De slechte werkomstandigheden en kinderarbeid in textielfabrieken in Bangladesh |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitzendingen van «De Slag om de Klerewereld: prijzenslag in Bangladesh»?1
Ja.
Herkent u het beeld dat in «De Slag om de Klerewereld» geschetst wordt dat in veel textielfabrieken in Bangladesh kinderen onder zeer slechte en onverantwoorde arbeidsomstandigheden teveel uren werken? Zo nee, waarom niet?
In de grotere, voor Westerse merken producerende fabrieken in Bangladesh is kinderarbeid fors teruggedrongen. Dit blijkt uit een evaluatieonderzoek van de ILO naar de effecten van een gezamenlijk kinderarbeid programma van UNICEF en de Bangladesh Garment Manufactures & Exporters Association (BGMEA) in de periode 1996–2002. Dankzij dit programma werd kinderarbeid teruggedrongen tot minder dan 1% in de bij de BGMEA aangesloten fabrieken (ILO evaluatie rapport, 2004). «De Slag om de Klerewereld» laat echter zien dat er dieper in de keten, bij fabrieken die niet zijn aangesloten bij BGMEA, nog wel kinderarbeid voorkomt. Via het ILO-programma steunt Nederland de bestrijding van kinderarbeid ook in de kleinere fabrieken.
Hoe beoordeelt u de praktijk dat veel Bengaalse kledingproducenten gebruik maken van onderaannemers, om zo de afspraken zoals opgenomen in het Bangladesh Convenant over bijvoorbeeld goede en veilige arbeidsomstandigheden, te kunnen schenden?
Zie antwoord vraag 5 en 6.
Herkent u het probleem dat in «De Slag om de Klerewereld» getoond wordt dat veel kinderen, tegen de bestaande regels in, nog steeds aan het werk zijn, doordat zij of werkgevers gebruik maken van valse identiteitsbewijzen? Vindt u het de verantwoordelijkheid van afnemers van producten van die fabrieken om toe te zien op het voorkomen van kinderarbeid, ook door te controleren of identiteitsbewijzen echt zijn? Zo nee, waarom niet?
De werkgever (fabrikant) is verantwoordelijk voor fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en naleving van arbeidswetten in zijn fabriek. Daar hoort ook het toezien op de betrouwbaarheid van documenten bij.
Tegelijkertijd zijn de inkopers en modemerken verantwoordelijk voor wat er in hun productieketens plaatsvindt. Naar aanleiding van alle mondiale (media-) aandacht rondom het probleem van vervalste identiteitsbewijzen, zou het controleren van dergelijke documenten onderdeel moeten zijn van hun «due diligence» zoals verwoord in de OESO richtlijnen.
Uiteindelijk is het de overheid van Bangladesh die er op moet toezien dat de arbeidswet door de werkgevers wordt nageleefd. De capaciteit van de arbeidsinspectie wordt met Nederlandse steun versterkt door de ILO, maar is nog niet berekend op deze taak. Vooralsnog blijft samenwerking met internationale modemerken daarom hard nodig. Het baart mij zorgen dat de implementatie van de nieuwe arbeidswet op zich laat wachten. Daardoor lopen verbeterprogramma’s van de Alliance, het Veiligheidsakkoord en de ILO vertraging op. Ook de politieke onrust is zorgwekkend. Ik zal dit tijdens mijn bezoek aan Bangladesh in juni met de overheid van Bangladesh bespreken.
Ziet u mogelijkheden om met de partijen die het Bangladesh Convenant getekend hebben, de getoonde mazen in dit convenant te dichten? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Binnen het Veiligheidsakkoord is onderaanbesteding toegestaan zolang de ondertekenaar en het Veiligheidsakkoord weten bij welke fabriek(en) dat gebeurt. Deze onderaannemers horen, net zoals hoofdaannemers, onder de inspecties van het Veiligheidsakkoord te vallen. Er zijn geen aanwijzingen voor de stelling dat fabrikanten gebruik maken van onderaannemers met als specifiek doel om de afspraken in het Veiligheidsakkoord te omzeilen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft contact gehad met het Veiligheidsakkoord over de kwestie rondom Inditex. Het Veiligheidsakkoord heeft aangegeven samen met het betrokken merk te onderzoeken of het hier om onbekende (en daarmee ongeautoriseerde) onderaanbesteding of bijvoorbeeld namaakproductie gaat. Indien er sprake is van ongeautoriseerde onderaanbesteding, dan dient de ondertekenaar van het Veiligheidsakkoord corrigerende vervolgstappen te nemen.
Het merk kan er dan voor kiezen de ongeautoriseerde fabriek op te nemen in zijn keten waarna de fabriek op de lijst van het Veiligheidsakkoord komt te staan. Ook kan het merk consequenties verbinden aan het gedrag van de hoofdaannemer die zich niet aan de afspraken heeft gehouden.
Momenteel zijn er nog geen afspraken en procedures om ondertekenaars van het Veiligheidsakkoord misstanden in ongeautoriseerde fabrieken bij de overheid en werkgeversorganisatie te laten melden. Dit zou echter wel een logische stap zijn. Ik ga dit tijdens mijn eerstvolgende bezoek in juni met de overheid van Bangladesh en het management van het Veiligheidsakkoord bespreken.
Wat is uw mening over het feit dat in «De Slag om de Klerewereld» aangetoond wordt dat Pull&Bear, een merk van Inditex, een van de ondertekenaars van het Bangladesh Convenant, nog steeds kleding laat produceren in Bengaalse fabrieken waar de arbeidsomstandigheden erbarmelijk zijn? Ziet u mogelijkheden om Inditex hierop aan te spreken, in samenwerking met andere partijen, zoals de International Labour Organization (ILO) en/of andere ondertekenaars van het Bangladesh Convenant? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de uitbuiting van uit Syrië gevluchte kinderen in de katoenproductie in Turkije? Is er onderzoek naar de positie van Syrische vluchtelingen in de buurlanden van Syrië en naar wat zij (moeten) doen om te overleven? Zo nee, waarom niet? Wat kan er gedaan worden om te voorkomen dat vluchtelingen in een zo kwetsbare positie terecht komen? Kunt u daarbij ingaan op de afzonderlijke mogelijkheden van Nederland, de EU, de VN, kledingproducenten en hulpverleningsorganisaties?
Alle vormen van uitbuiting zijn kwalijk. Kinderarbeid komt niet alleen voor in de Turkse katoenpluk, maar ook in de hazelnootteelt. Kinderarbeid in Turkije treft niet alleen Syrische vluchtelingen, maar ook Turkse kinderen. Met het ratificeren van ILO conventie 182 verplicht Turkije zich tot het uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid. Turkse ministeries, lokale overheden, maatschappelijke organisaties, de ILO en sinds enige jaren ook het internationale bedrijfsleven zetten zich in voor bestrijding van kinderarbeid.
De activiteiten van het Turkse bedrijfsleven op dit terrein zijn helaas nog beperkt, maar er wordt vooruitgang geboekt als gevolg van druk van de internationale hazelnoot verwerkende industrie, verenigd in de brancheorganisatie CAOBISCO. Lokale ondernemers uit de hazelnootsector nemen deel aan een ILO programma voor de bestrijding van kinderarbeid in de gehele keten. CAOBISCO en de Nederlandse ambassade in Ankara ondersteunen dit programma, waarin tevens goed wordt samengewerkt met de Turkse overheid.
De Nederlandse textielsector bereidt in het kader van hun «Plan van Aanpak Verduurzaming Nederlandse Textiel- en Kledingsector 1.0» een activiteit voor gericht op bestrijding van kinderarbeid in de katoenpluk in Turkije. Het programma in de hazelnootteelt en het Better Cotton programma dat sinds 2011 op initiatief van de Turkse katoensector actief is in Turkije bieden voorbeelden voor de aanpak van kinderarbeid in de katoenpluk.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk een week voor het aankomende Algemeen overleg Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te beantwoorden?
Ja.
Bijlage 1: «De slag om de klerewereld» driedelige documentaire serie uitgezonden op NPO2 op 2, 9 en 16 januari 2015:
Het bericht dat veel geheimen van de JSF in Chinese handen zijn |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u evenals de «Five Eyes» op de hoogte gesteld van de ernstige schade die aan het JSF-project is aangericht omdat veel geheimen van de JSF in Chinese handen zijn gevallen?1 Zo ja, wanneer bent u over deze zeer ernstige problemen ingelicht?
Het F-35 Joint Program Office (JPO) houdt Defensie op de hoogte van ontwikkelingen rondom het F-35 programma. Er is vaak en op diverse niveau’s contact tussen Defensie en het JPO, zoals ook generaal Bogdan op 13 januari jl. in de Kamer heeft verklaard. Het JPO heeft gereageerd op het nieuws en stelt dat het verwijst naar een oud voorval waarover de Amerikaanse media al eerder schreven. Er is geen gerubriceerde informatie ontvreemd. Van ernstige schade is dus geen sprake.
Kunt u de Kamer inlichten over het informatielek en de omvang daarvan? Welke informatie is gestolen? Kunt u daarbij uitgebreid ingaan op de vraag hoe de Chinezen de vele JSF-geheimen hebben bemachtigd?
Het JPO heeft gereageerd op het nieuws en stelt dat geen gerubriceerde informatie is ontvreemd. Het JPO verstrekt om veiligheidsredenen geen nadere details. Dat geldt ook voor specifieke tegenmaatregelen. Het is bekend dat vrijwel dagelijks, ook in andere landen, wordt getracht via het internet in computersystemen in te breken. Het Amerikaanse Ministerie van Defensie neemt dergelijke pogingen serieus en bestrijdt die intensief. Al bij het ontwerp en de inrichting van computersystemen die vertrouwelijke informatie bevatten, wordt terdege rekening gehouden met de bescherming daarvan. Aangezien informatie over de operationele capaciteiten van de F-35 hoog gerubriceerd is, zijn maatregelen genomen die toegang tot deze informatie door digitale inbraak nagenoeg uitsluiten. De operationele veiligheid en capaciteiten van de F-35 zijn niet in gevaar.
Zoals bekend neemt ook Defensie de beveiliging van vertrouwelijke informatie serieus. De MIVD is voortdurend actief om (digitale) spionage tegen Defensie en met Defensie verbonden bedrijven op te sporen en te verstoren. Hiertoe werkt de MIVD nauw samen met partnerdiensten in het buitenland.
Welke maatregelen zijn er tot op heden genomen door het Joint Program Office (JPO) om oude informatielekken te dichten en nieuwe lekken te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien u niet bent ingelicht over het informatielek, bent u dan bereid om vandaag nog naar Amerika af te reizen en als JSF-partnerland opheldering te eisen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bij de Amerikanen tevens nagaan in hoeverre de unieke eigenschappen van de JSF nog wel uniek zijn nu de Chinezen op cruciale punten beschikken over terabytes aan JSF-geheimen en zij naar verluidt werken aan vrijwel exacte kopieën van de JSF?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u nagaan of er ook informatie over de software van de JSF in Chinese handen is gevallen? Welke informatie betreft dat?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt deze vragen uiterlijk drie dagen vóór het Algemeen overleg DMP-D vervanging F-16 (d.d. 26 februari 2015) beantwoorden?
Ja.
Bewerkte testresultaten van de F-35 |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «F-35 Program Massages Flight Test Results»?1
Ja.
Klopt het dat verbetering in de testresultaten van het F-35 programma vooral komt door een andere manier van tellen en verwerken van resultaten?
Het bericht verwijst naar een passage in het jaarlijkse rapport van de Director Operational Test & Evaluation (DOT&E) van het Pentagon over de voortgang van alle grote wapenprogramma’s, waaronder de F-35. Het rapport verscheen op 20 januari jl. Het deel over het F-35 programma beslaat 34 pagina’s en gaat onder meer in op de voortgang van het vliegtestprogramma, het grondtestprogramma, de tests op het gebied van integratie van wapens en de kwetsbaarheid voor vijandelijke projectielen, de operationele bruikbaarheid. Het sluit af met aanbevelingen.
In de paragraaf over de operationele bruikbaarheid (Engels: operational suitability), gaat de DOT&E in op de beschikbaarheid (availability) van toestellen en de bedrijfszekerheid (reliability). Hij beschrijft dat de beschikbaarheid van toestellen nog achterblijft bij de doelstelling, maar dat deze de laatste maanden wel een stijgende lijn laat zien. Ten aanzien van de bedrijfszekerheid bevat het rapport een beschrijving van vier parameters die de bedrijfszekerheid uitdrukken. Voor deze vier parameters bevat het rapport tabellen met de huidige waarden, de waarden van één jaar geleden, en de streefwaarde. Hieruit blijkt dat de bedrijfszekerheid een verbetering vertoont ten opzichte van één jaar geleden.
De parameter die de sterkste verbetering toont, is de Mean Flight Hours Between Failure – Design Controllable (MFHBF_DC). Nu al wordt 95 tot 150 procent van de streefwaarde behaald. De DOT&E beschrijft welke oorzaken hieraan mogelijk ten grondslag liggen. Hij wijst erop dat een deel van de verbetering van deze parameter kan worden toegeschreven aan de manier waarop het F-35 programma storingen telt en verwerkt. Hij wijst er verder op dat de verbetering ook kan worden verklaard door een werkelijke toename van de bedrijfszekerheid, betere training van het onderhoudspersoneel of een onjuiste categorisering in het verleden. In welke mate ieder van deze aspecten bijdraagt aan het verbeterde resultaat, maakt het rapport niet duidelijk. Het F-35 Joint Program Office heeft de F-35 partnerlanden vooraf geïnformeerd over de publicatie van het rapport. Daarbij is geen informatie verstrekt over de inhoud van het rapport en ook niet over de verbetering van deze parameter.
Overigens gaat het er uiteindelijk om of een toestel beschikbaar is om te vliegen. Dat wordt met een andere parameter gemeten, namelijk de Aircraft Availability ofwel de gemiddelde beschikbaarheid van toestellen. Deze is sinds oktober jl. sterk verbeterd en ligt nu boven de 50 procent. Uiteindelijk moet deze parameter boven de 80 procent uitkomen.
Zo ja, is er dan wel sprake van een verbetering?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte gebracht van deze zogenaamde verbetering van de testresultaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u het niet nodig geacht dit met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de testresultaten niet anders zouden zijn geteld en verwerkt, wat is dan de werkelijke vooruitgang?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er problemen zijn met het onzichtbaar maken (stealth) van de F-35? Zo ja, wat is daarvoor de oplossing?
Er is geen sprake van problemen met de stealth eigenschappen van het toestel. Het rapport wijst er slechts op dat de stealth coating in het algemeen pas na 48 uur voldoende uitgehard is. Alternatieve middelen die al na twaalf uur voldoende zijn uitgehard, zijn intussen beschikbaar. Toepassing van deze alternatieve middelen zorgt voor een kortere reparatietijd van de toestellen.
Het afluisteren van journalisten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse media, Nederlandse journalisten of Nederlandse onderzoekers zijn afgeluisterd door de Britse geheime dienst?1
Zoiets kan nooit worden uitgesloten. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen over en weer geen mededelingen over hun werkwijze. In de berichtgeving wordt gesproken van e-mails van journalisten van buitenlandse media. In de samenwerking met buitenlandse diensten draagt Nederland actief de eigen uitgangspunten uit, waaronder het respect voor de mensenrechten.
Bent u bereid bij uw Britse collega te protesteren tegen deze ernstige aantasting van de persvrijheid in het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de Britse regering dat (onderzoeks)journalisten, naast terroristen en hackers, een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid?
Bescherming van journalistieke bronnen is één van de basisvoorwaarden voor persvrijheid.
Artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) vereist dan ook een «overriding requirement in the public interest» om hierop een inbreuk te maken. In het belang van de nationale veiligheid kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in beginsel op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) bijzondere bevoegdheden inzetten tegen journalisten. Van de mogelijke toepassing van bijzondere bevoegdheden is niemand uitgezonderd. Dat zou zich niet met de goede taakuitvoering van de diensten verdragen. De diensten kunnen in het kader van hun wettelijke taakuitoefening slechts onder strikte voorwaarden overgaan tot het uitoefenen van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten. Het belang van bescherming van journalistieke bronnen wordt dan expliciet afgewogen in de motivering van het verzoek tot deze inzet. Er dient een afgewogen oordeel te worden gegeven over de vraag of een dergelijke inzet van bijzondere bevoegdheden beantwoordt aan de daarvoor gestelde wettelijke vereisten, waaronder de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Op 22 november 2012 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een door De Telegraaf c.s. aanhangig gemaakte zaak tegen de Staat der Nederlanden uitspraak gedaan. In deze uitspraak geeft het EHRM aan dat in de Wiv 2002 ten onrechte niet is voorzien in de aanwezigheid van een onafhankelijke toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten ten einde hun journalistieke bronnen te achterhalen. Zoals aangegeven in de reactie van de regering op de uitspraak richting uw Kamer erkent de Staat de uitspraak en geeft hij daaraan volledig uitvoering. Daartoe is een wetswijziging bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, dat er in voorziet dat in de Wiv 2002 een bepaling wordt opgenomen, waardoor de rechter toestemming moet verlenen voor de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, gericht op het achterhalen van hun bronnen (Kamerstukken II 2014–2015, 34 027). In afwachting van de wetswijziging wordt in de praktijk gewerkt in overeenstemming met de uitspraak van het EHRM.
In het openbaar kan ik over de mogelijke inzet in concrete gevallen geen mededelingen doen.
Kunt u heel precies en stap voor stap aangeven hoe in Nederland de procedure verloopt om journalisten af te luisteren?
Zie antwoord vraag 3.
In welke gevallen is het afluisteren van journalisten door de geheime diensten naar uw oordeel aanvaardbaar? Is dat in ons land de afgelopen 25 jaar ook daadwerkelijk gebeurd? Zo ja, hoe vaak?
Zie antwoord vraag 3.
Onderscheppen correspondentie van journalisten door GCHQ |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Britse inlichtingendienst onderschept e-mails journalisten»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat voor het in stand houden van een vrije pers het van vitaal belang is dat journalisten met elkaar en bronnen kunnen communiceren zonder dat de staat onderschept of meeluistert?
Bescherming van journalistieke bronnen is één van de basisvoorwaarden voor persvrijheid. Artikel 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) vereist dan ook een «overriding requirement in the public interest» om hierop een inbreuk te maken. In het belang van de nationale veiligheid kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in beginsel op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) bijzondere bevoegdheden inzetten tegen journalisten. Van de mogelijke toepassing van bijzondere bevoegdheden is niemand uitgezonderd. Dat zou zich niet met de goede taakuitvoering van de diensten verdragen. De diensten kunnen in het kader van hun wettelijke taakuitoefening slechts onder strikte voorwaarden overgaan tot het uitoefenen van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten. Het belang van bescherming van journalistieke bronnen wordt dan expliciet afgewogen in de motivering van het verzoek tot deze inzet. Er dient een afgewogen oordeel te worden gegeven over de vraag of een dergelijke inzet van bijzondere bevoegdheden beantwoordt aan de daarvoor gestelde wettelijke vereisten, waaronder de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.
Op 22 november 2012 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een door De Telegraaf c.s. aanhangig gemaakte zaak tegen de Staat der Nederlanden uitspraak gedaan. In deze uitspraak geeft het EHRM aan dat in de Wiv 2002 ten onrechte niet is voorzien in de aanwezigheid van een onafhankelijke toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten ten einde hun journalistieke bronnen te achterhalen. Zoals aangegeven in de reactie van de regering op de uitspraak richting uw Kamer erkent de Staat de uitspraak en geeft hij daaraan volledig uitvoering. Daartoe is een wetswijziging bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, die er in voorziet dat in de Wiv 2002 een bepaling wordt opgenomen, waardoor de rechter toestemming moet verlenen voor de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, gericht op het achterhalen van hun bronnen (Kamerstuk 34 027). In afwachting van de wetswijziging wordt in de praktijk gewerkt in overeenstemming met de uitspraak van het EHRM.
Kunt u, zo nodig na contact met uw Britse ambtsgenoot, uitsluiten dat er ook van Nederlandse journalisten in het bericht genoemde e-mails onderschept zijn?
Zoiets kan nooit worden uitgesloten. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen over en weer geen mededelingen over hun werkwijze. In de berichtgeving wordt gesproken van e-mails van journalisten van buitenlandse media. In de samenwerking met buitenlandse diensten draagt Nederland actief de eigen uitgangspunten uit, waaronder het respect voor de mensenrechten.
Bent u bereid om, voor zover er dergelijke informatie over Nederlandse journalisten bij de Britse inlichtingendienst aanwezig is, er op aan te dringen dat deze onmiddellijk verwijderd wordt?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat in Nederland communicatie van (onderzoeks)journalisten met elkaar of met bronnen onderschept wordt? Zo nee, waarom zouden journalisten een bedreiging voor de staatsveiligheid zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Activiteiten van Turkije in de exclusieve economische zone van Cyprus |
|
Harry van Bommel , Mark Verheijen (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich uw uitlating dat u het moeilijk te beoordelen vindt of het seismisch onderzoek van Turkije in de exclusieve economische zone van Cyprus legaal of illegaal is?1
Ja.
Kunt u aangeven wat het doel en de reikwijdte is van het seismisch onderzoek van Turkije?
Het commerciële schip Barbaros dat onder Turkse vlag vaart doet wetenschappelijk seismisch onderzoek naar koolwaterstofvoorraden rondom het eiland Cyprus op verzoek van de Turks Cypriotische gemeenschap. Turkije begeleidde het onderzoeksschip met een drietal militaire schepen. Het onderzoek van de Barbaros volgde op een eerdere beslissing van de Cypriotische autoriteiten om gasvoorraden rondom het gehele eiland te gaan exploreren, ook zonder een oplossing voor een hereniging van Cyprus. De missie van de Barbaros werd recentelijk verlengd tot 6 april a.s.
Is het waar dat het VN-zeerechtverdrag stelt dat een staat het soevereine recht heeft onderzoek te doen in de eigen exclusieve economische zone?2 Indien ja, moet de conclusie dan niet zijn dat het onderzoek door Turkije illegaal is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Turkije is geen partij bij het VN-zeerechtverdrag UNCLOS. Turkije en Cyprus zijn het niet eens over de afbakening van hun beider exclusieve economische zones. Vanuit het oogpunt van Cyprus voert het schip Barbaros activiteiten uit binnen Cyprus» exclusieve economische zone, waarvoor het geen toestemming heeft verleend. De exploitatie van bodemschatten zou beide gemeenschappen op Cyprus ten goede moeten komen – zoals ook door beide gemeenschappen wordt erkend – en daardoor juist moeten dienen als een positieve katalysator voor de onderhandelingen. Provocatieve acties rondom de exploitatie van bodemschatten moeten vermeden worden.
Bent u bereid dit Turkse handelen als illegaal te veroordelen? Indien neen, waarom niet?
Nederland betreurt de acties van Turkije. Ongeacht de juridische context van deze acties is het duidelijk dat deze niet constructief zijn en niet bijdragen aan het creëren van een klimaat van vertrouwen. In de conclusies van de RAZ van 16 december jl. roept de Raad Turkije op om zich te houden aan goede nabuurschapsrelaties en conflicten vreedzaam op te lossen in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, waaronder, indien nodig, de voorlegging van een conflict aan het Internationaal Gerechtshof.
De beschikbaarheid van de krijgsmacht in het kader van terreurdreiging |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat zowel Frankrijk als België in het kader van hun nationale veiligheid militairen inzetten vanwege de terreurdreiging?1
Ja.
Is de Nederlandse krijgsmacht voldoende paraat en inzetbaar voor eventuele vergelijkbare calamiteiten in Nederland?
Ja. Zie ook de brief aan de Tweede Kamer van 5 februari jl. over «extra maatregelen terrorisme en n.a.v. debat Parijs 14 januari».
Welke gevolgen voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht in Nederland hebben de ter beschikkingstelling2 van 2.765 militairen aan de NATO Response Force (NRF) 2015, alsmede de 1.568 functies die de krijgsmacht levert voor meer dan 20 grote en kleinere missies in het buitenland?
Kunnen in noodsituaties sommige NRF-bijdragen van Nederland tijdelijk onttrokken worden aan de NRF voor inzet in Nederland?
Kunt u momenteel volledig en tijdig voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen op het gebied van militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, alsmede militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises? Zo nee, waar zitten de knelpunten en/of tekortkomingen?
Kunt u volledig en tijdig voldoen aan de afspraken in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking? Zo nee, waar zitten de knelpunten en/of tekortkomingen?
Hoe beoordeelt u de berichtgeving3 dat de Franse president Hollande de bezuinigingen op Defensie gaat verzachten, wegens «uitzonderlijke omstandigheden»?
Op grond van besluitvorming in het najaar van 2014 blijft het Franse defensiebudget tot 2016 betrekkelijk stabiel op ruim 31 miljard euro, om in de jaren daarna te stijgen naar 35 miljard euro in 2019. De Franse regering heeft naar aanleiding van de aanslagen in Parijs (nog) niet besloten om het defensiebudget te verhogen. Wel heeft president Hollande van Frankrijk in januari aangekondigd dit voorjaar te willen onderzoeken hoe de voorgenomen personele reducties binnen de krijgsmacht kunnen worden verminderd. Het kabinet wacht de besluitvorming van de Franse regering daarover met belangstelling af.
Deelt u de mening dat, in het licht van de terreurdreiging, ook in Nederland de bezuinigingsgolf op Defensie met spoed omgebogen moet worden?
Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2015 onderkend dat de internationale ontwikkelingen tot aanpassing van het ambitieniveau van de krijgsmacht nopen, met bijbehorende gevolgen voor de samenstelling en de toerusting van de krijgsmacht en voor het niveau van de defensiebestedingen. De krijgsmacht wordt op dit ogenblik op veel plaatsen ingezet, zowel binnen als buiten de landsgrenzen. Met de intensivering in de begroting van 2015 van structureel 100 miljoen euro (vanaf 2017) onderstreept het kabinet de noodzaak van versterking van de slagkracht van Defensie. In het najaar van 2013 heeft het kabinet ook extra geld (115 miljoen euro) voor Defensie vrijgemaakt. Het extra geld is een trendbreuk met de bezuinigingen van de afgelopen jaren.
Het kabinet heeft in de Miljoenennota onderstreept dat het de intentie heeft deze trendbreuk de komende jaren, waar mogelijk en nodig, door te zetten. Het kabinet zal zich in het kader van de voorjaarsbesluitvorming beraden op de in de Miljoenennota 2015 aangekondigde aanpassing van het ambitieniveau van de krijgsmacht en de uitvoering van de motie-Van der Staaij. Het kabinet zal bij zijn afweging ook de verdere verslechtering van de nationale en de internationale veiligheidssituatie in de afgelopen maanden betrekken. Zoals ik u per brief op 16 december 2014 heb laten weten (Kamerstuk 33 763 nr. 61), zal het kabinet het parlement uiterlijk in mei of juni – of zoveel eerder als mogelijk – op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen, opdat hierover vóór het zomerreces met de Tweede Kamer kan worden gesproken.
Blijft u ondanks de terreurdreiging vasthouden aan het voornemen om pas in mei of juni van dit jaar met een antwoord te komen op de motie Van der Staaij (Kamerstuknummer 34 000, nr. 23), waarin de Kamer zich uitspreekt voor meer geld voor Defensie, of bent u bereid sneller tot uitvoering van de motie over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u net als president Hollande bereid om op korte termijn voorstellen te doen om de bezuinigingsgolf bij Defensie om te buigen en met voorstellen te komen om de capaciteiten van de krijgsmacht te versterken? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Geheime informatie over JSF in handen van China' |
|
Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat geheime informatie van de F-35 in handen is van China?1
Ja.
Bent u hierover geïnformeerd door de VS? Wat is de reactie van het Joint Program Office (JPO)? Om welke informatie gaat het? Is het waar?
Hoe beoordeelt u dit nieuws?
Welke gevolgen heeft het feit dat China kennelijk beschikt over gedetailleerde informatie over de F-35 voor het F-35 programma?
Welke gevolgen heeft het toepassen van de gestolen informatie in Chinese jachtvliegtuigen voor de effectiviteit van de F-35 om in geval van een gewapend conflict luchtoverwicht te realiseren?
Wat is de reactie van de bondgenoten die ook deelnemen aan het F-35 programma op deze berichten?
Voor zover mij bekend heeft geen van de F-35 partnerlanden tot nu toe in het openbaar gereageerd op de recente berichtgeving.
Als de berichten waar zijn, hoe verhoudt zich dan het stelen van militaire geheimen tot onze gastvrijheid om bijvoorbeeld Chinese marineschepen te ontvangen?1
Het vlootbezoek van marineschepen van de Chinese People’s Liberation Army aan Nederland vloeit voort uit het bilaterale partnerschap dat Nederland en China hebben gesloten tijdens het Staatsbezoek van de Chinese president Xi Jinping aan Nederland in maart 2014. De schepen hebben deelgenomen aan de Chinese antipiraterijmissie bij de Hoorn van Afrika, waarna zij havenbezoeken afleggen in diverse landen, waaronder Nederland. Bij de antipiraterijmissies ontmoeten schepen uit Nederland en China elkaar met regelmaat en daarom doen de schepen Nederland nu aan.
De ontwikkelingen rond het Vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (TTIP) |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Deelt u de mening van Jeronim Capaldo dat we nog altijd de mogelijkheid hebben om geen handelsverdrag met de VS (TTIP) af te sluiten?1
Als de onderhandelingen zijn afgerond, zal de Europese Raad, het Europees parlement het akkoord nog moeten goedkeuren. Daarnaast ben ik, samen met de Tweede Kamer en de ander EU-lidstaten, van mening dat TTIP een gemengd akkoord is. Daarmee moeten ook alle parlementen van EU-lidstaten het akkoord ratificeren.
Welke sociale rechten moeten volgens u compromisloos beschermd worden in de EU, met of zonder TTIP?
Ik hecht grote waarde aan de sociale verworvenheden in Europa. Door de EU wordt in elk vrijhandelsakkoord een zogenaamde labour clause opgenomen. In deze clausule staat dat regelgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociale zekerheid geldig blijft, ongeacht wat in het akkoord wordt opgenomen. De EU heeft daarmee de ruimte om haar sociale model in stand te houden.
Welke conclusies verbindt u aan het paper van Capaldo, dat onder meer stelt dat 600.000 banen in Europa verloren gaan? Wat voor gevolgen hebben de conclusies voor uw standpunt over TTIP?
In de Kamerbrief van 28 januari jl. heb ik uw Kamer een appreciatie gegeven van deze studie. We volgen alle onderzoeken en studies nauwgezet om te bekijken of ze consequenties moeten hebben voor onze inzet.
Welke uitkomst acht u wenselijk als het gaat om de onderhandelingen over TTIP, met name als het gaat om arbeidsrechten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zal TTIP niks afdoen aan de sociale verworvenheden in Europa. Daarnaast is de Nederlandse inzet dat in het duurzaamheidshoofdstuk afspraken worden gemaakt met de VS over het respecteren en het uitvoeren van de ILO-afspraken over arbeidsrechten. Deze inzet wordt gedeeld door de Europese Commissie, zoals ook te lezen is in de recent gepubliceerde position papers over het duurzaamheidshoofdstuk.2
Bent u bereid om met de vakbonden in gesprek te gaan over hun zorgen inzake de gevolgen van TTIP voor werkgelegenheid, arbeidsrechten en sociale zekerheid? Zo nee, waarom niet?
Ik heb op 14 december jl. tijdens een bijeenkomst in de Rode Hoed aangegeven dat ik graag met de vakbonden in gesprek ga over TTIP. Op 14 januari jl. heeft overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de drie vakcentrales FNV, CNV en VcP. We hebben hierbij gesproken over de impact van TTIP op werkgelegenheid, over het investor-to-state dispute settlement (ISDS), arbeidsrechten en sociale zekerheid. Ik zal in dialoog blijven met de vakcentrales, net zoals ik met andere belanghebbenden in dialoog ben.
Hoe oordeelt u over het feit dat ruim één miljoen Europese burgers de petitie hebben getekend die oproept om de onderhandelingen over TTIP te staken? Op welke manier houdt u rekening met deze breed gedeelde oproep?2
Zoals eerder aangegeven, hecht ik veel waarde aan het betrekken van alle belanghebbenden bij de TTIP-onderhandelingen: alleen door een continue dialoog kunnen we een deal bereiken die voor de EU het beste resultaat oplevert en maatschappelijk breed gedragen wordt. De petitie «Stop TTIP», die na afwijzing van het officiële burgerinitiatief gestart is, is daarbij een belangrijk maatschappelijk signaal. De initiatiefnemers van de petitie uiten hun zorgen over onder meer ISDS, arbeidsrechten, verlaging standaarden en transparantie. Dit zijn allemaal zorgen waar we inderdaad scherp op moeten zijn en die ik ook aan de orde stel in mijn gesprekken met andere EU-lidstaten, de Europese Commissie en de VS.
Echter, het staken van de onderhandelingen steun ik niet. Ik ben ervan overtuigd dat als we de zorgen kunnen adresseren, we een fair en duurzaam handelsakkoord kunnen sluiten tussen de EU en de VS dat positief is voor de Nederlandse burger. Daarom moeten de onderhandelingen voortgezet worden, zodat we het uiteindelijke akkoord op de inhoud kunnen beoordelen.
Hoe oordeelt u over de publieke consultatie van de Europese Commissie over het investeringsgeschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS), waaruit blijkt dat een grote meerderheid van de 150.000 respondenten zeer kritisch is over ISDS? In hoeverre beïnvloedt dit uw standpunt ten aanzien van ISDS?
De Europese Commissie heeft een groot aantal reacties op de publieke consultatie over investeringsbescherming en het investeerder-Staat geschillenbeslechtingsmechanisme (ISDS) ontvangen. Dit illustreert dat ISDS een complex onderwerp is en zorgvuldig geadresseerd moet worden.
De reacties geven een duidelijk signaal af. Om die reden verwelkom ik dat de Europese Commissie het debat over ISDS verder wil voeren met de EU-lidstaten, het Europees parlement en betrokken stakeholders.
Op basis van de consultaties heeft de Commissie een viertal terreinen geïdentificeerd waarop het vervolgdebat gefocust moet worden. Het gaat hierbij om:
Deze terreinen komen overeen met de punten die ik eerder heb aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer in juni 2014 over het Nederlandse onderzoek naar de risico’s van ISDS in TTIP (Kamerstuk 21 501-02-1397). Ik juich het dan ook toe dat in dit kader een gefocust debat gevoerd wordt om zo tot een EU-benadering te komen die bijdraagt aan het tot stand komen van een verbeterde standaard, die de bestaande zorgen voldoende adresseert.
Klopt het, dat de onderhandelingen over ISDS voorlopig zijn opgeschort? Deelt u de mening dat dit zeer terecht is, vanwege de grote zorgen?3
De onderhandelingen over ISDS in TTIP waren al opgeschort sinds de start van de publieksconsultatie begin 2014. De Europese Commissie heeft aangegeven dat de resultaten van de consultatie onderdeel zijn van een breder debat over ISDS. Ik vind het goed dat er op deze manier ruimte is om alle zorgen omtrent ISDS te bespreken.
Klopt het, dat Frankrijk en Duitsland zich bezinnen op een gezamenlijke strategie tegen ISDS in TTIP? Gaat u zich hierbij aansluiten? Zo nee, waarom niet?4
Mijn collega’s in Frankrijk, Duitsland en verschillende andere EU-lidstaten delen mijn opvatting dat het huidige ISDS-mechanisme verbeterd kan worden. Net als Nederland kijken ook die landen naar specifieke punten die in TTIP geadresseerd zouden moeten worden. Daarom spreek ik hen ook regelmatig over dit onderwerp.
Het bericht dat militairen met een buitenlandse partner naar de rechter stappen |
|
Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Militairen met een buitenlandse partner naar rechter» van 12 januari 2015?1
Ja.
Kunt u aangeven wat op dit moment de stand van zaken is met betrekking tot het informeren van de militairen over de (mogelijkheden en onmogelijkheden bij de) partnerscreening?
In de defensiebrede voorlichting rondom en na de inwerkingtreding van de Beleidsregel Veiligheidsonderzoeken Defensie (Stcrt. 2013-29945) per 1 november 2013, is nadrukkelijk aandacht besteed aan de screening van de partner die verblijft of heeft verbleven in het buitenland. Deze voorlichting zal met enige regelmaat worden herhaald. Personeel dat hierover informatie wenst, kan terecht bij de eigen beveiligingsfunctionaris.
Hoe komt de op 3 november 2014 tijdens het wetgevingsoverleg Defensie Personeel door u aangekondigde voorziening voor militairen die geschorst thuis zitten er uit te zien? Wanneer zal deze voorziening in werking treden? Is het overleg met de vakbonden inmiddels afgerond?
Met mijn brief van 13 februari jl. (Kamerstuk 34000-X, nr. 66) heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de regeling. De bonden zijn eveneens geïnformeerd. De brief van 13 februari jl. gaat in op de inwerkingtreding, de voorwaarden en de reikwijdte van de voorziening. Ook de voorlichting over de voorziening komt in deze brief aan bod.
Is deze voorziening met terugwerkende kracht van toepassing, dus ook voor de reeds bestaande gevallen? Op welke wijze worden de militairen die geschorst thuis zitten geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer ontvangt de Kamer de tijdens het wetgevingsoverleg Defensie Personeel van 3 november 2014 aangekondigde nadere brief over de voortgang tijdelijke en definitieve oplossing voor Defensiemedewerkers van wie de Verklaring van Geen Bezwaar is ingetrokken?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Syrië bezig is met de ontwikkeling van kernwapens |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat nieuwe inlichtingen suggereren dat Syrië, sinds 1969 ondertekenaar van het non-proliferatieverdrag, bezig is met de ontwikkeling van kernwapens?1
Ja.
Hoe waarschijnlijk is het dat Syrië deze kerninstallatie met hulp van Hezbollah, Noord-Korea en Iran ontwikkelt?
Het IAEA concludeerde in 2011 dat het vernietigde gebouw in Dair Alzour waarschijnlijk een kernreactor is geweest die niet voor elektriciteitsproductie was uitgerust en bovendien bij het agentschap gedeclareerd had moeten worden. Voorts beschikte het IAEA over informatie dat deze reactor destijds met Noord-Koreaanse steun was gebouwd.
Het IAEA kan vanwege de veiligheidssituatie op dit moment geen aanvullend onderzoek op enige locatie in Syrië doen en het land heeft het IAEA ondanks herhaalde verzoeken niet geantwoord op vragen om informatie.
Kunt u berichten bevestigen dat de ondergrondse locatie, waar ongeveer 8.000 splijtstofstaven zouden zijn opgeslagen, gelegen is ten westen van de stad Qusayr, nog geen twee kilometer van de grens met Libanon? Hoe waarschijnlijk is het dat deze stad in handen valt van extremistische rebellen?
Het kabinet kan deze berichten niet bevestigen. Ook het IAEA heeft hierover geen informatie aan de lidstaten gegeven.
Op dit moment is het niet waarschijnlijk dat Qusayr in handen valt van extremistische rebellen. Qusayr maakt deel uit van het gebied waar het Syrische regime dominant is en de stad is belangrijk voor het regime vanwege de ligging langs de strategische verbinding van Damascus met de havenstad Tartus.
Deelt u de mening dat het belang van zelfstandige informatievergaring aangaande verdenkingen van massavernietigingswapens opnieuw werd onderstreept na de verdenkingen richting Irak in 2003? Kunt u aangeven of de Nederlandse inlichtingendiensten voldoende capaciteit hebben om deze berichten ten aanzien van Syrië zelfstandig te onderzoeken?
Het kabinet hecht aan een zelfstandige inlichtingenpositie ten aanzien van de ontwikkeling en verspreiding van massavernietigingswapens. Over de capaciteit van de inlichtingendiensten kan het kabinet in het openbaar geen mededelingen doen.
Het bericht dat de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens heeft bevestigd dat er chloorgas is gebruikt in Syrië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) voor het eerst heeft bevestigd dat er chloorgas is gebruikt in Syrië?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Is het kabinet, bijvoorbeeld op basis van het Nederlandse lidmaatschap van de OPCW Executive Council, in het bezit van het betreffende rapport van de OPCW dat het gebruik van chloorgas zou bevestigen?
Ja.
Beschikt u over informatie over hoe de beslissing tot stand is gekomen om dit OPCW rapport, in tegenstelling tot voorgaande rapporten, nog niet openbaar te maken en wat de motivatie daarvoor is?
Het betreft het derde rapport, gedateerd 18 december 2014, van een Fact Finding Mission (FFM), in april 2014 ingesteld door de DG OPCW, om onderzoek te doen naar de berichten over (hernieuwd) gebruik van chemische wapens in Syrië. Het rapport is verspreid onder alle lidstaten van de OPCW in Den Haag. Het is niet geheim, hoewel het niet op de website van de OPCW is geplaatst. In dit opzicht is er geen verschil met de eerste twee rapporten van de FFM.
Klopt het dat het chloorgas zou zijn ingezet in drie dorpen die in handen zijn van de oppositie en dat 32 van de 37 getuigen zouden spreken over een helikopter boven het dorp ten tijde van de aanval? Kunt u de uitspraak bevestigen van de Amerikaanse VN-ambassadeur Samantha Power dat alleen het regime gebruik maakt van helikopters?2
Reeds in zijn tweede rapport van 10 september kwam de FFM op basis van getuigenissen en beschikbare informatie, deels uit open bronnen, tot de conclusie dat er sprake is van «... a compelling confirmation that a toxic chemical was used as a weapon, systematically and repeatedly, in the villages of Talmenes, Al Tamanah and Kafr Zeta in northern Syria». Tevens concludeerde de FFM «[...] with a high degree of confidence that chlorine, either pure or in mixture, is the toxic chemical in question».
Het derde rapport bevat geen nieuwe conclusies, maar is een aanvulling op het tweede rapport en geeft gedetailleerde informatie over de toegepaste onderzoeksmethodologie en de gebruikte bronnen.
Ook de EU heeft er in enkele gemeenschappelijke verklaringen in OPCW-verband op gewezen dat alleen het Syrische regime de beschikking heeft over helikopters.
Ziet u deze informatie als bewijs dat het Syrische regime verantwoordelijk is voor de chloorgas aanval?
Onderzoek naar de schuldvraag maakte geen onderdeel uit van het mandaat van de FFM. Het klaarblijkelijke gebruik van helikopters bij de aanvallen is een sterke aanwijzing dat het Syrische regime daarvoor verantwoordelijk is. Er is echter geen sprake van hard bewijs.
Bent u het met de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk eens dat het gebruik van chloorbommen, naast in de OPCW, ook besproken dient te worden in de VN-Veiligheidsraad?
Het gebruik van chloorgas als wapen is, behalve een schending van het Chemische Wapensverdrag, tevens een schending van Veiligheidsraad-resolutie 2118 en zou derhalve ook besproken dienen te worden in de VN-Veiligheidsraad. Een formele agendering in de VN-Veiligheidsraad is echter onwaarschijnlijk gezien de opstelling van de Russische Federatie. Wel heeft een achttal leden van de VN-Veiligheidsraad het OPCW-rapport met een brief aan de VN-Veiligheidsraad gestuurd, om het op deze wijze onder de aandacht van de overige leden van de VN-Veiligheidsraad te brengen.
Klopt het dat chloorgas niet behoort tot de chemische wapens die het Syrische regime moest aangeven en vernietigen na een sarin-gasaanval op 21 augustus 2013 in Ghouta?
Ja. Chloor is als zodanig geen verboden stof en hoefde derhalve niet door Syrie te worden aangegeven. De inzet van chloorgas (of welke toxische chemische stof ook) als wapen is wel verboden onder het Chemische Wapensverdrag.
Bent u van mening dat het gebruik van chloorbommen veroordeeld kan worden op basis van de VN-Resolutie 2118 uit 2013 die bepaalt dat het gebruik van chemische wapens een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormt?
Zie antwoord op vraag 6.
De smokkel van wapens en munitie naar ISIS en Al Nusra, via Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Analytical Support and Sanctions Monitoring Team van het door de Veiligheidsraad ingestelde comité inzake Al Qaida en aanverwante organisaties?1
Ja.
Acht u het monitoringsteam van acht experts, dat dit rapport heeft opgesteld, daarbij ondersteund door de professionele staf van de Verenigde Naties, onafhankelijk en gezaghebbend?
Ja.
Acht u het rapport, dat tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met relevante VN-lidstaten, alsmede op basis van onafhankelijk onderzoek en consultaties met de private sector en NGO’s en discussies met relevante VN-actoren, inclusief de operationele missies in het Midden-Oosten, gedegen, betrouwbaar en onafhankelijk?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding van het monitoringsteam dat de meeste wapens en munitie in handen van ISIS en Al Nusra óf veroverd zijn op het Iraakse en Syrische leger, óf gesmokkeld zijn naar ISIS en Al Nusra, «voornamelijk via routes die lopen door Turkije»?
Het verkrijgen van wapens, op welke manier dan ook, is een van de belangrijkste aandachtspunten van alle strijdgroepen in Syrië en Irak. Verreweg de meeste wapens – en zeker de zwaardere wapensystemen – die de strijdgroepen, dus ook ISIS en Al Nusra, bezitten, zijn buitgemaakt op tegenstanders of verkregen door het plunderen van Syrische (en in geval van ISIS ook Iraakse) wapenarsenalen. Ook smokkel speelt hierbij een rol. Zie ook de antwoorden op vragen 7, 9 en 10.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze informatie niet alleen door een VN-lidstaat, maar ook de VN-missie in Irak, UNAMI, is aangeleverd?
De bronkeuze van het Analytical Support and Sanctions Monitoring Team is aan het Monitoring Team, niet aan het kabinet. Nederland vindt het in het algemeen een goede zaak dat bevindingen van VN-missies worden meegenomen bij monitoring van sancties.
Acht u het oordeel van UNAMI in deze betrouwbaar en onafhankelijk?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de smokkel van wapens en munitie via het grondgebied van NAVO-lidstaat Turkije naar terroristische organisaties zeer verontrustend is en dat Turkije hiertegen moet optreden?
Zoals al vaker is aangegeven, is de grens tussen Turkije en Syrië niet alleen lang (meer dan 800 km), maar loopt deze ook door deels onherbergzaam gebied. Ondanks inspanningen van de Turkse autoriteiten kan smokkel nooit geheel worden voorkomen.
In hoeverre is het bombarderen van ISIS «dweilen met de kraan open» als wapens, munitie en jihadisten Syrië en Irak binnen blijven stromen?
ISIS heeft door de luchtoperaties en door grondoptreden van de internationale anti-ISIS coalitie vele honderden (pantser)voertuigen en tanks verloren. Schattingen over het aantal gedode ISIS-strijders variëren maar zijn substantieel. Juist omdat ISIS op verschillende manieren aan wapens komt is het van belang dat de internationale anti-ISIS coalitie ook militair optreedt.
Bent u bereid Turkije om uitleg te vragen en aan te dringen op snel en daadkrachtig optreden tegen de smokkel?
In gesprekken met de Turkse overheid is herhaaldelijk de verzekering gegeven dat Turkije zo goed mogelijk smokkel tegen gaat.
Bent u bereid bij het monitoringsteam en UNAMI navraag te doen naar de smokkel van wapens en munitie via Turkije? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat u Turkije tijdens uw bezoek van 6 en 7 januari jl. geprezen heeft voor zijn rol in de strijd tegen het internationale terrorisme? Zo ja, waar was dit «bewuste compliment» op gebaseerd?2
Turkije heeft belangrijke redenen om terrorisme te bestrijden: het land is veelvuldig het doelwit geweest van aanslagen. In het verleden trof Al Qaida in Istanbul 2 synagoges, de HSBC bank en het Britse consulaat waarbij 57 doden (onder wie de Britse consul) en meer dan 700 gewonden vielen. Bovendien kampt Turkije met de dreiging van ISIS, de Turkse Hezbollah, DHKP/C en PKK. Omdat Turkije grenst aan het instabiele Irak en Syrië is de kans op aanslagen groot, getuige de aanslagen in de grensplaats Reyhanli in april 2014, en recent in Istanbul.
Turkije steunt daarom de wereldwijde aanpak van terrorisme. Turkije is samen met de VS co-voorzitter van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Op 23 september zaten en marge van de Algemene Vergadering van de VN, de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavusoğlu en VS Secretary of State Kerry de 5de ministeriële bijeenkomst van het GCTF voor. Turkije ondersteunt actief VNVR-resoluties 2170 en 2178 die ISIS, Al Qaida, en het Jahbat al Nusra Front veroordelen en oproepen tot hun bestrijding. Daarmee speelt Turkije een constructieve rol in de bestrijding van terrorisme, die ik heb verwelkomd. Tevens heb ik de Turkse collega’s opgeroepen om de strijd tegen het terrorisme voort te zetten.
Tot slot heb ik Turkije geprezen voor zijn opvang van intussen rond 1,6 miljoen vluchtelingen (overwegend Syriërs). Dit is een inspanning van formaat, waarvoor Turkije te weinig erkenning krijgt.
Blijft u ondanks alle berichtgeving en beschuldigingen ook met deze verontrustende bevindingen volhouden niet over aanwijzingen te beschikken over de mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak? Zo ja, waarom blijft u vasthouden aan deze «struisvogelpolitiek»?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië in Irak. Het kabinet is in dit verband ook bekend met de van het Kamerlid Omtzigt (CDA) recentelijk ontvangen documenten waaruit zou blijken dat er Turkse trucks begin vorig jaar met wapens naar Syrië zijn gereden.
Uit de genoemde documenten kan echter geen conclusie worden getrokken ten aanzien van de eindbestemming van de wapens. Daarnaast kan het kabinet niet bevestigen dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties. In dit verband dient te worden opgemerkt dat Turkije ISIS en Jabhat al Nusra op de nationale lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst. De rol van Turkije bij het conflict is regelmatig onderwerp van gesprek in onze bilaterale en internationale contacten.
Het bericht dat het vonnis van de Saoedische blogger Raif Badawi uitgevoerd zal gaan worden |
|
Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht van Amnesty International dat de Saoedische blogger Raif Badawi vanaf 9 januari a.s. zweepslagen zal ontvangen?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over deze zaak van 30 september 2014?2
Ja.
Welke resultaten hebben de stappen die genomen zijn in EU-verband opgeleverd?
In EU-verband is de zaak tegen Badawi meermalen aangekaart bij de Saoedische autoriteiten. Helaas heeft dit tot nog toe niet geresulteerd in herziening van het vonnis.
Bent u bereid een spoedige EU-demarche te bepleiten?
Deze zaak staat nadrukkelijk op de EU-agenda. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben de uitvoer van de lijfstraffen in EU-verband aangekaart. In een verklaring heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini de uitvoer van lijfstraffen als onacceptabel bestempeld en aangegeven dat het ingaat tegen menselijke waardigheid. De HV heeft Saoedi-Arabië opgeroepen om een einde te maken aan de lijfstraf tegen Badawi.
Kunt u aangeven in hoeverre de oproep van de EU aan Saoedi-Arabië om in dialoog te blijven over mensenrechten en over individuele gevallen resultaat heeft opgeleverd?
Er zijn regelmatig contacten tussen de EU en Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten. Het feit dat er regelmatig contacten plaatsvinden is een resultaat op zich. Desalniettemin streeft Nederland ernaar om deze contacten tussen de EU en Saoedi-Arabië verder te intensiveren.
Bent u bereid, nu blijkt dat de inspanning in EU-verband om uitvoering van het vonnis te voorkomen niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, direct de Saoedische autoriteiten aan te spreken op deze specifieke zaak en op de repressieve maatregelen tegen mensenrechtenverdedigers in het algemeen?
Nederland zal zich zowel bilateraal als in EU-verband actief blijven inzetten om de situatie van mensenrechtenverdedigers in Saoedi-Arabië te verbeteren. Bij ieder individueel geval vindt zorgvuldige besluitvorming plaats over de meest effectieve aanpak. Het Nederlandse kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de lijfstraf tegen Badawi en veroordeelt dit soort inhumane straffen. Ook heeft Nederland Saoedi-Arabië opgeroepen om de lijfstraf tegen Badawi niet uit te voeren. Hierover is diplomatiek contact met Saoedi-Arabië geweest. Onlangs werd duidelijk dat de zaak van Badawi naar het hooggerechtshof zou zijn terugverwezen.
Bent u bereid om een ultieme poging te wagen om uitvoering van dit vonnis te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u, gezien de urgentie van de uitvoering van dit vonnis, bereid om op zeer korte termijn de beantwoording van deze vragen naar de Kamer te sturen?
Gezien de snel opvolgende actuele ontwikkelingen rond de zaak Badawi is het niet mogelijk gebleken de beantwoording op zeer kort termijn naar de kamer te sturen.
Een mogelijke uittreding van Griekenland uit de Eurozone |
|
Carola Schouten (CU) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het bericht: «Bundesregierung hält Ausscheiden Griechenlands aus dem Euro für verkraftbar»?1
Ja.
Deelt u de mening van Bondskanselier Merkel dat een uittreding van Griekenland uit de euro overkomelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er is een sterk politiek commitment in Europa en de eurozone om de eurozone in tact te houden. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is daarom niet aan de orde.
Wel is de situatie in de eurozone inmiddels totaal anders dan een aantal jaar geleden. Er zijn allerlei maatregelen genomen om de eurozone op verschillende gebieden verder te versterken om toekomstige crises te voorkomen, zoals de herziening van het Stabiliteits- en groeipact, de oprichting van het ESM en de bankenunie.
Deelt het kabinet de opvatting dat er een moment kan zijn dat het zowel in het belang van Griekenland als in het belang van de eurozone als geheel is, dat uittreding van Griekenland de betere optie is?
Griekenland heeft de afgelopen jaren veel maatregelen genomen in de financiële sector, op structureel gebied en op budgettair terrein. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de Griekse economie weer op een houdbaar pad te brengen. Een uittreding uit de eurozone lost niet de uitdagingen waar Griekenland de komende jaren nog mee te maken heeft op. Ook bij een uittreding zal Griekenland nog steeds maatregelen op bovengenoemde terreinen moeten nemen om meer concurrerend te worden en het groeipotentieel te verbeteren. Het verdere herstel van Griekenland zal nog meer tijd in beslag nemen en dat kan mijn inziens het beste in de Eurozone.
Mochten de Grieken niet meer aan de hervormingsagenda van de trojka willen voldoen, vindt het kabinet het dan nog steeds wenselijk dat Griekenland in de Eurozone blijft?
Hoofddoel van het kabinet, maar ook van de Eurogroep, was en blijft om de eurozone bij elkaar te houden. Ook de leiders van de grootste Griekse politieke partijen hebben aangegeven binnen de eurozone te willen blijven. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is daarom niet aan de orde.
Heeft het kabinet een scenario klaarliggen waarin Griekenland uit de Eurozone zal treden? Zo ja, kan het parlement inzage krijgen in dit scenario?
De inzet is altijd geweest om Griekenland in de eurozone te houden. Speculeren over een uittreding van Griekenland uit de eurozone en de gevolgen daarvan is niet aan de orde. In de loop van het programma is telkens met alle denkbare ontwikkelingen rekening gehouden. Een scenario «Griekenland uit de eurozone» is niet beschikbaar.
Het bericht ‘Israël draait de geldkraan dicht’ |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Israël draait de geldkraan dicht»?1
Ja
Is het waar dat de Israëlische premier Netanyahu de doorbetaling van belastinggeld aan de Palestijnen heeft stopgezet als strafmaatregel voor de Palestijnse aanvraag van het lidmaatschap van het Internationale Strafhof? Indien ja, wat is de relatie tussen beide zaken?
Als reactie op de Palestijnse aanvraag tot toetreding tot het Statuut van Rome en het indienen van een verklaring op basis van artikel 12(3) van het Statuut, waarmee de Palestijnse Autoriteit de rechtsmacht van het Strafhof aanvaardt over misdrijven gepleegd op het Palestijnse grondgebied sinds 13 juni 2014, heeft de Israëlische regering op 2 januari jl. de overdracht van BTW- en douane-opbrengsten naar de PA voor december 2014 ingehouden (ruim 100 miljoen euro). Het betreft een opschorting en de maatregel is daarom omkeerbaar.
Is het waar dat Israël maandelijks 100 miljoen euro namens het Palestijnse bestuur int en dat door deze maatregel het Palestijnse bestuur zonder inkomsten komt te zitten?
Op grond van het Protocol on Economic Relations (Paris Protocol) tussen Israël en de PLO uit 1994, dat naderhand werd ingevoegd in de Oslo II Akkoorden, int Israël namens het Palestijnse bestuur belasting op buitenlandse invoer en op Israëlische goederen en diensten die bestemd zijn voor de Palestijnse Gebieden. Deze door Israël geïnde belastingen vormen omstreeks de helft van de totale inkomsten van de Palestijnse Autoriteit.
Is er een juridische legitimatie voor het niet doorbetalen van belastinggeld door Israël aan het Palestijnse bestuur? Indien ja, welke?
De Palestijnse toetreding tot het Statuut van Rome wordt door de Israëlische regering gezien als een unilaterale stap in strijd met de Oslo Akkoorden. Het meent daarom de eveneens op die Akkoorden gebaseerde afspraken (Paris Protocol) over betaling van belastingopbrengsten te kunnen opschorten. Of hiervoor in juridische zin grond bestaat is in eerste instantie aan partijen bij die Akkoorden zelf om vast te stellen. In het licht van het belang van een goed functionerende Palestijnse Autoriteit en aangezien het Palestijnse inkomsten betreft, dringt het kabinet bij Israël aan op hervatting van deze betalingen.
Indien er geen juridische legitimatie is voor het niet doorbetalen van belastinggeld aan het Palestijnse bestuur, is deze strafmaatregel dan op te vatten als een «collectieve straf», zoals verboden in de Conventie van Genève, en moet dit dus worden opgevat als een oorlogsmisdaad?
Zie antwoord vraag 4.
Wat betekent het onthouden van belastinggeld aan het Palestijnse bestuur voor de instandhouding van primaire levensvoorzieningen in de Palestijnse gebieden?
De opschorting van de betaling leidt ertoe dat de PA de betalingsverplichtingen, waaronder salarissen aan ambtenaren inclusief veiligheidspersoneel, niet volledig kan nakomen. Dit kan economische, sociale en veiligheidsgevolgen hebben. De ernst daarvan zal afhangen van de duur van de opschorting. Dankzij een lening door banken, gebruikmaking van andere eigen inkomsten en een betaling door Arabische landen heeft de Palestijnse Autoriteit 60% van de ambtenarensalarissen over december 2014 kunnen uitbetalen. Dit is een tijdelijke en gedeeltelijke oplossing. President Abbas hoopt een deel van het gat te kunnen dichten door aanspraak te blijven maken op de binnen de Arabische Liga gemaakte afspraken over een financieel vangnet ingeval Palestijnse stappen zouden leiden tot stopzetting van betalingen. Extra betaling door Arabische landen ten behoeve van dit vangnet is echter onzeker en indien deze plaatsvindt, lijkt het onvoldoende om het hele gat te dichten.
Bent u bereid rechtstreeks bij uw Israëlische collega te bepleiten dat doorbetaling van belastinggeld aan het Palestijnse bestuur onmiddellijk wordt hervat? Indien neen, waarom niet?
De Nederlandse Ambassadeur in Tel Aviv heeft namens het kabinet op hoog politiek en beleidsmatig niveau herhaaldelijk deze kwestie aangekaart bij de Israëlische autoriteiten en opgeroepen om de betaling van belastingopbrengsten aan de Palestijnse Autoriteit te hervatten.
Bent u bereid deze kwestie in de EU aan de orde te stellen en te bevorderen dat er een Europese veroordeling komt van dit Israëlische handelen? Indien nee, waarom niet?
De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid heeft beide partijen in een verklaring op 6 januari jl. opgeroepen om zich te onthouden van acties die de hervatting van onderhandelingen bemoeilijken. De Hoge Vertegenwoordiger benadrukte in de verklaring dat het besluit van de Israëlische regering tot opschorting van de betaling van belastingopbrengsten aan de Palestijnse Autoriteit indruist tegen de verplichtingen van Israël onder het Paris Protocol.
Deelt u de opvatting dat de Palestijnse aanvraag van het lidmaatschap van het Internationale Strafhof moet worden verwelkomd aangezien een verdere verbreding van de rechtsmacht van dit belangrijke instituut wenselijk is? Indien nee, waarom niet?
Het kabinet heeft kennis genomen van de Palestijnse stap partij te worden bij het Statuut van Rome. Als gastland en verdragspartij acht Nederland het verdere proces een zaak van het Internationale Strafhof. Hoewel Nederland de Palestijnse staat niet heeft erkend, is het positief dat partijen zich gebonden achten aan het internationale recht. Nederland zet zich in voor universaliteit van het Statuut van Rome. Uiteindelijk kan evenwel alleen een politieke oplossing het Israëlisch-Palestijns conflict beëindigen.
Deelt u de opvatting dat ook Israël moet worden aangemoedigd zich aan te sluiten bij het Internationale Strafhof en bent u bereid hiervoor te pleiten bij uw Israëlische ambtsgenoot? Indien nee, waarom niet?
Het kabinet is voorstander van universaliteit van het Strafhof en pleit hiervoor bij landen die nog geen partij zijn.
Het aantal neergeschoten helikopters en vliegtuigen boven Oost-Oekraïne voorafgaand aan de ramp van 17 juli 2014 |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich deze vraag die tijdens het Algemeen overleg over de stand van zaken met betrekking tot MH-17 op 13 november 2014 werd gesteld: «Kan de Minister het precieze aantal vliegtuigen en helikopters bevestigen dat voorafgaand aan 17 juli in het Oost-Oekraïense luchtruim uit de lucht is geschoten? Ook wil ik weten wat daarover op 17 juli bij het kabinet bekend was»?
Ja.
Herinnert u zich de toezegging van de Minister van Veiligheid en Justitie in beantwoording van deze vraag, namelijk dat hij bereid is deze informatie te geven in de update die het kabinet nog stuurt?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich de vraag in voornoemd algemeen overleg: «Ik wil de vraag graag preciseren. Het is niet alleen de vraag waarom Malaysia Airlines daaroverheen vloog, maar het is ook de vraag welke Nederlandse instanties het gebied gemonitord hebben»?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich deze Kamervraag: «Kunt u de toegezegde lijst met neergeschoten vliegtuigen en helikopters in Oost-Oekraïne zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?» 1
Zie antwoord vraag 1.
Waarom staat deze informatie niet in de update van 18 december 2014, waarin het kabinet ingaat op het feitelijk aantal neergeschoten helikopters en vliegtuigen in de periode van 15 april tot 17 juli, maar niet op het bij het kabinet bekende aantal?
Zoals in de Kamerbrief Stand van zaken MH17 van 18 december is gesteld, zijn in de periode van 15 april tot 17 juli 2014 mogelijk elf vliegtuigen en acht helikopters boven Oost-Oekraïne neergekomen. Zowel het aantal als ook de oorzaken zijn onduidelijk en niet gevalideerd. Veel gegevens waren publiek bekend, door verschillende media en Oekraïne naar buiten gebracht, maar omdat onze inlichtingendiensten deze informatie niet hebben kunnen verifiëren, is een gespecificeerde en gevalideerde lijst niet te overleggen.
Dàt er militaire vliegtuigen boven Oost-Oekraïne werden neergeschoten, was algemeen bekend. Daar is door verschillende media over bericht, waarbij de informatie over de aantallen en vlieghoogtes soms tegenstrijdig was.
Kunt u de precieze lijst met neergeschoten vliegtuigen en helicopters in Oost-Oekraïne geven voor de periode januari 2014 tot en met 17 juli 2014? Kunt u daarbij ingaan op de plaats, het toesteltype, de vlieghoogte en de meest waarschijnlijke oorzaak?
Zie antwoord vraag 5.
Welk aantal neergeschoten helikopters en vliegtuigen boven Oost-Oekraïne in de periode voorafgaand aan de ramp van 17 juli 2014 was bij het kabinet bekend?
Zie antwoord vraag 5.
Welke instanties en diensten onder verantwoordelijkheid van welke bewindspersonen beschikten in de periode januari 2014 tot en met17 juli 2014 over welke informatie aangaande de veiligheid van het luchtruim boven Oost-Oekraïne, waaronder het neerhalen van de Antonov?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoekt de besluitvorming rondom het bepalen van vliegroutes. In dat kader bevraagt de OVV partijen die betrokken zijn bij de veiligheid van de burgerluchtvaart. Voor wat betreft de vraag welke informatie mogelijk beschikbaar was bij de I&V-diensten, zal de OVV hierbij worden bijgestaan door de CTIVD.
U bent daarover separaat geïnformeerd in de brief van de CTIVD aan uw Kamer van 22 december 2014 (kenmerk 2014/0224).
Heeft over de veiligheid van het luchtruim boven oost-Oekraïne (ambtelijk) overleg plaats gevonden voorafgaand aan 17 juli? Tot welke conclusies en aanbevelingen heeft dit geleid?
Er vond met enige regelmaat overleg plaats over de politieke en veiligheidssituatie in het algemeen in Oekraïne en daarover is gerapporteerd aan de Nederlandse bewindspersonen. Er is geen specifiek overleg geweest over de veiligheid van het luchtruim boven Oost-Oekraïne. Uit de informatie die op dat moment bekend was bij het kabinet, is niet geconcludeerd dat extra maatregelen moesten worden getroffen. De Oekraïense autoriteiten hadden het luchtruim boven de 32.000 ft (9,753 kilometer) als veilig verklaard. De MH17 vloog boven die hoogte. Relevante veiligheidsinformatie over vluchtzones wordt door de NCTV gedeeld met de luchtvaartmaatschappijen. Voor zover luchtvaartmaatschappijen niet over Oost-Oekraïne vlogen, betrof dat besluitvorming van enkele maanden eerder die verband hield met de onduidelijke situatie in de Krim.
Wanneer en op welke wijze zijn bewindspersonen op de hoogte gebracht van de veiligheidsproblematiek van het luchtruim boven oost-Oekraïne door onder hen ressorterende diensten en instellingen?
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat een Nederlandse diplomaat op 14 juli door de Oekraïense regering geïnformeerd is over de Antonov die is neergeschoten op die dag?2
Op 14 juli 2014 vond een briefing plaats bij de Presidentiële Administratie van Oekraïne over het conflict in Oost-Oekraïne. Deze briefing was de derde in een serie van destijds reguliere tweewekelijkse briefings aan een breed gezelschap van diplomaten van bevriende landen. Een Nederlandse diplomaat was hierbij ook aanwezig. Omdat de briefing vlak voor de Europese Raad van 16 juli was georganiseerd, drongen de zegspersonen van de Oekraïense regering vooral aan op stevige stellingname van de internationale gemeenschap tegen Russische inmenging in het conflict. Dat was de hoofdboodschap van deze briefing.
Daarnaast werd het algemene veiligheidsbeeld in Oost-Oekraïne besproken. Het neerhalen van een Oekraïens militaire vliegtuig eerder die dag werd door de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken genoemd als een voorbeeld van de toenemende escalatie van het conflict en de rol van Rusland daarin. De Nederlandse ambassade heeft op 14 juli over deze bijeenkomst gerapporteerd via de gebruikelijke interdepartementale kanalen. Deze rapportages zijn beschikbaar gesteld aan de OVV voor het nationale onderzoek naar de veiligheid van de vluchtroutes.
Het neerhalen van dit vliegtuig, een Antonov AN-26, was op dat moment al publiekelijk bekend. Ook de media berichtten hierover op 14 juli. Zo bracht de BBC op 14 juli het nieuws dat de Antonov 26 op een hoogte van 6,5 kilometer was neergeschoten.
Op 15 juli, daags na de briefing, publiceerde de Oekraïense presidentiële administratie een persbericht waarin het plaatsvinden en de strekking van de briefing publiek bekend werd gesteld.
Kunt u aangeven wie bij dat gesprek aanwezig waren en waar dat gesprek gehouden is, inclusief diplomaten van andere landen?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u het verslag van dat gesprek zoals dat is opgemaakt en naar Den Haag gestuurd is, aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 11.
Wie heeft het verslag van dat gesprek wanneer ontvangen en welke acties zijn overwogen naar aanleiding van dat verslag?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u alle correspondentie en de daaruit voortvloeiende maatregelen die binnen de Nederlandse overheid hebben plaatsgevonden over het neerhalen van de Antonov op 14 juli inzichtelijk maken?
Zie antwoord vraag 11.
Bij welke gelegenheden in 2014 hebben de autoriteiten van Oekraïne informatie verschaft over de veiligheid van hun luchtruim aan Nederlandse autoriteiten? Kunt u per gelegenheid meedelen wat er precies verteld is?
Zie antwoord vraag 11.
Is er ooit vanuit de Nederlandse overheid een waarschuwingssignaal naar luchtvaartmaatschappijen gegaan over de veiligheid van het luchtruim in Oekraïne? Zo ja, wanneer en welk signaal?
Nee.
Herinnert u zich uw brief aan de Kamer waarin u het volgende schreef: «De Minister van Veiligheid en Justitie streeft ernaar de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie voor 28 november 2014 een brief te zenden over de mogelijkheden voor vervolging en berechting van eventuele daders, de kansen en bedreigingen daarbij en de mogelijke knelpunten, een en ander in brede zin. De Hoofdofficier van het Landelijke Parket heeft hierin de leiding»?3 Wanneer kan de Kamer deze informatie tegemoet zien?
Over de mogelijkheden voor vervolging en berechting van verdachten kunnen wij uw Kamer informeren indien het strafrechtelijk onderzoek zich daartegen niet verzet. Zoals ik uw Kamer heb geschreven in mijn brief van 18 december, is het strafrechtelijk onderzoek in volle gang en is het van het grootste belang dat dit in alle rust kan blijven plaatsvinden, zonder dat het OM voor de voeten wordt gelopen. De omvang en complexiteit van het onderzoek brengen met zich, dat wij thans geen datum kan noemen waarop wij uw Kamer informatie kunnen geven over de vervolgings- en berechtingsmogelijkheden.
Zijn de deeltjes in de lichamen van de piloten onderzocht en is onomstotelijk vast komen te staan met welk soort munitie/raket er op MH-17 geschoten is?
Bij een beperkt aantal slachtoffers zijn metalen deeltjes in het lichaam aangetroffen. Deze deeltjes lijken niet overeen te komen met materiaal van het vliegtuig. Ze zouden dus afkomstig kunnen zijn van een projectiel waarmee de MH17 is getroffen. Het onderzoek dat nodig is om meer duidelijkheid te verkrijgen, loopt nog.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Asbest in onderzeeboten |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van Brandpunt Reporter over slachtoffers van asbest bij de Koninklijke Marine?1
In de uitzending van Brandpunt Reporter is het leed van asbestslachtoffers duidelijk in beeld gebracht. Defensie blijft zich dan ook inspannen om asbestbesmetting van medewerkers te voorkomen.
Tevens belicht de uitzending een asbestincident dat tijdens het groot onderhoud van Zr. Ms. Zeeleeuw eind 2013 heeft plaatsgevonden. In mijn brief van 19 december jl. (Kamerstuk 25 834, nr. 90) heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd. De suggestie die in de uitzending wordt gewekt, dat bemanningsleden van de onderzeeboot ook varend zijn blootgesteld aan asbest, deel ik niet (zie het antwoord op vraag 4).
Klopt het dat u geen registratie heeft van Defensiepersoneel dat met asbest heeft gewerkt? Hoe is dat mogelijk, aangezien het wettelijk verplicht is?
Werkzaamheden waarbij mogelijke blootstelling aan asbest boven de wettelijke grenswaarde wordt voorzien, zoals asbestsanering, besteedt Defensie uit aan gecertificeerde externe bedrijven.
Wanneer sprake is van onbedoelde blootstelling van Defensiewerknemers aan asbest, zoals mogelijk bij het onderhoud aan Zr. Ms. Zeeleeuw is gebeurd, stelt Defensie het betrokken personeel direct in de gelegenheid zich te registreren. Deze registratie wordt decentraal vastgelegd in hun personeelsdossier. Hierover hebben mijn ambtsvoorgangers u in het verleden geïnformeerd.2 Tijdens het debat over giftige stoffen op 11 november jl. heb ik u reeds laten weten dat ik ook op centraal niveau inzicht wil. Hieraan wordt thans gewerkt. Ik verwacht u dit najaar nader te kunnen informeren.
Bent u bereid de registratie van Defensiepersoneel, dat met asbest werkt of heeft gewerkt, zo snel mogelijk op orde te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Is personeel van de onderzeeërs – zoals de Zeeleeuw – in aanraking gekomen met asbest? Zo nee, hoe verklaart u de conclusies uit het rapport van M.M.LAB?
Er is geen indicatie dat tijdens het operationeel gebruik van de onderzeeboten personeel in aanraking is gekomen met asbest. Zoals ik in mijn brief van 19 december jl. (Kamerstuk 25 834, nr. 90) heb gemeld, is de veronderstelling dat het asbest in Zr. Ms. Zeeleeuw is vrijgekomen als gevolg van de verdergaande demontage tijdens het levensverlengend onderhoud. Tijdens de vaart zat het asbest opgesloten in de verschillende constructies waardoor blootstelling aan asbest hoogst onwaarschijnlijk is. Deze veronderstelling wordt ondersteund door een asbestcertificaat uit 1999 waaruit blijkt dat de luchtkanalen asbestvrij waren. Daarnaast zijn, nadat asbest aan boord van Zr. Ms. Zeeleeuw was aangetroffen, ook de andere drie onderzeeboten aan een asbestonderzoek onderworpen. Zij bleken niet besmet met vrijgekomen asbest.
Defensie heeft in januari 2015 nogmaals gesproken met M.M.LAB over de conclusies in haar rapport. M.M.LAB heeft bevestigd dat haar conclusies uitsluitend betrekking hebben op de periode van het levensverlengend onderhoud, startend in oktober 2013, nadat de boot uit de vaart is genomen.
Bevindt zich nog altijd asbest in de onderzeeërs van de Koninklijke Marine?
Ja, de onderzeeboten van de Koninklijke Marine zijn niet asbestvrij maar wel asbestveilig. Dit betekent dat het personeel geen besmettingsgevaar loopt.
Is de conclusie van de Werkgroep Asbest van de Koninklijke Marine, dat het voorkomt dat asbest niet wordt verwijderd vanwege de hoge kosten, juist?
Er zijn twee mogelijkheden voor het saneren van asbest: verwijdering van het asbesthoudend materiaal of inkapseling ervan.
De veiligheid van het personeel staat voorop. Het uitgangspunt binnen Defensie is dan ook dat het asbest dient te worden verwijderd. Dit is echter niet altijd mogelijk of vereist operationeel ingrijpende, langdurige en daarmee vaak kostbare onderhoudsinspanningen. In dat geval wordt voor inkapseling gekozen, wetend dat hiermee wordt voorkomen dat personeel aan asbest wordt blootgesteld.
Is het waar dat u nooit contact opnam met de heer Blans nadat kanker bij hem was geconstateerd?
De heer Blans heeft Defensie in februari 2014 aansprakelijk gesteld nadat bij hem asbestkanker was geconstateerd. Deze claim is in juni 2014 toegewezen na behandeling door het Instituut Asbestslachtoffers. Het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening heeft als gevolg van deze aansprakelijkstelling schriftelijk contact gehad met de heer Blans in deze periode.
Een vertegenwoordiger van de marine heeft in december 2014 en in januari 2015 persoonlijk contact gehad met de heer Blans. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt over de begeleiding en ondersteuning voor hem en zijn familie.
Is het waar dat Defensiepersoneel nog altijd wordt blootgesteld aan asbest? Hoe rijmt u dat met beloftes van uw voorganger(s) om hier een eind aan te maken?
Naar aanleiding van het verbod op de toepassing van asbest en de aanscherping van de wet- en regelgeving zijn al veel asbesthoudende (on)roerende zaken gesaneerd. Niettemin moet nog steeds rekening worden gehouden met de aanwezigheid van asbest, maar dat geldt niet alleen binnen Defensie.3 Het normaal gebruik van oude asbesthoudende producten is volgens het Productenbesluit asbest, dat sinds 2005 geldt, uitgezonderd van het asbestverbod.
Waar dat mogelijk is, wordt aangetroffen asbest verwijderd door een gecertificeerd extern bedrijf. Indien verwijdering niet mogelijk is of zeer ingrijpende werkzaamheden vereist zijn, wordt volstaan met het asbestveilig maken. De verwijdering van dit asbest wordt dan uitgesteld tot het moment van grootschalig onderhoud/renovatie of sloop/afstoting van (on)roerende goederen.
De hierboven beschreven werkwijze is in lijn met wat mijn voorgangers in het verleden hierover aan uw Kamer hebben gemeld.4
Gaat u een eind maken aan het gebruik van asbest bij Defensie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De doodstraf op importeren van de bijbel in Saudi-Arabië |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Saoedi-Arabië een wet zou hebben aangenomen waaronder het importeren van onder meer de bijbel met de doodstraf kan worden bestraft?1 Hoe beoordeelt u dit bericht?
Heeft u kunnen verifiëren of dit bericht waar is en zo ja, wat de exacte strekking van deze wet is?
Heeft u hierover opheldering gevraagd aan de Saoedische ambassadeur in Nederland? Zo ja, hoe reageerde deze?
Wat kunnen de consequenties van deze wet zijn voor zowel christenen die naar dit land reizen als voor christenen die woonachtig zijn in Saoedi-Arabië?
Welke trend op het gebied van geloofsvrijheid valt te constateren in Saoedi-Arabië? Is hier sprake van een nog verdere insnoering?
Er is geen volledige geloofsvrijheid in Saoedi-Arabië. Beleving in privékring van andere religies dan de Islam wordt getolereerd. Actief uitdragen van andere religies is verboden. Van verdere insnoering van geloofsvrijheid is echter geen sprake.
Bent u bereid – zo veel mogelijk in internationaal verband – de Saoedische autoriteiten indringend aan te spreken op deze kwalijke wetgeving en de buitengewoon zorgelijke situatie rond geloofsvrijheid in dit land in het algemeen? Zo ja, hoe en wanneer kunt u dit doen?
Aangezien er geen sprake lijkt te zijn van nieuwe wetgeving zie ik geen aanleiding om Saoedi-Arabië hierop aan te spreken. Meer in het algemeen wordt zowel in EU-verband als in het kader van bilaterale contacten, zoals de bezoeken van de Mensenrechtenambassadeur, het thema geloofsvrijheid actief onder de aandacht gebracht van de Saoedische autoriteiten.
Welke consequenties zou de internationale gemeenschap moeten verbinden aan de contacten met Saoedi-Arabië indien dergelijke wetgeving overeind blijft?
Zie antwoord vraag 6.
De Europese naheffing die op 30 december betaald gaat worden |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u voor de NOS-camera op 24 oktober 2014 gezegd heeft: «Blijkbaar is er een tabel op internet gezet, zonder dat er van tevoren iets over is gemeld aan de lidstaten. Dus ook in die zin zijn we verrast»?
Klopt het dat uit de documenten die zijn openbaar gemaakt n.a.v. het WOB-verzoek over de afdracht aan de EU, gepubliceerd op 19 december 20141, kan worden geconcludeerd dat u al op 17 oktober 2014 's-avonds een keer of twintig heen en weer mailde met uw ambtenaren over de heffing, maar dat die mails geheim zijn?
Ik heb u bij brief van 28 oktober 2014 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 79) en met de beantwoording van de aanvullende Kamervragen over de gevolgen van de macro-economische revisies voor de EU-afdrachten geïnformeerd over de naheffing (Kamerstuk 21 501, nr. 80). Daarin bent u ook geïnformeerd over het moment waarop ik door mijn ambtenaren ben ingelicht over de naheffing, te weten 17 oktober 2014. In de inventarislijst I bij de besluitbrief op het genoemde Wob-verzoek zijn de betreffende e-mails opgenomen. De inhoud en strekking van deze e-mails zijn volledig betrokken bij de informatievoorziening aan uw Kamer via genoemde brief en beantwoording van aanvullende vragen.
Klopt het dat u in uw besluitbrief op het WOB-verzoek van 19 december 2014 aangeeft dat stuk nummer 75, de notitie van de PV Brussel van 17 oktober 2014 aan maar liefst zeven ministeries over onder andere de naheffing, gedeeltelijke openbaarmaking toezegt, terwijl u dat stuk in de bijlagen niet verschaft, omdat dit „het belang van de betrekkingen met andere staten of internationale organisaties schaadt»? Bent u bereid om het stuk (gedeeltelijk) openbaar te maken zoals u in de besluitbrief toezegt?
De Kamer heeft eerder verzocht om stuk 75 en dat is toen geweigerd omdat dit de noodzakelijke vertrouwelijkheid en effectiviteit van het onderhandelingsproces schaadt; deelt u de mening dat dit een andere reden is dan waarom het nu geweigerd is onder de WOB? Deelt u de mening dat er helemaal geen onderhandelingsproces was, omdat volgens de regering deze naheffing alleen afhing van verificatie en dat er niet over onderhandeld kon worden?
Bent u bekend met artikel 68 van de Grondwet dat luidt: „De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.»
Deelt u de mening dat er geen enkel staatsbelang is om dit stuk niet openbaar te maken? Zo nee, kunt u dit dan toelichten?
Heeft u contact gehad met de Europese Commissie om hen te vragen of zij bezwaar heeft tegen het openbaar maken van stuk 75? Zo ja, kunt u dan aangeven met wie en wanneer u contact hebt gehad, en wat daar de uitkomst van was?
Bent u bereid om stuk 75, of tenminste het deel dat gaat over de naheffing daarin, openbaar te maken, aangezien het duidelijk in het belang van de controle op de regering is om de mededelingen over een naheffing van € 642 miljoen netto, € 1,1 miljard euro bruto, in te zien en te kunnen controleren en er geen onderhandelingsbelang was en is, omdat er volgens de regering ook niet over onderhandeld mocht worden?
Herinnert u zich dat u tijdens de algemene financiële beschouwingen in de Eerste Kamer gemeld heeft „Wij hebben de mogelijkheid gekregen om zelf af te wegen wanneer wij gaan betalen. De Commissie heeft wel gevraagd om dit voor 1 december door te geven. Dat zullen wij doen. Het afwegingskader voor het kabinet is de vraag wat het beste in de kas past en wat het beste past wat betreft het saldo-effect en wat betreft het uitgavenkader om het in te passen. De beslissing hierover zullen wij in de ministerraad nemen. Ik zal dit de Kamers daarna uiteraard laten weten».
Ja. Via de Najaarsnota, verzonden op 21 november 2014, en de tweede suppletoire begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 28 november 2014 zijn de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over het moment van betaling van de bruto naheffing.
Wanneer heeft u de Eerste Kamer mondeling of schriftelijk op de hoogte gesteld van de betaaldatum van 30 december?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven met welke Nederlandse autoriteit de Europese Commissies mails gewisseld heeft die in de Eurowob naar boven komen, wat de inhoud daarvan was en hoe die zich verhouden tot de in de WOB vermelde mails (mail van Nederland aan de Commissie op 20/10, 21/10 (twee), 23/10 (twee) en mails van Nederland aan de Commissie (21/10, 22/10 en 23/10)?
Het Wob-verzoek van De Telegraaf richtte zich op communicatie tussen het Ministerie van Financiën en andere actoren, zoals de Europese Commissie. De e-mails uit het Wob-verzoek aan de Europese Commissie betreffen e-mails die ontvangen en verstuurd zijn van en aan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging te Brussel. Hiervan uitgezonderd is de e-mail die op maandag 20 oktober om 14:00 uur vanuit mijn ministerie naar de Europese Commissie is gestuurd en de reactie hierop vanuit de Europese Commissie naar het Ministerie van woensdag 22 oktober 14.55 uur. Deze corresponderen respectievelijk met stuk 96 en 97 op inventarislijst I. Daarbij is per abuis gemeld dat laatste mail was verzonden op 20 oktober in plaats van 22 oktober. De correspondentie van de Europese Commissie met de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en vice versa is steeds doorgezonden naar het Ministerie van Financiën, waardoor de betreffende correspondentie ook onderdeel is van de inventarisatie van stukken op grond van het Wob-verzoek van De Telegraaf. Concreet betreft dit de stukken 234, 235, 293, 423, 424 en 546 uit bijlage 2 bij het besluit naar aanleiding van het Wob-verzoek van De Telegraaf.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse regering en de Europese Commissie over de Nederlandse WOB en/of de Eurowob over de naheffing? Zo ja, kunt u dat dan toelichten?
Er is op ambtelijk niveau aan de Europese Commissie gemeld dat er bij het ministerie een Wob-verzoek was binnengekomen. Ook het Wob-verzoek bij de Europese Commissie is op ambtelijk niveau gemeld. Over de inhoud en de behandeling ervan is verder geen contact geweest.
Bent u bereid om ten minste stuk 75 en alle andere stukken waarvan openbaarmaking apert niet in strijd is met het staatsbelang vóór 29 december 2014 openbaar te maken?
Nee. Zie ook het antwoord op de vragen 3 tot en met 8.
Bent u bereid deze Kamervragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Ja.