De stand van zaken in Irak en de opmars van de Islamitische Staat van Irak en de Levant (ISIS) |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel Syriëgangers zijn er in Nederland teruggekeerd van de jihad in Syrië (en de Levant)?1
Er zijn ongeveer dertig personen onderkend die na een jihadreis naar Syrië weer zijn teruggekeerd in Nederland.
Hoeveel daarvan worden actief gevolgd en hoeveel zijn er buiten beeld?
Over operationele aangelegenheden en concrete gevallen kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. Wel kan ik meedelen dat de aandacht voor uit Syrië teruggekeerde jihadgangers bij de relevante diensten groot is. Zo maakt de AIVD van elke onderkende jihadganger een dreigingsinschatting. Aanvullend beziet het Openbaar Ministerie of strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Parallel hieraan worden in de relevante gemeenten maatwerkinterventies afgesproken in multidisciplinaire casus-overleggen. In elk individueel geval wordt de beste aanpak vormgegeven met als doel de mogelijke dreiging die van deze personen uitgaat te verminderen.
In welke gemeenten staan de jihadgangers ingeschreven?
Aangezien het aan de betrokken gemeenten zelf is om wel of niet te communiceren over deze kwestie, doe ik hierover geen nadere mededelingen. Met de burgemeesters van de meest betrokken gemeenten heb ik intensief overleg over de te nemen maatregelen.
Hoeveel ronselaars voor de jihad in Syrië en de Levant zijn er in Nederland actief en in welke gemeenten staan zij ingeschreven?
Er zijn in Nederland personen actief die oproepen tot deelname aan jihad in Syrië en dit ook faciliteren. Het is aan het Openbaar Ministerie om te bepalen of er sprake is van ronselen, en dus een strafbaar feit. Momenteel zijn enkele tientallen terugkeerders, (potentiële) uitreizigers, rekruteurs en facilitators onderwerp van strafrechtelijk onderzoek. In het openbaar kunnen, in het belang van zowel het strafrechtelijke als het inlichtingenonderzoek, geen uitspraken worden gedaan over aantallen en gemeenten waar deze personen actief zijn.
Wat is de reden dat jihadgangers in Syrië en de Levant buiten beeld raken bij terugkeer in Nederland of andere EU-lidstaten?
Vooropgesteld staat dat ik geen uitspraken doe over de informatiepositie en werkwijze van de diensten. De veiligheidsdiensten en politie doen er, ook in internationaal verband, alles aan om jihadisten vroegtijdig en duurzaam in de gaten te houden. Zij werken hierbij samen met pfartnerdiensten binnen en buiten de EU. Samen met de negen meest betrokken lidstaten werkt Nederland aan een beter gecoördineerde Europese aanpak van teruggekeerde jihadstrijders. Ook verdere versterking van de Europese operationele informatie-uitwisseling is onderdeel van deze aanpak.
Kunt u aangeven hoeveel personen en instellingen/organisaties de oorlog/jihad in Syrië en de Levant financieel steunen en zo ja, welke organisaties zijn dat?
Waar het gaat om financiële stromen richting terroristische organisaties of individuen zij opgemerkt dat organisaties zoals ISIS op de EU Terrorismelijst zijn geplaatst waardoor het verboden is om financiële en economische middelen aan deze organisaties ter beschikking te stellen. Nederland beschikt niet, anders dan uit openbare bron, over de gevraagde informatie met betrekking tot het financieel steunen van de strijd in Syrië door personen en instellingen/organisaties.
Indien het vermoeden bestaat dat een persoon, organisatie of stichting geldelijke steun verleent aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, is deze handeling conform Artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar.
Mochten er moskeeën en/of andere (islamitische) instellingen betrokken zijn bij ronselpraktijken of financiering van de jihad, bent u dan bereid deze direct en definitief te sluiten en strafrechtelijk te vervolgen? Zo neen, waarom niet?
Het is onacceptabel dat Nederlandse ingezetenen worden geronseld voor de gewelddadige jihadistische strijd. Indien aanwijzingen zijn dat een instelling betrokken is bij ronselpraktijken of financiering van de jihad, beziet het Openbaar Minister wat de mogelijkheden zijn voor sluiting en/of strafrechtelijke vervolging. Sluiting van een instelling is mogelijk als dit voor openbare orde noodzakelijk is, onder de voorwaarde gesteld in artikel 2:20, eerste lid, BW.
Bent u bereid om, in plaats van begeleiding, de teruggekeerde jihadi’s uit Syrië en de Levant preventief op te sluiten, te denaturaliseren en uit te zetten? Zo neen, waarom niet?
Wanneer van een persoon een dreiging uitgaat -bijvoorbeeld omdat de persoon is teruggekeerd van een jihadistisch strijdgebied – bekijkt het OM, in samenwerking met de politie, wat de mogelijkheden zijn om strafrechtelijk op te treden. Zo is bij verdenking van een terroristisch misdrijf bewaring mogelijk, ook buiten het geval van ernstige bezwaren tegen de verdachte. Daarnaast kunnen diverse bestuurlijke instrumenten worden ingezet, zoals het stopzetten van toeslagen en uitkeringen, het nemen van paspoortmaatregelen en het bevriezen van financiële tegoeden.
Op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan het Nederlanderschap worden ingetrokken als sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf. Voorwaarde is dat de betrokken persoon naast de Nederlandse nationaliteit ook nog een andere nationaliteit bezit. Intrekking is niet mogelijk als stateloosheid daarvan het gevolg is. Het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, waarbij Nederland partij is, staat dit niet toe. Voorwaarde is ook dat het misdrijf na 1 oktober 2010 is gepleegd. Na het intrekken van het Nederlanderschap wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor een eventueel volgende week te houden debat?
Ja.
Het Parex-schandaal in Letland |
|
Eddy van Hijum (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het Parex-schandaal in Letland, zoals genoemd in het boek «het Euro Evangelie»1 en de artikelen «Nomura hielp Letland probleemschulden te verhullen»2 en «Europese Commissie onderzoekt eigen illegale staatssteun aan Russische witwasbank»?3
Ja.
Klopt het dat Parex bijzonder veel Russisch zwart geld had aangetrokken, zoals in de eerder genoemde bronnen is vermeld, en zoals bleek uit de slogan van de bank: «Letland. Net iets dichterbij dan Zwitserland»? Is er een schatting bekend van de hoeveelheid zwart geld en de herkomst daarvan?
Het kabinet heeft geen informatie over dergelijke bedragen.
Wie heeft het besluit genomen om Parex te redden en waarom, terwijl andere banken in Europa, zoals het Nederlandse DSB, maar ook verder alle andere Letse banken, waaronder de grootste, Latvijas Krajbanka, wel failliet mochten gaan?
De Letse autoriteiten hebben dit besluit genomen en de Commissie heeft de verleende staatssteun destijds goedgekeurd. Naar oordeel van de Letse autoriteiten was Parex Bank systeemrelevant. Het was de op één na grootste bank van Letland (met destijds een totaal van 4,9 miljard euro aan activa). Tevens was het de grootste bank in binnenlandse handen (de meeste Letse banken hadden sterke banden met Scandinavische moederbanken). Het omvallen van deze bank zou volgens de Letse autoriteiten grote negatieve spill-overs hebben naar andere Letse banken en banken in de regio. Latvijas Krajbanka was de negende bank in termen van grootte en volgens de Letse autoriteiten niet systeemrelevant.
Als zich in de toekomst een soortgelijk geval als Parex zou voordoen, zou de situatie niet hetzelfde zijn. Ten eerste zal met de inwerkingtreding van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) sprake zijn van een Europees geharmoniseerd resolutieraamwerk, dat bepaalt onder welke voorwaarden tot resolutie, waaronder bail-in, kan worden overgegaan. Ten tweede geldt dat Letland – als eurolidstaat – deelneemt in de bankenunie, waardoor op grond van de Single Supervisory Mechanism-verordening en de Single Resolution Mechanism-verordening sprake is van besluitvorming en coördinatie over toezicht en resolutie op Europees niveau. Bovendien gelden ook voor Letland de medio 2013 aangepaste staatssteunregels ten aanzien van bankensteun en de daarin aangescherpte eisen voor het dragen van verliezen door de private investeerders van een bank.
Is er enig onderzoek geweest of de directie van Parex haar eigen overheid heeft omgekocht, teneinde een bankenredding te forceren?
In het kader van de verleende staatssteun heeft de Commissie in 2008 een onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn gepubliceerd op de website van DG Mededinging. Hieruit blijkt niet dat dit aan de orde is geweest (http://ec.europa.eu/competition/state_aid/cases/228522/228522_959558_23_2.pdf).
Hoeveel van de € 7,5 miljard die de redding van de bank Parex kostte wordt gedekt door directe en indirecte leningen en garanties van Nederland?
De Letse autoriteiten hebben Parex Bank in november 2008 genationaliseerd. Hier zijn geen indirecte leningen of garanties van Nederland aan te pas gekomen. Daarna heeft Letland financiële steun aangevraagd en is er in december dat jaar door de Commissie en het IMF in totaal een bedrag van 7,5 miljard euro aan betalingsbalanssteun aan Letland toegezegd. Van dit bedrag werd uiteindelijk 4,5 miljard euro uitgekeerd. De verleende steun door het IMF is inmiddels volledig terugbetaald. De Commissie heeft destijds 2,9 miljard euro van de geplande 3,1 miljard euro uitgekeerd, hiervan is dit jaar 1 miljard euro terugbetaald. De verstrekte betalingsbalanssteun van de Commissie loopt via een garantie op de EU-begroting. De Nederlandse afdrachtensleutel hierin is ongeveer 5%.
Klopt het dat een groot deel van Parex verder gaat onder de naam «Citadele Bank» en dat haar Zwitserse dochter Anlage – und Privatbank (AP Bank) op haar website, in de Russische taal, schermt met een constructie waarbij Russen hun contanten in Letland mogen achterlaten waarna Citadele het in spaargeld vervolgens in het buitenland stalt? Klopt het dat AP Bank haar eigen naam gebruikt om de identiteit van de spaarder te verhullen?4
In 2010 werd door de Europese Commissie een herstructureringsplan goedgekeurd waarbij Parex Bank werd gesplitst in een good bank (genaamd Citadele) en een bad bank (Parex, later Reverta). AP Anlage & Privatbank is in 1995 opgericht door Hypo Bank (gevestigd in Duitsland) en werd in 2004 overgenomen door de Parex Groep. AP Anlage & Privatbank heeft altijd haar eigen naam gehouden, ook toen Parex gesplitst werd.
Is het terecht om te stellen dat Citadele, dat is gered met onder andere Nederlands belastinggeld, gewoon doorgaat met het witwassen van dubieus Russisch geld?
Citadele is niet gered met Nederlands belastinggeld. De Letse toezichthouder en de Letse centrale bank hebben in 2012 en 2013 verschillende maatregelen genomen om de risico’s van «non-resident banking» te mitigeren; waaronder hogere liquiditeitseisen, frequente stresstesten en banken met meeste buitenlandse leningen hebben langlopende obligaties uitgegeven om niet te veel afhankelijk te zijn van korte termijn deposito’s. Bovendien heeft Letland zich bij toetreding tot de euro middels een brief gecommitteerd aan verschillende hervormingsmaatregelen, onder andere op het gebied van «non-resident banking» en het tegengaan van witwaspraktijken. Letland geeft bijvoorbeeld aan de aanbevelingen die Moneyval heeft gedaan op het gebied van het tegengaan van witwaspraktijken te zullen implementeren.
Als de passivazijde van de balans van deze bank gedomineerd wordt door Russisch spaargeld, waarom zou Europa dan inspanning moeten verrichten om deze bank te redden, aangezien daarbij spaarders worden ontzien die geen burger van de EU zijn?
Er is op dit moment geen sprake van een Europese inspanning om deze bank te redden.
Waarom heeft de EU in ruil voor de verleende steun geen meerderheidsbelang in deze bank verkregen, waarmee juist voorkomen kon worden dat Citadele op de oude voet doorgaat?
Zoals aangegeven in vraag 5 is er geen directe EU-steun verleend aan het redden van deze bank.
Hoe is het mogelijk dat in 2014, na de toetreding van Letland tot de Eurozone en de vorming van de bankenunie, een met belastinggeld geredde bank openlijk Russisch spaargeld blijft ophalen en niet eens moeite hoeft te doen dat te verhullen aangezien deze informatie op de website van AP Bank staat?
Europese banken kunnen spaargeld aantrekken uit het buitenland (ook buiten de EU), zolang de geldende EU-regels worden gerespecteerd. Die staan in Letland niet ter discussie.
Op 16 april 2014 kondigde de Europese Commissie een onderzoek aan naar de steun aan Parex, bijna zes jaar na dato; waarom heeft dat zo lang geduurd? Heeft het ermee te maken dat de Amerikaanse senaat een onderzoek is gestart wegens het vermoeden van corruptie?
Het onderzoek van de Europese Commissie richt zich vooral op de afspraken die in 2010 met de Letse autoriteiten zijn gemaakt met DG Mededeling om de Commissie te informeren over belangrijke besluiten ten aanzien van Citadele en Reverta. DG Mededeling doet geen uitspraak over lopende zaken. Een besluit hierover wordt spoedig verwacht.
Wat is de reikwijdte van het onderzoek van de Europese Commissie en wat is de planning?
Zie antwoord vraag 11.
Klopt het dat de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) een belang heeft in Citadele? Kunt u de precieze verhoudingen tussen Citadele en EBRD schetsen en wanneer die ontstaan zijn?
Uit de voor mij beschikbare informatie blijkt dat de EBRD in 2009 een belang van 25% in Parex nam. Op dit moment heeft de EBRD een belang van 25% in Citadele, welke het heeft verworven in augustus 2010 toen Parex werd opgesplitst. Het behield toen een belang van 12,74% in Parex (nu Reverta).
Vanaf 2009 heeft de EBRD op verschillende manieren de bankensector in haar regio ondersteund in het kader van de crisis. Het nemen van een belang zoals bij Parex was hiervoor één manier, een andere was het verschaffen van achtergestelde schuld. Ook verstrekte de EBRD voor MKB geoormerkte leningen aan grote Europese bankengroepen, ter ondersteuning van de reële economie.
Heeft de EBRD op enig moment een put-optie op het aandeel in Citadele verkregen, zoals gemeld in het Nomura rapport?5 Zo ja, wanneer is die put-optie gekocht en hoe is hij in de boeken van de EBRD verantwoord? Is de put-optie ook opgenomen in de nationale rekeningen van Letland?
Uit de voor mij beschikbare informatie blijkt dat de EBRD inderdaad een put overeenkomst heeft met de Latvian Privatisation Agency (LPA) op het gecombineerde belang in Citadele en Reverta, overeengekomen in 2009. LPA werd gegarandeerd door de Letse overheid.
Alle transacties die de EBRD doet, inclusief derivaten, worden volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) geboekt.
De put optie is niet opgenomen in de nationale rekeningen van Letland, omdat dit een garantie is en garanties volgens ESA95 niet worden meegeteld in de nationale rekeningen.
Bent u bereid om bij de EBRD navraag te doen naar alle transacties die hebben plaatsgevonden in Parex, Citadele en Reverta, inclusief aandelen en opties en de datum van de transacties, en het resultaat van de navraag aan Kamer te sturen?
Buiten de informatie bij vraag 13 en14 heeft de EBRD aangegeven dat het verdere specifieke informatie niet openbaar kan maken.
Heeft Nederland ingestemd (via haar lid van de board) met de aankoop van Parex (Reverta) door de EBRD? Zijn de due dilligence rapporten op Parex en haar rechtsopvolgers beschikbaar voor inzage voor het publiek of voor parlementariërs?
De Nederlandse bewindvoerder heeft, evenals alle andere bewindvoerders, in april 2009 ingestemd met het eerste voorstel voor de aankoop van Parex aandelen, en in juli 2010 met de wijziging van het voorstel in het kader van het opsplitsen van Parex. De EBRD heeft aangegeven de due dilligence rapporten nooit openbaar te maken.
Welke lessen trekt het kabinet uit de Parex-affaire voor de mogelijke toetreding van Litouwen tot de eurozone?
Litouwen voldoet aan alle convergentiecriteria voor eurotoetreding, op basis van de convergentierapporten van de ECB en de Europese Commissie. De ECB heeft in haar convergentierapport wel aanbevelingen gedaan ten aanzien van het aanscherpen van het financiële sector toezicht in Litouwen, waartoe Litouwen zich gecommitteerd heeft middels een brief, zie: http://www.finmin.lt/finmin.lt/failai/naujienos/2014/LT_Letter_0618.pdf.
In welke banken uit Litouwen heeft de EBRD de afgelopen tien jaar belangen genomen, belangen afgestoten en put-opties (gehad)?
Uit de voor mij beschikbare informatie over activiteiten van de EBRD in de financiële sector van Litouwen in de afgelopen tien jaar blijkt het volgende:
De EBRD heeft een belang van 20% in Siauliu Bank en heeft daar achtergestelde schuld uitstaan. In 2005 was er de eerste investering in Siauliu waarbij een belang van 16,6% werd verworven. In 2009 werd een lening verschaft met een optie tot omzetting naar aandelen, welke gedeeltelijk werd gebruikt in 2010. In 2011 is het resterende stuk schuld omgezet in achterstelde schuld om voldoende Tier 2-kapitaal te verschaffen zodat Siauliu Bank zekere assets en verzekerde deposito’s kon overnemen van Ukio Bank.
Een nieuw onderzoek naar omvangrijke kinderarbeid en schending van andere arbeidsrechten in de Turkse hazelnootproductie |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het recente onderzoek van de Fair Labor Association in opdracht van Nestlé naar kinderarbeid en arbeidsomstandigheden bij de hazelnootoogst in de regio's Ordu en Giresun in Turkije, waaruit onder meer blijkt dat er sprake is van omvangrijke kinderarbeid (41% is jonger dan 18 jaar en de helft daarvan jonger dan 15 jaar), zeer lange werktijden (meer dan 11 uur per dag) en lonen onder het wettelijk minimumloon?1
Ja.
Erkent u dat deze uitgebreide impactbeoordeling in grote lijnen overeenkomt met de situatie zoals die bij de Turkse hazelnootoogst in het algemeen geldt, mede omdat deze kwekers niet door Nestlé zelf zijn geselecteerd? Zo nee, waarom niet?
Het valt moeilijk te staven of de productieketen van Nestlé in de regio’s Ordu en Giresun representatief is voor de gehele hazelnootoogst in Turkije.
Hoe beoordeelt u deze ernstige situatie, mede gezien de door u ondersteunde activiteiten rond deze kwestie, waaronder de steun aan een project van de International Labour Organization (ILO) in Turkije in de Ordu-regio, dat in november 2012 is gestart en heeft geleid tot een actieplan dat met lokale overheden en maatschappelijke organisaties is besproken?2
De Turkse overheid erkent dit probleem en pakt dit ook aan als primair verantwoordelijke partij. Om samenwerking met andere verantwoordelijke partijen, zoals lokale overheden, boeren, tussenhandelaren en families te bevorderen, steunt Nederland het genoemde ILO-project waar ik ook in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen naar verwezen heb3. Net als Europese afnemers ondersteun ook ik het vervolgproject, gericht op het in Turkije relatief nieuwe concept van samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. Het oplossen van dit structurele probleem zal tijd vergen.
Hebt u het probleem van kinderarbeid aan de orde gesteld tijdens de handelsmissie naar Turkije (2 tot 4 juni jl.)? Zo ja, kunt u de Kamer nader informeren over de resultaten?
Ik heb deze kwestie meerdere malen aan de orde gesteld tijdens mijn missie naar Turkije van 2 tot 4 juni. Zo was kinderarbeid het onderwerp van een bijeenkomst met de Turkse overheid, de ILO en de Nederlandse delegatie. Ik heb hier een bijdrage van 90.000 euro toegezegd aan het hierboven genoemde vervolgproject van de ILO. In een gesprek met vice-premier Babacan heb ik ook aandacht gevraagd voor deze kwestie. Hij gaf aan dat kinderarbeid in de agrarische sector in de afgelopen tien jaar is verminderd en dat Turkije zich blijft inspannen voor een verdere vermindering. Ik heb hem gezegd dat Nederland met Turkije wil blijven samenwerken op dit onderwerp.
Bent u bereid om de situatie zoals geschetst in het onderzoek naar de productieketen van Nestlé opnieuw bij de Turkse autoriteiten en de ILO onder de aandacht te brengen en te vragen welke maatregelen zij hebben genomen of gaan nemen om te voorkomen dat de komende hazelnootoogst (augustus/september) opnieuw tot kinderarbeid en andere schendingen van arbeidsrechten zal leiden?
Deze zaken hebben en houden mijn voortdurende aandacht, zoals ook blijkt uit het feit dat ik dit onderwerp tijdens mijn laatste missie een voorname plek in het programma heb gegeven. Ik zal dan ook het gesprek en de samenwerking met de Turkse overheid over deze thema’s blijven aangaan.
Bent u bereid om op basis van door Nederland gesteund onderzoek naar seizoensgebonden arbeidsmigratie3 ook de bredere problematiek van kinderarbeid en schending van arbeidsrechten in diverse sectoren, waaronder de katoensector, opnieuw bij de Turkse autoriteiten en de ILO onder de aandacht te brengen om de economische en sociale situatie van deze families op een effectieve en duurzame manier te verbeteren? Zo ja, welke actie onderneemt u?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u dat de transparantie van Nestlé over deze grote problemen in de keten, evenals het traceerbaar maken van de productieketen, is te prijzen, en dat van andere bedrijven die hazelnoten uit Turkije importeren en/of verkopen of verwerken in hun producten eenzelfde openheid en verantwoordelijkheid verwacht mag worden? Zo ja, welke actie onderneemt u richting bedrijven?
In lijn met het kabinetsbeleid wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen, verwacht ik van bedrijven dat ze hun verantwoordelijkheid in de productieketen nemen.
Ik heb, in lijn met dit beleid, FNLI aangesproken op en gevraagd naar de manier waarop haar leden het probleem van kinderarbeid in de hazelnootketen aanpakken en hierover transparantie betrachten. FNLI geeft aan dat de voornaamste Nederlandse afnemers van hazelnoten uit Turkije de internationale bedrijven Nestlé, Ferrero, Mondelez en Unilever zijn, en dat zij deze problematiek geregeld onder de aandacht van haar leden brengt in samenwerking met de Europese brancheorganisatie. Deze laatste organiseert op initiatief van FNLI op 8 juli een bijeenkomst met bedrijven en «stakeholders» over wat zij kunnen doen aan het uitbannen van kinderarbeid in de hazelnootoogst in Turkije. FNLI geeft verder desgevraagd aan dat de genoemde bedrijven, naast deelname in het ILO-project, ook individueel activiteiten ondernemen in hun toeleveringsketen. Ferrero werkt bijvoorbeeld aan het realiseren van 100% traceerbaarheid in de hazelnootketen in 2020, Mondelez richt zich op verbetering van leefomstandigheden van de betreffende arbeiders en Unilever op verduurzaming van hun grondstoffen. Ik heb via FNLI Unilever gevraagd om hierbij ook aandacht te besteden aan de inkoop van hazelnoten.
Hiernaar gevraagd geeft het CBL aan dat supermarkten het belang van goede arbeidsomstandigheden onderschrijven voor alle producten die zij verkopen en dat zij aandacht voor dit thema vragen bij hun leveranciers. Het onderwerp arbeidsomstandigheden in de agroketen zal verder worden geagendeerd in een gesprek tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken Dijksma en het CBL.
Bent u bereid andere bedrijven die hazelnoten uit Turkije verkopen of verwerken in hun producten – waaronder Ahold, Unilever, Ferrero en Mondelez – te vragen wat zij doen om kinderarbeid én de daarmee samenhangende lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden te bestrijden en daarover openheid te geven?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat ook supermarkten dit ernstige probleem bij hun leveranciers van (producten met) hazelnoten moeten aankaarten en moeten aandringen op gerichte actie en transparantie? Bent u bereid ook het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) en de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de Europese Commissie te vragen om de vóórtdurende kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden bij seizoensgebonden landbouwwerkzaamheden aan de orde te stellen bij hun gesprekken en onderhandelingen met de Turkse regering?
In EU-verband wordt Turkije regelmatig aangesproken op kinderarbeid in het kader van de dialoog over het vervullen van de strenge toetredingscriteria. In deze context dringt de Europese Commissie er bij Turkije herhaaldelijk op aan de inspanningen tegen kinderarbeid verder op te voeren. Ook in haar laatste voortgangsrapport benadrukt de Commissie dat Turkije verdere maatregelen moet nemen om kinderarbeid aan te pakken.
De integratie van de Luchtmobiele Brigade in het Duitse leger |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederlanders onder Duits bevel»?1
Ja.
Deelt u de mening van onder andere de oud-Minister van Defensie, Hans Hillen, dat deze integratie een eerste stap is naar een Europees leger? Zo ja, waarom drukt u de vorming van een Europees leger door, terwijl u eerder aangaf dat u dit niet zag zitten? Is het eigenlijk niet zo dat u met een salamitactiek, stapje voor stapje, Nederland een Europees leger in rommelt?
Van de vorming van een Europees leger, dat wil zeggen een leger dat wordt ingezet op grond van een besluit van een Europese instelling, is geen sprake. Europese landen werken intensief samen op defensiegebied, onder meer in het kader van de EU en de Navo, maar elk land beslist zelf over de inzet van de eigen eenheden. Wel streven de Europese landen naar de intensivering van de defensiesamenwerking. In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 zijn daarover concrete aanwijzingen opgenomen. Het gaat in hoofdzaak om de verhoging van de effectiviteit en de zichtbaarheid van het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), de gezamenlijke capaciteitenontwikkeling en de versterking van de defensiemarkt en -industrie. In mijn brief van 11 februari jl. ben ik hierop nader ingegaan (Kamerstuk 21 501-28, nr. 108).
In mei 2013 heb ik samen met mijn Duitse ambtgenoot de Declaration of Intent (DoI) getekend over de verdieping van de defensiesamenwerking (Kamerstuk 33 279, nr.2. In de DoI hebben wij afgesproken dat beide landen krijgsmachtbreed zullen onderzoeken waar verdieping van de samenwerking mogelijk is, tot de integratie van eenheden aan toe. De integratie van de Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte,waarvan het voornemen reeds in de DoI was vermeld, is hiervan een belangrijk resultaat. Ook bij de integratie van eenheden geldt echter dat Duitsland en Nederland elk het laatste woord hebben over de inzet van de eigen militairen.
Deelt u ook de mening van defensiespecialist Rob de Wijk dat bij deze samengestelde eenheden de Nederlandse soevereiniteit is beperkt, omdat een gezamenlijke eenheid ook een gezamenlijke inzet veronderstelt en er in de praktijk dus beperkingen zijn aan onze eigen zeggenschap om militairen wel of niet in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Defensiesamenwerking hoeft niet op gespannen voet te staan met soevereiniteit. Het begrip «soevereiniteit» had vroeger een beperkte betekenis en hield in de exclusieve zeggenschap over het eigen territorium en de eigen middelen. Tegenwoordig wordt onder «soevereiniteit» ook verstaan het vermogen om handelend te kunnen optreden. Voor dat handelingsvermogen zijn capaciteiten noodzakelijk. Defensiesamenwerking waarbij landen gezamenlijk capaciteiten opbouwen, vergroot het handelingsvermogen en daarmee de soevereiniteit.
Wel moeten partners op elkaar kunnen rekenen. Nederland zal intensieve samenwerkingsverbanden bij voorkeur aangaan met partners met een geringe (geo-)politieke afstand tot ons land en met een vergelijkbare politieke cultuur. Zoals ik eerder naar voren heb gebracht, is het van groot belang dat niet alleen de regeringen maar ook de parlementen onderling een intensieve dialoog voeren om daarmee de vertrouwensband nog verder te versterken.
Wilt u werkelijk de geschiedenis ingaan als de Minister van Defensie die vanwege budgettaire redenen de zeggenschap over de inzet en de gereedstelling van onze krijgsmacht overdraagt aan een ander land?
Hiervan is geen sprake. Bezuinigen en versterken van de internationale samenwerking liggen niet in elkaars verlengde. Bij defensiesamenwerking gaat de kost veelal voor de baat uit. Als partners de indruk krijgen dat Nederland wil samenwerken om te kunnen profiteren van de capaciteiten van een ander, en dus free rider gedrag vertoont, zal het snel gedaan zijn met de bereidheid om met ons in zee te gaan. Samenwerking kan alleen succesvol zijn als elke partner een aanzienlijke bijdrage levert en in voldoende mate profiteert van de voordelen.
Is het niet veel verstandiger om fors te investeren in onze eigen defensie, zodat Nederland beschikt over een sterke soevereine krijgsmacht, die geheel onder Nederlands bevel kan blijven acteren? Zo ja, bent u bereid om zo snel mogelijk vijf miljard euro extra te investeren in de Nederlandse defensie zodat ons land ook aan zijn NAVO-verplichtingen voldoet? Zo nee, waarom niet?
In de nota In het belang van Nederland heb ik uiteengezet dat onze veiligheidsbelangen verknoopt zijn met de wereld om ons heen. Nederland is niet in staat op eigen kracht zijn veiligheid te garanderen. Voor de gemeenschappelijke veiligheid van de partners in de Navo en de EU is het noodzakelijk om samen met andere landen te kunnen optreden in grotere verbanden. Dit vereist een hoge mate van interoperabiliteit, niet alleen op materieelgebied maar ook in doctrines en bij de voorbereiding op inzet. Daarnaast kunnen de landen van de Navo en de EU alleen gezamenlijk de onderkende tekorten aan militaire capaciteiten aanvullen. Samenwerking kan leiden tot meer doelmatigheid en effectiviteit.
De opmars van ISIS in het Midden-Oosten |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «ISIS zet opmars Noord-Irak voort»?1
Klopt het dat strijders van de extremistische islamitische groepering ISIS naast Mosul ook Tikrit en industriestad Baiji in het noorden van Irak hebben veroverd?
Klopt het voorts dat in Baiji een van de grootste olieraffinaderijen van Irak staat en dat deze nu in handen is van ISIS? Zo ja, wat zijn daar de gevolgen van?
Kunt u bevestigen dat ISIS een deel van de grens tussen Syrië en Irak de facto heeft opgeheven?
Kunt u bevestigen dat zeker 500.000 mensen de afgelopen dagen al uit hun huizen zijn gevlucht, naar aanleiding van de opmars van ISIS?
Deelt u de opvatting dat ISIS en aanverwante extremistische groeperingen in het Midden-Oosten een van de grootste bedreigingen vormen van stabiliteit in de regio?
Welke gevolgen heeft de nieuwe status quo, als de berichten kloppen, voor de regio? Kunt u in dit antwoord afzonderlijk ingaan op de gevolgen voor zowel Syrië, Irak als de Koerden?
In hoeverre zijn andere landen in de regio kwetsbaar voor de opmars van ISIS en aanverwante organisaties?
Op welke manier kan Nederland een bijdrage leveren aan het indammen van de opmars van extremistische groeperingen als ISIS? Kunt u aangeven of en in welke verbanden u voornemens bent deze zaken aan de orde te stellen?
ISIS en Jabat Al Nusra als terrorististische organisatie |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat Westerse inlichtingendiensten Turkije een lijst hebben gegeven met 5.000 namen van mogelijke jihadisten die naar Syrië willen afreizen?1
Ja.
Kunt u het bestaan van deze lijst bevestigen? Zo ja, staan er ook Nederlanders op?
In het kader van zijn onderzoek naar organisaties en personen die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid, deelt de AIVD informatie over jihadstrijders met relevante organisaties, ook in andere landen. Bij het delen van informatie wordt gehandeld conform de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Er kunnen geen mededelingen in het openbaar gedaan worden over de vraag met welke organisaties welke informatie gedeeld wordt.
Klopt het dat Turkije in het laatste terrorismeverslag van de Amerikaanse regering wordt omschreven als een «doorvoerhaven» van jihadisten behorende tot Al-Nusra en ISIS en dat het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken op haar website burgers afraadt om naar Zuid-Turkije te reizen, omdat buitenlandse strijders dit gebied passeren om zich aan te sluiten bij Al Nusra en ISIS in Syrië en Irak?2
In het jaarlijkse landenrapport over terrorisme van de Amerikaanse regering valt te lezen dat Turkije vaak gebruikt wordt als «doorvoerland» door buitenlandse strijders die zich bij Jabhat Al Nusra, ISIS en andere groepen willen aansluiten.
Het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken raadt alle niet-essentiële reizen in een aantal Turkse provincies af binnen tien kilometer van de Turks-Syrische grens. Daarnaast worden alle reizen naar de steden Akḉakale en Ceylanpinar afgeraden. Dit vanwege de dreiging van terroristische aanslagen, vanwege het risico op gevechtshandelingen in de grensstrook en omdat buitenlandse strijders dit gebied passeren om zich aan te sluiten bij onder meer Jabhat Al Nusra en ISIS in Syrië. Over doorgang naar Irak wordt niet gesproken op de website van het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Welke maatregelen gaat Turkije, nu er kennelijk een lijst van 5.000 jihadisten gegeven is, nemen om te voorkomen dat deze jihadisten via Turkije doorreizen naar Syrië en Irak?
De praktijk is thans dat indien Nederland en derde landen tijdig informatie verschaffen betrokkenen zo mogelijk worden tegengehouden en teruggestuurd mits dit past binnen de Turkse wetgeving.
Beschouwt Turkije Al Nusra inmiddels officieel als terroristische organisatie? Staat Al Nusra nu op een officiële lijst van Turkije?
De Turkse ministerraad heeft besloten (publicatie in Official Gazette van 3 juni 2014, nr 29019) de tegoeden te bevriezen van Jabhat Al Nusra, in lijn met VNVR resoluties 1267 (1999), 1988 (2011) en 1989 (2011). Dit houdt voor Turkije in dat Jabhat Al Nusra wordt beschouwd als een terroristische organisatie. Deze beslissing wordt door oppositie en media gezien als een erkenning dat Jabhat Al Nusra voor de Turkse regering een terroristische organisatie is. In navolging van de amendementen die het VN Al-Qa’ida Sanctiecomité op 14 mei jl. heeft aangebracht op de VN Sanctielijst op basis van VN Veiligheidsraad resoluties 1267 en 1989 heeft Turkije op 18 juni jl. besloten om Jabhat Al Nusra niet meer als onderdeel van ISIS te beschouwen, maar als zelfstandige aan Al Qa’ida gerelateerde organisatie. Deze beslissing verandert niets aan de Turkse maatregelen ten aanzien van Jabhat Al Nusra.
Wat behelst het besluit van de Turkse regering van 3 juni jl. precies ten aanzien Al Nusra? Gaat het uitsluitend om een maatregel die ertoe strekt om tegoeden van Al Nusra te kunnen bevriezen op basis van de amendementen van de VN veiligheidsraad SC/11397 van 14 mei jl.?3
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de uitlatingen van een bron bij het Turkse Ministerie van Financiën dat Turkije in relatie tot Al Nusra geen lijst van terroristische organisaties hanteert en niet officieel aangekondigd heeft of het Al Nusra nu wel of niet als terroristische organisatie beschouwt?4
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhoudt zich dit bovendien tot de klachten van de oppositie in Turkije dat ze geen duidelijkheid hebben gekregen van de regering over de vraag of het Al Nusra nu wel of niet als terroristische organisatie beschouwt?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat Turkije sinds de aanvang van de oorlog in Syrië al die tijd Al Nusra niet als terroristische organisatie heeft beschouwd, terwijl de VS dit al op 12 december 2012 gedaan hebben? Hoe verhoudt zich dit wat u betreft tot de vele berichten en beschuldigingen in de richting van Turkije over steun aan Al Nusra?
Turkije heeft altijd ontkend terroristische groeperingen, waaronder Jabhat Al Nusra, die in Syrië opereren te steunen. Recentelijk, op 13 juni 2014 herhaalde vice Minister President Bülent Arinc deze boodschap in een persbijeenkomst inzake de ontwikkelingen in Mosul. Hij herbevestigde in dat verband dat Turkije zich voegt naar alle beslissingen van de VNVR terzake.
Op welke wijze geven de EU en Nederland invulling aan de amendementen van de VN Veiligheidsraad SC/11397 van 14 mei jl.?
Als gevolg van het besluit van het Al-Qa’ida Sanctiecomité SC/11397 van de VNVR van 14 mei jl. is Jabhat Al Nusra op de VN Sanctielijst op basis van VN Veiligheidsraad resoluties 1267 en 1989 geplaatst als aparte organisatie, in plaats van als onderdeel van ISIS. Op basis hiervan zijn voor deze organisaties een wapenembargo en financiële sancties van kracht. Hieraan is voor wat betreft financiële sancties invulling gegeven door uitvoeringsverordening 583/2014 van de Europese Commissie, die EU Verordening 881/2002 amendeert. Het wapenembargo wordt geïmplementeerd door lidstaten. Het wapenembargo is in Nederland geïmplementeerd door middel van de Sanctieregeling Al-Qa’ida 2011. Omdat deze verwijst naar de lijst van het VN Sanctiecomité hoeft deze niet te worden aangepast.
Kunnen Nederlandse jihadisten die naar Syrië en Irak zijn afgereisd om te strijden voor Al Nusra of ISIS vervolgd worden wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie? Hoeveel mensen zijn er vanuit Nederland als strijder voor deze twee groepen afgereisd, hoeveel zijn er teruggekeerd en hoeveel zijn er vervolgd?
Het is mogelijk om personen te vervolgen wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie onder WvSr artikel 140a. Het is aan het OM om te bepalen of over gegaan wordt tot vervolging. Het is niet altijd te bewijzen bij welke groeperingen de ruim 100 jihadstrijders (waarvan 30 zijn terug gekomen) zich hebben aangesloten, maar er zijn enige aanwijzingen dat deze jihadstrijders bij Jabhat Al Nusra en ISIS of daaraan gerelateerde strijdgroepen terechtkomen.
Staan het aan Al Qaeda gelieerde Al Nusra en ISIS inmiddels op de officiële EU-lijst van terroristische organisaties?
Zie antwoord vraag 10.
Zo nee, waarom niet? Bent u in dit geval bereid u in te zetten om beide organisaties met de grootst mogelijke spoed op deze lijst te laten plaatsen?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de Nederlandse regering inzicht in hoe Jabhat Al Nusra en ISIS/ISIL direct of indirect wapens verkrijgen? Welke stappen worden er ondernomen om diegenen die bij de wapenhandel betrokken zijn te vervolgen?
Het strijdtoneel in Syrië en Irak is onoverzichtelijk. Voor zover kan worden nagegaan ontvangen strijdende organisaties wapenleveranties, maar worden ook wapens buitgemaakt tijdens aanvallen. Hier kan niet worden uitgesloten dat voor gematigde oppositiegroepen bestemde wapens in handen van Jabhat Al Nusra en/of ISIS zijn gekomen. Er zijn tot op heden geen personen veroordeeld wegens deelname aan deze strijdgroepen. Het OM doet geen mededelingen over eventueel lopende strafrechtelijke onderzoeken in dit verband.
Is de Nederlandse regering bereid financiële stromen van en via individuen en staten naar Jabhat Al Nusra en ISIS/ISIL in kaart te brengen? Wat is de verantwoordelijkheid van Nederland om diegenen die deze organisaties ondersteunen ter verantwoording te roepen?
EU-verordening 881/2002 verplicht de lidstaten ertoe alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van Jabhat Al Nusra en ISIS te bevriezen. Het is tevens op grond van deze verordening verboden om direct of indirect financiële middelen ter beschikking te stellen aan Jabhat Al Nusra en ISIS. Overtreding van de bepaling is in Nederland strafbaar gesteld in de Sanctiewet. Vervolging kan plaatsvinden indien de overtreder zich binnen de Nederlandse jurisdictie beweegt.
Seksueel geweld tegen (Dalit) vrouwen in India |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de grote media-aandacht over de groepsverkrachting en dood van twee Dalit meisjes in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh1 en de recente brochure «Dalit-vrouwen Rechteloos – Slachtoffers van seksueel geweld eisen hun rechten op» van FNV Mondiaal en de Landelijke India Werkgroep, die de aard, ernst, omvang en oorzaken van dit grote maatschappelijke probleem, maar ook het verzet daartegen, beschrijft?2
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de rapporten over India en Bangladesh van de Speciaal Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, waarin onder meer geconstateerd wordt dat kastendiscriminatie een belangrijke oorzaak is van geweld die van generatie op generatie doorgaat en Dalit vrouwen «veroordeelt tot een leven van uitsluiting, marginalisering en achterstelling op elk gebied»» en hen veelvuldig het slachtoffer maakt van gedwongen arbeid en vormen van moderne slavernij?3
Ja.
Welke stappen heeft u inmiddels ondernomen om aandacht te vragen voor de zorgelijke positie van Dalit vrouwen en meisjes die gediscrimineerd worden op basis van hun kaste en die lijden aan verschillende vormen van (seksueel) geweld? Welke inspanningen bent u verder van plan op dit gebied te ondernemen?
Tijdens het gesprek met mijn Indiase collega en marge van de Foreign Ministers Meeting in New Delhi op 11 november 2013 spraken wij uitgebreid over de positie van Dalits. Tijdens recente consultaties werd door de Secretaris Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken het gruwelijke incident in Uttar Pradesh opgebracht.
Bent u in dit verband bereid om tijdens de 26ste sessie van de VN Mensenrechtenraad kastendiscriminatie en het straffeloze seksueel geweld tegen Dalit vrouwen aan de orde te stellen tijdens de Interactieve Dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen, de interactieve dialoog met de Werkgroep Discriminatie van Vrouwen en de jaarlijkse eendaagse discussie over vrouwenrechten?
Nederland heeft tijdens de interactieve dialoog met de Speciale Rapporteur voor Geweld tegen Vrouwen aandacht gevraagd voor de positie van gemarginaliseerde groepen en meervoudige discriminatie.
Bent u bereid om tijdens deze dialogen om extra maatregelen te vragen tegen de meervoudige discriminatie van en het geweld tegen Dalit vrouwen, zowel in India als in Bangladesh, waaronder een versterking van het rechtssysteem in beide landen om de grootschalige schending van deze mensenrechten effectiever te bestrijden?
De Indiase president, President Pranab Mukherjee, heeft op 9 juni jl. een beleid van zero tolerance aangekondigd voor wat betreft geweld tegen vrouwen, inclusief een hervorming van het wettelijk kader en toezicht op de implementatie daarvan. De recent aangetreden premier Modi heeft op 11 juni jl. in zijn eerste speech voor het parlement deze lijn onderstreept. Zowel multilateraal, via de EU als in bilaterale dialogen blijft Nederland aandacht vragen voor de aanpak van geweld tegen vrouwen. Tijdens de komende zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zal Nederland samen met Frankrijk, wederom een resolutie tegen geweld tegen vrouwen indienen.
Bent u bereid om het Side Event over «geweld tegen vrouwen en meisjes van door kastediscriminatie getroffen gemeenschappen» georganiseerd door o.m. Human Rights Watch en het International Dalit Solidarity Network – met Hoge Commissaris voor Mensenrechten Navi Pillay als key-note speaker – te «co-sponsoren» en u tijdens dit Side Event over het onderwerp uit te spreken?
Tot nog toe hebben twee Europese landen toegezegd het evenement te zullen co-sponsoren. Om de effectiviteit van dit evenement te vergroten is het van belang dat niet alleen Europese landen dit evenement co-sponsoren», maar juist ook landen uit andere delen van de wereld. Co-sponsoring van Nederland heeft op dit moment dus geen toegevoegde waarde.
Bent u bereid het onderwerp (seksueel) geweld tegen (Dalit) vrouwen in uw bilaterale contacten met de Indiase regering aan de orde te stellen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor 17 juni 2014, wanneer de VN Rapporteur Rashida Manjoo haar rapporten presenteert?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
Het faillissement van het bedrijf Thermphos en de rol van de Nederlandse en Europese overheid daarin |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Hoe heeft Nederland gestemd tijdens de zitting waar het besluit van de Europese Commissie om geen antidumpingmaatregelen te nemen goedgekeurd moest worden? Heeft zij voor of tegen het sluiten van de antidumpingprocedure gestemd (over de import van witte fosfor)?1
Nederland heeft zich onthouden van stemming, evenals Spanje, Frankrijk en Hongarije. De overige lidstaten hebben ingestemd met het voorstel. Geen van de lidstaten heeft tegen gestemd.
Wat waren de Raadsinstructies van de Permanente Vertegenwoordiger nadat Thermphos de antidumpingklacht indiende bij de Europese Commissie?
De antidumpingzaak tegen witte fosfor uit Kazachstan is niet in de Raad besproken.
De Commissie concludeert dat het uitblijven van maatregelen als gevolg zal hebben dat Thermphos haar activiteiten zal moeten staken; op welk moment wist het kabinet dat Thermphos failliet zal gaan door het uitblijven van maatregelen?2
In de conclusie van de Commissie waarnaar wordt gerefereerd, staat:
«Worden geen maatregelen ingesteld, dan zal de productie van witte fosfor in de Unie en de productie van afgeleide producten door de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk niet worden hervat. Anderzijds biedt de instelling van maatregelen, zoals ook sommige belanghebbenden hebben gesteld, de bedrijfstak van de Unie mogelijk onvoldoende bescherming omdat de invoer uit Kazachstan, zelfs wanneer hiervoor rechten gelden, qua prijzen concurrerender blijft dan de verkopen door de bedrijfstak van de Unie, en waarborgt de instelling van maatregelen derhalve niet dat de bedrijfstak van de Unie de huidige kwetsbare situatie doorstaat.» (ref 2013/81/EC punt 190).
Op het moment dat de Commissie dit begin 2013 concludeerde, had Thermphos Internationaal BV haar activiteiten al gestaakt, en was failliet. De Commissie stelde dat het instellen van antidumpingmaatregelen geen waarborg was voor het voortbestaan van Thermphos. De reden was dat het onderzoek van de Commissie had uitgewezen dat:
Dit betekent dat witte fosfor uit Kazachstan met het instellen van een antidumpingrecht van 10,5% nog steeds goedkoper zou zijn voor de Europese gebruikende industrie dan fosfor van Thermphos. Er was dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de Europese gebruikende industrie over zou stappen op de (duurdere) witte fosfor van Thermphos.
Had Nederland een vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping, dat het besluit van de Europese Commissie voorbereidde? Zo ja, wie?
Ja, Nederland had een vertegenwoordiger in het Antidumping Comité. De naam van de betreffende ambtenaar is verder niet relevant.
Hoe werd de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping aangestuurd?
Het standpunt is conform de gebruikelijke procedures met de betrokken ministeries afgestemd.
Wat waren de instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Adviescomité voor Antidumping?
De instructies waren om zich te onthouden van stemming.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos een kosten-batenanalyse gemaakt?
Zoals gebruikelijk bij de standpuntbepaling over het al dan niet nemen van antidumpingmaatregelen is gekeken naar de prijsstelling van fosfor uit Kazachstan en de gevolgen voor de Europese producent en gebruikende industrie (zie ook vraag 3 en 17). Hierbij was sprake van een verschillend belang van de producent en de gebruikers.
Is er bij de standpuntbepaling van Nederland in de zaak Thermphos rekening gehouden met een saneringsopgave van tussen de 70 en 90 miljoen euro bij een eventueel faillissement van het bedrijf? Wist het kabinet dat de Nederlandse belastingbetaler deze rekening zal moeten betalen?
Op het moment van standpuntbepaling van Nederland in de antidumpingzaak was er nog niets bekend over de omvang van een mogelijke saneringsopgave en over wie dat zou moeten betalen.
Welk Nederlands belang is gediend bij het uitblijven van antidumpingmaatregelen en dus bij het faillissement van Thermphos?
Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 3 is er geen aantoonbare oorzaak-gevolg relatie tussen het uitblijven van maatregelen en het faillissement van Thermphos.
Klopt het dat Belgisch Limburg en Wallonië extra structuurfondsen zullen ontvangen om faillissementen in de regio op te vangen?3
Tijdens de ER van 7 en 8 februari 2013 is afgesproken dat België financiële middelen zou krijgen om te voorzien in het aanpassingsproces van bepaalde regio’s, het ging om 133 miljoen (66,5 miljoen voor Limburg en 66,5 miljoen voor Wallonië). Deze structuurfondsen zijn echter niet direct inzetbaar voor faillissementen.
Klopt het dat Italië (€ 25 miljoen), Spanje (€ 17 miljoen) en Frankrijk (€ 84 miljoen) extra middelen via het Flexibiliteitsinstrument zullen ontvangen?4
In verband met de definitieve uitkomst van de MFK-onderhandelingen heeft de Europese Raad in juni 2013 besloten om genoemde landen extra structuurfondsen toe te kennen. Deze middelen zijn gedeeltelijk gefinancierd door de inzet van het flexibiliteitsinstrument.
Klopt het dat Cyprus om meer structuurfondsen heeft gevraagd en dat de Commissie besloten heeft Cyprus meer structuurfondsen te geven?
De ER van 27-28 juni 2013 heeft het EP en de Raad verzocht om binnen de flexibiliteit die het MFK biedt in het kader van de jaarbegroting de mogelijkheden te onderzoeken om de moeilijke situatie in Cyprus te adresseren. Dit vloeit voort uit de afspraken die de ER in februari 2013 reeds maakte over andere programmalanden, op het moment dat Cyprus nog geen programmaland was.
Heeft het kabinet ooit overwogen om schadevergoeding voor de saneringskosten een onderdeel te maken van bovenstaande of andere budgettaire onderhandelingen?
Nee.
Deelt u de mening van de minister van Economische Zaken dat Europa medeverantwoordelijk is voor het faillissement van Thermphos?5
De Minister van Economische Zaken heeft tijdens het dertig leden debat van 2 april 2013 inzake Thermphos aangegeven dat de Europese Commissie zich mogelijk medeverantwoordelijk voelt voor de ontstane situatie. De Minister van Economische Zaken is in gesprek gegaan met de Europese Commissie over een mogelijke financiële bijdrage van de Europese Commissie aan eventuele opruimkosten en (groene) doorstart van het bedrijf.
Deelt u de mening van Elsevier dat de pogingen van de minister om in overleg te treden met de Europese Commissie inzake een schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos halfslachtig waren?6
Nee. Zoals gemeld in een brief aan de Tweede Kamer van 24 april jl. (Kamerstuk 29 826, nr. 59) heeft de Minister van Economische Zaken zich actief ingezet om een financiële bijdrage te krijgen van de Europese Commissie voor opruimkosten en een mogelijke doorstart. De Europese Commissie heeft hierop aangegeven dat er geen mogelijkheden waren voor een financiële bijdrage voor de opruimingkosten. De Europese Commissie was wel bereid om te kijken naar de mogelijkheden om een duurzame doorstart op basis van productie van «groene fosfor» te steunen. Doordat uiteindelijk geen duurzame doorstart mogelijk bleek, zijn de mogelijkheden voor steun vanuit de Europese Commissie en Europese Investeringsbank niet meer aan de orde gekomen.
Deelt u de mening van Elsevier dat de onder andere passieve houding van het Rijk bijgedragen heeft aan het faillissement, het falen van de doorstart en de vervelende nasleep in de zaak-Thermphos?7
Nee. Het Rijk heeft zich juist actief ingezet voor deze casus. Het Rijk heeft onder meer na het faillissement van Thermphos zich ingespannen om een koper te vinden voor het bedrijf. Toen deze koper niet gevonden werd, hebben Zeeland Seaports, de Provincie Zeeland en het Ministerie van Economische Zaken gezocht naar kandidaat investeerders voor de mogelijke productie van groene fosfor op de Thermphos-site te Vlissingen. Uiteindelijk bleef 1 kandidaat investeerder over. Na toetsing van het businessplan en het technisch plan door onafhankelijke experts bleek een duurzame doorstart echter niet mogelijk.
Deelt u de mening van de voormalig minister van Industrie en Handel van de Republiek Tsjechië, de heer Martin Kuba, dat het uitblijven van maatregelen een gevolg is van een gecoördineerde pan-Europese lobby en niet van een afweging van argumenten en wettelijke voorwaarden?8
De Europese Commissie heeft het antidumpingonderzoek volgens de daarvoor wettelijke eisen en procedures, zoals verwoord in de Verordening 1225/2009 uitgevoerd. Het voorstel van de Commissie om geen maatregelen te nemen voldoet aan deze eisen, inclusief het in ogenschouw nemen van dumping, schade en belang van de Unie.
Is er tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Economische Zaken afstemming geweest nadat de Kamer het kabinet had gevraagd om in overleg te treden met de Commissie inzake schadevergoeding wegens het uitblijven van antidumpingmaatregelen en het daaropvolgende faillissement van Thermphos?
Ja, er is tussen de betreffende ministeries overleg geweest.
Bent u bekend met het gerucht dat een aantal EU-lidstaten bij de begrotingsherziening van 2016 om meer structuurfondsen zal vragen om te gevolgen van economische terugval in specifieke regio’s op te vangen?
Nee, dit gerucht is ons niet bekend. Als onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 is opgenomen dat de Commissie in 2016 de totale toewijzingen die voor de doelstelling «investeren in groei en werkgelegenheid» in het kader van het cohesiebeleid 2017–2020 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw zal bezien en volgens gemaakte afspraken mag herberekenen. Het totale netto-effect van deze technische aanpassing mag niet meer bedragen dan 4 miljard EUR.
Het bericht dat Slowakije het homohuwelijk uitsluit |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Slowakije sluit homohuwelijk uit»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat deze stap van het Slowaakse parlement een stap terug in de tijd betekent en deelt u de teleurstelling over deze grondwetswijziging die het huwelijk voorbehoudt tussen man en vrouw?
Dat Slowakije het huwelijk definieert als exclusief tussen man en vrouw is niet nieuw; dat was reeds een bepaling in het Slowaaks burgerlijk wetboek. Dat de bepaling uit het burgerlijk wetboek nu ook is opgenomen in de grondwet, is zondermeer een teleurstelling. Hoewel er materieel niets wijzigt voelt het als een stap terug voor de gelijke rechten voor LHBT in Slowakije; zeker na een paar goede ontwikkelingen in de afgelopen jaren (zoals de organisatie van «Pride Marches»).
Deelt u de opvatting dat het uitsluiten van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht in strijd is met de Europese waarden, normen, en mensenrechten en dus zeer onwenselijk is?
Zoals in het «Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie» is vastgelegd, wordt het recht te huwen gewaarborgd via nationale wetten (artikel2. Niettemin betreurt Nederland de gang van zaken in Slowakije. Nederland wijst discriminatie op elke grond af en blijft actief opkomen voor de gelijke rechten van LHBT-personen. Nederland beroept zich daarbij op artikel 21 van het EU Handvest, waarin staat dat «elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, verboden is».
Bent u bereid de Slowaakse regering aan te spreken op de grondwetswijziging en uw afkeuring hierover bij de Slowaakse regering kenbaar te maken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken zal in een aankomende ontmoeting met de Slowaakse Minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse zorgen uitspreken over de stigmatiserende werking van dit soort maatregelen en blijven aandringen op de bevordering van gelijke rechten voor LHBT.
Bent u bereid te onderzoeken wat de toenemende homofobie in Europese lidstaten betekent voor de erkenning van in Nederland gesloten homohuwelijken in andere lidstaten en de Tweede Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren? Zo nee, waarom niet?
Als gezegd valt de huwelijkswetgeving in Europa onder de bevoegdheid van de lidstaten.
Bent u bereid de Tweede Kamer een overzicht te sturen waarin per Europese lidstaat kort wordt beschreven welke ontwikkelingen er plaatsvinden betreffende LHBT-rechten en het oordeel van de regering daaromtrent?2
Babysterfte ten gevolge van de ANC-rassenwetten |
|
Raymond de Roon (PVV), Martin Bosma (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Black empowerment «killing babies»»?1
Ja
Deelt u de verontwaardiging dat de rassenwetten van het ANC levens kosten?
Het ANC heeft geen «rassenwetten» geïntroduceerd. Het artikel refereert aan het beleid van de Zuid-Afrikaanse overheid om de ongelijke verhoudingen uit het verleden te redresseren.
Waarom kiest het ANC-regime voor discriminatie bij zoiets cruciaals als waterzuivering? Waarom laat het liever baby’s sterven dan competente blanken in te huren?
De Zuid-Afrikaanse regering heeft na de afschaffing van de Apartheidspolitiek haar wetgeving aangepast ter stimulering van een gelijke positie van alle bevolkingsgroepen op alle niveaus in de samenleving. Zij streeft ernaar dat ook in het openbaar bestuur en economische sectoren een betere afspiegeling van de bevolking ontstaat. Daarbij is een gelijktijdige capaciteitsopbouw en kennisoverdracht van belang.
Waarom heeft de Nederlandse staat via de ontwikkelingshulp vanaf 1977 het ANC gefinancierd, terwijl deze organisatie als regeringspartij zich inzet voor rassenwetten die onder andere resulteren in het sterven van baby’s?
De Nederlandse staat verschafte het ANC geen financiering. Nederland heeft via ontwikkelingssamenwerking vanaf 1994 bijgedragen aan capaciteitsopbouw in verschillende sectoren in Zuid-Afrika. Op dit moment is Zuid-Afrika een transitieland, waarbij ontwikkelingssamenwerking vrijwel geheel is uitgefaseerd en de resterende fondsen worden besteed aan het bevorderen van economische samenwerking. Daarbij wordt o.a. veel gedaan aan het opbouwen van capaciteit in de watersector met behulp van Nederlandse kennis.
Waarom moet de Nederlandse belastingbetaler in hemelsnaam nog steeds het ANC-regime steunen via de ontwikkelingshulp? Waarom moeten wij rassenwetten financieren?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het bericht dat kledingmerken nog steeds hongerloon betalen aan kledingarbeiders |
|
John Kerstens (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Loon naar werken: wat kledingmerken doen en laten voor een leefbaar loon», dat werd gepubliceerd door de Schone Kleren Campagne?1
Ja, dat rapport ken ik.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het rapport dat van de in totaal 171 onderzochte kledingmerken geen enkel bedrijf een leefbaar loon betaalt aan de mensen die kleding maken voor deze merken?
Ik zie dit rapport als een aansporing voor voortgaande aandacht voor dit onderwerp. Het realiseren van leefbare lonen in een toeleveringsketen is een gecompliceerd traject, dat sinds 2011 in de OESO richtlijnen wordt geborgd. Uit het onderzoek van de Schone Kleren Campagne blijkt dat meer dan de helft van de onderzochte merken leefbaar loon in hun gedragscode heeft opgenomen. 21 merken hebben geloofwaardige stappen gezet richting het realiseren van een leefbaar loon. Deze ontwikkelingen zijn hoopvol, zo blijkt ook uit de inzet van de branches in het nationale actieplan textielsector.
Bent u het eens met de conclusie uit het rapport dat het merendeel van de onderzochte bedrijven (150 van de 171) onvoldoende stappen zet om leefbaar loon een realiteit te maken voor de kledingarbeiders? Zo ja, op welke wijze gaat u met de bedrijven samenwerken om te stimuleren dat hiertoe maatregelen worden genomen?
Het rapport geeft aan dat geen van de onderzochte bedrijven op dit moment leefbaar loon in de betrokken toeleveringsketen betaalt. Dit is teleurstellend, maar helaas geen nieuws. Het thema leefbaar loon is relatief nieuw en staat pas sinds de herziening van de OESO-richtlijnen steviger op de internationale agenda. De complexiteit van de textielketen, met de vele tussenhandelaren, verschillende inkopers bij eenzelfde fabriek, lage wettelijke minimumlonen en de vaak gebrekkige naleving van wetgeving in de productielanden, maakt het betalen van een leefbaar loon lastig om te realiseren. Voor een blijvende aanpak is de verhoging van het wettelijk minimumloon tot een leefbaar loon nodig, zodat er een gelijk speelveld ontstaat voor alle producenten en afnemers. Overheden en producten zijn echter afhoudend om een wettelijk minimum loon te verhogen met het oog op verlies van marktaandeel.
Het is van belang om per land een realistisch leefbaar loon vast te kunnen stellen. Op dit terrein neemt Nederland enkele initiatieven, zoals de door Nederland ondersteunde Wage Indicator. Vanuit keurmerken worden eveneens initiatieven ontwikkeld die ik met belangstelling volg. Totdat de wettelijke minimumlonen voldoende verhoogd zijn, kunnen kledingmerken via hun eigen proces bijdragen aan het realiseren van leefbare lonen, bijvoorbeeld door te experimenteren met de toepassing van de Loonladder van de Fair Wear Foundation, zoals H&M nu in enkele pilots doet.
Ik zet mij in voor versterking van dit proces. Op 26 november 2013 organiseerden Nederland en Duitsland de eerste European Living Wage Conference. Hieraan namen meer dan 200 personen deel, waarvan 60 procent uit het bedrijfsleven afkomstig, en met actieve betrokkenheid van de ILO, OESO, EU, vakbeweging, NGOs, en vanuit Bangladesh. In Berlijn werd een actieplan vastgesteld dat initiatieven en verantwoordelijkheden van verschillende actoren benoemt.2
Welke stappen moeten bedrijven volgens u zetten om er voor te zorgen dat de gedragscodes aangaande leefbaar loon, die meer dan de helft van de onderzochte bedrijven heeft onderschreven, ook in de praktijk te brengen? Op welke wijze kunt u hen daarbij ondersteunen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke ambities aangaande leefbaar loon zijn opgenomen in het actieplan dat de Nederlandse kledingindustrie heeft afgesloten naar aanleiding van de gebeurtenissen in de kledingindustrie in Bangladesh? Wat is de stand van zaken aangaande de uitvoering van dit actieplan?
De Nederlandse brancheorganisaties (Modint, VGT en InRetail) hebben in hun Plan van Aanpak Nederlandse Textielsector uitgesproken voor een leefbaar loon. Uit het actieplan zijn 10 multi-stakeholder werkgroepen ontstaan waarvan één specifiek gericht op leefbaar loon.
Het Plan van Aanpak wil uiterlijk in 2020 in alle toeleveringsketens van de modemerken die het PvA hebben ondertekend een leefbaar loon realiseren. Er wordt ondermeer gekeken naar bevordering van de toepassing van de Loonladder van de Fair Wear Foundation (FWF). Deze ladder biedt bedrijven houvast bij de stapsgewijze realisatie van leefbaar loon in de toeleveringsketen en is ook toegankelijk voor bedrijven die niet lid zijn van de FWF.
Onlangs heeft de SER, in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een onderzoek naar MVO convenanten gepresenteerd. Een belangrijke uitkomst uit dat advies is de concretisering en haalbaarheidsindicatoren van de doelstellingen. Vanuit de brancheorganisaties begrijp ik dat hier momenteel hard aan wordt gewerkt binnen de multi-stakeholder werkgroepen van het PvA. Ik ben voornemens om met in achtneming van deze vorderingen een textielconvenant op te stellen.
Bent u voornemens in Europees verband, bijvoorbeeld tijdens de aankomende Handelsraad, aandacht te vragen voor leefbare lonen in de kledingindustrie? Zo ja, wat wordt uw inzet? Zo nee, waarom niet?
Als follow-up voor de genoemde Europese conferentie wil ik mij, opnieuw samen met Duitsland en andere EU-lidstaten, inzetten voor een soortgelijke multi-stakeholder conferentie in Zuid-Oost Azië, gericht op de kledingindustrie. Deze suggestie heb ik onlangs, tijdens mijn bezoek aan Bangladesh in mei jl., bij de Bengaalse regering neergelegd.
Er bestaat geen twijfel dat medewerking van het internationale bedrijfsleven nodig is. Op dit moment werk ik met Duitsland een strategie uit om samen met andere Europese overheden hun modebedrijven te stimuleren bij het naleven van sociale standaarden in de toeleveringsketens, waaronder ook leefbare lonen. Tijdens het OESO Global Forum op 26 juni in Parijs zal ik het belang hiervan naar voren brengen. De aankomende Handelsraad is een goede gelegenheid dit verder te agenderen.
De Egyptische strafeis tegen een Nederlandse journaliste |
|
Michiel Servaes (PvdA), Bram van Ojik (GL), Joël Voordewind (CU), Han ten Broeke (VVD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Maximumstraffen geëist tegen journalisten Egypte, onder wie Rena Netjes», waaruit blijkt dat tegen 20 journalisten celstraffen zijn geëist variërend van 15 tot 25 jaar?1
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist, zonder deze nader te preciseren. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u van mening dat hier sprake is van een «fair, free, and transparant» proces, zoals aangekondigd door de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Fahmy op 6 februari 2014 in een persconferentie van u en Minister Fahmy?2
Nee.
Kunt u aangeven in hoeverre u vindt dat Egypte zich houdt aan de belofte van duidelijkheid waar u naar verwees op 6 februari 2014 toen u zei: «Ik hoop dat de zaak snel van tafel gaat en dat Netjes terug kan naar Egypte, zoals zij zelf wil. Die boodschap heb ik meegegeven aan mijn Egyptische collega. Die heeft beloofd om duidelijkheid te geven.»?3
Nederland heeft de Egyptische autoriteiten geïnformeerd dat het zeer betreurt dat mw. Netjes door de gang van zaken in Egypte de mogelijkheid wordt ontzegd om veilig te kunnen terugkeren en ter plaatse haar werk te kunnen doen. Deze uitkomst staat haaks op de verwachtingen die bilateraal zijn uitgesproken op 6 februari 2014.
Wat heeft u sinds uw gesprek met Minister Fahmy gedaan om deze casus tot een goed einde te brengen?
Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Bent u van plan om tussentijdse maatregelen te overwegen en aan te kondigen zolang de strafeis staat, of bent u van plan af te wachten hoe de Egyptische rechtsgang in deze casus verder verloopt? Kunt u in het eerste geval aangeven welke maatregelen u overweegt of zal nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in Europees verband nogmaals aan te dringen op een eerlijk proces en respect voor de vrijheid van meningsuiting door de Egyptische autoriteiten?
Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 23 juni jl. in Luxemburg de dringende aandacht van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Ministers van Buitenlandse Zaken gevraagd voor deze zaak. De EU heeft mede daarop haar buitengewone zorgen over deze zaak uitgesproken. De EU zal blijven aandringen op een eerlijke rechtstoepassing en respect voor de vrijheid van meningsuiting in Egypte.
Een vertrouwenspersoon voor onderzoek naar de veiligheid van kernwapens in Nederland |
|
Harry van Bommel |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Provincie wil dat vertrouwenspersoon onderzoek doet naar atoomwapens in Volkel»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgen die in de provincie Noord-Brabant leven aangaande de veiligheid van de kernwapens op vliegbasis Volkel en waarom is er nog niet gereageerd op het eerder door de provincie afgegeven negatieve advies?
Het kabinet heeft geen reden te twijfelen aan de veiligheid van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. Op basis van bondgenootschappelijke afspraken kunnen echter, zoals bekend, geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van deze wapens, ook niet aan een vertrouwenspersoon.
Hoe beoordeelt u de suggestie van de provincie om een vertrouwenspersoon te benoemen die onafhankelijk onderzoek kan doen naar de veiligheid van de kernwapens, onder meer vanwege het transport van de wapens?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, via een vertrouwenspersoon of anderszins, tegemoet te komen aan de zorgen die in de provincie Noord-Brabant leven over de veiligheid van de kernwapens op vliegbasis Volkel? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De strafeis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoge strafeis tegen Rena Netjes»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Egypte celstraffen van 15 tot 25 jaar zijn geëist tegen twintig journalisten, waaronder de Nederlandse Rena Netjes? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Wat is de precieze strafeis tegen de Nederlandse journalist?
Het Egyptische Openbaar Ministerie had tegen ieder van de verdachten de maximale (cel)straffen geëist. Op 23 juni jl. heeft de Egyptische rechter mw. Netjes bij verstek veroordeeld tot tien jaar celstraf.
Bent u bereid per direct opheldering over deze zaak te vragen bij de Egyptische autoriteiten, met name waar de Nederlandse journalist van wordt verdacht?
Het kabinet heeft diverse acties ondernomen nadat de Egyptische rechter zijn vonnis heeft gesproken, waaronder het ontbieden van de Egyptische ambassadeur. Voor nadere details wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes d.d. 24 juni 2014.
Deelt u de zorgen dat onder de huidige omstandigheden eerlijke rechtspraak in Egypte nagenoeg onmogelijk is? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor uw opstelling in deze zaak?
Het kabinet maakt zich grote zorgen over diverse negatieve ontwikkelingen in de Egyptische rechtspraak, zoals doodstraffen die zijn uitgesproken tegen islamisten en celstraffen die zijn uitgesproken tegen journalisten, oppositie en critici van de autoriteiten. Deze zorgen zijn herhaaldelijk overgebracht in de bilaterale contacten met Egypte en zijn ook onderwerp van gesprek tussen de EU en Egypte.
Het stimuleren van grensoverschrijdende arbeid door het slechten van barrières |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Werkloosheid aanpakken door grenzen te openen»?1
Ja.
Herkent u zich in de conclusie van de makers van de Atlas voor Gemeenten, dat de werkloosheid in vooral de grensregio’s met Duitsland voor een groot deel zou kunnen worden opgelost als de grensbarrières worden geslecht?
Het kabinet heeft op 13 juni jl. een reactie naar uw Kamer gestuurd over het advies «wegnemen praktische belemmeringen bij grensoverschrijdende arbeid» van de heer Bruls. Volledigheidshalve verwijs ik naar deze reactie. Bij deze reactie zijn de resultaten van de conferentie van 16 december 2013 betrokken. In de voortgangsrapportage voor grensoverschrijdende samenwerking (GROS) die eind dit jaar aan uw Kamer zal worden toegezonden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt nader ingegaan op de resultaten van de conferentie.
Het is van belang dat de potentiële grensarbeider zich goed oriënteert en informeert over de wetgeving en de werkcultuur in het werkland en zich de taal van het werkland eigen maakt. Er is instrumentarium beschikbaar om de potentiële grensarbeider daarbij te helpen, zoals de websites www.startpuntgrensarbeid.benelux.int en www.grensinfo.nl. Als werknemers (en werkgevers) zich goed informeren, dan worden verschillen in regelingen in woon- en werkland mogelijk minder als belemmering ervaren en kan de aandacht ook worden gericht op de mogelijkheden voor werk aan de andere zijde van de grens.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over grensarbeid?2 Kunt u aangeven wanneer de Kamer nader wordt geïnformeerd over het advies van de heer Bruls over grensarbeid en de resultaten van de conferentie van 16 december 2013?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wanneer de Kamer de reactie van het kabinet op het advies-Bruls en de resultaten van de conferentie van 16 december tegemoet kan zien? Kunt u daarbij concreet ingaan op de belangrijkste knelpunten en de oplossingsrichtingen daarvoor?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u kennisgenomen van de documentaire «Pablo»1, over de misstanden in Rio de Janeiro, in aanloop naar het wereldkampioenschap voetbal in 2014 en de Olympische Spelen in 2016?
Ja.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van filmmaker Marijn Poels dat het stadsbestuur van Rio de Janeiro een brute repressiestrategie heeft ingezet tegen straatkinderen?
Hoewel de situatie van de straatkinderen in Rio de Janeiro zorgwekkend is en nog stappen moeten worden genomen in de uitvoering van de Braziliaanse ambities om deze te verbeteren, deelt het Kabinet de suggestie niet, dat verdwijning van kinderen zou voortkomen uit een repressiestrategie.
In algemene zin verbetert de mensenrechtensituatie in Brazilië gestaag. De Braziliaanse regering is er veel aan gelegen de sociale uitdagingen van het land aan te pakken en de mensenrechtensituatie verder te verbeteren. Er zijn echter nog vele uitdagingen die specifieke aandacht vergen, zoals de complexe problematiek van de straatkinderen.
Kunt u nagaan wat er gebeurt met straatkinderen die opgepakt worden? Klopt het dat ze zonder enige vorm van proces of zelfs zonder overtreding van de wet, in speciale gesloten instellingen of jeugdgevangenissen terecht komen?
Voor zover het Kabinet kan nagaan, worden deze kinderen naar opvangcentra gebracht. Kinderen die strafbare feiten hebben gepleegd, komen soms in jeugddetentiecentra. Naar verluidt gaat dit soms zonder vorm van proces, hetgeen zorgwekkend is.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging2 dat in de gesloten instellingen en jeugdgevangenissen kinderrechten op ernstige wijze geschonden worden, onder meer door folterpraktijken en moorden door bewakers op minderjarigen?
Het Kabinet heeft geen indicatie dat kinderrechten op systematische wijze worden geschonden. Wel is bekend dat de gevangenissen in Brazilië overbevolkt zijn en de voorzieningen ondermaats. Er worden veel incidenten gemeld, helaas ook m.b.t. minderjarigen.
De Braziliaanse regering wordt o.a. door VN-instellingen maar ook door Europese landen regelmatig aangesproken om de situatie in gevangenissen te verbeteren en is zich terdege bewust van de noodzaak hiertoe. Tijdens het Universal Periodic Review proces over Brazilië in Genève is de situatie in gevangenissen een van de elementen geweest die Nederland heeft opgebracht als zorgpunt.
Recent constateert het Kabinet enige vooruitgang dankzij maatregelen om voorzieningen voor de gevangenen, inclusief minderjarigen, te verbeteren. De voorgestelde maatregelen betreffen o.a. het versnellen van het juridische proces; de ontwikkeling van mechanismes voor de re-integratie van gevangenen en de verbetering van bestuur van gevangenissen inclusief trainingen aan gevangenenbewaarders.
Hoe beoordeelt u het rapport van het Demografisch Instituut voor Statistieken van Brazilië (IBGE) van 14 augustus 2013, waaruit blijkt dat er alleen al in de deelstaat Rio de Janeiro in twee decennia tijd 90.000 mensen – waarvan de helft minderjarig – zijn verdwenen waarvan men de lichamen nooit heeft teruggevonden? Klopt het dat het instituut geregistreerd heeft dat er in Rio de Janeiro gemiddeld per dag vier kinderen vermoord worden en acht verdwijnen?
Het Demografisch Instituut voor Statistieken van Brazilië heeft noch op 14 augustus 2013, noch op enige andere datum voor zover het Kabinet kan nagaan, een dergelijk rapport uitgebracht of de genoemde statistieken geregistreerd.
Het Kabinet kan dan ook niet beoordelen of het stadsbestuur niet wil ingaan op de specifieke rapportages genoemd in vraag 5.
Klopt het dat het stadsbestuur van Rio de Janeiro niet kan of wil zeggen wat er met deze kinderen gebeurd is? Zo ja, vindt u dit ook zorgwekkend?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het rapport «Visitas aos abrigos especializados para crianças e adolescentes»3 van de Mensenrechtencommissie van het deelstaatparlement van Rio de Janeiro over het oppakken en verdwijnen van ongeveer vierduizend straatkinderen in de aanloop naar de VN Milieuconferentie «Rio +20» tussen februari en mei 2012?
Het Kabinet kent de door de Mensenrechtencommissie van het deelstaatparlement van Rio de Janeiro geuite zorgen over de situatie in opvanghuizen voor minderjarigen. Het Kabinet kan niet nagaan in hoeverre de onderzoeksresultaten correct zijn. Het bestaan van een onafhankelijke commissie voor mensenrechten die onderzoek heeft kunnen doen en een rapport heeft uitgebracht over de opvang van minderjarigen, toont aan dat er ruimte is voor een open debat in de Braziliaanse samenleving over uitdagingen waar het land voor staat en de wijze waarop de levensomstandigheden van deze groepen verbeterd kan worden.
Klopt het dat de Braziliaanse autoriteiten geen uitsluitsel hebben gegeven wat er met deze vermiste kinderen gebeurd is, ook niet na een parlementaire hoorzitting op 30 mei 2012? Is het waar dat de Braziliaanse autoriteiten na deze hoorzitting alle digitale gegevens rondom de oppakpraktijken gewist hebben en sindsdien geen openbare gegevens meer vrij geven over opgepakte of verdwenen straatkinderen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit gebrek aan transparantie en verantwoording?
Voor zover het Kabinet kan nagaan, hebben de Braziliaanse autoriteiten niet specifiek gereageerd op de in het rapport als vermist omschreven kinderen. Wel is de ambitie van de autoriteiten om de situatie van de straatkinderen te verbeteren opgeschroefd (zie onder antwoord op vraag 6). Naar aanleiding van een eerder parlementair onderzoek in 2010 door de Braziliaanse autoriteiten is een nationaal kadaster ingesteld voor de registratie van verdwenen minderjarigen. Er zijn geen indicaties dat specifieke gegevens zijn gewist.
Zijn er indicaties dat de repressie tegen straatkinderen in de afgelopen maanden in de aanloop naar het WK voetbal is toegenomen? Klopt het dat in de afgelopen maanden het leger ingezet is in sloppenwijken (favela’s) van Rio de Janeiro in een veiligheidsoperatie voor het WK?4 Zo ja, hoe beoordeelt u dit ook in het licht het bovenstaande?
In de aanloop naar het WK voetbal is er veel aandacht voor de veiligheidssituatie in de stad geweest en is in enkele gevallen op verzoek van de deelstaatautoriteiten het leger ingezet. In de toeristische wijken is de politiemacht versterkt om criminaliteit terug te dringen, toeristische locaties te beschermen en bijvoorbeeld georganiseerde overvallen in groepsverband door minderjarigen te voorkomen. Deze acties zijn niet specifiek gericht op straatkinderen, maar deze kunnen daar uiteraard wel bij betrokken raken. Op initiatief van de Braziliaanse regering is mede met steun van de Europese Unie de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het delen van best practices met de Braziliaanse autoriteiten om beleid te helpen ontwikkelen gericht op straatpopulaties, ook in de context van de organisatie van grote evenementen. Voorafgaand aan de meest recente EU-Brazilië mensenrechtendialoog (3 en 4 april jl.) is een seminar georganiseerd waarbij Braziliaanse en Europese NGO's hebben gesproken over ervaringen en best practices o.a. op het gebied van mensenrechten gerelateerd aan grote (sport-)evenementen.
Geven bovenstaande bronnen en beschuldigingen volgens u voldoende aanleiding om opheldering te vragen over vermeende schendingen van mensenrechten, o.a. van het VN folterverdrag en het VN Kinderrechtenverdrag?
Er is reeds sprake van een dialoog tussen EU en Brazilië op het gebied van mensenrechten. Tijdens deze dialoog komen o.a. onderwerpen als raciale discriminatie, rechten van kinderen en politieoptreden aan bod. Behalve een politieke dialoog ondersteunen zowel de EU als lidstaten, waaronder Nederland, projecten op het gebied van mensenrechten. De EU en haar lidstaten hebben een mensenrechtenstrategie opgezet voor Brazilië. O.a. op verzoek van Brazilië is in de voorgaande jaren veel aandacht besteed aan het delen van expertise ten aanzien van de aanpak van de uitdagingen ten aanzien van straatpopulatie. Maandelijks vindt er overleg plaats tussen de EU lidstaten op dit gebied en worden ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in Brazilië besproken (of komen aan bod).
Bent u bereid deze vermeende mensenrechtenschendingen, alsmede het gebrek aan transparantie en de kennelijke straffeloosheid van autoriteiten, zo mogelijk nog vóór het WK voetbal, bilateraal aan de orde te stellen richting Brazilië, alsmede te adresseren binnen de EU en de VN? Bent u bereid daarbij aan te dringen op (internationaal) onafhankelijk onderzoek?
Mensenrechten komen in vrijwel alle bilaterale (politieke of hoog ambtelijke) ontmoetingen tussen Nederland en Brazilië aan de orde. Ook via de EU wordt de mensenrechtensituatie in Brazilië regelmatig besproken. Het Kabinet ziet op dit moment geen aanleiding voor een internationaal onderzoek, omdat de Braziliaanse regering de problematiek onderkent, actief beleid ontwikkelt om de situatie te verbeteren, open staat om van de ervaringen van andere landen te leren en er in Brazilië zelf ruimte is om onderzoeken naar misstanden te doen, hierover te publiceren en een publiek debat over dit onderwerp te houden. Onder deze omstandigheden heeft een dergelijk onderzoek geen meerwaarde.
Bent u bereid om non-gouvernementele organisaties (ngo’s) te steunen die zich inzetten voor kinderrechten in Brazilië, bijvoorbeeld vanuit het mensenrechtenfonds?
Ja. Binnen de financiële beperkingen van het mensenrechtenfonds ondersteunt de Nederlandse ambassade in Brasília diverse Braziliaanse NGO’s, waaronder ook organisaties die als doelgroep inwoners van favela’s (waaronder minderjarigen) hebben.
Bent u bereid te pleiten voor de opname van mensenrechtennormen in de reglementen van internationale sportfederaties die gelden bij het toewijzen en bij de organisatie van grote sportevenementen, zoals wereldkampioenschappen voetbal en de Olympische Spelen, zoals eerder door de Kamer bepleit in de motie Servaes c.s.?4
Het Kabinet heeft op 29 januari jl. een brief6 gestuurd aan NOC*NSF met het verzoek het onderwerp aan de orde te stellen bij het IOC, met als mogelijke acties het hanteren van een mensenrechtencriterium bij de selectie van steden of het instellen van een mensenrechtencommissie. Naar aanleiding hiervan heeft NOC*NSF het thema mensenrechten als één van de belangrijke thema’s binnen sport en integriteit op haar agenda gezet. NOC*NSF zal de komende tijd dit thema verder uitwerken en het Kabinet zal Uw Kamer in de tweede helft van 2014 hierover nader informeren.
Ook de KNVB heeft ten aanzien van dit onderwerp een voorstel bij het UEFA bestuur neergelegd om de FIFA te vragen mensenrechtenclausules in toekomstige bids op te nemen. De UEFA heeft dit voorstel aangenomen.
Op 21 november 2013 is mede op initiatief van Nederland een brief7, die is ondertekend door 23 EU-lidstaten, verstuurd aan de Europees Commissaris van Onderwijs, cultuur, meertaligheid en jeugdzaken Vassiliou inzake respect voor mensenrechten bij grote sportevenementen. Met deze brief roepen de Europese sportministers op dat landen/staten bij de organisatie van grote sportevenementen rekening houden met de Europese Conventie inzake Mensenrechten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN. De Europese Commissie heeft hier positief op gereageerd8 en in vervolg hierop is het onderwerp in het nieuwe EU Werkplan voor Sport (2014–2017) opgenomen.
Het Kabinet zal zich ook in de toekomst blijven inzetten om grote sportevenementen als de Olympische Spelen en het wereldkampioenschap voetbal te gebruiken als opening om moeilijke onderwerpen, zoals mensenrechten, bespreekbaar te maken.
Het anti-Israëlbeleid van de gemeente Eindhoven |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u de inhoud van de bijlage?1
Ja.
Kunt u aangeven in hoeverre het waar is dat de gemeente Eindhoven straatnamen heeft waarop steden, die in onomstreden gebieden van de staat Israël liggen, worden aangeduid als steden die in Palestina zouden liggen?
Naar aanleiding van de vragen heb ik de burgemeester om ambtsbericht verzocht. Sinds 1967 komen er in de desbetreffende wijk straatnamen voor welke ontleend zijn aan de Bijbel. Deze kennen nog een onderschrift met een verwijzing naar «Palestina», dat dus refereert aan de achtergrond van de straatnaamkeuze, het Bijbelse Palestina. Van een verwijzing naar politieke kwesties of geografische situaties is geen sprake.
Kunt u aangeven waarom de gemeente Eindhoven suggereert dat bijvoorbeeld Tiberias geen onderdeel uitmaakt van de bevriende staat Israël?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de visie dat de gemeente Eindhoven mee lijkt te gaan te gaan in het groeiende anti-Israëlsentiment?
Gelet op het antwoord op antwoord 2 en 3 is er in het onderhavige geval geen sprake van het bewust verdraaien van feiten met betrekking tot de staat Israel.
Deelt u de mening dat het – helemaal in deze tijd van toenemend antisemitisme – belangrijk is dat de feiten met betrekking tot de staat Israël juist worden weergegeven en niet bewust worden verdraaid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de gemeente Eindhoven te verzoeken om de straatnaamborden zo te wijzigen dat, overeenkomstig de waarheid, onder straatnamen als Tiberiasstraat gewoon vermeld wordt dat het hier gaat om een stad in de staat Israël? Zo nee, waarom niet?
Straatnamen en de plaatsing van borden behoren bij uitstek tot de lokale autonomie. In zijn ambtsbericht meldt de burgemeester dat het in Eindhoven al enige tijd niet meer gebruikelijk is om straatnamen te voorzien van een onderschrift. Daarom heeft de gemeente besloten de onderschiften bij deze straten te verwijderen. Het straatnamenregister zal hierop worden aangepast en de borden zullen bij de reguliere vervanging hierop worden aangepast.
De Global Summit to End Sexual Violence in Conflict |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Klopt het dat u de Global Summit to End Sexual Violence in Conflict zal bijwonen, die wordt georganiseerd door de Britse regering en plaatsvindt in Londen van 10–13 juni aanstaande? Zo ja, wat wordt de Nederlandse inzet tijdens de conferentie?1
Nederland heeft tijdens de Global Summit to End Sexual Violence in Conflict Nederland vooral ingezet op het belang van accountability voor de misdaad van seksueel geweld als oorlogswapen en op het belang van voldoende aandacht voor dit onderwerp binnen de inzet in multilaterale missies. Daarnaast heeft Nederland benadrukt dat vrouwen – die het vaakst doelwit zijn van seksueel geweld in conflict – niet alleen slachtoffer zijn, aan wie alle zorg geboden moet worden, maar juist ook een bijdrage kunnen leveren aan conflictoplossing en wederopbouw.
Deelt u de mening van de Secretaris Generaal Ban Ki Moon van de Verenigde Naties, dat het noodzakelijk is om een «comprehensive protection and service response» voor overlevenden van seksueel geweld op te zetten, inclusief gezondheidszorg, psychische en juridische ondersteuning? Zo ja, welke stappen zouden volgens u als eerst gezet moeten worden om dit beleid tot stand te laten komen?2
Ja. Comprehensive protection and services moeten voor alle slachtoffers van seksueel geweld beschikbaar en toegankelijk zijn, in het bijzonder voor vrouwen en meisjes, die hiermee het vaakst te maken hebben. Dit beleid moet tot stand komen via meerdere parallelle routes. Dit comprehensive response package moet steeds opgebracht worden in discussies op internationaal, regionaal en landenniveau, onder andere in debatten in de Veiligheidsraad over de implementatie van VNVR-resolutie 1325. Het comprehensive response package is ook van belang in relatie tot humanitaire hulp, zoals met UNHCR, OCHA en de WHO. Daarnaast is het van belang dat het comprehensive package of health services, inclusief veilige afbreking van zwangerschap, daadwerkelijk verleend kan worden, vooral door NGO’s.
Op welke wijze levert Nederland een bijdrage aan het beëindigen van seksueel geweld in conflict situaties en welk budget wordt hiervoor gereserveerd? Welke aanvullende maatregelen is Nederland voornemens uit te voeren en bent u bereid hiervoor extra financiële middelen vrij te maken?
Nederland zet in op bestrijding van seksueel geweld in conflict vanuit verschillende beleidsinvalshoeken: binnen de geïntegreerde benadering voor inzet in multilaterale vredesmissies, via het Nationaal Actieplan voor VNVR resolutie 1325, via het mensenrechtenbeleid, via humanitaire inzet, via gerichte ontwikkelingssamenwerkingsprogrammering ter bevordering van gendergelijkheid zoals het programma FLOW («Funding Leadership and Opportunities for Women»), en binnen de OS-speerpunten Veiligheid & Rechtsorde en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. De financiële middelen die hiervoor worden ingezet zijn divers en zullen worden geïntensiveerd.
Bent u van mening dat in beleid aangaande seksueel geweld tegen vrouwen ook andere vormen van seksueel geweld – naast de inzet als wapen in conflictsituaties – dienen te worden meegenomen, zoals (groeps)verkrachtingen die in niet-conflict situaties regelmatig plaatsvinden, waaronder onlangs in India?3
Ja. Nederland zet breed in op gendergelijkheid, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen, ook in niet-conflict situaties. Tegengaan van geweld tegen vrouwen is een belangrijk onderdeel van de inzet voor gelijke rechten van vrouwen, een prioriteit in het Nederlands mensenrechtenbeleid en het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Bent u bereid om u binnen de pijler «vrouwenrechten» van uw mensenrechtenbeleid specifiek in te zetten voor het beëindigen van seksueel geweld? Zo ja, welke stappen zult u hiertoe op korte termijn, in bilateraal en multilateraal verband zetten?
Ja. Dit is staand beleid. Voorbeelden van activiteiten die het kabinet op dit punt onderneemt, zijn opgenomen in de mensenrechtenrapportage 2013.
Het bericht “UN backlash as Uganda’s ‘anti-gay’ minister heads for human rights top job” |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «UN backlash as Uganda’s «anti-gay» Minister heads for human rights top job»?1
Het artikel uit de Guardian beschrijft de kritiek die van verschillende zijden is geuit op de kandidatuur van Z.E. de heer Sam Kutesa, de huidige Minister van Buitenlandse Zaken van Oeganda, voor het voorzitterschap van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het artikel pleit er terecht voor dat een Voorzitter van de Algemene Vergadering van onbesproken gedrag dient te zijn.
Het kabinet keurt de Oegandese positie ten aanzien van LHBT-personen ten sterkste af. Het kabinet gaat er evenwel vanuit dat het nationale, Oegandese beleid terzake geen invloed heeft op de uitoefening van de functie van Voorzitter van de Algemene Vergadering door de heer Kutesa. De Voorzitter van de Algemene Vergadering treedt niet op in zijn nationale capaciteit, maar als vertegenwoordiger van de leden van de Algemene Vergadering. De Voorzitter van de Algemene Vergadering dient bovendien te allen tijde te handelen conform het VN-Handvest en kan geen beleid of activiteiten ontplooien zonder de VN-lidstaten te consulteren. Indien zou blijken dat de heer Kutesa in zijn rol van Voorzitter van de Algemene Vergadering niet conform het VN-Handvest en het daarin vastgelegde non-discriminatiebeginsel zou handelen, dan kan hij daar op worden aangesproken. De heer Kutesa heeft tijdens zijn presentatie in New York reeds laten weten dat hij in zijn toekomstige functie het non-discriminatiebeginsel zal respecteren.
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat een persoon met dergelijke standpunten het voorzitterschap van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) op zich neemt?
Zie antwoord vraag 1.
Welke instrumenten heeft Nederland om dit benoemingsproces te beïnvloeden en in hoeverre is hier gebruik van gemaakt?
Conform de vastgestelde procedures is de Afrikaanse Groep dit jaar aan de beurt om een kandidaat voor te dragen voor de positie van Voorzitter van de Algemene Vergadering. De heer Kutesa is door de Afrikaanse Unie geëndosseerd als enige kandidaat. Nederland noch de EU beschikt over instrumenten om dat benoemingsproces te beïnvloeden anders dan het blijven uitdragen van de overkoepelende boodschap dat discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit strijdig is met de grondbeginselen van de Verenigde Naties en derhalve ten stelligste wordt afgekeurd.
De groep van west-Europese en andere landen (WEOG) zal tijdens de sessie van de Algemene Vergadering op 11 juni waarin de heer Kutesa naar verwachting benoemd zal worden een verklaring afgeven. Nederland heeft verzocht om in deze verklaring te benadrukken dat de bevordering van mensenrechten zonder aanziens des persoons dient te geschieden.
Welke instrumenten heeft de Europese Unie om dit benoemingsproces te beïnvloeden en in hoeverre is hier gebruik van gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om u publiekelijk uit te spreken tegen deze benoeming en om er in EU-verband op aan te dringen dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton dit ook doet?
De EU heeft via stille diplomatie aan de heer Kutesa de boodschap afgegeven dat de Voorzitter van de Algemene Vergadering namens alle VN-lidstaten moet optreden en dient te handelen conform het VN-handvest. Er bestaan op dit moment geen aanwijzingen dat de toekomstige Voorzitter van de Algemene Vergadering zich hier niet aan zou willen houden.
Bent u bereid om de benoemingsprocedure voor de voorzitter van de AVVN op te nemen in de Nederlandse hervormingsagenda voor de VN?
Het kabinet ziet hiertoe op dit moment geen reden.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór de benoeming die gepland is op 11 juni 2014?
Ja.
Hamas die toetreedt tot de Palestijnse regering |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Regering Hamas-Fatah bijna rond»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat aanstaande week de islamitische terreurorganisatie Hamas toetreedt tot de Palestijnse Fatah-regering?
Nee. Hamas is niet toegetreden tot de Palestijnse regering. Deze regering is technocratisch van karakter en bestaat uit onafhankelijke leden die niet aan Hamas zijn gelieerd.
Deelt u de visie dat, helemaal na toetreding van Hamas tot het Palestijnse bestuur, de Palestijnse Gebieden geschrapt dienen te worden als partnerland en daarmee ook de 15,5 miljoen euro aan steun? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid ook de Nederlandse gelden die via de EU, de VN en de Wereldbank richting de Palestijnse Gebieden gaan (en dus binnenkort ook de terroristen van Hamas), zo spoedig mogelijk stop te zetten? Zo nee, hoe kijkt u aan tegen steun aan terroristische organisaties?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze bent u van plan de Nederlandse afschuw van deze ontwikkeling kenbaar te maken aan de Palestijnse Autoriteit?
De vorming van deze Palestijnse regering is een stap in de richting van hereniging van de Palestijnse Gebieden. Het kabinet zal deze technocratische regering beoordelen op haar daden, waarbij de Kwartetbeginselen leidend zijn. Het kabinet ziet dan ook geen reden om hierover zijn afschuw uit te spreken.