De doodstraf voor oud-president Morsi en 105 aanhangers van de Moslimbroederschap |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de terdoodveroordeling van de voormalige Egyptische president Morsi en 105 andere aanhangers van het Moslimbroederschap in Egypte en deelt u de afschuw hierover die wereldwijd is geuit?1
Het kabinet vindt de terdoodveroordeling van oud-president Morsi en andere leden van de Moslimbroederschap verontrustend. De verdachten hebben recht op cassatie. Het vonnis van het Egyptisch Hof van Cassatie zal beslissend zijn.
De aangeklaagden hebben recht op een eerlijk proces en een zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek. Conform internationaal recht is het de verantwoordelijkheid van de Egyptische rechterlijke macht om ervoor te zorgen dat het proces daadwerkelijk eerlijk verloopt. Politieke overwegingen mogen in geen geval een rol spelen.
Deelt u de mening dat dit soort massaprocessen onacceptabel zijn en niet passen bij een democratische rechtsstaat en dat, zoals de EU stelt, de terdoodveroordeling «wreed en inhumaan» is en strijdig met de verplichtingen onder internationale recht?2
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de rechtelijke procedure en veroordeling een «farce» was en dat het onacceptabel is dat de doodstraf wordt ingezet om politieke tegenstanders uit de weg te ruimen?3
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u protest aangetekend tegen dit type proces en de terdoodveroordelingen bij de Egyptische regering? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Het kabinet is onverminderd tegen de doodstraf, in alle gevallen en in alle omstandigheden. Het kabinet beschouwt de doodstraf als een onnodige wrede en inhumane straf en zet zich daarom in voor een wereldwijde afschaffing. Ook wijst Nederland massaprocessen af. In lijn met dit standpunt spreekt Nederland de Egyptische autoriteiten hierop aan in zowel bilateraal als multilateraal verband.
Het meest recente voorbeeld hiervan zijn de hoogambtelijke politieke consultaties die eind mei jl. op niveau directeur-generaal in Cairo hebben plaatsgevonden. Nederland heeft tijdens deze gesprekken protest aangetekend tegen de doodstrafvonnissen. De secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het Nederlandse standpunt overgebracht aan de grootmoefti van Egypte tijdens diens bezoek aan Nederland in april jl. Ook de ambassadeur in Cairo heeft de Nederlandse positie over doodstraffen bij de Egyptische autoriteiten kenbaar gemaakt. Uiteraard wordt tevens op ministerieel niveau met Egypte over mensenrechten gesproken.
Nederland staat achter de verklaring die de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini op 17 mei jl. heeft afgegeven kort na de rechterlijke uitspraak tegen Morsi en ruim 100 andere Moslimbroeders. Naar verwachting vindt rond de zomer het EU-Egypte subcomité voor democratisering, mensenrechten en goed bestuur plaats, waarbij o.a. de Europese zorgen over de doodstraf op de concept-agenda staan. Tevens bezoekt de EU Speciaal Vertegenwoordiger Mensenrechten Lambrinidis Egypte regelmatig om mensenrechtenzorgen aan te kaarten.
Tijdens de 29e zitting van de VN-Mensenrechtenraad die van 15 juni t/m 3 juli 2015 plaatsvindt, heeft de EU na aandringen van o.a. Nederland druk uitgeoefend op de Egyptische regering door in dit forum haar zorgen over de doodsvonnissen in Egypte aan te kaarten. Nederland heeft tijdens de zitting ook op eigen titel zijn zorgen geuit over recente doodstrafzaken.
Bent u bereid er in EU-verband op aan te dringen druk te zetten op de Egyptische regering zodat de veroordeelden een nieuw en eerlijk proces krijgen gebaseerd op onafhankelijk onderzoek? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven hoeveel vertegenwoordigers en aanhangers van de Moslimbroederschap sinds de machtsovername in Egypte in de zomer van 2013 zijn gearresteerd, berecht en ter dood veroordeeld?
Sinds 3 juli 2013 zijn vele Moslimbroeders opgepakt. Cijfers over arrestaties, berechtingen en ter dood veroordelingen zijn echter niet te verifiëren.
De NGO Arab Network for Human Rights Information (ANHRI) meldt dat in de periode tussen juli 2013 en het einde van 2014 ongeveer 42.000 personen zijn gedetineerd. Een groot aantal van deze gedetineerden wordt beschouwd als Moslimbroeders of als sympathisanten van de Moslimbroederschap.4
Egyptische media schat het aantal opgelegde doodstraffen sinds juli 2013 op 1663, waarvan er 520 zijn goedgekeurd door de grootmoefti. Een hoog percentage van de veroordeelden wordt gezien als Moslimbroeder, maar exacte cijfers zijn niet bekend. Voor zover bekend zijn dit jaar 7 doodstraffen uitgevoerd.
Deelt u de opvatting dat de systematische uitsluiting, onderdrukking en berechting van aanhangers van een politieke groepering met een aanzienlijke aanhang onder de Egyptische bevolking haaks staan op de noodzaak van een inclusief regeringsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze brengen Nederland en de EU deze opvatting onder de aandacht van het Sisi-regime?
Ja, Nederland deelt deze opvatting. Nederland draagt dit ook uit in bilaterale contacten met Egypte: duurzame stabiliteit en veiligheid vereisen o.a. een inclusieve politiek. Ook pleit Nederland met een aantal gelijkgezinde landen voor EU-inzet op het punt van inclusiviteit in Egypte alsmede in andere landen in de MENA-regio.
Berichten over martelingen in Marokko |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het Amnesty-rapport «Shadow of impunity: Torture in Morocco and Western Sahara»?1
Ja.
Herkent u de uitermate zorgelijke bevindingen van het rapport dat in Marokko, ondanks een wettelijk verbod, nog steeds wordt gemarteld en dat arrestanten bijvoorbeeld worden bedreigd met verdrinking, verkrachting, fysiek geweld en de «roast-chicken»-behandeling? Zo ja, hoe beoordeelt u deze bevindingen?
Het rapport geeft aan dat in Marokko weliswaar geen sprake is van stelselmatige martelingen of inhumane behandeling, maar dat er desondanks nog veel incidenten zijn gemeld. Het kabinet neemt alle aantijgingen van mensenrechtenschendingen, wereldwijd, serieus. Dus ook deze. Nederland heeft hierover gesproken met de Marrokaanse autoriteiten. Inmiddels heeft Marokko de nationale wetgeving die marteling verbiedt verder aangescherpt.
Klopt het dat mensen die een aanklacht indienen tegen marteling in Marokko het risico lopen zelf te worden vervolgd, bijvoorbeeld wegens valse aangifte? Zijn er ook mensen met de Nederlandse nationaliteit vervolgd nadat zij een aanklacht tegen marteling indienden? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen?
Het Amnesty-rapport onderbouwt het risico op vervolging van indieners van klachten over martelingen onder meer met verwijzingen naar enkele in Frankrijk ingediende klachten over martelingen in Marokko. Het is niet goed mogelijk op basis van deze voorbeelden algemene conclusies te trekken. Voor zover bekend, hebben geen Nederlanders klachten over marteling in Marokko ingediend.
Bent u bereid de bevindingen, conclusies en aanbevelingen in het Amnesty-rapport met de Marokkaanse autoriteiten te bespreken? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over het verloop van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet?
In zowel bilateraal als multilateraal verband komt de mensenrechtensituatie in Marokko aan bod. De bevindingen van het Amnesty International rapport zullen daarin worden meegenomen. Waar mogelijk zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
In hoeverre dragen Nederlandse projecten in Marokko bij aan het voorkomen van mensenrechtenschendingen zoals marteling? Hoe succesvol zijn in dit verband het trainingsprogramma voor advocaten, aanklagers en rechters op het gebied van wetgeving en justitiële hervormingen, alsmede het project waarin de Dienst Justitiële Inrichtingen samenwerkt met Marokkaanse autoriteiten ter bevordering van mensenrechtenmonitoring in gevangenissen (waarnaar u verwijst in de beantwoording van eerdere vragen)?2 Kunt u aangeven of deze projecten nog steeds lopen? Wat zijn de (voorlopige) resultaten van de samenwerking? Lopen de projecten ook in de gevangenissen en detentiecentra die in het rapport genoemd worden?
Nederland heeft in 2013 en 2014 met Marokko gewerkt aan een project dat bijdraagt aan de uitvoering van het door Marokko in 2014 geratificeerde Facultatieve Protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (OPCAT). Ook werkt Nederland samen met Marokko om de door Marokko in gang gezette hervorming van de justitiële sector te ondersteunen.
Met de Nederlandse inzet wordt enerzijds de juridische hervormingen ondersteund en anderzijds het mensenrechtenbewustzijn en naleving daarvan bevorderd. Tot dusver zijn de Nederlandse ervaringen met projecten die erop zijn gericht mensenrechtenschendingen te voorkomen positief. De projecten waarnaar u in uw vraag verwijst, zijn goede voorbeelden.
Het project waarbij de Dienst Justitiële Inrichtingen in 2013 en 2014 was betrokken, was erop gericht de omstandigheden in detentie beter te monitoren. Het getrainde personeel wordt ingezet om de omstandigheden in alle detentiecentra in Marokko te monitoren en behoort tot de lokale afdelingen van de Nationale Raad voor de Rechten van het Mens (CNDH). Dit onafhankelijke orgaan heeft het mandaat klachten te onderzoeken, detentiebezoeken af te leggen en daarbij tot onderzoek over te gaan. Marokko heeft aangegeven de inzet op dit terrein voort te zetten door in november 2015 het CNDH aan te wijzen als Nationaal Preventiemechanisme.
Het trainingsprogramma voor advocaten, aanklagers en rechters op het gebied van wetgeving en de samenwerking met Marokko om de justitiële sector te ondersteunen loopt nog. Het programma heeft ten doel een grotere onafhankelijkheid van de justitiële sector te realiseren.
Ten slotte werkt Nederland nauw samen met tal van lokale maatschappelijke organisaties om mensenrechten steviger in de samenleving te verankeren. Voorbeeld hiervan is een project waarbij een curriculum wordt ontwikkeld en advocaten worden getraind in het gebruik van het internationaal recht bij de verdediging van cliënten. Ook worden workshops georganiseerd voor personen die werkzaam zijn in de detentiesector, zoals bewakers, zorgverleners, om hen bewust te maken van de rechten van gedetineerden.
Kunt u aangeven in hoeverre de problematiek van mensenrechtenschendingen en marteling aan de orde is geweest bij het besluit om samen met Marokko op te trekken op het gebied van terrorismebestrijding, onder meer in het kader van het Global Counter Terrorism Forum?3 Erkent u dat bij de strijd tegen terrorisme een risico bestaat dat het leidt tot repressief optreden en mensenrechtenschendingen door staten? Zo ja, op welke wijze heeft u dit risico ondervangen in de genoemde samenwerking?
Marokko en Nederland werken intensief samen op het gebied van terrorismebestrijding. Expliciet uitgangspunt is dat terrorismebestrijding plaats moet vinden binnen de kaders van het internationale recht, en in het bijzonder van de mensenrechten.
Dit uitgangspunt geldt ook voor het Global Counterterrorism Forum (GCTF).
De uitwisseling van ervaringen en inzichten van deelnemende landen gaat onder andere over: verdere versterking van de rechtsstaat en het justitiële apparaat in het bestrijden van terrorisme. Samenwerking binnen het GCTF geeft de mogelijkheid deze thema’s bespreekbaar te maken en eventuele onderliggende problemen aan te pakken door bijvoorbeeld capaciteitsopbouw te bevorderen.
Binnen het GCTF wordt gewerkt met werkgroepen. Één daarvan richt zich op het versterken van de rechtstaat. Een andere werkgroep richt zich op het ontwikkelen van beleidsaanbevelingen voor detentie van terroristen en hun re-integratie nadat zij hun straf hebben uitgezeten. Marokko en Nederland dragen hier actief aan bij.
Hoe beoordeelt u de reactie van het Marokkaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken op het Amnesty-rapport, die het afdoet als een provocatie en stelt: «Amnesty International probeert de veranderingen te forceren, maar dat heeft tijd nodig.»?4
Hoewel de Marokkaanse regering bijzonder kritisch is op het Amnesty-rapport, heeft Marokko ook inhoudelijk gereageerd en aangegeven wat voor maatregelen zijn getroffen en nog getroffen moeten worden. Nederland verwelkomt deze maatregelen en zal de voortgang blijven volgen.
De weigering van het Lets EU-voorzitterschap deel te nemen aan een debat over de situatie in Hongarije |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat het Lets EU-voorzitterschap niet zal deelnemen aan het debat in het Europees parlement op 19 mei aanstaande over de situatie in Hongarije met betrekking tot de grondrechten en de rechtstaat, in verband met het ontbreken van een Raadsstandpunt?
Het Letse Voorzitterschap was aanwezig bij het debat in het Europees parlement op 19 mei jl. en heeft daar namens de Raad het woord gevoerd. Het voorzitterschap heeft benadrukt dat de Raad zeer hecht aan de gemeenschappelijke waarden van de EU, zoals vastgelegd in de verdragen, het Handvest van de Grondrechten van de EU en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens waarbij alle lidstaten partij zijn. Zoals bekend maakt het kabinet zich sterk voor de bevordering van deze Europese gemeenschappelijke waarden in Raadsverband. Gezien de aanleiding voor het debat, steunt het kabinet in het bijzonder de specifieke verwijzing door het voorzitterschap naar art 2 (2) van het Handvest, waarin is vastgelegd dat «niemand wordt tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld».
Kunt u aangeven hoe het komt dat er geen Raadsstandpunt is geformuleerd? Welke positie heeft Nederland ingenomen in de Europese Raad?
Zie antwoord vraag 1.
Is Nederland akkoord gegaan met weigeren van Letland om deel te nemen aan het debat? Zo neen, bent u dan bereid het Lets EU-voorzitterschap om opheldering te vragen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt het kabinet de gang van zaken? Deelt het kabinet de mening dat het een onwenselijk precedent is wanneer Voorzitterschappen weigeren aan dergelijke debatten mee te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zal Nederland de situatie in Hongarije adresseren tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016?
Indien daartoe aanleiding bestaat kan het voorzitterschap in samenspraak met de Commissie bezien of bespreking van politieke ontwikkelingen in de lidstaten in Raadskader opportuun is. Tevens biedt de rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken een nieuw kader om van gedachten te kunnen wisselen over de bevordering van de rechtsstatelijkheid binnen de EU en haar lidstaten.
Het doodvonnis voor de Egyptische oud-president Mohammed Morsi |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel uit Trouw genaamd «Storm van kritiek na doodvonnis Morsi»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de eerste democratisch gekozen president van Egypte ter dood is veroordeeld? Vindt u dat hier sprake is van een politieke afrekening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt de terdoodveroordeling van oud-president Morsi en andere leden van de Moslimbroederschap verontrustend. De verdachten hebben recht op cassatie. Het vonnis van het Egyptisch Hof van Cassatie zal beslissend zijn.
Bij elke procesgang hebben de aangeklaagden recht op een onafhankelijk onderzoek en een eerlijk proces. Conform internationaal recht is het de verantwoordelijkheid van de Egyptische rechterlijke macht om ervoor te zorgen dat het proces eerlijk verloopt. Politieke overwegingen mogen geen rol spelen.
Deelt u de mening dat de executie van een democratisch verkozen staatshoofd feitelijk de executie van een democratie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet openlijk tegen de doodstraf van de heer Morsi uitgesproken? Is de Nederlandse regering bereid dit zo spoedig mogelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft bilateraal zijn zorgen over de recente doodsvonnissen in Egypte overgebracht. Waar opportuun wordt dit ook aangekaart via de EU en de VN.
Is de Nederlandse regering bereid het niet alleen bij woorden te laten maar alles in het werk te stellen om te voorkomen dat oud-president Morsi wordt geëxecuteerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Staat de Minister van Buitenlandse Zaken nog steeds achter zijn uitspraak over het doodvonnis van de Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesië: «De regering heeft alle mogelijke middelen ingezet om de Indonesische autoriteiten ertoe te bewegen de executie af te gelasten, juridisch, diplomatiek en politiek, bilateraal en in Europees verband. Nederland is en blijft principieel tegen de doodstraf en de uitvoering ervan. Het is een wrede en onmenselijke straf, die staat voor een onacceptabele ontkenning van menselijke waardigheid en integriteit. Nederland zal zich blijven inzetten voor het tegengaan van de doodstraf, in Indonesië en overal ter wereld.»?2 Zo ja, waarom is daar in het geval van de heer Morsi dan niet naar gehandeld?
Wat heeft de Nederlandse regering juridisch gedaan en wat gaat de Nederlandse regering juridisch doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering diplomatiek gedaan en wat gaat de Nederlandse regering diplomatiek doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering politiek gedaan en wat gaat de Nederlandse regering politiek doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering bilateraal gedaan en wat gaat de Nederlandse regering bilateraal doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering in Europees verband gedaan en wat gaat de Nederlandse regering in Europees verband doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Is de Nederlandse regering bereid om (net als bij het doodvonnis van Ang Kiem Soei in Indonesië) Zijne Majesteit de Koning contact op te laten nemen met het Egyptische staatshoofd betreffende het doodvonnis van de heer Morsi? Zo nee, waarom niet?
Heeft de Minister-President al contact gehad of gaat hij binnenkort contact opnemen met de Egyptische president Abdul Fatah al-Sisi betreffende het doodvonnis van de heer Morsi? Zo nee, waarom niet?
Heeft de Minister van Buitenlandse Zaken al met zijn Egyptische collega over het doodvonnis van de heer Morsi gesproken of gaat hij dat binnenkort doen? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid een speciale gezant naar Egypte te sturen om het doodvonnis van de heer Morsi bij de autoriteiten aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Met welke landen die de doodstraf hanteren onderhoudt Nederland economische, diplomatieke en politieke betrekkingen?
Volgens cijfers van de Verenigde Naties zijn er wereldwijd 46 landen of gebieden die de doodstraf nog hanteren.4 Nederland onderhoudt met alle landen ter wereld op enigerlei wijze economische, diplomatieke of politieke betrekkingen. Het hebben van betrekkingen is juist van waarde om o.a. een dialoog over de mensenrechtensituatie te kunnen voeren met het betreffende land.
Welke gevolgen heeft het doodvonnis van oud-president Morsi voor de politieke, diplomatieke en economische betrekkingen tussen Nederland en Egypte?
Het kabinet acht het van belang dat Nederland brede betrekkingen met Egypte blijft onderhouden waarbij niet alleen sprake is van economische relaties maar ook een constructief-kritische dialoog plaatsvindt over mensenrechtenkwesties zoals de doodstraf.
Is de Nederlandse regering bereid om proactief het doodvonnis van oud-president Morsi aan te kaarten bij mevrouw Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid? Zo nee, waarom niet?
Is de Nederlandse regering bereid om proactief het doodvonnis van oud-president Morsi aan te kaarten bij de Verenigde Naties? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat behalve tegen oud-president Morsi ook tegen meer dan 1.500 Egyptische burgers doodstraffen zijn uitgesproken? Vindt u dit niet een politieke zuivering in de vorm van een massa-executie? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen zodat deze massa-executie kan worden afgewend?
Bent u bereid deze vragen uiterlijk op 1 juni 2015 te beantwoorden, aangezien het doodvonnis op 2 juni 2015 mogelijk door de rechter definitief wordt gemaakt?
Het is niet haalbaar gebleken om de vragen uiterlijk op 1 juni 2015 te beantwoorden.
Slavernij en kinderarbeid in steengroeves |
|
Joël Voordewind (CU), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de uitzendingen van de Keuringsdienst van Waarde1 over de herkomst van grafstenen en het rapport Rock Bottom – Modern Slavery and Child labour in South Indian granite Quarries?2
Ja.
Bent u bereid om met Nederlandse bedrijven en brancheorganisaties in de graniet- en grafstenensector in gesprek te gaan om hen aan te zetten tot actieve due diligence met betrekking tot het bestrijden van slavernij en kinderarbeid en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden?
Ja, daar ben ik toe bereid. De winning van natuursteen is in de Sector Risico Analyse (SRA) van KPMG aangemerkt als een activiteit met verhoogd risico op onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden binnen de bouwsector, detailhandel en groothandel. Deze drie sectoren zijn binnen de SRA als prioritair benoemd. Ik ben in gesprek met de desbetreffende brancheorganisaties over de ondersteuning die de overheid kan bieden aan de sectoren om te komen tot IMVO afspraken, waaronder afspraken over het bestrijden en voorkomen van slavernij en kinderarbeid binnen hun productieketens en het verbeteren van arbeidsomstandigheden.
Ook zal ik deze sectoren activeren om hun responsibility to respect in te vullen en een multi stakeholderdialoog op te zetten. Hierbij zoek ik samenwerking met bestaande IMVO initiatieven op dit terrein. Zo heeft bijvoorbeeld The Forest Trust (TFT) een Responsible Stone programma op het gebied van de winning van natuursteen; het bestrijden van schending van arbeids- en mensenrechten is onderdeel van dit programma (http://www.tft-earth.org/wp-content/uploads/2015/03/About-the-TFT-Responsible-Stone-Programme.pdf en http://www.duurzamenatuursteen.nl/).
Bent u bereid de slavernij en kinderarbeid in granietgroeves die onder meer aan westerse bedrijven leveren tijdens uw komende bezoek aan India aan de orde te stellen bij uw Indiase collega’s en samen initiatieven te nemen om deze misstanden te bestrijden?
Het belang van het nemen van verantwoordelijkheid door zowel het Nederlandse als het Indiase bedrijfsleven om kinderarbeid uit te bannen, zal aan de orde komen tijdens het bezoek aan India. Een moment waarop hierover gesproken kan worden, is tijdens het India-Dutch platform on Corporate Social Responsibility, dat ik tijdens de reis zal lanceren. Dit is een Platform waarin Indiase en Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en de beide overheden ervaringen uitwisselen over maatschappelijk verantwoord ondernemen en hoe bedrijven dit doen. Bedrijven kunnen van elkaars aanpak leren op diverse thema's, als ketenverantwoordelijkheid, anti-corruptie, milieu impact, gedwongen en kinderarbeid, gender, maar ook hoe invulling wordt gegeven aan de Indiase regel dat bedrijven twee procent van hun winst aan sociale ontwikkeling moeten besteden.
Hoe bent u van plan te bevorderen dat er in drie risicosectoren uit de «MVO Sector Risico Analyse» waarin natuursteen wordt gebruikt of verhandeld (bouw, groothandel en detailhandel) afspraken worden gemaakt over het voorkomen en bestrijden van schending van arbeids- en mensenrechten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de rijksoverheid en andere overheden die graniet uit India (of elders) gebruiken voor onder meer gebouwen, monumenten en bestrating, schending van arbeidsrechten als beschreven in het rapport voorkomen en bestrijden? Hoe gaat u andere overheden zoals gemeenten, provincies en waterschappen hier op aanspreken?
Sinds begin 2013 worden bij alle grote opdrachten van het rijk de zogenaamde internationale sociale voorwaarden (ISV) toegepast, tenzij er in een specifiek geval redenen zijn om daarvan af te zien. Deze voorwaarden verplichten opdrachtnemers die op aanbestedingen inschrijven waarbij sprake is van risico’s op schendingen van de mensenrechten tot het treffen van maatregelen om deze schendingen te voorkomen of bij voorkeur uit te bannen.
Op dit moment zijn voor een aantal productgroepen zoals catering (koffie en thee), drankautomaten (cacao), bedrijfskleding (textiel) en bloemen door het kabinet aanvullende ISV geformuleerd. In die gevallen moeten opdrachtnemers ook risico’s op schending van een aantal specifieke normen, zoals veiligheid en gezondheid op de werkplek en leefbaar inkomen, meenemen.
In 2014 is de toepassing van de ISV binnen de rijksinkoop geëvalueerd. Een belangrijke aanbeveling in het evaluatierapport is om de ISV in lijn te brengen met de OESO-richtlijnen. Ik heb aan de Kamer toegezegd om met betrekking tot de inkopen door het rijk na te gaan op welke wijze dat kan geschieden. Nadat het in lijn brengen van de ISV met de OESO-richtlijnen is doorgevoerd, betekent dit dat in principe alle aan een bepaald product of dienst verbonden risico’s meegenomen zullen worden in het bestek of programma van eisen. Het onderscheid tussen de huidige generieke en aanvullende voorwaarden komt hiermee dan te vervallen.
Een andere aanbeveling in het evaluatierapport is om de uniforme toepassing van de ISV in alle sectoren van de overheid en semioverheid te stimuleren. Deze aanbeveling zal worden meegenomen in het plan van aanpak duurzaam inkopen dat tijdens het AO Duurzaam Inkopen op 5 februari jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 299) door Staatssecretaris Mansveld aan de Kamer is toegezegd.
Vindt u dat er gezien de ernst van de kwestie in India onderzoek moet worden gedaan naar de arbeidssituatie bij leveranciers voor recente en lopende opdrachten op het gebied van graniet, waaruit ook aanbevelingen voor de betrokken bedrijven en inkopende overheid voortvloeien?
Het kabinet verwelkomt het onderzoek van de Landelijke India Werkgroep en beschouwt dit als een belangrijk signaal dat wordt meegenomen in de besprekingen over IMVO afspraken in de genoemde bedrijfssectoren. Ik acht die actie belangrijker dan het verrichten van meer onderzoek.
Bent u van mening dat de uitzendingen van de Keuringsdienst van Waarde en het rapport «Rock Bottom» extra aanleiding zijn om de aanbevelingen van het in januari 2015 aan de Kamer aangeboden rapport «Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid» volledig uit te voeren? Bent u bereid om de Kamer hierover te informeren voorafgaand aan het Algemeen overleg voorzien op 3 juni aanstaande?
De uitzendingen van de Keuringsdienst van Waarde en het rapport «Rock Bottom» laten zien dat er nog veel verbeterd kan worden, Het kabinet neemt deze signaleringen serieus. In de kabinetsreactie naar aanleiding van de evaluatie is aangegeven dat zal worden nagegaan op welke wijze de aanbevelingen kunnen worden overgenomen. Onderdeel daarvan is het uitvoeren van een aantal pilotaanbestedingen door het rijk. Deze aanbestedingstrajecten komen eind dit jaar tot een einde. De opgedane ervaringen bij zowel de aanbestedende diensten als bij de betrokken marktpartijen worden verwerkt in het inkoopkader voor de internationale sociale voorwaarden voor de rijksoverheid. Zoals ook in het rapport wordt geadviseerd en de Minister voor Wonen en Rijksdienst u heeft gemeld in zijn brief van 30 januari jl., zal de implementatiedatum gelijk getrokken worden met de ingangsdatum van de nieuwe Europese richtlijn voor aanbestedingen in april 2016.
Hoe hebt u de toezegging gestand gedaan om in gesprek te gaan met gemeenten, provincies en waterschappen om sociaal verantwoord inkopen te bevorderen, onder meer door middel van de «Toolkit Kinderarbeidvrij inkopen door overheidsinstanties» van de Stop Kinderarbeid coalitie?
PIANOo, expertisecentrum aanbesteden, spant zich in om de internationale sociale voorwaarden breder bekend en toegepast te krijgen. In dit kader zijn in 2014 twee praktische kennissessies georganiseerd voor overheidsinkopers waarbij inkopers van de medeoverheden goed vertegenwoordigd waren. In deze sessies is uitgebreid stilgestaan bij de beschikbare tools en is ook de «Toolkit Kinderarbeidvrij inkopen door overheidsinstanties» gepresenteerd.
Daarnaast heeft op 17 november 2014 een rondetafelbijeenkomst plaatsgevonden georganiseerd door de ministeries van BZK, BZ en SZW en PIANOo, waarbij gesproken is met een aantal inkopers en beleidsmedewerkers van verschillende gemeentes en een provincie over de mogelijkheden om medeoverheden beter te betrekken bij het inkoopbeleid op het terrein van de internationale sociale voorwaarden.
Begin 2015 heeft PIANOo een vereenvoudigde handleiding internationale sociale voorwaarden ontwikkeld, en is daarnaast op dit moment bezig met MVO Nederland een nieuwe versie van de MVO Risico checker speciaal voor overheidsinkopers te ontwikkelen. Bij de ontwikkeling van beide instrumenten zijn overheidsinkopers van medeoverheden gevraagd input te leveren.
Op de website van PIANOo verschijnen met enige regelmaat artikelen in het kader van internationale sociale voorwaarden, zo is er o.a. in april 2014 een artikel verschenen over de «Toolkit Kinderarbeidvrij inkopen door overheidsinstanties». De toolkit zelf is ook te vinden op de website.
Bent u bereid de bovenstaande vragen vóór aanvang van uw werkbezoek aan India te beantwoorden?
Ja.
Het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 7 mei 2015 |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u de lijst «groene goederen» toesturen?1
Er is op dit moment nog geen vastgestelde lijst met «groene goederen». Hierover wordt vanaf juli 2014 in Genève onderhandeld tussen 17 WTO-leden, waaronder de EU. Lopende de onderhandelingen zijn de diverse voorstellen nog niet openbaar. Wel is duidelijk dat de producten, waarover gesproken wordt, vallen in de categorieën luchtvervuiling, beheer van afval, hernieuwbare energie en energiebesparing, waterzuivering, geluidsoverlast en «resource efficiency». De voorstellen bouwen voort op een lijst van oorspronkelijk 54 milieugoederen die door de APEC (Asia-Pacific Economic Cooperation) landen in 2012 is opgesteld. Tevens wordt besproken om aanverwante diensten onder het akkoord te laten vallen. Geloofwaardigheid («environmental credibility») en uitvoerbaarheid (voor de industrie en douane) zijn belangrijke criteria bij de nominatie van goederen en de samenstelling van de lijst die nu in voorbereiding is.
Hoeveel van de producten worden door Nederlandse bedrijven geproduceerd? Wat is de totale waarde van deze industrie?
Gezien het feit dat de lijst niet vaststaat, is nog geen uiteindelijk oordeel te geven over de omvang en waarde van de Nederlandse export in deze producten. Wel heeft de Europese Commissie studies laten verrichten naar de economische effecten van handelsliberalisatie van de 54 producten op de APEC-lijst en een eerdere groslijst van de EU met 165 producten. Voor de EU betrof de export van deze productcategorieën € 71 miljard respectievelijk € 146 miljard (8% van de totale EU export). De EU is wereldleider in export en import van groene goederen en diensten, gevolgd door China en andere APEC landen.
Wat is de waarde van de totale hoeveelheid export van deze producten en naar welke landen worden deze producten geëxporteerd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe worden de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven meegenomen in de onderhandelingen over het Groene Goederen handelsakkoord?
Het Nederlands bedrijfsleven wordt via de geëigende kanalen geraadpleegd over de belangen die het heeft (offensief en defensief). De Europese Commissie houdt verder regelmatig consultaties en «stakeholderbijeenkomsten» waar het bedrijsleven en maatschappelijke organisaties voor worden uitgenodigd.
De meest recente bijeenkomst met stakeholders vond plaats op 3 juni jl.
in Brussel. Hieraan namen hieraan ruim 200 deelnemers deel.
Wat zijn de verwachte economische effecten van dit handelsakkoord?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de verwachte effecten op klimaatverandering en milieuvervuiling van dit handelsakkoord?
De Europese Commissie voert op dit moment een «sustainability impact assessment» uit om te achterhalen wat de effecten van een dergelijk akkoord zijn op de economie, op de aanpak van milieuvraagstukken (waaronder klimaat) en op de bijdrage aan de millennium ontwikkelingsdoelen (MDGs) en de duurzame ontwikkelingsdoelen (sustainable development goals/SDGs). Concrete gegevens zijn op dit moment nog niet voorhanden en zijn afhankelijk van de uiteindelijke lijsten. Wel is de verwachting dat een groene goederenakkoord leidt tot betere markttoegang en goedkopere groene goederen en aanverwante diensten. Dit zal bijdragen aan een verbeterde aanpak van milieuvraagstukken, waaronder klimaat.
Wat is het belang van dit handelsakkoord voor de klimaatonderhandelingen?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe ziet het besluitvormingsproces in de EU eruit voor dit handelsakkoord?
De voortgang en het onderhandelingsresultaat zullen worden besproken in de Raad Buitenlandse Zaken Handel op basis van het onderhandelingsmandaat van de Raad aan de Commissie van 8 mei 2014.
De Kamer zal hierbij steeds worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet. Het streven is het akkoord dit najaar af te ronden om daarmee bij te dragen aan een succesvolle Klimaatconferentie (CoP 21 UNFCCC) in december in Parijs en de Ministeriële WTO Conferentie in Nairobi.
De deplorabele toestand van de landmacht |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Landmacht zit aan de grond»?1
Ja.
Hoe duidt u de terechte noodkreet van de Commandant der Landstrijdkrachten, luitenant-generaal De Kruif, over de toestand van de landmacht?
De uitspraken van luitenant-generaal De Kruif over de toestand van de landmacht stroken met het gestelde in mijn brief van 22 mei jl. over de «Knelpunten materiële gereedheid» van de krijgsmacht (Kamerstuk 33 763, nr. 74). Daarin meld ik dat het voortzettingsvermogen en de geoefendheid van de krijgsmacht onder druk staan onder meer door personele en materiële beperkingen.
In hoeverre deelt u zijn analyse dat er een soortgelijke situatie bestaat als in de jaren dertig als het gaat om oud en amper inzetbaar materieel, een gebrek aan munitie en onvoldoende geschoold kaderpersoneel?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eindelijk bereid uw lange termijnvisie op tafel te leggen voor Defensie? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft u eerder geïnformeerd dat het parlement uiterlijk in juni een brief ontvangt naar aanleiding van de motie-Van der Staaij c.s.
Ziet u inmiddels de absolute noodzaak in van een forse verhoging van het defensiebudget met minimaal 5 miljard euro, om daarmee tevens te voldoen aan de gestelde NAVO-norm? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de VS vasthouden aan een Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) met investeringsgeschillenbeslechtingsclausule (ISDS) |
|
Jasper van Dijk |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht: «US rejects EU proposal for investment court, insists on retaining ISDS»?1
Ik heb op 17 april jl. met de Amerikaanse hoofdonderhandelaar USTR Michael Froman gesproken. Tijdens dit gesprek heeft hij aangegeven dat de discussie over investeringsbescherming ook in de Verenigde Staten speelt en er ook daar stemmen opgaan om het huidige systeem te verbeteren. Samen met de collega’s van Zweden, Denemarken, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg heb ik voorstellen gedaan voor verbetering in het paper Improvements in CETA and beyond (bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 1465). Op dit moment werkt de Europese Commissie deze voorstellen verder uit in samenwerking met de lidstaten en het Europees parlement. Zodra er een EU positie is, zullen de onderhandelingen met de Amerikanen op dit gebied worden hervat.
Is het waar dat de Amerikanen uw plan voor een Internationaal Hof voor Handel – in plaats van het beruchte ISDS – verwerpen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekent de verwerping van dit voorstel voor het onderhandelingsproces?
Zie antwoord vraag 1.
Is een TTIP-verdrag inclusief ISDS-clausule voor u aanvaardbaar? Laat u uw eigen voorstel voor een Internationaal Hof daarmee vallen? Hoe verhoudt zich dat tot de diverse moties die zijn aangenomen op dit punt?
Een investeringsbeschermingshoofdstuk in het TTIP-verdrag moet voorzien zijn van de nodige waarborgen voor het behoud van beleidsruimte, een transparante en onafhankelijke procedure voor het beslechten van investeringsgeschillen, inclusief een beroepsmechanisme. Ik heb daartoe voorstellen gedaan, inclusief een permanent hof die zijn overgenomen door Eurocommissaris Malmström als inzet voor TTIP en andere akkoorden. De motie die op dit punt is aangenomen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 964) zie ik als ondersteuning van beleid.
Ziet u nog alternatieven voor een TTIP-verdrag zonder ISDS-clausule? Zo ja, welke?
In het onderhandelingsmandaat van de EU staat dat het opnemen van investeringsbescherming en ISDS in TTIP afhankelijk is van een goede oplossing voor de zorgen die bestaan rondom dit mechanisme. Hiervoor worden op dit moment concrete voorstellen nader uitgewerkt die in lijn zijn met de Nederlandse inzet. Deze voorstellen zullen worden besproken in de onderhandelingen met de VS, en we wachten de resultaten daarvan af.
Klopt het dat Frankrijk werkt aan een voorstel om ISDS te hervormen? Zo ja, kunt u de inhoud en vorderingen van dit voorstel toelichten? In hoeverre komt dit voorstel overeen met uw voorstel voor een Internationaal Hof voor Handel?
Het is duidelijk dat Frankrijk, net als Nederland, kijkt naar structurele hervormingen van het huidige mechanisme van investeringsbescherming. Het Franse voorstel richt zich hierbij op vier onderwerpen:2 het right to regulate;3 een institutioneel raamwerk voor een permanent hof voor investeringsgeschillen;4 eisen voor arbiters en transparantie van tribunalen; en5 de relatie tussen arbitrage en lokale rechtsmiddelen.
In grote lijnen zijn de Franse voorstellen in lijn met de Nederlandse inzet ten aanzien van ISDS en investeringsbescherming. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de kwaliteitseisen voor arbiters, betere bescherming van het right to regulate, de mogelijkheid voor staten om gezamenlijk bindende interpretaties te geven over een investeringsbeschermingsverdrag en het terugdringen van misbruik van het geschillenmechanisme dat daarbij hoort. Over een aantal andere voorstellen heeft Nederland nadere vragen, zoals over uitzonderingen op het beginsel van non-discriminatie, die het zouden toestaan buitenlandse investeerders anders te behandelen. Ook vereisen voorstellen als het opleggen van boetes bij frivole claims of het toestaan van claims bij schending van nationaal recht eerst nog nadere verduidelijking door Frankrijk. Daarbij is het Nederlandse uitgangspunt dat een gebalanceerd en gemoderniseerd investeringsbeleid nodig is dat ook als voorbeeld voor andere strategische onderhandelingen gebruikt kan worden.
Wat is uw reactie op het feit dat Eurocommissaris Malmström in eerste instantie niet de ambitie blijkt te hebben om een Internationaal Hof voor Handel op te nemen in TTIP? Klopt het dat Malmström de optie van een Internationaal Hof alleen op lange termijn haalbaar acht? Wat is daarop uw reactie?2
Eurocommissaris Malmström heeft de ambitie om tot de oprichting van een permanent hof te komen. Dit kan niet op korte termijn gerealiseerd worden en daarom doet Malmström tevens concrete voorstellen voor TTIP die op de kortere termijn beter te realiseren zijn, zoals een bilateraal beroepsmechanisme.
Wat zijn de gevolgen voor de onderhandelingen nu blijkt dat president Obama geen speciale bevoegdheid krijgt van de Amerikaanse Senaat om handelsverdragen af te sluiten met Azië en de EU?3
Dit is niet correct. Op 18 juni jl. heeft het Huis van Afgevaardigden een voorstel goedgekeurd om Obama meer bevoegdheden te geven om handelsverdragen af te sluiten (Trade Promotion Authority – TPA). Op 24 juni jl. heeft ook de Senaat haar goedkeuring gegeven. Het voorstel gaat nu naar Obama ter ondertekening.
Acht u het nog reëel dat TTIP binnen de ambtstermijn van Obama kan worden afgerond?
Ja, maar inhoud gaat boven snelheid. Als het niet lukt om tot een goed resultaat te komen in komende anderhalf jaar, dan heb ik liever langere onderhandelingen zodat we tot een goed akkoord kunnen komen.
Klopt het dat goedkeuring van TTIP überhaupt «bijzonder lastig» gaat worden, omdat het Congres zich nu tegen onderdelen van het verdrag kan verzetten? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 8 is het voorstel voor TPA inmiddels goedgekeurd door het Congres.
Toenemende gewelddadigheden in Macedonië tussen gewapende groepen en de politie |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat er in de stad Kumanovo in Macedonië op achtereenvolgende dagen gevechten hebben plaatsgevonden tussen de politie en gewapende groepen, waarbij tientallen doden en gewonden zijn gevallen?1
Ja.
Wat is uw oordeel en analyse van deze gebeurtenissen en de achtergronden van deze gewelddadigheden? In welke mate kent u de situatie en laat u zich daarover maximaal informeren?
Het kabinet volgt de situatie in Macedonië nauwlettend en is zeer bezorgd over de ontwikkelingen, zowel wat betreft het incident in Kumanovo als, in bredere zin, de politieke crisis tussen regering en oppositie en de achteruitgang op het gebied van democratie, rechtsstaat en fundamentele vrijheden. Nederland onderschrijft de oproep van Commissaris Hahn na de gebeurtenissen in Kumanovo dat verdere escalatie moet worden voorkomen, ook met oog op binnenlandse stabiliteit.
Ten aanzien van de politieke situatie werden in april jl. conclusies aangenomen waarin de Raad ernstige zorgen uitsprak over het voortduren van de politieke crisis, evenals over de vele aantijgingen rond machtsmisbruik die de afgelopen maanden zijn verschenen. De Raad riep op tot onafhankelijk en transparant onderzoek naar deze beschuldigingen en maande alle partijen tot een spoedige, duurzame oplossing te komen. De verantwoordelijkheid daarvoor berust bij de politieke leiders.
En marge van de ministeriële vergadering van de Raad van Europa op 19 mei jl. in Brussel sprak ik met mijn Macedonische ambtgenoot, waarbij ik mijn zorgen over de ontwikkelingen in Macedonië heb overgebracht. Tevens heb ik daags voor dit gesprek mijn zorgen geuit in de Raad Buitenlandse Zaken, zoals vermeld in het verslag van de Raad. Daarbij heb ik Hoge Vertegenwoordiger Mogherini verzocht deze in juni of juli te agenderen in de Raad. Dit vanwege het belang dat het kabinet hecht aan democratie, rechtsstaat en fundamentele vrijheden in het toetredingsproces en de belangrijke rol die hier ligt voor de EU, evenals vanwege de grote Nederlandse inzet in Macedonië en de regio ten aanzien van rechtstaatsontwikkeling. Het kabinet verwelkomt om die reden de actieve rol van de Commissie en het Europese parlement om te proberen de betrokken partijen rond de tafel te krijgen en hen te assisteren in het vinden van een duurzame oplossing. Daarbij is het van belang dat de oppositie weer terugkeert in het parlement en dat de afluisterschandalen grondig, objectief en transparant worden onderzocht en dat waar nodig strafvervolging plaatsvindt.
Heeft u contact gehad met uw ambtgenoot uit Macedonië? Zo ja, wat heeft u daarbij besproken?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de aanhoudend zorgelijke situatie in Macedonië in Europees verband bespreken, bijvoorbeeld tijdens de Raad Algemene Zaken en/of de Raad Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het gebrek aan perspectief op vervolgstappen voor het kandidaat-lidmaatschap van de EU het proces van politieke democratisering en maatschappelijke normalisering in Macedonië frustreert? Gaat u uw Griekse en Bulgaars collega’s, die al jaren de volgende stappen in het proces van onderhandeling van het kandidaat-lidmaatschap van de EU tegenhouden, ook aanspreken op hun gedeelde verantwoordelijkheid voor perspectief op stabiliteit en ontwikkeling op de Balkan?
Het is evident dat het gebrek aan perspectief vanwege de naamkwestie een uitwerking heeft en het vertrouwen in het toetredingsproces aantast. Tegelijkertijd mag de naamskwestie geen excuus zijn voor het staken of deels zelfs terugdraaien van hervormingen, noch voor toenemende druk op onafhankelijke rechtspraak en mediavrijheid. De recente ontwikkelingen in Kumanovo en de protesten in Skopje vinden plaats in een context van politisering en wantrouwen die al eerder aan uw Kamer is gesignaleerd. Ten aanzien van de naamskwestie blijft Nederland alle betrokkenen oproepen om deze zo spoedig mogelijk op te lossen. Tegelijkertijd moet Macedonië, los van naamskwestie, zich verder inzetten om voortgang te boeken bij het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen.
Welke acties onderneemt de Europese Unie om te waarborgen dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de gebeurtenissen en om de situatie in deze regio in Macedonië te de-escaleren en te stabiliseren? In welke mate is hierbij sprake van een constructieve dialoog met de regering van Macedonië? Welke mogelijkheden zijn er om de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands beleid zo snel mogelijk naar het gebied te sturen?
Onder andere via het Europees parlement en ondersteund door de Commissie worden momenteel bemiddelingspogingen ondernomen om het vastgelopen politieke proces los te trekken. Drie Europarlementariërs2 en Commissaris Hahn zijn nauw betrokken om de dialoog tussen de regeringspartijen en de oppositie te herstarten. Gezien de beschuldigingen in het afluisterschandaal en de huidige animositeit tussen regering en oppositie zal het proces tijd vergen en de nodige inspanning vragen van alle betrokken partijen.
Het feit dat na de gebeurtenissen in Kumanovo alle politieke partijen samenkwamen in de Nationale Veiligheidsraad, dat enkele wijzigingen zijn doorgevoerd in het kabinet en dat de demonstraties vooralsnog vreedzaam en harmonieus verlopen stemmen voorzichtig hoopvol, al is er nog een lange weg te gaan.
Er is sprake van voorzichtige stappen voorwaarts. Mede door de inzet van het Europees parlement en de persoonlijke betrokkenheid van Commissaris Hahn is een politiek akkoord bereikt tussen de vier voornaamste partijen in Macedonië. Voorname elementen in dit akkoord zijn onder andere vervroegde verkiezingen voor eind april 2016, terugkeer van de oppositie naar het parlement, onderzoek naar de aantijgingen van machtsmisbruik en uitvoering van de aanbevelingen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaatshervormingen.
De Raad zal volgende week nader spreken over de ontwikkelingen en bezien hoe de politieke dialoog en de hervormingen in Macedonië verder bevorderd kunnen worden.
Zijn er signalen dat de onrust in deze regio in Macedonië ook zorgt voor toenemende onrust in de gebieden eromheen? Zo ja, welke, en hoe kan dit worden voorkomen?
Buurlanden van Macedonië volgen de ontwikkelingen met zorg en hebben de onrust in Kumanovo scherp veroordeeld. Ook de buurlanden onderstrepen het belang de huidige politieke impasse te doorbreken en verdere spanningen in Macedonië te voorkomen.
Bent u bereid om namens de Nederlandse regering in de EU krachtig aan te dringen op Europese initiatieven om te zorgen voor de-escalatie in het gebied? Zo ja, op welke wijze? Zou hier in dit stadium ook een rol voor de Verenigde Naties weggelegd kunnen zijn?
Ja. Zoals hierboven gemeld heeft Nederland gevraagd om een spoedige diepgaande discussie in de Raad over Macedonië. Er is reeds brede overeenstemming tussen de Europese lidstaten dat er een belangrijke rol ligt voor de EU en in het bijzonder de Commissie om haar ondersteunende rol voort te zetten en te helpen een duurzame oplossing te vinden voor de crisis. Dat laat onverlet dat organisaties als de OVSE en de VN eveneens een rol kunnen spelen.
De bescherming van Nederlandse koopvaardijschepen in de Middellandse Zee tegen piraterij |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het bericht dat een koopvaardijschip is aangevallen in de internationale wateren voor de kust van Libië?1
Diverse media hebben melding gemaakt van een aanval op 12 mei jl. van de Libische autoriteiten in Tobroek op een commercieel vrachtschip varend onder Turkse vlag. Het kabinet beschikt niet over eigen informatie over de toedracht van deze aanval. De Libische regering van premier al-Thanini heeft niet weersproken verantwoordelijk te zijn voor de aanval, die binnen de Libische territoriale wateren zou hebben plaatsgevonden. Bij de aanval is het schip naar verluidt beschoten door de luchtmacht van de Libische regering.
Zo ja, kunt u aangeven tot welke groepering(en) de gewapende rebellen behoren die verantwoordelijk zijn voor deze en andere recente aanvallen op koopvaardijschepen voor de kust van Libië? Kunt u bevestigen dat het koopvaardijschip ook vanuit de lucht is aangevallen? Op welke wijze is dat gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen gaat u nemen om de Nederlandse koopvaardijschepen te beschermen tegen deze extreme vormen van geweld?
Er gelden internationale verdragen, regels en afspraken om de commerciële scheepvaart veilig te houden. In dit kader hebben reders ook een eigen verantwoordelijkheid voor het nemen van adequate maatregelen ter bevordering van de veiligheid van de schepen en opvarenden. Reders hebben, onder meer op grond van de International Ship and Port Facility Security Code (behorend bij het SOLAS-verdrag voor de bescherming van mensenlevens op zee), een verantwoordelijkheid om informatie over de actuele veiligheidssituatie voor de route van hun schepen aan de desbetreffende kapiteins door te geven. Daarnaast kan de Nederlandse overheid, indien zij daarover beschikt, relevante informatie over de veiligheidssituatie in specifieke gebieden aan de Nederlandse scheepvaart doorgeven. Dat is in de afgelopen maanden ook meermaals gebeurd.
Wat is het actuele dreigingsbeeld voor Nederlandse koopvaardijschepen in de Middellandse Zee, en hoe heeft het dreigingsbeeld zich het afgelopen jaar gezien de chaos in Libië ontwikkeld?
Er is geen apart dreigingsbeeld voor Nederlandse koopvaardijschepen in de Middellandse Zee opgesteld. Daar is op grond van de beschikbare informatie geen aanleiding toe.
Gaat u het beleidsstandpunt «inzet gewapende particuliere beveiligers aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen» zoals beloofd deze maand eindelijk naar de Kamer sturen, of stelt u het beleidsstandpunt uit totdat het grootste deel van de Nederlandse koopvaardijvloot is «omgevlagd»?2
In de Kamerbrief van 19 mei, verzonden door de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de ministers van Infrastructuur en Milieu, Defensie en Buitenlandse Zaken, is de Kamer geïnformeerd over het streven van de Minister om het beleidsstandpunt voor het zomerreces aan de Kamer te zenden.
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en de antwoorden uiterlijk vóór 1 juni 2015 naar de Kamer sturen?
Helaas was beantwoording van de vragen voor 1 juni 2015 niet mogelijk.
Het bericht dat België de politiesamenwerking met Burundi en steun aan verkiezingen opschort |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «België schort politiesamenwerking met Burundi en steun aan verkiezingen op»?1
Deelt u de mening dat het aanhoudende geweld en de veiligheidssituatie in Burundi zorgwekkend is?
Hebben politieagenten die zijn opgeleid door de politiesamenwerking tussen België en Nederland enerzijds en de Burundese politie anderzijds geschoten op burgers, waarbij geen sprake was van zelfverdediging?
Deelt u de mening van de Belgische vicepremier en Minister van Ontwikkelingssamenwerking dat de politiesamenwerking tussen België en Nederland enerzijds en de Burundese politie anderzijds moet worden opgeschort? Zo ja, waarom en welk effect denkt u dat de opschorting te weeg zal brengen? Zo nee, waarom niet?
Bent u van plan om andere bilaterale steun aan Burundi op te schorten?
Gaat u nog andere maatregelen nemen om het verkiezingsgeweld te stoppen?
Heeft de Belgische vicepremier en Minister van Ontwikkelingssamenwerking De Croo contact met u opgenomen over de opschorting van de politiesamenwerking? Zo ja, wat is er uit dat contact gekomen?
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden gezien de zorgwekkende ontwikkelingen in Burundi?
Het bericht “Russen: wel een Boek, niet van ons” |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Russen: wel een Boek, niet van ons»?1
Ja.
Is het rapport, waarvan melding wordt gedaan in dit bericht, door officiële Russische instanties opgesteld? Zo ja, door welke? Hebben Russische autoriteiten medewerking verleend aan het opstellen van het rapport? Is het rapport door officiële Russische instanties aangeboden aan de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) en/of aan het Joint Investigation Team (JIT)? Zo nee, zal de OVV of het JIT hierom verzoeken bij de Russische autoriteiten?
Het bericht in Novaya Gazeta stelt dat het gelekte rapport is opgesteld door «Russische ingenieurs, afkomstig uit het militair-industrieel complex». Om te voorkomen dat het kabinet de lopende onderzoeken doorkruist, doet het kabinet geen verdere navraag over de herkomst of inhoud van de publicatie van Novaya Gazeta en andere soortgelijke onderzoeken, maar laat dit aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Openbaar Ministerie. Navraag bij het Openbaar Ministerie leert dat het rapport niet door Rusland via officiële kanalen aan hen is aangeboden. De Onderzoeksraad voor Veiligheid stelt desgevraagd dat «het onderzoek naar de oorzaak van de crash met vlucht MH17 in volle gang is. Gedurende het onderzoek geeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid geen inzicht in de informatie die al dan niet is verkregen ten behoeve van het onderzoek.»
De situatie in Burundi en de inzet van Nederland om escalatie (zoals massamoord en mogelijke genocide) te voorkomen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Raymond Knops (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het dispuut in Burundi over de vraag of een derde termijn voor de zittende president, Pierre Nkurunziza, in strijd is met de Grondwet (in het bijzonder artikel 96) en de Arusha-vredesakkoorden van 2000?1 Bent u er tevens van op de hoogte dat Pierre Nkurunziza zich nu ook formeel kandidaat heeft gesteld voor het presidentschap?
Heeft u kennisgenomen van het feit dat het Constitutionele Hof in Burundi heeft bepaald dat een derde ambtstermijn voor de zittende president, Pierre Nkurunziza, niet in strijd is met Grondwet?2
Heeft u tevens kennisgenomen van het feit dat daags voor deze uitspraak de vicepresident van het Constitutionele Hof, Judge Sylvere Nimpagaritse, Burundi ontvlucht is, en heeft verklaard dat er grote druk is uitgeoefend op, en zelfs doodsbedreigingen zijn geuit aan, de leden van het Hof en dat hij van mening is dat een derde termijn wel degelijk in strijd is met de Grondwet?3
De voorzitter van de Afrikaanse Unie, Mevrouw Dlamini Zuma heeft verklaart: «Other than the Burundi Court, all interpretations of the constitution & Arusha Agreements are clear that there shouldn't be a third term.»4; bent u het met de voorzitter van de Afrikaanse Unie eens dat een derde termijn voor President Nkurunziza wel in strijd is met de Grondwet? Zo niet, kunt u een analyse geven op basis waarvan het wel rechtmatig is?
Bent u het met de voorzitter van de Afrikaanse Unie, mevrouw Zuma, eens dat van eerlijke en vrije verkiezingen nu geen sprake kan zijn?5 Zo niet, waarom niet?
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van de International Crisis Group6 om de laatste tranche van de contributie aan de verkiezingen niet uit te keren? Zo niet, waarom blijft de Nederlandse regering de verkiezingen steunen?
In een OpED in de New York Times7, stellen Jean Claude Nkundwa en Jonathan W. Rosen het volgende: «Twenty-one years after the Rwandan genocide, as the United States, the United Nations and other international actors still try to come to terms with their failure to act in the face of horrific violence, they must not underestimate the severity of the crisis that once again is brewing in the region.»; hoe schat de Nederlandse regering de situatie in?
In een opinie stuk schetst Professor Filip Reyntjens vijf scenario’s8 voor Burundi; welk van deze scenario’s lijkt de regering de meest waarschijnlijke en welke contingency planning heeft de Nederlandse regering alleen of in EU-verband ondernomen in het geval dat een ander scenario zich voordoet?
Jan Egeland, voormalig onder-secretaris-generaal van de VN heeft woensdag gezegd dat internationale actie nodig is om een catastrofe te vermijden; aangezien Burundi een van de 15 partnerlanden van Nederland is op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, welke diplomatieke inzet levert Nederland nu om te zorgen dat de situatie niet verder escaleert? Kan deze diplomatieke inzet verhoogd worden en is Nederland van plan op ministerieel niveau een afvaardiging te sturen? Zo niet, waarom niet?
De president van Kenya, Uhuru Kenyatta, stelde op 9 mei jl. »The continued civil unrest in Burundi is not only a threat to the country’s stability but the whole of the East African region.»9; bent u het met hem eens? Zo niet, waarom niet?
Sinds het oplopen van de spanningen zijn 50.000 mensen het land ontvlucht volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR.10; wordt het huidige Nederlandse ontwikkelingsprogramma gewoon voortgezet? Kan een deel van het geld ingezet worden voor noodhulp? Zo niet, waarom niet?
Bent u op de hoogte van rapporten over de distributie van wapens en pogingen om in dit conflict de etnische verschillen te vergroten?11 Hoe schat u deze rapporten in?
Na een bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad heeft de Verenigde Staten gedreigd met visum bans of sancties, tegen diegenen die geweld plannen of daaraan deelnemen12; steunt de Nederlandse regering het dreigen met sancties en zal Nederland zich inzetten om op Europees niveau een sanctieregime op te zetten?
Bent u op de hoogte van een toespraak die President Nkurunziza onlangs gaf aan volgelingen (in Kirundi, en daarom waarschijnlijk niet breed weergegeven in de buitenlandse media) – blijkbaar inclusief Imbonerakure13 – waarin hij zei: «Het noodlottige moment is aangekomen (...) pak de schoffels die we je hebben gegeven, en zorg dat je je dienovereenkomstig georganiseerd.»?14 Hoe interpreteert u deze oproep?
In een artikel in Foreign Policy «Ever Again, We know a lot about genocide. So why do we keep letting it happen?» wordt de pertinente vraag gesteld «Is de internationale gemeenschap klaar om in te grijpen, mocht de situatie in Burundi escaleren?»15; is Nederland betrokken bij planning om in internationaal verband in te grijpen, indien zich er een (pre-)genocidale situatie voordoet?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De gevolgen van het noodlottige ongeval met een Apache gevechtshelikopter in Mali |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat alle Nederlandse Apaches al bijna twee maanden aan de grond staan? Zo ja, wat betekent dat voor de veiligheid en inzetbaarheid van de Nederlandse militairen in Mali gezien het ontbreken van gevechtsondersteuning vanuit de lucht, in combinatie met de toegenomen dreiging?1
Ja, de Nederlandse Apaches (AH-64D) hebben bijna twee maanden aan de grond gestaan. De toestellen worden in Mali ingezet als observatieplatform en ter bescherming van VN-eenheden. Het ontbreken van gevechtsondersteuning van de Nederlandse Apaches is niet ten koste gegaan van de veiligheid van de Nederlandse militairen in Mali. Gedurende de afgelopen twee maanden zijn alternatieve beschermingsmaatregelen getroffen. Er is een Quick Reaction Force op de grond samengesteld die de gevechtsondersteuning vanuit de lucht heeft vervangen. Het gevolg hiervan was dat de Nederlandse eenheden enigszins werden beperkt in de wijze van optreden. Daarnaast is in een aantal gevallen ondersteuning geleverd door Franse gevechtshelikopters. Sinds 14 mei jl. zijn de Nederlandse Apaches in Mali weer operationeel inzetbaar.
Wat zijn de praktische gevolgen voor de opleiding en training van Nederlandse Apache-vliegers als gevolg van de genomen maatregelen na het ongeval?
De uitvoering van het jaarprogramma voor opleidingen en trainingen van de Apache-vliegers heeft een achterstand opgelopen. Door de opleidingsmogelijkheden op Fort Hood (Verenigde Staten) te intensiveren kan de opleidingsachterstand de komende maanden worden ingelopen. De trainingsachterstand kan gedeeltelijk worden ingelopen. De operationele inzet en de voorbereiding hierop hebben echter prioriteit en zullen er geen hinder van ondervinden.
Op welke wijze is fabrikant Boeing betrokken geweest bij het onderzoek naar de toedracht van het noodlottige ongeval met de Apache gevechtshelikopter?
Defensie heeft een Commissie van Onderzoek (CvO) ingesteld om de toedracht van het ongeluk te achterhalen. De CvO heeft naar aanleiding van voorlopige onderzoeksresultaten een component uit de desbetreffende Apache helikopter als verdacht aangemerkt. Vervolgens is deze component nader onderzocht door de leverancier ervan, in het bijzijn van de CvO, Boeing en de US Army. Dit heeft geleid tot de bevestiging van de oorzaak van het ongeval. De component wordt nu diepgaand onderzocht. Aan Boeing is gevraagd dit onderzoek te coördineren. De CvO, de leverancier en de US Army maken deel uit van dit onderzoeksteam.
Neemt Boeing de kosten voor zijn rekening voor de te vervangen onderdelen van de Nederlandse Apaches als uit het onderzoek definitief blijkt dat een technische oorzaak de toedracht was van het ongeval? Bevat het contract met Boeing garantiebepalingen op dit punt?2
In het algemeen dekt Defensie de risico’s van ongevallen gedurende de gebruiksfase niet af met contractuele clausules die de fabrikant aansprakelijk stellen in geval van technische oorzaken. De Apache-gevechtshelikopters zijn aangeschaft via de Amerikaanse overheid en het Foreign Military Sales programma. Boeing is in dat programma de contractant van de Amerikaanse overheid. Het Foreign Military Sales programma garandeert dat Nederland contractueel op dezelfde manier wordt behandeld als de Amerikaanse overheid. Ook de Amerikaanse overheid neemt in haar overeenkomsten geen clausules op die de fabrikant gedurende de gehele gebruiksfase aansprakelijk stellen voor ongevallen door technische oorzaken.
Het toestel wordt niet direct vervangen. De versie van de Apache die Nederland in gebruik heeft, wordt niet meer geproduceerd. De fabrikant produceert op dit moment alleen de nieuwste variant. Met het project «Apache Mid-Life Update», omstreeks 2025, zullen de Nederlandse Apaches op een nieuwe standaard worden gebracht. Op dat moment zal tevens worden beoordeeld hoeveel toestellen Defensie nodig heeft.
Neemt Boeing het verlies van de gecrashte helicopter voor zijn rekening? Bevat het contract met Boeing garantiebepalingen op dit punt? Bent u van plan het verloren toestel te vervangen door een nieuwe Apache?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven op welke wijze de nabestaanden van de twee Apache-vliegers financieel worden gecompenseerd voor het trieste overlijden van hun naasten? Wat is uw inzet in deze?
De financiële compensatie van de nabestaanden bestaat uit verschillende componenten. In aanvulling op de nabestaandenvoorzieningen heeft Defensie de Regeling uitkering vliegongeval toegepast. Ook heeft Defensie bij de Verenigde Naties een claim ingediend ten behoeve van nabestaanden van deelnemers aan VN-vredesoperaties die in de uitvoering van een missie komen te overlijden.
Deelt u de mening dat Boeing financieel aansprakelijk gesteld moet worden voor de financiële compensatie richting de nabestaanden als uit het onderzoek definitief blijkt dat een technische oorzaak leidde tot het noodlottige ongeval?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór het Algemeen Overleg over materieel Defensie op 17 juni 2015, beantwoorden?
Ja.
De gewelddadige arrestatie van twee journalisten in Papua |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat twee Papua journalisten op gewelddadige wijze gearresteerd zijn door Indonesische veiligheidsdiensten?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het mishandelen en arresteren van journalisten die slechts hun werk proberen te doen?
De persvrijheid in Indonesië is over het algemeen groot. In Papua en West-Papua blijft de omgang met lokale journalisten echter een punt van zorg, zoals blijkt uit de arrestatie van deze twee journalisten. Eén van beide journalisten zou naar verluidt een T-shirt hebben gedragen met de tekst «Free West Papua», en daarmee mogelijk zijn aangezien voor een aanhanger van één van de groeperingen in Papua die strijden voor onafhankelijkheid. De persvrijheid in Indonesië, en in Papua in het bijzonder, heeft de voortdurende aandacht van de Nederlandse overheid.
Bent u bereid om opheldering te vragen over de toedracht van deze gebeurtenis bij de Indonesische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat betekenen de voortdurende arrestaties van journalisten in Papua voor de persvrijheid in Indonesië?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aanduiden of u verbetering ziet in de relatie tussen de Indonesische autoriteiten en de inheemse Papua bevolking sinds het aantreden van president Joko Widodo?
President Joko Widodo bracht in het weekend van 9–10 mei jl. voor de tweede keer sinds zijn aantreden in oktober 2014 een bezoek aan de provincies Papua en West-Papua. Daarbij heeft president Widodo een aantal bemoedigende stappen aangekondigd, die dienen bij te dragen aan een betere verstandhouding. Zo maakte hij bekend gratie te verlenen aan vijf politieke gevangenen, die eerder waren veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 20 jaar tot levenslang. De president sprak daarnaast over de mogelijkheid dat ook andere politieke gevangenen zullen worden vrijgelaten.
President Widodo verklaarde tevens dat voor buitenlandse journalisten die Papua en West-Papua willen bezoeken voortaan dezelfde regels gelden als voor de rest van Indonesië. Dit is iets dat Nederland herhaaldelijk heeft bepleit bij de Indonesische autoriteiten, meest recentelijk tijdens de ambtelijke consultaties met Indonesië op 17 maart jl. Hiermee werd mede opvolging gegeven aan de motie van de leden De Roon en Wilders (Kamerstukken II, 34 000 V, nr. 24) van gelijke strekking.
Deelt u de mening dat mensenrechtentrainingen via het community policing programma weinig effectief zijn in het verbeteren van de relatie tussen politie en lokale gemeenschappen? Zo neen, waarom niet?
Die mening deel ik niet. Er is relatief recent (oktober 2014) een start gemaakt met de training van de 3.700 politiemensen op wie het programma zich in Papua richt. De conclusie dat het programma weinig effectief zou zijn acht ik dan ook prematuur. Daarbij is positief dat politiechefs uit Papua en Jakarta tijdens de laatste stuurgroepbijeenkomst van het programma reeds uitvoerig spraken over mogelijkheden om ook na afloop van het huidige programma (mei 2016) de community policing activiteiten blijvend te kunnen voortzetten.
Wat kunt u doen om de structurele gewelddadige onderdrukking van de Papua gemeenschap aan de kaak te stellen en tegen te gaan?
De situatie in de provincies Papua en West-Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, vormt reeds onderdeel van de structurele dialoog tussen Nederland en Indonesië, alsook van de mensenrechtendialoog tussen Indonesië en de EU. Nederland blijft de mensenrechtensituatie in beide provincies nauwgezet volgen.
Bent u bereid om de situatie in Papua tot speerpunt van uw mensenrechtenbeleid te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat Turkije lonkt naar een Russisch systeem voor luchtafweerraketten |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat Turkije weer in de markt is voor Russische luchtafweerraketten van het type S-300, nadat het een eerdere offerte van de Russen terzijde schoof?1 2
De regering heeft kennis genomen van deze berichten die ook in verschillende Turkse media zijn verschenen, maar kan op dit moment niet bevestigen dat er sprake is van concrete Turkse interesse in de aanschaf van het S-300 luchtafweersysteem. Evenmin is duidelijk op welk moment Turkije een beslissing zal nemen over de aanschaf van een nieuw luchtafweersysteem.
Is het waar dat deze raketten een groter bereik en krachtiger uitwerking hebben dan de bekende BUK-raketten?
Er bestaan meerdere generaties van beide systemen maar voor zover bekend heeft het S-300 luchtafweersysteem inderdaad een groter bereik dan het BUK-systeem.
Toont Turkije daarnaast nog steeds interesse in een Chinees raketsysteem dat, evenals het S-300 raketsysteem, niet (zonder risico’s) kan opereren binnen het NAVO-raketschild?
De onderhandelingen tussen Turkije en mogelijke leveranciers van een Chinees lucht- en raketverdedigingssysteem lopen nog. Het is niet bekend wanneer Turkije een besluit over de aanschaf zal nemen. Afgaande op berichten in de media zou Turkije mogelijk ook interesse hebben in andere luchtafweersystemen.
Wanneer verwacht u dat Turkije zijn keuze voor een nieuw raketsysteem kenbaar maakt?
Het is niet bekend wanneer Turkije een besluit over de aanschaf zal nemen.
Heeft de NAVO een deadline gesteld voor een Turkse keuze of wordt het bondgenootschap door president Erdogan aan het lijntje gehouden omwille van politieke spelletjes?
NAVO-bondgenoten, inclusief Nederland, hebben aan Turkije duidelijk de zorgen overgebracht over de interoperabiliteit van een Chinees lucht- en raketverdedigingssysteem met vergelijkbare systemen die in gebruik zijn bij andere NAVO-landen. De Turkse autoriteiten zijn zich ervan bewust dat de keuze voor een bepaald lucht- en raketverdedigingssysteem gevolgen kan hebben voor de interoperabiliteit.
Hoe beoordeelt u het Turkse dreigement om het nieuw aan te schaffen raketsysteem pertinent niet te willen integreren binnen het NAVO-raketschild? Welke maatregelen zou het NAVO-bondgenootschap kunnen nemen als Turkije dit hondsbrutale dreigement daadwerkelijk uitvoert?
Uitlatingen dat Turkije niet bereid zou zijn het aan te schaffen raketsysteem te integreren binnen de NAVO-raketverdediging zijn enige tijd geleden tegengesproken door een woordvoerder van de Turkse president. Bovendien heeft Turkije als NAVO-bondgenoot de verklaring over raketverdediging tijdens de NAVO-Top in Wales medeondertekend. De inhoud daarvan mag dus bekend worden verondersteld.
Bent u van mening dat Turkije zich steeds meer distantieert van het NAVO-bondgenootschap, mede gezien de toenemende Turkse investeringen in een eigen onafhankelijke defensie-wapenindustrie? Zo neen, waarom niet?3
Er zijn ook andere NAVO-bondgenoten die investeren in een eigen defensie-industrie en Turkije is daar geen uitzondering op. Dat is geen teken dat Turkije zich distantieert van het NAVO-bondgenootschap.
Bent u nog steeds bereid om dit Turks bewind militair bij te staan ondanks dit wangedrag?
Ja. Militaire bijstand is de kern van het NAVO-verdrag en de geldigheid van Artikel 5 van dit Verdrag staat bij geen enkele bondgenoot en op geen enkele manier ter discussie.
Heeft u kennis genomen van de «joint Communication on an EU Action Plan on Human Rights and Democracy (2015–2019)» die de Europese Commissie op 29 april heeft aangenomen en gepubliceerd?
Ja.
Klopt het dat alleen in de inleiding van dit stuk de richtsnoeren voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging genoemd worden, maar dat er geen concrete maatregelen of beleidsvoornemens daartoe zijn?
Het concept Actieplan, dat opgesteld is door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), voorziet inderdaad nog niet in specifieke acties die toezien op de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Nederland zet zich in voor aanbevelingen op dit terrein.
De Europese Commissie en EDEO stellen dat de EU-inzet voor de bescherming en bevordering van de vrijheid van godsdienst is voorzien in de specifieke EU-richtsnoeren voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Dit bredere concept-Actieplan ziet toe op de implementatie van deze en andere EU-richtsnoeren (actie 30).
Deelt u de opvatting dat er in de wereld een groot probleem is met de vrijheid van godsdienst, die in grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika volstrekt niet voorkomt, en dat op bekering en/of afvalligheid zelfs de doodstraf staat in een aantal landen?1
Ja.
Wat is de reden voor het ontbreken van concrete acties op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voorziet het kabinet dat er alsnog acties worden opgenomen in het actieplan die concreet de vrijheid van religie en levensovertuiging promoten in het buitenlandsbeleid van de EU en derhalve ook van Nederland?
Nederland heeft in de periode dat de Commissie en EDEO bezig waren met de voorbereidingen van het concept-Actieplan zowel mondeling als schriftelijk duidelijk gemaakt dat de EU-inzet op vrijheid van geloof en levensovertuiging een onmisbaar deel is van het Actieplan. De Europese Commissie en EDEO gaan alle opmerkingen van de lidstaten verwerken in een nieuwe conceptversie van het Actieplan. De tweede conceptversie wordt eind mei met de lidstaten gedeeld.
Zowel in november 2014 als in februari 2015 heeft Nederland voorstellen gedaan voor concrete acties voor de bescherming van geloofsvrijheid. De dag na de publicatie van de mededeling van de Europese Commissie en EDEO heeft Nederland in de EU Raadswerkgroep Mensenrechten (COHOM) direct duidelijk gemaakt dat geloofsvrijheid ten onrechte ontbreekt in de gepresenteerde opzet voor het Actieplan. Nederland werd in COHOM gesteund door een aanzienlijk aantal andere lidstaten met dezelfde overtuiging. Op 30 april 2015 is ook aan de Nederlandse mensenrechtenorganisaties die deel uitmaken van het Breed Mensenrechtenoverleg (BMO) gecommuniceerd dat dit één van de thema’s is waarop Nederland vindt dat het Actieplan ambitieuzer moet zijn.
Nederland heeft vervolgens een aantal concrete voorstellen voor de EU-inzet op vrijheid van geloof en levensovertuiging geformuleerd en heeft een groep like-minded landen om steun voor deze voorstellen verzocht. De voorgestelde acties zijn door Nederland gepresenteerd in COHOM op 8 mei 2015. Veel Europese lidstaten waren het met Nederland eens dat de EU-inzet op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet kan ontbreken in een nieuw Actieplan.
Is de Europese Unie bereid om andere landen ook daadwerkelijk aan te spreken op het gebrek aan vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, zeker wanneer andere landen (zoals bijvoorbeeld Saoedi Arabië) wel in Nederland gebruik maken van geloofsvrijheid en zaken financieren, maar in eigen land religieuze minderheden verschrikkelijk behandelen?
Deze landen worden bilateraal en in EU-verband reeds aangesproken op het ontbreken van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. NGOs genieten in de EU vrijheid van meningsuiting zolang zij daarbij binnen de grenzen van de wet opereren.
Bent u bereid voor te stellen dat landen die geen mate van geloofsvrijheid kennen, daarop aangesproken worden en dat in het buitenlandbeleid van de EU het principe van wederkerigheid wordt ingevoerd, zodat onvrije landen geen religieuze NGO’s in de EU financieren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid dit in te brengen, bijvoorbeeld op de vergadering op 8 mei 2015 van de Council Working Group on Human Rights (COHOM) en de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) op 18 mei 2015?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze gaat u het Nederlandse parlement in staat stellen zich een oordeel te vormen over het uiteindelijke actieplan, en die mee te laten wegen in de besluitvorming?
Conform de standaardprocedure voor een (gezamenlijke) mededeling van de Europese Commissie en EDEO, wordt een fiche Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen opgesteld. Dit fiche wordt begin juni met de Tweede Kamer gedeeld. Ook kan uw Kamer reageren tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de Raad voor Buitenlandse Zaken (RBZ) die het Actieplan en bijbehorende Raadsconclusies zal aannemen. Adoptie van het Actieplan en de Raadsconclusies is voorzien tijdens de RBZ van juli.
Iraanse dreiging voor scheepvaart in de Straat van Hormuz |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Navy to escort U.S. commercial ships near Iran»?1
Ja.
Bent u het met de Amerikaanse regering eens dat het enteren en opbrengen van koopvaardijschepen door de Iraanse Revolutionaire Garde een daad van agressie is? Zo neen, waarom niet?
De Amerikaanse regering heeft serieuze zorgen geuit over het incident op 28 april jl., waarbij een koopvaardijschip onder de vlag van de Marshall Islands in de Straat van Hormuz door de Iraanse Revolutionaire Garde is onderschept en voor een periode van 9 dagen is vastgehouden wegens een commercieel geschil tussen een Iraans bedrijf en de Deense chartermaatschappij van het schip. Het desbetreffende schip maakte gebruik van het recht van doortocht dat geldt in de Straat van Hormuz en heeft niet in strijd gehandeld met Iraanse wetgeving. Het aanhouden van het schip door de Iraanse autoriteiten kan daarom niet als rechtmatig worden beschouwd. Nederland deelt de zorgen hierover van de VS.
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor schepen die onder Nederlandse vlag of met Nederlandse bemanning door de Straat van Hormuz varen?
De vorige Iraanse regering heeft zorgwekkende uitspraken gedaan aangaande de vrije scheepvaart door de Straat van Hormuz. Sinds het aantreden van de regering-Rouhani is geen sprake meer geweest van dergelijke uitspraken. Volgens de Iraanse autoriteiten hebben specifieke, commerciële geschillen geleid tot enkele voorvallen met koopvaardijschepen. Op basis van de huidige situatie is het kabinet van mening dat er geen sprake is van een potentiële dreiging vanuit Iran tegen schepen die onder Nederlandse vlag of met Nederlandse bemanning door de Straat van Hormuz varen.
Hebben zich in de afgelopen periode in de internationale wateren bij Iran incidenten voorgedaan waarbij Nederlandse schepen of Nederlandse bemanningsleden betrokken waren?
Nee.
Hebben Nederlandse reders bij de regering aangegeven dat zij bezorgd zijn over de veiligheid van hun schepen in deze wateren? Zo ja, hebben zij gevraagd om informatie daarover en/of bescherming? Wat is daarbij de inzet van de regering?
Nee. Er zijn geen verzoeken ontvangen van reders om toelichting of bescherming.
Kindermisbruik door militairen |
|
Michiel Servaes (PvdA), Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «UN aid worker suspended for leaking report on child abuse by French troops»1 en «Hollande wil militairen misbruikzaak Afrika zwaar straffen»?2
Ja.
Klopt het bericht dat de Zweedse medewerker van de Verenigde Naties (VN) die een rapport over het misbruiken van kinderen naar de Franse autoriteiten stuurde, geschorst is en ontslag boven het hoofd hangt? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Het klopt dat op 17 april jl. de waarnemend Directeur-Generaal van het VN kantoor te Geneve heeft besloten Anders Kompass van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN te schorsen. Het VN Dispute Tribunal beval echter op 5 mei jl. dat deze schorsing moest worden opgeheven. Intussen heeft Anders Kompass zijn functie weer opgepakt. Op 9 april jl. opende het VN Office of Internal Oversight Services op verzoek van de Hoge Commissaris een onderzoek naar de beschuldigingen van ambtsovertreding aan het adres van de heer Kompass. Het kabinet beschikt nog niet over de relevante feiten om een gefundeerd oordeel over deze zaak te kunnen vormen. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd waarin alle relevante aspecten aan de orde komen en zal deze zaak daarom op de voet volgen.
Klopt het dat ook Georgische militairen bij deze zaak betrokken waren?
Hierover is het kabinet niets bekend.
Deelt u de mening dat dit voorbeeld weer aantoont dat er binnen de VN te weinig bescherming is voor klokkenluiders -aangezien dit niet de eerste keer is- en daardoor misstanden als kindermisbruik mogelijkerwijs niet boven tafel komen en daders ongestraft wegkomen?
Kompass heeft zelf geen beroep gedaan op een status als klokkenluider. De SGVN heeft verklaard dat uit preliminair onderzoek is gebleken dat de handelwijze van Kompass niet gekenmerkt kan worden als klokkenluiden. Het hierboven genoemde onderzoek moet uitwijzen of de VN juist heeft gehandeld in deze zaak.
Wat is uw oordeel over de bewering dat deze VN-medewerker het rapport doorspeelde aan de Franse autoriteiten, omdat de VN weigerde om een onderzoek in te stellen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat alle militairen die opereren onder een VN-mandaat de verantwoordelijkheid hebben burgers, en vooral ook kinderen, te beschermen?
Ja.
Welke maatregelen denkt u dat er in VN-verband nodig zijn te waarborgen dat seksueel misbruik door soldaten niet zonder gevolgen blijft, mede gezien het feit dat het misbruik in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) niet de eerste keer is dat militairen onder VN-mandaat seksueel over de schreef gaan, zoals eerdere meldingen over misstanden in Bosnië, Kosovo, Democratische Republiek Congo (DRC), Haïti, Burundi en Liberia aantonen? Welke overige mogelijkheden ziet u om effectieve systemen – al dan niet in VN-verband – te ontwikkelen zodat dergelijke misstanden aangepakt kunnen worden?
In dit geval gaat het om beschuldigingen tegen leden van een nationale Franse missie (Sangaris) en niet van een door de VN geleide vredesmacht. De VN kent een zero tolerance beleid ten aanzien van seksuele uitbuiting en misbruik door de eigen staf. In de afgelopen 10 jaar zijn dit beleid en de bijbehorende gedragsregels versterkt en uitgewerkt in preventieve maatregelen, handhaving en maatregelen voor assistentie aan slachtoffers. Personeel in VN missies heeft een meldingsplicht terzake, op grond van het SGVN bulletin over seksueel misbruik uit 2003, ook als het gaat om misbruik buiten de VN missie. Indien meldingen daartoe aanleiding geven doet de VN zelf onderzoek. Als uit dat onderzoek gerede vermoedens van strafbare feiten rijzen kan de VN de betreffende individuen repatriëren en hen verbieden in de toekomst deel te nemen aan vredesoperaties. Disciplinaire actie en strafrechtelijke vervolging zijn de verantwoordelijkheid van de nationale jurisdictie van de lidstaat waartoe het individu behoort. Sinds 2008 houdt het Department of Field Support een zgn. Misconduct Tracking System bij. Het is van belang dat de VN de regels en bevindingen van eerdere onderzoeken ook strikt in de praktijk brengt.
Ook is awareness-raising en goede training van VN-militairen van belang. Sinds 2005 is training over preventie van seksuele exploitatie en misbruik verplicht voor al het personeel van een VN vredesmissie. Nederland levert daaraan een bijdrage door middel van trainingen op het gebied van gender en binnenkort ook op het gebied van bescherming van de burgerbevolking.
Bent u bereid er in VN-verband op aan te dringen dat er een onafhankelijke onderzoekscommissie komt die in den brede onderzoek gaat doen naar seksueel misbruik door militairen die onder VN-mandaat opereren? Zo ja, op welke termijn en wat zijn dan uw vervolgstappen? Zo nee, waarom niet?
Seksueel misbruik door militairen is onacceptabel. Deze zaak wijst uit dat er nog het nodige moet gebeuren om seksueel misbruik door militairen direct en daadkrachtig aan te pakken. De Secretaris-Generaal van de VN kondigde op 3 juni jl. aan een extern onafhankelijk onderzoek in te stellen, waarbij onderzocht zal worden hoe het VN-systeem is omgegaan met de aantijgingen van seksueel misbruik in CAR door militairen die niet onder de autoriteit van de VN vielen. Het onderzoek zal zowel ingaan op de behandeling van de specifieke meldingen van misbruik als op systemische kwesties ten aanzien van de VN respons in algemene zin bij dergelijke aantijgingen.
Bent u bekend met het bericht «Miljarden extra nodig voor Nederlandse leger»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat de Nederlandse krijgsmacht er belabberd aan toe is en buitengewoon kwetsbaar is geworden?
Nee. De deelneming aan diverse missies maakt duidelijk dat Defensie nog in staat is tot het leveren van kwalitatief hoogwaardige militaire bijdragen. Dit laat onverlet dat de inzetbaarheid van de krijgsmacht aan beperkingen onderhevig is. Over deze beperkingen is eerder aan de Tweede Kamer gerapporteerd, onder meer in het kader van de rapportage over de inzetbaarheidsdoelstellingen (Kamerstuk 33 763, nr. 57 van 9 oktober 2014) en ook recent in mijn brief van 22 mei jl. over knelpunten in de materiële gereedheid.
Wat is uw reactie op het pleidooi voor een «Deltaplan Krijgsmacht» om tussen de 3,3 miljard en 5,7 miljard euro per jaar extra te investeren in defensie?
De adviezen van de AIV worden betrokken bij de gedachtevorming over de richting waarin de krijgsmacht zich verder moet ontwikkelen. De Kamer ontvangt rond Prinsjesdag het afschrift van de reactie die het kabinet zal opstellen naar aanleiding van het AIV-advies «Instabiliteit rond Europa» (Nr. 94, april 2015).
Vindt u net als de AIV dat het extra geld in elk geval gebruikt moet worden om nieuwe tanks aan te schaffen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wanneer gaat u uw naïeve buitenland- en defensiebeleid, bijvoorbeeld ten opzichte van Rusland, wijzigen in een realistische aanpak gebaseerd op een sterke krijgsmacht?
In de beleidsbrief Internationale Veiligheid «Turbulente tijden in een instabiele omgeving» (14 november 2014) heeft het kabinet uiteengezet hoe het de meest relevante ontwikkelingen in onze internationale veiligheidsomgeving en de gevolgen ervan voor ons buitenland- en (internationaal) veiligheidsbeleid beoordeelt in aanvulling op de Internationale Veiligheidsstrategie. Deze brief maakt duidelijk dat naar het oordeel van het kabinet het belang van bondgenootschappelijke en territoriale veiligheid in alle hevigheid terug is en dat Nederland en Europa ook op het gebied van de internationale rechtsorde voor nieuwe uitdagingen worden geplaatst. Als gevolg van de recente ontwikkelingen worden binnen de Navo hogere eisen gesteld aan de gereedheid, de snelheid waarmee kan worden ingezet en de beschikbaarheid van militaire capaciteiten.
Het kabinetsbeleid ten aanzien van Rusland is verwoord in de brief aan uw Kamer van 13 mei jl. (DEU-175/2015).
Ziet u het belang in van het nakomen van de afgesproken NAVO-norm van 2% en daarmee de noodzaak van het verhogen van het defensiebudget met minimaal 5 miljard euro?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u de reactie op het AIV-advies op korte termijn naar de Kamer sturen?
Zie het antwoord op vraag 3.