Geweld in Tibet |
|
Harry van Bommel |
|
Kunt bevestigen dat in Tibet, in de omgeving van het klooster Kirte, operaties zijn uitgevoerd door de Chinese politie en dat daarbij 300 mensen zijn gearresteerd? Indien nee, wat zijn naar uw informatie dan de feiten?12
Aangezien in de omgeving van het Kirti klooster reisbeperkingen gelden voor buitenlanders, beschik ik niet over feitelijke informatie uit eigen bronnen. NGO’s, zoals de International Campaign for Tibet, bevestigen het beeld zoals geschetst in de media.
Is het waar dat de Chinese regering een «wettelijke opvoedingscampagne» in Tibet is begonnen? Zo ja, deelt u de mening dat een dergelijke campagne in strijd is met de vrije ontwikkeling van de bevolking van Tibet? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
De Chinese overheid heeft in het verleden burgers die protesteerden tegen het centrale overheidsbeleid verplicht «patriottische educatie» te volgen. De Chinese autoriteiten zetten daarmee deze personen onder druk om de overheidsvisie op de samenleving, op de rol van de communistische partij en op de rol van de burger te aanvaarden. Zodoende hoopt de overheid dat burgers hun verzet tegen het Chinese beleid opgeven. Dit is onverenigbaar met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van religie en geloofsovertuiging. Het is niet uitgesloten dat een dergelijke campagne momenteel wordt uitgevoerd.
Bent u bereid rechtstreeks bij de Chinese autoriteiten te informeren naar het lot van de arrestanten en een rechtsstatelijke behandeling te bepleiten met inbegrip van vrijlating voor geweldloze activisten?
De EU heeft aan de Chinese autoriteiten naar aanleiding van de berichten over het Kirti-klooster haar zorgen overgebracht, in het bijzonder over de vermeende sterfgevallen, mishandelingen en massadetentie van monniken. De EU heeft daarbij aangedrongen op opheldering over de huidige situatie en toegang tot het gebied zodat de berichten kunnen worden geverifieerd.
Nederland stelt in contacten de zorgen over de mensenrechtensituatie in China aan de orde. Ten aanzien van de situatie van Tibetanen gebeurde dat bijvoorbeeld op 31 maart jl. tijdens het bezoek van een delegatie van Chinese Tibet-deskundigen onder leiding van de directeur van het Institute of Ethnology and Anthropology van de Chinese Academy of Social Sciences, in aanwezigheid van de Chinese ambassadeur.
Is het waar dat de in 1995 tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeelde Jigme Gyatso ernstig ziek is vanwege de slechte behandeling en marteling in de Qushui-gevangenis in Lhasa? Bent u bereid rechtstreeks bij de Chinese autoriteiten te pleiten voor onmiddellijke vrijlating? Indien nee, waarom niet?
De EU heeft de Chinese autoriteiten gevraagd Jigme Gyatso vrij te laten vanwege zijn gezondheid en zal dat blijven doen.
Erkenning van Palestijnse staat als pressiemiddel |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Kent u het bericht «France considers recognizing Palestinian state»?1
Ja.
Deelt u de mening, dat erkenning van een Palestijnse staat een buitengewoon slecht pressiemiddel is om het Midden-Oosten vredesproces te stimuleren en geheel buiten beschouwing moet blijven, voordat het Midden-Oosten vredesproces heeft geresulteerd in een alomvattend vredesakkoord? Zo nee, waarom niet?
Wilt u zo spoedig mogelijk uw Franse en andere Europese collega’s er van overtuigen dat iedere uitlating over een eventuele premature erkenning van een Palestijnse staat slechts contraproductief kan zijn? Zo neen, waarom niet?
Nederland is voorstander van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen. Een tweestaten-oplossing, met als uitgangspunt de grenzen van voor juni 1967, vormt hierbij het uitgangspunt. Partijen, noch de internationale gemeenschap dienen daar op vooruit te lopen. Unilaterale stappen dragen niet bij aan het proces. Het is nu van het grootste belang om de impasse in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) te doorbreken en de rechtstreekse onderhandelingen zo snel mogelijk te hervatten. De Nederlandse positie is welbekend bij de meest betrokken landen, waaronder de lidstaten van de Europese Unie. De regering draagt deze opvatting in al haar contacten uit, zo ook tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken op 23 mei a.s. waar het MOVP staat geagendeerd.
Wilt u bevorderen dat de Europese Unie, als lid van het zogenaamde Kwartet, iedere suggestie over een erkenning van een Palestijnse staat achterwege laat voordat het midden-oosten vredesproces heeft geresulteerd in een alomvattend vredesakkoord?
De politiek onrustige situatie in Burkina Faso |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten over de onrustige situatie in Burkina Faso?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de oplopende politieke spanningen in het land?
Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de situatie in Burkina Faso zich zal ontwikkelen. Van een massaal en coherent volksprotest gericht tegen de president of zijn regering is op dit moment geen sprake. De huidige spanningen en sociale onrust komen voor een groot deel voort uit onvrede over de rechtsongelijke behandeling van politie en militairen en over oplopende voedselprijzen als gevolg van de crisis in Ivoorkust.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat president Blaise Compaoré een nieuwer en kleiner kabinet heeft aangewezen? Deelt u de mening dat de spanningen door deze ontwikkeling juist zullen toenemen?
Uit het feit dat de president ervoor heeft gekozen 16 nieuwe ministers te benoemen kan worden afgeleid dat hij de noodzaak onderkent om de regering te vernieuwen en hiermee het vertrouwen van de bevolking terug te winnen. Ik deel dan ook niet de mening dat deze ontwikkeling zal leiden tot toenemende spanningen. Daar komt bij dat het aantal bewindspersonen is teruggebracht van 38 tot 29, wat mogelijk bij kan dragen tot betere kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van het optreden van de Burkinese regering.
Deelt u de mening dat er een rol weggelegd is voor de internationale gemeenschap in het voorkomen van een verdere escalatie van spanningen in het land?
De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Djibril Bassolet, heeft binnen een week al tweemaal overleg gevoerd met de diplomatieke gemeenschap in Burkina Faso met het doel hen te informeren over de situatie in het land en over de voorgenomen maatregelen om de rust te laten terugkeren. Hij staat bekend als een goed onderhandelaar in conflictsituaties vanuit zijn vroegere functie als UN-AU gezant in Darfur. Duidelijk is inmiddels dat de nieuwe regering steun zal zoeken bij de internationale donorgemeenschap voor de aangekondigde maatregelen in verband met de oplopende voedselprijzen.
Op welk wijze kan Nederland zowel rechtstreeks als via de Europese Unie (EU) en andere internationale fora bijdragen aan de-escalatie en conflictpreventie in Burkina Faso? Welke internationale donoren kunnen daarbij een rol spelen? Bent u bereid daartoe stappen te ondernemen? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren voor het algemeen overleg op 18 mei a.s. over de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking?2
Nederland voert, samen met andere EU-partners, een intensieve politieke dialoog met de regering van Burkina Faso (zie vraag 4). Hierbij komen ook de actuele ontwikkelingen uitdrukkelijk aan de orde. Daarnaast dragen internationale donoren, waaronder ook Nederland, bij aan de noodzakelijke politieke en economische hervormingen. De EU zal Burkina Faso blijven steunen via het Europees Ontwikkelingsfonds waaraan Nederland bijdraagt.
Ook heeft de Wereldbank een groot programma in Burkina Faso dat zich richt op vermindering van armoede.
Een schadeclaim |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat een schadeclaim is ingediend tegen zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als het ministerie van Defensie door iemand die stelt voor de militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) in Afghanistan te hebben gewerkt? Zo ja, voor welk bedrag? Is het waar dat het om minstens vijf miljoen euro gaat?1
In het openbaar kunnen geen mededelingen worden gedaan over operationele aangelegenheden van de MIVD. Desgevraagd kan de commissie IVD van uw Kamer worden geïnformeerd.
Is het waar dat bedoelde persoon, I.A., in Uruzgan voor de MIVD of voor andere diensten van de krijgsmacht heeft gewerkt? Zo nee, voor wie heeft hij dan gewerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Is het tevens waar dat I.A. in 2006 is gevraagd contact te leggen met Taliban-opstandelingen? Om hoeveel personen ging het daarbij? Wat was het doel van deze gesprekken? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat in 2007 door medewerkers van de MIVD aanvalswapens zoals AK47-machinepistolen, munitie en raketwerpers zijn besteld bij I.A.? Is het waar dat met wapens aanvallen op terroristische groeperingen zijn uitgevoerd? Zo ja, wanneer en op wie?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat als gevolg van de werkzaamheden van I.A. en de MIVD een aanslag in Nederland is voorkomen? Is dat feit op de een of andere manier al aan de Kamer gemeld? Zo ja, wanneer? Zo nee, waar gaat het om en bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert de minister van Defensie zich de woorden dat er wel een lijst van gezochte personen bestaat en dat hij «er aan hecht om de scheeftrekking door het woord «dodenlijst» weg te nemen», waarbij hij tevens benadrukte dat mulah Dadula kort daarvoor, half mei 2007, dodelijk was uitgeschakeld?2 Is het waar om te concluderen dat de dood van mulah Dadula te maken heeft met de operatie van de MIVD zoals door I.A. aangeduid? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover, desnoods vertrouwelijk, te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat MIVD medewerkers Ben K., Jos S. en Martin G. op 22 mei 2007 op non-actief zijn gezet? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat I.A., na het op non-actief stellen van MIVD medewerkers onder leiding van Ben K., zelf een aantal informanten runde? Kunt u de Kamer, desnoods vertrouwelijk, informeren hoe de MIVD deze mensen aanstuurde?
Zie antwoord vraag 1.
Is het tevens waar dat I.A. melding heeft gemaakt van twee bermbommenfabriekjes in Uruzgan die o.l.v. Bosniërs werden gedreven? Wat is uw reactie op de bewering dat «vijf tot zes militairen zijn omgekomen omdat de MIVD niet volgens de regels heeft gewerkt.»?
ISAF heeft verschillende bommenfabrieken opgerold. Bij dergelijke operaties kan gebruik worden gemaakt van informatie van beschermde bronnen. In het openbaar kunnen geen mededelingen worden gedaan over bronnen en overige operationele aangelegenheden van de MIVD.
De inzet Nederlandse militairen in Sahel-landen |
|
Harry van Bommel , Ewout Irrgang , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat de Flintlock-operatie in het kader van terrorismebestrijding wordt uitgevoerd en deel uitmaakt van de Operatie Enduring Freedom Trans Sahara? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?1
Met het oog op de gereedstelling en de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht is het van belang dat de operationele eenheden op het juiste niveau worden getraind. Eenheden van alle krijgsmachtdelen nemen daarom frequent deel aan (inter)nationale trainingen en oefeningen om met een zo kort mogelijke voorbereidingstijd operationeel te kunnen worden ingezet. In het bijzonder voor Special Forces geldt dat zij hun specifieke vaardigheden onder realistische omstandigheden moeten kunnen beoefenen. Deelneming aan hoogwaardige internationale meerdaagse oefenprogramma’s biedt daartoe een belangrijke mogelijkheid. In dit licht moet ook de deelneming van Nederlandse militairen aan het zogenoemde oefenprogramma Flintlock worden gezien.
Dit programma behelst een reeks van oefeningen en maakt deel uit van het oefenprogramma van de Verenigde Staten in Afrika. Flintlock wordt gepland door het Africa Command (AFRICOM) en uitgevoerd door het Special Operations Command Africa (SOCAFRICA). De algemene doelstelling van het oefenprogramma is het trainen van het tactische en operationele militaire niveau van Afrikaanse strijdkrachten, het vergroten van de samenwerking en de interoperabiliteit tussen de landen en het uitbreiden van de capaciteiten opdat de landen zelf beter in staat zijn terrorisme in de regio te bestrijden. De trainingsactiviteiten richten zich op het aanleren en verbreden van militaire vaardigheden op pelotonsniveau, zoals patrouilleren, navigeren, schieten en het inrichten van controleposten.
In organisatorische zin is het Flintlock-oefenprogramma onderdeel van het door het Amerikaanse State Department ontwikkelde Trans-Sahara Counter Terrorism Partnership (TSCTP). Het TSCTP beoogt (de uitbreiding van) terrorisme in de Trans-Sahara landen tegen te gaan. Het betreft een partnerschap van de Verenigde Staten, Algerije, Marokko, Tunesië, Tsjaad, Mali, Mauritanië, Burkina Faso, Niger, Nigeria en Senegal. Het militaire aandeel aan TSCTP noemen de Amerikanen Operation Enduring Freedom Trans-Sahara (OEF TS). Dit behelst een scala van militaire activiteiten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het inzetten van joint planning assistance teams, mobile training teamsencivil-military support elements en het uitvoeren vaninternational military education training en van senior leader engagement. Het oefenprogramma Flintlock is een specifiek onderdeel hiervan.
Voor Nederland geldt dat aan Flintlock wordt deelgenomen omdat het programma een unieke mogelijkheid biedt om onder klimatologisch en geografisch uitdagende omstandigheden in Afrika te trainen. Ook biedt de oefening kansen om de samenwerking en informatie-uitwisseling met internationale partners te bevorderen. Ten slotte kunnen Nederlandse militairen zich dankzij de oefening bekwamen in het trainen van militaire eenheden, in dit geval van Afrikaanse landen. Dat de Nederlandse eenheden met hun deelneming ook hebben bijgedragen aan de regionale capaciteit voor terrorismebestrijding is een positief aspect van de oefening, maar niet het hoofddoel van de Nederlandse bijdrage.
Nederland heeft vanaf 2007 in wisselende samenstellingen en op verschillende locaties deelgenomen aan de Flintlock-oefeningen.
Is het waar dat Nederland vanaf 2005 betrokken is bij de operatie Flintlock?2 Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Kunt u een overzicht geven van de Flintlock-operaties van de afgelopen jaren waaraan Nederland heeft deelgenomen? Hoeveel Nederlandse militairen namen deel en wat waren de doelen van de afzonderlijke operaties? Zijn de doelen gehaald? Welke taken hadden de Nederlands militairen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de operatie is opgezet in het kader van het Amerikaanse Special Forces Commando voor Afrika (JSOFT-S)? Is het waar dat het om een multinationale militaire activiteit gaat waarbij Nederland deelneemt aan een Multinationaal Coördinatiecentrum? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Ja, de Flintlock-oefeningen worden uitgevoerd door de Joint Special Operations Task Force Trans-Sahara (JSOTF-TS), die deel uitmaakt van SOCAFRICA.
Net als de andere deelnemende landen was Nederland gedurende de oefeningen vertegenwoordigd in het Multinational Coordination Centre (MCC), eerst als waarnemer en later als deel van deze oefenstaf. Het MCC is verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het oefenscenario, de aansturing van de veldoefeningen en de organisatie van trainingen voor de eigen staf.
Is het waar dat vuurgevechten niet zijn uit te sluiten tijdens Flintlock? Hoeveel tic’s (troops in contact) heeft Nederland gehad vanaf 2005 tijdens Flintlock? Deelt u de opvatting dat oefeningen waarbij vuurgevechten niet zijn uit te sluiten ook aan de Tweede Kamer moeten worden gemeld? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet?3 Zo ja, op welke wijze gaat u dat vormgeven?
De oefeningen worden uitgevoerd op militaire oefenterreinen, militaire kazernes en locaties die als zodanig herkenbaar en afgeschermd zijn. Er hebben zich geen incidenten of vuurgevechten voorgedaan tijdens de Flintlock-oefeningen.
Is het tevens waar dat tijdens deze oefening ook militairen van diverse Afrikaanse landen zijn opgeleid? Zo ja, om welke landen ging het precies en voor wat voor soort functies werden deze militairen opgeleid?
Zie antwoord vraag 1.
Welke landen nemen aan deze operaties deel? Is het waar dat niet ieder deelnemend land aan deze operatie bekend wil maken dat het meedoet? Wat is de reden van deze geheimhouding?4
De Flintlock-oefeningen worden gepland en uitgevoerd door Special Forces van genoemde landen. Bij een aantal van deze landen is het een standaardprocedure niet actief te communiceren over (oefen)activiteiten van speciale eenheden.
Waarom is Nederlandse deelname niet aan de Kamer meegedeeld en is evenmin gewerkt in het kader van een artikel 100-procedure?5 Is deelname van Nederlandse militairen door de Militaire Kerngroep Speciale Operaties (MKSO) beslist? Zo ja, wanneer? Zo nee, door welke minister is tot deze operatie beslist?
Aangezien de Nederlandse militaire inzet betrekking heeft op een oefening wordt de Kamer daarover niet geïnformeerd.
Het ministerie van Defensie beslist over de deelneming aan militaire oefeningen en consulteert het ministerie van Buitenlandse Zaken voor advies over de buitenlandpolitieke aspecten. De MKSO besluit niet over oefeningen.
Welke politieke prioriteit geeft u aan het opleiden van Afrikaanse militairen en special forces? Wanneer en op welke wijze is deze beleidslijn aan de Kamer voorgelegd?
De oefeningen hebben tot doel de krijgsmacht op het gewenste operationele niveau te brengen dan wel te houden. Van geval tot geval wordt bezien onder welke omstandigheden en met welke partners de beoogde oefendoelstellingen zo goed mogelijk kunnen worden verwezenlijkt. Zoals in antwoord op vragen 1, 2 en 5 al is verwoord, is Flintlock zeer geschikt om Nederlandse Special Forces in internationaal verband te trainen. Een oogmerk van de inzet van Nederlandse militairen in Afrika in bredere zin is overigens het opbouwen van Afrikaanse (institutionele) capaciteit ten behoeve van de veiligheidssector opdat de zelfredzaamheid van Afrikaanse landen wordt vergroot en de behoefte aan internationale defensieondersteuning afneemt. De Nederlandse bijdrage aan het ACOTA-programma waarbij Afrikaanse vredestroepen worden getraind ter voorbereiding op de inzet in regionale vredesmissies is daarvan een voorbeeld, zie Kamerstuk 22 831, nr. 61.
Deelt u de opvatting dat deze operatie de militarisering van politieke problemen in de Sahel-landen in de hand werkt? Deelt u tevens de mening dat de aanwezigheid van Nederlandse en andere Westerse troepen verdere weerstand op kan wekken? Zo nee, waarom niet?
De Flintlock-oefeningen maken deel uit van een uitgebreid partnerschapprogramma. De planning, voorbereiding en uitvoering van deze oefeningen verlopen in nauwe samenwerking en in goed overleg met de genoemde Trans-Saharalanden. Het hoofddoel van Nederlandse deelneming is dat met Flintlock-oefeningen in de specifieke landen de Nederlandse speciale eenheden in staat worden gesteld om onder unieke geografische en klimatologische omstandigheden te trainen en de interoperabiliteit met partners in deze regio te bevorderen. De oefening draagt daardoor direct bij tot de gereedstelling van de Nederlandse krijgsmacht.
Groeiend antisemitisme en toenemend geweld tegen Roma in Hongarije |
|
Myrthe Hilkens (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat bijna 300 Roma hun huizen in een dorp ten noorden van Boedapest zijn ontvlucht uit vrees voor het geweld van een extreemrechtse paramilitaire beweging, die in de buurt van het dorp een «trainingskamp» heeft ingericht?1
Ja.
Kent u tevens de vele berichten over geweld, intimidatie en grove discriminatie van de zijde van extreemrechtse bewegingen, al dan niet gelieerd aan de politieke partij Jobbik, jegens Roma en Joden, waarbij niet zelden gebruik wordt gemaakt van uniformen, vlaggen en symbolen uit de tijd van de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog?
In Hongarije zijn paramilitaire groeperingen actief die zich verzamelen in dorpen met een aanzienlijke Romaminderheid. De Hongaarse regering zet zich in om de veiligheid in deze dorpen te garanderen.
In het meest recente voorbeeld, in het dorp Gyöngyöspata (ongeveer 2 500 inwoners) zijn enkele honderden agenten aanwezig om de veiligheid te garanderen en mogelijke intimidaties door paramilitaire groepen te voorkomen. Minister van Binnenlandse Zaken Sándor Pinter heeft op vrijdag 22 april een bezoek aan Gyöngyöspata gebracht, om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de situatie. Daarnaast bestudeert de Minister van Binnenlandse Zaken de juridische kaders om de activiteiten van deze groepen verder aan banden te leggen. De Hongaarse regering heeft al eerder enkele van deze groepen verboden omdat hun uniformen een gelijkenis vertoonden met die van nazistische organisaties. Op vrijdag 22 april zijn wetsvoorstellen ingediend om de bewegingsvrijheid van paramilitaire organisaties verder te verkleinen. De Hongaarse regering is in voortdurend contact met lokale en landelijke Roma-organisaties.
Deelt u de mening dat de Hongaarse autoriteiten hiertegen lankmoedig optreden en te weinig doen om de groei van racisme, discriminatie en antisemitisme tegen te gaan? Deelt u tevens de mening dat dit onaanvaardbaar is van een land dat lid is van de waardegemeenschap die de Europese Unie is, nota bene in een periode waarin Hongarije het voorzitterschap van de EU bekleedt?
Zie antwoord vraag 2.
Zo ja, bent u bereid de Hongaarse autoriteiten aan te spreken op de verdragsrechtelijke verplichtingen die Hongarije heeft als EU-lidstaat en als lidstaat van de Raad van Europa om racistisch en antisemitisch geweld te bestrijden? Bent u tevens bereid, indien Hongarije weigert hieraan gehoor te geven, de politieke en juridische instrumenten die de EU en de Raad van Europa ten dienste staan in te zetten om Hongarije tot bestrijding van racisme en antisemitisme te dwingen?
De Hongaarse regering heeft in publieke verklaringen duidelijk gemaakt het onaanvaardbaar te vinden dat paramilitaire groepen de orde verstoren door bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten. Ook in daden, getuige de massale politie-inzet in Gyöngyöspata, is van een terughoudende opstelling geen sprake.
Van antisemitisch geweld is in dit verband geen sprake en de Hongaarse regering toont met dit optreden zich bewust te zijn van de verdragsrechtelijke verplichtingen om racistisch geweld te bestrijden.
Als voorzitter van de EU heeft de Hongaarse regering ingezet op het doorvoeren van een geïntegreerd Europees Romabeleid, waarbinnen lidstaten gestimuleerd worden de eigen Roma strategieën op elkaar af te stemmen. Het Hongaars voorzitterschap hoopt dat er bij de volgende EU Raad voor ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (19 mei as.) Raadsconclusies kunnen worden aangenomen over het EU Roma beleid. Daarnaast zal Hongarije zich als roulerend voorzitter ook inzetten om het Europees Roma beleid op te nemen in de Raadsconclusies van de Europese Raad voor regeringsleiders op 24 juni as.
Vorig jaar is vanuit de Nederlandse ambassade in Boedapest onder meer een project gesteund om Roma te interesseren voor een baan bij de politie. Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan een, mede door Nederland gesteund, seminar voor de Hongaarse politie over politieoptreden in multiculturele omgevingen.
Eerdere toezeggingen ten aanzien van Syrië |
|
|
|
Herinnert u zich de vragen tijdens het mondelinge vragenuur van 19 april jl. over de escalatie van geweld in Syrië?
Ja.
Hebt u zich op 19 april, zoals door u toegezegd, verstaan met de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, en wat was haar reactie op de suggestie om de VN-Veiligheidsraad bijeen te roepen?
Ja, ik heb zowel mondeling als schriftelijk de volgende maatregelen voorgesteld:
Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Portugal hebben op 27 april jl. in de Veiligheidsraad voorgesteld een persverklaring aan te nemen over de ontwikkelingen in Syrië, maar de Veiligheidsraad-leden bereikten daarover geen overeenstemming.
Ondertussen heeft de VN-Mensenrechtenraad het optreden van Syrië veroordeeld en opgeroepen tot een «fact-finding»-missie van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten. De EU heeft inmiddels een wapenembargo en een verbod op de uitvoer van goederen bestemd voor interne repressie ingesteld. In haar verklaring van 29 april jl. kondigde de Hoge Vertegenwoordiger aan dat de EU het proces naar het Associatie-Akkoord opschort en het hulpprogramma tegen het licht zal houden. In haar verklaring van 9 mei kondigde de HV aan dat besloten was tot het instellen van een bevriezing van tegoeden en een reisverbod tegen 13 personen die verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het gewelddadig optreden van de autoriteiten tegen demonstranten.
Waarom gaf u bij het programma Buitenhof aan dat het niet de teneur is om via een VN resolutie het regime in Syrië te veroordelen terwijl u in de beantwoording van de mondelinge vragen aangaf: «het bevorderen van stappen op het niveau van de Verenigde Naties zeker te zullen meenemen en op te brengen in de bewuste clubs»?1
Zoals gesteld in antwoord op vraag 2 en 4 heeft Nederland nadrukkelijk gepleit voor agendering van de situatie in de VN-Veiligheidsraad. In de uitzending van «Buitenhof» heb ik gewezen op de politieke situatie in de Veiligheidsraad waarin vooralsnog geen overeenstemming bestaat over een krachtige veroordeling van het Syrische optreden.
Bent u bereid alsnog en ten spoedigste de Hoge Vertegenwoordiger te verzoeken om namens de Europese Unie de VN Veiligheidsraad te vragen bijeen te komen om de escalatie van geweld door het Syrische regime tegen eigen burgers te veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Het aanhoudende geweld in Nigeria |
|
Frans Timmermans (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Kent u de vele berichten over het aanhoudende en systematische geweld, in het noorden van Nigeria, tegen de aanhangers van de herkozen president Goodluck Johnson?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit geweld de overigens vrij en eerlijk verlopen verkiezingen achteraf dreigt te ondermijnen en steeds grotere verdeeldheid in Nigeria veroorzaakt?
Ondanks een relatief vreedzaam en eerlijk verloop van de presidentsverkiezingen braken na de bekendmaking van de voorlopige uitslagen in delen van Noord-Nigeria gewelddadigheden uit met honderden (tot mogelijk duizenden) doden en gewonden en tienduizenden ontheemden tot gevolg. Ik veroordeel deze ernstige geweldsuitbarstingen, die de politieke stabiliteit kunnen ondermijnen en verdeeldheid kunnen veroorzaken.
Worden christenen op grote schaal door boze moslims afgeslacht in het noorden, omdat de moslims boos zijn omdat «hun» kandidaat de verkiezingen heeft verloren, waarbij zij veronderstellen dat dit door fraude is gebeurd? Zo ja, waarom slagen de internationale waarnemers er dan niet in de boodschap te laten landen dat de verkiezingen vrij en eerlijk zijn verlopen? Wat kan de internationale gemeenschap doen om die boodschap wel voor het voetlicht te krijgen?
Na de bekendmaking van de voorlopige uitslagen van de presidentsverkiezingen braken op 17 april in vrijwel alle noordelijke deelstaten verkiezingsrellen uit. Onder aanhangers van oppositiekandidaat Buhari bestaat veel frustratie over de vermeende verkiezingsfraude en het onverwacht grote succes van zittend President Jonathan (die afkomstig is uit het zuiden en presidentskandidaat was van de sinds jaar en dag regerende People’s Democratic Party (PDP)). De escalatie van geweld lijkt leger en politie te hebben verrast. In eerste instantie moesten vooral christelijke wijken, kerken en woningen van partijgenoten van Jonathan het ontgelden. De daders zijn voornamelijk ongeschoolde moslimjongeren uit de armste gelederen van de samenleving met weinig perspectief op sociaaleconomische vooruitgang. Er heerst grote frustratie onder hen over het gebrek aan gerealiseerde ontwikkeling en goed bestuur onder leiderschap van de zowel uit christenen als moslims bestaande politieke elite van de PDP van Goodluck Jonathan. Zij hadden hun hoop gevestigd op de noordelijke islamitische kandidaat Buhari van de Congress for Progressive Change (CPC) en hebben geen boodschap gehad aan de uitspraken van zowel lokale als internationale verkiezingswaarnemers. Deze bestempelden de presidentsverkiezingen als de meest geloofwaardige verkiezingen sinds de hervatting van de democratie in 1999.
Direct na de presidentsverkiezingen legde EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton op 18 april 2011 een verklaring af, waarin zij namens de EU het geloofwaardige karakter van het verkiezingsverloop benadrukte maar tegelijkertijd het geweld veroordeelde. Vanuit het streven bij te dragen aan eerlijke en vrije verkiezingen heeft Nederland met vijf verkiezingswaarnemers deelgenomen aan de EU-verkiezingswaarnemingsmissie. Het eindrapport van de EU-verkiezingswaarsnemingsmissie wordt binnen twee maanden na de verkiezingen afgerond.
De internationale gemeenschap en de EU zullen in de politieke dialoog met Nigeria blijven zoeken naar een gebalanceerde reactie op de politieke spanningen en aanpak van armoede en goed bestuur ter bevordering van de politieke stabiliteit, vrede en veiligheid in Nigeria.
Zijn de meeste daders van slachtpartijen en gruwelijke verminkingen jongens, adolescenten nog, die aan het moorden slaan omdat zij te horen krijgen dat hun uitzichtloze situatie wordt veroorzaakt door achterstelling door christenen? Op welke wijze kan de EU en de internationale gemeenschap de Nigeriaanse nationale en regionale autoriteiten ondersteunen om deze spiraal van geweld te doorbreken?
Zie antwoord vraag 3.
Kan de EU niet een ontmoeting tot stand brengen tussen president Johnson en diens uitdager Buhari, met als inzet een gezamenlijke verklaring dat de uitkomst van de verkiezingen dient te worden geaccepteerd en dat beide leiders zullen optreden tegen geweld vanuit de eigen achterban?
Oppositiekandidaat Buhari heeft zich niet bereid getoond tot een inhoudsvolle politieke dialoog. Hij vecht nu langs juridische weg de uitslag van de presidentsverkiezingen in een aantal deelstaten aan op basis van vermeende verkiezingsfraude.
Welke instrumenten kan de EU en de internationale gemeenschap inzetten om het Noorden van Nigeria weer enig perspectief op (economische) ontwikkeling te bieden, ten einde langs die weg en duurzaam de escalatie van geweld te doorbreken, alsmede radicale moslimgroeperingen de wind uit de zeilen te nemen?
Het noorden van Nigeria heeft te maken met toenemende werkloosheid, analfabetisme en weinig sociaaleconomisch perspectief. In de politieke dialoog met Nigeria dringt de EU aan op het voeren van beleid gericht op goed bestuur, mensenrechten, corruptiebestrijding en economische hervormingen. De EU ondersteunt dat met een programma van € 677 miljoen voor de periode 2009–2013, dat zich richt op bovengenoemde thema’s. In het programma is ook aandacht voor het creëren van werkgelegenheid. Nigeria heeft daarnaast goede markttoegang tot de EU onder het algemeen preferentieel stelsel. Ook de Wereldbank heeft in haar «Country Assistance Strategy» voor Nigeria jeugd en bestrijding van werkloosheid tot prioriteit gemaakt.
Bent u bereid deze kwestie actief op de agenda van de EU en de VN te zetten, zodanig dat er snel concrete stappen worden ondernomen?
Ja, in Nigeria wordt dit actief uitgedragen door de Nederlandse ambassade in de contacten met de Nigeriaanse overheid. In EU-kader worden de recente politieke ontwikkelingen in Nigeria nauwlettend gevolgd en wordt waar nodig actief stelling genomen, onder meer door verklaringen van HV Ashton en van de EU-ambassadeurs in Nigeria. Tevens steunt Nederland actief de inzet in Nigeria van VN-organisaties zoals UNDP en UNICEF.
Het Nederlandse optreden ten aanzien van de huidige situatie in Syrië |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Wat is uw reactie op de handelingen van de Syrische veiligheidstroepen in verschillende steden, waaronder Deraa en Jabla?
Ik ben geschokt over het gewelddadige optreden van de Syrische autoriteiten tegen betogers.
Welke concrete handelingen heeft u genomen in reactie op deze acties? Welke rol speelt het Europese hulpprogramma in uw visie?
Ja, ik heb zowel mondeling als schriftelijk de volgende maatregelen voorgesteld:
De VN-Mensenrechtenraad heeft het optreden van Syrië veroordeeld en opgeroepen tot een «fact-finding»-missie van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten. De EU heeft inmiddels een wapenembargo en een verbod op de uitvoer van goederen bestemd voor interne repressie ingesteld. In haar verklaring van 29 april jl. kondigde de Hoge Vertegenwoordiger aan dat naast het nemen van aanvullende maatregelen, de EU het proces naar het Associatie-Akkoord opschort en het hulpprogramma tegen het licht zal houden. In haar verklaring van 9 mei kondigde de HV aan dat besloten was tot het instellen van een bevriezing van tegoeden en een reisverbod tegen 13 personen die verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het gewelddadig optreden van de autoriteiten tegen demonstranten.
Heeft u aangedrongen bij de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie Ashton, om gerichte sancties in te stellen, zoals het bevriezen van tegoeden, reisverboden en een wapenembargo? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier zult u, ook in EU- en VN-verband, samenwerken met Turkije om het Syrische regime een halt toe te roepen?
Ik ben van mening dat de inspanningen van de EU en Turkije elkaar in de regio kunnen versterken. Zo riep de Turkse premier Erdoğan het Syrische regime onlangs onder meer op tot onverwijlde democratisering. Gegeven de goede contacten van Turkije met de Syrische regering, is het van belang waar mogelijk – ook in EU- en VN-verband – gezamenlijk op te trekken. In elk geval blijven de regionale ontwikkelingen in consultaties met de Turkse regering aan de orde komen.
Heeft u opgeroepen tot een buitengewone zitting van de VN-Mensenrechtenraad om de situatie in Syrië, maar ook in Bahrein en Jemen te bespreken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Deze buitengewone zitting heeft op initiatief van de VS en met steun van Nederland, reeds plaatsgevonden, met de uitkomst zoals geschetst in het antwoord op vraag 2.
Heeft u de Syrische autoriteiten klemmend verzocht om internationale waarnemers en journalisten in Syrië toe te laten? Zo nee, wanneer zal dit gebeuren?
De HV heeft namens de EU bij herhaling bij de Syrische autoriteiten er op aangedrongen zorg te dragen voor «free access of the media», laatstelijk nog in haar verklaring van 29 april jl. Nederland zal zich in de relevante fora ervoor blijven inzetten dat de druk op de Syrische regering terzake hoog wordt gehouden.
Is de EU in staat actief bij te dragen aan de toegang van de Syrische bevolking tot nieuwsbronnen, waaronder het internet? Zo ja, of welke manier draagt Nederland hieraan bij?
Zie antwoord vraag 6.
Uitsluiting kandidaten algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni 2011 |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de opvatting dat de uitsluiting van 12 kandidaten, waaronder Leyla Zana naast ook niet Koerdische kandidaten, voor de algemene verkiezingen in Turkije op 12 juni in strijd is met de normen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) voor vrije en eerlijke verkiezingen? Indien neen, waarom niet?1
Nederland is van mening dat kandidaten, waaronder ook Koerden, het recht hebben zich te kandideren voor de parlementsverkiezingen in Turkije. Kandidaten op voorhand hiervan uitsluiten, is niet alleen in strijd met de OVSE-normen, maar staat ook haaks op de Kopenhagen-criteria waaraan Turkije als kandidaat-lidstaat van de EU dient te voldoen. Op het voornemen om genoemde personen van deelname uit te sluiten, is overigens ook door journalisten, ngo’s en politici, waaronder AKP-leden, afwijzend gereageerd. Uiteindelijk hebben zeven van de twaalf personen alsnog toestemming gekregen om zich te kandideren, nadat zij hadden aangetoond dat zij de aan hen opgelegde straf hadden uitgezeten. De overige vijf kandidaten waren niet in staat om de gevraagde documenten (tijdig) te overleggen, waardoor de Turkse Kiesraad, de «Hoge Electorale Raad», hun uitsluiting heeft gehandhaafd.
Deelt u de opvatting dat deze maatregelen niet bijdragen aan het noodzakelijke proces van verdergaande democratisering in Turkije? Indien nee, waarom niet?2
Het op voorhand uitsluiten van groepen of personen van verkiezingen draagt niet bij aan het democratiseringsproces in Turkije.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot onderhandelingen van de EU met Turkije over de hoofdstukken 23 en 24 van het toetredingsverdrag? Deelt u de mening dat hoe dan ook, dus ook nu al, de basisprincipes van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens moeten worden toegepast in Turkije? Indien nee, waarom niet?3
Hoofdstukken 23 (rechtelijke macht en fundamentele vrijheden) en 24 (JBZ) zijn nog niet geopend, mede omdat een lidstaat een de facto-blokkade op bespreking van de openingsvoorwaarden heeft gelegd. Turkije is verder zowel partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens als EU-kandidaat-lidstaat en kan daarom aan de onderliggende basisprincipes gehouden worden.
Bent u bereid er op zo kort mogelijke termijn bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen deze kandidaten alsnog de gelegenheid te geven zich officieel te kandideren voor de verkiezingen? Indien nee, waarom niet?
Beoordeling van individuele kandidaten is in eerste instantie aan de Turkse Kiesraad. Daarnaast is het aan het Turkse parlement om zich over de uiteindelijke datum van de verkiezingen te buigen. Nederland zal zorgen over de verkiezingen in Turkije zonodig bilateraal en in multilateraal verband aan de orde stellen.
Deelt u de mening dat uitstel van de algemene verkiezingen van 12 juni een reële optie moet zijn om de verkiezingen met alle kandidaten mogelijk te maken? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Nieuwe antichristelijke maatregelen van het communistische regime van de Volksrepubliek China |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Kent u het artikel «Church officials: Chinese authorities block Easter service in Beijing» alsmede de bij het artikel behorende videobeelden?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de informatie in het artikel en de videoreportage?
Zie antwoord op vraag 6.
Hoe typeert u de rechtspositie (zowel formeel als in de praktijk) van de christelijke minderheid in de Volksrepubliek China?
De Chinese grondwet waarborgt de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, maar China erkent slechts vijf religies: taoïsme, boeddhisme, protestantisme, katholicisme en islam. Religie is uitgebreid gereguleerd. Zo vereisen benoemingen van geestelijke leiders goedkeuring door de Chinese regering. Verder geldt een registratieplicht voor gebedsplaatsen en religieuze groeperingen. Religieuze groeperingen moeten zich aansluiten bij een van de overkoepelende organen die onder toezicht van de regering staan (de «patriottische associaties»). De grondwet verbiedt expliciet religieuze activiteiten die de openbare orde verstoren, de gezondheid van burgers in gevaar brengen dan wel het onderwijssysteem van de staat verstoren.
In de praktijk bestaan er aanvullende beperkingen aan de vrijheid van godsdienst, waarbij er binnen China regionale verschillen zijn als gevolg van uiteenlopende toepassing en interpretatie van regelgeving door de diverse (lokale) autoriteiten. Sommige gelovigen (met name christenen) die zich niet kunnen vinden in de officieel erkende en onder patriottisch toezicht staande stromingen, organiseren zich «ondergronds» bijvoorbeeld via huiskerken. In de praktijk kunnen dergelijke ondergrondse religieuze organisaties hun geloof relatief ongestoord belijden, maar als zij te groot worden, (internationale) contacten onderhouden en protesten organiseren, kunnen ze worden vervolgd.
Zie verder de antwoorden op vragen 4, 5 en 6.
In welke mate speelt de behandeling van christenen in de Volksrepubliek China een rol in de dialoog tussen de Nederlandse regering en die van de Volksrepubliek China?
Zowel het ministerie in Den Haag als de ambassade in Peking bevordert de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in China door in contacten met China de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging regelmatig aan de orde te stellen, inclusief de behandeling van christenen in China. De Nederlandse overheid zal aandacht blijven vragen bij de Chinese autoriteiten voor het recht op vergadering en vrijheid van meningsuiting van deze groeperingen evenals voor de andere religies die in China worden beleden.
In mijn brief van 6 april over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (32 735 nr. 2) heb ik uw Kamer een tussentijdse rapportage verstrekt over de pilot vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In het kader van deze pilot wordt nader onderzocht hoe Nederland op constructieve wijze kan bijdragen aan verbetering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in China. Ik zal uw Kamer in een later stadium nader informeren over concrete aanvullende activiteiten.
Bovendien zal ik er binnen de EU voor blijven pleiten de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing in de relatie met China hoog op de agenda te houden.
Wat heeft u tot nu toe ondernomen en wat gaat/kunt u op korte termijn in concrete zin ondernemen om de rechtspositie van de Chinese christenen te verbeteren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de Chinese ambassadeur in Nederland op het matje te roepen om uw ongerustheid en ongenoegen uit te drukken over de antichristelijke maatregelen waaraan het regime van de Volksrepubliek China zich tijdens het Paasfeest schuldig heeft gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Dit specifieke incident is mede aanleiding om in de contacten met China aandacht te blijven besteden aan de vrijheid van godsdienst en het recht op vergadering.
Misbruik van het Europees arrestatiebevel voor 'onzin'-misdrijven |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Europese Commissie erkent misbruik van het Europees Arrestatiebevel voor onzinmisdrijven» en het rapport van de EU-commissaris waarnaar wordt verwezen?1
Ja.
Deelt u de mening van de EU-commissaris dat EU-lidstaten geen arrestatiebevelen binnen de EU moet uitvaardigen voor «onzin»-misdrijven, zoals fietsendiefstal? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u tevens de mening van de EU-commissaris dat het vertrouwen tussen de lidstaten wordt ondermijnd als systematisch gebruik wordt gemaakt van het Europees arrestatiebevel (EAB) voor (zeer) kleine misdrijven? Zo nee, waarom niet?
In het rapport van de Commissie wordt gesteld dat het vertrouwen in het EAB is ondermijnd door een «systematisch gebruik van EABs voor de overlevering van personen voor vaak zeer geringe strafbare feiten». Deze stelling wordt in het rapport niet met feiten onderbouwd. Vanwege de stelligheid van de bewering had dit wel voor de hand gelegen. In het rapport wordt evenmin helder aangegeven of de stelling betrekking heeft op de gehele periode van zeven jaren dat het EAB nu wordt toegepast of ook nog op recente tijden.
Ik onderschrijf de geciteerde stelling van de Commissie niet en baseer mij daarvoor mede op de vele EABs die deNederlandse justitiële autoriteiten in de loop der jaren uit de andere lidstaten van de Europese Unie hebben ontvangen. Ik ontken daarmee niet dat er EABs voor kleine feiten zijn uitgevaardigd, maar dit gold vooral de aanloopperiode en een klein aantal lidstaten.
Wordt naar uw mening systematisch gebruik gemaakt van het EAB voor (zeer) kleine overtredingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de conclusie van de journalist dat met name Polen voor elk wissewasje het EAB gebruikt? Kunt u uw antwoord toelichten en daarbij het artikel uit The Economist «Wanted for chicken rustling» meenemen? Is er een verband met het ontbreken van het opportuniteitsbeginsel in Polen en het veelvuldig gebruik maken van het EAB door Polen?
Over het bericht uit The Economist, waar naar wordt verwezen, kan ik kort zijn. Ik constateer dat het ruim een jaar oud is en betrekking heeft op de ervaringen van het Verenigd Koninkrijk in 2009 en voorgaande jaren. Ik heb daar verder geen oordeel over.
Naar mijn mening roept het rapport van de Commissie het beeld op alsof de kwestie van de proportionaliteit Uniebreed speelt en ook bestendig is. Dat beeld slaat dan vooral op de beginfase van de toepassing van het EAB, maar is naar mijn mening niet meer actueel. De proportionaliteit is een kwestie die vooral bij Poolse EABs speelt en die twee aspecten betreft: het hoge aantal EABs dat wordt uitgevaardigd én dat deze – in de ogen van andere lidstaten – voor te geringe feiten worden uitgevaardigd. Het Poolse Ministerie van Justitie heeft mij desgevraagd een aantal ontwikkelingen gemeld, die in dit verband relevant zijn.
In 2010 is sprake van een daling van Poolse EABs van ruim 20% ten opzichte van voorgaande jaren. In 2008: 4829 en 2009: 4844, maar in 2010: 3753. Verder heeft het Poolse Ministerie van Justitie naar aanleiding van het overleg tussen Nederlandse en Poolse experts in december 2010 een notitie gezonden aan de gerechten over de EAB-praktijk, waarin de nadruk werd gelegd op het feit dat het uitvaardigen van een EAB een middel is dat in het algemeen pas zou moeten worden toegepast nadat andere methoden om de verdachte/veroordeelde op te sporen niet tot resultaat hebben geleid. Hierbij werd gewezen op de mogelijkheden die onder meer wederzijdse rechtshulp biedt. Ook stelde het Ministerie van Justitie het EU handboek voor de uitvaardiging van EABs waar ook de Commissie naar verwijst en waarin uitdrukkelijk de proportionaliteit aan de orde komt, beschikbaar via de website van het ministerie, opdat het voor alle Poolse justitiële autoriteiten en andere betrokkenen toegankelijk is. Ik ben van mening dat uit deze ontwikkelingen blijkt,
dat er in Polen geen sprake is van een statische situatie, hetgeen concreet blijkt uit een substantieel lager aantal EABs. Ook de getroffen maatregelen beoordeel ik positief. Ik vind ook dat van lidstaten verwacht mag worden dat zij als zich specifieke problemen bij de toepassing van een EU-instrument voordoen, zelf maatregelen treffen. Het is bij de Poolse autoriteiten bekend, dat van Nederlandse zijde de bereidheid blijft bestaan om verder te overleggen met Poolse autoriteiten en daarmee bij te dragen aan verdere voortgang in deze positieve ontwikkeling.
Wat is in het algemeen uw mening over het rapport? Bent u van mening dat er vervolg gegeven moet worden aan dit rapport daar Nederland als staat en daar Nederland als onderdeel van de EU?
Ter voorkoming van misverstanden wordt opgemerkt dat de nummering van de vragen een misslag bevat, er is geen vraag 8 maar wel een vraag 9.
Zoals ik hierboven al aangaf roept het rapport van de Commissie het beeld op alsof er Uniebreed ernstige problemen zijn met de toepassing van het EAB en dat deze ook bestendig zijn. Vervolgens wordt uitvoerig ingegaan op de kwestie van de proportionaliteit, terwijl dit is een kwestie die vooral met Poolse EABs speelt. Daarop ben ik in mijn antwoord op de vraag 5 uitvoerig ingegaan.
Het onderzoek waarnaar in de blog wordt verwezen is vermoedelijk dat van de Utrechtse hoogleraar Langbroek. Voor mijn oordeel over dat rapport verwijs ik naar mijn antwoord van 31 januari 2011 op de kamervragen van de heer Van der Steur van 24 december 2010, nr. 2010Z20160. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het in dat rapport gesignaleerde probleem van EABs voor bagatelfeiten, voor veel lidstaten tot de kinderziekten van de toepassing van het nieuwe instrument moeten worden gerekend.
Nu de kwestie van de proportionaliteit vooral wordt veroorzaakt door de strafrechtspleging van één lidstaat, lijkt mij het bevorderen van een aanpassing van het kaderbesluit EAB niet proportioneel.
Zoals ik, eveneens in de genoemde kamervragen van de heer Van der Steur, heb aangegeven en heb herhaald bij de behandeling van de motie van de heer Recourt c.s. van 17 februari 2011, Kamerstukken II 2010–2011, 32 317, nr. 36, welke motie ik heb aangemerkt als ondersteuning van mijn beleid, en nog eens heb herhaald in mijn antwoord van 9 maart 2011 op kamervragen van mevrouw Gesthuizen (Aanhangsel II 2010–2011, 1745) heeft het het behoorlijke gebruik van het EAB mijn aandacht. In dat kader heeft er overleg plaatsgevonden tussen Nederlandse en Poolse justitiële autoriteiten over het gebruik van bestaande alternatieven en zal er dit jaar een vervolgoverleg plaatsvinden. Verder wordt, zoals ook in genoemde antwoorden is gememoreerd, in Brussel gewerkt aan het Europees onderzoeksbevel.
Kent u het onderzoek waarnaar verwezen wordt in de blog waaruit blijkt dat Nederland volgzaam omgaat met Europese bevelen? Zo ja, wat is uw mening over dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u van mening dat de EU nog eens serieus moet kijken naar het EAB en dat er vervolgens een aanpassing moet plaatsvinden om het gebruik van het EAB ten aanzien van bagatelzaken te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De NAVO |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland wil ontwapening versnellen»?1
Ja.
Wat is het voorstel dat u samen met Duitsland, Noorwegen en Polen heeft gedaan tijdens het NAVO-beraad in Berlijn en waarover secretaris-generaal Rasmussen zich wil buigen?
Het betreft een voorstel om de transparantie tussen de NAVO en Rusland over tactische nucleaire wapens in Europa te vergroten om daarmee het wederzijdse vertrouwen te versterken. De Secretaris-Generaal van de NAVO heeft in Berlijn toegezegd dit voorstel te willen betrekken bij de verdere reguliere besprekingen die de NAVO met Rusland voert in het kader van de NAVO Rusland Raad.
Het voorstel dat ik samen met mijn Noorse, Poolse en Duitse collega’s deed past in de stapsgewijze en gefaseerde benadering van de regering om te komen tot een kernwapenvrije wereld. Met dit voorstel zet de regering zich actief in voor het vergroten van vertrouwen tussen de NAVO en Rusland. Daarbij merk ik op dat sprake moet zijn van wederkerigheid van Russische zijde om in de toekomst daadwerkelijk verdere stappen te kunnen zetten.
Op welke manier gaat de regering bijdragen aan het vergroten van het vertrouwen tussen Rusland en de VS?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier gaat de minister publiek en parlement beter informeren over de lopende discussie over non-proliferatie? Bent u in dit kader bereid om u in te zetten dat het publiek en het parlement inzage krijgen in NAVO-beleidsstukken, in het bijzonder de Posture Review?
Ik heb in Berlijn gepleit voor het actief betrekken van publiek en parlementen bij de opstelling van de Posture Review. Verder ben ik van mening dat de uitkomst van deze review een publiek document moet opleveren. Sommige onderliggende documenten van de review zullen echter geclassificeerd blijven.
Zijn er verdere plannen voor samenwerking met Duitsland, Polen en Noorwegen om binnen de NAVO de transparantie te vergroten? Zo nee, bent u bereid u hiervoor in te zetten?
Binnen de NAVO is reeds sprake van transparantie tussen bondgenoten. Het voorstel dat wij in Berlijn deden richtte zich op wederzijdse externe transparantie tussen de NAVO en Rusland.
Is het waar dat militairen en marechaussees die Afghaanse agenten in Kunduz gaan opleiden straks 100 euro per dag minder verdienen dan hun politiecollega’s, die een extra toelage krijgen van de Europese Unie voor hotel- en dinerkosten? Zo ja, hoe beoordeelt u deze beloningsverschillen tussen beide beroepsgroepen die hetzelfde werk gaan verrichten?
Er bestaat een verschil tussen de vergoeding van militairen en marechaussees werkzaam in NAVO verband en de vergoeding voor de civiele politie functionarissen werkzaam voor EUPOL. Het verschil in vergoeding is ongeveer € 100 euro per dag. De civiele politiefunctionarissen werkzaam voor EUPOL betalen aan EUPOL een maaltijdvergoeding. Huisvesting wordt zowel bij de militairen als bij de civiele politiefunctionarissen in EUPOL niet in rekening gebracht.
Militairen en marechaussees bouwen in tegenstelling tot civiele politiefunctionarissen verlof en dubbel pensioen op en kunnen tevens vervroegd met pensioen.Civiele Politiefunctionarissen bij EUPOL gaan op vrijwillige basis naar Afghanistan, ze nemen voor deze periode bijzonder verlof op.
Deelt u de mening dat de politiemensen onder EU-vlag in de praktijk geen beroep hoeven te doen op hun toelage voor hotel- en dinerkosten, aangezien zij onder worden gebracht op de Nederlandse militaire basis met al haar faciliteiten? Zo nee, waarom niet?
De civiele politiefunctionarissen ontvangen van EUPOL een vergoeding; deze vergoeding bestaat uit verschillende componenten. De vergoeding wordt vastgesteld door de EU en geldt voor alle deelnemende landen aan de EUPOL missie. De civiele politiefunctionarissen in Kunduz nemen de faciliteiten niet af van Defensie, zij nemen deze af van lead nation Duitsland;.EUPOL heeft hierover een technical agreement gesloten met Duitsland.
Deelt u de mening dat deze inkomensverschillen ongedaan moeten worden gemaakt om scheve gezichten tussen de beide beroepsgroepen tijdens de missie te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, politiefunctionarissen vallen onder de regelingen van de EU, en die verschillen van de NAVO of van Nederland. Voor elk land dat deelneemt aan de internationale vredesmacht in Afghanistan geldt dat voor politiemensen in EUPOL verband een andere regeling geldt dan voor de militairen in NAVO verband. Naast de Nederlandse arbeidsvoorwaarden zijn er afspraken gemaakt over vergoedingen door EUPOL die op Europees niveau worden toegezegd.
Bent u bereid van de politiecollega’s de extra toelage die zij van de EU krijgen voor hotel- en dinerkosten op te eisen als bijdrage voor de gemaakte kosten op de Nederlandse militaire basis? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord op vraag 2 en 3.
Het behoud van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Kent u de brief die een groot aantal maatschappelijke organisaties aan de EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton hebben gestuurd met een pleidooi voor het behoud van de EU Speciale Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied?
Ja.
Klopt de aanname dat Ashton het voornemen heeft deze positie niet opnieuw in te vullen? Zo ja, welke overwegingen liggen ten grondslag aan dit besluit?
De EU Speciale Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied heeft de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld bij het coördineren van de EU-bijdrage aan veiligheid en stabiliteit in het gebied. Nederland heeft de EUSV daarbij waar nodig zoveel mogelijk ondersteund.
Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton is voornemens negen EU Speciale Vertegenwoordigers te (her)benoemen, te weten voor Kosovo, het Midden Oosten Vredes Proces, Zuidelijke Kaukasus, Centraal Azië, Afghanistan, Afrikaanse Unie, Bosnië, Soedan, alsmede de Hoorn van Afrika. Dit is een beperkte lijst functionarissen.
Volgens de Europese Dienst Extern Optreden (EDEO) is de situatie in de Grote Meren verbeterd, waardoor een Speciale Vertegenwoordiger op dit moment niet noodzakelijk is. De EU-delegaties in de betreffende landen kunnen de taken van de Speciale Vertegenwoordiger overnemen.
Nederland en de overige lidstaten respecteren het besluit van HV Ashton om voorlopig geen Speciale Vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied aan te stellen. Zij heeft een eigenstandige bevoegdheid voor het ambtelijk indelen van de EDEO. Nederland wenst daar niet in te treden. Daar komt bij dat Nederland altijd heeft gepleit voor terughoudendheid bij het aanstellen van EU Speciale Vertegenwoordigers. De taken van de Speciale Vertegenwoordigers dienen zo veel mogelijk door de reguliere EDEO-structuren te worden vervuld, mede ook in verband met het kostenaspect.
Diverse lidstaten, waaronder Nederland, hebben erop aangedrongen dat de regionale kennis van het team van de Speciale Vertegenwoordiger voor de Grote Meren zal worden behouden door zijn staf toe te voegen aan de EU-delegaties, de Afrika-eenheid van de EDEO in Brussel en de EU Speciale Vertegenwoordiger voor Soedan. Ook moet zorgvuldige aandacht worden gegeven aan goede coördinatie tussen de EU-delegaties in de regio zodat de EU de complexiteit van de regionale aspecten goed kan verwerken in het eigen beleid.
Het besluit betekent niet dat de rol van de EU in de regio afneemt maar dat deze anders wordt ingevuld. De EU blijft politiek nauw betrokken bij de regio. Daarnaast is de EU de grootste donor in de regio en hebben alle landen in de regio tariefvrije toegang tot de Europese markt met het Everything But Arms handelsregime. Deze inzet sluit aan bij het Nederlandse beleid voor de regio.
Deelt u de mening dat een speciale vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied een belangrijke rol speelt in de bevordering van de stabiliteit en veiligheid in dit gebied en daarmee aansluit bij één van de speerpunten in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger voor dit gebied goed aansluit bij uw beslissing om de ontwikkelingsrelatie met Congo uit te faseren? Zo nee, welke rol ziet u voor de EU in dit gebied om de stabiliteit en veiligheid te bevorderen? Zo ja, bent u bereid in Brussel een pleidooi te houden voor het behoud van deze speciale vertegenwoordiger?
Zie antwoord vraag 2.
De hoofddirecteur personeel van Defensie die alarm slaat |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Wat is uw reactie op de artikelen «Leegloop bij Defensie» en «Hoofddirecteur personeel Defensie slaat alarm»?1
In de artikelen wordt ten onrechte een verband gelegd tussen een brief van de Hoofddirecteur Personeel aan het Sector Overleg Defensie (SOD) over de huidige reorganisatie van de facilitaire dienstverlening en de bezuinigingen in de beleidsbrief van 8 april jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 1).
Met de reorganisatie van de facilitaire dienstverlening worden de staven van de Regionale Militaire Commando’s (RMC staven) van de landmacht opgeheven. De in het artikel aangehaalde brief van 11 april 20112 is aan het SOD gestuurd naar aanleiding van de opschorting van het overleg door de centrales van overheidspersoneel. Als gevolg hiervan worden lopende reorganisaties niet in overeenstemming met de reguliere procedures behandeld. Met de meerderheid van de centrales van overheidspersoneel is overeengekomen dat reorganisatieplannen toch in behandeling worden genomen als, bijvoorbeeld, wordt aangetoond dat er een onevenredig nadeel bestaat voor het personeel.
De brief van 11 april jl. betreft een uitwerking van deze afspraken met de centrales van overheidspersoneel en houdt geen verband met de aangekondigde maatregelen uit mijn brief van 8 april jl.
Er is geen sprake van dat veel van het RMC-personeel Defensie als gevolg van deze reorganisatie verlaat. Er vindt wel een verschuiving van personeel plaats. De vacatures die militairen of burgers bij vertrek achterlaten in organisaties die in een reorganisatietraject verkeren, kunnen moeilijk worden gevuld. Hierdoor is er specifiek bij de RMC-staven sprake van een vullingsprobleem. Spoedige realisatie van deze reorganisatie zorgt voor een oplossing van het gesignaleerde (vullings)probleem.
Deelt u de mening van Hoofddirecteur Personeel Leijh dat de reorganisaties resulteren in grootschalig vertrek van Defensiepersoneel?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat ook mensen met een gegarandeerde baan de organisatie verlaten? Om hoeveel mensen gaat het? Wat doet u eraan om de beste mensen voor Defensie te behouden?
Zoals elke werkgever kent Defensie uitstroom van personeel. Het personeel besluit om uiteenlopende redenen de loopbaan elders voort te zetten. Het is onduidelijk in hoeverre de bezuinigingsmaatregel een doorslaggevende rol speelt. Defensie probeert zo snel mogelijk helderheid te verschaffen over de perspectieven van het personeel. Door juiste en tijdige communicatie wordt getracht zoveel mogelijk gekwalificeerd personeel voor de defensieorganisatie te behouden.
Is het waar dat er geen exacte uitstroomcijfers beschikbaar zijn? Zo nee, kunt u dan een overzicht geven van het aantal Defensiemedewerkers dat het afgelopen jaar de organisatie verliet, uitgesplitst per maand, en uitgesplitst naar militair en burgerpersoneel? Zo ja, wanneer komen deze cijfers en stuurt u deze direct naar de Kamer?
In de onderstaande tabel wordt de uitstroom van militair en burgerpersoneel in 2010 per maand uiteengezet.
Zijn er exacte gegevens over het ziekteverzuim? Zo ja, kunt u dan een overzicht geven van het ziekteverzuim van het afgelopen jaar, uitgesplitst per maand, en uitgesplitst naar militair en burgerpersoneel? Zo nee, wanneer komen deze cijfers en stuurt u deze direct naar de Kamer?
Ja. In de onderstaande tabel wordt het ziekteverzuim van het militair en burgerpersoneel in 2010 per maand uiteengezet. De percentages in de tabel zijn berekend in overeenstemming met de richtlijnen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het ziekteverzuim betreft geen zwangerschapsverlof.
Is het waar dat het achterblijvende personeel een disproportionele kans loopt om op een burn-out af te koersen? Hoe houdt het ministerie hier rekening mee?
Het is nu niet mogelijk een verband te leggen tussen de aangekondigde bezuinigingsmaatregelen en een mogelijk verhoogd ziekteverzuim. De leidinggevenden en de overige leden van het sociaal medisch team zien zoals altijd toe op de aard en omvang van de belasting van de medewerkers om zo uitval te voorkomen.
Gaat het uws inziens louter om de gevolgen van een reorganisatie uit 2009? Zo ja, welke lessen neemt u mee voor de aankomende taakstelling? Zo nee, hoe verhouden de bezuinigingen zich tot elkaar als het gaat om concrete gevolgen?
Ja. De les van de reorganisatie van de facilitaire dienstverlening is dat er centrale sturing op het gehele reorganisatietraject nodig is als meer dienstonderdelen bij een reorganisatie worden betrokken. Die centrale sturing wordt dan ook gewaarborgd in de komende jaren bij de uitvoering van de maatregelen in de beleidsbrief van 8 april jl.
De arrestatie van bloggers in de Verenigde Arabische Emiraten |
|
Arjan El Fassed (GL), Mariko Peters (GL) |
|
Bent u bekend met de arrestatie van de bloggers Ahmad Mansoor, Fahad Salem al-Shehhi en Nasser bin Ghaith in de Verenigde Arabische Emiraten?1
Ja, ik ben bekend met berichten uit de pers over arrestaties in de VAE. Er zijn geen details bekend over hun verblijfplaats. Volgens een recent krantenartikel zijn Ahmed Mansour Ali Abdullah al Abd al Shehi, Fahad Salim Mohammed Salim Dalk en Dr Nasser Ahmed Khalfan bin Gaith gearresteerd op verdenking van belediging van de president, vice-president en kroonprins en het vormen van een gevaar voor staatsveiligheid. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen voor foltering gedurende detentie.
Klopt het dat Mansoor en al-Shehhi bloggers zijn die geassocieerd worden met Hewar, een online forum dat geblokkeerd is door de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten omdat op dit forum wordt opgeroepen tot democratische hervormingen?
Zie antwoord vraag 1.
Is de verblijfplaats van deze gedetineerden reeds bekend? Lopen zij het risico op foltering tijdens hun detentie?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid bij de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten opheldering te vragen over de verblijfplaats van deze drie gedetineerden, de reden van deze arrestaties en de huidige stand van zaken en uw zorgen te uiten over de arrestatie van deze drie vreedzame pleitbezorgers voor politieke hervormingen? Zo nee waarom niet. Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zoals bekend is vrijheid van meningsuiting evenals het naleven van overige mensenrechten voor de Nederlandse regering een van de speerpunten van het buitenlands beleid zoals uiteengezet in de mensenrechtennotitie «Verantwoordelijk voor Vrijheid». Ik heb de Nederlandse vertegenwoordigingen in de VAE daarom gezegd terzake alert te blijven en ik zal de kwestie in EU-verband aan de orde stellen.
Bent u bereid, indien blijkt dat deze drie om politieke redenen gevangen worden gehouden, te pleiten voor hun onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u tevens bereid, zowel bilateraal als via de Europese Unie, in uw contacten met de autoriteiten in de Verenigde Arabische Emiraten uw zorgen over de inperking van de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van associatie en vereniging in de Verenigde Arabische Emiraten te uiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Het Europees Arrestatiebevel |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Europese Commissie erkent misbruik van het Europese Arrestatie Bevel voor onzinmisdrijven»1, over het recent verschenen rapport van de Europese Commissie over het Europees Arrestatiebevel (EAB)?2
Naar mijn mening roept het rapport van de Commissie3 het beeld op alsof de kwestie van de proportionaliteit Uniebreed speelt en ook bestendig is. Dat beeld slaat dan vooral op de beginfase van de toepassing van het EAB, maar is naar mijn mening niet meer actueel. De proportionaliteit is een kwestie die vooral bij Poolse EABs speelt en die twee aspecten betreft: het hoge aantal EABs dat wordt uitgevaardigd én dat deze – in de ogen van andere lidstaten – voor te geringe feiten worden uitgevaardigd. Het Poolse Ministerie van Justitie heeft mij desgevraagd een aantal ontwikkelingen gemeld, die in dit verband relevant zijn.
In 2010 is sprake van een daling van Poolse EABs van ruim 20% ten opzichte van voorgaande jaren. In 2008: 4829 en 2009: 4844, maar in 2010: 3753. Verder heeft het Poolse Ministerie van Justitie naar aanleiding van het overleg tussen Nederlandse en Poolse experts in december 2010 een notitie gezonden aan de gerechten over de EAB-praktijk, waarin de nadruk werd gelegd op het feit dat het uitvaardigen van een EAB een middel is dat in het algemeen pas zou moeten worden toegepast nadat andere methoden om de verdachte/veroordeelde op te sporen niet tot resultaat hebben geleid. Hierbij werd gewezen op de mogelijkheden die onder meer wederzijdse rechtshulp biedt. Ook stelde het Ministerie van Justitie het EU handboek voor de uitvaardiging van EABs waar ook de Commissie naar verwijst en waarin uitdrukkelijk de proportionaliteit aan de orde komt, beschikbaar via de website van het ministerie, opdat het voor alle Poolse justitiële autoriteiten en andere betrokkenen toegankelijk is. Ik ben van mening dat uit deze ontwikkelingen blijkt, dat er in Polen geen sprake is van een statische situatie. Ook de getroffen maatregelen beoordeel ik positief. Ik vind ook dat van lidstaten verwacht mag worden dat zij, als zich specifieke problemen bij de toepassing van een EU-instrument voordoen, zelf maatregelen treffen. Het is bij de Poolse autoriteiten bekend, dat van Nederlandse zijde de bereidheid blijft bestaan om verder te overleggen met Poolse autoriteiten en daarmee bij te dragen aan verdere voortgang in deze positieve ontwikkeling.
Deelt u de mening van Eurocommissaris Reding, dat ook sprake is van toepassing van het EAB voor zeer kleine overtredingen en dat hiermee sprake is van disproportionaliteit?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, extra zorgvuldigheid gepast is bij de Nederlandse executie van EAB’s en dat het hierom voor de hand ligt om de Internationale Rechtshulpkamer in Amsterdam in deze ruimere bevoegdheden te geven om uitleveringsverzoeken op specifieke omstandigheden te toetsen?3
In mijn antwoord van 9 maart 2011 op de kamervragen van mevrouw Gesthuizen over de ingediende moties over het Europees arrestatiebevel (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 1745) heb ik uiteengezet hoe zorgvuldig en uitgebreid de toetsing door de Internationale rechtshulpkamer verloopt. Ik heb toen ook aangegeven dat de ruimte van de toetsing wordt bepaald door het kaderbesluit. Er kan dus geen sprake zijn van eenzijdige uitbreiding van toetsingsbevoegdheden voor de rechtbank Amsterdam.
Erkent u dat bij een goede en rechtvaardige uitvoering van het EAB een groot probleem is dat ongelijke toepassing bestaat van het proportionaliteitsbeginsel en/of dat het proportionaliteitsbeginsel zelfs in de wetgeving het overgrote deel van de EU lidstaten ontbreekt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de opmerkingen in het rapport over de slechte detentieomstandigheden in de gevangenissen van een aantal EU landen, waaronder in Polen, waar juist ook de meeste uitleveringsverzoeken via het EAB worden gedaan?
Ik lees in het rapport van de Commissie geen verwijzing naar Polen. Voor actuele informatie over het Poolse gevangeniswezen verwijs ik naar mijn brief van 17 februari 2011 (Kamerstuk 32 317, nr. 41), waarbij ik uitgebreide cijfermatige gegevens over het Poolse gevangeniswezen en waaruit blijkt dat er van overbezetting geen sprake meer is, heb overgelegd.
Bent u, gezien de aanbevelingen in het rapport, bereid om in overleg te treden met de betrokkenen, zoals de Internationale Rechtshulpkamer, de stichtingen Euromos en Epafras en de internationale organisatie Fair Trials International, en te komen tot maatregelen waarmee de rechten van burgers binnen de grenzen van de EU om wiens overlevering is verzocht middels een EAB beter worden gewaarborgd en in overeenstemming worden gebracht met de voorschriften van artikel 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden?
In het antwoord op vraag 1 heb ik mijn mening over het rapport van de Commissie gegeven. Wat betreft het door mevrouw Gesthuizen bedoelde overleg merk ik op dat ik altijd bereid ben kennis te nemen van opvattingen en meningen van organisaties als door haar bedoeld. Ik zie echter geen aanleiding voor overleg over waarborging van de artikelen 3 en 6 van het EVRM bij de EAB procedure. De toetsing aan artikel 3 is, zoals uit het antwoord op vraag 5 blijkt, in goede handen bij de rechtbank Amsterdam. Verder geldt ten aanzien van artikel 6 EVRM dat volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens, de Hoge Raad en rechtbank Amsterdam artikel 6 EVRM geen betrekking heeft op uitleverings- en overleveringsprocedures op basis van een EAB.5
Bent u voornemens in Europees verband de tekortkomingen van de toepassing van het EAB in de praktijk aan de orde te stellen en verbeteringen voor te stellen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik ga er vanuit dat het rapport van de Commissie in Brussel zal worden besproken in overleg tussen EAB experts. Dat acht ik – mede gelet op het bovenstaande – voorshands voldoende.
De NAVO-operatie in Libië |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Hoe verhoudt zich het dirigeren door Nederlandse Awacs en luchtmachtpersoneel van bommenwerpers naar hun gronddoelen tot het mandaat van de Nederlandse deelname aan de NAVO-operatie in Libië, dat deelname aan bombardementen niet toestaat?1
Het is om operationele redenen niet mogelijk om een actueel en volledig overzicht te geven van alle internationale militaire acties waaraan Nederland direct dan wel indirect een bijdrage aan heeft geleverd. Sinds 24 maart 2011 vergaart het Nederlandse F16 detachement informatie voor embargo operaties en de handhaving van de No-Fly-Zone. Deze informatie wordt vervolgens doorgezonden aan het Joint Forces Air Component Command te Izmir (JFACC), dat als hoofdkwartier voor de luchtoperaties van de NAVO fungeert. Sinds 26 maart 2011 levert ook de AWACS (waarbij ook Nederlanders deel uitmaken van de bemanning) informatie aan het JFACC. Het JFACC stuurt, na zorgvuldige afweging en gebaseerd op aangeleverde en beschikbare informatie, vliegtuigen aan voor inzet, ook tegen grondgebonden doelen. Daarbij fungeert de AWACS soms als tussenschakel, maar niet als opdrachtgevende eenheid. Nederlandse F-16´s kunnen, zoals gesteld in de aanvullende art 100 brief van 30 maart, worden ingezet voor inlichtingenvergaring, gebiedsbewaking en luchtruimverdediging en worden onder die noemer ook feitelijk ingezet ter bescherming van de vliegtuigen die de bombardementen uitvoeren en het vergaren van inlichtingen over gronddoelen. Nederlanders en Nederlandse eenheden voeren geen bombardementen op gronddoelen uit.
Kunt u een overzicht geven van alle internationale militaire acties, inclusief luchtbombardementen, waaraan Nederland direct dan wel indirect (bijvoorbeeld via het delen van informatie via Awacs of F-16’s) een bijdrage heeft geleverd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de NAVO-juristen inmiddels2 overeenstemming bereikt over Libië schreef u dat de NAVO-juristen het nog niet eens waren over de juiste interpretatie van het mandaat voor de NAVO-operatie zoals vastgelegd in de VN Veiligheidsraadresoluties? Zo ja, hoe luidt die met betrekking tot bombardementen, training van de opstandelingen en wapenleveranties? Zo nee, waarom niet?
Het is binnen de NAVO en tussen de lidstaten niet mogelijk gebleken om tot een eensluidende interpretatie te komen van de VN Veiligheidsraadresoluties wat betreft wapenleveranties. De Secretaris-Generaal van de NAVO heeft gesteld dat hij wapenleveranties aan de Libische oppositie geen taak voor de NAVO acht. De regering is het daarmee eens. Wel is er consensus binnen de NAVO dat bombardementen ter bescherming van de Libische burgerbevolking binnen het mandaat van de VN resoluties vallen. De vraag of training van opstandelingen binnen het mandaat van de VN resoluties valt is binnen de NAVO geen onderwerp van gesprek geweest omdat dit niet binnen het NAVO-mandaat voor Unified Protector valt. Enkele landen, waaronder ook NAVO-lidstaten, zijn op bilaterale basis overgegaan tot dergelijke activiteiten. Tenslotte merken wij op dat de uitleg van VN Veiligheidsraadresoluties allereerst de verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad zelf is, en vervolgens van elke individuele VN-lidstaat.
Wanneer kan de Kamer de brief tegemoet zien die de minister van Defensie heeft toegezegd bij de behandeling van beide artikel 100-brieven over de Nederlandse bijdrage aan Libië, namelijk om de Kamer op korte termijn middels een brief te informeren over het overdragen en berechten van arrestanten in het kader van handhaving van het wapenembargo? Welke procedures worden momenteel gevolgd ten aanzien van het overdragen en berechten van verdachten?
Wij zullen deze maand een brief aan uw Kamer sturen over het overdragen en berechten van gevangen genomen personen in het kader van het handhaven van het wapenembargo. Tot nu toe zijn, voor zover bekend, geen personen overgedragen ter berechting wegens het schenden van het wapenembargo.
Kunt u de berichten bevestigen dat er wapens worden geleverd aan de Libische opstandelingen?1 Zijn deze wapens afkomstig van landen die deelnemen aan de NAVO-missie? Hoe verhouden deze wapenleveranties zich tot het wapenembargo?
Nee, wij beschikken niet over informatie die deze berichten bevestigt. Nederland is geen voorstander van dergelijke wapenleveranties. Dit standpunt hebben wij gedeeld met onze bondgenoten in de NAVO.
Kunt u de berichten bevestigen dat Libische opstandelingen buitenlandse training krijgen van onder andere Qatar? Vallen deze trainingen onder het NAVO-commando? Vallen zij binnen het mandaat van de VN Veiligheidsraad?
Bekend is dat een aantal landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Italië en Frankrijk training en advies bieden aan de Libische oppositie. Dit betreffen bilaterale initiatieven die niet vallen onder de NAVO-missie Unified Protector. Paragraaf vier van VN Veiligheidsraad resolutie 1973 biedt, naar het oordeel van de regering, VN lidstaten de ruimte om dergelijke bilaterale initiatieven te ontplooien teneinde de Libische burgerbevolking te beschermen.
In hoeverre deelt u de inschatting van de Franse en Britse ministers van Buitenlandse zaken dat de NAVO tekort schiet bij de bescherming van burgers in Libië en meer moet doen om de zware wapens van Gaddafi uit te schakelen die burgers bedreigen in de belegerde stad Misrata?3
Naar het oordeel van de regering doet de NAVO al het mogelijke binnen het mandaat om VN-resolutie 1973 uit te voeren en de Libische bevolking te beschermen. Tijdens de NAVO-bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken op 14 en 15 april jl. is bovendien unanieme steun uitgesproken voor de operatie tot nu toe, waarmee veel Libische burgers zijn gered. Uw Kamer zal over de uitkomsten van deze ministeriële per brief worden geïnformeerd. Tijdens deze bijeenkomst hebben zowel de NAVO als een aantal NAVO-lidstaten de aanwezige landen opgeroepen tot meer of andersoortige bijdragen, waaronder vliegtuigen die inzetbaar zijn voor de bestrijding van gronddoelen.
Valt zo’n intensivering van de NAVO-operatie naar uw opvatting binnen het mandaat van de missie?
Zoals bekend wordt de Nederlandse militaire bijdrage niet ingezet voor de bestrijding van gronddoelen. Een dergelijke intensivering van de Nederlandse inzet is onder het huidige mandaat van de Nederlandse missie niet mogelijk.
Hoe beoordeelt u de bemiddelingspogingen van de Afrikaanse Unie, die een staakt-het-vuren en onderhandelingen van de Overgangsraad met kolonel Gaddafi bepleit?
Nederland verwelkomt diplomatieke initiatieven die kunnen leiden tot het behalen van het doel van de VN resoluties, namelijk het veiligstellen van de Libische burgerbevolking. Betrokkenheid van landen en organisaties uit de regio is van belang. Uit het verloop van de bemiddelingspoging van de Afrikaanse Unie in Tripoli en Benghazi blijkt hoe belangrijk onderlinge coördinatie en afstemming van deze initiatieven is. Het is in het belang van Libië en de Libische bevolking dat de internationale gemeenschap ook in de toekomst in onderlinge afstemming zo transparant en efficiënt mogelijk opereert.
Welke inzet bepleit u in de Libië Contact Groep waarvan Nederland nu met België deel uit 10 maakt?
Inmiddels is sprake van Benelux-vertegenwoordiging bij de Contact Groep. Nederland en België vervullen op roterende basis het lidmaatschap op ministerieel niveau. Luxemburg is op ambtelijk niveau bij de bijeenkomsten aanwezig, evenals het land dat op dat moment niet op ministerieel niveau vertegenwoordigd wordt. Per vergadering van de Contactgroep vindt op basis van de vigerende agenda onderlinge afstemming plaats over de gezamenlijke inzet. Nederland en België zien de contactgroep als een nuttig en noodzakelijk orgaan voor internationale coördinatie en afstemming inzake Libië. In dat opzicht is het essentieel dat een groot aantal landen uit de regio is vertegenwoordigd in de Contactgroep. Als algemene inzet in de Contactgroep geldt dat België en Nederland het belang benadrukken van een inclusief proces. Libisch ownership zal moeten leiden tot een politieke oplossing waarbij alle relevante spelers in Libië betrokken zijn. Niettemin menen België en Nederland dat in een dergelijke politieke oplossing geen ruimte is voor Qaddafi en zijn directe entourage.
Terreurdreiging van Hezbollah |
|
|
|
Kent u het bericht dat Hezbollah de intentie heeft om het Westen aan te vallen om de aandacht af te leiden van een aanklacht van het Special Tribunal for Lebanon? Zo ja, hoe beoordeelt u deze berichten?1
Ja. Omdat deze berichten niet verifieerbaar zijn gebleken door onafhankelijke bronnen, kan ik geen beoordeling geven over de juistheid en eventuele achtergronden ervan.
Is er een verhoogd dreigingsrisico voor Nederland als gastland voor het Special Tribunal for Lebanon?
Alle in Nederland gevestigde tribunalen, waaronder het Special Tribunal for Lebanon (STL) zijn ondergebracht in het stelsel «Bewaken en Beveiligen». In dit kader ontvangt de NCTb dreigingsinformatie van de MIVD, AIVD en KLPD. In het openbaar worden geen mededelingen gedaan ten aanzien van eventuele dreigingsrisico’s.
Kunt u een inschatting geven van de recente berichten over wapenopbouw door Hezbollah en de mogelijkheden om Europa met terroristische aanslagen te bedreigen?
Omdat deze berichten bij navraag niet verifieerbaar zijn gebleken door onafhankelijke bronnen, kan ik geen beoordeling geven over de juistheid en eventuele achtergronden ervan. Deze aanhoudende berichten rondom de bewapening van Hezbollah zijn wel zorgelijk en benadrukken het belang van voortgezette aandacht en waakzaamheid van de internationale gemeenschap.
Hoe beoordeelt u de internationale positie van Libanon in het licht van deze berichten?
De veiligheidssituatie van Libanon blijft precair. De internationale gemeenschap besteedt veel aandacht aan deze kwestie zoals blijkt uit de aanwezigheid van een grote VN-missie (UNIFIL) en van speciale gezanten belast met toezicht op de naleving van de verschillende VN-veiligheidsraadresoluties. Uiteindelijk is het aan de Libanese autoriteiten om de noodzakelijke voorzieningen te treffen ten behoeve van stabiliteit en vrede. De internationale gemeenschap staat hen daarin actief bij.
Verleent de door Hezbollah gesteunde formateur Mikati zijn volledige medewerking aan het Special Tribunal for Lebanon?
Formateur en inmiddels Premier Najib Mikati heeft consistent verklaard dat Libanon zich gehouden acht aan zijn internationale verplichtingen, waaronder volledige medewerking aan het Special Tribunal for Lebanon (STL). Hij streeft daartoe actief een oplossing tussen de diverse politieke facties in Libanon na.
Wanneer verwacht u een nieuwe regering in Libanon?
De nieuwe regering ontving op 7 juli jl. de goedkeuring van het Libanese parlement. Daarmee werd de regeringsverklaring aangenomen.
Deelt u de mening dat de dreiging van Hezbollah geen reden mag zijn om de aanklachten van het Special Tribunal for Lebanon te vertragen? Op welke termijn verwacht u dat de aanklachten bekend zullen worden?
Ja. Inmiddels heeft het STL bekendgemaakt de aanklachten, in verzegelde vorm, te hebben overhandigd aan de Libanese Procureur-Generaal.
Welke mogelijkheden zult u benutten om de internationale positie van Libanon te bespreken en het land te houden aan de internationale afspraken die zijn aangegaan?
Nederland is voorstander van een actieve betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de situatie van Libanon en draagt dat uit in EU en VN-verband.
Nederland heeft recent de zorgen over het onderwerp overgebracht aan zowel de commandant van de Libanese strijdkrachten, als Michael Williams, de speciaal gezant van de SGVN. Laatstgenoemde is belast met de het monitoren van de voortgang van de Libanese autoriteiten bij de naleving en de implementatie van de verplichtingen uit VNVR-res. 1 701 en rapporteert periodiek aan de VNVR.
Nederland blijft daarnaast waar mogelijk aandacht vragen voor het onderwerp. De Nederlandse ambassade in Washington stelt het onderwerp ondertussen geregeld aan de orde tijdens reguliere contacten met de Amerikaanse autoriteiten.