Verbod van zes Palestijnse niet-gouvernementele organisaties. |
|
Jasper van Dijk |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het besluit van de Israëlische regering om zes Palestijnse niet-gouvernementele organisaties te verbieden en op de terreurlijst te plaatsen?1 Zo ja, op welke wijze hebt u uw afkeuring aan de Israëlische regering laten blijken?
Ja. Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een zeer ingrijpend besluit dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De informatie die ten grondslag ligt aan de zes listings is niet openbaar. Nederland heeft in bilaterale contacten en via de EU opgeroepen deze informatie te delen, ook met de betrokken ngo’s. Israël heeft aangegeven bereid te zijn de informatie te delen met Nederland via de geëigende kanalen. De uitvraag hiervoor is gedaan met het verzoek de informatie zo spoedig mogelijk te delen. Op het moment van beantwoording is deze informatie nog niet ontvangen. Eerder, in mei 2021, heeft Israël, separaat hiervan, via diplomatieke kanalen informatie over Palestijnse ngo’s gedeeld. Deze informatie was voor Nederland geen aanleiding om zijn positie ten aanzien deze ngo’s te herzien. Verzoeken op verschillende niveaus voor aanvullende informatie brachten hier destijds geen verandering in. Hierover bent u geïnformeerd via kamerstuk 23 432 van 12 mei 2021, en via de antwoorden op de schriftelijke vragen van 15 juli 2021 met kenmerk 2021D29418. De zes organisaties vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld en het besluit heeft hiervoor aanzienlijke consequenties. Nederland neemt daarom de kwestie zeer serieus en volgt de situatie nauwlettend.
Deelt u de analyse dat naast de toename van het geweld tegen de Palestijnse bevolking in de Westelijke Jordaanoever, de Palestijnse mensenrechtenverdedigers het zwijgen wordt opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een besluit dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De zes organisaties in kwestie vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld en het kabinet erkent de verstrekkende gevolgen die het Israelische besluit hierop heeft. Nederland neemt de kwestie zeer serieus, en zal de situatie nauwgezet en in samenspraak met gelijkgestemde landen blijven volgen. Het kabinet deelt uw kwalificaties inzake de Israëlische regering niet.
Deelt u de opvatting dat de Israëlische regering zich hiermee een autoritair regime toont dat de mensenrechten en het internationaal recht schendt en degenen die dit aan de kaak stellen onderdrukt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van verklaringen van Israëlische mensenrechtenorganisaties, Amnesty International en Human Rights Watch? Deelt u de analyse dat de beslissing om zes Palestijnse burgerorganisaties te verbieden een daad is van totalitaire regimes en dat de huidige Israëlische regering hiermee het gewelddadige apartheid regime voortzet? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat enkele van de verboden organisaties subsidies van de Nederlandse staat krijgen? Zo ja, op welke wijze zult u het voortzetten van de financiering garanderen?
Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van Kamervragen d.d. 20 juli 2020 met kenmerk Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3571 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3572. Het besluit om in juli 2020 de financiering aan UAWC op te schorten, en een extern onderzoek, te starten is genomen op basis van unieke en zwaarwegende omstandigheden. Nederland zal n.a.v. het externe onderzoek eigenstandig een afweging maken over de samenwerking met UAWC. Met twee andere ngo’s – DCI-P en Al-Haq – is er sprake van een indirecte financiële relatie omdat zij een uitvoerende organisatie zijn binnen een breder programma. De inzet van het kabinet om bij te dragen aan een gezond en actief maatschappelijk middenveld – zowel in de bezette Palestijnse gebieden als elders – blijft overeind. Dat laat onverlet dat Nederland het Israëlische besluit serieus neemt, en daar zorgvuldig naar kijkt.
Op welke andere praktische wijzen zult u het Palestijnse maatschappelijke middenveld concreet steunen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Ja.
Het bericht dat Israël zes Palestijnse mensenrechtenorganisaties als terroristisch heeft bestempeld |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Israël zes Palestijnse mensenrechtenorganisaties als terroristisch heeft bestempeld?1
Ja.
Bent u van mening dat een sterk maatschappelijk middenveld noodzakelijk is voor een goed functionerende samenleving?
Ja.
Wat is uw oordeel over het door Israël als terroristisch verklaren van deze Palestijnse mensenrechtenorganisaties? Kunt u dit toelichten?
Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een zeer ingrijpend besluit, dat enkel op basis van zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De informatie die ten grondslag ligt aan de zes listings is niet openbaar. Nederland heeft in bilaterale contacten en via de EU opgeroepen deze informatie met donoren te delen, alsook met de betrokken zes organisaties. Israël heeft aangegeven bereid te zijn de informatie te delen met Nederland via de geëigende kanalen. De uitvraag hiervoor is gedaan met het verzoek de informatie zo spoedig mogelijk te delen. Op het moment van beantwoording is deze informatie nog niet ontvangen. Eerder, in mei 2021, heeft Israël, separaat hiervan, via diplomatieke kanalen informatie over Palestijnse ngo’s gedeeld. Deze informatie was voor Nederland geen aanleiding om zijn positie ten aanzien deze ngo’s te herzien. Verzoeken op verschillende niveaus voor aanvullende informatie brachten hier destijds geen verandering in. Hierover bent u geïnformeerd via kamerstuk 23 432 van 12 mei 2021, en via de antwoorden op de schriftelijke vragen van 15 juli 2021 met kenmerk Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3588. De zes organisaties vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld, en het besluit heeft aanzienlijke consequenties voor deze ngo’s. De regering neemt het besluit dan ook zeer serieus en volgt de situatie nauwlettend.
Wat is uw mening over de uitspraken van Amnesty International en Human Rights Watch dat deze beslissing van de Israëlische overheid een aanval is op de internationale mensenrechtenbeweging?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw mening over de uitspraak van Amnesty International en Human Rights Watch dat het decennialange falen van de internationale gemeenschap om Israël aan te spreken op mensenrechtenschendingen ertoe heeft bijgedragen dat Israël de stap heeft genomen om deze mensenrechtenorganisaties tot terroristische organisaties te verklaren? Kun u dit toelichten?
Het kabinet herkent zich niet in het geschetste beeld dat «het decennialange falen van de internationale gemeenschap om Israël aan te spreken op mensenrechtenschendingen» ertoe heeft bijgedragen dat Israël nu deze stap zet. Nederland en de EU spreken Israël consistent aan op schendingen van het internationaal recht, zoals uitbreidingen van nederzettingen.
Bent u bekend met de zorgen die uw voorgangers hebben geuit over mensenrechtenschendingen en andere schendingen van internationaal recht die door Israël zijn begaan? Zoals marteling, administratieve detentie (zonder aanklacht en met geheim bewijs) en andere schendingen van internationaal recht? Wat is uw mening daarover?
Ja. Het kabinet heeft zich veelvuldig en duidelijk uitgesproken tegen schendingen van het internationaal recht en zal dit blijven. Nederland blijft beide zijden kritisch aanspreken op schendingen van het internationaal recht.
Bent u bekend met het rapport van de Onderzoekscommissie ingesteld door de VN Mensenrechtenraad naar aanleiding van de demonstraties in het kader van de Grote Mars van de Terugkeer en waarin werd gesproken over door Israël (mogelijk) gepleegde oorlogsmisdaden en andere schendingen van mensenrechten? Wat is uw mening daarover?
Het kabinet heeft Uw Kamer op 13 maart 2019 een brief gestuurd over het rapport van de Onderzoekscommissie die door de VN Mensenrechtenraad is ingesteld, met kenmerk 23 432, nummer 473.
Bent u bekend met de uitspraak van uw voorganger Minister Blok, die op 18 mei 2018 uitsprak dat hij in of vlak na de zomer van 2018 van de democratische rechtstaat Israël een «gedegen, prompt, onpartijdig en onafhankelijk» rapport verwachtte over de honderden doden en tienduizenden gewonden (waarvan 8.000 door scherpe munitie) die waren gevallen toen Israëlische bezettingstroepen op ongewapende Palestijnse demonstranten schoten?
Ja.
Beschikt u over informatie dat het in de vorige vraag gemelde rapport van het onderzoek, dat volgens uw voorganger in een democratische rechtsstaat wordt uitgevoerd, inmiddels is verschenen en hoeveel veroordelingen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van de moorden die hierbij zijn gepleegd? Kunt u dit toelichten?
Nederland stelt de voortgang van de eigen Israëlische onderzoeken naar het optreden van de Israel Defence Forces (IDF) aan de grens met Gaza consistent en op elk niveau aan de orde bij de Israëlische regering. Zoals Uw Kamer toegezegd tijdens het RBZ Commissiedebat op 8 juli jl., heeft mijn voorgangster tijdens de RBZ in juli – toen de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Lapid te gast was – de gelegenheid te baat genomen om bij hem persoonlijk te informeren naar de Israelische strafrechtelijke onderzoeken naar het eigen optreden aan de grens met Gaza in 2018 en 2019.Kort daarna heeft Nederland de gevraagde update op ambtelijk niveau ontvangen. Israël stelt zich in dit kader coöperatief en transparant op. Op peildatum van 12 augustus 2021 is in 234 gevallen – waarin sprake was van een dodelijk slachtoffer aan Palestijnse zijde, en gerelateerd aan de Gaza protesten – onderzoek gedaan naar naleving van regels, met name omtrent het gebruik van vuurwapens, door het hiervoor speciaal opgerichte mechanisme. Van deze 234 zaken zijn er 223 doorverwezen naar de militaire aanklager. In 36 gevallen heeft de militaire aanklager besloten over te gaan tot vervolging. In 108 zaken besloot de militaire aanklager dat er niet voldoende grond was voor vervolging. De overige zaken (79) zijn nog steeds in behandeling. Van de 36 zaken waarin de aanklager heeft besloten over te gaan tot vervolging zijn er twee zaken afgerond. Twee militairen zijn veroordeeld voor het niet opvolgen van een bevel. De overige 34 zaken zijn nog onder de rechter.
Bent u van mening dat juist in de context van een bezetting waarin de bezettende macht aantoonbaar mensenrechten schendt en zich niets van democratische waarden aantrekt de rol van mensenrechtenverdedigers extreem belangrijk is en dat zij derhalve alle steun van de internationale gemeenschap verdienen? Zo nee, waarom niet?
Nederland hecht veel waarde aan de rol van mensenrechtenverdedigers wereldwijd, ook in de Palestijnse gebieden, en steunen deze actief.
Bent u naar aanleiding van het besluit van de Israëlische regering om deze mensenrechtenorganisaties als terroristische organisaties te beschouwen van plan, al dan niet in EU-verband, actie te ondernemen en/of de Israëlische autoriteiten aan te spreken? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland stelt deze kwestie bilateraal en in EU-verband aan de orde, en heeft Israël – bilateraal en in EU-verband – verzocht de informatie die ten grondslag ligt aan het besluit inzichtelijk te maken voor donoren en betrokken ngo’s.
Kunnen deze vragen voor het begrotingsdebat Buitenlandse Zaken worden beantwoord?
Ja.
Het bericht dat de Australische staat Victoria ongevaccineerde parlementsleden niet meer toelaat in het parlementsgebouw |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht waarin wordt vermeld dat de Australische staat Victoria ongevaccineerde parlementsleden niet meer toelaat in het parlementsgebouw1?
Ja.
Deelt u de mening dat het buitensluiten van ongevaccineerde parlementsleden een aanslag is op de democratie, dit omdat zij het woord niet meer kunnen voeren in het parlementsgebouw? Zo ja, heeft u de bereidheid om deze dictatoriale maatregel richting uw Australische ambtsgenoot krachtig af te wijzen? Wilt u een gedetailleerd antwoord geven hoe u dit verzoek gaat oppakken?
Op 14 oktober jl. heeft de Australische deelstaat Victoria een Covid-19 vaccinatieplicht ingevoerd voor parlementariërs. Met deze vaccinatieplicht dienen parlementariërs in de staat Victoria zich uiterlijk 26 november volledig te laten vaccineren tegen Covid-19 om op locatie in het parlement te kunnen werken. Het betreft wetgeving die is ingevoerd nadat een parlementaire motie met een ruime meerderheid is aangenomen.
Een dergelijke vaccinatieplicht voor Covid-19 bestaat niet in Nederland. Vrijwillige vaccinatie is het uitgangspunt en is ieders eigen keuze. In Nederland mag een werkgever een werknemer dus niet verplichten om zich te laten vaccineren tegen corona. Als de werknemer vaccinatiedwang- of drang vanuit de werkgever ervaart, heeft hij/zij, indien er samen met de werkgever niet uitgekomen wordt, de mogelijkheid om een procedure te starten bij de rechter. Dergelijke procedures gelden ook onder de Australische wetgeving.
Ik voer regelmatig overleg met ambtsgenoten van over de hele wereld over de aanpak van de Covid-19 pandemie. Zo ook met mijn Australische ambtsgenoot, meest recent nog op 7 oktober jl. Dergelijke gesprekken lenen zich om informatie, kennis en ervaring uit te wisselen over eenieders aanpak. Het is echter wat mij betreft niet aan de orde om Australische binnenlandse wetgeving, die democratisch tot stand is gekomen, af te wijzen.
Ontwikkelingen omtrent de Brexit met specifiek het Noord-Ierland protocol |
|
Roelien Kamminga (VVD), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zijn Europese concessies voldoende voor de Britten?»1
Ja.
Klopt het dat er nog geen overeenstemming is tussen de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk over de implementatie van het Noord-Ierland protocol?
De Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn het Protocol Ierland/Noord-Ierland (hierna: Protocol), als onderdeel van het Terugtrekkingsakkoord, overeengekomen als wederzijds acceptabele oplossing, die de Belfast-/Goedevrijdagakkoorden respecteert, de integriteit van de interne markt van de EU beschermt en een harde grens op het Ierse eiland voorkomt. De EU en het VK zijn beide gebonden aan de internationaalrechtelijke verplichtingen uit het Terugtrekkingsakkoord. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, komt het VK de afspraken in het Protocol niet in zijn totaliteit na2. De Europese Commissie en het VK zijn sinds de inwerkingtreding van het Terugtrekkingsakkoord continu in gesprek met als doel om gemaakte afspraken in het Protocol nader uit te werken binnen de afgesproken kaders. Sinds het aflopen van de overgangsperiode per 1 januari 2021 spreken het VK en de Europese Commissie over volledige implementatie van de afspraken in het Protocol, om praktische oplossingen te vinden voor problemen zoals opgebracht door het VK en de Noord-Ierse belanghebbenden. Op het moment van schrijven lopen deze gesprekken. Volledige implementatie van het Protocol blijft voor Nederland, net als voor de Europese Commissie, het einddoel.
Kunt u aangeven wat het precieze voorstel vanuit de Europese Commissie is waar in dit artikel naar wordt gerefereerd?
De Europese Commissie heeft op 13 oktober jl. een viertal non-papers gepubliceerd met oplossingsrichtingen op de terreinen douane, sanitaire en fytosanitaire goederen (SPS), medicijnen en betrokkenheid van Noord-Ierse belanghebbenden bij de governance van het Protocol. Deze voorstellen moeten worden gezien als reactie op de problemen met de implementatie van het Protocol, zoals opgebracht door het VK en de Noord-Ierse belanghebbenden tijdens gesprekken op verschillende niveaus. De non-papers bieden oplossingsrichtingen, nader uit te werken in gesprekken tussen de Europese Commissie en het VK, waarbij onder strikte voorwaarden, zoals functionerende grenscontroleposten en toegang van EU functionarissen tot de relevante databases, minder controles en formaliteiten nodig zijn bij de implementatie van het Protocol. Ten eerste stelt de Europese Commissie voor om certificeringsprocedures te kunnen versimpelen en fysieke checks te kunnen verminderen voor een afgebakende groep sanitaire en fytosanitaire (SPS) goederen bij export vanuit Groot-Brittannië (GB) naar eindgebruikers in Noord-Ierland (NI). Ten tweede gaat het om een nader uit te werken uitbreiding van het concept goods not at risk3, waardoor bedrijven voor bepaalde goederen aan minder douaneformaliteiten zouden hoeven te voldoen bij export vanuit GB naar eindgebruikers in NI. Ten derde zou de Europese Commissie met een wetsvoorstel kunnen komen dat het mogelijk moet maken dat wettelijke controles op medicijnen mogen worden uitgevoerd in GB in plaats van in NI/EU, aangevuld met een dialoog tussen experts om dubbele productielijnen voor medicijnen bestemd voor de NI-markt te voorkomen. Dit moet de beschikbaarheid van medicijnen in NI waarborgen. Ten vierde zouden Noord-Ierse belanghebbenden zoals het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en het Noord-Ierse parlement een grotere rol kunnen krijgen in de governance van het Protocol.
Deze non-papers identificeren enkel mogelijke oplossingsrichtingenen behoeven daarmee nadere uitwerking. De komende periode zal de Europese Commissie de gesprekken met het VK op alle niveaus voortzetten om te proberen tot gezamenlijke oplossingen te komen. Dit doet de Europese Commissie in nauwe samenspraak met de Raad.
Klopt het dat de Europese Commissie onder meer aanbiedt dat het aantal controles en benodigde papierwerk voor transporten van Groot-Brittannië naar Noord-Ierland sterk te reduceren? En kunt u aangeven of hiermee geen toename van fraude en import van ongewenst producten zal toenemen?
Het nader uitwerken van de oplossingsrichtingen, zoals hierboven beschreven m.b.t. sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) en douane, zou moeten leiden tot een vermindering van fysieke controles en versimpeling van benodigde formaliteiten voor een afgebakende groep goederen die vanuit Groot-Brittannië naar eindgebruikers in Noord-Ierland (NI) wordt getransporteerd. Tegelijkertijd moet de integriteit van de interne markt van de EU beschermd worden en daarvoor moet het VK aan bepaalde voorwaarden voldoen. De Europese Commissie bespreekt met het VK, als integraal onderdeel van het uitwerken van de oplossingsrichtingen, drie categorieën mitigerende maatregelen om de integriteit van de interne markt van de EU te waarborgen en zo een toename van fraude en import van ongewenste goederen te voorkomen. Allereerst worden enkel oplossingsrichtingen voorgesteld voor een afgebakende groep goederen die een zogenaamde eindgebruiker kent in NI, en vanuit NI niet verder wordt verplaatst naar de interne markt van de EU buiten NI, bijvoorbeeld goederen bestemd voor verkoop in supermarkten in NI. De Europese Commissie en het VK zullen nog nader uitwerken hoe gegarandeerd kan worden dat deze goederen niet op de interne markt buiten NI terecht kunnen komen, maar gedacht wordt aan specifieke labelling, het autoriseren van bepaalde bedrijven die voor de oplossingsrichtingen in aanmerking komen en specifieke procedures zodat deze goederenstroom eenvoudig geïdentificeerd kan worden. Ten tweede zullen de Europese Commissie en het VK nog nader werken aan een reactiemechanisme dat geactiveerd kan worden indien er problemen met een bepaald goed worden geconstateerd. Ten derde stelt de Europese Commissie voorwaarden aan het nader uitwerken en implementeren van voornoemde oplossingsrichtingen, zoals functionerende grenscontroleposten, toegang van EU-functionarissen tot de relevante databases om handelsstromen te kunnen monitoren en het naleven van EU-regelgeving m.b.t. technische vereisten voor productie van bepaalde goederen. De oplossingsrichtingen zijn bedoeld om de huidige implementatie van het Protocol te verbeteren, waarbij volledige implementatie het einddoel blijft.
Welke risico’s ziet u voor integriteit van de interne markt door verminderde checks zoals binnenkomst van producten die niet aan de Europese standaarden voldoen, of van smokkelen?
Zie antwoord vraag 4.
Waar zit volgens u het belangrijkste knelpunt in de onderhandelingen en hoe weegt u dat?
De komende periode zal de Europese Commissie intensief de gesprekken met het VK op alle niveaus voortzetten om te proberen tot gezamenlijke oplossingen te komen op basis van voornoemde oplossingsrichtingen. Het VK heeft in aanloop naar en tijdens deze gesprekken meermaals verwezen naar diens toekomstvisie op het Protocol, zoals gepresenteerd in het zogenaamde Command Paper van 21 juli jl.4 Hierin stelt het VK een groot aantal aanpassingen van het Protocol voor met als doel 1) minder controles op goederen tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland (NI), 2) mogelijkheid tot uiteenlopende standaarden voor goederen op de NI-markt, 3) een beperktere rol voor EU-instellingen bij de implementatie van het Protocol, met name voor het Europees Hof van Justitie. De voorstellen van het VK vergen aanpassing van de juridische kaders van het Protocol. De oplossingsrichtingen zoals geïdentificeerd door de Europese Commissie gaan uit van het maximaal benutten van de mogelijkheden die het Protocol biedt. De Europese Commissie sluit heronderhandeling van het Protocol uit. De inzet van de Europese Commissie is gericht op het met praktische oplossingen verhelpen van de problemen zoals opgebracht door het VK en de Noord-Ierse belanghebbenden. Het kabinet steunt deze aanpak. Voornoemde maakt duidelijk dat, om tot een oplossing te komen, alle partijen zich maximaal zullen moeten inspannen.
Wat zijn de potentiele effecten voor de relatie met het Verenigd Koninkrijk en Nederlandse bedrijven en instellingen die handel drijven met het Verenigd Koninkrijk?
Gelet op de brede belangen die Nederland in de relatie met het VK heeft, zowel vanuit EU als bilateraal en zowel beleidsmatig als economisch, steunt het kabinet de aanpak van de Europese Commissie om tot gemeenschappelijke oplossingen met het VK te komen. Een duurzame oplossing en wederzijds vertrouwen kan bijdragen aan intensivering van handel tussen Nederland en het VK. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de geïdentificeerde oplossingsrichtingen m.b.t. sanitaire en fytosanitaire goederen (SPS) en douane enkel van toepassing zijn op een afgebakende groep goederen die vanuit Groot-Brittannië naar Noord-Ierland (NI) wordt getransporteerd en een zogenaamde eindgebruiker in NI kent. In hoeverre deze oplossingsrichtingen van toepassing zijn en effect hebben op het Nederlandse bedrijfsleven valt nader te bezien. Gezien de inkadering van de oplossingsrichtingen is het niet de verwachting dat deze significante effecten voor de handel met het VK voor het Nederlands bedrijfsleven met zich mee dragen.
Hoe ziet u de weg voorwaarts om uit deze ogenschijnlijke patstelling te komen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe weegt u de uitspraak van de Britse Brexit-Minister David Frost dat het Noord-Ierland protocol niet werkt?
De uitspraak van Minister Frost is in lijn met de toekomstvisie van het VK op het Protocol, zoals uiteengezet in het Command Paper van 21 juli jl.5 Het VK stelt hierin dat het Protocol moet worden aangepast om het functioneren ervan te verbeteren. Ik ben bekend met het standpunt van het VK. Het kabinet neemt de praktische problemen die Noord-Ierse belanghebbenden ervaren serieus en steunt de aanpak van de Europese Commissie om tot gemeenschappelijke oplossingen met het VK te komen. Vicevoorzitter van de Europese Commissie Šefčovič onderstreepte bij de publicatie van voornoemde voorstellen dat zijn bezoek aan Noord-Ierland en Ierland op 9 en 10 september jl. de noodzaak heeft laten zien om met alle betrokken partijen te zoeken naar dergelijke oplossingen, binnen de kaders van het Protocol.
Kunt u aangeven wat het eventueel inroepen van artikel 16 van het protocol door het Verenigd Koninkrijk precies voor consequenties zou hebben?
Artikel 16 van het Protocol biedt de EU en het VK de mogelijkheid om, wanneer de toepassing van het Protocol leidt tot ernstige economische, maatschappelijke of milieuproblemen of leidt tot verlegging van handelsverkeer, unilateraal passende vrijwaringsmaatregelen te nemen. Dergelijke vrijwaringsmaatregelen moeten qua reikwijdte en duur beperkt zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verhelpen, en de werking van het Protocol zo min mogelijk verstoren. Mocht het VK onverhoopt vrijwaringsmaatregelen nemen die het evenwicht tussen de rechten en plichten uit hoofde van het Protocol verstoort, dan kan de Unie evenredige evenwichtsherstellende maatregelen nemen zolang die strikt noodzakelijk zijn.
Indien het VK op basis van artikel 16 vrijwaringsmaatregelen wil gaan instellen, dient het de EU, zoals opgenomen in annex 7 van het Terugtrekkingsakkoord6, hiervan onverwijld kennis te geven via het Gemengd Comité en daarbij alle daarvoor relevante informatie te overleggen. Vervolgens dient met het oog op het vinden van een oplossing overleg plaats te vinden tussen de EU en het VK in het Gemengd Comité. In principe kunnen de voorgenomen vrijwaringmaatregelen pas worden ingevoerd nadat een maand is verstreken sinds de kennisgeving ervan, tenzij het overleg tussen de EU en het VK eerder is afgesloten of wanneer uitzonderlijke omstandigheden onmiddellijke maatregelen vereisen die slechts beperkt mogen zijn tot het oplossen van het geconstateerde probleem.
De precieze consequenties van dergelijke vrijwaringsmaatregelen zijn momenteel niet in te schatten, aangezien onbekend is hoe het VK hier invulling aan zou geven in het onverhoopte geval dat het VK zich op dit artikel beroept. De Europese Commissie stelt dat momenteel niet aan de voorwaarden voor het inroepen van artikel 16 kan zijn voldaan, zoals het VK beweert, aangezien de gevolgen toe te schrijven moeten zijn aan de toepassingvan het Protocol. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld7, komt het VK de afspraken in het Protocol niet in zijn totaliteit na.
Het Protocol is door de EU en het VK overeengekomen als oplossing om zowel de Belfast-/Goedevrijdagakkoorden als de integriteit van de interne markt van de EU te beschermen en een harde grens op het Ierse eiland te voorkomen. Het inroepen van artikel 16 zal per definitie de balans tussen deze doelen verstoren. Voor het kabinet staat voorop dat dit voorkomen moet worden.
Kunt u nader ingaan op hoe de risico’s uit bovenstaande vraag Nederland kunnen raken?
De precieze consequenties wanneer het VK zich onverhoopt zou beroepen op artikel 16 zijn momenteel niet in te schatten, aangezien onbekend is hoe het VK hier invulling aan zou geven. Hiermee zijn dus ook de risico’s voor Nederland niet op voorhand duidelijk. Gelet op de doelen van het Protocol, namelijk het voorkomen van een grens op het Ierse eiland, het beschermen van de Belfast-/Goedevrijdagakkoorden en het garanderen van de integriteit van de interne markt van de EU, is het voor alle partijen van groot belang om deze precaire balans niet te verstoren en de risico’s tot een minimum te beperken. De Europese Commissie houdt de Raad goed op de hoogte van de ontwikkelingen zodat de EU zich adequaat kan voorbereiden op elk mogelijk scenario.
Kunt u aangeven hoe het staat met de inbreukprocedure welke de Europese Unie vorig jaar is gestart?
Bij de beantwoording van deze vraag wordt onderscheid gemaakt tussen twee inbreukprocedures, namelijk de inbreukprocedure van vorig jaar (2020) en de inbreukprocedure van dit jaar (2021), allebei in reactie op de gebrekkige implementatie van het Protocol door het VK.
In september 2020 publiceerde de Britse regering een wetsvoorstel, de Internal Market Bill, dat de Britse regering de mogelijkheid zou geven om op permanente basis af te wijken van de afspraken uit het Protocol. Dit zou in strijd zijn met het Protocol en het Terugtrekkingsakkoord. De Europese Commissie is in reactie hierop op 1 oktober 2020 een inbreukprocedure gestart. Op 8 december 2020 bereikten de Europese Commissie en het VK een akkoord over deze kwestie en heeft het VK de omstreden passages uit de Internal Market Bill geschrapt. Het was daarom voor de Europese Commissie niet noodzakelijk om de gestarte inbreukprocedure voort te zetten.
In maart 2021 is de Europese Commissie een nieuwe inbreukprocedure tegen het VK gestart, ditmaal in reactie op de aankondiging van het VK om de toepassing van het Protocol voor wat betreft het vrij verkeer van goederen en het reizen met gezelschapsdieren eenzijdig uit te stellen. Door dit besluit is volgens de Europese Commissie sprake van niet-nakoming van de bepalingen van het Protocol en van de verplichting om overeenkomstig het Terugtrekkingsakkoord te goeder trouw te handelen. Middels een aanmaningsbrief (letter of formal notice) heeft de Europese Commissie het VK opgeroepen spoedig maatregelen te treffen om de afspraken uit het Protocol na te leven. Op 14 mei jl. heeft het VK gereageerd op deze brief. Zoals reeds aan uw Kamer gemeld8 hebben sindsdien intensieve gesprekken plaatsgevonden op zowel politiek als ambtelijk niveau, met als doel om tot nadere afspraken te komen over de implementatie. De Europese Commissie heeft tot nu toe geen verdere stappen gezet in deze inbreukprocedure (reasoned opinion), al behoudt zij zich het recht voor om dit in de toekomst alsnog te doen indien een gezamenlijke oplossing uitblijft.
Kunt u garanderen, zoals de Europese Commissie overigens ook al heeft gedaan, dat het Hof van Justitie van de Europese Unie altijd blijft gelden als toezichthouder op de regels van de interne markt ook wanneer het protocol wordt aangepast? En wanneer daar toch aan getornd zou worden, hoe wordt dat dan besloten aan de zijde van de Europese Unie?
Het Europees Hof van Justitie is en blijft bevoegd uitspraak te doen over de interpretatie van EU-regelgeving, waaronder EU-regelgeving met betrekking tot de interne markt van de EU. Indien een gezamenlijke uitkomst van voornoemde gesprekken zou uitblijven, zal de Europese Commissie in nauwe samenspraak met de Raad volgende stappen bezien.
Het bericht dat de Amerikaanse president van plan is de gevechtsmissie in Irak voor het einde van het jaar te beëindigen |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Biden says US combat mission in Iraq to conclude by year end»?1
Ja.
Hoe concreet zijn de Amerikaanse plannen om de gevechtsoperaties in Irak voor het einde van het jaar te beëindigen?
President Biden heeft de Iraakse president 26 juli jl. op diens verzoek toegezegd alle Amerikaanse gevechtstroepen vóór 1 januari 2022 uit Irak terug te trekken. De VS is voornemens om zich vanaf 1 januari 2022, met de overblijvende 2500 troepen, volledig te concentreren op Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw.
Heeft de Verenigde Staten Nederland en andere bondgenoten geïnformeerd over het besluit de gevechtsmissies te beëindigen? Zo ja, wanneer is dit gebeurd? En is dit besluit unilateraal of in overleg met de bondgenoten genomen?
De regering van de Verenigde Staten heeft via het secretariaat van de anti-ISIS-coalitie (AIC) op 27 juli jl. alle AIC-bondgenoten geïnformeerd over de afspraken die gemaakt zijn tussen de VS en Irak, inclusief de overeengekomen terugtrekking van Amerikaanse gevechtstroepen uit Irak, vóór 1 januari 2022.
Het terugbrengen van internationale gevechtstroepen in Irak is sinds medio 2020 onderwerp van gesprek binnen de coalitie, onder meer vanwege de lopende Strategische Dialoog tussen de VS en Irak waarin de reductie van Amerikaanse en coalitie-presentie in Irak besproken werd. Daarnaast past deze stap van de Verenigde Staten bij de geboekte voortgang van de anti-ISIS coalitie, waarbij de focus steeds verder wordt verlegd van gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten (zie ook Kamerstuk 27 925, nr. 755 en het antwoord op vraag 4).
Wat betekent dit besluit voor de militaire aanwezigheid van de Amerikanen in Irak? Behelst dit een troepenreductie en/of een reductie in militaire slagkracht of is dit slechts een statuswijziging van de aanwezige Amerikaanse troepen?
De inzet van de AIC blijft gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit. De campagne bevindt zich sinds de zomer van 2020 in de vierde en laatste fase – normalize – van de campagne (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle en fase 3 defeat). Dit illustreert de geboekte voortgang: de focus is steeds verder verlegd van gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is de VS voornemens om zich vanaf 1 januari 2022, met de overblijvende 2500 troepen, volledig te concentreren op Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw, conform de voorziene ontwikkeling van het campagneplan van Operation Inherent Resolve. Het betreft institutionele steun, gericht op advisering op strategisch niveau in plaats van training, onder andere door middel van de zogenaamde Joint Operations Command Advisory Teams (JOCAT’s).
Welke mogelijke gevolgen heeft het Amerikaanse besluit om de gevechtsoperaties in Irak te beëindigen voor de veiligheid van de Nederlandse troepen in Irak?
De Amerikaanse beslissing heeft geen effect op de bestaande beschermingsmaatregelen van AIC-bases en -troepen. Deze blijven onverminderd van kracht, waardoor de verwachting is dat het beëindigen van gevechtsoperaties niet zal leiden tot een significante wijziging in het dreigingsbeeld tegen Nederlandse troepen.
Heeft u aanwijzingen dat de Amerikanen van plan zijn zich op korte termijn terug te trekken uit Irak?
Nee. Vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering, waaronder Minister van Defensie Austin, hebben in de afgelopen periode herhaaldelijk toegezegd zich niet uit Irak terug te trekken. Zo vond op 22 oktober jl. een bijeenkomst van ministers van Defensie van de AIC plaats, in bijzijn van NAVO secretaris-generaal Stoltenberg. AIC-bondgenoten waren onverdeeld in de constatering dat de strijd tegen ISIS nog niet gestreden is en dat commitment van de internationale gemeenschap van belang blijft. De VS gaf in dat kader aan te hechten aan een blijvende militaire presentie in Irak.
Heeft de Verenigde Staten haar bondgenoten (waaronder Nederland) gegarandeerd dat zij niet zonder overleg Amerikaanse troepen zullen terugtrekken uit Irak?
Op zowel hoogambtelijk als politiek niveau is door vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering toegezegd om met bondgenoten te overleggen over wezenlijke wijzigingen in de Amerikaanse militaire inzet in Irak.
Welke mogelijke gevolgen heeft de recente verkiezingswinst van Muqtada al-Sadr, die pleit voor het vertrek van buitenlandse troepen uit Irak, voor de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak?
Het Iraakse verzoek tot internationale militaire inzet op het eigen grondgebied vormt de grondslag van internationale troepenpresentie in Irak. Nederland hecht onverminderd aan een herbevestiging van deze Iraakse wens door de nieuw te vormen regering. In afwachting van de formatie van een nieuwe Iraakse regering is het afwachten hoe de toekomstige regering zich zal opstellen. De samenwerking met de Iraakse autoriteiten gaat momenteel ongewijzigd door.
Kunt u een update geven over de veiligheidssituatie in Irak en daarin specifiek ingaan op de dreiging die van Islamitische Staat uitgaat in Iraaks-Koerdistan?
ISIS komt niet in de buurt van de slagkracht die de terreurorganisatie in 2014 had. Echter, de dreiging vanuit ondergrondse netwerken duurt nog altijd voort en maandelijks worden in Irak landelijk tientallen aanslagen gepleegd. Hiervan vindt de meerderheid plaats in de Iraakse provincies Kirkuk, Salah al-Din en Diyala.
Daarnaast houden de aanvallen, die worden toegeschreven aan milities die banden zouden onderhouden met Iran, op VS- en Coalitiedoelen in Irak aan. Deze aanvallen vinden zowel in Centraal- en Zuid-Irak als in de Koerdische regio van Irak plaats. Daarnaast vinden in toenemende mate aanvallen plaats met Weaponized Unmanned Aerial Systems (WUAS), onder meer op opstellingen van de Koerdische strijdkrachten.
Over de veiligheidsrisico’s en mitigerende maatregelen voor de Nederlandse inzet wordt de Kamer separaat in de artikel 100-brief geïnformeerd, die de Kamer parallel aan de beantwoording van deze schriftelijke vragen toegaat.
De Nederlandse bijdrage aan het plan van het World Economic Forum voor een wereldwijde voedseltransitie |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), de Th. Bruijn , Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Beschouwt u het World Economic Forum (hierna: WEF) als een entiteit met enig gezag? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe beschouwt u het WEF dan wel? Erkent u dat het WEF op geen enkele wijze democratisch gelegitimeerd is?
Het World Economic Forum is een organisatie die perspectieven uit de wetenschap, de publieke en de private sector bij elkaar brengt. Het WEF is geen democratisch gekozen entiteit.
Hoe zien de onderlinge verhoudingen of samenwerkingen tussen de Nederlandse staat en het WEF (op welk gebied en in welke vorm dan ook) er precies uit? Kunt u een overzicht geven van alle overeenkomsten (mondeling en schriftelijk) die er bestaan tussen (vertegenwoordigers van) de Nederlandse staat en (vertegenwoordigers van) het WEF? In hoeverre zijn de gemaakte afspraken (juridisch) bindend?
Nederlandse bewindspersonen nemen regelmatig op uitnodiging deel aan door het WEF georganiseerde bijeenkomsten. Daarnaast is sprake van samenwerkingsverbanden met het WEF die zijn vastgelegd in overeenkomsten op de volgende terreinen:
De in deze overeenkomsten vastgelegde verplichtingen zijn juridisch bindend.
Kunt u zich herinneren dat u tijdens de bijeenkomst van het WEF op 27 januari jl. uw steun heeft uitgesproken voor het plan van het WEF om een «wereldwijde voedseltransitie» te realiseren?1
Er is bij het kabinet geen plan van het WEF voor een wereldwijde voedseltransitie bekend.
Wat zijn de verwachte gevolgen van de beoogde wereldwijde voedseltransitie voor de voedselvoorziening in Nederland? Wat zijn de verwachte gevolgen voor onze agrarische sector?
De Nederlandse agrifood, tuinbouw en veredeling sectoren zijn wereldspelers als het gaat om kennis en technieken voor het duurzaam produceren en verwerken van voedsel. Die kennis en innovatie gaat al de wereld over, denk bijvoorbeeld aan het bedrijf East-West Seed van Simon Groot dat miljoenen kleine boeren voorziet van goed zaaigoed. Met FoodValley als Europese Food Innovation Hub en het Global Coordinating Secretariat in Nederland kunnen we die kennis en kunde nog veel meer delen met de wereld. Daarmee blijft de Nederlandse agrarische sector van groot belang voor mondiale voedselzekerheid.
Kan het plan voor een wereldwijde voedseltransitie tot gevolg hebben dat Nederland direct of indirect in enige mate controle verliest over de eigen voedselvoorziening? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe kunt u dat uitsluiten?
Er is bij het kabinet geen plan van het WEF voor een wereldwijde voedseltransitie bekend.
De VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen, en meer in het bijzonder SDG 2, bestaan uit een set streefwaarden, te realiseren op basis van vrijwilligheid en nationale soevereiniteit.
Wanneer is besloten dat Nederland een actieve bijdrage zal leveren aan dit plan uit de koker van Klaus Schwab? Hoe is dit besluit tot stand gekomen? Welke overwegingen hebben hierbij een rol gespeeld? Sinds wanneer bent u hierover in contact met Klaus Schwab (of zijn medewerker(s))? Heeft het WEF u over deze samenwerking benaderd of heeft u zelf contact gezocht met het WEF? Bent u bereid om alle documenten (inclusief brieven, beleidsnota’s, adviezen, e-mails, gespreksverslagen, enz.) die hierop betrekking hebben, openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bekend met een plan van Klaus Schwab voor een wereldwijde voedseltransitie. Er is in Nederland geen besluit genomen over het bijdragen aan een dergelijk plan.
Voor de overweging om bij te dragen aan het Global Coordinating Secretariat wil ik u verwijzen naar het antwoord op vraag 11 en naar de stukken die u middels de bijlagen2 bij deze brief heeft ontvangen in reactie op vraag 10 van het lid Van Houwelingen (FvD) aan de Minister-President over het karakter van, en de relaties van kabinetsleden met, het World Economic Forum.
Erkent u het fundamentele belang van parlementaire betrokkenheid bij besluiten die raken aan de Nederlandse voedselvoorziening? Zo nee, waarom niet? Wanneer en op welke wijze heeft u het parlement geïnformeerd of anderszins betrokken bij het besluit dat Nederland een actieve bijdrage gaat leveren aan het plan van het WEF voor een wereldwijde voedseltransitie? Bent u tevreden over deze gang van zaken?
Ik erken dit belang. Zoals bij vraag 6 aangegeven is het kabinet niet bekend met een plan van het WEF voor een wereldwijde voedseltransitie.
Zijn bij het nemen van het besluit (belangenbehartigers van) boeren geconsulteerd? Zo ja, wie? Zo nee, waarom niet? Zijn bij het nemen van dit besluit anderen geconsulteerd? Zo ja, wie? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de reacties uit de consultatie? Wat is daarmee gebeurd?
Zoals bij vraag 6 aangegeven is het kabinet niet bekend met een plan van het WEF voor een wereldwijde voedseltransitie.
Wat wordt in de beoogde wereldwijde voedseltransitie precies de functie van de zogenaamde «Food Innovation Hubs»?
Voor de Food Innovation Hubs verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Hoeveel bedraagt de (directe of indirecte) financiële bijdrage van de Nederlandse staat aan (initiatieven van) het WEF?
Voor de bijdrage aan het Global Coordination Secretariat voor de Food Innovation Hubs verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Waarom is ervoor gekozen het zogenaamde «Global Coordinating Secretariat» in Nederland op te zetten en niet in een ander land? Waren er andere landen kandidaat? Zo ja, welke?
Nederland is een wereldspeler als het gaat om kennis en technieken voor het duurzaam produceren en verwerken van voedsel. Om de positie van Nederland in het internationale kennis- en innovatiesysteem te versterken heeft Nederland ingezet op het opzetten van het Global Coordinating Secretariat in Nederland als een neutrale entiteit die ook open staat voor andere landen en stakeholders om een rol in te spelen. Het Global Coordinating Secretariat brengt belangrijke (internationale) partijen in de sector bij elkaar, waardoor Nederland kan investeren in zijn positie als wereldspeler in het agrofooddomein.
Er waren ons geen formele kandidaturen van andere landen bekend.
Met ingang van wanneer treedt het Global Coordinating Secretariat in werking? Wat worden de taken van het Global Coordinating Secretariat? Hoeveel medewerkers zijn er in dienst of zullen er in dienst zijn van het Global Coordinating Secretariat?
Hiervoor verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Op hoeveel jaar doelde u toen u aankondigde dat de Nederlandse overheid «multi-year funding» zal verzorgen ten aanzien van het Global Coordinating Secretariat?2
Hiervoor verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Wat zijn de (financiële) voordelen voor Nederland van deze samenwerking met het WEF en het opzetten van een Global Coordinating Secretariat?
De Nederlandse agrifood- en tuinbouw sectoren zijn wereldspelers als het gaat om kennis en technieken voor het duurzaam produceren en verwerken van voedsel. Die kennis en innovatie gaat de wereld over. Met FoodValley als Europese Food Innovation Hub en het Global Coordinating Secretariat in Nederland kunnen we die kennis en kunde nog veel meer delen met de wereld en daarmee onze koppositie versterken.
Welk belang heeft het WEF bij het opzetten van Food Innovation Hubs en een Global Coordinating Secretariat? Kunt u dit toelichten? Krijgt het WEF op enigerlei wijze vergoeding van Nederland voor deze samenwerking?
Hiervoor verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Aan wie is het Global Coordinating Secretariat (eind)verantwoording verschuldigd?
Hiervoor verwijs ik u naar de bijlagen die ik u met deze brief heb meegestuurd.
Klopt het dat u op donderdag 23 september jl. aanwezig was bij de Food Systems Summit van de Verenigde Naties? Zo ja, wie waren er precies als Nederlandse afgevaardigden aanwezig?
Op donderdag 23 september jl. was de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking namens het kabinet (digitaal) aanwezig bij de Food Systems Summit van de Verenigde Naties. Voor de inbreng van Minister
De Bruijn verwijs ik graag naar de website van de Food Systems Summit4.
Kunt u toelichten wat de uitkomst van deze bijeenkomst is en wat de gevolgen zijn voor Nederland in het algemeen en de Nederlandse landbouw in het bijzonder? Zo nee, waarom niet? Zijn er bindende afspraken gemaakt tijdens de bijeenkomst?
Uitkomsten van deze VN top zijn o.a. de consolidatie van vrijwillige nationale strategieën naar duurzame voedselsystemen, de opzet binnen de VN van een mechanisme voor coördinatie daarvan en de lancering van internationale actie-coalities om met name ontwikkelingslanden daarbij te ondersteunen. De top had vooral een inspirerend karakter. Er zijn geen bindende afspraken gemaakt. Daarmee hebben de uitkomsten geen directe gevolgen voor Nederland in het algemeen, noch voor de Nederlandse landbouw.
Kunt u toelichten wat het streven naar «changing the practices of more than 500 million smallholder farmers»3 in de praktijk betekent? Zo nee, waarom niet?
In lijn met SDG 2 betekent dit het bevorderen van inclusieve en duurzame groei, met een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor kleinschalig producerende boeren in ontwikkelingslanden. In het kader van het Nederlandse voedselzekerheidsbeleid is de inzet om de productiviteit en het inkomen van 8 miljoen kleinschalig producerende boeren te verdubbelen op een manier dat dit ecologische grenzen van onze planeet respecteert en het de kleinschalig producerende boeren weerbaarder maakt tegen de gevolgen van klimaatverandering.
Welke verplichtingen brengt dit «changing the practices» met zich mee voor de Nederlandse boeren? Kunnen zij er geheel vrijblijvend voor kiezen om zich aan te sluiten bij de Food Innovation Hubs of worden zij hiertoe aangemoedigd of verplicht?
De ondersteuning vanuit de Food Innovation Hubs van kleinschalige voedselproducenten in ontwikkelingslanden brengt geen enkele verplichting mee voor Nederlandse boeren. Nederlandse boeren of vertegenwoordigers van boeren kunnen vrijblijvend kiezen om zich aan te sluiten bij de Food Innovation Hubs.
Wat bedoelt u met «food systems transformation»?4 Kunt u toelichten welke gevolgen deze transformatie heeft voor de Nederlandse landbouw in het algemeen en de dagelijkse praktijk van Nederlandse boeren in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen voor 2030 (SDG’s) wordt wereldwijd gewerkt aan een transitie naar een duurzaam voedselsysteem waarin voeding op zodanige wijze geproduceerd en geconsumeerd wordt, dat het voorziet in het gezond en voldoende voeden van de wereldbevolking en boeren een leefbaar inkomen hebben, zonder negatieve sociale, ecologische en economische gevolgen.
Kunt u toelichten welke gevolgen deze transformatie heeft voor de Nederlandse voedselketen in het algemeen en de dagelijkse consumptie door Nederlandse burgers in het bijzonder? Zo nee, waarom niet?
In vraag 21 heb ik aangegeven wat volgens het Nederlandse kabinet de gevolgen van de wereldwijde voedseltransitie voor de Nederlandse voedselketen in het algemeen en de consumptie door Nederlandse burgers in het bijzonder.
Wat verstaat u onder het opzetten van een «multistakeholder platform»?5 Hoe verhoudt het opzetten van een dergelijk platform zich tot uw recent uitgelekte plannen om boeren te onteigenen?6 Spreken deze plannen elkaar tegen of versterken zij elkaar juist? Kunt u dit toelichten?
De regionale Food Innovation hubs vormen «multistakeholder platforms» om boeren, bedrijven, wetenschappers en (andere) partijen uit de voedselketen bij elkaar te brengen om innovaties en bedrijfs- en verdienmodellen te ontwikkelen die bijdragen aan een duurzaam en toekomstbestendig voedselsysteem.
Er is geen link tussen beide, waardoor ze elkaar noch versterken, noch tegenspreken.
Bent u bekend met de termen «stakeholder capitalism», «shareholder capitalism» en «state capitalism»?7 Wat verstaat u onder deze termen? Bent u voorstander van het nastreven van «stakeholder capitalism» in Nederland? Zo ja, waarom? Hoe ziet u dit voor zich? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met het door de heer Schwab en de heer Vanham geschreven boek over «Stakeholder Capitalism», waarin deze termen worden beschreven. In het boek wordt de visie van de auteurs over deze termen en de verschillende vormen van economische systemen weergegeven. Het WEF biedt een platform voor de uitwisseling van ideeën en kennis. Het kabinet steunt de inzet van het WEF om verschillende ideeën over onderwerpen uit te wisselen en inzichten en kennis te delen. Dat betekent echter niet automatisch dat de thema’s die worden besproken, zoals «stakeholder capitalism», doelstellingen van het kabinet zijn.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Vanwege noodzakelijke afstemming tussen verschillende departementen lukte het niet om de vragen binnen het gestelde termijn te beantwoorden.
Het verzoek van de ambassade in Kabul om militaire bijstand |
|
Jasper van Dijk |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD), Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Waarom heeft u het verzoek van de ambassade in Kabul tot militaire bijstand afgewezen? Op welke datum «in de aanloop naar de val van Kabul» is dat verzoek aan «Den Haag» gedaan? Is dat verzoek nader omschreven in de vorm van grootte en kwaliteit van die inzet?1
Zoals in het feitenrelaas (Kamerstuk 27 925, nr. 806) gemeld, werd de evacuatieplanning in mei 2021 verder ontwikkeld en uitgewerkt tot een concreet en uitvoerbaar plan voor een non-combattant evacuation operation(NEO) of extractie. Bij de debriefing van de verkenningsmissie die van 19 april tot 24 april 2021 plaatsvond voor de uitwerking van deze plannen is door de ambassade gesignaleerd dat eventuele militaire extractie waarschijnlijk niet zonder force protection uitgevoerd zou kunnen worden.
Op 16 augustus heeft de ambassade in Kaboel aangeraden om militaire capaciteit in de vorm van een team militairen van speciale eenheden beschikbaar te stellen voor extra bescherming (force protection), in aanvulling op de reeds aanwezige beveiligers van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB). Van afwijzing van een verzoek tot militaire bijstand is geen sprake geweest. Zoals in het feitenrelaas is aangegeven, vertrok dit team daags daarna (17 augustus) via Islamabad richting Kaboel. Binnen de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken is in aanloop naar de val van Kaboel geen ander verzoek om force protection vanuit de ambassade bekend dan dat van 16 augustus.
Waarom heeft u dit verzoek en uw afwijzing niet opgenomen in het feitenrelaas dat half september aan de Kamer is toegestuurd?
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat de «ambassade pas op maandag 16 augustus, dus nadat Kabul was gevallen, heeft «aangeraden om militaire capaciteit beschikbaar te stellen voor extra bescherming»»? Wat waren de argumenten om dat wel te doen op 16 augustus en niet voor de val van Kabul op 15 augustus?
Ja. Zoals eerder aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925, nr. 807) heeft de snelheid van de inname van Kaboel door de Taliban de hele internationale gemeenschap, inclusief Nederland, overvallen. Tot aan de val van Kaboel was de inschatting niet dat de stad op een dergelijk korte termijn zou vallen.
Klopt de suggestie dat de verantwoordelijke bewindslieden in het weekend van 14 augustus geen tijd hadden om tot een beslissing te komen? Zo nee, wat waren dan de redenen?
Gedurende het weekend van 14 augustus vond over de ontwikkelingen in Afghanistan intensief overleg plaats binnen en tussen de verschillende ministeries, inclusief tussen de betrokken bewindspersonen. In het betreffende weekend was een beslissing over het al dan niet sturen van militaire capaciteit voor extra bescherming niet aan de orde.
Partijdigheid van de UNHRC-onderzoekscommissie naar eventuele oorlogsmisdaden door Israël en de Palestijnen |
|
Gert-Jan Segers (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Israel critics comprise UNHRC’s permanent war-crimes probe»?1
Ja.
Kunt u toelichten wat de samenstelling, het mandaat en de werkwijze van deze permanente commissie is?
De onderzoekscommissie (commission of inquiry) doet onderzoek naar alle vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden en Israël in aanloop naar en sinds 13 april 2021. Conform resolutie S-30/1 van de Mensenrechtenraad, bestaat de commissie uit drie deskundige leden, van wie er één als voorzitter fungeert, benoemd door de voorzitter van de Mensenrechtenraad. De commissie richt zich op het onderzoeken, verzamelen en analyseren van alle onderliggende oorzaken van terugkerende spanningen, instabiliteit en aanhoudende conflicten, inclusief systematische discriminatie en repressie op basis van nationale, etnische, raciale of religieuze identiteit. Daarbij identificeert de commissie, waar mogelijk, de verantwoordelijken van deze schendingen en doet de commissie aanbevelingen over te nemen maatregelen m.b.t de strijd tegen straffeloosheid. De commissie rapporteert twee keer per jaar, eenmaal aan de Mensenrechtenraad en eenmaal aan de Algemene Vergadering van de VN.
Erkent u dat de commissieleden zich in het verleden fel, en soms op ronduit discutabele wijze, tegen Israël hebben uitgesproken of opgesteld?2
De commissieleden zijn conform het mandaat van de onderzoekscommissie door de voorzitter van de Mensenrechtenraad benoemd. De voorzitter dient hierbij zorg te dragen voor het waarborgen van de onpartijdigheid, objectiviteit en kunde van de leden. Nederland heeft vertrouwen in de professionaliteit van de voorzitter van de Mensenrechtenraad om hiervoor zorg te dragen en bemoeit zich niet inhoudelijk met de aanstelling van de afzonderlijke leden.
Het onderzoek van de commissie moet worden uitgevoerd volgens internationale standaarden voor bewijsvergaring, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en expertise. Met deze maatstaf zal het kabinet de rapporten van de commissie beoordelen.
Beaamt u dat deze leden hiermee op zijn minst de schijn van partijdigheid hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat dergelijke partijdigheid onwenselijk is en voorkomen moet worden met het oog op een zuiver, objectief en geloofwaardig onderzoeksresultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u tevens de mening dat het mandaat van deze onderzoekscommissie te algemeen en onbepaald is, en dat van dit mandaat misbruik kan worden gemaakt?
Zoals gesteld in de beantwoording van Kamervragen van het Lid Van Dijk (nr. 3437, Vergaderjaar 2020–2021), omvat het mandaat van de onderzoekscommissie gedragingen van alle partijen, is het niet specifiek gericht op de gebeurtenissen van mei jl., en heeft het een permanent karakter. Dit is niet in lijn met vergelijkbare onderzoekscommissies van de Mensenrechtenraad en riep bij Nederland ook zorgen op over overlap met het mandaat van de VN-Rapporteur voor de Palestijnse Gebieden en met het in maart 2021 door het Internationaal Strafhof (ICC) geopende strafrechtelijke onderzoek. Nederland heeft zich vanwege deze redenen samen met 13 andere leden van de Mensenrechtenraad3 onthouden van stemming en dit tijdens de Mensenrechtenraad toegelicht in een Explanation of Vote. Nederland heeft op dit moment evenwel geen redenen om aan te nemen dat misbruik zal worden gemaakt van het mandaat.
Erkent u daarom dat de huidige samenstelling en het mandaat van de onderzoekscommissie gewijzigd dient te worden, en dat de commissie zou moeten bestaan uit mensen zonder een bewezen geschiedenis in het bekritiseren van Israël?
Met een meerderheid van stemmen voor de resolutie is het mandaat van de onderzoekscommissie aangenomen en definitief. Hoewel Nederland zich heeft onthouden van stemmen worden besluiten van de Mensenrechtenraad gevolgd en geaccepteerd. Zie het antwoord op vragen 3, 4 en 5 betreffende de samenstelling van de commissie.
Zo ja, bent u bereid de partijdigheid van de commissieleden en het problematische mandaat van de commissie publiekelijk kenbaar te maken in VN-verband, waaronder jegens de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten en de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad?
Zie antwoord vraag 7.
Zo niet, hoe groot acht u de kans dat er een volledig objectief en op feiten gebaseerd onderzoek geproduceerd zal worden dat niet gebruikt zal worden om Israël nog verder tot een internationale paria te maken?
Nederland kan niet vooruit lopen op de rapportages van de onderzoekscommissie. Alle onderzoeksrapporten, ook die van deze commissie, zullen met grote zorgvuldigheid worden gelezen en beoordeeld; bij twijfel wordt ook op basis van andere bronnen beoordeeld hoe de mensenrechtensituatie in een land is.
Wilt u ook rondom de in deze vragen geschetste problematiek uw afwegingen verantwoorden in het licht van de aangenomen motie van het Eerste Kamerlid Schalk (Kamerstuk 35 403, J) en de aangenomen motie-Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374), zoals ook uiteengezet in uw brief «Nederlandse inzet MOVP-resoluties in VN-fora» van 5 oktober 2021?
Nederland zet zich in VN-verband in tegen disproportionele aandacht voor Israël, zoals ook uiteengezet in de brief aan uw Kamer van 5 oktober jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 85). Ook bij de beoordeling van toekomstige rapportages van de onderzoekscommissie zal het kabinet een scherp oog houden voor mogelijk eenzijdige anti-Israëlische standpunten, conform de motie Van der Staaij (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2374). Daarbij geldt ook dat er in VN-verband ruimte moet zijn voor gefundeerde kritiek op alle VN-lidstaten.
Martelingen en seksueel misbruik in Russische gevangenissen |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat uit duizenden door een ngo gepubliceerde videobeelden blijkt dat Russische gevangenen door bewakers worden gemarteld en seksueel worden misbruikt, in verschillende gevangenissen verspreid over Rusland?1
Het kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de video’s die een klokkenluider naar buiten heeft gebracht over (seksueel) geweld tegen gevangenen in Rusland.
Zoals blijkt uit het Algemeen ambtsbericht over de Russische Federatie (april 2021) verschillen de leefomstandigheden in gevangenissen en detentiecentra sterk per regio en per soort detentiefaciliteit. Hoewel er volop aanwijzingen zijn dat gedetineerden in Rusland te maken hebben met mishandeling, geweld en vernedering, is de precieze omvang ervan door gebrek aan officiële cijfers niet bekend.
Het beeldmateriaal bevestigt op schokkende wijze dat het om tientallen gevallen gaat, in verschillende gevangenissen en detentiecentra, onder andere in de gevangenis van Saratov. Dit versterkt de conclusies dat het niet om geïsoleerde gevallen gaat, maar om een veelvoorkomend fenomeen, zoals organisaties als Amnesty International, Human Rights Watch en diverse Russische NGO’s naar voren hebben gebracht.
Hoe serieus neemt u de reactie van het Kremlin dat het beeldmateriaal tot «serieus onderzoek» zal leiden?
Gulagu.net, een NGO die strijdt voor de rechten van gevangenen in Rusland, heeft er in een open brief bij president Poetin op aangedrongen onderzoek te doen naar de toedracht en een einde te maken aan het geweld tegen gevangen.
Na het verschijnen van de beelden kondigde de Russische overheid een onderzoek aan naar deze mishandelingen in detentiecentra. Op 25 november werd het hoofd van de Federale Gevangenisdienst FSIN Aleksandr Kalasjnikov ontslagen. Achttien leidinggevenden van de gevangenis van Saratov zouden eerder zijn ontslagen. Ook zijn de regionale autoriteiten in Saratov strafzaken begonnen tegen verantwoordelijken.
Gezien de ernst van de mishandelingen en de omvang ervan verwacht het kabinet dat de Russische overheid (seksueel) geweld in detentiecentra grondig onderzoekt, de verantwoordelijken ter verantwoording roept en structurele maatregelen neemt om geweld, mishandeling en vernedering in gevangenissen en detentiecentra te voorkomen.
Het is zorgelijk dat Sergej Savaljev, de klokkenluider die met groot persoonlijk risico de videobeelden naar buiten wist te smokkelen en openbaar maakte, en Vladimir Osetsjkin, de oprichter van Gulagu.net, door de Russische autoriteiten gezocht lijken te worden. Het opsporingsbevel tegen Savaljev werd op 10 november ingetrokken, maar Osetjskin werd op 12 november juist op de lijst geplaatst. Osetjskin woont in Frankrijk. Saveljev heeft asiel aangevraagd in Frankrijk.
Positief is dat de Russische Federale Ombudsman, Tatjana Moskalkova, op de bres is gesprongen voor Saveljev. Zij prees de moed van Saveljev dit onrecht publiekelijk aan de kaak te stellen. Gezien het gezag van de Federale Ombudsman gaat hiervan een belangrijk signaal uit dat ook in Rusland zelf de roep om een eind te maken aan dit soort misstanden breed wordt gedeeld.
Bent u bereid bilateraal en via de Verenigde Naties, de Europese Unie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa de Russische regering om opheldering te vragen en te pleiten voor internationaal onderzoek?
Het kabinet spreekt Rusland zowel bilateraal als in multilateraal verband (bijvoorbeeld de OVSE, de RvE en de VN-mensenrechtenraad) regelmatig aan op de mensenrechtensituatie en zal er, samen met gelijkgezinde landen, bij gelegenheid op aandringen dat de het aangekondigde onderzoek naar geweld in detentiecentra grondig wordt verricht en opvolging krijgt.
Klopt het dat de ngo Gulagu.net materiaal naar het Europees comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) heeft gestuurd?
Het is kabinet is hiervan niet op de hoogte.
Bent u bereid te pleiten voor onderzoek door het CPT?
Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT)2 heeft in oktober een periodiek monitoringsbezoek gebracht aan Rusland. In het rapport zal het CPT aanbevelingen doen voor het verbeteren van de detentieomstandigheden. Het rapport van het CPT wordt naar verwachting voorjaar 2022 gedeeld met de Russische autoriteiten. Het rapport wordt pas openbaar na instemming van Rusland.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de tot dusver vrijgegeven beelden het «topje van de ijsberg» vormen en dat martelingen in Russische gevangenissen «angstvallig onder de tafel gehouden» worden?2
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 1 verschillen de leefomstandigheden in de diverse gevangenissen en detentiecentra in Rusland. Er zijn volop aanwijzingen dat mishandeling, geweld en vernedering voorkomen, maar hoe wijdverbreid precies kan door het gebrek aan officiële statistieken moeilijk worden vastgesteld. Indicatief zijn de cijfers die in het Algemeen ambtsbericht Russische Federatie worden genoemd: tussen 2015 en 2018 werd tussen de 1.590 en 1.881 aanklachten van «machtsmisbruik» geregistreerd, waarvan slechts 1,7–3,2% door de Russische overheid werd onderzocht.
Herinnert u zich de actualisering van de beleidsbrief over Rusland, waarin de toegenomen repressie en de verslechterde mensenrechtensituatie worden genoemd, maar martelingen nog niet? Deelt u de vrees dat de mensenrechtensituatie in Rusland verder verslechterd is?3
Rusland heeft zich in de optiek van het kabinet de afgelopen jaren verder afgekeerd van de internationale rechtsorde, de bestaande veiligheidsordening in Europa en de universaliteit van mensenrechten. De ruimte voor onafhankelijke NGO’s om in Rusland te werken is de afgelopen jaren bijvoorbeeld gekrompen, o.a. door wetgeving tegen «extremisme» en «buitenlandse agenten.»
Ook is de vrijheid van meningsuiting verder aan banden gelegd, niet alleen door steeds meer beperkingen om te demonstreren, maar ook doordat de ruimte voor kritische berichtgeving over het overheidsbeleid steeds kleiner wordt. De meeste toonaangevende onafhankelijke nieuwsmedia zijn ofwel onder controle gebracht van de overheid, of hielden op te bestaan. Ook oefent de Russische overheid steeds meer controle uit op het internet in Rusland.
Gelet op de roep vanuit de Russische maatschappij een einde te maken aan misstanden in het gevangeniswezen zijn media, NGO’s en het maatschappelijk middenveld bij het publieke toezicht op de condities in plaatsen van detentie van groot belang. Het is daarom verontrustend dat bekende mensenrechtendeskundigen sinds enkele jaren worden uitgesloten uit de selectie van kandidaten voor de Commissies van Publiek Toezicht op omstandigheden in plaatsen van detentie (ONK).
Het kabinet deelt de vrees dat de mensenrechtensituatie in Rusland over de gehele linie verslechterd is. Dit is zeer zorgelijk en het kabinet blijft hier aandacht voor vragen, in zowel multilateraal als bilateraal verband, zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 3.
De TRIPS Raad van de WTO |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
de Th. Bruijn |
|
Klopt het dat op 13-14 oktober 2021 de Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bij elkaar komt?
Ja.
Hoe zal Nederland in deze vergadering vertegenwoordigd worden?
De Europese Commissie voert tijdens bijeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waaronder die van deTrade-Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) Council, het woord namens de Europese Unie. In de TRIPS Council worden onderwerpen besproken die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie vallen, een exclusieve EU competentie. Nederland zal aanwezig zijn in de vorm van een afvaardiging van de Permanente Vertegenwoordiging in Genève, maar niet het woord voeren.
Wordt tijdens de Raad de TRIPS waiver met betrekking tot COVID-vaccinaties besproken? Zo ja, zal Nederland zich voor die TRIPS waiver uitspreken? Zo nee, waarom niet?
Ja, hierover zal worden gesproken. Nederland zal zich in deze Raad niet uitspreken voor enige positie, gezien de Europese Commissie het woord voert namens de Europese Unie.
Het kabinet heeft er, in lijn met de motie-Piri c.s. (35 663, nr. 21), binnen de Europese Unie op aangedrongen dat de EU zich constructief opstelt wat betreft een beperkt waiver-voorstel gericht op coronavaccins.
Zowel de inspanningen van Nederland als die van de Europese Commissie zijn er op gericht dat het stelsel van intellectuele eigendom geen blokkerende (maar juist een faciliterende) rol speelt bij het inzetten van de bestaande capaciteit of het creëren van nieuwe capaciteit voor de productie van COVID-19 vaccins. In de TRIPS-raad heeft de EU daartoe naast gesprekken over tijdelijke opschorting («waiver») van intellectuele eigendomsrechten ook een eigen voorstel gepresenteerd. Het kabinet zal binnen de EU blijven aandringen op proactieve en constructieve onderhandelingen aan de hand van concrete teksten over zowel het EU-voorstel als een beperkt waiver-voorstel.
Onderschrijft het kabinet de noodzaak om 70% van de wereldbevolking te vaccineren? Deelt het kabinet de zorgen dat in sommige werelddelen pas een paar procent van de bevolking gevaccineerd is?
Ja, het kabinet deelt deze ambitie en draagt zowel financieel (90 miljoen EUR) als in natura (27 miljoen vaccins) significant bij aan de verschillende pijlers van de Access to Covid-19 Tools Accelerator. Daarnaast zet het kabinet stevig in op het versterken van gezondheidssystemen om te zorgen dat de pandemie bestreden wordt, maar ook om de reguliere zorg in stand te houden en beter voorbereid te zijn op toekomstige pandemieën.
In de recent gepresenteerde Strategy to Achieve Global Covid-19 Vaccination by mid-2022 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangegeven daarbij in te zetten op 10% vaccinatie in alle landen tegen eind september, 40% tegen eind december en 70% tegen eind juni. Met een wereldwijde productie van bijna 1,5 miljard doses per maand is de verwachting van de WHO dat er vanuit het oogpunt van de voorziening voldoende doses zullen zijn om de wereldwijde vaccinatiedoelen te bereiken, mits er een billijke verdeling is.
Deelt het kabinet de mening dat de TRIPS waiver bij kan dragen aan het verhogen van de globale vaccinatiegraad, wat weer het risico op mutaties en verspreiding wereldwijd verlaagd?
Ja, indien met het tijdelijk vrijgeven van octrooien op vaccins, die vaccins ook daadwerkelijk sneller beschikbaar komen. Het maken van vaccins is echter niet eenvoudig. Om productiecapaciteit uit te kunnen breiden is veel meer kennis en technologie nodig dan wat in octrooien is opgenomen. Het delen van dergelijke vertrouwelijke kennis kan niet worden afgedwongen en ook het «vrijgeven van patenten» biedt hiervoor geen oplossing. De bereidwilligheid om kennis te delen zou zelfs af kunnen nemen bij het gedwongen vrijgeven van die octrooien. Het stelsel van intellectuele eigendom biedt op dit moment immers een juridische basis voor samenwerking en het veilig delen van rechten en benodigde kennis. Vaccinfabrikanten werken zo op grote schaal samen om de productiecapaciteit wereldwijd te vergroten. Hierover dient tijdens de tekstonderhandelingen meer diepgaand gesproken te worden binnen de WTO.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 13 oktober 2021?
Nee, dit is op deze korte termijn niet mogelijk gebleken.
Grote financiële tekorten bij de krijgsmacht |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Onrust bij krijgsmacht neemt toe wegens financiële sores: «Grote tekorten in munitie en onderdelen»»1?
Ja.
Wordt er net als in 20152 bij schietoefeningen door militairen weer pangpang geroepen vanwege het tekort aan munitie? Kunt u toelichten hoe men anders omgaat met het munitietekort?
Voor de gereedheid van individuele militairen en eenheden zijn schietoefeningen noodzakelijk. Om de geoefendheid te blijven garanderen, is en blijft de beschikbaarheid van voldoende munitie essentieel.
Conventionele munitie voor opleiding en training wordt gefinancierd vanuit het exploitatiebudget. In de Kamerbrief «Stand van zaken munitiedomein» (Kamerstuk 27 830-337) van 21 mei jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris gemeld dat de beschikbare voorraad conventionele munitie die jaarlijks voor opleiding en training benodigd is niet volledig aangevuld kan worden vanwege een mismatch tussen behoefte en budget. De gemiddelde kosten die voortkomen uit de vastgestelde behoefte voor conventionele munitie voor opleiding en training bedragen jaarlijks circa € 140 miljoen. Om het verbruik van conventionele munitie voor opleiding en training aan te vullen, was echter jaarlijks € 80 miljoen beschikbaar. Omdat het verbruik niet is bijgesteld en de munitie niet volledig aangevuld kon worden is over de jaren ingeteerd op de beschikbare voorraad conventionele munitie voor opleiding en training.
Bij de Augustusbesluitvorming 2021 heeft het kabinet besloten € 95 miljoen structureel extra te investeren in Defensie. Hiermee kan een deel van de mismatch tussen behoefte en budget in de exploitatie worden opgelost en van dit bedrag is structureel € 60 miljoen bestemd voor opleidings- en trainingsmunitie (Kamerstuk 35 925 K-2). Trainingsverbruik van munitie en budget om verbruikte munitie weer aan te kunnen vullen komen daarmee in balans en tekorten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan worden weer aangevuld. Op het gebied van de beschikbaarheid van klein kalibermunitie worden op dit moment geen structurele problemen voorzien. Voor de complexere munitiesoorten duurt het echter enkele jaren voordat de fysieke voorraad munitie weer volledig beschikbaar is, vanwege leveringstermijnen en productiecapaciteit bij de producerende industrie.
Defensie blijft zoeken naar mogelijkheden om het rendement van de schietopleidingen te verbeteren, bijvoorbeeld door de mix van verschillende munitietypen te optimaliseren. Daarnaast wordt voortdurend gekeken naar mogelijkheden om een deel van het opleidings- en trainingsprogramma met behulp van simulatie in een digitale omgeving uit te voeren. Hiermee kan de munitiebehoefte voor opleiding en training langdurig in balans gehouden worden met de beschikbare financiële middelen.
Klopt het dat de krijgsmacht op de exploitatie jaarlijks structureel rond de 700 miljoen euro tekort komt? Kunt u dit toelichten?
Defensie wordt momenteel dagelijks geconfronteerd met knelpunten vanwege onder meer de staat van het vastgoed en een aanhoudende mismatch tussen behoefte en budget bij de instandhouding van materieel en IT. Deze knelpunten hebben een negatief effect op de gereedheid van eenheden. Deze mismatch tussen behoefte en budget is niet nieuw. In de Defensievisie 2035 (Kamerstuknummer 34 919-71) is reeds aangegeven dat ook na de investeringen van de afgelopen jaren herstel nodig blijft voor de noodzakelijke gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht om de grondwettelijke taken van Defensie uit te kunnen voeren. Dit geldt met name voor vastgoed, IT, grootmaterieel, instandhouding van materieel, personele vulling en goed werkgeverschap, algemene bedrijfsvoering en sociale en fysieke veiligheid. In de Defensievisie is beschreven dat als we alles zo goed mogelijk inrichten er structureel € 13 miljard tot € 17 miljard extra nodig. Niet alles kan en niet alles kan tegelijk, daarom zijn keuzes nodig. Er is ongeveer € 4 miljard per jaar extra nodig om aan te sluiten bij het Europese gemiddelde van onze NAVO-bondgenoten. Met een dergelijke investering kan Defensie de belangrijkste problemen en knelpunten in de defensieorganisatie adresseren. Ook kunnen we daarmee toekomstige dreigingen pareren. Als er specifiek wordt gekeken naar de bedrijfsvoering, gegeven de huidige omvang van de organisatie en behoeftestelling, is in de Defensievisie aangegeven dat er € 1,5 miljard tot € 2 miljard structureel nodig is om de mismatch op te lossen. Dit bedrag is gebaseerd op de uitkomsten van de interdepartementale Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (BMH).
Met de motie Hermans krijgt Defensie € 300 miljoen structureel om de instandhouding van materieel, IT en vastgoed te verbeteren. Eerder heeft het kabinet besloten € 95 miljoen euro structureel extra te investeren in Defensie. Hiermee kan een deel van de mismatch tussen behoefte en budget in de exploitatie worden opgelost (zie ook antwoord bij vraag 2). Er zijn echter nog forse investeringen of ingrijpende keuzes nodig om de kwetsbaarheden van de organisatie aan te pakken, de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht te vergroten, maar ook te kunnen inspelen op nieuwe dreigingen. Besluiten hierover zijn aan een volgend kabinet.
Wat is nodig om deze tekorten te ledigen? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er ingrijpende maatregelen, zoals het opheffen van onderdelen, volgen als de tekorten niet worden geledigd? Zo nee, wat bedoelen de militaire vakbonden AFMP en ACOM dan?
Op dit moment is Defensie niet adequaat toegerust voor toekomstige en sommige huidige dreigingen. Het beroep op Defensie groeit en hiervoor hebben we te weinig middelen, voorraden, ondersteuning en mensen (zoals ook blijkt uit de probleemanalyse van de Defensievisie en het rapport van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen). Zoals in de Defensievisie al is aangegeven is het essentieel dat taak en budget voor Defensie duurzaam in balans komen. Wanneer het budget achterblijft zullen er dus keuzes moeten worden gemaakt met betrekking tot de taken. Hoe die keuzes er precies uit zullen zien is aan het volgende kabinet. Iedere keuze heeft consequenties voor wat de organisatie kan, maar ook voor wat de organisatie niet kan. Iedere keuze brengt daardoor met zich mee dat er ook een risico wordt geaccepteerd.
Wat heeft de Commandant der Strijdkrachten Eichelsheim bedoeld met zijn opmerking dat er «een krijgsmacht aankomt die er fundamenteel anders uitziet.»? Kunt u in uw toelichting een reactie geven op intern circulerende stukken waarin staat dat er verschillende onderdelen zijn die voor opheffing zouden moeten vrezen?
Zoals aangegeven is Defensie niet adequaat toegerust om ons Koninkrijk te beschermen tegen toekomstige en sommige huidige dreigingen. In de Defensievisie 2035 is aangegeven waar we nu staan en wat er moet veranderen om deze dreigingen aan te kunnen. De Defensievisie schetst daarvoor een nieuw profiel voor de defensieorganisatie. Defensie moet een slimme, technologisch hoogwaardige organisatie zijn die beschikt over een groot vermogen om zich aan te passen en handelt op basis van de beste informatie. We gaan naar een krijgsmacht die bestaat uit schaalbare eenheden, die gedigitaliseerd kunnen optreden in de bekende en de nieuwe domeinen zoals cyber, informatie en space, en die diepgaand samenwerkt met internationale partners. Hiervoor is verandering nodig: er moeten nieuwe capaciteiten en manieren van werken worden ontwikkeld en bestaande capaciteiten en manieren van werken moeten worden gemoderniseerd, uitgebreid of aangepast. Wat de exacte gevolgen zijn voor Defensie en haar capaciteiten is primair afhankelijk van de politieke opdracht en de randvoorwaarden die Defensie krijgt en is daarom aan een volgend kabinet.
Deelt u de mening dat niemand wat heeft aan een leger dat vanwege een munitietekort pangpang roepend door het leven gaat? Zo ja, deelt u de mening dat de formerende partijen moeten kiezen: echt investeren of de krijgsmacht opheffen? Kunt u dit toelichten, met de daarbij behorende scenario’s?
Defensie heeft belangrijke, (grond)wettelijke taken bij het beschermen van de veiligheid en de belangen van het Koninkrijk. En deze taken worden steeds belangrijker: onze wereld is volop in beweging, de veiligheidssituatie om ons heen verslechtert en ons Koninkrijk wordt iedere dag, zichtbaar en onzichtbaar, bedreigd. Het beroep op Defensie, zowel binnen het Koninkrijk als daarbuiten, neemt daarom al jaren toe en de verwachting is dat dit de komende jaren verder zal toenemen (zie hiervoor de Defensievisie 2035). Het is daarom essentieel dat taken en middelen voor Defensie duurzaam in balans komen. Dat past ook bij de rol van Nederland als betrouwbare partner in bondgenootschappen als de NAVO en de EU. De politiek besluit over de taken van Defensie en de bijbehorende middelen. Het volgende kabinet zal zich hierover moeten buigen.
Het bericht ‘Polen ligt met volle kracht op ramkoers met Europa’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Polen ligt met volle kracht op ramkoers met Europa»? Wat is uw reactie op het bericht?1
Ja.
Ziet u in het oordeel van het Constitutionele Hof een bevestiging dat in Polen de minimumvoorwaarden voor een onafhankelijke rechtspraak zoals voorgeschreven door het Hof van Justitie van de Europese Unie niet meer gelden? Zo ja, waarom? Zo nee, wat zijn de juridische gevolgen van deze uitspraak?
Het Tribunaal publiceerde tot op heden enkel het zogeheten dictum (de conclusie) van de beslissing. De summiere motivering in het dictum geeft aanleiding te veronderstellen dat de implicaties van de uitspraak voor de EU-rechtsorde en de Europese samenwerking verreikend kunnen zijn, aangezien voorrang van het Unierecht en de fundamentele uitgangspunten daarvan zoals het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid door deze uitspraak worden geraakt. Dat kan grote (praktische) consequenties hebben voor de EU-samenwerking in den brede.
Het tegengaan van de ondermijning van de rechtsstaat vergt een proactieve rol met name van de Commissie als hoedster van de verdragen, maar ook van de lidstaten. Tijdens de Europese Raad van 21-22 oktober jl. heeft Nederland in lijn met de motie-Sjoerdsma2 en motie-Ploumen3 geïntervenieerd en steun uitgesproken voor de aankondiging van de Commissie om proactief gebruik te maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan om het functioneren van de Unie te beschermen.4
Waarom wordt er ondanks het belang dat Nederland hecht aan de Europese rechtsstaat in de discussies in de Raad zo weinig voortgang geboekt op de artikel 7-procedures tegen Polen en Hongarije? Wat doet u hieraan en welke extra stappen gaat u op dit vlak zetten na het oordeel van het Constitutionele Hof?
Naar verwachting zal de Raad Algemene Zaken in december de artikel 7-procedures weer bespreken. Dit biedt tevens de mogelijkheid de uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal aan te kaarten en de politieke druk op Polen op te voeren. Daarbij dient bedacht te worden dat ten aanzien van concrete vervolgstappen in de Artikel 7(1)-procedure een vier-vijfde meerderheid van de Raad is vereist. Dat geldt voor zowel het doen van aanbevelingen aan Polen, als ook de constatering dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de Uniewaarden.
Binnen het huidige krachtenveld is het behalen van een vier-vijfde meerderheid voor het vaststellen van substantiële aanbevelingen helaas niet realistisch. Het kabinet zal dit krachtenveld proactief in de gaten blijven houden, zich inzetten om de groep gelijkgezinde lidstaten uit te breiden en zich zodoende blijven inzetten op serieuze, substantiële vervolgstappen in de procedure. Daarnaast blijft Nederland zich samen met gelijkgezinde lidstaten inzetten voor regelmatige en betekenisvolle agendering van de artikel 7-procedures in de Raad Algemene Zaken zolang de zorgen omtrent de rechtsstaat in Polen en Hongarije voortduren.
Hoe, wanneer en op welk niveau oefent u bilateraal druk uit op Polen om deze stap en andere stappen in strijd met de rechtsstaat te veroordelen en ongedaan te maken? Welke opties overweegt u om de druk te verhogen?
Nederland heeft zich uitgesproken tegen de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal, tot op het hoogste niveau. De discussie hierover wordt primair binnen de EU gevoerd. De Europese Commissie vervult een cruciale rol bij de bescherming van de rechtsstaat in de EU als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, en heeft verscheidene instrumenten tot haar beschikking om op te treden wanneer fundamentele waarden van de Unie worden geschonden. Nederland heeft in de Raad Algemene Zaken van 19 oktober jl. en in de Europese Raad van 21 en 22 oktober jl. de Commissie opgeroepen dit instrumentarium ten volle in te zetten. Nederland zet zich actief in op het verbreden van de coalitie van EU-lidstaten die zich hardmaken voor de rechtsstaat in de lidstaten van de EU. Aangezien het hier geen primair bilateraal geschil tussen Nederland en Polen betreft maar een Europese kwestie, voert Nederland dit gesprek dan ook in EU-verband. Uiteraard spreekt Nederland ook over deze zorgen in de reguliere bilaterale contacten met Polen.
Wat gaat u doen om academici die worden vervolgd zoals Wodj Sadurski, of rechters die uit hun functie worden gezet, te ondersteunen? Op welke termijn bent u bereid zich voor hen in te spannen?
Nederland kent een lange traditie van bilaterale steun voor de democratische rechtsstaat in Polen, onder andere via steun aan het maatschappelijk middenveld, waaronder rechtersorganisaties en academia, en discussie met de Poolse autoriteiten. Zo staat Nederland in nauw contact met rechtersorganisaties Themis en Iustitia, waarvan de leden het hardst getroffen worden door disciplinaire maatregelen. Betrokken rechters geven aan de inzet van Nederland als grote steun te ervaren. Ook financiert Nederland projecten van Poolse organisaties die zien op de versterking van de rechtsstaat en bescherming van andere Uniewaarden in Polen.
Oefent Nederland druk uit op de Europese Commissie om maatregelen te treffen tegen Polen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en op welke termijn?
Tijdens haar toespraak in het Europees parlement op 19 oktober jl. heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, benadrukt dat de Commissie zeer bezorgd is over de in Polen ontstane situatie, en dat de Commissie over diverse opties beschikt om hiertegen op te treden: via een inbreukprocedure, de Artikel 7 VEU procedure, de MFK-rechtsstaatverordening en andere instrumenten die tot haar beschikking staan ter bescherming van de Uniebegroting. Nederland deelt de door de Commissie geuite zorgen, en steunt de Commissie in haar taak als hoedster van de EU-Verdragen. Nederland zal de Commissie blijven oproepen om een inbreukprocedure tegen Polen te starten, en om, conform de motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstukken 21 501-20, nr. 1728) de beoordeling van het Poolse herstelplan uit te stellen en nu niet aan de Raad voor te leggen, om de richtsnoeren over de MFK-rechtsstaatverordening z.s.m. vast te stellen, en om – met de instrumenten die de Commissie reeds tot haar beschikking heeft om de EU-begroting te beschermen – financiële druk uit te oefenen op Polen.
Wat vindt u dat het gevolg van dit oordeel moet zijn voor de Poolse toegang tot het coronaherstelfonds en de EU-begroting? Bent u bereid om naar aanleiding van dit oordeel bij de Europese Commissie ervoor te pleiten dat het rechtsstaatmechanisme wordt geactiveerd? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, wat gaat u doen als de Europese Commissie niet bereid is dit te doen?
Tijdens haar toespraak in het Europees parlement op 19 oktober jl. heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, aangegeven dat Polen voor een positieve beoordeling van het herstelplan opvolging dient te geven aan de landspecifieke aanbevelingen op het terrein van de rechterlijke onafhankelijkheid. Tijdens de Europese Raad van 21–22 oktober jl. heeft de Nederland de Commissie hierin samen met gelijkgezinde lidstaten gesteund, en de Commissie opgeroepen om in de huidige omstandigheden geen uitvoeringsbesluit van de Raad voor te stellen.
Mocht de Commissie overgaan tot de publicatie van een voorstel voor een uitvoeringsbesluit over het Poolse herstelplan zal Nederland deze beoordelen, en uw Kamer een kabinetsappreciatie sturen. Voor de kabinetsappreciatie is de vraag leidend of de Commissie de criteria uit de RRF-verordening goed heeft getoetst. Zoals aangegeven in de Kamerbrieven over de uitvoeringsbesluiten die tot nu toe zijn voorgesteld 5 concentreert de kabinetsappreciatie zich daarbij op de Commissiebeoordeling van de aansluiting van het plan op de landspecifieke aanbevelingen, van de formulering van de mijlpalen en doelen, en van de maatregelen die de lidstaat treft om corruptie, fraude en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Nederland zal bij de appreciatie van het uitvoeringsbesluit over het Poolse herstelplan ook aandacht besteden aan de voorwaarde uit de RRF-verordening dat lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het plan zullen bijdragen aan gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid over een uitvoeringsbesluit en heeft hier op grond van de RRF-verordening in de regel een maand de tijd voor vanaf het moment waarop de Commissie een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad heeft gedaan.
De Minister-President heeft in de Europese Raad van 21 en 22 oktober benoemd dat voorbereidingen voor het opleggen van maatregelen onder de MFK-rechtsstaatverordening zo snel mogelijk getroffen moeten worden, zodat zodra het Europese Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van deze verordening deze geactiveerd kan worden.
Aan welke innovatieve ideeën om de rechtsstaat in Europa te beschermen werkt het kabinet? Kunt u hier een overzicht van geven?
Naast het al langer bestaande instrumentarium dat toeziet op de rechtsstaat (waaronder de inbreukprocedure en de artikel 7-procedure), is er de afgelopen jaren ook een aantal nieuwe instrumenten bijgekomen. In 2020 is het rechtsstaatmechanisme geïntroduceerd, waarvoor Nederland sterk heeft gepleit, bestaande uit het jaarlijkse rechtstaatrapport en de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog, aangevuld met een aparte bespreking van landenhoofdstukken uit het rapport. De aankondiging van Commissievoorzitter Von der Leyen dat de Commissie vanaf 2022 concrete aanbevelingen zal toevoegen aan de landenhoofdstukken is een stap die Nederland toejuicht omdat het de discussie concreter maakt en de opvolging van constateringen in het rapport faciliteert. Een ander nieuw instrument waar onder andere Nederland zich hard voor heeft ingezet, is de MFK-rechtsstaatverordening. Met deze verordening is voor het eerst een directe koppeling gelegd tussen de ontvangst van EU-middelen uit het MFK en het Herstelinstrument en de eerbiediging van de rechtsstaat.
Om effectief te kunnen optreden tegen de ondermijning van de rechtsstaat is het van belang dat al deze instrumenten ten volle en in de juiste onderlinge samenhang worden benut. Dit vergt een proactieve rol van de Commissie als hoedster van de verdragen, maar ook van het Europees parlement als bondgenoot in deze, de lidstaten en andere stakeholders. De Nederlandse inzet is er op gericht om samen met gelijkgezinde lidstaten de Commissie aan te sporen het instrumentarium, zowel preventief als handhavend, zo volledig mogelijk in te zetten en haar te steunen in de procedures die daarop volgen. Daarnaast blijft het voeren van politiek dialoog van belang om landen aan te spreken op ontwikkelingen die de rechtsstaat binnen de Unie ondermijnen.
Ook draagt Nederland bij aan het werk van de Raad van Europa dat toeziet op het beschermen van de rechtsstaat in Europa waarbij Nederland bijvoorbeeld intervenieert in relevante zaken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Daarbij moedigt Nederland gelijkgezinde landen aan hetzelfde te doen, om de impact te vergroten. Nederland blijft daarnaast via de ambassades in Europese landen waar zorgen zijn over de rechtsstaat nieuwe projecten van maatschappelijke organisaties identificeren, die aansluiten bij de Nederlandse beleidsinzet om de rechtsstaat in deze landen te versterken. Bij dit alles blijft Nederland actief optreden met gelijkgezinde landen en zet Nederland erop in dit netwerk van gelijkgezinde landen uit te breiden, waaronder in het kader van de Conferentie over de Toekomst van Europa.
Hoe wilt u voorkomen dat de Poolse en Hongaarse omgang met de rechtsstaat invloed gaat hebben op de strenge criteria op het gebied van de rechtsstaat die voor kandidaat-lidstaten voor Europese toetreding gelden?
Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de toetredingscriteria op het gebied van de rechtsstaat voor de kandidaat-lidstaten naar aanleiding van de rechtstatelijke ontwikkelingen in Polen en Hongarije zullen worden aangepast. De achteruitgang in een aantal lidstaten heeft het belang van het handhaven van strenge criteria alleen maar onderstreept. Wel is het zo dat de ondermijning van de Europese rechtsorde het moeilijker maakt voor de EU om de Europese kernwaarde aangaande de rechtsstaat geloofwaardig uit te dragen naar derde landen, inclusief de kandidaat-lidstaten. Het is ook daarom van belang om aan te tonen dat de Europese Unie in staat is de interne rechtsstaatsproblematiek effectief aan te pakken en dat acties als de recente uitspraak van het Poolse Constitutionele Hof niet zonder consequenties blijven.
Het bericht 'Hof Polen: Pools recht weegt zwaarder dan Europees Recht' |
|
Agnes Mulder (CDA), Roelien Kamminga (VVD) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van het Poolse Constitutionele Hof dat het Pools recht zwaarder weegt dan het Europees recht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Poolse hof? Kunt u daarbij tevens ingaan op de algehele ontwikkelingen van de Poolse rechtsstaat en de zorgen die daarbij reeds bestaan?
Het Tribunaal publiceerde tot op heden enkel het zogeheten dictum (de conclusie) van de beslissing. De summiere motivering in het dictum geeft aanleiding te veronderstellen dat de implicaties van de uitspraak voor de EU-rechtsorde en de Europese samenwerking verreikend kunnen zijn, aangezien voorrang van het Unierecht en de fundamentele uitgangspunten daarvan zoals het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid door deze uitspraak worden geraakt. Dat kan grote (praktische) consequenties hebben voor de EU-samenwerking in den brede.
Het tegengaan van de ondermijning van de rechtsstaat vergt een proactieve rol met name van de Commissie als hoedster van de verdragen, maar ook van de lidstaten. Tijdens de Europese Raad van 21-22 oktober jl. heeft Nederland in lijn met de motie-Sjoerdsma2 en de motie-Ploumen3 geïntervenieerd en steun uitgesproken voor de aankondiging van de Commissie om proactief gebruik te maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan om het functioneren van de Unie te beschermen.4
Kunt u hierbij een chronologie voegen van de Poolse stappen die in strijd zijn met de Europese uitgangspunten rondom de rechtsstaat?
Het Hof heeft zich reeds meerdere malen uitgesproken over de rechtsstaat in Polen en geoordeeld dat de hervormingen van de rechterlijke macht in strijd zijn met het EU-recht.
Zo oordeelde het Hof op 24 juni 2019 in de zaak C-619/18 dat de Poolse wet gericht op de verlaging van de pensioensleeftijd van de rechters van het Pools Hooggerechtshof in strijd was met het principe dat rechters niet uit hun functie kunnen worden ontheven en daarmee ook met het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Op 5 november 2019 stelde het Hof in zaak C-192/18 nogmaals een schending van de beginselen van onafzetbaarheid en onafhankelijkheid van rechters vast, dit keer naar aanleiding van een verlaging van de pensioenleeftijd van rechters bij de Poolse gewone rechterlijke instanties. Op 15 juli 2021 oordeelde het Hof dat het Poolse tuchtregime voor rechters, met betrokkenheid van de Tuchtkamer van het Poolse Hooggerechtshof, onverenigbaar is met het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid.
In de zaak over de zogenoemde Poolse «muilkorfwet» (C-204/21) zijn op 14 juli 2021 alle door de Commissie gevraagde voorlopige maatregelen toegewezen die onder meer zien op de opschorting met onmiddellijke ingang van de werkzaamheden van de tuchtkamer van het Hooggerechtshof in zaken die verband houden met de functie-uitoefening en rechtspositie van rechters. In deze zaak heeft het Hof op verzoek van de Commissie aan Polen op 27 oktober 2021 een dwangsom van 1 miljoen euro per dag opgelegd bij het niet naleven van deze voorlopige maatregelen. NL intervenieert in deze zaak aan de zijde van de CIE samen met gelijkgezinde lidstaten. De einduitspraak kan in de loop van volgend jaar worden verwacht.
Ook door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is uitspraak gedaan over de Poolse rechtsstaat. Op 21 mei 2021 heeft het EHRM geoordeeld dat het Poolse Constitutionele Tribunaal een gerecht is dat niet bij wet is ingesteld.
De recente uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal over de verhouding tussen Europees en nationaal recht wordt door de Commissie nog nader geanalyseerd. Na analyse zal de Commissie besluiten of ze voldoende grond ziet een inbreukprocedure te starten.
Kunt u aangeven wat deze uitspraak betekent voor de door de Europese Unie gestarte artikel 7 procedure tegen Polen?
Naar verwachting zal de Raad Algemene Zaken in december de artikel 7-procedures weer bespreken. Dit biedt tevens de mogelijkheid de uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal aan te kaarten en de politieke druk op Polen op te voeren. Daarbij dient bedacht te worden dat ten aanzien van concrete vervolgstappen in de Artikel 7(1)-procedure een vier-vijfde meerderheid van de Raad is vereist. Dat geldt voor zowel het doen van aanbevelingen aan Polen, als ook de constatering dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de Uniewaarden.
Binnen het huidige krachtenveld is het behalen van een vier-vijfde meerderheid voor het vaststellen van substantiële aanbevelingen helaas niet realistisch. Het kabinet zal dit krachtenveld proactief in de gaten blijven houden, zich inzetten om de groep gelijkgezinde lidstaten uit te breiden en zich zodoende blijven inzetten op serieuze, substantiële vervolgstappen in de procedure. Daarnaast blijft Nederland zich samen met gelijkgezinde lidstaten inzetten voor regelmatige en betekenisvolle agendering van de artikel 7-procedures in de Raad Algemene Zaken zolang de zorgen omtrent de rechtsstaat in Polen en Hongarije voortduren.
Deelt u de zorgen van Eurocommissaris Didier Reynders over deze uitspraak, en welke risico’s ziet u voor de Europese Unie en Nederland?
Het kabinet deelt de zorgen van Eurocommissaris Reynders over de uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal. Toegang tot een onafhankelijke rechter en voorrang van EU-recht boven nationale wetgeving behoren tot de fundamenten van Europese samenwerking. De verwachting is dat deze uitspraak de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen nog verder aantast. De Europese interne markt, de justitiële samenwerking, maar ook zaken als klimaatsamenwerking zijn allemaal afhankelijk van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in alle 27 lidstaten.
Het is positief dat naast Eurocommissaris Reynders ook de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, zich heeft uitgesproken over de uitspraak. Zij heeft onder andere aangegeven dat de Commissie zeer bezorgd is over de in Polen ontstane situatie, en zal kunnen ingrijpen via een inbreukprocedure, de Artikel 7 VEU-procedure, de MFK-rechtsstaatverordening en andere instrumenten die tot haar beschikking staan ter bescherming van de Uniebegroting.
Kunt u aangeven wat het speelveld is in de Europese Unie, en hoe de verschillende landen hebben gereageerd op deze ontwikkeling in Polen?
Een groot aantal lidstaten heeft zijn zorgen uitgesproken over de recente uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal. De uitspraak kwam zowel bij de Raad van Algemene Zaken van 19 oktober jl. als bij de Europese Raad van 21 en 22 oktober jl. uitvoerig aan de orde. Voor meer informatie over het krachtenveld wordt verwezen naar de respectievelijke verslagen die aan beide Kamers zijn verzonden5.
Kunt u aangeven welke consequenties de uitspraak van het Poolse hof heeft voor het functioneren van de Nederlandse rechtsstaat?
Met de beantwoording van deze vraag wordt tevens ingegaan op de vraag van de heer Amhaouch, gesteld tijdens het debat van 12 oktober jl. voorafgaande aan de Europese Raad.
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 2, publiceerde het Tribunaal tot op heden enkel het zogeheten dictum (de conclusie) van de beslissing. De summiere motivering in het dictum geeft aanleiding te veronderstellen dat de implicaties van de uitspraak voor de EU-rechtsorde en de Europese samenwerking verreikend kunnen zijn, aangezien voorrang van het Unierecht en de fundamentele uitgangspunten daarvan zoals het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid door deze uitspraak worden geraakt. Dat kan grote (praktische) consequenties hebben voor de EU-samenwerking in den brede.
Het tegengaan van de ondermijning van de rechtsstaat vergt een proactieve rol met name van de Commissie als hoedster van de verdragen, maar ook van de lidstaten. Tijdens de Europese Raad van 21–22 oktober jl. heeft Nederland in lijn met de motie-Sjoerdsma6 en de motie-Ploumen7 geïntervenieerd en steun uitgesproken voor de aankondiging van de Commissie om proactief gebruik te maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan om het functioneren van de Unie te beschermen.8
Hoe weegt u de effecten van de uitspraak op het uitgangspunt dat uitspraken van het Europees Hof in Luxemburg voorrang hebben op nationale rechtspraak?
De uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal doet afbreuk aan het beginsel van voorrang van EU-recht. Dit is problematisch, aangezien het beginsel van voorrang een van de fundamenten vormt van de Europese samenwerking. Dit beginsel verzekert immers dat het Unierecht uniform wordt toegepast en nageleefd in de lidstaten. Hoe groot de effecten van de uitspraak op de doorwerking van het Unierecht in de praktijk zullen zijn, moet nog blijken.
Welke instrumenten heeft de Europese Commissie om in te grijpen?
Beide Kamers ontvangen op korte termijn per brief een overzicht van het beschikbare instrumentarium voor de bescherming van de rechtsstaat. In deze brief zal zowel het preventieve als het handhavende instrumentarium worden toegelicht, inclusief de beschikbare financiële instrumenten.
Wordt er bijvoorbeeld ingezet op het starten van een juridische procedure zoals een inbreukprocedure of het inhouden van financiële middelen? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat is de Nederlandse inzet in deze?
De voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, heeft in het Europees parlement op 19 oktober jl. aangegeven dat de Commissie zeer bezorgd is over de in Polen ontstane situatie en zal kunnen ingrijpen via een inbreukprocedure, de artikel 7-procedure, de MFK-rechtsstaatverordening en andere instrumenten die tot haar beschikking staan ter bescherming van de Uniebegroting.
Nederland deelt de door de Commissie geuite zorgen en steunt de Commissie in haar taak als hoedster van de EU-Verdragen. Nederland zal de Commissie blijven oproepen om een inbreukprocedure tegen Polen te starten en om conform de motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstukken 21 501-20, nr. 1728) de beoordeling van het Poolse herstelplan uit te stellen en nu niet aan de Raad voor te leggen, om de richtsnoeren over de MFK-rechtsstaatverordening z.s.m. vast te stellen en om – met de instrumenten die de Commissie reeds tot haar beschikking heeft om de EU-begroting te beschermen – financiële druk uit te oefenen op Polen.
Kunt u aangeven wat de betekenis is van deze uitspraak voor de beoordeling van de Poolse plannen voor middelen uit het Recovery and Resilliance Facility (RRF)? En welke mogelijkheden zijn er om deze middelen tegen te houden?
Polen diende zijn herstelplan in op 3 mei jl. Op grond van de RRF-Verordening heeft de Commissie in de regel twee maanden de tijd om een herstelplan te beoordelen aan de hand van de eisen uit de RRF-verordening en een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad te publiceren. Het uitvoeringsbesluit over het herstelplan van Polen is nog niet gepubliceerd.
Eén van de eisen uit de RRF-verordening aan een herstelplan is dat alle of een significant deel van de landspecifieke aanbevelingen die deze landen in 2019 en 2020 hebben ontvangen in voldoende mate worden geadresseerd. Deze landspecifieke aanbevelingen hebben voor Polen o.a. betrekking op de arbeidsmarkt en het pensioensysteem en op rechterlijke onafhankelijkheid.
Tijdens haar toespraak in het Europees parlement op 19 oktober jl. heeft de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, aangegeven dat Polen voor een positieve beoordeling van het herstelplan opvolging dient te geven aan de landspecifieke aanbevelingen op het terrein van de rechterlijke onafhankelijkheid. Tijdens de Europese Raad van 21–22 oktober jl. heeft de Nederland de Commissie hierin samen met gelijkgezinde lidstaten gesteund en de Commissie opgeroepen om in de huidige omstandigheden geen uitvoeringsbesluit van de Raad voor te stellen.
Na de publicatie van een uitvoeringsbesluit over het Poolse herstelplan zal Nederland deze beoordelen en uw Kamer een kabinetsappreciatie sturen. Voor de kabinetsappreciatie is de vraag leidend of de Commissie de criteria uit de RRF-verordening goed heeft getoetst. Zoals aangegeven in de Kamerbrieven over de uitvoeringsbesluiten die tot nu toe zijn voorgesteld 9 concentreert de kabinetsappreciatie zich daarbij op de Commissiebeoordeling van de aansluiting van het plan op de landspecifieke aanbevelingen, van de formulering van de mijlpalen en doelen, en van de maatregelen die de lidstaat treft om corruptie, fraude en belangenverstrengeling te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Nederland zal bij de appreciatie van het uitvoeringsbesluit over het Poolse herstelplan ook aandacht besteden aan de voorwaarde uit de RRF-verordening dat lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het plan zullen bijdragen aan gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid over een uitvoeringsbesluit en heeft hier op grond van de RRF-verordening in de regel een maand de tijd voor vanaf het moment waarop de Commissie een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad heeft gedaan.
Kunt u aangeven welke eisen er aan de Poolse rechtsstaat zijn gesteld in de landenspecifieke aanbevelingen voor Polen in de afgelopen twee jaar? Kunt u ook aangeven welke verbeteringen van de rechtsstaat Polen heeft opgenomen in het hervormingsplan voor het RRF? En kunt u aangeven hoe de recente uitspraak van het Poolse hof zich hiertoe verhoudt?
Landspecifieke aanbevelingen hebben o.a. betrekking op de arbeidsmarkt en het pensioensysteem en in Polen ook op de rechterlijke onafhankelijkheid. Deze aanbevelingen zijn terug te vinden op de website van de Commissie10. De landspecifieke aanbeveling voor Polen in het kader van de rechtsstaat luidt als volgt: «Het investeringsklimaat versterken, met name door de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Zorgen voor doeltreffende openbare raadplegingen en betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming.» De recente ontwikkeling in Polen hebben de zorgen omtrent de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht alleen maar doen toenemen. Deze ontwikkeling heeft de Commissie er toe gebracht om zoals ook door Nederland bepleit, duidelijk stelling te nemen dat de goedkeuring van het plan ervan afhangt of Polen wel in voldoende mate tegemoet komt aan deze landspecifieke aanbeveling.
Welke mogelijkheden zijn er onder Richtlijn 2021/1060 van 24 juni 20212 over behoorlijk bestuur en controle over de uitgaven van EU-fondsen om betalingen stop te zetten, in het licht van de uitspraak van het Poolse Hof?
De Common Provisions Regulation bevat aanknopingspunten om in specifieke gevallen, waarin het gaat om programma’s die onder deze verordening vallen (voornamelijk cohesieprogramma’s) en een duidelijk verband te leggen is met discriminatie, rechtsstaat en/of fraude, over te gaan tot schorsing van betaling of het aanbrengen van een financiële correctie. De kans op succes is echter zeer afhankelijk van de specifieke omstandigheden en ook van de nadere regels van de met de Common Provisions Regulation samenhangende verordeningen.
De Commissie blijft op zoek naar mogelijkheden om Polen via de band van onder andere dit instrument aan te pakken. Nederland zal druk blijven uitoefenen op de Commissie om onder meer de eventuele mogelijkheden die de Common Provisions Regulation biedt volledig te benutten.
Kunt u aangeven welke acties Nederland bilateraal onderneemt richting Polen inzake deze uitspraak, en bent u bereid opheldering te vragen bij de Poolse ambassadeur in Nederland?
Nederland heeft zich uitgesproken tegen de uitspraak van het Poolse Constitutionele Tribunaal tot op het hoogste niveau. De discussie hierover wordt primair binnen de EU gevoerd. Aangezien het hier geen primair bilateraal geschil tussen Nederland en Polen betreft maar een Europese kwestie, voert Nederland dit gesprek dan ook in EU-verband. Uiteraard spreekt Nederland ook over deze zorgen in de reguliere bilaterale contacten met Polen.
Wat betekent de uitspraak van het Poolse Hof voor de rechtszekerheid van Nederlandse staatsburgers en ondernemers in Polen, of voor Nederlandse bedrijven die zakendoen met Polen?
Het is op het moment van schrijven nog niet goed te overzien hoe verstrekkend de gevolgen van de uitspraak van het Pools Constitutioneel Tribunaal zullen zijn voor Nederlandse staatsburgers, ondernemers en bedrijven in Polen. Wel is zeker dat het niet meer vanzelfsprekend zal zijn dat Nederlandse staatsburgers, ondernemers en bedrijven die te maken krijgen met het Poolse rechtssysteem kunnen rekenen op onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak die hen doeltreffende bescherming van hun EU-rechten kan bieden indien nodig.
Is de Minister-President bereid om de Poolse rechtsstaat en de uitspraak van het Poolse hof, te agenderen voor de aanstaande Europese Raad?
Ja. Zie voor het verloop van de bespreking het verslag van de Europese Raad van 21 en 22 oktober 2021 dat op 29 oktober jl. aan uw Kamer is verzonden.
De oefening Steadfast Noon. |
|
Jasper van Dijk |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het dat ook dit jaar de oefening Steadfast Noon wordt gehouden? Zo ja, wanneer precies? Zo nee, waarom is met die gewoonte gebroken?
De NAVO-oefening Steadfast Noon vond recentelijk plaats. De NAVO heeft hierover bericht1.
Op welke wijze wordt het transparantiebeleid dit jaar vormgegeven?1
In 2020 heeft de NAVO voor het eerst bekendgemaakt dat er een jaarlijkse oefening met nucleaire dimensie plaatsvindt. Dit was een belangrijke stap in het streven naar meer transparantie. Om deze reden is destijds ook gecommuniceerd over het bezoek van de secretaris-generaal van de NAVO aan deze oefening. Binnen de NAVO wordt belang gehecht aan meer transparantie over bondgenootschappelijke activiteiten, als vertrouwenwekkende maatregel en om de kans op misverstanden en miscalculatie te verkleinen. Tevens dient transparantie het doel van geloofwaardige afschrikking. Ook Nederland streeft ernaar zo transparant mogelijk te zijn over de kernwapentaak en daaraan gerelateerde onderwerpen, binnen de kaders van de bondgenootschappelijke afspraken. De Nederlandse inzet binnen de NAVO is er dan ook steeds op gericht om die transparantie waar mogelijk te vergroten. In navolging van de berichtgeving in 2020 is ook dit jaar door de NAVO gecommuniceerd over de oefening. Hierbij is voor het eerst de naam van de oefening, Steadfast Noon, bekendgemaakt.
Is dit transparantiebeleid ook NAVO-beleid? Zo nee, waarom niet, omdat immers secretaris-generaal Stoltenberg vorig jaar in Volkel aanwezig was en zich liet fotograferen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke landen nemen dit jaar deel aan Steadfast Noon? Doet ook Nederland mee en zal dat gebeuren door de luchmachteenheid in Volkel?
Aan de oefening Steadfast Noon namen ook dit jaar vliegtuigen deel vanuit landen verspreid over het bondgenootschap. Het is aan bondgenoten zelf om bekend te maken of zij deelnemen aan deze oefening. Nederland heeft, net als vorig jaar, deelgenomen met een eenheid van de vliegbasis Volkel. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is met de uitvoering van de Nederlandse kernwapentaak één squadron F-16’s belast en zijn deze dual-capable jachtvliegtuigen gestationeerd op de vliegbasis Volkel.
Neemt Turkije ook dit jaar niet deel?2 Welke internationale onderdelen zijn bij Steadfast Noon 2021 betrokken?
Zie antwoord vraag 4.
Geldt dit transparantiebeleid ook voor andere deelnemers aan de oefening? Zo ja, welke landen en welke wijze wordt dat vorm in dat land (of die landen) vormgegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de inhoud van het Strategic Nuclear Weapon Limit Agreement? Tussen welke landen is het gesloten?3
Het Strategic Nuclear Weapon Limit Agreement is als zodanig niet bekend. Indien verwezen wordt naar New START (Strategic Arms Reduction Treaty), kan vermeld worden dat dit bilaterale verdrag tussen de VS en Rusland eerder dit jaar ongewijzigd met vijf jaar is verlengd tot 5 februari 2026.
Is het juist dat deze overeenkomst op 5 februari 2021 is afgelopen? Zo ja, is het verlengd en zijn er wijzigingen aangebracht? Welke wijzigingen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de Nederlandse deelname aan het Nuclear Sharing beleid uit te faseren?
De kernwapentaak van Nederland draagt bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging, en dus aan de veiligheid van de NAVO en van Nederland. Het garanderen van onze veiligheid is niet gratis, en Nederland is bereid daar een relevante bijdrage aan te blijven geven. Hierdoor wordt ook de cohesie binnen NAVO vergroot en doen we aan feitelijke lastenverdeling. Dankzij de kernwapentaak is Nederland daarnaast in een positie om op constructieve wijze een actieve rol te blijven spelen binnen het bondgenootschap op het gebied van wapenbeheersing. Tegen de achtergrond van de huidige geopolitieke ontwikkelingen, de committering van Nederland aan haar bondgenootschappelijke verplichtingen en de onwenselijkheid van eenzijdige ontwapeningsstappen houdt het kabinet vast aan hetgeen door opeenvolgende regeringen sinds 2002 is gesteld, namelijk dat het altijd de bedoeling is geweest dat de F-35 de bestaande nucleaire taak van de F-16 overneemt.
Bent u tevens bereid met de nieuwe Duitse regering in wording te overleggen om samen het Nuclear Sharing beleid te beëindigen?
Het kabinet doet geen uitspraken over het kernwapenbeleid van andere NAVO-bondgenoten.
Deelt u de opvatting dat ook de Belgische regering geneigd zou kunnen zijn om het Nuclear Sharing-beleid te beëindigen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de opvatting dat de voorgenomen komst van F-35-toestellen naar Volkel vanaf 30 juni 2022 een goed moment is om het Nuclear Sharing-beleid te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: 'Fundamenteel fout'’ |
|
René Peters (CDA), Hatte van der Woude (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: «Fundamenteel fout»?1
Ja.
Is het correct dat door het Erasmus MC, Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het NFI of aan deze instellingen verbonden wetenschappers is samengewerkt met Chinese onderzoekers die direct of indirecte banden hadden met de politie in China? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit?
Via de berichtgeving waarnaar u verwijst, ben ik geconfronteerd met de genoemde bevindingen waaraan wordt gerefereerd in vraag 2, 3 en 4. Op dit moment zijn nog niet alle details en feitelijkheden bekend rondom de onderzoeken die recent naar voren zijn gekomen in de berichtgeving waar u naar verwijst. Daarom kan ik hier nog geen uitspraken over doen. Ik heb al wel het Erasmus MC (EMC), Leiden Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) schriftelijk verzocht om een eerste duiding.
Daarin laat het Erasmus MC weten dat wat betreft de in de berichtgeving genoemde onderzoeken waarbij sprake was van samenwerking met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid (oftewel, personen die banden hebben met de politie) om DNA van Oeigoeren te verzamelen, noch Erasmus MC, noch LUMC, NFI of een andere Nederlandse kennisinstelling betrokken was. Het Erasmus MC geeft aan dat deze drie onderzoeken zijn verricht door een onderzoeker van het Beijing Institute of Genomics Chinese Academy of Sciences. Deze onderzoeker heeft naast zijn hoofdaanstelling aan het Beijing Institute of Genomics óók een gedeeltelijke aanstelling bij Erasmus MC en heeft in zijn onderzoekspublicatie het Erasmus MC – zoals gangbaar in de academische wereld – genoemd als tweede affiliatie. Het Erasmus MC stelt dat de desbetreffende onderzoeken niet zijn uitgevoerd vanwege of vanuit zijn functie in het Erasmus MC. De kennisinstelling had geen enkele inhoudelijke of financiële betrokkenheid bij deze drie specifieke onderzoeken waarbij samenwerking plaatsvond met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid. Dat geldt ook voor het LUMC en NFI.
Het is goed om hier te verduidelijken dat het Erasmus MC, LUMC en NFI bij een viertal andere in de berichtgeving genoemde onderzoeken, inderdaad wél (deels) betrokken waren. Deze onderzoeken vonden plaats binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Dat betreft fundamenteel onderzoek naar de genetische basis van het menselijk uiterlijk. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Dit najaar nog ga ik samen met deskundigen van de relevante ministeries met de betrokken kennisinstellingen in gesprek om de verdere details rond de onderzoeken te bespreken en alle feitelijkheden te achterhalen. Ik zal u begin 2022 informeren over de uitkomsten daarvan.
Is het correct dat, zoals gesteld in dit artikel, onderzoeken door deze instellingen zijn gedaan op materiaal dat door de Chinese politie bij de onderdrukte Oeigoeren is afgenomen? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit?
Het Erasmus MC en LUMC laten in hun eerste duiding weten dat de vier genoemde onderzoeken waar Erasmus MC, LUMC en NFI wél deel van uitmaakten, plaatsvonden binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Daarbij werd gebruik gemaakt van datasets van tienduizenden mensen van over de hele wereld. Al deze datasets, waaronder datasets afkomstig van Oeigoeren, zijn verzameld door Shanghai Institutes of Biological Sciences, Max Planck Society, Partner Institute of Computational Biology van CAS en Fudan Unviversity in Shanghai. Deze gerenommeerde instituten hanteren de hiervoor geldende internationale standaarden op het gebied van dataverzameling.
Het LUMC meldde tevens dat het in twee van de vier in de berichtgeving genoemde studies eigen data beschikbaar heeft gesteld. Het LUMC stelt dat deze data anoniem en niet-herleidbaar zijn, en zijn verkregen op basis van informed consent.2 In een derde studie hebben LUMC-onderzoekers een test uitgevoerd op aangeleverde gecodeerde DNA-samples. Ook hiervan geeft het LUMC aan dat dit niet naar een individu herleidbaar is, vanwege de beperkte genetische informatie. De herkomst en samenstelling van deze samples is niet bekend: dat is bij dergelijke onderzoeken gebruikelijk. In de vierde studie was geen sprake van betrokkenheid.
In het aankomende gesprek met de betrokken kennisinstellingen wil ik meer te weten komen over de werkwijzen, gemaakte partnerkeuzen en de afwegingen bij de betreffende onderzoeken.
Is het correct dat in andere gevallen gewerkt is met «goedkeuringsverklaringen» voor het afstaan van materiaal door Oeigoeren? Zo ja, sinds wanneer bent u bekend met dit feit? Bent u daarnaast bekend met het feit dat goedkeuringsverklaringen in China niet altijd onder dezelfde ethisch verantwoorde en vrijwillige omstandigheden tot stand komen als in Nederland?
Het Erasmus MC meldt in de eerste duiding dat bij het verzamelen van data door academici van Shanghai Institutes of Biological Sciences, Max Planck Society, Partner Institute on computational Biology van CAS en Fudan University in Shanghai inderdaad gewerkt is met goedkeuringsverklaringen en toestemmingsformulieren.
Ik ben bekend met het feit dat goedkeuringsverklaringen in China niet altijd onder dezelfde ethisch verantwoorde en vrijwillige omstandigheden tot stand komen als in Nederland. Dit is precies waarom kennisinstellingen in Nederland bij het aangaan van elke internationale wetenschappelijke samenwerking alert dienen te zijn op mogelijke veiligheidsrisico’s én ethische en morele overwegingen dienen te maken.
Zoals genoemd, ken ik nog niet alle details en feitelijkheden rondom deze onderzoeken. In het gesprek dat dit najaar met de betrokken partijen plaats zal vinden, ga ik ook graag de diepte in over het gebruik van de goedkeuringsverklaringen. Ik verneem graag welke overwegingen de instellingen gehanteerd hebben en welke morele en ethische aspecten zij daarin hebben meegenomen.
Hoe verklaart u dat deze samenwerking tot stand heeft kunnen komen en in stand is gebleven, terwijl al jaren signalen zijn dat Chinese autoriteiten biometrische data (zoals irisscans, DNA, vingerafdrukken) van inwoners tussen 12 en 65 jaar oud verzamelen, met name in regio’s waar veel Oeigoeren wonen, een zwaar onderdrukte minderheid in China?
Het Ministerie van OCW ziet vanuit haar stelselverantwoordelijkheid toe op de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het onderwijsstelsel. Het Ministerie van OCW bepaalt de juridische en financiële kaders (wet- en regelgeving en bekostiging). Binnen deze kaders kennen de kennisinstellingen een grote mate van autonomie, zoals geborgd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het Ministerie van OCW wordt niet inhoudelijk op de hoogte gesteld van alle afzonderlijke onderzoeksprojecten die in Nederland of in samenwerking met Nederlandse wetenschappers worden uitgevoerd, of het verloop daarvan. Kennisinstellingen dienen een gedegen inschatting te maken van de mogelijke risico’s die gepaard gaan met internationale wetenschappelijke samenwerking. Om te kunnen verklaren hoe deze samenwerking tot stand is gekomen en in stand is gebleven, en welke afwegingen hierbij zijn gemaakt, ga ik nog dit najaar met de betrokken partijen in gesprek.
Overigens meldde het Erasmus MC in haar eerste duiding dat het wereldwijde onderzoekssamenwerkingsverband waar de Nederlandse kennisinstellingen wél bij betrokken zijn, omwille van de gevoeligheid in 2020 heeft besloten te stoppen met het gebruik van de dataset met DNA-gegevens afkomstig van Oeigoeren.
Op welke manier heeft u opvolging gegeven op uw beschreven acties, zoals beschreven in de brief kennisveiligheid van 27 november 2020, «kennisveiligheidsdialoog», «richtsnoeren kennisveiligheid», «bestuurlijke afspraken kennisveiligheid» en «expertise- en adviesloket kennisveiligheid»? Kunt u deze toelichten per beschreven actie?2
In desbetreffende brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van november 2020 is aangekondigd dat het kabinet werkt aan een pakket maatregelen dat handelingsperspectief biedt aan zowel de kennisinstellingen als de rijksoverheid. Het doel is ongewenste kennis- en technologie overdracht tegen te gaan en ongewenste beïnvloeding te voorkomen.
Eind 2020 is een kennisveiligheidsdialoog gestart met besturen van alle kennisinstellingen om het bewustzijn te verhogen van de risico’s die internationale academische samenwerking met zich mee kan brengen. De eerste ronde gesprekken met universiteiten, NWO- en KNAW-instituten, TO-2 instellingen, VSNU, VH, NWO en KNAW is afgerond. Er vinden momenteel nog gesprekken plaats met hogescholen en de universitair medisch centra. De opbrengsten van de kennisveiligheidsdialoog zijn tweeledig. Enerzijds draagt de dialoog bij aan het vergroten van het bewustzijn van statelijke dreigingen, evenals aan de bekendheid met bestaande instrumenten om op een verantwoorde manier een afweging te maken tussen kansen en de risico’s. Anderzijds levert de gesprekkenreeks voor het kabinet waardevolle inzichten op, die meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van het beleid.
De Nationale Leidraad Kennisveiligheid wordt samen met de kennissector en betrokken departementen opgesteld. Deze is bedoeld als referentiekader voor bestuurders en eenieder die binnen een kennisinstelling te maken heeft met internationale wetenschappelijke samenwerking. De Leidraad is in een vergevorderd stadium en zal naar verwachting uiterlijk in het eerste kwartaal van 2022 gepubliceerd worden.
In aansluiting op de kennisveiligheidsdialoog en de leidraad zal het kabinet samen met de koepels, kennisinstellingen en onderzoeksinstituten bestuurlijke afspraken opstellen. Het doel hiervan is om commitment te organiseren om het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijk te verankeren en de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen te verduidelijken. Binnenkort starten de eerste gesprekken hierover, met als streven deze in het voorjaar van 2022 af te ronden.
Tot slot verlopen de voorbereidingen van het expertise- en adviesloket kennisveiligheid voorspoedig. In het loket kan elke medewerker van een kennisinstelling terecht met (advies)vragen over risico’s en andere kwesties die samenhangen met wetenschappelijke internationale samenwerking. Tevens biedt het loket informatievoorziening door middel van o.a. een website en fungeert het als een platform voor kennisdeling. Het doel is dat kennisinstellingen terecht kunnen bij één punt en dat we achter de schermen de juiste overheidspartijen en andere experts betrekken voor de beantwoording. Bij de opzet en inrichting van het loket zijn verschillende departementen en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) betrokken. Het doel is om het loket in januari 2022 operationeel te hebben.
Uw Kamer zal begin 2022 opnieuw worden geïnformeerd over de voortgang op de bovenstaande maatregelen.
Wat is de stand van zaken van het toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht?
Onderdeel van het in vraag 6 genoemde pakket aan maatregelen, betreft het ontwikkelen van een juridisch bindend toetsingskader. Daarbij zullen academici die toegang willen tot een van de – nog vast te stellen – risicovakgebieden, worden getoetst.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft samen met alle betrokken partijen de juridische mogelijkheden en opties in kaart gebracht voor de invulling van dit toetsingskader. Eén van deze opties zal nader worden uitgewerkt. Het toetsingskader wordt thans verder uitgewerkt, in samenhang met andere maatregelen als de investeringstoets en het lopende traject omtrent de kennismigrantenregeling.4 Bij deze uitwerking wordt ook nadrukkelijk rekening gehouden met het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren. De Kamer ontvangt begin 2022 een update van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, waaronder het toetsingskader.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het afwegingskader waarbij Nederland deze binnen EU-verband gaat vormgeven met betrekking tot kennisveiligheid, zoals beschreven in de brief kennisveiligheid van 27 november 2020? Met welke EU-landen is Nederland hierover in gesprek en wanneer kunnen we hier concreet uitkomsten van verwachten?
Met het afwegingskader wordt in de brief Kennisveiligheid bedoeld, het geheel aan maatregelen waarmee kennisinstellingen in staat worden gesteld een gedegen afweging te maken bij het aangaan van een internationale samenwerking. Door instellingen te stimuleren om in de overweging kansen en risico’s mee te nemen, maar ook ethische en morele aspecten én het belang van de academische waarden. Voor wat betreft de stand van zaken hieromtrent, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6 en vraag 7.
Nederland is met een aantal landen in gesprek, zowel over het kennisveiligheidsbeleid in den brede, als specifiek over het toetsen van personen. Er is bilateraal onder meer gesproken met vertegenwoordigers uit de EU-lidstaten Frankrijk, Duitsland en Denemarken. Ook is gesproken met het Verenigd Koninkrijk. Nederland maakt tevens deel uit van een Europees netwerk over de academische samenwerking met China. In dat kader is ook sprake van uitwisseling van ervaringen en kennis. Tot slot is via de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan Europese immigratiediensten gevraagd of, en zo ja, hoe, zij een toetsingskader hebben ingericht binnen toelatingsprocedures. De – voorlopige – resultaten laten een wisselend beeld zien. Op basis van de resultaten van de uitvraag zullen vervolggesprekken met verschillende lidstaten worden gevoerd. In de aankomende Kamerbrief over de voortgang van de inzet op kennisveiligheid, zal ik ook specifieker ingaan op de voortgang binnen de EU en op internationaal terrein.
Klopt het dat het Erasmus MC geen bezwaar ziet in het samenwerken met Chinezen voor het verzamelen en onderzoeken van DNA en het verder ontwikkelen van technieken om iemands uiterlijk te voorspellen, als deze geen directe banden hebben met de Chinese Politie?
Nog niet alle details en feitelijkheden zijn bekend. Daarom kan ik hier geen uitspraak over doen. Het Erasmus MC laat in de genoemde eerste schriftelijke duiding weten dat zij (net als het LUMC en NFI) nooit gebruik heeft gemaakt van datasets met DNA-gegevens afkomstig van Oeigoeren die verzameld zijn door instellingen gelieerd aan het Chinese Ministerie van Veiligheid of de Chinese politie. Het Erasmus MC keurt het gebruik daarvan af.
Bent u het eens met de aanname van het Erasmus dat als er maar geen directe banden met de politie zijn, de onderzoeken puur voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt zullen worden? Zo nee, wat gaat u dan doen richting Erasmus MC?
Voor elke beoogd samenwerkingspartner geldt, dat vooraf goed in kaart moet worden gebracht welke kansen en risico’s de partner met zich meebrengt. Ook als er geen directe banden zijn met de politie, kunnen andere dreigingen of risico’s verbonden zijn aan internationale wetenschappelijke samenwerking. Op ongewenste kennisoverdracht, beïnvloeding, maar ook risico’s voor onze belangrijke academische waarden als openheid, gelijkwaardigheid en academische vrijheid. In die afweging moeten ook morele en ethische aspecten worden meegenomen. Dat geldt niet alleen voor Chinese partners, maar ook voor partners uit andere landen.
Ik ga ervanuit dat de betrokken kennisinstellingen, waaronder Erasmus MC, hierin destijds een zorgvuldige afweging hebben gemaakt. Om meer te weten te komen over de afwegingen en afspraken uit deze onderzoekssamenwerkingen, komt dit nadrukkelijk aan bod tijdens het aankomende gesprek met de betrokken kennisinstellingen en deskundigen van de departementen. Ik zal u begin 2022 over de uitkomsten informeren.
De samenwerking tussen Nederland en China bij onderzoek naar DNA |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Nederland doet samen met China DNA-onderzoek: «Fundamenteel fout»»?1
Ja.
Is het waar dat Nederlandse wetenschappers in samenwerking met Chinese wetenschappers gewerkt hebben aan het ontwikkelen van gevoelige DNA-technieken waarmee het mogelijk is om iemands kleur haar, ogen of de kleur van de huid te voorspellen? Zo ja, wat is uw mening over die samenwerking? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Op dit moment zijn nog niet alle details en feitelijkheden bekend. Daarom kan het kabinet hier nog geen uitspraken over doen. Ik heb al wel het Erasmus MC, het Leiden Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) schriftelijk verzocht om een eerste duiding.
Daarin laten het Erasmus MC en LUMC weten dat er geen sprake is van samenwerking met Chinese wetenschappers bij de ontwikkeling van gevoelige DNA-technieken om de kleur van haar, ogen of huid te voorspellen.
Tevens meldt het Erasmus MC mij dat wat betreft de in de berichtgeving genoemde onderzoeken waarbij sprake was van samenwerking met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid om DNA van Oeigoeren te verzamelen, noch Erasmus MC, noch LUMC, NFI of een andere Nederlandse kennisinstelling betrokken was. Het Erasmus MC geeft aan dat deze drie onderzoeken zijn verricht door een onderzoeker van het Beijing Institute of Genomics Chinese Academy of Sciences. Deze onderzoeker heeft naast zijn hoofdaanstelling aan het Beijing Institute of Genomics óók een gedeeltelijke aanstelling bij Erasmus MC en heeft in zijn onderzoekspublicatie het Erasmus MC -zoals gangbaar in de academische wereld- genoemd als tweede affiliatie. Het Erasmus MC stelt dat de desbetreffende onderzoeken niet zijn uitgevoerd vanwege of vanuit zijn functie in het Erasmus MC. De kennisinstelling had geen enkele inhoudelijke of financiële betrokkenheid bij deze drie specifieke onderzoeken waarbij samenwerking plaatsvond met het Chinese Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid. Dat geldt ook voor het LUMC en NFI.
De kennisinstellingen geven tevens aan dat het LUMC, Erasmus MC en NFI bij een viertal andere in de berichtgeving genoemde onderzoeken, inderdaad wél (deels) betrokken waren. Dat betreft fundamenteel onderzoek naar de genetische basis van het menselijk uiterlijk. Deze onderzoeken vonden plaats binnen grote internationale samenwerkingsverbanden met vele kennisinstellingen. Het is niet mogelijk om met de uitkomsten van die onderzoeken uiterlijke kenmerken te voorspellen, noch om bepaalde groepen te herkennen of te selecteren op basis van DNA.
Dit najaar nog ga ik samen met deskundigen van de relevante ministeries met de betrokken kennisinstellingen in gesprek om de verdere details rond de onderzoeken te bespreken en alle feitelijkheden te achterhalen. Ik zal u begin 2022 informeren over de uitkomsten daarvan.
Kunt u uitsluiten dat de resultaten van de genoemde gezamenlijke onderzoeken tussen Nederlandse en Chinese wetenschappers misbruikt worden door de Chinese autoriteiten om ingezet te worden tegen onschuldige mensen waaronder Oeigoeren en Tibetanen? Zo ja, hoe kunt u dat uitsluiten? Zo nee, waarom kunt u dat niet?
In hun eerste schriftelijke duiding, laten het Erasmus MC en LUMC weten dat de onderzoeken waar de Nederlandse instellingen wél bij betrokken waren, niet bijdragen aan de onderdrukking van minderheden. Zij stellen namelijk dat deze onderzoeken niet kunnen leiden tot het voorspellen van uiterlijkheden, noch het herkennen of selecteren van minderheden door middel van DNA. In het onderzoek wordt niet onderzocht hoe uiterlijke kenmerken samenhangen met etniciteit.
Ik zal de betrokken instellingen in het aankomende gesprek vragen om hierover nadere uitleg te geven.
Deelt u de mening dat er bij samenwerking tussen Nederlandse en Chinese wetenschappelijke instituten altijd rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de uitkomsten van die samenwerking door de Chinese autoriteiten misbruikt kunnen worden tegen de eigen bevolking? Zo ja, wordt daar dan ook altijd rekening mee gehouden en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Bij alle vormen van internationale wetenschappelijke samenwerking, met China maar ook met andere landen, dient rekening te worden gehouden met de potentiële risico’s die hiermee gepaard gaan. Dit zou ook misbruik van de onderzoeksresultaten tegen de eigen bevolking kunnen omvatten. Om internationale samenwerking op een veilige manier te laten plaatsvinden, met oog voor zowel de kansen als de risico’s, heeft het kabinet in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap een pakket aan maatregelen gepresenteerd. De voorgestelde maatregelen beogen het bewustzijn over kennisveiligheid onder de betrokkenen te vergroten en te zorgen dat het veiligheidsbeleid binnen de instellingen nadrukkelijker vorm krijgt. Zo werkt het kabinet bijvoorbeeld aan een toetsingsmechanisme tegen ongewenste kennis- en technologieoverdracht voor vakgebieden met een verhoogd risico vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid. De maatregelen zijn gericht op universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten, waaronder de TO2-instellingen voor toegepast onderzoek. Daarnaast wil ik benadrukken dat er vanuit de kennisinstellingen ook wordt gewerkt aan het vergroten van bewustzijn over kennisveiligheid en verder versterken van de weerbaarheid tegen dreigingen en misbruik, bijvoorbeeld de publicatie van het Kader Kennisveiligheid door de VSNU, een stuk dat bestuurders handvatten biedt bij het maken van risicoafwegingen.
Zijn de genoemde onderzoeken vooraf getoetst door een ethische commissie? Zo ja, kunt u dan de uitkomsten van die toetsen aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet en wat zegt dat over dat onderzoek?
Op grond van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek (WMO) geldt er alleen een wettelijke toetsingsplicht voor medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. Onderzoek moet worden getoetst als, ten behoeve van het onderzoek, personen aan handelingen worden onderworpen of als hen gedragsregels worden opgelegd. Het Erasmus MC geeft aan dat de Medisch-Ethische Toetsingscommissie van het Erasmus MC van oordeel was, dat de aangemelde onderzoeken niet onder de reikwijdte van de WMO bleken te vallen, omdat er bij dit onderzoek aan proefpersonen geen handelingen of gedragsregels zijn opgelegd. Daarom was het oordeel dat toetsing in het kader van de WMO niet was vereist.
Er bestaat geen wettelijke toetsingsplicht voor het toetsen van de wijze waarop de uitkomsten van een onderzoek gebruikt kunnen worden en of dit maatschappelijk aanvaardbaar is. Deze inschatting dienen onderzoeksinstellingen zelf te maken. Zoals genoemd, heeft Erasmus MC in haar eerste duiding laten weten dat de genoemde onderzoeken niet kunnen bijdragen aan de onderdrukking van minderheden, omdat de onderzoeken niet leiden tot het herkennen of selecteren van minderheden door middel van DNA. In het onderzoek wordt namelijk niet onderzocht hoe uiterlijke kenmerken samenhangen met etniciteit.
Overigens wil ik in het aankomende gesprek met de instellingen nadrukkelijk meer te weten komen over de gemaakte afwegingen bij de betreffende onderzoeken, inclusief de medisch-ethische afwegingen.
Wordt in het geval van samenwerking met Chinese wetenschappers vooraf getoetst welke risico’s er kunnen zijn dat de uitkomsten van die samenwerking misbruikt kunnen worden door de Chinese autoriteiten? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van OCW ziet vanuit haar stelselverantwoordelijkheid toe op de kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het stelsel en stelt de juridische en financiële kaders (wet- en regelgeving en bekostiging). Binnen deze kaders kennen de kennisinstellingen een grote mate van autonomie, zoals vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Instellingen dienen zelf een gedegen inschatting te kunnen maken van de eventuele risico’s van de uitkomsten van internationale wetenschappelijke samenwerkingen. Veel instellingen maken hiervoor gebruik van een eigen ethische commissie.
Het kabinet merkt dat in sommige gevallen zelfregulering niet afdoende is en bindende voorschriften onvermijdelijk zijn. Daarom werkt het kabinet momenteel aan een toetsingskader om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan, zoals aangekondigd in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van 27 november 2020. Het toetsingskader zal niet alleen op personen van toepassing zijn maar ook op samenwerkingsverbanden. De Kamer zal begin 2022 een brief ontvangen over de voortgang van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, waaronder het toetsingskader.
Deelt u de mening dat Nederlandse onderzoekers niet met Chinese onderzoekers zouden moeten samenwerken als het risico bestaat dat de resultaten van onderzoek door de Chinese autoriteiten misbruikt zouden kunnen worden om hun eigen bevolking te volgen of te onderdrukken? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse kennisinstellingen en/of onderzoekers dienen op geen enkele wijze betrokken te zijn bij de onderdrukking van de Chinese bevolking. Voor elke beoogd samenwerkingspartner, ongeacht nationaliteit, geldt dat vooraf goed in kaart moet worden gebracht welke kansen en risico’s de beoogd samenwerkingspartner met zich meebrengt. Dat betreft risico’s op ongewenste kennisoverdracht of beïnvloeding, maar ook risico’s voor de voor ons belangrijke academische waarden als openheid, gelijkwaardigheid en academische vrijheid. In die afweging moeten ook morele en ethische aspecten worden meegenomen.
Ik wil dan ook van de betrokken kennisinstellingen in het aankomende gesprek nadrukkelijk meer vernemen over de gemaakte afwegingen en keuzes.
Zoals in de brief Kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van 27 november 2020 staat beschreven, werkt het kabinet momenteel aan een set maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan, onder meer door bewustwordingsgesprekken, een nationale leidraad, een expertise- en adviesloket en door het inrichten van een toetsingskader. De Kamer zal begin 2022 een brief ontvangen over de voortgang op deze maatregelen.
Het bericht dat Nederland met China DNA-onderzoek doet |
|
Harm Beertema (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
In hoeverre is op uw ministeries bekend dat drie Nederlandse toplaboratoria de afgelopen jaren met Chinese wetenschappers gevoelige DNA-technieken ontwikkelden?1
Zoals geschetst in de verzuimbrief van februari 20213 werk ik hard aan het bieden van ontwikkelkansen voor kinderen die al langer niet naar school gaan, die dreigen uit te vallen of al langere tijd zijn uitgevallen. Daarbij hanteer ik – samen met de Staatssecretaris van VWS – een integrale aanpak. Onderdeel daarvan is dat de registratie van verzuim op orde is en dat er een éénduidige definitie van verzuim wordt gehanteerd. Bij het beter in beeld brengen van die cijfers kan het voorkomen dat de aantallen oplopen, omdat een regio simpelweg beter zicht krijgt op de problematiek. Dit geldt ook voor de regio Holland Rijnland.
Naar aanleiding van het bericht in het Leidsch Dagblad en de vragen van het lid De Hoop (PvdA) heb ik contact laten opnemen met het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland (hierna: RBL) en het jaarverslag opgevraagd.4
Het RBL geeft in dat jaarverslag zelf aan het vermoeden te hebben dat het toenemende aantal VWO-thuiszitters met name te maken heeft met een verbeterde samenwerking en als gevolg daarvan toenemende meldingsbereidheid. Het RBL denkt niet dat het aantal thuiszitters zoveel gestegen is, de omvang is wel beter in beeld. Het RBL is zich veel intensiever gaan richten op de registratie van langdurig geoorloofd verzuim en neemt deze cijfers nu mee in het jaarverslag. Het RBL wijst in zijn jaarverslag op het feit dat er in het land verschillende definities (waarbij sommige scholen/gemeentes alleen ongeoorloofd verzuim registreren terwijl anderen alle vormen van verzuim registreren) en manieren van tellingen worden gebruikt.
Indien u niet of nauwelijks bekend bent met deze praktijken, bent u dan bereid er nader onderzoek naar te doen om exact te achterhalen welke instellingen DNA-onderzoek doen en/of deden met Chinezen, en met welke doeleinden?
Volgens het jaarverslag wordt in de registratie van RBL de oorzaak van het verzuim gebaseerd op een subjectieve inschatting van de betrokken consulent op basis van de informatie die hij/zij heeft. Daaruit blijkt dat er bij de kinderen op het VWO psychische problemen vaker leiden tot verzuim, bijvoorbeeld in vergelijking tot kinderen in het V(S)O) of praktijkonderwijs waar externaliserende problemen – gericht op de omgeving, bijvoorbeeld agressief gedrag – vaker oorzaak zijn. Dat komt overeen met onderzoeken die afgelopen jaren zijn uitgevoerd naar de achtergrondkenmerken van kinderen en jongeren die uitvallen.5, 6, 7, 8 Deze onderzoeken laten stuk voor stuk zien dat de oorzaken van thuiszitten zeer divers zijn. In het ene onderzoek komt agressie sterk naar voren, terwijl in een eerder onderzoek juist internaliserende gedragsproblematiek sterk naar voren komt.
In alle gevallen is het – zoals ook in de vraag wordt gesteld – zaak om te voorkomen dat leerlingen langdurig thuis komen te zitten. Daarbij zal steeds gekeken moeten worden naar wat een leerling nodig heeft en wat er voor maatwerk nodig is. Voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die daardoor soms tussen wal en schip vallen, wordt er gewerkt aan meer ruimte voor onderwijszorgarrangementen. Momenteel bereid ik een experimenteerbesluit voor dat initiatieven de ruimte biedt om in deze arrangementen op een aantal punten af te wijken van wet- en regelgeving.
Hoe vindt u dat DNA-onderzoek met dubieuze Chinese partners, onder wie politiemensen die bloed aftappen van Oeigoeren, past binnen uw streven om ongewenste kennis- en technologieoverdracht tegen te gaan?
Zoals het jaarverslag aangeeft is de wachtlijstproblematiek (voor zowel speciaal onderwijs als vormen van dagbesteding) voor een klein, maar toenemend aantal thuiszitters in deze regio aan de orde. Daarmee is het niet zo zeer representatief voor de hele thuiszitproblematiek in de regio, maar nadrukkelijk wel een probleem. Er wordt daarom gewerkt aan een monitor om de wachtlijsten voor het (v)so beter in beeld te krijgen.
Wachtlijsten kunnen ook ontstaan omdat er minder uitstroom is uit de zorg. Holland Rijnland geeft aan dat ze minder doorstroom zien van dagbesteding naar onderwijs. Kinderen die eigenlijk (gedeeltelijk) onderwijs zouden kunnen volgen houden daarmee de plek bezet voor kinderen waarvoor dagbesteding wel de beste plek is. Binnen Holland Rijnland wordt in kaart gebracht waar nog gaten zitten in het onderwijszorgcontinuüm en hoe het onderwijs (evt. gezamenlijk met zorg) hierop een aanbod kan organiseren.
Herinnert u zich onze vragen over de tientallen Chinese onderzoekers in Delft die banden hadden met het Chinese leger? Mogen we nu opmaken dat u destijds niets gedaan en geleerd heeft van die zorgwekkende berichtgeving? Zo nee, waarom niet?2
Een budgetplafond bij een aanbieder van dagbesteding is op zichzelf geen reden om een kind thuis te laten zitten. Als vastgesteld is dat een kind jeugdhulp nodig heeft zal de gemeente óf een uitzondering moeten maken op het budgetplafond bij deze aanbieder óf zal dagbesteding geleverd moeten worden door een andere aanbieder in de regio. Daarvoor is het uiteraard van belang dat er voldoende geld is om deze zorg in te kopen en dus wachtlijsten worden voorkomen. Vanuit het Rijk is hiervoor dit jaar extra geld beschikbaar gesteld.10
Waarom kiest u bij het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht nog steeds voor een landenneutrale aanpak? Bent u in het geval van China – onder meer gezien de reeks van incidenten – bereid om te kiezen voor een scherpe gerichte aanpak?
De ontwikkeling in regio Holland Rijnland waarbij het RBL in samenwerking met partners werk gemaakt heeft van het steeds beter in beeld brengen van thuiszitten, past in een breder landelijk beeld. Het laat tegelijkertijd zien hoe ingewikkeld het aanpakken van verzuim is.
Ondanks dat scholen, samenwerkingsverbanden en gemeenten zich vaak samen met zorgpartijen hard inzetten om iedere leerling een passende plek te bieden, zijn er nog steeds te veel kinderen die niet naar school gaan en loopt het aantal uitgevallen leerlingen niet terug. Vaak is er sprake van zeer complexe situaties die om een intensieve aanpak en maatwerkoplossingen vragen. Het vraagstuk van uitval blijft daarmee urgent en ik blijf dan ook samen met het Ministerie van VWS en diverse betrokken partijen onverminderd doorwerken aan de integrale aanpak om het aantal thuiszittende leerlingen te verlagen, zoals ook beschreven in de laatste verzuimbrief van afgelopen februari.11 Dit doen we onder andere door de verbeteraanpak passend onderwijs, verbeterde samenwerking tussen onderwijs en zorg en het vergroten van de mogelijkheden voor maatwerk.
Bent u bereid de samenwerking tussen Nederland en China op het gebied van DNA-onderzoek per direct te stoppen, omdat DNA-techniek door China wordt ingezet om een ziekelijke Orwelliaanse maatschappij te creëren en minderheden te onderdrukken?
De situatie in Tigray (Ethiopië) en de humanitaire crisis die daar plaatsvindt. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ben Knapen (minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het laatste situatie-rapport van het Bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken van de Verenigde Naties (UNOCHA) aangaande de humanitaire situatie in Noord-Ethiopië?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe beoordeelt u de bevindingen beschreven in dit rapport?
Het rapport beschrijft een zeer zorgelijke situatie, en die zorgen nemen alleen maar toe. De humanitaire situatie is zeer slecht. Volgens het rapport bevinden zeker 400.000 mensen zich in de hoogste classificatie van voedselonzekerheid.2 Dit aantal stijgt snel. Volgens schattingen van Europese Commissie (DG ECHO) en USAID zullen dat binnenkort al 1 miljoen mensen zijn. Van alle mensen wereldwijd in hongersnood (de hoogste VN-classificatie voor voedselonzekerheid), bevindt momenteel 80% zich in Tigray. Dit is een direct gevolg van obstakels die worden opgeworpen waardoor de aanvoer van humanitaire hulp richting de regio stokt. De Secretaris-Generaal van de VN heeft de situatie in de VN-Veiligheidsraad beschreven als een «de facto blokkade». Honger wordt daarmee gebruikt als oorlogswapen. Nederland veroordeelt dat ten sterkste.
De VN en andere humanitaire organisaties ontbreekt het in Tigray volgens het UNOCHA-rapport aan voorraden, brandstof, contant geld, elektriciteit en communicatiemiddelen. Deze zijn essentieel voor hulporganisaties om hun werk te kunnen doen. Nederland is ook zeer bezorgd over de enorme prijsstijgingen in Noord-Ethiopië als gevolg van deze blokkade, waardoor de kosten voor essentiële levensmiddelen en brandstof met wel 2.300% gestegen zijn.3
Klopt het dat het conflict in Tigray zich verspreid over aangelegen gebieden in Ethiopië, en wat zegt dat over de stabiliteit van het land en de zittende federale regering?
De oorlog beperkt zich inderdaad niet meer tot Tigray maar treft nu ook de omliggende regio’s Afar en Amhara. Milities uit andere delen van het land zijn opgeroepen om te vechten in Tigray.
Het conflict kent in steeds sterkere mate een etnische dimensie, met toegenomen polarisering tussen bevolkingsgroepen. Dit vormt een bedreiging voor de sociale cohesie van het land met 115 miljoen inwoners. Ook de economische situatie is, als gevolg van onder meer het conflict, danig verslechterd. Al deze ontwikkelingen komen de stabiliteit in het land niet ten goede. De recente verkiezingen, die door oppositie in meerdere regio’s werd geboycot, hebben wel een duidelijke overwinning voor de partij van de zittende premier Abiy Ahmed opgeleverd. Hij is op 4 oktober aan een nieuwe ambtstermijn van vijf jaar begonnen.
Deze ontwikkelingen onderschrijven nogmaals de noodzaak om het conflict op vreedzame wijze te beëindigen. Dat is de beste manier om de stabiliteit en integriteit van het land te bewaken. Hiervoor is de medewerking van zowel de oppositiebeweging TPLF, als de federale regering van Premier Abiy vereist.
Wat voor concrete afspraken zijn er zowel op bilateraal als multilateraal verband gemaakt met de federale regering in Ethiopië, het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF) en de regering in Eritrea, om de situatie in Ethiopië te verbeteren?
Het is tot op heden niet gelukt om concrete afspraken te maken met de genoemde conflictpartijen om te komen tot een vreedzame beëindiging van het conflict.
Er zijn door de VN en andere humanitaire actoren wel op diverse momenten afspraken gemaakt met de Ethiopische overheid over humanitaire hulp. Toezeggingen worden in de praktijk niet altijd nagekomen en met regelmaat worden nieuwe obstakels opgeworpen. Zo poogt de EU, aanvullend op vervoer over de weg, om een luchtbrug op te zetten die via het vliegveld van Addis Ababa hulpmiddelen moet vervoeren naar Tigray. Ondanks een akkoord hierover met de Ethiopische autoriteiten zijn er sinds begin september slechts twee vluchten uitgevoerd.
Donoren, waaronder Nederland, zijn voortdurend in contact met de Ethiopische regering over de toevoer en verlening van humanitaire hulp. De plicht op basis van het humanitair oorlogsrecht om onpartijdige humanitaire hulp aan burgers in nood toe te laten en te faciliteren, met inachtneming van de humanitaire principes, staat daarbij wat Nederland betreft niet ter discussie.
Humanitaire actoren ter plaatse in Tigray, waaronder de VN, hebben tevens contact met TPLF als de facto machthebbers in het overgrote deel van de Tigray regio.
Eritrese troepen hebben zich inmiddels teruggetrokken uit grote delen van Tigray, hoewel zij in grensgebieden nog altijd aanwezig zijn. De Tigrese bevolking heeft zich in het algemeen teruggetrokken naar gebieden onder controle van TPLF, waardoor coördinatie met de regering van Eritrea ten behoeve van humanitaire toegang minder relevant is geworden.
Is er op dit moment sprake van een dialoog tussen de federale regering en het TPLF? Zo ja, wat wordt er besproken?
Ondanks herhaalde oproepen daartoe van de EU en VN, is op dit moment geen dialoog tussen de genoemde partijen. Beide partijen lijken in te zetten op een militaire oplossing van het conflict. Na de inauguratie van de regering op 4 oktober jl. zijn het federale leger en regionale milities een nieuw militair offensief gestart.
Volgens de Verenigde Naties hebben meer dan 400.000 mensen te kampen met hongersnood en staan 1,8 miljoen mensen in Tigray op de rand van de hongersnood; op welke manier zet Nederland zich op het moment in voor deze mensen en op welke manier zal Nederland dit structureel blijven doen?
Nederland zet zich in voor mensen in hongersnood door via ongeoormerkte, meerjarige, flexibele financiering bij te dragen aan het werk van humanitaire organisaties. Nederland heeft inmiddels, via het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN, de Dutch Relief Alliance (DRA), het Nederlandse Rode Kruis en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) in totaal ruim EUR 15 miljoen bijgedragen aan humanitaire hulp. Het betreft zowel hulp in Ethiopië, als hulp ten behoeve van de opvang van Ethiopische vluchtelingen in Soedan.
Nederland zet tevens in op actieve humanitaire diplomatie, dat tot doel heeft dat humanitaire hulp mensen in nood kan bereiken. Nederland zal zich hiervoor structureel in blijven zetten. Dit gebeurt zowel gezamenlijk met andere donoren ter plaatse, als op hoofdstedelijk niveau.
Tijdens een onderhoud met de Ethiopische Vicepremier Mekonnen, in de marge van de Algemene Vergadering van de VN op 24 september jongsleden, heeft Minister-President Rutte opgeroepen tot ongehinderde humanitaire toegang en een staakt-het-vuren.
Nederland zet zijn diplomatieke kanalen ook in om het essentiële werk van de VN en humanitaire NGOs te ondersteunen, inclusief de toegenomen vijandige retoriek jegens hulpverleners. Zowel individueel als in Europees verband heeft Nederland zich bijvoorbeeld in sterke bewoordingen uitgesproken tegen de recente uitzetting van zeven hooggeplaatste VN-medewerkers door de Ethiopische regering.
Volgens het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties zijn er sinds 12 juli 445 vrachtwagens met humanitaire voorzieningen de Tigray-regio ingereden, waarvan er slechts 38 zijn teruggekeerd. Volgens hetzelfde VN-Wereldvoedselprogramma zijn deze verdwijningen de voornaamste belemmering om deze humanitaire crisis te bestrijden. Hoe beoordeelt u deze situatie?2
De berichtgeving van het Wereldvoedselprogramma (WFP) is mij bekend. Volgens UNOCHA ligt een aantal redenen ten grondslag aan het feit dat deze trucks, die door WFP gehuurd worden van commerciële transporteurs, na aankomst in Tigray niet terugkeren. Chauffeurs van Tigrese afkomst keren vaak niet terug uit angst voor intimidatie tijdens de terugreis, en blijven liever in Tigray. Ook wordt deze chauffeurs niet toegestaan voldoende brandstof uit Addis Ababa mee te nemen voor de terugreis. Dat is deel van de voortdurende obstakels die worden opgeworpen op humanitaire hulp.
Het WFP berichtte recent dat eind september een groter aantal trucks weer was teruggekeerd, in totaal inmiddels 100.
Hoe beoordeelt u het feit dat Tigray, zowel via hulpverlening, telecommunicatie als het bankensysteem, is afgesneden van de rest van Ethiopië en de wereld? Ziet u mogelijkheden voor het heropenen van internet en mediakanalen?3
Dat is een zeer zorgelijk feit, en vormt onderdeel van wat de Secretaris-Generaal van de VN Guterres, een «de facto blokkade» van de regio heeft genoemd. EU Commissaris voor Humanitaire Hulp en Crisismanagement Lenarčič heeft het systematisch afsnijden van Tigray van zowel hulp, als telecommunicatie en het bankensysteem, beschreven als een «belegering». Nederland benadrukt, waar mogelijk, het belang van onmiddellijke heropening van telecommunicatie voorzieningen en het bankensysteem. Dit is technisch ook eenvoudig te doen.
Welke rol kan Nederland spelen om het conflict in Tigray te de-escaleren en de gevolgen voor de bevolking in de nasleep van het conflict te ondervangen?
Nederland steunt de inzet van de nieuwe gezant van de Afrikaanse Unie, voormalig Nigeriaans president Obasanjo, in zijn pogingen de partijen met elkaar in dialoog te laten gaan. Ook is Nederland actief betrokken bij gesprekken over de opzet en mogelijke financiering van een Nationale Dialoog, die de grondoorzaken van het conflict zal moeten adresseren.
Tegelijkertijd is de ruimte voor dialoog op dit moment klein, nu de federale regering een nieuw militair offensief heeft ingezet. Een verdere intensivering van het conflict zal de nu al catastrofale humanitaire situatie verder doen verslechteren. Daarom is de Nederlandse inzet er in de eerste plaats op gericht humanitaire hulp Tigray binnen te krijgen en om in EU en VN-verband de druk op de partijen op te voeren om wel te kiezen voor een politieke oplossing van het conflict. Nederland heeft tijdens de RBZ van juli het voorstel gesteund van Hoge Vertegenwoordiger Borrell om sancties op te leggen aan alle partijen die humanitaire hulp blokkeren, een politiek proces frustreren, en mensenrechtenschendingen begaan. Daar was indertijd niet voldoende steun voor in de Raad.
Inmiddels is de situatie verder verslechterd, en is duidelijk geworden dat er sprake is van een de facto blokkade van de Tigray regio. Ook zijn er nieuwe berichten over grootschalige mensenrechtenschendingen door alle partijen. Nederland zal dan ook wederom pleiten voor sancties tijdens de aankomende RBZ van 18 oktober. Tegelijkertijd lijkt er bij een aantal lidstaten nog altijd twijfel over de inzet van het sanctie-instrument. Nederland blijft in voortdurende dialoog met EU-partners over de mogelijke inzet van alle EU-instrumenten die de partijen kunnen doen bewegen om te kiezen voor een politieke oplossing van het conflict.
Het is voor Nederland wel van belang dat bij pogingen om druk op te voeren op de strijdende partijen, de Ethiopische bevolking zo veel mogelijk ontzien wordt. Onderdeel hiervan vormt het besluit om steun aan grote nationale ontwikkelingsprogramma’s waar Nederland aan deelneemt, voort te zetten. Wel zal financiering waar mogelijk niet langer rechtstreeks via de Ethiopische overheid lopen. Nederland ondersteunt daarmee ook actief de inzet van EU-Commissaris Urpilainen tot versterkte coördinatie van de manier waarop donoren, inclusief Internationale Financiële Instellingen, omgaan met hun financiering in relatie tot het conflict in Tigray.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voorafgaand aan de aankomende Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober beantwoorden?
Ja.
Een commandant die zijn bemanning niet wil laten testen |
|
Jasper van Dijk , Maarten Hijink |
|
Henk Kamp (minister defensie) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht in de Telegraaf over een commandant die weigert om zijn bemanning met coronaklachten te testen?1
De commandant heeft samen met zijn medische team een overwogen keuze gemaakt vanuit zijn verantwoordelijkheid voor zijn bemanning. De medische zorg die wordt geboden aan de bemanning aan boord van een schip is in beginsel de verantwoordelijkheid van de commandant en wordt uitgevoerd door het medische team aan boord. De commandant heeft geen zeggenschap over het wel of niet uitvoeren van medische behandelingen, inclusief het testen van bemanningsleden. Daarmee lijkt de berichtgeving in de Telegraaf op dit punt onjuist.
Klopt het dat 65 opvarenden met klachten te maken hebben en dat 11 procent niet gevaccineerd is?
Over de exacte medische situatie van operationele eenheden doet Defensie geen uitspraak. Wel kan ik aangeven dat op het moment van vertrek van Zr.Ms. Rotterdam een hoge vaccinatiegraad is vastgesteld vanuit de medische systemen van Defensie. Van de bemanningsleden waarvan geen vaccinatie geregistreerd is, kan niet met zekerheid worden vastgesteld of zij wel of niet gevaccineerd zijn of genezen zijn van een Covid-19 infectie, omdat registratie daarvan nog moet plaatsvinden of in enkele gevallen door militairen niet gewenst wordt. Bovendien gaat personeel conform het Rijksoverheidsbeleid niet aan boord wanneer zij Covid-19 gerelateerde klachten vertonen, tenzij, conform de Covid-19 maatregelen, een negatieve PCR-test kan worden voorgelegd.
Deelt u de mening dat Defensie verantwoordelijk is voor de gezondheid van het personeel en dat optreden nodig is om een uitbraak te voorkomen?
Defensie is verantwoordelijk voor de gezondheid van het personeel en stelt alles in het werk om het personeel veilig en gezond te houden.
Deelt u de mening dat de houding van de commandant onaanvaardbaar is en dat de bemanning zo spoedig mogelijk getest moet worden?
Defensie volgt het Rijksoverheidsbeleid en maakt alleen bij operationele inzet of voorbereiding op operationele inzet hierop een gemotiveerde uitzondering. Zr.Ms. Rotterdam was varende in een oefening ter voorbereiding op operationele inzet. De medische zorg voor de bemanning aan boord van een varend schip valt onder de verantwoordelijkheid van de commandant en wordt uitgevoerd door het medische team aan boord. Het medische team heeft de Covid-19 gerelateerde klachten continue gemonitord en hierover ruggenspraak gehad met medische deskundigen in Nederland. Op basis van de vastgestelde zwaarte van de Covid-19 gerelateerde klachten en het feit dat het schip varende was op volle zee en daarmee vergelijkbaar is met een huishouden dat in quarantaine zit, was het niet noodzakelijk om de voorbereiding op operationele inzet voortijdig af te breken. Tijdens het havenbezoek, na de voorbereiding op de operationele inzet, is de quarantaine zolang als medisch noodzakelijk voortgezet. Alleen mensen die negatief getest waren, zijn van boord gegaan. Dit was in overeenstemming met de voorschriften van lokale autoriteiten. Zie ook mijn antwoord bij vraag 6 over het beleid.
Wat onderneemt u om dit alsnog te realiseren?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wat is het beleid van Defensie omtrent Covid-19 besmettingen op schepen? Is de opstelling van de commandant in lijn met het beleid van Defensie?
Defensie volgt het Rijksoverheidsbeleid en maakt alleen bij operationele inzet of voorbereiding op operationele inzet hierop een gemotiveerde uitzondering. Het geldende medische beleid, RIVM-adviezen, nationale en internationale regelgeving zijn hierin leidend. De specifieke situatie wanneer een schip op volle zee is, wordt hierbij ook in ogenschouw genomen. Immers, is men eenmaal aan boord, dan zit de bemanning in een eigen bubbel. Uit de opgedane ervaring door de marine met Covid-19 is gebleken dat wanneer het virus eenmaal aan boord is, testen, isolatie en bron- en contactonderzoek de verspreiding onvoldoende kan beperken. Daarom kiest Defensie ervoor om, ook vanwege de hoge vaccinatiegraad, niet standaard te testen, maar patiënten te behandelen op basis van het daadwerkelijke ziektebeeld. Daarvoor beschikken de schepen over eigen medische teams.
Komt de bemanning van dit schip in aanraking met mensen buiten dit schip? Zo ja, wat wordt er gedaan om te voorkomen dat de bemanning hen besmet?
De bemanning komt zeer beperkt in aanraking met mensen buiten het schip. Tijdens het havenbezoek van Zr.Ms. Rotterdam heeft de commandant op basis van een aantal positieve testuitslagen besloten de bemanning niet van boord te laten gaan en conform het Rijksoverheidsbeleid de volledige bemanning in quarantaine te laten gaan. Hierbij houdt Defensie zich ook aan de internationaal en lokaal geldende richtlijnen. Bij binnenkomst in Nederland gelden de nationale richtlijnen eveneens onverkort. Immers bij binnenkomst is operationele inzet of voorbereiding op operationele inzet niet meer van toepassing. Bij aankomst is de bemanning dringend geadviseerd zich te laten testen en is de mogelijkheid zich te laten testen ook aangeboden vanuit Defensie. Gezien regelgeving omtrent medisch geheim is niet bekend hoeveel mensen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt hebben.
Mogelijke dataverzameling van Chinese drones |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Barbara Visser (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Chinese drones van Nederlandse politie en Rijkswaterstaat mogelijk onveilig»1 en «Politie gebruikt Chinese drones die mogelijk onveilig zijn»2?
Ja.
Hoe reageert u op de stelling dat data van politiedrones en de drones van Rijkswaterstaat kunnen wegvloeien naar Chinese servers?
In algemene zin kan worden gesteld dat een toenemende afhankelijkheid van buitenlandse technologie een gegeven is, zoals ook gesteld in het Dreigingsbeeld statelijke actoren (DBSA), aangezien geen land beschikt over alle kennis en productiemiddelen om technologisch onafhankelijk te opereren. Wel bestaat het risico dat met technologische toeleveringen de digitale spionage- en sabotagemogelijkheden toenemen. Bij elke casus moet daarom worden bezien hoe eventuele risico’s voor de nationale veiligheid beheersbaar kunnen worden gemaakt. Uitgangspunt is dat maatregelen die hiertoe genomen worden proportioneel zijn. Dit vergt een gedetailleerde analyse van de te beschermen belangen, de dreiging en de (huidige) weerbaarheid. Per casus kan deze analyse anders uitvallen. Ook bij de inkoop van drones bij de politie en Rijkswaterstaat is deze afweging gemaakt en zijn risico-mitigerende-maatregelen getroffen.
Rijkswaterstaat heeft in 2017 de drones aangeschaft voor een pilot. Conform de toenmalige inkoopvoorwaarden van Rijkswaterstaat zijn – voorafgaand aan de aanschaf voor de pilot – diverse maatregelen genomen om te voorkomen dat data mogelijk op Chinese servers kunnen belanden. Zo maakt Rijkswaterstaat geen gebruik van de in het artikel genoemde DJI-besturingsapp en worden de beelden op een externe geheugenkaart opgeslagen. De informatie op deze geheugenkaarten wordt op de eigen servers en bij een Nederlandse cloud-opslag bewaard en uitgelezen.
De politie heeft op grond van de berichten dat data kunnen weglekken naar Chinese servers besloten de DJI-drones alleen in te zetten tijdens reguliere operaties. Dat wil zeggen: wel voor forensische opsporing, verkeersongevallenanalyse en openbare orde en veiligheid, maar niet voor operaties waarbij vertrouwelijke informatie wordt verwerkt. Daarnaast heeft de politie eveneens beschermende maatregelen getroffen. Zo wordt geen gebruik gemaakt van de DJI-besturingsapp.
Om welke redenen maakt Defensie geen gebruik van deze drones?
Bij de aanschaf van een systeem beoordeelt Defensie de wijze waarop dit systeem zal worden ingezet. Indien daar vertrouwelijke en/of gerubriceerde informatie bij wordt vergaard geldt het Defensie Beveiligingsbeleid. Daarin is beschreven hoe deze informatie dient te worden behandeld. Dat betekent dat er beveiligingsmaatregelen worden geïmplementeerd om risico’s te mitigeren. De zwaarte van deze maatregelen is gekoppeld aan het niveau van het te beschermen belang en de risico’s in en rondom het systeem. Dat kan betekenen dat voor de behandeling van vertrouwelijke en/of gerubriceerde informatie bepaalde systemen niet mogen worden ingezet als de risico’s te groot worden ingeschat.
In algemene zin kan worden gezegd dat Chinese dronefabrikanten een risico kunnen vormen omdat hun data op servers in China kunnen staan waarvan de beveiliging lastig is vast te stellen. De beheerders van die data kunnen bijvoorbeeld verplicht worden om data te leveren aan de overheid. Daarom is gebruik van dergelijke drones voor Defensie meestal niet mogelijk bij operationeel optreden. Dit sluit niet uit dat deze drones wel gebruikt worden voor andere doeleinden binnen Defensie, bijvoorbeeld voor het maken van luchtopnames van trainingen of evenementen. Voor operationele doeleinden beschikt Defensie over militaire drones die voldoen aan de gestelde beveiligingseisen.
Hoe is het mogelijk dat Defensie de drones onveilig vindt, maar dat tegelijkertijd de politie en Rijkswaterstaat toch gebruik maken van deze drones?
Het hangt af van het inzetdoel of een bepaald type drone veilig (genoeg) is. Zoals aangegeven bij het antwoord op vragen 2 en 3 is het uitgangspunt dat eventuele risico’s per casus in kaart moeten worden gebracht. Defensie heeft besloten om geen gebruik te maken van Chinese drones voor operationele taken. Defensie heeft daarin haar eigen afweging gemaakt, zoals toegelicht in antwoord 3.
Rijkwaterstaat maakt met de drones beelden die geen vertrouwelijke informatie opleveren, bijvoorbeeld voor incidentmanagement op het water. Als een schip olie heeft verloren kan Rijkswaterstaat een drone inzetten om de olievlek te lokaliseren en de bestrijding ervan doelgericht aan te kunnen pakken. Sinds kort worden bij wijze van proef ook bij de inspectie van het areaal, bijvoorbeeld bruggen en viaducten, drones ingezet. Op deze manier kan een inspectie een stuk veiliger en met minder hinder voor de (vaar)weggebruiker worden uitgevoerd omdat er geen mensen en groot materieel aan te pas komen. Dit levert ook geen vertrouwelijke informatie op.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 2 gebruikt de politie de drones alleen voor het reguliere proces.
Is er contact geweest tussen de politie, Rijkswaterstaat en Defensie over de aanschaf van deze drones? Zo nee, waarom niet?
Voorafgaand aan het gebruik van drones bij Rijkswaterstaat is er contact geweest tussen Rijkswaterstaat en Defensie om te kijken of de drones van Defensie bruikbaar waren voor de taken van Rijkswaterstaat. Dit contact was gericht op kennisdeling en ging niet specifiek over de aanschaf van de betreffende Chinese drones door Rijkswaterstaat.
Tussen politie en Defensie zijn er in ieder geval twee contactmomenten geweest waarbij de politie inkooporganisatie met Defensie heeft overlegd over de aankoop van drones en de overwegingen die Defensie hanteert bij de keuze voor drones.
Welke eisen zijn er gesteld bij de aanbesteding van deze drones?
In 2017 is Rijkswaterstaat, middels een pilot, gestart met het gebruik van drones voor incidentenafhandeling. Belangrijke eisen die door Rijkswaterstaat gesteld zijn onder andere weerbestendigheid, compactheid en snelle inzetbaarheid. Ook is gekeken naar dataveiligheid; eisen daarbij zijn o.a. dat de beelden niet op de server van de fabrikant moeten worden opgeslagen en dat bij een crash de beelden niet door derden kunnen worden uitgelezen. De DJI-drone was het enige type dat aan de eisen van Rijkswaterstaat voldeed. Nu de meerwaarde in de pilotfase is aangetoond zal komend jaar een aanbesteding worden gestart voor de aanschaf van drones. Bij de aanbesteding wordt rekening gehouden met mogelijke risico’s.
In het programma van eisen, dat onderdeel is van de aanbestedingsstukken van de politie, zijn eisen gesteld ten aanzien van onderhoud, training en dataveiligheid. Ten aanzien van dataveiligheid zijn 6 eisen gesteld. Een voorbeeld daarvan is dat de gegevens gedurende transport en opslag zijn beveiligd. De aanbestedingsstukken zijn destijds gepubliceerd op TenderNed.
Is dataveiligheid meegenomen als eis bij de aanbesteding van deze drones? Zo ja, waarom is er dan toch gekozen voor deze drones? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 6 is bij de aanschaf van de drones in 2017 ook gekeken naar dataveiligheid. In de berichtgeving in de media wordt daarnaast de DJI besturings-app als risico genoemd. Deze app kwam ook bij de securitycheck als aandachtspunt naar voren, Rijkswaterstaat maakt dan ook geen gebruik van deze app voor de besturing van drones, maar zet hiervoor standalone controllers in.
De politie heeft de eisen ten aanzien van dataveiligheid opgenomen in de aanbestedingsdocumenten, zie ook het antwoord op vraag 6. De politie heeft gekozen voor een Nederlandse leverancier van de DJI-drones die kon voldoen aan de eisen zoals genoemd in de aanbestedingsdocumenten en daarnaast de beste prijs-kwaliteitverhouding bood. Als gevolg van de uitkomsten van de security-check maakt ook de politie geen gebruik van de DJI-besturingsapp.
Waren er alternatieven die niet gemaakt zijn door Chinese bedrijven? Zo ja, welke? Zo ja, waarom is er niet gekozen voor de aanschaf van deze drones?
De meeste dronefabrikanten komen uit China en de Verenigde Staten, een enkele uit de EU. DJI is wereldmarktleider en kan tegen commercieel aantrekkelijke condities drones leveren die aan de eisen van de politie voldoen. De Aanbestedingswet schrijft voor dat als er meerdere partijen zijn die voldoen aan de gestelde eisen, er moet worden gekozen voor de biedende partij met de beste prijs-kwaliteitverhouding.
Rijkswaterstaat en de politie besteden structureel aandacht aan de bescherming en beveiliging van gegevens en veilige inkoop. De aanschaf van drones loopt via wettelijk voorgeschreven inkoopprocedures op grond van de Aanbestedingswet 2012. In een aanbesteding wordt getoetst of op een inschrijver de wettelijke uitsluitingsgronden van de Aanbestedingswet van toepassing zijn. Er was destijds geen grond en geen reden om DJI-drones uit te sluiten.
Hoelang is het bij de politie bekend dat er mogelijk data van deze drones op Chinese drones terecht kwam?
De politie was al voor de start van het aanbestedingstraject op de hoogte van de berichten dat data van DJI-drones kunnen weglekken naar de Chinese overheid. De politie heeft deze berichten niet kunnen verifiëren. Deze berichten vormden voor de politie wel aanleiding om contact te zoeken met Defensie. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 5 is toen kennis uitgewisseld over de aankoop van drones en de overwegingen die Defensie hanteert bij de keuze voor drones.
Waarom ging de politie door met de inzet van deze drones, terwijl ze wist dat er risico’s waren op het gebied van dataveiligheid?
Zie het antwoord op vraag 4. De afweging die destijds is gemaakt, geldt nog steeds.
Waar laat Rijkswaterstaat de veiligheid van drones controleren en inspecteren?
Rijkswaterstaat controleert zelf de vlieg- en dataveiligheid. Indien nodig schakelt Rijkswaterstaat voor de vliegveiligheid een Nederlands servicecenter in.
Waarom besteedt Rijkswaterstaat de inspectie van drones uit aan derden?
Zoals in het antwoord op vraag 11 gemeld inspecteert Rijkswaterstaat de drones zelf.
Hoe kan het dat de inspectie van de drones, die door Rijkswaterstaat wordt uitbesteed, tot andere conclusies kwam dan Defensie, het Amerikaanse leger, Synaktic en Checkpoint?
In het antwoord op vraag 4 is uitgelegd dat de beelden van de drones geen vertrouwelijke informatie opleveren. Iedere organisatie maakt op basis van het inzetdoel een eigen afweging. Wat betreft het uitvoeren van inspecties van onze drones verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 11.
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van de mogelijke onveilige drones bij de politie en Rijkswaterstaat?
Rijkswaterstaat gebruikt de DJI-drones alleen voor operaties waarbij geen vertrouwelijke informatie wordt verwerkt en heeft daarnaast de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 4 gebruikt de politie de drones alleen voor het reguliere proces. Voor beide organisaties is er daarom geen aanleiding geweest om hun verantwoordelijke Minister op de hoogte te stellen voordat hier aandacht voor ontstond in de media.
Wat heeft u gedaan, toen u op de hoogte werd gesteld van het gebruik van onveilige drones door de politie en Rijkswaterstaat?
Naar aanleiding van de aandacht in de media zijn wij door respectievelijk Rijkswaterstaat en de politie geïnformeerd over de veiligheid van de drones en de afwegingen die zijn gemaakt ten aanzien van het gebruik in relatie tot het inzetdoel. Naast de reeds getroffen maatregelen en de gebruikelijke controles en inspecties, zien wij op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.
Maakt de politie nog steeds gebruik van deze drones? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ja, de politie maakt nog steeds gebruik van deze drones voor de processen die zijn beschreven in het antwoord op vraag 2. Op basis van de informatie die de politie heeft verstrekt ziet de Minister van Justitie en Veiligheid geen aanleiding om de politie te vragen haar beslissing te heroverwegen.
Maakt Rijkswaterstaat nog steeds gebruik van deze drones? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Rijkswaterstaat maakt nog gebruik van de DJI-drones. Alles afwegende, de maatregelen die Rijkswaterstaat genomen heeft en het toepassingsgebied van de drones (de beelden die met de drone gemaakt worden), is er voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat nu geen reden hiermee te stoppen.
Bent u het ermee eens dat de privacy van burgers juist door de politie bewaakt moet worden en dat het dus onwenselijk is als de politie gebruikmaakt van zulke onveilige drones?
De politie mag bij de uitvoering van haar taken op grond van artikel 3 Politiewet 2012 niet meer dan een beperkte inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer.3 Voor een meer dan beperkte inbreuk moet de politie een beroep doen op bijzondere bevoegdheden op grond van het Wetboek van Strafvordering. De politie zet de DJI-drones alleen in voor reguliere processen. Deze processen vallen wat betreft het maken van inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer binnen de kaders van artikel 3 Politiewet 2012. Ten aanzien van het inzetdoel wordt in het antwoord op vraag 4 aangegeven dat de drones niet worden gebruikt voor operaties waarbij vertrouwelijke informatie wordt verwerkt.
Bent u bereid om met de politie in gesprek te gaan over het niet meer gebruiken van deze drones?
Nee, zoals in de voorgaande antwoorden wordt beargumenteerd ziet de Minister van Justitie en Veiligheid daar geen reden toe.
Bent u het ermee eens dat het cruciaal is dat informatie over onze infrastructuur niet in handen komt van China?
Een open economie, een open wetenschappelijk klimaat en vrijhandel liggen sinds jaar en dag aan de basis van het Nederlandse verdienvermogen en onze sterke positie. Nederland profiteert van de kansen en mogelijkheden die dit biedt. Hierdoor kan Nederland gebruik maken van hoogwaardige materialen, technologie en kennis die in het buitenland – waaronder in China – wordt ontwikkeld.
Ook voor de vitale infrastructuur is het wenselijk dat gebruik wordt gemaakt van kwalitatief hoogwaardige producten en diensten. Aangezien geen land beschikt over alle kennis en productiemiddelen om technologisch onafhankelijk te opereren, is een afhankelijkheid van buitenlandse technologie dan ook een gegeven. Naast de genoemde kansen, bestaat echter ook het risico dat met technologische toeleveringen de digitale spionage- en sabotagemogelijkheden toenemen.4
Om de weerbaarheid tegen deze dreiging te vergroten werkt de Minister van Justitie en Veiligheid samen met partners binnen en buiten de overheid aan de aanpak statelijke dreigingen, waarover uw Kamer op 3 februari jl. de laatste stand van zaken heeft ontvangen.5Zoals ook in het antwoord op vraag 2 wordt benoemd, moet bij elke casus worden bezien hoe risico’s voor de nationale veiligheid beheersbaar kunnen worden gemaakt. Uitgangspunt is dat maatregelen die hiertoe genomen worden proportioneel zijn. Dit vergt een gedetailleerde analyse van de te beschermen belangen, de dreiging en de (huidige) weerbaarheid.
Bent u bereid om met Rijkswaterstaat in gesprek te gaan over het niet meer gebruiken van deze drones?
Gelet op het huidige toepassingsgebied van drones, de meerwaarde die deze inzet in praktijk heeft en de door Rijkswaterstaat genomen maatregelen is er voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat geen aanleiding om nu hierover in gesprek te gaan met Rijkswaterstaat.
Kunt u terugkoppelen aan de Kamer wat er uit de gesprekken met de politie en Rijkswaterstaat is gekomen?
Mochten wij alsnog aanleiding zien om hierover in gesprek te gaan met de politie en/of Rijkswaterstaat, dan zullen wij uw Kamer daarover informeren.