De hoofddirecteur personeel van Defensie die alarm slaat |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de artikelen «Leegloop bij Defensie» en «Hoofddirecteur personeel Defensie slaat alarm»?1
In de artikelen wordt ten onrechte een verband gelegd tussen een brief van de Hoofddirecteur Personeel aan het Sector Overleg Defensie (SOD) over de huidige reorganisatie van de facilitaire dienstverlening en de bezuinigingen in de beleidsbrief van 8 april jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 1).
Met de reorganisatie van de facilitaire dienstverlening worden de staven van de Regionale Militaire Commando’s (RMC staven) van de landmacht opgeheven. De in het artikel aangehaalde brief van 11 april 20112 is aan het SOD gestuurd naar aanleiding van de opschorting van het overleg door de centrales van overheidspersoneel. Als gevolg hiervan worden lopende reorganisaties niet in overeenstemming met de reguliere procedures behandeld. Met de meerderheid van de centrales van overheidspersoneel is overeengekomen dat reorganisatieplannen toch in behandeling worden genomen als, bijvoorbeeld, wordt aangetoond dat er een onevenredig nadeel bestaat voor het personeel.
De brief van 11 april jl. betreft een uitwerking van deze afspraken met de centrales van overheidspersoneel en houdt geen verband met de aangekondigde maatregelen uit mijn brief van 8 april jl.
Er is geen sprake van dat veel van het RMC-personeel Defensie als gevolg van deze reorganisatie verlaat. Er vindt wel een verschuiving van personeel plaats. De vacatures die militairen of burgers bij vertrek achterlaten in organisaties die in een reorganisatietraject verkeren, kunnen moeilijk worden gevuld. Hierdoor is er specifiek bij de RMC-staven sprake van een vullingsprobleem. Spoedige realisatie van deze reorganisatie zorgt voor een oplossing van het gesignaleerde (vullings)probleem.
Deelt u de mening van Hoofddirecteur Personeel Leijh dat de reorganisaties resulteren in grootschalig vertrek van Defensiepersoneel?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat ook mensen met een gegarandeerde baan de organisatie verlaten? Om hoeveel mensen gaat het? Wat doet u eraan om de beste mensen voor Defensie te behouden?
Zoals elke werkgever kent Defensie uitstroom van personeel. Het personeel besluit om uiteenlopende redenen de loopbaan elders voort te zetten. Het is onduidelijk in hoeverre de bezuinigingsmaatregel een doorslaggevende rol speelt. Defensie probeert zo snel mogelijk helderheid te verschaffen over de perspectieven van het personeel. Door juiste en tijdige communicatie wordt getracht zoveel mogelijk gekwalificeerd personeel voor de defensieorganisatie te behouden.
Is het waar dat er geen exacte uitstroomcijfers beschikbaar zijn? Zo nee, kunt u dan een overzicht geven van het aantal Defensiemedewerkers dat het afgelopen jaar de organisatie verliet, uitgesplitst per maand, en uitgesplitst naar militair en burgerpersoneel? Zo ja, wanneer komen deze cijfers en stuurt u deze direct naar de Kamer?
In de onderstaande tabel wordt de uitstroom van militair en burgerpersoneel in 2010 per maand uiteengezet.
Zijn er exacte gegevens over het ziekteverzuim? Zo ja, kunt u dan een overzicht geven van het ziekteverzuim van het afgelopen jaar, uitgesplitst per maand, en uitgesplitst naar militair en burgerpersoneel? Zo nee, wanneer komen deze cijfers en stuurt u deze direct naar de Kamer?
Ja. In de onderstaande tabel wordt het ziekteverzuim van het militair en burgerpersoneel in 2010 per maand uiteengezet. De percentages in de tabel zijn berekend in overeenstemming met de richtlijnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het ziekteverzuim betreft geen zwangerschapsverlof.
Is het waar dat het achterblijvende personeel een disproportionele kans loopt om op een burn-out af te koersen? Hoe houdt het ministerie hier rekening mee?
Het is nu niet mogelijk een verband te leggen tussen de aangekondigde bezuinigingsmaatregelen en een mogelijk verhoogd ziekteverzuim. De leidinggevenden en de overige leden van het sociaal medisch team zien zoals altijd toe op de aard en omvang van de belasting van de medewerkers om zo uitval te voorkomen.
Gaat het uws inziens louter om de gevolgen van een reorganisatie uit 2009? Zo ja, welke lessen neemt u mee voor de aankomende taakstelling? Zo nee, hoe verhouden de bezuinigingen zich tot elkaar als het gaat om concrete gevolgen?
Ja. De les van de reorganisatie van de facilitaire dienstverlening is dat er centrale sturing op het gehele reorganisatietraject nodig is als meer dienstonderdelen bij een reorganisatie worden betrokken. Die centrale sturing wordt dan ook gewaarborgd in de komende jaren bij de uitvoering van de maatregelen in de beleidsbrief van 8 april jl.
De arrestatie van bloggers in de Verenigde Arabische Emiraten |
|
Arjan El Fassed (GL), Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de arrestatie van de bloggers Ahmad Mansoor, Fahad Salem al-Shehhi en Nasser bin Ghaith in de Verenigde Arabische Emiraten?1
Ja, ik ben bekend met berichten uit de pers over arrestaties in de VAE. Er zijn geen details bekend over hun verblijfplaats. Volgens een recent krantenartikel zijn Ahmed Mansour Ali Abdullah al Abd al Shehi, Fahad Salim Mohammed Salim Dalk en Dr Nasser Ahmed Khalfan bin Gaith gearresteerd op verdenking van belediging van de president, vice-president en kroonprins en het vormen van een gevaar voor staatsveiligheid. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen voor foltering gedurende detentie.
Klopt het dat Mansoor en al-Shehhi bloggers zijn die geassocieerd worden met Hewar, een online forum dat geblokkeerd is door de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten omdat op dit forum wordt opgeroepen tot democratische hervormingen?
Zie antwoord vraag 1.
Is de verblijfplaats van deze gedetineerden reeds bekend? Lopen zij het risico op foltering tijdens hun detentie?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid bij de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten opheldering te vragen over de verblijfplaats van deze drie gedetineerden, de reden van deze arrestaties en de huidige stand van zaken en uw zorgen te uiten over de arrestatie van deze drie vreedzame pleitbezorgers voor politieke hervormingen? Zo nee waarom niet. Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zoals bekend is vrijheid van meningsuiting evenals het naleven van overige mensenrechten voor de Nederlandse regering een van de speerpunten van het buitenlands beleid zoals uiteengezet in de mensenrechtennotitie «Verantwoordelijk voor Vrijheid». Ik heb de Nederlandse vertegenwoordigingen in de VAE daarom gezegd terzake alert te blijven en ik zal de kwestie in EU-verband aan de orde stellen.
Bent u bereid, indien blijkt dat deze drie om politieke redenen gevangen worden gehouden, te pleiten voor hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u tevens bereid, zowel bilateraal als via de Europese Unie, in uw contacten met de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten uw zorgen over de inperking van de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van associatie en vereniging in de Verenigde Arabische Emiraten te uiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Het Europees Arrestatiebevel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Europese Commissie erkent misbruik van het Europese Arrestatie Bevel voor onzinmisdrijven»1, over het recent verschenen rapport van de Europese Commissie over het Europees Arrestatiebevel (EAB)?2
Naar mijn mening roept het rapport van de Commissie3 het beeld op alsof de kwestie van de proportionaliteit Uniebreed speelt en ook bestendig is. Dat beeld slaat dan vooral op de beginfase van de toepassing van het EAB, maar is naar mijn mening niet meer actueel. De proportionaliteit is een kwestie die vooral bij Poolse EABs speelt en die twee aspecten betreft: het hoge aantal EABs dat wordt uitgevaardigd én dat deze – in de ogen van andere lidstaten – voor te geringe feiten worden uitgevaardigd. Het Poolse Ministerie van Justitie heeft mij desgevraagd een aantal ontwikkelingen gemeld, die in dit verband relevant zijn.
In 2010 is sprake van een daling van Poolse EABs van ruim 20% ten opzichte van voorgaande jaren. In 2008: 4829 en 2009: 4844, maar in 2010: 3753. Verder heeft het Poolse Ministerie van Justitie naar aanleiding van het overleg tussen Nederlandse en Poolse experts in december 2010 een notitie gezonden aan de gerechten over de EAB-praktijk, waarin de nadruk werd gelegd op het feit dat het uitvaardigen van een EAB een middel is dat in het algemeen pas zou moeten worden toegepast nadat andere methoden om de verdachte/veroordeelde op te sporen niet tot resultaat hebben geleid. Hierbij werd gewezen op de mogelijkheden die onder meer wederzijdse rechtshulp biedt. Ook stelde het Ministerie van Justitie het EU handboek voor de uitvaardiging van EABs waar ook de Commissie naar verwijst en waarin uitdrukkelijk de proportionaliteit aan de orde komt, beschikbaar via de website van het ministerie, opdat het voor alle Poolse justitiële autoriteiten en andere betrokkenen toegankelijk is. Ik ben van mening dat uit deze ontwikkelingen blijkt, dat er in Polen geen sprake is van een statische situatie. Ook de getroffen maatregelen beoordeel ik positief. Ik vind ook dat van lidstaten verwacht mag worden dat zij, als zich specifieke problemen bij de toepassing van een EU-instrument voordoen, zelf maatregelen treffen. Het is bij de Poolse autoriteiten bekend, dat van Nederlandse zijde de bereidheid blijft bestaan om verder te overleggen met Poolse autoriteiten en daarmee bij te dragen aan verdere voortgang in deze positieve ontwikkeling.
Deelt u de mening van Eurocommissaris Reding, dat ook sprake is van toepassing van het EAB voor zeer kleine overtredingen en dat hiermee sprake is van disproportionaliteit?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, extra zorgvuldigheid gepast is bij de Nederlandse executie van EAB’s en dat het hierom voor de hand ligt om de Internationale Rechtshulpkamer in Amsterdam in deze ruimere bevoegdheden te geven om uitleveringsverzoeken op specifieke omstandigheden te toetsen?3
In mijn antwoord van 9 maart 2011 op de kamervragen van mevrouw Gesthuizen over de ingediende moties over het Europees arrestatiebevel (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1745) heb ik uiteengezet hoe zorgvuldig en uitgebreid de toetsing door de Internationale rechtshulpkamer verloopt. Ik heb toen ook aangegeven dat de ruimte van de toetsing wordt bepaald door het kaderbesluit. Er kan dus geen sprake zijn van eenzijdige uitbreiding van toetsingsbevoegdheden voor de rechtbank Amsterdam.
Erkent u dat bij een goede en rechtvaardige uitvoering van het EAB een groot probleem is dat ongelijke toepassing bestaat van het proportionaliteitsbeginsel en/of dat het proportionaliteitsbeginsel zelfs in de wetgeving het overgrote deel van de EU lidstaten ontbreekt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerkingen in het rapport over de slechte detentieomstandigheden in de gevangenissen van een aantal EU landen, waaronder in Polen, waar juist ook de meeste uitleveringsverzoeken via het EAB worden gedaan?
Ik lees in het rapport van de Commissie geen verwijzing naar Polen. Voor actuele informatie over het Poolse gevangeniswezen verwijs ik naar mijn brief van 17 februari 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 41), waarbij ik uitgebreide cijfermatige gegevens over het Poolse gevangeniswezen en waaruit blijkt dat er van overbezetting geen sprake meer is, heb overgelegd.
Bent u, gezien de aanbevelingen in het rapport, bereid om in overleg te treden met de betrokkenen, zoals de Internationale Rechtshulpkamer, de stichtingen Euromos en Epafras en de internationale organisatie Fair Trials International, en te komen tot maatregelen waarmee de rechten van burgers binnen de grenzen van de EU om wiens overlevering is verzocht middels een EAB beter worden gewaarborgd en in overeenstemming worden gebracht met de voorschriften van artikel 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden?
In het antwoord op vraag 1 heb ik mijn mening over het rapport van de Commissie gegeven. Wat betreft het door mevrouw Gesthuizen bedoelde overleg merk ik op dat ik altijd bereid ben kennis te nemen van opvattingen en meningen van organisaties als door haar bedoeld. Ik zie echter geen aanleiding voor overleg over waarborging van de artikelen 3 en 6 van het EVRM bij de EAB procedure. De toetsing aan artikel 3 is, zoals uit het antwoord op vraag 5 blijkt, in goede handen bij de rechtbank Amsterdam. Verder geldt ten aanzien van artikel 6 EVRM dat volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens, de Hoge Raad en rechtbank Amsterdam artikel 6 EVRM geen betrekking heeft op uitleverings- en overleveringsprocedures op basis van een EAB.5
Bent u voornemens in Europees verband de tekortkomingen van de toepassing van het EAB in de praktijk aan de orde te stellen en verbeteringen voor te stellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik ga er vanuit dat het rapport van de Commissie in Brussel zal worden besproken in overleg tussen EAB experts. Dat acht ik – mede gelet op het bovenstaande – voorshands voldoende.
De NAVO-operatie in Libië |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Hoe verhoudt zich het dirigeren door Nederlandse Awacs en luchtmachtpersoneel van bommenwerpers naar hun gronddoelen tot het mandaat van de Nederlandse deelname aan de NAVO-operatie in Libië, dat deelname aan bombardementen niet toestaat?1
Het is om operationele redenen niet mogelijk om een actueel en volledig overzicht te geven van alle internationale militaire acties waaraan Nederland direct dan wel indirect een bijdrage aan heeft geleverd. Sinds 24 maart 2011 vergaart het Nederlandse F16 detachement informatie voor embargo operaties en de handhaving van de No-Fly-Zone. Deze informatie wordt vervolgens doorgezonden aan het Joint Forces Air Component Command te Izmir (JFACC), dat als hoofdkwartier voor de luchtoperaties van de NAVO fungeert. Sinds 26 maart 2011 levert ook de AWACS (waarbij ook Nederlanders deel uitmaken van de bemanning) informatie aan het JFACC. Het JFACC stuurt, na zorgvuldige afweging en gebaseerd op aangeleverde en beschikbare informatie, vliegtuigen aan voor inzet, ook tegen grondgebonden doelen. Daarbij fungeert de AWACS soms als tussenschakel, maar niet als opdrachtgevende eenheid. Nederlandse F-16´s kunnen, zoals gesteld in de aanvullende art 100 brief van 30 maart, worden ingezet voor inlichtingenvergaring, gebiedsbewaking en luchtruimverdediging en worden onder die noemer ook feitelijk ingezet ter bescherming van de vliegtuigen die de bombardementen uitvoeren en het vergaren van inlichtingen over gronddoelen. Nederlanders en Nederlandse eenheden voeren geen bombardementen op gronddoelen uit.
Kunt u een overzicht geven van alle internationale militaire acties, inclusief luchtbombardementen, waaraan Nederland direct dan wel indirect (bijvoorbeeld via het delen van informatie via Awacs of F-16’s) een bijdrage heeft geleverd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de NAVO-juristen inmiddels2 overeenstemming bereikt over Libië schreef u dat de NAVO-juristen het nog niet eens waren over de juiste interpretatie van het mandaat voor de NAVO-operatie zoals vastgelegd in de VN Veiligheidsraadresoluties? Zo ja, hoe luidt die met betrekking tot bombardementen, training van de opstandelingen en wapenleveranties? Zo nee, waarom niet?
Het is binnen de NAVO en tussen de lidstaten niet mogelijk gebleken om tot een eensluidende interpretatie te komen van de VN Veiligheidsraadresoluties wat betreft wapenleveranties. De Secretaris-Generaal van de NAVO heeft gesteld dat hij wapenleveranties aan de Libische oppositie geen taak voor de NAVO acht. De regering is het daarmee eens. Wel is er consensus binnen de NAVO dat bombardementen ter bescherming van de Libische burgerbevolking binnen het mandaat van de VN resoluties vallen. De vraag of training van opstandelingen binnen het mandaat van de VN resoluties valt is binnen de NAVO geen onderwerp van gesprek geweest omdat dit niet binnen het NAVO-mandaat voor Unified Protector valt. Enkele landen, waaronder ook NAVO-lidstaten, zijn op bilaterale basis overgegaan tot dergelijke activiteiten. Tenslotte merken wij op dat de uitleg van VN Veiligheidsraadresoluties allereerst de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad zelf is, en vervolgens van elke individuele VN-lidstaat.
Wanneer kan de Kamer de brief tegemoet zien die de minister van Defensie heeft toegezegd bij de behandeling van beide artikel 100-brieven over de Nederlandse bijdrage aan Libië, namelijk om de Kamer op korte termijn middels een brief te informeren over het overdragen en berechten van arrestanten in het kader van handhaving van het wapenembargo? Welke procedures worden momenteel gevolgd ten aanzien van het overdragen en berechten van verdachten?
Wij zullen deze maand een brief aan uw Kamer sturen over het overdragen en berechten van gevangen genomen personen in het kader van het handhaven van het wapenembargo. Tot nu toe zijn, voor zover bekend, geen personen overgedragen ter berechting wegens het schenden van het wapenembargo.
Kunt u de berichten bevestigen dat er wapens worden geleverd aan de Libische opstandelingen?1 Zijn deze wapens afkomstig van landen die deelnemen aan de NAVO-missie? Hoe verhouden deze wapenleveranties zich tot het wapenembargo?
Nee, wij beschikken niet over informatie die deze berichten bevestigt. Nederland is geen voorstander van dergelijke wapenleveranties. Dit standpunt hebben wij gedeeld met onze bondgenoten in de NAVO.
Kunt u de berichten bevestigen dat Libische opstandelingen buitenlandse training krijgen van onder andere Qatar? Vallen deze trainingen onder het NAVO-commando? Vallen zij binnen het mandaat van de VN Veiligheidsraad?
Bekend is dat een aantal landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Italië en Frankrijk training en advies bieden aan de Libische oppositie. Dit betreffen bilaterale initiatieven die niet vallen onder de NAVO-missie Unified Protector. Paragraaf vier van VN Veiligheidsraad resolutie 1973 biedt, naar het oordeel van de regering, VN lidstaten de ruimte om dergelijke bilaterale initiatieven te ontplooien teneinde de Libische burgerbevolking te beschermen.
In hoeverre deelt u de inschatting van de Franse en Britse ministers van Buitenlandse zaken dat de NAVO tekort schiet bij de bescherming van burgers in Libië en meer moet doen om de zware wapens van Gaddafi uit te schakelen die burgers bedreigen in de belegerde stad Misrata?3
Naar het oordeel van de regering doet de NAVO al het mogelijke binnen het mandaat om VN-resolutie 1973 uit te voeren en de Libische bevolking te beschermen. Tijdens de NAVO-bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken op 14 en 15 april jl. is bovendien unanieme steun uitgesproken voor de operatie tot nu toe, waarmee veel Libische burgers zijn gered. Uw Kamer zal over de uitkomsten van deze ministeriële per brief worden geïnformeerd. Tijdens deze bijeenkomst hebben zowel de NAVO als een aantal NAVO-lidstaten de aanwezige landen opgeroepen tot meer of andersoortige bijdragen, waaronder vliegtuigen die inzetbaar zijn voor de bestrijding van gronddoelen.
Valt zo’n intensivering van de NAVO-operatie naar uw opvatting binnen het mandaat van de missie?
Zoals bekend wordt de Nederlandse militaire bijdrage niet ingezet voor de bestrijding van gronddoelen. Een dergelijke intensivering van de Nederlandse inzet is onder het huidige mandaat van de Nederlandse missie niet mogelijk.
Hoe beoordeelt u de bemiddelingspogingen van de Afrikaanse Unie, die een staakt-het-vuren en onderhandelingen van de Overgangsraad met kolonel Gaddafi bepleit?
Nederland verwelkomt diplomatieke initiatieven die kunnen leiden tot het behalen van het doel van de VN resoluties, namelijk het veiligstellen van de Libische burgerbevolking. Betrokkenheid van landen en organisaties uit de regio is van belang. Uit het verloop van de bemiddelingspoging van de Afrikaanse Unie in Tripoli en Benghazi blijkt hoe belangrijk onderlinge coördinatie en afstemming van deze initiatieven is. Het is in het belang van Libië en de Libische bevolking dat de internationale gemeenschap ook in de toekomst in onderlinge afstemming zo transparant en efficiënt mogelijk opereert.
Welke inzet bepleit u in de Libië Contact Groep waarvan Nederland nu met België deel uit 10 maakt?
Inmiddels is sprake van Benelux-vertegenwoordiging bij de Contact Groep. Nederland en België vervullen op roterende basis het lidmaatschap op ministerieel niveau. Luxemburg is op ambtelijk niveau bij de bijeenkomsten aanwezig, evenals het land dat op dat moment niet op ministerieel niveau vertegenwoordigd wordt. Per vergadering van de Contactgroep vindt op basis van de vigerende agenda onderlinge afstemming plaats over de gezamenlijke inzet. Nederland en België zien de contactgroep als een nuttig en noodzakelijk orgaan voor internationale coördinatie en afstemming inzake Libië. In dat opzicht is het essentieel dat een groot aantal landen uit de regio is vertegenwoordigd in de Contactgroep. Als algemene inzet in de Contactgroep geldt dat België en Nederland het belang benadrukken van een inclusief proces. Libisch ownership zal moeten leiden tot een politieke oplossing waarbij alle relevante spelers in Libië betrokken zijn. Niettemin menen België en Nederland dat in een dergelijke politieke oplossing geen ruimte is voor Qaddafi en zijn directe entourage.
Terreurdreiging van Hezbollah |
|
|
|
Kent u het bericht dat Hezbollah de intentie heeft om het Westen aan te vallen om de aandacht af te leiden van een aanklacht van het Special Tribunal for Lebanon? Zo ja, hoe beoordeelt u deze berichten?1
Ja. Omdat deze berichten niet verifieerbaar zijn gebleken door onafhankelijke bronnen, kan ik geen beoordeling geven over de juistheid en eventuele achtergronden ervan.
Is er een verhoogd dreigingsrisico voor Nederland als gastland voor het Special Tribunal for Lebanon?
Alle in Nederland gevestigde tribunalen, waaronder het Special Tribunal for Lebanon (STL) zijn ondergebracht in het stelsel «Bewaken en Beveiligen». In dit kader ontvangt de NCTb dreigingsinformatie van de MIVD, AIVD en KLPD. In het openbaar worden geen mededelingen gedaan ten aanzien van eventuele dreigingsrisico’s.
Kunt u een inschatting geven van de recente berichten over wapenopbouw door Hezbollah en de mogelijkheden om Europa met terroristische aanslagen te bedreigen?
Omdat deze berichten bij navraag niet verifieerbaar zijn gebleken door onafhankelijke bronnen, kan ik geen beoordeling geven over de juistheid en eventuele achtergronden ervan. Deze aanhoudende berichten rondom de bewapening van Hezbollah zijn wel zorgelijk en benadrukken het belang van voortgezette aandacht en waakzaamheid van de internationale gemeenschap.
Hoe beoordeelt u de internationale positie van Libanon in het licht van deze berichten?
De veiligheidssituatie van Libanon blijft precair. De internationale gemeenschap besteedt veel aandacht aan deze kwestie zoals blijkt uit de aanwezigheid van een grote VN-missie (UNIFIL) en van speciale gezanten belast met toezicht op de naleving van de verschillende VN-veiligheidsraadresoluties. Uiteindelijk is het aan de Libanese autoriteiten om de noodzakelijke voorzieningen te treffen ten behoeve van stabiliteit en vrede. De internationale gemeenschap staat hen daarin actief bij.
Verleent de door Hezbollah gesteunde formateur Mikati zijn volledige medewerking aan het Special Tribunal for Lebanon?
Formateur en inmiddels Premier Najib Mikati heeft consistent verklaard dat Libanon zich gehouden acht aan zijn internationale verplichtingen, waaronder volledige medewerking aan het Special Tribunal for Lebanon (STL). Hij streeft daartoe actief een oplossing tussen de diverse politieke facties in Libanon na.
Wanneer verwacht u een nieuwe regering in Libanon?
De nieuwe regering ontving op 7 juli jl. de goedkeuring van het Libanese parlement. Daarmee werd de regeringsverklaring aangenomen.
Deelt u de mening dat de dreiging van Hezbollah geen reden mag zijn om de aanklachten van het Special Tribunal for Lebanon te vertragen? Op welke termijn verwacht u dat de aanklachten bekend zullen worden?
Ja. Inmiddels heeft het STL bekendgemaakt de aanklachten, in verzegelde vorm, te hebben overhandigd aan de Libanese Procureur-Generaal.
Welke mogelijkheden zult u benutten om de internationale positie van Libanon te bespreken en het land te houden aan de internationale afspraken die zijn aangegaan?
Nederland is voorstander van een actieve betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de situatie van Libanon en draagt dat uit in EU en VN-verband.
Nederland heeft recent de zorgen over het onderwerp overgebracht aan zowel de commandant van de Libanese strijdkrachten, als Michael Williams, de speciaal gezant van de SGVN. Laatstgenoemde is belast met de het monitoren van de voortgang van de Libanese autoriteiten bij de naleving en de implementatie van de verplichtingen uit VNVR-res. 1 701 en rapporteert periodiek aan de VNVR.
Nederland blijft daarnaast waar mogelijk aandacht vragen voor het onderwerp. De Nederlandse ambassade in Washington stelt het onderwerp ondertussen geregeld aan de orde tijdens reguliere contacten met de Amerikaanse autoriteiten.
De veroordeling van een blogger in Egypte |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de veroordeling van de Egyptische blogger Maikel Nabil tot drie jaar gevangenisstraf voor belediging van de strijdkrachten en het verspreiden van valse informatie?1
Ja.
Deelt u de mening dat de heer Nabil niet door een militaire rechtbank had moeten worden berecht? Deelt u de mening dat de heer Nabil een oneerlijk proces heeft gehad en dat zijn veroordeling neerkomt op een schending van de mensenrechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gezien de aard van militaire rechtbanken in Egypte, kan een eerlijk proces niet worden gewaarborgd wanneer burgers door militaire rechtbanken worden berecht. De advocaten van de heer Nabil hebben aangegeven dat zij verkeerd geïnformeerd zijn over de datum van de hoorzitting, waardoor zij geen kans hebben gehad om de heer Nabil voor de rechter te verdedigen.
De rol van het militaire bestuur staat momenteel in Egypte ter discussie. De meningen over de mate waarop kritiek tegen het leger geuit mag worden lopen sterk uiteen. Velen beschouwen het leger op dit moment als enige garantie voor stabiliteit en zijn daarom bereid tijdelijk te accepteren dat openlijke kritiek op het leger niet getolereerd wordt.
Welke verdere rechtsgang staat open voor de heer Nabil? Klopt het dat de veroordeling nog moet worden bekrachtigd door de commandant van het militaire district?
De veroordeling van de heer Nabil is op 12 mei jl. bekrachtigd. De heer Nabil heeft nu zestig dagen de tijd om een verzoek om herziening van de uitspraak in te dienen.
Bent u bereid contact te zoeken met de Egyptische autoriteiten om ervoor te pleiten dat de veroordeling niet wordt bekrachtigd en wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
HV Ashton heeft tijdens haar onderhoud op 14 april jl. met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Nabil al-Arabi haar zorgen over deze zaak geuit. Op aanraden van verschillende mensenrechtenorganisaties in Egypte heeft de EU besloten geen publieke verklaring uit te geven maar voor stille diplomatie te kiezen. Dat zelfde geldt voor Nederland.
Deelt u de mening dat het verbod op het publiceren van nieuws, beelden en artikelen over de Egyptische krijgsmacht door de media zonder goedkeuring door de «morale affairs directorate» en de militaire veiligheidsdienst een zorgelijk voorbeeld is van hoe de Egyptische autoriteiten omgaan met de vrijheid van meningsuiting?
Ja. De Egyptische interim-grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Een verbod op het publiceren van nieuws, beelden en artikelen over de Egyptische krijgsmacht door de media zonder goedkeuring door de «morale affairs directorate» en de militaire veiligheidsdienst past hier niet in.
Bent u bereid, zowel bilateriaal als via de Europese Unie, in uw contacten met de Egyptische autoriteiten uw zorgen over de ernstige inperking van de vrijheid van meningsuiting in Egypte te uiten en te pleiten voor berechting door civiele rechtbanken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Ja. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Egypte, op 18 en 19 mei jl. de Nederlandse zorg over de inperking van de vrijheid van meningsuiting in Egypte geuit. Ook de berechting van burgers door militaire tribunalen is door hem opgebracht. Op 16 mei jl. is hier bovendien op hoog-ambtelijk niveau over gesproken met de Egyptische ambassadeur in Den Haag.
Nederlandse diplomaten die vertragingstactieken gebruiken om uitbreiding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te voorkomen |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat diplomaten vertragingstactieken gebruiken om uitbreiding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te voorkomen?1
Ja.
Kunt u bevestigen of Nederlandse diplomaten inderdaad vertragingstechnieken gebruiken om de uitbreiding van het EVRM te voorkomen? Indien dit het geval is, wie geeft hiertoe opdracht?
Nederlandse diplomaten gebruiken geen vertragingstechnieken in de onderhandelingen over de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM. Momenteel wordt in Brussel en in Straatsburg onderhandeld over complexe juridische en politieke vraagstukken die gelieerd zijn aan de toetreding van de EU tot het EVRM. Deze toetreding behoeft een zorgvuldige en gedegen voorbereiding. Evenals de andere lidstaten van de EU en van de Raad van Europa is Nederland van mening dat de vereiste zorgvuldigheid zwaarwegender is dan het precieze tijdpad.
Artikel 6 van het Verdrag van Lissabon schrijft voor dat de EU zal toetreden tot het EVRM. Het artikel benadrukt eveneens dat de toetreding tot het EVRM de bevoegdheden van de Unie, zoals bepaald in de Verdragen niet wijzigt. Dat is ook de inzet van de regering. Het Toetredingsakkoord moet sluitend zijn op dit punt. Er mag daarover naderhand geen discussie meer ontstaan.
Kunt u aangeven dat deze werkwijze in lijn ligt met uw visie op het mensenrechtenbeleid in de door u recent gepresenteerde nota «Verantwoordelijk voor Vrijheid- Mensenrechten in het Buitenlands Beleid»?2
De gevolgde werkwijze is in lijn met de visie zoals gepresenteerd in de nota «Verantwoordelijk voor Vrijheid – Mensenrechten in het Buitenlands Beleid». In de nota wordt uiteengezet dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd dat de EU partij zal worden bij het EVRM. Door de toetreding van de EU tot het EVRM zal een verscherpt toezicht ontstaat op mensenrechten binnen de Unie, met name omdat burgers dan mensenrechtenschendingen door de EU-instellingen aan het EHRM voor zullen kunnen leggen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de EU zich bindt aan het EVRM? Indien nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik.
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de breed aangenomen motie Engels c.s.?3
Zoals is gesteld in het regeerakkoord, respecteert het kabinet internationale verdragen. Dat geldt bij uitstek het EVRM en het EU-Handvest van de Grondrechten omdat deze burgers en hun grondrechten beschermen. Ook is gesteld in het regeerakkoord dat waar nieuw beleid op juridische grenzen stuit, Nederland zich binnen de EU of in ander verband zal inzetten voor wijziging van de betreffende verdragen, richtlijnen of afspraken. Aan de fundamentele rechten van de mens zal de regering echter niet tornen.
De door de VN verleende accreditatie aan de anti-Israëlische Free Palestine Movement (FPM) |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat de VN accreditatie heeft verleend aan de Free Palestine Movement (FPM)?1 Hoe beoordeelt u dit besluit?
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen. De FPM heeft een brief ontvangen van het Committee on the exercise of the inalienable rights of the Palestinian people van de Verenigde Naties (CEIRP), waarin dit comité bevestigt dat het de FPM de zgn. consultatieve status verleent voor het desbetreffende comité.
Bij dit comité zijn meer dan 1000 NGO’s geaccrediteerd. Accreditatie door dit comité betekent niet dat de VN zich op enigerlei wijze associeert met de inhoudelijke standpunten van de geaccrediteerde NGO’s.
Kunt u het bericht bevestigen dat de FPM zich kenmerkt door extreme anti-Israëlische acties en wordt geleid door dr. Paul Larudee, die flottieljes naar de Gazastrook organiseert en publiek is geëerd door Hamas-leider Ismail Haniya vanwege zijn grote steun aan het Hamas-bewind, onder meer door het oprichten van de Free Gaza Movement en het organiseren van boycotacties jegens Israël?
Op basis van openbare bronnen kan gesteld worden dat de leider van de FPM, de heer Larudee, betrokken is bij Free Gaza Movement. Hij ontving in 2009 uit handen van Hamas-leider Haniyeh een onderscheiding voor zijn inspanningen voor Gaza. De FPM zegt de nadruk te willen leggen op de mensenrechtenproblematiek in Gaza, met name het beperkte toegangsregime. De wijze waarop de FPM en de Free Gaza Movement dit onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld door steun te geven aan de Gaza Freedom Flottilla en op te roepen tot sancties tegen Israël, gaat in tegen de inspanningen ter bevordering van het vredesproces.
Hoe valt – gelet op het voorgaande – te verklaren dat de VN de FPM formeel heeft bestempeld als door de VN geaccrediteerde niet-gouvernementele organisatie (NGO)? Aan welke inhoudelijke voorwaarden dient een dergelijke accreditatie te voldoen? Welke gevolgen heeft deze VN-accreditatie precies?
De FPM is alleen geaccrediteerd voor het CEIRP, niet voor andere VN-organisaties of comité’s.
De criteria die het CEIRP hanteert zijn de onderstaande (bron: website van het CEIRP – http://domino.un.org/unispal.nsf/ngo.htm):
In praktische zin leidt accreditatie er toe dat NGO’s de mogelijkheid wordt geboden hun visie kenbaar te maken aan de leden van het CEIRP, doordat zij als waarnemer kunnen deelnemen aan internationale bijeenkomsten die onder auspiciën van het CEIRP worden georganiseerd. Een accreditatie leidt niet tot betrokkenheid bij de besluitvorming van de VN. Dat recht is voorbehouden aan VN-lidstaten.
Hoe het CEIRP tot het besluit komt om NGO’s te accrediteren is de regering niet bekend, aangezien Nederland niet bij de werkzaamheden van het CEIRP betrokken is.
Hoe beoordeelt u het dat de VN een dergelijke organisatie accrediteert die op allerlei wijze het vredesproces tussen Palestijnen en Joden – zoals voorgestaan door de VN, maar ook de door de EU – bruuskeert? Is dit ook niet buitengewoon schadelijk voor het aanzien en de reputatie van de VN?
Nederland staat zeer kritisch tegenover de werkzaamheden van het CEIRP. De regering vindt dat het comité belemmerend werkt jegens het Midden-Oosten vredesproces. Nederland is daarom geen lid van het comité en onthoudt zich van activiteiten die ondersteuning geven aan de werkzaamheden ervan. Die lijn wil de regering nu niet verlaten vanwege de accreditatie van deze NGO.
Bent u bereid – zoveel mogelijk gezamenlijk met andere landen – de door de VN verleende accreditatie aan de FPM ongedaan te laten maken? Op welke wijze?
Zie antwoord vraag 4.
De groeiende crisis tussen Hamas en Israël |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de aanslag van Hamas op een Israëlische schoolbus en in het algemeen de aanhoudende raketbeschietingen op Israël vanuit de Gaza?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton afgegeven op 8 april jl., aangaande «the violence in and out of Gaza»? Deelt u de mening dat de HV met deze verklaring het gebruik van geweld door beide partijen gelijk stelt terwijl Hamas gericht burgerdoelen aanvalt? Deelt u tevens de mening dat hiermee zowel de grondbeginselen van het oorlogsrecht als het inherente recht van Israël op zelfverdediging worden miskent? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb kennis van genomen van de verklaring en deze bevat naar mijn oordeel geen gelijkstelling van het geweld van beide partijen. Het optreden van Israël zich niet laat zich niet vergelijken met het optreden van Hamas. HV Ashton roept Hamas onverkort op tot onmiddellijke stopzetting van de aanvallen op burgers en vraagt aan Israël om terughoudendheid bij het gebruik van geweld dat wordt aangewend als reactie op deze aanvallen. Dit acht ik een passend onderscheid dat in lijn is met het humanitair oorlogsrecht alsook met het recht op zelfverdediging.
Heeft u kennisgenomen van de oproep van de Arabische Liga voor een vliegverbod boven de Gaza?
Ja.
Deelt u de mening dat een dergelijk vliegverbod het inherente recht van Israël tot zelfverdediging onrechtmatig beperkt? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering is tegen de instelling van een dergelijk vliegverbod boven Gaza.
Heeft u tevens kennisgenomen van een veroordeling van het geweld en de aanhoudende raketbeschietingen vanuit de Gaza op Israël door de Arabische Liga? Zo nee, bent u bereid om aan te dringen op een dergelijke veroordeling? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijke veroordeling is niet door de Arabische Liga uitgebracht. De Arabische Liga verschilt van inzicht met de Europese Unie op dit punt. Dit komt aan de orde in de reguliere besprekingen tussen deze organisaties.
De arrestatie en verdwijning van de Chinese kunstenaar Ai Weiwei |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Chinese kunstenaar Ai Weiwei opgepakt op vliegveld, regering nerveus»?1
Ik heb met bezorgdheid kennisgenomen van de aanhouding van Ai Weiwei. Ik hoop op meer openheid van de Chinese autoriteiten over deze en andere zaken. De heer Ai Weiwei en andere activisten hebben hoe dan ook recht op een eerlijk proces.
Klopt het dat er sinds de arrestatie niets meer van Weiwei vernomen is? Zo ja, bent u bereid het Nederlandse ongenoegen kenbaar te maken aan de Chinese ambassadeur?
Ai Weiwei is geruime tijd incommunicado gehouden, maar onlangs heeft zijn vrouw heeft de gelegenheid gehad kort met hem te spreken. Hij is inmiddels in staat van beschuldiging gesteld.
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Lady Catherine Ashton, heeft op 12 april jl., mede op aandringen van Nederland, in een verklaring met klem gevraagd om opheldering over het lot van de vele mensen die recent zijn vastgezet, waaronder Ai Weiwei. Ze eiste ook behandeling van deze personen volgens de normen van internationaal recht en de rechtsstaat. Tijdens de bilaterale buitenlands-politieke consultaties die van 18 tot 20 april jl. in Peking plaatsvonden heeft Nederland zorg over het lot van Ai Weiwei overgebracht aan de Chinese autoriteiten.
Bent u bereid, totdat duidelijk is dat Weiwei een eerlijk proces krijgt, in de contacten met China – ook in EU verband – constant het grote belang van burgerlijke en politieke rechten in het algemeen te benadrukken, en de casussen van Weiwei en tientallen andere opgepakte schrijvers, advocaten en burgerrechtenactivisten in het bijzonder aan de orde te stellen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat de arrestatie onderdeel uitmaakt van een verhevigde campagne van de Chinese regering om bekende dissidenten te intimideren? Zo ja, welke instructies heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Peking ontvangen om hiermee om te gaan?
De autoriteiten in China hebben vanaf november de bewegingsvrijheid van een aantal mensenrechtenverdedigers beperkt en tevens een aantal mensenrechtenverdedigers aangehouden. Volgens mensenrechtenorganisaties zijn inmiddels meer dan 100 personen aangehouden of voor verhoor tijdelijk vastgezet. Het is te vroeg om te beoordelen of dit een structurele verslechtering van de mensenrechtensituatie inhoudt, dan wel een tijdelijke, die samenhangt met actuele gebeurtenissen. De ambassade volgt de mensenrechtensituatie op de voet en zal daarover regelmatig verslag uitbrengen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Op welke wijze ondersteunt de Nederlandse ambassade in Peking concreet de verbetering van de mensenrechten? Op welke wijze werkt de Nederlandse ambassade met mensenrechtenorganisaties in China samen?
De Nederlandse ambassade te Peking blijft zich zowel in EU-verband als ook bilateraal inspannen een bijdrage te leveren aan verbetering van de mensenrechtensituatie in China. Daarbij wordt aandacht geschonken aan de onderwerpen vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Zo maakt de ambassade regelmatig bijeenkomsten van de Foreign Correspondents Club China (FCCC) mogelijk, die tot nog toe meestal zonder problemen hebben kunnen plaatsvinden. Tijdens de Expo 2010 in Shanghai ontplooide Nederland culturele activiteiten in het tijdelijke Dutch Cultural Centre. Daar is ruimte geboden aan kritische Chinese kunstenaars, waaronder Ai Weiwei bij de openingstentoonstelling. De ambassade onderhoudt verder contacten met een groot aantal mensenrechtenverdedigers (waaronder journalisten, bloggers en kunstenaars) en andere relevante personen. De ambassade werkt daarbij nauw samen met andere EU-lidstaten en andere gelijkgezinde landen. Verder financiert Nederland in China een programma ter versterking van de rechtsstaat, werkt daarbij samen met diverse Nederlandse en Chinese organisaties, en een programma voor het behoud van de Tibetaanse cultuur. Jaarlijks is voor deze programma’s samen ruim € 1,5 miljoen beschikbaar.
Hoe vergroot Nederland de mediadiversiteit en internetvrijheid in China – waar Weiwei een groot pleitbezorger van was – om ruimte te geven aan mensenrechtenverdedigers om op te komen voor de vrijheden van zichzelf en anderen?
Nederland besteedt veel aandacht aan de vrijheid van meningsuiting, het belang van mediadiversiteit en internetvrijheid in China, en stelt deze onderwerpen regelmatig aan de orde in de contacten met de Chinese autoriteiten. Nederland werkt in China samen met zowel traditionele als nieuwe media, bijvoorbeeld door het organiseren van journalistenreizen met als doel de diversiteit in berichtgeving aan te moedigen. Ook de hiervoor genoemde bijeenkomsten van de FCCC passen in dat kader.
De aandacht van Nederland voor de vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid in China vormen deel van de bredere agenda van de regering op dit thema, dat als prioriteit is opgenomen in de recent aan uw Kamer gestuurde mensenrechtennotitie «Verantwoordelijk voor Vrijheid».
Bent u van mening dat Nederland als gastheer van vier internationale gerechtshoven en als enige land in de wereld dat het bevorderen van de internationale rechtsorde in zijn Grondwet heeft staan, een extra verantwoordelijkheid draagt om het belang van mensenrechten overal in de wereld onder de aandacht te brengen? Zo ja, hoe krijgt die opstelling in dit specifieke geval vorm? Zo neen, waarom niet?
De actualisering van het mensenrechtenbeleid, die ik uw Kamer heb aangeboden, geeft vorm aan de verantwoordelijkheid die Nederland heeft ten aanzien van de wereldwijde bevordering van de mensenrechten. Om effectief te handelen moet Nederland selectief zijn en samenwerken met partners, zowel in bilateraal als in multilateraal verband. De wijze waarop deze opstelling in dit specifieke geval vorm krijgt is aangegeven in het antwoord op vragen 2 en 3.
Aanval op kamp Ashraf in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Is het waar dat vanaf donderdagavond 7 april een aanval door het Irakese leger een aanval is uitgevoerd op Kamp Ashraf, waarbij gebruik is gemaakt van landmachteenheden en speciale eenheden van de politie met honden? Is duidelijk wat het doel van de aanval is?
Het Iraakse leger is in de nacht van donderdag 7 op vrijdag 8 april jl. het kamp binnengevallen. De Iraakse autoriteiten hebben aangegeven dat de actie bedoeld was om de illegale uitbreiding van het kamp terug te dringen. Ook heeft de Iraakse overheid aangegeven de Mujahedin-e-Khalq Organisatie, waarvan de kampbewoners aanhangers zijn, te beschouwen als terroristische organisatie. De autoriteiten zijn overgegaan tot deze actie aangezien artikel 7 van de Iraakse grondwet aanwezigheid van terroristische organisaties op Iraaks grondgebied niet toestaat.
De Iraakse autoriteiten en de leiding van Kamp Ashraf spreken elkaar tegen over de precieze gebeurtenissen. Er zijn geen onafhankelijke bronnen waaruit kan worden afgeleid wat zich heeft afgespeeld. De VN in Irak, die het kamp heeft kunnen bezoeken, heeft bevestigd dat er 34 doden zijn gevallen, waaronder 6 vrouwen. De VN heeft foto’s getoond van de lichamen van de slachtoffers, waarop te zien was dat de meerderheid van hen schotwonden in borstkas en buik had, en een aantal personen is overreden. Er zijn ook gewonden gevallen bij de actie, maar het aantal is onbekend.
Is het waar dat zeker 200 mensen zijn verwond en minstens 23 mensen (17 mannen en 6 vrouwen) zijn gedood?1 Indien nee, hoe zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat generaal Ali Gheidan, commandant van de Irakese infanterie, opdracht heeft gegeven om met scherp te schieten? Is het tevens waar dat met militaire voertuigen op mensen is ingereden? Indien neen, hoe zijn dan de feiten?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat bent u voornemens te doen jegens de regering van Irak in het licht van uw opvatting dat «de bewoners van Kamp Ashraf recht hebben op een humanitaire behandeling en op waarborging van hun mensenrechten»? Deelt u de opvatting dat deze aanval een flagrante schending is van een humanitaire behandeling? Indien nee, waarom niet?3
De inval en het gebruikte geweld zijn in strijd met de humanitaire behandeling die de Iraakse autoriteiten de bewoners van Kamp Ashraf moeten garanderen. Tegelijkertijd hebben de kampbewoners zich niet aan het Iraakse recht gehouden. Het zich toe-eigenen van omliggend land en de bemoeienis van de MKO met de Iraakse politiek zijn illegaal volgens de Iraakse grondwet. De bewoners van het kamp hebben overigens nog steeds toegang tot basisvoorzieningen inclusief medische zorg.
EU-Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 9 april een verklaring uitgebracht waarin ze haar afschuw uitspreekt over het gebruikte geweld en de Iraakse autoriteiten oproept de mensenrechten van de bewoners van Kamp Ashraf te waarborgen. De ambassadeurs van de in Irak vertegenwoordigde EU-landen, die de situatie in Kamp Ashraf regelmatig bespreken met de Iraakse autoriteiten, hebben op 11 april jongstleden in gesprek met president Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari de Iraakse autoriteiten opgeroepen zeer terughoudend te zijn met geweld. Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, Pillay, heeft aangegeven dat het door de Iraakse autoriteiten gebruikte geweld onacceptabel is.
Wilt er bij de Irakese autoriteiten op aandringen de arrestanten vrij te laten en hoe dan ook niet uit te leveren aan Iran? Indien nee, waarom niet? Bent u bereid hierop de Nederlandse ambassade te laten toezien? Indien nee, waarom niet?
Uit contacten met het Rode Kruis is vernomen dat de arrestanten inmiddels zijn vrijgelaten.
Bij de overdracht van de verantwoordelijkheid voor Kamp Ashraf door de Amerikanen aan de Iraakse autoriteiten is afgesproken dat geen van de kampbewoners naar Iran zal worden teruggestuurd. President Talabani en minister van Buitenlandse Zaken Zebari hebben tijdens het gesprek met de EU-ambassadeurs op 11 april laten weten dat ze zich aan deze afspraak zullen houden. Nederland en de EU blijven, in overleg met de Iraakse autoriteiten, de nadruk leggen op dit punt.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is een internationaal onafhankelijk onderzoek te laten doen? Deelt u de opvatting dat de verantwoordelijken voor dit bloedbad gerechtelijk moeten worden vervolgd? Zo ja, door wie? Indien nee, waarom niet?
Ik steun de oproep van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties Pillay tot een internationaal onafhankelijk onderzoek. Degenen die verantwoordelijk blijken te zijn voor het toegebrachte geweld dienen gerechtelijk te worden vervolgd door de Iraakse autoriteiten.
Erkent u dat, gezien uw antwoorden op eerdere vragen dat individuele bedrijven onmogelijk een vuist kunnen maken, zowel Nederlandse hazelnootverwerkende bedrijven als grote in Nederland actieve bedrijven lid zijn van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en daarom samen een vuist kunnen maken?1 Deelt u de mening dat deze bedrijven verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het aanpakken van kinderarbeid en uitbuiting in hun productieketen? 1
In ons antwoord van 15 december 2010 is aangegeven dat bedrijven zonder meer dienen te doen wat redelijkerwijs van hen mag worden verwacht om kinderarbeid in hun keten te bestrijden. Gezien het aantal betrokken productketens, de complexiteit van de individuele ketens en de door zijn omvang beperkte invloed van de Nederlandse hazelnootverwerkende industrie, zijn er beperkingen ten aanzien van wat in redelijkheid van de leden van de brancheorganisatie FNLI kan worden verwacht op het vlak van de uitbanning van kinderarbeid, waarvan in Turkije seizoensmigratie één van de meest bepalende elementen is. Mede omdat bedrijven in een markteconomie in beginsel niet kunnen worden gedwongen tot samenwerking, zijn wij op grond van de onder 2 weergegeven activiteiten van mening dat de leden van de FNLI hiermee invulling geven aan hun ketenverantwoordelijkheid.
Heeft de in de antwoorden genoemde «follow-up» met brancheorganisaties inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is de uitkomst van de gesprekken? Zo nee, wanneer vindt dit plaats?
Er is regelmatig contact geweest met de brancheorganisatie FNLI. Naar aanleiding van de onderhavige kwestie heeft de FNLI het onderwerp kinderarbeid bij al haar leden urgent en actief onder de aandacht gebracht. Zij moedigt haar leden aan om in contracten met leveranciers een standaardclausule in te voegen die er zorg voor draagt dat hazelnoten die geleverd worden, zijn verkregen conform alle lokale en andere toepasbare wet- en regelgeving en in lijn met relevante internationale richtlijnen. De FNLI dringt er bij de leden op aan om de kwestie kinderarbeid grondig te onderzoeken en gepaste acties te ondernemen. Om dit te ondersteunen heeft de FNLI aan de leden de handleiding gestuurd «Van Werk naar School, Handleiding voor bedrijven om kinderarbeid te bestrijden» van de Campagne Stop Kinderarbeid.
Daarnaast heeft de FNLI deze kwestie geagendeerd binnen de Europese samenwerkingsverbanden van de levensmiddelenindustrie (CIAA), bij de Turkse zusterorganisatie van de FNLI en bij de Turkse overheid. Ook geeft FNLI namens de Nederlandse levensmiddelenindustrie actief input aan het bedrijvennetwerk kinderarbeid. De FNLI werkt momenteel aan een ketenanalyse op geaggregeerd brancheniveau om te analyseren welke focus en aanpak voor de bestrijding van kinderarbeid in de keten een effectieve vervolgstap zou zijn. Naar aanleiding van deze uitkomsten zal onder meer bekeken worden of aanvullende suggesties of adviezen aan de leden nodig zijn.
Hebben de bedrijven binnen het Initiatief Duurzame Handel (IDH)-bedrijvennetwerk kinderarbeid zich individueel uitgesproken dat zij zich actief inzetten voor bestrijding van kinderarbeid? Zo ja, werken deze bedrijven ook individueel aan verbeterprogramma’s rondom kinderarbeid en slavenarbeid en kunt u dit rapporteren aan de Kamer?
Bedrijven werken op twee manieren samen met IDH aan het bestrijden van kinderarbeid: via het Child Labour Platform, waar IDH een secretariële rol heeft, en via de IDH sectorale verbeterprogramma’s.
Het doel van het Child Labour Platform (CLP) is om bedrijven uit vijf verschillende risicosectoren ervaringen en kennis uit te laten wisselen ten aanzien van het bestrijden van kinderarbeid in hun productieketens om zo de bestrijding van kinderarbeid te verbeteren en te versnellen. Onervaren bedrijven kunnen leren van ervaren bedrijven. Met behulp van het UN Framework for Business and Human Rights van VN-Speciaal Vertegenwoordiger John Ruggie houdt het platform het beleid en de activiteiten van deelnemende bedrijven tegen het licht en trekt lessen uit de verschillen en overeenkomsten tussen beleid en activiteiten van de platformdeelnemers.
Binnen de sectorale verbeterprogramma’s in de sectoren cacao, thee, katoen, soja, natuursteen, kweekvis en toerisme is bestrijding van kinderarbeid een integraal onderdeel. Duurzame productie in de IDH-programma’s wordt in het algemeen bepaald en getoetst door «third party certification», waarbij producenten (en spelers verder in de handelsketen) worden gecertificeerd op basis van multistakeholder duurzaamheidstandaarden. Kinderarbeid is onderdeel van de standaarden (o.a. de UTZ- en Rainforest Alliance-standaarden in de cacao- en theeprogramma’s, de RTRS-standaard in het soja programma, de BCI-standaard in het katoenprogramma en de Aquaculture Dialogue Standards in het kweekvisprogramma).
De kennis van IDH over sectorale verbeterprogramma’s wordt benut in het CLP, alhoewel de bedrijven niet formeel hebben getekend voor de uitvoering van verbeterprogramma’s op het gebied van kinderarbeid. Het CLP is ook niet bedoeld om te controleren wat de individuele bedrijven uiteindelijk doen met de kennis, maar bedrijven die er voor kiezen te participeren in het CLP geven hiermee aan daadwerkelijk te willen bijdragen aan de bestrijding van kinderarbeid in hun keten. In 2012 zal IDH een eindrapportage opstellen over de resultaten die het CLP heeft opgeleverd. Hierover zal de Kamer worden geïnformeerd.
In 2012 zal het CLP bedrijvennetwerk worden gecontinueerd onder begeleiding van de UN Global Compact.
Bent u bereid de eis te stellen dat bedrijven ook individueel verbeterprogramma’s moeten voeren en deze eis te koppelen aan deelname aan het IDH? Bent u bereid ook de voortgang van deze programma’s te rapporteren aan de Kamer?
Het IDH faciliteert maatschappelijke organisaties en bedrijven die uit eigen beweging bereid zijn ook zelf te investeren in het verduurzamen van hun ketens in de vorm van publiek-private partnerschappen. Hiermee wordt een stimulerend effect beoogd, waarbij het stellen van eisen niet goed past. De samenwerking is weliswaar vrijwillig, maar niet vrijblijvend. De bedrijven dienen zich te committeren in de gezamenlijk vastgelegde duurzaamheiddoelstellingen van een sectorprogramma. Het doel van deze programma’s is te komen tot verbeteringen in de keten, dus ook het tegengaan van kinderarbeid.
Het IDH rapporteert jaarlijks over de voortgang van haar sectorale programma’s aan de hand van een uitgebreid monitoringprotocol. De Kamer zal worden geïnformeerd over de eindrapportage van het CLP, zoals opgemerkt onder vraag 3. In de eindrapportage zal zo mogelijk ook een beeld worden geschetst van de stand van zaken rond kinderarbeid in de sectorale programma’s van IDH. In 2012 vindt een externe evaluatie plaats van het IDH, waarover de Kamer tevens zal worden geïnformeerd.
Het CLP is gericht op het stimuleren en faciliteren van wederzijds leren en uitwisselen van ervaring en kennis, om daarmee de bedrijven te helpen hun strijd tegen kinderarbeid in hun productieketens te versnellen en te verbeteren. Ook aanbevelingen ten aanzien van de implementatie van maatregelen gericht op het voorkomen en het bestrijden van kinderarbeid zijn onderwerp van discussie, maar het CLP is niet opgericht om van de deelnemende bedrijven de implementatie van verbeterprogramma’s te eisen. Het CLP heeft geen controlerende, maar een stimulerende en faciliterende functie. Het invoeren van verbeterprogramma’s blijft de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf; immers, zulke programma’s vragen per type bedrijf en per sector om een specifiek passende aanpak.
De transitie naar duurzame productie en inkoop binnen de IDH-programma’s vindt plaats op basis van certificering aan de hand van duurzaamheidcriteria. Uitbanning van kinderarbeid volgens de definitie van kinderarbeid van de ILO (ILO's Minimum Age Convention No. 138 and Worst Forms of Child Labour Convention No. 182) is belangrijk onderdeel van deze duurzaamheidcriteria.
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van Nestlé dat kinderarbeid niet volledig uit te bannen is en dat kinderarbeid geen probleem is zolang de kinderen ook toegang tot school hebben? Zou u een dergelijk standpunt binnen het IDH toestaan?2
Zowel binnen het CLP als het IDH wordt kinderarbeid gedefinieerd op basis van de ILO-conventies 138 en 182. Werk dat door kinderen boven de 14 wordt uitgevoerd, beperkt blijft tot 12 uur per week, geen zwaar en gevaarlijk werk betreft en niet de schoolgang en ontwikkeling van het kind tegengaat, valt niet binnen de definitie van kinderarbeid op basis van deze conventies. De uitspraak van de directeur van Nestlé moet binnen het kader van deze definitie worden geplaatst, en is als zodanig niet strijdig met het standpunt over kinderarbeid binnen het IDH.
Deelt u de mening dat het bedrijvennetwerk kinderarbeid van het IDH geen «multistakeholder aanpak» is, omdat niet-gouvernementele organisaties geen deel uitmaken van dit netwerk? Bent u bereid dit te veranderen?
Er is bewust gekozen voor een bedrijvennetwerk, waarbij peer learning centraal staat. Er is daarbinnen wel voorzien in een structuur voor actieve inbreng van de expertise van NGO’s en andere stakeholders, zoals vakbonden. De FNV maakt deel uit van het bestuur van het bedrijvennetwerk. Een werkgroep van experts van NGO’s geeft input en kritische feedback op de activiteiten van het CLP. Zo zijn zij nauw betrokken bij de vragen rondom gezamenlijke normzetting, welke activiteiten kunnen worden aangeduid als good practices en andere vergelijkbare discussies. Op deze wijze wil het CLP een multistakeholder aanpak bevorderen.
Wanneer heeft de in de beantwoording op eerdere vragen genoemde jaarlijkse Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-dialoog tussen Turkije en Nederland plaatsgevonden? Wat is de inzet van Nederland en wat waren de uitkomsten van dit overleg?
Dit overleg heeft nog niet plaats gevonden. SZW is voornemens dit zo mogelijk nog dit jaar aan de orde te stellen.
Zijn er al gevolgen te melden over de EU-Raadsconclusies over kinderarbeid? Wat is uw inzet op dit punt?
Zoals aangegeven in de geactualiseerde mensenrechtenstrategie «Verantwoordelijk voor vrijheid: mensenrechten in het buitenlands beleid», die de Kamer op 5 april jl. heeft ontvangen, blijft Nederland zich sterk maken voor universele ratificatie en wereldwijde implementatie van de vier fundamentele arbeidsnormen van de ILO, waaronder het verbod op kinderarbeid. Daarbij is aangegeven dat de regering haar inzet ook gestalte geeft via de EU omwille van de effectiviteit. De regering zal opvolging geven aan de EU-Raadsconclusies van juni 2010. Concreet betekent dit dat ter verdere stimulering van de EU-aanpak van kinderarbeid een expertbijeenkomst zal worden georganiseerd over de opvolging van de Raadsconclusies. De Raadsconclusies roepen de Europese Commissie onder meer op onderzoek te verrichten naar de ergste vormen van kinderarbeid in relatie tot handel en hierover voor eind 2011 te rapporteren. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen tijdens de eerder genoemde expertbijeenkomst gepresenteerd en besproken worden.
Tijdens het European Multistakeholder Forum on Corporate Social Responsibility (CSR), dat de Europese Commissie in november 2010 organiseerde, is ook gesproken over hoe de Europese Commissie de lidstaten kan ondersteunen en hoe samengewerkt kan worden bij de bestrijding van kinderarbeid3. De Mededeling over MVO die de Europese Commissie dit najaar zal uitbrengen, omvat naar verwachting eveneens nadere duiding over de verantwoordelijkheid van Europese bedrijven ten aanzien van het respecteren van mensenrechten.
Is al meer te melden over het initiatief van de Turkse kinderbescherming samen met de Internationaal Labour Organisation (ILO) en de Turkse ministeries van Arbeid en van Onderwijs om er voor te zorgen dat kinderen van seizoenarbeiders in de toekomst naar school kunnen?
Ankara University rondt dit voorjaar een onderzoek af naar seizoensarbeid, waarbij ze tevens kijken naar de mogelijkheden voor kinderen om op afstand van hun woonplaats toch naar school te gaan. Verder is er binnen de Turkse overheid, onder leiding van het Ministerie van Arbeid, een interdepartementale werkgroep opgericht die zich buigt over deze materie. De Nederlandse ambassade in Ankara doet navraag bij de Turkse overheid over de voortgang en resultaten van dit initiatief.
De aanpak van cyberspionage |
|
Ronald van Raak |
|
Waarom gaat het ministerie van Defensie 90 miljoen euro investeren in de bestrijding van digitale aanvallen, terwijl tegelijkertijd het ministerie van Veiligheid en Justitie een Nationaal Cyber Security Centrum gaat oprichten?1
Wat zijn de verschillen in aanpak van cyberaanvallen van u beide?
Wie van u beide heeft uiteindelijk de regie over de aanpak van cyberspionage?
Waarom is niet gekozen voor één organisatie die verantwoordelijk wordt voor het opsporen en aanpakken van cyberaanvallen?
Wat gaat u beide doen om de strijdbijl te begraven en te komen tot één aanpak tegen cyberaanvallen?
Zoals hierboven gesteld, is er sprake van een gezamenlijke aanpak ter verbetering van de cyber security. Op alle niveaus wordt goed samengewerkt om gezamenlijk de ambities van het kabinet ter versterking van de cyber security waar te maken.
Verkoop van chemische wapens door Libische rebellen aan Hamas Hezbollah |
|
Hero Brinkman (PVV) |
|
![]() |
Zijn er aanwijzingen dat Libische rebellen chemisch wapentuig uit buitgemaakte voorraden van Kadaffi hebben verkocht aan Hamas en/of Hezbollah?1
Nee.
Zo ja, kunnen de Nederlandse strijdkrachten die nu worden ingezet om een wapenembargo tegen Libië te helpen handhaven ook worden ingezet om eventuele uitvoer van die chemische wapens uit Libië te detecteren en dat aan Israël te melden? Bent u bereid om die opdracht aan de Nederlandse strijdkrachten te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Op grond van VN Veiligheidsraad resolutie 1970 is het aan Libië verboden om wapens of aanverwant materieel uit te voeren. Hieronder vallen ook chemische wapens. Zoals bekend levert Nederland met Hr. Ms. Haarlem en zes F16 gevechtsvliegtuigen een bijdrage aan de NAVO-operatie die onder andere naleving van het wapenembargo controleert. Bij de uitvoering van deze operatie worden schepen waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij zich niet aan het wapenembargo houden geïdentificeerd, gevolgd en zo nodig aangehouden. Zoals vereist door VN Veiligheidsraad resolutie 1973 wordt in een dergelijk geval door de NAVO gerapporteerd aan het Comité dat is opgericht op basis van die resolutie.
Mishandeling van vrouwen in Irak |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Is het feit, dat op grond van artikel 41 van het Irakese Wetboek van Strafrecht mishandeling van de vrouw binnen het huwelijk is toegestaan een onderwerp dat met de Irakese autoriteiten aangekaart wordt op bilateraal en op Europees niveau? Zo nee, waarom niet?1
Ja, dat is een onderwerp dat met de Iraakse autoriteiten wordt aangekaart, zowel op bilateraal als op Europees niveau. Geweld tegen vrouwen is een prioriteit binnen het Nederlands- en EU-mensenrechtenbeleid. Nederland heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van de EU-richtsnoeren (2008) op het gebied van geweld tegen vrouwen. De EU-taakgroep Geweld tegen vrouwen die de implementatie van de richtsnoeren bevordert, heeft de situatie ten aanzien van geweld tegen vrouwen in zo’n 100 landen, waaronder Irak, in kaart gebracht. Er zijn actiepunten door de EU opgesteld om de situatie in deze landen voor het bestrijden van geweld tegen vrouwen te verbeteren. In Irak moedigt de EU, onder andere vanwege het bestaan van wetgeving zoals artikel 41 van het Iraakse wetboek van Strafrecht, de autoriteiten aan om de situatie van vrouwen te verbeteren en het geweld tegen vrouwen te bestrijden. Ook wordt het Iraakse Ministerie voor Mensenrechten, dat verantwoordelijk is voor het onderwerp vrouwenrechten, aangespoord om data te verzamelen en te publiceren m.b.t. gender based violence. Op bilateraal niveau steunt de Nederlandse ambassade in Bagdad verschillende projecten op het gebied van capaciteitsopbouw waardoor vrouwen beter voor hun rechten kunnen opkomen zoals bij huiselijk geweld. Zo wordt er binnen een project een mobiel team ingezet dat vrouwen juridisch kan ondersteunen, wordt er een website en radioprogramma gemaakt met informatieverstrekking speciaal voor vrouwen en worden trainingen gegeven aan imams en politieagenten met als focus non-agressie tegen vrouwen.
Bent u op de hoogte van de arrestatie en marteling van jeugdactivisten Alaa Nabil, Salah Muhsin en Haidar Shihab Ahmad van de February 25 Group (een jeugdbeweging in Irak) tijdens demonstraties in Bagdad op het Al Tahrir Plein en het feit dat Haidar Shihab Ahmad tot op heden vastgehouden wordt op een onbekende plek? Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de arrestanten?2
Ik ben op de hoogte van de arrestatie van genoemde personen en de mishandeling in detentie van Alaa Nabil. Op 18 april vernam ik van de vrouwenorganisatie Organisation for Women’s Freedom Iraq dat Alaa Nabil en Saleh Muhsin inmiddels zijn vrijgelaten. Haidir Shihab Ahmad en een ander lid van de February 25 Group, Firas Ali, zitten nog vast op een onbekende plek. OWFI en de February 25 Group hebben nog geen contact met hen kunnen krijgen.
Bent u ervan op de hoogte dat de kritische vrouwenorganisatie Organisation for Women’s Freedom Iraq, die steun ontvangt uit het Nederlandse MDG3 Fonds, onder druk wordt gezet door de Irakese overheid vanwege deelname aan de protesten en haar werkzaamheden en dat de Iraakse veiligheidsdiensten een inval hebben gepleegd op het kantoor van deze organisatie op 21 maart van dit jaar? Zo ja, wat gaat u doen om deze onrechtmatige invallen en druk op de Organisation for Women’s Freedom te stoppen?3
Mij was nog niet bekend dat vrouwenorganisatie Organisation for Women’s Freedom Iraq (OWFI) onder druk werd gezet vanwege recente protesten en dat op 21 maart j.l. de Iraakse veiligheidsdiensten een inval hebben gepleegd op het kantoor van de organisatie.
Activiteiten van het OWFI worden o.a. gesubsidieerd vanuit het MDG3 fonds. In november 2010 heeft OWFI een voorlopige rapportage van hun resultaten ingediend. Hierin hebben zij aangegeven dat ze erin zijn geslaagd al hun activiteiten uit te voeren zoals gepland. Er heeft onlangs nog contact plaatsgevonden over een mogelijke verhoging van hun subsidie in 2011.
Hierover wordt binnenkort een besluit genomen.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en OWFI hebben regelmatig contact. OWFI heeft informatie aangaande de inval op 21 maart van dit jaar niet gedeeld.
De omstandigheden waarin OWFI haar werk doet zijn moeilijk, maar zij beschouwen dit als een gegeven en zijn zich bewust van het feit dat ze hun strategieën en methoden vaak moeten aanpassen. Desalniettemin zijn de voorlopige resultaten positief. Een succesvol voorbeeld is het oprichten van Freedom Space Radio die dagelijks uitzendingen verzorgt en zo het bewustzijn voor vrouwenrechten in Irak verhoogt en de bevolking aanmoedigt hierin te participeren.
Nederland zal de Iraakse autoriteiten zowel bilateraal als in EU-verband blijven aanspreken op het belang van een onafhankelijk opererend maatschappelijk middenveld en het verbeteren van de mensenrechtensituatie in het algemeen. Nederland, de EU en de VN hebben de Iraakse regering op zijn verantwoordelijkheid gewezen de wensen en klachten van de demonstranten serieus te nemen en de huidige politieke spanningen vreedzaam op te lossen.
Het Goldstone-rapport |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Reconsidering the Goldstone Report on Israel and war crimes»?1
Ja
Wat is uw reactie op het artikel van de jurist Goldstone waarin hij verklaart, met de kennis van nu, een andere mening te zijn toegedaan over het handelen van Israël, namelijk dat het Israëlische leger niet doelgericht burgers heeft gedood tijdens de militaire operatie «Cast Lead»?
Zoals ook door mij is gesteld in het mondelinge vragenuur van 5 april 2011, verwelkom ik het artikel van de heer Goldstone.
Deelt u de conclusie van de heer Goldstone dat Israël, in tegenstelling tot Hamas, de in het Goldstone-rapport geponeerde aantijgingen («mogelijke schending van humanitair oorlogsrecht en/of het plegen van oorlogsmisdrijven»), die door het kabinet eerder zijn gekwalificeerd als zijnde «ernstig en verontrustend», grondig heeft onderzocht? Zo nee, waarom niet?
De geciteerde kwalificaties van de regering («ernstig en verontrustend», kamerstuk 23 432, nr. 306) hadden betrekking op de stellingname van de commissie in haar rapport. Daarmee maakte de regering het standpunt van de commissie niet tot het hare. In dezelfde alinea van deze brief onderstreepte de regering namelijk: «Met name de beschuldiging dat er sprake was van een opzettelijke campagne, zonder bewijs daarvoor, is buitengewoon zorgelijk vanwege de suggestiviteit.» De regering acht zich in dit oordeel gestaafd door de nieuwe inzichten van de heer Goldstone.
De regering heeft bij herhaling gezegd vertrouwen te hebben in de interne Israëlische onderzoeksgang. Zij kan zich dan ook volledig vinden in de opvattingen van de heer Goldstone, in het bijzonder waar deze de conclusie citeert van het eindrapport van de VN-commissie van onafhankelijke experts onder leiding van de Amerikaanse juriste Mary McGowan Davis die onderzoek heeft gedaan naar de opvolging van de aanbevelingen van het Goldstone-rapport: «Israel has dedicated significant resources to investigate over 400 allegations of operational misconduct in Gaza». Dit in tegenstelling tot «the de facto authorities (i.e. Hamas) have not conducted any investigations into the launching of rocket and mortar attacks against Israel.» Zolang de onderzoeken van partijen niet zijn afgerond, onthoudt de regering zich van een algehele appreciatie van de uitkomst ervan.
Deelt u de mening dat de suggestie die in het Goldstone rapport is gewekt namelijk dat Israël mogelijk schuldig is aan schendingen van het humanitair oorlogsrecht en/of schuldig zou zijn aan oorlogsmisdrijven voorbarig en buitengewoon schadelijk is geweest voor de internationale reputatie van Israël? Zo nee, waarom niet?
Voor de regering was dit niet zozeer voorbarig, als wel aanleiding voor de aansporing tot nader onderzoek, zoals ook uiteengezet in de aangehaalde brief van de regering.
Nederland heeft steeds met grote zorg moeten constateren dat de internationale reputatie van Israël onder voortdurende druk staat. Waar het optreden van Israël soms terecht voorwerp is van internationale kritiek, stelt de regering tegelijkertijd vast dat de aandacht van de internationale gemeenschap eenzijdig is en vaak getuigt van vooringenomenheid tegen Israël. De manier waarop in VN-kader het Israëlische optreden tijdens de operatie Cast Leadis beoordeeld, is geen incident.
Bent u kabinet bereid om in zowel in EU als VN-verband aan te dringen op eerherstel door verwerping van de conclusies van het Goldstone-rapport aangezien de jurist Goldstone zelf niet meer achter de bevindingen van zijn rapport staat? Zo nee, waarom niet?
De heer Goldstone heeft weliswaar afstand genomen van de meest serieuze aantijging (misdrijf tegen de menselijkheid), maar niet van de overige bevindingen in het rapport. Verwerping van het gehele rapport is niet aan de orde. Zoals ook door mij betoogd in het mondelinge vragenuur zijn er punten in het rapport van de heer Goldstone die het waard blijven om te worden onderkend.
De regering voelt zich aangespoord om zich te blijven inzetten voor een evenwichtige behandeling van Israël in internationale fora en zal zich blijven verzetten tegen uitingen van vooringenomenheid. Zoals gezegd tijdens het mondelinge vragenuur zal de regering – bij de eerstvolgende gelegenheid – de herziening van de behandeling van het rapport-Goldstone in zijn totaal aankaarten, zowel in EU- als in VN-verband, in het licht van de gewijzigde opvattingen van de heer Goldstone.
Naar het oordeel van de regering dient het internationaal overleg over de opvolging van het Goldstone-rapport gericht te zijn op de uitvoering van de nationale onderzoeken, gevolgd door afronding van de discussie, in het belang van het Midden-Oosten vredesproces.
Het Mor Gabriël klooster |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
![]() |
Kunt u de bevindingen van de EU-vertegenwoordiger, aanwezig bij het proces over de onteigening van landerijen van het Mor Gabriël klooster, over het verloop en de uitkomst van het proces delen met de Kamer?1
De EU-vertegenwoordiger was niet aanwezig bij deze specifieke zitting omdat het niet bij elke rechtzaak in Turkije mogelijk is om aanwezig te zijn. Eerder heb ik u geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen in deze rechtszaak (ref. DWM-166/11; DWM-144/11). De volgende zitting is op 4 mei a.s. en betreft een strafzaak tegen de voorzitter van de Stichting Mor Gabriël in Midyat; hij wordt beschuldigd van het bezetten van staatsgrond, hierbij zal een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade aanwezig zijn.
Bent u bereid om in de Raad van Ministers van de Raad van Europa Turkije te vragen de onteigening terug te draaien en binnen twee weken antwoord te geven op de vragen?
Mede op aandringen van Nederland, heeft de EU-vertegenwoordiging in Turkije op 15 februari jl. bij de Turkse regering gedémarcheerd, om namens alle EU-lidstaten haar zorg uit te spreken over het verloop van de Mor Gabriël-rechtszaak. Verder heeft Nederland zich herhaaldelijk in Raad van Europa-verband hiervoor ingezet, waarbij de godsdienstvrijheid voor alle Turkse inwoners werd benadrukt. Ook heb ik zelf mijn zorgen geuit over deze zaak in consultaties met mijn Turkse collega op 2 februari jl.
Het Kabinet zal zowel de multilaterale (EU en Raad van Europa) als reguliere bilaterale contacten blijven aanwenden om aandacht te vragen voor de rechten van (religieuze) minderheden in Turkije. Dit zal ook in gesprekken met de Turkse Ambassadeur aan de orde komen.
Bent u bereid hierover met de Turkse ambassadeur te spreken en hem te verzoeken aan de Turkse regering de rechtszaken van de overheid tegen het Mor Gabriel klooster in te trekken en resolutie 1704 van de Raad van Europa na te leven?
Zie antwoord vraag 2.
De politieke situatie in Syrië en in het bijzonder de situatie van politieke gevangenen |
|
Harry van Bommel |
|
Wat is uw oordeel over de politieke ontwikkelingen in Syrië na het aftreden van de regering?1 Acht u de kans reëel dat politieke vrijheden worden toegestaan en politieke gevangenen worden vrijgelaten?
De protesten in Syrië houden aan, een teken dat het volk geen vertrouwen heeft in de door de autoriteiten aangekondigde maatregelen. Vanwege het gesloten karakter van het land is het zeer moeilijk om een juist beeld te krijgen van de protesten in Syrië. In ieder geval is het gewelddadige optreden van de autoriteiten tegen de vreedzame betogers ontoelaatbaar. De internationale gemeenschap heeft hiertegen krachtig geprotesteerd en het Syrische regime opgeroepen snel en daadkrachtig met een adequaat pakket aan politieke en economische hervormingen te komen, om zo gehoor te geven aan de verlangens van het volk.
Politieke vrijheden zijn in Syrië nog niet in zicht. Het opheffen van de noodtoestand gaat gepaard met nieuwe restricties (zoals een algemeen verbod op protesten tenzij vooraf door autoriteiten goedgekeurd) die feitelijk als vervanging ervan kunnen worden aangemerkt. De inzet van het leger tegen demonstranten stemmen niet hoopvol voor de mate van hervormingsgezindheid van het regime.
Bent u bekend met de situatie van politieke gevangenen in Syrië en die van hongerstakende politieke gevangenen in het bijzonder? Is het waar dat twee politieke gevangenen, Tohamah Maroof en Kamal Sheikho, sinds half februari in hongerstaking zijn?2
Ja, ik ben bekend met de situatie van politieke gevangenen in Syrië en van de politieke gevangenen die onlangs in hongerstaking zijn gegaan.
Over Kamal Sheikho is bekend dat hij werd gearresteerd toen hij met gebruikmaking van het paspoort van zijn broer Syrië wilde uitreizen. Nadat hij op 16 februari jl. in de Adra gevangenis nabij Damascus met een groep politieke gevangenen in hongerstaking was gegaan, is hij op 13 maart jl. op borgtocht vrijgelaten. Op 16 maart jl. werd hij weer opgepakt omdat hij meedeed met de demonstratie voor het ministerie van Binnenlandse Zaken op het Marjeh (martelaren) plein in Damascus, om vrijlating voor politieke gevangenen te bepleiten. Het is onduidelijk waar Kamal Sheikho thans wordt vastgehouden en of hij opnieuw in hongerstaking is gegaan, maar zijn situatie is onderwerp van aandacht in de lokale mensenrechtenwerkgroep van de EU die periodiek bijeenkomt. Van de groep van 30 activisten die op 16 maart jl. in Damascus is gearresteerd, is hij één van de weinigen is die nog in hechtenis zit.
De zaak van Tohamah Maroof is onbekend. De ambassade heeft getracht informatie te achterhalen over deze kwestie maar is daarin nog niet geslaagd.
Bent u bereid bij de autoriteiten te eisen dat alle politieke gevangenen onmiddellijk worden vrijgelaten?
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU heeft op 24 en 26 maart en opnieuw op 29 april en 6 juni jl. opgeroepen tot vrijlating van alle politieke gevangenen. Ook in de conclusies van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken van 12 april, 23 mei en 20 juni jl. zijn de Syrische autoriteiten opgeroepen tot de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen en mensenrechtenvoorvechters.
Bijna 1000 ondergrondse Hezbollah millitaire posten in Zuid-Libanon |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft de u kennisgenomen van het artikel «Israel releases army map showing nearly 1000 purported Hezbollah underground military sites»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van de desbetreffende kaart?
Ja.
Deelt u de conclusie dat deze militaire posten een flagrante schending behelzen van de VN-Veiligheidsraad resolutie 1701? Deelt u tevens de analyse dat hiermee de kans op een militaire confrontatie tussen Israël en Hezbollah weer dichterbij komt? Zo nee, waarom niet?
Het bezit van wapens in Libanon is op grond van VN-veiligheidsraadresolutie 1701 onderhevig aan de goedkeuring van en de controle door de Libanese overheid. In Zuid-Libanon is bewapening alleen toegestaan aan de Libanese strijdkrachten of UNIFIL.
Deelt u de analyse dat veel van deze militaire posten gebouwd zijn te midden van dorpen, ziekenhuizen en scholen? Deelt u de mening dat dit een flagrante schending is van het humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om in internationaal en in EU-verband aan te dringen op een VN-onderzoek om deze bevindingen te onderzoeken en dergelijke militaire posten te ontmantelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft recent zijn zorgen overgebracht aan zowel de commandant van de Libanese strijdkrachten, als Michael Williams, de speciaal gezant van de SGVN. Laatstgenoemde is belast met de het monitoren van de voortgang van de Libanese autoriteiten bij de naleving en de implementatie van de verplichtingen uit VNVR-res. 1701 en rapporteert periodiek aan de VNVR.
Nederland blijft daarnaast waar mogelijk aandacht vragen ervoor. De Nederlandse ambassade in Washington stelt het onderwerp ondertussen geregeld aan de orde tijdens reguliere contacten met de Amerikaanse autoriteiten. Libanon is verantwoordelijk voor de naleving van VNVR-resoluties. In een verklaring van 27 april jl. over de uitvoering van VNVR-resolutie 1559 (die handelt over de soevereiniteit van Libanon) sprak de SGVN zijn zorgen uit over de gevolgen van de proliferatie van wapens buiten controle van de staat en van de aanwezigheid van gewapende milities voor de vrede en veiligheid van Libanon. Hij riep de politieke leiders van Libanon op de soevereiniteit van hun land te versterken, Hezbollah om zich te ontwapenen en de verschillende partijen om het proces van de nationale dialoog te hervatten.
Het Australische voorstel voor internationale rampenbestrijding |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het voorstel van uw Australische collega Kevin Rudd voor een systeem van mondiale rampenbestrijding?1
Ja, de Australische minister van Buitenlandse Zaken, Kevin Rudd, heeft recentelijk bepleit een systeem op te zetten om internationale reddingsteams te mobiliseren onmiddellijk na een ramp. Dit voorstel is nog niet verder door Australië uitgewerkt.
Deelt u zijn mening dat de bestrijding van grote natuurrampen in de afgelopen tijd te lang op zich liet wachten, waardoor minder mensen gered konden worden dan mogelijk was geweest bij een snellere internationale reactie?
Deze mening deel ik gedeeltelijk. In de reddingsfase na een ramp is snelheid van grote betekenis, de Internationale Adviesgroep van de Verenigde Naties (VN) voor Zoek- en Reddingswerk (INSARAG, International Search and Rescue Advisory Group) gaat uit van een periode van maximaal 72 uur dat mensen kunnen worden gered onder het puin. Reddingswerkzaamheden zijn allereerst de verantwoordelijkheid van de autoriteiten van het getroffen land. De VN-noodhulporganisatie OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) is goed georganiseerd waar het gaat om de coördinatie van reddingsteams indien een internationaal hulpverzoek wordt gedaan. Op de website «Virtual OSOCC» van VN-OCHA melden reddingsteams zich onmiddellijk aan, de coördinatie ter plaatse vindt vaak plaats door VN-noodhulpteams (UNDAC, United Nations Disaster Assessment and Coordination). Uit recente ervaringen blijkt dat dit naar omstandigheden goed verloopt. Onduidelijkheid over de situatie ter plaatse of het uitblijven van een internationaal verzoek van het getroffen land zijn soms vertragende factoren voor de uitzending van reddingsteams. Ook worden teams uitgezonden zonder uitdrukkelijk verzoek van het getroffen land, wat de zinvolle inzet van reddingsteams soms bemoeilijkt.
Zo ja, bent u dan met hem van mening dat het op mondiale schaal organiseren van (bijdragen aan) rampenbestrijding duidelijke voordelen kan opleveren?
Zoals aangegeven is de coördinatie door de VN van de internationale respons in de reddingsfase reeds goed georganiseerd. Dat neemt niet weg dat het zinvol is om in VN-verband te streven naar verdere verbetering. Ook Australië volgt de lijn dat deze discussie in VN-verband moet worden gevoerd.
Zo ja, bent u dan bereid het initiatief van de heer Kevin Rudd zowel bilateraal als in EU-verband te ondersteunen, zodat er wellicht een mondiaal systeem van «rapid response» kan worden opgezet bij de bestrijding van grote (natuur)rampen?
Nederland ziet uit naar een nadere uitwerking van het voorstel tot versterking van de internationale rampenrespons. Nederland zal bij Australië bepleiten dat initiatieven aansluiten bij bestaande coördinatie van de internationale respons op rampen door de VN.