(Onder)voeding |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het uitroepen van het decennium van actie voor voeding door de Algemene Vergadering van de VN?1 Op welke wijze geeft Nederland gehoor aan een verhoogde inzet op voeding?
Nederland is co-sponsor van de resolutie die het uitroepen van het Decade of Action on Nutrition (decennium van actie) mogelijk heeft gemaakt. Het decennium van actie sluit aan bij de Rome Declaration on Nutrition en het Framework for Action, beide slotdocumenten van de International Conference on Nutrition 2 die plaatsvond in 2014 in Rome. Het decennium zal de strijd tegen ondervoeding een extra impuls geven. Dit is in lijn met de te behalen doelstelling van SDG2 (End hunger, achieve food security and improved nutrition, and promote sustainable agriculture). Nederland zal de ingezette lijn, beschreven in de Kamerbrief «Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid» (Kamerstuk 33 625, nr. 147) voortzetten. Het kabinet zal meer gaan doen aan toegang tot betere voeding. Het kabinet geeft hierbij uitvoering aan de motie Van Laar en Smaling over de intensivering van de aanpak van chronische ondervoeding bij jonge kinderen (Kamerstuk 34 000 XVII, nr. 23).
Wat is uw reactie op het nieuwe investeringsraamwerk voor voeding van o.a. de Wereldbank en de Bill & Melinda Gates Foundation?2
Het is van groot belang om inzicht te hebben in de investeringen die nodig zijn om de voedingsdoelstellingen onder SDG2 daadwerkelijk te halen. Het investeringsraamwerk komt hier aan tegemoet en gebruikt de World Health Assembly (WHA) doelstellingen voor chronische ondervoeding (stunting), acute ondervoeding (wasting), borstvoeding, geboortegewicht, bloedarmoede en overgewicht als uitgangspunt. Het is positief om te zien dat dit investeringsraamwerk via een partnerschap van vele partijen tot stand is gekomen. Dit partnerschap bestond uit de Wereldbank, Results for Development, de Bill & Melinda Gates Foundation, de Children's Investment Fund Foundation en het 1,000 Days initiatief. In de strijd tegen ondervoeding zijn samenwerking en een multisectoriële aanpak van groot belang. Het kabinet onderschrijft de uitkomsten en het geformuleerde raamwerk. De boodschap is helder: er zal verder geïnvesteerd moeten worden en de WHA doelen zijn haalbaar indien er tussen alle stakeholders nauw wordt samengewerkt. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet op het uitbannen van honger en ondervoeding.
Deelt u de opvatting dat er de komende tien jaar flinke additionele investeringen nodig zijn om een einde te maken aan wereldwijde ondervoeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent dit concreet voor de Nederlandse uitgaven aan interventies die specifiek zijn bedoeld om de directe en acute voedingstekorten aan te pakken en aan interventies om de omgevingsfactoren voor voeding zo gunstig mogelijk te maken, zoals goede hygiëne en watervoorziening?
Ja, het Kabinet deelt de analyse, die ten grondslag ligt aan het eerder genoemde investeringsraamwerk voor het behalen van de World Health Assembly doelen. De minimaal benodigde additionele investeringen liggen volgens deze analyse rond de US$ 2 miljard op jaarbasis. De Nederlandse investeringen gericht op voeding liggen momenteel rond de € 33 miljoen per jaar. De komende jaren zullen die investeringen oplopen tot ongeveer € 40 miljoen per jaar. Het gaat hierbij zowel om voedingsspecifieke interventies (bv. promotie van exclusieve borstvoeding, meelverrijking, Vitamine A supplementen) als om interventies gericht op betere randvoorwaarden voor voeding (bv goede hygiëne en watervoorziening). Met deze investeringen behoort Nederland Europees tot de top 5 van donoren op gebied van voeding. Het gaat uiteindelijk om de resultaten die daarmee worden geboekt. Uw Kamer zal daarover nader worden geïnformeerd in de brief die is toegezegd tijdens het AO Voedselzekerheid van 27 januari jl. Deze brief zal voor het zomerreces worden toegestuurd.
Bent u bereid de Kamer per brief te informeren over de huidige balans tussen de drie beleidsdoelen (people, planet en profit) ten aanzien van voedselzekerheid binnen het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de rol die voeding speelt in de voedselzekerheidsprogramma’s in partnerlanden? Op welke wijze investeringen en resultaten op het gebied van voeding inzichtelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld met behulp van open data en specifieke OESO-DAC (Development Assistance Committee) markers?
Ja, het kabinet is bereid de Kamer te informeren over de huidige balans tussen de drie beleidsdoelen (people, planet en profit) ten aanzien van voedselzekerheid. Deze informatie zal worden verwerkt in de brief die Uw Kamer is toegezegd tijdens het AO Voedselzekerheid van 27 januari jl. Deze brief zal uw Kamer voor het zomerreces worden toegestuurd.
Kunt u aangeven of, en zo ja door wie, Nederland wordt vertegenwoordigd bij de 69e World Health Assembly van 23 tot en met 28 mei 2016, alsook bij de Nutrition for Growth II Summit in augustus 2016 in Rio de Janeiro? Bent u bereid de Kamer te informeren over de Nederlandse inzet, ook in het kader van de Werelddoelen, bij beide evenementen?
De 69ste WHA staat deels in het teken van de 2030 Agenda for Sustainable Development. De World Health Organisation heeft een belangrijke taak bij het monitoren van de gezondheidsgerateerde Sustainable Development Goals. Samen met de andere EU lidstaten ondersteunt Nederland de inzet van de WHO hierbij. Nederland zal tijdens de WHA, zoals ook de afgelopen jaren, op politiek niveau worden vertegenwoordigd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dit jaar zal ook de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de World Health Assembly gedeeltelijk bijwonen. Hij zal onder meer deelnemen aan het mede door Nederland georganiseerde evenement «Accelerating National Progress on Tackling Child Obesity and Child Undernutrition in a Sustainable Way».
Het is op dit moment onduidelijk of het Nutrition for Growth event in Brazilië doorgang zal vinden. Er is sprake van mogelijk uitstel van de top vanwege de huidige politieke situatie in Brazilië. Nederland heeft formeel nog geen uitnodiging ontvangen en dientengevolge nog geen besluit genomen over de mogelijke vertegenwoordiging op de top.
Nut en noodzaak van de aanschaf van MALE UAV (medium-altitude long-endurance unmanned aerial vehicle) |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wij willen ook zo’n doodsmachine?»1
Ja.
Welke plaats hebben surveillance drones en bewapende drones in de visie op de huidige en toekomstige Nederlandse krijgsmacht? Wat is militair gezien de meerwaarde van deze systemen binnen de Nederlandse krijgsmacht en aan welke behoefte wordt daarmee voldaan?
Over de behoefte van Defensie aan een MALE UAV (medium-altitude long-endurance unmanned aerial vehicle) bent u geïnformeerd met de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1), waarna mijn ambtsvoorganger u in december 2011 (Kamerstuk 30 806, nr. 10) heeft ingelicht over de behoeftestellingsfase (A-fase) van dit project. Op 21 november 2013 (Kamerstuk 30 806, nr. 16) bent u geïnformeerd over de voorstudiefase (B-fase). De behoefte aan een MALE UAV hangt samen met het grote belang van actuele, gedetailleerde en gevalideerde inlichtingen tijdens militaire operaties. Onbemande systemen spelen hierbij een steeds belangrijker rol. De Nederlandse regering is geen principieel tegenstander van de bewapening van onbemande systemen. Zoals eerder gemeld heeft de behoefte van Defensie echter geen betrekking op een bewapende MALE UAV. Mocht daaraan in de toekomst alsnog behoefte zijn, dan informeer ik u daarover.
Welke afwegingen zijn gemaakt in het besluitvormingsproces om over te gaan tot uitstel van aanschaf van de Reapers? In hoeverre zijn financiële redenen van doorslaggevend belang geweest?
Zoals bekend is de investeringsbehoefte van Defensie voor alle benodigde vernieuwingen en vervangingen de komende jaren groter dan het beschikbare budget. In verband hiermee was het in de defensiebegroting 2016 noodzakelijk prioriteiten te stellen en reeds geplande projecten uit te stellen of aan te passen. Daartoe behoort de MALE UAV. Hierdoor sluiten de omvangrijke projecten Vervanging en modernisering Chinook, Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) en Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) beter aan op de gewenste realisatie.
Klopt het dat u de mogelijkheid van een leaseconstructie aan het bekijken bent, om toch al eerder over de Reaper te beschikken en niet pas over zeven jaar?
Zoals in de begroting voor 2016 is toegelicht onderzoekt Defensie of op alternatieve wijze, bijvoorbeeld via een leaseconstructie, in deze behoefte kan worden voorzien. Tijdens het wetgevingsoverleg materieel van 2 november 2015 heb ik toegezegd dat u hierover uiterlijk met de begroting 2017 nadere informatie ontvangt.
Kunt u aangeven waarom niet is gekozen voor een goedkoper alternatief dan de Reaper, dat soortgelijke Intelligence, Surveillance en Reconnaissance (ISR)-capaciteiten heeft?
Defensie heeft als onderdeel van het Defensie Materieelproces een kandidatenvergelijking uitgevoerd. De Kamer is hierover geïnformeerd op 21 november 2013 (Kamerstuk 30 806, nr. 16). Uit de informatie van negen verschillende fabrikanten bleek de MQ-9 Reaper de enige geschikte kandidaat. De MQ-9 is een doorontwikkeld product dat «van de plank» beschikbaar is. Daarnaast heeft het systeem zich operationeel bewezen en is het in gebruik bij veel landen. Dat biedt voordelen bij internationale samenwerking, het gebruik en de instandhouding.
Klopt het dat Nederlandse militairen gaan trainen in de VS met het gebruik van de Reaper?
Zo lang er geen zicht is op voortzetting van het project zal Defensie niet de beoogde eenheden laten opleiden. Een opleiding voor bedienend personeel die in 2014 door Defensie was aangevraagd (voordat werd besloten het project te vertragen), werd door de Amerikaanse overheid afgewezen omdat Defensie in de loop van 2015 besloot het project te vertragen. Halverwege mei jl. heeft de Amerikaanse overheid aan Defensie in het kader van uitwisselingsfuncties gevraagd toch vier personen aan zo’n opleiding deel te laten nemen, waarna dit personeel – als tegenprestatie – gedurende enige tijd in de Verenigde Staten als instructeur zou kunnen worden ingezet. Defensie heeft dit Amerikaanse aanbod in beraad, maar staat in beginsel positief tegenover dit verzoek vanwege de bilaterale relatie met de Verenigde Staten en de opbouw van kennis en kunde.
In 2014 hebben twee militairen deelgenomen aan een cursus in de Verenigde Staten over de (on)mogelijkheden van de inzet van UAV’s. De cursus was bedoeld voor geïnteresseerde landen. In 2015 hebben tien personen deelgenomen aan een cursus over technische en logistieke aspecten van de MQ-9 Reaper. Dergelijke cursussen om kennis te maken met militaire systemen zijn in het kader van kennisopbouw gebruikelijk.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om een ethisch-morele discussie te voeren over de inzet van bewapende drones en de zorgen over de verlaging van de geweldsdrempel, zoals de Commandant Luchtstrijdkrachten ook betoogde?2
De behoefte van Defensie heeft geen betrekking op een bewapende MALE UAV. Het kabinet onderschrijft de zienswijze van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) in het advies over bewapende drones (juli 2013) dat het als zodanig geen verboden wapens zijn onder het internationaal recht. De voorwaarden en omstandigheden waaronder bewapende UAV’s mogen worden ingezet, wijken niet af van de regels die gelden voor de inzet van welk ander wapensysteem dan ook. Fundamentele rechtsregimes die de inzet van geweld reguleren, zijn het humanitair oorlogsrecht en de rechten van de mens. Elke inzet van een bewapende UAV moet hieraan worden getoetst.
Veel ethische vragen over de inzet van bewapende UAV’s houden verband met het gebrek aan transparantie over de toepassing van het geldende recht. Daarom zet het kabinet zich actief in voor een open internationaal debat over de vraag hoe de huidige regels worden toegepast en hoe de transparantie kan worden bevorderd. Op 29 februari jl. bepleitte de Minister van Buitenlandse Zaken dit nog tijdens een conferentie over ontwapening in Geneve. Wat de zorg over de verlaging van de geweldsdrempel betreft, wijst het kabinet op de constatering van de CAVV in het genoemde advies dat dit nog onvoldoende wetenschappelijk is bestudeerd.
Kunt u aangeven welke stappen Nederland heeft gezet en gaat zetten om het internationale debat over de (omstreden) inzet van bewapende drones te bevorderen? Welke rol ziet u hiertoe voor de Nederlandse regering?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke Europese ontwikkelingsprojecten er zijn ten aanzien van een Europese MALE UAV? Welke kansen ziet u om aan dergelijk Europees ontwikkelingsproject deel te nemen, nu de aanschaf van de Reaper met zeven jaar is uitgesteld?
Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje zijn in samenwerking met hun nationale industrieën een gezamenlijk ontwikkelingstraject begonnen voor een MALE UAV. Het systeem zou vanaf 2025 beschikbaar moeten komen. Defensie heeft behoefte aan een operationeel bewezen MALE UAV die «van de plank» te koop is. Hiermee kunnen risico’s in product, tijd en geld worden vermeden waarmee nieuwe ontwikkelingsprojecten doorgaans gepaard gaan. Om die reden zal Defensie niet deelnemen aan het ontwikkelingstraject. Uiteraard volgt Defensie wel de ontwikkelingen op dit gebied.
Het uitblijven van genoegdoening aan (indirecte) slachtoffers van mijnbouwactiviteiten in Colombia |
|
Jan Vos (PvdA), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op de oproep van vredesorganisatie PAX aan Europese energiebedrijven om een tijdelijke inkoopstop toe te passen totdat Colombiaanse leveranciers, die worden verdacht van betrokkenheid bij gewelddadige paramilitaire acties tussen 1996 en 2006 in het mijnbouwgebied, de slachtoffers hebben voorzien van genoegdoening?1
De Nederlandse overheid staat een inclusieve benadering voor, waarin transitional justice – ingebed in het toekomstige vredesakkoord met FARC – voorziet in slachtoffergenoegdoening voor alle slachtoffers van het gewapend conflict in Colombia. De rol die mijnbouwbedrijven hebben gespeeld bij het financieren van paramilitair geweld in de regio Cesar is niet formeel vastgesteld en zou idealiter onderdeel zijn van de waarheidsvinding. Alle betrokken partijen (waaronder ook lokale overheid, paramilitairen, rebellen en andere bedrijven) hebben een rol bij waarheidsvinding en genoegdoening voor slachtoffers in deze regio. De huidige ontwikkelingen in Colombia, zoals het aanstaande vredesakkoord met de FARC, de start van vredesonderhandelingen met het Nationaal Bevrijdingsleger (ELN), bieden hoop op duurzame vrede.
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven dat ze actief werk maken van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en dus van energiebedrijven dat ze werken aan verbeterde sociale- en milieuomstandigheden in de steenkoolketen. Transparantie en aanspreekbaarheid zijn daarbij belangrijke instrumenten. Nederlandse energiebedrijven zetten stappen voor een verantwoorde steenkoolketen, zowel binnen het bedrijfsinitiatief Bettercoal als daar daarbuiten. Het is het kabinet bekend dat een aantal energiebedrijven in binnen- en buitenland een kritische houding heeft over de voortgang binnen de steenkoollagen. Het kabinet stimuleert hen om aan de hand van actieplannen tussen de energiebedrijven en de mijnbouwbedrijven aan verbeteringen te werken.
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen beschrijven verschillende mogelijke reacties van ondernemingen met betrekking tot een zakelijke relatie waar zij een risico identificeren, namelijk de voortzetting van de relatie met een toeleverancier gedurende de inspanningen om risico’s te verminderen, tijdelijke opschorting van een relatie gedurende de inspanningen tot vermindering van de risico’s of, als laatste toevlucht, stopzetting van de relatie nadat pogingen tot risicovermindering hebben gefaald.2 In haar besluit tot stopzetting van een relatie dient een onderneming mogelijke sociaaleconomisch ongunstige effecten van die stopzetting mede in overweging te nemen. Het kabinet moedigt de energiebedrijven aan om hun handelsrelatie met de mijnbouwbedrijven in te zetten voor deze verbeteringen om te voorkomen dat de optie van een tijdelijke opschorting ingeroepen moet worden. Het kabinet blijft met de bedrijven in gesprek over hun inzet en resultaten binnen het kader van het steenkoolconvenant.
Bent u bereid om Nederlandse energiebedrijven, al dan niet en marge van het steenkoolconvenant, te stimuleren om gehoor te geven aan de oproep van PAX? Zo niet, welke andere mogelijkheden ziet u om de Colombiaanse mijnbouwbedrijven onder druk te zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke potentiële negatieve gevolgen heeft een tijdelijke stop van inkoop van Colombiaanse steenkool, zoals recent door DONG Energy werd afgekondigd, voor de plaatselijke bevolking?
Steenkool is een belangrijk exportproduct voor Colombia (15% van de totale export3). In hoeverre de bevolking negatieve gevolgen zal ondervinden van een exportstop is sterk afhankelijk van de mogelijkheden van in Colombia opererende mijnbouwbedrijven om alternatieve afzetmarkten te vinden. Indien dit onvoldoende het geval zal zijn, is niet uit te sluiten dat dit zal leiden tot vermindering van de steenkoolproductie en daarmee tot verlies van werkgelegenheid voor de lokale bevolking in relatief arme provincies zoals de mijnbouwregio’s Cesar en la Guajira. Uit onderzoek van The Terrace & BSD Consulting4 voorafgaand aan de Nederlandse missie naar Colombia in november 2014 bleek het belang van mijnbouw voor deze twee provincies. In Cesar komt 42 procent van het BBP van mijnbouw, in La Guajira is dat meer dan 60 procent. DONG heeft overigens geen inkoopstop afgekondigd, maar is een jaar geleden al gestopt met inkopen van steenkool bij Prodeco omdat het bedrijf minder vraag naar steenkool had. Hoewel deze «inkoopstop» niets te maken had met vermeende misstanden bij de Prodeco, kunnen de economische gevolgen dezelfde zijn.
De UN Guiding Principles for Business and Human Rights (UNGP’s) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen verwachten van bedrijven dat zij de negatieve effecten van disengagement inzichtelijk maken door middel van een risico-assessment. Dit betekent dat eventuele risico’s van disengagement geïdentificeerd dienen te worden. Op deze manier kunnen eventuele negatieve gevolgen voorkomen en gemitigeerd worden door bedrijven.
Welke maatregelen kunnen door energiebedrijven en de Nederlandse overheid worden genomen om deze negatieve gevolgen te voorkomen en bent u bereid deze maatregelen te betrekken bij het stimuleren van een tijdelijke stop van inkoop van Colombiaanse steenkool?
Zie antwoord vraag 3.
Dicht u zichzelf een rol toe om als EU-voorzitter en voorvechter van schone en eerlijke mondiale productieketens het uitblijven van (lokale) erkenning en genoegdoening in Colombia op de Europese agenda te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich actief in om de verduurzaming van mondiale waardeketens en toegang tot herstel en verhaal (access to remedy) hoog op de EU-agenda te zetten. Onder het Nederlands EU-voorzitterschap heeft de Raad op 12 mei conclusies aangenomen waarmee de EU zich committeert aan meer inspanningen op het verduurzamen van mondiale waardeketens.5
Verder zijn in de actieplannen van de overheid voor 2016, ter uitvoering van het steenkoolconvenant, verschillende activiteiten in EU-verband opgenomen. Zo wordt bij bijeenkomsten in het kader van het Europees voorzitterschap nader gesproken over het belang van een verantwoorde (steenkool-)keten en de rol van verschillende actoren daarin. Tevens worden de mogelijkheden verkend om met andere Europese spelers zoals Zwitserland, Duitsland en Denemarken samen te werken ter verbetering van de steenkoolketen. De EU gebruikt ook handelsakkoorden om duurzame handel te stimuleren. In het handelsakkoord tussen de EU en Colombia is een duurzaamheidshoofdstuk opgenomen, waarin afspraken over arbeidsnormen en milieu zijn vastgelegd. Toezicht op de naleving van deze afspraken is voorzien door een subcomité Handel en Duurzame Ontwikkeling. Het kabinet zit zich in EU-verband in voor bespreking met de Colombiaanse overheid van de duurzaamheidstekorten in de steenkoolsector via deze weg.
Kunt u de Kamer toelichten hoe het thema genoegdoening momenteel al dan niet lijkt te worden meegenomen in de Colombiaanse vredesonderhandelingen in Havana? Welke mogelijkheden ziet u om de genoegdoening te verankeren in het nog af te sluiten vredesakkoord?
In december 2015 bereikten de Colombiaanse regering en de FARC overeenstemming over het onderhandelingshoofdstuk over slachtoffers van het gewapend conflict. Zij maakten afspraken over genoegdoening voor alle slachtoffers van het gewapend conflict. Misdaden begaan door partijen in het gewapend conflict die volgens internationaal recht vervolgd dienen te worden, zullen voor speciale tribunalen worden gebracht. Daarnaast wordt er een waarheidscommissie opgericht die tot doel heeft om de gebeurtenissen in het kader van het gewapend conflict in kaart te brengen. Naast overheidsinstanties als politie en leger en (voormalige) leden van illegale gewapende groeperingen zullen ook «derden», waaronder bedrijven, verantwoording moeten afleggen over hun rol in het gewapend conflict. Zij dienen tevens een bijdrage te leveren aan de waarheidsvinding waarop slachtoffers recht hebben.
In de bilaterale politieke dialoog tussen Nederland en Colombia en de dialoog die de EU voert met Colombia zet Nederland zich in het bijzonder in voor de implementatie van afspraken over transitional justice.Nederland stimuleert hierbij de betrokkenheid van alle actoren waaronder die van bedrijven. Op 24 februari jl. heb ik dit ook besproken met de Colombiaanse Minister voor post-conflict, Rafael Pardo.
Kunt u toelichten hoe het staat met de voorgenomen «verkenning van de slachtofferproblematiek in Cesar», zoals verwoord in de Voortgangsrapportage steenkoolconvenant 2015? In hoeverre heeft u vertrouwen in een objectieve en constructieve rol van de Colombiaanse autoriteiten? Deelt u de mening dat Nederland en de betrokken Nederlandse energiebedrijven ook zonder afdoende medewerking van de Colombiaanse autoriteiten hun verantwoordelijkheden moet nemen om tot gerechtigheid te komen? Welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Ten tijde van opdrachtverlening aan UNHCHR (voorjaar 2015) tot verkenning naar slachtofferproblematiek in Cesar, leek een vredesakkoord met FARC nog ver weg. In het afgelopen half jaar zijn echter belangrijke stappen gezet. De vredesonderhandelingen met FARC verkeren in de laatste fase. Het vredesakkoord ligt nu binnen handbereik. Gezien de voortgang van het vredesproces dient aansluiting plaats te vinden bij het vredesakkoord. In het vredesakkoord worden vergaande afspraken opgenomen over transitional justice, waaronder afspraken over waarheidsvinding en slachtoffergenoegdoening. Zodra het vredesakkoord getekend is, zal de Colombiaanse regering de implementatie ter hand moeten nemen. De Colombiaanse regering kan daarbij rekenen op de materiële en niet-materiële steun van de internationale gemeenschap. Ook de Nederlandse regering steunt de implementatie van het vredesakkoord, onder andere via het EU Trust Fund. De specifieke verkenning in de regio Cesar zal daarom niet worden uitgevoerd.
Helaas worden slachtoffers van het gewapend conflict die hun recht zoeken, zoals kritische vakbondsleden en mensenrechtenverdedigers, nog steeds bedreigd in Colombia, ook in de regio Cesar. De Colombiaanse overheid vindt deze bedreigingen zeer zorgelijk. Deze zorgen worden gedeeld door Nederland en de internationale gemeenschap. In de bilaterale politieke dialoog tussen Nederland en Colombia en de dialoog die de EU voert met Colombia wordt hier aandacht voor gevraagd. De Nederlandse ambassade zet zich in voor mensenrechtenverdedigers, onder andere door een project dat is gericht op de tijdelijke hervestiging van mensenrechtenverdedigers die ernstig worden bedreigd.
Nadat het vredesakkoord is gesloten zal Nederland in samenspraak met de Colombiaanse overheid onderzoeken welke mogelijke instituties kunnen worden gesteund die bijdragen aan de implementatie van het vredesakkoord, waaronder in de regio Cesar. De Nederlandse regering en de energiebedrijven stimuleren de betrokken partijen, waaronder het Colombiaanse bedrijfsleven, in Colombia om binnen het vredesakkoord afspraken te maken over genoegdoening van slachtoffers.
Kloppen de signalen die via Pax en familieleden van slachtoffers worden verspreid dat er nog altijd omwonenden en vakbondsleden van de mijnen in Cesar worden bedreigd? Worden deze signalen meegenomen in het onderzoek naar waarheidsvinding waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd in de «Voortgangsrapportage steenkoolconvenant 2015»?
Zie antwoord vraag 7.
Belegeringen en voortdurende bombardementen in Syrië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het feit dat vorige week ruim 500 mensen zijn geëvacueerd uit belegerde steden in Syrië?1
De voortdurende belegeringen blijven een van de grootste zorgpunten in dit conflict. Er zijn naar schatting 13,5 mln. burgers in het land die hulp behoeven. Alle inspanningen moeten erop gericht blijven hen te bereiken. Het is goed nieuws dat deze evacuatie uit belegerde gebieden, de grootste sinds de start van het conflict, is geslaagd. Het betrof vier gebieden, waarvan twee werden belegerd door het regime en twee door rebellen. Deze operatie toont de onmisbare waarde van VN-hulporganisaties en organisaties als Internationale Comité van het Rode Kruis aan.
Hoe beoordeelt u het feit dat het Syrische regime vorige week nog hevige bombardementen heeft uitgevoerd op markten in twee steden, waarbij minstens 50 mensen om het leven kwamen?2
Het aanvallen van burgers en burgerobjecten is in strijd met het humanitair oorlogsrecht en wordt door het kabinet sterk veroordeeld. De meest kwetsbare burgers worden in deze oorlog steeds opnieuw slachtoffer en dat is onacceptabel. Het is van groot belang dat degenen die dergelijke aanvallen hebben gepleegd verantwoordelijk worden gehouden.
Deelt u de mening dat het begrijpelijk is dat onderhandelaars van de Syrische oppositie de vredesbesprekingen in Genève hebben verlaten vanwege deze bombardementen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de frustratie over het toegenomen geweld en humanitaire leed in Syrië en begrijpt het standpunt van de oppositie. Tegelijkertijd moet de formele terugtrekking van de oppositie uit het Genève-proces worden betreurd. Het kabinet blijft de boodschap overbrengen dat het beëindigen van dit conflict moet worden gezocht in een politieke oplossing; deze kan niet worden bewerkstelligd zonder deelname van alle partijen aan de onderhandelingen.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties dat mensen die voedsel als wapen gebruiken daarvoor ter verantwoording moeten worden geroepen als oorlogsmisdadigers? Deelt u deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?3
Secretaris-Generaal Ban Ki-moon stelt terecht dat het gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering een oorlogsmisdrijf vormt. Nederland benadrukt consequent dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven hiervoor verantwoordelijk moeten worden gehouden. In dit verband heeft Nederland onder andere de VN-Veiligheidsraad opgeroepen om de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof te verwijzen en bepleit Nederland toelating van de VN Commission of Inquiry tot Syrië. Ook is in Nederland momenteel een uitbreiding van de Wet Internationale Misdrijven in voorbereiding, zodat deze methode van oorlogvoering niet alleen in gewapend conflict tussen staten, maar in alle gewapende conflicten strafbaar wordt gesteld als oorlogsmisdrijf.
Hebt u kennisgenomen van de zeer schrijnende situatie in Darayya waar mensen zwaar ondervoed zijn, uithongeren en zich genoodzaakt zien om gras te eten?4
Ja, zie onze verklaringen d.d. 17 mei en 29 april jl.
Bent u bereid om u in te zetten voor voedseldroppings boven Darayya, zoals eerder succesvol gebeurde in Deir-ez Zor, in lijn met de oproep van de Kamer daartoe?5
De uitvoerder van voedseldroppings boven Deir ez-Zor, het World Food Programme (WFP), heeft aangegeven dat een uitbreiding van deze operatie naar andere belegerde gebieden complex en gevaarlijk is. De huidige situatie in Darayya heeft echter wederom aan het licht gebracht hoe hoog de nood is in dergelijke belegerde gebieden. Bij de ministeriële International Syria Support Group op 17 mei is daarom besloten dat indien het regime niet vóór 1 juni a.s. volledige toegang verleent tot een aantal belegerde gebieden, het WFP zal worden gevraagd de mogelijkheden van voedseldroppings voor belegerde en moeilijk bereikbare gebieden opnieuw te onderzoeken. Nederland levert reeds een financiële bijdrage aan de voedseldroppings ten behoeve van Deir ez-Zor en is bereid een bijdrage te leveren aan verdere droppings indien die tot stand zouden komen.
Wanneer wordt er volledige uitvoering gegeven aan resolutie 2268 van de VN-Veiligheidsraad, waarin wordt opgeroepen tot humanitaire toegang tot alle belegerde gebieden?6
Volledige humanitaire toegang zonder voorwaarden is het doel en de strekking van resolutie 2268. Het Assad-regime weigert zoals bekend volledige humanitaire toegang en geeft slechts (gedeeltelijke) toegang tot een beperkt aantal gebieden. In sommige gevallen blokkeren ook andere strijdende partijen de toegang. Leden van de humanitaire Task Force van de ISSG oefenen voordurend druk uit om deze situatie te veranderen.
In totaal konden sinds het begin van dit jaar circa 800.000 mensen in belegerde en moeilijk bereikbare gebieden ten minste éénmaal bereikt worden met humanitaire hulp. De toegang is mede tot stand gekomen door intensief overleg binnen en politieke druk van de Taskforce. Bovendien heeft de VN tot dusver ruim 50 voedseldroppings uitgevoerd ten behoeve van burgers in het door ISIS belegerde Deir ez-Zor. Deze inspanningen vloeien voort uit ISSG-afspraken en worden gefinancierd door ISSG-leden, waaronder Nederland.
Kunt u toelichten wat de «International Syria Support Group Task Force on Humanitarian Access» tot dusver heeft bereikt? Welke concrete resultaten zijn er geboekt?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 18 mei a.s., te weten de datum waarop in de Kamer schriftelijke vragen kunnen worden ingebracht ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei a.s?
Het is helaas niet mogelijk gebleken aan dit verzoek te voldoen.
Een eventueel gratieverzoek voor een in Egypte veroordeelde Nederlandse journaliste |
|
Joël Voordewind (CU), Harry van Bommel , Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Michiel Servaes (PvdA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat in september 2015 twee journalisten die zijn veroordeeld in Egypte, gratie hebben gekregen?1
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u met betrekking tot de veroordeling van een Nederlandse journaliste die voorheen werkzaam was in Egypte, Rena Netjes, in juni 2014 de volgende uitspraken heeft gedaan: Het Nederlandse kabinet is van mening dat mevrouw Netjes geen eerlijk proces heeft gehad. (...) Het Nederlandse kabinet concludeert daarom dat aan de minimumvereisten voor een eerlijke rechtsgang niet is voldaan en ziet de gang van zaken als strijdig met het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (BUPO-verdrag) waarbij Egypte partij is.2 Nederland heeft de Egyptische autoriteiten geïnformeerd dat het zeer betreurt dat mevrouw Netjes door de gang van zaken in Egypte de mogelijkheid wordt ontzegd om veilig te kunnen terugkeren en ter plaatse haar werk te kunnen doen. Deze uitkomst staat haaks op de verwachtingen die bilateraal zijn uitgesproken op 6 februari 20143? Welke acties heeft u, in lijn met deze uitspraken, ondernomen om het vonnis tegen mevrouw Netjes ongedaan te maken?
Volgens informatie ingewonnen door de Nederlandse ambassade in Cairo is het op basis van Egyptisch recht noodzakelijk dat mevrouw Netjes naar Egypte reist om daar een nieuw proces aan te vragen en dit in persoon bij te wonen om kans te maken op een vernietiging van het vonnis. Begrijpelijkerwijs heeft mevrouw Netjes aangegeven hiertoe niet bereid te zijn. De Nederlandse inzet is daarom gericht op het ondersteunen van een gratietoekenning, waarbij de opgelegde straf wordt kwijtgescholden.
Bent u er zich van bewust dat landen als Australië, de Verenigde Staten, en het Verenigd Koninkrijk (succesvol) voor een pardon hebben gepleit voor journalisten die zijn veroordeeld in Egypte? Kunt u toelichten waarom u zich niet heeft aangesloten bij dergelijke gratieverzoeken?
De andere niet-Egyptische journalisten (de Britten Dominic Kane en Sue Turton en de Australiër Peter Greste), die net als Rena Netjes in de Al Jazeera-zaak bij verstek zijn veroordeeld, hebben via een Egyptisch advocatenkantoor in het najaar van 2015 gratieverzoeken ingediend. Het Verenigd Koninkrijk en Australië hebben deze gratieverzoeken vervolgens gesteund. Dit heeft echter vooralsnog geen concreet resultaat opgeleverd. Peter Greste kon in februari 2015 op grond van een presidentieel decreet wel overgedragen worden aan Australië onder de formele voorwaarde dat hij daar zijn straf zou uitzitten. Nadien is hij echter opnieuw in een re-trial van de Al Jazeera-zaak veroordeeld, ditmaal in absentia. Hierdoor was hij genoodzaakt om in het najaar van 2015 een gratieverzoek in te dienen, vooralsnog zonder resultaat.
Navraag van de Nederlandse ambassade in Cairo heeft uitgewezen dat de advocaat van de Britse en Australische journalisten bereid is ook een gratieverzoek namens mevrouw Netjes in te dienen. De advocaat rekent, net als bij de andere gratieverzoeken in de Al Jazeera-zaak, een vergoeding van ongeveer USD 5.000 voor het indienen en het opvolgen van het gratieverzoek. Na indiening door mevrouw Netjes, kan Nederland het gratieverzoek steunen. Op 3 februari jl. gaf mevrouw Netjes bij BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] aan vooralsnog af te zien van het indienen van een gratieverzoek.
De Egyptische-Amerikaan Mohamed Soltan is op 11 april 2015 tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld in de zaak die bekend staat als «Rabaa Operations Room». Na afstand te hebben gedaan van zijn Egyptische nationaliteit is hij op 30 mei 2015 overgedragen aan de Verenigde Staten op basis van een presidentieel decreet. Zijn vonnis is derhalve niet vernietigd. Ook is aan hem geen gratie verleend.
Bent u er zich van bewust dat de Egyptische president al-Sisi reeds in juli 2014 te kennen heeft gegeven het oppakken en veroordelen van journalisten te betreuren?4
Ja.
Herinnert u zich de volgende uitspraak van 12 oktober jongstleden.: «Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is in contact met Rena Netjes over de opportuniteit van een verzoek om een pardon, het eventuele moment en vorm daarvan. Omwille van de effectiviteit van eventuele vervolgstappen is het niet opportuun details bekend te maken»? Kunt u toelichten wat er in de afgelopen drie maanden is gebeurd om een dergelijk pardon te bepleiten? Welke concrete stappen heeft u daartoe gezet?
De ambassade heeft in de periode van januari 2015 tot en met januari 2016 uitvoerig gesprekken in Cairo gevoerd om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden rondom een gratieverzoek. Er is onder andere gesproken met de Egyptische Minister van Justitie, wijlen Egyptische procureur-generaal Barakat, het hoofd en rechters van de directie Internationale Samenwerking van het Egyptische Ministerie van Justitie en de advocaat die namens de Britse en Australische journalisten een gratieverzoek heeft ingediend. Ook is er frequent contact met de Britse en Australische ambassades en in het begin ook met de Canadese ambassade om een vinger aan de pols te houden over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de ingediende gratieverzoeken. Mevrouw Netjes is tussentijds meerdere keren geïnformeerd over de uitkomsten van verschillende gesprekken en de bereidheid van BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] om een gratieverzoek te steunen.
Uit de gesprekken van de ambassade is het eenduidige beeld naar voren gekomen dat een gratieverzoek alleen door mevrouw Netjes kan worden ingediend en vervolgens door Nederland kan worden gesteund. Indien mevrouw Netjes alsnog tot indiening besluit, is Nederland bereid haar gratieverzoek te steunen.
Afgelopen februari heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken mevrouw Netjes ook aangeboden om te bemiddelen bij een andere Egyptische advocaat. Van dit aanbod heeft mevrouw Netjes (nog) geen gebruik gemaakt. Verder is mevrouw Netjes gewezen op de mogelijkheid om via een extern fonds financiering te krijgen voor de advocaatkosten om een gratieverzoek in te dienen en op te volgen. In afwachting van een herziening van het besluit van mevrouw Netjes om al dan niet een gratieverzoek in te dienen, heeft de directeur-generaal Politieke Zaken tijdens bilaterale consultaties in februari bij Egypte aangegeven dat Nederland een gratieverzoek van mevrouw Netjes zal steunen.
Klopt het dat u mevrouw Netjes het volgende heeft beloofd: «Indien er een manier blijkt te zijn waarop een gratieverzoek kan worden ingediend dan is BZ [het Ministerie van Buitenlandse Zaken] bereid dit verzoek te steunen.»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven waarom u niet in actie bent gekomen na de uitspraken van al-Sisi?
Zie antwoord vraag 5.
Herinnert u zich de toezegging van het kabinet tijdens het mondeling vragenuur op 17 november jongstleden om de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het gratieverzoek van mevrouw Netjes? Bent u bereid deze toezegging alsnog gestand te doen?5
Met de beantwoording van deze Kamervragen doet het kabinet de toezegging gestand om de Kamer nader te informeren over de inzet voor de zaak-Netjes.
Bent u bereid journalisten die in het buitenland worden opgepakt financieel te ondersteunen bij het verkrijgen van juridische bijstand? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt persvrijheid en journalisten wereldwijd op alle mogelijke manieren. Door individuele zaken op te brengen in EU- en bilaterale gesprekken, processen tegen journalisten bij te wonen en door financiële ondersteuning aan organisaties die opkomen voor persvrijheid en journalisten in nood.
Via het Mensenrechtenfonds wordt steun verleend aan organisaties die zich inzetten voor de vrijheid van meningsuiting, inclusief bescherming van journalisten. Momenteel wordt uit het Mensenrechtenfonds het Digital Defenders Partnership gefinancierd. Via dit project kunnen online journalisten die in de problemen zijn geraakt ook juridische bijstand krijgen.
Nederland financiert ook Free Press Unlimited (FPU) via Samenspraak en Tegenspraak. In dit programma staan persvrijheid en bescherming van journalisten centraal. FPU heeft ook een noodfonds voor journalisten: Reporters Respond. Dit fonds is erop gericht om journalisten die te maken hebben met vernielingen of intimidaties, zo snel mogelijk weer aan de slag te helpen. Journalisten kunnen ook juridische bijstand krijgen via dit fonds. FPU heeft vorig jaar 91 aanvragen tot steun van journalisten gekregen. Op dit moment heeft FPU via Reporters Respond voldoende geld beschikbaar.
Voor zowel de kleinschalige steun van DDP als van FPU kunnen journalisten een aanvraag indienen via de websites van betrokken organisaties.
Het artikel 'Onrust op het fregat' |
|
Sultan Günal-Gezer (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onrust op fregat»?1
Ja.
Kunt u aangeven of de NAVO de bijdrage aan de surveillance in de Egeïsche zee ten behoeve van de bewaking van de Europese grenzen bestempelt als missie?
De Navo heeft besloten Standing NATO Maritime Group 2 (SNMG-2) in de Egeïsche Zee in te zetten om mensensmokkelnetwerken in kaart te brengen door middel van «reconnaissance, monitoring and surveillance». Het creëren van maritieme situational awareness is een van de taken van de staande Navo-vlootverbanden. De inzet in de Egeïsche Zee valt binnen het bestaande takenpakket van de staande Navo-vlootverbanden en wordt daarom door de Navo aangemerkt als een activiteit.
De Navo voert in het verdragsgebied doorlopend reguliere activiteiten uit die onder meer zijn gericht op de geruststelling van bondgenoten, de geloofwaardige afschrikking van potentiële tegenstanders en het verbeteren van de interoperabiliteit tussen bondgenoten. Voorbeelden van deze activiteiten, waar Nederland periodiek aan bijdraagt, zijn Baltic Air Policing, (de gereedstelling van) de NATO Response Force (NRF) en de aanwezigheid van staande Navo-vlootverbanden in bondgenootschappelijke wateren. Over deze activiteiten bent u geïnformeerd in mijn brief over de Nederlandse bijdragen aan de EU Battlegroup en de NATO Response Force en de lessen van het VJTF test bed van 15 december 2015 (Kamerstuk 29 521 nr. 306). Deze doorlopende activiteiten onderscheiden zich van Navo-missies met een specifiek mandaat, zoals KFOR in Kosovo en Resolute Support in Afghanistan.
Kunt u aangeven of andere landen die een bijdrage leveren aan de NAVO surveillance in de Egeïsche zee de bijdrage bestempelen als missie?
De inzet in de Egeïsche Zee wordt door de Navo aangemerkt als activiteit. De deelnemende Navo-landen wijken hier niet van af.
Kunt u aangeven waarom u ervoor gekozen heeft deze Nederlandse bijdrage aan de NAVO surveillance in de Egeïsche zee te bestempelen als activiteit?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat vanwege de omschrijving van deze Nederlandse bijdrage aan de NAVO als «activiteit» in plaats van als «missie», dit financiële gevolgen heeft voor de bemanning?
De rechtspositie van de bemanning van Nederlandse schepen die meevaren in de staande Navo-vlootverbanden voorziet in een vergoeding per etmaal als overwerkcompensatie bij meerdaagse vaaractiviteiten. Alleen in het geval van inzet in het kader van crisisbeheersingsoperaties is er voorzien in een hogere vergoeding per etmaal. Omdat de huidige inzet in de Egeïsche Zee binnen het bestaande takenpakket van de Navo-vlootverbanden valt, krijgt de bemanning een normale vergoeding voor overwerk.
In hoeverre verschilt de huidige Nederlandse bijdrage aan de NAVO van overige Nederlandse bijdragen aan de NAVO waardoor het verschil tussen activiteit en missie wordt gerechtvaardigd?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre verschillen de werkzaamheden van de bemanning in deze bijdrage aan de NAVO van de werkzaamheden bij andere bijdragen aan NAVO missies?
Zr. Ms. Van Amstel maakt deel uit van SNMG-2, een staand Navo-vlootverband dat snel kan worden ingezet voor uiteenlopende maritieme taken. Het uitvoeren van reconnaisance, monitoring and surveillance activiteiten, zoals het schip nu doet in de Egeïsche Zee, valt binnen het bestaande takenpakket van de staande Navo-vlootverbanden.
Wat is de door u gehanteerde definitie van «activiteit»? Wat is de door u gehanteerde definitie van «missie»?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben financiële overwegingen een rol gespeeld bij het benoemen van deze NAVO bijdrage als «activiteit' in plaats van als «missie». Zo nee, waarom niet?
Nee. De inzet in de Egeïsche Zee past binnen het bestaande takenpakket van de staande Navo-vlootverbanden. Daarom is deze inzet door de Navo aangemerkt als activiteit en niet als missie.
Bent u bereid deze Nederlandse bijdrage alsnog te bestempelen als «missie» in plaats van als activiteit? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Navo-schepen voeren in de Egeïsche Zee taken uit die passen binnen het bestaande takenpakket van de staande Navo-vlootverbanden. Deze inzet wordt dus aangemerkt als activiteit, net als de andere Nederlandse bijdragen aan reguliere Navo-activiteiten, waaronder Baltic Air Policing, de NRF en de andere Navo-vlootverbanden.
Kunt u, met het oog op de aankomende debatten, deze vragen binnen 2 weken beantwoorden?
Helaas is het niet mogelijk gebleken deze vragen binnen twee weken te beantwoorden.
Burundese vluchtelingen en het voortdurend vermoorden van (vermeende) tegenstanders van president Nkurunziza in en buiten Burundi |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de grote zorgen over de steeds verder escalerende situatie in Burundi, die nu zelfs tot een vooronderzoek van het International Strafhof hebben geleid? Bent u het ermee eens dat de internationale gemeenschap meer moet doen om de situatie in Burundi te normaliseren en Burundezen te beschermen?1
De diepe politieke crisis in Burundi, die gepaard gaat met steeds meer geweld en schending van mensenrechten, baart inderdaad grote zorgen. De VN, de AU, de EU, landen in de regio en direct betrokken partners als Nederland proberen op verschillende manieren een uitweg uit de crisis te helpen bewerkstellingen. De EU en individuele donoren hebben met sancties, maatregelen in de hulp en diplomatieke inspanningen de druk op alle partijen zo hoog mogelijk opgevoerd, om hen te bewegen deel te nemen aan een regionaal geleide inclusieve dialoog. Tegelijk wordt waar mogelijk steun en bescherming verleend aan de bevolking. Een oplossing van deze complexe crisis moet uiteindelijk komen van de Burundezen zelf en kan niet van buitenaf opgelegd worden, maar een eensgezinde inzet van de internationale gemeenschap kan wel helpen deze oplossing dichterbij te brengen.
De VN Veiligheidsraad buigt zich thans over een mogelijke inzet van een politiemissie die zou moeten bijdragen aan vermindering van het geweld en bescherming van de Burundese bevolking. Een eerdere poging van de Afrikaanse Unie om een beschermingsmacht te zenden kreeg binnen de AU niet de vereiste steun.
Bent u bekend met het artikel «Nowhere to run: Burundi violence follows escapees across borders» van The Guardian?2 Klopt de berichtgeving dat er vanuit Burundi mensen uitreizen naar vluchtelingenkampen met als doel de reeds op de vlucht geslagen Burundezen, momenteel ruim 250.000, aan te vallen?
Vluchtelingenkampen in de regio worden geconfronteerd met overbevolking en grote financieringstekorten waardoor UNHCR en lokale overheden onvoldoende in staat zijn de vluchtelingen te beschermen. Tijdens het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 10 mei aan het Mahama kamp in Rwanda bleek dat het kamp vanuit humanitair oogpunt weliswaar goed georganiseerd was, maar dat de ligging en de grote aantallen bewoners het kamp kwetsbaar maken voor infiltratie. De Rwandese regering zegt aanwijzingen te hebben dat rebellen en elementen van de Burundese overheid de kampen ingaan om vluchtelingen te intimideren en te ronselen.
Het beeld dat in het genoemde artikel wordt geschetst van de veiligheidssituatie in het vluchtelingenkamp Nyarugusu in Tanzania is geloofwaardig en waarschijnlijk correct, al is moeilijk vast te stellen hoe stelselmatig en omvangrijk het geweld en de intimidatie is. Er is evenwel geen sprake van een regime van terreur in het kamp.
In het algemeen vormt de veiligheidssituatie in de kampen een punt van grote zorg. Er zijn dikwijls te weinig politiemensen om de orde en rust te kunnen bewaren. De kampen hebben vaak geen hekken en er is weinig of geen verlichting, zodat de situatie ’s nachts nog gevaarlijker wordt, vooral voor vrouwen en meisjes. De ambassades in de regio houden nauw contact met vertegenwoordigers van de lokale autoriteiten en UNHCR-medewerkers over alle aspecten van het vluchtelingenvraagstuk, hierbij inbegrepen de veiligheidsomstandigheden.
Kunt u bevestigen dat er een groeiende verdeeldheid binnen het Burundese veiligheidsapparaat is, met aan de ene kant oudgedienden uit het leger en politie, en aan de andere kant een nieuwe lichting die de president steunt? Wat vind u ervan dat er recentelijk (grote aantallen) ontslagen zijn gevallen binnen het Burundese leger en dat er bij herhaling officieren worden vermoord? Ziet u hierin een mogelijk verband met het grens overstijgende geweld?
Het wantrouwen en de verdeeldheid binnen het Burundese leger nemen toe en er zijn recentelijk meerdere dodelijke aanslagen gepleegd op legerofficieren. De oplopende spanningen in het leger zijn zorgwekkend, omdat de professionaliteit en eenheid van het Burundese leger tot nu toe een belangrijke buffer is geweest tegen verder geweld.
De verdeeldheid in het leger heeft vooralsnog een politiek karakter, waarbij aanhangers van de harde lijn die de president en zijn entourage voorstaan zich verzetten tegen een politiek meer gematigde groep, die zich inzet voor behoud van een neutraal en professioneel veiligheidsapparaat. De recente ontslagen staan los van deze spanningen: het gaat hier vooral om soldaten en commandanten die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
Binnen de Burundese politie zijn de problemen al langere tijd aanwezig. Er is in toenemende mate sprake van officieuze parallelle commandostructuren en van infiltratie binnen de verschillende diensten door onopgeleide aanhangers van de partij van de president. Veel van de ernstige mensenrechtenschendingen worden door deze elementen gepleegd.
Wat is uw reactie op de onveilige situatie voor Burundezen in vluchtelingenkampen in Tanzania en overige omringende landen zoals Congo en Rwanda, zoals deze door de Afrikaanse tak van Human Right Watch in The Guardian wordt beschreven? Zijn de betrokken Nederlandse ambassades op de hoogte van het geweld door Burundezen buiten hun eigen landsgrenzen? Zo ja, welke rol spelen zij?
Zie antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op de aanhoudende water- en voedseltekorten in vluchtelingenkampen in Oeganda en Rwanda?3 Welke stappen bent u, ook in de rol van EU-voorzitter, voornemens te zetten om deze situatie zo snel mogelijk te verbeteren?
De grote financiële tekorten voor de opvang van vluchtelingen in de hele Centraal-Afrikaanse regio baart het kabinet zorgen: nog geen 15% van het regionale appeal voor Burundese vluchtelingen is gedekt. Vluchtelingen worden voor het overgrote deel opgevangen in de regio, zowel in door de VN-geleide vluchtelingenkampen als in gastgemeenschappen.
Tijdens het bezoek aan het Mahama kamp in Rwanda, waar ruim 45.000 Burundese vluchtelingen verblijven, kon worden geconstateerd dat de drinkwatervoorziening aanzienlijk was verbeterd, mede dankzij de inzet van een Nederlandse waterdeskundige. De voedselsituatie in het kamp is onder controle, maar blijft precair. Meer dan de helft van de vluchtelingen is onder de 18 jaar oud. De onderwijsvoorzieningen zijn onder de maat en slechts een deel van de kinderen kan naar school. Daarnaast is de veiligheid van kwetsbare groepen zoals vrouwen, kinderen en gehandicapten niet gegarandeerd. Daarom heeft het kabinet een bijdrage van 1 miljoen Euro voor het Mahama kamp vrijgemaakt, speciaal bestemd voor betere bescherming van kwetsbare groepen en verbetering van de onderwijssituatie.
Nederland doet in 2016 ongeoormerkte bijdragen aan CERF, WFP, UNHCR, UNICEF en ICRC, waarvan een deel wordt besteed aan het bijstaan van Burundese vluchtelingen.
De Europese Commissie heeft tot op heden ruim 16 miljoen Euro besteed aan basisbehoeften van Burundese vluchtelingen, zoals het opzetten van kampen en voedselvoorziening. Speciale aandacht wordt gegeven aan water- en sanitaire voorzieningen, en de bescherming van kinderen. Via de European Commission's Humanitarian Aid and Civil Protection department (ECHO) draagt de EU dit jaar 12 miljoen euro bij aan organisaties als WFP, UNHCR, Plan en Oxfam. Daarnaast komt er 1,5 miljoen euro uit fondsen voor noodonderwijs via UNHCR.
Welke positie heeft de Afrikaanse Unie (AU) ingenomen ten aanzien van het grensoverschrijdende geweld en de inhumane situaties in vluchtelingenkampen buiten Burundi? Zijn de honderd toegezegde waarnemers van de AU inmiddels actief in Burundi4?
De AU heeft geen specifiek standpunt ingenomen ten aanzien van de situatie in vluchtelingenkampen buiten Burundi. Om geweld in Burundi tegen te gaan heeft de AU besloten 100 mensenrechtenwaarnemers en 100 militaire waarnemers naar Burundi uit te zenden. Door tegenwerking van de Burundese regering is een Memorandum of Understanding tussen Burundi en de AU nog niet getekend. De uitzending van waarnemers loopt hierdoor vertraging op. Op dit moment zijn er 32 mensenrechtenwaarnemers actief in Burundi, en naar verwachting komen daar in de komende weken 15 mensenrechtenwaarnemers bij.
Wat doet Nederland om de situatie in Burundi en voor Burundese vluchtelingen te verbeteren? Pleit u in Europees verband voor verdergaande sancties en het stopzetten van alle mogelijke (in)directe steun aan de regering en het leger van Burundi? Wat kunnen Nederland en de EU(-lidstaten) nog meer doen, bijvoorbeeld bij de invulling van de op 2 april jl. aangenomen VN-resolutie die politionele acties in Burundi mogelijk maakt en de toezeggingen van Nkurunziza aan Ban-Ki Moon tijdens diens gesprek in februari jl?5
Vanwege het geweld en de slecht verlopen verkiezingen heeft Nederland in 2015 de directe hulp aan Burundi opgeschort.6 Ook in EU verband heeft Nederland steeds gepleit voor duidelijke maatregelen in de hulp en sancties tegen personen die een vreedzame oplossing van de crisis dwarsbomen. De EU stelde inmiddels sancties in tegen 4 individuen en op 14 maart 2016 sloot de EU de zogeheten artikel 96 consultaties af met het besluit om directe financiële steun aan de Burundese overheid op te schorten. De Nederlandse en EU hulp aan de Burundese bevolking, zoals humanitaire hulp en hulp op het gebied van voedselzekerheid, wordt voortgezet.
Nederland is van mening dat een regionaal geleide inclusieve dialoog de enige vreedzame uitweg uit de crisis is en stelt alles op alles om Burundese partijen te overtuigen om te goeder trouw aan deze dialoog deel te nemen. Nederland staat in contact met de door de East African Community aangestelde bemiddelaar Benjamin Mkapa en steunt zijn bemiddelingspogingen. Een nieuwe ronde besprekingen zou later deze maand in Arusha moeten plaatsvinden.
De VN Veiligheidsraad heeft nog geen besluit genomen over de precieze inzet van een politiemissie. Nederland is voorstander van een substantiële VN politiemissie die de capaciteit heeft de bevolking te beschermen en tegelijk rekening houdt met de complexe, gepolitiseerde situatie binnen de Burundese politie. Nederland heeft belangrijke expertise in deze sector in Burundi en deelt deze kennis en ervaring met de VN.
Medicijntekort in Suriname |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Medicijntekort Suriname kan mensenlevens kosten»?1
Ja
Welk informatie heeft u over het alarmerende beeld dat in het bericht wordt geschetst over het tekort aan medicijnen in Suriname?
In Suriname is op dit moment geen sprake van een generiek medicijntekort. Wel is er sprake van een tekort aan primaire medische verbruiksartikelen en basisartikelen in de ziekenhuizen. Hierdoor moeten operaties die niet urgent zijn, soms worden uitgesteld. Acute operaties worden zo goed als mogelijk uitgevoerd, waarbij in sommige gevallen moet worden geïmproviseerd. De eerstelijns gezondheidszorg lijkt nog naar behoren te functioneren. Patiënten kunnen door de huisarts voorgeschreven medicijnen nog aanschaffen. Indien de economische situatie verder verslechtert, kunnen medicijnen op den duur wel schaarser worden. De Surinaamse Vereniging van Apothekers heeft daarover een gesprek gevoerd met de Surinaamse Minister van Volksgezondheid. Zij zijn met de Surinaamse Vereniging van Assurantie Maatschappijen overeengekomen afspraken te maken over tijdige vergoedingen om een tekort aan medicijnen te voorkomen.
Wat is de (financiële) omvang en wat zijn de oorzaken van dit medicijntekort?
Volgens de Surinaamse autoriteiten is op dit moment geen sprake van een algemeen medicijntekort. Voor wat betreft het tekort aan verbruiksartikelen kunnen ziekenhuizen deze niet meer op krediet kopen en moet er direct worden betaald. Dit is vanwege de financieel-economische situatie niet altijd mogelijk, waardoor een tekort ontstaat.
Ziet u mogelijkheden voor Nederland om, eventueel via de resterende, eerder opgeschorte verdragsmiddelen, bij te dragen aan een oplossing voor het medicijntekort? Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met Suriname?
Suriname heeft vooralsnog geen internationaal hulpverzoek ingediend. Mocht dat komen, dan zal het kabinet daar serieus naar kijken, zoals gebruikelijk voor dit soort hulpverzoeken. Zoals aangegeven in het Algemeen Overleg Suriname met uw Kamer op 6 september 2015 (vergaderjaar 2015–2016 20 361 nr. 169), zijn de Verdragsmiddelen in 2012 opgeschort n.a.v. de amnestiewet. Het standpunt van het kabinet daarover is niet gewijzigd.
Overigens heeft de Islamic Development Bank op 23 april jl. Suriname een leningportefeuille ter beschikking gesteld van USD 1,75 miljard met een looptijd van vijf tot tien jaar. Een deel kan daarvan worden gebruikt voor o.a. de import van basisgoederen en medicijnen.
Islamitische koekoeks-jongen bij de krijgsmacht |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat maar liefst 29 ex-militairen van het Duitse leger als jihadstrijders zijn afgereisd naar Syrië en Irak?1 2
In mijn brief van 29 mei 2015 (Kamerstuk 29 754, nr. 311) heb ik uiteengezet dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten intensief onderzoek doen naar mogelijke jihadisten die vanuit Nederland naar strijdgebieden afreizen, of zij nu bij Defensie hebben gewerkt of niet.
Deelt u, nu ook de chef van de Duitse militaire inlichtingendienst (MAD) daarvoor waarschuwt, de mening dat Defensie misbruikt kan worden en ook wordt als LOI-cursus voor jihadisten?
Het Ministerie van Defensie beschikt over verschillende instrumenten om eventueel misbruik van opgedane kennis of vaardigheden te voorkomen. Zo verricht de MIVD, indien daartoe aanleiding is, onderzoek naar radicalisering onder Defensiepersoneel.
Bent u bereid om, net als de Duitsers met wie u graag intensief samenwerkt, exact aan te geven hoeveel (ex-)militairen tot op heden naar Syrië en Irak zijn afgereisd?
Tijdens het VAO over personeel van 28 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 81, item 27) heb ik in het kader van de motie-De Roon (Kamerstuk 34 000 X, nr. 83) toegezegd te bezien of het mogelijk is uw Kamer in het openbaar te informeren over het aantal (ex-)militairen dat mogelijk als jihadist naar Syrië of Irak is afgereisd. In de brief die ik op 29 mei 2015 hierover aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 29 754, nr. 311), kom ik tot de conclusie dat dit niet mogelijk is. Onderwerpen die zich niet lenen voor openbare behandeling kunnen, indien gewenst, wel via de daartoe geëigende kanalen geadresseerd worden.
Bent u tevens bereid om, net als de Duitsers die 65 actief dienende militairen in de gaten houden vanwege jihadistische trekjes, aan te geven hoeveel verdachte militairen en ex-militairen in Nederland onder de loep worden/werden gehouden?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u de afgelopen jaren al islamitische koekoeks-jongens uit de krijgsmacht verwijderd? Zo ja, hoeveel?
Bij Defensie staat niet het geloof, maar het gedrag centraal.
Deelt u de mening dat de belangen van Nederland het beste zijn gediend door mensen met een dubbel paspoort uit de krijgsmacht te weren om loyaliteitsproblemen en veiligheidsrisico’s te beperken?
Hierop ben ik tijdens de behandeling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie voor het jaar 2015 op 12 en 13 november 2014 al ingegaan, zowel schriftelijk (bijvoegsel bij Handelingen Tweede Kamer 2014–2015, nr. 24, item 7) als mondeling (Handelingen Tweede Kamer 2014–2015, nr. 24, item 7). Een motie van deze strekking (Kamerstuk 34 000 X, nr. 48) heb ik toen ontraden en die is vervolgens verworpen. Ik heb daaraan niets toe te voegen.
De arrestatie van een Nederlands-Iraanse journalist in Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de arrestatie van een Iraans-Nederlandse journalist in Iran?1 Kunt u dit bericht bevestigen?
De Nederlandse ambassadeur in Teheran heeft de Iraanse autoriteiten gevraagd te bevestigen of de Nederlands-Iraanse journalist is gearresteerd. De Nederlandse ambassadeur heeft daartoe op hoog ambtelijk niveau een gesprek gevoerd op het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en om informatie verzocht. Thans worden de bevestiging van de arrestatie en verdere informatie daarover van de Iraanse autoriteiten afgewacht.
In voornoemd gesprek heeft Iraans BZ het bekende Iraanse standpunt herhaald inhoudende dat in geval van bipatride Iraniërs die in Iran worden gedetineerd, Iran alleen de Iraanse nationaliteit erkent. Dit betekent in de praktijk dat Iran geen bevestiging of informatie verstrekt aan de Nederlandse ambassade en niet meewerkt aan Nederlandse consulaire bijstand aan bipatriden (personen met zowel de Iraanse als Nederlandse nationaliteit). Niettemin zal van Nederlandse zijde in de contacten met de Iraanse autoriteiten blijven worden onderstreept dat Nederland op grond van artikel 36 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (Iran is partij bij dit verdrag) consulaire bijstand wenst te verlenen aan een Nederlandse gedetineerde in Iran indien deze persoon dat wenst. Dit geldt voor Nederland ook indien deze persoon bipatride is.
Zodra er zekerheid is over deze zaak zal Nederland zich inspannen om consulaire bijstand te verlenen en via stille diplomatie de zaak onder de aandacht te brengen van de Iraanse autoriteiten. In dit soort zaken is het geven van veel ruchtbaarheid niet in het belang van betrokkene.
Heeft uw ministerie reeds contact gehad met de Iraanse autoriteiten naar aanleiding van dit nieuws? Zo ja, kunt u iets mededelen over de toestand van de journalist in kwestie?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer zo snel mogelijk informeren over de toestand van deze journalist en de uitkomst van de gesprekken met de Iraanse autoriteiten?
Zie antwoord vraag 1.
De Israëlische dreigementen tegen aanhangers van de boycot, desinvesteringen en sancties (BDS)-beweging |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de anti-BDS-conferentie die op 28 maart is gehouden in Jeruzalem?
Ja.
Hoe beoordeelt u de opmerking van Minister van inlichtingendiensten Yisrael Katz dat Israël «targeted civil eliminations» moet inzetten tegen de leiders van de BDS-beweging?1
Het kabinet heeft kennis genomen van de berichtgeving over uitspraken van Israëlische bewindspersonen waar u naar verwijst. Het is niet aan het kabinet om uit te leggen wat bewindspersonen van een andere staat met hun uitspraken precies bedoelen. Wel heeft de Israëlische Minister van Openbare Veiligheid Erdan toegelicht dat hij niet doelde op fysieke maatregelen. De uitspraken zijn evenwel een voorbeeld van het gepolariseerde debat in Israël over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het kabinet maakt zich grote zorgen over deze polarisatie.
Hoe beoordeelt u de opmerking van Minister van openbare veiligheid Gilad Erdan dat «Soon any activist who uses their influence to delegitimize the only Jewish state in the world will know they will pay a price for it»?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van concrete maatregelen die de staat Israël neemt tegen aanhangers van de BDS-beweging? Zijn hierbij ook maatregelen gericht tegen Nederlanders of andere EU-burgers?
Israël voert actief beleid tegen de BDS-beweging in brede zin. Het land voert internationaal campagne tegen de beweging. In juli 2011 heeft het Israëlische parlement de zogenaamde Anti-Boycot wet aangenomen, die het mogelijk maakt om een civiele procedure te starten tegen hen die oproepen tot een boycot van Israël of Israëlische nederzettingen in bezet gebied. In april 2015 besloot het Israëlische Hooggerechtshof de wet grotendeels in stand te houden, maar als voorwaarde te stellen dat diegene die een civiele zaak aanhangig maakt moet kunnen aantonen daadwerkelijk zelf schade geleden te hebben door de boycot oproep. Er is overigens nog geen civiele zaak aangespannen op grond van deze wet. Het kabinet is niet bekend met andere concrete maatregelen tegen individuele BDS-aanhangers, uitsluitend omdat ze de BDS-beweging zouden steunen.
Schat u in dat de staat Israël inderdaad strafmaatregelen zal nemen tegen aanhangers van de BDS-beweging? Schat u in dat Nederlanders of andere EU-burgers hier slachtoffer van kunnen worden?
Op 11 november jl. werd in eerste lezing in de Knesset een voorstel van een voormalig Knessetlid tot wetswijziging van de Entry into Israel Law aangenomen. Dit voorstel voorziet in het niet geven van visa of verblijfsvergunningen aan niet-Israeli’s die zich uitspreken voor een boycot van Israël. Sindsdien is echter niets meer van het voorstel vernomen.
Deelt u de mening dat het steunen of leiden van een organisatie die BDS steunt, niet in strijd met Nederlandse en internationale wetgeving is en binnen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering valt?
Uitlatingen of bijeenkomsten betreffende BDS worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Bent u bereid over de anti-BDS-strategie opheldering te vragen in bilaterale contacten met uw Israëlische collega’s?
Op verzoek van Israël komt dit onderwerp met enige regelmaat aan de orde in bilaterale contacten, waarbij Nederland de gebruikelijke lijn uitdraagt dat het kabinet tegen een boycot van Israël is, maar dat het onderschrijven van BDS onder de vrijheid van meningsuiting valt.
Een mogelijk referendum aangaande ‘TTIP’, zoals daartoe wordt opgeroepen en zoals daarover wordt geïnformeerd op de website https://ttip-referendum.nl |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Heeft u kennisgenomen van het initiatief om een handtekeningenactie te houden ten behoeve van een referendum over de handelsverdragen van de EU met de VS (TIPP) en met Canada (CETA)? Kent u de websites www.ttip-referendum.nl en de informatie zoals deze op het tabblad «achtergrond» op deze website te vinden is?1
Ja.
Bent u het eens met de stelling, zoals deze op deze website te vinden is, dat de onderhandelingen «geheim» zijn? Zo nee, kunt u aangeven onder welke omstandigheden deze onderhandelingsronden plaatsvinden?
Zoals het kabinet op meerdere momenten heeft toegelicht, is transparantie in de onderhandelingen over het EU-VS handelsakkoord (TTIP) van groot belang. De Europese Commissie publiceert al veel informatie. Zo worden alle EU-tekstvoorstellen online gepubliceerd, nadat een eerste versie met de VS is gedeeld. Ook is er voor elk hoofdstuk een toelichting van de inhoud en inzet van de EU en zijn er verschillende factsheets met verdere verdieping. De Europese volksvertegenwoordigers noemen de TTIP-onderhandelingen de meest transparante onderhandelingen ooit (referentienummer: 20150224BKG25024). Wel dient te worden bedacht dat iedere vorm van onderhandeling, of dit nu handelsakkoorden betreft of cao-onderhandelingen, gepaard gaat met enige mate van vertrouwelijkheid gedurende het proces. TTIP is daarin niet anders.
Sinds 1 februari heeft Nederland een leesruimte bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarin leden van het nationale parlement de vertrouwelijke onderhandelingsdocumenten kunnen inzien van de onderhandelingen over TTIP. Het gaat hierbij om de geconsolideerde onderhandelingsteksten van hoofdstukken, waarvoor zowel de EU als de VS een tekstvoorstel hebben ingediend.
Acht u het logisch dat onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvinden om een goed onderhandelingsresultaat te (kunnen) verkrijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de stelling, zoals deze op deze website te vinden is, dat er aangaande de totstandkoming van deze verdragen geen democratische controle plaatsvindt?
Het parlement wordt betrokken bij iedere discussie in de Raad over TTIP via geannoteerde agenda’s en verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken Handel. De Tweede Kamer heeft in de afgelopen drie jaar meer dan 25 debatten met het kabinet gevoerd, waarbij TTIP aan de orde is gesteld. Ook het Europees parlement wordt gedurende het gehele onderhandelingsproces betrokken. Zo wordt het Europees parlement voor en na elke onderhandelingsronde geïnformeerd over de voortgang. Daarnaast hebben Nederlandse en Europese parlementariërs toegang tot alle EU-onderhandelingsdocumenten, waarvan de meeste inmiddels ook voor het publiek openbaar zijn, en tot alle geconsolideerde onderhandelingsteksten in de leesruimtes.
Indien de onderhandelingen succesvol kunnen worden afgerond, volgt de goedkeuringsprocedure. De bevoegdheidsverdeling en de goedkeuringsprocedure volgen uit het Verdrag van Lissabon, waarover het Nederlandse parlement in 2008 besloot. Voorlopige toepassing is gebruikelijk bij handelsverdragen. Het dient ter overbrugging van het ratificatieproces dat soms meerdere jaren in beslag neemt. Alleen de onderdelen van het verdrag waarvan tussen de Commissie, de Raad en lidstaten wordt vastgesteld dat die onder de bevoegdheid van de EU vallen, komen in aanmerking voor voorlopige toepassing. Voor een volledige beschrijving van de goedkeuringsprocedure verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 15 januari 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1572). Daarnaast heeft uw Kamer op 28 april jl. een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht een parlementair voorbehoud te maken indien de Europese Commissie met een voorstel komt voor de voorlopige toepassing van CETA en dat voorstel eerst voor te leggen aan de Kamer alvorens hierover een standpunt in te nemen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1615).
Klopt de bewering, zoals deze op deze website te vinden is, dat zelfs de door ons gekozen volksvertegenwoordigers in Den Haag en Brussel maar beperkt toegang krijgen tot de onderhandelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt de bewering, zoals deze op de betreffende website te vinden is, dat het Europees parlement en de Tweede Kamer vervolgens alleen «ja» of «nee» mogen zeggen tegen het eindresultaat en dat het voorstel niet mag worden aangepast?
Tijdens de onderhandelingen kunnen het Europees parlement en de Tweede Kamer invloed uitoefenen op de onderhandelingen. Zo heeft het Europees parlement bijvoorbeeld op 8 juli 2015 een resolutie aangenomen met daarin voorwaarden voor een uiteindelijk akkoord. Tijdens de verschillende debatten heeft de Tweede Kamer ook moties aangenomen met belangrijke voorwaarden, zoals de bescherming van privacy en het behoud van EU-standaarden. Het Europees parlement en het Nederlandse parlement kunnen het verdrag niet aanpassen, maar wel goed- of afkeuren.
Deelt u de bewering op de betreffende website dat TTIP wetgeving tussen de EU en de VS op grote schaal gelijk wil trekken, waardoor de ruimte voor ons als Nederland om zelf democratische besluiten te nemen ernstig beperkt wordt?
Samenwerking op gebied van regelgeving (regulatory cooperation) is één van de beoogde onderdelen van TTIP. Deze samenwerking kan veel voordelen opleveren door het tijdig voorkomen van onnodige handelsbelemmeringen. Dit kan onder meer gaan om transparantie, delen van onderzoek, erkennen van inspecties en meer overleg tussen regelgevende instanties. Dat betekent niet dat de EU en de VS elkaars standaarden moeten overnemen. Alleen op terreinen waar de EU en de VS meerwaarde zien in samenwerking worden er afspraken gemaakt, die vervolgens via de gebruikelijke democratische besluitvormingsprocedures in de EU en de VS in de praktijk gebracht moeten worden. Dit is een manier om onze regulerende instanties te helpen om effectiever en efficiënter het publieke belang te beschermen. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de Europese Commissie en in een apart boekje dat per hoofdstuk de doelstellingen toelicht.2, 3
Uiteraard zijn aan deze samenwerking randvoorwaarden gesteld, zoals onder meer beschreven in de Kamerbrief met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 7 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-02-1499). Zo mag een instantie die de samenwerking faciliteert enkel een adviesrecht hebben, mogen Europese en nationale democratische procedures niet doorkruist worden en moeten alle belanghebbenden gelijkwaardig een inbreng kunnen hebben. De Europese Commissie erkent deze voorwaarden en gaf aan op precies dezelfde lijn te zitten. De beleidsruimte om mens, dier, plant en milieu te beschermen blijft dus onaangetast door TTIP.
Wordt door TTIP niet alleen huidige maar ook toekomstige wet- en regelgeving tussen de EU en de VS zoveel mogelijk gelijk getrokken? Zo ja, zullen hiervoor uws inziens nieuwe, ongekozen, bureaucratische overlegorganen in het leven worden geroepen?
Zie antwoord vraag 7.
Is het vervolgens de bedoeling, zoals op de betreffende website te lezen valt, dat nieuwe wetgeving door een «regulatory cooperation» achter gesloten deuren en in consultatie met het bedrijfsleven zal worden opgesteld? Zo nee, kunt u dan aangeven wat een «regulatory cooperation» dan zal doen volgens u?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven waar de bewering, zoal deze op de betreffende website te vinden is, volgens u op is gebaseerd, dat TTIP buitenlandse bedrijven in staat stelt om via geheime arbitragehoven enorme schadevergoedingen te eisen van de Nederlandse overheid, wanneer die democratisch tot stand gekomen beleid wil doorvoeren, dat mogelijk een negatief effect zal hebben op de winsten en investeringen van de bedrijven in kwestie?
In investeringsverdragen of een investeringshoofdstuk in handelsverdragen worden basisregels voor de behandeling van buitenlandse investeerders en hun investeringen opgenomen, zoals wij die ook onder het nationale recht kennen. Deze basisregels zien toe op een eerlijke en billijke behandeling van buitenlandse investeerders, non-discriminatoire behandeling, het onbeperkt overmaken van kapitaal en het stellen van voorwaarden op basis waarvan onteigend mag worden. Mogelijke betaling van compensatie zal alleen van toepassing zijn indien er sprake is van schending van die standaarden en de staat derhalve onjuist heeft gehandeld. Zoals aangegeven in de Kamervraagbeantwoording van 4 maart 2016 (Kamerstuk ah-tk-20152016–1760) wordt in het EU-voorstel voor TTIP expliciet opgenomen dat de beleidsruimte van staten ter behartiging van publieke belangen gewaarborgd is.
Moet hierbij volgens u gedacht worden aan boetes als gevolg van verscherpte consumentenbescherming, milieuwetgeving of verbeterde arbeidsvoorwaarden? Mochten deze boetes oplopen tot miljarden euro’s, zullen volgens u de belastingbetalers daar dan voor opdraaien? Hoe denkt u dit gevolg te voorkomen?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat het CETA-verdrag al klaar en openbaar is? Zo ja, wanneer treedt dit verdrag in werking?
In 2014 hebben de EU en Canada overeenstemming bereikt over een onderhandelingstekst. Deze is hierna direct openbaar gemaakt. Na de juridische revisie, afgerond in 2016, is ook de gereviseerde tekst direct openbaar gemaakt. Het verdrag treedt pas in werking als alle stappen in het totstandkomingsproces zijn doorlopen. Dat betekent dat in de Raad in ieder geval overeenstemming bereikt moet worden over ondertekening en sluiting van het akkoord. Als het CETA- akkoord conform de inzet van het kabinet een gemengd akkoord wordt, zullen ook nationale parlementen hun nationale ratificatieprocedures moeten doorlopen.
Kunnen de verdragen TIPP en CETA onderwerp van een Nederlands referendum zijn? Zo ja, welke argumenten kunt u hiervoor aandragen en op welk termijn zou een dergelijke referendum mogelijk zijn? Zo nee, hoe beoordeelt u de oproep op de website om voor een referendum met betrekking tot TTIP en CETA te tekenen?
Indien CETA en TTIP in lijn met de inzet van het kabinet als gemengde akkoorden worden behandeld, worden deze akkoorden onder de Wet Raadgevend Referendum referendabel. Over de termijn waarop een referendum kan worden aangevraagd, valt nu nog niks te zeggen. In het geval van CETA hangt dit af van het tempo waarin de nationale ratificatieprocedure wordt doorlopen. Met betrekking tot TTIP moeten eerst de onderhandelingen nog worden afgerond.
Het kabinet gaat niet over de vraag of er een referendum moet komen. Dit is aan de Nederlandse bevolking.
Niet meer internationaal bellen vanuit Venezuela |
|
Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Geen international calls meer vanuit Venezuela»?1
Ja.
Is het waar dat de twee grootste providers van het land – het grootste buurland van het Koninkrijk – de mogelijkheid om internationaal te bellen hebben afgesloten? Klopt het ook dat de reden daarvoor is dat de providers de rekeningen van buitenlandse providers niet meer kunnen betalen? Wat is uw reactie op dit bericht?
Ja, de providers Digitel en Movistar beschikken niet over voldoende deviezen om die betalingen te voldoen voor mobiel telefoneren. Telefoneren naar het buitenland met een vaste lijn is nog wel mogelijk. Dit is één van de gevolgen van de economische crisis in Venezuela, die op meer gebieden voelbaar wordt.
Klopt het dat het bezorgen van internationale post al eerder is stopgezet door het Venezolaanse staatspostbedrijf? Heeft de Venezolaanse bevolking nog wel andere mogelijkheden om internationaal te communiceren? Is het internet bijvoorbeeld nog wel beschikbaar, waardoor via online-diensten nog internationaal getelefoneerd en gecommuniceerd kan worden? Voor welk aandeel van de bevolking is dat geen werkbaar alternatief? Kunt u uw antwoord toelichten?
Privé postbedrijven zoals DHL en UPS bezorgen nog steeds vanuit en naar het buitenland. Internet is beschikbaar en de bevolking is zeer actief op sociale media, die belangrijk zijn voor communicatie en nieuwsvoorziening (het percentage van de bevolking dat Twittert, behoort in Venezuela tot een van de hoogste ter wereld). In de meer veraf gelegen rurale gebieden is de dekking van telefonie en internet beperkter, maar vindt ook minder communicatie met het buitenland plaats.
Wat betekent deze maatregel voor oppositiepartijen in Venezuela? Op welke wijze beperkt het de mogelijkheden en vrijheden om effectief te opereren voor deze partijen nog verder? Lopen zij hierdoor extra risico’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het niet internationaal mobiel kunnen telefoneren zal alle gebruikers daarvan – inclusief leden van de oppositiepartijen – in hun communicatie beperken, maar er zijn thans geen indicaties dat de oppositie daardoor grotere risico’s zou lopen. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 is de maatregel genomen uit economische noodzaak en vooralsnog is niet gebleken van mogelijke samenhang met de wijze waarop de regering de oppositie tegemoet treedt.
Hoe beoordeelt u deze maatregel in het licht van de repressieve manier van optreden door het Venezolaanse regime? Ziet u hierin een voorbode van hard(er) ingrijpen door de regering?
Zie antwoord vraag 4.
Werken maatregelen als deze, die de bevolking steeds verder isoleren, volgens u als een katalysator voor (grootschalige) migratie, onder meer naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden? Bent u het ermee eens dat de risico’s hierop steeds verder toenemen? Op welke wijze anticipeert het kabinet daarop? Kunt u uw antwoord toelichten?
De regering monitort de ontwikkelingen in Venezuela nauw. De afgelopen maanden is sprake van een druppelsgewijze instroom van Venezolanen, in het bijzonder in Aruba en Curaçao. Aruba en Curaçao hebben, behorende bij de autonome bevoegdheden op dit terrein, diverse maatregelen getroffen om illegale migratie tegen te gaan. Zo vinden er verscherpte controles op de luchthavens plaats en zijn toelatingseisen aangescherpt. De inschatting van de regering is nog steeds dat de situatie in Venezuela niet zal leiden tot grootschalige migratie naar de Caribische landen van het Koninkrijk. De regering is zich bewust van de mogelijke gevolgen van elke vorm van migratie. De regering staat hierover in nauw contact met de Caribische delen van het Koninkrijk. Daar zijn ook Defensie en de Kustwacht in het Caribisch gebied bij betrokken. Uiteraard vindt er ook overleg plaats met Venezuela, om deze problematiek en de situatie in dit land aan de orde te stellen.
Het initiatief van het Europees Parlement om Turks toe te voegen als officiële EU-taal |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «MEPs call for Turkish becoming EU language»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat Nederland, in zijn rol als voorzitter van de Raad van de Europese Unie, gevraagd is door de president van Cyprus om Turks toe te voegen aan de lijst van officiële EU-talen?
Het rapport van het Europees parlement noemt het verzoek om Turks toe te voegen als officiële EU-taal in het kader van voortgang in de herenigingsonderhandelingen van Cyprus. Nederland heeft in de hoedanigheid van Voorzitter van de Raad een brief van de President van de Republiek Cyprus ontvangen met het verzoek om Turks toe te voegen aan de officiële talen van de EU. Het Turks is een van de officiële talen van de Republiek Cyprus. Het verzoek is gedaan vanwege de mogelijkheid dat er een oplossing zal komen voor de Cyprus kwestie en de Cypriotische wens om met voorbereidende werkzaamheden te starten zodat Turks vanaf het moment van hereniging als officiële EU-taal kan worden gebruikt. Het verzoek houdt geen verband met de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije.
De reikwijdte van het Cypriotische verzoek is op dit moment nog niet duidelijk. Er zijn verschillende varianten om een taal als EU-taal te introduceren, die uiteen lopen van een door de Cypriotische regering opgestelde vertaling van het verdrag tot het erkennen van het Turks als authentieke taal in het EU-verdrag (zoals bijvoorbeeld het Nederlands). Voor die meer ingrijpende varianten is een verdragswijziging nodig, waarmee alle lidstaten (en hun parlementen) zullen moeten instemmen.
Nederland steunt de onderhandelingen in Cyprus en is bereid zich waar mogelijk in te zetten om de hereniging een feit te laten worden. Als Voorzitter van de Raad is Nederland daarom in contact met de Cypriotische autoriteiten en de Commissie over de behandeling van dit verzoek.
Deelt u de verbijstering dat een meerderheid van het Europees parlement het absurde initiatief om Turks toe te voegen als officiële EU-taal heeft gesteund?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om u klip en klaar uit te spreken tegen het initiatief om Turks toe te voegen als officiële EU-taal?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat het initiatief volstrekt misplaatst is gezien het feit dat Turkije allereerst geen lid is van de EU maar onder andere ook nog steeds de Koerden vervolgt, minderheden discrimineert en de persvrijheid (in binnen- en buitenland) maximaal aantast?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat er niet gezwicht wordt voor het initiatief om Turks te te voegen aan de lijst van officiële EU-talen, zeker nu u de EU afhankelijk hebt gemaakt van Turkse steun inzake de vluchtelingencrisis?
Zie antwoord vraag 2.
Het uitbesteden van militaire taken |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht geven van de taken die Defensie heeft uitbesteed bij deelname aan de missie in Mali (MINUSMA), inclusief vermelding van de private partijen waarmee Defensie daartoe samenwerkt?
Kunt u een overzicht geven van de taken die Defensie heeft uitbesteed bij deelname aan de missie in Irak en Oost-Syrië ter bestrijding van ISIS en trainen van de Peshmerga, inclusief vermelding van de private partijen waarmee Defensie daartoe samenwerkt?
Kunt u een overzicht geven van de taken die Defensie heeft uitbesteed bij deelname aan de missie in Afghanistan (Resolute Support), inclusief vermelding van de private partijen waarmee Defensie daartoe samenwerkt?
Kunt u een overzicht geven van de taken die Defensie heeft uitbesteed bij deelname aan de missies in Somalië (Atalanta, EUTMS), inclusief vermelding van de private partijen waarmee Defensie daartoe samenwerkt?
Het verzoek van de RMS voor een gesprek met de president van Indonesië |
|
Harry van Bommel |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het verzoek van de Molukse regering in ballingschap (RMS) om u in te spannen om een ontmoeting mogelijk te maken tussen de RMS en de Indonesische president Widodo, die volgende week een bezoek aan Nederland brengt?1
Ja.
Deelt u de in de brief geuite zorgen van de RMS over het gebrek aan respect voor de mensenrechten en de uitbuiting van de Molukkers van de kant van de Indonesische autoriteiten? Indien neen, waarom niet?
President Widodo heeft de economische en sociale ontwikkeling van de achtergebleven delen van Indonesië, waaronder de Molukken, tot een van zijn prioriteiten verklaard. De mensenrechtensituatie in de Molukken is in de afgelopen 10 jaar verbeterd, maar dat neemt niet weg dat er nog altijd zorgen zijn op dit gebied, zoals de politieke gevangenen die veelal buiten de Molukken worden gedetineerd zodat familie niet in staat is hen te bezoeken en de vrijheid van meningsuiting.
De Nederlandse regering is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de Molukken, bijvoorbeeld via ondersteuning van het instituut de Ombudsman die regionale kantoren heeft opgezet in alle provincies, inclusief de Molukken, het trainingsprogramma van ICCO-IDH voor nootmuskaatboeren en het project «Access to finance» dat deze boeren in de Molukken toegang geeft tot financiering, en het Community Policing Programme, dat zich richt op de verbetering van de verhoudingen en communicatie tussen lokale gemeenschappen en de politie. Daarnaast is er recent een samenwerkingsproject van start gegaan op het gebied van modernisering en uitbreiding van vissershavens in Ambon.
Bent u bereid om u in te spannen om deze ontmoeting mogelijk te maken?
Het verzoek tot een onderhoud is bekend bij de Indonesische autoriteiten. Het is aan de Indonesische president om over dit verzoek een besluit te nemen.
Zo nee, bent u dan ten minste bereid om in uw contact met de Indonesische president aan te dringen op openbaarmaking van de begraafplaats van Chris Soumokil, de oud-president van de RMS? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft vanuit humanitaire overwegingen het verzoek van mevrouw Soumokil om meer informatie te ontvangen over de precieze locatie waar haar echtgenoot is begraven, bij de Indonesische autoriteiten onder de aandacht gebracht. Verdere besluitvorming hierover is aan de regering van Indonesië.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de komst van de Indonesische president naar Nederland?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het confisqueren van kerken en vernielen van cultureel erfgoed door Turkije |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de Turkse staat beslag gelegd zou hebben op vijf kerken in de stad Diyarbakir en in totaal 6300 gebouwen en stukken grond in het centrum nationaliseert om haar greep op de stad te vergroten?1
Op 21 maart heeft de Turkse ministerraad, onder verwijzing naar Expropriation Law no. 2942, artikel 27, besloten 6.292 percelen in het historische centrum van Diyarbakir van het district Sur te onteigenen, waaronder een aantal kerken en ook moskeeën. Onder Turkse wetgeving is onteigening mogelijk op grond van «nationale veiligheid of andere uitzonderlijke condities» mits gedupeerden worden gecompenseerd voor een bedrag dat door de rechtbank wordt bepaald. Betroffenen kunnen verder beroep aantekenen tegen onteigening.
Deze onteigening beoogt restauratie mogelijk te maken van dit centrum, dat zwaar beschadigd raakte tijdens de gevechten tussen veiligheidstroepen en PKK. Op 14 april werden de restauratievoornemens in het parlement goedgekeurd.
De genoemde kerken komen na restauratie weer in handen van hun respectieve stichtingen en kunnen dan weer voor kerkelijke en culturele doeleinden in gebruik worden genomen. De stichting die Surp Girago beheert heeft voorbereidingen getroffen voor een rechtszaak mocht het tot permanente onteigening komen, maar verwacht niet dat dit zal gebeuren.
Klopt het dat de Turkse overheid alle kerken met bijbehorende gronden in het historische centrum geconfisqueerd heeft, waaronder de Sint Giragoskerk, een protestantse kerk, een Chaldeeuwse, een Syrisch Orthodoxe en een Armeense kerk, met als gevolg dat er momenteel geen enkele kerk meer geopend is in Diyarbakir?
Zie antwoord vraag 1.
Is deze maatregel genomen tegen de wil van de lokale autoriteiten van Diyarbakir in? Klopt het dat zowel de lokale overheid als de kerkelijke verantwoordelijken de maatregel juridisch willen aanvechten?2
De maatregel is genomen tegen de wil van de lokale autoriteiten. 310 lokale pro-Koerdische organisaties, waaronder de gemeente Diyarbakir, kamers van koophandel en NGO’s hebben aangekondigd de maatregel aan te zullen vechten.
Deelt u de opvatting dat het confisqueren van deze kerken in strijd is met de mensenrechten? Bent u bereid opheldering te vragen bij Turkije over gronden voor en de duur van deze maatregel?
Zie het antwoord onder 1 en 2.
Klopt het dat een groot deel van het historische district Sur in puin ligt als gevolg van beschietingen door het Turkse leger, in de strijd tegen Koerdische militanten? Hoe beoordeelt u de uitspraken3 van Nevin Soyukaya, hoofd van het departement Cultureel Erfgoed en Toerisme van het gemeentebestuur van Diyarbakir, dat de vernieling en de ontvolking van Sur «catastrofaal» zijn?
De verwoestingen in Sur zijn het gevolg van hevige gevechten tussen Turkse veiligheidstroepen en PKK-militanten die barricades hadden opgeworpen en loopgraven aangelegd. Beide partijen hebben zware wapens, waaronder tanks, gebruikt. Het oude centrum is fors beschadigd, maar niet compleet vernietigd. Herstel zal aanzienlijke inspanningen vergen.
Is er met tanks en andere zware wapens geschoten op historische gebouwen en kerken? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van het humanitair oorlogsrecht en het feit dat de muren van Diyarbakir en het gebied daarbinnen door UNESCO als Werelderfgoed beschouwd worden?4 Bent u bereid te pleiten voor onafhankelijk onderzoek naar het optreden van de Turkse veiligheidstroepen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de vrees voor vernieling van de architecturale structuur van Sur bij herbouw en bevolkingsvervanging, en daarmee de teloorgang van gedeeld collectief geheugen in Sur van Koerden, Armeniërs, Assyriërs, Arameeërs en vele anderen?
Turkse autoriteiten zeggen de architectonische structuur te respecteren en Sur conform te herbouwen.
Hoe ernstig is de schade aan de geconfisqueerde kerken, in het bijzonder de Armeense katholieke kerk, de Surp Giragos kerk en de 1.700 jaar oude Syrisch Orthodoxe Heilige Maagd Mariakerk? Bent u bereid hierover opheldering te vragen bij Turkije?
De schade aan de Surp Giragos kerk is beperkt gebleven. De medaille die gepaard gaat met het winnen van de EU-prijs zal op 5 mei overhandigd worden. De schade aan de er vlak naast gelegen Chaldese kerk is ook beperkt, aldus Ergun Ayik, president van de Diyarbakir Armenian Surp Small Church Hidir Ilyas Surp Gregos Church Foundation, die de kerk beheert. Wel is een aantal historische winkels rond beide kerken zwaar beschadigd, net als de Armeense katholieke kerk, de historische Kursunlu moskee en de Sheikh Muhattar moskee.
Hoe beoordeelt u in het licht van het bovenstaande het feit dat de Surp Giragos kerk, de grootste Armeense kerk van het Midden-Oosten, vorig jaar nog een EU-prijs voor cultureel erfgoed gewonnen heeft en dat de jury over de restauratie van de kerk oordeelde dat deze, na de verdrijving en vlucht van de Armeniërs uit Diyarbakir «op immense wijze heeft bijgedragen aan vrede, verzoening en verbeterde sociale integratie van de Armeense gemeenschap»?5
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de foto die via social media verspreid is van een vermoedelijke Turkse politiefunctionaris in de beschadigde Surp Giragos kerk, die het gebaar maakt van de Grijze Wolven, met de boodschap «Sultan Alparslan’s kleinkinderen brengen de ongelovigen van kerken tot het geloof»?6
De foto toont aan dat er nog vooroordelen tegen minderheden bestaan in Turkije. Ik begrijp de opvatting hierover van de HDP.
Deelt u de opvatting van de Turkse oppositiepartij HDP dat de Turkse politie hiermee «de christenen van Surp Giragos vernederd heeft»?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid scherp protest aan te tekenen bij Turkije tegen het confisqueren van de kerken en bijbehorende gronden? Bent u tevens bereid deze kwestie te adresseren binnen de EU, de Raad van Europa en andere fora? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 1, 2, 4. Ik ben van plan deze situatie nauwgezet te blijven volgen.
Bent u bereid opheldering te vragen aan Turkse autoriteiten en aan de Tweede Kamer mee te delen wat zij vertellen wat er gebeurd is?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn u andere gevallen bekend van het vernielen en/of confisqueren van kerken door de Turkse autoriteiten?
Nee.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat de laatste christen de antieke Turkse stad Nusaybin ontvlucht is wegens gevechten tussen het leger en Koerdische militanten, te weten de koster van de Jacobuskerk uit de derde eeuw?7
Vanwege de zware gevechten in Nusaybin aan de Syrische grens is het merendeel van de burgers deze stad ontvlucht.
Bent u bereid aan te dringen bij Turkije op het naleven van het humanitair oorlogsrecht en de vroegchristelijke Jacobuskerk, die voorgedragen is voor de Werelderfgoedlijst van de UNESCO, niet te beschadigen of te confisqueren?
Nederland dringt bilateraal en in EU-verband aan op het staken van het geweld door beide partijen en tot het hervatten van onderhandelingen tussen de Turkse autoriteiten en PKK. Ook in recente rapporten van het Europese parlement, State Department (Turkey 2015 Human Rights Report) en het aangekondigde rapport van mensenrechtencommissaris Muiznieks van de Raad van Europa wordt bij Turkije op naleving van humanitair oorlogsrecht aangedrongen. Ook UNESCO volgt de ontwikkelingen rondom (toekomstige) werelderfgoedsites.
Bent u bereid het buitenproportionele geweld van de Turkse veiligheidstroepen in de strijd tegen de Koerdische militanten te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
De ernstige schade aan het voortstuwingssysteem van Zr. Ms. Karel Doorman |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Waarom is voor Zr. Ms. Karel Doorman een configuratie gekozen waarbij twee hoofdelektromotoren het schip aandrijven?1
Het JSS heeft een dieselelektrische voortstuwing. Dit houdt in dat dieselgeneratoren elektrische energie leveren aan twee hoofdelektromotoren die via aandrijfassen de schroeven laten draaien. Bij het JSS is, in plaats van een rechtstreekse aandrijving door dieselmotoren, gekozen voor dieselelektrische voortstuwing omdat dit beter is in geval van bijvoorbeeld een operatie dicht voor de kust en het schip langdurig met lage snelheid moet varen. Een dieselmotor die langdurig op laag vermogen draait, vervuilt immers sneller en verbruikt relatief veel brandstof.
Zijn de ontwerpwijzigingen tussen 2006 en 2009, waarmee mede op de motoren werd bezuinigd, van invloed geweest op het ernstige defect aan een van de twee elektromotoren?2
Nee. Defensie en de bouwer hebben eind 2009 na uitvoerige onderhandelingen het JSS-bouwcontract getekend. In de periode tot 2009 zijn de geschatte kosten van het JSS gestegen. Defensie heeft in de loop van de onderhandelingen derhalve verschillende maatregelen genomen om de kosten te beheersen, waaronder een verlaging van de maximale snelheid. U bent daarover geïnformeerd met de verwervingsbrief van 5 november 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 24). Door de lagere maximale snelheid was minder vermogen nodig voor de opwekking van elektrische energie. Hierdoor kon één van de vijf geplande grote dieselgeneratoren worden vervangen door een kleiner exemplaar.
Bij de andere componenten van het voortstuwingssysteem, zoals de elektromotoren en de aandrijfassen, is niets veranderd. Er is dan ook geen verband tussen het opgetreden defect en deze wijzigingen in het ontwerp. Zoals gemeld in de brief van 2 februari 2012 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 67) heeft Defensie in 2012 opnieuw gekeken naar het beheersen van de kosten. Deze maatregelen hadden geen betrekking op het voortstuwingssysteem.
Het onderzoek door de fabrikant zal duidelijkheid bieden over de oorzaak van het defect.
Klopt het dat een deel van het dek of de romp gesloopt moet worden zodat de defecte elektromotor vervangen kan worden?3 Zo ja, wie draait op voor deze kosten?
Om de defecte elektromotor te kunnen verwijderen, was een verticale schacht boven deze motor nodig. Daarvoor is een opening gemaakt in twee bovengelegen tussendekken. Het was niet nodig om een opening te maken in het bovenste helikopterdek of de scheepshuid. Via de verticale schacht is de defecte motor opgetild, op het transportdek voor zwaar materieel geplaatst en per dieplader uit het schip gereden. Inmiddels is de motor naar de fabrikant overgebracht voor onderzoek en reparatie. Na het terugplaatsen van de gerepareerde elektromotor wordt het schip weer in originele staat teruggebracht. De kosten van deze operatie maken deel uit van de aanspraak van Defensie op het garantieartikel in het bouwcontract.
Is het gebruikelijk dat bij het ontwerp van een marineschip geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid en/of noodzaak om een (elektro) motor te vervangen?
De eisen aan de levensduur, betrouwbaarheid en onderhoudbaarheid van hoofdelektromotoren zijn zeer hoog. Daarbij geldt als uitgangspunt, voor het ontwerp van het schip en de hoofdelektromotor, dat het gedurende de levensduur van het schip niet nodig is om een hoofdelektromotor te demonteren of te verwijderen. Alle onderhoudswerkzaamheden moeten aan boord kunnen worden uitgevoerd. Het huidige defect, waardoor de verwijdering van de kapotte elektromotor toch noodzakelijk was, is dan ook een onverwachte en grote tegenvaller.
Zijn bij andere Nederlandse marineschepen die beschikken over elektromotoren wel voorzieningen getroffen om een defecte elektromotor snel en effectief te kunnen vervangen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke garantiebepalingen heeft u ingeroepen? Bent u bereid om alle garantiebepalingen uit het contract met de leverancier van de motoren naar de Kamer toe te sturen?
Defensie heeft voor het JSS een contract gesloten met de bouwer Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS), niet met de fabrikant van de elektromotoren die toeleverancier is van de bouwer. Zoals vermeld in de verwervingsbrief van 5 november 2009 voorziet het bouwcontract in een garantiejaar vanaf de datum van oplevering waarin alle opgetreden gebreken worden hersteld voor rekening van de bouwer. Het schip is opgeleverd in september 2014 en dit garantiejaar is inmiddels verstreken. Daarnaast geldt een langere garantieperiode voor ontwerp en constructiefouten.
Op 17 maart jl. heeft Defensie per brief bij DSNS een beroep gedaan op het garantieartikel in het bouwcontract omdat niet wordt voldaan aan de overeengekomen eisen. Het onderzoek door de fabrikant zal uiteindelijk duidelijkheid bieden over de oorzaak van het defect. Defensie heeft als onafhankelijke derde partij het Duits-Noorse classificatiebureau DNV-GL ingeschakeld om toezicht te houden op het onderzoek en de reparatie.
De specifieke garantiebepalingen kunnen niet openbaar worden gemaakt omdat het om commercieel vertrouwelijke informatie gaat.
Niet alle proefvaarten van Zr. Ms. Karel Doorman waren afgerond op het moment dat het schip deelnam aan de Ebola-missie; heeft dat gevolgen voor het verhalen van de schade op de leverancier?
Het bericht dat de Amerikaanse luchtmacht naar een alternatief voor de Joint Strike Fighter (JSF) zoekt |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Luchtmacht VS zoekt alternatief naast JSF»?1
De Amerikaanse luchtmacht zoekt geen alternatief voor de F-35, maar onderzoekt alternatieven voor de opvolging van de A-10. Het Pentagon onderzoekt verschillende mogelijkheden, zoals het bouwen van een nieuw toestel, het gebruik van andere, bestaande toestellen of het doorvliegen met de A-10. De Amerikaanse luchtmacht beschikt als enige over dit toestel dat speciaal is ontworpen voor luchtsteun en al lange tijd in gebruik is. In de Verenigde Staten is de discussie over de vervanging van de A-10 al geruime tijd gaande. Bij de presentatie van het presidential budget 2017 in februari heeft het Pentagon aangekondigd dat de A-10 langer in gebruik zal blijven, tot 2022.
De F-35 kan worden ingezet in zeer uiteenlopende dreigingsscenario’s. Het toestel kan luchtsteun geven aan grondtroepen, maar ook andere taken uitvoeren. In tegenstelling tot de A-10, die alleen voor luchtsteun effectief inzetbaar is, is de F-35 een multirole toestel. De A-10 is zeer beperkt in staat zichzelf te verdedigen tegen vijandige jachtvliegtuigen en is daarvoor afhankelijk van andere toestellen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de luchtmacht van de Verenigde Staten (VS) op zoek is naar een alternatief voor de JSF, omdat de JSF niet voldoende presteert op het bieden van luchtsteun én te duur is?
Zie antwoord vraag 1.
Trekt u enige les uit deze begrijpelijke heroverweging van de luchtmacht van de VS voor de aanschaf van JSF’s door Nederland? Zo nee, waarom niet?
De discussie in de Verenigde Staten over de operationele mogelijkheden van de F-35 in vergelijking met de A-10 raakt Nederland niet. Als de ontwikkeling van de F-35 gereed is, nu voorzien voor eind 2017, zal het toestel beschikken over de vereiste operationele capaciteiten.
Indien de luchtmacht van de VS besluit om andere toestellen aan te schaffen dan de JSF, heeft dit dan consequenties voor de levering en stuksprijs van de JSF’s die door Nederland worden aangeschaft?
De Verenigde Staten hebben geen besluit genomen om andere toestellen aan te schaffen. De prijs van de F-35 wordt mede bepaald door het aantal toestellen dat wordt gebouwd. Bij de contractonderhandelingen wordt namelijk de omvang van de productieserie in de contractperiode als uitgangspunt genomen. De prijs wordt per productiecontract, na onderhandeling tussen het JPO en de leveranciers, bepaald. Wat het exacte prijseffect van lagere dan wel hogere bestelaantallen in een bepaald kalenderjaar is, is op voorhand moeilijk te bepalen. Parallel spelen ook andere factoren een rol, zoals initiatieven om de kosten te verlagen. Het Block Buy initiatief, waarover ik u bij eerdere gelegenheden heb geïnformeerd, is daarbij ook van belang. Hoe dan ook hebben de contractonderhandelingen tot nu toe altijd tot lagere stuksprijzen geleid dan vooraf voorzien.
Nederlandse subsidies aan de Israëlische NGO Breaking the Silence |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tv-uitzending met aantijgingen van de rechts-nationalistische organisatie «Ad Kan» tegen Breaking the Silence, een non-gouvernementele organisatie die Nederland via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat steunt?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van deze aantijgingen. Zoals uiteengezet in antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, Voordewind en De Roon (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2371) maakt het kabinet zich zorgen over de bewegingsruimte van NGO’s in Israël. Het kabinet constateert dat mensenrechtenorganisaties in Israël die kritiek hebben op de regering en op militaire acties toenemend negatief worden geportretteerd in de media en het publieke discours. De beschuldigingen aan het adres van Breaking the Silence, ongeacht het oogmerk dat eraan ten grondslag ligt, passen in deze zorgelijke trend. Het werk van mensenrechtenorganisaties is van groot belang voor een vrije en diverse samenleving. Nederland blijft deze boodschap bij Israël benadrukken.
Deelt u de zorgen over de publiciteitscampagne in Israël tegen Breaking the Silence?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u dat diverse leden van de Israëlische regering deze campagne versterken, onder wie Minister van Defensie Ya’alon, die Breaking the Silence van «verraad» heeft beschuldigd?2
Het kabinet acht het in algemene zin onwenselijk dat wordt vooruitgelopen op de uitkomsten van strafrechtelijk onderzoek. Zoals uiteengezet in antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, Voordewind en De Roon (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 2371) heeft het onderzoek door de Israëlische autoriteiten tot dusver niet geleid tot een aanklacht tegen Breaking the Silence.
Deelt u de analyse dat het doel van de hetze tegen Breaking the Silence is om de organisatie te verbieden en het maatschappelijk verzet tegen de Israëlische bezetting te criminaliseren?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat Breaking the Silence, dat getuigenissen van Israëlische militairen publiceert, zich kenmerkt door een hoge standaard van professionaliteit en zorgvuldigheid?
Er is voor het kabinet geen aanleiding te twijfelen aan de professionaliteit en zorgvuldigheid van de organisatie. Breaking the Silence heeft bevestigd dat het personen die een getuigenis willen afleggen opdraagt geen geclassificeerde informatie te delen. Tevens heeft de organisatie verklaard dat alle getuigenissen vóór publicatie aan de militaire censor worden voorgelegd om er zeker van te zijn dat geen geclassificeerde informatie naar buiten wordt gebracht. De Israëlische military censorheeft dit recent publiekelijk beaamd. De military censor verklaarde tevens dat de door Breaking the Silence gepubliceerde informatie geen gevaar vormt voor de staatsveiligheid.
Kunt u bevestigen dat alle getuigenissen die Breaking the Silence publiceert vóór publicatie door de Israëlische militaire censor zijn gecontroleerd en goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de zorg dat mensenrechtenverdedigers en vredesactivisten in Israël een steeds groter risico lopen het doelwit te worden van een aanslag?
Het kabinet maakt zich zorgen over de toon van het publieke debat rond mensenrechtenorganisaties in Israël die kritiek hebben op de regering en op militaire acties. Deze toon draagt bij aan een algemeen klimaat waarin organisaties en personen met een afwijkende mening kunnen worden geconfronteerd met verbale, online en soms fysieke bedreigingen. Die ontwikkeling is zorgelijk.
Herinnert u zich uw mededeling dat Nederland extra veiligheidsmaatregelen voor de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem subsidieert?3
Ja.
Bent u bereid te overwegen extra veiligheidsmaatregelen voor Breaking the Silence te subsidiëren, indien de organisatie hiervoor een verzoek zou indienen?
Indien een dergelijk subsidieverzoek zou worden ingediend, zal dat op zijn merites worden beoordeeld.