Het bericht €15 miljoen Nederlands belastinggeld voor een vliegveld in Tanzania |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederland betaalt 15 miljoen voor vliegveld Tanzania»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het belachelijk is dat Nederland meebetaalt aan de verbouwing/uitbreiding van een vliegveld in Tanzania terwijl in Nederland de lasten omhoog schieten en zelfs verzorgingstehuizen worden gesloten?
Nee. Het genoemde project is onderdeel van het programma voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). ORIO heeft tot doel de economische ontwikkeling in landen als Tanzania te bevorderen door de cofinanciering van nieuwe publieke infrastructuur en de modernisering van bestaande infrastructuur. De huidige staat van Kilimanjaro International Airport belemmert de economische ontwikkeling in onder meer toerisme en tuinbouw in de noordelijke regio van Tanzania. De rehabilitatie van de luchthaven zorgt niet alleen voor een verbetering van het Tanzaniaanse investeringsklimaat, maar is ook van belang voor Nederlandse ondernemers, die actief zijn in beide sectoren.
Kunt u aangeven waarom Nederland überhaupt het op twee na meest corrupte Oost-Afrikaanse land direct maar zeker ook indirect (o.a. via de EU) spekt met miljoenen euro's aan belastinggeld?
Het voorkomen en tegengaan van corruptie is voor Nederland en de EU een prioriteit. Daarom zijn verschillende anti-corruptieclausules van toepassing op het genoemde project betreffende Kilimanjaro International Airport. Bij de aanvraag, selectie, gunning en uitvoering wordt hierop getoetst en Nederland kan maatregelen treffen in geval van corruptie. Dergelijke anti-corruptieclausules zijn altijd van toepassing op ORIO-projecten. Overigens vinden er binnen genoemd ORIO-project geen betalingen plaats aan de overheid van Tanzania. De betalingen worden direct gedaan aan de uitvoerder van het project na een controle van de geleverde werken.
Hoeveel euro Nederlands belastinggeld gaat er in 2014 via de EU naar Tanzania in het kader van ontwikkelingshulp?
De EU verwacht in 2014 € 104 miljoen te investeren in ontwikkelingssamenwerking in Tanzania. Hiervan is, indachtig de geldende verdeelsleutel, ongeveer € 5 miljoen toe te schrijven aan de Nederlandse bijdrage aan de EU.
Bent u bereid deze absurde beslissing terug te draaien en de gelden te laten steken in lastenverlichting in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zie antwoorden op voorgaande vragen.
Het «Gemeenschappelijk Standpunt» van de EU ten aanzien van Cuba |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de schuld, waarover overeenstemming bereikt werd tussen Cuba en Nederland de Exportkredietverzekering betrof die op 15 mei 2003 is afgesloten door de Rabobank voor een financieringsovereenkomst met de Cubaanse staatsbank «Banco Nacional de Cuba»?1
Nee, in 2001 heeft de rechtsvoorganger van Atradius Dutch State Business twee verzekeringspolissen afgegeven met als debiteur een Cubaanse bank in staatshanden. Onder deze polissen is in 2003 schade ontstaan. De verzekeringsovereenkomst waarnaar de vraag verwijst heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.
Hoe groot was de oorspronkelijke schuld inclusief de geaccumuleerde rente eind 2013, toen de deal gesloten werd? Wat was het rentepercentage dat afgesproken was bij de lening in 2003?
In 2003 is onder de betreffende polissen en voor rekening van de Nederlandse Staat een bedrag van € 37,3 miljoen uitgekeerd aan de verzekerde. Op het moment dat onder een polis schade ontstaat neemt de Nederlandse Staat de vordering van de verzekerde over en gaat Atradius over tot het treffen van incassomaatregelen om de schade op, in dit geval, de Cubaanse debiteur te verhalen. De initiële incassomaatregelen hebben in de periode 2004 – 2006 geleid tot de terugbetaling van circa € 3,5 miljoen. Sindsdien is door de Cubaanse bank geen betaling meer gedaan. De uitstaande schuld per december 2013 bedroeg, inclusief geaccumuleerde rente, € 73 miljoen. Het rentepercentage in de oorspronkelijke leningsovereenkomsten tussen de verzekerde partij en de Cubaanse bank betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Hoeveel is er afgeschreven op deze totale schuld en op welke wijze wordt dat in de rijksbegroting(en) verwerkt?
De Cubaanse debiteur dient in de periode 2014 tot en met 2025 € 42,6 miljoen terug te betalen plus jaarlijks 2% rente over het uitstaande bedrag. Met het sluiten van dit akkoord is van de totale vordering van € 73 miljoen een bedrag van circa € 30 miljoen, dat met name bestond uit hoog opgelopen boeterente, afgeschreven. Bij de behandeling van de rente in het akkoord is rekening gehouden met het feit dat de financieringskosten voor de Nederlandse Staat laag zijn. Het akkoord zorgt ervoor dat het oorspronkelijke schadebedrag van € 37,3 miljoen terugvloeit naar de Nederlandse Staat plus een vergoeding voor gederfde rente. De afwikkeling van deze schadezaak verloopt voor de Nederlandse Staat dan ook min of meer budgetneutraal. Na jaren van onderhandelingen en gezien de akkoorden die andere landen met Cuba hebben gesloten werd bovendien duidelijk dat geen terugbetalingsregeling tot stand zou komen als Nederland zou blijven vasthouden aan de volledige betaling van de gehele vordering.
De Minister van Buitenlandse Zaken is inhoudelijk niet bij de onderhandelingen betrokken geweest, de onderhandelingen werden gevoerd door incassospecialisten van Atradius. Het bezoek van de Minister verhoogde aan Cubaanse zijde het gevoel van urgentie om deze langslepende kwestie op te lossen en heeft er dan ook toe bijgedragen dat een significant bedrag aan belastinggeld naar Nederland terugkeert.
De recuperaties worden verantwoord in artikel 5 van hoofdstuk 9 van de Rijksbegroting («Exportkredietverzekeringen, – garanties en investeringsverzekeringen»). Het eerstvolgende begrotingsmoment na dit akkoord is de voorjaarsnota.
Wordt een deel van de afgeschreven schuld nog als ODA opgevoerd en zo ja, hoeveel?
Nee. Dit is overigens ook alleen toegestaan als er kwijtschelding plaatsvindt in het kader van de Club van Parijs, en dat is hier niet het geval.
Waarom betaalt Cuba slechts 2% rente vanaf nu op de uitstaande schuld aan Nederland? Welke andere particulieren of bedrijven mogen nog meer lenen bij de Nederlandse staat tegen 2% rente?
De rentevoet van 2% is de uitkomst van de onderhandelingen. De rente van 2% is vergelijkbaar met de «Commercial Interest Reference Rates» (CIRR) van de OESO en de financieringskosten van de Nederlandse Staat.
Waarop slaat de 2% rente precies? Over welk bedrag en welke periode wordt die in rekening gebracht?
De rente van 2% wordt berekend vanaf 1 januari 2014 over het uitstaande bedrag. Op dit moment is dat € 42,6 miljoen. Met andere woorden, bovenop de € 42,6 miljoen komt nog jaarlijks 2% rente over het uitstaande saldo. In het akkoord is bovendien opgenomen dat, als er niet wordt betaald, bovenop de rente ook een boeterente van 2% verschuldigd is.
Kunt u het precieze aflossingsschema en het rentepercentage aan de Kamer doen toekomen, aangezien de totale betalingen van Cuba aan Nederland maar € 41 miljoen lijken te bedragen en daar een (reeds afgewaardeerde) schuld van € 42,7 miljoen en rente mee wordt terugbetaald?
Het verschil tussen beide bedragen wordt verklaard door afrondingsverschillen doordat in antwoord op de in de voetnoot genoemde vragen werd gerekend met afgeronde bedragen. De precieze bedragen zijn als volgt. In 2014 en 2015 wordt € 125.000 per kwartaal betaald. Vervolgens wordt de resterende schuld afgelost in 40 kwartaaltermijnen van € 1.039.616.
Heeft Nederland overleg gehad met de andere landen in de club van Parijs voordat zij overging tot deze schulddeal en vonden de andere landen het prima dat Nederland in zijn eentje een deal aangaat voor schuld van Cuba? Zo ja, op welke wijze heeft dat overleg plaatsgevonden en hebben deze landen ingestemd? Zo nee, waarom niet?
Ja. In de Club van Parijs is afgesproken dat kortlopende vorderingen op Cuba bilateraal worden geregeld, dus buiten de Club van Parijs om. Een groot deel van de leden van de Club van Parijs heeft inmiddels een vergelijkbaar akkoord gesloten. Er zijn landen die op de hoofdsom hebben kwijtgescholden.
Welke vormen van exportkredietverzekering (EKV) is nu weer beschikbaar voor Nederlandse bedrijven in hun handel met Cuba en hoe verhoudt die zich tot de EKV van andere EU-landen in hun handel met Cuba?
In het kader van de schuldenregeling is, in het geval van een vervroegde aflossing van de hoofdsom, de mogelijkheid om nieuw kortlopend krediet te verzekeren. Zodoende heeft Cuba een prikkel om Nederland sneller terug te betalen. Vanzelfsprekend is hierbij een voorwaarde dat er geen achterstand onder de regeling mag zijn. Andere landen in de Club van Parijs hebben een vergelijkbare constructie opgenomen in hun akkoorden.
Het bericht “België wil af van ‘arme’ Nederlanders” |
|
Enneüs Heerma (CDA), Malik Azmani (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «België wil af van «arme» Nederlanders»?1
Ja.
Wat vindt u van de berichtgeving dat in 2013 305 Nederlanders te horen hebben gekregen dat zij België dienen te verlaten omdat zij een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem? Bent u ook van mening dat in Nederland vaker bekeken zou moeten worden of EU-onderdanen een belasting vormen voor het sociale zekerheidssysteem?
Op grond van de EU-richtlijn vrij verkeer van personen (RL 2004/38) kan een EU-burger het recht op verblijf verliezen, zodra hij/zij een onredelijke belasting is gaan vormen voor het sociale bijstandssysteem in een gastlidstaat. Beëindiging van het verblijf behoort tot de mogelijkheden bij een onredelijke beroep op bijstand door een EU-burger. In feite volgt Nederland wat dit betreft reeds een vergelijkbare koers als België. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013). Voorts loopt in de gemeente Rotterdam een pilot, die mede is bedoeld om na te gaan hoe de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en IND verbeterd kan worden.
Volgens de berichtgeving zijn de voorwaarden niet strenger geworden in België voor EU-onderdanen, toch is het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen gestegen. Uit de cijfers blijkt veel meer dan in Nederland. Hoe komt het dat de afgelopen twee jaar het aantal ingetrokken verblijfsvergunningen is gestegen in België? En is er een verschil met Nederland? Zo ja, wat is dan het verschil en hoe kan dit verschil verklaard worden?
Gebleken is dat in België beëindigingen van het verblijfsrecht de laatste jaren zijn toegenomen doordat controles op het verblijfsrecht bij het aanvragen, c.q. ontvangen van sociale bijstand («leefloon») in het land doeltreffender zijn georganiseerd dan voorheen. De relatief hoge cijfers zijn mede te verklaren uit de omstandigheid dat België bezig is met een inhaalslag. Behalve nieuwe aanvragen wordt ook het zittend bestand van EU-burgers, die korter dan vijf jaar in België verblijven en langer dan drie maanden «leefloon» ontvangen, onderworpen aan de nieuwe regels. Verwachting is dat de cijfers de komende tijd zullen dalen.
Sinds 2011 is in België sprake van een «regelmatige uitwisseling van gegevens» tussen betrokken instanties, resp. de «Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie» (POD MI) en de «Dienst Vreemdelingenzaken» (DVZ). De koppeling van databestanden van vreemdelingen (DVZ) en uitkeringsgerechtigden (POD MI) leidt tot een automatische «wake up call» om een onderzoek uit te voeren, via een zogenaamde Kruispuntbank. In totaal genereerde het systeem in 2012 en 2013, respectievelijk 59.000 en 64.000 «wake up calls». In circa 7,5% van de gevallen heeft vervolgens nader onderzoek plaatsgevonden. Of er een nader onderzoek komt, is afhankelijk van beleid op gemeenteniveau. Gemeenten bepalen uiteindelijk welke dossiers voor onderzoek aan de DVZ worden voorgelegd.
Nederland kent een andere werkwijze. De IND ontvangt meldingen over het verstrekken van bijstandsuitkeringen aan EU-burgers van de gemeente. Die meldingen verlopen niet geautomatiseerd. De uitvoering van de WWB is gedecentraliseerd aan gemeenten. Gemeenten verstrekken enkel een beperkte set van statistische gegevens aan het CBS en zijn niet verplicht aanvullende informatie te verstrekken. Zodra de IND een melding over het verstrekken van een bijstandsuitkering van een gemeente ontvangt, onderzoekt de IND of sprake is van een onredelijk beroep op de bijstand. In 2013 is in Nederland van totaal 650 EU-burgers het verblijf beëindigd. Uit handmatige registratie van de IND blijkt dat van 60 EU-burgers in 2013 het verblijf is beëindigd wegens een onredelijk beroep op de bijstand.
Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de motie Azmani/Hamer (d.d. 28 mei 2013) De resultaten van de pilot Rotterdam zijn in dit verband van belang. Ook de praktijkervaringen in België worden betrokken bij de verdere beleidsontwikkeling.
Uit de berichtgeving komt naar voren dat België sinds twee jaar werkt met een nieuw controlesysteem waarbij de samenwerking tussen de bijstand- en uitkeringsinstanties met de Dienst Vreemdelingenzaken sterk is verbeterd. Waarin verschilt dit systeem ten opzichte van de werkwijze in Nederland? Zijn de ervaringen in België ook meegenomen in de pilot van Rotterdam die 1 oktober 2013 is gestart?
Zie antwoord vraag 3.
Zijn in Nederland de databanken van de bijstands- en uitkeringsinstanties automatisch gekoppeld aan de databanken van de Immigratie en Naturalisatiedienst? Zo nee, waarom niet? En als er geen koppeling van databanken (mogelijk) is op welke wijze zou de gegevensuitwisseling dan geïntensiveerd en verbeterd kunnen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Op 9 december 2013 heeft u samen met de Belgische minister Bourgeois een intentieverklaring ondertekend om beter samen te werken op onder meer de schaduwkanten van intra-EU-arbeidsmobiliteit. Neemt u in deze samenwerking ook het nieuwe, verbeterde, controlesysteem van de Belgische overheid mee? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De intentieverklaring om de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen te verbeteren ziet primair op integratie en inburgering van migranten in de samenleving. Derhalve ligt het minder voor de hand het controlesysteem van de Belgische overheid op rechtmatig verblijf bij aanvraag van een sociale bijstandsuitkering in deze samenwerking mee te nemen. Dit laat onverlet dat contacten met vertegenwoordigers van de Vlaamse deelregering waar mogelijk benut kunnen worden.
Op welke samenwerking ziet de intentieverklaring nog meer? Welke onderwerpen komen hier in aan bod?
Voor het thema «integratie en inburgering» heeft de intentieverklaring betrekking op het delen van kennis en ervaring tussen Nederland en Vlaanderen over de volgende aspecten: kennis bij migranten van waarden en normen (incl. rechten en plichten) in de samenleving; aanpak en instrumenten voor het leren en kennen van de Nederlandse taal; vergelijking en analyse van uitkomsten van studies en indicatoren. Verder pleit de verklaring voor samenwerking in Benelux-verband wat betreft het beheersen van intra-Europese mobiliteit.
Het gebruik van levende dieren bij militaire oefeningen. |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Brits leger houdt schietoefeningen op levende varkens»?1
Ja.
Kent u het bericht «Goats hacked apart in military training»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het gebruik van levende dieren voor militaire oefeningen zoals hier bedoeld? Deelt u de mening dat het verwonden van dieren in militaire trainingen zo spoedig mogelijk beëindigd zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Nederland hecht aan een respectvolle omgang met dieren. Dit is onder andere vastgelegd in het plan van aanpak dierproeven en alternatieven van 28 februari 2014 (Kamerstuk 32 336, nr. 27) en de Wet op dierproeven. De krijgsmacht beperkt zo veel mogelijk het gebruik van dieren voor militaire oefeningen. In voorkomend geval wordt het ongerief zo beperkt mogelijk gehouden. In overeenstemming met de wet, legt Defensie voorgenomen onderzoek met proefdieren voor aan de Dierexperimentencommissie (DEC).
Kunt u aangeven in welke landen schietoefeningen op levende dieren of traumatrainingen met gebruik van levende dieren voorkomen? Zo ja, bent u van mening dat dit past binnen de wettelijke kaders? Zo nee, waarom beschikt u niet over deze informatie?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar. Er zijn geen internationale afspraken of verplichtingen inzake dergelijke rapportages en ook in de praktijk wordt deze informatie niet uitgewisseld.
Kunt u aangeven of Nederlandse militairen, in Nederland of in het buitenland, trainingen volgen waar levende dieren gebruikt worden? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord en aangeven welke diersoorten dit betreft, hoe vaak, waar en op welke wijze dit plaatsvindt? Zo nee, waarom kunt u deze vraag niet beantwoorden?
In Nederland worden survivalopleidingen voor mariniers, commando’s en luchtvarenden gegeven. In deze opleiding leren de militairen onder zeer primitieve omstandigheden te overleven. Een onderdeel van de opleiding is het leren slachten van een kip of een konijn. Dit gebeurt onder supervisie van professionele instructeurs, die civiel zijn gecertificeerd volgens Nederlandse wet- en regelgeving. Op jaarbasis gaat het om ongeveer 300 kippen en konijnen.
Daarnaast worden jaarlijks cursussen gegeven om chirurgen, traumatologen en anesthesiologen te leren omgaan met letsels die in Nederland nauwelijks voorkomen, maar waarmee zij in de militaire praktijk wel kunnen worden geconfronteerd. In deze cursussen wordt vrijwel alleen gebruik gemaakt van alternatieven zoals slachthuismateriaal of het trainingssimulatielab. Voor de training traumachirurgie worden varkens ingezet, waarbij praktische vaardigheden worden opgedaan op stoffelijke overschotten van dieren en proefdieren onder narcose. Deze training is verplicht voor deze categorie medisch specialisten en biedt de enige mogelijkheid om levensreddende handelingen in de acute situatie na te bootsen. Het varken benadert de menselijke anatomie het dichtst. Het gaat jaarlijks om ongeveer twaalf varkens.
Deze cursussen worden gegeven in het Studiecentrum Medische Wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar zijn proefdierdeskundigen in dienst die op grond van de Wet op de Dierproeven toezicht houden op de uitvoering van dierproeven en het welzijn van proefdieren. Zij adviseren de Dierexperimentencommissie (DEC) en de vergunninghouder (Radboud Universiteit Nijmegen).
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat bondgenoten van Nederland militaire trainingen verzorgen waarin dieren ernstig lijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid uw bezorgdheid hierover over te brengen aan uw ambtsgenoten in de betreffende landen?
Het al dan niet gebruiken van levende dieren bij militaire oefeningen is afhankelijk van nationaal beleid en nationale wetgeving. In voorkomend geval moet er een gedegen afweging worden gemaakt van het militaire belang en de veiligheid van de eigen militairen enerzijds en het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren anderzijds.
Bent u bereid toe te zeggen dat trainingen zoals hier bedoeld nooit door Nederlandse militairen gevolgd of georganiseerd zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit kan ik niet toezeggen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat honderden mensen Mogadishu ontvluchten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Mogadishu de laatste weken regelmatig wordt opgeschrikt door aanslagen van Al-Shabaab?1
Het is zeer betreurenswaardig dat de situatie in Mogadishu recentelijk zo onrustig is.
Welke conclusies en consequenties verbindt u aan deze ontwikkelingen?
De situatie in Somalië, met name in Zuid- en Centraal-Somalië, is al jaren zorgwekkend en wordt gekenmerkt door gevechten en aanslagen. Ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Uit het meest recente ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van december 2013 blijkt dat het geweld in Mogadishu in de verslagperiode meer gericht van aard is geworden en dat er minder sprake is van willekeurig geweld dan daarvoor. In Mogadishu en in gebieden onder controle van Al-Shabaab lopen volgens het ambtsbericht bepaalde groepen meer gevaar dan anderen. Ik heb het toelatingsbeleid voor Somalische asielzoekers aangepast vanwege deze gewijzigde situatie en heb deze groepen aangewezen als aandachtsgroepen.3
Recente berichtgeving bevestigt de bovengenoemde tendens van gericht geweld in Mogadishu, maar maakt ook melding van willekeurig geweld in de stad. De beleidsaanpassing die ik recentelijk heb gedaan door het aanwijzen van aandachtsgroepen in Mogadishu (en overige delen van Zuid- en Centraal-Somalië die onder controle staan van Al-Shabaab), die te vrezen kunnen hebben van de zijde van Al-Shabaab, is daarom nog steeds aangewezen. In het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire is vanwege deze beleidswijziging wordt een toetsingskader opgenomen ten aanzien van aangewezen aandachtsgroepen.
Voor wat betreft de berichtgeving over recent willekeurig geweld in Mogadishu zie ik vooralsnog geen aanleiding om mijn beleid aan te passen.
In het bestaande beleid en ook in individuele toetsing wordt de algemene situatie in het land, en het willekeurige geweld meegewogen. Zoals ik in reactie op de motie waarnaar u verwijst heb aangegeven, vindt in de toelatingsprocedure steeds een zorgvuldige individuele toetsing plaats aan de hand van artikel 3 van het EVRM. In de genoemde brief aan uw Kamer ben ik ingegaan op de stand van zaken ten aanzien van gedwongen vertrek naar Somalië en deze is nog steeds actueel.
In het najaar verwacht ik een nieuw ambtsbericht over de situatie in het land en aan de hand daarvan zal ik, zoals gebruikelijk, bepalen of een beleidswijziging geïndiceerd is. Een van de zaken die ik daarbij vanzelfsprekend bezie, is de aard en omvang van het geweld in Mogadishu en de wijzigingen die zich daarin in de verslagperiode hebben voorgedaan.
Op (de toepassing van) het buitenschuldbeleid heeft de berichtgeving geen invloed aangezien dit beleid niet ziet op de veiligheidssituatie in een land, maar op de situatie dat een vreemdeling, ondanks zijn inspanningen daartoe, niet kan terugkeren.
Zullen deze ontwikkelingen invloed hebben op het landgebonden asielbeleid, het buitenschuldbeleid en het terugkeerbeleid inzake Somalië? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u nu wel bereid uitgeprocedeerde asielzoekers niet meer gedwongen uit te zetten zolang terugkeerders uit het westen nog het gevaar lopen door Al-Shabaab te worden verdacht van spionage?2
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken over het EU-lidmaatschap voor Turkije |
|
Joël Voordewind (CU), Gert-Jan Segers (CU), Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Netherlands will welcome Turkey as an EU member state, Dutch FM says»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat u tijdens de Turks-Nederlandse top tegen uw Turkse ambtsgenoot hebt gezegd dat Turkije van harte welkom is als EU-lidstaat, terwijl de onderhandelingen over een eventueel lidmaatschap in feite nog moeten beginnen?
De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn op 3 oktober 2005 van start gegaan. Zoals is vastgesteld in het onderhandelingsraamwerk is het uiteindelijke doel van deze onderhandelingen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Nederland heeft tijdens de recente bilaterale Wittenburg consultaties met Turkije uitgedragen dat wanneer Turkije voldoet aan alle strenge voorwaarden, het land zal kunnen toetreden. Dit is in lijn met het Nederlandse standpunt, zoals uiteengezet in verschillende Kamerbrieven van opeenvolgende kabinetten2.
Deelt u de mening dat het onverstandig en ongepast is dergelijke uitspraken te doen, terwijl het nog verre van zeker is dat Turkije bereid is en in staat is om aan de toetredingsvoorwaarden te voldoen? Zo nee, waarom niet?
De uitspraken zijn in lijn met het Nederlandse «strikt en fair»-beleid waarbij een land waarmee wordt onderhandeld kan toetreden wanneer het aan alle strikte voorwaarden heeft voldaan. Of dat wil zeggen dat een land, in dit geval Turkije, op termijn ook daadwerkelijk zal toetreden, kan niet met zekerheid worden gezegd. Het gaat hier, net als bij andere kandidaat-lidstaten, om een proces met een open einde.
Hoe verhouden uw uitspraken zich tot de rapportage van het Committee to Protect Journalistswaaruit blijkt dat Turkije voor het tweede achtereenvolgende jaar wereldwijd koploper is in het arresteren van journalisten?2
Zoals ook benadrukt in de recente kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2013, is er op het terrein van de rechtsstaat en mensenrechten sprake van serieuze tekortkomingen4. Het kabinet benadrukte in het bijzonder de zorgen over persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Het is duidelijk dat de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven. Het doorvoeren van verdere ingrijpende hervormingen is dan ook absolute noodzaak.
Deelt u de mening dat de onderhandelingen op de hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid) alleen geopend kunnen worden indien Turkije de Republiek Cyprus erkent? Zo ja, heeft u dit punt ook aangekaart bij de Turkse regering? Zo nee, waarom niet?
Op de hoofdstukken 23 en 24 rust een unilaterale blokkade van de zijde van Cyprus, in reactie op het niet-uitvoeren van het Ankara Protocol door Turkije. Of en wanneer deze blokkade wordt opgeheven, is aan Cyprus. Het is niet zo dat de Raad deze unilaterale blokkade van Cyprus heeft overgenomen. De Raad blokkeerde in december 2006 vanwege het uitblijven van uitvoering door Turkije van het Ankara Protocol acht andere hoofdstukken5.
Kunt u aangeven waar volgens u de grote uitdagingen zitten voor Turkije bij de onderhandelingen op de hoofdstukken 23 (rechtsstaat en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid)? Heeft u hierover ook met uw Turkse ambtgenoot gesproken?
Turkije heeft in de afgelopen jaren duidelijk voortgang geboekt, maar het is evident dat de rechtsstatelijke en democratische verbeteringen nog beperkt zijn. In het oog springende voorbeelden van gebieden waar Turkije nog duidelijk tekortschiet, zijn persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, en de rechtsgang, maar ook op andere terreinen is nog een lange weg te gaan en moeten verdere ingrijpende hervormingen naar Europese maatstaven plaatsvinden. De recente ontwikkelingen stemmen niet positief. De Nederlandse zorgen hierover zijn ook tijdens de recente gesprekken in Ankara duidelijk overgebracht. Hierbij is benadrukt dat Turkije als kandidaat-lidstaat de verantwoordelijkheid heeft de regels van de rechtsstaat na te leven.
Zijn de recente onthullingen over corruptie in de Turkse regering en de reactie van premier Erdogan hierop ook nog aan bod gekomen tijdens de bilaterale top? Zo ja, wat heeft u hierover ingebracht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u in het gesprek met uw Turkse ambtsgenoot, conform de motie Rouvoet c.s.3, ook de erkenning van de Armeense genocide aan de orde gesteld? Zo ja, kunt u aangeven op welke manier dit is gebeurd en wat hiervan de uitkomst was? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de conferentie in Ankara is – indachtig de motie Rouvoet – aandacht geschonken aan de relatie met Armenië, zowel in verleden, heden, als toekomst. Dit onderwerp, dat in Turkije lange tijd feitelijk taboe was, is de afgelopen jaren beter bespreekbaar geworden. Nederland heeft Turkije aangemoedigd de dialoog met Armenië voort te zetten. Turkije zegt daartoe bereid te zijn. Nederland hoopt dat een zinvolle dialoog tussen beide landen mogelijk wordt, zowel over het verleden als over de toekomst. Het kabinet acht het van belang dat Turkije en Armenië tot een gezamenlijke positie komen over de kwestie van de Armeense genocide; het accepteren van hun gedeelde geschiedenis zou een belangrijke stap voorwaarts zijn in het politieke proces dat nodig is om de bilaterale betrekkingen te herstellen.
Bent u van mening dat de erkenning van de Armeense genocide door Turkije noodzakelijk is alvorens er überhaupt gesproken kan worden over een eventuele toetreding tot de Europese Unie? Zo nee, wat is dan wel uw standpunt?
Erkenning van de genocide maakt geen deel uit van de toetredingscriteria. Het is wel van belang dat een land goede betrekkingen met buurlanden nastreeft. Het kabinet vindt het in dat licht belangrijk dat Turkije en Armenië tot een gezamenlijke positie komen over de kwestie van de Armeense genocide. Het accepteren van hun gedeelde geschiedenis zou een belangrijke stap voorwaarts zijn in het politieke proces dat nodig is om de bilaterale betrekkingen te herstellen.
De hervorming van Israëlische arrestatieprocedures op de Westelijke Jordaanoever |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Chief West Bank Prosecutor says IDF may end long-standing night arrests of Palestinians»?1
Ja.
Herinnert u zich dat in het mondelingevragenuur van 25 juni 2013 is gewezen op de noodzaak van hervorming van de kinderrechtspraak, onvoorwaardelijke aanwezigheid van een advocaat en indien mogelijk ouders, videoregistratie van het verhoor en beëindiging van nachtelijke arrestaties? Bent u ervan op de hoogte dat.het Israëlische leger onlangs heeft aangekondigd om naar aanleiding van een UNICEF-rapport uit maart 2013 minderjarige verdachten te laten berechten door gespecialiseerde rechters en speciale kinderrechtspraak toe te passen? Hoe beoordeelt u deze operationele pilot van het Israëlische leger, onder meer bedoeld om te experimenteren met een alternatief voor nachtelijke arrestaties? In hoeverre beschouwt u de pilot als een stap in de goede richting?
Tijdens het bezoek aan Israël in juni 2013 zijn in gesprekken met Minister Livni de zorgen van het kabinet overgebracht m.b.t. arrestatie-, vervolgingspraktijken en detentieomstandigheden van minderjarige Palestijnen zoals toegelicht in het vragenuur van 25 juni 2013 (zie tevens Kamerbrief 4 oktober 2013; kenmerk 2013.276878). Toentertijd toonde de Israëlische regering zich bewust van deze tekortkomingen en zegde toe hieraan te werken. Ook heeft de Nederlandse Ambassadeur in Tel Aviv in gesprekken met de Israëlische autoriteiten bovengenoemde onderwerpen opgebracht.
Het kabinet verwelkomt de aankondiging van de pilot van het IDF die de situatie m.b.t. nachtelijke situaties dient te verbeteren en in contacten met EDEO en Israëlische gesprekspartners zal het ter sprake worden gebracht.
De militaire rechtbanken voor kinderen waaraan in vraag 2 gerefereerd wordt, zijn reeds in 2009 ingesteld en geen onderdeel van bovengenoemde pilot. De instelling van de militaire rechtbanken voor kinderen heeft gezorgd voor enkele positieve veranderingen. Zo worden Palestijnen jonger dan 18 jaar als minderjarig beschouwd en berecht door gespecialiseerde kinderrechters. Ook is er de intentie minderjarige Palestijnen in detentie binnen 48 uur te berechten.
Klopt het dat u en andere leden van het kabinet de Israëlische arrestatie- en vervolgingspraktijk in de Palestijnse gebieden eerder bij de Israëlische regering hebben aangekaart? Zo ja, bent u van mening dat de Israëlische regering zich ontvankelijk heeft opgesteld voor de kritiek van bevriende regeringen inzake vervolgingsprocedures op de Westelijke Jordaanoever? In hoeverre beschouwt u de pilot als een goed voorbeeld van deze ontvankelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het voorts dat slechts 30 van de 1.000 in 2013 gearresteerde minderjarigen hebben geklaagd over hun behandeling?2 Hoe beoordeelt u dit cijfer?
Er zijn verschillende rapporten die uiteenlopende aantallen klachten melden.
Volgens de Israëlische NGO Yesh Din leidt slechts 6% van het aantal ingediende klachten daadwerkelijk tot onderzoek. Uit de bevindingen blijkt dat Palestijnen het lastig vinden de weg te vinden naar de Israëlische autoriteiten of andere (administratieve) obstakels ondervinden. Ook hierover wordt gesproken met Israëlische gesprekspartners in reguliere contacten.
Bent u, in het kader van de Nederlandse wens om de rechtspositie van de Palestijnen te verbeteren en de Israëlisch-Palestijnse vredesbesprekingen te laten slagen, bereid deze pilot in uw contacten met de Israëlische regering toe te juichen? Bent u tevens bereid EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton te verzoeken hetzelfde te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Nederlandse homostellen niet langer Russische kinderen kunnen adopteren |
|
Pia Dijkstra (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Russia bans adoptions by legally married foreign same-sex couples»?1
Ja.
Klopt het dat de genoemde wetswijziging is doorgevoerd? Zo ja, welke gevolgen verwacht u dat deze wijziging heeft voor Nederlandse LHBT-stellen en ongehuwden die Russische kinderen willen adopteren?
Het decreet dat op 10 februari 2014 door de premier van Rusland is getekend, bevat een nadere (procedurele) uitwerking van wetgeving in Rusland die sinds 5 juli 2013 van kracht is en die bepaalt dat Russische kinderen niet kunnen worden geadopteerd door gehuwden van hetzelfde geslacht of door ongehuwden uit landen waar het homohuwelijk is toegestaan.
Nederland heeft geen samenwerking met Rusland op het terrein van interlandelijke adoptie en heeft dit in het verleden ook nimmer gehad. Als gevolg hiervan zullen de gevolgen voor Nederlandse paren van hetzelfde geslacht en ongehuwde stellen beperkt zijn.
Indien het bericht klopt, op welke wijze gaat u de gevolgen voor die Nederlanders minimaliseren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid eventuele Nederlandse stellen die geen kind kunnen adopteren op grond van de in het artikel vermelde redenen bij te staan in een procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 36, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) heeft een verdragspartij het recht te interveniëren in een aanhangige zaak tegen een andere verdragspartij als de verzoeker een onderdaan is. Of Nederland eventuele Nederlandse stellen zal bijstaan zal per zaak worden beoordeeld. Slechts in uitzonderlijke situaties is dit het geval.
Een schietincident in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht ««OM hield opzettelijk verklaringen achter over schietincident Irak»»?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom in het verleden het Openbaar Ministerie de getuigenverklaringen van de Iraakse militairen niet relevant vond voor het oordeel in de strafzaak tegen de Nederlandse luitenant, maar dat deze verklaringen nu wel naar het Europese Hof in Straatsburg zijn gestuurd?
Naar aanleiding van het schietincident op 21 april 2004 bij Ar Rumaythah (Irak) is door de KMAR ter plaatse onderzoek verricht. In dat kader zijn verschillende personen als getuige gehoord, waaronder een tiental leden van het Iraqi Civil Defence Corps (ICDC), een (para)militaire Iraakse organisatie, die verantwoordelijk waren voor de controlepost waar het betreffende schietincident heeft plaatsgevonden. In het door de KMAR opgestelde proces-verbaal van 30 april 2004 dat als basis heeft gediend voor de beoordeling door het Openbaar Ministerie (OM) of de Nederlandse militair die op de auto waarin Jaloud reed heeft geschoten, wordt tweemaal aan de betreffende ICDC-verklaringen gerefereerd.
In het proces-verbaal staat: «Op 21 april 2004, heb ik, verbalisant (...), na het verhoor van de Irakese sergeant, met behulp van de eerder genoemde tolk, de overige Irakese militairen kort gehoord. Uit hun verklaringen kwam naar voren dat zij na het eerste schietincident in een rondom beveiliging om de VCP zijn gaan liggen. Enkele van hen hebben gezien of gehoord dat de zwarte Mercedes met hoge snelheid de VCP vanuit de richting Ar Rumaythah naderde, vervolgens de op de VCP staande tonnen ramde en met hoge snelheid doorreed richting Hamsa. Zij hebben daarna gehoord dat er door de Nederlanders «stop» werd geroepen en hebben vervolgens schoten gehoord. De korte verklaringen heb ik in concept opgenomen en ter beschikking gesteld (...).»
In een ander deel van hetzelfde proces-verbaal staat dat de betreffende Iraakse militairen kort gehoord zijn en dat «Hieruit (...) geen relevante informatie betreffende het onderzoek naar voren gekomen [is]».
Benadrukt dient derhalve te worden dat de inhoud van de verklaringen nimmer is «achtergehouden». Er werd melding gemaakt van het bestaan van de verklaringen en de korte inhoud daarvan in het proces-verbaal van de KMAR zoals dit is toegestuurd aan het OM en zoals dit is ingezien door de advocaat mr. Zegveld ten kantore van het parket in Arnhem op 25 januari 2007 toen zij en een kantoorgenoot de gelegenheid kregen om het dossier in te zien teneinde te bepalen of zij een beklagprocedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering wilde opstarten.
Het is juist dat de officier van justitie het niet noodzakelijk achtte voor de beoordeling van de strafbaarheid van het geweldgebruik door de Nederlandse militair om de onderliggende verklaringen uit te laten werken en aan het dossier toe te laten voegen. In dat kader is het belangrijk om te benadrukken dat de desbetreffende Nederlandse militair terstond heeft toegegeven te hebben geschoten op de bewuste auto en dat niet kon worden uitgesloten dat één van de door hem afgeschoten kogels de heer Jaloud dodelijk heeft geraakt. De voor de officier van justitie relevante juridische vraag was derhalve of dit geweldgebruik gegeven de omstandigheden van het geval rechtmatig was of dat de Nederlandse militair strafrechtelijk aansprakelijk moest worden gesteld voor geweldgebruik dat strijdig was met de van toepassing zijnde geweldinstructie. De officier van justitie stelde zich op het standpunt dat de Nederlandse militair mocht menen te handelen uit zelfverdediging. Daarbij is relevant dat de bewuste controlepost een half uur eerder die nacht reeds was beschoten vanuit een auto, dat de auto van de heer Jaloud met hoge snelheid de controlepost naderde, de tonnen van de controlepost raakte en verder reed in de richting van de desbetreffende Nederlandse militair. Bovendien meende de Nederlandse militair dat hij vanuit de auto onder vuur werd genomen. Daarbij zij verwezen naar een passage uit de beschikking van het gerechtshof Arnhem in het kader van de artikel 12 Sv procedure: «uit het onderzoek leidt het hof af dat de Mercedes waarin Azhar Sabah Jaloud als passagier zat, eerst door het ICDC is beschoten. De rechterzijde van de auto was immers beschoten met een wapen met munitie van een kaliber van 6mm. Het soort wapens dat door het ICDC wordt gebruikt».
Het versturen van de verklaringen aan het EHRM zal hieronder bij de beantwoording van vraag 4 aan bod komen.
Waarom zijn deze verklaringen in het proces tegen de Nederlandse luitenant niet volwaardig aan de orde gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom zijn deze verklaringen niet eerder vrijgegeven?
Met kracht wordt de suggestie verworpen dat deze verklaringen jarenlang «opzettelijk door het OM zijn achtergehouden». In de eerste plaats heeft de gemachtigde op 25 januari 2007 het volledige dossier bij de officier van justitie kunnen inzien. Daarin wordt verwezen naar de desbetreffende verklaringen en de korte inhoud daarvan. De gemachtigde geeft ook blijk dat zij kennis heeft genomen van de strekking van de verklaringen in haar pleitaantekeningen van maart 2008 in het kader van de zogenaamde artikel 12 Sv procedure voor het gerechtshof Arnhem (paragraaf 52).
De verklaringen van het ICDC-personeel zijn inderdaad integraal toegezonden aan het EHRM op 17 september 2012. Het Hof heeft de stukken eind september 2012 doorgezonden aan de gemachtigde. De Staat heeft deze stukken op basis van artikel 38 van het Verdrag ingezonden aan het Hof naar aanleiding van de suggestie van de gemachtigde dat deze verklaringen tot nu toe genegeerd zouden zijn. Deze stukken bevonden zich, zoals gezegd, niet in het dossier van het OM maar wel in de archieven van de KMAR.
Verder is van belang om hier in herinnering te roepen dat de gemachtigde voorafgaande aan het opstarten van de artikel 12 Sv procedure niet expliciet heeft verzocht om deze documenten. De gemachtigde heeft deze suggestie eerst gedaan ten tijde van de behandeling van het beklag ex artikel 12 Sv. Het gerechtshof legde die suggestie naast zich neer en achtte het niet nodig verder onderzoek te laten verrichten.
Kunt u bevestigen dat uit de verklaringen de indruk ontstaat dat, anders dan waar eerder mee rekening werd gehouden, de Iraakse militairen niet op de auto zouden hebben geschoten?
Nee, het dossier bevatte de korte, inhoudelijke samenvatting van de verklaringen van de ICDC-militairen. Hiermee kon derhalve rekening worden gehouden.
Wat is uw reactie op de beschuldiging van meineed door advocaat Liesbeth Zegveld?
Op basis van de hierboven beschreven omstandigheden en de uitspraak van het gerechtshof Arnhem dat het niet nodig was aanvullend onderzoek te verrichten, kan ik de ernstige beschuldiging van meineed ex artikel 207 Wetboek van Strafrecht (het onder ede opzettelijk afleggen van een valse verklaring) niet plaatsen.
De mogelijke rol van Turkije bij kidnapping van bisschoppen in Syrië |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op eedere schriftelijke vragen van de leden Voordewind, Bonis, Omtzigt, Ten Broeke, Sjoerdsma, Van Bommel, Van der Staaij en Van Ojik1, waarin u grote zorgen over het lot van twee in Syrië ontvoerde bisschoppen uitsprak en aangaf dat Nederland samen met een aantal andere EU-lidstaten actief betrokken is bij pogingen de bisschoppen vrij te krijgen?
Ja. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie die de genoemde bewering bevestigt.
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de mogelijke rol van Turkije bij de ontvoering van deze bisschoppen?2 Hoe beoordeelt u de bewering dat een groep jihadisten uit de Kaukasus, onder leiding van «Abu Banat», verantwoordelijk zou zijn geweest voor de ontvoering van en moord op de bisschoppen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de bewering dat de Turkse autoriteiten gesteld hebben dat de Abu Banat groep het land uitgezet zou zijn, terwijl ze in werkelijkheid in politiebewaring zouden verkeren in Istanbul, na gearresteerd te zijn op verdenking van overtreding van de wapenwetgeving, alsmede het voorbereiden van terroristische aanslagen?
De Turkse autoriteiten hebben desgevraagd bevestigd dat Abu Banat en leden van zijn groep zijn gedetineerd in de Maltepe gevangenis in Istanbul op verdenking van terroristische activiteiten en lidmaatschap van Al Qaida. Zij geven tevens aan dat het recht zijn beloop moet krijgen. De Turkse autoriteiten ontkennen verder dat Turkse instellingen relaties onderhouden met of betrokken zijn bij de Abu Banat groep.
Kunt u bevestigen dat de Abu Banat groep sinds de zomer 2013 in de Maltepe gevangenis in Istanbul zit en dat de Turkse autoriteiten dus gelogen hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het in de openbaarheid gebrachte politieonderzoek naar de Abu Banat groep, waaruit onder meer zou blijken dat Abu Banat verantwoordelijk is voor gruwelijke onthoofdingen, en dat de politie geen vragen heeft gesteld over de ontvoering van de bisschoppen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u hetgeen gesteld wordt over openbaar gemaakte geheime documenten, waaruit zou blijken dat de Turkse geheime dienst MIT in detail beschrijft hoe de bisschoppen ontvoerd zijn, verplaatst zijn tussen verschillende locaties, om in het dorp Mashad Ruhin te eindigen en dat de Turkse geheime dienst de Abu Banat groep goed kon volgen, omdat het de groep Turkse walkie-talkies gegeven had, waarvan de frequentie gecheckt kon worden?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Turkse justitie tot dusver heeft afgezien van vervolging van de Abu Banat groep, omdat het een «binnenlandse Syrische aangelegenheid» zou zijn, en omdat Turkije geen schade berokkend zou zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Syrische Orthodoxe kerk tot dusver geen commentaar heeft willen geven op de onthullingen in deze schokkende zaak? Zo ja, deelt u de bewering dat dit ingegeven is door angst voor de Turkse autoriteiten?
Voor zover bekend heeft de Syrisch Orthodoxe kerk tot nu toe geen commentaar gegeven. Het is het Kabinet niet bekend om welke reden zij tot nu toe geen commentaar zou hebben gegeven.
Bent u bereid opheldering te eisen bij Turkije naar aanleiding van de zorgelijke berichtgeving over de ontvoering van de bisschoppen en de mogelijke betrokkenheid van Turkije daarbij?
Zie antwoord op vragen 3 t/m 7.
Deelt u de mening dat Turkije de jurisdictie en de plicht heeft om terroristen die barbaarse mensenrechtenschendingen in Syrië hebben begaan, te vervolgen als ze zich op Turks grondgebied bevinden?
Turkije is partij bij diverse verdragen tegen terrorisme. Op grond daarvan heeft het de plicht om verdachten van terrorisme die zich op zijn grondgebied bevinden hetzij te berechten, hetzij voor berechting uit te leveren. In dit verband wijst het Kabinet er op dat tijdens de bilaterale consultaties op 14 februari 2014 is overeengekomen dat Turkije en Nederland nauwer gaan samenwerken bij de bestrijding van terrorisme. Zie verder ook de antwoord op vragen 3, 4, 5, 6 en 7.
De antisemitische propaganda door organisatie 'Stop de Bezetting' |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de website www.stopdebezetting.com waar de artikelen «Most Popular Commercials are promoted by the Zionists»1 en «The Jewish hand behind Internet Google, Facebook, Wikipedia, Yahoo!, MySpace, eBay ...» op te lezen zijn?2
Ja, ik ben bekend met de website van Stop de Bezetting. Ik heb de bovengenoemde artikelen daar echter niet aangetroffen op 14 februari jl. Het tweede artikel is elders op het Internet aangetroffen.
Deelt u de mening dat het artikel waarin onder meer gesteld wordt dat zionisten door middel van Coca Cola, Nestlé, Hollywood, de media en de overheid – die zij ook allen in handen zouden hebben – anderen willen vergiftigen, zeer antisemitisch van aard is? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet veroordeelt iedere vorm van discriminatie en antisemitisme: dit is onacceptabel en hoort niet thuis in onze maatschappij. Het artikel en de zin waar u in vraag 3 naar verwijst, is gebaseerd op vooroordelen en een vijandig beeld ten aanzien van de Joodse gemeenschap. Wij ervaren dit als antisemitisch.
In hoeverre erkent u het virulente antisemitische karakter van het artikel waarin o.a. wordt gesteld dat «joden het internet hebben gepenetreerd met als doel informatie te domineren en te controleren»?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over het feit dat «Stop de bezetting» van Gretta Duisenberg, eerder al een demonstratie organiseerde waar «Hamas, Hamas, joden aan het gas» en «Intifada, Intifada» werd gescandeerd?
Het recht op demonstreren behoort tot de vrijheden van de rechtstaat. Dit recht op vrije meningsuiting wordt echter begrensd door de wet. Haatzaaien jegens bevolkingsgroepen is niet toegestaan. Het scanderen van de leus «Hamas, Hamas, joden aan het gas» is onaanvaardbaar en verwerpelijk.
U refereert aan een demonstratie op 3 januari 2009 in Amsterdam. Uit informatie van het Openbaar Ministerie blijkt dat er aangifte is gedaan gericht tegen mevrouw Duisenberg en twee toenmalige Kamerleden als het gaat om de uitspraak «Intifada, Intifada, Palestina vrij». Ook is er aangifte gedaan tegen onbekende personen die tijdens de demonstratie «Hamas, Hamas, joden aan het gas» scandeerden. Het Openbaar Ministerie heeft geen vervolging ingesteld jegens mevrouw Duisenberg en de toenmalig Kamerleden omdat hun uitspraak en handelen tijdens de demonstratie werd beschouwd als niet strafbaar.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat de organisatie «Stop de bezetting», die het recente verleden geld ontving van de gesubsidieerde hulpclub Oxfam Novib, ooit nog – direct of indirect – belastinggeld zal ontvangen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen subsidierelatie met de Stichting «Stop de Bezetting». Oxfam Novib heeft aangegeven dat zij na 2007 geen subsidie heeft verleend aan deze stichting. Overigens is deze bijdrage betaald uit eigen middelen en niet uit ontvangen middelen uit de begroting voor ontwikkelingssamenwerking. De Nederlandse overheid heeft geen zeggenschap over de besteding van particuliere gelden.
Bent u nu eindelijk bereid een onderzoek te starten naar antisemitische propaganda door gesubsidieerde hulpclubs?
Ik verwacht van alle organisaties, met of zonder directe of indirecte financiële steun, dat zij zich onthouden van discriminatie of antisemitisme. Of er sprake is van discriminatie op grond van het wetboek van strafrecht kan alleen de rechter bepalen. Het doen van aangifte is dan ook de passende route om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van antisemitisme.
De uitspraken van de minister aangaande de vermeende excuses van Vitens |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw uitspraak1 dat Vitens haar excuses had aangeboden voor het feit dat zij ten onrechte de suggestie had gewekt dat er een negatief advies was gegeven aangaande mogelijke samenwerking met Mekerot?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van Vitens dat zij zich in het geheel niet herkent in deze verklaring en dat zij geen enkel excuus heeft aangeboden?2
Ja.
Hoe verklaart u het feit dat Vitens zich niet herkent in uw uitspraak over de vermeende excuses? Kunt u aangeven wanneer Vitens deze excuses zou hebben gemaakt?
De CEO van Vitens heeft op 10 december jl. in een informeel telefoongesprek met de Directeur Generaal voor Internationale Samenwerking gesproken. Daarin vroeg laatstgenoemde aandacht voor een bericht op de website van Vitens, waarin de verkeerde suggestie kon worden gelezen dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken een sturend, negatief advies had afgegeven. De CEO van Vitens zei te betreuren indien geheel onbedoeld de indruk gewekt zou zijn dat BZ hierin sturend zou zijn opgetreden en benadrukte dat het een zelfstandig besluit van het bedrijf was geweest. Het betreffende persbericht is vervolgens ook aangepast ten einde iedere verkeerde indruk te vermijden.
Blijft u bij uw uitspraak dat Vitens een onjuist beeld heeft gecreëerd door te stellen dat het ministerie van Buitenlandse Zaken een negatief advies heeft gegeven aangaande de mogelijke samenwerking met Mekerot?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is door Vitens geconsulteerd over de voorgenomen kennis- en informatie-uitwisseling met Mekorot, die mogelijk ten gunste zou kunnen komen aan nederzettingen. In een telefoongesprek heeft het ministerie het Nederlandse ontmoedigingsbeleid toegelicht. Het ministerie heeft geen negatief en geen positief advies gegeven over de voorgenomen samenwerking met Mekorot.
Blijft u bij uw uitspraak dat Vitens excuses heeft aangeboden? Zo nee, bent u bereid publiekelijk excuses aan te bieden voor het feit dat Vitens op deze wijze in een kwaad daglicht is gesteld?
Ik heb op 21 februari jl. met de CEO van Vitens gesproken. Ik heb in dit gesprek benadrukt het te betreuren dat Vitens onderwerp is geworden van een politieke discussie. Het ontmoedigingsbeleid houdt in dat de Nederlandse regering Nederlandse bedrijven aanspreekt op het ontplooien van activiteiten in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen en geen diensten verleent ten behoeve van dergelijke activiteiten. Uiteindelijk is het echter aan bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. De gezamenlijke conclusie van dit gesprek, dat in goede sfeer verliep, is dat de kwestie hiermee is afgedaan.
Deelt u de mening dat er onduidelijkheid is ontstaan, in ieder geval bij Vitens, over de uitwerking van het ontmoedigingsbeleid? Zo ja, bent u bereid het gesprek aan te gaan met Vitens om deze onduidelijkheid weg te nemen?
Zie antwoord vraag 5.
Grote misstanden in de handgemaakte tapijtindustrie in India |
|
Joël Voordewind (CU), Sharon Gesthuizen (GL), Marianne Thieme (PvdD), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Bezoedelde tapijten, slavernij en kinderarbeid in India’s handgemaakte tapijtindustrie»1 en het rapport «Tainted Carpets – Slavery and Child Labor in India’s Hand-Made Carpet Sector»2 waarin wordt belicht dat in de handgemaakte tapijtindustrie in India grote misstanden als kinderarbeid en gedwongen arbeid aan de orde van de dag zijn?
Het rapport «Tainted Carpets-Slavery and Child Labor in India’s Hand-made Carpet Sector» geeft een indringend beeld van kinderarbeid en gedwongen arbeid bij de productie van handgeknoopte tapijten in India op basis van onderzoek van het FXB Center for Health and Human Rights van Harvard University. In het rapport worden schrijnende situaties beschreven waaronder zeer slechte arbeidsomstandigheden, fysiek en verbaal geweld, chronische onderbetaling en het ronselen en gedwongen te werk stellen van nog jonge kinderen. Ik zie dergelijke situaties het liefst zo snel mogelijk uitgebannen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de mogelijke directe of indirecte betrokkenheid van Nederlandse bedrijven, waaronder importeurs en verkopers, bij slavernij, uitbuiting en kinderarbeid in de Indiase tapijtindustrie?
Ja. Een beknopt onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van CBS statistieken en contact met partijen die mogelijk over informatie beschikken over de invoer van handgeknoopte tapijten uit India, specifiek de Landelijke India Werkgroep, brancheorganisaties MODINT, VGT (Vereniging Grootwinkelbedrijf Textiel), Inretail en VIVO (Vereniging Importeurs Verre Oosten), tapijtkeurmerken Goodweave en het Care & Fair initiatief, MARCJANSSEN en IKEA India. In het onderstaande antwoord op Kamervraag 2 en de antwoorden op de Kamervragen 5 en 6 kom ik terug op de bevindingen.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt naar voren dat de importwaarde van Indiase handgeknoopte tapijten relatief klein is. Volgens de meest recente cijfers van het CBS werden 39.272 stuks geknoopte tapijten3 uit India geïmporteerd in 2012, met een totale waarde van 1.878.000 euro4. De CBS gegevens specificeren niet naar handgeknoopte of machinaal knoopte tapijten. Het CBS publiceert alleen geaggregeerde data en geeft geen overzicht van individuele bedrijven die tapijten uit India importeren. Ook andere bronnen, zoals de douane of brancheorganisaties, beschikken niet over een dergelijk overzicht.
Het rapport «Tainted Carpets – Slavery and Child Labor in India’s Hand-Made Carpet Sector» vermeldt geen Nederlandse bedrijven.
De brancheorganisaties MODINT, VGT en InRetail geven aan geen activiteiten te ontwikkelen gericht op de belangen gerelateerd aan tapijtimporteurs. De VIVO (Vereniging Importeurs Verre Oosten) telt wel tapijtimporteurs onder zijn doelgroep en heeft bij de leden de vraag uitgezet welke leden handgeknoopte tapijten uit India importeren. Vanwege uitblijven van respons op deze oproep, concludeert de VIVO dat de bij hen aangesloten leden geen activiteiten ontplooien gerelateerd aan de import van tapijten uit India.
Op basis van bovenstaande informatie constateer ik dat de markt voor handgeknoopte tapijten in Nederland beperkt is. Dit werd desgevraagd bevestigd door de oprichter en bestuurslid van het Care&Fair initiatief (verder toegelicht onder vraag 5), eveneens betrokken bij MARCJANSSEN, een Nederlands bedrijf gespecialiseerd in de verkoop van handgeknoopte tapijten. Hij schat het aantal Nederlandse importeurs van handgeknoopte Indiase tapijten op maximaal dertig. Hiervan zijn elf bedrijven aangesloten bij het Care&Fair initiatief of het Goodweave tapijtkeurmerk (zie vraag 5).
Hoe beoordeelt u het feit dat kinderarbeid en andere misstanden in de Indiase tapijtindustrie ruim 20 jaar geleden uitvoerig in de publiciteit kwamen, dat sindsdien een scala aan vrijwillige initiatieven is ondernomen maar dat de in het rapport beschreven situatie van tapijtarbeiders nog steeds ronduit dramatisch is?
Kinderarbeid in de Indiase tapijtindustrie bewijst een weerbarstige problematiek te zijn. Ondanks dat cijfers van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) laten zien dat kinderarbeid wereldwijd is afgenomen met 20–25 procent in de periode 2008–20125, laat het onderhavige rapport van de Harvard Universiteit zien dat er nog steeds sprake is van ernstige misstanden bij de productie van handgeknoopte tapijten in India. De Indiase overheid is primair verantwoordelijk voor het uitbannen van kinderarbeid in India via wetgeving en het handhaven ervan. Daarnaast hebben bedrijven de verantwoordelijkheid om schending van mensenrechten in hun handelsketen te voorkomen. Keurmerken en vrijwillige initiatieven kunnen bedrijven helpen deze verantwoordelijkheid uit te voeren. Een deel van de Nederlandse bedrijven die in deze sector actief zijn, spant zich hiervoor in, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij het Goodweave keurmerk of het Care&Fair initiatief, en door het controleren van de eigen toeleveringsketen.
Wat zegt volgens u dit rapport over de vrijwillige vormen van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) die in het leven zijn geroepen om de problemen in de Indiase tapijtindustrie op te lossen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke Nederlandse bedrijven zijn aangesloten bij de keurmerken Goodweave en Rugmark en/of het Care & Fair initiatief van de Europese tapijtindustrie? Kunnen kopers er met zekerheid van op aan dat hun tapijt uit India niet door slaven of kinderen is gemaakt?
Op de site van het tapijtkeurmerk Goodweave staan twee Nederlandse bedrijven genoemd: Rudan en Cunera6. Het tapijtkeurmerk Rugmark is in India gevestigd en vermeldt geen Nederlandse bedrijven op de website7. De site van het Care & Fair initiatief vermeldt negen Nederlandse bedrijven: Berg & Berg, Brokkings Woonhuis, EBRU, Elle Funny Carpets, I.C.E. International, Kwantum, MARCJANSSEN, Van Gils de Wit, Van Meeuwen8.
Het tapijtkeurmerk Goodweave is een multi-stakeholder initiatief met vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, NGO’s en internationale organisaties in de Raad van Bestuur. De leden zijn bedrijven met name uit de VS, Duitsland en Verenigd Koninkrijk. Goodweave hanteert een auditsysteem om risico’s op mensenrechtenschendingen bij de productie van tapijten te voorkomen. Het keurmerk werkt daartoe met een Goodweave-licentie met individueel nummer om de herkomst van elk tapijt te kunnen traceren. Goodweave geeft op de website aan dat dit proces niet waterdicht is. In samenwerking met de International Social and Environmental Accreditation and Labeling Alliance (ISEAL) werkt Goodweave aan een uitbreiding en versterking van de Goodweave standaarden en het uittesten van de uitvoering daarvan. De Landelijke India Werkgroep maakt deel uit van het Standard Committee dat hieraan werkt.
Het keurmerk Rugmark werkte tot enkele jaren geleden actief met Westerse tapijtmerken, maar richt zich nu bijna alleen nog op Indiase bedrijven. De Landelijke India Werkgroep en het Care&Fair initiatief geven desgevraagd aan dat de controle die het Rugmark keurmerk uitvoert geen garantie biedt dat de tapijten niet door kinderen zijn gemaakt. Ook wordt aangegeven dat Rugmark niet in alle aspecten transparant is over de werkmethode.
Het Care & Fair initiatief richt zich op een bewustzijnsverandering bij Indiase exporteurs van handgeknoopte tapijten. Bedrijven die aangesloten zijn bij het Care & Fair initiatief dragen bij aan speciale projecten, zoals scholen, in gebieden waar veel tapijtknoperijen zijn. De aangesloten bedrijven blijven zelf verantwoordelijk voor het controleren van de eigen keten op kinderarbeid.
Het bedrijf MARCJANSSEN, mede oprichter van het Care & Fair initiatief, laat bijvoorbeeld weten hiertoe eigen controleurs in dienst te hebben. Zij kopen de tapijten in bij een beperkt aantal producenten in India waar het bedrijf een lange termijn zakelijke relatie mee heeft opgebouwd. Dit stelt MARCJANSSEN beter in staat om ook lastige problematiek zoals kinderarbeid open te bespreken en te controleren.
Bent u bereid contact op te nemen met Nederlandse brancheorganisaties die de tapijtimporteurs en/of retailers van Indiase tapijten vertegenwoordigen? Bent u voornemens met hen de noodzaak te bespreken om actie te ondernemen tegen slavernij, uitbuiting en kinderarbeid bij de produktie?
Door het ministerie van Buitenlandse Zaken is contact opgenomen met de brancheorganisaties MODINT, VGT, InRetail en VIVO, zie ook het antwoord op vraag 3. Het aantal Nederlandse bedrijven dat handgeknoopte tapijten uit India verkoopt blijkt beperkt te zijn. Een deel van deze bedrijven is aangesloten bij het Care & Fair initiatief of bij het tapijtkeurmerk Goodweave.
Het Care & Fair initiatief geeft aan dat zij de problematiek van kinderarbeid bij het knopen van tapijten in India blijvend onder de aandacht brengen bij hun leden. Hierbij is uitgebreid aandacht voor goede voorbeelden. Daarnaast zal het Initiatief aandacht vragen voor het onderwerp kinderarbeid in de overkoepelende internationale stuurgroep van het Care & Fair initiatief.
In het rapport van Harvard University wordt het bedrijf IKEA genoemd. Met IKEA India is contact opgenomen en gevraagd naar hun reactie. IKEA India geeft aan naar aanleiding van het rapport extra onderzoek en inspecties te hebben uitgevoerd bij hun Indiase tapijtleveranciers. Het bedrijf geeft aan geen signalen te hebben gevonden dat de in het rapport genoemde misstanden voorkomen bij hun leveranciers. Daarnaast geeft IKEA India aan dat de leveranciers van IKEA niet de in het rapport genoemde productietechnieken handgeknoopt of hand getuft gebruiken.
Bent u bereid met de Indiase regering het gesprek over dit onderwerp aan te gaan, zo mogelijk in het kader van het Nederlandse-Indiase Memorandum of Understanding (MoU) over maatschappelijk verantwoord ondernemen? Welke andere activiteiten onderneemt u samen met India tegen kinderarbeid en andere schendingen van arbeidsrechten in het kader van dit MoU?
De samenwerking met het Indiase ministerie van Corporate Affairs spitst zich toe op samenwerking en kennisuitwisseling op het vlak van MVO en corporate governance. Het Indiase ministerie van Corporate Affairs zoekt vooral samenwerking op onderwerpen als accountancy, voorlichting voor bedrijven, werking van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en het uitwisselen van best practices, bijvoorbeeld via samenwerking met het Indian Institute for Corporate Affairs (IICA). Het onderwerp kinderarbeid staat standaard op de agenda in gesprekken tussen de Nederlandse ambassade en de Internationale Arbeid Organisatie (ILO) in India.
In het kader van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en in opvolging van amendement Voordewind (33 750 XVII, nr. 17) op de begroting voor 2014 worden uit het Mensenrechtenfonds twee projecten gefinancierd die zich richten op India en het bestrijden van kinderarbeid en kinderprostitutie. Het betreft een project van de Campagne Stop Kinderarbeid over het verder uitbreiden en opschalen van Child Labour Free Zones in India, Zimbabwe, Uganda, Mali, Nicaragua en Turkije. Een «Child Labour Free Zone» is een (geografisch) gebied waar alle kinderen systematisch uit het werk worden gehaald en (terug) naar school gebracht. Voor wat betreft India richt het project zich op de sectoren natuursteen, textiel/kleding en leer/schoenen. Daarnaast wordt een project van ECPAT en Defence for Children gefinancierd over het tegengaan van geweld tegen kinderen, specifiek seksuele uitbuiting en kindersekstoerisme, door middel van samenwerking met de toerismebranche in het signaleren en tegengaan van kinderprostitutie. Dit project richt zich op 30 landen, waaronder India.
Ook wordt uit het Mensenrechtenfonds een meerjarig project (2012–2015) van Fair Wear Foundation (FWF) gefinancierd met als doel mensenrechtenschendingen in textielfabrieken te verminderen door het versterken en opschalen van interne klachtenmechanismen. De activiteiten richten zich op vier landen, waaronder India.
Verlenging van het mandaat van de Speciale Rapporteur van de VN voor Burma |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u aangeven of het klopt dat de Mensenrechtenraad van de VN zich volgende maand buigt over de vraag of het mandaat van de Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in Burma (Myanmar) verlengd moet worden? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ja. Het huidige mandaat van de Speciaal Rapporteur is tijdens de 22ste sessie van de Mensenrechtenraad op 21 maart 2013 met een jaar verlengd. De Mensenrechtenraad buigt zich tijdens de eerstvolgende sessie in maart 2014 over verlenging.
Deelt u de opvatting dat er ondanks positieve ontwikkelingen nog veel mensenrechtenschendingen in het land plaatsvinden en dat verlenging van het VN-mandaat in de huidige vorm daarom wenselijk is? Indien neen, waarom niet?
Ondanks de positieve ontwikkelingen in Birma bevindt het land zich aan het begin van een transitie. Er zijn nog vele zorgpunten, waaronder de situatie in de deelstaten Rakhine en Kachin. Het kabinet acht het daarom van belang dat de VN Birma assisteert om de mensenrechtensituatie in het land verder te verbeteren. Daarnaast is het belangrijk dat onafhankelijke monitoring van de situatie door de VN, zoals nu verzorgd door de Speciaal Rapporteur, mogelijk blijft.
Birma heeft eerder medewerking toegezegd aan de opening van een kantoor van de VN Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR). Dit kantoor zou bovengenoemde verantwoordelijkheden (assistentie en monitoring) op zich nemen. Omdat harde afspraken over de opening van een OHCHR-kantoor vooralsnog uitblijven zal Nederland zich tijdens de Mensenrechtenraad van maart a.s. in EU-verband inzetten voor de verlenging van het mandaat van de Speciaal Rapporteur.
Bent u bereid om u in te zetten voor verlenging van dit mandaat, bijvoorbeeld door bij huidige leden van de Mensenrechtenraad van de VN hierop aan te dringen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De aanpak van Wildlife crime |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid de mededeling van de Europese Commissie over de aanpak van de Europese Unie (EU) inzake de bestrijding van de handel in wilde dieren en planten op de politieke agenda te zetten?1
In het BNC fiche dat op 14 maart jl. aan uw Kamer is gezonden, wordt aangekondigd dat een schriftelijke reactie aan de Commissie zal worden verstuurd naar aanleiding van de Mededeling. Deze reactie zal met uw Kamer worden gedeeld.
Nederland zal ook vertegenwoordigd zijn op de conferentie die de Commissie op 10 april 2014 organiseert om de Mededeling met stakeholders te bespreken.
Heeft Nederland de eerdere aanbeveling van de Europese Commissie uit 2007 van EU-regels met betrekking tot de handel van ingevolge de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) beschermde diersoorten te verbeteren, overgenomen en uitgevoerd?2 Zo ja, welke stappen, zoals een nationaal actieplan, afschrikwekkende straffen voor strafbare feiten op dit vlak en gebruik van risicobeoordelingen en analyses van inlichtingen, zijn overgenomen en uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft aanbeveling 2007/425/EC uitgevoerd. De Commissie beveelt daarin de lidstaten aan de handhaving van EG raadsverordening 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten te versterken en een aantal acties te ondernemen.
In 2008 heeft de toenmalige minister van LNV een convenant nalevingstrategie natuurwetten 2008 – 2012 gesloten met de douane, de politie, het Openbaar Ministerie en het IPO. In dat convenant worden risico’s en prioriteiten gesteld en zijn afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende handhavingspartners. De douane, politie, NVWA, RVO.nl en het OM overleggen geregeld in het landelijk overleg CITES over gezamenlijke toezichtprojecten. In de milieukamer nemen het OM, de politie en de bijzondere opsporingsdiensten besluiten over het opstarten van grote opsporingsonderzoeken.
Bent u bereid betere handhaving van de EU-regels ter bestrijding van de handel in wilde dieren en planten door middel van wetgeving met bindende criteria voor effectieve inspecties en toezicht door de lidstaten hoog op de politieke agenda te zetten? Zo ja, hoe gaat u dat dan doen?
Het kabinet is van mening dat de huidige EU-regelgeving voldoet om effectief op te treden. De implementatie van de regelgeving ten aanzien van de handhaving kent een nationaal karakter. Binnen Europa vindt regelmatig overleg plaats over CITES handhavingszaken en trends. Nederland neemt actief deel aan dit overleg en is van mening dat dit forum voldoet om effectiviteit van de handhaving in Europa op elkaar af te stemmen.
Kent u de richtlijn 2008/99/EG inzake de bescherming van het milieu, waarin door middel van het strafrecht wordt vereist van alle lidstaten dat zij ervoor zorgen dat de illegale handel in wilde dieren en planten op grond van de nationale wetgeving als strafbaar feit wordt aangemerkt, zodat effectieve, evenredige en ontmoedigende strafrechtelijke sancties mogelijk zijn? Zo ja, hoe wordt deze richtlijn in Nederland toegepast?
In Nederland zijn alle overtredingen met betrekking tot de illegale handel in wilde dieren en planten aangemerkt als strafbaar feit. Bovendien maakt de strafwetgeving het ontnemen van het wederrechtelijk genoten voordeel mogelijk.
Hoe vaak wordt de maximale straf, die kan worden gegeven bij een verdachte van een Wildlife-misdrijf, ook daadwerkelijk opgelegd?
De handel in beschermde (inheemse en uitheemse) planten en dieren is strafbaar gesteld in artikel 13 Flora- en faunawet (FFW) in combinatie met artikel 1a onder 1°, artikel 2 en artikel 6 van de Wet Economische Delicten. De delictsomschrijving van artikel 13 FFW bevat een verbodsbepaling ten aanzien van zowel dieren en planten beschermd onder the Convention on the International Trade of Endangered Species (CITES) en dieren die beschermd zijn op Europees dan wel nationaal niveau. Indien het delict opzettelijk is begaan, is er sprake van een misdrijf. De maximumstraf op dit misdrijf is een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie (€ 81.000,–). Voor rechtspersonen kan de maximale boete nog met één categorie worden verhoogd (€ 810.000,–).
In Nederland wordt slechts bij uitzondering de maximumstraf opgelegd.
Het Openbaar Ministerie kent geen gevallen waarin dit is gebeurd. Wél zijn er recentelijk hoge straffen door de rechter opgelegd. Zo heeft de rechtbank op
15 november 2013 een persoon veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf waarvan 4 voorwaardelijk, onder meer voor het illegaal vervoeren van beschermde vogels, waardoor ook het risico bestond van de verspreiding van besmettelijke dierziekten. In een andere zaak heeft de rechtbank op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan tegen een dierenhandelaar die een groot aantal dieren had verwaarloosd en zich voorts schuldig had gemaakt aan verduistering, bedreiging en overtreding van de FFW. De dierenhandelaar is veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf, waarvan 2 voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat hij gedurende de proeftijd niet mag handelen in dieren.
Is er genoeg capaciteit en expertise beschikbaar bij het Openbaar Ministerie (OM) en de rechterlijke macht in Nederland om de georganiseerde criminaliteit op de juiste manier te straffen en bent u van plan om meer strafrechtelijk onderzoek te laten uitvoeren naar wildlife-criminaliteit? Zo ja, hoe gaat u dat dan doen?
De strafrechtelijke handhaving van CITES-criminaliteit is in handen van het Functioneel Parket. Het Functioneel Parket, dat is gespecialiseerd in complexe milieuzaken, heeft criminaliteit met internationale handelsstromen (waaronder CITES-criminaliteit) de afgelopen jaren tot prioritair thema benoemd. De hiervoor benodigde capaciteit en expertise zijn aanwezig. Ook in de afspraken met ketenpartners als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en andere partners is CITES als prioriteit benoemd.
Is het waar dat de hoogte van de strafrechtelijke sancties, die in de EU gelden voor de handel in wilde dieren en planten, aanzienlijk verschilt? Zo ja, klopt het dat in sommige lidstaten de maximale strafmaat minder dan één jaar hechtenis is?
Ik heb geen zicht op de hoogte van sancties in de 27 andere landen in de EU.
Bent u van mening dat de verschillen in de hoogte van strafrechtelijke sancties tussen de lidstaten een gerechtelijke samenwerking tussen de lidstaten in de weg zitten om criminelen op te pakken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zoals vermeld onder vraag 3 is de bepaling van de maximale strafnorm een zaak die nationaal door de lidstaten vastgesteld wordt. Uit het regelmatige EU overleg over handhavingszaken komt niet naar voren dat verschil in de hoogte van sancties effectieve samenwerking in de weg staat.
Subsidies voor anti-Israëlische hulpclubs |
|
Joram van Klaveren (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «SodaStream accuses Oxfam of funding BDS»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse tak van Oxfam (Oxfam Novib) in 2013 o.a. subsidie heeft verstrekt aan de anti-Israëlische organisatie Coalititon of Women for Peace (CWP), die een boycot van Israël bepleit? Zo ja, hoeveel geld is er vanuit Nederlandse overheden en gesubsidieerde hulpclubs heen gegaan?
Oxfam Novib verstrekt sinds 2013 fondsen uit eigen middelen aan de organisatie Coalition of Women for Peace. Het gaat om een project gericht op informatievoorziening aan het Israëlische publiek over de consequenties van de bezetting.
In hoeverre deelt u de terechte constatering van de Canadese minister voor Werkgelegenheid dat linkse hulpclubs als Oxfam een anti-Israëlische obsessie hebben? Kunt u uw antwoord motiveren?
Uitlatingen van de Canadese minister voor Werkgelegenheid laat ik voor zijn rekening.
Bent u bereid de subsidiestromen naar de anti-Israëlische hulpclub Oxfam Novib stop te zetten? Zo neen, begrijpt u dat u daardoor meewerkt aan het boycot-beleid tegen de bevriende staat Israël?
Neen.
De test van de Consumentenbond, waaruit blijkt dat supermarkten onvoldoende presteren op het gebied van arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de test van de Consumentenbond over verantwoord inkopen door de vijf grootste supermarkten?1
Ja.
Wat vindt u van de uitkomsten van deze test, waaruit onder meer blijkt dat vier van de vijf grootste supermarkten onvoldoende tot slecht scoren op het gebied van verantwoord inkopen?
Wat vindt u van de conclusie dat alle onderzochte supermarkten nog te weinig werk maken van eerlijke lonen in productielanden? Wat vindt u van de conclusie dat vier van de vijf supermarkten te weinig aandacht besteden aan goede arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden?
Wat is uw mening over de slechte arbeidsomstandigheden van plantagewerkers in de ananasteelt, waarbij onder meer fysiek zwaar werk moet worden verricht, laag loon wordt betaald en werknemers blootgesteld worden aan bestrijdingsmiddelen en besmet water? Deelt u de mening dat supermarkten een verantwoordelijkheid hebben in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij bijvoorbeeld fruitteelt? Zo ja, voldoet het ingekochte fruit, waaronder ananassen, in alle Nederlandse supermarkten in 2015 aan de internationale arbeidsrechten?
Bent u bereid om in overleg te treden met de in Nederland actieve supermarkten over de resultaten van de test van de Consumentenbond en de supermarkten daarbij aan te sporen tot verbetering?
De Staatssecretaris van Economische Zaken voert reeds overleg met supermarkten over dierenwelzijn, verminderen voedselverspilling en voedselveiligheid. Zij zal ook het onderzoek van de Consumentenbond bij de supermarkten agenderen.
Op welke manier geeft u uitvoering aan de motie Voordewind (Kamerstuk 32 500 V, nr. 48), die verzoekt tot het sluiten van een convenant dat zich richt op verduurzaming van de huismerkprodukten van supermarkten in 2015?
Per brief van 25 november 2011 (Kamerstuk 32 500 V, nr. 122) is uw Kamer geïnformeerd over de verschillende initiatieven van bedrijven actief in de voedselketen gericht op het verduurzamen van de handelsketens. Een convenant specifiek gericht op huismerken voegt daar te weinig aan toe. In plaats daarvan richt dit Kabinet zich op ketenverduurzaming, waar zowel huismerken als niet-huismerken onderdeel van zijn. Zo is er het convenant specifiek gericht op de verduurzaming van import groente en fruit. Nagenoeg alle supermarkten en grote inkooppartijen hebben dit convenant mede ondertekend. De Nederlandse overheid ondersteunt de realisatie van dit convenant via het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Soortgelijke afspraken zijn gemaakt voor andere productcategorieën en grondstoffen waar veel MVO-issues spelen, te weten: kweekvis, soja, palmolie, bloemen, koffie en cacao.
Bent u bereid om, aanvullend op het onderzoek van de Consumentenbond, op korte termijn een uitgebreidere monitor bij supermarkten over internationale arbeidsrechten en eerlijke lonen aan de Kamer te doen toekomen, in lijn met de motie Voordewind (Kamerstuk 32 500 V, nr. 48)?
Rapportage over verduurzaming en maatschappelijk verantwoord ondernemen vind ik een primaire verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Wel vallen de supermarkten net als alle andere economische sectoren onder de sectorrisicoanalyse. Indien uit deze sectorrisicoanalyse blijkt dat de supermarkten een hoog risicoprofiel hebben, dan wordt in de vervolganalyse gekeken welke van de risico’s op het vlak van mens en milieu mogelijk nog onvoldoende aandacht krijgen vanuit het bedrijfsleven. In dat geval zal ik uw Kamer daarover informeren.
Bent u bereid deze monitor ook beschikbaar te stellen aan consumenten, aangezien een aantal supermarkten slecht scoort op het gebied van transparantie? Zo nee, op welke manier zijn consumenten in staat om een verantwoorde keuze te maken, aangezien enkele supermarkten geen of beperkte informatie geven over de herkomst van producten en over het voldoen aan de internationale arbeids- en mensenrechten?
Consumenten die een verantwoorde keuze willen maken, kunnen nu reeds in verschillende supermarkten een keuze maken voor fairtrade producten en producten met andersoortige keurmerken.
Orgaanroof in China |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de door het Europees Parlement aangenomen resolutie over orgaanroof in China?1
Ja.
Deelt u de ernstige verontrusting van het Europees Parlement over de «aanhoudende en geloofwaardige berichten over het systematische, door de staat gesanctioneerde verwijderen van organen bij gewetensgevangenen in de Volksrepubliek China, onder meer bij grote aantallen Falun Gong-aanhangers die om hun geloofsovertuiging gevangen zijn gezet, en bij leden van andere religieuze of etnische minderheden»?
Het kabinet is bekend met de verschillende berichten en deelt de verontrusting over berichten over onvrijwillige orgaandonaties. China heeft erkend dat de meeste organen die in China worden getransplanteerd afkomstig zijn van geëxecuteerde gevangenen. Echter, onafhankelijke verificatie of bevestiging van onvrijwillige verwijdering bij gewetensgevangenen, zoals Falun Gong beoefenaars of religieuze of etnische minderheden, is tot op heden niet mogelijk gebleken.
Klopt het dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen van orgaanverwijdering bij gevangenen, en de regering van de Volksrepubliek China hebben opgeroepen tot meer verantwoordingsplicht en transparantie in het systeem van orgaantransplantatie en tot bestraffing van degenen die verantwoordelijk zijn voor misbruik? In hoeverre is China hieraan tegemoet gekomen?
Het klopt dat de VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering hun bezorgdheid hebben uitgesproken over de beschuldigingen die zijn gedaan in het rapport van Kilgour en Matas. De Chinese overheid schrijft in de brieven aan de VN mensenrechtenraad als reactie op de beschuldigingen dat deze ongegrond zijn en het pure fabricaties van de Falun Gong betreffen. China stelt o.a. dat een onderzoek is verricht in het ziekenhuis Sujiatan in Shenyang, waar illegale verwijdering van organen zou plaatsvinden. Uit hun onderzoek bleek dat geen sprake zou zijn van illegale orgaanverwijdering. Voorts stelt China dat de cijfers in het rapport van Kilgour en Matas niet kloppen, omdat China in de periode van 2000–2005 geen officiële statistieken in orgaantransplantaties zou hebben bijgehouden. In 2006 is nationale regelgeving aangenomen die expliciet gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel strafbaar stelt. Sinds 2011 is ook «forced organ removal, forced organ donation or organ removal from juveniles» strafbaar. In het uiterst geval kan daarvoor de doodstraf opgelegd worden. Echter, Nederland en de EU blijven bezorgd over de implementatie van de regelgeving en de onvoldoende duidelijkheid over de afkomst van organen.
Klopt het dat VN-commissie tegen foltering en de speciale VN-rapporteur inzake foltering geen antwoord hebben gekregen op verzoeken aan China in 2006 en 2008 om uitleg over de significante stijging van het aantal orgaantransplantaties sinds het begin van de vervolging van de Falun Gong? Hoe beoordeelt u dit?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid de kwestie van orgaanverwijdering in China hoog op de agenda van de EU te zetten, aan te sturen op publiekelijke veroordeling van China, medewerking van China te eisen aan de VN-onderzoeken, alsmede te pleiten voor grondig en transparant onderzoek door de EU naar de praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Het kabinet deelt de mening dat orgaanverwijdering zonder instemming van de persoon onaanvaardbaar is. Nederland zal zich blijven inspannen om deze kwestie op de agenda van de EU te houden. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid Ashton heeft toegezegd deze zorgen bij de Chinese autoriteiten aan de orde te blijven stellen. In het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog tussen de EU en China zijn deze zorgen eerder opgebracht, waarbij China gevraagd is duidelijkheid te geven over het aantal uitgevoerde doodstraffen en orgaantransplantaties. Nederland zal, zowel bilateraal als in het kader van de EU, bezien welke andere kanalen geschikt zijn om deze kwesties met de Chinese autoriteiten te bespreken. Nederland en de EU zullen bij China blijven aandringen op implementatie van de Chinese nationale regelgeving die gedwongen orgaandonatie en orgaanhandel expliciet strafbaar stelt.
Heeft u kennisgenomen van de bevindingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel waaruit blijkt dat ten minste 27 personen in Nederland in de afgelopen 10 à 15 jaar naar orgaanexporterende landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan zijn afgereisd?2
Ja. In de zevende rapportage van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wordt gesteld dat er enige indicaties zijn die er op duiden dat sprake is van «orgaantoerisme» door personen uit Nederland naar orgaanexporterende landen. In dit verband worden in deze rapportage interviews vermeld met een chirurg, acht nefrologen en vier transplantatiecoördinatoren uit Nederland, waaruit naar voren kwam dat zij in totaal 27 personen kenden die in de afgelopen tien à vijftien jaar een orgaantransplantatie ondergingen in landen als China, India, Irak en Iran en Pakistan. In 2012 heeft de Nationaal Rapporteur overigens het rapport «Mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering en gedwongen commercieel draagmoederschap» uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat nauwelijks gevallen van mensenhandel met het oogmerk van orgaanverwijdering in Nederland zelf of door Nederlanders bekend zijn.
Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om Nederlanders daarvan in de toekomst te weerhouden, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting? In hoeverre is aanscherping van wetgeving op dit punt mogelijk en wenselijk?
Het «om niet»-principe en uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming van de donor zijn in Nederland belangrijke uitgangspunten bij orgaandonatie en vastgelegd in de Wet op de orgaandonatie (WOD). In 2010 is het Besluit Zorgverzekeringen aangepast. Aanleiding voor deze aanpassing waren de problemen waarmee zorgverzekeraars werden geconfronteerd in geval van declaraties van transplantaties buiten Nederland waarbij er sprake was van het afstaan van een orgaan door een levende donor tegen betaling. Transplantaties komen nu alleen nog voor vergoeding in aanmerking als deze zijn uitgevoerd binnen de Europese Unie, in een van de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte of in een andere staat indien de donor woonachtig is in die staat en de echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant in de eerste, tweede of derde graad van de verzekerde is.
Om te voorkomen dat mensen financieel nadeel ondervinden van het bij leven doneren van organen is per 1 juni 2009 de subsidieregeling Donatie bij leven in werking getreden. Deze regeling komt de donor tegemoet in de kosten die een direct gevolg zijn van de donatie, voor zover deze niet op enige andere manier vergoed worden.
In geval van onvrijwillige orgaandonatie kan sprake zijn van een vorm van mensenhandel en dit is strafbaar op grond van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Verder is relevant dat met de wet ter implementatie van de richtlijn mensenhandel – die 5 november 2013 door de Eerste Kamer is aangenomen en per 15 november 2013 in werking is getreden, het vereiste van dubbele strafbaarstelling is komen te vervallen voor mensenhandel gepleegd door Nederlandse onderdanen buiten Nederland.
Om te voorkomen dat mensen hun toevlucht zoeken tot een illegale transplantatie in het buitenland wordt op de website van de Nederlandse Transplantatie Stichting gewezen op de gevaren en het mogelijk illegale karakter van een transplantatie in het buitenland. Deze website wordt mogelijk gemaakt met subsidie van het Ministerie van VWS.
Welke Nederlandse ziekenhuizen werken op dit moment samen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van of waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de orgaanroof van gevangenen?
Er zijn geen gevallen bekend van samenwerking tussen Nederlandse ziekenhuizen met Chinese ziekenhuizen die verdacht worden van orgaanroof van gevangenen. Aangezien onafhankelijke verificatie of bevestiging van de verdachtmakingen tot nu toe niet mogelijk is gebleken, is het opstellen van een zwarte lijst van Chinese ziekenhuizen niet aan de orde.
Bent u bereid een zwarte lijst op te stellen van Chinese ziekenhuizen die betrokken zijn bij orgaanroof van gevangenen, waar Nederlandse ziekenhuizen, bedrijven en instellingen geen zaken mee zouden mogen doen die direct of indirect bijdragen aan deze praktijken?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat de geleidelijke afschaffing van orgaanverwijdering bij geëxecuteerde gevangenen in China nog tot 2015 doorloopt? Bent u bereid bij de regering van de Volksrepubliek China aan te dringen op onmiddellijke beëindiging van de praktijk van orgaanverwijdering bij gewetensgevangenen en leden van religieuze en etnische minderheden?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid in het kader van de onlangs hervatte bilaterale mensenrechtenconsultaties met China uitdrukkelijk aandacht te vragen voor de zeer zorgelijke praktijken op het gebied van orgaantransplantatie in China?
Zie antwoord op vraag 5.
Mogelijke steun Turkije aan jihadisten Syrië |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving1 over de bewering van de chef van de militaire inlichtingendienst van Israël, generaal Kochavi, dat Al Qaeda beschikt over bases in Turkije voor jihadstrijders die naar Syrië afreizen?
Ja.
Hoe beoordeelt u deze bewering, ook in het licht van eerdere ontkenningen van Turkije dat het steun zou verlenen aan jihadisten?
De Turkse autoriteiten hebben herhaaldelijk, zowel in het openbaar als in bilaterale contacten met Nederland, aangegeven dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen, en hiertegen adequate maatregelen treffen. Zie ook het antwoord op vraag 13, 14 en 15.
Klopt het dat de vermeende bases volgens de Israëlische militaire inlichtingendienst gelegen zijn in Karaman, een stad in centraal Anatolië, Osmaniye, een plaats nota bene in de buurt van Adana, waar onze Patriot-eenheden gestationeerd zijn, alsmede een plaats nabij de stad Sanlilurfa?
In het bewuste artikel wordt inderdaad gemeld dat de Israëlische militaire inlichtingendienst de mening is toegedaan dat er in het genoemde gebied een soort basis aanwezig is.
Welke activiteiten vinden hier volgens de Israëlische inlichtingendienst plaats? Gaat het om safehouses en trainingsfaciliteiten?
Uit voornoemd artikel kan niet worden opgemaakt welke activiteiten volgens de Israëlische inlichtingendienst in de veronderstelde bases zouden plaatsvinden. Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat binnen Turkije bases van Al Qaeda bestaan. Turkije ontkent het bestaan ervan ondubbelzinnig.
Deelt u de zorgen van Israëlische militaire inlichtingendienst dat terroristen vanuit deze bases eenvoudig toegang hebben tot Europa?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het ook opmerkelijk dat deze bewering zo in het openbaar gedaan wordt door een Israëlische generaal in de richting van Turkije? Zou dit te maken kunnen hebben met een mogelijk gebrek aan bereidheid bij Turkije om op te treden tegen jihadisten die naar Syrië afreizen, of zelfs mogelijke (gedoog)steun van Turkije aan jihadisten?
Het kabinet treedt niet in de mogelijke beweegredenen van de Israëlische generaal om deze beweringen te uiten.
In hoeverre sluiten volgens u de beweringen van de Israëlische inlichtingendienst aan bij eerdere berichtgeving2 over het bestaan van safehouses van Al Qaeda in Turkije, waar honderden jihadstrijders onderdak zouden vinden?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie dat binnen Turkije safehouses van Al Qaeda bestaan. Zie verder het antwoord op vraag 13, 14 en 15.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving3 dat uit het Westen afkomstige rekruten door de terreurbeweging ISIS geïndoctrineerd worden met extremistische anti-Westerse ideologie, en getraind worden in het maken en tot ontploffing brengen van autobommen, het maken van zelfmoordvesten en het opzetten van terroristische cellen in het Westen?
In maart 2013 is het dreigingsniveau terrorisme Nederland verhoogd naar «substantieel». Belangrijkste overweging daarvoor was de mogelijke dreiging voor de veiligheid die uitgaat van uit Syrië terugkerende strijders, van wie sommigen zeer radicaal en in hoge mate geweldsbereid kunnen zijn. Het kabinet onderkent derhalve dit potentiële gevaar, en heeft in de afgelopen periode een groot aantal maatregelen getroffen, waarover de Kamer is geïnformeerd (o.m. Kamerstukken 29 754 nr. 242, 243, 237 en 238).
Deelt u de mening dat aan Al Qaeda gelieerde of verwante islamitische terreurbewegingen die jihad voeren in Syrië, een toenemende dreiging vormen voor het Westen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving4 dat de regering Erdogan twee chefs van anti-terrorisme eenheden die verantwoordelijk waren voor een majeure operatie tegen Al Qaeda in Turkije, twee uur nadien ontslagen zou hebben, alsmede de bodyguards vervangen zou hebben van de acht aanklagers die de operatie gelanceerd hebben?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie ten aanzien van mogelijke beweegredenen voor eventuele personeelswisselingen binnen Turkse anti-terrorisme eenheden bevestigt.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving5 dat elf hulporganisaties in Syrië die werken met de gematigde Syrische oppositie, een aanklacht zouden voorbereiden tegen Turkije bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wegens wapenleveranties aan radicale islamisten in Syrië?
Het kabinet kan geen oordeel uitspreken over berichtgeving over een eventuele juridische procedure.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving6 dat de Turkse inlichtingendienst MIT een vrachtwagen vol wapens naar Syrië heeft gereden, dat de politie, die probeerde op te treden tegen de vrachtwagen, zou zijn tegengewerkt in hun optreden en instructies kreeg om de vrachtwagen niet te doorzoeken?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie ter zake.
Blijft u ook in het licht van deze zeer verontrustende berichtgeving vasthouden aan uw analyse tijdens het Algemeen overleg over de verlenging van de Patriot-missie van 17 december jl., dat «inmiddels ook de Turkse overheid zich grote zorgen maakt over de jihadistische groeperingen en de veiligheid van Turkije»?
De Turkse autoriteiten hebben zowel in het openbaar als in bilaterale contacten met Nederland veelvuldig aangegeven dat ze zich grote zorgen maken over de Turkse binnenlandse veiligheid ten gevolge van activiteiten van jihadistische groeperingen. Zoals ook is aangegeven in het Algemeen Overleg (verlenging Patriot-missie in Turkije d.d. 17 december 2014) is de situatie aan de Turks-Syrische grens echter ondoorzichtig. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat via Turks grondgebied steun aan gewapende oppositiegroeperingen heeft plaatsgevonden. Tijdens de bilaterale consultaties tussen Turkije en Nederland op 14 februari 2014 is het probleem van jihadistische strijders uitvoerig aan de orde gekomen. De Turkse autoriteiten hebben ook bij deze gelegenheid onomwonden aangegeven het probleem van jihadistische strijders te onderkennen, hiertegen adequate maatregelen te treffen en bereid te zijn tot samenwerking met de Nederlandse autoriteiten. Tevens is de aanwezigheid van Al Qaeda bases in Turkije ondubbelzinnig ontkend.
Blijft u geloven in de officiële ontkenning door de regering Erdogan van steun aan of het faciliteren van jihadisten? Hoe beoordeelt u deze houding in relatie tot de politieke crisis in Turkije en het op grote schaal vervangen van politiefunctionarissen door de regering Erdogan?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid de berichtgeving en beweringen in de richting van Turkije over het mogelijke bestaan van bases van Al Qaeda in Turkije en het mogelijke steunen of faciliteren van jihadisten door Turkije (door bijvoorbeeld wapenleveranties of het openzetten van de grenzen met Syrië) indringend aan de orde te stellen bij Turkije?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid de boodschap over te brengen dat de Nederlandse Patriot-missie niet bedoeld is als een beschermparaplu voor een Turkije dat islamitische extremisten steunt en de grens met Syrië wagenwijd openzet voor stromen jihadstrijders en wapens die zich ook tegen het Westen kunnen keren?
Nederland voldoet met de Patriot-missie aan de bondgenootschappelijke solidariteit in het kader van de NAVO. De missie is nadrukkelijk bedoeld ter bescherming van de Turkse burgerbevolking. Nederland hecht aan de bondgenootschappelijke solidariteit.
Bent u bovendien bereid te pleiten voor internationaal onderzoek naar bovengenoemde berichtgeving en beweringen? Zo nee, bent u dan tenminste bereid deze kwesties aan te kaarten binnen de EU en de NAVO om via deze organisaties uitleg te vragen aan Turkije?
Nee. Het conflict in Syrië en de gevolgen voor de regio worden in NAVO- en EU-kader, bijvoorbeeld tijdens EU-consultaties, alsmede in bilaterale contacten met Turkije, uitvoerig besproken.
Een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland |
|
Arnold Merkies |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Klopt het dat vorige week tijdens de Ecofin en Eurogroep gesproken is over een mogelijk nieuw steunpakket voor Griekenland? Indien ja, waarom is dat niet gemeld in het verslag?
Nee dat klopt niet. Tijdens de Eurogroep van 27 januari jl. hebben we gesproken over de voortgang van de implementatie van het huidige Griekse leningenprogramma. Een eventueel nieuw steunpakket voor Griekenland is niet aan de orde geweest.
Is het waar dat de Trojka heeft geconcludeerd dat Griekenland dit jaar een financieringsgat heeft van 15 miljard euro?
Nee. De trojka heeft nog geen conclusies getrokken over een financieringsgat dit jaar. De huidige voortgangsmissie van de Trojka is tot op heden niet afgerond. Pas na afronding van deze missie zal de Trojka kunnen concluderen of er sprake is van een financieringgat.
Kunt u bevestigen dat er een nieuw steunpakket wordt voorbereid ter waarde van 10 tot 20 miljard euro, zoals de Duitse Minister van Financiën zou hebben aangegeven? Indien ja, wat is uw inzet wat betreft hoe het steunpakket eruit moet zien?
Zoals ik u heb geïnformeerd bij brief van 2 september 2013 (Kamerbrief «Financiële steun aan Griekenland», met kenmerk BFB2013–11246M) kan in de loop van 2014, wanneer de huidige programmaperiode ten einde loopt, worden beoordeeld of Griekenland aan de programmavereisten heeft voldaan en of er zicht is op markttoegang. Op dat moment kan pas worden bezien of en op welke wijze invulling gegeven kan worden aan een nieuw steunpakket.
Waarom wordt er gesproken over een nieuw steunpakket terwijl de volgende tranche van het huidige pakket steeds niet kan worden uitgekeerd omdat Griekenland de gemaakte afspraken niet nakomt?
Op dit moment wordt alleen gesproken over de voortgang in het huidige programma. Op 27 februari heeft de Eurogroep Griekenland opgeroepen voortgang te maken met de implementatie van de nog openstaande punten, zodat de Trojka spoedig terug kan keren naar Athene om de voortgangsmissie af te ronden (zie verslag Eurogroep en Ecofin Raad van 27 en 28 januari 2014 met kenmerk BFB 2014–192M, d.d. 31 januari 2014).
Klopt het dat een schuldherstructurering zoals bepleit door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geen onderdeel uitmaakt van het steunpakket in voorbereiding? Indien ja, waarom niet?
Zoals in bovenstaande antwoorden aangegeven is er nog niet gesproken over een derde steunpakket en de invulling daarvan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg Eurogroep/Ecofin Raad gepland op 13 februari a.s.?
Ja.