Mogelijke spionage via Chinese röntgencamera’s voor de douane |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «België verbiedt aankoop van Chinese röntgencamera’s voor de douane, Nederland (nog) niet»1 en herinnert u zich de antwoorden op de eerdere vragen over dit onderwerp van het lid Kuiken (PvdA)?2
Ja.
Bent u bekend met het arrest van 31 mei jongstleden, waarin de Belgische Raad van State bepaalde dat de Belgische overheid het Chinese bedrijf Nuctech mag uitsluiten van deelname aan een aanbestedingsprocedure voor de levering van scanners, omdat die een «veiligheidsrisico» zouden vormen? Heeft u enige reden om te denken dat deze uitspraak ook van toepassing zou kunnen zijn in Nederland om dit bedrijf uit te sluiten van een aanbestedingsprocedure?
Ik ben bekend met het arrest van de Belgische Raad van State en met het besluit van de Belgische autoriteiten. België heeft besloten om bij de aanschaf van nieuwe scanners twee leveranciers uit te nodigen, waartegen een leverancier in beroep is gegaan. De rechterlijke uitspraak stelt dat België dit heeft mogen doen, waarbij meegewogen is dat de scanners niet meer in een stand alone situatie zullen worden gebruikt maar zullen worden opgenomen in een meer omvattend netwerk. De aanschaf van nieuwe scanners ziet op de toekomst en tot die tijd blijft België de huidige scanners gebruiken.
De relevantie van deze uitspraak voor de Nederlandse Douane ziet op twee elementen, namelijk het proces rondom de aanschaf van scanners en de (technische) inrichting van de scanprocessen.
Op basis van de Aanbestedingswet 2012 is het niet mogelijk om een (in de Europese Unie gevestigde) leverancier, die wel aan de gestelde eisen en voorwaarden voldoet, uit te sluiten. Indien er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid, dan kan een gedeelte van de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing zijn en mogen leveranciers rechtstreeks uitgenodigd worden. In het gedane onderzoek van TNO is gekeken naar de vraag welke risico’s er bestaan rond scan- en detectiesystemen. In het eerste deel van het onderzoek is aangegeven is dat de nationale veiligheid op dit moment niet in gevaar komt als de vertrouwelijkheid, integriteit of beschikbaarheid van scan- en detectieprocessen van de Douane worden aangetast.
Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur dient rekening gehouden te worden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden. Ter ondersteuning hiervan is eind 2018 instrumentarium ontwikkeld (quick scan nationale veiligheid) dat organisaties bij inkoop en aanbesteding van diensten en producten handvatten biedt bij het maken van een risicoanalyse en het nemen van mitigerende maatregelen. De Douane past dit instrumentarium in het kader van alle aanbestedingen sinds 2021 toe. Bij de aanbesteding van scanapparatuur wordt, naar aanleiding van het gedane (vertrouwelijke) onderzoek naar de informatiebeveiliging, door de Douane meer gedetailleerde en minder vrijblijvende eisen geformuleerd ten aanzien van de (informatie)beveiliging van de scanapparatuur dan voorheen.
Om scanleveranciers te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen wil de Douane samen met andere Europese Douane-organisaties optrekken, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane.
Vindt u het van belang om in dit soort kwesties gelijk op te trekken met Europese partners? Zo ja, hoe rijmt u dan het gevoerde beleid met de uitspraak van de Raad van State in België?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de leveranciersrelatie tussen Nederland en Nuctech te heroverwegen, mede in het licht van de waarschuwing in het Jaarverslag 2022 van de AIVD omtrent de belangen van China bij economische spionageactiviteiten en de oproep van de VS en Canada om in dit verband geen Nuctech apparatuur te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Allereerst verwijs ik naar het antwoord op de 2 en 3. Met uw Kamer zie ik de risico’s en dreigingen die uit kunnen gaan van landen met een offensief cyberprogramma en onderschrijf ik het belang om scanprocessen veilig in te richten. Tevens is het gebruik van kwalitatief goede scanapparatuur door de Douane van essentieel belang voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Vanwege deze redenen zijn de eerdere onderzoeken gedaan. Het vraagstuk van economische (on)afhankelijkheid staat kabinetsbreed hoog op de agenda. Om hieraan invulling te geven treed ik met de Minister van Economische Zaken in overleg om mogelijkheden te verkennen de afhankelijkheid van een enkele leverancier verder te verminderen.
Ten tweede treedt de Douane met in achtneming van de kaders van de Aanbestedingswet 2012, nog gerichter in overleg met scanleveranciers om hen te interesseren tot het doen van een deelname aan onze aanbestedingen.
Ten derde wil de Douane hierin optrekken met andere Europese Douane-organisaties, waaronder bijvoorbeeld de Belgische Douane. Dit moet ertoe leiden dat de scanleveranciers een kwalitatief hoger aanbod doen, zodat op kwaliteitsaspecten een groter aanbod (van inschrijvingen) wordt ingediend.
In hoeverre speelt de veiligheidscomponent een rol bij een aanbestedingsprocedure voor apparatuur die mogelijke andere gevoelige gegevens kan registreren? Bent u van mening dat dit voldoende gebeurt?
Nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van apparatuur wordt rekening gehouden met zowel eventuele risico’s in relatie tot de leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld waar het gaat om toegang tot systemen door derden.
Een belangrijk middel ter ondersteuning hiervan is het in 2018 ontwikkelde instrumentarium om nationale veiligheidsrisico’s bij inkoopopdrachten en aanbestedingen te identificeren en mitigeren. Dit instrumentarium biedt organisaties onder andere handvatten om per casus een risicoanalyse te maken en mitigerende maatregelen te bepalen. De Douane past dit instrumentarium sinds 2021 toe in het kader van alle aanbestedingen.
Daarnaast besteedt de Douane structureel aandacht, onafhankelijk van welke leverancier apparatuur levert, aan de bescherming en beveiliging van gegevens.
Deelt u de mening dat het beleid rondom strategisch kwetsbare processen/infrastructuur meer ad hoc lijkt te gebeuren in plaats van dat dit getoetst wordt op basis van een duidelijk strategisch autonomiekader? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet. De bescherming van de vitale infrastructuur is al langere tijd onderdeel van het kabinetsbeleid. Het dreigingslandschap verandert als gevolg van actuele ontwikkelingen en wordt veelzijdiger. In de Kamerbrief over de Aanpak vitaal heeft het kabinet u geschetst op welke manier er structureel wordt gewerkt aan een aanpak ter bescherming van de vitale infrastructuur.3 Onder andere door versterking van de wet- en regelgeving en het actualiseren en toekomstbestendiger maken van, het huidige beleidsinstrumentarium. Veilig inkopen van producten en aandacht voor risicovolle strategische afhankelijkheden, sector-overstijgende risico’s en cascade-effecten is hier nadrukkelijk onderdeel van. Daarnaast vormt het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de vitale infrastructuur ook onderdeel van de Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden4. Het bredere nationale beleid ten aanzien van economische veiligheid is uiteengezet in de Kamerbrief Aanpak Statelijke Dreigingen5.
Daarnaast werkt het kabinet actief mee aan Europese trajecten over het vormgeven van Europese open strategische autonomie en economische veiligheid. Dit eerste begrip voorziet in een EU die niet met economische middelen onder druk kan worden gezet (zie kamerbrief van 8 november 2022), het tweede aspect wordt uitgewerkt in de recent uitgekomen EU mededeling over Economische Veiligheid. Deze mededeling wordt nog nader geapprecieerd in het kader van het reguliere BNC traject.
Aanvullend hierop werkt het kabinet tevens aan het ontwikkelen van beveiligingseisen ten aanzien van haar leveranciers. Hiertoe wordt een regeling opgezet voor aanbestedingen van de rijksoverheid en de Nationale Politie die de nationale veiligheid raken: de ABRO (Algemene beveiligingseisen rijksoverheid Opdrachten). Voor een toelichting over de opzet van de ABRO verwijs ik naar een eerdere brief aan uw Kamer.6
De Israëlische wetswijziging voor het vergemakkelijken van het vestigen van nederzettingen in bezette gebieden |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Israëlische wetswijziging maakt weg vrij voor nieuwe nederzettingen op bezette Westelijke Jordaanoever» (NRC 19 juni 2023)?1
Ja.
Bent u het eens dat deze wetswijziging een zoveelste schending van internationaal recht is door de staat Israël? Zo nee, waarom niet?
Het bouwen en uitbreiden van nederzettingen is in strijd met het internationaal recht en plaatst een toekomstige vreedzame oplossing verder op afstand. Het is daarom een zorgwekkende ontwikkeling dat met deze wijziging van het plannings- en goedkeuringsproces het initiëren, vestigen en uitbreiden van illegale nederzettingen makkelijker wordt.
Bent u het eens dat het beleid van de nieuwe extreemrechtse regering van Israël, die sinds december vorig jaar aan de macht is, een obstakel is voor een rechtvaardige vrede tussen Israël en Palestina? Zo nee, waarom niet?
Een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israël en de Palestijnen is op dit moment ver weg. Unilaterale acties, zoals het bouwen en uitbreiden van illegale nederzettingen door Israël, dragen bij aan het verder op afstand raken van een oplossing voor dit conflict.
Bent u bereid om deze wetswijziging publiekelijk te veroordelen, in navolging van de Verenigde Staten? Bent u ook bereid om in Europees verband te pleiten voor een publieke veroordeling namens de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Op 22 juni jl. heb ik deze beleidswijziging publiekelijk veroordeeld en opgeroepen deze terug te draaien. Ook heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad op 20 juni jl. uitgesproken tegen de beleidswijziging. Nederland spreekt zich consequent uit tegen het Israëlische nederzettingenbeleid. Daarnaast wordt het Israëlische nederzettingenbeleid ook in Europees verband consequent aan de orde gesteld. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft op 19 juni jl. in een statement de beleidswijziging veroordeeld. De Europees Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft dit nogmaals benadrukt in een verklaring op 23 juni jl.
Bent u het eens dat de enige duurzame en rechtvaardige oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict een eigen staat voor de Palestijnen als onderdeel moet hebben, waarbij de grenzen van voor 1967 worden eerbiedigd? Zo ja, bent u bereid zijn beleid op deze principes aan te passen? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich in voor een twee-statenoplossing met enerzijds een toekomstige onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat en anderzijds een veilig Israël. De grenzen van voor 4 juni 1967 vormen daarbij het uitgangspunt. Dit beleid blijft onverminderd de inzet van dit kabinet.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid, waarvan naleving voor de lidstaten verplicht is, om de illegale nederzettingen te ontmoedigen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ondersteunt niet de oproep tot een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid richting Israël. Het kabinet benadrukt tegenstander te zijn van een boycot van Israël en te streven naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Hiermee wordt onverminderd invulling gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23 432, nr. 363, 12 maart 2014). Ik zal in Europees verband dan ook niet pleiten voor een boycot, desinvestering en sanctie (BDS) beleid. Wel roept Nederland op verschillende niveaus op tot het stoppen en terugdraaien van de uitbreiding van nederzettingen en hanteert Nederland een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van het zakendoen in en met nederzettingen door Nederlandse bedrijven.
Ziet u nog heil in het streven naar een tweestatenoplossing, aangezien het beleid van de Israëlische regering duidelijk streeft naar annexatie van de bezette gebieden?
Nederland blijft zich inzetten voor een twee-statenoplossing en acht dit de weg vooruit. Nederland blijft zich, samen met andere partners (o.a. de EU) inspannen voor omstandigheden, waarin er voldoende onderling vertrouwen is om vredesbesprekingen te hervatten. Gezien de omstandigheden op de grond ligt een aanzienlijke verbetering van de situatie echter op korte termijn niet in de lijn der verwachting.
Bent u nu wel bereid om een onderzoek van het Internationaal Strafhof (ICC) te steunen naar Israëlische oorlogsmisdaden? Zo nee, waarom niet? Zo nee, wanneer wel?
De rechters van het Internationaal Strafhof hebben in februari 2021 bevestigd dat het Strafhof sinds 13 juni 2014 rechtsmacht heeft over vermeende internationale misdrijven in de Palestijnse Gebieden, te weten Gaza en de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem. Tevens heeft de aanklager van het Internationaal Strafhof in maart 2021 een onderzoek geopend binnen de materiële rechtsmacht van het Strafhof naar de internationale misdrijven die sinds 13 juni 2014 in de Palestijnse Gebieden zouden zijn gepleegd. Dit onderzoek loopt nog. Zoals bekend, hanteert de Nederlandse regering de lijn dat niet inhoudelijk wordt gereageerd op lopende onderzoeken en vervolgingen, omdat de regering de onafhankelijkheid van het Strafhof respecteert.
Bent u bereid om aan te sluiten bij de verschillende Europese lidstaten die zijn verenigd in hetWest Bank Protection Consortium?2 Zo nee, waarom niet?
De mogelijkheden om toe te treden tot het Westbank Protection Consortium worden op dit moment onderzocht.
Het artikel 'Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen', dat gaat over zorgelijke ontwikkelingen in de Albanese rechtspraak. |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Naar Nederland verhuizen helpt organisaties niet altijd om aan hun eigen overheid te ontkomen»?1
Ja.
Wat vindt u er in algemene zin van dat het nodig is dat onder andere Albanese organisaties zich met behulp van juridische constructies in Nederland vestigen, om overheidsinmenging in hun thuisland te ontlopen?
Het kabinet acht het van belang dat Albanië stappen blijft zetten op het gebied van rechtstaat en fundamentele rechten. Albanese organisaties, waaronder onderwijsinstellingen, moeten vrij van politieke invloed kunnen opereren. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Albanië op dit gebied nauwlettend en ondersteunt het land, in het kader van het EU-toetredingsproces, waar mogelijk om voortgang in het hervormingsproces te boeken.
Wat vindt u in specifieke zin van de sluiting van deze scholen? Bent u het eens met het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat concludeert dat hier sprake is van «credible allegations of selective application of the law» onder druk van Turkije?2 Spreekt u de Albanese regering hierop aan, of bent u bereid dit te doen?
De Nederlandse ambassade in Tirana staat in nauw contact met de bestuurder van de in het artikel genoemde Nederlandse stichting, die de met sluiting getroffen school in eigendom heeft. De ambassade heeft tevens geregeld contact met de onderwijsinstelling Turgut Özal, die de gesloten school beheert. De Nederlandse ambassadeur in Tirana heeft de kwestie aan de orde gesteld in een gesprek met de Albanese Minister van Onderwijs. In dat gesprek heeft de Minister de wettelijke redenen van de sluiting toegelicht. Het kabinet sluit zich evenwel aan bij het oordeel van het Albanese Helsinki Comité, dat tevens wordt aangehaald door het mensenrechtenrapport van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over Albanië, dat er in dit geval sprake lijkt te zijn van disproportionele maatregelen en selectieve toepassing van de wet. De ambassade volgt dan ook met een waarnemer de rechtszaak die de school tegen de Albanese staat heeft aangespannen.
Is er naar aanleiding van de schoolsluiting contact geweest met de Nederlandse bestuurder van deze scholen? Stelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich hierin proactief op, bijvoorbeeld door signalen die worden doorgegeven in dergelijke contacten te gebruiken in de diplomatieke contacten met de Albanese regering?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het in het artikel geschetste beeld dat er van onafhankelijke rechtspraak vrijwel geen sprake is in Albanië?
Albanië heeft in 2016 besloten tot een radicale hervorming van de rechtspraak, met als belangrijkste stap de doorlichting van alle 1.200 magistraten van het land. Deze doorlichting wordt onder internationaal toezicht uitgevoerd en bevindt zich inmiddels in de fase van consolidatie. Daarmee heeft Albanië een belangrijke stap gezet in de strijd tegen corruptie. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen in de hervorming van de rechtspraak konden in juli 2022 de EU-toetredingsonderhandelingen met Albanië van start gaan. Evenwel blijven er uitdagingen bestaan. Zo zal Albanië moeten blijven werken aan verschillende structurele problemen binnen de rechterlijke macht, waaronder het verder terugbrengen van politieke invloed op het gerechtelijk systeem. Het kabinet blijft de ontwikkelingen binnen de Albanese rechtspraak, en de maatregelen die door de Albanese autoriteiten worden genomen in dit verband, nauwlettend volgen.
Welke ontwikkelingen in de rechtspraak in Albanië ziet u?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verlopen de hervormingen van de Albanese rechtspraak, in het licht van de voorbereidingen tot toetreding als Europese Unie (EU)-lidstaat? Is er op korte termijn of middellange termijn zicht op verbeteringen van de rechtstaat?
Zie antwoord vraag 5.
Wat betekenen deze ontwikkelingen en mogelijke hervormingen voor de toetredingsonderhandelingen tussen Albanië en de Europese Unie, en uw opstelling ten opzichte van die onderhandelingen? Zou een land waar sprake is van dergelijke misstanden volgens u toe moeten kunnen treden tot de EU?
De Europese Commissie rapporteert in haar jaarlijks uitbreidingspakket over de voortgang van Albanië in het toetredingsproces. Voor de kabinetsappreciatie van het meest recente uitbreidingspakket verwijs ik u graag naar mijn Kamerbrief van 11 november jl.3 Ten aanzien van EU-toetreding, is het kabinet strikt, fair en betrokken. Het kabinet houdt de ontwikkelingen en de hervormingen op het gebied van de rechtsstaat in alle kandidaat-lidstaten nauwlettend in de gaten, en weegt de voortgang in de hervormingen mee bij het nemen van besluiten in het uitbreidingsproces. Albanië zal pas toe kunnen treden tot de Europese Unie wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Hoe beziet u de invloed van Turkije in Albanië, en de mogelijke invloed van Turkije op de EU, indien Albanië lid zou worden van de EU?
Albanië en Turkije onderhouden goede bilaterale banden. Turkse investeringen in Albanië vinden onder meer plaats op het gebied van gezondheid en onderwijs, maar zijn de laatste jaren in omvang afgenomen. Zowel Albanië als Turkije zijn kandidaat-lidstaat van de EU en onderhouden beide contacten met de EU. Tevens zijn beide landen lid van de NAVO. Het kabinet ziet op dit moment geen reden tot zorg over Turkse invloed op de EU als gevolg van een toekomstige toetreding van Albanië.
De eenzijdige agenda van de VN-onderzoekscommissie (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Herinnert u zich de Nederlandse kritiek op verschillende aspecten van het mandaat van de United Nations Human Rights Council (UNHRC) Commission of Inquiry (COI) inzake Israël en de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Bent u nog steeds van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld? Zo ja, wat doet Nederland om het mandaat en de termijn te wijzigen, en wat betekent uw kritiek concreet voor de Nederlandse houding ten aanzien van de COI en haar bevindingen?
Het kabinet is van mening dat het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) te breed is geformuleerd en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld. Dit heeft Nederland meermaals door middel van verschillende verklaringen benadrukt. Ook bij deze zitting van de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland via een nationale verklaring deze bezwaren kenbaar gemaakt en opgeroepen tot periodieke herziening van het mandaat van de CoI. Tevens is hierbij bezwaar gemaakt tegen de disproportionele aandacht voor Israël, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Dit laat onverlet dat Nederland de bevindingen van CoI zorgvuldig en op inhoudelijke merites beoordeelt. Dit past ook bij het belang dat het kabinet eraan hecht dat besluiten van de VN-Mensenrechtenraad, nadat deze zijn aangenomen, worden gerespecteerd.
Is Nederland door de Verenigde Staten gevraagd om opnieuw een kritisch statement over de COI mee te tekenen? Zo ja, is Nederland bereid dit te doen, net als in 2022? Zo nee, waarom niet?
De Verenigde Staten hebben net als vorig jaar een statement over de CoI opgesteld en gevraagd aan VN lidstaten om deze te steunen. Het kabinet deelt een aantal zorgen over de CoI met de Verenigde Staten, conform motie Van der Staaij (34 755, nr. 44). Desalniettemin heeft het kabinet dit jaar gekozen voor een nationale verklaring, omdat daarmee tevens kon worden opgeroepen tot een reguliere herziening van het mandaat, en gereageerd kon worden op recente zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse gebieden. Daarnaast worden ook in de EU verklaring, op onder meer Nederlands verzoek, zorgen geuit over het brede karakter van het CoI mandaat.
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in uiteenlopende Verenigde Naties (VN)-gremia?
De Nederlandse inzet ten aanzien van de resoluties over Israël en de Palestijnse Gebieden in VN-gremia is gericht op het verbeteren van resoluties door disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan, conform motie van der Staaij (34 755, nr. 44). Vanuit dit uitgangspunt spant Nederland zich in EU-verband in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. De Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse inzet in dit kader tijdens de 77e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties per Kamerbrief.2 Een ander voorbeeld waar het kabinet zich heeft ingezet om disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan is in de World Health Assembly. De Kamer is ook hierover geïnformeerd per Kamerbrief.3
Wat heeft Nederland in het achterliggende jaar gedaan tegen de disproportionele aandacht voor Israël in specifiek de VN-Mensenrechtenraad, om zo bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 4 spant Nederland zich in voor gebalanceerde en feitelijke resolutieteksten en het verminderen van het aantal resoluties en rapportageverplichtingen. Dit sluit aan bij de inzet om resoluties onder agenda item 7 («concerning Human rights situation in Palestine and other occupied Arab territories») te beperken. Item 7 is als enig, vast agendapunt in zijn geheel gewijd aan een specifieke landensituatie en daarmee exemplarisch voor disproportionele aandacht voor Israël. Het behoud van een zo groot mogelijke EU-eenheid is hierbij van belang, mede met het doel om de Palestijnen ertoe te bewegen teksten te verbeteren in lijn met EU beleid. Dit heeft Nederland uitgedragen in de onderhandelingen tussen de EU en de Palestijnse delegatie en laten zien in stemgedrag tijdens de lidmaatschapsperiode 2020–2022. Zie tevens antwoord op vraag 4.
Wilt u bij het verschijnen van het volgende COI-rapport ingaan op de vraag hoe objectief, zorgvuldig en accuraat de bevindingen daarin zijn, en de Kamer hierover nader informeren?
Het rapport van de CoI kaart zorgwekkende ontwikkelingen aan in de Palestijnse Gebieden en Israël. In het rapport, dat dit jaar is gewijd aan de afnemende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, wordt naar alle betrokken partijen gekeken. Het kabinet is van mening dat de CoI een gedegen rapport heeft opgesteld, waarbij een gefundeerde methodologie is gehanteerd.
Geweld tegen christenen in India |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Violence in India kills scores of Christians and turns churches to ashes»?1
Ja.
Klopt de berichtgeving dat recent in noordwestelijk India zo’n 70 christenen gedood werden, zo’n 30 kerken in de as werden gelegd, en ruim tienduizend christenen ontheemd raakten?
In Manipur, een deelstaat in het noordoosten van India, zijn begin mei ernstige onlusten uitgebroken tussen de Meitei en de Kuki, twee van de vele etnische groeperingen in de deelstaat, met ieder een eigen taal, cultuur en godsdienst.
Hoewel de Meitei overwegend hindoeïstisch en de Kuki overwegend christelijk zijn, is het conflict in eerste instantie een etnisch conflict dat draait om kwesties als landeigendom en positieve discriminatie. De Kuki genieten een speciale tribale status als «Scheduled Tribe» onder de Indiase Grondwet, die exclusieve eigendomsrechten op land in hun woongebieden en bijzondere toegang tot onderwijs en overheidsfuncties geeft. De Meitei eisen een soortgelijke status.
Het conflict tussen deze groeperingen heeft de afgelopen decennia tot onlusten en geweld geleid, met honderden doden tot gevolg. Ook andere factoren dragen bij aan de spanningen, zoals een recente (controversiële) oorlog tegen drugs, illegale migratie vanuit Myanmar, druk op land en gebrek aan werkgelegenheid. Begin mei zijn de spanningen geëscaleerd. Er zijn honderden kerken en tempels verbrand en vernietigd, en meer dan honderd dodelijke slachtoffers gevallen, verder zijn tienduizenden mensen ontheemd, waaronder christenen en hindoes. Het geweld richt zich vooral tegen de Kuki. De Naga, een andere eveneens overwegend christelijke bevolkingsgroep in Manipur, zijn in veel mindere mate getroffen door geweld.
Welke actie(s) hebben de Indiase politie- en veiligheidsdiensten ondernomen om deze golf van geweld te stoppen?
De Indiase autoriteiten hebben verschillende maatregelen genomen om het geweld in Manipur te stoppen. Het leger is ingezet, er zijn duizenden burgers geëvacueerd en er is tijdelijk een avondklok geïntroduceerd. De lokale autoriteiten hebben ook het internet vijf dagen ontoegankelijk gemaakt, een bevoegdheid waarover een deelstaat beschikt bij dreiging voor de openbare veiligheid door mogelijk misbruik van mobiele internetdiensten. Op 20 juni heeft het Hooggerechtshof van Manupur de deelstaatregering opgedragen de beperkingen op internetverkeer weer op te heffen. Minister van Binnenlandse Zaken Amit Shah heeft voor eind juni een speciale vergadering belegd met alle betrokken partijen om de noodsituatie in Manipur te bespreken.
Heeft u kennisgenomen van de diverse oorzaken en verschijningsvormen van vervolging in India in bredere zin, zoals de hulporganisatie Open Doors dit in kaart heeft gebracht?2
Ik ben bekend met de rapportages van Open Doors. Ook andere bronnen geven aan dat het groeiend hindoenationalisme in India leidt tot inperking van de rechten van religieuze minderheden, vooral van moslims en christenen. Dit komt tot uiting in geweld tussen gemeenschappen, haat zaaien en arbitraire toepassing van zgn. anti-bekeringswetten.
Zoals in het antwoord op vraag 2 toegelicht, zijn de onlusten in Manipur een gevolg van reeds veel langer sluimerende lokale etnische tegenstellingen, die niet direct zijn terug te voeren op groeiend hindoenationalisme op nationaal niveau.
Heeft u contact gehad met de Indiase overheid om deze mensenrechtenschendingen aan te kaarten? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Wilt u hiervan verslag doen richting de Tweede Kamer?
Nederland voert een mensenrechtendialoog met India in bilateraal, EU- en in VN-verband. De mensenrechtenambassadeur heeft begin maart van dit jaar een bezoek aan India gebracht. Met vertegenwoordigers van de regering en de Nationale Mensenrechtencommissie heeft zij onder meer gesproken over het belang van vrijheid van meningsuiting en media (online en offline), alsmede de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. In Kolkata heeft de mensenrechtenambassadeur een interreligieuze dialoog gevoerd met religieuze leiders van verschillende geloofsovertuigingen, waaronder ook christenen.
De speciaal gezant religie en levensovertuiging heeft bij zowel de Indiase ambassadeur in Den Haag als de Indiase permanente vertegenwoordiger bij de VN in Genève aandacht gevraagd voor het belang van vrijheid van religie en levensovertuiging.
In de mensenrechtendialoog tussen de EU en India, die naar verwachting later dit jaar weer zal plaatsvinden (de vorige vond in juni 2022 plaats), zullen vrijheid van meningsuiting, de rechten van minderheden en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging naar verwachting weer op de agenda staan.
Nederland zet via het bilaterale mensenrechtenfonds actief in op het ondersteunen van organisaties die zich o.a. inzetten voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Over de inzet van mensenrechtendiplomatie, instrumenten en fondsen wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd via de Mensenrechtenrapportage. De rapportage over 2022 verschijnt binnenkort.
Op welke wijze werkt u in Europese Unie (EU)- of Verenigde Naties (VN)-verband samen met bondgenoten zoals het Verenigd Koninkrijk, om de vervolging van christelijke minderheden expliciet in India effectief te adresseren?
Zowel Nederland als India zijn lid van de VN Mensenrechtenraad. Afgelopen jaar heeft in het kader van de UPR (Universal Periodic Review) van de Mensenrechtenraad een bespreking van de mensenrechtensituatie in India plaatsgevonden. Nederland heeft hier actief aan bijgedragen en zorgpunten overgebracht, o.a. over de zgn. anti-bekeringswetten die in sommige deelstaten van kracht zijn. In dit verband kan ik u melden dat de regering van de deelstaat Karnataka heeft aangekondigd de bestaande anti-bekeringswetgeving te willen intrekken, hetgeen positief is.
Nederland draagt bij aan de uitvoering van de EU-Human Rights and Democracy Country Strategy voor India, en steunt de EU in de dialoog met Indiase autoriteiten over verbreding van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld.
Voorts ondersteunt Nederland de EU-India Mensenrechtendialoog die jaarlijks plaatsvindt. Zorgpunten over o.a. de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging worden daarbij aan de orde gesteld.
Laten doen van onderzoek door externe bureaus, denktanks of lobbyclubs. |
|
Frank Futselaar |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de conclusie van de universiteit van Pennsylvania dat transparantie het kenmerk van een onafhankelijke denktank is? Zo nee, waarom niet en wat is dan uw definitie van een onafhankelijke denktank en wat is daarbij de grens met een (politieke) lobbyorganisatie? Zo ja, op welke wijze eist u transparantie van de expertbureaus of denktanks waaraan u betaalde opdrachten geeft? Kunt u dat toelichten?1
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie zijn niet bekend met dit specifieke onderzoek van de universiteit van Pennsylvania en de daaruit voortgekomen genoemde conclusie, maar delen de mening dat transparantie van belang is voor het goed functioneren van een denktank. Voor ons is een denktank een instituut dat onafhankelijk, beleidsrelevant onderzoek verricht gebaseerd op gespecialiseerde kennis. Een lobbyorganisatie heeft als primair doel politieke besluitvorming en wetgeving te beïnvloeden.
BZ en Defensie maken gebruik van de kennis van denktanks om vraagstukken op het terrein van buitenlands beleid en internationale veiligheid onafhankelijk te beantwoorden. Onafhankelijkheid van onderzoeksopdrachten die bij denktanks worden uitgezet is een belangrijk uitgangspunt. Van denktanks wordt transparantie verwacht over de wijze waarop conclusies en aanbevelingen tot stand zijn gekomen.
Is het juist dat vanwege de klantrelatie geen totale lijst van opdrachtgevers met denktanks of expertbureaus bestaat? Of bestaat zo’n lijst wel en wordt deze niet bekendgemaakt? Zo ja, waarom?2
Voor vragen over de klantrelatie van de denktanks met betrekking tot hun overige opdrachtgevers verwijzen wij naar de denktanks zelf. Clingendael en HCSS vermelden in hun rapporten voor Defensie en BZ wanneer deze opdrachtgever zijn geweest. Vanuit BZ en Defensie onderschrijven wij dat de denktanks op al hun onderzoeksopdrachten vermelden.
Is het juist dat u een raamovereenkomst heeft met het HCSS voor 800.000 euro per jaar? Zo nee, wat zijn dan de feiten?3
Nee. Er is een raamovereenkomst voor beleidsondersteunend onderzoek, «PROGRESS» (2020–2023) tussen BZ en Clingendael. Hier maken ook Defensie en HCSS onderdeel van uit. Zowel BZ als Defensie besteden binnen deze raamovereenkomst ieder 1 miljoen euro inclusief BTW per jaar. Dit komt voor circa 60–40% bij respectievelijk Clingendael en HCSS terecht. Deze raamovereenkomst is openbaar gemaakt in het Woo-besluit BS2023015382 en is te vinden via open.overheid.nl.
Op welke begrotingspost zijn deze uitgaven terug te vinden?
De uitgaven van BZ aan PROGRESS verlopen via begrotingspost artikel 4.4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden (Hoofdstuk 5 Buitenlandse Zaken). De uitgaven van Defensie aan PROGRESS verlopen via Hoofdstuk 10, Artikel 9 Algemeen (Programma-uitgaven, Opdrachten).
Wat is het kenmerk van zo’n raamovereenkomst? Waarin verschillen de werkzaamheden in het kader van een raamovereenkomst van losse opdrachten?
Een raamovereenkomst biedt de mogelijkheid om meerjarig met de denktanks samen te werken op een reeks vaste onderwerpen. Dit zijn onderwerpen waarvoor meerjarige kennisbehoeftes bij de departementen zijn, waarop de denktanks kunnen anticiperen en plannen. Daarbij hoeft niet voor iedere onderzoeksvraag binnen deze onderwerpen een separate aanbestedingsprocedure gestart te worden. Losse opdrachten betreffen kennisbehoeftes op een specifiek domein.
Voor welke periode is de raamovereenkomst afgesloten? Op basis van welke argumenten wordt zo’n raamovereenkomst verlengd?
De huidige PROGRESS (2.0) raamovereenkomst loopt van 2020–2023 met éénmaal een verlengingsoptie van maximaal twaalf maanden. BZ en Defensie bezien hoe zij hierna in hun kennisbehoeften gaan voorzien.
Deelt u de analyse dat het HCSS veel krijgsmachtonderdelen als opdrachtgever heeft? Deelt u de kritiek dat dat ingegeven is door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van het HCSS? Zo nee, waarom niet?
Defensie zet onderzoeksopdrachten uit bij HCSS afhankelijk van haar kennisbehoefte. Defensieonderdelen hebben een eigen domein-gerelateerde, specifieke kennisbehoefte die zij kunnen laten onderzoeken. Op dit moment lopen er naast PROGRESS opdrachten vanuit het Directoraat-Generaal Beleid, de landmacht en de marine. Deze gecoördineerde opdrachten zijn ingegeven door de kennisbehoefte van Defensie en niet ingegeven door de noodzaak tot continuïteit van de werkzaamheden van HCSS. HCSS en Clingendael geven invulling aan de gecoördineerde kennisbehoefte van Defensie met hun specifieke politiek-strategische en militaire kennis. Met die expertise voeren zij onafhankelijk onderzoek uit.
Voor welke opdrachtgevers die onderdeel zijn van de Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken worden de losse opdrachten van het HCSS uitgevoerd?
In antwoord op de Kamervragen van lid Van Houwelingen (FvD) van 30 mei jl. over HCSS (kenmerk 2023Z09524) zijn de opdrachten van Defensie aan HCSS aan uw Kamer uiteengezet.
In antwoord op Kamervragen van lid Van Houwelingen aan de Minister van Buitenlandse Zaken (kenmerk 2023Z0952) zijn de kleinschalige opdrachten die vanuit Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn uitgezet bij HCSS geïnventariseerd en het financiële totaaloverzicht per jaar is gedeeld. Hieronder bevinden zich geen onderzoeksopdrachten.
Heeft u andere raamovereenkomsten met andere expertbureaus of denktanks? Kunt u een overzicht geven met wie dat is?
Er zijn op dit moment geen raamovereenkomsten met denktanks behalve HCSS en Clingendael vanuit Defensie. BZ heeft naast PROGRESS een aantal andere raamovereenkomsten met Clingendael die zich echter uitsluitend op training richten, niet op onderzoek.
Is het juist dat krijgsmachtonderdelen als de Kustwacht en de Koninklijke Marine een bedrijf als het HCSS hebben ingehuurd om zaken «bovenaan de politieke agenda» te krijgen? Zo ja, hoe vaak?
Nee. HCSS voert onafhankelijk onderzoek uit voor verschillende Defensieonderdelen. Het doel hiervan is om kennis op te bouwen t.b.v. Defensie vraagstukken en om Defensie te ondersteunen in beleidsvorming, besluitvorming en/of kennisontwikkeling. Het onderzoek dat denktanks uitvoeren voor Defensie wordt openbaar gemaakt en draagt daarmee bij aan een breder kennisniveau. Het kan daardoor ook onderdeel gaan uitmaken van het maatschappelijk debat.
Hoe vaak maken de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie precies gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie en het debat? Kunt u dat toelichten?
De Ministeries van BZ en Defensie maken geen gebruik van commerciële bureaus voor beïnvloeding van de publieke opinie of het debat.
Deelt u de opvatting dat, indien er binnen een ministerie de behoefte is iets hoger op de politieke agenda te krijgen, de geëigende route daarbij is via de Minister de Kamer te informeren, en niet via derden?
Ja.
Deelt u de opvatting dat het, indien (een onderdeel van) Defensie of een ander ministerie een bedrijf betaalt voor het beïnvloeden van de publieke opinie, altijd volstrekt helder moet zijn in uitingen van dit bedrijf dat het ministerie opdrachtgever is?
BZ en Defensie betalen geen bedrijven voor het beïnvloeden van de publieke opinie. Onderzoeksproducten die opgeleverd worden door denktanks in opdracht van BZ en Defensie vermelden dat zij opdrachtgever zijn geweest. Dit past zowel bij het streven van de ministeries naar transparantie als bij de werkwijze van de denktanks.
Geeft u losse opdrachten aan andere expertbureaus of denktanks? Zo ja, aan wie?
Defensie heeft op dit moment geen onderzoeksopdrachten uitgezet bij andere denktanks dan HCSS en Clingendael.
Buitenlandse Zaken werkt met verschillende kennispartners samen. Deze worden onder andere betrokken bij het uitvoeren van programma evaluaties, worden ingezet door posten of directies voor kennisversterking of voor het uitvoeren van trainingen. Voor een overzicht van de kennispartners van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zie «Inventarisatie en appreciatie van het BZ onderzoeksbeleid» (Kwink, 2018). Momenteel wordt een update van dit onderzoek uitgevoerd.
Bent u bereid een verplicht transparantieregister in te stellen waarvoor academische instellingen, denktanks en lobbyorganisaties zich moeten inschrijven als voorwaarde om voor opdrachten van de overheid in aanmerking te komen? Zo ja, wanneer stelt u zo’n register in? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet aan de orde. Volgens de wettelijke kaders, waaronder de Wet Open Overheid, wordt openheid van de overheid verwacht. Ook is de overheid vanuit het aanbestedingsrecht gehouden aan – onder meer – het transparantiebeginsel.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld zet het kabinet de komende tijd met een aantal maatregelen in op meer transparantie (Kamerstuk 36 101-16). De Minister van BZK zal het effect van deze maatregelen evalueren en uw Kamer daarover nader informeren.
Het mogelijk stopzetten van voedselhulp door het World Food Programme in de Palestijnse gebieden. |
|
Frank Futselaar |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «WFP operations in Palestine risk suspension due to funding shortfall»?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Klopt het dat het Wereld Voedselprogramma (WFP) door onderfinanciering 60% van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden moet gaan stopzetten?
Ja, het klopt dat WFP noodgedwongen een deel van hun voedselhulp moet stopzetten vanwege een gebrek aan financiering. Dit betreft een opschorting van de hulp aan 205.000 begunstigden, die ook hulp ontvangen van het bureau van de United Nations Special Coordinator for the Middle East Peace Process (UNSCO) of het Palestijnse nationale programma voor cashtransfers.
Wat is uw eerste oordeel over deze berichtgeving?
Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling die helaas in lijn is met een wereldwijde trend. In 2023 hebben de humanitaire noden een recordhoogte bereikt vanwege een samenkomst van factoren zoals de toename van conflict, economische schokken, natuurrampen en droogte. Tegelijkertijd heeft de inflatie de prijs van voedsel en brandstof wereldwijd opgedreven, waardoor de operationele kosten van het WFP zijn gestegen. Daarom heeft Nederland ook besloten om onze reguliere ongeoormerkte bijdrage aan het WFP in 2023 bijna te verdubbelen tot 60 miljoen euro per jaar om daarmee de toename van de noden en de operationele kosten op te vangen. Nederland is echter slechts één van de vele donoren waarvan het WFP afhankelijk is waardoor ons handelingsperspectief relatief beperkt blijft. De ongekende toename in wereldwijde noden zal breder moeten worden opgevangen. Onder deze huidige omstandigheden blijft het WFP dus gedwongen om wereldwijd te bezuinigen en zeer moeilijke keuzes te maken. Dit heeft niet alleen voor de Palestijnse gebieden consequenties, maar ook voor andere operaties wereldwijd.
Hebben vertegenwoordigers van het WFP contact met u gezocht over dit probleem? Zo ja, wat hebben zij gevraagd en wat was uw reactie?
Ja, we hebben contact gehad met het WFP over dit probleem en onze zorgen over de situatie in de Palestijnse gebieden aangekaart. We hebben laten weten ons bewust te zijn van de groeiende wereldwijde financieringskloof en toegelicht dat we om deze reden onze totale ongeoormerkte bijdrage aan het WFP bijna hebben verdubbeld voor 2023. Deze bijdrage kan het WFP zelf flexibel inzetten waar de noden het hoogst zijn; zo ook in de Palestijnse gebieden. We blijven ook in gesprek met het WFP over verdere mogelijke maatregelen om de organisatie efficiënter te maken en over het verbreden van de donorbasis om daarmee de financieringstekorten het hoofd te bieden.
Deelt u de mening dat het stil komen vallen van 60% van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden rampzalige gevolgen zou hebben voor de bevolking, die nota bene onder een illegale bezetting leeft, en dat ook Nederland zich in moet spannen om dit te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het stil vallen van 60% van de voedselhulp is zeer zorgwekkend. Zie antwoord vraag 4 voor Nederlandse inspanningen richting het WFP om dit te voorkomen. Ook beoogt het Nederlandse OS-programma in de Palestijnse Gebieden bij te dragen aan een levensvatbare Palestijnse economie o.a. via landbouwprogramma’s die het voedselaanbod vergroten.
Bij de noodzaak van voedselhulp spelen de bezetting van de Palestijnse Gebieden, de zwakke positie van de Palestijnse Autoriteit en het uitblijven van een vredesproces een grote rol. Het kabinet blijft zich daarom in bilaterale contacten en in EU-verband inzetten voor een eerlijke en duurzame oplossing van het conflict.
Bent u bereid om (ook in Europees verband) extra middelen ter beschikking te stellen voor het WFP?
In 2023 heeft het kabinet de reguliere ongeoormerkte bijdrage aan WFP bijna verdubbeld naar 60 miljoen euro.
Welke stappen gaat u nog meer zetten om het stilvallen van de voedselhulp in de Palestijnse gebieden te voorkomen?
Behalve onze bijdrage aan het WFP, heeft Nederland in 2023 besloten EUR 19 miljoen ongeoormerkt aan UNRWA (Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten) te doneren als onderdeel van een meerjarige bijdrage. UNRWA speelt een belangrijke rol in noodhulpvoorziening in de Palestijnse Gebieden en kan de Nederlandse bijdrage flexibel inzetten waar de noden het hoogst zijn. Naast onze bijdragen aan UNRWA geeft Nederland ongeoormerkte bijdragen aan humanitaire partners zoals de Rode Kruis- en de Halve Maanbeweging.
Wat vindt u ervan dat voedselhulp in de Palestijnse gebieden überhaupt nodig is, aangezien deze voor een groot deel wordt veroorzaakt door de Israëlische onderdrukking van een levensvatbare Palestijnse economie?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn u nog meer gevallen in de wereld bekend waar grote delen van de voedselhulp stil komen te liggen als er geen extra financiering komt?
Het WFP kampt wereldwijd met een financieringstekort door een combinatie van toenemende noden en stijgende operationele kosten. Vooral in landen als Afghanistan, Democratische Republiek Congo (DRC), Pakistan en Ethiopië is de honger dit jaar extreem toegenomen. Deze situatie heeft het WFP gedwongen om te bezuinigen op andere operaties, onder andere in landen als Bangladesh, Zuid-Sudan, Oeganda, Tsjaad, Burundi en Jemen. Deze bezuinigingen nemen verschillende vormen aan: inkrimping van het eigen personeel, vermindering van voedselrantsoenen of stopzetting van voedselhulp in bepaalde geografische gebieden. Naar verwachting zullen ook andere operaties moeten bezuinigen.
De wervingscampagne van Defensie. |
|
Derk Boswijk (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van de wervingscampagne van Defensie om mensen te vindendie de Oekraïense of Russische taal machtig zijn?
Wij zijn op de hoogte van deze interne oproep en extern gepubliceerde vacatures.
Onderschrijft ur de operationele behoefte aan deze kennis en kunde?
Ja. Het optreden van de krijgsmacht brengt inherent een behoefte aan tolken en vertalers met zich mee om effectief te kunnen communiceren met burgers, organisaties, overheden en krijgsmachten. Deze behoefte is er niet alleen in geval van militaire operaties maar ook bij oefeningen en gereedstelling.
Bent u van mening dat enkel feitelijke gedragingen een intrekkings- of weigeringsgrond kunnen zijn voor een verklaring van geen bezwaar (vgb)?
Een veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd als een functie de nationale veiligheid kan schaden. Vanwege de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer afgezet tegen de ernst van de potentiële schade die een dergelijke functie kan veroorzaken is wettelijk vastgesteld waarnaar wordt gekeken. Naast feitelijke gedragingen betreft dit dus ook de persoonlijke omstandigheden.
Het veiligheidsonderzoek omvat krachtens art. 7 lid 2 Wet veiligheidsonderzoeken, het instellen van een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. Hierbij wordt uitsluitend gelet op:
Kunt u bevestigen dat Defensie een beleid voert waarbij mensen met «Russische banden» (afkomst, familie, studie etc.) niet welkom zijn binnen de krijgsmacht? Zo ja, hoe zorgt Defensie er dan voor dat de organisatie beschikt over voldoende Rusland-expertise?
Nee, Defensie voert een dergelijk beleid niet.
Wat is het beleid van Defensie richting defensiepersoneel met «Russische banden»? Welke criteria worden gehanteerd?
Er is geen specifiek beleid richting personeel met Russische banden. Wel gelden de principes zoals genoemd in de antwoorden bij vraag 3.
Verder geldt dat personeel dat een vertrouwensfunctie vervult, verplicht is om gewijzigde persoonlijke omstandigheden te melden bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Het gaat daarbij in ieder geval om:
Is dit beleid vergelijkbaar met dat van onze NAVO-partners?
Op grond van NAVO-regelgeving is een veiligheidsonderzoek verplicht, maar wordt de (wijze van) uitvoering daarvan bepaald door het nationaal beveiligingsbeleid van de lidstaten. Hierdoor kunnen de criteria en de wijze van uitvoering van veiligheidsonderzoeken onderling verschillen. Over het beveiligingsbeleid van andere NAVO-lidstaten kan de regering zich niet uitlaten.
Hoe wordt binnen veiligheidsonderzoeken rekening gehouden met de ervaring, opleidingsniveau, veiligheidsbewustzijn en loyaliteit van de individuele Defensiemedewerker met «Russische banden»? Is sprake van een individuele weging?
Bij het aannemen van een (aspirant) vertrouwensfunctionaris zijn ervaring en het opleidingsniveau uitsluitend van belang voor de beoordeling of betrokkene geschikt is voor de functie. Deze gegevens zijn geen onderdeel van het veiligheidsonderzoek.
In de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 (Stcrt 2020, 59644) wordt vermeld op welke gegevens in het onderzoek wordt gelet. Veiligheidsbewustzijn en loyaliteit worden daarin genoemd. De beoordeling van het onderzoek is altijd een individuele weging van alle beschikbare gegevens waarbij tevens wordt gekeken naar de betreffende vertrouwensfunctie en de mate waarin deze schade kan toebrengen aan de nationale veiligheid.
Is een dubbele nationaliteit van de Defensiemedewerker of de partner (en familie in het land van herkomst van medewerker of partner) altijd reden tot intrekking/weigering van een vgb?
Het hebben van een andere nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit is op zich geen reden voor het weigeren of intrekken van een VGB.
Kan een uitzending naar een land met een verhoogd risico later worden aangehaald om de vgb van de uitgezonden medewerker in te trekken?
Defensiemedewerkers kunnen in het buitenland geplaatst worden of naar het buitenland worden uitgezonden. Dit kunnen ook landen betreffen met een verhoogd risico. Een dergelijke plaatsing of uitzending door Defensie is op zich geen gegeven dat leidt tot het intrekken van een VGB.
Dit laat onverlet dat gegevens over feitelijke gedragingen van de betreffende Defensiemedewerker tijdens de plaatsing of uitzending onderdeel kunnen vormen bij een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek.
Kunt u deze vragen binnen 14 dagen beantwoorden?
Voor beantwoording van deze schriftelijke vragen is de gebruikelijke termijn gehanteerd.
Het bericht 'Germany unsure if Orbán fit to be ‘EU president’' |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»»?1 Bent u bekend met het rapport van het Meijers Committee?2
Ja.
Wat is uw oordeel over het aanstaande voorzitterschap van Hongarije?
Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) schrijft voor dat het voorzitterschap van de Raadsformaties volgens een toerbeurtsysteem wordt uitgeoefend op basis van gelijkheid (artikel 16, lid 9, VEU).3 Volgens de gemaakte afspraken over welk land wanneer voorzitter wordt (Raadsbesluit 2016/1316) Hongarije tussen 1 juli en 31 december 2024 het EU-voorzitterschap. Aan het EU-voorzitterschap is een aantal verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden die onder meer voortvloeien uit het Reglement van Orde van de Raad, waaronder het waarborgen van de continuïteit van de Europese agenda en het opereren als honest broker. Het kabinet zal in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije deze verantwoordelijkheden nakomt. Het kabinet zal daarbij onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije. Het aanstaande Hongaarse EU-voorzitterschap doet niets af aan deze inzet.
Vertrouwt u erop dat Hongarije, waar corruptie en fraude een bekend probleem zijn, zorgvuldig om zal gaan met de financiering van het voorzitterschap?
De kosten van het EU-voorzitterschap worden gedeeltelijk gedekt door de begroting van de Raad. Het kabinet heeft vertrouwen in de bestaande waarborgen tegen corruptie en fraude, zoals o.a. de mogelijkheid van onderzoek door het fraudebestrijdingsbureau OLAF en de regels opgenomen in het Financieel Reglement van de EU. Voor zover de kosten niet gedekt worden door de begroting van de Raad, is Hongarije zelf verantwoordelijk voor de financiering van het EU-voorzitterschap. In algemene zin worden lidstaten aangemoedigd dit op transparante en zorgvuldige wijze te doen.4 Het kabinet zal het belang hiervan onderstrepen indien het hiertoe een concrete aanleiding ziet.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat een land dat de Europese waarden niet respecteert en waar een artikel 7 procedure tegen loopt, het voorzitterschap van de Raad op zich neemt? Deelt u de zorgen dat dit grote gevolgen kan hebben voor de Europese rechtsstaat in zijn geheel?
Het is ongemakkelijk dat een land dat kampt met substantiële problemen op het terrein van de waarden van de Unie en bovendien regelmatig niet handelt in de geest van het Europees Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) voorzitter wordt van de EU. Gelet op de verantwoordelijkheden en verwachtingen verbonden aan het voorzitterschap, kunnen de problemen in Hongarije op het terrein van de waarden van de Unie een negatieve weerslag hebben op de samenwerking met andere lidstaten in de Raad en op de samenwerking tussen de Raad en andere EU-instellingen. Meer specifiek vormt het Hongaarse EU-voorzitterschap een potentieel risico voor de continuïteit en de neutrale behandeling van (een gedeelte van) de Europese rechtsstaatsagenda. Dit geldt met name voor de Artikel 7 procedure en de rechtsstaatsdialogen, waarvoor bovendien geen vaste termijnen zijn vastgelegd en waarbij het EU-voorzitterschap dus invloed zou kunnen uitoefenen op de agendering. Het kabinet blijft er onverminderd op inzetten dat de uitstaande rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Zie voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van het financiële EU-rechtsstaatinstrumentarium in Hongarije en de Nederlandse positie ter zake de Kamerbrief van dinsdag 13 juni jl.
Deelt u ook de zorgen dat dit gevolgen kan hebben voor het Europese meerjarig financieel kader (MFK), waar in de periode van het Hongaars voorzitterschap de onderhandelingen weer over zullen beginnen? Deelt u de zorg dat de door dit kabinet zo gewenste koppeling tussen het MFK en de rechtsstaat in die periode onklaar gemaakt kan worden?
In het huidige MFK-akkoord is vastgelegd dat de Europese Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel zal presenteren voor het volgende MFK. Dat voorstel verwacht ik in de eerst helft van 2025, dus na het EU-voorzitterschap van Hongarije. De ambtelijke behandeling van de voorstellen zal waarschijnlijk in de tweede helft van 2025 starten. De koppeling tussen de ontvangsten uit de EU-begroting en de eerbiediging van de rechtsstaat is vastgelegd in de MFK-rechtsstaatverordening. Die koppeling kan niet door het EU-voorzitterschap zelfstandig onklaar gemaakt worden.
Deelt u de zorgen dat het voorzitterschap van Hongarije gevolgen zal hebben voor de Europese solidariteit richting Oekraïne?
Voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid geldt bij besluitvorming in de regel unanimiteit. Zie voor de opstelling van Hongarije ten aanzien van Oekraïne en de Nederlandse inzet hierop de beantwoording van schriftelijke vragen van 20 april jl.5
Bent u bereid u aan te sluiten bij Duitsland, dat zich al heeft uitgesproken tegen het Hongaarse voorzitterschap?
Het kabinet herkent zich, zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier, in het ongemak dat ook spreekt uit de door EU Observer aangehaalde citaten van de Duitse Minister voor Europese Zaken Lührmann. Het kabinet beschikt niet over informatie dat Duitsland zich zou hebben uitgesproken tegen het Hongaarse EU-voorzitterschap. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vragen twee en vier zal het kabinet in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap, samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde lidstaten, benadrukken te verwachten dat Hongarije de verantwoordelijkheden die aan het EU-voorzitterschap verbonden zijn zal nakomen.
Bent u bereid als standpunt in te nemen dat Hongarije, zolang president Orbán de zorgen van de Europese Commissie op het gebied van rechtsstaat en corruptiebestrijding niet voldoende geadresseerd heeft, geen EU-voorzitter kan worden wat Nederland betreft, en dat standpunt ook consequent uit te dragen in de verschillende Raden en werkgroepen waar dit opportuun is? Bent u ook bereid dit standpunt publiek uit te dragen?
Het kabinet gaat uit van de in de Verdragen gemaakte afspraken over de invulling van het toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag twee, en hecht eraan deze afspraken te respecteren. Verwacht wordt dat er geen steun zal bestaan in de Raad om het Raadsbesluit 2016/1316 aan te passen. Een eventueel voorstel daartoe van Nederland, kan de Nederlandse positie in de Raad in aanloop naar het Hongaarse EU-voorzitterschap ondermijnen. Zoals ook toegelicht in de beantwoording van vraag twee en vier zal het kabinet onverminderd blijven inzetten op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.
Bent u bereid dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende (informele) Raad Algemene Zaken?
Zie antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen voor 15 juni beantwoorden?
Ja.
De Zuid-Afrikaanse plannen om de wet aan te passen zodat zij Poetin niet hoeven uit te leveren |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «South Africa plans law change over Putin ICC arrest warrant» van de BBC van 30 mei 2023?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat in 2015 de Soedanese president Omar al-Bashir op bezoek was in Zuid-Afrika, niet werd gearresteerd en dat er geen consequentie volgde op deze beslissing?
Ja.
Verwacht u dat Poetin wordt gearresteerd als hij komende zomer in Zuid-Afrika deelneemt aan de BRICS-meeting?
Uit openbare bronnen is bekend dat er in Zuid-Afrika nog veel discussie is over de vraag hoe Zuid-Afrika om zou kunnen en moeten gaan met deze kwestie en er circuleren verschillende scenario’s. President Ramaphosa heeft een adviescommissie benoemd die de verschillende juridische (on)mogelijkheden in kaart zal brengen met betrekking tot de immuniteit van een staatshoofd van een staat die geen partij is bij het Statuut van Rome. Het kabinet vindt het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Wat verwacht u van het effect op de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof (ICC) en het multilaterale systeem in het algemeen wanneer de Zuid-Afrikaanse regering besluit het arrestatiebevel te negeren?
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, vindt het kabinet het niet gepast om vooruit te lopen op het mogelijke toekomstige handelen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Dat geldt temeer voor de te verwachten effecten van dat handelen, omdat het voor het moment ook niet bekend is op welke gronden Zuid-Afrika wel of geen gevolg zal geven aan het verzoek van het Internationaal Strafhof om president Poetin te arresteren en over te leveren.
Hoe kunnen we volgens u, als gastland van het Internationaal Strafhof, de geloofwaardigheid in het Internationaal Strafhof het beste beschermen en herstellen?
Als gastland draagt Nederland er zorg voor dat het Internationaal Strafhof in Nederland veilig, onafhankelijk en naar behoren zijn mandaat kan uitvoeren. Om dat te bewerkstelligen, faciliteert Nederland het werk van het Internationaal Strafhof zonder zich daar inhoudelijk in te mengen. Daarnaast is het Koninkrijk der Nederlanden ook één van de 123 partijen bij het Statuut van Rome. Ook in die hoedanigheid zal het kabinet het Internationaal Strafhof blijven steunen in de internationale strijd tegen straffeloosheid, onder meer door in het kader van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof alle partijen te blijven oproepen om de verplichtingen onder het Statuut van Rome na te komen en door in het kader van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in bilaterale contacten het belang van samenwerking met het Internationaal Strafhof te blijven benadrukken. In het kader van deAssembly of States Parties zet het kabinet daarnaast ook actief in op regio-overstijgende samenwerking bij het beschermen van het Strafhof, zijn functionarissen en zijn medewerkers en bij het steunen van de verdragspartijen die hun verplichtingen onder het Statuut nakomen.
Eén van de kritiekpunten op het Internationaal Strafhof is dat de VN Veiligheidsraad een zaak naar het Internationaal Strafhof mag doorverwijzen terwijl de meerderheid in de Verenigde Naties (VN) Veiligheidsraad (China, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) het Internationaal Strafhof niet erkent, wat vindt u van deze kritiek?
Vooropgesteld staat dat het kabinet het betreurt dat drie van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad geen partij zijn bij het Statuut van Rome. De VN-Veiligheidsraad beschikt op grond van hoofdstuk VII van het VN-Handvest over bijzondere bevoegdheden ten aanzien van de handhaving en het herstel van de internationale vrede en veiligheid. Op grond van deze bevoegdheden heeft de VN-Veiligheidsraad in de jaren ’90 onder meer de ad hoc-tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda opgericht. In het verlengde daarvan is in artikel 13, onder b, van het Statuut van Rome kort gezegd bepaald dat de VN-Veiligheidsraad de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof kan uitbreiden door een situatie bij de Aanklager van het Internationaal Strafhof aan te geven. Aangezien het Internationaal Strafhof onafhankelijk is, is het Internationaal Strafhof na een dergelijke aangifte door de VN-Veiligheidsraad bevoegd – maar niet verplicht – om een onderzoek te openen. In het Statuut van Rome wordt op deze manier rekening gehouden met de reeds bestaande bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad, die door het VN-Handvest zijn toegekend. Het VN-Handvest heeft de uitoefening van deze bevoegdheden niet afhankelijk gemaakt van het feit of de afzonderlijke (permanente) leden van de VN-Veiligheidsraad partij zijn bij het Statuut van Rome of niet.
Bent u bekend met het artikel «Pentagon withholding evidence in Russia war crimes case: Senators» van Al Jazeera van 11 mei 2023?
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse Minister van defensie weigert belangrijke informatie over Russische oorlogsmisdaden in Oekraïne te delen met de onderzoekers van het Internationaal Strafhof met als argument dat steun aan het Internationaal Strafhof de deur zou kunnen openen voor vervolging van Amerikaanse militairen of politieke leiders?
De Verenigde Staten is geen partij bij het Statuut van Rome en heeft zich niet gecommitteerd om samen te werken met het Internationaal Strafhof. Het kabinet roept echter alle staten op om waar mogelijk potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van de internationale misdrijven die in Oekraïne zijn en worden gepleegd met het Internationaal Strafhof te delen, ongeacht of zij partij zijn bij het Statuut van Rome of niet. Het kabinet is in dat licht verheugd over het feit dat de Amerikaanse Ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken dat reeds doen en dat het Congres het Ministerie van Defensie heeft opgeroepen om dat ook te doen.
Het kabinet respecteert tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich daarom niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager van het Internationaal Strafhof. Om die reden onthoudt het kabinet zich ook van uitspraken over de mogelijke gevolgen die het delen van potentieel bewijsmateriaal ten aanzien van het onderzoek naar de situatie in Oekraïne zou kunnen hebben voor de vervolgingsbeslissingen van de Aanklager van het Internationaal Strafhof ten aanzien van andere situaties.
Bent u bekend met het artikel «Why Isn’t the Pentagon Helping the International Court Prosecute Putin?» van Defense One van 23 mei 2023 en bent u het met deze gepensioneerde Amerikaanse generaals eens dat toetreding tot het Internationaal Strafhof de Amerikaanse oproep tot gerechtigheid veel geloofwaardiger en krachtiger zou maken?
Ja.
Hoe gaat u zich ervoor inzetten om de VS deelnemer te maken van de ICC nu er een momentum is waarin zowel Democratische als Republikeinse senatoren zich uitspreken voor een actievere rol van de VS in het ICC?
Het beleid van de Assembly of States Parties van het Internationaal Strafhof is gericht op het bereiken van de situatie waarin uiteindelijk alle staten partij zijn bij het Statuut van Rome. Het Koninkrijk der Nederlanden en Zuid-Korea spelen bij de uitvoering van dat beleid een bijzondere rol, omdat zij in het kader van de Assembly of States Parties zijn aangewezen als de «co-focal points»voor het bevorderen van de universaliteit van het Statuut van Rome. De regering laat daarom geen gelegenheid onbenut om in nauwe samenwerking met in het bijzonder Zuid-Korea, het Internationaal Strafhof, de EU en verschillende NGO’s, het belang van de ratificatie van – of de toetreding tot – het Statuut van Rome uit te dragen. Dit gebeurt onder meer tijdens speciaal georganiseerde bijeenkomsten, tijdens side eventsbij de Assembly of States Parties, tijdens toespraken in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en in het kader van bilaterale gesprekken. Bij veel van deze bijeenkomsten zijn ook vertegenwoordigers van de Verenigde Staten aanwezig en ook in bilaterale gesprekken met de Verenigde Staten wordt de ratificatie van het Statuut van Rome zowel door het Koninkrijk als door andere partijen bij het Statuut van Rome met enige regelmaat aangesneden. De positie van de Verenigde Staten ten aanzien van de mogelijke ratificatie van het Statuut van Rome is echter al jarenlang uitgekristalliseerd en bij alle partijen bekend. Het kabinet verwacht dan ook niet dat deze positie op korte termijn zal veranderen.
Het bericht van de NOS ‘Meer haat tegen lhbti'ers in sommige Afrikaanse landen, hoe komt dat?’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten van de NOS, onder andere over de voorgestelde anti-LHBTI wet in Ghana1?
Ja.
Bent u van mening dat de voorgestelde wetgeving in Ghana haaks staat op Nederlandse normen en waarden en de doelen die het ministerie heeft op het gebied van minderheidsbescherming?
Ja, deze ontwikkeling staat haaks op waar Nederland voor staat zoals beschreven in het mensenrechtenbeleid, alsmede op de uitgangspunten van het feministisch buitenlandbeleid. Het kabinet zet zich met het feministisch buitenlandbeleid in om ongelijkheid te verkleinen en streeft wereldwijd naar een gelijkwaardige positie van mannen, vrouwen en non-binaire mensen. Het heeft daarbij bijzondere aandacht voor de positie van lhbtiq+-personen.
Heeft u al via diplomatieke kanalen uw zorgen geuit over de nieuwe anti-LHBTI wet in Ghana?
Ja. Nederland en Ghana hebben goede bilaterale relaties waardoor er ruimte is om allerlei onderwerpen van wederzijds belang te agenderen, zoals onze internationale verplichtingen. In dat kader is er regelmatig dialoog over mensenrechten en bescherming van minderheden in den brede en ook specifiek in het kader van deze voorgestelde wet, zowel bilateraal als samen met gelijkgezinde landen. Nederland trekt voornamelijk met andere landen op in Equal Rights Coalition-verband, alsook met andere gelijkgezinde landen en internationale organisaties.2 Daar waar opportuun wordt het wetsvoorstel besproken met de meest betrokken partijen, bijvoorbeeld met parlementariërs die het voorstel steunen, de voorzitter van het parlement en autoriteiten zoals de Minister van Justitie. In EU-verband, bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse Ghana-EU partnerschapsdialoog, worden de zorgen over het anti-lhbtqi+-wetsvoorstel ook besproken met de Ghanese autoriteiten.
Ook deed Nederland afgelopen januari in de Mensenrechtenraad de aanbeveling aan de Ghanese autoriteiten om ieder individu te beschermen tegen geweld en discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
Kunt u een overzicht geven van de OS-gelden die Nederland besteed in Ghana?
De bilaterale relatie van Nederland en Ghana staat in het teken van de overgang naar een intensievere handelsrelatie. Ghana behoort daarom tot de categorie combinatielanden, waarbij het kabinet inzet op een combinatie van handel en ontwikkelingssamenwerking. Nederland investeert jaarlijks zo’n € 10 mln. in projecten op het gebied van private sector en arbeidsmarkt. Via multilaterale en maatschappelijke organisaties wordt er daarnaast nog zo’n € 16 mln. aan BHOS-middelen ingezet op thema’s zoals SRGR en hiv/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid, maatschappelijk middenveld en onderwijs. De Nederlandse ambassade in Ghana besteedt additioneel jaarlijks € 425.000 aan projectfinanciering op het gebied van mensenrechten.
Kunt u een overzicht geven bij welke programma’s de Nederlandse overheid is betrokken met betrekking tot rechtshandhaving in Ghana?
Nederland heeft geen programma’s die betrekking hebben op de rechtshandhaving in Ghana.
Bent u van mening, naar aanleiding van berichtgeving over de recent aangenomen anti-LHBTI wet in Oeganda, dat de Nederlandse overheid een proactieve rol moet spelen in het uiten van ongenoegen over de voorgestelde wetgeving in Ghana?
Ja en dat doen we. Nederland speelt samen met internationale partners, waaronder de leden van de Equal Rights Coalition, al lange tijd een actieve rol bij het verbeteren van de positie van lhbtiq+-personen in Ghana en het uitspreken van zorgen over dit soort wetgeving. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana voorop («nothing about them without them»). Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Ghana, de gevoeligheid van het onderwerp, de autonomie van het Ghanese parlement, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Ghana het meeste baat heeft. Lokale lhbtiq+-organisaties verzoeken Nederland, gezien bovenstaande overwegingen, om stille diplomatie in te zetten en geen publieke uitspraken te doen.
Bent u bereid om samen met gelijkgezinde landen, zoals de Verenigde Staten en partners in de Europese Unie, meer druk uit te oefenen op Ghana en andere OS-landen die soortgelijke wetgeving introduceren of behandelen?
Ja. Nederland trekt bij soortgelijke kwesties bij voorkeur op met gelijkgezinde landen en organisaties. Dit leidt niet alleen tot een sterker signaal maar stimuleert tevens een coherente reactie van donoren.
Bent u van mening dat OS-middelen als drukmiddel moet worden ingezet om dit soort wetgeving te voorkomen?
De inzet van OS-middelen als drukmiddel moet per geval zorgvuldig bekeken worden, rekening houdend met de verwachte effectiviteit en onbedoelde neveneffecten. Het kan een stevig signaal zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vanwege het geven van een signaal aan de regering, vooral de bevolking, waar de meeste programma’s op gericht zijn, getroffen wordt door stopzetting van OS-programma’s. Van belang is ook te realiseren dat OS-middelen altijd een langetermijndoel hebben en dat Nederland geen bilaterale begrotingssteun verstrekt. Gezamenlijk optrekken met andere landen heeft de sterke voorkeur, daar dit de effectiviteit van eventuele maatregelen vergroot.
Bent u van mening dat alle OS-middelen onmiddellijk moeten worden stopgezet als het Ghanese Parlement deze wet aanneemt?
Nee. Een overweging om OS-middelen al dan niet stop te zetten moet zorgvuldig gebeuren en kritisch worden getoetst op effectiviteit en vergt een bredere afweging waarbij ook neveneffecten in acht moeten worden genomen. Vrijwel alle OS-middelen voor Ghana komen direct ten goede aan private partijen en organisaties, waaronder organisaties die de lhbtiq+-gemeenschap steunen. In het scenario van aanname van deze wet, is het juist van belang dat deze steun doorgang blijft vinden. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Ter aanvulling, aanname van de wet door het Ghanese parlement betekent niet meteen dat deze wet ook daadwerkelijk van kracht zal worden. Zo heeft de Ghanese president de mogelijkheid om niet in te stemmen met de wet en deze terug te sturen naar het parlement, of door te verwijzen naar de Council of State. Ook bestaat de mogelijkheid dat tegenstanders een juridische zaak aanspannen tegen de wet. Het is dus van belang om bij elke stap in het proces te bekijken welke handeling het meest effectief zou zijn.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van steeds strengere anti-LHBTI wetten in Afrikaanse landen een zorgelijke ontwikkeling is die haaks staat op de Nederlandse OS-doelen? Zo ja, is er een plan van aanpak om adequaat en snel te reageren op deze ontwikkeling?
Ja, lhbtiq+-personen en organisaties worden wereldwijd geconfronteerd met toenemende beperkingen, ook in een toenemend aantal Afrikaanse landen. Dit is een zeer zorgelijke ontwikkeling. Naast het groeiend aantal landen dat wetgeving voorstelt om lhbtiq+-organisaties monddood te maken, ageert een aantal overheden tegen steun uit het buitenland voor gelijke rechten voor lhbtiq+-personen. Bijvoorbeeld in de (momenteel) 67 landen waar consensuele seksuele relaties tussen personen van gelijk geslacht, of diverse genderidentiteiten, strafbaar gesteld zijn.
Op het Afrikaanse continent is sprake van een trend van anti-lhbtiq+-wetgevingsinitiatieven, waarbij ontwikkelingen in verschillende landen elkaar beïnvloeden. De recent in Oeganda aangenomen «Anti-Homosexuality Act» is al door diverse parlementariërs in enkele andere landen genoemd als «voorbeeld».
Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet via onze ambassades, in coördinatie met gelijkgezinde landen (waaronder via de Equal Rights Coalition) en via contacten met het maatschappelijk middenveld. Daarbij zet het kabinet samen met onze partners de verschillende instrumenten in die wij tot onze beschikking hebben. Via strategische partnerschappen worden lhbtiq+-organisaties in diverse Afrikaanse landen gesteund3, zowel financieel als via capaciteitsopbouw en met diplomatie
Als grote donor van het Global Equality Fund draagt Nederland ook bij aan noodondersteuning voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers. Daarnaast is dit jaar Safety for Voices (2023–2027) van start gegaan, waarmee mensenrechtenverdedigers, journalisten en mediawerkers online en offline beschermd worden. Deze instrumenten zijn tevens beschikbaar voor lhbtiq+-mensenrechtenactivisten en journalisten die rapporteren over lhbtiq+ zaken op het Afrikaanse continent. Daarnaast zetten onze ambassades in deze landen zich in voor lhbtiq+-mensenrechtenverdedigers, bijvoorbeeld door directe projectfinanciering, het bieden van een veilige ruimte, en door het samenbrengen van partijen die bondgenoten van de lhbtiq+-gemeenschap kunnen zijn.
Kunt u uiteenzetten met welke landen Nederland een OS-relatie onderhoudt en waar tegelijkertijd anti-LHBTI-wetten van kracht zijn of binnenkort worden geïntroduceerd?
Zoals uiteengezet in de BHOS nota, onderhoudt Nederland een partnerrelatie met 21 landen op het Afrikaanse continent, waarvan 10 landen met een brede OS-relatie, 3 landen met een beperkte OS-relatie, 6 zogenaamde combilanden en 2 landen die in twee categorieën vallen. Van deze groep landen is in Oeganda een nieuwe en strengere anti-lhbtiq+-wet van kracht. In Ghana zijn voorbereidingen in een vergevorderd stadium. Anti-lhbtiq+-sentimenten spelen echter in meerdere landen waar Nederland een OS-relatie mee onderhoudt; dit heeft echter nog niet geleid tot concrete stappen richting strengere anti-lhbtiq+-wetgeving.
Bent u het eens dat er verschil moet zijn in de strategische keuzes die Nederland maakt waar het gaat om Nederlands belastinggeld of anderzijds gelijkwaardige handelsrelaties?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Mocht er sprake zijn gebruikmaking van handels- en financieringsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is bovendien sprake van een proportionele IMVO-toetsing. Het overgrote deel van de ondernemers die gebruik maken van dit instrumentarium zijn Mkb’ers die zonder deze ondersteuning niet in staat zijn om in Afrikaanse markten te investeren.
Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat we in Afrika de trend van meer haat tegen LHBTI’ers tegengaan?
Op het Afrikaanse continent, alsook daarbuiten, is inderdaad een zeer zorgelijke trend gaande van meer haat tegen de lhbtiq+-gemeenschap. Lhbtiq+-organisaties en lhbtiq+-personen zijn het doelwit van mensenrechten-ondermijnende actoren, en haat wordt online en offline opgestookt. Deze sentimenten worden gevoed en benut door een verscheidenheid aan conservatieve, religieuze, maatschappelijke en politieke krachten, zowel uit eigen land als daarbuiten, die deze sentimenten gebruiken voor het ondermijnen van mensenrechten, specifiek de gelijke rechten van lhbtqi+-personen, en van verworvenheden op het terrein van SRGR en gendergelijkheid.
Via de eerdergenoemde programma’s (zie vraag 10) blijft het kabinet zich inzetten voor dialoog, meer begrip en praktische ondersteuning. Daarbij luisteren we in eerste instantie naar de wensen en behoeften van lhbtiq+-ers zelf. Bewustzijn over culturele en lokale percepties over lhbtiq+-personen is hierbij tevens van belang. Hoe men over mensenrechten of lhbtiq+-personen denkt, verschilt per land en hangt af van diverse culturele, religieuze, economische, politieke en maatschappelijke factoren. Tegelijkertijd mogen gevoeligheden nooit een reden zijn voor het schenden van mensenrechten. Daarom is het belangrijk dat in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen wordt gekeken naar deze factoren en op basis daarvan de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen wordt, altijd in samenspraak met lokale lhbtiq+-organisaties.
Van belang is om vooral ook in gesprek te blijven met en te investeren in de relatie met overheden en andere relevante partijen. Het benadrukken van het universele karakter van de mensenrechten voor iedereen, inclusief lhbtiq+-personen en het ontkrachten van het beeld dat dit een typisch westers verschijnsel is, is daarbij belangrijk. Soms kan het helpen om in aanvulling op het mensenrechten perspectief, ook een minder gevoelige invalshoek te benoemen, bijvoorbeeld door zorgen uit te spreken over de impact van anti-lhbtiq+-wetgeving op de veiligheid en toegang tot gezondheidzorg voor lhbtiq+, in navolging van de aanpak van grote mondiale organisaties op hiv/aids gebied, zoals het Global Fund, UNAIDS en Pepfar (VS). Of door te wijzen op de gevolgen voor het investeringsklimaat en het internationale bedrijfsleven, dat ook een verantwoordelijkheid heeft richting de eigen lhbtiq+-werknemers, zoals Convening for Equality dat heeft gedaan.
Ten slotte wordt gekeken hoe zuidelijke landen met een meer positief track record op lhbtiq+ een bevorderende rol kunnen spelen in het voorkomen van het verder doorzetten van de negatieve trend.
Hoe zorgen we ervoor dat Oeganda en Ghana geen precedent gaan scheppen voor andere landen waar we een OS-relatie mee hebben?
Zie vraag 10 en 13.
De berichten ‘VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt’ en ‘Italy looks to ‘strategic’ Horn of Africa for continental stability’ |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «VN-top over steun voor Hoorn van Afrika levert veel minder op dan gehoopt»1 en «Italy looks to «strategic» Horn of Africa for continental stability»2?
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de humanitaire hulp die Nederland geeft aan de Hoorn van Afrika?
Nederland draagt jaarlijks op verschillende manieren via humanitaire hulp bij aan landen in crises; zowel via ongeoormerkte bijdragen aan de VN, de Rode Kruis/Rode Halve Maan beweging als via de landen-specifieke humanitaire fondsen (de Country Based Pooled Funds), de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Het Central Emergency Response Fund (CERF), waarvan Nederland een van de grootste donoren is, heeft dit jaar al USD 23 miljoen aan Ethiopië, USD 18 miljoen aan Somalië en USD 8 miljoen aan Kenia gealloceerd. Ook Nederlandse bijdragen aan WFP, UNHCR, UNICEF, OCHA en ICRC zijn van belang voor de humanitaire response in de regio.
In 2023 is de bijdrage aan de landen-specifieke humanitaire fondsen, inclusief die in de Hoorn van Afrika, opgehoogd. Zo is Nederland de grootste donor van het Somalië Humanitair Fonds, met een bijdrage van EUR 20 miljoen. Dit jaar draagt Nederland voor het eerst bij aan het Ethiopië Humanitair Fonds met EUR 13 miljoen. Daarnaast financiert Nederland de Dutch Relief Alliance voor 2-jarige humanitaire responsactiviteiten in Somalië (2.022 EUR 4,9 miljoen en 2.023 EUR 4,7 miljoen) en Ethiopië (2.022 EUR 5,5 miljoen en 2023 4,5 miljoen). Ook financiert Nederland programma’s van het Nederlandse Rode Kruis in Ethiopië (EUR 892.398), Somalië (EUR 550.000) en bredere programma’s met daarin componenten gericht op de Hoorn.
Kunt u een overzicht geven van de kernthema’s in de OS-relatie tussen Nederland en de Hoorn van Afrika? Is de verbetering van de economische situatie en opvang in de regio een prioriteit? Zo niet, bent u bereid om dit een prioriteit te geven?
De verbetering van de economische situatie, evenals opvang in de regio zijn beide prioriteiten voor Nederland, evenals inzet op duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en klimaat, maar ook vrede, veiligheid, stabiliteit en migratie. Deze thema’s zijn ook gepresenteerd in de Afrikastrategie op 30 mei. Hiermee wil het kabinet, zoals aangegeven in het regeerakkoord, een gelijkwaardige economische ontwikkeling stimuleren, stabiliteit bevorderen, armoede verminderen, mensenrechten verbeteren en irreguliere migratie beperken.
Bent u van mening dat een intensieve samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, in een gezamenlijke aanpak van de voedselonzekerheid een groot effect kan hebben op de economische situatie in de regio? Zo ja, bent u van plan meer in te zetten op samenwerking met gelijkgezinde landen?
Ja, ik deel de mening dat een gezamenlijke aanpak groot effect kan hebben, zeker in EU verband. Nederland zet daarom actief in op een gezamenlijke aanpak via de EU (en samen met sommige lidstaten), de Wereldbank en het International Fund for Agricultural Development (IFAD) op verschillende thema’s waaronder voedselzekerheid. Zo wordt bijvoorbeeld met de EU samengewerkt aan het verbeteren van bodemvruchtbaarheid en zaaizaadsystemen in Ethiopië. Met IFAD wordt geïnvesteerd in het onderhoud van rurale wegen in Zuid Sudan. In Kenia en Ethiopië wordt samen met de Wereldbank ingezet op klimaat-slimme landbouw en samen met Duitsland op documentatie van landrechten in Uganda.
Bent u van mening dat een verbeterde economische situatie in de Hoorn van Afrika zal leiden tot een vermindering van het aantal migranten uit die regio naar Europa? Zo ja, bent u van plan in samenwerking met gelijkgezinde landen, zoals Italië, een gezamenlijke aanpak te creëren met als doel de migratiestroom te verminderen?
Economische ontwikkeling en banen kunnen bijdragen aan een vermindering van het aantal migranten. Echter, in de Hoorn zorgt een combinatie van factoren (o.a. instabiliteit, droogte, overstromingen, voedselonzekerheid) voor vluchtelingen- en migratiebewegingen. Vooral in EU verband, maar ook bilateraal met gelijkgezinde landen evenals de landen van herkomst kijkt Nederland naar mogelijkheden om irreguliere migratie te verminderen en perspectief te bieden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Van groot belang zijn hierbij de migratiepartnerschappen die Nederland aangaat met Afrikaanse landen – zoals ook genoemd in de Afrikastrategie – en het Opvang in de Regio beleid, dat tevens bijdraagt aan het verbeteren van de economische situatie en het voorkomen van doorreis.
Op welke manier werkt u samen met gelijkgezinde landen als Italië aan programma’s op het gebied van opvang in de regio? Bent u bereid deze samenwerking te intensiveren?
Met gelijkgezinde landen wordt veelvuldig overlegd en informatie uitgewisseld aangaande Opvang in de Regio. Ook worden er gezamenlijk activiteiten ondersteund. Mocht Nederland de samenwerking verder willen intensiveren dan gebeurt dit op het niveau van technische samenwerking met gelijkgezinde landen zoals met Duitsland op gebied van werkgelegenheid, en/of
in EU verband. Zo onderzoekt Nederland tevens de mogelijkheid tot delegated cooperation met de EU op het gebied van Opvang in de Regio om daarmee programmatische samenwerking verder te intensiveren.
Bent u bereid om naar aanleiding van dit bericht in gesprek te gaan met uw Italiaanse collega om te kijken hoe Nederland en Italië samen binnen de Europese Unie een aanjagende rol kunnen innemen in de verbetering van de economische situatie in de Hoorn van Afrika? Zo ja, zou u een termijn kunnen aangeven waarop u dit gesprek zal voeren? Zo niet, waarom niet?
Nederland kijkt al samen met de EU hoe samenwerking met Afrika o.a. middels de Afrikaanse Unie versterkt kan worden, bijvoorbeeld op de gebieden van vrede en veiligheid, klimaatverandering, voedselzekerheid en migratie. Daartoe beschikt de EU over een veelbelovend coördinatieplatform – het «initiatief voor de Hoorn van Afrika» (Horn of Africa Initiative) – met alle juiste ingrediënten rond veerkracht, connectiviteit en infrastructuur. Bij deze initiatieven is Italië – als EU lidstaat – uiteraard aangehaakt.
Kunnen landen in de Hoorn van Afrika worden geprioriteerd in het BHOS-beleid om zo de voedingsbodem voor migratie tegen te gaan?
De landen in de Hoorn van Afrika worden al geprioriteerd in het BHOS-beleid, met inzet op de thema’s zoals genoemd in het antwoord op vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van de samenwerking met Nederlandse bedrijven die zich inzetten om de agrarische sector in de Hoorn van Afrika te verbeteren?
In met name de relatief stabiele en hoger gelegen gebieden in de Hoorn van Afrika is een breed scala aan Nederlandse bedrijven actief in de agrarische sector. Het gaat dan veelal om bedrijven die gespecialiseerd zijn in sectoren als melkveehouderij, zaaigoed, agro-logistiek, groententeelt, agro-processing, bloementeelt, fruitteelt, landbouwinputs, veevoer etc.
Het definitief invoeren van de anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda |
|
Alexander Hammelburg (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid, nu de Oegandese president de verwerpelijke anti-LHBTIQ+ wet heeft ondertekend en de wet van kracht is, direct persoonsgerichte sancties en een visum-ban in te stellen tegen alle Oegandese politici die verantwoordelijk zijn voor het aannemen van deze wet? Bent u bereid dit ook in Europese Unie (EU)-verband te bespreken en bevorderen?
Het kabinet deelt uw zorgen omtrent het invoeren van de anti-lhbtiq+ wet in Oeganda. Bij het bepalen van onze reactie op deze zorgelijke ontwikkelingen in Oeganda trekken we op met de EU en gelijkgezinde landen. Onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) heeft de EU meerdere instrumenten tot haar beschikking, waar het instellen van persoonsgerichte sancties er één van is. Nederland kan geen nationale sancties instellen in dezen. Nationale sancties zijn enkel mogelijk indien deze voortvloeien uit een internationale verplichting, zoals VN- of EU-sancties.
De discussie over eventuele EU-sancties wordt momenteel gevoerd in Brussel. Bij het al dan niet instellen van (persoonsgerichte) sancties spelen diverse overwegingen die gewogen moeten worden. In dit verband zal de effectiviteit van ons optreden voorop moeten staan. Het overgaan tot sancties moet daarom zorgvuldig worden afgewogen, in samenspraak met gelijkgezinde landen en vooral ook de lhbtqi+-gemeenschap in Oeganda. De effectiviteit van (persoonsgerichte) sancties en eventuele (ongewenste) neveneffecten worden daarin meegewogen.
Bent u van plan handelsbevordingsinstrumenten, waaronder die van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die Nederland nu inzet voor handel tussen Nederland en Oeganda stop te zetten?
Het baart het kabinet grote zorgen dat er in verschillende landen in Afrika, maar ook daarbuiten, negatieve maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van anti-lhbtiq+ wetgeving plaatsvinden. Ik heb in het wetgevingsoverleg op 15 juni jl. aangegeven er geen voorstander van te zijn de handelsbevorderingsinstrumenten stop te zetten. Dat zou niet in lijn zijn met de Afrikastrategie, waarin we evenwichtige en gelijkwaardige relaties nastreven en inzetten op gemeenschappelijke belangen en waarden.
Het stopzetten van instrumenten voor het Nederlandse bedrijfsleven en Oegandese private sector ontwikkeling vindt het kabinet niet wenselijk, omdat de mogelijkheden om in Oeganda samen te werken aan economische ontwikkeling en lokale impact daarmee ernstig zouden worden bemoeilijkt. Een dergelijke stap benadeelt juist de lokale bevolking, zoals de Oegandese boeren, die werken aan voedselzekerheid, evenals de bijdrage van het Nederlandse MKB en hun Oegandese partners aan werkgelegenheid.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van handelsbevordering. Ondernemers worden via de RVO en de ambassade, indien zij zich bij hen melden, gewezen op het belang van IMVO en eventuele specifieke risico’s. De informatievoorziening via de website van de RVO wordt regelmatig geactualiseerd. Op dit moment wordt daarbij prioriteit gegeven aan IMVO-informatie voor ondernemers, met specifieke aandacht voor landen waarin de risico’s groter zijn. Inmiddels is de informatie op de landenpagina van RVO over Oeganda geactualiseerd.
Deelt u de mening dat alle beslissingen hieromtrent vanuit het principe van «do no harm» moeten worden genomen en dat hierover het overleg met lokale community based organisaties moet worden gevoerd?
Ja. Nederland staat in nauw contact met Oegandese en internationale organisaties die opkomen voor mensenrechten in Oeganda. De bescherming van mensenrechtenverdedigers, waaronder lhbtiq+-organisaties, blijven we daarnaast actief steunen. Met dat doel zorgen we, in overleg met andere gelijkgezinde partners, indien nodig voor additionele (financiële) steun aan organisaties die lhbtiq+-personen bescherming en opvang bieden. Hierbij is de behoefte van de lokale lhbtiq+-gemeenschap leidend.
Kunt u verzekeren dat u bij beslissingen hieromtrent altijd het risico op een backlash zeer zwaar meeweegt? En deelt u de mening dat er geen besluiten zouden moeten worden genomen die de kans hierop vergroten, zoals het stopzetten van ontwikkelingshulp aan Oeganda, dat ook de LHBTI-gemeenschap lokaal zal raken (zoals dit in het verleden ook voor extra vervolging, geweld en dodelijke slachtoffers heeft gezorgd)?
Ja, het risico op een backlash wordt meegenomen in de strategische en integrale afwegingen en bij besluiten wordt erop ingezet risico’s voor de lhbtiq+ gemeenschap en andere kwetsbare groepen te minimaliseren. Daarbij wegen de wensen en behoeften van de lokale lhbtiq+ gemeenschap zwaar mee.
Bewustzijn over culturele en lokale opvattingen is hierbij tevens van belang. Daarom is het belangrijk dat deze in de aanpak rondom de mensenrechten van lhbtiq+-personen worden meegewogen, en op basis daarvan handelingsopties en de meest effectieve aanpak – en het bijpassende narratief – gekozen worden, altijd in samenspraak met desbetreffende lokale lhbtiq+-organisaties.
Kunt u aangeven wat de status is van acties van de Equal Rights Coalition omtrent de definitief aangenomen anti-LHBTIQ+ wet in Oeganda? Is de coalitie bereid nu in gezamenlijkheid actie te ondernemen?
De Equal Rights Coalition heeft de situatie in Oeganda het afgelopen jaar nauwgezet gevolgd. Nederland heeft als covoorzitter van de internationale diplomatie werkgroep van de coalitie gezorgd dat Oegandese lhbtiq+-organisaties de werkgroep regelmatig van informatie voorzagen om diplomatieke besluitvorming en gezamenlijke actie te ondersteunen. Op basis hiervan is onder andere een brief namens de Equal Rights Coalition gestuurd aan de Oegandese president Museveni, afgeleverd in Kampala door de ERC-covoorzitters Duitsland en Mexico, met de oproep om het wetsvoorstel niet te bekrachtigen gezien de internationale mensenrechtenverplichtingen van Oeganda en de diplomatieke, humanitaire, gezondheids-, investerings- en economische gevolgen indien de wet bekrachtigd zou worden. De brief is door 32 ERC-landen getekend. Ook heeft Nederland zich ingezet voor een gezamenlijke ERC-verklaring op het moment dat de wet bekrachtigd werd. Deze verklaring1 is door 32 landen getekend en tevens door de Minister van Buitenlandse Zaken gedeeld op sociale media.2 Oeganda zal op de agenda van de ERC blijven staan zodat landen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk kunnen bepalen hoe de lokale lhbtiq+-gemeenschap het beste ondersteund kan worden nu de wet getekend is.
Bent u bereid deze vragen, gezien de ernst en urgentie, binnen een week te beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord met inachtneming van zorgvuldigheid.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel in de Volkskrant getiteld «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?» van 27 mei 2023?
Ja.
Kan de Kamer de in het stuk genoemde raamovereenkomst van 800.000 euro ontvangen, inclusief de documentatie van de bijbehorende aanbestedingsprocedure die tot deze overeenkomst heeft geleid?
De raamovereenkomst waar u op doelt heeft een financiële omvang van 2 miljoen euro per jaar en heeft een looptijd van vier jaar. Het betreft een cofinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie: beide departementen dragen ieder 1 miljoen euro per jaar bij. Door middel van deze raamovereenkomst worden zowel activiteiten bij The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) als Instituut Clingendael gefinancierd. De verdeling is daarbij 40/60 tussen de respectievelijke kennisinstellingen. Het Programma van Eisen en de raamovereenkomst van PROGRESS 2.0 zijn te vinden via open.overheid.nl, deze zijn in een recent WOO-besluit openbaar gemaakt (BS2023015382): Platform open overheidsinformatie.
Kan de Kamer een overzicht (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) ontvangen van alle «losse opdrachten» die door het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds 2020 zijn verstrekt aan The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)?
Hieronder treft u een financieringsoverzicht aan van alle andere opdrachten aan HCSS sinds 2020. Deze opdrachten vallen zonder uitzondering onder de aanbestedingsgrens.
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2020 (EUR 450,00)
Verdere verbetering van de dienstverlening van de Rijksoverheid m.b.t. de veiligheid van Nederlanders reizend naar en verblijvend in het buitenland
DCV;
2020 (EUR 29.645,00)
Presentatie op 6 oktober 2020
Leergang trans-Atlantische betrekkingen
DWH;
2020 (EUR 605,00)
Digital India-Netherlands Cyber Security Online
School (Indian and Dutch students)
Neth. Embassy in New Delhi;
2020 (EUR 5.000,00)
Beleidsondersteuningsfonds ODA 2019–2021 Inclusieve Groene Groei; Serious Gaming Water, Energy & Food Game Dubai
IGG;
2021–2022 (EUR 28.199,05)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen, masterclass NL-China
2021 (EUR 605,00)
Ondersteuning en organisatie van een grondstoffenstrategie bijeenkomst
EAB;
2022 (23.353,00)
NL-Korea veiligheidsdialoog
DVB;
2022–2023 (EUR 5.000,00)
Opleiding Academie Internat. Betrekkingen
2022 (EUR 847,00)
Lezing over de gevolgen van de geopolitieke ontwikkelingen voor de Europese samenwerking en veiligheid.
Neth. Embassy in Luxembourg;
2022 (EUR 3.159,60)
Indo Dutch Cyber Security School 2022
Neth. Embassy in New Delhi;
2022 (EUR 5.000,00)
Kennissessies van The Hague Centre for Strategic Studies ten behoeve van Internationale Cyberstrategie
DVB;
2022–2023 (EUR 39.397,60)
Cijfers tot mei 2023.
Hoeveel ambtenaren van Buitenlandse Zaken zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Er zijn geen ambtenaren van Buitenlandse Zaken gedetacheerd bij HCSS.
Kunt u de vragen afzonderlijk en binnen zes weken beantwoorden?
Ja.
Het openbaar maken van de brief van de Europese Commissie d.d. 24 oktober 2000 |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink , Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met de brief van de Europese Commissie uit 24 oktober 2000 waarnaar wordt verwezen in Kamerstuk 28 171, nr. 3 van 27 december 2001?
Ja, daar ben ik bekend mee.
Waarom is deze brief niet openbaar?
Dergelijke stukken worden alleen op verzoek openbaar gemaakt, en pas na akkoord van de Europese Commissie.
Bent u bereid deze brief openbaar te maken en met de Kamer te delen? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bereid de brief openbaar te maken zodra de Europese Commissie daarmee instemt. Het proces om toestemming te verzoeken aan de Commissie is in gang gezet. Wanneer de Commissie instemt met openbaarmaking, zal ik de brief aan uw Kamer doen toekomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt de vragen op korte termijn te beantwoorden.
Het artikel 'De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?' |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «De denktank van Rob de Wijk heeft een heldere visie op de wereld, maar is er ook transparantie in eigen huis?»?1
Ja.
Kan de Kamer een overzicht ontvangen (inclusief de bijbehorende aanbestedingsdossiers) van alle opdrachten die sinds 2020 vanuit Defensie (inclusief de krijgsmachtonderdelen) zijn verstrekt aan HCSS? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Er kunnen drie soorten opdracht aan HCSS onderscheiden worden: 1) onderzoeksopdrachten binnen raamovereenkomst PROGRESS, 2) onderzoeksopdrachten door verschillende Defensieonderdelen buiten PROGRESS en 3) overige opdrachten.
Hoeveel ambtenaren van Defensie zijn op dit moment gedetacheerd bij HCSS?
Op dit moment (juni 2023) is er één Defensiemedewerker gedetacheerd bij HCSS.
Nederlandse bilaterale investeringsakkoorden |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek «Dutch Bilateral Investment Treaties» van SOMO, TNI en Both ENDS dat op 23 mei is gepubliceerd?1
De conclusie van het rapport, te weten dat Nederland de bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten (hierna: IBO(s)) zo snel mogelijk moet beëindigen, deelt het kabinet niet. Het is belangrijk om zorgen over het oude investeringsbeschermingssysteem te adresseren (zie ook het antwoord op vraag 2 hieronder). Dat laat onverlet dat blijft gelden dat IBOs een belangrijke rol spelen bij de bescherming van grensoverschrijdende investeringen, inclusief duurzame investeringen. IBOs kunnen bijdragen aan een aantrekkelijk investeringsklimaat, juist in landen die investeringen hard nodig hebben. Voldoende rechtszekerheid is een belangrijke voorwaarde voor het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het aantrekken van buitenlandse investeringen.
Bovendien beziet Nederland de IBO heronderhandelingen ook in het licht van het versterken van de banden met landen buiten de EU. Het eenzijdig opzeggen van bestaande IBOs past niet bij een inzet gericht op het versterken van de bilaterale relaties.
Bent u van plan om een einde te maken aan de doorgeslagen investeringsbescherming, waaronder toegang voor brievenbusmaatschappijen en zo goed als geen bescherming van publieke belangen, zoals nu nog vastgelegd in 75 bilaterale investeringsverdragen? Binnen hoeveel jaar denkt u afscheid te kunnen nemen van het laatste achterhaalde akkoord, hetzij door te heronderhandelen op basis van de nieuwe modeltekst, hetzij door akkoorden op te zeggen?
Het kabinet zet in op hervorming van het investeringsbeschermingssysteem. Dit gebeurt zowel op internationaal niveau, in multilaterale fora zoals de United Nations Commission on International Trade Law (UNCITRAL) en de OESO, als op EU niveau, bij de inzet voor moderne en ambitieuze EU handels- en investeringsakkoorden met derde landen.
Op bilateraal niveau zet het kabinet in op de heronderhandeling van de bestaande IBOs. De vernieuwde IBO inzet bestaat uit een aantal pijlers. Eén van de belangrijkste pijlers van de IBO heronderhandelingsinzet van het kabinet is het tegengaan van misbruik van de Nederlandse IBOs. In de modeltekst van 2019 zijn daarom bepalingen opgenomen die brievenbusmaatschappijen de toegang tot de IBO bescherming ontzeggen. Een andere belangrijke pijler van de inzet is het blijven waarborgen van het evenwicht tussen enerzijds investeringsbescherming en anderzijds het behoud van beleidsruimte van overheden. Daarnaast zijn de hervormingen gericht op een transparant en onafhankelijk geschillenbeslechtingsmechanisme.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat oude investeringsakkoorden blijven bestaan, gezien de risico’s voor regelgeving in het publieke belang, voor zowel Nederland als de 75 landen die tegenpartij zijn bij de akkoorden?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 1 en 2 is het kabinet van mening dat het belangrijk is dat de oude investeringsakkoorden vervangen worden door gemoderniseerde IBOs. Daarom zet het kabinet in op het heronderhandelen van IBOs.
Het kabinet deelt niet de inschatting dat de bestaande IBOs een negatief effect hebben of kunnen hebben op de beleidsruimte van Nederlandse overheden om te reguleren in het publiek belang.
Hoe kan het dat er sinds het vaststellen van de nieuwe modeltekst voor investeringsakkoorden in 2019, nog geen enkel investeringsakkoord op basis van dat model is aangepast? Wat is de reden voor de stilstand, nu in de meeste landen geen coronareisbeperkingen meer gelden, wat volgens de NOS in maart 2021 nog de oorzaak was?2
Na de vaststelling van de nieuwe modeltekst zijn in 2019 verkennende gesprekken gevoerd met een aantal landen over de heronderhandeling van bestaande IBOs. Deze initiatieven zijn inderdaad door de covid-crisis stil komen te liggen. Inmiddels is het heronderhandelingsproces weer hervat, en voert Nederland gesprekken met Ghana en Nigeria, met het doel om daarna ook met andere verdragspartners het heronderhandelingsproces te starten dan wel voort te zetten.
Deelt u de mening dat het sneller is om alle bilaterale investeringsakkoorden op te zeggen, al dan niet met een afspraak met de tegenpartij om desunset clause buiten werking te stellen, dan om alle 75 akkoorden te heronderhandelen?
Het kabinet is niet voornemens om de bestaande IBOs op te zeggen, zoals ook toegelicht in antwoord 1 hierboven. IBOs zijn één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handelsbeleid. IBOs bieden meer rechtszekerheid en dragen bij aan de bescherming en bevordering van grensoverschrijdende investeringen, en daarmee aan een aantrekkelijker investeringsklimaat. Dit is voor bepaalde (ontwikkelings)landen essentieel voor het aantrekken van de benodigde investeringen. Bovendien bieden IBOs een platform voor het versterken van de dialoog en de band met landen buiten de EU.
Welke akkoorden zijn op de oude leest verlengd, al dan niet stilzwijgend, sinds de nieuwe modeltekst is vastgesteld?
Het is gebruikelijk dat IBOs conform de bepalingen van het verdrag automatisch stilzwijgend verlengd worden. Op 19 oktober 2018 heeft de Rijksministerraad de nieuwe modeltekst vastgesteld. Sinds deze datum zijn 39 IBOs automatisch verlengd. Een overzicht van de IBOs die automatisch zijn verlengd vindt u in bijlage 1
Welke landen hebben sinds 2019 gevraagd om heronderhandeling of beëindiging van hun verdrag met Nederland te bespreken? Hoe heeft u gereageerd op die verzoeken?
Sinds 2019 heeft Nederland van enkele landen een verzoek ontvangen om bestaande IBOs te heronderhandelen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is Nederland momenteel met twee landen – Ghana en Nigeria – actief in gesprek. Sinds 2019 zijn drie IBOs buiten werking getreden die door partnerlanden eenzijdig zijn opgezegd, namelijk de IBOs met Burkina Faso, Ecuador en Tanzania. Daarnaast is ook een aantal IBOs met EU-lidstaten beëindigd, zowel bilateraal als via de Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie 3.
Klopt het dat Oeganda het akkoord met Nederland wilde opzeggen? Hoe heeft Nederland daarop gereageerd? Wat is de status van dat akkoord?
Het is mij niet bekend dat Oeganda het akkoord met Nederland zou willen opzeggen.
Wat is het nut van investeringsakkoorden met landen met een degelijk rechtssysteem, zoals de landen die goed scoren op de Bertelmann Transformation Index of andere landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), als u tegelijkertijd stelt dat investeringsakkoorden geen ruimere bescherming bieden dan degelijk nationaal recht zoals in Nederland?
Investeringsakkoorden in bredere zin zien op het scheppen, bevestigen en waarborgen van de voorwaarden voor wederzijdse private investeringen, waaronder investeringsbescherming. Afspraken specifiek over investeringsbescherming, zoals de Nederlandse IBOs, zijn belangrijk om een veilig investeringsklimaat voor investeerders te waarborgen. In landen met een degelijk rechtssysteem zijn deze afspraken inderdaad meer een bevestiging van de stand van zaken en een garantie dat het rechtssysteem ook in de toekomst degelijk blijft. Voor het aantrekken en behouden van wederzijdse investeringen is het van belang om de beginselen van rechtsbescherming in een bilateraal akkoord te hebben vastgelegd.
Wegen de onzekere en hooguit beperkte effecten op investeringsstromen op tegen de risico’s van miljardenclaims ter beoordeling van ad hoc arbiters in een systeem zonder goedechecks and balances?
IBOs zijn voor het kabinet één van de instrumenten voor een actief en ambitieus internationaal handelsbeleid. Zij kunnen bijdragen aan een aantrekkelijker en veiliger investeringsklimaat. Zowel in Nederland, als in ontwikkelingslanden, waar grote behoefte is aan omvangrijke investeringen die nodig zijn voor het behalen van de Sustainable Development Goals. Hoewel de effecten op investeringsstromen moeilijk te kwantificeren zijn, zijn er onderzoeken die concluderen dat IBOs kunnen leiden tot significante stijgingen in de directe investeringsstromen tussen verdragspartijen.4
Onder IBOs kunnen claims worden gehonoreerd wanneer sprake is van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 deelt het kabinet niet de inschatting dat de bestaande IBOs een risico vormen voor de beleidsruimte van de Nederlandse overheid om te reguleren in het publiek belang.
Welke reden kan er zijn om investeringsakkoorden te behouden met landen met een degelijk rechtsysteem, of met OESO-landen als Zuid Korea, Costa Rica en Mexico?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft Nederland inmiddels kenbaar gemaakt aan het secretariaat van het Energy Charter Treaty dat het zich terugtrekt uit het verdrag? Zo ja, op welke datum is die notificatie gegeven?
Nederland heeft de notificatie ter uittreding nog niet bij de depositaris van het Energiehandvestverdrag (Portugal) kenbaar kunnen maken. Reden hiervoor is dat de nationale procedure ten aanzien van de opzegging nog niet is voltooid. Het voornemen tot opzegging van het Energiehandvestverdrag is inmiddels ter advies aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Na het afronden van de goedkeuringsprocedure zal een brief naar de depositaris van het Energiehandvestverdrag worden verstuurd met het verzoek om het Nederlandse lidmaatschap te beëindigen. Vanaf dat moment treedt de opzegging een jaar later in werking. Afhankelijk van hoe de procedure en termijnen worden doorlopen, is het de verwachting dat het Nederlandse lidmaatschap bij het Energy Charter Treaty (ECT) eind 2024 kan worden beëindigd.
Klopt het dat Nederland zich uit het Energy Charter Treaty terugtrekt, omdat lidmaatschap de energietransitie kan hinderen?
De toelichting voor het opzeggen van het ECT door Nederland is aan uw Kamer gegeven middels de Kamerbrief Appreciatie Energy Charter Treaty (22518683) van 22 november 2022. Nederland heeft niet besloten tot uittreding omdat het lidmaatschap bij het ECT de Nederlandse energietransitie zou hinderen. Nederland voert haar beleid voor de energietransitie uit, het ECT (en andere investeringsbeschermingsakkoorden) staat daar niet aan in de weg.
Deelt u de mening dat ook de 75 bilaterale investeringsakkoorden risico’s met zich mee brengen voor de energietransitie in Nederland en voor de 75 landen die tegenpartij zijn bij deze akkoorden? Waarom wel of niet?
Nederland treft de maatregelen die zij nodig acht om de klimaatdoelen te behalen, ongeacht het risico op eventuele claims onder ISDS. De zaken die door UNIPER en RWE onder het ECT zijn aangespannen vanwege de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie zijn voor het kabinet geen reden om bepaalde beslissingen uit of af te stellen. Het indienen van claims betekent niet per definitie dat deze ook worden toegewezen. Er moet daarvoor sprake zijn van een schending door een verdragspartij van de investeringsbeschermingsafspraken zoals neergelegd in het desbetreffende investeringsverdrag, zoals bijvoorbeeld onrechtmatige onteigening.
Wat vindt u van de waarschuwing in het zesde IPCC-rapport van werkgroep 3 dat investeringsakkoorden ertoe kunnen leiden dat landen van klimaatbeleid, zoals het uitfaseren van fossiele brandstoffen, afzien of het vooruitschuiven?3
Het zesde IPCC-rapport geeft onder andere aan dat het doel van moderne IBOs is om de regelgevende ruimte van verdragspartijen nog beter te waarborgen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 zet het kabinet in op het moderniseren van bestaande IBOs, waarin het herbevestigen en duidelijk expliciteren van het «right to regulate» een van de belangrijkste pijlers is. Nederland treft de maatregelen die zij nodig acht om de klimaatdoelen te behalen en de aanwezigheid van investeringsbeschermingsakkoorden zijn voor het kabinet geen reden om bepaalde beslissingen uit of af te stellen.
Bent u bereidt om net als Denemarken, Nieuw Zeeland en Frankrijk toe te geven dat het risico op claims onder Investor State Dispute Settlement (ISDS) beslissingen over het te voeren klimaatbeleid in Nederland hebben beïnvloed, bijvoorbeeld bij de kolenexit, of in de toekomst kunnen beïnvloeden? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat het negatieve effect op de energietransitie genoeg reden is om deze 75 akkoorden zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals uiteengezet in de antwoorden op de vragen 1 en 2 is het kabinet niet voornemens de IBOs te beëindigen.
Kunt u een overzicht geven van investeringen in Nederlandse fossiele bedrijvigheid afkomstig uit de 75 landen met wie wij een investeringsakkoord hebben?
De rijksoverheid en de Nederlandsche Bank (DNB) publiceren geen cijfers over binnenkomende en uitgaande investeringen uitgesplitst naar zowel land als sector. DNB rapporteert wel data over investeringstransacties aan Eurostat, die deze online publiceert.6 Wat betreft aan fossiele brandstof gerelateerde bedrijfsactiviteiten is alleen data beschikbaar over netto investeringsstromen voor een beperkt aantal landen.
Kunt u een overzicht geven van investeringen in fossiele bedrijvigheid in de 75 landen die tegenpartij zijn (direct of via een brievenbusmaatschappij), afkomstig uit Nederland?
Zie antwoord vraag 18.
Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse klimaatbeleid in de toekomst wordt gehinderd of vertraagd als gevolg van de investeringsakkoorden of handelsverdragen met investeringsbescherming waar Nederland partij bij is?
Ja, dit kan het kabinet uitsluiten.
De Nederlandse evacuatie-vluchten uit Khartoum |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat er individuen achter zijn gebleven in Soedan, die wel op de evacuatielijst hadden moeten staan?
Zoals ik uw Kamer op 9 mei jl. liet weten is de overgrote meerderheid van de via BZ Informatieservice geregistreerde Nederlanders geëvacueerd of zelfstandig vertrokken uit Soedan. Een aantal personen heeft vanwege verschillende (privé)redenen ervoor gekozen om in Soedan te blijven of was niet in staat zelfstandig naar het vliegveld te reizen. Voor de personen waarmee tot en met zaterdag 29 april contact was over hun evacuatie, maar die het vooralsnog niet gelukt is het land te verlaten, geldt dat met hen nog actief contact wordt gehouden en dat zij op de hoogte worden gesteld van relevante ontwikkelingen.
Klopt het dat er zich op een gegeven moment een persoon heeft gemeld bij de ambassade met het verzoek om evacuatie, die bekend was vanwege eerdere contacten met de ambassade?
Omwille van privacyredenen kan ik niet ingaan op individuele casussen.
Klopt het dat de ambassade zich bereid toonde om het individu en zijn dochter te evacueren, maar dat zij daarbij niet diens vrouw wilden meenemen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de ambassade deze vrouw niet mee wilde nemen vanwege het ontbreken van de huwelijksakte?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. In algemene zin kan worden bevestigd dat altijd zorgvuldig wordt uitgezocht wat de familierelatie is tussen personen. Voor het vaststellen van een door Nederland erkende relatievorm kan het nodig zijn een huwelijksakte te overleggen.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze vrouw met gevaar voor eigen leven terug is gegaan naar Khartoem om die huwelijksakte te halen, waarbij dit naderhand niet heeft bijgedragen aan een evacuatie?
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3. Tijdens de evacuaties is in het contact met personen informatie verstrekt over de benodigdheden en voorwaarden om in aanmerking te komen voor evacuatie. De veiligheid van Nederlandse burgers en hun kerngezin was en blijft hierbij een prioriteit.
Hoe beoordeelt deze gang van zaken?
Ik betreur het dat mensen in gevaarlijke omstandigheden zijn beland en op dit moment Soedan niet kunnen verlaten. Helaas geldt dit voor veel mensen in Soedan. Indien zij met het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact hebben gezocht ten tijde van de evacuatie dan wordt dat contact zo goed mogelijk onderhouden gegeven de omstandigheden en worden zij op hoogte gehouden van ontwikkelingen. Afhankelijk van de situatie kunnen zij worden ondersteund door middel van consulaire bijstand.
Deelt u de mening dat dit niet ruimhartig is en een te formele opstelling is van Nederland, waarbij onnodig mensen in gevaar zijn gebracht?
Bij evacuaties wordt zo goed mogelijk onderzocht of de identiteit en nationaliteit van iemand kan worden vastgesteld. Indien van toepassing moet de relatie met de kerngezinsleden worden aangetoond. In een dergelijke situatie zijn snelheid van actie evenals de veiligheid van betrokkenen van groot belang.
Wat kunt u doen om deze mensen alsnog in veiligheid te brengen op welke manier dan ook?
Zoals ik uw Kamer liet weten op 9 mei jl. geldt in algemene zin dat personen die zich na de actieve evacuatiefase hebben gemeld, alsook degenen met wie ondanks herhaalde pogingen geen contact meer is geweest, inmiddels een bericht hebben gekregen waarin hen wordt gevraagd of zij op dit moment nog hulp nodig hebben. Zij kunnen een beroep doen op consulaire bijstand. Sinds eind april gelden voor hen de reguliere procedures voor het aanvragen van een Schengenvisum of voor een verblijfsvergunning voor regulier verblijf voor degenen zonder verblijfstitel in Nederland.
Bent u bereid om te assisteren bij het verkrijgen van een vliegticket en bij te dragen aan de kosten daarvan? Zo nee, waarom niet?
Sinds de evacuatie eind april is beëindigd, worden mensen geacht hun reiskosten naar Nederland zelf te dragen.
Bent u bereid om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden in verband met de veiligheid van het individu in kwestie?
Ja.
Naar voorbeeld van Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat Frankrijk en België in verzet komen tegen klimaatpaus Timmermans?1
Ja.
Vreest u net als uw Belgische collega De Croo voor het risico op een tweede juridische stikstofcrisis in ons dichtbevolkte en nu nog economisch sterke gebied en het «overladen van de kar»? Kunt u in uw beantwoording een reactie geven op de uitspraken van De Croo en specifiek zijn stellingname dat we met extra stikstofnormen, nieuwe regels voor biodiversiteit en wetgeving voor natuurherstel in een situatie terechtkomen dat er zoveel regels zijn, dat onze industrie het niet meer aankan?
Het kabinet vindt, evenals premier De Croo, dat bij het vaststellen van nieuw beleid er goed gekeken moet worden naar wat de draagkracht is op het gebied van landbouw, economie en industrie, klimaat en woningbouw. Hier moet in het bijzonder oog voor zijn wanneer er al stringente regelgeving bestaat op een bepaald gebied. Nederland maakt zich daarom, bijvoorbeeld in de onderhandelingen over de natuurherstelverordening, waarvan het de algemene doelen onderschrijft, zodoende hard voor het omzetten van het verslechteringsverbod in een inspanningsverplichting en het afzwakken van de bindende doelen voor 2040 en 2050.
Bent u in navolging op de Franse president Emmanuel Macron en dé Belgische premier Alexander De Croo bereid om de pauzeknop in te duwen met nog meer groene EU-wetgeving? Graag een gedetailleerd antwoord.
Voor het kabinet staat de groene transitie niet ter discussie. Om tot een toekomstbestendig Nederland te komen, moeten we ook in Europees verband stappen nemen. Wel is het hierbij zaak om in de onderhandelingen over EU-wetgeving de Nederlandse belangen duidelijk naar voren te brengen. Daarbij zal het kabinet door middel van de BNC-fiches de Kamer altijd meenemen in het zorgvuldig wegen van de EU-voorstellen.
De Bilderbergconferentie in Lissabon |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het correct dat de premier en Minister van Financiën aanwezig waren bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?1
Ja.
Waren er wellicht ook andere leden van de regering aanwezig bij de Bilderbergconferentie 2023 in Lissabon?
Nee.
Kan de Kamer de uitnodiging gestuurd aan de premier en Minister van Financiën voor deze Bilderbergconferentie ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Deze uitnodigingen zullen, net als gebruikelijk met diplomatieke correspondentie met andere staten of internationale organisaties, niet openbaar worden gemaakt.
Is het correct dat de leden van het kabinet door de organisatoren van deze conferentie op «individuele titel», dus niet in hun hoedanigheid als lid van kabinet of regering, worden uitgenodigd?2
De uitnodiging voor de conferentie is mij toegezonden als Minister-President. Dit geldt ook voor de uitnodiging aan het adres van de Minister van Financiën. De reis- en verblijfskosten zijn voor Rijksrekening. Deze kosten vormen onderdeel van de regeling «Openbaarmaking Bestuurskosten» en worden altijd openbaar gemaakt.
Namen de premier en Minister van Financiën ook op individuele titel, dus niet in hun hoedanigheid van Minister, deel aan de Bilderbergconferentie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën op individuele titel deelnemen aan de Bilderbergconferentie waarom werden3 (en worden?) de reis- en verblijfskosten van de(ze) conferentie dan betaald door de belastingbetaler?
Zie antwoord vraag 4.
Indien de premier en Minister van Financiën namens de Nederlandse regering deelnemen aan de Bilderbergconferentie kan de Kamer dan een samenvatting ontvangen van de standpunten die door deze twee Ministers namens Nederland zijn ingebracht tijdens deze conferentie? Zo nee, waarom niet?
De Bilderberg Conferentie biedt de gelegenheid om in een meer informele setting een dialoog te voeren over belangrijke actuele, geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s, samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, de wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven. De besprekingen tijdens de conferentie worden gevoerd onder de zogeheten «Chatham House Rules» om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Voor een verdere verslaglegging verwijs ik graag naar de website van de Bilderbergconferentie.