Het bericht ‘Poland Will Lease MQ-9A Reapers To Fill The UAV Capability Gap’ |
|
Peter Valstar (VVD) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Poland Will Lease MQ-9A Reapers To Fill The UAV Capability Gap» en daarin specifiek de uitspraak «The Dutch MoD was willing to procure extra MQ-9A Block 5s, but the acquisition process was delayed»?1
Ja.
Klopt het dat de verwerving van de vier extra MQ-9 Reapers type A vertraagd is?
De verwerving van vier additionele MQ-9A toestellen is niet vertraagd.
Is dat door toedoen van het Nederlandse Ministerie van Defensie of de leverancier?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom bent u er niet in geslaagd de bestelling voor eind augustus te plaatsen terwijl de Tweede Kamer met een spoedbehandeling twee maanden eerder al akkoord gaf?
Door de spoedige behandeling van de Incidentele Suppletoire Begroting (Kamerstuk 26 488, nr. 468 van 24 juni 2022), heeft Defensie kunnen zekerstellen dat zij vier extra toestellen van het type A zal verkrijgen. Type A had voor Defensie de voorkeur, omdat dit type sneller geleverd kon worden en omdat een ander type negatieve gevolgen zou hebben voor de operatie, instandhouding en opleiding. Daarnaast wilde Defensie de financiële verplichtingen tegen de condities van 2022 aangaan. Dat bleek helaas niet mogelijk. De Amerikaanse overheid heeft de mogelijkheid gegeven de vier MQ9-toestellen via Foreign Military Sales te bestellen, maar daarvoor moet de Amerikaanse overheid opnieuw in gesprek met de leverancier. Nederland kan het contract nu in 2023 tekenen. Dat levert voor de levering van de toestellen geen vertraging op.
Waarom heeft u de Kamer niet middels het Defensie Projecten Overzicht geïnformeerd?
Aangezien er geen sprake is van vertraging in het verwervingstraject, is dit niet gemeld in het Defensie Projecten Overzicht.
Klopt het dat de luchtmacht nu mogelijk de A-variant misloopt, alsnog voor de B-variant moet gaan en dus met twee verschillende varianten dient te werken?
Nee, dit klopt niet. De leverancier heeft bevestigd dat Nederland de A-variant ontvangt.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel op 7 november 2022?
Ja.
Het bericht ‘Marokkanen ‘ten einde raad’ door problemen en fraude bij visa’ |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Marokkanen «ten einde raad» door problemen en fraude bij visa»?1
Ja.
Hoe verklaart u dat de streeftermijn van 15 kalenderdagen herhaaldelijk niet wordt gehaald bij visumaanvragen?
De behandeltermijn visumaanvragen van 15 kalenderdagen wordt in het merendeel van de ingediende visumaanvragen niet overschreden. Na de versoepeling van COVID-reisbeperkingen is er een snel toegenomen vraag naar visa voor kort verblijf voor het Schengengebied. Hierdoor kunnen aanvragers te maken krijgen met langere wachttijden om een afspraak te maken voor het aanvragen van een visum. Het is een belangrijke prioriteit om in de aanvraagbehoefte te voorzien, en het ministerie werkt er aan de besliscapaciteit op te voeren naar het pre-Corona niveau. Hierbij staat het ministerie voor een aantal personele uitdagingen. Andere Schengenlanden hebben met vergelijkbare uitdagingen te maken.
Hoe verklaart u dat het in sommige gevallen Marokkanen zelfs al sinds april niet lukt om een afspraak te maken met Visa Facilitation Services (VFS) Global?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Daarnaast speelt de opkoop van afsprakenslots door tussenpersonen een rol in de langere wachttijden die aanvragers kunnen ondervinden.
Bent u het eens dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade ondanks de uitbesteding aan VFS Global eindverantwoordelijk blijven voor Nederlandse visumaanvragen?
Ja.
Wat gaat u eraan doen om aan deze verantwoordelijkheid te voldoen en ervoor te zorgen dat o.a. Marokkanen weer in staat zijn om familie op te zoeken?
Het verhogen van de capaciteit van de behandeling van de wereldwijd ingediende visumaanvragen is een belangrijke prioriteit. Om in de aanvraagbehoefte te voorzien is het ministerie bezig om de personele behandelcapaciteit op te voeren door de werving van nieuwe medewerkers en de doorontwikkeling van digitale systemen. De krapte op de arbeidsmarkt en de opleiding van nieuwe medewerkers zijn daarbij uitdagingen, waardoor dit helaas langer duurt dan gehoopt. Het streven is dat de Schengenvisumverlening eind dit jaar 80% bedraagt van de productie in het pre-Covid jaar 2019, waarmee visumaanvragers in staat worden gesteld hun visumaanvraag weer binnen de geldende termijn te kunnen indienen. Daarbij zal met voorrang gekeken worden naar de landen waar dit tot bijzondere knelpunten leidt.
Wat vindt u van het feit dat Marokkanen hierdoor belangrijke familieaangelegenheden zoals verjaardagen, bruiloften en begrafenissen moeten missen en hun familieleden al lange tijd niet kunnen zien?
Het ministerie betreurt het ongemak en de teleurstelling die dit kan veroorzaken. In het geval van begrafenissen of andere noodsituaties zet het ministerie zich op basis van humanitaire gronden in om de visumaanvraag met spoed te behandelen.
Wat vindt u van het feit dat visumaanvragen die meestal 40 euro kosten nu door fraudeurs worden doorverkocht voor 200 euro?
Wij keuren deze praktijk ten zeerste af. Op de VFS website worden mensen gewaarschuwd niet van deze diensten gebruik te maken.
Hoe verklaart u dat deze tussenpersonen wel aan een afspraak kunnen komen, hoewel het voor veel Marokkaanse mensen onmogelijk lijkt?
Een afsprakensysteem dient toegankelijk te zijn voor een ieder die een afspraak wil maken. Er zijn diverse manieren waardoor tussenpersonen aan een afspraak kunnen komen: bijvoorbeeld door het gebruik van speciale software en de inzet van menskracht om het afsprakensysteem continu te monitoren voor vrijkomende slots.
Wat gaat u eraan doen om de fraudeurs die alle beschikbare afspraken opkopen om deze vervolgens illegaal door te verkopen aan te pakken en de aanvragers voor fraude te behoeden nu blijkt dat huidige maatregelen niet helpen?
Er zijn technische maatregelen genomen om te voorkomen dat commerciële partijen afspraken reserveren om deze vervolgens door te verkopen. Voorbeelden van maatregelen zijn dat een afspraak direct op naam gemaakt moet worden en de naam achteraf niet meer aangepast kan worden in het systeem. Wordt een afspraak geannuleerd, dan wordt deze niet meer direct vrijgegeven, maar dit gebeurt op een willekeurig moment. Ook is het niet meer mogelijk om «blokreserveringen» te maken. Deze maatregelen hebben weliswaar enig effect gehad, maar hebben het probleem niet volledig opgelost. Momenteel worden nog andere technische maatregelen voorbereid om te proberen de omvang van deze problematiek verder terug te dringen.
Hoe staat het nu met de capaciteit bij het Ministerie van Buitenlandse zaken om over de visumaanvragen te beslissen?
De capaciteit wordt regelmatig verhoogd en we streven ernaar tegen het einde van dit jaar 80% van de pre-COVID-aantallen te kunnen verwerken. Hiermee worden visumaanvragers in staat gesteld hun visumaanvraag weer binnen de geldende termijn te kunnen indienen. Daarbij blijft afhankelijkheid van externe factoren, o.a. de arbeidsmarkt en opleiding, genoemd onder beantwoording van de vragen 2 en 5, gelden.
Wanneer is deze capaciteit weer op het niveau dat visumaanvragen binnen de 15 kalenderdagen behandeltermijn vallen?
Zie antwoord bij de vragen 5 en 10.
Europese belemmeringen voor het invoeren van een kwaliteitseis voor bio-ethanol |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Herinnert u zich het commissiedebat Duurzaam vervoer van 29 juni jl., waarin u aangaf de reactie van de Europese Commissie op de vraag of de richtlijn Brandstofkwaliteit de invoering van een kwaliteitseis voor ethanol verbiedt te willen afwachten, dat het een terechte vraag is waarom andere lidstaten wel een kwaliteitseis hebben ingevoerd en dat u niet voornemens was om extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol?
Ja, dat herinner ik me.
Bent u bekend met het bevestigende antwoord van de Europese Commissie1 op de vraag van Europarlementariër Tom Berendsen (EVP) of het klopt dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit? Is ditzelfde antwoord door de Commissie ook naar u gecommuniceerd in antwoord op uw vragen?
Het schriftelijke antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Europese Commissie is tweeledig en in die zin kan uit het antwoord van de Commissie niet geconcludeerd worden dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit (FQD-richtlijn). De Commissie geeft in de tweede alinea van haar antwoord juist aan dat het lidstaten niet is toegestaan om gedenatureerde dan wel zuivere ethanol voor bijmenging in benzine te verbieden, indien deze ethanol voldoet aan de FQD-eisen. In termen van de FQD-richtlijn: het is lidstaten niet toegestaan om het in de handel brengen van brandstoffen te verbieden, beperken of belemmeren, indien deze brandstoffen voldoen aan de eisen van de FQD.
De Commissie nuanceert vervolgens het antwoord, door op te merken dat het lidstaten wel is toegestaan om het gebruik van één soort ethanol te stimuleren, zolang een dergelijke nationale bepaling in overeenstemming is met het EU-recht. Als voorbeeld haalt de Commissie het stimuleren van bijvoorbeeld zuivere ethanol aan, om zodoende te kunnen worden meegeteld voor het bereiken van het bijzonder nationaal streefcijfer voor vervoer in het kader van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED). Vertaald naar het Nederlandse RED-systeem van energie voor vervoer, verankerd in titel 9.7 van de Wet milieubeheer, zou dit betekenen dat alleen het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol in aanmerking zou komen voor verkrijging van hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s). HBE’s vertegenwoordigen een marktwaarde en dus zou het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van leveringen van biobrandstof met gedenatureerde ethanol.
Echter, in de Nederlandse praktijk zou een keuze om biobrandstof met zuivere ethanol via het RED-systeem van energie voor vervoer te stimuleren, tegelijkertijd leiden tot strijdigheid met de hiervoor aangehaalde verbodsbepaling uit de FQD. De (gemaximeerde) jaarverplichting voor conventionele biobrandstoffen die voor HBE’s in aanmerking komen worden in Nederland feitelijk volledig gerealiseerd met tot benzine-E10 bijgemengde bio-ethanol. Tankstations zijn immers wettelijk verplicht om met hun benzinepompen ten minste voor de helft benzine-E10 aan te bieden (naast bijvoorbeeld Euro 98). Met HBE’s gestimuleerde benzine-E10, indien bijgemengd met zuivere ethanol, zal een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van benzine-E10, bijgemengd met gedenatureerde ethanol, en deze uit de markt drukken. Kortom, het aan de ene kant stimuleren van bijmenging in benzine-E10 met zuivere ethanol in het kader van de RED door het ontvangen van HBE’s, leidt aan de andere kant tot het beperken of belemmeren van het in de handel brengen van gedenatureerde ethanol in E10-benzine, hetgeen niet is toegestaan ingevolge de FQD.
Het antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Commissie stemt overeen met het antwoord dat het Ministerie van IenW ambtelijk vanuit de Commissie heeft ontvangen.
Deelt u de constatering dat er geen Europese belemmeringen zijn om ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol in te voeren, aangezien er geen bepaling in de Richtlijn Brandstofkwaliteit (FQD) is die lidstaten verbiedt het gebruik van enkel ongedenatureerde ethanol voor te schrijven en de Renewable Energy Directive (RED) lidstaten vrijlaat bij het inzetten van de instrumenten die zij nodig achten om de doeleinden van de RED te realiseren?
Nee, die constatering deel ik niet zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 2.
Onderkent u het feit dat met het inzetten van bio-ethanol tot 95% aan broeikasgasemissies kan worden gereduceerd en dat het invoeren van een kwaliteitseis ervoor kan zorgen dat het invoeren van juist minder duurzame bio-ethanol uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten wordt voorkomen?
Dit is een mogelijk gevolg, maar uit het onderzoek van TNO blijkt dat ook andere effecten kunnen optreden, waardoor juist de gewenste ontwikkeling en inzet van geavanceerde bio-ethanol wordt belemmerd.
Bent u bereid, gezien het antwoord van de Europese Commissie dat er geen Europese wetgeving is die een kwaliteitseis voor bio-ethanol verbiedt, het feit dat andere lidstaten al gebruik maken van een dergelijke kwaliteitseis, en uw eigen voornemen om geen extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol, opnieuw te bezien of er ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol kan worden ingevoerd en deze zo spoedig mogelijk uit te werken?
Zoals ik reeds heb toegelicht in mijn Kamerbrief2 van 24 juni 2022 ben ik niet voornemens de kwaliteitseis in te voeren.
Zoals in deze brief is aangegeven maakt de kwaliteitseis geen onderscheid op basis van CO2-reductie, maar op basis van ethanolspecificatie. Hierdoor zal voor niet-Europese ethanol meer invoerheffing moeten worden betaald. Hieronder valt ook geavanceerde ethanol van buiten de EU, dat door deze extra kosten minder aantrekkelijk wordt voor importeurs. Hoewel er momenteel slechts beperkte productiecapaciteit voor geavanceerde ethanol buiten de EU is, kunnen toekomstige ontwikkelingen snel gaan.
Bovendien laten de recente cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit3 zien dat het aandeel ethanol uit geavanceerde grondstoffen sterk groeit. De REDII stimuleert dit ook, doordat steeds hogere CO2-reductie-eisen worden gesteld aan nieuwe ethanolinstallaties. Daarmee zou een kwaliteitseis op bio-ethanol zelfs negatieve effecten op de uitstoot van CO2 kunnen hebben, terwijl de verplichting juist CO2-reductie als doel stelt.
De RED III biedt concretere handvatten om specifieker CO2-reductie in de keten te belonen. Ik overweeg dit bij de nationale implementatie ook door te voeren. Daarvoor zijn bij de RED II implementatie ook handvatten in onze nationale wetgeving opgenomen (de broeikasgasreductie-eenheid, BKE), met uitgestelde inwerkingtreding.4
De rapportage van de Europese Rekenkamer |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van de president van de Europese Rekenkamer tegen Politico?1
Ja.
Deelt u de zorgen over het feit dat er in toenemende mate fouten worden gevonden in de budgetten van Europese Commissie door de Europese Rekenkamer?
Ja, ik deel de zorg dat nog steeds ieder jaar teveel fouten worden gemaakt in de rechtmatigheid van de uitgaven van de EU-begroting. Dit zijn overigens niet alleen de uitgaven in direct beheer van de Europese Commissie, maar met name ook uitgaven die in gedeeld beheer met de lidstaten worden gedaan. De ERK schat het foutenpercentage bij de uitgaven over 2021 op 3,0%, dit was in 2020 2,7%. De tolerantiegrens ligt op 2,0%. Het klopt dat het foutenpercentage voor de uitgaven in de afgelopen jaren licht gestegen is. In de jaren daarvoor is het foutenpercentage gedaald. Onderstaande grafiek geeft een beeld van de ontwikkeling van het foutenpercentage sinds 2007 en de Nederlandse stemming bij de Raadsaanbevelingen aan het Europees Parlement voor decharge van de EU-begroting.
Op welke wijze is de Nederlandse regering van plan de problemen met de controle op uitgaven en het tegengaan van frauderisico’s aan te kaarten mede gelet op het feit dat Nederland nettobetaler is aan de Europese Unie (EU) en de Europese Commissie nog nooit een goedkeurende verklaring heeft ontvangen?
Op basis van het jaarverslag stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen op voor het Europees Parlement, dat decharge verleent aan de Europese Commissie over de uitvoering van de Europese begroting. Nederland zet zich in de discussies in de Raad al jaren actief in voor kritische Raadsaanbevelingen die de conclusies en aanbevelingen van de ERK voldoende reflecteren. Het kabinet heeft daarbij in het verleden tegengestemd indien het foutenpercentage te hoog was en daarnaast ook geen verbetering zichtbaar was of de Raadsaanbevelingen volgens het kabinet niet stevig genoeg waren. Nederland heeft hierbij vaak samen opgetrokken met Zweden. Het kabinet zal zich ook dit jaar in de discussie in de Raad hard maken voor Raadsaanbevelingen die de conclusies van de ERK in voldoende mate reflecteren.
Het kabinet is van mening dat het niet uit zou moeten maken of een land nettobetaler of -ontvanger is. Voorop staat dat voorkomen moet worden dat fouten worden gemaakt met publiek geld.
Met betrekking tot het voorkomen van fraude merkt het kabinet op dat het foutenpercentage geen indicator is voor fraude, zoals ook de ERK aangeeft in het jaarverslag, maar een indicator van rechtmatigheid. De ERK meldt gevallen van fraude bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Het is vervolgens aan OLAF om te besluiten of een administratief onderzoek wordt ingesteld. OLAF werkt hierbij zo nodig samen met de autoriteiten van de lidstaten en het EOM.
Deelt u de zorgen van de Europese Rekenkamer over risico’s op leningen aan derde landen? Hoe worden deze risico’s nu zichtbaar gemaakt in de EU-begroting en voor zover van toepassing op de Rijksbegroting?
De president van de ERK heeft aangegeven dat de oorlog in Oekraïne risico’s met zich meebrengt voor de EU-begroting, als gevolg van uitgegeven leningen en het risico dat Oekraïne deze niet kan terugbetalen. Eind 2021, dus nog voor het uitbreken van de oorlog en had Oekraïne nog 4,7 miljard euro aan leningen bij de Commissie lopen, met name vanuit enkele bestaande Macro Financiële Bijstand-programma’s (MFB). Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Oekraïne verdere steun van de Unie ontvangen, waaronder in de vorm van concessionele leningen in het kader van nieuwe MFB-programma’s.
Op de Europese begroting is een gemeenschappelijk voorzieningenfonds (GVF) opgericht waar voor garanties een voorzieningspercentage wordt bepaald. Indien leningen niet terugbetaald worden door de ontvangende partij zal het GVF de eerste verliezen dekken.
De jaarrekeningen2 van de Europese Unie bevatten informatie over de verschillende financiële instrumenten van de Unie, waaronder leningen aan derde landen en daarbij behorende garanties. In de Rijksbegroting wordt het Nederlandse aandeel van Europese garanties verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Deelt het kabinet de zorgen dat de Europese Rekenkamer niet alle informatie krijgt die zij nodig heeft om haar werk te kunnen doen? Op welke wijze gaat het kabinet dit probleem aan de kaak stellen bij de Europese instellingen en in de Raad?
Het kabinet is eerder in antwoord op vragen van het lid van Wijngaarden ingegaan op deze kwestie.3 Het kabinet is van mening dat alle EU-instellingen, binnen de kaders van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) art. 287 en de regels uit het Financieel Reglement, door Europese Rekenkamer gevraagde informatie beschikbaar dienen te stellen.
In dit geval betreft het een specifieke zaak tussen twee EU-instellingen, waar het kabinet geen partij is. In algemene zin zal de kabinet zich bij de besprekingen van het jaarverslag van de ERK uitspreken over transparantie en een oproep doen om de ERK van alle informatie te voorzien die zij nodig acht voor de uitvoering van haar taken.
Is het kabinet voornemens tegen het verlenen van décharge aan de Europese Commissie te stemmen en het signaal af te geven dat in een tijd van afnemend vertrouwen in de politiek de juistheid van de besteding van EU-gelden alleen maar in belang is toegenomen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen op voor het Europees Parlement, dat de daadwerkelijke decharge verleent aan de Europese Commissie over de uitvoering van de Europese begroting. Het kabinet kan dus niet voor of tegen decharge stemmen, maar wel voor of tegen de aanname van Raadsaanbevelingen aan het Europees Parlement over de decharge.
In januari 2023 starten de inhoudelijke en technische besprekingen in het ambtelijke Begrotingscomité, die resulteren in aanbevelingen van de Raad aan het Europees Parlement. Nederland wil deze besprekingen eerst afwachten voor het een standpunt in neemt. De Ecofinraad beslist, waarschijnlijk in februari of maart, met gekwalificeerde meerderheid over het dechargeadvies (op basis van art. 319 VWEU).
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 zal het kabinet zich inzetten voor Raadsaanbevelingen die de conclusies van de ERK voldoende reflecteren en heeft Nederland in het verleden tegengestemd indien dit niet het geval was. Indien de concept-Raadsaanbevelingen dit jaar een onvoldoende krachtig signaal geven met betrekking tot het overschrijden van de materialiteitsgrens zal het kabinet tegen aanname daarvan stemmen.
Het bericht ‘UK to issue ‘threat alert’ over China’s attempts to recruit RAF pilots’ |
|
Peter Valstar (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «UK to issue «threat alert» over China’s attempts to recruit RAF pilots»?1
Ja.
Zijn er bij het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken of de veiligheidsdiensten gevallen bekend van voormalige piloten die trainingen geven aan de Chinese strijdkrachten, al dan niet via bedrijven in derde landen?
Het mogelijk rekruteren van Britse (ex)-vliegers door China is zorgelijk. Zoals in het openbare MIVD jaarverslag 2021 staat, onderkent Nederland dat China streeft naar een moderne krijgsmacht van wereldklasse en dat China omvangrijke en structurele inlichtingenactiviteiten uitvoert om dit doel te bereiken.2 De MIVD doet actief onderzoek naar deze Chinese activiteiten om de dreiging tegen te gaan. Vanwege het gerubriceerde karakter van dit onderzoek kunnen over de aard en inhoud in het openbaar geen uitspraken worden gedaan. Uw Kamer wordt hierover via de geëigende kanalen geïnformeerd.
Bent u bereid om bij de Britse autoriteiten na te gaan welke vliegschool in Zuid-Afrika in het bijzonder bekend staat om het met behulp van voormalige piloten van de Britse luchtmacht aanbieden van trainingen aan de Chinese strijdkrachten?
Ja. Het kabinet staat in nauw contact met de Britse autoriteiten over dit onderwerp. Vanwege het gerubriceerde karakter van deze informatie worden in het openbaar geen verdere uitspraken gedaan.
Zijn er heden of in het verleden piloten van de Nederlandse krijgsmacht verbonden aan deze vliegschool?
Zoals in antwoord op vraag 2 gemeld doet de MIVD actief onderzoek naar activiteiten om dreigingen tegen te gaan. Vanwege het gerubriceerde karakter van dit onderzoek kunnen hierover geen uitspraken worden gedaan in het openbaar. Ook hiervoor geldt dat uw Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Wordt er gemonitord of voormalig defensiepersoneel na het verlaten van de actieve dienst trainings- of advieswerkzaamheden aanbiedt aan krijgsmachten van andere landen, zijnde niet NAVO-, EU- of gelijkgestemde partnerlanden?
Zie antwoord vraag 4.
Welke mogelijkheden bestaan er momenteel om dergelijke advieswerkzaamheden te verbieden of anderszins aan regels te onderwerpen?
De huidige wetgeving voorziet erin dat in geval militairen in actieve dienst zonder verlof daartoe en met inachtneming van de geheimhoudingsplicht in vreemde krijgsdienst treden, de strafbaarheid daarvan conform het Wetboek van Militair Strafrecht als desertie kan worden beschouwd. Voor burgers geldt dat in krijgsdienst treden bij een vreemde mogendheid alleen strafbaar is indien dit plaatsvindt wanneer een oorlog met die staat in het vooruitzicht ligt.
Op basis van de Wet ambtenaren defensie en de Ambtenarenwet 2017 geldt dat iedere (militair) ambtenaar verplicht is tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende, tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt. Strafrechtelijke handhaving volgt uit het Wetboek van Strafrecht. Ook vloeit uit deze wetten voort dat medewerkers nevenwerkzaamheden moeten melden als die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling kunnen raken. Het verbieden van nevenactiviteiten is aan de orde indien goede vervulling van de functie of de dienst, onvoldoende gegarandeerd kan worden.
Voor zittend Defensiepersoneel, dat op basis van een verklaring van geen bezwaar (VGB) werkzaam is bij Defensie, geldt bovendien dat zij bij herhaling worden onderworpen aan een veiligheidsonderzoek door de MIVD, waarbij «loyaliteit» en «ongewenste beïnvloeding» een van de beoordelingsfactoren zijn (Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021).3 In dienst treden bij een andere mogendheid kan dus leiden tot een intrekking van de VGB en daarmee ontheffing uit de functie.
Bovenstaande is niet van toepassing op mensen die niet meer in dienst van Defensie zijn. Wel blijft voor hen, ook na beëindiging van het dienstverband, de wettelijke geheimhoudingsplicht gelden.
Deelt u de mening dat, indien deze regels niet bestaan, het een gevaar voor de Nederlandse en bondgenootschappelijke veiligheid vormt als voormalig Nederlands Defensiepersoneel bijdraagt aan de training van de Chinese strijdkrachten, en dat hiertegen maatregelen genomen dienen te worden? Zo nee, hoe verhoudt deze conclusie zich dan tot de conclusie in het strategisch concept van de NAVO dat China een bedreiging vormt voor onze belangen, veiligheid en waarden?
Het kabinet deelt de mening dat bijdragen aan het trainen van de Chinese strijdkrachten door voormalig Nederlands Defensiepersoneel onwenselijk is. Het kabinet beziet momenteel samen met het Verenigd Koninkrijk en andere internationale partners of acties, in aanvulling op de mogelijkheden zoals beschreven in antwoord op vraag 6, nodig en mogelijk zijn.
Deelt u de mening dat er in het bijzonder maatregelen genomen dienen te worden om overdracht van militaire kennis en vaardigheden te verhinderen richting landen die volgens het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren een offensief inlichtingenprogramma richting Nederland hebben? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inlichtingendiensten doen actief onderzoek naar activiteiten van statelijke actoren die raken aan onze nationale veiligheid. Vanwege het gerubriceerde karakter van deze onderzoeken kunnen hierover geen uitspraken worden gedaan in het openbaar. Ook hiervoor geldt dat uw Kamer hierover via de geëigende kanalen wordt geïnformeerd.
Bent u bekend met artikel 101 (treden in vreemde krijgsdienst) en 205 (werven voor vreemde krijgsdienst) uit het Wetboek van Strafrecht?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 6 zijn er verschillende mogelijkheden, waaronder de door u aangehaalde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht.
Ziet u mogelijkheden om voormalig medewerkers van de krijgsmacht die, al dan niet via derde landen, ingehuurd worden door de in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren vastgestelde landen die een offensief inlichtingenprogramma richting Nederland hebben, onder deze wetsartikelen te vervolgen? Zo nee, bent u bereid om de wet dusdanig aan te passen dat dit wel tot de mogelijkheden behoort?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht dat oudgedienden van de Britse luchtmacht training geven en kennis overdragen aan de Chinese krijgsmacht |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «China Recruiting Former R.A.F. Pilots to Train Its Army Pilots, U.K. Says»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
Het mogelijk rekruteren van Britse (ex)-vliegers door China is zorgelijk.
Worden er door China in Nederland of bij bondgenoten actief militaire oudgedienden gerekruteerd? Zo ja, wat doet u daaraan? Zo nee, heeft u hier zicht op?
Zoals in het openbare MIVD jaarverslag 2021 staat, onderkent Nederland dat China streeft naar een moderne krijgsmacht van wereldklasse en dat China omvangrijke en structurele inlichtingenactiviteiten uitvoert om dit doel te bereiken.2 De MIVD doet actief onderzoek naar deze Chinese activiteiten om de dreiging tegen te gaan. Vanwege het gerubriceerde karakter van dit onderzoek kunnen hierover in het openbaar geen uitspraken worden gedaan. Uw Kamer wordt hierover via de geëigende kanalen geïnformeerd.
Ziet de huidige wetgeving erop toe dat dienende en oudgediende medewerkers van Defensie mogen werken voor buitenlandse mogendheden in functies waarbij kennis en kunde die de directe of indirecte veiligheid in het geding kunnen brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
De huidige wetgeving voorziet erin dat in geval militairen in actieve dienst zonder verlof daartoe en met inachtneming van de geheimhoudingsplicht in vreemde krijgsdienst treden, de strafbaarheid daarvan conform het Wetboek van Militair Strafrecht als desertie kan worden beschouwd. Voor burgers geldt dat in krijgsdienst treden bij een vreemde mogendheid alleen strafbaar is indien dit plaatsvindt wanneer een oorlog met die staat in het vooruitzicht ligt.
Op basis van de Wet ambtenaren defensie en de Ambtenarenwet 2017 geldt dat iedere (militair) ambtenaar verplicht is tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende, tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt. Strafrechtelijke handhaving volgt uit het Wetboek van Strafrecht. Ook vloeit uit deze wetten voort dat medewerkers nevenwerkzaamheden moeten melden als die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling kunnen raken. Het verbieden van nevenactiviteiten is aan de orde indien goede vervulling van de functie of de dienst, onvoldoende gegarandeerd kan worden.
Voor zittend Defensiepersoneel, dat op basis van een verklaring van geen bezwaar (VGB) werkzaam is bij Defensie, geldt bovendien dat zij bij herhaling worden onderworpen aan een veiligheidsonderzoek door de MIVD, waarbij «loyaliteit» en «ongewenste beïnvloeding» een van de beoordelingsfactoren zijn (Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021). 3 In dienst treden bij een andere mogendheid kan dus leiden tot een intrekking van de VGB en daarmee ontheffing uit de functie.
Bovenstaande is niet van toepassing op mensen die niet meer in dienst van Defensie zijn. Wel blijft voor hen, ook na beëindiging van het dienstverband, de wettelijke geheimhoudingsplicht gelden.
Is dit onderwerp van gesprek in internationale gremia zoals de Raad Buitenlandse Zaken Defensie, de NAVO of de Joint Expeditionary Force?
Het kabinet beziet momenteel samen met het Verenigd Koninkrijk en andere internationale partners of aanvullende acties, in aanvulling op de mogelijkheden zoals beschreven in antwoord op vraag 4, nodig en mogelijk zijn.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het artikel van AD VALVAS ‘Chinese promovendi in Nederland moeten trouw beloven aan de communistische partij’ |
|
Hatte van der Woude (VVD) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Chinese promovendi in Nederland moeten trouw beloven aan de communistische partij»?1
Ja.
Klopt het dat de Chinese Communistische partij aan promovendi afkomstig uit China oplegt dat ze zich moeten houden aan de partijlijn en dat ze na hun PhD moeten terugkeren naar China?
In algemene zin geldt dat de Chinese overheid veel invloed kan uitoefenen op haar burgers. Momenteel hebben de universiteiten de aandachtspunten rond dit beursprogramma dan ook hoog op de agenda staan, mede vanwege een verkenning van Universiteiten van Nederland naar de mogelijkheden voor het stellen van basisvoorwaarden voor internationale promovendibeursverstrekkers.
Voor zover mij bekend is partijlidmaatschap van de Chinese Communistische Partij (CCP) geen vereiste om deze staatsbeurs te kunnen ontvangen. Wel wordt de eis gesteld dat zij na hun PhD moeten terugkeren naar China.
Vindt u dit, als dit klopt, onacceptabel?
Dit type beurs wordt uitbetaald door het zendland. In dit geval is dit China. Het zendland stelt de voorwaarden voor ontvangst van de beurs. Een verplichting om naar het thuisland terug te keren geldt wereldwijd voor meerdere beurzenprogramma’s, zo ook in dit geval. Toch is het denkbaar dat binnen het kader van het Chinese beurzenprogramma een dergelijke voorwaarde ook kan worden gemotiveerd vanuit het belang van kennisverwerving door de Chinese staat.
Om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan heb ik maatregelen genomen ter bevordering van kennisveiligheid. Deze maatregelen zien op het beschermen van academische kernwaarden en vragen van universiteiten dat zij potentiële risico’s op dit thema in beeld hebben, inschatten en managen. Daarvoor moeten instellingen hun sensitieve kennisgebieden kennen, kunnen zij inschattingen maken ten aanzien van een risicoprofiel van een land, en kunnen zij informatie vergaren over de kennisinstellingen waar iemand aan is verbonden (geweest) en het onderzoek dat daar is uitgevoerd. De vormgeving en uitvoering van dit type due diligence is onderdeel van de implementatie van de leidraad kennisveiligheid die begin dit jaar is uitgebracht. Bij de vormgeving van het kennisveiligheidsbeleid binnen de instellingen kunnen universiteiten gebruikmaken van het loket kennisveiligheid voor zowel advisering als expertise rond samenwerkingen met buitenlandse kennisinstellingen. Ook heb ik eerder aangekondigd dat dit kabinet een toetsingskader wil introduceren om ongewenste kennis- en technologieoverdracht te voorkomen. Het gaat hierbij om de toetsing van individuen die toegang willen tot kennisgebieden waarop de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn. Zoals eerder aan uw Kamer toegezegd, ontvangt u voor de kerst een voortgangsbrief op het thema kennisveiligheid waarin de voortgang op de verschillende onderdelen wordt geschetst.
Als dit klopt, vindt u dat dit bewijst dat promovendi afkomstig uit China niet vrij zijn om zelf te bepalen hoe ze zich verhouden tot hun overheid, of ze dat nu willen of niet? Zo nee, waarom niet?
De precieze mate van invloed die de Chinese overheid uitoefent op individuele promovendi is moeilijk vast te stellen. Het is daarom belangrijk dat universiteiten verstandige risico-inschattingen maken. Zie ook genoemde maatregelen bij antwoord 3.
Bent u van mening dat dit dus nooit kan betekenen dat het toetsen van studenten, medewerkers, onderzoekers/promovendi afkomstig uit China «stigmatiserend' zou zijn, zoals wel binnen onderwijsinstellingen wordt gedacht, maar dat het realistisch is te veronderstellen dat zij niet vrij zijn alle keuzes zelf te maken?
Ondanks dat het realistisch is om te veronderstellen dat er door de Chinese overheid invloed wordt uitgeoefend, betekent dat niet dat er helemaal geen samenwerking kan worden aangegaan met onderzoekers uit dat land. De maatregelen op het gebied van kennisveiligheid zijn daarom in de basis landenneutraal.
Weet u of andere universiteiten het goede voorbeeld van de Erasmus universiteit, die de bursalen beter wil toetsen, willen overnemen dan wel hiermee bezig zijn?2 Zo nee, vindt u dat dit nagegaan moet worden, zeker gezien het feit dat een universiteitsbestuur onlangs bleek te denken dat Chinese overheidsinvloed op universiteiten en studenten/promovendi vergelijkbaar is met die in Nederland?3
Onderdeel van het kennisveiligheidsbeleid is dat universiteiten risicoanalyses uitvoeren ten aanzien van bestaande en nieuwe samenwerkingen om eventuele risico’s of punten van zorg in beeld te krijgen en te mitigeren. Instellingen doen dit als onderdeel van de implementatie van de nationale leidraad kennisveiligheid waar in 2023 een externe audit op zal plaatsvinden. Daarover wordt uw Kamer lopende het jaar geïnformeerd. Daarnaast heeft mijn ministerie contact met de Nederlandse universiteiten over allerlei vormen van internationale samenwerking, waaronder die met China.
Daarbij wordt ook over CSC-beurzen gesproken en nog belangrijker, de universiteiten hebben dit onderwerp hoog op de agenda staan en wisselen onderling tips en best practices uit. Het vraagstuk rondom CSC-beurzen maakt onder andere onderdeel uit van een verkenning door Universiteiten van Nederland naar de mogelijkheden voor het stellen van basisvoorwaarden voor internationale promovendibeursverstrekkers. Hierbij is aandacht voor het levensonderhoud van internationale promovendi, fundamentele juridische- en veiligheidsaspecten, maar ook de borging van academische kernwaarden. Ik volg de plannen van de universiteiten met veel belangstelling.
Bent u van mening dat een verplichte terugkeer van promovendi niet zou stroken met een talentstrategie waarbij we wel degelijk graag briljante wetenschappers uit China willen uitnodigen waar dat veilig is, maar vervolgens ook willen dat ze blijven om hier van meerwaarde te zijn?
Daar waar wetenschap veilig en vrij beoefend kan worden, staat Nederland open voor talentvolle onderzoekers uit andere landen, waaronder uit China. Echter, het is niet per se de intentie of de verwachting dat alle promovendi hier hun hele werkzame leven blijven. Een promovendus biedt ook al meerwaarde gedurende het promotietraject.
Kunt u de antwoorden op deze vragen meenemen in de update aan de Kamer over de nieuwe aanpak voor kennisveiligheid die is toegezegd en die is voorzien voor eind 2022?
Zoals eerder vermeld, ontvangt de Kamer de beantwoording gelijktijdig met de toegezegde voortgangsbrief Kennisveiligheid, welke voor het einde van dit jaar aan de Kamer zal worden verzonden.4
Kunt u de vragen los van elkaar beantwoorden?
Ja.
Onvolledig onderzoek naar het mortierongeluk in Mali in 2016 |
|
Jasper van Dijk |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van het programma Argos d.d. 8 oktober 2022? Is het juist dat de toenmalige Minister van Defensie «volledige openheid» eiste, «in het bijzonder voor de nabestaanden» en dat zij onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen van «essentieel belang» noemde?1
Het is juist dat de toenmalige Minister destijds al bij de aanbieding van het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (Kamerstuk 34 775 X, nr. 7.) en in het plenaire Kamerdebat van 3 oktober 2017 heeft benadrukt «volledige openheid van zaken te willen bieden aan de nabestaanden». Zij noemde «onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen van essentieel belang».
Deelt u de analyse dat de ambtelijke top van Defensie wilde voorkomen dat onderzoek werd gedaan naar «nalatigheid of verwijtbaar handelen» inzake het mortierongeval? Zo nee, wat is uw lezing van de feiten?
De documenten die Defensie openbaar heeft gemaakt, geven inzicht in de discussie die in 2017 heeft plaats gevonden over de formulering van de opdracht aan de onderzoekscommissie. Daarbij zijn ambtelijke adviezen gewisseld waarin de wenselijkheid van een onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen door individuen ter discussie werd gesteld.
De toenmalig Minister van Defensie heeft vervolgens op 3 oktober 2017 het besluit genomen om de commissie Van der Veer in te stellen met de opdracht om onder meer «een oordeel te geven in hoeverre er op enigerlei moment sprake is geweest van nalatig en/of verwijtbaar handelen» (artikel 2, onderdeel b, van het instellingsbesluit, Staatscourant 2017, 57398).
Deelt u de conclusie dat ambtenaren van Defensie moedwillig de onderzoeksopzet van de commissie-Van der Veer hebben aangepast? Zo nee, wat is dan uw lezing van de feiten?
Het rapport van de commissie van der Veer is in januari 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden. Tijdens een Algemeen Overleg op 25 april 2018 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 174) en een Voortgezet Algemeen Overleg op 16 mei 2018 is uitgebreid met de Tweede Kamer gesproken over de onderzoeksopdracht en de wijze waarop daaraan door de commissie invulling is gegeven. Zoals bekend heeft de commissie de vraag naar nalatig en/of verwijtbaar handelen onderzocht op organisatie- en niet op individueel niveau, met als doel lering te trekken en soortgelijke incidenten in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen, zoals in het voorwoord benoemd. Uit de door Defensie, naar aanleiding van het reeds genoemde WOO-verzoek van Argos, openbaar gemaakte documenten blijkt dat er op 9 november 2017 contact is geweest tussen commissievoorzitter Van der Veer en de toenmalig secretaris-generaal van het Ministerie van Defensie over de wijze waarop de commissie invulling aan haar opdracht zou geven.
Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg van 16 mei 2018 is de motie Belhaj (Kamerstuk 34 775-X, nr. 110) ingediend en op 22 mei 2018 aangenomen. De motie verzoekt de regering te allen tijde de Kamer actief te informeren, mocht de taak die opgenomen is in een instellingsbesluit voor het oprichten van een (tijdelijke) commissie onverhoopt geheel of gedeeltelijk wijzigen. Gelet op de tekst van de motie heeft deze betrekking op commissies waarvoor geldt dat de taakstelling, zoals geformuleerd in het instellingsbesluit, is gepubliceerd in de Staatscourant. Het Kabinet voert deze motie uit.
Hoe beziet u de opmerkingen van commissievoorzitter Van der Veer dat hij de onderzoeksopdracht «nader geïnterpreteerd» had en daarover «overleg gepleegd had met de hoge ambtenaren en de secretaris-generaal»?2
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u dat de aangenomen motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 34 775-X, nr. 109) niet volledig is uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Onderhavige motie verzoekt de regering, na het voltooien van het strafrechtelijk onderzoek door het OM, onderzoek te doen naar de mogelijkheid om tot (aanvullende) interne disciplinaire maatregelen over te gaan indien er op enig moment sprake is geweest van nalatig en/of verwijtbaar handelen.
In februari 2021 heeft het Openbaar Ministerie besloten om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar het mortierongeval. Direct daarna hebben de nabestaanden via hun advocaat door middel van een artikel 12-procedure bezwaar aangetekend tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie. Op dit moment is het strafrechtelijke traject nog niet afgerond omdat deze artikel 12-procedure nog onder de rechter is.
Deelt u de mening dat nog altijd niet is vastgesteld wat de rol en verantwoordelijkheid van Defensiemedewerkers was in de aanloop naar het drama? Zo nee, wat is dan uw opvatting van de feiten?
Er is een reeks onderzoeken gedaan naar de oorzaak van het mortierongeval. In het aanvullend rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (Kamerstuk 35 925-X, nr. 92) treft u een overzicht aan van deze onderzoeken. Al deze onderzoeken hebben veel informatie ontsloten over de aanloop naar dit ongeval en tekortkomingen binnen Defensie aan het licht gebracht. Het is van groot belang dat Defensie hieruit lering trekt om te voorkomen dat een dergelijk drama zich nogmaals kan voordoen.
De nabestaanden hebben aangifte gedaan van dood door schuld en schending van dienstvoorschriften, waarbij ook aangifte is gedaan tegen het Ministerie van Defensie. Zoals ik in vraag 5 heb aangegeven is deze zaak nog in behandeling.
Deelt u de opvatting dat de aangenomen motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 34 775-X, nr. 110) niet is uitgevoerd? Wat is uw verklaring daarvoor?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid nieuw onderzoek in te stellen naar nalatigheid of verwijtbaar handelen, bijvoorbeeld in de vorm van rechtspositioneel onderzoek naar plichtsverzuim waarbij ook de verantwoordelijkheid van individuele ambtenaren kan worden vastgesteld? Zo nee, waarom niet?
De oproep van de nabestaanden is luid en duidelijk. Ik vind dat we ons moeten inspannen om zoveel mogelijk van hun vragen beantwoord te krijgen. Daarom stel ik een onafhankelijke commissie in om te onderzoeken of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld en hier tevens opvolging aan te geven. Ik realiseer me dat dit besluit voor zowel de nabestaanden, betrokkenen als de Defensieorganisatie emoties zal oproepen. Zorgvuldigheid naar alle betrokkenen staat voorop en ik zal uw Kamer daarom over de verdere invulling zo snel mogelijk informeren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Veiligheid en integriteit Defensie op 20 oktober aanstaande?
Ja.
Het totaal onvoorbereid zijn op een nucleaire oorlog |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Nederland totaal niet is voorbereid op de toenemende dreiging van een allesvernietigende nucleaire oorlog?1
Ja, het kabinet is op de hoogte van deze berichtgeving.
Wat vindt u van het feit dat de Amerikaanse president Biden heeft gesteld dat de dreiging van een allesvernietigende nucleaire oorlog op het hoogste niveau is sinds de Cubacrisis? Kunt u in uw beantwoording uw eigen oorlogsretoriek duiden dat de oorlog in de Oekraïne «onze oorlog» is? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
President Biden deed zijn uitspraken in reactie op de recente nucleaire retoriek van de Russische autoriteiten. Het kabinet deelt de zorgen over deze nucleaire retoriek. Dreigen met het gebruik van kernwapens is zeer onverantwoord. Afgelopen maanden heeft Rusland meermaals nucleaire retoriek geuit. Naar aanleiding van de illegale annexatie door Rusland van vier Oekraïense deelregio’s heeft Nederland de Russische ambassadeur ontboden. Daarbij is onder meer benadrukt dat Nederland zich niet laat intimideren door de Russische agressieve retoriek. Veel landen hebben de retoriek ook sterk veroordeeld, onder andere in de Algemene Vergadering van de VN.
De NAVO-bondgenoten nemen de Russische uitspraken serieus. Er wordt rekening gehouden met verschillende scenario’s en de NAVO houdt de situatie nauwlettend in de gaten. Zoals recentelijk door de VS is benadrukt, is aan Rusland gecommuniceerd dat er geen onduidelijkheid mag bestaan over de vastberadenheid om te reageren bij de Russische inzet van een kernwapen.
Het kabinet benadrukt dat Rusland de oorlog in Oekraïne is gestart en dat van agressieve oorlogsretoriek alleen sprake is bij Rusland. Oekraïne heeft het recht om zich te verdedigen tegen de Russische illegale inval. Het kabinet acht het onverminderd van belang om bij te blijven dragen aan de Oekraïense zelfverdediging. De Russische agressie ondermijnt ook de bredere Europese veiligheidsarchitectuur. Ook daarom is het in ons belang om Oekraïne te steunen in zijn strijd tegen deze agressie. De NAVO en bondgenoten zijn zelf geen partij bij de oorlog in Oekraïne en richten zich primair op de afschrikking en verdediging van het verdragsgebied.
Kunt u uw oorlogsretoriek duiden met het feit dat experts stellen dat Nederland totaal niet is voorbereid op een mogelijke oorlog?
Zoals in het antwoord van vraag 2 aangegeven, benadrukt het kabinet dat Rusland de oorlog in Oekraïne is gestart en dat van agressieve oorlogsretoriek alleen sprake is bij Rusland. Het kabinet acht het onwaarschijnlijk dat het conflict zich uitbreidt tot het NAVO-verdragsgebied. Niettemin heeft de NAVO in het kader van de verslechterde veiligheidssituatie afgelopen halfjaar verschillende maatregelen getroffen om de collectieve afschrikking en verdediging te versterken en de veiligheid van het verdragsgebied te blijven garanderen.
Wat vindt u van het feit dat experts stellen dat we met de huidige systemen nooit het hele land kunnen verdedigen, dat zij constateren dat ons land totaal niet voorbereid is op een eventuele nucleaire aanval en dat onze luchtverdediging niet goed genoeg is? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Nederland is voor zijn veiligheid afhankelijk van de NAVO. De bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging dient ter bescherming van het gehele NAVO-verdragsgebied. De NAVO heeft een geïntegreerde lucht- en raketverdediging (Integrated Air and Missile Defence, IAMD) om het verdragsgebied te beschermen tegen luchtdreigingen. Daarbij werken bondgenoten nauw samen om hun nationale luchtverdedigingssystemen geïntegreerd te laten optreden, waarbij de NAVO bepaalt waar en hoe de capaciteiten zo optimaal mogelijk worden ingezet. Nederland beschikt over verschillende luchtverdedigingscapaciteiten die bijdragen aan de NAVO IAMD. In dat kader droeg een Nederlandse Patriot-eenheid in de periode maart – oktober 2022 in Slowakije bij aan de versterking van de oostflank. Op dit moment zijn Nederlandse militairen nog steeds in Slowakije gestationeerd om de Duitse Patriot-eenheden bij te staan.
Bij de inzet van luchtverdedigingssystemen tegen luchtdreigingen met een nucleaire lading spelen verschillende facetten een rol. Daarbij gaat het onder meer om het verschil tussen strategische en niet-strategische nucleaire wapens, alsmede de overbrengingsmiddelen. In algemene zin geldt dat NAVO’s afschrikking, en specifiek de extended deterrence die de VS biedt aan bondgenoten, de belangrijkste verdediging is tegen nucleaire wapens.
Wat vindt u van het feit dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) benadrukt dat er geen openbare schuilkelders meer zijn die ingezet zullen worden voor noodsituaties en dat de bevolking het voor het grootste deel maar moet uitzoeken? Kunt u deze vraag gedetailleerd beantwoorden?
Halverwege de jaren tachtig zette de rijksoverheid een streep door het schuilkelderbeleid in verband met het einde van de koude oorlog. Er is op dit moment ook geen fundamentele aanleiding voor het terugvallen op voorzieningen die destijds zijn afgeschaft. Het Landelijk Crisisplan Straling beschrijft de organisatie voor crisisbeheersing bij stralingsongevallen. Bij noodsituaties kan worden opgeschaald naar de nationale crisisstructuur en wordt door de overheid informatie (die van toepassing is op de specifieke situatie) verspreid via NL Alert en/of via betrokken veiligheidsregio’s en/of gemeenten.
Heeft u de bereidheid om, gezien de dreiging van een nucleaire oorlog, jodiumpillen aan de bevolking uit te delen? Zo nee, waarom niet?
Het is zeer onwaarschijnlijk dat Nederland getroffen wordt door een aanval met een nucleair wapen.
Het innemen van jodiumprofylaxe biedt bescherming tegen de inname van radioactief jodium (dat vrijkomt bij een kernongeval van bijvoorbeeld een kerncentrale) en niet tegen andere radioactieve stoffen. Ook de kans op een kernongeval is heel klein. Maar in het onwaarschijnlijke geval van een stralingsincident waarbij radioactief jodium vrijkomt, zijn jodiumtabletten in Nederland beschikbaar. Daarnaast hebben in Nederland huishoudens met minderjarigen, die zich in een cirkel van 100km rondom een kerncentrale bevinden, al via de post tabletten ontvangen in 2017 en 2021. De rijksoverheid zal altijd communiceren wanneer het nodig is om zo’n tablet in te nemen: dat moet op specifieke momenten, werkt alleen voor de doelgroep (afhankelijk van de afstand tot de bron) en biedt alleen bescherming tegen de schadelijke effecten van de inname van radioactief jodium. Een jodiumtablet moet dan ook nooit preventief of ter bescherming van andere radioactieve stoffen worden ingenomen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het beleid op jodiumprofylaxe.
Wilt u het advies van deskundigen opvolgen om zo snel als mogelijk weer een «Bescherming Bevolking» (BB) op te richten? Zo nee, waarom niet?
Zou u alsnog willen inzetten op de-escaleren omdat meer wapens en meer oorlog niet tot vrede zullen leiden, maar vredesonderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland mogelijk wel? Kunt u toelichten hoe u hiervoor internationale steun gaat zoeken en hoe u hiervoor gaat lobbyen?
Rusland heeft met zijn invasie de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne op grove wijze geschonden. Oekraïne heeft het volste recht zich te verdedigen tegen de Russische agressie. Het kabinet blijft zich inzetten om, samen met internationale partners, Oekraïne te steunen. Want de urgentie van deze steun is en blijft hoog. Het initiatief voor vredesonderhandelingen met Rusland ligt bij Oekraïne zelf. Op dit moment zijn vredesonderhandelingen niet aan de orde.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de Begrotingsbehandeling Defensie?
Ja.
De berichten dat er een superjacht van de Russische oligarch Potanin in Nederland ligt en een omstreden Rus met vastgoed in Amsterdam buiten schot sancties blijft |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht op NOS «Nederland wil nieuwe sancties tegen Rusland, hoe gaat het tot nu toe»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht op NRC.nl «Omstreden Rus blijft buiten sancties met bezit in Amsterdam»?2
Ja.
Herinnert u zich de brief van 6 juli 2022 (Kamerstuk 36 045, nr. 104) waarin u stelt dat «het kabinet uitgesproken voorstander is van een gezamenlijk optreden van de Europese Unie (EU) en partners daarbuiten en daartoe geregeld oproept binnen de EU en daarover ook in gesprek treedt met deze landen» en daarnaast dat er «op doorlopende basis verschillende lijsten naast elkaar worden gehouden en waar opportuun listings worden overgenomen»?
Ja.
Herinnert u zich dat jachten vallen onder luxegoederen in Verordening (EU) Nr. 833/2014 onder bijlage XVIII, punt 17, artikel ex 8903 00 00?3
Ja.
Kunt u bevestigen dat dit het verbiedt in Nederland gebouwde jachten indirect of direct te verkopen, te leveren of over te dragen aan of uit te voeren naar natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Rusland, of voor gebruik in Rusland?
Ja. Het verkopen, leveren of overdragen van jachten aan personen en rechtspersonen in Rusland, is verboden. Verder dient, indien een (rechts)persoon is gesanctioneerd, al zijn/haar bezit bevroren te worden, ook eventueel in Nederland aanwezige schepen. Ook mogen aan gesanctioneerde (rechts)personen geen tegoeden en economische middelen ter beschikking worden gesteld.
Wanneer deze situaties niet aan de orde zijn, kan er onder bepaalde omstandigheden nog steeds in opdracht van Russische eigenaren worden gebouwd aan schepen. Het bouwen aan schepen waarvan de contracten zijn afgesloten voorafgaand aan de aanscherping van de sancties, is niet verboden. Deze schepen mogen echter niet worden geleverd zolang de huidige sancties van kracht zijn.
Is er contact geweest tussen bevoegde overheidsinstanties en de scheepswerf over algemene richtlijn en dit specifieke schip en het geldende exportverbod voor zulke goederen?
De Douane heeft in het kader van de handhaving van de sancties op Rusland de relevante scheepswerven op het gebied van jachtbouw in Nederland in kaart gebracht en onderzoeken ingesteld bij deze werven. Tijdens deze onderzoeken zijn de werven voorgelicht over de geldende beperkingen en is onderzocht in hoeverre de activiteiten van deze werven de sancties raken. In deze gevallen staat de Douane doorlopend in contact met deze werven.
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak.
Klopt het dat Vladimir Potanin nog niet op de EU-listings staat maar wel op de Verenigd Koninkrijk (VK)-listings? Zo ja, kunt u er in de Raad voor pleiten Potanin op de EU-listings te laten zetten zodat deze aan Poetin gelieerde oligarch niet langer jachten of andere bezittingen kan laten maken of kopen in de EU, of vrij door de EU kan reizen?
Het klopt dat Vladimir Potanin niet op de EU-sanctielijst staat maar wel op de VK- sanctielijst. De Europese Unie blijft zich inzetten om maximale druk uit te oefenen op Rusland om de agressie in Oekraïne te beëindigen. Nederland draagt hier actief aan bij. Verder werkt Nederland met internationale partners om sanctieomzeiling gezamenlijk aan te pakken. Over individuele voorstellen voor listingsworden in het openbaar echter geen uitspraak gedaan (in verband met het anticipatie-effect).
Kunt u bevestigen dat het «project 1010» jacht een Russische Ultimate Beneficial Owner (UBO) heeft? Is dit de oligarch Vladimir Potanin?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak.
Klopt het dat het jacht onder de werknaam «project 1010» is omgevlagd in de periode vanaf 23 februari 2022?4 Zo ja, wat betekent dit?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak. Het bouwen aan schepen is niet verboden zolang de eigenaar niet is gesanctioneerd. De schepen mogen echter niet worden geleverd aan de gesanctioneerde (rechts)persoon, en tevens niet gebruikt worden door (rechts)personen in Rusland zolang de huidige sancties van kracht zijn.
Klopt het dat Vladimir Potanin eerder een jacht in Nederland heeft laten bouwen en deze heeft ondergebracht op de Malediven, om Verenigde Staten (VS) en EU-sancties te kunnen ontwijken? Zo ja, welke schepen?
Over individuele gevallen doet het kabinet geen uitspraak. Wel is het zo dat wanneer eigenaren van schepen niet op een sanctielijst staan er aan deze schepen gebouwd mag worden indien er sprake is van een contract dat dateert van vóór 26 februari 2022. Deze schepen mogen echter niet verkocht, geleverd, overgedragen aan of uitgevoerd worden naar (rechts)personen of entiteiten in Rusland of voor gebruik in Rusland.
In het geval van eigendom van wel gesanctioneerde (rechts)personen worden de schepen bevroren op het moment dat de (rechts)persoon op de sanctielijst wordt geplaatst. Vanaf dat moment is ook aanbouw niet langer toegestaan.
Het kabinet zet zich daarnaast actief in om signalen van mogelijke omzeiling tijdig te identificeren en waar nodig tegen te gaan. Verder werkt Nederland met internationale partners om sanctieomzeiling gezamenlijk aan te pakken.
Bent u bereid een grondig onderzoek te starten naar de UBO van dit superjacht en er gedurende dit onderzoek alles aan te doen om te voorkomen dat dit superjacht vertrekt uit Nederlandse wateren?
Zolang er nog wordt gebouwd kan een scheepswerf onder voorwaarden proefvaarten uitvoeren. Deze zullen gemeld worden bij de Douane en onder toezicht gehouden worden door de Nederlandse Kustwacht. In Nederland worden EU-sancties strikt geïmplementeerd. Wanneer er aanwijzingen zijn dat er sancties worden overtreden, wordt altijd onderzoek gedaan en waar nodig handhavend opgetreden.
Bent u bereid samen met buurlanden die aangrenzende zeewateren hebben te coördineren om ervoor te zorgen dat dit superjacht ook in wateren van het VK of EU-buurlanden alsnog kan worden aangehouden? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Indien jachten die geraakt worden door de sancties de Nederlandse wateren dreigen te verlaten, wordt passende actie ondernomen. Afstemming met omliggende landen maakt hier deel van uit.
Hoe kan het dat het vastgoed van Volozj onopgemerkt is gebleven tijdens het implementeren en handhaven van de Europese sanctieverordening?
Zoals omschreven in het nieuwsartikel, wordt in sommige gevallen gebruik gemaakt van complexe grensoverschrijdende eigendomsstructuren. Dergelijke constructies maken het identificeren van de uiteindelijk belanghebbende van dergelijk bezit moeilijk.
In het geval dat gesanctioneerde (rechts)personen vastgoed bezitten in Nederland, wordt dit bevroren op het moment dat de (rechts)persoon op de sanctielijst is geplaatst. Vanaf dat moment is verhandelen niet toegestaan. Bewoning is echter niet verboden, bevriezen staat namelijk niet gelijk aan onteigening. Tevens zijn gesanctioneerde (rechts)personen sinds eind juli verplicht om hun bezit in Nederland te melden bij de overheid.
Bent u bereid beslag te leggen op het vastgoed van Volozj aangezien Volozj zelf op de EU-sanctielijst staat?
Eigendom van gesanctioneerde (rechts)personen wordt bevroren, dit is niet hetzelfde als in beslag nemen of onteigenen. Er is in deze gevallen geen juridische grondslag voor beslaglegging of onteigening.
Wilt u de eigendomsconstructies die gebruikt worden door op sanctielijst staande Russen beter onderzoeken en in het vervolg eerder ingrijpen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld en tevens geconstateerd in het rapport van de nationaal coördinator Blok, staan complexe eigendomsstructuren stevig op de radar als belangrijke uitdaging bij sanctienaleving. Door de overheid wordt – conform een van de aanbevelingen van het rapport Blok – gewerkt aan een duurzame structuur waardoor gemakkelijker gegevens uitgewisseld kunnen worden tussen overheidspartijen betrokken bij sanctienaleving. Dat is echter geen garantie dat complex opgezette eigendomsstructuren snel aan het licht komen.
Binnenkort wordt uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van sanctienaleving en in het bijzonder de aanbevelingen van de nationaal coördinator Blok.
Kunt u deze vragen gezien de aard van de zaak met spoed en afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het openen van een EU-attractie in Den Haag |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verbazing over Brusselse plannen voor «EU-attractie» in Den Haag»?1
Ja.
Kunt u dit EU-propaganda-project direct een halt toeroepen? Zo nee, waarom niet?
«Europa Experience» is een initiatief van het Europees Parlement, dat voornemens is de tentoonstelling in alle lidstaten uit te rollen. De desbetreffende lidstaat heeft daar geen rol bij, noch in de accordering of begroting, noch in de uitvoering. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat alleen al voor de inrichting van het pand 1,5 tot 2 miljoen euro beschikbaar is?
Navraag bij het Europees Parlement leert dat het nog niet mogelijk is concrete bedragen te bevestigen. Kosten voor aankoop of huur, alsmede voor inrichting en exploitatie van het pand zijn afhankelijk van het pand dat geïdentificeerd wordt aan de hand van een openbare oproep tot inschrijving na een eerste prospectiefase.
Welk budget is er voor de aankoop en exploitatie van het pand?
Zie antwoord op vraag 3.
Hoe legt u deze verspilling van belastinggeld uit aan al die Nederlanders die hun energierekening en hun boodschappen amper kunnen betalen?
Zoals bekend heeft de Raad, in algemene zin, het Europees Parlement opgeroepen terughoudendheid te betrachten in de administratieve uitgaven. Zoals eveneens bekend zet Nederland in op een prudente begroting voor alle Europese instellingen. De huidige sociaaleconomische situatie onderstreept andermaal het belang daarvan
Het plan van de Europese Commissie om het Mercosur-verdrag geïmplementeerd te krijgen door nationale parlementen te omzeilen |
|
Jasper van Dijk , Christine Teunissen (PvdD), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat de Europese Commissie met Mercosur-landen onderhandelt over het splitsen van het Mercosur-verdrag in verschillende onderdelen, zodat het handelsdeel niet voorgelegd hoeft te worden aan nationale parlementen? Wat is uw standpunt hierover?1
Nee, dat kan ik niet bevestigen. Zoals aangegeven in mijn brief van 20 oktober jl. over de stand van zaken van de EU-Mercosur onderhandelingen2, en mondeling tijdens het Commissiedebat over de informele RBZ Handel3 en tijdens de behandeling van de Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking4, is na het bereiken van een onderhandelaarsakkoord in 2019 de Europese Commissie in gesprek gegaan met de Mercosur-landen over mogelijke aanvullende afspraken die EU-zorgen over het akkoord moeten wegnemen. Hoewel deze gesprekken doorlopen en er binnen de Commissie wordt gewerkt aan mogelijke voorstellen, zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden. Het is op dit moment niet duidelijk of en wanneer deze gesprekken tot een uitkomst leiden die de Commissie in staat stelt een mogelijk akkoord met de Mercosur-landen aan de Raad voor te leggen voor besluitvorming. Evenmin is duidelijk in welke vorm (één of meerdere akkoorden) de Commissie het onderhandelingsresultaat in dat geval zal presenteren.
Gezien het feit dat dit verdrag een enorme impact zal hebben op individuele lidstaten, deelt u de mening dat het splitsen van het verdrag de democratische bevoegdheid van nationale parlementen ondermijnt?
Nee, ik deel deze mening niet. De Europese Commissie heeft als onderhandelaar de bevoegdheid (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger) om voorstellen te doen aan de Raad over de vorm (één of meerdere akkoorden) waarin het onderhandelingsresultaat wordt voorgelegd voor besluitvorming. Zo ver mij bekend, zijn hierover binnen de Commissie nog geen besluiten genomen. De aard van een akkoord kan pas definitief worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst, voorafgaand aan ondertekening. Zoals herhaaldelijk door het kabinet aangegeven zal het kabinet pas een standpunt innemen over het akkoord met de Mercosur-landen wanneer de Commissie de benodigde documenten voor besluitvorming aan de Raad heeft aangeboden. Indien een voorstel aan de Raad wordt voorgelegd, zal ik de Kamer hierover informeren, zowel over vorm als inhoud.
Het behoeft geen betoog dat voor de besluitvorming over het verdrag vervolgens de toepasselijke democratische en grondwettelijke procedures dienen te worden doorlopen. Een akkoord dat afspraken bevat zowel op terreinen waar sprake is van EU bevoegdheden als op terreinen waar lidstaten nationale bevoegdheden uitoefenen (een «gemengd akkoord») zal, naast de EU goedkeuringsprocedure, in Nederland ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Staten-Generaal. Een akkoord dat naar de aard «EU-only» is, dat wil zeggen een akkoord waarbij als gevolg van de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten alleen de EU partij wordt, moet het EU goedkeuringsproces doorlopen. Zoals vastgelegd in het Verdrag van Lissabon betekent dat dat het aan de Raad is om te besluiten over de ondertekening en dat het aan de Raad en het Europees Parlement is om te besluiten tot goedkeuring van het akkoord. Nederland is vertegenwoordigd in de Raad en besluit hier derhalve over mee. Het kabinet legt verantwoording af aan de Kamer over de positie die wordt ingenomen in de Raad.
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Ouwehand (10 maart 2021) waarin u stelde «naar verwachting zal een associatieakkoord onder de gezamenlijke bevoegdheid van de EU en de lidstaten vallen»2? Waarom lijkt dit te zijn veranderd?
Ik herinner mij de antwoorden waarnaar in de vraag wordt verwezen. Het volledige antwoord waaruit in de vraag wordt geciteerd luidde als volgt:
«De Europese Commissie is gemachtigd om onderhandelingen te voeren over een akkoord met de Mercosur landen op basis van onderhandelingsrichtsnoeren die de Raad heeft vastgesteld. Of de aard van een akkoord gemengd is of EU-only wordt bepaald door de uiteindelijke inhoud van het akkoord. Naar verwachting zal een associatieakkoord onder de gezamenlijke bevoegdheid van de EU en de lidstaten vallen. De Commissie kan als onderhandelaar (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger) ook een voorstel doen om het onderhandelingsresultaat in meerdere akkoorden voor te leggen. De aard van een akkoord zal pas definitief kunnen worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst, voorafgaand aan ondertekening. Op basis van de inhoud doet de Commissie (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger) een voorstel. De Raad besluit hier vervolgens over.»
Deze situatie is niet veranderd.
Bent u bereid in de Europese Raad te laten weten dat een splitsing van het Mercosur-verdrag wat Nederland betreft onacceptabel en ondemocratisch is?
Het kabinet zal pas een standpunt innemen over het akkoord met de Mercosur-landen wanneer de Commissie de benodigde documenten voor besluitvorming aan de Raad heeft aangeboden. In het algemeen kan niet gesteld worden dat het splitsen van EU verdragen onaanvaardbaar en ondemocratisch zou zijn.
Klopt het dat Frankrijk er eerder bij de Europese Commissie op heeft aangedrongen dat het verdrag door nationale parlementen moet worden geratificeerd? Is die positie nog steeds hetzelfde? Waarom heeft de Europese Commissie besloten hier geen gehoor aan te geven?
Het is niet aan het kabinet om tekst en uitleg te geven over communicatie tussen de Europese Commissie en een andere lidstaat.
Kunt u een tijdlijn geven van wanneer de Raad zal besluiten of het wel of niet instemt met een splitsing van het Mercosur-verdrag?
De Raad kan pas besluiten over een akkoord met de Mercosur-landen wanneer de Commissie de benodigde documenten voor besluitvorming aan de Raad heeft aangeboden. Zie ook het antwoord op vraag 1 hierboven.
Wat wilt u zeggen tegen Nederlandse boeren die zich terecht zorgen maken over dat het Mercosur-verdrag tot oneerlijke concurrentie voor hen gaat leiden? En wat wilt u zeggen tegen milieuorganisaties die waarschuwen dat het verdrag meer ontbossing tot gevolg zal hebben, en die nu zien dat wanneer lidstaten en nationale parlementen zeer kritisch zijn over een handelsverdrag, de Europese Commissie op zoek gaat naar manieren om die kritische lidstaten en nationale parlementen te omzeilen? Vindt u dat deze opstelling van de Europese Commissie het vertrouwen in de Commissie ten goede komt?
Ik begrijp de zorgen van Nederlandse boeren over de potentiële gevolgen van een toekomstig EU-Mercosur akkoord. Om die reden hebben de universiteit Wageningen en Ecorys, in opdracht van het kabinet en ter uitvoering van de motie Voordewind (CU)6, een onderzoek uitgevoerd om de voor- en nadelen van een toekomstig EU-Mercosur akkoord kwantitatief in kaart te brengen.7 Het onderzoeksrapport laat zien dat een akkoord met de Mercosur-landen leidt tot een bescheiden economische groei voor Nederland. Voor specifieke landbouwsectoren is het beeld wisselend. Het rapport stelt dat voor varkens- en pluimveebedrijven de verwachte inkomensgevolgen positief zijn; voor melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven zijn deze nagenoeg nul; terwijl de gemiddelde inkomens voor de vleeskalveren- en vleesveebedrijven lager uitvallen.
En om dezelfde reden zijn maatregelen in het onderhandelaarsakkoord overeengekomen om oneerlijke mededinging en schade voor gevoelige sectoren in de landbouw tegen te gaan. Zo zal de EU voor gevoelige landbouwgoederen uit Mercosur-landen, zoals hoge kwaliteit rundvlees, pluimveeproducten, knoflook, suiker en ethanol, importtarieven en quota behouden.
Met betrekking tot duurzaamheidszorgen, met name over ontbossing, is de Commissie in gesprek met de Mercosur landen om tot aanvullende afspraken te komen. Nederland heeft inbreng geleverd aan de Europese Commissie ten behoeve van deze gesprekken.8 Hoewel deze gesprekken doorlopen en er binnen de Commissie wordt gewerkt aan mogelijke voorstellen, zijn er op dit moment geen ontwikkelingen te melden.
Zoals uiteen gezet in het antwoord op vraag 2 zal het kabinet pas een standpunt innemen over een akkoord met de Mercosur-landen wanneer de Commissie de benodigde documenten voor besluitvorming aan de Raad heeft aangeboden. Daarbij zal een brede afweging worden gemaakt, inclusief het betrekken van de transitie van de Nederlandse landbouw, duurzaamheid, en de verwachte impact van het handelsakkoord op verschillende Nederlandse sectoren waaronder de agrarische sector. De voor de besluitvorming over het verdrag toepasselijke democratische procedures zullen worden doorlopen.
Erkent u dat de brief van 15 lidstaten van 20 juni, waar ook uw handtekening onder staat, waarin de Europese Commissie werd gevraagd vaart te maken met de implementatie van het Mercosur-verdrag, heeft kunnen bijdragen aan het besluit van de Europese Commissie om koste wat het kost dat verdrag af te sluiten, ook als dat het ondermijnen van de democratische bevoegdheid van lidstaten betreft?
Er is geen sprake van een besluit van de Commissie om koste wat het kost een verdrag met de Mercosur-landen te sluiten, zoals uiteen gezet in de antwoorden op vraag 1 en vraag 2. Evenmin is er sprake van het ondermijnen van de democratische bevoegdheid van lidstaten, zoals uiteen gezet in het antwoord op vraag 2.
In de brief van 15 lidstaten van 20 juni jl., gericht aan de Europese Commissie, wordt steun uitgesproken voor een actief EU handelsbeleid. Eén van de elementen in deze brief is een oproep om voortvarender op te treden in het onderhandelen, ondertekenen en in werking laten treden van EU handelsakkoorden. Zoals aangegeven in de begeleidende brief aan uw Kamer9, heb ik daarbij aangetekend – mede in het licht van de door uw Kamer aangenomen motie hierover10 – dat met het ondertekenen van de brief aan de Europese Commissie niet vooruit wordt gelopen op de uiteindelijke Nederlandse positie ten aanzien van een EU-Mercosur akkoord.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en in ieder geval voor de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De oproep “Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest” en het onderhandelingsresultaat voor de modernisering van het Energy Charter Treaty |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Heeft u de oproep «Nederland, stap uit het klimaatonvriendelijke Energiehandvest» van hoogleraar Europees recht, Christina Eckes gezien?1
Ja.
Waarom is de tekst van het onderhandelingsresultaat niet openbaar?
Voor de openbaarmaking van het onderhandelingsresultaat is de goedkeuring van alle 53 ECT-verdragspartijen nodig.
Kunt u de tekst van het onderhandelingsresultaat met de Kamer delen?
Zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat op 19 oktober jl., zal de tekst van het gemoderniseerde verdrag vertrouwelijk in te zien zijn voor leden van de Tweede Kamer. Zie ook antwoord op 2.
Zo niet, hoe moet de Kamer dan een oordeel vormen over het onderhandelingsresultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Is het niet openbaar maken van de tekst in strijd met de transparantie-richtlijnen van de Europese Unie? Zo ja, wat gaan de Europese Commissie en de lidstaten eraan doen om te zorgen dat de tekst toch openbaar wordt, voordat deze wordt goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met ons eens dat het niet openbaar maken van deze tekst voorafgaand aan de besluitvorming in de Europese Raad een goed maatschappelijk en democratisch debat in de weg staat?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u dan in elk geval de «gesloten lijst» van maatregelen die een schending vormen van de investeringsbescherming delen, waar u in uw Kamerbrief van 8 juli 2022 naar verwijst?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het met de Europese Commissie eens dat het Energy Charter Treaty (ECT) na aanpassing aan het onderhandelingsresultaat niet langer in strijd zal zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken? Kunt u beargumenteren waarom?
De uiteindelijke beoordeling van het kabinet is dat, hoewel de moderniseringsvoorstellen een verbetering zijn ten opzichte van de huidige ECT, het behaalde resultaat voor Nederland onvoldoende ambitieus is. Voor de volledige appreciatie van het gemoderniseerde ECT wordt verwezen naar Bijlage 1 van Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683). (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Het kabinet is van mening dat het behaalde resultaat onvoldoende recht doet aan de duurzaamheidsdoelstellingen en voor Nederland onvoldoende in lijn is met de Nederlandse en Europese doelen die voortvloeien uit het klimaatakkoord van Parijs. Zo creëert de gemoderniseerde tekst geen nieuwe duurzaamheidsverplichtingen terwijl dit wel de EU inzet was. Het gemoderniseerde ECT herbevestigt enkel bestaande duurzaamheidsverplichtingen, en blijft daarmee achter bij bepalingen in andere verdragen, zoals de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie (CETA). Ook is het zo dat in dit sectorspecifieke verdrag, investeringen in de fossiele sector onder het gemoderniseerde ECT nog steeds worden beschermd. Er is een stap gezet in de goede richting door een flexibiliteitsmechanisme in te voeren, waardoor verdragspartijen er voor kunnen kiezen investeringen in fossiele energie uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT op hun grondgebied. Vooralsnog hebben de EU, en onder de specifieke voorwaarden het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, ervoor gekozen van dit mechanisme gebruik te maken. Daarnaast wijkt de geschillenbeslechting ten aanzien van de duurzaamheidsbepalingen af van recente akkoorden die door de EU zijn gesloten. en zijn onvoldoende ambitieus.
Bent u het met het Internationaal Energie Agentschap (IAE) eens dat investeringen in nieuwe projecten voor de winning van olie, gas en kolen in strijd zijn met het klimaatakkoord van Parijs en het doel om opwarming tot 1,5 graden te beperken?
Het Internationaal Energieagentschap (IEA) heeft in verschillende rapporten, inclusief ook de recente World Energy Outlook 20222, aangegeven dat emissieneutraliteit in 2050 (wat in lijn is met het beperken van opwarming van de aarde tot 1,5 graden) in combinatie met energiezekerheid kan worden bereikt zonder (investeringen in) exploratie van nieuwe fossiele energievoorraden. Dit is een feitelijke vaststelling door het IEA op basis van scenario-analyses.
Hoe is het uit te leggen dat een verdrag in lijn is met het klimaatakkoord als dat verdrag nog minstens 10 jaar (plus de tijd die nodig is voor ratificatie, wat in de regel vele jaren duurt) alle fossiele investeringen beschermt tegen allerlei vormen van overheidsingrijpen?
Zoals aangegeven in antwoord 8, is het Kabinet van mening dat het gemoderniseerde ECT niet voldoende in lijn is met de inzet op klimaat- en duurzaamheidsafspraken in investeringsakkoorden. Investeringsbescherming onder de transitieperiode of sunset clausule, die van toepassing is op partijen die uittreden, weerhoudt overheden er niet van in te grijpen ter behoeve van de energietransitie. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Overigens geldt de investeringsbescherming ook voor bestaande duurzame energieprojecten.
Bent u het eens met het onderdeel van het onderhandelingsresultaat om de bescherming van investeringen via het ECT uit te breiden naar onder andere biomassa, carbon capture and storage (CCS) en waterstof?
Onder het ECT zijn «investeringen» die binnen de definitie van «een economische activiteit in de energiesector» vallen, beschermd. Carbon utilisation and storage (CUCS) is in het gemoderniseerde ECT toegevoegd aan de definitie van economische activiteit. Het gemoderniseerde ECT sluit bepaalde houtige vormen van biomassa voor alle verdragspartijen uit van bescherming. Daarnaast heeft de EU in het gemoderniseerde ECT een uitzondering gemaakt ten aanzien van CUCS en bepaalde vormen van waterstof.
Dit betekent dat na 15 augustus 2023 nieuwe investeringen in deze economische activiteiten niet langer beschermd worden op het grondgebied van de EU onder het gemoderniseerde ECT. Het gemoderniseerde ECT verduidelijkt daarnaast het recht van overheden om te reguleren in het publiek belang. Het recht dat overheden hebben om maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn in het kader van energie transitie en om klimaatverandering tegen te gaan, wordt nu geëxpliciteerd in het ECT.
Het is overigens niet de inzet om toekomstige rechtszaken volledig te voorkomen. Ook in het Nederlands en Europees recht zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire, willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan maar aan voorwaarden is onderworpen.
Hoe is het te verantwoorden dat we daarmee nieuwe risico’s gaan lopen op miljardenclaims van investeerders als uit oogpunt van algemeen belang bepaalde investeringen in zulke energieprojecten onwenselijk zullen blijken?
Zie antwoord vraag 11.
Erkent u dat Spanje heeft opgeroepen om in EU-verband uit het Energy Charter Treaty te stappen, ook al heeft Spanje in uw ogen nog geen officiële positie ingenomen over het onderhandelingsresultaat?
Ja. Spanje heeft reeds officieel aangekondigd om uit het ECT te zullen stappen. De positie van Spanje over de modernisering van het ECT is op het moment van schrijven nog niet duidelijk.
Heeft u de motie van Teunissen, Leijten, Kröger (Kamerstuk 21501–33, nr. 940) geïnterpreteerd als een verzoek om net als Spanje te bepleiten om in EU-verband uit het ECT te stappen?
Tijdens de Energieraad op 27 juni jl. heeft Spanje aangegeven ontevreden te zijn met het onderhandelingsresultaat en heeft Spanje de Europese Commissie en de Juridische Dienst van de Raad opgeroepen om de optie te onderzoeken van een gecoördineerde terugtrekking van de EU uit het ECT. Hierop voortbouwend heeft Nederland de Europese Commissie ged om in deze analyse ook de mee te nemen in hoeverre het onderhandelingsresultaat overeenkomt met het EU-onderhandelingsmandaat. Nederland heeft toen aangekondigd om opzegging van het ECT te willen onderzoeken en heeft Nederland met de Europese like minded collega’s naar het EU-krachtenveld gekeken.
Het kabinet is voornemens het ECT op te zeggen. Daarnaast zal Nederland binnen EU verband – in lijn met de aangenomen motie van het Kamerlid Teunissen van 22 juni jl.3 – zich inzetten voor een gecoördineerde opzegging van het ECT door de EU. Met het besluit om uit het ECT te treden is Nederland in het gezelschap van enkele andere EU-lidstaten, zoals Polen, Frankrijk en Spanje. Italië trad al eerder uit. Ook enkele andere EU-lidstaten staan kritisch tegenover het uiteindelijke moderniseringsvoorstel en zijn nog bezig met de interne besluitvorming over eventuele opzegging. Ik verwijs u verder ook naar de bijgevoegde Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) over het Energy Charter Treaty. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Heeft u in de Energieraad of anderszins bij EU-collega’s bepleit om gezamenlijk uit het ECT te stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Zo nee, waarom stelt u dan dat u in lijn met de motie handelt? Zo ja, wat waren de reacties van uw collega-Ministers?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u van plan alsnog gevolg te geven aan de motie door te bepleiten dat de EU en alle EU-lidstaten uit het ECT stappen?
Zie antwoord vraag 14.
Erkent u dat het uitbreiden van investeringsbescherming onder het gemoderniseerde Energiehandvest naar wat nu door de Europese Commissie en het kabinet als hernieuwbare energie wordt gezien, zoals biomassa, de energietransitie kan belemmeren omdat keuzes op een later moment zo niet meer terug te draaien vallen en innovatief energiebeleid zo belemmerd wordt? Zo ja, kunt u dan bevestigen dat u, wanneer u doorgaat met het ondersteunen van de modernisering van het ECT, willens en wetens onze energietransitie in gevaar brengt? Zo nee, kunt dan uitleggen waarom u de kennis van een expert (hoogleraar Christina Eckes) in twijfel trekt?
Zie de appreciatie in de bijgesloten Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) en het antwoord op vragen 8 en 10, 11, 12. (Bijlage bij Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Zoals aangegeven maakt de EU uitzonderingen voor CUCS, houtige vormen van biomassa en bepaalde vormen van waterstof. Investeringen in deze vormen van energie worden onder het gemoderniseerde ECT niet langer beschermd na 15 augustus 2023, zoals de Kamerbrief (kenmerk WJZ/ 22518683) beschrijft. (Kamerstuk 21 501–33, nr. 977.)
Nederland treedt uit het ECT en is na de uittreding niet als verdragspartij gebonden aan het gemoderniseerde verdrag. Zoals beschreven in de Kamerbrief is een deel van het gemoderniseerde ECT – na inwerkingtreding of ratificatie daarvan – wel van toepassing op Nederland via de band van de Europese Unie. Het kabinet deelt niet de mening dat de modernisering van het ECT de energietransitie in gevaar zou brengen. Investeringsbescherming, onder het gemoderniseerde of oude ECT, heeft geen invloed op het Nederlandse en EU-energiebeleid. Daarnaast, zoals eerder aangegeven, bevat het gemoderniseerde ECT verbeteringen ten opzichte van het huidige ECT.
Wat verandert de oproep van hoogleraar Christina Eckes om uit het ECT te stappen omdat het ook na modernisering klimaatonvriendelijk is aan uw standpunt?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u het met ons eens dat het toelaten van nieuwe leden (zoals Afrikaanse landen) tot het ECT zeer onwenselijk is, aangezien dan nog meer fossiele investeringen beschermd zouden worden en de energietransitie in die landen nog moeilijker en duurder kan maken?
Na opzegging heeft Nederland geen invloed meer op het toetreden van nieuwe partijen bij het ECT. Landen besluiten zelf over het partij worden bij een verdrag, het is niet aan Nederland om zich daar in te mengen. Staten die toetreden tot het gemoderniseerde ECT kunnen er overigens voor kiezen geen investeringsbescherming te bieden onder het ECT aan investeringen in fossiele brandstoffen op hun grondgebied. Het kabinet is wel van mening dat het beter zou zijn als nieuwe partijen zich bij het gemoderniseerde verdrag zouden aansluiten in plaats van bij het huidige ECT.
Hoe gaat u er voor zorgen dat andere handels- en investeringsverdragen waar Nederland partij in is, waaronder de meer dan 70 bilaterale investeringsverdragen, de bescherming van fossiel op korte termijn gaan beëindigen?
Nederland zet in op een actief handels- en investeringsbeleid. Onderdeel daarvan is het afsluiten van nieuwe handels- en investeringsverdragen door de EU. Daarnaast heeft Nederland een eigen netwerk van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBOs). Zoals aangegeven in de Beleidsnotitie Doen waar Nederland goed in is4 zet het kabinet in op het moderniseren en waar mogelijk uitbreiden van dit netwerk van IBOs op basis van de Nederlandse IBO model tekst. Net als bij EU handels- en investeringsverdragen ligt ook bij modernisering van de Nederlandse investeringsbeschermingsverdragen de nadruk op de aspecten duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid bij het maken en bevorderen van investeringen. Het besluit om het ECT op te zeggen staat los van de inzet op andere handels- en investeringsverdragen, die – in tegenstelling tot het ECT – naar hun aard sectorneutraal zijn.
Wat zou het ergste zijn wat er kan gebeuren als de Europese Unie uit het ECT stapt en de sunset clause van 20 jaar negeert? Zou dat erger zijn dan de schade aan het klimaat die het gevolg zou zijn van het nog langer beschermen van fossiele investeringen, juist in de komende beslissende jaren?
Nederland houdt zich aan zijn verplichtingen onder internationaal recht. Het is onjuist om te stellen dat het ECT en de sunset clause het onmogelijk maken om effectief klimaatbeleid te voeren. De verdragspartijen bij het ECT behouden het recht om te reguleren, om beleid te maken en uit te voeren. Dat principe geldt ook onder de sunset clausule. Indien overheden zich bij beleidsvoering houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur zou een overheid een claim niet hoeven te vrezen. Daar waar een overheid niet zorgvuldig handelt is het niet bezwaarlijk dat investeerders zich kunnen beroepen op bescherming.
Bent u bereid het ECT verdrag te toetsen aan andere verdragen zoals het Verdrag van Parijs, UN Handvest van de rechten van de mens en andere verdragen die in het leven zijn geroepen of mens, dier en natuur beschermen?
Het Kabinet heeft besloten het ECT op te zeggen omdat de modernisering het verdrag niet voldoende in lijn brengt met de Nederlandse inzet op klimaat en duurzaamheidsafspraken. Nu het voornemen tot opzegging is genomen is het volgens het kabinet niet nodig het ECT te toetsen aan andere verdragen.
Het reisadvies voor Rusland |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bulgaria, Poland, and Estonia advise their citizens to get out of Russia as soon as possible»1, en het vernieuwde reisadvies van de Verenigde Staten (VS) en Verenigd Koninkrijk (VK) voor Rusland?2
Ja.
Bent u bereid om in navolging van bovengenoemde landen Nederlanders op te roepen om Rusland zo snel mogelijk te verlaten? Zo nee, waarom niet?
Nederland roept sinds eind februari Nederlanders in Rusland op om het land te verlaten.
Het reisadvies voor Rusland is sinds het begin van de Russische oorlog in Oekraïne rood en oranje. Voor rode gebieden geldt dat reizen naar deze gebieden ten zeerste wordt afgeraden. Dit is bijvoorbeeld van toepassing voor de provincies die grenzen aan Oekraïne (en enkele andere gebieden in de Kaukasus). Voor de rest van Rusland geldt een oranje reisadvies. Dat betekent dat niet-essentiële reizen worden ontraden. In de tekst staat een dringende oproep aan Nederlanders om te overwegen of verblijf echt noodzakelijk is, waarbij specifiek benadrukt wordt dat dit zeker geldt voor mensen die tijdelijk in Rusland zijn, zoals studenten of zakenreizigers. Voor Nederlanders die permanent gehuisvest zijn in Rusland luidt het advies om na te denken over tijdig vertrek en op welke manier zij in dat geval het land kunnen verlaten.
Uiteraard blijft het kabinet de situatie nauwgezet volgen en zal het reisadvies aangepast worden indien nodig.
Waarom heeft Nederland (in tegenstelling tot de VS en het VK) het reisadvies voor Rusland nog grotendeels op oranje staan in plaats van rood?
Voor het Nederlandse reisadvies geldt dat de tekst van het advies leidend is: daarin staat per reisadvies precies uitgelegd wat de aanleiding is voor de kleurcode(s): welke risico’s er spelen en op welke manier reizigers met deze risico’s om kunnen gaan. Voor het Nederlandse reisadvies geldt dat de oranje kleurcode op dit moment het meest passend is. De veiligheidsrisico’s zijn immers verbonden aan specifieke personen en situaties, en gelden niet voor geheel Rusland.
Nederland stemt af met EU-partners. Het Nederlandse reisadvies voor Rusland is in lijn met dat van andere EU-partners (bijv. Frankrijk, België, Duitsland).
Heeft u contact gehad met de VS en het VK over welke risicoanalyse hieraan ten grondslag ligt (bijvoorbeeld het risico dat Rusland alle grenzen sluit en de chaos die daarop volgt)? Zo ja, hoe beoordeelt u die analyse? Zo nee, bent u bereid alsnog navraag te doen?
Er is meerdere keren contact geweest met de VS en het VK over hun reisadvies en veiligheidsvraagstukken. De reisadviezen van VS en VK benoemen grofweg dezelfde veiligheidsrisico’s als Nederland en ook in dezelfde bewoordingen. Het enige verschil is dat deze landen hier een rode kleurcode aan verbinden.
Bent u bereid om Nederlanders in Rusland actiever te benaderen om hen te adviseren het land zo snel mogelijk te verlaten, zowel persoonlijk als via publieke communicatie? Wat gaat u hier concreet aan doen?
Sinds eind februari worden Nederlanders geadviseerd Rusland te verlaten: via het reisadvies (en updates daarvan) en via verschillende communicatiekanalen van de ambassade in Moskou (via de BZ Informatieservice, via sociale media).
Het bericht dat beide Nord Stream pijpleidingen vlak na elkaar zijn stuk gegaan en dat seismologische bureaus van Denemarken en Zweden hevige explosies hebben geregistreerd. |
|
Raoul Boucke (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Faissal Boulakjar (D66), Alexander Hammelburg (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht en hoe groot schat u de kans dat de explosies het gevolg zijn van sabotage?
Het staat vrijwel zeker vast dat het hier een sabotageactie betrof. Attributie naar een specifieke actor is op dit moment niet mogelijk.
Zijn er aanwijzingen dat de explosies het gevolg waren van een technisch mankement?
Die aanwijzingen zijn er niet.
Kan Rusland beschadigingen aan de pijpleidingen aandragen als reden om onder contractuele leveringsverplichtingen uit te komen?
Een beheerder van gasinfrastructuur kan een force majeur aandragen als reden voor het niet kunnen nakomen van contractuele verplichtingen. Door een beroep te doen op overmacht, neemt het risico af op schadeclaims voor niet geleverde volumes.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het volledig afstappen van Russisch gas, om Europa minder kwetsbaar te maken voor soortgelijke voorvallen bij andere pijpleidingen voor Russisch gas?
In EU-verband pleit het kabinet ervoor om de afhankelijkheid van Russisch gas zo snel mogelijk af te bouwen. De EU heeft als doel om voor 2030 geheel volledig onafhankelijk te zijn van Russische fossiele brandstoffen waaronder gas. Maar wanneer de EU als geheel volledig onafhankelijk zal zijn van Russisch gas is niet duidelijk. Hierbij moet worden opgemerkt dat het voor de ene lidstaat makkelijker is dan voor sommige andere lidstaten, aangezien zij voor een groot gedeelte van hun energievoorziening afhankelijk zijn van Russisch gas, waardoor het een ingewikkelde opgave is om daar op korte termijn volledig van af te stappen. Het kabinet wil in EU-verband bezien hoe deze lidstaten zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden om de verdere afbouw van Russische gasexport op te vangen.
Er worden in EU-verband verschillende stappen gezet om de afhankelijkheid van Russisch gas af te bouwen, zo is er in juli afgesproken dat alle lidstaten moeten streven het gasgebruik met 15% te verminderen. Dit doel is nog vrijblijvend, maar Nederland pleit voor een verplicht reductiedoel. Op de Energieraad van 30 september jl. is een aanvullend pakket maatregelen goedgekeurd dat onder meer verplichte elektriciteitsbesparing omvat. Daarnaast is er tussen de lidstaten nog discussie of er een prijsplafond op de import van Russisch pijpleidinggas moet komen. Het kabinet steunt een dergelijke maatregel. Op de Energieraad van 25 oktober is er een eerste gedachtewisseling geweest over het pakket aan energiemaatregelen dat de Commissie op 18 oktober jl. heeft gepubliceerd. Hierover wordt de Kamer nog nader geïnformeerd.
Additioneel heeft de Europese Commissie onlangs bij de EU-landen aangedrongen om vaart te zetten bij de bescherming van de vitale infrastructuur. De Commissie heeft daarbij vier sleutelsectoren aangewezen die prioriteit moeten krijgen: energie, de digitale infrastructuur, transport en ruimte. Daarbij kondigde de Commissie ook een onderzoek aan specifiek naar zeekabels vanwege de enorme strategische en maatschappelijke belangen.
Is er, indien er sprake is van opzet door een partij of land, sprake van schending van internationale verdragen, bijvoorbeeld het VN-zeerechtverdrag dat toeziet op bescherming van het marine milieu?
Om vast te stellen of sprake is van een schending van internationaal recht is nader onderzoek naar de toedracht van de explosies vereist, onder andere naar de vraag welke regels van internationaal recht van toepassing zijn op de situatie. De Zweedse, Deense en Duitse autoriteiten doen momenteel onderzoek naar de toedracht van de explosies bij Nord Stream 1 en 2.
Wat betekent het voor de veiligheid van andere (internationale) energie-infrastructuur, bijvoorbeeld de kabels voor windparken op zee, als er sprake is van opzet door een partij of land?
Eerder is aan deze Kamer gemeld dat vitale onderzeese infrastructuur zeer kwetsbaar is voor mogelijk spionage, evenals voor verstoring en sabotage.2
Wat zijn de gevolgen van deze explosie voor het veiligheidsassessment van onze eigen vitale infrastructuur in de Noordzee, zoals de pijpleidingen naar Noorwegen en de internetkabels vanuit de Verenigde Staten?
Deze explosie heeft aangetoond dat de onderzeese infrastructuur fysiek zeer kwetsbaar is en dat is zorgwekkend. Hoewel nog afhankelijk van de attributiekwestie laat daadwerkelijk sabotage van onderzeese vitale infrastructuur zien dat er intenties bestaan deze infrastructuur aan te grijpen. Het veiligheidsassessment verschilt bij de verschillende domeinen van de zee.
Bent u bereid de Noors-Nederlandse pijpleidingen te observeren en zo nodig te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke termijn?
Met betrekking tot de infrastructuur op de Noordzee, waaronder de Noors-Duitse en Noors-Nederlandse-Beligsche pijpleidingen is het kabinet alert op het risico en dreigingen tegen vitale infrastructuur op zee en het borgen van de continuïteit van de processen waar zij onderdeel van uit maken, waaronder gaslevering. Op de specifieke maatregelen die wij nemen wordt ingegaan in de Kamerbrief die uw Kamer samen met het antwoord op deze Kamervragen toeging.
Kunt u deze vragen met enige spoed en afzonderlijk beantwoorden?
In overleg met de Minister van Defensie en de Minister voor Klimaat en Energie heb ik er voor gekozen deze vragen gezamenlijk met de door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegde Kamerbrief aan u te sturen. Het betreft een complex dossier waarbij uitgebreide interdepartementale afstemming en internationale coördinatie met bondgenoten en partners wenselijk is om te komen tot nadere afspraken ten aanzien van de bescherming van cruciale infrastructuur op de Noordzee.
De door Poetin aangekondigde gedeeltelijke mobilisatie en het Europees verbod op toeristenvisa voor Russen |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kunt u reflecteren op het artikel «Russische Minister Lavrov beschuldigt het Westen van ongekende «russofobie»» van HLN van 24 september 2022?1
De Russische autoriteiten, onder wie Minister Lavrov, gebruiken het begrip «russofobie» in een poging de antiwesterse en nationalistische sentimenten in Rusland aan te wakkeren.
Herinnert u zich dat Poetin de aanval op Oekraïne rechtvaardigde met het verhaal dat Russischtaligen werden gediscrimineerd in Oost-Oekraïne en zelfs van genocide sprak? Aangezien het narratief van «russofobie» het verhaal is dat Poetin gebruikt om medestanders voor zijn oorlog te krijgen, welk effect zou het hebben als de Europese Unie (EU) haar grenzen opent voor de Russische mannen die het land ontvluchten omdat ze niet willen vechten voor Poetin en hen hartelijk verwelkomt?
De Russische media staan onder strikte controle van het Kremlin. Zeker sinds de Russische inval in Oekraïne is het beeld dat de Russische bevolking krijgt zeer gekleurd. Het feit dat Russische mannen het land proberen te verlaten verandert daar niets aan.
EU-lidstaten zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbeheer ten aanzien van de gemeenschappelijke buitengrenzen. Met inachtneming van het Unierecht, zoals de Schengengrenscode, bepalen lidstaten dus zelf wie zij toegang geven tot hun grondgebied. Daarbij dienen zij internationale verplichtingen na te leven, waaronder het beginsel van non-refoulement. Het kabinet steunt de in de EU gemaakte afspraak om te komen tot een gezamenlijke aanpak, waarbij zowel de internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen.
In EU-verband is afgesproken actief te werken aan het tegengaan van Russische desinformatie, waarbij wereldwijd aandacht wordt gevraagd voor de legitieme zelfverdediging van Oekraïne en het belang wordt benadrukt dat landen de grove Russische schending van de soevereiniteit en de territoriale integriteit Oekraïne veroordelen.
Welk effect zullen beelden hebben van vele Russische jonge mannen die dolgelukkig zijn dat ze de EU binnengelaten zijn? Bent u bereid om er bij uw collega’s op aan te dringen om als EU deze kans te benutten om het narratief van Poetin te ontkrachten?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u reflecteren op het item van het Jeugdjournaal over Rusland van zondag 25 september waarbij een Russische studente wordt opgepakt tijdens een interview met de journaliste van het Jeugdjournaal?
Het kabinet heeft grote zorgen om de vrijheid van meningsuiting in Rusland. In zijn mensenrechtenbeleid zet het kabinet zich in voor het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, ook in Rusland.
Bent u het ermee eens dat de Russen in Rusland niet veel tegen Poetin kunnen beginnen vanwege de harde consequenties van verzet?
Het is niet aan het kabinet hierover te speculeren.
Bent u het ermee eens dat elke Rus die het land verlaat niet tegen Oekraïne kan vechten en dat het in dat kader strategisch is om zoveel mogelijk Russische jongemannen te verwelkomen in de EU?
Het kabinet is van mening dat lidstaten zorgvuldig moeten beoordelen of personen die toegang willen tot hun grondgebied voldoen aan de voorwaarden. Dit geldt ook voor Russische staatsburgers. Zoals ook gesteld in antwoord op vraag 2 en 3, dienen bij deze beoordeling de EU-lidstaten zich te houden aan Europese en internationale regelgeving omtrent grensbeheer en waarborgen van fundamentele rechten. Verder, zoals ook eerder gesteld, pleit het kabinet voor een gecoördineerde en gebalanceerde aanpak op Europees niveau, onder leiding van de Europese Commissie, waarbij zowel de internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen.
Er zijn ook veiligheidsrisico’s verbonden aan het toelaten van grote groepen Russische mannen waarvan niet op voorhand te zeggen is of ze misschien door Poetin tussen de vluchtende massa zijn gezet om bijvoorbeeld in West-Europa aanslagen te plegen, welke ideeën heeft u om de bijkomende veiligheidsrisico’s te mitigeren?
De organisaties die in Nederland verantwoordelijk zijn voor veiligheid, grensbeheer en immigratie zijn alert op signalen van misbruik van de migratiestroom en asielprocedure en op mogelijke veiligheidsrisico’s.
Op de buitengrenzen voeren de Koninklijke Marechaussee (KMar) en politie grenscontroles uit conform EU-regelgeving. Onderdeel daarvan is ook dat derdelanders bevraagd worden in Europese en nationale datasystemen, waaronder het Schengeninformatiesysteem (SIS). Personen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid kunnen de toegang tot Nederland en daarmee het Schengengebied worden geweigerd.
Daarnaast zijn alle betrokken organisaties tijdens het asielproces alert op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Zo zijn de KMar en politie tijdens het identificatie- en registratieproces waakzaam op mogelijke Nationale Veiligheidssignalen en geven zij deze zo nodig door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten of grijpen zelf in. Vervolgens screent de IND asielzoekers op basis van onder andere de informatie uit het identificatie- en registratieproces, het aanmeldgehoor, eventuele informatie van derden en een naslag in sociale media en open bronnen. Deze screening ziet, naast op signalen met betrekking tot nationale veiligheid, ook op signalen die betrekking hebben op internationale misdrijven. Signalen kunnen ook later in het proces worden opgevangen door de organisaties in de keten en worden ook dan doorgegeven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, kan de IND vreemdelingrechtelijke maatregelen nemen.
Alle getroffen maatregelen binnen de migratieketen laten onverlet dat niet kan worden uitgesloten dat kwaadwillenden via de migratiestroom Europa binnenkomen en daarbij mogelijk ook misbruik van de asielprocedures kunnen maken.
Kunt u reflecteren op het artikel «Deel EU-landen zit met deserterende Russen in de maag» van de NOS van 24 september 2022?2
Het kabinet heeft begrip voor de zorgen van lidstaten aan de grenzen met Rusland op het gebied van veiligheid. Lidstaten zijn primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van grensbewaking. Met inachtneming van het Unierecht, zoals de Schengengrenscode bepalen lidstaten dus zelf wie zij toegang tot hun grondgebied geven. Daarbij dienen zij internationale verplichtingen na te leven, waaronder het beginsel van-refoulement. Op Europees niveau is besproken om gezamenlijk te komen tot een gebalanceerde en gecoördineerde aanpak, waarbij zowel internationale verplichtingen als veiligheidsaspecten in acht worden genomen. Het kabinet steunt deze aanpak. De Europese Commissie heeft vervolgens de richtsnoeren ten aanzien van visum- en grensbeleid aangepast, zie ook beantwoording vraag 11.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Van der Burg, heeft gezegd dat Russen die in Nederland aankomen niet worden teruggestuurd en hun asielprocedure mogen afwachten, maar hoe draagt dit bij aan de oplossing zolang de Europese landen aan de grens met Rusland de vluchtende Russen tegenhouden? Bent u het ermee eens dat er een Europese oplossing moet komen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het ermee eens dat de voormalige Sovjetlanden – die bovendien de meeste Oekraïense vluchtelingen opvangen – moeten worden ontzien en dat de Russische vluchtelingen door deze landen heen naar West-Europa moeten worden geloodst om daar opvang te vinden? Hoe kan de EU ervoor zorgen dat de Russische vluchtelingen eerlijk verdeeld worden over West-Europa en is het kabinet bereid hier actief aan mee te werken?
Het klopt dat er ook Russen richting andere buurlanden van Rusland reizen. Deze landen hebben zich niet tot het kabinet gewend met een hulpverzoek.
Bent u bereid om per direct bij uw Europese collega’s te pleiten voor een uitzondering op de opschorting van de visumversoepeling met Rusland voor Russische mannen tussen de 18 en 55 jaar net zoals dat er een uitzondering geldt voor familieleden van Europese burgers, journalisten, dissidenten en vertegenwoordigers van de burgersamenleving?
Het kabinet heeft ingestemd met de recente opschorting van de Visumfacilitatie-overeenkomst tussen de EU en Rusland, wat inhoudt dat alle privileges voor Russische visumaanvragers zijn vervallen en de regels uit de Visumcode weer onverkort van toepassing zijn. Alle mannelijke Russische visumaanvragers van 18–55 hiervan uitzonderen staat haaks op dat standpunt. Daarnaast wordt in de richtsnoeren van 30 september jl. door de Commissie benoemd dat de dienstplicht of dienstweigering op zichzelf onvoldoende reden zijn om op basis van humanitaire gronden een visum te verstrekken (punt 24, iii). Het is wel de inzet van het kabinet om de andere groepen die u noemt conform de EU-visumcode te blijven faciliteren. De visumcode en de richtsnoeren van de Commissie van 30 september jl. bieden hier ruimte voor en benoemen deze groepen expliciet (punt 32). Voor deze groepen blijft het mogelijk de visumleges te verlagen of te laten vervallen.
Dit laat onverlet dat het voor Russische burgers, ook mannen in de leeftijd van 18–55 jaar, mogelijk blijft om een visumaanvraag in te dienen voor Nederland. Wel geldt dat Nederland in Rusland zelf de reguliere visumverlening heeft moeten stilleggen, als gevolg van het besluit van de Russische autoriteiten om de Nederlandse diplomatieke staf uit te wijzen. Buiten Rusland kunnen Russische burgers nog wel een visumaanvraag indienen voor Nederland, mits zij bestendig verblijf hebben in dat derde land. Nederland beoordeelt iedere visumaanvraag op zijn eigen merites, overeenkomst de bepalingen van de Visumcode.
Nederlandse kennis over Australische oorlogsmisdaden in Afghanistan |
|
Jasper van Dijk , Alexander Hammelburg (D66) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel in NRC waarin gesteld wordt dat Nederlandse militairen al in 2010 wisten van een mogelijke Australische oorlogsmisdaad in Uruzgan, Afghanistan?1
Ja.
Is het juist dat een Special Report over dit voorval zoek is? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Defensie zoekt nog naar een rapport dat volgens de melder zou zijn opgemaakt. De zoekslag is nog niet voltooid. Op dit moment kan het bestaan van dit vermeende rapport niet worden bevestigd.
Herinnert u zich uw toezegging op 15 december 2020 om een inventarisatie uit te voeren om na te gaan of er «naar Nederlands oordeel geen aanleiding is om betrokkenheid bij de misstanden van Australische speciale eenheden aan te nemen»? Wat is de stand van zaken van deze inventarisatie? Wilt u deze inventarisatie met de Kamer delen?2
Ja.
De Kamer is op 19 mei 2021 geïnformeerd over de stand van zaken van de inventarisatie naar Nederlandse betrokkenheid bij de geconstateerde misstanden onder Australische speciale eenheden. Uit de inventarisatie zijn geen aanwijzingen van betrokkenheid van Nederlandse militairen bij de misstanden van de Australische speciale eenheden naar voren gekomen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2812). Dit komt overeen met Australische bevindingen uit 20203, waaruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn van Nederlandse betrokkenheid. Mocht er bij het ordenen van de archieven nieuwe, relevante informatie naar boven komen, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.
Wat is de stand van het onderzoek naar een binnengekomen mededeling?
Eerdere digitale zoekslagen en gesprekken met direct betrokkenen hebben niet geleid tot de vondst van het vermeende rapport. Voor vervolgacties verwijs ik u graag naar het «Actieplan missie-archieven Afghanistan»4 dat gelijktijdig aan uw Kamer is aangeboden.
Is het juist te concluderen dat deze kennis niet is gedeeld met Australische onderzoekers die in Nederland zeker vier mensen hebben gesproken over hun kennis van de feiten? Zo nee, wat hebben zij aan de Australische onderzoekers meegedeeld?
Defensie heeft destijds haar medewerking verleend aan het Australische onderzoek, maar is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de inhoud ervan. Inmiddels heeft recent contact met Australië5 geleid tot het opstarten van een onderzoek naar deze zaak.
Deelt u de opvatting dat Nederland altijd medewerking moet verlenen aan onderzoek naar (mogelijke) oorlogsmisdaden?
Ja, met inachtneming van de kaders voor internationale rechtshulp in strafzaken.
In welke mate vindt u dat de Kamer proactief geïnformeerd moet worden als er mogelijk sprake is van oorlogsmisdaden waar de Nederlandse krijgsmacht van op de hoogte was?
Voor Nederland staat naleving van het humanitair oorlogsrecht centraal en dit beperkt zich niet alleen tot het eigen militaire optreden. Daarom moeten meldingen over mogelijke schendingen hiervan, ook door een partnerland, altijd serieus worden onderzocht. Hierbij is van belang dat er duidelijkheid bestaat over het rapport om te voorkomen dat partijen ten onrechte worden beschuldigd.
Het bericht 'Norway oil safety regulator warns of threats from unidentified drones' en het bericht 'Duitse media: lek Nord Stream vrijwel zeker sabotage ‘door staat' |
|
Ruben Brekelmans (VVD), Peter Valstar (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kent u het bericht «Norway oil safety regulator warns of threats from unidentified drones»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de veiligheidsrisico's voor de Noorse offshore gasinfrastructuur in het licht van de spanning met Rusland en de Europese afhankelijkheid van dit gas?
Eerder is aan de Kamer gemeld2 dat er een specifieke dreiging uitgaat tegen vitale onderzeese infrastructuur, met activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage voor verstoring en sabotage. Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Het wegvallen van energie-infrastructuur die in gebruik is kan vergaande implicaties hebben voor de energievoorziening. Op dit moment werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het verbeterd in kaart brengen van kwetsbaarheden en weerbaarheidsmaatregelen van offshore data en energie infrastructuur in de Nederlandse wateren. Dit onderzoek helpt de rijksoverheid ook in het beter inschatten van veiligheidsrisico’s voor de Noorse offshore gasinfrastructuur.
Zijn er naast de meldingen van ongeïdentificeerde drones ook storingsmeldingen geweest aan Noorse gasinfrastructuur?
Nederland doet vanuit veiligheidsoverwegingen in principe nooit mededelingen over verdachte activiteiten.
Zijn dergelijke ongeïdentificeerde drones of andere verdachte activiteiten ook binnen de Nederlandse exclusieve economische zone gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er ten tijde van de dronemeldingen Russische schepen (privaat of van de overheid) in de buurt van de gasinstallaties gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn er aanwijzingen dat aan Rusland te linken schepen in de buurt van de Noorse installaties varen die hun identificatie-apparatuur uit hebben staan?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft Rusland de afgelopen jaren met marineschepen of onderzoeksschepen in de buurt van Noorse installaties gevaren, zoals dat ook gebeurt bij datakabels?
Die mogelijkheid bestaat, maar hierover heeft het kabinet geen specifieke informatie. Russische marine- en onderzoeksschepen zijn in het algemeen actief in de noordelijke zeeën.
Welke stappen worden er gezet door Noorwegen en bondgenoten, onder meer in NAVO-verband, om de gasinfrastructuur extra te beveiligen en schepen van de Russische marine en andere aan de Russische staat gelieerde instellingen in deze regio te monitoren?
Noorwegen heeft de bewaking van gasinfrastructuur door marine en luchtmacht verhoogd. Het Noorse leger is ingezet om te assisteren bij de bewaking van een aantal locaties op land. De NAVO heeft haar maritieme presentie in de Noordzee en Oostzee vergroot. Zr.Ms. Tromp speelt hierbij een belangrijke rol als vlaggenschip van het NAVO-vlootverband in deze regio.
Deelt u de mening dat indien Noorwegen daar behoefte aan heeft en er reëele veiligheidsrisico’s zijn, er een NAVO-taak ligt om de gasinfrastructuur te beveiligen?
Eerder is aan de Kamer gemeld3 dat er een specifieke dreiging uitgaat tegen vitale onderzeese infrastructuur, met activiteiten die duiden op spionage en op voorbereidingshandelingen voor verstoring en sabotage voor verstoring en sabotage.4 Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Gezien het grensoverschrijdende karakter van infrastructuur op zee is internationale samenwerking, in NAVO en EU verband essentieel. Vorige week is bij de NAVO Ministers van Defensie afgesproken om de weerbaarheid van deze infrastructuur en inlichtingensamenwerking te versterken.
Welke voorzorgsmaatregelen hebben Noorwegen, Nederland en de andere aan de Noordzee gelegen landen genomen om dergelijke activiteiten te monitoren dan wel tegen te gaan?
Noorwegen heeft op 6 oktober jl. beperkingen opgelegd aan Russische vissersschepen. Ze mogen enkel in drie havens komen en worden gecontroleerd. Op de Nederlandse maatregelen wordt ingegaan in de Kamerbrief die uw Kamer samen met het antwoord op deze Kamervragen toeging.
Kent u het bericht «Duitse media: lek Nord Stream vrijwel zeker sabotage «door staat»»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de storingen en lekkages rond de Nord Stream 1-pijpleiding?
De Zweedse, Deense en Duitse autoriteiten onderzoeken de toedracht van de explosies bij Nord Stream 1 en 2. Deze onderzoeken zullen moeten uitwijzen wie verantwoordelijk is. Terwijl deze onderzoeken nog lopen is het niet verstandig te speculeren over mogelijke daders of belanghebbenden.
Is het mogelijk dat de schade aan de pijpleiding door sabotage op de zeebodem is veroorzaakt, in plaats van handelen aan het Russische beginstuk?
Zie antwoord vraag 12.
Welke risico’s ziet u voor de onderzeese verbindingen voor gas en elektriciteit, zoals de gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland?
Eerder is aan de Kamer gemeld6 dat vitale onderzeese infrastructuur zeer kwetsbaar is voor mogelijk spionage, evenals voor verstoring en sabotage. Er is dus een reëel veiligheidsrisico. Het wegvallen van energie-infrastructuur die in gebruik is kan vergaande implicaties hebben voor de energievoorziening. Op dit moment werkt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het verbeterd in kaart brengen van kwetsbaarheden en weerbaarheidsmaatregelen van offshore data en energie infrastructuur in de Nederlandse wateren. Dit onderzoek helpt de rijksoverheid ook in het beter inschatten van veiligheidsrisico’s voor de Noorse offshore gasinfrastructuur en de Zweedse electriciteitsinfrastructuur.
Zijn er voorafgaand aan de storing bij Nord Stream 1 en 2 Russische schepen (privaat of van de overheid) in de buurt van de gasinstallaties gesignaleerd?
De Oostzee is een drukbevaren zee met een aantal belangrijke Russische civiele en marinehavens. De Russische marine oefent routinematig, ook in de omgeving van de gaspijpleidingen en electriteitskabels. Het is moeilijk aan te geven of activiteit te maken heeft met reguliere oefeningen of een ander doel dienen.
Zijn er aanwijzingen dat aan Rusland te linken schepen in de buurt van gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland varen, en zich daar langer ophouden dan voor normale doorvaart noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 15.
Heeft Rusland de afgelopen jaren met marineschepen of onderzoeksschepen in de buurt van gaspijpleidingen van Noorwegen naar Europese landen en de elektriciteitskabel tussen Zweden en Duitsland gevaren, zoals dat ook gebeurt bij datakabels?
Zie antwoord vraag 15.
Het voortbestaan van een onrechtmatige toestand van huwelijkse gevangenschap en de mogelijke verjaring |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van een zaak die draaide om de afwikkeling van een huwelijkse gevangenschap, waarin de rechter bepaalde dat het slachtoffer geen beroep kon doen op schending van de onrechtmatige daad, omdat er sprake zou zijn van verjaring?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voortbestaan van de onrechtmatige toestand van huwelijkse gevangenschap eigenlijk niet zou moeten kunnen verjaren, juist omdat het al zo lang duurt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hier aan?
Graag stel ik voorop dat het niet aan mij is om een oordeel uit te spreken over deze rechterlijke beslissing. Zeker niet nu, zoals ik heb begrepen, tegen deze beslissing hoger beroep is ingesteld. Los van die beslissing merk ik graag het volgende op.
De maatschappelijke plicht tot medewerking aan het tenietdoen van een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis zal met het Wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen (35 348) wettelijk worden verankerd. Dat wetsvoorstel ligt voor behandeling gereed in de Eerste Kamer, in afwachting van de novelle Tegengaan Huwelijke gevangenschap (36 123) waarvan een nota naar aanleiding van het verslag op 13 oktober door uw Kamer is ontvangen. Het wetsvoorstel regelt dat wanneer een partij verzoekt om het teniet doen van een dergelijke verbintenis, de andere partij daaraan in beginsel dient mee te werken. Een partij zal deze medewerking kunnen afdwingen door bij de rechter nakoming van deze wettelijke verplichting te vorderen. Nu het hier gaat om een wettelijke verplichting van familierechtelijke aard, zijn de verjaringsregels niet zomaar van toepassing; dit is enkel het geval voor zover de betrokken rechtsverhouding zich daartegen niet verzet. In dit geval is duidelijk dat de rechtsverhouding zich wel verzet tegen toepassing van deze regels. Het kan nooit, en dus ook niet na verloop van tijd, van iemand worden gevergd dat hij blijft vastzitten in een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis die hij niet wenst.
Is bekend hoeveel vrouwen de afgelopen jaren op basis van een toevoeging hebben geprocedeerd om een einde te maken aan hun huwelijkse gevangenschap? Zo ja, hoeveel gevallen betreft dit?
Nee, dat kan niet worden afgeleid uit de gegevens die de Raad voor Rechtsbijstand bijhoudt. De registratie van de afgifte van een toevoeging in dat soort zaken gebeurt op een restcode waar ook andere soorten toevoegingen op worden geregistreerd.
Bent u bereid om de puntenvergoeding voor advocaten bij zaken omtrent huwelijkse gevangenschap uit te breiden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Per 1 januari 2022 is de puntenvergoeding voor zaken die zien op huwelijkse gevangenschap verhoogd van 11 naar 19 punten met de uitvoering van scenario 1 van de Commissie van der Meer. Een geschil over de ontbinding van een religieus huwelijk waarbij de Nederlands rechter bevoegd is, bijvoorbeeld een Nikaah of een Sharia huwelijk, wordt bovendien door de Raad voor Rechtsbijstand toegevoegd onder code O010 (geschil onrechtmatige daad). Dit betreft een (algemene) zaakcode waar vele verschillende geschillen onder vallen. Het verhogen van de vergoeding sec voor huwelijkse gevangenschap is om deze redenen niet wenselijk.
Vindt u het terecht dat een slachtoffer van huwelijkse gevangenschap überhaupt kosten moet maken om de huwelijkse gevangenschap bij de rechter aan te kaarten? Zo ja, waarom?
Ja, volgens de systematiek van de Wet op de rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand is iedere rechtszoekende bij het verkrijgen van gesubsidieerde rechtsbijstand een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de rechtszoekende.
Hoeveel vrouwen hebben een beroep gedaan op bijstand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om hun huwelijkse gevangenschap te beëindigen? Heeft het ministerie voldoende capaciteit om iedereen adequaat bij te staan? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) verleent consulaire bijstand aan Nederlanders in nood, waaronder slachtoffers van huwelijkse gevangenschap, huwelijksdwang en achterlating. Het aantal meldingen van huwelijkse gevangenschap in het buitenland wordt niet separaat geregistreerd. Bij een melding van huwelijkse gevangenschap in het buitenland beoordelen BZ en het Landelijk Knooppunt voor Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) de hulpvraag. Vanuit consulaire dienstverlening is het handelingsperspectief bij huwelijkse gevangenschap beperkt. Als er sprake is van een strafbaar feit valt dit onder de jurisdictie van het land in kwestie. De Nederlandse overheid kan daar niet in treden. In veel gevallen adviseren BZ en LKHA om in het land zelf juridische bijstand te zoeken.
Bent u bereid ook in internationaal verband aandacht te vragen voor de problematiek van huwelijkse gevangenschap en ook te kijken hoe met andere landen beter samengewerkt kan worden om huwelijkse gevangenschap uit te bannen? Zo ja, op welke momenten en hoe gaat u dit precies doen? Zo nee, waarom niet?
BZ kijkt regelmatig naar verdere mogelijkheden voor samenwerking met andere landen in het verlenen van consulaire bijstand. Zo is het onderwerp huwelijksdwang en achterlating recent mede op initiatief van Nederland besproken in de EU raadswerkgroep voor consulaire zaken. Samen met andere lidstaten wordt gekeken waar we intensiever samen kunnen werken en informatie en ervaringen onderling kunnen delen, hierbij zal BZ ook aandacht vragen voor het onderwerp huwelijkse gevangenschap. Zoals toegezegd in het mensenrechtendebat van 20 oktober zal de Minister van Buitenlandse Zaken dit onderwerp, waar dat past, onderdeel maken van de bilaterale dialoog.
Wat heeft u gedaan met de aanbeveling van het Verenigde Naties (VN)-Vrouwenrechtencomité om rechters, Openbaar Ministerie en politie te trainen in het onderwerp van huwelijkse gevangenschap?2
Binnen de beroepsgroep van rechters en advocaten bestaat reeds aandacht voor het thema huwelijkse gevangenschap in de vorm van studiedagen en publicaties in vaktijdschriften. Daarnaast bouwt de politieacademie en het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) jaarlijks bij duizenden politieambtenaren de kennis en expertise op over schadelijke praktijken, waaronder huwelijkse gevangenschap. Door het LEC EGG worden ook presentaties over schadelijke praktijken verzorgd aan de medewerkers van de ketenpartners. Middels een piketregeling is er voorts 24/7 een specialist op het thema beschikbaar. Aanvullend hierop worden er door het LEC EGG lesboeken gemaakt die aan politieambtenaren gratis beschikbaar worden gesteld.
Bent u bereid om mogelijkheden te onderzoeken hoe slachtoffers van huwelijkse gevangenschap nu en in de toekomst beter, financieel en juridisch, ondersteund kunnen worden?
Onder de actieagenda schadelijke praktijken zijn (en worden) diverse maatregelen ingezet om slachtoffers van schadelijke praktijken nu en in de toekomst beter te beschermen en ondersteunen. Uw Kamer wordt deze maand geïnformeerd over de voortgang. Aanvullend hierop wordt door middel van het Wetsvoorstel tegengaan huwelijkse gevangenschap de maatschappelijke plicht tot medewerking aan het tenietdoen van een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis wettelijk verankerd. Dit versterkt de juridische positie van een slachtoffer van huwelijkse gevangenschap.
Groeiende uitgaven van bedrijven voor de lobby in Brussel |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport van lobbywaakhond Corporate Europe Observatory, waaruit blijkt dat de 50 bedrijven met het grootste lobbybudget in 2022 nu reeds 120 miljoen euro hebben uitgegeven om beleid te beïnvloeden?1
Het rapport gaat met name in op de toename in 2022 van het totale lobbybudget van de 50 bedrijven met het hoogste lobbybudget in de EU ten opzichte van het lobbybudget in 2015. Het kabinet is van mening dat het individuele bedrijven vrij staat om te bepalen of en hoe zij invulling geven aan lobbyactiviteiten als onderdeel van de bedrijfsvoering. Het is voor het kabinet met name van belang dat interacties tussen EU-instellingen en lobbyisten plaatsvinden volgens de bestaande regels, zoals bijvoorbeeld gedragscodes en het verplichte transparantieregister.
Erkent u dat dit een exorbitante stijging is ten opzichte van de uitgaven uit 2015 (van 90 naar 120 miljoen euro, een verhoging met een derde)?2
Het is niet aan het kabinet om hier een inhoudelijk oordeel over te vellen.
Deelt u de mening dat deze toename uitwijst dat de bedrijvenlobby effectief en lonend is?
De omvang van het lobbybudget als zodanig zegt niets over de effectiviteit van de lobbyactiviteiten. De inbreng van bedrijven bij de totstandkoming van nieuwe wetgeving en beleid is slechts een onderdeel van een traject met vele betrokkenen.
Wat vindt u ervan dat met name Big Tech (Apple, Google en Meta) het lobbybudget heeft opgekrikt?
Het staat individuele bedrijven vrij om te bepalen of en hoe zij invulling geven aan lobbyen als onderdeel van hun werkzaamheden. Het is voor het kabinet met name van belang dat interacties tussen EU-instellingen en lobbyisten plaatsvinden volgens de bestaande regels, zoals gedragscodes en het verplichte transparantieregister. Het naleven van deze regels zorgt dat de verschillende belangen transparant zijn en zorgvuldig worden gewogen bij de totstandkoming van nieuw beleid.3
Erkent u dat de invloed van NGO’s veel kleiner is dan het grootbedrijf (1867 tegenover 3266 lobbybijeenkomsten)? Wat onderneemt u om dit meer in balans te brengen, conform de motie-Van Dijk (35 663, nr. 19)?
Op basis van het aantal georganiseerde lobbybijeenkomsten kan niet geconcludeerd worden dat de invloed van het grootbedrijf groter zou zijn dan de invloed van NGO’s. Het is voor het kabinet vooral van belang dat interacties tussen lobbyisten en EU-instellingen plaatsvinden volgens de bestaande regels, zoals het verplichte transparantieregister en gedragscodes.
In de motie van Dijk (35 663, nr. 19) wordt verwezen naar de gesprekken die de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU voert. In april jl. publiceerde de Permanente Vertegenwoordiging een gesprekkenlijst over de periode 2020–2021 naar aanleiding van een WOB-verzoek.4 Verreweg de meeste gesprekken van de Permanente Vertegenwoordiging zijn met de EU-instellingen of met vertegenwoordigers van andere lidstaten. Daarnaast staat de Permanente Vertegenwoordiging ook open voor contacten met andere belanghebbenden wanneer zij daartoe het initiatief nemen, zoals maatschappelijke organisaties, vakorganisaties, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
Het kabinet acht het noodzakelijk dat de Nederlandse diplomaten in Brussel met verschillende stakeholders spreken om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van belangen die relevant zijn voor besluitvorming. Dit is nadrukkelijk onderdeel van het takenpakket van de Permanente Vertegenwoordiging. Nederlandse diplomaten zijn daarbij goed in staat om de positie en achtergronden van de verschillende stakeholders op waarde te schatten en daarmee rekening te houden.
Hoe maakt u de lobby van het grootbedrijf transparanter en wat doet u om hun invloed binnen de perken te houden?
Zoals bekend wordt door Nederland een actieve agenda gevoerd om het
transparantiebeleid van de EU te moderniseren en de EU besluitvormingsprocedure inzichtelijker en toegankelijker te maken. Zo heeft het kabinet in het onderhandelingstraject rondom het verplichte transparantieregister ingezet op het transparanter maken van de interacties tussen belangenvertegenwoordigers en de Europese instellingen. Mede dankzij het verplichte transparantieregister zijn er meer data beschikbaar over en inzage in deze interacties. Dit maakt onderzoek naar de interacties mogelijk, zoals ook dit onderzoek van Corporate Europe Observatory.