De betrokkenheid van het regime van de Islamitische Republiek Pakistan bij de recente terreuraanval op de Amerikaanse ambassade in Kabul |
|
Marcial Hernandez (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Kent u het artikel «U.S. links Pakistan to group it blames for Kabul attack»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de Amerikaanse beschuldigingen?
Ik beschik niet over de precieze informatie waarop de uitspraken van Admiraal Mullen, toenmalig voorzitter van de Joint Chiefs of Staff, zijn gebaseerd. President Obama heeft in aanvulling op de uitspraken van Mullen aangegeven dat harde bewijzen voor een connectie tussen Pakistaanse veiligheidsdiensten en terroristische groeperingen ontbreken.
Hoe ziet u de Pakistaanse regering, nu deze ernstige beschuldigingen officieel door de Verenigde Staten zijn gedaan? Hebben de beschuldigingen ook invloed op de Nederlands-Pakistaanse relaties?
Berichten over mogelijke steun van Pakistaanse overheidsdiensten aan terroristische groepen neem ik uiterst serieus. Nederland beschouwt Pakistan evenwel nog steeds als een belangrijke partner in de strijd tegen het terrorisme.
De Pakistaanse regering heeft in 2009 en 2010 in de grensgebieden met Afghanistan grootschalige militaire acties uitgevoerd tegen terroristische organisaties die in Pakistan aanslagen plegen. Nederland blijft er net als andere bondgenoten bij de Pakistaanse regering op aandringen dat effectief wordt opgetreden tegen alle terroristische groeperingen die zich op Pakistaans grondgebied bevinden.
Hoe typeert u de veiligheidssituatie in Kabul met het oog op Nederlandse belangen aldaar?
De hoofdstad Kabul is voor de opstandelingen van specifiek belang, vooral vanwege zijn symbolische waarde als zetel van de centrale overheid en internationale vertegenwoordigingen. De recente aanslagen in Kabul, waaronder die op het Amerikaanse ambassadegebouw, onderstrepen dit. De Afghaanse autoriteiten in Kabul zijn primair verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid in de stad. Zij hebben tijdens dit incident aangetoond met beperkte internationale steun effectief te kunnen optreden tegen complexe aanvallen.
Is het veiligheidsbeleid van de Nederlandse ambassade in Kabul na de terreuraanval op de Amerikaanse ambassade aangescherpt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Nederland volgt en analyseert de ontwikkelingen van de veiligheidssituatie nauwgezet. Op basis van die informatie wordt voortdurend de afweging gemaakt om het veiligheidsbeleid van de ambassade al dan niet aan te scherpen en worden adequate beveiligingsmaatregelen genomen. Om veiligheidsredenen worden geen uitspraken gedaan over specifieke maatregelen.
Bent u eventueel bereid de Nederlandse ambassade in Kabul door bewapende Nederlandse militairen te laten beveiligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft een Pakistaanse betrokkenheid bij terroristische groepen in Afghanistan gevolgen voor de militaire operaties van de NAVO in Afghanistan en voor de logistieke operaties van de NAVO in Pakistan? Zo ja, welke?
Om veiligheidsredenen en uit operationeel oogpunt worden geen uitspraken gedaan over operaties van de NAVO.
Defensie in Griekenland |
|
Harry van Bommel , Ewout Irrgang |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Kloppen de berichten dat Griekenland veel geld blijft uitgeven aan defensie ondanks de financiële problemen? Deelt u de mening dat dergelijke uitgaven absurd zijn, in het licht van de grote offers die van de Griekse bevolking gevraagd worden?
Het budget van het Griekse ministerie van Defensie is de laatste jaren aanzienlijk gekort. Deze korting op het defensiebudget maakt onderdeel uit van de afspraken met de EU en het IMF. De budgettaire keuzes zijn op nationaal niveau geïnitieerd. De belangrijkste bezuinigingsmaatregel is de sterke temporisering en annulering van diverse investeringsplannen (schepen, jachtvliegtuigen). Slechts tweedehands defensiematerieel kan nog worden aangeschaft. Daarnaast zijn strenge salarismaatregelen genomen. Het volume van de wapenaankopen is onder de huidige financiële omstandigheden sterk gedaald en betreft vervanging of aankopen voor inzet van beschikbare wapensystemen, zoals munitie. Volgens het Griekse Institute of Defence Analysis zijn de totale defensie-uitgaven zijn in 2011 met 18% gedaald t.o.v. 2010 en op wapenaankopen is met 20% bezuinigd.
Wat is uw reactie op het bericht dat er 400 tanks uit de VS naar Griekenland gaan?1
Ik heb van dit bericht kennisgenomen. Naar verluidt hebben de VS een aanbod gedaan om 400 gevechtstanks van het type A1A Abrams gratis te leveren. Omdat de kosten die met transport en logistiek daarvan zijn gemoeid zeer aanzienlijk zouden zijn en voor rekening van Griekenland komen, heeft deze transactie niet plaatsgevonden. Dit wordt bevestigd door het Griekse ministerie van Defensie.
Kunt u bevestigen dat de Grieken de afgelopen 5 jaar 170 nieuwe F16’s hebben gekocht en in totaal 300 F16’s willen hebben? Klopt het bericht uit de vakpers dat er door de Griekse regering een contract van 3,1 miljard dollar is afgesloten voor de levering van reserveonderdelen voor deze F16-vloot?2
Volgens het Griekse Institute of Defence Analysis heeft Griekenland over een periode van 21 jaar (1989–2010) in totaal 170 F-16’s aangeschaft, waarvan er thans (2011) nog 157 in dienst zijn. De levering van reservedelen in dezelfde periode heeft naar schatting een financieel volume gehad van EUR 1,7 miljard. Er is geen aankoop van verdere F16’s voorzien. Het totaal aantal jachtvliegtuigen waarover de Griekse luchtmacht beschikt is ca. 300, oudere types inbegrepen. Het Institute For Defence Analysis meldt tevens dat alle vervangingsplannen thans zijn bevroren.
Op welke manier voert Griekenland de met het IMF afgesproken bezuinigingen op defensie uit? Waarop wordt er bezuinigd?3
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de berichten bevestigen dat de regeringen van Frankrijk en Duitsland de economische crisis gebruiken om wapens aan Griekenland te verkopen?4 Op welke wijze vergewist u zich ervan dat overheden de situatie in Griekenland niet misbruiken om wapenverkopen er door te drukken?
Neen, ik kan de berichtgeving waar u naar verwijst niet bevestigen. De Trojka houdt nauw toezicht op alle uitgaven door Griekenland, inclusief de uitgaven op het terrein van defensie.
Ophoging van de Palestijnse VN-status |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Netanyahu: Israel will agree to upgrade of Palestinian status, not statehood», waaruit blijkt dat de Israelische premier Netanyahu bereid is te praten over een hogere VN-status voor de Palestijnen? Klopt de naar voren gebrachte informatie over deze vermeende Israelische bereidheid?1
Het kabinet zal voorstellen steunen die de hervatting van de onderhandelingen dichterbij brengen en dus op medewerking van alle betrokken partijen kunnen rekenen.
Bent u bereid dit plan in EU-verband te steunen en voor te stemmen of u van stemming te onthouden wanneer het in stemming komt bij de Verenigde Naties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van plan, wanneer er consensus is over steun voor een bepaalde variant van Palestijnse VN-status onder de overige 26 EU-lidstaten zonder Israelische steun voor die variant, consensus van de hele EU te blokkeren door tegen te zijn?
Het kabinet zal handelen in het belang van het vredesproces. Ook de HV Ashton zet in op spoedige hervatting van directe vredesbesprekingen. Om dit mogelijk te maken moedigt zij alle partijen aan alleen stappen te zetten die voor de andere betrokkenen acceptabel zijn.
Deelt u de mening dat Nederland een constructievere rol had kunnen spelen door zich in eerdere stadia niet direct en louter uit te spreken tegen eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat, maar in plaats daarvan te pleitten voor oplossingen die mogelijk door alle partijen in het Midden-Oosten Vredesproces gedragen konden worden, zoals het ophogen van de Palestijnse status?
Nederland speelt een constructieve rol, heeft beide partijen ook afgelopen dagen opnieuw opgeroepen hervatting van de onderhandelingen mogelijk te maken. Nederland heeft in bilaterale contacten met partijen suggesties gedaan hoe deze onderhandelingen dichterbij te brengen. Het kabinet blijft deze rol spelen.
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden, gezien de aankondiging van president Abbas om 23 september aanstaande een resolutie in stemming te brengen?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het Nederlandse veto tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot Schengen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Nu tijdens het algemene overleg JBZ in de Tweede Kamer op 15 september 2011 de minister voor Immigratie en Asiel heeft aangegeven dat Nederland een veto zal uitspreken tegen de toetreding van Roemenie en Bulgarije tot het Schengengebied, is dit het definitieve standpunt van de Nederlandse regering of staat Nederland nog open voor alternatieve voorstellen die tijdens de aanstaande JBZ-Raad op tafel worden gelegd?
Tijdens de JBZ-raad van 22 september jl. heeft de regering het standpunt uitgedragen dat zij op dit moment onvoldoende vertrouwen heeft om in te kunnen stemmen met toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone. Zij is van mening dat enkel het voldoen aan de technische criteria niet voldoende is voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije. Nederland wil dat beide landen de noodzakelijke hervormingen doorvoeren op het terrein van een effectief en efficiënt functionerend justitieel stelsel en de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit en dat ze deze hervormingen ook implementeren. De Commissie heeft in de CVM-rapporten van juli 2011 nog serieuze tekortkomingen geconstateerd op het gebied van de hervorming van de rechtsstaat.
Tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september jl. heb ik dit standpunt toegelicht en middels het verslag van de JBZ-Raad bent u ingelicht over het verloop van de discussie in de Raad waarbij de Nederlandse inbreng ook is weergegeven.
Wat is uw reactie op het feit dat een grote meerderheid in het Europees Parlement voor de volgende stap in het toetredingsproces heeft gestemd?
Het EP is van mening dat enkel de technische criteria van het Schengenacquis moeten worden gewogen. Het kabinet is het daar niet mee eens. Afgaande op de inbreng van verschillende fracties in de Tweede Kamer tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september is de conclusie gerechtvaardigd dat het standpunt van het kabinet wordt gesteund door een brede meerderheid in de Tweede Kamer.
Hoe verklaart Nederland, dat als enige land waarschijnlijk tegen zal stemmen, dat de meeste andere lidstaten wel voor toetreding van Bulgarije en Roemenië zijn? Op welke punten verschilt Nederland feitelijk met hen van mening?
Nederland en Finland zijn momenteel dezelfde mening toegedaan.
Ook Frankrijk en Duitsland zijn van mening dat Bulgarije en Roemenië meer moeten doen op het terrein van de hervorming van de rechtsstaat. Zij vinden daarom ook dat van volledige toetreding nog geen sprake kan zijn, maar zien mogelijkheden voor een gedeeltelijke toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone.
Herinnert u zich uw antwoord op de vragen over de link tussen toetreding tot Schengen en de afspraken in het Coöperatie en Verificatie Mechanisme (CVM), waarin u aangeeft dat een structureel verband tussen beiden de goedkeuring van de toetredende landen behoeft en niet haalbaar lijkt?1
Ja, dat antwoord geldt nog steeds.
Op basis van welke rechtsgrondslag meent u nu dat het mogelijk is om de afspraken van het CVM wel in verband te brengen met toetreding en zelfs doorslaggevend te laten zijn voor de besluitvorming over de toetreding van beide landen?
In juridisch opzicht wordt er geen directe koppeling gelegd tussen artikel 4 van de Toetredingsakte van Roemenië en Bulgarije en het CVM. Het juridisch kader (artikel 4) bestaat uit twee hoofdelementen: het voldoen aan de technische voorwaarden, overeenkomstig de Schengenevaluatieprocedures, en een appreciatie door de Raad. In de Toetredingsakte is daartoe in de voorwaarde van een unaniem Raadsbesluit voorzien. Inherent daaraan is de mogelijkheid dat, op basis van appreciatie, de unanimiteit niet wordt bereikt. Nederland heeft juridisch gezien dus de ruimte om een eigen afweging te maken op basis van de vraag of er voldoende vertrouwen is om de binnengrenscontroles met Roemenië en Bulgarije op te heffen.
Kunt u uiteenzetten wat feitelijk uw bezwaren zijn tegen een alternatieve gedeeltelijke toetreding van beide landen?
Nederland moet kunnen vertrouwen op een goede implementatie en naleving van reeds aangenomen wetgeving en op het goed functioneren van de instituties die het Schengenaquis toepassen. Vooral corruptie moet consequent worden aangepakt om de integriteit van de grenscontroles te kunnen waarborgen. Hoewel Roemenië en Bulgarije vooruitgang hebben geboekt bij de aanpak van de corruptie, de werking van de rechtelijke macht en de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, maken de meest recente rapporten ook duidelijk dat er meer vooruitgang nodig is.
Het kabinet meent dan ook dat het nog te vroeg is onomkeerbare stappen te zetten in dit proces. Daarmee is partiële toetreding van Roemenië en Bulgarije op dit moment geen goede optie.
Zijn er alternatieve waarborgen / mechanismen voor u denkbaar die gedeeltelijke toetreding wel mogelijk zouden maken? Indien ja, welke? Indien nee, heeft u de mogelijkheden hiertoe verkend?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, als partiële toetreding in de JBZ-Raad wordt voorgesteld, in ieder geval de mogelijkheden ervan te bezien alvorens u definitief uw standpunt verwoordt?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat Nederland al jaren een goede handelsrelatie met Roemenië en Bulgarije onderhoudt?
De Nederlandse relaties met Bulgarije en Roemenië zijn zeer breed, goed en intensief. Dat geldt in het bijzonder voor de economische relaties. Roemeense en Bulgaarse politici erkennen dat handhaving van deze goede relaties in Nederlands maar ook in Bulgaars en Roemeens belang zijn. Hoewel het principiële Nederlandse standpunt over Schengen voor hen een teleurstelling is, verwachten wij geen verschuiving in de Roemeense en Bulgaarse positie tegenover Nederland.
Welke gevolgen verwacht u van een Nederlands nee-stem, voor de diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Roemenië en tussen Nederland en Bulgarije?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u uiteenzetten wat de feitelijke gevolgen (weergegeven in cijfers) voor de Nederlandse export zullen zijn als deze landen nu niet kunnen toetreden tot Schengen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om de bovenstaande vragen binnen drie dagen en nog voor de aanstaande JBZ-Raad van 22 september 2011 te beantwoorden?
Tijdens het AO JBZ-Raad van 15 september jl. heeft een uitgebreide gedachtewisseling plaatsgevonden over dit onderwerp. De inbreng van de verschillende fracties is meegenomen bij het definitief vaststellen van het standpunt tijdens de JBZ-Raad. Deze vragen zijn derhalve niet beantwoord voor 22 september 2011.
Elektronische terreur tegen Syrische oppositie in Nederland |
|
Harry van Bommel |
|
Herinnert u zich uw bezoek aan «het Jasmijnplein», een actiecentrum in Rotterdam van Syriërs in Nederland?
Ja.
Is het u bekend dat de Facebook-pagina van «Jasmijnplein» evenals een aantal andere Facebook-pagina’s van Syrische oppositie in Nederland dinsdag 13 september jl. zijn gehackt?1
Ja.
Is het u bekend dat de afsluiting van het Arabisch filmfestival, mede-georganiseerd door betrokkenen bij «Jasmijnplein», is verstoord door medestanders van president Assad en dat zij daarbij beeldopnamen maakten van opposanten van het bewind van president Assad?2
Ja.
Bent u op de hoogte van het bestaan van een speciale eenheid van de Syrische overheid, «the Syrian Electronic Army», die zich bezighoudt met het hacken van Facebook-pagina’s en websites van opposanten van het Syrische regime in binnen- en buitenland?3
Ik ben op de hoogte van het bestaan van een «Syrian Electronic Army», maar kan niet bevestigen dat dit een Syrisch overheidsorgaan is.
Kent u verklaring 117 van het Syrian Electronic Army, waarin wordt gemeld dat het Syrische leger erkent een aantal Facebook-pagina’s en -groepen te hebben gestopt?4
Ja.
Deelt u de mening dat het zeer waarschijnlijk is dat de Syrische overheid achter deze elektronische terreur zit met als doel de oppositie tegen het bewind van Assad op het internet te intimideren en monddood te maken? Indien neen, waarom niet?
Het is waarschijnlijk dat het bewind van Assad ook op internet met alle mogelijke middelen probeert tegenstanders het zwijgen op te leggen.Het toenemend aantal signalen dat hierop wijst, wordt door de Nederlandse regering buitengewoon serieus genomen.
Wat kunt u doen om deze elektronische terreur van democratisch gezinde kranten tegen te gaan en de vrijheid van meningsuiting van de Syrische oppositie, ook op het internet, te garanderen?
Wat ik kan doen is de ambassadeur zeggen dat het intimideren van Syriërs ontoelaatbaar is. Verder bekijkt de Nederlandse regering de mogelijkheden voor preventieve actie, maar ik kan daarover op dit moment niet in detail treden.
Zoals ik uw Kamer heb gemeld in de brief over mijn inzet op internetvrijheid (32 500 V, nr. 191) is de bevordering van vrijheid van meningsuiting – en in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting op internet – één van de prioriteiten van mijn mensenrechtenbeleid. In bilateraal en multilateraal kader zet ik mij ervoor in om bloggers en cyberdissidenten te beschermen en om de uitvoer van technologie die internetvrijheid belemmert vanuit EU-landen naar landen als Syrië tegen te gaan.
Bent u bereid om te bezien of vanuit het mensenrechtenfonds initiatieven op het gebied van de (nieuwe) media, gericht op democratisering van landen in de Arabische regio, kunnen worden gesteund? Indien neen, waarom niet?
Ja, het mensenrechtenfonds en het MATRA-Zuidfonds staan open voor projectvoorstellen die ontwikkeling van vrije media in landen in de Arabische regio bevorderen.
De verheerlijking van geweld en terreur door de Palestijnse Autoriteit |
|
Kees van der Staaij (SGP), Wim Kortenoeven (PVV), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het in september 2011 uitgebrachte Palestinian Media Watch (PMW) Rapport: «Palestinian Authority glorification of terrorists and paying salaries to terrorists and Dutch funding»?1
Ja.
Herinnert u zich de motie Van der Staaij/Voordewind2 omtrent het stopzetten van subsidie aan de Palestijnse Autoriteit (PA) indien er geen concrete en effectieve maatregelen worden genomen om verheerlijken en vergoelijken van terrorisme tegen te gaan? Herinnert u zich bovendien uw antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen omtrent het verheerlijken van geweld en terrorisme door de Palestijnse Autoriteit?3
Ja.
Heeft u tevens kennisgenomen van het artikel: «Ramadan in the PA – A time for glorifying terror»4 waarin duidelijk wordt dat de Palestijnse Autoriteit expliciet terreur verheerlijkte tijdens de Ramadan?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de artikelen verschenen in het staatsblad van de PA5 van respectievelijk 4 januari, 15 april & 19 juni jl?
Ja.
Bent u bekend met de volgende (media)observaties uit het bovengenoemde rapport van het Palestinian Media Watch instituut omtrent het verheerlijken van terreur door de Palestijnse Autoriteit: 2 januari 2011 (eveneens 24 augustus 2011): PA TV eert in haar uitzending de terroristen die in 1978 37 Israëli’s om het leven brachten. Tijdens de uitzending verheerlijkt PA TV de dood van terrorist Mughrabi; 25 januari 2011: President Abbas verleent de nabestaanden van een martelaar € 2 000,–. De terrorist trachtte met twee pijpbommen Israëlische militairen om het leven te brengen. De aanslag werd verkomen; 21–24 februari 2011: PA TV betoont eer aan diverse terroristen die drie Israëli’s om het leven brachten. De uitzending betreft een fotocollage met als titel: «Helden van de speciale operaties in noordelijk Palestina»; 4 maart 2011: PA TV eert autobestuurder Mashara. Mashara reed in 2001 een zelfmoordterrorist naar het centrum van Jeruzalem. Bij deze daad kwamen 19 mensen om. PA TV stelt naar de dochter van de gevangen bestuurder: «Eergroeten en (onze) bewondering voor jouw heldhaftige vader in de gevangenis»; 4 maart 2011: Fatah herdenkt de verjaardagen van diverse «Shahid» martelaren en prees de «Shahid» martelaren die zelfmoordaanslagen pleegden in Jeruzalem. Bij die aanslagen kwamen negen mensen om; 10 maart 2011: de adviseur van President Abbas stelt het volgende: «De wapens moeten worden gericht tegen onze primaire vijand (Israël). Terrorist Mughrabi moet worden geëerd middels het vernoemen van een plein naar Mughrabi»; 10 maart 2011: PA TV eert een vrouw die een zelfmoordterrorist vervoerde. Bij deze aanslag op een pizza restaurant kwamen 15 mensen om. PA TV bezoekt de familie van de vrouwelijke bestuurder en deelde een onderscheiding uit. PA TV stelt bij het uitreiken: «Aan de heldhaftige gevangene, hierbij uw onderscheiding als een waardering voor uw offers en voor uw heldendaden»; 24 maart 2011: de minister-president van de Palestijnse Autoriteit Salam Fayyad eert vrouwelijke gevangen in Israëlische cellen, in bijzonder die gevangenen die moeder zijn. De bewindsman noemt expliciet de namen van vrouwelijke terroristen; 29 maart 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, bezoekt de familie van terrorist Al-Sayid die een zelfmoordaanslag plande in 2002. Bij die aanslag kwam 30 Israëli’s om. De minister overhandigt de familie een bewijs van eer; 13 april 2011: het officiële dagblad van de Palestijnse Autoriteit refereert aan vier terroristen die gezamenlijk 117 Israëli’s om het leven brachten. Het dagblad noemt ze helden; 18 april 2011: ambtenaren van de Palestijnse Autoriteit bezoeken de woningen van terroristen die levenslang vastzitten. Eén ambtenaar overhandigt cadeaus en geeft enkele foto’s van de gevangen; 20 april 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, plant een boom (genaamd: Vrijheidsboom voor Gevangenen) die gevangenen herdenkt in Israëlische gevangenissen; Mei–juli 2011: PA TV zendt herhaaldelijk video’s uit over terrorist Mughrabi. In deze video’s wordt de terrorist geëerd als een symbool van het martelaarschap; 20 juli 2011: een opgezet zomerkamp voor kinderen, georganiseerd door de Palestijnse Autoriteit en tevens gesponsord bij de Palestijnse minister-president, deelt de campers (waarin de kinderen slapen) in drie verschillende groepen. Deze groepen krijgen elk de naam van verschillende terroristen die aanslagen pleegden; 2 augustus 2011: PA TV eert de bommenmaker van Fatah’s militaire vleugel. PA TV overhandigt een poster die de bommenmaker eert en prijst zijn martelaarschap; 2 augustus 2011: PA TV bezoekt het huis van terrorist Sarhan. Sarhan is gevangen en wordt verdacht van het doodsteken van drie Israëli’s in 1990. De gouverneur van Bethlehem eert Sarhan en brengt een groet aan Sarhan; 3 augustus 2011: PA TV eert een zelfmoordterrorist en bezoekt het huis van de moeder van de terrorist. In het PA TV programma wordt de moeder van de terrorist als heldhaftig omschreven; 3 augustus 2011: PA TV eert de terrorist Jaradat en bezoekt het huis van de terrorist. Jaradat was verantwoordelijk voor het organiseren van drie aanslagen waarbij bijna 30 Israëli’s de dood vonden; 8 augustus 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, en de gouverneur van Hebron, eren terrorist Al-Sharbati. De twee bewindslieden overhandigen een cadeau van president Abbas; 10 augustus 2011: PA TV zendt speciale groeten (en bewijst haar eer) naar terrorist Tamini. Tamini plande een bomaanslag en begeleidde de uitvoerder van de aanslag naar de Sbarro pizza hut. Bij de aanslag in augustus 2001 kwamen vijftien mensen om; 11 augustus 2011: PA TV eert de gevangen terrorist Hajja. Verder bezoekt het programma de familie van Hajja. Hajja zit een levenslange gevangenisstraf uit voor betrokkenheid bij drie zelfmoordaanslagen waarbij 51 mensen de dood vonden; 15 augustus 2011: de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken, Karake, en de gouverneur van Hebron eren nogmaals de gevangen terrorist Al-Sharbati. De twee bewindslieden bezoeken daarbij het huis van de familie van Al-Sharbati; 16 augustus 2011: PA TV eert de gevangen terrorist Daragmeh. Het programma bezoekt tevens zijn familie in aanwezigheid van de Palestijnse minister van Gevangenen Zaken; Karake; 18 augustus 2011: de speciale vertegenwoordiger van de Palestijnse president Abbas, Al-Ifranji, eert het brein van de aanslagen in München (1972). De vertegenwoordiger legt een krans bij het graf van het brein; 18 augustus 2011: PA TV eert twee gevangenen die verantwoordelijk waren voor diverse aanslagen.
Ik ben bekend met deze passage uit het rapport.
Hoe verhouden bovenstaande voorbeelden zich tot uw beantwoording van genoemde eerdere vragen waarin u het volgende stelt: «Wanneer blijkt dat de PA geweld structureel goedkeurt, verheerlijkt en/of aanzet tot geweld zal dat consequenties moeten hebben voor de internationale steun voor de PA. Hiervoor heb ik echter geen indicatie» en «De PA voert beleid om verheerlijking van geweld en haatzaaien te ontmoedigen»? Bent u van mening dat de bovengenoemde, niet uitputtende, lijst van voorbeelden aangeeft dat de PA een actieve bijdrage levert aan het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme? Bent u tevens van mening dat de PA heeft verzaakt effectieve maatregelen te treffen om het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme tegen te gaan? Zo nee, kunt u aangeven, met inbegrip van bovengenoemde voorbeelden, hoe u tot deze conclusie komt?
Een deel van de Palestijnse bevolking sympathiseert met terroristische acties tegen Israël en uit dat ook in woord en geschrift. Dit keur ik ten zeerste af. Dit neemt niet weg dat de belangrijkste vertegenwoordigers van de PA ondubbelzinnig afstand nemen van terrorisme en terrorismeverheerlijking. Het anti-terrorismebeleid van president Abbas kan rekenen op steun van zowel Israël als de VS. Waar dit beleid zwaktes vertoont, worden die in de dialoog tussen partijen aan de orde gesteld. Desgevraagd geeft de PA aan bereid te zijn de beschuldigingen van Palestinian Media Watch aan haar adres inzake terrorismeverheerlijking te bespreken in de trilaterale commissie (PA, Israël en de VS).
Kunt u bevestigen dat 2,5% van het PA budget wordt uitgegeven aan veroordeelde Palestijnse terroristen in Israëlische gevangenissen en 3,5% van het budget opgaat aan het uitbetalen aan de nabestaanden van zelfmoordterroristen? Hoe verhoudt zich dit tot de Nederlandse bijdrage aan de betaling van de salarissen van PA ambtenaren van ca. € 25 miljoen per jaar? Kan men stellen dat dit geld ook gebruikt is voor het uitbetalen van veroordeelde Palestijnse terroristen en nabestaanden van zelfmoordterroristen? Hoe verhoudt dit zich tot het eerder genoemde standpunt van de minister dat het verheerlijken en vergoelijken van geweld en terrorisme door de PA geen structurele zaak is? Hoe verhoudt dit zich tevens tot het eerder genoemde standpunt van de minister dat de PA beleid voert om dit actief tegen te gaan? Welke consequenties trekt u uit de bevindingen van PMW ten aanzien van de financiële middelen (ca. € 50 miljoen) welke Nederland jaarlijks overmaakt aan de PA? Bent u bereid, indien de PA niet bereid is om te stoppen met dergelijke uitbetalingen, deze bijdragen in mindering te brengen van de middelen die de PA jaarlijks ontvangt van Nederland? Bent u bereid van de PA te eisen dat ze met onmiddellijke ingang stopt met deze uitbetalingen en resoluties 21 & 23, die deze regeling hebben ingesteld, intrekken?
De PA verstrekt vergoedingen aan Palestijnen in Israëlische gevangenissen. De gemiddelde maandelijkse bijdrage ligt op 3,5 miljoen NIS. Daarmee ligt het percentage van het PA-budget dat hieraan besteed wordt significant lager dan geschat door PMW. De Nederlandse bijdrage aan de betaling van PA-ambtenaren is niet gebruikt voor dit doel. De Nederlandse financiële bijdrage via Pegase was specifiek geoormerkt voor de salarissen van civil defense en politie in de maand januari van het jaar 2010. Het doel van de financiële regeling is tegemoetkoming in de kosten van basislevensbehoeften. Ik zie geen aanleiding om de PA op te roepen deze regeling te herzien. Evenmin zie ik reden de Nederlandse OS-bijdrage aan de PA te heroverwegen.
Amerikaans beleid dat hulp bij veilige abortus onmogelijk maakt |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Humanitarian Aid for Rape Victims», waaruit blijkt dat de Amerikaanse regering beleid in stand houdt om de inzet van buitenlands hulpgeld voor abortus te verbieden, ook als het gaat om het redden van vrouwenlevens of om verkrachting in oorlogsgebieden?1
Amerikaans OS-beleid maakt onderscheid tussen abortus als methode van gezinsplanning en abortus in gevallen van ernstige medische nood, verkrachting en incest. In het eerste geval is het Amerikaanse organisaties door het zgn. Helms amendment en het zgn. Hyde amendement, verboden financiële steun te verlenen. In geval van verkrachting, incest of ernstige medische nood is het verlenen van financiële steun voor abortus geoorloofd. Dit is geformaliseerd in de United States Agency for International Development (USAID) policy en door uitspraken van de Office of the legal council in het Ministerie van Justitie.
Deelt u de mening dat het bijstaan van vrouwen die levensgevaar lopen, of vrouwen die verkracht zijn in oorlogsgebieden, door middel van veilige abortus bijdraagt aan de autonome ontwikkeling en vrijheid van deze vrouwen? Zo neen, waarom niet?
Ja.
Betekent dit ook dat er geen Amerikaans budget beschikbaar is voor organisaties die het onderwerp van abortus ter sprake brengen als zich een ongewenste zwangerschap voordoet, waardoor veel hulporganisaties, voornamelijk op het gebied van familieplanning, geen aanspraak maken op Amerikaanse ontwikkelingsgelden? Om hoeveel geld en organisaties gaat het?
Conform het officiële Amerikaanse OS-beleid is financiële steun voor abortus mogelijk mits het gaat om levensbedreigende omstandigheden voor de vrouw of er sprake is van verkrachting of incest; abortus als methode van familieplanning valt hier niet onder en komt als zodanig niet in aanmerking voor steun vanuit Amerikaans OS budget. Er is geen overzicht van het aantal hulporganisaties dat door dit beleid geen aanspraak maakt op Amerikaanse ontwikkelingsgelden, noch van het bedrag dat daarmee gemoeid is.
Houdt de Amerikaanse overheid zich hiermee aan de Geneefse Conventies?
De Geneefse Conventies hebben betrekking op slachtoffers van oorlogsgeweld. Hieronder worden ook slachtoffers van verkrachtingen begaan tijdens oorlog of conflict verstaan. De Geneefse conventies hebben geen betrekking op familieplanning. Het OS-beleid van de Verenigde Staten staat hulp aan slachtoffers van oorlogsgeweld niet in de weg en is in principe niet strijdig met de Geneefse Conventies.
Hoe verhoudt de verklaring die de minister van Buitenlandse Zaken met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton in april jl. gaf over vrouwenrechten zich met het in stand houden van het beleid dat de inzet van buitenlands hulpgeld voor abortus verbiedt?2
Vrouwenrechten staan centraal in het mensenrechtenbeleid van Nederland en de Verenigde Staten. Nederland zal blijven optrekken met de VS als gelijkgestemde partner, waarbij vrouwenrechten een centraal thema zullen blijven. In contacten met de VS komen ook verschillen in beleid aan de orde.
Bent u bereid, in overeenstemming met de motie-Hachchi3, in uw contacten met de Amerikaanse overheid over vrouwenrechten de onwenselijkheid van dit beleid te bespreken?
Zie antwoord vraag 5.
Het voornemen van de Amerikaanse procureur-generaal de gerechtelijke bewijsvoering van ruim honderd CIA-zaken te staken |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Kunt u aangeven op basis waarvan u tot de conclusie bent gekomen dat de onderzoeken door de Amerikaanse procureur-generaal Eric Holder voldoende onafhankelijk zijn?1
Ik heb geen reden te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de Amerikaanse procureur-generaal en de onderzoeken uitgevoerd door de Assistent U.S. Attorney John Durham, die als openbaar aanklager een lange staat van dienst heeft en bovendien niet door de politiek is benoemd.
De uitkomsten van onafhankelijke onderzoeken zijn door Assistent U.S. Attorney Durham bij diens onderzoek betrokken.
Deelt u de mening dat er discrepantie zit tussen de uitkomsten van het onderzoek door Eric Holder en de uitkomsten van onderzoeken die andere onafhankelijke organisaties hebben gedaan in de betreffende zaken, aangezien deze tot verschillende uitkomsten hebben geleid?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het merkwaardig is dat de Amerikaanse overheid zelf om een onafhankelijk oordeel te waarborgen in afwijking van gangbare procedures juist de Assistent U.S. Attorney John Durham heeft aangewezen en dat uitgerekend in deze zaken wél tot een diepgaand strafrechtelijk onderzoek is besloten?
Alle 101 onderzoeken waren belegd bij de Assistent U.S. Attorney John Durham. Uitkomst van deze 101 onderzoeken was als volgt: in 99 gevallen is geconstateerd dat er geen grond was voor vervolging, in twee gevallen bleek er aanleiding te zijn voor diepgaand strafrechtelijk onderzoek.
Bent u bereid de Amerikaanse autoriteiten blijvend aan te spreken over de internationaalrechtelijke verplichtingen die zij zijn aangegaan op het gebied van het eerbiedigen van mensenrechten? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
In deze zaak houden de Verenigde Staten zich aan internationale verplichtingen. Er is dan ook geen reden de VS op dit punt aan te spreken.
De verslechterende mensenrechtensituatie voor mensenrechtenverdedigers in Mexico |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Kent u de brief van Protection International, waarin een uiterst somber beeld wordt geschetst van de mensenrechtensituatie in Mexico, in het bijzonder de verslechterende positie van mensenrechtenactivisten?1
Ja.
Deelt u de analyse en conclusies van Protection International, met name de conclusie dat de Mexicaanse autoriteiten een betere bescherming van mensenrechtenactivisten bewust lijken te dwarsbomen? Zo nee, waarom niet?
De Mexicaanse president Calderón heeft expliciet zijn steun voor het werk van mensenrechtenverdedigers uitgesproken en heeft per decreet een mechanisme ter bescherming van mensenrechtenverdedigers in het leven geroepen. Positief zijn ook de recente uitspraken van het inter-Amerikaanse hof voor rechten van de mens en het Mexicaanse hooggerechtshof betreffende de ontvankelijkheid van civiele gerechtshoven in gevallen van mensenrechtenschendingen door het leger. Dit neemt niet weg dat de situatie van mensenrechtenverdedigers in Mexico in het algemeen zorgen baart.
Bent u bereid bilateraal en in EU-verband steun te verlenen aan het voorstel van Mexicaanse NGO’s dat ertoe moet leiden dat diegenen die zich inzetten voor de bevordering van mensenrechten beter worden beschermd? Zo ja, bent u bereid bij de Mexicaanse autoriteiten te bepleiten dat zij dit voorstel steunen? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse inzet in Mexico is tweeledig; bilaterale steun vanuit het Mensenrechtenfonds aan mensenrechtenverdedigers en in EU-verband aan de hand van de EU-richtsnoeren en het EU-actieplan voor mensenrechtenverdedigers. Nederland heeft zitting in een EU-werkgroep die de situatie van mensenrechtenverdedigers in Mexico monitort en hierover spreekt met de Mexicaanse autoriteiten. Voorts hanteert de EU een lijst van mensenrechtenverdedigers die bijzondere aandacht verdienen. Nederland heeft de zaak Cererzo onder de aandacht gebracht van de relevante EU-werkgroep.
Bent u voorts bereid de Mexicaanse autoriteiten aan te sporen de zaak van mensenrechtenactivist Alejandro Cererzo volledig te laten onderzoeken en hen te verzoeken te reageren op de harde beschuldiging dat het National Security and Investigation Centre (CISEN) hem heeft laten mishandelen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er alle aanleiding is de dialoog tussen de EU en Mexico over mensenrechten te intensiveren? Zo ja, bent u bereid Hoge Vertegenwoordiger Ashton hiertoe aan te sporen en het onderwerp ook op de agenda te plaatsen voor overleg met uw EU-collega’s? Zo nee, waarom niet?
De EU en Mexico voeren een intensieve dialoog over de mensenrechten, waarbinnen ook individuele gevallen van mensenrechtenverdedigers worden besproken. Nederland zal zich, conform de speerpunten uit de mensenrechtenstrategie en de EU-richtsnoeren, blijven inzetten voor verbeterde bescherming van mensenrechtenverdedigers in Mexico. Hiertoe zal Nederland de situatie van mensenrechtenverdedigers bij de diensten van HV Ashton aan de orde blijven stellen.
Aanbestedingen van donorlanden die grotendeels bij de dondorlanden zelf terecht komen |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Wat is uw opvatting over het recent verschenen rapport van Eurodad waarin ontwikkelingsgelden die van donorlanden naar ontwikkelingslanden gaan worden betiteld als «boemeranghulp»?1
Het begrip «boemeranghulp» doet niet volledig recht aan de – in ieder geval door meerdere donoren w.o. Nederland – gemaakte voortgang op ontbinding en de toegenomen aanbestedingen die in ontwikkelingslanden zelf plaatsvinden. Opdrachten gaan ook vaker naar uitvoerders uit opkomende economieën. Dat neemt niet weg dat het goed is dat het rapport de aanbestedingsproblematiek uitvoerig onder de loep neemt.
Deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling is en bovendien in strijd is met verscheidene internationale afspraken, waaronder de declaraties van Parijs (2005) en Accra (2008)?
Nee, het gunnen van opdrachten aan Westerse of andere internationaal opererende bedrijven, is niet in strijd met de verklaring van Parijs of de Accra Action Agenda. Parijs en Accra dringen aan op het gebruik van «country systems» (landensystemen) ook waar het aanbesteding betreft. Bij het gebruik van deze systemen is het van essentieel belang dat er gelet wordt op transparantie en kwaliteit binnen het aankoopproces, waarbij internationale standaarden voor aanbesteding, waaronder open concurrentiestelling, van toepassing zijn. In de praktijk betekent dit dat ook bij lokale of regionale aanbesteding een deel van de opdrachten weer bij buitenlandse bedrijven terecht kan komen. Dat komt mede omdat met hulp gefinancierde goederen en diensten vaak juist niet in ruime mate in het ontwikkelingsland zelf beschikbaar zijn. Het beperken van lokale aanbesteding tot lokaal aanwezige bedrijven brengt het risico met zich mee dat dit leidt tot suboptimale prijsstelling en kwaliteit.
Met betrekking tot contracten die door de Wereldbank gegund worden gaat overigens het merendeel naar niet-OESO landen. (zie: http://siteresources.worldbank.org/INTPROCUREMENT/Resources/278019–1310394978787/PSLO_Summary~OECD-NonOECD_Supplier_Totals_by_Country(FY00–10).xls).
Kunt u aangeven welk percentage van Nederlandse donorhulp terecht komt bij Westerse bedrijven?
Zie bij vraag 4.
Kunt u aangeven bij welke internationale bedrijven dit geld terecht komt en in hoeverre Nederland hiervan profiteert?
De Nederlandse ontwikkelingshulp wordt via diverse kanalen en modaliteiten uitgevoerd. Hierbinnen wordt voor de aanbesteding van goederen en diensten voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van «country systems» in het geval van bilaterale steun aan landen, of organisatie-eigen aanbestedingsprocedures in het geval van multilaterale steun aan internationale organisaties. Bij vraag twee gaf ik al aan dat daarbij, geheel in lijn met de ontbindingsinzet, wordt gestuurd op de kwaliteit van de aanbesteding en niet op de nationaliteit van de uiteindelijke opdrachtnemer. Dit maakt dat het per definitie zeer lastig is om een direct verband te leggen tussen de besteding van deze gelden en Westerse bedrijven c.q. leveranciers. Dit alles neemt niet weg dat ambassades ook het Nederlandse bedrijfsleven, daar waar mogelijk, ondersteunen binnen een transparante en open aanbesteding.
Deelt u de mening dat aanbestedingsprocedures ingewikkeld en restrictief kunnen werken waardoor het geld nog steeds in donorlanden blijft terechtkomen? Indien ja, bent u van plan om u in internationaal verband in te zetten om de procedures omtrent de aanbestedingen te vergemakkelijken, met name voor kleine tot middelgrote bedrijven? Indien nee, waarom niet?
Aanbestedingsprocedures kunnen een langdurig en ingewikkeld proces zijn, ook in ontwikkelingslanden. Dit betekent echter niet dat ze niet gebruikt dienen te worden. Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen een transparant mechanisme dat op de gunstigste prijs/kwaliteits-verhouding selecteert, via een efficiënte procedure.
Veel ontwikkelingslanden krijgen ondersteuning van donoren om de kwaliteit van de aanbestedingsprocedures naar een hoger niveau te tillen, bijvoorbeeld door technische assistentie van onder andere internationale organisaties als de Wereldbank. Ook bilaterale donoren bieden technische assistentie aan bij het verbeteren van aanbestedingsprocedures, zoals Nederland doet binnen het ORIO programma.
Hierdoor wordt aanbestedingskennis overgedragen waardoor het ontvangende land uiteindelijk in staat gesteld wordt het beste voor zijn geld te krijgen. Het spreekt vanzelf dat de procedures niet nodeloos ingewikkeld dienen te zijn en moeten voldoen aan de eisen die hiervoor internationaal van kracht zijn, waaronder de OECD Good Procurement Practices for Official Development Assistance. Het verplicht inschakelen van lokale middelgrote en kleine bedrijven, hetgeen mogelijk is en nu al gebeurt, is mede afhankelijk van de aard en type van de werken die worden aanbesteed. Betrokkenheid van deze bedrijven geeft vaak een extra impuls aan het lokale bedrijfsleven en creëert lokale werkgelegenheid. Opgemerkt dient te worden dat bij grote aanbestedingen er vaak diverse kleine en middelgrote bedrijven als onderaannemer door de hoofdinschrijver betrokken zijn.
Wat is de verklaring voor het gegeven dat Nederland, als een van de weinige landen, niet aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rapporteert hoeveel van haar Official Development Aid (ODA)-budget naar aanbestedingen in de private sector gaat? Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze gegevens inzichtelijk gemaakt worden? Hoeveel procent van het Nederlandse ODA-budget gaat naar de private sector?
De cijfers over aanbestedingen in de private sector, waar het Eurodad rapport naar verwijst, worden door de OESO gecompileerd in het kader van de «2001 DAC Recommendation on Untying Aid2». Deze DAC aanbeveling heeft uitsluitend betrekking op contracten in het kader van ongebonden hulp aan de minst ontwikkelde landen. Nederland rapporteert zowel ex-ante als ex-post over deze contracten aan de OESO.
In zijn algemeenheid is niet te zeggen hoeveel procent van het Nederlandse ODA-budget naar de private sector gaat, aangezien de implementatie van projecten en programma’s vaak via derde partijen loopt, zoals de Wereldbank. Verder geldt dat de private sector breed gedefinieerd kan worden (bedrijven, maatschappelijke organisaties, stichtingen, individuele consultants) waardoor e.e.a. moeilijk in te delen is in.
Deelt u het advies van Eurodad om alle gebonden hulp te stoppen, zowel formeel als informeel? Deelt u de mening dat landenaanbestedingssystemen als standaardoptie gebruikt zouden moeten worden en dat ontwikkelingsprojecten zoveel mogelijk lokaal en regionaal aanbesteed zouden moeten worden? Indien niet, waarom niet?
In OESO/DAC verband wordt er naar gestreefd zoveel mogelijk tot ontbinding van hulp over te gaan. Ook Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd. Het gebruik van aanbestedingssystemen van de landen zelf, daar waar die systemen voldoen aan eisen van transparency en accountability, verdient voorkeur. Lokale aanbesteding leidt tot lokale economische groei en kennisontwikkeling. Uiteraard mag dat niet ten koste gaan van de kwaliteit en de transparantie. Bij openbare aanbestedingen is tevens van belang dat er een «level playing field» bestaat voor het lokale en internationale bedrijfsleven. Ik zal mij zowel voor versterking van lokale aanbestedingssystemen, als ook voor bevordering van een «level playing field» inzetten.
De kritiek in het Europees parlement op Nederland |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Nebahat Albayrak (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kritiek in Europees parlement op Nederland»?1
Ja.
Is het waar dat u voortzetting van het globaliseringsfonds tot 2013 blokkeert? Zo ja, waarom is dat?
Nee, Nederland blokkeert de voortzetting van het globaliseringsfonds tot 2013 niet, maar staat wel kritisch ten aanzien van het voortzetten van de versoepeling van de voorwaarden voor het maken van aanspraak op het fonds. Het betreft twee bepalingen uit 2009, welke eind 2011 aflopen. Ten eerste een verruiming van de reikwijdte van het EGF met de consequenties van de financiële en economische crisis als aanvraaggrond (naast globalisering) en ten tweede een verhoogde cofinanciering van 65% (aanvankelijk 50% in verordening 1927/2006). Op 6 september 2011 heeft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken u inzake dit voorstel van de Europese Commissie een Fiche aangeboden (TK 2010–2011, 22 112, nr. 1208).
Kunt u bevestigen dat veel Nederlandse werklozen profijt hebben (gehad) van de Europese steun door het globaliseringsfonds en dat Nederland het vaakst een beroep heeft gedaan op het fonds voor re-integratie van ontslagen werknemers?
Nederlandse bedrijven hebben via de minister van SZW 13 aanvragen ingediend. Het gaat om twee bedrijfsaanvragen en 11 aanvragen voor drie sectoren. De verschillende bedrijven en sectoren hebben in totaal € 21,1 miljoen uit het fonds aangevraagd en toegekend gekregen ten behoeve van 6 382 werknemers. Dit bedrag wordt door de bedrijven en sectoren zelf aangevuld tot € 32,5 miljoen.
Ten opzichte van andere lidstaten heeft Nederland het grootste aantal aanvragen ingediend, maar het bedrag per aanvraag is lager. Dit komt, omdat in geval van aanvragen voor sectoren, per regio (provincie) een separate aanvraag wordt ingediend. In Nederland gaat het om drie sectoren, maar die tellen voor 11 aanvragen. Wanneer gekeken wordt naar het financiële belang van de aanvragen staat Nederland zevende.
Lidstaat
Aanvragen
Lidstaat
Subsidiebedrag (€)
Nederland
13
Ierland
60 600 000
Spanje
11
Italië
49 700 000
Denemarken
6
Denemarken
41 900 000
Ierland
6
Frankrijk
39 000 000
Italië
6
Duitsland
37 200 000
Duitsland
5
Spanje
35 200 000
Litouwen
5
Nederland
21 100 000
Portugal
5
Oostenrijk
18 800 000
Oostenrijk
4
België
18 800 000
België
3
Zweden
9 800 000
Frankrijk
3
Portugal
8 500 000
Polen
3
Griekenland
2 900 000
Bulgarije
1
Litouwen
2 900 000
Tsj. Republiek
1
Slovenië
2 200 000
Finland
1
Finland
2 000 000
Griekenland
1
Polen
1 200 000
Malta
1
Bulgarije
1 100 000
Slovenië
1
Malta
700 000
Zweden
1
Tsj. Republiek
300 000
Totaal
77
Totaal
353 900 000
Bron: site Europese Commissie (http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=326&langId=en)
Kunt u aangeven hoe vaak en voor welk bedrag Nederland in totaal een beroep heeft gedaan op het globaliseringsfonds? Hoeveel Nederlandse werklozen hebben in totaal hulp ontvangen uit het fonds?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat dit fonds, dat hulp kan bieden aan werknemers die hun baan verliezen door de economische crisis of door belangrijke veranderingen in de wereldwijde handel, zijn bestaansrecht heeft bewezen?
Het EGF kan hulp bieden aan werknemers die hun baan verliezen als gevolg van de globalisering en tijdelijk sinds 2009 als gevolg van de financieel-economische crisis. Nederland is vanaf het begin kritisch geweest over het EGF als middel om effecten van globalisering tegen te gaan. Lidstaten moeten prikkels behouden om economisch beleid te voeren om op globalisering te anticiperen. Ondersteuning van werknemers die hun baan (dreigen te) verliezen is primair een nationale zaak. Nederland heeft in 2009 uiteindelijk ingestemd met de verruiming van het EGF naar de financieel-economische crisis, onder voorwaarde dat dit tijdelijk zou zijn. Verlenging van deze verruiming is geen oplossing om de effecten van de financieel-economische crisis te bestrijden; het fonds is hiervoor te klein en weegt niet op tegen nationale instrumenten. De economische crisis als aanvraaggrond helpt ook landen met een structurele werkloosheid niet verder.
Ook al heeft het fonds hulp geboden om ontslagen werknemers naar een nieuwe baan te begeleiden, ben ik er niet van overtuigd dat het instrument zijn bestaansrecht heeft bewezen; het is nog te vroeg om gedegen uitspraken te kunnen doen over de resultaten. Ik pleit dan ook voor een spoedige en gedegen externe evaluatie over het gebruik en de effecten van het EGF als instrument om de effecten van globalisering en de crisis tegen te gaan.
Deelt u de mening dat dit een voorbeeld is van hoe de Europese Unie bijdraagt aan de verhoging van het welzijn in Nederland en in Europa?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat voor een land als Nederland dit fonds juist heel belangrijk is geweest? Is het voortbestaan van het fonds niet uitermate belangrijk voor Nederland, mede gezien de bezuinigingen die de regering wenst door te voeren?
Nee, Nederland is vanaf het begin kritisch geweest over de instelling van dit fonds, met name op grond van subsidiariteitsoverwegingen: ondersteuning van werknemers die hun baan (dreigen te) verliezen is primair een taak van nationale overheden. Al heeft het fonds ondersteuning geboden, de nationale maatregelen naar aanleiding van de crisis eind 2008 waren veel sneller en belangrijker.
Hoe denkt u zelf geld vrij te maken op de begroting om deze werkloze mensen te helpen met de bezuinigingsopdracht die de regering zichzelf ten doel heeft gesteld?
Als iemand werkloos is of dreigt te worden, is hij of zij in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het vinden van een nieuwe baan, zo nodig met ondersteuning van gemeente of UWV. Er is een groot aantal instrumenten waarmee werkgevers en werknemers worden geholpen om zo snel mogelijk werk of werkhervatting te bewerkstelligen. Deze dienstverlening en extra ondersteuning voor de mensen die dat nodig hebben blijven van toepassing.
De besteding van 850.000 euro die in 2009 beschikbaar is gesteld voor Rawagede |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA), Mariko Peters (GL) |
|
Klopt het dat het in 2009 beloofde budget voor «Balongsari» nog niet (volledig) beschikbaar is gesteld voor bouwprojecten die gepland staan in dit gebied?
Nederland heeft in 2009 na overleg met de lokale autoriteiten in het district Karawang (waarin Balongsari ligt, de huidige naam van Rawagede en de centrale Indonesische overheid besloten 850 000 euro beschikbaar te stellen voor twee projecten voor op de verdere ontwikkeling van Balongsari. Doelgroep is de gehele bevolking van Balongsari.
Het eerste project betreft een microkredietproject van € 250 000 dat door Hivos wordt uitgevoerd. Dat project loopt sinds vorig jaar en is succesvol. Momenteel hebben in het kader van dit project ruim 1 000 personen een kleine lening ontvangen. Het is de bedoeling uiteindelijk tegen de 2000 personen te bereiken. Het project ondersteunt tevens de capaciteitsopbouw van een lokale coöperatie die verantwoordelijk is voor het management van de microkredieten.
Het tweede project betreft de bouw van een school, een marktgebouw en de uitbreiding van het bestaande gezondheidscentrum. Dat project wordt uitgevoerd onder auspiciën van het ministerie van Binnenlandse Zaken van Indonesië. Hiervoor is eind 2010 een overeenkomst gesloten. In dit tweede project is vertraging opgetreden. Momenteel worden door het Indonesische ministerie van Binnenlandse Zaken de noodzakelijke administratieve procedures doorlopen en wordt de laatste hand gelegd aan de inhoudelijke details. De Nederlandse ambassade en de lokale overheid in het district Karawang zijn hierbij nauw betrokken. Fondsen van de ambassade kunnen pas naar het Indonesische ministerie van Binnenlandse Zaken worden overgemaakt als eerdergenoemde voorbereidingen afgerond zijn. Die zal binnen afzienbare termijn gebeuren. Vervolgens zal gestart worden met de daadwerkelijke uitvoering van dit project. De financiële en inhoudelijke monitoring door de Nederlandse ambassade van dit project zal op de gebruikelijke wijze geschieden, waarbij tevens zal worden toegezien op de duurzaamheid van het project.
Zo ja, kunt u toelichten waarom dit het geval is en wie of welke instantie de oorzaak van deze vertraging is?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat Nederland in december 2010 een verdrag heeft ondertekend met het Indonesische ministerie van Binnenlandse Zaken en een deel van het budget heeft overgemaakt naar dit ministerie? Indien dit het geval is, hoeveel budget is overgemaakt? Is er ook sprake van een controle op de besteding van dit geld vanuit Nederland? Welk bedrag voor Balongsari (Rawagede) wordt in het verdrag met Indonesië gereserveerd?1
Zie antwoord vraag 1.
Is het verder waar dat een deel van de voorziene 850 000 euro via Hivos is besteed in Rawagede? Is het tevens waar dat het daarbij gaat om een bedrag van 106 533 euro? Is een overzicht te verschaffen van de wijze van besteding en van de voorgenomen besteding van het overige deel van het bedrag dat aan Hivos is uitbesteed?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de vertraging in het beschikbaar stellen van dit geld niet bevorderlijk is voor de relatie tussen de Nederlandse Staat en de inwoners van het dorp Rawagede en de nabestaanden van de slachtoffers uit dit gebied?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat dit geld zo snel mogelijk beschikbaar gesteld wordt voor de bouwprojecten in dit dorp? Zo ja, op welke wijze gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Een nieuwe pogrom van Indonesische moslims tegen Indonesische christenen |
|
Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Kent u de nieuwsberichten «Vijf doden bij onlusten op Ambon»1 «en «Spanning na rellen op Ambon»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze berichten, in algemene zin en in het licht van uw brief van 8 maart 2010 over de islamitische jihad tegen christenen in Indonesië?
Ik heb met bezorgdheid kennis genomen van de berichten over de gewelddadigheden op Ambon naar aanleiding van een incident op 11 september. Inmiddels is vast komen te staan dat de aanleiding voor de rellen – de dood van een motorrijder van islamitische origine – niet te wijten was aan sektarisch geweld, maar aan een ongeluk. Het is bemoedigend dat de lokale en centrale autoriteiten in samenwerking met lokale religieuze leiders van beide gemeenschappen erin zijn geslaagd verdere escalatie te voorkomen.
Wat heeft de tweede EU-Indonesië mensenrechtendialoog van 9 maart 2011 in concrete termen opgeleverd, in het algemeen en waar het gaat om de positie van christenen, Molukkers en Papoea’s?
Tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog van 9 maart 2011 is het onderwerp godsdienstvrijheid en religieuze tolerantie expliciet aan de orde geweest en zijn nadrukkelijk zorgen geuit over recente incidenten tegen religieuze en andere minderheden, waaronder Papoea’s. De Indonesische en EU delegaties deelden de mening dat dergelijke incidenten betreurenswaardig zijn en dat geweld tegen minderheden ontoelaatbaar is. Een concreet resultaat van de mensenrechtendialoog is om in oktober een gezamenlijk seminar te organiseren over religieuze vrijheid waaraan vertegenwoordigers van overheden, maatschappelijke organisaties en de academische wereld deelnemen. De aanbevelingen die tijdens dit seminar worden gedaan, zullen worden meegenomen tijdens de volgende mensenrechtendialoog.
In welke internationale organisaties heeft u de positie van Indonesische christenen, Molukkers en Papoea's aan de orde gesteld of laten stellen en wat hebben die inspanningen in concrete termen opgeleverd?
Zie tevens antwoord op vraag 3. Nederland stelt godsdienstvrijheid en religieuze tolerantie bilateraal en binnen internationale fora aan de orde. Meest recentelijk heeft staatssecretaris Knapen tijdens zijn bezoek aan Indonesië (zie Kamerbrief DAO-267/11) godsdienstvrijheid en religieuze tolerantie aan de orde gesteld bij Indonesische ministers. Ik heb het onderwerp onder de aandacht gebracht van de minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië en marge van de ASEM Foreign Ministers’ Meeting op 6 en 7 juni 2011. Ook tijdens diverse (hoog)ambtelijke contacten, zoals de jaarlijkse consultaties (laatst op 2 mei jl.), wordt religieuze tolerantie en de positie van minderheden besproken. De ambassade in Jakarta onderhoudt over deze onderwerpen nauw contact met de relevante overheidsinstanties, gelijkgezinde partners (met name in EU-kader) en met niet-gouvernementele organisaties.
Nederland zet zich actief en met succes in voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Zo is mede op initiatief van Nederland tijdens de zestiende zitting van de VN mensenrechtenraad (28 februari tot en met 25 maart 2011) de resolutie aangenomen inzake de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, waarin wordt opgeroepen geweld tegen religieuze minderheden te beteugelen.
Bij welke gelegenheden heeft u de positie van Indonesische christenen, Molukkers en Papoea’s in bilaterale contacten met Indonesische overheidsfunctionarissen aan de orde gesteld of laten stellen en wat hebben die inspanningen in concrete termen opgeleverd?
Zie antwoord vraag 4.
Wilt u deze vragen beantwoorden nog voor de (eventuele) goedkeuring van de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten en de Republiek Indonesië, op 29 september a.s.?
Ja.
Een nieuwe Turkse wet waarin wordt bepaald dat alle onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaars |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de nieuwe wet in Turkije, waarmee alle onteigende bezittingen van Christelijke Kerken en de Joodse gemeenschap van na 1936 teruggegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaren?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze wet en de reikwijdte daarvan? Zullen er uitzonderingen zijn?
Deze wet is een stap in de goede richting. Nu kunnen betreffende religieuze minderheden ook compensatie vragen voor onroerend goed dat inmiddels aan derde partijen is verkocht of gegeven; dit was eerder niet mogelijk. Bezit dat in 1936 niet geregistreerd is, kan niet worden teruggevraagd.
Deze nieuwe wet is uitsluitend op niet-islamitische religieuze minderheden van toepassing. Alevieten vallen bijvoorbeeld buiten de reikwijdte van het decreet.
Hoe staat het met de implementatie van de nieuwe Turkse stichtingswet (2008) waar ook al alle onteigende bezittingen van na 1936 aan de eigenaren teruggegeven hadden moeten worden, gezien deze regeling? Deelt u de mening dat in Turkije wetten met betrekking tot bezittingen van minderheden niet consequent geïmplementeerd worden?
Het is van belang dat de Turkse regering toeziet op een goede implementatie van deze maatregel. Bij de Stichtingswet uit 2008 schortte het hieraan.
Bent u bereid de consequente implementatie van de nieuwe wet in Europees verband nauwlettend te volgen?
Ja.
Klopt het dat de nieuwe wet alleen voor de minderheden geldt die onder de «Lausanne»-clausules vallen? Bent u bereid de Turkse autoriteiten te vragen of de recent door de Turkse staat onteigende gronden van het Syrisch Orthodoxe Mor Gabriël klooster ook onder deze nieuwe regels zullen vallen?
Ja, zie voor de reikwijdte het antwoord op vraag 2. De Ambassade in Ankara heeft de Turkse autoriteiten gevraagd of de Mor Gabriël-kwestie onder de nieuwe wet valt. Hierop was het antwoord dat het aan de Turkse rechter is om over deze lopende rechtszaken een definitief oordeel te vellen.
Deelt u de mening dat Turkije ondanks de bindende uitspraken in de Raad van Europa over de erkenning, ondersteuning en bescherming van de Aramese minderheid (resolutie 1704, punt 19.7) haar verplichtingen tot nu toe nog geenszins nagekomen is? Bent u bereid Turkije op te roepen desbetreffend stappen te initiëren?
Turkije zal de betreffende resolutie dienen uit te voeren. Nederland zal de Turkse regering in de Raad van Europa hierop blijven aanspreken.
De detentie van de Egyptische blogger Maikel Nabil |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht1 dat de Egyptische blogger en thans politiek gevangene Maikel Nabil sinds 23 augustus jl. in hongerstaking is?
Ja.
Wat vindt u ervan dat Maikel Nabil in de al-Marg gevangenis is opgesloten in afwachting van een proces door een militaire rechtbank waar nog geen datum voor is vastgsteld?
Vrijheid van meningsuiting, inclusief internetvrijheid, staat aan de basis van rechtsstaat en democratie. Ik ben dan ook zeer bezorgd over de inperking van de vrijheid van meningsuiting en vervolging van internetactivisten in Egypte.
Maikel Nabil is na zijn arrestatie op 28 maart 2011 op 10 april door een militaire rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar vanwege het openlijk beledigen van het leger. Zijn beroep tegen dit vonnis is in juli afgewezen. Op 11 oktober heeft de militaire rechtbank alsnog besloten om Maikel Nabil opnieuw te berechten. Dit proces zal 18 oktober starten.
Nederland is tegen berechting van burgers in militaire rechtbanken, omdat gezien de aard van deze rechtbanken een volwaardig proces voor burgers niet kan worden gewaarborgd.
Wat vindt u van het feit dat Maikel Nabil op 28 maart jl. werd opgepakt vanwege uitlatingen op zijn blog en op Facebook over het Egyptische leger, naast de circa 10 000 andere Egyptenaren die door militairen zijn opgepakt en waarvan velen wachten op een proces?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om direct of via de Europese Unie de kwestie onder de aandacht te brengen van de Egyptische autoriteiten?
De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Egypte op 18 en 19 mei jl. de zaak van Maikel Nabil specifiek aan de orde gesteld, onder andere bij de minister van Justitie. Daarbij heeft hij de Nederlandse zorg over de inperking van de vrijheid van meningsuiting in Egypte en over de berechting van burgers door militaire tribunalen opgebracht. Op 16 mei jl. is hier op hoog-ambtelijk niveau over gesproken met de Egyptische ambassadeur in Den Haag.
De EU Hoge Vertegenwoordiger heeft in april jl. haar zorgen over de zaak van Maikel Nabil kenbaar gemaakt bij de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken. De voorzitter van de Europese Commissie heeft dit op het hoogste niveau aangekaart tijdens zijn bezoek aan Egypte van juli jl.
Op aanraden van verschillende mensenrechtenorganisaties in Egypte heeft de EU besloten geen publieke verklaring uit te geven maar voor stille diplomatie te kiezen. Datzelfde geldt voor Nederland.
Hoe staat het voorts met het initiatief om te komen tot een Europese variant van de Amerikaanse Global Online Freedom Act om de vrijheid van internet ook in landen als Egypte te beschermen?
Het oorspronkelijke wetsvoorstel is in de VS nog niet door het Congres aangenomen. Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld in de brief over mijn inzet voor internetvrijheid2 biedt de Global Online Freedom Act (GOFA) een aantal aanknopingspunten voor beleid ter bevordering van mensenrechten op internet, zoals een restrictie op de uitvoer van internetbeveiligingstechnologie waarmee mensenrechten kunnen worden geschonden. In dit kader is uw Kamer geïnformeerd dat Nederland zich in de EU zal inzetten voor een vergunningsplicht voor die technologie en apparatuur waarmee mensenrechten kunnen worden geschonden.3 Nederland bepleit inmiddels bij diverse EU-lidstaten en de Europese Commissie het toevoegen van dergelijke technologie aan artikel 4 van de EU dual use-verordening.
Ik heb op 9 december a.s. in Den Haag een internationale ministeriële conferentie bijeengeroepen over internetvrijheid. De belangrijkste speerpunten zijn een gezamenlijke krachtige ondersteuning van de positie van cyberdissidenten en bloggers en het aansporen van bedrijven om internationale gedragscodes als het Global Network Initiative na te leven.
Het bericht in dat in Mexico twee journalistes zijn vermoord en dat er dit jaar al 10 journalisten zijn gedood |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Kent u het bericht dat verleden week in Mexico twee journalistes zijn vermoord en dat dit jaar al 10 journalisten zijn gedood?1
Ja.
Kunt u aangeven of deze moorden inderdaad het gevolg zijn van georganiseerde misdaad en drugskartels?
Dader en motief van de moorden zijn onbekend. Het onderzoek naar deze moorden is nog niet afgerond.
Kunt u aangeven of en op welke manier deze moorden zullen worden onderzocht?
De zaak wordt onderzocht door het Mexicaanse openbaar ministerie.
Deelt u de mening dat kritische journalisten en mensenrechtenverdedigers in Mexico op dit moment onvoldoende worden beschermd? Zo ja, op welke manier zult u zich in bilaterale contacten en binnen het strategische partnerschap tussen de Europese Unie en Mexico sterk maken voor een verbetering van de positie van deze mensen?
Kritische journalisten en mensenrechtenverdedigers opereren onder moeilijke omstandigheden en zijn regelmatig slachtoffer van geweld en bedreigingen, zoals blijkt uit de rapporten van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens en Mexicaanse mensenrechtenorganisaties.
In EU verband heeft de Nederlandse ambassade zitting in een van de vijf speciale werkgroepen die contacten onderhouden met mensenrechtenverdedigers in een bepaalde regio. Hiertoe spreekt de Nederlandse vertegenwoordiging met mensenrechtenverdedigers en autoriteiten in verschillende delen van het land.
De EU hanteert een lijst van mensenrechtenverdedigers die bijzondere aandacht verdienen en spreekt hier veelvuldig over met de Mexicaanse autoriteiten. Ook spreekt de EU zich uit tegen geweld tegen mensenrechtenverdedigers en journalisten, zo ook in het geval van deze twee journalistes.
Op bilateraal niveau biedt Nederland Mexico concrete steun bij het vergroten van capaciteit in de politiesector door middel van politietrainingen, uitgevoerd door de KLPD.
Kunt u daarbij specifiek ingaan op de activiteiten die de Nederlandse ambassade in Mexico ontplooit en zal ontplooien om de positie van deze mensen te versterken?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u ingaan op de toezeggingen die de Mexicaanse overheid heeft gedaan om deze mensen te beschermen en in hoeverre deze toezeggingen in praktijk zijn gebracht?
De Mexicaanse overheid heeft preventieve maatregelen aangekondigd.
President Calderón heeft de instelling van een speciaal beschermingsmechanisme voor mensenrechtenverdedigers en journalisten binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken toegezegd. Dit is bedoeld om het werk van bestaande instanties te monitoren en te coördineren. Het mechanisme is nog niet operationeel maar is een potentieel belangrijke verbetering van de huidige situatie.
Op deelstaatniveau zijn programma’s in het leven geroepen die een betere bescherming van journalisten en mensenrechtenverdedigers moeten waarborgen. Concrete voorbeelden zijn fysieke bewaking van bedreigde personen, installeren van camera’s, maar ook het sneller opsporen van daders.
Wat is het totale aantal mensen dat dit jaar in Mexico door criminele activiteiten om het leven is gekomen en wat vindt u van de situatie in Mexico?
Er zijn nog geen officiële statistieken voor 2011. De veiligheidssituatie in bepaalde delen van Mexico baart zorgen. De strijd tegen de georganiseerde misdaad die sinds 2006 door President Calderón wordt gevoerd, heeft nog niet geleid tot de gewenste afname van geweld. Het belang van het bestrijden van georganiseerde misdaad staat buiten kijf, maar politie, justitie en maatschappelijk middenveld moeten beter met elkaar gaan samenwerken.
Is het voor Nederlandse staatsburgers nog wel veilig in Mexico?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken adviseert burgers zich goed voor te bereiden op hun reis. Niet essentiële reizen naar bepaalde gebieden in Mexico worden ontraden. Dit geldt in het bijzonder voor Ciudad Juarez. Een volledig en actueel reisadvies staat op de website van het ministerie: http://www.minbuza.nl/nl/Reizen_en_Landen/Reisadviezen/Reisadviezen_alfabetisch/M/Mexico
Het korten op OS-budget ten behove van onderwijs |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Prospects for bilateral aid to basic education put students at risk» van het Fast Track Initiative, waarin wordt gewezen op grote, dreigende consequenties voor het onderwijs in OS-landen als gevolg van het terugtrekken van diverse internationale donoren?
Ja, dit rapport is mij bekend.
Wat is uw oordeel over dit rapport en welke gevolgtrekkingen verbindt u hieraan voor het Nederlandse OS-beleid, in het bijzonder op onderwijsgebied? Maakt dit rapport niet zeer aannemelijk, dat in het verleden behaalde resultaten op onderwijsgebied dreigen te verdampen?
Ter ondersteuning van mijn toezegging dat bilaterale onderwijsprogramma’s zorgvuldig worden afgebouwd, heeft Nederland als lid van de Bestuursraad van het Education for All / Fast Track Initiative (FTI) aangestuurd op onderzoek naar de huidige trends in (bilaterale) onderwijshulp.
Het rapport wijst op de mogelijk negatieve impact van individuele beslissingen van bilaterale donoren. Ik ben mij bewust van dit risico. Het rapport geeft ten onrechte de indruk dat de exit op zeer korte termijn en zonder afstemming wordt uitgevoerd. In het geval van Nederland wordt onderwijs uitgefaseerd aan de hand van een exit-strategie voor een periode van 2 à 3 jaar. Daarbij wordt nauw overlegd met de partnerlanden en andere donoren. Daarnaast stel ik € 120 miljoen beschikbaar aan het FTI om de Nederlandse afbouw te ondersteunen in de periode 2011–2014.
Nu in het bijzonder Burkina Faso, Nicaragua, Benin en Zambia extreem worden getroffen door het tegelijkertijd terugtrekken van meerdere donoren, op welke wijze kan deze «stapeling» nog worden voorkomen door onderlinge, internationale afspraken, zoals eerder is beoogd en betoogd?
Het rapport onderkent onvoldoende dat de exit niet abrupt is, maar plaatsvindt in de context van een gedegen exit-strategie, waarmee Nederland in enkele landen (Ethiopië, Mozambique, Rwanda) al ervaring heeft opgedaan. Met partnerlanden en andere donoren vindt overleg plaats. Dit proces is in volle gang. Australië en het Verenigd Koninkrijk hebben aangekondigd meer te willen investeren in de onderwijssector. Conform mijn toezegging, tijdens het Algemeen Overleg over de Focusbrief in juni, zal ik u hierover voor de Begrotingsbehandeling nader informeren.
Welke afspraken zijn / worden er thans concreet gemaakt met andere EU-lidstaten en bilaterale donoren om het tegelijkertijd terugtrekken van meerdere donoren te voorkomen? Wat is de stand van zaken hieromtrent? Voldoet dit overleg aan de verwachtingen van de staatssecretaris? Welke conclusies verbindt u aan het onverhoopt mislukken van de beoogde internationale afspraken ter zake?
In de loop van 2011 heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de Europese landen onderling en tussen de lidstaten en de Commissie over een betere werkverdeling. Daarbij wordt het belang van betere afstemming breed gedeeld, zeker nu veel landen hun bilaterale beleid herzien en het aantal partnerlanden verminderen. Hoewel veel lidstaten de analyse van het probleem delen, is er nog geen duidelijke overeenstemming over de wijze waarop deze coördinatie vorm moeten krijgen. Ook is helder dat werkverdeling en betere afstemming niet van bovenaf kunnen worden opgelegd. Flexibiliteit en respect voor nationale besluitvormingsprocedures van donoren en van partnerlanden moeten centraal staan. In het licht van de fragmentatie, overlap en gebrekkige afstemming van Europese hulpprogramma’s, is een grotere coördinerende rol voor de Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) essentieel voor het verbeteren van de werkverdeling op landenniveau.
De Commissie werkt aan voorstellen op dit terrein. Het «joint programming document» voor Soedan (dat de Tweede Kamer in juni toeging) is een voorbeeld hoe betere samenwerking en afstemming concreet vorm zou kunnen krijgen.
Wettigt het rapport het oordeel, dat de wijze waarop de EU-landen hun exit- stragieën vormgeven zeer discutabel en onzeker is? Zo ja, welke consequenties heeft dit? Zo niet, op welke wijze krijgen deze exit-stragieën op dit ogenblik in uw ogen dan wel een adequate uitvoering?
Nee, dat oordeel onderschrijf ik niet. Het proces van afstemming tussen EU-landen verloopt weliswaar niet zonder problemen, maar er zijn ook successen behaald. Zo is de afbouw van Nederlandse onderwijssteun in landen als Ethiopië, Mozambique en Rwanda met goed resultaat met andere donoren afgestemd. Het rapport zoomt in op Burkina Faso, Nicaragua en Zambia, waarvoor ik, conform de Focusbrief, in juni heb besloten tot uitfasering. In deze landen worden momenteel exit-strategieën ontwikkeld voor een periode van 2 tot 3 jaar. Gedurende deze periode biedt Nederland voor Burkina Faso en Zambia nog forse financiële ondersteuning. In Nicaragua, waar Nederland de onderwijssector ondersteunt middels een silent partnership met Canada, wordt hierover nog overlegd met de overheid en lokale donorgemeenschap. Ook zal Nederland deze landen ondersteunen bij een nieuwe aanvraag voor FTI-middelen na afloop van de lopende financiering.
Daar het rapport concludeert dat veel OS-landen relatief al veel investeren in onderwijs, van welke concrete OS-landen vindt u het desalniettemin reëel om nog meer investeringen in onderwijs te vragen?
Het rapport bevestigt dat de OS-landen in het laatste decennium zelf meer hebben geïnvesteerd in onderwijs. Dat is een positieve ontwikkeling die wijst op een afname van de afhankelijkheid van externe financiering. Tegelijkertijd is er een grote variatie tussen landen. De groep OS-landen die minder dan 4% van het BNP besteden aan onderwijs, moet aangespoord worden zelf meer te investeren. Daaronder vallen onderwijspartnerlanden als Pakistan en Zambia. Er is tevens veel te winnen bij een grotere kosteneffectiviteit. De IOB impactevaluaties van onderwijs in Uganda en Zambia wijzen op grote regionale ongelijkheden, grote absentie van leerkrachten en zwak schoolmanagement. Dit zijn belangrijke obstakels voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, waarvan de oplossing eerder ligt bij good governance dan bij grote financiële investeringen.
Wilt u in uw antwoorden ook ingaan op de in het rapport gesignaleerde ontwikkelingen bij multilaterale instellingen, zoals toezeggingen van de Wereldbank die uiteindelijk zeer weinig substantieel blijken te zijn?
Ik constateer een blijvende interesse in onderwijs bij multilaterale instellingen als de Wereldbank. De Wereldbank heeft dit jaar een nieuwe onderwijsstrategie goedgekeurd die juist inzet op een hoger ambitieniveau. Hoewel de uitgaven van de Wereldbank voor onderwijs jaarlijks fors fluctueren, is een groei voor deze sector realistisch in het licht van de toezegging van een additionele $ 750 miljoen voor onderwijs in FTI-landen voor de periode 2010–2014, waarvan een deel is ingezet om de Nederlandse terugtrekking uit Mozambique te compenseren.
Chinese journalisten onder huisarrest |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat in Beijing een vijftal Chinese schrijvers onder huisarrest is geplaatst tijdens de Internationale Boekenbeurs, waar Nederland eregast is? Indien nee, wat zijn naar uw informatie dan de feiten?1 2
In de media is bericht dat vijf personen onder huisarrest zijn geplaatst door de Chinese autoriteiten. Het letterenfonds heeft drie van de vijf genoemde personen uitgenodigd voor het Nederlandse programma. Een van deze drie personen heeft de beurs op 3 september bezocht en was ’s avonds aanwezig bij de bijeenkomst in «Café Amsterdam». Hij meldde wel onder politietoezicht te staan. Een van de andere personen heeft bevestigd onder huisarrest te staan. Ik beschik niet over informatie dat het huisarrest een direct gevolg was van de Nederlandse uitnodiging, zoals gemeld in het artikel in de Volkskrant.
Is het waar dat ook de bezoeken van de Filippijnse president en een EU-delegatie aanleiding waren voor het huisarrest van de Chinese schrijvers en een spreekverbod richting de media? Indien nee, wat zijn dan de feiten? Indien ja, wat doet de regering, zowel bilateraal als in EU-verband, om dit soort overheidspraktijken aan te kaarten bij de Chinese regering? Wat is hierbij de inzet van de regering?
Dit kan ik niet bevestigen. Het is moeilijk traceerbaar of en waarom dit soort toezicht/huisarrest wordt ingesteld, aangezien er geen officiële mededelingen over worden gedaan.
Nederland en de Europese Unie spreken regelmatig hun zorgen uit over vrijheid beperkende maatregelen tegen personen die niet zijn veroordeeld. Zij hebben bij herhaling hun zorg uitgesproken over de toename van dergelijke maatregelen sinds begin dit jaar. Ook bij de volgende bilaterale mensenrechtenconsultaties zal Nederland dit opbrengen.
Is het waar dat de schrijvers die onder huisarrest zijn geplaatst, voornemens waren het programma dat Nederland in het kader van de boekenbeurs organiseert te bezoeken en dat hen deze mogelijkheid is ontnomen? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
De persoon die meldde dat hij onder politietoezicht stond, heeft op zaterdag 3 september jl. de beurs bezocht en was ’s avonds aanwezig bij een bijeenkomst in «Café Amsterdam». Van de andere personen naar wie in het Volkskrantartikel van 2 september wordt verwezen is niet bekend of zij voornemens waren naar de «Beijing International Book Fair» te komen.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk bij de Chinese autoriteiten te informeren naar de situatie van de schrijvers en te bepleiten dat zij in vrijheid worden gesteld en toegang krijgen tot het Nederlandse programma in Beijing? Zo nee, waarom niet?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2 en vraag 6. De Nederlandse regering stelt vrijheid beperkende maatregelen zonder vorm van proces of veroordeling voortdurend aan de orde in de mensenrechtenconsultaties, zowel in EU-verband als in bilateraal verband. Tijdens de «Beijing International Book Fair» heeft staatssecretaris Zijlstra aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van meningsuiting en de zorg uitgesproken over individuele gevallen van beperking.
Heeft de regering de boekenbeurs in Beijing als kans gezien om vrijheid van meningsuiting in China te bevorderen aangezien vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid prioriteiten zijn binnen het mensenrechtenbeleid van de Nederlandse regering? Zo ja, op welke wijze is dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs voor beantwoording van deze vraag naar de Kamervragen van het lid Kortenoeven over de censuurpolitiek van het regime van de Communistische Volksrepubliek China, DAO-307/11. Een aantal kritische schrijvers en publicisten is bij het evenement aanwezig geweest. Door de aangehaalde banden tussen de Nederlandse en Chinese boekenwereld zijn de kansen op dialoog tussen vakgenoten toegenomen.
Kunt u aangeven op welke ervaringen de staatssecretaris Zijlstra van OC&W doelde, en wat de gevolgen voor betreffende personen zijn geweest toen hij aangaf dat het noemen van namen en zaken van aanhoudingen van schrijvers en andere critici van het regime niet wordt gedaan omdat de ervaring is dat dit de situatie voor hen alleen maar verslechtert?3
Individuele gevallen worden in EU en bilaterale contacten alleen dan genoemd wanneer dit effectief is en het geen gevaar oplevert voor betrokkenen. De drie personen voor wie Amnesty International in aanloop naar de Boekenbeurs campagne voerde, zijn meermalen genoemd. In andere gevallen kan stille diplomatie beter werken.
In het contact met Chinese autoriteiten heeft staatssecretaris Zijlstra gezegd dat de zorgen ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting niet enkel van algemene aard zijn, maar ook individuele gevallen betreffen. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat Nederland hierover nader van gedachten wil wisselen met China tijdens de volgende mensenrechtenconsultaties.
Bent u bereid deze vragen binnen 24 uur te beantwoorden aangezien de boekenbeurs binnen enkele dagen weer is afgelopen?
Zorgvuldig verzamelen van de feiten heeft meer tijd gevraagd, waardoor de 24-uurs beantwoording niet haalbaar bleek.
Een omstreden wetsvoorstel van de Cambodjaanse regering waardoor het werk van niet- gouvernementele organisaties (NGO's) ondermijnd zal worden |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat de Cambodjaanse Raad van Ministers een wetsvoorstel wil aannemen waardoor het werk van NGO's ondermijnd zal worden?1
Ik vind dat zorgelijk.
Op welke manier ondersteunt Nederland NGO’s en andere organisaties die zich inzetten voor mensenrechten in Cambodja? Indien deze wet wordt geïmplementeerd, wat kunnen de mogelijke consequenties zijn voor het werk dat Nederland in Cambodja verricht?
Er is geen directe ondersteuning van NGO’s door de Nederlandse overheid. Wel wordt actief Unicef Cambodja ondersteund met een bedrag van € 1 545 238, waarmee geweld, uitbuiting en misbruik van kinderen in Cambodja wordt tegengegaan. Aangezien Unicef een VN organisatie is verwacht ik vooralsnog geen consequenties voor het werk van Unicef.
Deelt u de mening van vooraanstaande mensenrechtenorganisaties dat indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, alle Nederlandse bilaterale hulp met Cambodja stopgezet moet worden? Indien nee, waarom niet?
Bent u van plan om de Cambodjaanse autoriteiten te wijzen op het gegeven dat dit een omstreden wet is? Bent u bereid zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie en de relevante VN instrumenten, de Cambodjaanse autoriteiten te wijzen op hun internationaalrechtelijke verplichtingen op het gebied van mensenrechten ? Indien nee, waarom niet?
Nederland heeft geen bilaterale hulprelatie met Cambodja.
De veroordeelde mensenrechtenverdediger Vidadi Isganderov en de arrestatie van mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de recente veroordeling van de mensenrechtenverdediger Vidadi Isganderov en zes mensenrechtenactivisten door een Azerbeidjaanse rechtbank?1
Ja.
Heeft u concrete acties ondernomen tijdens het proces en na de veroordeling van deze zeven personen? Indien ja, welke acties? Indien nee, waarom heeft u geen actie ondernomen?
Ja. De dialoog met Azerbeidzjan over mensenrechten maakt onderdeel uit van het Oostelijke Partnerschap van de EU. Nederland is actief betrokken geweest bij twee EU-verklaringen over deze kwestie: een van de EU-delegatie in Azerbeidzjan in samenspraak met de EU-ambassades ter plaatse, en een in OVSE-kader (d.d. resp. 27 augustus en 1 september 2011). Hierin spreekt de EU zorgen uit over de situatie van deze en andere mensenrechtenverdedigers in Azerbeidzjan, en wordt Azerbeidzjan gewezen op zijn internationaalrechtelijke verplichtingen op mensenrechtengebied.
Bent u bereid om op zeer korte termijn de ondergane behandeling van Vidadi Isganderov en de wijze waarop bewijslast is verkregen, te bespreken met de Azerbeidjaanse autoriteiten? Bent u eveneens bereid de ondergane behandeling van de zes mensenrechtenactivisten en de wijze waarop bewijslast is verkregen, te bespreken met de Azerbeidjaanse autoriteiten?
De EU heeft de procesgang van de zeven personen nauwlettend gevolgd en zal dat blijven doen. Nederland blijft de situatie van deze en andere mensenrechtenverdedigers in bilaterale contacten aan de orde stellen.
Indien niet, hoe kunt u verklaren bij eerdere beantwoording van schriftelijke vragen2 dat de mensenrechtensituatie structureel wordt opgebracht in bilaterale contacten?
Niet van toepassing.