Het verkrijgen van panda’s uit China |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat door de jaren heen drie Minister-Presidenten, te weten Wim Kok, Jan Peter Balkenende en Mark Rutte, brieven hebben geschreven aan de Chinese autoriteiten over de huur van pandaberen?1 Zo ja, wat was de strekking van deze brieven? Welke argumenten werden gebruikt richting China om de panda’s naar Nederland te krijgen? Kan de Kamer inzage krijgen alle brieven die vanuit het kabinet inzake de levering van panda’s zijn geschreven? Zo nee, waarom niet?
De komst van de panda’s is onderdeel van een uitgebreid natuurbeschermingsproject waaraan Ouwehands Dierenpark gaat deelnemen. De dierentuin heeft zich de afgelopen 15 jaar ingezet om te kunnen participeren in het Chinese natuurbeschermingsprogramma ter bescherming van de reuzenpanda. In de afgelopen jaren heeft het kabinet op verschillende niveaus en manieren met de Chinese autoriteiten gesproken over bilaterale samenwerking tussen China en Nederland ter bescherming van de reuzenpanda en heeft aangegeven de inzet van Ouwehands Dierenpark richting de Chinese autoriteiten te ondersteunen.
Het uitgebreide natuurbeschermingsproject waaraan Ouwehands Dierenpark gaat deelnemen omvat naast de panda-uitleen ook andere elementen. Hiermee worden onderzoek, fokprogramma’s en programma’s om de reuzenpanda weer terug te brengen in het wild gefinancierd. Ook zal Ouwehands Dierenpark in Nederland onderzoek doen in samenwerking met Wageningen Universiteit. Verder biedt de samenwerking op het gebied van panda’s een goede basis om ook rond andere dierenbeschermingsprogramma’s samen te werken met China. Het biedt de kans om expertise en ervaring uit te wisselen en bij te dragen aan onderzoek, fokprogramma’s en programma’s om de reuzenpanda weer terug te brengen in het wild.
Deelt u de mening dat de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken zich met belangrijkere zaken bezig zouden moeten houden dan met het verkrijgen van pandaberen voor een dierentuin?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ethisch acceptabel dat dieren in het algemeen, en panda’s in het bijzonder, inzet zijn van diplomatieke en economische relaties? Zo ja, waarom vindt u dat?
Dat China deze panda’s uitleent aan Nederland is een reflectie van de bijzondere en brede relaties die Nederland en China met elkaar hebben. Zoals hierboven staat beschreven is de uitleen onderdeel van een breder programma dat zich richt op bescherming van de reuzenpanda.
Vindt u het maatschappelijk en ethisch acceptabel om, door het accepteren van de panda’s, ja te zeggen tegen een innigere handelsrelatie met een land dat op grote schaal mensen- en dierenrechten schendt? Zo ja, hoe rechtvaardigt u een nauwere handelsrelatie met China? Zo nee, bent u bereid af te zien van het «pandageschenk»?
Economische diplomatie en aandacht voor mensenrechten zijn geen gescheiden trajecten. Rechtszekerheid, respect voor de rechtsstaat en mensenrechten maken een land economisch aantrekkelijker en sterker. Nederland zal ook daarom in de toekomst de dialoog met China blijven aangaan over deze onderwerpen.
Kunt u uiteenzetten hoe de aantasting van het welzijn van deze pandaberen, vanwege het langdurige transport en verandering van leefomgeving, zich verhoudt tot het doel van het Ouwehands Dierenpark om met de panda’s extra publiek te trekken?
Het vervoer van de pandaberen zal geschieden conform de normen van de internationale luchtvaartorganisatie IATA en de eisen die hiervoor in het kader van CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora) worden gesteld. Er is de Chinese overheid en de ontvangende dierentuin alles aan gelegen om het vervoer vanuit het fokcentrum in China naar de Nederlandse dierentuin zo goed mogelijk te laten verlopen, zonder nadelige gevolgen voor het welzijn van de panda’s. Ouwehands Dierenpark heeft aangegeven deze bijzondere, bedreigde diersoort graag te willen huisvesten en hoopt dat de panda’s voor nageslacht zullen zorgen. Op die wijze kan Ouwehands Dierenpark bijdragen aan het behoud van deze diersoort. Aangezien de panda’s bij het grote publiek een bekende en geliefde diersoort zijn, hoopt de dierentuin op extra bezoekers om daarmee ook de kosten van huisvesting en verzorging van deze panda’s te kunnen bekostigen.
Hoe kunt u garanderen dat de driemaandelijkse cursus over de verzorging van pandaberen voldoende is om borg te dragen voor de intensieve zorg die deze kwetsbare soort nodig heeft?
De Chinese overheid zorgt ervoor dat de kennis, die in het fokcentrum in China is opgedaan met betrekking tot een optimale verzorging, huisvesting en voeding van de pandaberen, wordt overgedragen op de Nederlandse verzorgers. Hiervoor is een overeenkomst gesloten tussen het Chinese fokcentrum en Ouwehands Dierenpark, waarin garanties zijn opgenomen voor het welzijn van de panda’s.
Hoeveel huur wordt jaarlijks voor de pandaberen betaald? Kunt u garanderen dat er geen Nederlands belastinggeld gaat naar de huur voor de panda’s?
De dierentuin draagt de kosten van dit programma.
Is er geld door de Nederlandse overheid in het gehele traject geïnvesteerd in het naar Nederland halen van de panda’s? Zo ja, hoeveel?
De Nederlandse regering heeft de afgelopen jaren op diverse momenten de inzet van Ouwehands Dierenpark richting de Chinese autoriteiten ondersteund. De Nederlandse overheid heeft hier geen geld in geïnvesteerd.
De sociale kloof in de EU |
|
Keklik Yücel (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Sociale kloof in de EU neemt toe»?1 Bent u op de hoogte van het genoemde rapport van de Bertelsmann Stichting?2
Ja en ja.
Wat is uw reactie op het rapport van de Bertelsmann Stichting waaruit blijkt dat de sociale kloof in de EU is toegenomen? Hoe verhouden de uitkomsten van het rapport over werkloosheid en armoede in de EU zich tot de cijfers van de Europese Commissie die hierover officieel beschikbaar zijn? Hoe verhouden de uitkomsten wat betreft Nederland zich tot de officiële Nederlandse cijfers?
Het rapport van de Bertelsmann Stichting laat zien dat Europa nog voor grote uitdagingen staat, ondanks de voorzichtige eerste tekenen van economisch herstel. Het rapport laat ook zien dat hoewel de financieel-economische crisis alle lidstaten geraakt heeft, sommige lidstaten harder getroffen zijn dan anderen. Ook het economisch herstel is niet in alle landen even robuust. De urgentie van de strijd tegen werkloosheid en armoede is groot. Structurele hervormingen in de lidstaten zijn noodzakelijk om de economische groei te bevorderen en de werkgelegenheid te stimuleren. Nederland benadrukt daarom in EU-verband het belang van structurele hervormingen door lidstaten. Armoedebestrijding is bovendien één van de prioriteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Hoewel armoedebestrijding in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf, kunnen lidstaten wel van elkaar leren door kennis en ervaringen uit te wisselen. Tijdens het voorzitterschap zal Nederland zich ervoor inzetten om de uitwisseling van «best practices» op het gebied van armoedebestrijding te bevorderen.
De cijfers over armoede en werkloosheid die in het rapport van de Bertelmann Stichting gebruikt worden, komen van Eurostat. Eurostat is het statistische bureau van de Europese Unie. De Europese Commissie maakt net als de Bertelmann Stichting gebruik van deze Eurostat cijfers. De Nederlandse cijfers worden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeleverd aan Eurostat. De Eurostat cijfers en de officiële Nederlandse cijfers van het CBS zijn dus gelijk aan elkaar.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het rapport dat het aantal EU-burgers tussen de 20 en 24 jaar dat geen werk heeft en ook geen opleiding volgt in 25 van de 28 lidstaten is toegenomen en dat alleen in Duitsland en Zweden het perspectief voor deze leeftijdsgroep verbeterd is? Wat zegt deze uitkomst volgens u over de effectiviteit van de Europese Jeugdgarantie? Moet de effectiviteit van de Jeugdgarantie volgens u vergroot worden? Zo ja, op welke wijze?
Het baart mij zorgen dat – ondanks dat het herstel van de financiële crisis is ingezet – het aantal jongeren in Europa tussen de 20 en 24 jaar dat geen baan heeft of opleiding volgt in de meeste lidstaten niet is verminderd. Dit geldt overigens niet voor de totale doelgroep van de Jeugdgarantie, 15 tot 24-jarigen. Daar is er juist verbetering te constateren voor de EU als geheel en ook voor een meerderheid van de afzonderlijke lidstaten3.
De Jeugdgarantie is medio 2014 van start gegaan met als doel de bestrijding van jeugdwerkloosheid. De eerste activiteiten op het gebied van de Jeugdgarantie in verschillende lidstaten zijn volgens een recente analyse van de Europese Commissie4 bemoedigend. Zo zijn o.a. het instrumentarium en het institutionele raamwerk om jongeren aan een baan te helpen in de Europese lidstaten versterkt. Wel bestaan er verschillen tussen lidstaten in de mate van waarin deze verbeteringen zijn doorgevoerd. Maar het is in mijn ogen nog te vroeg om op basis daarvan (in samenhang met dit rapport) conclusies te trekken over de effectiviteit van dit instrument. Ik kan daarom in dit stadium niet oordelen of en hoe de effectiviteit van de Jeugdgarantie vergroot zou moeten worden.
Hoe brengt Nederland het er vanaf wat betreft armoede en werkloosheid onder jongeren in vergelijking met de andere Europese lidstaten? Welke redenen liggen eraan ten grondslag dat het perspectief voor deze groep de afgelopen periode in Nederland niet verbeterd is? Welke maatregelen voorziet u om armoede onder jongeren terug te dringen en hun kansen op werk en een opleiding te vergroten?
In het tweede kwartaal 2015 lag de jeugdwerkloosheid in Nederland op 11%. Internationaal gezien is dat erg goed. Alleen Oostenrijk, Denemarken en Duitsland hebben iets lagere percentages5. Als we kijken naar de indicator voor risico op armoede en sociale uitsluiting zoals ook gehanteerd in de Europa 2020 strategie, zien we dat Nederland het ook goed doet. Het aantal personen met risico op armoede of sociale uitsluiting in de groep 18–25-jarigen is lager dan het EU gemiddelde, en ook lager dan in landen als Zweden, Denemarken en Noorwegen6.
De jeugdwerkloosheid in Nederland laat weliswaar een voorzichtig herstel zien, maar we zijn er nog niet. Ondanks de aantrekkende economie is een deel van de jongeren onnodig (lang) werkloos. Zij kunnen wel werken, maar hebben ondersteuning nodig voor het vinden van werk. Dat deze jongeren onnodig werkloos blijven kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een verkeerde studiekeuze, matig ontwikkelde werknemersvaardigheden, weinig effectief zoekgedrag, het ontbreken van een startkwalificatie en/of van discriminatie. Met de brief van 31 maart 2015 heb ik aangegeven dat het kabinet daarom ook de komende jaren zich blijft inzetten om de kansen op werk voor jongeren te vergroten. Immers, het onbenut laten van jong talent nu en in de toekomst is sociaal en economisch onwenselijk. Zoals eerder toegezegd ontvangt u voor de begrotingsbehandeling van SZW de nadere uitwerking van de plannen.
De inval van de Turkse politie bij een mediaconcern in Turkije |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de bestorming door de Turkse politie van een mediaconcern in Istanbul?1
Welke precieze informatie heeft u over deze gebeurtenis en wat is uw reactie erop?
Op welke wijze bent u bereid deze gebeurtenis scherp te veroordelen en de Turkse ambassadeur bij u op het matje te roepen?
Deelt u de opvatting dat dit optreden van de Turkse regering een forse schending van de persvrijheid in Turkije oplevert? Zo ja, op welke wijze kunt u in Europees verband aandacht vragen voor de persvrijheid in Turkije en eraan bijdragen dat dit namens de EU richting Turkije geadresseerd wordt?
Deelt u de opvatting dat deze inval tevens een inbreuk op de democratische rechtsorde in Turkije inhoudt, nu deze plaatsvindt vlak voor de parlementsverkiezingen? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhouden zulke inbreuken op de persvrijheid en de democratische rechtsorde zich met de ambities van Turkije om lid te worden van de Europese Unie? Deelt u de mening dat Turkije geen lid kan worden van de EU als dit soort inbreuken op de persvrijheid niet volledig wordt uitgebannen?
Hoe beoordeelt u het gegeven dat een jaar geleden ook al tientallen journalisten werden gearresteerd en er blijkbaar geen enkele veranderde houding in het optreden van de Turkse regering is te bespeuren? Welke instrumenten heeft de EU om hier in het belang van de persvrijheid in Turkije toch vooruitgang op te kunnen stimuleren?2
Het niet verlenen van een ontheffing aan Nederlandse kinderen woonachtig in Duitsland die onderwijs in Nederland willen volgen |
|
Karin Straus (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben, maar woonachtig zijn in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, geen ontheffing van de Duitse leerplicht meer krijgen om in Nederland hun onderwijs te volgen?
Nee, tot dusver was ik hier niet van de op de hoogte.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben en woonachtig zijn in Duitsland, geen ontheffing krijgen om in Nederland onderwijs te volgen?
Ja. Om die reden zijn in 2010 daarover ook afspraken gemaakt met NordRhein-Westfalen (NRW).
Kunt u nader ingaan of, en op welke wijze, de houding van de Duitse deelstaat ingaat tegen de Europese afspraken in het kader van het vrije verkeer van goederen, diensten en personen?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik contact opgenomen met de autoriteiten in NRW én met de school waar de concrete aanleiding tot het stellen van deze vraag speelt.
Rond 10 december heeft de school bericht ontvangen dat de leerplicht van betrokken leerling(en) toch in Nederland kan worden vervuld en dat dus alsnog ontheffing wordt verleend. Niet helder is of dit een incidentele beslissing is, en dat de betrokken decentrale autoriteit van mening blijft dat de leerplicht eigenlijk in Duitsland moet worden vervuld, óf dat het de correctie is van een éénmalig gemaakte onjuiste interpretatie van de geldende afspraken tussen Nederland en NRW.
Ik heb desgevraagd van het Ministerie van Onderwijs van NRW de verzekering gekregen dat er geen sprake is van een wijziging in het beleid. Dat betekent dat een lokale autoriteit mogelijk structureel of éénmalig de regelgeving onjuist interpreteert. Ik zal mijn collega van NRW vragen in overleg te treden met de betrokken lokale autoriteit, om herhaling te voorkomen.
Bent u van mening dat de onderwijskwaliteit in Nederland en Duitsland van hetzelfde niveau is en derhalve een ontheffing van de leerplicht gerechtvaardigd is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Reeds in 2010 zijn afspraken gemaakt over de erkenning van diploma's en de aansluiting van onderwijstypen bij het wisselen van school tussen Nederland en Duitsland. Een ontheffing van de leerplicht vanwege het volgen van onderwijs in Nederland sluit daarbij aan. Zo is een equivalentielijst opgesteld waarin de twee schoolsystemen van primair en voortgezet onderwijs in Nederland en NRW met elkaar worden vergeleken.
In hoeverre acht u het mogelijk dat de Duitse deelstaat geen ontheffing meer verleent in verband met het krimpend aantal scholieren in de regio? Acht u een dergelijke protectionistische handelwijze wenselijk? Zijn u andere motieven bekend waarom deze ontheffingen niet langer verleend worden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u inventariseren of, en zo ja in welke omvang, deze problematiek zich ook bij andere aangrenzende (deel)staten voordoet en kunt u deze informatie zo spoedig mogelijk delen met de Kamer?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Bent u bereid u in te zetten en bij de Duitse autoriteiten kenbaar te maken dat de Nederlandse overheid de huidige situatie onwenselijk acht en dat er van het weigeren van een ontheffing van de leerplicht geen sprake kan zijn wanneer een leerling onderwijs in Nederland wil volgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Kunt u de Kamer voor het kerstreces informeren over de uitkomsten van het overleg met de Duitse autoriteiten?
Het doen van navraag en het uitzoeken van deze specifieke casus heeft helaas meer tijd gevergd. Met de antwoorden die ik uw Kamer nu toezend vertrouw ik erop u voldoende te hebben geïnformeerd.
Het bericht: “Eurozone crosses Rubicon as Portugal’s anti-euro Left banned from power” |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u er kennis van genomen dat de president van Portugal, Anibal Cavaco Silva, volgens de berichtgeving de formatie van een linkse regering in Portugal heeft geblokkeerd, ondanks het feit dat de linkse partijen een overduidelijke verkiezingszege behaald hebben? Wat is daarover uw oordeel?1
Hoe oordeelt u over de volgende uitspraken van Anibal Cavaco Silva: «Dit is het slechtst denkbare moment voor een radicale verandering van onze democratische fundamenten» en «In veertig jaar democratie is geen enkele regering in Portugal ooit eerder afhankelijk geweest van de steun van anti-Europese krachten, dat wil zeggen: krachten die campagne hebben gevoerd om het Verdrag van Lissabon, het Begrotingspact en het Stabiliteits- en Groeipact af te schaffen, de monetaire unie op te heffen en tevens Portugal uit de eurozone te halen, naast de wens om de Navo te ontbinden»?2
Deelt u de mening van de Portugese president dat een linkse coalitie in Portugal «een radicale verandering van onze democratische fundamenten» zou impliceren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het volgens u in overeenstemming met de Europese democratische normen dat een president, die is aangesteld om een regering te formeren, zich op de bovenstaande wijze uitlaat over een verkiezingsuitslag en er bovendien op aandringt dat de conservatieven als minderheid hun beleid zouden moeten doorzetten om Brussel en de financiële markten tevreden te stellen? Zo nee, welke stappen bent u bereid te nemen om er zorg voor te dragen dat het democratische proces in Portugal gewaarborgd wordt?3
Hoe hebben de bezuinigingen in Portugal volgens u uitgepakt voor de bevolking? Deelt u de mening van het IMF dat er geen duurzaam herstel van de economie in Portugal heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar ligt dat volgens u aan?4
Van mei 2011 tot juni 2014 ontving Portugal financiële steun van de EU en het IMF in het kader van een overeengekomen leningenprogramma. Het leningenpakket had een omvang van in totaal 78 miljard euro, waarvan de laatste tranche van 2,6 miljard euro niet is uitgekeerd, omdat Portugal in mei 2014 besloot het programma vroegtijdig te verlaten. In ruil voor dit leningenpakket heeft Portugal ingestemd met een omvangrijk pakket aan beleidsmaatregelen en structurele hervormingen met als doel de economische structuur en financiële situatie van Portugal substantieel te verbeteren en de toegang tot de financiële markten te herstellen. Zoals het geval was in vrijwel alle door de eurocrisis getroffen landen hebben deze bezuinigingsmaatregelen ook effect gehad op de bevolking. De Portugese economie herstelt inmiddels als gevolg van de hervormingen. Over 2014 is de Portugese economie met 0,9% gegroeid en over 2015 wordt een reële economische groei van 1,6% verwacht. Ook is Portugal de afgelopen jaren weer gestegen op de Global Competitiveness Index, een teken dat de Portugese economie er structureel beter voor staat. Verdere uitvoering van structurele hervormingen blijft echter noodzakelijk om het groeipotentieel op de middellange termijn te borgen.
De lancering van een ballistische raket door Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «U.S.: Iran missile test «likely» violated U.N. resolution»?1
Ja.
Is deze lancering van een ballistische raket volgens u een schending van VN-Veiligheidsraadresolutie 1929? Zo ja, welke consequenties zou het schenden van deze resolutie uws inziens moeten hebben?
VN-Veiligheidsraadresolutie 1929 verbiedt Iran activiteiten te ondernemen gerelateerd aan ballistische raketten in staat tot het vervoeren van een nucleair wapen. Op basis van de de richtlijnen van het Missile Technology Control Regime (MTCR) kan worden gesteld dat «Categorie 1 Systemen», welke een bereik hebben van meer dan 300km bij een payload van minimaal 500kg, per definitie in staat zijn massavernietigingswapens te vervoeren.
De ballistische raket die Iran op 10 oktober jl. gelanceerd heeft valt zeer waarschijnlijk binnen deze categorie en zou daarmee een schending van VNVR-resolutie 1929 kunnen betreffen. Het kabinet is dan ook van mening dat deze vermeende schending geadresseerd en onderzocht dient te worden middels de geëigende mechanismen hiervoor: VNVR-resolutie 1929 stelt een expertpanel in dat gemelde schendingen kan onderzoeken en draagt het Iran Sanctiecomité op effectief te reageren op schendingen van het embargo.
Op 21 oktober jl. heeft de Verenigde Staten de vermeende schending aan de orde gesteld in een besloten sessie van de VN-Veiligheidsraad. Ook hebben het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten diezelfde dag de vermeende schending aangekaart bij het Iran Sanctiecomité. Het kabinet verwelkomt beide initiatieven.
Is deze lancering van een ballistische raket volgens u een schending van het Joint Comprehensive Plan of Action, het nucleaire akkoord dat onlangs is gesloten met Iran? Zo ja, welke consequenties heeft het schenden van dit akkoord? Zo nee, deelt u de mening dat het ontwikkelen en testen van ballistische raketten – die uiteindelijk gebruikt kunnen worden bij het lanceren van kernwapens – door Iran een ongewenste activiteit is, die wantrouwen wekt in het licht van het pas gesloten akkoord en de geopolitieke context rondom dit akkoord? Graag een toelichting.
Restricties op ballistische raketten maken geen onderdeel uit van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Zoals hierboven beschreven is de rakettest zeer waarschijnlijk een schending van VNVR-resolutie 1929. Het kabinet acht het ontwikkelen en testen van ballistische raketten (in staat tot het vervoeren van een nucleair wapen) door Iran onwenselijk en verwelkomt dan ook het initiatief van Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten om dit aan te kaarten bij de geëigende mechanismen hiervoor. De eerste stappen hiertoe zijn nu gezet. Het kabinet acht het onverstandig vooruit te lopen op de afronding van dit proces.
Steunt u het initiatief van de Verenigde Staten om de lancering door Iran aanhangig te maken bij de VN-Veiligheidsraad?2 Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van plan uw ongenoegen over deze lancering kenbaar te maken bij de Iraanse regering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer wordt VN-Veiligheidraadresolutie 2231 van kracht? Op welke punten wijkt deze resolutie af van de huidige resolutie 1929?
VNVR-resolutie 1929 werd destijds ingesteld om Iran te dwingen tot onderhandelingen over zijn nucleaire programma. In resolutie 2231 (2015) geeft de VNVR aan dat het JCPOA een fundamentele verandering markeert in zijn overweging van het vraagstuk omtrent Irans nucleaire programma.
Per «Implementation day» komen de nucleair gerelateerde VNVR-resoluties (waaronder VNVR-resolutie 1929) te vervallen, op hetzelfde moment zullen de restricties op conventionele wapens en ballistische raketten in VNVR-resolutie 2231 (van 20 juli jl.), die het nucleaire akkoord bekrachtigt, pas in werking treden. «Implementation day» zal naar verwachting in de eerste helft van 2016 plaatsvinden.
In Annex B bij de VNVR-resolutie 2231 wordt Iran opgeroepen om de komende 8 jaar geen enkele activiteit te ondernemen gerelateerd aan ballistische raketten die een nucleaire lading zouden kunnen dragen. Ook blijven in principe de restricties op de levering van goederen, materialen, apparatuur en technologie die zouden kunnen worden ingezet ten behoeve van de ontwikkeling van ballistische raketten die een nucleaire lading zouden kunnen dragen de komende 8 jaar van kracht, tenzij de VN-Veiligheidsraad daar bij individuele gevallen een uitzondering op toestaat. Dit is dus een zware ontheffingsconstructie: elk permanent lid van de VNVR kan een aanvraag hiertoe immers vetoën. Eenzelfde constructie bestaat ook voor levering van conventionele wapens, maar dan met een geldigheidsduur van 5 jaar.
Hoewel de restricties op ballistische raketten en conventionele wapens geen onderdeel uitmaken van het JCPOA – en handhaving daarvan dientengevolge ook geen harde waarborging daarvoor kan zijn – creëert VN-Veiligheidsraad resolutie 2231 (2015) wel een aantal juridisch bindende verplichtingen. Eventuele schendingen hiervan dienen volgens het kabinet dan ook in de geëigende instantie – in dit geval de VN-Veiligheidsraad – opgebracht te worden.
Uiteraard blijven de standaard Nederlandse exportcontroleregels altijd van kracht, waarmee het kabinet toeziet op de handhaving van onder meer VNVR-resoluties op het gebied van wapenexport naar Iran en het ballistische wapenprogramma van Iran. Overeenkomstig criterium 1 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (naleving van internationale verplichtingen) zal het kabinet geen vergunning afgeven voor de export van conventionele wapens naar Iran zolang de internationale restricties tegen Iran van kracht zijn.
Deelt u de mening dat het handhaven van resoluties ten aanzien van wapenexport naar Iran en het ballistische wapenprogramma van Iran een harde waarborg dient te zijn in relatie tot het nucleaire akkoord? Welke inspanningen levert Nederland om (mogelijke) schendingen van deze resoluties te monitoren, te voorkomen en indien nodig te bestraffen?
Zie antwoord vraag 6.
Welke acties heeft de Nederlandse regering ondernomen om de Europese sancties automatisch opnieuw van kracht te laten worden bij het schenden van de gemaakte afspraken binnen het nucleaire akkoord door Iran? Is inmiddels vastgelegd dat die sancties inderdaad – net als het snap-back mechanisme voor de VN-sancties – automatisch van kracht worden bij een dergelijke schending, zoals de VVD heeft bepleit? Kunt u daarbij specifiek ingaan op het beperken van de omzettingstermijn van het akkoord?
In het JCPOA wordt niet gerefereerd aan een «snapback» mechanisme voor de autonome EU-sancties. Mede op initiatief van Nederland is dit echter wel opgenomen in het Raadsbesluit aangenomen op «Adoption Day» (18 oktober jl.). Indachtig de discussie tijdens het AO Gymnich (d.d. 2 september jl.) heeft Nederland in EU-verband herhaaldelijk gepleit voor een zo sterk mogelijk «snapback» mechanisme. Een automatische «snapback» naar het voorbeeld van de VN bleek echter in strijd met het Verdrag van Lissabon: het (her)instellen van sancties moet volgens het Verdrag met unanimiteit gebeuren. Door middel van een Raadsverklaring, mede op aandringen van Nederland aangenomen op 18 oktober jl., hebben alle EU-lidstaten zich echter nu al publiekelijk gecommitteerd om de autonome EU-sancties onverkort te zullen her-instellen in het geval van significante niet-naleving van het akkoord door Iran. Dit harde politieke commitment levert volgens EU-recht het sterkst mogelijke mechanisme op. In het geval van een «snap back» zullen alle opgeschorte sancties tegen Iran weer van kracht worden.
Voor contracten afgesloten tijdens de sanctieverlichting gelden, op aandringen van Nederland, slechts de overgangsperiodes zoals vastgelegd bij de oorspronkelijke instelling van de sancties (3–6 maanden afhankelijk van de sector). Nederland heeft zicht uitdrukkelijk verzet tegen een verruiming van deze termijnen.
Het claimen van de westmuur als onderdeel van de Al-Aqsa moskee door de Palestijnen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Palestinian proposal to UNESCO: Western Wall is part of al-Aqsa»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat zes Arabisch landen – te weten Algerije, Egypte, Tunesië, Marokko, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten – van plan waren om namens de Palestijnen een voorstel in te dienen binnen UNESCO, onder andere om de westmuur als onderdeel van de al-Aqsa moskee erkend te krijgen? Klopt het dat dit plan inmiddels is ingetrokken, maar dat nog wel een verzoek zal worden ingediend om het Graf van Rachel in Bethlehem en de Grot van de Patriarchen in Hebron erkend te krijgen als islamitische plaatsen? Hoe beoordeelt u deze verzoeken? Graag een toelichting.
Evenals bij voorgaande bijeenkomsten van de Uitvoerende Raad van UNESCO hebben de genoemde zes landen onder het agenda-item «Occupied Palestine» een concept-resolutie ingediend. De eerste versie van de concept-resolutie bevatte een zinsnede die stelde dat de westmuur «een integraal onderdeel is van de Al Aqsa moskee / Haram al-Sharif». Deze zinsnede is echter, na druk van enkele landen, waaronder Nederland, ingetrokken in de eindversie van de resolutie. Deze eindversie bevat tevens uitgebreide passages over Israëlische acties die gerelateerd zijn aan de Haram al-Sharif / Tempelberg. Deze beschrijving wordt gekenmerkt door eenzijdigheid en bevat enkele feitelijke onjuistheden.
In de resolutie wordt gesteld dat het Graf van Rachel in Bethlehem en de Grot van de Patriarchen onderdeel uitmaken van Palestijns grondgebied. De resolutie is tijdens de stemming op 21 oktober jl. aangenomen met 25 voorstemmen, 6 tegen (waaronder Nederland) en 25 onthoudingen. Net als met voorgaande soortgelijke resoluties heeft UNESCO tot nog toe geen uitvoering gegeven aan de gevraagde acties. Het is het kabinet niet bekend of er nog een verzoek zal worden ingediend om beide plaatsen erkend te krijgen als (uitsluitend) islamitische plaatsen.
Klopt het dat de Directeur-Generaal van UNESCO, Irina Bokova, zich heeft uitgesproken tegen het verzoek om de westmuur als onderdeel van de al-Aqsa moskee erkend te krijgen?2 Heeft zij haar reactie afgestemd met lidstaten, waaronder Nederland? Heeft haar uitspraak er (mede) toe geleid dat het verzoek wordt aangepast? Graag een toelichting.
De Directeur-Generaal (DG) van UNESCO gaf op 20 oktober jl. een verklaring uit waarin zij haar ernstige zorgen uitte over de escalatie van geweld rondom cultureel en religieus erfgoed in het Midden-Oosten. Tevens stelde zij brede consultaties te voeren teneinde UNESCO lidstaten aan te moedigen een constructieve dialoog te voeren. Zij gaf voorts aan de recente voorstellen te betreuren, die gezien zouden kunnen worden als een poging om de status van de Oude Stad van Jeruzalem en de stadsmuren te veranderen en die tot verdere spanningen zouden kunnen leiden. Deze verklaring is niet inhoudelijk met lidstaten afgestemd maar wel opgesteld na consultaties met enkele lidstaten, waaronder Nederland.
Welk standpunt gaat Nederland – als één van de leden van de Uitvoerende Raad van UNESCO – officieel ten aanzien van het uiteindelijke verzoek innemen, als daarin inderdaad wordt verzocht de hierboven genoemde plaatsen erkend te krijgen als islamitische plaatsen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de kans groot is dat het uiteindelijke voorstel gaat worden aangenomen door de Uitvoerende Raad van UNESCO, doordat een meerderheid van de landen daarbinnen een islamitische/Arabische achtergrond heeft? Zo ja, wat zijn de consequenties wanneer het voorstel inderdaad wordt aangenomen? Bent u voornemens in dat geval actie te ondernemen en zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat de Palestijnen eveneens een veroordeling trachten los te krijgen van wat zij het schenden door Israël van de status quo ten aanzien van het toezicht op de heilige plaatsen in Jeruzalem noemen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze poging?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de status quo van de Heilige Plaatsen – en in het bijzonder de al-Haram al-Sharif/Tempelberg – boven alle twijfel verheven moet blijven? Deelt u ook de mening dat elke suggestie, van welke partij dan ook, die deze status quo verandert of kan veranderen zeer explosief kan uitwerken? Hoe beoordeelt u de bijdrage aan die status quo van de verschillende partijen: 1) Israëlische regering, 2) Jordaanse Koning, 3) Palestijnse leiderschap?
Het kabinet acht handhaving van en respect voor de status quo van de Haram al-Sharif / Tempelberg essentieel en roept alle partijen op om daartoe hun verantwoordelijkheid te nemen, in woorden en daden. De afgelopen jaren is sprake van een toenemend aantal bezoeken van Tempelbergactivisten aan de Haram al-Sharif / Tempelberg, onder wie enkele Israëlische politici en een Minister. Mede hierdoor is het beeld in de Arabische wereld ontstaan dat Israël tornt aan de status quo op de Haram al-Sharif / Tempelberg. Daarom verwelkomt het kabinet de uitspraak van Netanyahu dat Israël de status quo op de Haram al-Sharif / Tempelberg respecteert en handhaaft en tot nader order Israëlische bewindspersonen en Knesset-leden verbiedt om deze locatie te bezoeken. Het is zaak dat Israëlische en Palestijnse leiders hun invloed aanwenden ten bate van de-escalatie en beteugeling van geweld en afzien van opruiende retoriek. Inmiddels zijn er «understandings» tussen Jordanië en Israël die op 24 oktober jl. na bemiddeling van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry tot stand kwamen, gericht op de-escalatie en herbevestiging van de status quo.
Hoe beoordeelt u zowel het voorstel over de westmuur als de poging een veroordeling los te krijgen in het licht van pogingen door de internationale gemeenschap om het vredesproces weer op de rails te krijgen? Deelt u de mening dat beide zaken hierop een contraproductieve uitwerking hebben? Graag een toelichting.
Vanwege het eenzijdige karakter van de resolutie die ter stemming werd voorgelegd, heeft het kabinet geconcludeerd dat deze niet bijdraagt aan de handhaving van de status quo op de Haram al-Sharif / Tempelberg en aan de urgente noodzaak van de-escalatie en beteugeling van het geweld. Nederland heeft daarom tegen de resolutie gestemd.
Welke acties onderneemt Nederland momenteel, al dan niet in samenwerking met andere landen, om de huidige situatie te de-escaleren en het vredesproces weer op de rails te krijgen?
De huidige escalatie is een gevolg van de al veel langer sluimerende spanningen, gevoed door de uitzichtloosheid voor Palestijnen in Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en in Gaza en de vrees dat onderhandelingen niet tot een eigen Palestijnse staat gaan leiden. Tijdens de gesprekken met president Abbas, premier Hamdallah en Minister van Buitenlandse zaken Malki hebben de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken de noodzaak tot de-escalatie benadrukt en aangedrongen op een oproep tot afzien van geweld. Daarnaast werd gesproken over de mogelijkheden om een politieke horizon te creëren, en op korte termijn stappen te realiseren die vertrouwen wekken onder de bevolking dat een eigen staat een realistische verwachting is. Voorbeelden zijn de uitvoering van de bestaande akkoorden, verbeteren van Movement & Access en versterken van de veiligheidssamenwerking.
Tevens heeft het kabinet bij Hoge Vertegenwoordiger Mogherini aangedrongen op actieve diplomatie om partijen te bewegen tot de-escalatie. Het kabinet steunt de inzet van HV Mogherini en EUSV Gentilini gericht op de-escalatie, instandhouding van de twee-statenoplossing en het bijdragen aan het toewerken naar een gunstig klimaat waarin onderhandelingen hervat kunnen worden. Het kabinet blijft in EU-kader aandringen op een grotere EU-rol ten aanzien van het MOVP.
Het feit dat sommige Europese landen niet voldoen aan de in 2010 aangenomen Europese richtlijn die import van illegaal gekapt hout verbiedt |
|
Yasemin Çegerek (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Wilma Mansveld (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het rapport van de Europese Rekenkamer waarin geconcludeerd wordt dat verschillende EU-landen nog niet voldoen aan de Europese richtlijn om illegale kap te stoppen?1
Ja.
Importeert Nederland hout uit de landen die nog niet aan de richtlijn voldoen (Griekenland, Hongarije, Roemenië en Spanje) en zit hier mogelijk hout bij dat niet aan de richtlijn voldoet? Of komt dit hout mogelijk via een andere omweg in Nederland? Zo ja, welke stappen neemt u om dit te voorkomen? Zo nee, waarop baseert u dit?
Nederland importeert hout uit Griekenland, Hongarije, Roemenië en Spanje. Het gaat daarbij om relatief kleine hoeveelheden. In 2014 was 0,21% van het door Nederland geïmporteerde, gezaagde hout afkomstig uit Griekenland, Hongarije, Roemenië en Spanje. Van het geïmporteerde plaatmateriaal was 5,81% van de import afkomstig uit deze landen. Voor houtpulp was het percentage hoger: 19,8% van de totale import. Deze houtpulp was afkomstig uit Spanje, niet uit Griekenland, Hongarije of Roemenië.
Ik acht het van groot belang dat alle lidstaten op uniforme wijze de Houtverordening implementeren in hun nationale wetgeving en de naleving daarvan ook handhaven. Mijn voorganger heeft daar in Europese kaders diverse malen op aangedrongen, zowel bij de achterblijvende lidstaten als bij de Europese Commissie. Dit zal ik ook blijven doen.
Welke drukmiddelen zijn er om Griekenland, Hongarije, Roemenië en Spanje ertoe aan te zetten zo snel mogelijk alsnog aan deze richtlijn te voldoen? In hoeverre wordt al van deze drukmiddelen gebruik gemaakt en acht u het nodig hiervan gebruik te (laten) maken?
Het is aan de Europese Commissie om drukmiddelen in te zetten wanneer lidstaten zich niet houden aan EU wet- en regelgeving. In het rapport van de Europese Rekenkamer staat dat de Europese Commissie inmiddels een infractieprocedure is begonnen tegen drie van de vier lidstaten die de Houtverordening nog niet hebben geïmplementeerd en een onderzoek heeft ingesteld naar de vierde lidstaat.
Wat is uw reactie op de stelling van de Europese Rekenkamer dat de resultaten van het Actieplan tegen Ontbossing, dat de Europese Commissie in 2003 lanceerde, twaalf jaar later mager zijn? Is dit volledig te wijten aan het feit dat Griekenland, Hongarije, Roemenië en Spanje niet aan de richtlijn voldoen, of zijn er nog andere oorzaken? Zo ja, wat zijn deze oorzaken?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brief over de Landbouw- en Visserijraad van 30 oktober jl. waarin gereageerd wordt op het rapport van de Europese Rekenkamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 884).
Bemoeienis van de Europese Commissie met woningcorporaties |
|
Farshad Bashir |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat een groep woningcorporaties op 29 juli 2015 hoger beroep heeft ingesteld bij het Europees Hof van Justitie, waarbij zij aangeven zich zorgen te maken over de toenemende invloed van de Europese Commissie op de sociale volkshuisvesting in Nederland?1
Sinds het besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009 over Bestaande steun en financiering van Nederlandse woningcorporaties, zijn er 9 woningcorporaties, met ondersteuning van andere corporaties, die dat besluit aanvechten bij de Europese rechter. Nadat de corporaties eerst niet-ontvankelijk zijn verklaard en in tweede instantie wel ontvankelijk werden geacht, heeft het Gerecht het beroep van de corporaties op 12 mei 2015 kennelijk ongegrond verklaard. Daartegen hebben de corporaties nu hoger beroep ingesteld bij het Hof van Justitie. Ik wacht het oordeel van het Hof af.
Vindt u het ook onwenselijk en zorgelijk dat de Europese Unie zich, via het Daeb (diensten van algemeen economisch belang)-kader en de mededingingsregels, maar ook via het economisch toezicht uit het Europees Semester, in steeds verdergaande mate mengt met de Nederlandse volkshuisvesting? Kunt u uw antwoord uitsplitsen in de drie genoemde zaken?
Al vanaf het allereerste begin van de Europese samenwerking in 1958 gelden er regels ter voorkoming van verstoring van de mededinging, ongeoorloofde staatssteun en onjuiste compensatie voor als dienst van algemeen economisch belang opgedragen taken (Daeb) voor de lidstaten van de EU. De Daeb-regels zijn eerst in 2005 en later in 2011 verder ingevuld als gevolg van jurisprudentie en ontwikkelingen, waarbij een uitzondering is behouden voor sociale huisvesting (er geldt geen begrenzing naar omzet om te bepalen of de Daeb vrijgesteld is van aanmelding bij de Europese Commissie). De mededingingsregels zien op het voorkomen van verboden prijsafspraken, hetgeen voor alle economische activiteiten geldt. De Europese Commissie toetst of lidstaten aan de regels voldoen en gaat, wanneer dit leidt tot voor de lidstaat ongewenste uitkomsten, in gesprek om te komen tot afspraken om zo veel mogelijk marktverstoring te voorkomen. De EC gaat daarmee nadrukkelijk niet over de Nederlandse volkshuisvesting. Ten slotte is het Europees Semester toegespitst op de macro-economische situatie in Nederland, waarbij de woningmarkt vooral vanuit dit perspectief belicht wordt. De aanbevelingen van de Commissie, die niet bindend zijn, beogen macro-economische onevenwichtigheden in lidstaten te adresseren. Zoals de crisis heeft laten zien, kunnen onevenwichtigheden in één land namelijk gevolgen hebben voor de andere landen van de Europese Unie. Deze drie genoemde zaken bieden de mogelijkheid om ook als Nederland kritisch te blijven over de ontwikkelingen op de woningmarkt en een goede balans te vinden tussen de activiteiten van de overheid en marktpartijen voor de beschikbaarheid van koop- en huurwoningen.
Op welke manier(en) voorkomt u dat de Europese Commissie op de stoel van de volksvertegenwoordiging gaat zitten en dat dit de democratische besluitvorming over de noodzaak van publieke diensten aantast?
De Europese Commissie maakt gebruik van haar bevoegdheden om de Daeb die wij nationaal opdragen te controleren (zie ook het antwoord op vraag 2). Nederland heeft het Nederlandse corporatiestelsel vastgelegd in de Woningwet. In deze wet is onder andere het besluit van de EC van 15 december 2009 over het Nederlandse corporatiestelsel en staatssteun verwerkt. Het wetsvoorstel is door het Nederlandse parlement aanvaard en in werking getreden. Er is in mijn visie geen sprake van dat de EC op de stoel van de volksvertegenwoordiging gaat zitten, noch dat de democratische besluitvorming over de noodzaak van publieke diensten wordt aangetast.
Bent u bereid om zo snel mogelijk het Europees Hof te herinneren aan «de essentiële rol en de ruime discretionaire bevoegdheid van de nationale, regionale en lokale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te verrichten, te doen verrichten en te organiseren op een manier die zoveel mogelijk in overeenstemming is met de behoeften van de gebruikers» en daarmee op te komen voor de werkzaamheden van Nederlandse woningcorporaties en vrijheden van onze gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De aangehaalde bewoordingen komen uit protocol 26 bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De ruimte die dit protocol biedt, is door de nationale wetgever benut. Met de wijzigingen van de Woningwet die vanaf 1 juli 2015 in werking zijn getreden en de mogelijkheden die dat voor de Nederlandse woningcorporaties en gemeenten biedt voor het realiseren van een visie op de (huur)woningmarkt, wordt gebruik gemaakt van de ruimte die op basis van het VWEU en dit protocol is geboden. Er is geen reden om het Europese Hof aan protocol 26 van het Verdrag te herinneren.
Grijpt u het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie aan om de Europese Commissie en lidstaten te wijzen op discretionaire bevoegdheid van de nationale, regionale en lokale autoriteiten om op die manier het hebben van voldoende betaalbare volkshuisvesting voor lage en middeninkomens te stimuleren?
In het kader van het aankomend Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie zie ik geen specifieke rol weggelegd om lidstaten op deze discretionaire bevoegdheid te wijzen, aangezien dit reeds sinds december 2009 is vastgelegd in genoemd protocol 26 bij het VWEU.
Bent u bereid om thema’s als armoedebestrijding, het tegengaan van segregatie en het hebben van voldoende betaalbare volkshuisvesting op de agenda te zetten tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie, in navolging van de beantwoording op de Kamervragen?3
Tijdens het Nederlandse Voorzitterschap zal op 30 mei 2016 in Amsterdam een informele ministeriële bijeenkomst van ministers verantwoordelijk voor stedelijke ontwikkeling worden georganiseerd. Bij die gelegenheid is de inzet te komen tot een gemeenschappelijke Europese Agenda Stad. Daarbij komen de genoemde thema’s zoals stedelijke armoede en huisvesting aan de orde, zoals is vastgelegd in de brief van de Minister van BZK over de inzet van het Nederlands EU-voorzitterschap voor een Europese Agenda Stad van 26 juni 2015.
Het bezoek van Koning Willem-Alexander aan China |
|
Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Koning een aantal dagen voor de aanvang van het staatsbezoek aan China op vakantie is in het land?1
De Koning heeft tijdens het staatsbezoek in het gesprek met Nederlandse media aangegeven dat hij in de week voorafgaand aan het staatsbezoek met zijn gezin een privébezoek aan China heeft gebracht.
Deelt u de opvatting dat het houden van een privé vakantie in China voorafgaand aan het staatsbezoek niet de boodschap ondersteunt dat Nederland zich zorgen maakt over de mensenrechten in China? Indien neen, waarom niet?
Het kabinet deelt deze opvatting niet. Zoals ook voorafgaand aan het staatsbezoek kenbaar is gemaakt, is vanzelfsprekend tijdens het staatsbezoek aandacht besteed aan de mensenrechtensituatie in China.
Is het u bekend dat Amnesty International een aan de Koning gerichte campagne over de mensenrechten in China is begonnen?2
Ja.
Deelt u het oordeel van Amnesty International dat de onderdrukking van burgerlijke vrijheden de laatste jaren sterker geworden is in China? Indien neen, waarom niet?
Op het gebied van sociaaleconomische rechten heeft China grote vooruitgang geboekt, mede door de economische hervormingen.
Tegelijkertijd heeft Nederland zorgen op het terrein van politieke en burgerlijke rechten die ook aan de Chinese autoriteiten expliciet zijn overgebracht.
Herinnert u zich de toespraak van de Koning op 28 september jl. bij de Algemene Vergadering van de VN waar in hij zei: «Ieder die strijdt voor gerechtigheid, vindt ons Koninkrijk aan zijn zijde.»?
Ja.
Deelt u de opvatting dat, gezien de uitspraken van de Koning bij de AVVN en met name zijn privé vakantie aan het land, het logisch en van grote betekenis is indien de Koning ook persoonlijk tijdens het staatsbezoek uiting geeft aan zorgen over de mensenrechtensituatie in China? Indien ja, gaat u bevorderen dat de Koning dit persoonlijk doet? Indien neen, waarom niet?
De Koning heeft op diverse momenten tijdens het bezoek aandacht besteed aan de mensenrechten in China.
In de tafelrede bij het staatsbanket heeft de Koning zijn waardering uitgesproken voor de constructieve dialoog tussen China en Nederland, ook over onderwerpen waarover China en Nederland soms verschillend denken, zoals de mensenrechten. Het voortzetten van deze dialoog helpt om de banden te versterken.
In zijn toespraak bij zijn bezoek aan het CELAP, het Chinese nationale opleidingsinstituut voor hogere bestuursambtenaren, stond de Koning stil bij bestuurlijke uitdagingen voor China en Nederland. Hij ging daarbij in op drie belangrijke, kenmerkende elementen in de Nederlandse bestuurlijke setting: ruimte voor participatie van burgers, samenhang in de planning en uitvoering van beleid en respect voor de rechtsstaat en integer bestuur. Ook hierbij wees hij op het belang om de constructieve dialoog die NL en China hebben op het terrein van de mensenrechten voort te zetten.
Deelt u de mening dat het incident met het scherm op de Dam tijdens het Chinese staatsbezoek vorig jaar, waar de Chinese president zich letterlijk liet afschermen van demonstranten, de urgentie om de mensenrechtensituatie in China door de Koning te laten opbrengen eens te meer onderstreept? Indien neen, waarom niet?
De mensenrechtensituatie in China heeft onze blijvende aandacht en het gesprek over mensenrechten maakt deel uit van onze bilaterale relatie. Mensenrechten vormen een prioriteit in het Nederlandse buitenlandbeleid.
Het kabinet levert hierbij een consistente en gezamenlijke inspanning, zo ook bij het staatsbezoek aan China.
De vernietiging van kerken op Atjeh door de Indonesische politie onder druk van moslims |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over de vernietiging van meerdere kerken op Atjeh door de Indonesische politie onder druk van moslims?1 Hoe duidt u deze berichtgeving?
Ja.
Recent is door verschillende islamitische groeperingen geprotesteerd tegen een aantal kerken in Singkil (Atjeh), die zonder vergunning zou zijn gebouwd.
Op 12 oktober vond een bijeenkomst plaats tussen lokale autoriteiten en religieuze leiders. Er zouden geen christelijke leiders bij deze bijeenkomst aanwezig zijn geweest. Besloten werd dat tien christelijke kerken die zonder vergunning zouden zijn gebouwd moesten worden afgebroken.
Bij protesten die hierop volgden zijn twee protestantse en één katholieke kerk afgebrand en is één moslim door een geweerschot om het leven gekomen, vier anderen raakten gewond. Om de orde te herstellen zijn naar verluidt meer dan 1.000 politiefunctionarissen naar het gebied gezonden.
Op zondag 18 oktober heeft opnieuw overleg plaatsgevonden tussen verschillende religieuze leiders en de lokale politie. Daar waren wel christelijke leiders bij betrokken. Na dit overleg is overeengekomen dat dertien andere kerken zes maanden de tijd krijgen om aan de eisen voor een vergunning te voldoen. Onder auspiciën van de politie zijn op 19 oktober drie kerken vernietigd. De christelijke inwoners weigerden zelf hun kerken af te breken. Inmiddels zijn tien kerken afgebroken.
Is er inderdaad sprake van een toenemende islamitische druk ten aanzien van christelijke groeperingen en kerken, die zich uit in geweld en agressie? Welke trends neemt u waar en hoe kunt u deze verklaren? Welke ontwikkeling is hier in het bijzonder zichtbaar als het gaat om geloofsvrijheid?
In Atjeh is waarneembaar dat recent de druk van verschillende islamitische organisaties ten aanzien van de bouw van kerken is toegenomen. In andere delen van Indonesië lijkt het aantal incidenten tegen religieuze minderheden de afgelopen jaren stabiel gebleven.
Is de verwachting gegrond dat er nog veel meer kerken vernietigd zullen worden in deze regio? Zijn inderdaad duizenden christenen deze regio inmiddels ontvlucht?
Lokale autoriteiten zullen in overleg met religieuze leiders vaststellen of er meer kerkgebouwen vernietigd zullen worden.
Het is inderdaad zo dat naar schatting 2.500–8.000 christenen Singkil zijn ontvlucht richting Noord-Sumatra. Lokale autoriteiten in Pakpak Bharat en Central Tapanuli geven aan dat het merendeel van de evacuees zal terugkeren naar Singkil.
Op welke wijze reageren de Indonesische autoriteiten op dit islamitische geweld en deze intimidatie? Is dit overheidsoptreden adequaat in uw ogen? Wordt dit ook concreet zichtbaar in de arrestatie en berechting van daders?
President Joko Widodo heeft het geweld veroordeeld en opgeroepen tot kalmte en interreligieuze verdraagzaamheid. Minister van Binnenlandse Zaken Tjaho Kumolo heeft de autoriteiten in Atjeh opgeroepen tot religieuze tolerantie.
In Atjeh is een onderzoek ingesteld. Er zijn verdachten geïdentificeerd op verdenking van brandstichting. Twintig verdachten zijn opgepakt. Daarnaast is één christen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de dood van de moslim.
Minister voor Religie Lukman Haikm Saifuddin bezocht Atjeh op maandag 28 oktober. Hij sprak met lokale overheidsvertegenwoordigers en de lokale gemeenschap en riep op tot dialoog en het respecteren van elkaars geloof.
Bent u bereid, zo mogelijk in internationaal verband, om deze agressie te veroordelen en de Indonesische autoriteiten krachtig op te roepen om de religieuze minderheden in dit land te beschermen en hun veiligheid te garanderen?
Dit onderwerp zal in mijn eerstvolgend onderhoud met de Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken aan de orde worden gesteld. Ook zal Ambassade Jakarta hierover spreken met vertegenwoordigers van het Ministerie van Religie.
Het bericht dat de Turkse premier Davutoglu mede namens zijn AK partij een brief heeft verstuurd naar Turkse Nederlanders over de Turkse verkiezingen van 1 november a.s. |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Turkse premier Davutoglu mede namens zijn AK Partij een verkiezingsbrief heeft gestuurd naar Turkse Nederlanders?1 2
Ik heb kennis genomen van de bedoelde berichten. Het ontplooien van politieke activiteiten in Nederland is geoorloofd, ook door buitenlandse partijen, indien daarbij de wettelijke grenzen niet worden overschreden. Of sprake is van een dergelijke overschrijding staat niet vast. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft een verzoek om inlichtingen uitgestuurd. Wij kunnen nu niets zeggen over de achtergrond van deze brief en wachten de uitkomst van het verzoek om inlichtingen door het CBP af.
Heeft u aanwijzingen dat er meer Turkse partijen zijn die adresgegevens van Turkse Nederlanders gebruiken voor hun campagne?
Nee, ik heb hiervoor geen aanwijzingen.
Op welke wijze is de Turkse premier aan de gegevens van Turkse Nederlanders gekomen? Zijn het Turkse consulaat, Diyanet of andere instanties en organisaties in Nederland hierbij betrokken geweest en waarom wel of niet? Is sprake van strijdigheid met Artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het wenselijk dat de premier en de regeringspartij van Turkije toegang hebben tot gegevens van Nederlanders met een Turkse achtergrond en deze gebruiken voor verkiezingsdoeleinden? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u zetten om dit in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u aanwijzingen dat Turkse regeringsvertegenwoordigers en/of politici van politieke partijen uit Turkije vaker persoonsgegevens van Nederlanders met een Turkse achtergrond gebruiken? Zo ja, hoe, wanneer en waarvoor? Zo nee, bent u bereid om dit te onderzoeken?
Nee, ik beschik niet over dergelijke aanwijzingen. Aangezien het CBP momenteel bezig is met het vergaren van inlichtingen acht ik een onderzoek op dit moment niet zinvol.
Wat is uw reactie op het project «Jongeren Brug» zodat jongeren hun moederland beter leren kennen waar de Turkse premier Davutoglu in zijn brief aan refereert? Wat behelst dit project en wat is uw oordeel hierover?
Het programma Jeugd Bruggen is wereldwijd beschikbaar en bestaat sinds 2014. Het programma loopt via de Presidency for Turks Abroad and Related Communities en is bestemd voor jongeren van 16 tot en met 22 jaar die de Turkse nationaliteit bezitten en in het buitenland wonen. Ze kunnen via het programma naar Turkije reizen en kennismaken met de Turkse taal, geschiedenis, cultuur en beschaving. Dergelijke programma’s bestaan bijvoorbeeld met Duitsland, Nigeria en Pakistan. In Duitsland loopt het programma mede met financiële steun van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In Nederland loopt dit programma voor zover bekend niet.
Acht u het wenselijk dat de Turkse regering steun geeft aan Nederlandse crèches en basisscholen die tweetalig onderwijs gaan uitvoeren zoals de Turkse premier Davutoglu in zijn brief belooft? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Nee, dat is niet wenselijk. Het is echter niet nodig om extra stappen te nemen om dit te voorkomen. Het is in Nederland niet toegestaan om Turks als vak of voertaal in het primair onderwijs aan te bieden. De voertalen in het primair onderwijs zijn Nederlands en Fries. Engels, Duits en Frans kunnen als vreemde taal worden aangeboden. Vanaf 1 januari 2016 wordt het ook mogelijk deze drie talen voor maximaal 15% van de onderwijstijd als voertaal te gebruiken. Dit is nadrukkelijk niet bedoeld voor onderwijs in een vreemde moedertaal van leerlingen, zoals de Turkse premier met zijn voorstel beoogt.
Momenteel kan in de reguliere kinderopvang3 alleen de Nederlandse taal (of de Friese taal of een levende streektaal) als voertaal gebruikt worden. Er zijn wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als specifieke omstandigheden om een andere voertaal vragen als gevolg van de herkomst van de kinderen (bijvoorbeeld een kinderdagverblijf voor kinderen van expats). Met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Kamerstukken 34 195) wordt het alleen mogelijk gemaakt om meertalige buitenschoolse opvang in de Engelse, Duitse, of Franse taal aan te bieden voor 50% van de opvangtijd.
Aan welke organisaties refereert de Turkse premier Davutoglu in zijn brief die de diensten van de Turkse overheid in het buitenland mogelijk moeten maken en opkomen voor de rechten van Turken in het buitenland?3
In de brief wordt met name verwezen naar het Presidency for Turks Abroad and Related Communitiesdat de belangen behartigt van Turkse burgers in het buitenland.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het AO Integratie op 29 oktober a.s.?
Ja.
Campagnebrieven van de AK-partij aan Turkse Nederlanders |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Turken in Nederland krijgen brief van AK-partij: stem op ons»?1
Ja.
Weet u wie de afzender is van deze brieven, die in Duitsland gefrankeerd en verstuurd lijken te zijn?
Ik heb kennis genomen van de bedoelde berichten. Voorop staat dat het ontplooien van politieke activiteiten in Nederland geoorloofd is, ook door buitenlandse partijen, indien daarbij de wettelijke grenzen niet worden overschreden. Of sprake is van een dergelijke overschrijding staat niet vast. Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft een verzoek om inlichtingen uitgestuurd. Wij kunnen nu niets zeggen over de achtergrond van deze brief en wachten de uitkomst van het verzoek om inlichtingen door het CBP af.
Heeft u inzicht in de manier waarop deze organisatie een adresbestand heeft opgebouwd van Turkse Nederlanders? Zo ja, wat is de werkwijze geweest? Zo nee, bent u bereid daar onderzoek naar te (laten) doen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u uitsluiten dat er gegevens van Nederlandse overheidsorganisaties gebruikt zijn voor het opstellen van het adresbestand? Zo ja, hoe kunt u dit uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waarschijnlijk is het dat er gegevens van het consulaat-generaal van Turkije of de Islamitische stichting Nederland gebruikt zijn voor de opbouw van het adresbestand voor deze brief? Zouden deze organisaties, zonder geïnformeerde toestemming, persoonsgegevens door mogen geven aan een buitenlandse politieke partij?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u of het College bescherming persoonsgegevens (CBP) voor handhaving onderzoek doet naar de manier waarop de AK-partij deze adresgegevens verzameld heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Welk advies heeft u voor mensen, die ongewenst deze post hebben ontvangen, om bezwaar te maken tegen deze verspreiding van hun adresgegevens en dit ongedaan te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een buitenlandse politieke partij een directe brief stuurt aan Nederlandse inwoners, ook als ze daarmee nooit ingestemd hebben? Zo ja, welke stappen wilt u hiertegen nemen? Zo nee, waarom niet?
Een politieke oproep aan Turkse Nederlanders zoals de AKP-brief is in Nederlandse ogen ongepast en staat op gespannen voet met de Nederlandse integratiedoelstellingen. Geadresseerden worden ongevraagd aangesproken als Turkse onderdanen waarmee een vanzelfsprekende binding met Turkije en de AKP wordt verondersteld. Dit is niet de realiteit: de diversiteit binnen de Turks-Nederlandse gemeenschappen is groot; deze brief wordt door velen dan ook niet op prijs gesteld en als onwenselijke beïnvloeding gezien.
Het staat kiesgerechtigde Turkse Nederlanders vrij om deel te nemen aan het democratische proces in Turkije. Voorwaarde is echter wel dat dit gebeurt op basis van transparantie en vrijwilligheid. Ik heb begrip voor Turkse Nederlanders die deze actie veroordelen. De zorgen over hoe de AKP toegang heeft gekregen tot de adressen van vele Turkse Nederlanders vind ik zeer legitiem. Ik zal daarom navraag doen bij mijn Belgische en Duitse collega naar ervaringen daar. Daarnaast wacht ik de uitkomst van het verzoek om inlichtingen door het CBP af.
Het aandacht vragen voor gendercide tijdens het staatsbezoek aan China |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich mijn unaniem aangenomen motie, waarin de regering werd verzocht om in haar genderbeleid op buitenlands terrein extra aandacht te besteden aan het bestrijden van het ombrengen van meisjes om reden van geslacht of het aborteren om die reden?1
Ja.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat tijdens het staatsbezoek aan China aandacht wordt gevraagd voor het ombrengen van meisjes of het uitvoeren van abortussen om die reden («gendercide»)? Welke mogelijkheden ziet u daartoe?
Het tegengaan van geweld tegen meisjes en vrouwen, met inbegrip van ongeboren meisjes, is één van de beleidsprioriteiten van Nederland. Het kabinet brengt dit onderwerp ter sprake in relevante multilaterale en bilaterale besprekingen met landen waar deze praktijk zich veel voordoet. Tijdens de onlangs gehouden bilaterale mensenrechtenconsultaties met China is door de mensenrechtenambassadeur aandacht gevraagd voor het voorkomen van abortus van meisjes om reden van geslacht. Van Chinese zijde is gesteld dat het artsen en specialisten wettelijk niet is toegestaan tijdens de zwangerschap het geslacht van het kind bekend te maken. Tevens heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit onderwerp besproken met zijn ambtsgenoot tijdens het staatsbezoek aan China. Zij hebben gesproken over de uitdagingen van de Chinese overheid om het verbod op gender screening met name in de rurale gebieden te handhaven. Zijn counterpart gaf aan dat gendercide de aandacht heeft van de Chinese overheid en er daar ook een campagne tegen heeft lopen. Ook via de ambassade in Peking houdt Nederland het onderwerp nauwlettend in de gaten. In internationale bijeenkomsten agendeert Nederland het onderwerp als onderdeel van zijn bredere inzet op bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes.
Welke diplomatieke mogelijkheden gaat u benutten om de gendercide onder de aandacht te brengen van de Chinese regering?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze vragen voor het staatsbezoek aan China te beantwoorden?
Het kabinet neemt in beantwoording van de vragen de uitkomsten van het staatsbezoek mee, waardoor de beantwoording niet voorafgaand aan het staatsbezoek heeft plaatsgevonden. Zie voor de uitkomsten het antwoord op vraag 3.
Bent u bereid de Kamer na het staatsbezoek over de uitkomsten te informeren?
Zie antwoord vraag 4.
Adoptie van kinderen uit Bulgarije |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van Brandpunt Reporter over vermeende misstanden rondom adoptie vanuit Bulgarije?1
Ja.
Wat is uw mening over de in deze uitzending getoonde voorbeelden van misstanden rondom adoptie vanuit Bulgarije?
Wat is uw mening over het feit dat een Bulgaars parlementslid, een ambtenaar van het Bulgaarse Ministerie van Justitie en de kinderbescherming uit Bulgarije erkennen dat ze niet alles kunnen controleren of zelfs vinden dat niet alles volgens de regels verloopt?
Acht u het mogelijk dat ondanks het feit dat Bulgarije het Haags Adoptieverdrag heeft ondertekend en Bulgaarse rechters de concrete adopties toetsen, er toch onregelmatigheden met betrekking tot adoptie mogelijk zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u dit uitsluiten?
Deelt u de mening dat in het geval van adoptie het belang van het kind voorop staat en dat het feit dat de voorgeschreven regels en procedure zijn gevolgd niet in alle gevallen hoeft te betekenen dat dit belang ook daadwerkelijk voorop heeft gestaan, bijvoorbeeld in het geval er corruptie in het spel was? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u daar aan? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt bij interlandelijke adoptie is dat het in het belang van het kind moet zijn. Een van de doelstellingen van het Haags Adoptieverdrag is om te waarborgen dat interlandelijke adopties op zodanige wijze plaatsvinden dat het hoogste belang van het kind daarmee is gediend en de grondrechten die daarbij horen worden geëerbiedigd. Ook heeft het verdrag tot doel samenwerking te verzekeren tussen de verdragslanden opdat deze waarborgen in acht worden genomen en ontvoering, verkoop van of handel in kinderen aldus wordt voorkomen. Verdragslanden zijn daarom verantwoordelijk voor de controle op de naleving van de vereisten die voortvloeien uit het verdrag. Bovendien hebben verdragslanden de plicht om elkaar hierop aan te spreken. Het vertrouwensbeginsel, dat als basis dient voor deze samenwerking en controle, biedt de mogelijkheid om bij vermoedens van mogelijke misstanden elkaar aan te spreken, om opheldering te vragen en zo nodig aan te dringen op maatregelen. Indien voorgaande maatregelen niet tot het gewenste effect leiden, kan uiteindelijk door een van de verdragspartijen worden besloten om de samenwerking onder het verdrag op te schorten of te beëindigen.
Acht u het beginsel dat adopties, vanuit landen die het Haags Adoptieverdrag hebben ondertekend, te vertrouwen zijn, in alle gevallen voldoende? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kent u concrete voorbeelden van adopties naar Nederland waaruit blijkt dat het op het genoemde verdrag gebaseerde vertrouwensbeginsel in de praktijk niet bleek te werken en waar toch onregelmatigheden rondom een adoptie bekend zijn geworden? Zo ja, welke gevallen betreft dit?
Staten die bij het Verdrag zijn aangesloten zijn conform het vertrouwensbeginsel verplicht om zich te houden aan de voorwaarden die het Verdrag aan hen stelt. Daarbij heeft de in elke verdragsstaat aanwezige Centrale autoriteit de verantwoordelijkheid om toezicht te houden op de zorgvuldigheid van de adoptieprocedures in haar land. Indien de Centrale autoriteit onregelmatigheden constateert in de procedures, is het haar eigen verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen en indien noodzakelijk over te gaan tot opschorting van de interne procedures. Zo komt het voor dat de Centrale autoriteiten van zendende landen besluiten de interlandelijke adoptieprocedures (tijdelijk) op te schorten totdat maatregelen zijn genomen om de zorgvuldigheid van de procedures te waarborgen.
Acht u de naleving van het Haags Adoptieverdrag door alle ondertekenaars, voor zover dat landen zijn van waaruit kinderen naar Nederland worden geadopteerd, gegarandeerd? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waaruit blijkt dat niet alle landen dat verdrag volledig naleven en hoe treedt u hiertegen op?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 6.
Acht u het wenselijk dat het Haags Adoptieverdrag gaat voorzien in een internationale autoriteit die kan toezien op de naleving van dat verdrag? Zo ja, waarom en hoe gaat u zich hiervoor inspannen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik zie hiertoe geen aanleiding. Zoals in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, biedt het verdrag de verdragslanden de mogelijkheid om bij vermoedens van misstanden elkaar daarop aan te spreken.
Het adopteren van kinderen uit Bulgarije |
|
Michiel van Nispen |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Brandpunt Reporter over het adopteren van kinderen door Nederlandse ouders uit Bulgarije?1
In de uitzending van Brandpunt Reporter wordt het beeld geschetst dat er misstanden plaatsvinden in de adoptieprocedures in Bulgarije. Hoewel er geen concrete misstanden ten aanzien van adoptie door Nederlandse (aspirant-) adoptiefouders worden blootgelegd, neem ik de signalen dat de adoptieprocedure in Bulgarije niet zorgvuldig zou verlopen uiterst serieus.
Om die reden heb ik alle circa 30 dossiers van kinderen die de afgelopen twee jaar uit Bulgarije zijn geadopteerd nogmaals laten bekijken. Op basis daarvan is er geen aanleiding om te veronderstellen dat kinderen niet volgens de regels naar Nederland zijn gekomen. Lopende en nieuwe dossiers zullen met extra aandacht worden beoordeeld. Daarnaast zal door medewerkers van mijn ministerie dit jaar nog een werkbezoek worden gebracht aan Bulgarije om nader over de procedure te spreken. Vooralsnog zie ik daarom geen aanleiding om procedures vanuit Bulgarije op te schorten.
Wat vindt u er van dat veel kinderen in Bulgaarse tehuizen nog ouders en/of familie hebben die wel voor ze zouden willen zorgen maar dat toch wordt overgegaan tot adoptie door buitenlandse ouders, zoals uit deze uitzending blijkt? Deelt u de mening dat dit niet in het belang van het kind is en ook nooit de bedoeling is geweest van het Haags Adoptieverdrag?
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat ouders, die soms niet kunnen lezen en schrijven, niet goed worden geïnformeerd over het feit dat ze formeel bezwaar moeten aantekenen tegen de plaatsing van hun kind in het kindertehuis, bij gebreke waarvan hun kind ter adoptie kan worden aangeboden aan buitenlandse ouders?
Op welke wijze is in Bulgarije gegarandeerd dat altijd eerst gekeken wordt naar alternatieven in het binnenland, zoals eigen familie die voor het kind kunnen zorgen of Bulgaarse pleeg- of adoptieouders die de zorg voor het kind op zich kunnen en willen nemen?
Is adoptie van een kind uit Bulgarije door buitenlandse ouders, gelet op de praktijken die uit de uitzending blijken, wel in het belang van het kind?
Hoeveel geld is er de afgelopen jaren vanuit de Europese Unie naar Bulgarije gegaan om de armoede te bestrijden, de Roma te ondersteunen, er voor te zorgen dat kinderen bij hun ouders kunnen blijven wonen alsook de situatie van kinderen in tehuizen te verbeteren? Welke effecten hebben dergelijke programma’s gehad?
Bulgarije ontvangt geld uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en heeft toegang tot EU-programma’s en -projecten, die bijvoorbeeld voor de ondersteuning van Roma zijn. In de periode 2014–2020 zal Bulgarije circa 1,5 miljard ontvangen uit het ESF. Daarvoor zijn door Bulgarije drie programma’s opgesteld, waarvan er twee relevant zijn in dit opzicht: een programma voor vaardigheden en sociale inclusie2 en een programma voor onderwijs en onderzoek, inclusief onderwijs voor minderheden3.
Ook maakt Bulgarije gebruik van het minstbedeeldenprogramma van de EU.
In het national reform programme, wat Bulgarije ieder voorjaar indient bij de Europese Commissie, wordt door Bulgarije toegelicht wat de vooruitgang is op deze gebieden en hoe structuurfondsen zijn ingezet4.
In de jaarlijkse landenrapporten van de Europese Commissie geeft de Europese Commissie een analyse van de situatie in Bulgarije, onder andere op het gebied van armoedebestrijding5.
Deelt u de mening dat ouders die wel voor hun kind zouden willen zorgen, maar hier om bijvoorbeeld financiële redenen niet goed toe in staat zijn, geholpen moeten worden, in plaats van dat hun kind uit huis wordt geplaatst en geadopteerd wordt door buitenlandse ouders?
Nederland is, evenals Bulgarije, Verdragsstaat bij het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin het uitgangspunt is neergelegd dat aan het gezin, als de natuurlijke omgeving voor de ontplooiing en het welzijn van het kind, de nodige bescherming en bijstand dient te worden verleend opdat het zijn verantwoordelijkheden kan dragen. De wijze waarop andere aangesloten landen hieraan invulling geven ligt buiten de invloedssfeer van Nederland. Nederland treedt dan ook niet in het beleid en de beslissingen van andere landen aangaande de bereidheid en de mogelijkheden van ouders om voor hun kinderen te zorgen.
Welke garanties zijn er volgens u voor een zorgvuldige adoptieprocedure van Bulgaarse kinderen, gelet ook op het feit dat de Bulgaarse instanties in de uitzending vooral naar elkaar wijzen en niet duidelijk is of nu het Bulgaarse Ministerie van Justitie, de Raad voor de kinderbescherming of de sociale dienst verantwoordelijk is voor de vaststelling dat er geen ouders of andere familie meer zijn die voor het kind zouden willen zorgen en dat er ook geen andere opvangmogelijkheid is in Bulgarije?
Vooralsnog heb ik geen aanleiding om te veronderstellen dat Bulgarije niet op de juiste wijze invulling geeft aan de uitgangspunten van het Haags adoptieverdrag. Desalniettemin hecht ik er aan om op korte termijn in gesprek te gaan met de Bulgaarse autoriteiten om hierover helderheid te krijgen.
Ziet u aanleiding dit adoptiekanaal te sluiten en er voor te zorgen dat, in ieder geval voorlopig, door Nederlandse ouders geen kinderen meer uit Bulgarije kunnen worden geadopteerd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Het bericht dat meer dan 10.000 vluchtelingen vast komen te zitten in Servië en een tekort aan humanitaire hulp ontstaat in landen op de ‘Balkanroute’ |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer dan 10.000 vluchtelingen in Servië, zonder eten» (NOS, 19 oktober 2015) en «Tekort aan hulp in Balkan dreigt door domino-effect grensrestricties» (Volkskrant, 19 oktober 2015), naar aanleiding van het sluiten van de grens met Servië door Hongarije?
Ja.
Erkent u dat landen als Griekenland, Macedonië en Servië in grote problemen komen om de humanitaire voorzieningen voor vluchtelingen op peil te houden, door het sluiten van de grens door Hongarije en het beperken van de instroom tot 2.500 vluchtelingen per dag door Slovenië? Wat is uw reactie op de waarschuwing van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR dat de hulpverlening tekort zal schieten nu de vluchtelingenstroom ineens wordt gestopt en dat er grote zorgen zijn over de humanitaire situatie, onder meer door de invallende winter?
De toestroom van migranten via de «Westelijke Balkanroute» vraagt extra inspanningen van deze landen. De afgelopen maanden is gebleken dat eenzijdige acties van landen langs deze route onvermijdelijke gevolgen hebben voor de overige landen langs deze route. De landen langs de Westelijke Balkanroute zijn op 25 oktober jl. samengekomen in Brussel en hebben afspraken gemaakt om de migratiestroom gezamenlijk aan te pakken. Algemene uitgangspunten zijn dat humanitaire tragedies voorkomen moeten worden, stromen in goede banen moeten worden geleid inclusief opvang, registratie en bescherming in landen langs deze route, en snelle terugkeer moet worden gerealiseerd van migranten die geen internationale bescherming behoeven naar hun landen van oorsprong.
Daarnaast werkt Griekenland samen met Europese Commissie, de Europese Agentschappen en de lidstaten, aan het inrichten van centra waar migranten die de EU binnenkomen, worden geregistreerd (hotspots). Zoals de Europese Commissie meermaals heeft beklemtoond, betekent dit ook dat er voldoende opvangplekken in Griekenland aanwezig moeten zijn. Daarom wordt door Griekenland ingezet op het creëren van 50.000 opvangplekken in Griekenland tegen het einde van dit jaar.
UNHCR ondersteunt verschillende Europese landen bij de registratie en opvang van vluchtelingen en heeft in zijn «Special Mediterranean Initiative»(SMI) begroot dat daarvoor in de tweede helft van 2.015 USD 29,9 miljoen nodig is. Op dit moment is van dat appeal 24% gedekt (UNHCR 15 oktober 2015).
Welke actie onderneemt u en welke actie onderneemt de Europese Unie op korte termijn voor landen als Macedonië en Servië? Hoeveel geld heeft de EU beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in «doorreislanden» op de Balkanroute?1 Is dit voldoende om het gebrek aan voedsel, kleding, dekens en onderdak op korte termijn en voor de komende winter op te lossen?
We kunnen deze crisis alleen gezamenlijk oplossen. De lasten moeten daarbij eerlijk verdeeld worden. Solidariteit is tweerichtingsverkeer. Macedonië en Servië worden samen met alle landen op de «Westelijke Balkan-route» zeer nauw betrokken bij het zoeken naar een oplossing. Op 8 oktober was er in Luxemburg een speciale bijeenkomst van JBZ- en RBZ-ministers over deze problematiek. Daarnaast hebben elf Europese regeringsleiders en staatshoofden op uitnodiging van de voorzitter van de Europese Commissie, Jean Claude Juncker, op zondag 25 oktober de vluchtelingensituatie op de Westelijke Balkan besproken. Vanwege het aanstaand voorzitterschap van de EU was Staatssecretaris Dijkhoff namens Nederland aanwezig als waarnemer.
Tijdens deze bijeenkomst zijn concrete operationele afspraken gemaakt over de huidige vluchtelingenstromen en bijbehorende problematiek langs de Westelijke Balkanroute. In een Verklaring zijn afspraken neergelegd over structurele informatie-uitwisseling en effectieve samenwerking, beperking van secundaire bewegingen, ondersteuning van vluchtelingen en het bieden van (nood)opvang, gezamenlijke regulatie van migratiestromen, grensbeheer, aanpak van mensensmokkel en informatievoorziening aan vluchtelingen en migranten.
De Commissie heeft de afgelopen maanden ook additionele middelen ter beschikking gesteld aan deze landen om migranten te kunnen opvangen en begeleiden. Zo is er begin oktober EUR 7 mln. toegezegd voor humanitaire hulp in Macedonië en Servië. Die steun zal door humanitaire organisaties worden ingezet om in de eerste levensbehoeften van vluchtelingen te voorzien. Deze EUR 7 mln. komt bovenop een eerdere EU-bijdrage van EUR 1,74 mln. aan de nationale Rode Kruis-verenigingen in Macedonië en Servië.
Zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 schieten de huidige bijdragen aan UNHCR’s activiteiten in Europa tekort om de vluchtelingen van adequate opvang te voorzien. Nederland heeft dit jaar – naast de ongeoormerkte bijdrage aan UNHCR van EUR 33 miljoen- EUR 500.000 bijgedragen aan het «Special Mediterranean Initiative» en roept andere landen op ook een bijdrage te leveren. Zeker met het oog op de aankomende winter is dit een bron van grote zorg. Daarom is in de verklaring van de bijeenkomst van 25 oktober jl. ook afgesproken dat er 50.000 extra opvangplekken worden gecreëerd in Griekenland en nog eens 50.000 opvangplekken in de overige landen langs de route.
Bent u van mening dat de huidige vluchtelingenproblematiek vraagt om nauwere samenwerking met, en ondersteuning van, onder meer Macedonië en Servië? In hoeverre worden deze landen nu al betrokken bij de gemeenschappelijke Europese aanpak?
Zie antwoord vraag 3.
Welke concrete actie wordt vanuit de EU ondernomen richting lidstaten als Hongarije en Slovenië, nu zij treinen met vluchtelingen tegenhouden en vluchtelingen in Macedonië en Servië in grote problemen brengen? Bent u bereid om bij de EU aan te dringen op het ondersteunen van Slovenië om de doorstroom van vluchtelingen mogelijk te maken en opstoppingen te voorkomen?
Alle landen langs de Balkanroute bevinden zich in een moeilijke situatie. Daarom is een gezamenlijke aanpak van de migratiecrisis absoluut noodzakelijk. Nederland zet zich op diplomatiek niveau in om andere Europese lidstaten te bewegen hun verantwoordelijkheden in de migratiecrisis te nemen. Daarom wordt in EU-verband gewerkt aan gezamenlijke oplossingen en concrete actieplannen, onder andere in bijeenkomsten als op 8 en 25 oktober. Nederland zal zich sterk inzetten op de daadwerkelijke uitvoering van de gemaakte afspraken door alle betrokkenen. Daarnaast heeft Nederland 100 veldbedden en 10 lichttorens ter beschikking gesteld aan Slovenië, naar aanleiding van een oproep van Slovenië voor meer materialen om de opvang van de vele vluchtelingen beter te kunnen organiseren.
Welke rol spelen de zogenaamde «hotspots» in dit geheel? Is er überhaupt al sprake van een gemeenschappelijke Europese aanpak, al dan niet via de hotspots, om dit humanitaire probleem aan te pakken? Erkent u dat deze gemeenschappelijke aanpak op dit moment ernstig tekort schiet? Deelt u de conclusie dat de huidige vluchtelingencrisis vraagt om het instellen van Europese processing centers waarbij vluchtelingen en andere migranten aan de buitengrenzen worden opgevangen en worden verdeeld over de lidstaten, waarbij economische migranten versneld worden teruggestuurd?
In de Europese Migratieagenda van 13 mei jl. heeft de Europese Commissie een gemeenschappelijke Europese aanpak beschreven voor het beheersbaar houden van de migratiestromen. In deze mededeling benadert de Europese Commissie het migratievraagstuk in de volle breedte, zowel vanuit de interne als de externe dimensie en de samenhang daartussen. De blauwdruk voor een gemeenschappelijke Europese aanpak ligt er. Het is nu zaak om de maatregelen uit de Europese Migratieagenda gezamenlijk verder uit te voeren. Zo is de inrichting van goed functionerende «hotspots» belangrijk om uitvoering te kunnen geven aan de gemaakte afspraken over de tijdelijke herplaatsing van asielzoekers uit Italië en Griekenland, één van de maatregelen uit de Europese Migratieagenda. Migranten die de Europese Unie binnenkomen, moeten in de «hotspots» snel worden geïdentificeerd, inclusief de afname van vingerafdrukken. In die «hotspots» kan dan ook worden vastgesteld of een migrant in aanmerking komt voor herplaatsing of dat terugkeer naar het land van herkomst aan de orde is. Dit sluit aan bij de suggestie in uw laatste vraag. Zoals in de Kamerbrief van 8 september jl. is omschreven ziet Nederland deze tijdelijke herplaatsing slechts als een tussenfase. Structurele oplossingen zijn nodig. Daarom pleit Nederland steeds voor een billijke verdeling van álle asielaanvragen die worden ingediend in de EU volgens een bindende bijdrage per lidstaat, bepaald door een geschikte verdeelsleutel, rekening houdend met de absorptiecapaciteit van een land.
Het bericht van de Kiesraad “Groen licht voor referendum over Associatieovereenkomst Oekraïne” |
|
Kees Verhoeven (D66), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de kiesraad de aanvraag voor het voor referendum over de Associatieovereenkomst met Oekraïne goedgekeurd heeft, nadat er meer dan 400.000 geldige handtekeningen zijn ingeleverd?1
Ja.
Heeft u uw Europese collega’s al geïnformeerd over het te houden Nederlands referendum? Zo ja, wat waren de reacties?
Ja. Europese partners zijn op de hoogte gesteld van het feit dat er in Nederland een raadgevend referendum zal plaatsvinden over het EU-associatieakkoord met Oekraïne. De andere lidstaten toonden belangstelling voor het referendum in Nederland. Het associatieakkoord is immers een zaak van de gehele Unie, haar 28 lidstaten en Oekraïne.
Wat gaat u doen om de burger zo goed mogelijk te informeren over het Associatie Akkoord met Oekraïne? Bent u voornemens om een voorlichtingscampagne te gaan voeren?
Zoals de Wet raadgevend referendum bepaalt, is het de taak van de referendumcommissie om informatie aan de kiezer te verstrekken over de aan een referendum onderworpen wet, in dit geval de wet tot goedkeuring van het EU-associatieakkoord met Oekraïne. Het raadgevend referendum is een serieuze aangelegenheid die vraagt om een debat over de inhoud van het verdrag. Het kabinet staat voor het belang van het associatieakkoord en zal uiteraard deelnemen aan dit debat en toelichten waarom de Nederlandse regering achter dit verdrag staat.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het verdrag voorlopig in werking kan treden volgens de EU en dat een raadgevend referendum in Nederland daarop geen invloed heeft?2
Het EU-associatieakkoord met Oekraïne treedt pas in werking als alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie. Tot het moment van inwerkingtreding wordt het akkoord deels voorlopig toegepast. Die voorlopige toepassing betreft het deel dat onder de competentie van de EU valt. Dit is als procedure in algemene zin vastgelegd in de EU-verdragen (Artikel 218, lid 5 VWEU) en is gebruikelijk. Dit is ook vastgelegd in het associatieakkoord (art. 486).
De voorlopige toepassing van bepaalde onderdelen van dit associatieakkoord is op 1 november 2014 ingegaan. Per Raadsbesluit is vastgelegd welke delen van het verdrag dit betreft (Besluit 2014/295/EU en 2014/668). Voor wat betreft de handelsparagrafen is na trilateraal overleg tussen de EU, Oekraïne en Rusland in september 2014 besloten de voorlopige toepassing uit te stellen tot 1 januari 2016. Ook dit is vervolgens vastgelegd in een Raadsbesluit (Besluit 2014/691). Het raadgevend referendum heeft hierop geen invloed.
Beëindiging van de voorlopige toepassing geschiedt door een schriftelijke kennisgeving, door de EU ofwel door Oekraïne, aan de depositaris van het voornemen de voorlopige toepassing van de overeenkomst te beëindigen. Zolang deze handeling niet is verricht, zal de voorlopige toepassing doorlopen. Beëindiging van de voorlopige toepassing van de overeenkomst van de kant van de EU vereist een besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen.
De meeste lidstaten hechten aan voorlopige toepassing van onderdelen van het associatieakkoord. De vereiste unanimiteit voor opzegging van de voorlopige toepassing ontbreekt derhalve.
Klopt het dat dit verdrag pas rechtsgeldig is als alle 29 landen (EU landen en Oekraine) en de EU het geratificeerd hebben en dat het niet in werking kan treden indien ook maar één land – bijvoorbeeld Nederland – het verdrag niet ratificeert?
Het verdrag kan inderdaad pas in werking treden als alle partijen het verdrag hebben geratificeerd.
Klopt het dat Nederland het verdrag niet geratificeerd heeft en pas een besluit daartoe neemt nadat het referendum heeft plaatsgevonden?
Ja.
Wordt door het succesvolle inleidende verzoek tot een referendum de Nederlandse ratificatie automatisch opgeschort?
Ja. De regering kan enkel de akte van bekrachtiging neerleggen, oftewel het verdrag ratificeren, wanneer de wet tot goedkeuring van het associatieakkoord in werking is getreden. De inwerkingtredingsbepaling van de goedkeuringswet is van rechtswege vervallen sinds het besluit van de Kiesraad tot toelating van het inleidend verzoek onherroepelijk is geworden.
Kunt u aangeven welk gedeelte van het verdrag in werking treedt, wanneer dit gebeurt en op welke rechtsbasis, nu er geen geratificeerd verdrag ligt?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u van mening dat het verdrag niet in werking kan treden voordat het referendum in Nederland heeft plaatsgevonden?
Ja. Zoals ook aangegeven in voorgaande vragen kan het verdrag pas in werking treden als alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie. De regering kan een verdrag pas ratificeren als de Wet ter goedkeuring van het verdrag in werking is getreden. De inwerkingtreding van deze goedkeuringswet is van rechtswege vervallen in verband met het aanstaande raadgevend referendum. Zoals ook beschreven staat onder vraag 8, staat de voorlopige toepassing van het associatieakkoord hier los van.
Bent u van mening dat als Nederland definitief geen steun verleent aan het Associatieverdrag, het akkoord niet meer «
Het kabinet zal de Wet raadgevend referendum volgen. Dat houdt in dat wanneer geen sprake is van een raadgevende uitspraak tot afwijzing omdat onvoldoende kiesgerechtigden zijn opgekomen óf een meerderheid zich voor de wet heeft uitgesproken, de inwerkingtreding van de goedkeuringswet bij koninklijk besluit zal worden geregeld. Bij een onherroepelijke raadgevende uitspraak tot afwijzing zal het kabinet op grond van de Wet raadgevend referendum een wetsvoorstel tot intrekking dan wel tot inwerkingtreding van de goedkeuringswet bij de Kamer aanhangig maken. De Tweede en Eerste Kamer kunnen dat wetsvoorstel aannemen of verwerpen. Dit betekent met andere woorden dat het kabinet zich bij een dergelijke uitspraak nader zal beraden over de te nemen vervolgstap en daarover ook met het parlement zal komen te spreken. Het kabinet hecht daarbij grote waarde aan de inhoud van het maatschappelijke debat dat over dit onderwerp zal worden gevoerd.
Wat zijn de mogelijkheden om het verdrag niet in werking te laten treden voordat het referendum plaatsvindt?
Zie ook het antwoord op vraag 9: het verdrag kan niet eerder in werking treden dan wanneer alle partijen het verdrag hebben goedgekeurd en hun aktes van bekrachtiging hebben gedeponeerd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
Welke mogelijkheden ziet U om de Raad de voorlopige toepassing op te laten te zeggen? Hoe ziet de procedure en besluitvorming eruit?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wanneer u zult besluiten of u de uitslag van een geldig referendum zult volgen of niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de kiezer recht heeft om voor het referendum te weten welke actie de regering neemt bij een ja-stem en bij een nee-stem?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het oplaaiende geweld van Palestijnen |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het oplaaiende geweld van Palestijnen in Jeruzalem, op de Westoever, in andere steden verspreid door heel Israel en de incidenten aan de grens met Gaza? Hoe beoordeelt u deze golf van geweld?
Ja. Het kabinet veroordeelt aanslagen op Israëlische burgers en betreurt alle onschuldige slachtoffers. Tegelijkertijd moet de reactie op dit geweld proportioneel zijn, om verdere escalatie te voorkomen. Het is belangrijk dat beide partijen niet vervallen in een spiraal van agressie.
Deze golf van geweld is helaas geen volkomen verrassing. Al lange tijd is een negatieve ontwikkeling gaande waarbij mensen het vertrouwen verliezen dat een twee-statenoplossing door onderhandelingen op afzienbare termijn werkelijkheid wordt. Tegelijkertijd is er een proces van verpaupering in Oost-Jeruzalem gaande, is de schade in Gaza nog lang niet hersteld en ondervinden mensen op de Westelijke Jordaanoever dagelijks de gevolgen van de bezetting, inclusief het nederzettingenbeleid.
In een dergelijke context waarin politiek perspectief ontbreekt verliezen mensen hoop en krijgen extremisten aan beide kanten vrij spel en draagt opruiende retoriek en haatzaaien bij aan verdere escalatie.
Hoe beoordeelt u de rol die president Mahmoud Abbas van de Palestijnse Autoriteit speelt ten aanzien van deze gewelddadigheden?
Veel aanslagen hebben plaatsgevonden in Oost-Jeruzalem en in Israël zelf; gebieden waar President Abbas fysieke middelen noch zeggenschap heeft om aanslagen te voorkomen. Een expliciete oproep van President Abbas en andere Palestijnse leiders om af te zien van geweld zou een positieve invloed kunnen hebben op de situatie, maar niet uitgesloten is dat nieuwe aanslagplegers zich daardoor niet laten weerhouden. De aanslagen worden voornamelijk gepleegd door jongeren die zich via sociale media organiseren en lijken niet van bovenaf te worden aangestuurd.
President Abbas staat onder grote binnenlandse druk. Ondanks de toenemende druk, ook vanuit zijn eigen partij, handhaaft Abbas de veiligheidssamenwerking met Israël. Het is zaak dat de Palestijnse en Israëlische leiders er alles aan doen om verslechtering te voorkomen, de kalmte te bewaren en zich te onthouden van provocaties en vijandige retoriek. De-escalatie in woord en daad is noodzakelijk.
Hoe verklaart u dat Abbas – ook na oproepen van de secretaris-generaal van de VN Ban Ki-Moon – het Palestijnse geweld niet heeft veroordeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat Palestijnse media en sociale media dagelijks het geweld ophitsen? Wilt u hierbij tevens reageren op het overzicht van de informatiecampagne die via de Palestijnse media wordt gevoerd?1
In media en op sociale media circuleren allerlei verwerpelijke berichten, van beide zijden. Dit draagt niet bij aan de-escalatie of het scheppen van een klimaat waarin wantrouwen en angst tegenover elkaar overwonnen kunnen worden.
Binnenkort bezoekt de president van de Palestijnse Autoriteit Mahmoud Abbas Nederland; wilt u er krachtig op aandringen dat Abbas zich duidelijk uitspreekt tegen deze Palestijnse terreuracties, voordat het nog verder escaleert?
Bij het bezoek zal uitgebreid worden stilgestaan bij het huidige geweld, en de noodzaak tot de-escalatie, waarbij vanzelfsprekend ook zal worden aangedrongen op een oproep tot afzien van geweld.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het bezoek dat Abbas aan Nederland brengt?
Ja.
Wapenexport naar Egypte |
|
Jasper van Dijk |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de blokkade tegen Jemen acute tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof en andere noodzakelijkheden heeft veroorzaakt?2 Zo nee, waarom niet?
De blokkade heeft de bestaande tekorten aan voedsel, medicijnen en brandstof vergroot. Naast de blokkade zijn vooral de aanhoudende gevechten op de grond en de bombardementen vanuit de lucht alsmede de beschadigingen aan de infrastructuur er de oorzaak van dat (hulp)goederen niet hun eindbestemming bereiken.
Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen bijdragen aan de blokkade van Jemen? Zo ja, waarop baseert u dat?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Dijk over de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine, is bekend dat de Egyptische marine sinds maart 2015 betrokken is bij de militaire interventie in Jemen. Egypte heeft vier marineschepen naar de Golf van Aden gestuurd, die voorzover bij het kabinet bekend worden ingezet voor de handhaving van het VN-wapenembargo tegen de Houthi-rebellen van 14 april jl. (VNVR resolutie 2216).
Op welke wijze heeft u opheldering gevraagd of Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en of waarschuwingsschoten zijn afgevuurd richting Iraanse marineschepen? Wat werd geantwoord op uw navragen? Kunt u uitsluiten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd?
Nederland heeft zowel open als vertrouwelijke bronnen geconsulteerd, onder meer via de ambassade in Caïro, naar aanleiding van de mediaberichten dat Egyptische marineschepen Jemen hebben gebombardeerd en waarschuwingsschoten hebben afgevuurd richting Iraanse marineschepen. De mediaberichten konden niet bevestigd worden.
Deelt u de opvatting dat het handhaven van een wapenembargo er niet toe mag leiden en dat het ook niet nodig is dat essentiële humanitaire hulp Jemen niet bereikt?
Het kabinet blijft bezorgd over de (humanitaire) gevolgen van de blokkade in Jemen en hecht er groot belang aan dat essentiële humanitaire hulp de burgers in Jemen bereikt. Tegelijkertijd is het handhaven van het wapenembargo van groot belang om te voorkomen dat nog meer wapens in de handen van Houthi-rebellen komen, wat een verdere verslechtering van de humanitaire situatie tot gevolg zou kunnen hebben.
Wat is uw reactie op de berichten dat de humanitaire situatie in Jemen blijft verslechteren, dat hulp voor Jemen wordt vertraagd door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en dat Jemen slechts 1 procent van de commerciële brandstofbehoeften heeft kunnen importeren in de maand september?3 Deelt u deze analyse van de situatie? Zo nee, waarom niet?
De humanitaire situatie in Jemen is uitermate zorgwekkend. Er zijn inmiddels meer dan 5.000 doden en meer dan 26.000 gewonden (WHO) te betreuren en het einde van de gevechten is nog altijd niet in zicht. De humanitaire situatie in Jemen is de afgelopen maanden snel verslechterd. Sinds de intensivering van de gevechten in maart is het aantal hulpbehoevenden met 33 procent gestegen van 15.9 miljoen naar 21.1 miljoen mensen (80 procent van de bevolking). Vooral in de kuststroken met hoge bevolkingsconcentraties is sprake van een noodsituatie. Humanitaire hulporganisaties breiden hun hulpoperaties uit, maar moeten opereren in extreem uitdagende omstandigheden.
Kunt u toelichten wat in de praktijk het effect is van de overeenkomst over een verificatiemechanisme voor commerciële import?
Het VN verificatie- en inspectiemechanisme houdt in dat de controle van binnenkomende schepen op wapens niet langer wordt uitgevoerd door de coalitie, maar door de VN. De verwachting is dat door invoering van het mechanisme schepen sneller kunnen worden gelost in de Jemenitische havens. Dat geldt zeker voor schepen met hulpgoederen, aangezien deze onder het mechanisme van inspectie zijn uitgezonderd. Het mechanisme is echter nog niet volledig operationeel. Bovendien is door de oorlogshandelingen een van de grootste havens van Jemen, de haven van Hudeidah, ernstig beschadigd geraakt. Aan het herstel van de infrastructuur en de capaciteit van de haven wordt hard gewerkt. De haven van Hudeidah gaat nu geleidelijk weer open.
Staat u nog altijd achter uw besluit om de vergunningen voor de uitvoer van militair materieel voor de Egyptische marine te verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eqypte heeft een legitieme veiligheidsbehoefte voor wat betreft het bewaken van de zeegrenzen. Tevens draagt de Egyptische marine bij aan de maritieme veiligheid in de regio. Het bewaken van deze vaarroutes is ook voor Nederland en de EU van belang. Een Nederlands radarsysteem kan bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzien in deze veiligheidsbehoeften. Het kabinet ziet geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Egypte op dit punt te wijzigen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het Algemeen overleg over Jemen dat gepland staat voor 4 november?
Ja.