassadeur in Nederland. Het eerste gesprek hierover vond plaats in maart 2019, en is sindsdien verschillende keren aan de orde geweest. In dit gesprek is duidelijk gemaakt dat contacten die de Nederlands ambassade in Riyad onderhoudt voor zover ons bekend niet in strijd zijn met de wet- en regelgeving in Saudi-Arabië. Het contacten onderhouden met het maatschappelijk middenveld behoort tot gangbare werkzaamheden van diplomaten. Deze boodschap is op 9 maart 2020 nogmaals duidelijk overgebracht aan de Saoedische ambassade. Daarnaast heeft Nederland op verschillende manieren zijn bredere zorgen aangekaart over de rechtszaken tegen de vrouwenrechtenactivisten. Het feit dat het merendeel van deze groep inmiddels voorwaardelijk is vrijgelaten en de rechtszaak thuis kan afwachten kan als een voorzichtig bemoedigende stap worden gezien, doch Nederland en de EU zullen deze kwestie blijven aankaarten.
Klopt het dat het EU-diplomaten, waaronder Nederlanders, niet toegestaan is de hoorzittingen bij te wonen? Zo ja, welke stappen gaat u in reactie hierop ondernemen, al dan niet in EU verband? Zo nee, wie zullen er namens Nederland en/of de EU de hoorzittingen bij gaan wonen?
Het klopt dat EU-diplomaten, waaronder Nederlandse diplomaten, sinds het najaar van 2018 geen toegang hebben gekregen tot hoorzittingen van rechtszaken. Nederland, evenals een aantal gelijkgezinde EU-landen, blijft proberen om toch toestemming te krijgen voor het bijwonen van verschillende rechtszaken. Tot op heden hebben de Saoedische autoriteiten daar echter niet positief op gereageerd. De EU-delegatie in Riyad heeft reeds in maart 2019 haar zorgen over het niet toelaten van waarnemers overgebracht aan de Saoedische autoriteiten. Ook heeft de EU speciaal vertegenwoordiger voor Mensenrechten Eamon Gilmore in een gesprek met de voorzitter van de Saoedische mensenrechtencommissie dhr. Al-Awad op 12 maart jl. nogmaals aangedrongen op het toelaten van EU-diplomaten als waarnemers bij rechtszaken.
Is er namens de EU een (publieke) reactie geweest op de strafbaarheid van het contact met de EU richting de Saoedische overheid? Zo ja, hoe luidt deze reactie? Zo nee, waarom niet?
De EU volgt de ontwikkelingen rondom de rechtszaken van de vrouwenrechtenactivisten sinds de arrestaties in mei 2018 nauwgezet. De EU heeft deze zaken op verschillende manieren aan de orde gesteld. Dit gebeurde bijvoorbeeld in een gesprek van de EU speciaal vertegenwoordiger voor Mensenrechten, Eamon Gilmore, met de voorzitter van de Saoedische mensenrechtencommissie, dhr. Al-Awad. Ook tijdens het bezoek van de Saoedische Minister van Staat van Buitenlandse Zaken Al-Jubeir aan Brussel, in januari dit jaar, werd de zaak aangekaart. In de Mensenrechtenraad heeft de EU ook aandacht gevraagd voor deze zaak (zie antwoord op vraag 7).
Deelt u de mening van de EU-delegatie dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat contact met de EU-delegatie, andere ambassades of Human Rights Watch of Amnesty International een reden is om in de gevangenis te belanden? Zo ja, hoe gaat u deze mening richting de Saoedische overheid uitdragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoorden op vragen 2 en 3.
Heeft u, of gaat u, in EU-verband benadrukken dat het van belang is dat er richting Saoedi-Arabië een gezamenlijk standpunt over (het schenden van) mensenrechten ingenomen gaat worden? Zo ja, bent u bereid hierin een voortrekkersrol te spelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland pleit in EU-verband zeer regelmatig voor aandacht voor de mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië. In lijn met die inzet werd in de item 4-verklaring van de EU bij de Mensenrechtenraadsessies in maart 2019 en september 2019 aandacht gevraagd voor de positie van vrouwenrechtenactivisten en mensenrechtenverdedigers in dit land. Ook tijdens de meest recente sessie van de Mensenrechtenraad, op 10 maart 2020, werd in de item-4 verklaring van de EU expliciet aandacht gevraagd voor de voortdurende detentie van Al-Hathloul en andere vrouwenrechtenactivisten. Daarnaast heeft de EU op verschillende momenten in bilaterale gesprekken met de Saoedische autoriteiten aandacht gevraagd voor mensenrechten. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen, aangezien de hoorzitting op 11 maart 2020 is, binnen één week beantwoorden?
Ja. De hoorzitting van 11 maart 2020 is overigens verplaatst naar 18 maart 2020.
Noodhulp aan Syriërs |
|
Mahir Alkaya , Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Uit welke middelen komen de vier miljoen euro die extra beschikbaar zijn gesteld voor noodhulp in het Noordwesten van Syrië, zoals beschreven in uw brief van 3 maart 2020?1
Uit de noodhulpmiddelen van de BHOS begroting (artikel 4.1).
Is het extra bedrag van vier miljoen aan noodhulp voor Syrië antwoord op het appel van de humanitaire gemeenschap voor de uitvoering van het geüpdatet «inter-cluster readiness and response plan for North West Syria»?2
Het kabinet heeft besloten additionele middelen vrij te maken voor noodhulp in Noordwest Syrië op basis van de snel groeiende noden aldaar. Deze bijdragen passen binnen het «readiness and response plan» van de VN en partnerorganisaties en zijn in aanvulling op de EUR 15 miljoen die al voorzien was voor Syrië in de indicatieve planning van de besteding van noodhulp in 2020 (Kamerstuknr. 34952–108 dd 3 maart 2020).
Naast de twee miljoen euro die via het Dutch Relief Alliance loopt, via welke kanalen wordt de andere helft van het extra bedrag besteedt?
De andere EUR 2 miljoen wordt besteed via het Syria Cross-Border Humanitarian Fund (SCHF), een pooled fund van waaruit VN en (internationale) NGOs fondsen ontvangen om hulpoperaties uit te voeren in Noordwest Syrië.
Gaan de Europese Commissie en de andere lidstaten ook hun hulp aan Syrië intensiveren gezien de humanitaire crisis die sinds december 2019 de ergste vormen sinds het begin van de oorlog aanneemt? Zo nee, kunt u daartoe oproepen bij uw collega’s?
De EU heeft recent een bijdrage van EUR 60 miljoen aangekondigd voor hulp aan Noordwest Syrië en bekijkt mogelijkheden voor additionele bijdragen. Ook EU lidstaten intensiveren hun hulp. Zo heeft Duitsland een extra bijdrage van EUR 100 miljoen aangekondigd; Duitsland onderzoekt nog via welke kanalen dit geld wordt besteed. Nederland onderhoudt actief contact met de Europese Commissie en andere lidstaten hierover.
Wat is uw inzet in de humanitaire diplomatie om noodhulp mogelijk te maken in Syrië? In hoeverre staat dat in verband met de politieke diplomatie voor een blijvend staakt-het-vuren?
Een blijvend staakt het vuren heeft de hoogste prioriteit, ook voor de humanitaire gemeenschap, om te zorgen voor ongehinderde humanitaire toegang tot alle Syriërs in nood. De Nederlandse humanitaire diplomatie ten behoeve van noodhulp in Syrië heeft meerdere vormen, van gesprekken met humanitaire partners om effectieve hulp mogelijk te maken, tot gezamenlijke acties met gelijkgezinde landen waaronder demarches, artikelen in de media en discussies achter gesloten deuren. Zo speelt NL een actieve rol in de International Syria Support Group in Geneve die via de Humanitarian Taskforce zorg draagt voor het bevorderen van humanitaire toegang en de bescherming van burgers. Daarbij gaat het zowel om de verlenging van de «cross-border» hulp vanuit Turkije naar Noordwest Syrië als om het mogelijk maken van cross-line hulp vanuit Damascus, in lijn met het humanitair imperatief.
Nederland blijft zich inzetten voor een politieke oplossing van het conflict in Syrië, conform VNVR Resolutie 2254. Nederland dringt daarbij aan op een actievere rol in dit proces van de EU en de VN: in de laatste Raad Buitenlandse Zaken zoals eerder aan uw Kamer gemeld; in New York, waar de EU en Veiligheidsraadleden hierover in discussie zijn met de Secretaris-Generaal van de VN; in Geneve bij het kantoor van de Speciaal Gezant van de VN en in bilaterale gesprekken met Turkije en Rusland. Ook in die gesprekken wordt nadruk gelegd op de noodzaak voor het bestendigen en monitoren van een duurzaam staakt-het-vuren en het vergroten van ongehinderde humanitaire toegang tot de Syriërs in nood.
Welke belemmeringen zijn er voor Nederland om, al dan niet in internationaal verband, hulp te bieden aan de intern ontheemden in Syrië?
Nederlandse hulp is bestemd voor alle mensen in nood in Syrië en wordt zowel cross border, cross line als in regimegebied geleverd. Een voorwaarde voor ontvangende hulporganisaties is dat deze zich aansluiten bij het Humanitaire Respons Plan dat onder coördinatie van de VN tot stand komt. In heel Syrië bestaan risico’s rond manipulatie van hulpstromen door autoriteiten (van HTS tot regime autoriteiten) en misbruik van hulpgelden binnen organisaties. Nederland is hierover in nauw overleg met zowel VN, Rode Kruis als internationale NGOs. Risico’s en mitigerende maatregelen zijn uitgebreid in kaart gebracht en worden voortdurend aangepast aan de veranderende omstandigheden.
Een concreet voorbeeld van een belemmering is de recente politisering van de «cross-border resolutie», waarbij sinds januari 2020 alleen nog noodhulp geleverd kan worden vanuit Turkije richting Noordwest Syrië en niet meer vanuit Irak richting Noordoost Syrië. Bovendien is de geldigheidsduur van de resolutie teruggebracht van een jaar naar zes maanden. Een groot risico dat Nederland in internationaal verband mede probeert te voorkomen is het aflopen van deze VN Veiligheidsraadresolutie. Dit zou verantwoorde hulpverlening aan Noordwest Syrië ernstig belemmeren, temeer daar cross-line hulp vanuit Damascus nauwelijks van de grond komt, ondanks toezeggingen van het regime.
Verder bestaan er andere bureaucratische, juridische, financiële en politieke belemmeringen om hulp te bieden aan Syriërs in nood. Zo wordt humanitaire toegang om politieke redenen ontzegd, of wordt deze belemmerd vanwege voortdurende onderhandelingen met autoriteiten over welke organisatie waar hulp mag bieden en via wie. Ook kampt het Humanitair Respons Plan nog altijd met een financieringstekort. Ondanks de ontheemding die ook hulpverleners zelf heeft getroffen in Noordwest Syrië, bevestigt de VN dat hulporganisaties voldoende absorptiecapaciteit hebben om extra steun te verwerken. Nederland werkt actief samen met gelijkgezinde landen om humanitaire organisaties in staat te stellen een effectieve humanitaire hulpoperatie uit te voeren.
Kunt u de beantwoording doen toekomen voor het algemeen overleg Noodhulp op 19 maart 2020?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
De Europese Afrikastrategie |
|
Bente Becker (VVD), Arne Weverling (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de nieuwe Europese Afrikastrategie en het onderliggende document «Towards a comprehensive Strategy with Africa», dat in de vorm van een Joint Communication op 9 maart 2020 naar het Europees Parlement en de Raad is gestuurd?1
Ja, het kabinet is bekend met de genoemde mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger. Het in de mededeling geschetste beleidskader zal door de Commissie en EDEO in overleg met de Raad en met Afrikaanse partners nader worden ingevuld en geconcretiseerd, vandaar de titel «Naar een alomvattende Strategie met Afrika.»
Hoe past deze strategie volgens u in het buitenlandbeleid van de Europese Unie?
De mededeling vormt naar de mening van het kabinet een logische uitwerking van het buitenlandbeleid van de EU. De ambitie voor een nieuwe strategie vloeit voort uit de Strategische Agenda van de Europese Raad (Een Nieuwe Strategische Agenda 2019–20242) waarin de Raad een breed partnerschap met Afrika voorstelt. De mededeling vormt daarnaast een concrete uitwerking van het hoofdstuk «een sterker Europa in de wereld» uit het Commissiewerkprogramma voor 20203 en sluit aan bij het al langer bestaande buitenlandbeleid van de EU zoals onder meer vervat in de «Global Strategy» uit 20164 en de European Consensus on Development uit 20175. Het bouwt bovendien voort op andere bestaande kaders zoals de gezamenlijke slotverklaring van de 5e Afrikaanse Unie (AU) – EU Top in Abidjan in november 20176, het AU-EU Memorandum of Understanding on Peace, Security and Governance uit 20187 en de Afrikaans-Europese Alliantie voor Duurzame Investeringen en Banen uit 20188. Tevens past de mededeling binnen de bredere ambities van de Commissie zoals die op het gebied van het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de plannen beschreven in de «Green Deal» en ambities op het gebied van het digitale tijdperk.
Hoe beoordeelt u paragraaf V over migratie, in het licht van het feit dat de Europese Commissie schrijft in de strategie op pagina 2 dat het document een reflectie is van de voorstellen die zij wil inbrengen bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020, met als doel tot een gezamenlijk partnerschap te komen?
Het kabinet beoordeelt de paragraaf over migratie in de Commissiemededeling over de EU-Afrika Strategie als gebalanceerd en constateert dat de geïntegreerde benadering die is gekozen ten aanzien van migratie in lijn is met de Nederlandse integrale migratieagenda. Juist deze geïntegreerde aanpak is van belang om te kunnen komen tot inclusieve partnerschappen met Afrikaanse landen.
Welke elementen van de afgesproken aanpak in het regeerakkoord ten aanzien van het tegengaan van irreguliere migratie, waarbij gestreefd wordt naar een aanpak van «more for more, less for less» bij de samenwerking met landen van herkomst en transit, ziet u terug in de strategie van de Europese Commissie?
De Commissiemededeling over de EU-Afrika strategie verwijst naar de resultaten die reeds zijn behaald om irreguliere migratie naar Europa te verminderen maar onderstreept dat meer moet worden gedaan om irreguliere migratie – en het verlies van mensenlevens – tegen te gaan. Tevens wordt gesteld dat er meer nodig is om de diepere oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken. Ook verbetering van de samenwerking op terugkeer is een doelstelling die wordt benoemd in de migratieparagraaf. Juist de inzet op brede partnerschappen tussen EU landen en Afrikaanse landen biedt de mogelijkheid om al deze aspecten mee te nemen.
Deelt u de mening dat een aanpak van «more for more, less for less» effectiever is als samenwerking op het gebied van migratie voor de landen van herkomst en transit gekoppeld is aan mogelijke voor- en nadelen op andere beleidsterreinen, zoals investeringen en financiering door de EU in Afrika (p. 7)?
Het kabinet is van mening dat partnerschappen met Afrikaanse landen individueel maatwerk vergen en dus zal in elk specifiek geval moeten worden afgewogen welke (beleids-)instrumenten kunnen worden ingezet.
Deelt u de mening dat een dergelijke koppeling nu niet in de strategie zit? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Nee, die mening deelt het kabinet niet. De Commissiemededeling over de EU- Afrika strategie staat een dergelijke koppeling niet in de weg. De nieuwe strategie beoogt juist een veelomvattende aanpak waar de 5 partnerschappen, waaronder het partnerschap op het gebied van migratie, onderdeel van uitmaken. Op deze manier wordt migratie gekoppeld en moet per land worden bekeken wat effectief is.
Deelt u, in het kader van «more for more, less for less», de mening dat samenwerking bij legale migratie afhankelijk moet zijn van de samenwerking op het gebied van terugkeerbeleid en het tegengaan van irreguliere migratie, dit in het licht van het feit dat de Europese Commissie in de strategie schrijft dat de samenwerking tussen Europese en Afrikaanse landen bij het terugkeerbeleid en het tegengaan van irreguliere migratie beter moet, en vervolgens schrijft dat «parallel daaraan» (p. 14) er meer samengewerkt kan worden bij het faciliteren van legale migratie? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Deze mening deelt het kabinet ten dele. In het huidige Nederlandse reguliere migratiebeleid, dat gericht is op het aantrekken van hoogopgeleide en/of getalenteerde arbeidsmigranten, zijn het primair de werkgevers en instellingen voor hoger onderwijs die kennis-/arbeidsmigranten en studenten/onderzoekers werven uit derde landen. Zoals is aangegeven in de voortgangsbrief integrale migratieagenda9, kan vanuit het more for more-principe informatievoorziening over de bestaande mogelijkheden van arbeids- en studiemigratie gerichter worden ingezet ten behoeve van het bevorderen van terugkeer en het tegengaan van de irreguliere migratie, waardoor meer gebruik gemaakt kan worden van (bestaande) legale migratiemogelijkheden. Nederland pleit op Europees niveau reeds voor de implementatie van dit more for more/less for less principe.
Deelt u de mening dat het een gemiste kans is dat er in de strategie van de Europese Commissie niets over het in Europees verband streven naar migratiedeals met derde landen voor «veilige havens», zoals afgesproken in het regeerakkoord, staat? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Individuele partnerschappen met derde landen bieden wel degelijk de mogelijkheid voor de EU en haar lidstaten om migratieafspraken te maken met Afrikaanse landen als onderdeel van een bredere relatie. Op de EU-Afrika top die vooralsnog staat gepland voor oktober 2020 zal op hoofdlijnen worden gesproken over alle onderdelen van de strategie.
Onderschrijft u de recente uitspraken van de president van de Europese Investeringsbank (EIB) Werner Hoyer, waarin hij heeft gezegd dat Europa haar naïviteit zou moeten verliezen over «open procurement» in ontwikkelingsrelaties?
Het kabinet begrijpt dat EIB President Hoyer op deze wijze is geciteerd in een artikel10 maar is niet bekend met de context waarin deze uitspraak zou zijn gedaan. Het kabinet onderschrijft deze stelling in ieder geval niet. De EIB hanteert strenge eisen op het gebied van milieu en sociale duurzaamheid om de ontwikkelingsimpact te vergroten en zodoende ook een gelijk speelveld te creëren voor de aanbieders. Voor projecten waarbij een overheidsinstelling de opdrachtgever is, is de EIB verplicht Europese aanbestedingsrichtlijnen te volgen. De richtlijnen zijn gebaseerd op kernprincipes als transparantie, gelijke beoordeling van aanbiedingen, open concurrentie en goed procedureel beheer. Dit zorgt ervoor dat bij publieke aanbestedingen wordt ingezet op het maximaliseren van value-for-money, waarbij naast prijs ook de kwaliteit zwaar meeweegt. Omdat de richtlijnen ook binnen de EU gelden, zijn Europese bedrijven over het algemeen goed gepositioneerd om mee te kunnen dingen.
Kunt u aangeven wat uw beleid is om te voorkomen dat de versterking van economische infrastructuur in Afrika – direct of indirect gefinancierd met Europees geld – alleen door Chinese staatsaannemers/staatsbedrijven wordt uitgevoerd, gezien het feit dat het aandeel van Europese aannemers in de aanleg van Afrikaanse infrastructuur ieder jaar daalt terwijl het aandeel van Chinese aannemers ieder jaar stijgt?
Zoals genoemd in de beantwoording op de vragen van het lid Van Haga (destijds VVD) van 25 april 201911, hebben Chinese partijen in het algemeen geen directe toegang tot instrumenten van de Unie ter financiering van extern optreden. In het geval van indirect beheer vertrouwt de Europese Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan een organisatie wier financiële procedures positief zijn beoordeeld.12 Deze organisaties zijn vervolgens verantwoordelijk voor de organisatie van eventuele biedingsprocessen, waarop de regels en procedures van deze organisatie van toepassing zijn.13, 14 Indien deze partij een internationale en open procedure start, kunnen partijen uit alle landen meedingen mits er geen sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling of een uitzonderingsgrond van toepassing is (zoals geldende sancties). Het doel van een dergelijke open procedure is dat de aanbesteding gaat naar de partij die een kosteneffectief en kwalitatief hoogstaand voorstel heeft ingediend.
Het bijdragen aan duurzame ontwikkeling staat voor Nederland en de EU voorop. In dit kader is het wenselijk om samen te werken aan een breed pallet aan onderwerpen, zoals connectiviteit, klimaat en mensenrechten. Nederland zet, mede in EU-verband, in op een sterke en gelijkwaardige relatie met Afrikaanse landen. De EU is op dit moment de eerste partner van Afrikaanse landen op het gebied van handel, buitenlandse investeringen en ontwikkelingssamenwerking. In 2018, bedroeg handel tussen de 27 EU lidstaten en Afrika € 235 miljard, 32% van het totaal van Afrikaanse handelsstromen, waar de handel met China € 125 miljard (17% van het totaal) bedroeg. De omvang van rechtstreekse buitenlandse investeringen van EU lidstaten bedroeg in 2017 € 222 miljard, meer dan vijf keer de investeringen van China (€ 38 miljard). De EU en haar lidstaten zijn tevens de grootste donor van ontwikkelingshulp in Afrika. In 2018, bedroeg de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de EU en haar lidstaten aan Afrika € 19.6 miljard, 46% van het totaal.
Dient bij de financiering met OS-middelen van projecten in Afrika het principe van reciprociteit sterker te worden toegepast ten opzichte van landen als China die uitsluitend via gebonden hulp werken? Welke rol kan het vergroten van de beschikbaarheid van concessionele financiering hierin spelen?
Het kabinet is voorstander van ongebonden hulp, in lijn met afspraken in OESO-DAC verband. In het geval van ongebonden hulp worden aanbestedingen of subsidietenders niet alleen opengesteld voor bedrijven uit bepaalde landen (meestal alleen het donorland)15. Ongebonden hulp draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en kosteneffectiviteit van hulp, maar ook aan verbeterde transparantie en verantwoording over de hulp. Nederland blijft zich daarom zowel binnen de OESO als in EU-verband inzetten voor ongebonden hulp.
Tegelijkertijd beoogt het kabinet om Nederlandse organisaties en bedrijven in te zetten bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen, zeker in die sectoren waarop zij een comparatief voordeel hebben vanwege de kennis en kunde waarover zij beschikken. Wat telt is dat er een gelijk speelveld is waar de beste uitvoerder, op prijs en kwaliteit, wint. Dit geldt voor Nederlandse bedrijven en organisaties, maar ook bijvoorbeeld voor bedrijven en organisaties uit de focusregio’s.
Nederland is geen voorstander van het gebruik van bilaterale of Europese concessionele financiering om hulp te binden. Concessionele financiering van multilaterale ontwikkelingsbanken als de Wereldbank kan wel een belangrijke rol spelen in de duurzame- en vanuit schuldenperspectief verantwoorde ontwikkeling van de armste landen. Daarom heeft het kabinet de 19e middelenaanvulling van International Development Association (IDA) – het lage-inkomenslandenloket van de Wereldbank – ondersteund, waarmee voor de periode 2020–2023 in totaal USD 82 miljard beschikbaar komt, waarvan USD 73,8 miljard concessioneel. USD 53 miljard is bestemd voor Afrika. Dit is echter geen gebonden hulp.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat voormalig IS-strijders mogelijk zullen worden overgebracht naar een (te bouwen) instelling in de vlakte van Ninevé?1
Ja.
Heeft u contact gehad met uw Iraakse ambtsgenoot en/of de Koerdische autoriteiten over deze overplaatsing? Zo nee, waarom niet?
De in het artikel aangehaalde overplaatsing naar Irak betreft alleen mensen met de Iraakse nationaliteit. Een besluit van Irak om Iraakse staatsburgers vanuit opvangkamp Al-Hol over te plaatsen naar Irak betreft in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de Iraakse regering. Daaronder valt ook de zorgvuldige uitvoering van dit proces, de uiteindelijke berechting voor begane misdaden en re-integratie van onschuldigen, inclusief het grote aantal kinderen dat zich onder de Iraakse staatsburgers in Al-Hol bevindt. Het is uiteraard van belang dat terugkeer niet gepaard gaat met hernieuwde spanningen binnen en tussen gemeenschappen, of dat mensen geconfronteerd worden met trauma’s uit de ISIS-periode.
Nederland blijft met Irak, zowel bilateraal als in internationaal en EU-verband, en met humanitaire partners in gesprek over het lot van Iraakse IS-strijders en hun families en over berechting van IS-strijders in bredere zin. Het standpunt van het kabinet is dat er geen straffeloosheid mag zijn voor misdaden begaan door IS en dat voor de berechting van IS-strijders zoveel mogelijk een oplossing in de regio gevonden moet worden.
Kunt u zich voorstellen dat voor de inwoners van deze regio, die vooral bestaan uit Assyriërs en andere minderheden, de overplaatsing van IS-strijders naar de (te bouwen) instelling een onderwerp van zorg is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, en indien u hier nog geen contact over heeft gehad met uw Iraakse ambtsgenoot en/of de Koerdische autoriteiten, is dit aanleiding voor u deze zorgen over te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u deze ontwikkeling besproken met uw Europese collega’s? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn de Europese collega’s zich bewust van het effect van de overplaatsing van de voormalige IS-strijders naar dit gebied?
Zie antwoord vraag 2.
Voelt u met uw Europese collega’s een bepaalde verantwoordelijkheid richting de inwoners in de vlakte van Ninevé, nu een deel van de voormalige IS-strijders (ongeveer 12.000 van de 30.000) in het Al-Hol-kamp dat overgeplaatst zal worden uit het buitenland afkomstig is, waaronder Europa? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier geeft u invulling aan deze verantwoordelijkheid?
Zoals gezegd maakt het artikel gewag van een overplaatsing van Iraakse staatsburgers. Een officieel besluit tot overplaatsing lijkt nog niet genomen. Het is tevens onbekend om hoeveel mensen de overplaatsing zou gaan. Zoals ook hierboven gemeld blijft Nederland, samen met diplomatieke en humanitaire partners, in gesprek met Irak over overplaatsingen en de gevolgen daarvan.
Welke rol speelt het voor u dat veel Iraakse christenen door de islamitische terreurorganisatie IS uit onder meer de vlakte van Ninevé zijn verdreven, daardoor in ballingschap leefden, en degenen die hebben gekozen voor terugkeer naar hun dorpen en steden in de vlakte van Ninevé nu (mogeljk) geconfronteerd worden met de voormalige IS-strijders, hun vrouwen en kinderen?
Het is van belang dat diegenen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tijdens de ISIS-bezetting daarvoor berecht worden. Irak heeft aangegeven hiervoor de verantwoordelijkheid te zullen nemen. Daarnaast is het ook van belang dat een oplossing gevonden wordt voor de toekomst van de mensen die terugkeren en geen misdaden hebben begaan. Dit moet gebeuren op een manier die geen onnodige trauma’s oproept bij bestaande gemeenschappen.
De situatie dat Oeigoeren in China het slachtoffer zijn geworden van dwangarbeid en andere mensenrechtenschendingen. |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «China dwingt 80.000 Oeigoeren tot werk in fabrieken van bekende merken»?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport van Australische onderzoekers waaruit blijkt dat 80.000 Oeigoeren verplicht worden ingezet in fabrieken van grote bedrijven?2
Ja.
Klopt het dat tienduizenden Oeigoeren worden gedwongen om arbeid te verrichten in fabrieken van bekende merken? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de mensenrechten en dat dit op het hoogst mogelijke niveau bestreden moet worden?
Het rapport doet de schatting dat tussen 2017 en 2019 80.000 mensen naar Chinese fabrieken buiten Xinjiang zijn gebracht onder omstandigheden die «sterk lijken op dwangarbeid». Het rapport baseert zich op openbare Chinese bronnen, satellietbeelden, wetenschappelijk onderzoek en verslaggeving ter plekke.
Acht van de elf ILO-indicatoren van dwangarbeid zijn volgens het rapport mogelijk van toepassing op de Oeigoerse fabrieksarbeiders:
Het kabinet keurt, waar dan ook ter wereld, gedwongen arbeid in alle gevallen af. Het verbod op dwangarbeid maakt deel uit van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO, waar ook China aan gehouden is. Het kabinet kan de conclusies van het ASPI-rapport niet op basis van eigenstandige informatie bevestigen maar ziet voldoende aanleiding om dit in EU- en VN-verband aan de orde te stellen.
Om welke merken gaat het?
Volgens het ASPI-rapport zou het gaan om: Abercrombie & Fitch, Acer, Adidas, Alstom, Amazon, Apple, ASUS, BAIC Motor, BMW, Bombardier, Bosch, BYD, Calvin Klein, Candy, Carter’s, Cerruti 1881, Changan Automobile, Cisco, CRRC, Dell, Electrolux, Fila, Founder Group, GAC Group (automobiles), Gap, Geely Auto, General Motors, Google, Goertek, H&M, Haier, Hart Schaffner Marx, Hisense, Hitachi, HP, HTC, Huawei, iFlyTek, Jack & Jones, Jaguar, Japan Display Inc., L.L.Bean, Lacoste, Land Rover, Lenovo, LG, Li-Ning, Mayor, Meizu, Mercedes-Benz, MG, Microsoft, Mitsubishi, Mitsumi, Nike, Nintendo, Nokia, The North Face, Oculus, Oppo, Panasonic, Polo Ralph Lauren, Puma, Roewe, SAIC Motor, Samsung, SGMW, Sharp, Siemens, Skechers, Sony, TDK, Tommy Hilfiger, Toshiba, Tsinghua Tongfang, Uniqlo, Victoria’s Secret, Vivo, Volkswagen, Xiaomi, Zara, Zegna en ZTE. Het kabinet kan dit niet op basis van eigenstandige informatie bevestigen noch ontkrachten.
Zijn er producten die door middel van dwangarbeid in China zijn geproduceerd op de Nederlandse markt gekomen? Zo ja, bent u bereid om deze producten van de markt te laten halen?
Het kabinet kan niet met zekerheid vaststellen noch uitsluiten dat er producten op de Nederlandse markt zijn die geproduceerd zijn door middel van dwangarbeid. Ook aan de grens is dit niet vast te stellen.
Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) onderschrijven en daarmee misstanden in hun gehele productieketen, zoals waar volgens het rapport sprake van is in Xinjiang, voorkomen en/of aanpakken. Het is aan bedrijven zelf om in dit kader met gepaste zorgvuldigheid te ondernemen, door de internationale ketens in kaart te brengen, risico’s – zoals mensenrechtenschendingen – te identificeren en hier gepaste actie op te ondernemen. Het is van belang dat bedrijven zich specifiek bewust zijn van het risico op dwangarbeid in Xinjiang en daarnaar handelen.
Voor 25 maart 2020 stond een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, RVO en andere stakeholders te organiseren kennissessie voor Nederlandse bedrijven over mensenrechten, ketentransparantie en mogelijke risico’s bij het ondernemen in China gepland. In verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus is besloten om deze bijeenkomst tot nader order uit te stellen. Zodra de situatie het toelaat, zal deze alsnog plaatsvinden. Het onderwerp dwangarbeid en de situatie van de Oeigoeren zullen hierbij expliciet aan de orde komen. Ook zullen de conclusies van het ASPI-rapport worden besproken. Voor ondernemers is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk verantwoord ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Hoe reëel is het dat desbetreffende bedrijven niet op de hoogte zijn geweest van de mensenrechtenschendingen in de fabrieken?
Zie antwoord vraag 5.
Welke sancties kunnen vanuit de Europese Unie of Nederland genomen worden tegen desbetreffende 27 fabrieken waar door middel van dwangarbeid goederen worden gemaakt voor bekende merken?
Op dit moment is er geen EU-raadsbesluit op basis waarvan sancties ingesteld kunnen worden tegen bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in China. Er lijkt onder de EU-lidstaten geen draagvlak te bestaan om dergelijke sancties in te stellen.
Het kabinet blijft zich inzetten om bedrijven te wijzen op hun verantwoordelijkheid om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-Richtlijnen. Met betrekking tot ondernemen in China heeft het kabinet, in lijn met de motie Voordewind (35207–22), extra middelen vrijgemaakt om in te zetten op bewustwording en het vergroten van kennis ten aanzien van China onder bedrijven en stakeholders (zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen) in Nederland, en maakt kennis over de mensenrechtensituatie in China daar een integraal onderdeel van. Zo is bijvoorbeeld het Convenant Duurzame Kleding en Textiel hierover geïnformeerd, opdat het convenant haar leden kan inlichten over de risico’s op dwangarbeid in China.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 en 6 zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken met andere belanghebbenden een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. Het onderwerp dwangarbeid en de situatie met betrekking tot de Oeigoeren komen daarbij expliciet aan de orde. De conclusies van het ASPI-rapport zullen daar ook worden besproken. Voor ondernemers is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk verantwoord ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Hoe is het mogelijk dat tussen 2017 en 2019 zeker 80.000 Oeigoeren vanuit de westelijke autonome regio Xinjiang werden overgeplaatst naar fabrieken in andere delen van het land om dwangarbeid te verrichten, maar dat dit nu pas bekend wordt?
Het ASPI-rapport is het eerste rapport dat systematisch op basis van openbare Chinese bronnen, satellietbeelden, wetenschappelijk onderzoek en verslaggeving ter plekke onderzoek doet naar dwangarbeid onder Oeigoeren buiten Xinjiang.
Was de Nederlandse regering al eerder bekend met de dwangarbeid in desbetreffende fabrieken? Zo ja, sinds wanneer?
Nee.
Welke concrete acties gaat u in bilateraal en multilateraal verband ondernemen om de overduidelijke mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren te stoppen met betrekking tot dwangarbeid?
Het kabinet blijft bereid om zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden in China. Zo heeft het kabinet er conform de motie Van Helvert c.s. (32 735, nr. 281) reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart jl. in de VN-mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven en consumenten ervan op de hoogte gesteld worden dat bij producten uit China de mogelijkheid bestaat dat er sprake is van dwangarbeid?
Zie het antwoord op vraag 5 en 6.
Heeft u de veroordeling door de Kamer van de grootschalige internering en onderdrukking van de Oeigoeren door de Chinese overheid reeds overgebracht aan de Chinese autoriteiten, zoals in motie-Kuzu (Kamerstuk 32 735, nr. 275) aan u is gevraagd? Zo nee, waarom nog niet en wanneer gaat u dit wel doen? Zo ja, wanneer en hoe heeft u dit gedaan?
Ja. De veroordeling door het parlement is overgebracht aan de Chinese autoriteiten.
Heeft u de Chinese regering, zoals in motie-Kuzu (Kamerstuk 32 735, nr. 276) aan u is gevraagd, zowel bilateraal als in internationaal verband, opgeroepen om de heropvoedingskampen voor Oeigoeren te sluiten en de onderdrukking van de Oeigoeren te stoppen? Zo ja, wanneer en hoe heeft u dit gedaan? Zo nee, waarom heeft u dit nog niet gedaan en wanneer gaat u dit wel doen?
Het kabinet spant zich samen met EU-partners in om tijdens de VN-Mensenrechtenraad gepaste aandacht te besteden aan de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Nederland heeft deze maand, onder agendapunt 4 van de VN-Mensenrechtenraad, op nationale titel onder andere zorgen uitgesproken over de vrijheid van religie van moslims in China. Daarnaast heeft de EU, mede dankzij aandringen van Nederland, in duidelijke termen zorgen uitgesproken over onder andere de politieke heropvoedingskampen in Xinjiang.
Ook vóór het indienen van de motie Kuzu heeft het kabinet zich ingespannen voor de mensenrechten van Oeigoeren in China. Zo heeft premier Rutte op 29 mei 2019 de mensenrechten van de Oeigoeren opgebracht in zijn gesprek met de Chinese vicepresident Wang Qishan, heeft Nederland in juni 2019 een gezamenlijke brief aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad onderschreven, en zich in oktober 2019 met succes ingezet voor de totstandkoming van een gezamenlijke verklaring over Xinjiang in de Derde Commissie van de AVVN.
Het staatsbezoek aan Indonesië |
|
Sadet Karabulut , Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van het programma tijdens het staatsbezoek deze week aan Indonesië, ook van het nogal omvangrijke economische programma? Klopt het dat het aanbieden van excuses aan de bevolking van Indonesië voor het gewelddadige koloniale verleden niet op het programma staat?
Het programma van het staatsbezoek aan Indonesië werd op 7 februari jl. gepubliceerd op de website van het Koninklijk Huis.1 Zoals de Rijksvoorlichtingsdienst op 10 maart aankondigde, is het programma van het staatsbezoek aangepast vanwege het bootongeluk dat op maandag 9 maart plaatsvond op de rivier in het Sebangau National Park op het eiland Kalimantan.2 Het bezoek aan Kalimantan dat op donderdag 12 maart gepland stond, kwam uit respect voor de nabestaanden te vervallen. Het programma zoals dat op vrijdag 13 maart stond gepland op Sumatra werd zo veel mogelijk op donderdag 12 maart gevolgd.
Het programma van de handelsmissie is als bijlage bij deze antwoorden gevoegd.3
Tijdens de persverklaring op 10 maart heeft Z.M. de Koning, in navolging van eerdere uitspraken door Nederlandse bewindspersonen en ambassadeurs, spijt en excuses uitgesproken over geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in de jaren na de proclamatie.
Kunt u een overzicht geven van alle excuses, spijtbetuigingen etcetera die de afgelopen jaren zijn aangeboden vanwege (een aspect van) het koloniale verleden in Indonesië?
In augustus 2005 sprak toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken Bot zijn diepe spijt uit voor de pijnlijke en gewelddadige scheiding der wegen van Indonesië en Nederland. Bot stelde daarbij dat deze scheiding langer had geduurd en met meer militair geweld gepaard is gegaan dan nodig was geweest.
In december 2011 bood toenmalig Nederlands ambassadeur in Jakarta, de heer De Zwaan, namens de Nederlandse regering excuses aan voor de tragedie die op 9 december 1947 in Rawagede had plaatsgevonden. In september 2013 sprak De Zwaan over de standrechtelijke executies zoals begaan door Nederlandse militairen in het toenmalige Zuid-Celebes en Rawagede. Namens de Nederlandse regering bood hij zijn excuses aan voor deze excessen. Tevens kondigde hij een schadevergoeding aan voor weduwen wier mannen daar waren omgekomen tijdens standrechtelijke executies door Nederlandse militairen.
In 2016 sprak toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken Koenders in Rawagede met nabestaanden van slachtoffers. Ook hij bood daarbij excuses aan.
Waarom zijn nooit brede excuses aangeboden voor het gewelddadige koloniale verleden, terwijl reeds lang is erkend dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond?
Op 10 maart 2020 heeft de Koning tijdens het staatsbezoek aan Indonesië, in navolging van eerdere uitspraken door Nederlandse bewindspersonen en ambassadeurs, spijt en excuses uitgesproken over geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in de jaren na de proclamatie.
Als u nu geen excuses aan wilt bieden, ziet u dan mogelijkheden dat in de nabije toekomst wel te doen, bijvoorbeeld op 17 augustus als Indonesië 75 jaar onafhankelijkheid viert, of als het nu lopende historische onderzoek naar het koloniale verleden is afgerond? Zo nee, waarom niet en wanneer dan wel?
Zie antwoord vraag 3.
De aangekondigde plannen van Israël om nederzettingen te bouwen in E1-gebied |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de aangekondigde plannen van Israël om nederzettingen te bouwen in E1-gebied?1
Ja.
Klopt het dat eerder gemaakte plannen om te bouwen in E1-gebied jarenlang bevroren zijn geweest?
Ja.
Herinnert u zich de uitspraken van uw ambtsvoorganger dat legalisering van buitenposten niet in gang is gezet «mede gezien de bezwaren die tegen de aanbevelingen werden geuit door bevriende landen»?2 Klopt het ook dat eerder voorgestelde plannen voor bouw in E1-gebied voorkomen zijn door internationale druk op Israël om deze bouw niet voort te zetten?
Het kabinet en de EU beschouwen nederzettingen als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor vrede. Nederland en de EU spreken Israël aan op dit beleid en dringen aan op stoppen van verdere uitbreidingen. Internationale druk heeft in het verleden ertoe geleid dat plannen voor uitbreidingen in E1 en sommige andere gevoelige gebieden lange tijd niet werden doorgezet.
Herinnert u zich de uitspraken van uw ambtsvoorganger dat «de nederzettingen het grootste struikelblok aan Israëlische kant zijn om voortgang te boeken in het vredesproces» en dat «uitbreiding van nederzettingen [...] echt een groot probleem [is] bij het naderbij brengen van een tweestatenoplossing»?3 Bent u het nog steeds eens met deze opvatting? Zo nee, waarom niet?
Het Kwartet heeft in diens rapport van juli 2016 duidelijke aanbevelingen gedaan aan beide partijen over welke stappen zij zelf kunnen nemen, ook bij afwezigheid van onderhandelingen, om de grootste bedreigingen van de twee-statenoplossing tegen te gaan. Voor Israël is dat het nederzettingenbeleid en alles wat ermee samenhangt, zoals sloop van Palestijnse bezittingen. Zie ook de antwoorden op Kamervragen van het lid Sjoerdsma van 2 oktober 2019, (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 167).
Herinnert u zich de opvatting van uw ambtsvoorganger dat het beleid van nederzettingen «het perspectief op een tweestatenoplossing ondermijnt»?4 Bent u eens met de opvatting dat bouwen in E1-gebied de doodsteek zou zijn voor de tweestatenoplossing? Zo nee, waarom niet?
Zoals uw Kamer bekend streeft het kabinet naar de verwezenlijking van een twee-statenoplossing op basis van de grenzen van 1967: een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël, met Jeruzalem als toekomstige hoofdstad van beide staten. De realisatie van de genoemde bouwplannen in E1 en de andere recente aankondigingen in Oost-Jeruzalem (Givat Ha’matos en Har Homa) zou de levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat op basis van deze uitgangspunten ernstig ondermijnen, omdat uitvoering ervan de contiguïteit tussen Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever belemmert. Zie ook de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Baudet over nieuwe Nederlandse kritiek op het Israëlische woningbouwbeleid (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2114).
Herinnert u zich de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 december 2012, waarin de EU zich specifiek uitspreekt tegen plannen om in E1-gebied te bouwen omdat deze bouw de tweestatenoplossing zou ondermijnen?5
Ja.
Klopt het dat Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk destijds gedreigd hebben hun ambassadeurs terug te roepen indien Israël de bouw in E1-gebieden door zou zetten? Zijn er wederom dergelijke consequenties geuit?
Het kabinet kan niet voor andere landen spreken. Nederland heeft in reactie op de recente aankondigingen een gezamenlijke demarche met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en andere landen uitgevoerd, om de bezwaren over de aankondigingen over te brengen. Zie ook de antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Baudet over nieuwe Nederlandse kritiek op het Israëlische woningbouwbeleid (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2114).
Welke gevolgen zal de geplande bouw van nederzettingen in E1-gebieden in Oost-Jeruzalem volgens u hebben voor de tweestatenoplossing?
Zie antwoord op vraag 5. Het zou de twee-statenoplossing ernstig belemmeren.
Heeft Israël gereageerd op de oproep van de EU en van Nederland om de geplande bouw van nederzettingen niet door te zetten?6 Zo ja, wat was deze reactie?
Het Israëlische nederzettingenbeleid is ondanks de bekende en herhaaldelijke internationale bezwaren niet veranderd.
Heeft u naast deze oproep verder nog actie ondernomen om de geplande bouw te voorkomen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Naast de demarche en de verklaringen heeft Nederland bij de Israëlische ambassadeur stevig aangedrongen op afzien van de uitvoering van de aangekondigde uitbreidingen. Tevens spreekt Nederland Israël aan op het nederzettingenbeleid in reguliere gesprekken en in multilaterale fora.
Klopt het volgens u dat de reactie van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de heer Borrell, op deze plannen duidelijk is, maar geen maatregelen of stappen aankondigt? Hoe apprecieert u dit?
De reactie van de Europese Hoge Vertegenwoordiger was duidelijk. De HV noemde geen specifieke maatregelen. De Europese Ministers van Buitenlandse Zaken zullen bij de komende Raad Buitenlandse Zaken een gezamenlijke inzet bespreken voor het Midden-Oosten Vredesproces, waar ook een reactie op de nederzettingenuitbreidingen onderdeel van is. Zie ook de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 23 maart (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2133, d.d. 16 maart 2020).
Welke stappen bent u van plan te nemen nu Israël toch doorgaat met de bouw van deze nederzettingen, iets waar u zelf en ook de EU zich zo tegen uitgesproken hebben?
Het kabinet zal gezamenlijk met de Europese partners bespreken hoe de EU moet reageren op ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces, waaronder het nederzettingenbeleid, de mogelijke annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever, het Amerikaanse vredesplan, en het uitblijven van Palestijnse verkiezingen. Het kabinet zet zich in voor een eensgezinde Europese aanpak en sluit geen van de instrumenten van het Europees buitenlands beleid op voorhand uit (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Karabulut, d.d. 19 augustus 2019, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3609). Het kabinet wil niet verder vooruitlopen op deze discussie.
Bent u het ermee eens dat aan deze waarschuwing ook maatregelen gekoppeld zouden moeten worden? Bent u bereid maatregelen aan te kondigen indien Israël deze plannen tot uitvoering brengt?
Het kabinet is van mening dat er een adequate reactie moet komen die recht doet aan de Nederlandse en Europese inzet voor de twee-statenoplossing, internationaal recht en de ontwikkelingen op de grond, zoals verwoord in Raadsconclusies en eerdere verklaringen. Daarom heeft Nederland nu deelgenomen aan een demarche, naast de eigen verklaring en een van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU. Bij volgende stappen zal het kabinet opnieuw afwegen welke stap of maatregel het meest geëigend is. Het kabinet wil hier niet op vooruitlopen.
Bent u bekend met de oproep van 50 voormalige Europese leiders aan u en uw collega-ministers van Buitenlandse Zaken van de EU over het vredesplan Midden-Oosten van de Verenigde Staten, die vanuit Nederland medeondertekend is door de heren Bert Koenders, Robert Serry en Jozias van Aartsen?7 Hoe apprecieert u deze oproep?
De oproep is naar de Hoge Vertegenwoordiger en alle Ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-Lidstaten gestuurd. De ondertekenaars van de brief spreken hun ernstige zorgen uit over de ontwikkelingen in het vredesproces en wijzen op de verschillen tussen het Amerikaanse initiatief en de internationale parameters. Het Kabinet deelt die ernstige zorgen. De twee-statenoplossing raakt steeds verder uit zicht en beide partijen stevenen af op een een-staat realiteit, zoals ook beschreven in de Kamerbrief over de uitvoering van de moties Van Helvert (Kamerstuk 35 300 V, nr. 24) en Voordewind (35 300 V, nr. 42), d.d. 26 november 2019.
Bent u het met de ondertekenaars van deze brief eens dat het plan ingaat tegen de parameters van het Midden-Oosten vredesproces, verschillende VN-resoluties en de meest fundamentele principes van internationaal recht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor een appreciatie van het Amerikaanse initiatief verwijst het kabinet u naar de Kamerbrief daaromtrent van 3 maart jongstleden.
Bent u het met de ondertekenaars van deze brief eens dat het plan eerder conflict verder aan zal wakkeren dan dat het vrede kan stimuleren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uiteindelijk moeten de partijen in onderhandelingen een oplossing bereiken, en volgens het kabinet is de enige manier om het conflict duurzaam op te lossen de twee-statenoplossing op basis van de grenzen van 1967, in lijn met de EU-parameters. De Amerikaanse plannen voorzien in een andere benadering dan die Israël en de PLO hebben ingezet met de Oslo-akkoorden en die door de VS, de EU en de rest van de internationale gemeenschap sindsdien is ondersteund, inclusief het Arabisch Vredesinitiatief van 2002. De Amerikaanse plannen wijken daarbij ver af van de Palestijnse beoogde oplossing, alsmede de internationale parameters.
Het kabinet is van mening dat het conflict dringend nieuwe impulsen nodig heeft en dat het initiatief van de VS gelegenheid biedt om tot een nieuwe inspanning te komen teneinde de voortdurende impasse te doorbreken.
Het kabinet roept alle partijen op om dit initiatief niet te gebruiken als rechtvaardiging voor stappen die de oplossing van het conflict moeilijker maken.
Bent u het met de ondertekenaars van deze brief eens dat het plan annexatie van grote en vitale delen van gebied toestaat en de bouw van illegale nederzettingen aanmoedigt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het plan zegt inderdaad dat Israël de Jordaanvallei en bestaande nederzettingen mag annexeren. Het kabinet is hier bezorgd over. Zie ook de Kamerbrief van 3 maart.
Bent u het met de ondertekenaars van deze brief eens dat de EU zich in moet spannen om het scenario als geschetst in het plan te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen stelt u voor dat de EU kan nemen om dit te voorkomen?
De EU zet zich in voor het behoud van de twee-statenoplossing op basis van de Europese en internationale parameters. De EU spreekt beide partijen aan op negatieve stappen en dringt aan op het zetten van positieve stappen. De EU trekt hierbij op met internationale partners, zoals Jordanië en Egypte. De EU voert ook een intensieve dialoog hierover met beide partijen, onder meer via de Europese Speciale Vertegenwoordiger voor het vredesproces.
De EU heeft in Raadsconclusies (voor het laatst 18 januari 2016) beide partijen een pakket van economische, politieke en veiligheidssteun toegezegd en een Speciaal Geprivilegieerd Partnerschap in geval van een definitief vredesakkoord, maar ook gewaarschuwd dat de toekomstige ontwikkeling van de relaties mede afhangt van hun inzet voor een duurzame vrede op basis van de twee-statenoplossing, wat ook in lijn is met de motie Servaes/Sjoerdsma Kamerstuk 23 432, nr. 413 d.d. 26 mei 2015.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het onderzoek van het Levada Centrum onder de Russische bevolking naar de publieke opinie over Nederland en MH17 |
|
Jan de Graaf (CDA), Michiel van Nispen , Jeroen van Wijngaarden (VVD), Bram van Ojik (GL), Lilianne Ploumen (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van het Levada Centrum onder de Russische bevolking naar de publieke opinie over Nederland en MH17?1
Ja, het kabinet is bekend met het onderzoek van het Levada Centrum onder de Russische bevolking naar de publieke opinie over Nederland en MH17.
Bent u bekend met de resultaten van het onderzoek, waaruit blijkt dat een meerderheid van de Russische bevolking bereid is smartengeld te betalen indien vast komt te staan dat de «Russische zijde schuldig» is aan het neerhalen van MH17? Bent u er ook mee bekend dat uit het onderzoek blijkt dat een groeiend gedeelte van de bevolking, nu tien procent, meent dat Russische vrijwilligers of zelfs de Russische krijgsmacht zelf schuldig is, ondanks de ontkenning van de eigen overheid?
Ja, het kabinet heeft kennis genomen van de door het Levada Centrum gepresenteerde resultaten onder de Russische bevolking naar de publieke opinie over Nederland en MH17.
Aangezien uit het onderzoek blijkt dat een kwart van de Russen het «moeilijk te zeggen» vindt wie achter het neerschieten van MH17 zit, bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat de Russische bevolking toegang heeft tot de feiten, zodat zij eigenstandig een oordeel kunnen vellen op basis van objectieve informatie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt het vanzelfsprekend van belang dat ook de Russische bevolking zoveel mogelijk toegang heeft tot feiten en objectieve informatie rond het strafproces MH17.
Het technisch onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de gepresenteerde bevindingen van het JIT in 2016, 2018 en 2019 en alle overige relevante informatie met betrekking tot het strafproces is wereldwijd, ook in Rusland, in het Engels via het internet beschikbaar. Al deze informatie is ook via de website van de Nederlandse ambassade in Moskou terug te vinden.
Deelt u de opvatting dat het de voorkeur zou genieten als de Russische bevolking haar mening over gebeurtenissen kan bepalen door zelf kennis te nemen van informatie, en niet enkel op basis van verklaringen van (eigen of andere) overheden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u ook de opvatting dat het behulpzaam zou kunnen zijn als Russische burgers zelf het MH17-proces kunnen volgen, omdat dit een belangrijke bron van op feiten gebaseerde, door de rechter getoetste, informatie rond MH17 is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid via internet live Russische vertolking van het MH17-proces te faciliteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer kan dit georganiseerd zijn?
Het strafproces MH17 vindt plaats volgens Nederlands strafprocesrecht. Binnen de mogelijkheden van de wet heeft de Rechtspraak, mede vanwege de brede en diverse internationale betrokkenheid, besloten om een livestream in te richten waardoor het MH17-proces wereldwijd en naast het Nederlands, ook in het Engels te volgen is. Dit is niet gebruikelijk bij rechtszaken en deze extra stap is door de Rechtspraak gezet om de transparantie van het proces en de internationale inbedding daarvan maximaal te waarborgen. Hiermee worden de nabestaanden van de 298 slachtoffers van 17 verschillende nationaliteiten, geïnteresseerden en media, wereldwijd zo goed mogelijk in de gelegenheid gesteld het proces te volgen. Het al dan niet streamen en vertalen van het MH17 strafproces is een aangelegenheid van de Rechtspraak.
Het digitale en televisie netwerk Current time (nastojasja vremja), dat wordt beheerd door Radio Free Europe/Radio Liberty, heeft de eerste zittingsdag van het proces middels een livestream in het Russisch vertaald, daarvan is een twee en half uur durende samenvatting terug te vinden op Youtube (https://www.currenttime.tv/a/mh-17-court/30471862.html). Deze organisatie heeft aangegeven de intentie te hebben toekomstige zittingen in het MH17-strafproces te willen blijven vertalen in het Russisch. Specifiek wordt momenteel het livestreamen van de volgende zitting van 8 juni as. gepland. Deze livestream zal via relevante communicatiekanalen actief onder de aandacht worden gebracht.
Daarnaast wordt in het kader van het bevorderen van betrouwbare informatievoorziening tevens bezien of het mogelijk is het resumé van elke zittingsdag in het Russisch te vertalen en te publiceren.
Het bericht ‘Nederland dankzij Belgen al twee jaar niet vertegenwoordigd in EIB-top’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nederland dankzij Belgen al twee jaar niet vertegenwoordigd in EIB-top»?1
Ja ik ben bekend met dit artikel.
Kunt u een appreciatie geven van het feit dat de Europese Investeringsbank het al twee jaar zonder een vicepresident uit de Benelux moet stellen? Wat zijn de consequenties hiervan? Vindt u dit ook schadelijk voor Nederland?
Het is wat Nederland betreft onwenselijk dat er al meer dan twee jaar geen vicepresident namens de Benelux in het Management Comité van de Europese Investeringsbank (EIB) zetelt. Het Management Comité vormt volgens de statuten van de EIB (artikel 11.3)2 het dagelijks bestuur van de EIB en is verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen die door de Raad van bewind worden genomen en voor het toezien op de implementatie daarvan. Ook kan het Management Comité volgens de statuten van de EIB besluiten nemen over taken die door de Raad van bewind naar het Management Comité zijn gedelegeerd, waarbij de Raad van bewind toezicht houdt op de uitvoering van deze taken door het Management Comité (artikel 9.1). De praktische consequentie van het uitblijven van de benoeming van een Benelux vicepresident is dat er geen vicepresident namens de Benelux is die bij de vergaderingen van het Management Comité aanwezig is en meebeslist.
Alle EU landen, en dus ook Nederland, zijn vertegenwoordigd in de Raad van bewind omdat zij elk een lid benoemen. In de Raad van bewind worden alle uiteindelijke beslissingen genomen, zoals ook investeringsbeslissingen. Nederland kan hier dus wel over meebeslissen.
De EIB staat op het moment voor veel uitdagingen, zoals de implementatie van het nieuwe financieringsbeleid voor de energiesector (Energy Lending Policy), de nieuwe klimaatambitie, het versterken van het governance raamwerk van de bank en de impact van programma’s buiten de EU. Daarnaast zal de EIB Groep een grote rol vervullen in het opvangen van de negatieve economische gevolgen van de COVID-19 crisis. Onderdeel daarvan is het reeds gepresenteerde voorstel met als doel 40 miljard euro aan MKB-financiering te mobiliseren.3
Voor de Benelux, dus ook voor Nederland, is het uitblijven van een vicepresident niet wenselijk en daarom dringt het kabinet er al enige tijd bij België op aan dat er zo snel mogelijk een voordracht wordt gedaan.
Komen er nieuwe projecten in het geding doordat besluitvorming over de financiering langer duurt dan normaal?
Zoals hierboven uitgelegd, is het Management Comité verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen die door de Raad van bewind worden genomen en voor de taken die door de Raad van bewind aan het Management Comité zijn gedelegeerd. De Raad van bewind besluit over individuele projecten en garanties. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat besluitvorming over financieringen langer duurt dan normaal doordat het Management Comité geen voltallige bezetting heeft. Specifiek wat betreft activiteiten van de EIB Groep in Nederland kwam het totaal in 2019 uit op 2,8 miljard euro aan investeringen. Niet eerder verstrekte de EIB Groep zoveel financiering in Nederland. Voorbeelden van investeringen zijn leningen aan de RET (o.a. verduurzamen van de busvloot), een farmaceutisch bedrijf (innovatief onderzoek naar behandelen van kanker) en Isala ziekenhuizen (o.a. elektronisch patiëntendossier).
Heeft u contact gehad met oud-premier Michel of zijn opvolger over het vicepresidentschap? Wat is er tijdens deze gesprekken besproken?
Nederland kaart de vacante Benelux-stoel in het Management Comité van de EIB in bilaterale gesprekken op alle niveaus met België steeds aan. Tijdens deze gesprekken benadrukt Nederland steeds het belang van het zo snel mogelijk invullen van de vacante positie van vicepresident door België. Ik heb begrip voor de politieke situatie in België die een voordracht lastig maakt, maar natuurlijk ziet Nederland het liefst zo snel mogelijk deze positie gevuld.
Welke mogelijkheid ziet u om de invulling van het vicepresidentschap door een Benelux-kandidaat in te vullen, dan wel te versnellen? Onderschrijft u het belang hiervan ook?
Nederland en België wisselen volgens onderlinge afspraken de positie van vicepresident af. De Belgische termijn is op 1 januari 2018 ingegaan. Zoals eerder gezegd dringt het kabinet aan op het zo snel mogelijk voordragen van een vicepresident door België, maar de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij België. De Nederlandse termijn gaat op 1 januari 2024 in.
Bent u voornemens in gesprek te gaan met de EIB-top om invulling van het vicepresidentschap te versnellen? Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een EU-toppositie zo lang onbezet blijft en dat continuïteit belangrijk is voor de Europese Investeringsbank dan wel Europa?
Volgens de statuten van de EIB (artikel 11.1) is de Raad van gouverneurs, op voordracht van de Raad van bewind, verantwoordelijk voor het benoemen van de president en vicepresidenten van de EIB. Er zijn geen manieren om dit proces voor het benoemen van een vicepresident te versnellen anders dan beschreven in de statuten. Ik ben het eens dat het inderdaad onwenselijk is dat deze positie tot op heden onbezet is en dat het belangrijk is dat de vacante stoel zo snel mogelijk wordt ingevuld.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat er aandacht is voor financiering van nieuwe projecten in Nederland en België? En dat een afgevaardigde uit de Benelux als vicepresident daarbij een belangrijke rol heeft?
De taak van de EIB is vastgelegd in het Verdrag van de Europese Unie, namelijk het bijdragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU door het verstrekken van leningen en garanties.4 Vanuit dat oogpunt is aandacht voor financieringen binnen en buiten de EU die hieraan bijdragen, waaronder ook investeringen in Nederland en België, belangrijk. Onderdeel van de recente governance hervormingen bij de EIB als gevolg van brexit is dat leden van het Management Comité sinds 1 februari 2020 niet langer verantwoordelijk zijn voor individuele projectonderhandelingen en de implementatie van projecten in eigen land of kiesgroep, maar alleen voor het onderhouden van institutionele relaties binnen de kiesgroep en het bijdragen aan business development (artikel 1.5 van de gedragscode Management Comité).5 Het is ook goed om in deze context te vermelden dat de EIB Groep een kantoor in Amsterdam heeft dat verantwoordelijk is voor het onderhouden van het contact en de samenwerking tussen de EIB Groep en publieke en private partners, en waar geïnteresseerden contact mee kunnen opnemen.
Kunt u aangeven welke stappen u de komende tijd gaat zetten om een afgevaardigde van de Benelux de positie van vicepresident te laten invullen?
Nederland zal de vacante Benelux-stoel in het Management Comité van de EIB aan blijven kaarten in bilaterale gesprekken met België en hierin het belang van een snelle voordracht benadrukken.
Ondervertegenwoordiging van Nederlandse ambtenaren in Brussel |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat in 2019 het aantal jonge Nederlandse ambtenaren bij de Europese Commissie 1,9% was, terwijl de gewenste bezettingsgraad 3,9% is? Kunt u dit uitsplitsen op de verschillende beleidsniveaus (starter, midden, topniveau)?1
De Commissie houdt een percentage aan van 3,9 procent voor de gewenste vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Commissie. De Commissie maakt hierin geen onderscheid tussen de verschillende beleidsniveaus (starter, midden, topniveau) maar hanteert de bandbreedtes AD5–8, alwaar de Nederlandse bezettingsgraad 1,9 procent is, en AD9–12, waar dat bij benadering 4 procent is. AD5–8 zijn echter niet alleen jonge ambtenaren. Europees ambtenaren kunnen zich doorgaans in 10 tot 12 jaar opwerken van AD5 naar AD8. Verder geldt dat van de Nederlanders die de afgelopen jaren een AD5-selectieprocedure hebben gehaald, 19 procent onder 25 jaar was, 75 procent tussen 25 en 35 jaar en 6 procent tussen 36 en 43 jaar. Het aantal Nederlandse managers binnen de Europese Commissie lag op 1 september 2018 bij benadering op 4 procent.
Verandert de gewenste bezettingsgraad bij de Europese Commissie na de Brexit?
Hierover heeft de Commissie nog geen uitsluitsel gegeven. Het ligt in de lijn der verwachting dat dit het geval is, aangezien bij de bepaling van de gewenste bezettingsgraad de Commissie onder meer uitgaat van het relatieve aandeel van een lidstaat in de EU-bevolking.
Hoe veel Nederlandse ambtenaren werken bij de andere Europese instellingen in Brussel? Wat is daar de gewenste bezettingsgraad en wat is de daadwerkelijke bezettingsgraad?
Volgens cijfers van de Commissie uit 2018 zijn er de volgende aantallen Nederlandse ambtenaren onder het AD-personeel met daarachter de percentages.
De gewenste bezettingsgraad is voor de Europese Commissie, het Secretariaat-Generaal van de Raad en het Comité van de Regio’s 3,9 procent. In de berekening hiervoor worden het aandeel in de EU-bevolking, de leden van het Europees parlement en stemmen in de Raad meegenomen. Voor andere instellingen die alleen naar het aandeel in de EU-bevolking kijken, is het streefcijfer 3,8 procent.
Klopt het dat het aantal Nederlandse ambtenaren bij de Europese Commissie al sinds ten minste 2008 dalende is?2 Kunt u toelichten hoe de bezetting er naar verwachting de komende jaren uit zal zien, gelet op de verwachte uitstroom vanwege de pensioenleeftijd?
Het klopt dat het aantal Nederlandse ambtenaren bij de Europese Commissie al sinds ten minste 2008 een dalende trend laat zien. Op 1 september 2018 waren 84 Nederlandse AD-ambtenaren ouder dan 58 jaar, oftewel 22 procent, terwijl de pensioenleeftijd voor EU-ambtenaren 66 jaar is. Het is een uitdaging om de volledige uitstroom op te vangen met instroom via de verschillende AD-selectieprocedures, mede omdat niet bekend is hoeveel AD-selectieprocedures zullen worden georganiseerd in de komende jaren en hoeveel nieuwe EU-ambtenaren daarmee worden geworven.
Wat is uw reactie op deze teleurstellende cijfers? Deelt u de mening dat het ambtenarenapparaat bij de Europese instellingen een afspiegeling dient te zijn van de verschillende lidstaten? Deelt u de mening dat het van belang is dat Nederland goed vertegenwoordigd is binnen de Europese instellingen, bijvoorbeeld vanwege opbouw van kennis en een Nederlands netwerk binnen de Europese instellingen?
Kortheidshalve verwijs ik u graag naar mijn brief van 6 maart 2020 (Kamerstuk 35 078, nr. 34) waarvan de verzending gekruist heeft met de inzending van uw vragen.
Op welke wijze stimuleert u Nederlandse ambtenaren en Nederlandse afgestudeerden te solliciteren bij een Europese instelling?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uiteenzetten welke stappen er de afgelopen tien jaar gezet zijn om de dalende trend van Nederlanders werkzaam bij Europese instellingen te keren? Heeft dit beleid (waaronder bijvoorbeeld «WerkenBijdeEU») de gewenste resultaten opgeleverd? Zo ja, hoe verklaart u de blijvende dalende trend? Zo nee, wat gaat u anders doen?
Waar in het verleden voornamelijk werd gekeken naar de benoeming van Nederlanders op topniveau in de EU, ligt de focus nu op instroom en doorstroom van Nederlanders op alle niveaus, zoals toegelicht in mijn brief van 6 maart 2020 (Kamerstuk 35 078, nr. 34). Hierom richt WerkenbijdeEU zich op de communicatie aan relevante doelgroepen en begeleidt Nederlandse kandidaten in EU-selectieprocedures. De Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie begeleidt Nederlandse EU-ambtenaren die door willen stromen. Zij houdt daarvoor goed zicht op vacatures op het niveau van afdelingshoofd en hoger en houdt intensief contact met Nederlandse EU-ambtenaren die daar interesse in tonen.
Verder lobbyt de Permanente Vertegenwoordiging voor maatregelen die de geografische disbalans aanpakken. Zij werkt daarvoor samen met de PV’s van andere ondervertegenwoordigde lidstaten als Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland en Zweden. De groep is in doorlopend contact met de HR-directeuren van de instellingen en het kabinet van Eurocommissaris Hahn. Ook vergadert deze groep lidstaten meermaals per jaar met het European Personnel Selection Office.
Het is nog te vroeg om de effecten van het huidige beleid te zien. Het kabinet monitort de effecten ervan en zal waar nodig bijsturen.
Kunt u aangeven wanneer de door u toegezegde beurzen om te studeren aan het Europacollege in Brugge, beschikbaar zullen zijn?3
Het kabinet spant zich in om met ingang van het collegejaar 2021–2022 beurzen beschikbaar te hebben voor Nederlandse studenten aan het Europacollege.
Wanneer zult u uitvoering geven aan uw toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie van 3 oktober 2019 om schriftelijk terug te komen op de benoemingen van Nederlandse ambtenaren en daarvoor een plan te maken?
Kortheidshalve verwijs ik u graag naar mijn brief van 6 maart 2020 (Kamerstuk 35 078, nr. 34) waarvan de verzending gekruist heeft met de inzending van uw vragen. De brief gaat in op benoemingen van Nederlandse ambtenaren binnen de Europese Unie. Waar de laatste alinea specifiek ingaat op benoemingen op hoogambtelijk niveau, geeft de rest van de brief weer hoe het kabinet zich meer dan voorheen wil richten op de hele pijplijn. Alleen op deze manier kan Nederland op termijn zicht houden op Europese topfuncties. Zodoende is de Kamerbrief in zijn geheel een plan voor benoemingen van Nederlandse ambtenaren op het hoogste niveau.
Het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib en de risico’s voor de burgerluchtvaart |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat onlangs meerdere militaire helikopters en vliegtuigen van de Syrische luchtmacht zijn neergehaald met behulp van Man-portable air-defense systems (MANPADS), draagbare luchtverdedigingssystemen?1
Ja.
Worden de MANPADS in kwestie ingezet door het Turkse leger of (ook) door islamitische strijdgroepen die gesteund worden door het Turkse leger?
Op sociale media zijn beelden te zien die de inzet van MANPADS tonen in Noordwest-Syrië. Deze wekken de indruk dat Turkse militairen – opererend in de directe nabijheid van oppositiestrijders – deze MANPADS bedienen en niet de strijders zelf. Het kabinet kan dit evenwel niet met zekerheid bevestigen.
Indien de MANPADS worden gebruikt door islamitische strijdgroepen, kunt u dan aangeven welke strijdgroepen het betreft? Betreft het groepen die internationaal als terreurorganisaties worden aangemerkt en op terrorismelijsten staan? Betreft het strijdgroepen die ook door Nederland zijn gesteund in het kader van het totaal mislukte NLA-programma in Syrië?
Zie antwoord op vraag 2. Beelden op sociale media en andere berichten lijken er daarnaast op te duiden dat de Turkse strijdkrachten primair optreden in samenhang met de zogeheten Syrian National Army (SNA), een koepelorganisatie van strijdgroepen waarmee Turkije al langere tijd samenwerkt, zoals in de operaties Euphrates Shield (tegen ISIS), Olive Branch en Spring Peace (beide tegen de Syrisch-Koerdische YPG).
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 32 623, nr. 229) doet het kabinet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun hebben ontvangen van Nederland.
Bent u gezien de mogelijke proliferatie en de daaraan gekoppelde risico’s voor de burgerluchtvaart bereid, desnoods in NAVO-verband, bij Turkije navraag te doen naar wat hun beleid is ten aanzien van het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib? Zo nee, waarom niet?
Het wel of niet inzetten van MANPADS door een land is een soevereine beslissing. Nederland heeft zijn zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de (mogelijke) proliferatie van MANPADS onder islamitische strijdgroepen onaanvaardbare risico’s met zich kan meebrengen voor de burgerluchtvaart? Zo ja, bent u bereid het gebruik van MANPADS in de Syrische provincie Idlib tot op de bodem uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
MANPADS kunnen een gevaar vormen voor de burgerluchtvaart. Vanwege het beperkte bereik van MANPADS bestaat het gevaar vooral wanneer op geringe hoogte wordt gevlogen, bij voorbeeld bij het opstijgen of dalen van vliegtuigen. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen vliegen, in overeenstemming met het advies van de European Aviation Safety Agency(EASA), noch op bestemmingen in Syrië noch, op grote hoogte, over Syrisch grondgebied. Daarbij delen Nederlandse luchtvaartmaatschappijen ook geen codeshare vluchten met luchtvaartmaatschappijen die wel over Syrië vliegen.
Aangezien er daarom geen dreiging uitgaat van de aanwezigheid van MANPADS in de Syrische provincie Idlib voor de Nederlandse burgerluchtvaart is er op dit moment geen noodzaak om hier als Nederland nader onderzoek naar te verrichten. Nederland is wel van mening dat proliferatie van MANPADS onder islamitische strijdgroepen een groot risico met zich mee zou kunnen brengen en heeft de Nederlandse zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen ook in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld.
Indien blijkt dat Turkije MANPADS heeft geleverd aan niet-statelijke islamitische strijdgroepen in Syrië, welke maatregelen gaat u dan treffen om verdere leveranties van MANPADS aan deze groepen te voorkomen? Welke rol kan de NAVO hierin spelen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 gesteld, zijn op sociale media beelden te zien die de inzet van MANPADS tonen in Noordwest-Syrië. Deze wekken de indruk dat Turkse militairen – opererend in de directe nabijheid van oppositiestrijders – deze MANPADS bedienen en niet de strijders zelf. Hoewel het kabinet dit niet met zekerheid kan bevestigen, is er op dit moment geen aanleiding om van het tegendeel uit te gaan. Nederland heeft de Nederlandse zorgen over eventuele proliferatie van deze systemen in diplomatieke contacten met Turkije gedeeld, en ziet voorts geen aanleiding om deze kwestie ook in NAVO-verband te adresseren.
Wilt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De RVU-boete |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Hoeveel militairen hebben sinds 2010 (gedwongen) gebruik gemaakt van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Vanaf het moment van leeftijdsontslag ontvangt de gewezen militair een uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UGM). De UGM wordt aangemerkt als een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) op grond van de Wet op de Loonbelasting 1964, artikel 32ba. Van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2019 zijn 6.971 militairen met verplicht leeftijdsontslag gegaan.
Hoe hoog is het totaalbedrag dat Defensie sinds 2010 heeft moeten afdragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding?
Defensie kent een aantal regelingen die door de Belastingdienst als een regeling vervroegde uittreding wordt aangemerkt en draagt hier eindheffing voor af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bedrag dat Defensie heeft afgedragen als gevolg van de boete op basis van de Regeling Vervroegde Uittreding. Het gaat om de regelingen voor het Functioneel Leeftijdsontslag voor burgers (FLO), de Uitkering Gewezen Militairen (UGM) en de compensatie voor het AOW-gat. De AOW-gat compensatie is een tegemoetkoming als gevolg van het gat dat ontstond tussen het einde van de UGM-regeling en de verhoogde AOW-leeftijd. Ook deze tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst aangemerkt als een Regeling Vervroegd Uittreden. Het functioneel leeftijdsontslag is een regeling die voor burgers gold en heeft hetzelfde karakter als de UGM van militairen en is derhalve ook belast met een RVU-heffing.
Hoeveel heeft de bezuiniging op de Marine Luchtvaartdienst in 2008 opgeleverd?
Het opgaan van de Marine Luchtvaartdienst in het Defensie Helikopter Commando (DHC) in 2008 had geen bezuinigingsdoelstellingen. De middelen die het Commando Zeestrijdkrachten destijds beschikbaar had zijn overgedragen aan het Commando Luchtstrijdkrachten. Met de vorming van het DHC zijn geen bezuinigingsopdrachten meegegeven. De beleidsdoorlichting, die ik d.d. 20 december jl. (Kenmerk 31 516 X, nr. 30) aan de Kamer heb verzonden, heeft ook aangetoond dat er geen oordeel kan worden gegeven over de doelmatigheid van de vorming van het DHC.
De schrijnende humanitaire situatie op de Griekse eilanden |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten over de escalerende situatie op de Griekse eilanden?1
Ja.
Bent u bereid dit zo snel mogelijk te bespreken in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) en de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van de Europese Unie?
Gezien de recente ontwikkelingen in Turkije en Griekenland heeft op woensdag 4 maart een extra JBZ-raad plaatsgevonden, waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met haar EU-collega’s over de situatie heeft gesproken. Tevens vond op donderdag 5 maart een informele RBZ (Gymnich) plaats in Zagreb. Op vrijdag 6 maart is dit voortgezet als een formele RBZ, waar de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn EU-collega’s heeft gesproken over de situatie in Idlib.2 Ook tijdens de JBZ-Raad van 13 maart is de situatie in Griekenland besproken, evenals de mogelijkheden voor additionele steun aan Griekenland.
Wat vindt u van deze humanitaire crisis op de Griekse eilanden en wat vindt u dat er moet gebeuren om deze humanitaire crisis aan te pakken?
De situatie op de Griekse eilanden is en blijft zorgelijk. Volgens de Europese Commissie verblijven rond de 41.500 vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden, terwijl de officiële opvangcapaciteit slechts 6.000 is. Dit leidt tot schrijnende situaties. In EU-verband zijn de mogelijkheden voor aanvullende steun aan Griekenland door de Staatssecretaris voor Justitie en Veiligheid met haar Europese collega’s besproken tijdens de extra JBZ-raad van 4 maart3 en de JBZ-raad van 13 maart jl. De Nederlandse inzet is de komende tijd gericht op handhaving van de EU-Turkije Verklaring. Uitgangspunt daarbij is steun voor Griekenland om de situatie het hoofd te bieden en nadruk ligt op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Turkije, Griekenland en de EU voor de uitvoering van de EU-Turkije Verklaring.
Nederland blijft er bilateraal en in EU-verband bij Griekenland op aandringen om structurele verbeteringen door te voeren, waaronder snellere en effectievere asielprocedures, meer terugkeer en het verbeteren van de opvangomstandigheden. Nederland biedt hierbij doorlopend steun aan Griekenland, door het leveren van expertise, hulpmiddelen en financiering.
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen. 4 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd. Voor de additionele EUR 350 miljoen komt de Commissie op korte termijn met voorstellen. Het kabinet zal Uw Kamer hierover informeren. Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland is en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd. Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Verder heeft Nederland, net als diverse andere EU-lidstaten, besloten om in te gaan op het recente hulpverzoek van Griekenland via het EU Civil Protection Mechanism(UCPM). Via het UCPM kunnen landen verzoeken om acute in-kind assistentie bij calamiteiten. In deze gecoördineerde actie heeft Nederland op maandag 9 maart jl. 71 generatoren, 4.300 kussens, 6 tenten en 1.900 nooddekens naar Griekenland gestuurd.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van de BHOS-begroting 2020, zal er vanuit het BHOS-budget ook een beperkte bijdrage uit de non-ODA middelen beschikbaar worden gesteld voor de Griekse eilanden. In 2020 start een project in het kader van geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS) voor vluchtelingen en asielzoekers die gestrand zijn op de Griekse eilanden. Dit project zal in totaal EUR 200.000 kosten.
Wat is uw reactie op het rapport van de Europese Rekenkamer van oktober 2019 dat stevige kritiek uit op de bestedingen en uitkomsten van de programma’s van de EU om het leed van de vluchtelingen te doen verminderen? Wat zou er volgens u met spoed verbeterd moeten worden?
Naar aanleiding van het rapport van de Europese Rekenkamer (Special Report No. 24/2019) zijn er Raadsconclusies aangenomen.5 Hierin worden de conclusies van het rapport onderkend, en het belang van de speciale focus inzake asiel, relocatie en terugkeer van migranten onderstreept. De Commissie komt binnenkort met een voorstel voor een «New Pact on Migration» waarin aan deze zaken aandacht wordt besteed. De Nederlandse prioriteiten voor het toekomstig EU asiel- en migratiebeleid voor de periode van 2019–2024 zijn terug te vinden het paper «A renewed European agenda on migration».6
Wat kunt u doen om het leed te verminderen van de vluchtelingen op de Griekse eilanden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid met uw EU-collega’s er bij de Griekse overheid op aan te dringen de meeste kwetsbare migranten/vluchtelingen zoals ouderen, alleenstaande minderjarigen en gezinnen met jonge kinderen, over te brengen naar het Griekse vaste land?
Van versnelde relocatieprocedures is momenteel geen sprake. Zoals bekend staat Nederland in principe niet positief tegenover ad hoc relocatie. Uitgangspunt blijft om structurele oplossingen door te voeren in Griekenland om de druk op de eilanden te ontlasten. Tijdens de extra JBZ-Raad van 4 maart jl. heeft de Commissie, met steun van Nederland, aandacht gevraagd voor de positie van alleenstaande minderjarigen op de eilanden. cf. motie Voordewind 32 317 nr 608.7 De situatie in Griekenland is nader besproken tijdens de JBZ-Raad van 13 maart.
Wat kan de EU/Nederland eraan doen om de asielprocedure te doen versnellen zodat de kansrijke vluchtelingen versneld kunnen worden herverdeeld over de EU?
Nederland wacht het voorstel van de Europese Commissie voor een «New Pact on Migration» waarin aan deze zaken aandacht zal worden besteed af. De voorzitter van de Europese Commissie heeft aangegeven dat deze voorstellen na Pasen zullen worden gepubliceerd.
Is Nederland bereid om een deel van de alleenstaande minderjarige kinderen met name onder de leeftijd van 14 jaar op te nemen via versnelde relocatie?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat het Britse Hof van Beroep heeft geoordeeld dat uitbreidingsplannen voor London Heathrow Airport strijdig zijn met de klimaatdoelstellingen uit het Parijsakkoord |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Heathrow Airport expansion ruled illegal by UK court»?1
Ja.
Erkent u dat de luchtvaartsector het Parijsakkoord niet langer kan negeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 20192 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad. Binnen de systematiek van de Overeenkomst van Parijs wordt via twee sporen uitvoering gegeven aan CO2-reductie door de luchtvaart: 1) reductie door de internationale luchtvaart wordt primair gerealiseerd via de VN-organisatie voor de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en 2) reductie door de binnenlandse luchtvaart en grondgebonden activiteiten wordt nationaal gerealiseerd. In de genoemde Kamerbrief wordt toegelicht waarom vooral een internationale aanpak vereist is (bijvoorbeeld met oog op effectiviteit, gelijk speelveld, internationaal draagvlak, voorkomen van uitwijkgedrag) en hoe dit kan worden versterkt met nationale inspanningen voor CO2-reductie door de luchtvaart.
De Nederlandse luchtvaartsector heeft gezamenlijk met het Rijk gekozen om zichzelf nationale doelen op te leggen voor de uitstoot van de internationale luchtvaart en gaat hiermee verder dan vereist volgens internationale afspraken. Deze nationale aanpak voor de CO2-emissies van de internationale luchtvaart wordt in belangrijke mate vormgegeven aan de Duurzame Luchtvaarttafel.
Klopt het dat de Britse rechter o.a. heeft geoordeeld dat toenmalig Minister van Transport Chris Grayling onwettig heeft gehandeld door zijn besluit niet te toetsen aan het klimaatverdrag van Parijs?2 Zo nee, hoe zit het dan?
The Court of Appeal bepaalt expliciet dat het geen uitspraak doet over de (politieke) wenselijkheid van de uitbreiding, maar uitsluitend oordeelt over de rechtmatigheid van het Airports National Policy Statement (ANPS). Volgens The Court of Appeal is het ANPS in strijd met de Planning Act. In dat kader stelt The Court of Appeal vast dat niet voldoende gemotiveerd is hoe de uitbreidingsplannen zich verhouden tot de Britste klimaatdoelstellingen. Nu hier ook de Overeenkomst van Parijs onder valt en het ANPS hiervoor geen motivering bevat, moet de regering het ANPS op dit punt heroverwegen.
Klopt het dat de Britse rechter o.a. heeft geoordeeld dat de belangen van het klimaat boven de behoeften van de Britse economie gaan?3 Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Britse regering niet in cassatie gaat tegen deze uitspraak? Zo nee, hoe zit het dan?
Ik heb ook uit berichtgeving in de Britse media vernomen dat de Britse regering niet in cassatie gaat.
Kunt u voor de Britse situatie toelichten waaruit een dergelijke toets van luchtvaartplannen aan het Parijsakkoord zou bestaan?
Zoals het Court of Appeal in haar uitspraak aangeeft is deze toets voorbehouden aan de Britse regering. Een dergelijke toets kan bestaan uit het feit dat voor het nieuwe Britse luchtvaartplan moet worden bezien of, en zo ja, hoe dit luchtvaartplan past binnen de Britse doelstellingen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. In het luchtvaartplan moet inzichtelijk worden gemaakt hoe dit plan in lijn is met de doelstelling van Parijs om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad.
Kunt u voor de Nederlandse situatie, per luchthaven, toelichten waaruit een dergelijke toets van luchtvaartplannen aan het Parijsakkoord zou bestaan?
Zie het antwoord op vraag 2 voor het Nederlandse klimaatbeleid en de aanpak. Het Nederlandse en internationale klimaatbeleid vormt de achtergrond waartegen een besluit over de uitbreiding of ontwikkeling van een Nederlandse luchthaven wordt genomen. Om daadwerkelijk een besluit over de ontwikkeling van een bepaalde luchthaven te nemen, dient een luchthavenbesluit (of luchthavenverkeersbesluit) inclusief milieueffectrapport (MER) te worden opgesteld. In het MER behorend bij een luchthavenbesluit wordt inzichtelijk gemaakt wat de (nationale) effecten zijn van de grondgebonden activiteiten en de landing and take-off (LTO) cyclus van de exploitatie van die betreffende luchthaven. Dit ten behoeve van de afweging van varianten en het in beeld brengen van de milieueffecten daarvan. Conform een motie van de Kamer5 zal in de PlanMER van de Luchtvaartnota inzicht worden gegeven in de totale CO2-uitstoot van de uit Nederland vertrekkende vluchten.
Lelystad
In het MER en geactualiseerde MER6 is inzichtelijk gemaakt wat de CO2-uitstoot is van de LTO-cyclus. In het geactualiseerde MER Lelystad Airport is bepaald dat het faciliteren van 45.000 vluchten handelsverkeer leidt tot een CO2 emissie van circa 71Kton CO2 (LTO-cyclus). De commissie voor de m.e.r. heeft geoordeeld dat op basis van het geactualiseerde MER 2018 de milieueffecten volwaardig kunnen worden meegewogen in afweging tussen varianten en de finale besluitvorming.
Schiphol
Schiphol Group onderzoekt momenteel de milieugevolgen van het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol. Deze milieugevolgen worden opgenomen in het MER. Dit MER is nog niet afgerond. Onderdeel van dit MER is een emissieberekening van de hoeveelheid CO2 als gevolg van de LTO-cycli van het vliegverkeer, het platformverkeer en het wegverkeer op de luchthaven.
Erkent u dat de groeiplannen van Schiphol op geen enkele manier passen binnen onze opdracht om een uiterste inspanning te leveren om het klimaatakkoord van Parijs te respecteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Erkent u dat de door u geplande opening van Lelystad Airport op geen enkele manier past binnen onze opdracht om een uiterste inspanning te leveren om het klimaatakkoord van Parijs te respecteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Waar blijft de uiterste inspanning van dit kabinet om Nederland in lijn te brengen met het doel om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 1,5°C?
Nederland heeft de Klimaatwet om aan de doelstellingen van Parijs te voldoen. De Klimaatwet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de emissie van broeikasgassen in Nederland, tot een niveau dat 95% lager ligt in 2050 dan in 1990, teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Het Klimaatplan bevat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende 10 jaar.
Erkent u dat groeiplannen voor de luchtvaart in het algemeen op geen enkele manier passen binnen onze opdracht om een uiterste inspanning te leveren om het Urgenda-doel met zekerheid te halen? Zo nee, waarom niet?
De Urgenda-uitspraak heeft betrekking op de nationale Nederlandse emissies. Internationale emissies voortkomend uit de luchtvaart zijn daarmee niet van invloed op de uitvoering van het vonnis. In de brief van 27 maart jl.10, heeft het kabinet aangegeven dat het kabinet, als gevolg van de coronaproblematiek, extra zorgvuldigheid wil betrachten bij de besluitvorming over de maatregelen die genomen zouden moeten worden voor de uitvoering van het vonnis. Uw Kamer wordt hierover op korte termijn geïnformeerd.
Waar blijft de uiterste inspanning van dit kabinet om het Urgenda-doel met zekerheid te halen, zoals o.a. de Hoge Raad, Tweede Kamer en maatschappij van u eisen?4 5 6
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat de ambitie van Schiphol om als vliegveld «klimaatneutraal» te worden op geen enkele manier voldoende is, omdat juist het vliegen zelf voor de (groeiende) uitstoot van broeikasgassen zorgt?7 Zo nee, waarom niet?
De doelstelling van Schiphol om klimaatneutraal te worden is ambitieus en biedt een waardevolle bijdrage aan de verduurzamingsopgave waar Nederland voor staat. Deze plannen dienen de doelstelling uit het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart om in 2030 alle grondgebonden activiteiten naar zero emissie te brengen. Deze doelstelling is een onderdeel van de bredere verduurzamingsplannen van de Duurzame Luchtvaarttafel voor de luchtvaartsector. Voor de verduurzamingsopgave van de vluchten (zowel binnenlands als internationaal) gelden andere doelstellingen en worden andere soorten maatregelen uitgewerkt aan de Duurzame Luchtvaarttafel. Zie ook het antwoord op vraag 2. Het Ontwerpakkoord is met de daarin genoemde brief aan de Kamer aangeboden.
Erkent u dat een stevige krimp van de luchtvaart goed zou zijn voor het klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de beantwoording van eerdere Kamervragen12 leidt een mondiale krimp van het aantal vliegbewegingen tot minder uitstoot van CO2 door de internationale luchtvaartsector, wat zou bijdragen aan het verminderen van klimaatverandering en verbeteren van de leefomgeving. Als echter alleen van en naar Nederland minder gevlogen wordt kan het effect zijn dat het vliegverkeer van en naar andere landen doorgaat en vanuit Nederland uitwijkgedrag naar andere landen plaatsvindt en emissies verschuiven naar andere modaliteiten. Het streven van het kabinet is om CO2-reducties te realiseren op basis van de maatregelen die zijn beschreven in mijn brief over het klimaatbeleid voor de luchtvaart van 27 maart 201913. Ten aanzien van de veiligheid in de luchtvaart geldt in algemene zin dat het uitgangspunt is dat veiligheid altijd op één staat.
Wat bedoelde uw woordvoerder met de uitspraak «niet te vrezen voor eenzelfde soort uitspraak voor Schiphol en Lelystad Airport»?8
De uitspraak komt voort uit het feit dat het Britse Court of Appeal een uitspraak heeft gedaan met betrekking tot de Britse uitbreidingsplannen van Heathrow, die zijn getoetst aan Britse wet- en regelgeving en betrekking heeft op het Britse beleid.
Waarom zou «eenzelfde soort uitspraak» voor plannen rond Nederlandse luchthavens «bevreesd» moeten worden, aangezien een stevige krimp van de luchtvaart juist goed zou zijn voor het klimaat, leefomgeving en veiligheid van mens en dier?
Zie antwoord op vraag 14.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht in The Guardian ‘Heathrow third runway ruled illegal over climate change’ |
|
Jan Paternotte (D66), Eppo Bruins (CU), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Britse court of appeal ten aanzien van de wetmatigheid van het besluit een derde baan voor luchthaven Heathrow te gaan realiseren?1 2
Ja.
Bent u van mening dat Nederland gebonden is aan de afspraken in het klimaatakkoord van Parijs?
Ja, Nederland is hieraan gebonden. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 20193 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad.
Hoe beoordeelt u het stilleggen van de expansie van Heathrow Airport vanwege strijdigheid tussen het Airports National Policy Statement en het Parijse klimaatakkoord?
Ik heb kennisgenomen van het feit dat volgens The Court of Appeal de Airports National Policy Statement (ANPS) in strijd is met de Planning Act. The Court of Appeal heeft expliciet aangegeven dat het geen uitspraak doet over de (politieke) wenselijkheid van de uitbreiding, maar uitsluitend oordeelt over de rechtmatigheid van de ANPS. In dat kader stelt The Court of Appeal vast dat niet voldoende gemotiveerd is hoe de uitbreidingsplannen zich verhouden tot de Britse klimaatdoelstellingen. Nu hier ook de Overeenkomst van Parijs onder valt en het ANPS hiervoor geen motivering bevat, moet de regering het ANPS op dit punt heroverwegen.
Deelt u het oordeel van de Britse rechter dat de afspraken in het klimaatakkoord ook passend beoordeeld en gewogen dienen te worden bij grote projecten, zoals in dit geval een project dat betrekking heeft op de luchtvaartsector?
In het kader van de scheiding der machten is het in dit geval aan de Britse rechter om een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van de voorgenomen Britse besluitvorming. Daarbij wordt in dit concrete geval een rechtsoordeel gevormd over de vraag hoe de Britse plannen zich verhouden tot de Britse klimaatdoelstellingen. Het is niet aan mij om een oordeel te vormen over de uitspraak van de Britse rechter en in hoeverre deze al dan niet passend en wenselijk is.
Kunt u toelichten of er in de milieueffectrapportages (MER's) voor Schiphol en Lelystad Airport rekening is gehouden met het effect van een eventuele uitbreiding van het aantal vliegbewegingen op Schiphol c.q. Lelystad Airport op de Nederlandse capaciteit om onze klimaatafspraken in het Parijsakkoord na te komen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 maart 20194 moet ook de luchtvaart bijdragen aan de doelstelling die in 2015 in Parijs is afgesproken: de opwarming van de aarde beperken tot ruim beneden de 2 graden Celsius, met een streven naar 1,5 graad. Binnen de systematiek van de Overeenkomst van Parijs wordt via twee sporen uitvoering gegeven aan CO2-reductie door de luchtvaart: 1) reductie door de internationale luchtvaart wordt primair gerealiseerd via de VN-organisatie voor de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en 2) reductie door de binnenlandse luchtvaart en grondgebonden activiteiten wordt nationaal gerealiseerd. In de genoemde Kamerbrief wordt toegelicht waarom vooral een internationale aanpak vereist is (bijvoorbeeld met oog op effectiviteit, gelijk speelveld, internationaal draagvlak, voorkomen van uitwijkgedrag) en hoe dit kan worden versterkt met nationale inspanningen voor CO2-reductie door de luchtvaart. De Nederlandse luchtvaartsector heeft gezamenlijk met het Rijk gekozen om zichzelf nationale doelen op te leggen voor de uitstoot van de internationale luchtvaart en gaat hiermee verder dan vereist volgens internationale afspraken. Deze nationale aanpak voor de CO2-emissies van de internationale luchtvaart wordt in belangrijke mate vormgegeven aan de Duurzame Luchtvaarttafel.
Het Nederlandse en internationale klimaatbeleid vormt de achtergrond waartegen een besluit over de uitbreiding of ontwikkeling van een Nederlandse luchthaven wordt genomen. Om daadwerkelijk een besluit over de ontwikkeling van een bepaalde luchthaven te nemen, dient voor een luchthavenbesluit (of luchthavenverkeersbesluit) een milieueffectrapport te worden opgesteld. In het MER behorend bij een luchthavenbesluit wordt inzichtelijk gemaakt wat de (nationale) effecten zijn van de grondgebonden activiteiten en de landing and take-off (LTO) cyclus van de exploitatie van die betreffende luchthaven. Dit ten behoeve van de afweging van varianten en het in beeld brengen van de milieueffecten daarvan. Conform een motie van de Kamer5 zal in de PlanMER van de Luchtvaartnota inzicht worden gegeven in de totale CO2-uitstoot van de uit Nederland vertrekkende vluchten.
Lelystad
In het MER en geactualiseerde MER6 is inzichtelijk gemaakt wat de CO2-uitstoot is van de LTO-cyclus. In het geactualiseerde MER Lelystad Airport is bepaald dat het faciliteren van 45.000 vluchten handelsverkeer leidt tot een CO2-emissie van circa 71Kton CO2 (LTO-cyclus). De commissie voor de m.e.r. heeft geoordeeld dat op basis van het geactualiseerde MER 2018 de milieueffecten volwaardig kunnen worden meegewogen in afweging tussen varianten en de finale besluitvorming.
Schiphol
Schiphol Group onderzoekt momenteel de milieugevolgen van het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol. Deze milieugevolgen worden opgenomen in het MER. Deze MER is nog niet afgerond. Onderdeel van dit MER is een emissieberekening van de hoeveelheid CO2 als gevolg van de LTO-cycli van het vliegverkeer, het platformverkeer en het wegverkeer op de luchthaven.
Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe in Nederlandse MER's ten behoeve van luchthavenverkeersbesluiten (LVB's) de Parijse klimaatdoelen gewogen worden ten opzichte van de te verwachten klimaatimpact van de veranderingen die het ter zake doende LVB mogelijk maakt?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u meer specifiek aangeven of en, zo ja, hoe u dit gedaan heeft bij het MER Lelystad Airport 2018 en het LVB Lelystad Airport van december 2018?
Zie antwoord vraag 5.
Is door of in opdracht van het ministerie een juridische analyse gemaakt van de vraag of de opzet van luchthavenverkeersbesluiten in het algemeen – en thans voorliggende LVB's (zoals die van Lelystad Airport) in het bijzonder – standhouden onder de Nederlandse verplichtingen voortvloeiend uit het Parijse klimaatakkoord? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Bij het redigeren van ieder luchthaven(verkeer)besluit wordt bezien of deze verenigbaar is met het wettelijk kader met inbegrip van verdragen en in nationaal- en internationaal verband gesloten akkoorden of overeenkomsten.
In hoeverre ligt de Nederlandse luchtvaartsector op koers om het door de sector gestelde klimaatdoel – 15% minder uitstoot in 2030 ten opzichte van 2005 – te behalen?
In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart hebben sectorpartijen de doelstelling geformuleerd om de uitstoot van de internationale luchtvaart vertrekkend uit Nederland in 2030 terug te brengen tot het niveau van 2005 en in 2050 te halveren ten opzichte van 2005. Voor de binnenlandse emissies is voor 2030 afgesproken dat de CO2-emissies van grondgebonden luchtvaartactiviteiten zijn teruggebracht tot nul en is voor 2050 afgesproken dat deze ook tot nul is teruggebracht voor de binnenlandse luchtvaart. De Duurzame Luchtvaarttafel geeft de komende tijd verdere uitwerking aan deze doelstelling. Hieruit zal blijken welke maatregelen, bekostiging en versnellingen nodig zijn om de doelstellingen te halen.
Wanneer verwacht u een definitief akkoord Duurzame Luchtvaart aan de klimaattafel luchtvaart te kunnen sluiten met stakeholders?
Het Ontwerpakkoord heb ik uw Kamer aangeboden met mijn brief van 27 maart 2019. In die brief heb ik aangegeven dat ik het Ontwerpakkoord zie als tussenresultaat dat een stand van zaken geeft van de Duurzame Luchtvaarttafel. Aan de Tafel wordt ondertussen gewerkt aan de nadere uitwerking en uitvoering van het Ontwerpakkoord. Ook staat in de genoemde Kamerbrief dat de Luchtvaartnota voor het thema klimaat kan worden gezien als kabinetsreactie op het Ontwerpakkoord. In de Luchtvaartnota zal ik onder meer aangeven hoe ik kijk naar het vervolgproces van de Duurzame Luchtvaarttafel en het Ontwerpakkoord.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het AO Luchtvaart van 26 maart 2020?
Sommige antwoorden zijn uit het oogpunt van leesbaarheid samengevoegd.
Het bericht inzake SGP flexibiliteit voor Italië |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gentiloni: De EU zal moeten bewegen op meer flexibiliteit voor Italië»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er een verband bestaat tussen een flexibele benadering van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de aanpak van economische consequenties van het coronavirus zoals plaatsvindt in Italië?
Italië is één van de zwaarst getroffen landen met betrekking tot de uitbraak van het COVID-19 virus. De Italiaanse regering heeft maatregelen aangekondigd ter ondersteuning van de economie. Op 5 maart jl. heeft de Italiaanse Minister van Financiën een brief gestuurd aan Eurocommissarissen Dombrovskis en Gentiloni waarin hij een verzoek doet aan de Europese Commissie voor flexibiliteit ten aanzien van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) naar aanleiding van COVID-19.2 Het is nu aan de Europese Commissie om dit verzoek te beoordelen.
Kunt u aangeven welke flexibiliteit er eerder is ingezet voor Italië (bijvoorbeeld brug Genua of aardbeving) en hoe zich dat verhoudt tot de huidige crisis?
Italië heeft over de afgelopen jaren van meerdere vormen van flexibiliteit in de Europese begrotingsregels gebruik gemaakt. Deze vormen van flexibiliteit hebben betrekking op de vereiste structurele begrotingsinspanning van de preventieve arm van het SGP.3
In 2015 heeft de Raad een lagere structurele begrotingsinspanning opgelegd (0,25% bbp i.p.v. 0,5% bbp) vanwege de economische omstandigheden. Daarnaast heeft Italië gebruik gemaakt van 0,03% bbp flexibiliteit in verband met de vluchtelingencrisis.
In 2016 heeft Italië 0,5% bbp flexibiliteit toegekend gekregen onder de structurele hervormingsclausule, 0,21% bbp onder de investeringsclausule, 0,06% bbp voor de vluchtelingencrisis en 0,06% bbp voor uitzonderlijke veiligheidsmaatregelen gerelateerd aan de dreiging van terrorisme.
In 2017 heeft Italië gebruik gemaakt van 0,35% bbp flexibiliteit, waarvan 0,19% bbp voor een preventief investeringsplan voor de bescherming van het land tegen seismologische risico’s en 0,16% bbp voor de vluchtelingencrisis.
In 2018 heeft de Commissie flexibiliteit toegekend middels een «margin of discretion» door de verplichte structurele begrotingsinspanning van 0,6% bbp te verlagen naar 0,3% bbp.
In 2019 heeft de Commissie voorlopig flexibiliteit toegekend ter grootte van 0,175% bbp ten behoeve van een uitzonderlijk onderhoudsprogramma voor het wegennet en een preventief plan om hydro-geologische risico’s te beperken.
Voor 2020 heeft Italië in het afgelopen najaar flexibiliteit ter hoogte van 0,2% bruto binnenlands product (bbp) om hydro-geologische risico’s te mitigeren aangevraagd. De Commissie beoordeelt deze aanvraag in het voorjaar van 2021 op basis van de realisatiecijfers over 2020.4
Welke maatregelen ten behoeve van financiële compensatie als gevolg van economische problemen door het coronavirus neemt de Eurogroep en neemt de EU?
Op 4 maart jl. heeft een telefonische Eurogroep in inclusieve samenstelling plaatsgevonden om de economische en financiële ontwikkelingen en het coördineren van nationale maatregelen op economische vlak ten aanzien van het COVID-19 virus te bespreken. Over deze telefonische Eurogroep heb ik de Kamer op 3 maart jl. geïnformeerd.5 De Eurogroep heeft tijdens de telefonische vergadering een verklaring6 aangenomen waarin het commitment wordt uitgesproken om «maatregelen te coördineren en klaar te staan om gebruik te maken van alle passende beleidsinstrumenten om sterke en duurzame groei te bereiken, evenals het bieden van bescherming tegen het verder materialiseren van negatieve risico’s». Ook verwelkomt het statement de stappen die de Europese Commissie zet om informatie-uitwisseling te coördineren. Tevens is in de verklaring opgenomen dat bij de eerstvolgende Eurogroep van 16 maart de economische situatie opnieuw beoordeeld zal worden. De verklaring stelt tot slot vast dat het SGP voorziet in flexibiliteit gericht op buitengewone gebeurtenissen die buiten de macht van de betrokken lidstaat vallen en een aanzienlijke invloed hebben op de financiële positie van de overheid.
De Europese Commissie heeft op 24 februari een pakket van 232 miljoen euro voorgesteld om voorbereiding van maatregelen, preventie en beheersing van het COVID-19 virus te stimuleren.7 Het gaat om 114 miljoen euro ter ondersteuning van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), 15 miljoen euro voor Afrika voor maatregelen als snelle diagnose en epidemiologisch toezicht, 100 miljoen euro voor onderzoek naar diagnose, therapie en preventie (inclusief 90 miljoen euro via het Innovative Medicines Initiative, een partnerschap tussen de EU en de farmaceutische industrie) en 3 miljoen voor het EU Civil Protection Mechanism voor repatriëring van EU-burgers uit Wuhan, China.
Klopt het dat er op woensdag 4 maart een telefonische conferentie van de Eurogroep is over de flexibilisering van het SGP? Zo ja, kunt u een verslag van de telefoonconferentie aan de Kamer doen toekomen?
Op 6 maart jl. heb ik in de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 maart 2020 een verslag opgenomen van de telefonische Eurogroep.8
Kunt u deze vragen voor het eerstvolgende algemeen overleg over de Eurogroep/Ecofinraad (12 maart) beantwoorden?
Ja.
Het sluiten van het consulaat in Nador |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «De sluiting van het Nederlandse visum agentschap in de stad Nador, transportproblemen wachten visumaanvragers op het platteland»?1
Nee, het genoemde bericht is mij niet bekend. Wel ben ik bekend met het besluit om het kantoor van het visumagentschap te verplaatsen.
Klopt het dat het consulaat van Nador wordt gesloten en verplaatst naar Tanger? Zo ja, wanneer is dit besluit genomen?
Nee, dit klopt niet. Het honorair consulaat in Nador blijft geopend en de huidige taken van het consulaat veranderen niet. Wel wordt het kantoor van VFS Global, de externe dienstverlener die voor Nederland de visumaanvragen inneemt, verplaatst naar Tanger. Dit besluit is in oktober 2019 genomen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wat zijn de beweegredenen om het consulaat in Nador te sluiten?
Het honorair consulaat wordt niet gesloten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft besloten om de externe dienstverlening voor visumaanvragen van Nador naar Tanger te verplaatsen om de visumaanvraagprocedure te verbeteren (o.a. sneller). Het honorair consulaat blijft bestaan en de taken van de honorair consul veranderen niet.
Is daarbij rekening gehouden met de grote reisafstand van Nador naar Rabat, die niet te doen is in één dag? Waarom is er dan toch gekozen om het consulaat te verplaatsen naar Tanger, terwijl de afstand Tanger-Rabat een fractie is van Nador-Rabat?
Afhankelijk van de woonplaats van de aanvrager kan het zijn dat deze verder moet reizen voor het indienen van de aanvraag. Echter, de praktijk wijst uit dat mensen de afstand Nador-Rabat binnen 1 dag afleggen. Voor andere aanvragers wordt de reistijd juist aanzienlijk korter. Uiteindelijk geldt voor alle aanvragers dat de visumprocedure beter en sneller zal verlopen dan eerst. Dit is doorslaggevend geweest voor de beslissing om de dienstverlening naar Tanger te verplaatsen.
Hoe verhoudt het weghalen van zo’n belangrijke voorziening door Nederland uit de regio (waar het voorzieningenniveau al minder is dan in de grote steden) tot het bijdragen aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's)?
De voorziening wordt niet weggehaald: deze wordt verplaatst. Samenwerking in het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen is wat mij betreft niet verbonden aan de locatie van Nederlandse consulaire dienstverlening. Samenwerking vindt onder andere plaats in het kader van het EU-Marokko partnerschap.
Hebben de toegenomen onenigheden over migratie tussen de Nederlandse en Marokkaanse overheden hier mee te maken?
Nee, hiervan is geen sprake. De keuze voor verplaatsing naar Tanger is genomen om de dienstverlening te verbeteren en te versnellen.
Kunt u aangeven hoeveel visa er zijn aangevraagd en hoeveel er zijn uitgegeven in Nador sinds daar in 2015 een consulaat is gevestigd?
De aantallen zijn als volgt:
2015 (sept-dec): 1.832
2016: 6.519
2017: 10.102
2018: 15.934
2019: 12.750
Waarom werd in 2015 het besluit genomen om aanvragen van een toeristenvisum eveneens aan te bieden in Nador?
Hiervoor is destijds gekozen om de inname van visumaanvragen te spreiden. Na verloop van tijd bleek het echter niet mogelijk om op die locatie de dienstverlening te verbeteren en te versnellen (zie vraag 6)
Is het beleid gericht op of de tevredenheid over de dienstverlening van het visacenter van Visa Facilitation Services Global (VFS) veranderd sinds 2015 en in het bijzonder in de laatste maanden?
Dit beleid is niet veranderd.
Kunt u aangeven hoe de Marokkaanse gemeenschap in Nederland wordt/is geïnformeerd over dit besluit?
De Marokkaanse gemeenschap wordt/is geïnformeerd via de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de website van VFS Global. Daarnaast heeft het ministerie een contactcentrum waar mensen 24 uur terecht kunnen met vragen.
Wat is de status van dit besluit en behoort het tot de mogelijkheden, indien er zwaarwegende redenen zijn, dit besluit alsnog terug te draaien?
Dit besluit is definitief. Voorbereidingen voor verplaatsing zijn reeds begonnen, maar liggen door de consequenties van COVID-19 momenteel stil.
Indien het besluit onomkeerbaar is, kunt u dan de gevolgen van dit besluit in kaart brengen? Zouden deze gevolgen dan alsnog tot heroverweging kunnen leiden?
Door de COVID-19 pandemie en de sanitaire noodtoestand die in Marokko momenteel van kracht is, liggen de werkzaamheden voor de verplaatsing momenteel stil. Verwachte gevolgen zijn een langere reisduur voor bepaalde aanvragers en een kortere reisduur voor anderen. Verder is de verwachting dat verplaatsing leidt tot snellere, veiligere en betere dienstverlening.
Klopt het dat Duitsland eveneens een consulaat heeft verplaatst van Nador naar Tanger? Zo ja, wat is daar de reden van?
Dit klopt niet. Duitsland heeft geen consulaat in Tanger. Zij hebben alleen hun visumproces verplaatst van Nador naar Tanger. Dit visumproces verloopt eveneens via een externe dienstverlener.
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat de werkelijke verplaatsing van het consulaat plaatsvindt?
Ja.