De mogelijke oprichting van een ‘mini-Schengen’ zone |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is de voornaamste aanleiding voor de plannen voor een mini-Schengen?1
Het is duidelijk dat de hoge asielinstroom EU lidstaten voor een grote uitdaging stelt en dat Schengen niet functioneert zoals het is bedoeld.
Op 4 december aanstaande zal hier tijdens de JBZ-raad over worden gesproken. In de tussentijd wordt doorlopend op informele en onverbindende wijze met verscheidene landen gesproken met een vergelijkbare migratiedruk over de uitvoering van de genomen maatregelen in reactie op de hoge toestroom van vluchtelingen naar Europa.
Daarbij wordt ook informeel van gedachten gewisseld over onderlinge samenwerking bij eventuele aanvullende maatregelen om Schengen goed te laten functioneren. Dat gaat bijvoorbeeld om versterking van de Schengen buitengrenzen (zoals bewaking, registratie), verscherpt toezicht aan de binnengrenzen en in de grensregio’s en mogelijkheden tot terugkeer en opvang. De inzet van Nederland is er daarbij steeds op gericht om gezamenlijk met 28 lidstaten in de EU en de 26 landen van de Schengenzone tot een aanpak te komen; iedereen heeft daarbij zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Hoe vergevorderd zijn deze plannen en welke overwegingen zijn hieraan vooraf gegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zou zo’n mini-Schengenzone ingevuld worden? Hoe verloopt momenteel het denk- en besluitvormingsproces in de EU en het overleg met andere lidstaten hierover?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om de Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen rondom de oprichting van een mini-Schengen zone, waaronder voortgang en overwegingen van de overige betrokken landen?
Zoals gebruikelijk zal ik u informeren over de Europese ontwikkelingen via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de JBZ-raad.
Het bericht ‘Nederland blokkeerde belastingherzieningen’ |
|
Arnold Merkies |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland blokkeerde belastingherzieningen»?1
Ja.
Klopt het dat Nederland, samen met België en Luxemburg, in de EU systematisch de discussie over belastingvoordelen voor bedrijven heeft geblokkeerd, mede onder uw voorzitterschap? Gebeurde dit inderdaad vooral in de ambtelijke stuurgroep die belastingregelingen in de EU bespreekt, of ook in andere formaties? Heeft u op enig moment geprobeerd te voorkomen dat de innovatiebox op de agenda kwam?
Nee. De zogeheten Gedragscodegroep (Code of Conduct for business taxation)2 kent een vaste voorzitter. De eerste voorzitter was de Britse Dawn Primarolo. Thans is de Oostenrijker Wolfgang Nolz voorzitter van de Gedragscodegroep. Nederland is nooit voorzitter van de Gedragscodegroep geweest. De Gedragscodegroep rapporteert aan de Ecofinraad. Nederland heeft de Ecofinraad voor het laatst in 2004 voorgezeten. Belastingzaken worden in beginsel in de Ecofinraad en niet in de Eurogroep besproken.
Op welk moment is de discussie over innovatie-/patentboxen verplaatst naar de OESO?2
Zowel bij de Gedragscodegroep als in het OESO Forum on Harmful Tax Practices (OESO FHTP) is een discussie gevoerd over criteria waaraan preferentiële regimes moeten voldoen, over de vraag hoe deze criteria nader geconcretiseerd kunnen worden bij de beoordeling van zogenoemde innovatie- of patentregimes en uiteindelijk over de vraag welke regimes niet aan die criteria voldoen. Aanvankelijk verliep deze discussie parallel. Binnen het OESO FHTP is het Brits-Duitse compromis met betrekking tot innovatieregimes (de modified nexus approach) eind 2014 de basis voor verdere discussie geworden. Hierop volgend is het Brits-Duitse compromis ook omarmd door de Gedragscodegroep.4
Kunt u bevestigen dat multinationals via patentboxen hun belastingafdracht hebben kunnen verminderen met 80%? Geldt dat voor multinationals in alle landen?
De innovatiebox grijpt niet aan bij de belastingafdracht, maar bij de belastinggrondslag. Op grond van de innovatiebox kunnen multinationals hun internationale belastinggrondslag niet met 80% verminderen. Voor de Nederlandse innovatiebox komt alleen winst in aanmerking die toerekenbaar is aan innovatieve activiteiten in Nederland. De winst die behaald wordt met andere activiteiten, zoals marketing, productie en distributie, of die niet toerekenbaar is aan activiteiten in Nederland, komt niet voor de innovatiebox in aanmerking. In de praktijk zal de belastbare winst van een multinational daarom nooit met 80% worden verminderd.
Waarom was er weerstand van de zijde van Nederland om de box aan te passen, ondanks het feit dat onder andere Duitsland en Frankrijk het model als «zeer controversieel» bestempelden en het door de Europese Commissie «potentieel schadelijk» werd genoemd?3
Binnen de Gedragscodegroep werkt Nederland actief mee aan de beoordeling van potentieel schadelijke belastingregimes van de EU-lidstaten en aan de andere activiteiten van de Gedragscodegroep. Over de werkzaamheden van de Gedragscodegroep wordt ieder half jaar aan de Ecofinraad gerapporteerd. Deze rapportages worden vrijwel in zijn geheel gepubliceerd op de website van de Raad.
Er is in de Gedragscodegroep een aantal keren gesproken over patent- en innovatieboxen binnen de EU. In 2007 is de Nederlandse octrooibox besproken. De Gedragscodegroep heeft toen op basis van een beschrijving van de octrooibox besloten dat er geen aanleiding was om de octrooibox te onderwerpen aan een nader onderzoek. Dit is ook door middel van een brief aan de Kamer medegedeeld.7
Enkele jaren later, in 2012 en 2013, is in de Gedragscodegroep gesproken over richtsnoeren voor het beoordelen van patent- en innovatieboxen. Nederland heeft toen, samen met Luxemburg en België, onder meer benadrukt dat eerder goedgekeurde patentboxen niet opnieuw beoordeeld zouden hoeven te worden. De redactie van Der Spiegel heeft dit kennelijk geïnterpreteerd als het frustreren van een onderzoek naar patentboxen door Nederland. Nederland is van mening dat in zijn algemeenheid het openbreken van afspraken over eerder goedgekeurde belastingregimes, de rechtszekerheid van belastingplichtigen niet ten goede komt. Belastingplichtigen zouden immers een gerechtvaardigd vertrouwen moeten kunnen ontlenen aan een eerder goedgekeurd belastingregime. Ditzelfde geldt voor belastingregimes waarvan de Gedragscodegroep heeft besloten dat een onderzoek niet nodig is, in casu de Nederlandse octrooibox.
Nederland is uiteindelijk in 2014 akkoord gegaan met een herbeoordeling van de Nederlandse octrooibox, die inmiddels was omgevormd tot innovatiebox, en heeft daarbij gepleit om alle patentboxen binnen de EU te beoordelen, ook de patentboxen die in het verleden al eens door de Gedragscodegroep beoordeeld waren. Alleen op deze wijze kon een gelijk speelveld binnen de EU worden gewaarborgd. De Gedragscodegroep heeft hiertoe tijdens de Ecofinraad van 20 juni 2014 besloten. Daarbij is aangegeven dat rekening moest worden gehouden met de ontwikkelingen in de OESO.
Binnen de OESO werd inmiddels gesproken over de zogenoemde modified nexus approach op basis van een voorstel van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De modified nexus approach geeft invulling aan de substance-eisen (eisen aan daadwerkelijke economische activiteit of substantiële economische aanwezigheid) waaraan patentboxen moeten voldoen. Op grond van de modified nexus approach wordt substance bepaald aan de hand van het deel van de uitgaven die een belastingplichtige doet voor zelf-uitgevoerd onderzoek en onderzoek dat wordt uitbesteed aan derden. In de discussie heeft Nederland zich hard gemaakt voor een regeling waarbij het midden- en kleinbedrijf (mkb) en andere bedrijven die geen gebruik maken van patenten, maar wel innoveren, gebruik zouden kunnen blijven maken van patentboxen. Dit was en is voor Nederland een belangrijk punt, zowel binnen de OESO als binnen de EU. Binnen de EU is hierover een discussie gevoerd in aanloop naar en op de Ecofinraad van december 2014. De Kamer is hier toen ook over ingelicht.8 Nederland heeft over de Nederlandse inzet een verklaring laten opnemen in de notulen van de Ecofinraad van 9 december 2014.9
Er is vervolgens binnen de OESO overeenstemming bereikt over de modified nexus approach en welke bedrijven er van patent- en innovatieboxen gebruik kunnen maken. De OESO-uitkomsten doen recht aan de Nederlandse wens de regeling toegankelijk te houden voor het mkb en andere zeer innovatieve sectoren, zoals ICT/software en plantveredelaars. Voor het mkb is een regeling gekomen, waardoor het mkb gebruik kan blijven maken van de innovatiebox, ook als er geen patent wordt gebruikt. De inzet van Nederland was dus niet bedoeld om de aanpak van belastingontwijking tegen te werken, maar om consensus te bereiken over redelijke voorwaarden voor innovatieboxen. Het kabinet hecht grote waarde aan innovatie en zet zich dan ook actief in om innovatie toegankelijk te houden voor zowel het mkb als het grootbedrijf.
De landen moeten de modified nexus approach nu in de nationale wetgeving implementeren en zij moeten daar in 2015 een begin mee maken. Het kabinet gaat graag met de Kamer in gesprek over de uitwerking hiervan. Vervolgens zal de Gedragscodegroep, overeenkomstig de afspraak die de lidstaten daarover hebben gemaakt, de patent- en innovatieboxen binnen de EU toetsen aan de Gedragscode en bekijken of deze in lijn zijn met de modified nexus approach.
Klopt het dat u een politiek voorbehoud heeft geplaatst bij een compromisvoorstel van Duitsland en het VK, dat steun had van de Oeso? Wat hield dit voorstel in? Wat waren voor u de redenen om dit voorstel te blokkeren? Zijn er ook andere landen die een politiek voorbehoud hebben geplaatst bij het voorstel?4
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u het bericht bevestigen dat Luxemburg en Nederland in 2010 de uitwisseling van tax rulings van grote bedrijven verhinderd hebben? Zo ja, wat was daarvan de reden?5
Nederland heeft in 2010 niet de uitwisseling van tax rulings verhinderd, maar slechts een studievoorbehoud gemaakt bij de totstandkoming van richtsnoeren in de Gedragscodegroep. Echter, dit studievoorbehoud kon enkele maanden later worden ingetrokken, waarna de richtsnoeren inzake de uitwisseling van rulings door de Gedragscodegroep unaniem zijn aangenomen.
In 2010 heeft de Gedragscodegroep zich beziggehouden met het opstellen van richtsnoeren voor de uitwisseling van informatie over rulings. De Richtlijn betreffende wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) voorzagen destijds al in spontane informatie-uitwisseling. Nederland heeft aanvankelijk een voorbehoud op de richtsnoeren gemaakt om de verhouding tussen de richtsnoeren van de Gedragscodegroep en de richtlijn en de eigen nationale bepalingen van de WIB te kunnen bestuderen, omdat Nederland zorgen had over de verenigbaarheid van deze. Het Nederlandse voorbehoud is vastgelegd in het verslag van de Gedragscodegroep aan de Ecofinraad van juli 2010.11 Na bestudering en nadat een verwijzing naar de richtlijn in de richtsnoeren is opgenomen, is Nederland tot de conclusie gekomen dat de richtsnoeren en de richtlijn en de eigen nationale bepalingen met elkaar te verenigen waren. Daarop kon Nederland zijn voorbehoud intrekken. Vervolgens zijn de richtsnoeren vastgesteld. Deze zijn neergelegd in de halfjaarlijkse rapportage van de Gedragscodegroep aan de Ecofinraad van december 2010.12
De demagogische uitlatingen van eurocommissaris Timmermans |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Timmermans: enige alternatief voor EU is oorlog»?1
Ja.
Hoe duidt u de demagogische oorlogswoorden van de heer Timmermans?
Ik heb de speech van de heer Timmermans gelezen2 en deel uw kwalificatie van «demagogische oorlogswoorden» niet.3
Bent u bereid publiek afstand te nemen van deze vorm van EU-populisme en angstzaaierij? Zo neen, waarom niet?
Nee, deze speech geeft daartoe geen aanleiding.
In hoeverre bent u bereid de heer Timmermans te wijzen op het vreedzame alternatief van een terugkeer naar de Europese Economische Gemeenschap (EEG), waarbij de huidige EU ontmanteld wordt en bevoegdheden op onder meer het terrein van immigratie weer volledig over worden gedragen aan de lidstaten?
De heer Timmermans is op de hoogte van de geschiedenis van de EEG. Een terugkeer naar de EEG, zoals u voorstelt, komt niet overeen met het kabinetsbeleid. Graag verwijs ik voor de Nederlandse EU-inzet naar de Staat van de Unie (Kamerstuk 34 166 / 34 139, nr. 22).
Het bericht ‘Europees Hof: reistijd van en naar een klus is werktijd’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Europees Hof: reistijd van en naar een klus is werktijd»?1
Ja.
Wat betekent deze uitspraak voor het functioneren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), voor de afspraken die zijn gemaakt tijdens de fusie over woon-werkverkeer, en voor uw inzet zoals besproken in het Algemeen overleg over de NVWA van 6 februari 2014 over werktijd versus reistijd?
Voor de betekenis van de uitspraak verwijs ik u naar de antwoorden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 oktober jl. op de vragen van de leden Van ’t Wout en Mulder. De onderhavige uitspraak als zodanig heeft geen betekenis voor de NVWA. Het ligt voor de hand dat bij het overleg met de vakbonden over het herzien van de arbeidsvoorwaarden zoals beschreven in het hoofdstuk «Wegnemen inefficiënties in de bedrijfsvoering» van het Plan van Aanpak van de NVWA (Vergaderjaar 2013–2014, Kamerstuk 33 835, nr. 1, dd. 19 december 2013) de uitleg van deze uitspraak wordt betrokken.
Ik verwijs u tevens naar mijn brief van 30 november jl. over de financiële kaders NVWA. Zoals aangegeven informeer ik uw Kamer via de voortgangsrapportage van het Plan van Aanpak NVWA. De eerstvolgende voortgangsrapportage ontvangt uw Kamer in het voorjaar.
Hoe valt deze uitspraak te zien in het licht van uw toezegging tijdens het Algemeen overleg van 6 februari 2014? Wat zijn de gevolgen voor de uitvoering van deze toezegging?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn voor de tarieven van de NVWA zolang reistijd als werktijd wordt gezien?
Het kabinetsbeleid voor de retributies is aangegeven in de brief over het retributiestelsel NVWA (Vergaderjaar 2013–2014, Kamerstuk 33 835, nr. 1, d.d. 19 december 2013). De tarieven worden conform bedrijfseconomische principes berekend en zijn kostendekkend.
De door sociale partners gemaakte en te maken afspraken over reistijd-werktijd zijn hierop niet van invloed, omdat de kosten van inefficiënties die ontstaan zijn vanuit de fusie in 2012 (zoals de afspraak reistijd is werktijd voor ambulante medewerkers), geen onderdeel uitmaken van de retributies van de NVWA.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn van deze uitspraak voor het aantal controles dat wordt uitgevoerd door de NVWA?
De uitspraak heeft geen gevolgen voor het aantal controles. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel meer controles er kunnen plaatsvinden indien reistijd niet langer als werktijd wordt gezien?
Zie antwoord vraag 5.
Houdt de NVWA bij de planning van haar controleurs rekening met een zo kort mogelijke reistijd ten opzichte van het woonadres? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Ja. De NVWA streeft er blijvend naar om de medewerkers zo efficiënt en flexibel mogelijk in te zetten onder de voorwaarde van kwalitatief goed toezicht. Kortere reistijden zijn zowel voor de dienst als voor de medewerker uiteraard van groot belang. Door een in 2015 uitgevoerde teamverkleining en regionalisering van teams zijn de reistijden per saldo teruggedrongen. Daarnaast is een efficiënte planning een continu proces. Dit heeft in het kader van het Plan van Aanpak NVWA extra aandacht.
Welke stappen zijn er in het afgelopen jaar gezet om de efficiëntie met betrekking tot de reistijd voor woon-werkverkeer te vergroten?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel mensen die in dienst zijn van de NVWA hebben een contract waarbij reistijd als werktijd wordt gezien?
Voor circa 1.250 ambulante medewerkers is, gelet op de aard van het werk en de afspraken tijdens de fusie, de woonplaats als standplaats aangewezen, waarmee de reistijd als werktijd wordt beschouwd.
Welke stappen bent u bereid te zetten na deze uitspraak om de efficiëntie te vergroten en daarmee de kosten voor het bedrijfsleven te verlagen? Wilt u de Kamer over de voortgang informeren?
Zie het antwoord op vraag 2, 4 en 7. Zoals aangegeven informeer ik uw Kamer over relevante ontwikkelingen op dit terrein middels de voortgangsrapportages Plan van Aanpak NVWA.
Bent u bereid en in de gelegenheid om deze vragen vóór het Algemeen overleg over de NVWA op 1 december 2015 te beantwoorden?
Ja. Het Algemeen Overleg is verplaatst naar 10 december a.s.
Een niet-aanvalspact tussen Europa en China op het gebied van cyber |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russen op de loer in de Noordzee»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse speciaal ambassadeur voor cyberkwesties onderhandelt over een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Nee. De Speciaal Gezant voor internationaal cyberbeleid, Dr. Uri Rosenthal, is aangesteld om de resultaten van de Global Conference on Cyberspace uit te dragen en de Nederlandse visie van een vrij, open en veilig internet te bevorderen.
In die hoedanigheid heeft de Speciaal Gezant op 26 en 27 oktober jl. deelgenomen aan een informele dialoog tussen vertegenwoordigers van Europese landen, denktanks en universiteiten en hun Chinese tegenhangers om tot een beter inzicht in de wederzijdse posities te komen. In dat licht is o.a. gesproken over internet governance, cyberspace en internationale veiligheid en de digitale economie.
Tijdens deze dialoog zijn ook de wederzijdse visies toegelicht op het recente rapport van een VN werkgroep over cyberspace en internationale veiligheid, waarin onder meer de gedragsnorm wordt neergelegd dat een Staat geen ICT-activiteit zou moeten uitvoeren of ondersteunen die leidt tot opzettelijke beschadiging van vitale infrastructuur. Dit is waar het citaat van de Speciaal Gezant in het bericht in de Telegraaf aan refereerde.
Het kabinet is, zoals onder andere aangegeven in de Kamerbrief over het Cyber Security Beeld Nederland van 14 oktober jl. (26 643, nr. 369), bezorgd over het feit dat geopolitieke spanningen zich steeds vaker manifesteren in (dreigende) inbreuken op digitale veiligheid. In dat opzicht ziet het kabinet het streven naar normen voor verantwoordelijk gedrag als een vorm van conflictpreventie en steunt de bereikte internationale consensus op dit gebied. Het kabinet draagt ook actief bij aan de totstandkoming en implementatie van zulke gedragsnormen, maar tijdens de informele dialoog op 26 en 27 oktober jl. is niet onderhandeld over soortgelijke afspraken tussen China en Europa.
Met welke redenen wordt onderhandeld over een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Op welke termijn zou er sprake (moeten) zijn van een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Kunt u de aard en inhoud van het digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China toelichten?
Wat voor soort aanvallen zouden vallen onder het digitaal niet-aanvalsverdrag?
Waarom is er een speciaal gezant namens de regering die onderhandelt over een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Namens wie precies onderhandelt de Speciaal Vertegenwoordiger Cyber over een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China, en op basis van welk mandaat?
Hebben andere landen ook speciaal vertegenwoordiger cyber, dan wel onderhandelaars, voor een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Welke landen in Europa zouden deelnemen aan het digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
Bent u bereid de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang inzake de onderhandelingen over een digitaal niet-aanvalsverdrag tussen Europa en China?
De opening van een nevenvestiging van de RUG in China |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het artikel «Chinese uitbreiding Groningse universiteit is in landsbelang»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel over het inrichten van een universiteitscampus van de RUG in het Chinese Yantai. Het artikel gaat in op een aantal belangrijke vraagstukken rondom dit initiatief waarover ik met de RUG in overleg ben.
Vindt u het verstandig dat de voorzitter van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) een nevenvestiging opent in de Chinese stad Yantai?
In mijn visiebrief over de internationale dimensie van het ho en mbo (Tweede Kamer 2013/2014, 22 452 nr. 41), heb ik aangegeven mogelijkheden te willen scheppen voor het volledig in het buitenland aanbieden van Nederlandse opleidingen (transnationaal onderwijs). Dit op basis van de bestaande wettelijke ruimte in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Over de mogelijkheden van transnationaal onderwijs wordt ook internationaal veel gesproken, bijvoorbeeld in de OJCS-raad van 20 en 21 mei 2014. Ik heb in dit overleg de Nederlandse ambities toegelicht en benadrukt dat er geen enkele twijfel mag zijn over de kwaliteit van het onderwijs dat in het buitenland wordt aangeboden.
Het initiatief van de RUG sluit aan op de ruimte die ik wil bieden voor transnationaal onderwijs. Wel is het noodzakelijk dat de RUG hiervoor een breed draagvlak heeft binnen de instelling en dat de RUG voldoet aan alle geldende regelgeving. Ik heb in mijn visiebrief aangegeven per AMvB nadere voorwaarden te stellen waarbinnen initiatieven voor transnationaal onderwijs moeten passen. De plannen van de RUG lopen op deze AMvB vooruit, maar zullen binnen deze randvoorwaarden moeten passen.
Hoeveel kosten zijn reeds gemaakt en hoeveel arbeidsuren zijn reeds besteed aan dit project? Wat zijn bijvoorbeeld de kosten van het zeven keer op en neer reizen naar China door de bestuursvoorzitter?
De RUG heeft mij aangegeven budget te hebben gereserveerd voor de opstartkosten, in 2015 gaat het om een bedrag van € 500.000. Dit zijn private middelen, zie ook het antwoord op vraag 5. Tot 13 november 2015 zijn 2.717 uren aan dit project toegeschreven. Daarnaast is in totaal € 77.000 euro gebruikt voor onder meer advieskosten, reiskosten en vertaalwerkzaamheden. De reiskosten betreffen alle reizen van medewerkers die bij de voorbereiding betrokken zijn.
Klopt het dat er nog 25 miljoen euro voor de campus moet worden opgehaald bij het bedrijfsleven? Is deze financieringsconstructie geoorloofd? Zo ja, vindt u dat wenselijk?
De RUG heeft aangegeven in gesprek te zijn met een breed scala aan bedrijven om 25 miljoen euro op te halen. Deze middelen zijn bedoeld voor het opbouwen van een onderzoeksinfrastructuur, flankerend aan het onderwijs dat in Yantai wordt ontwikkeld. Ook indien deze 25 miljoen niet volledig wordt gevonden kan het onderwijs financieel gezien doorgang vinden en wordt de onderzoekscapaciteit in een lager tempo gerealiseerd.
De inzet van publieke middelen (bekostiging) voor transnationaal onderwijs is niet toegestaan. Inzet van private middelen is niet aan deze beperkingen gebonden. Ik heb geen bezwaar tegen de inzet van private middelen voor onderwijs en onderzoek, ook als deze in het buitenland plaatsvinden.
Kunt u een helder overzicht geven van alle financiële risico’s van deze deal, opdat wordt voorkomen dat de belastingbetaler straks mag opdraaien voor een fiasco?
De RUG brengt momenteel, mede op verzoek van de medezeggenschapsraad, alle financiële risico’s in kaart. Uitgangspunt is dat er op geen enkele wijze Nederlandse publieke middelen worden ingezet voor transnationaal onderwijs. Dit sluit bijvoorbeeld ook voorfinanciering vanuit publieke middelen uit. Ook eventuele financiële risico’s dienen te worden afgedekt door private middelen of publieke middelen uit het buitenland. Daarom zal de opbouw van de UGY plaatsvinden vanuit een nog op te richten Chinese rechtspersoon. Aanstellingen en andere kosten worden zoveel mogelijk direct bij UGY geplaatst, zodat het financiële risico op betalingsverkeer niet bij de RUG ligt. Kosten voor gedetacheerde RUG-medewerkers en RUG-gastdocenten evenals RUG-kosten die te maken hebben met werving van staf, kwaliteitsborging en accreditatie ten behoeve van UGY, zullen door UGY volledig worden vergoed. Hiermee beperkt het financiële risico van de RUG zich tot de kosten die zij maakt in de voorbereiding van UGY, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 zijn dit private middelen. Over de financiële kant van een branchecampus in Yantai, alsmede over eventuele financiële risico’s, vindt overleg plaats tussen de RUG en mijn ministerie.
Wat is er precies getekend vorige week in aanwezigheid van Koning Willem-Alexander, de Chinese president en de heer Poppema? Bent u bereid dit contract openbaar te maken?
Het getekende document is een «Agreement on Establishing Yantai Groningen University», waarbij drie partijen, de China Agricultural University, het Yantai Municipal People’s Government en de RUG een nadere invulling gaven aan de in maart 2015 getekende Memorandum of Understanding. Daarbij zijn tussen deze drie partijen de wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen afgesproken teneinde de UGY op te richten. Zie ook http://www.rug.nl/news-and-events/news/archief2015/nieuwsberichten/1104agreementonestablishingyantaigroningenuniversity.pdf
De MoU is vooraf met mijn ministerie gewisseld. Wel is het slechts een tussenstap, voorafgaand aan een definitief «go-besluit» zijn afspraken op veel andere punten nodig. OCW heeft, in tegenstelling tot wat in het artikel staat, geen businesscase goedgekeurd. Een businesscase is nog in ontwikkeling, tussendocumenten zijn wel gedeeld.
Klopt het dat het collegegeld voor deze campus 12.000 euro bedraagt? Hoe voorkomt u dat de opleidingen uitsluitend toegankelijk zijn voor rijke inwoners?
Transnationaal onderwijs moet, zoals ik in mijn visiebrief heb aangegeven, privaat bekostigd worden om weglek van publieke middelen te voorkomen. De RUG is dus genoodzaakt om (kostendekkend) instellingscollegegeld te vragen aan studenten. Naar schatting komt het collegegeld voor de opleidingen in Yantai inderdaad uit rond de 12.000 euro per jaar De hoogte van het collegegeld is vergelijkbaar met dat van de Chinese vestigingen vanuit de universiteiten van Nottingham en Liverpool en ook met de instellingscollegegelden die de Nederlandse universiteiten gemiddeld vragen aan niet-EER studenten. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en de diversiteit van de studentenpopulatie, zijn uiteraard belangrijk. De RUG heeft aangegeven faciliteiten te ontwikkelen om het onderwijs ook voor minder draagkrachtige studenten toegankelijk te houden, bijvoorbeeld met een beurzenprogramma dat nog nader uitgewerkt zal worden.
Vindt u de daling van het aantal studenten in Nederland een goed argument om een campus in China te beginnen? Deelt u de mening dat deze redenering een gevolg is van perverse prikkels in de bekostiging?
Ik deel deze mening niet. De meerwaarde van transnationaal onderwijs zie ik vooral in het versterken van internationale netwerken, het positioneren van het Nederlands hoger onderwijs in het buitenland en het vergemakkelijken van uitwisseling van studenten en docenten. Een eventuele daling van het aantal Nederlandse studenten kan op zichzelf geen reden zijn om te starten met transnationaal onderwijs. China is een belangrijke speler op de internationale onderwijsmarkt en ik zie de meerwaarde van het opbouwen van structurele samenwerkingsverbanden met andere landen, zoals China. De vormgeving van de bekostiging in Nederland staat hier in mijn ogen los van, te meer aangezien Chinese studenten van buiten de EER komen en dus nooit in aanmerking komen voor de bekostiging.
Kan een verhoging van de vaste voet in de bekostiging van universiteiten de genoemde concurrentiestrijd om studenten voorkomen?
Instellingen zullen, ongeacht de vormgeving van de bekostiging, altijd proberen de beste studenten binnen te halen en daarnaast ook altijd belang hebben bij het aantrekken van voldoende studenten. Een verhoging van de vaste voet ten koste van bekostiging op basis van studentenaantallen zal theoretisch gezien leiden tot een kleinere prikkel tot het aantrekken van studenten. Het is echter te eenzijdig om variabele bekostiging louter in negatieve termen als concurrentiestrijd te duiden. Een bekostigingssystematiek waarin een gedeelte is gekoppeld aan het aantal studenten geeft ook een prikkel om de voorkeuren van die studenten beter te accommoderen in het onderwijs.
Kunt u dit megalomane plan van het College van Bestuur nog tegenhouden? Bent u voornemens dat te doen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zie ik geen reden om de Yantai-ambities van de RUG een halt toe te roepen. De RUG is momenteel in de uitwerkingsfase en er zijn nog teveel onduidelijkheden om een integrale afweging te kunnen maken over het doorgaan. Ik heb met het College van Bestuur afgesproken dat er overleg plaatsvindt met mijn ministerie voordat er een definitief besluit wordt genomen over de start van deze branche-campus. Indien ik twijfel aan de wenselijkheid van dit initiatief, of wanneer het ernaar uit ziet dat de plannen kwalitatief of financieel onvoldoende geborgd zijn, zal ik ingrijpen.
Is deze campus in lijn met de wet, die stelt dat Nederlandse hoger onderwijsinstellingen alleen een diploma mogen uitreiken aan studenten die een bepaalde tijd in Nederland hebben gestudeerd? Vindt u het wenselijk dat de RUG diploma's uitreikt aan studenten die nooit in Nederland zijn geweest?
Het volledig in het buitenland aanbieden van Nederlandse opleidingen is nu niet toegestaan, maar heeft al een wettelijke basis in de WHW. De mogelijkheid van transnationaal onderwijs wordt pas gecreëerd bij de inwerkingtreding van de AMvB waarin nadere voorwaarden voor transnationaal onderwijs zijn vastgesteld. De plannen van de RUG in Yantai lopen op deze wijziging vooruit en zullen uiteindelijk binnen de nadere voorwaarden van deze AMvB moeten passen. Hierover ben ik in overleg met de RUG. Zoals ik in mijn visiebrief heb aangegeven, wil ik het mogelijk maken om opleidingen volledig in het buitenland aan te bieden en daarmee Nederlandse diploma’s uit te reiken aan studenten die niet in Nederland zijn geweest. Overigens wordt aan de huidige regelgeving voldaan indien universiteiten en hogescholen minimaal een kwart van de opleiding in Nederland aanbieden. Het opzetten van een campus in het buitenland en het deels aanbieden van een Nederlandse opleiding in het buitenland is dus nu al mogelijk.
Klopt het dat de Universiteitsraad in juni groen licht heeft gegeven voor de campus, terwijl leden ervan stellen dat nooit toestemming is gegeven om «een akkoord» te sluiten? Heeft de medezeggenschap wettelijk instemmingsrecht over het akkoord rond de campus?2
Volgens de RUG is tijdens de universiteitsraadvergadering van 25 juni 2015 uitgebreid gesproken over het voornemen een branchecampus in Yantai te starten. In die vergadering is door de universiteitsraad, vooruitlopend op het nieuw vast te stellen instellingsplan 2015 – 2020 van de RUG, ingestemd met de strategische keuze voor het principe van een branchecampus in algemene zin en meer specifiek met de keuze voor een branchecampus in Yantai. Op het Instellingsplan komt de universiteitsraad instemmingsrecht toe. Vooruitlopend op het instellingsplan heeft het College van Bestuur van de RUG de universiteitsraad ook instemmingsrecht gegeven op de strategische keuze voor een branchecampus, die vervolgens in meerderheid heeft ingestemd.
Deelt u de mening dat het – vanuit democratisch perspectief – nogal zorgelijk is dat (oud) leden van de Universiteitsraad zich «vernacheld» voelen en aangeven dat er «niet is geprobeerd een koers te kiezen die meer draagvlak creëert»?
Ik vind het zorgelijk dat deze indruk bestaat en heb bij de RUG het belang van breed draagvlak vanuit de medezeggenschap benadrukt. De RUG heeft mij aangegeven dat haar medezeggenschapsraden zowel op centraal als decentraal niveau continu worden betrokken bij het besluitvormingsproces over Yantai. Alle informatie die beschikbaar is wordt gedeeld met de betrokken faculteitsraden en de universiteitsraad. Daarnaast spreekt het college van bestuur meerdere keren per maand met de universiteitsraad over de plannen.
Deelt u de mening dat alle relevante documenten (waaronder business case, tijdsplanning en een duidelijk go/no go moment) tijdig overlegd moeten worden aan de Universiteitsraad, om de medezeggenschap bij deze verstrekkende beslissing volwaardig tot zijn recht te laten komen?
Ja, deze opvatting deel ik. Goede informatievoorziening is een randvoorwaarde voor effectieve medezeggenschap.
Klopt het dat uw ministerie twee keer om een business case heeft gevraagd aan het College van Bestuur? Bestaat er een business plan voor het openen van deze campus? Heeft het ministerie het business plan goedgekeurd?
De RUG werkt momenteel aan een businesscase en is hierover in overleg met medewerkers van mijn ministerie. Ik heb met de RUG afgesproken dat zij alle benodigde informatie over het initiatief met mij delen om een afweging te kunnen maken van de risico’s. Er is nog geen definitieve businesscase en, in tegenstelling tot wat in het artikel is opgenomen, heb ik dus ook geen businesscase goedgekeurd.
Wanneer komt er een go/no-go moment voor deze campus?
De RUG laat een go/no-go besluit mede afhangen van de waarborgen op de volgende aspecten:
Wanneer dit besluit genomen kan worden, is afhankelijk van de afspraken die de RUG met haar Chinese partners maakt.
Deelt u deze mening van de Universiteitsraad: «The current discussion is often focused on the minute details of this huge plan which are proving impossible to predict making the whole process very frustrating and negative for everyone involved»?3
Het uitwerken van de plannen voor een branchecampus is uiterst complex vanuit juridisch, financieel en bestuurlijk oogpunt. Dit is helaas onontkoombaar. Ik vind het van belang dat de RUG voor dit initiatief draagvlak heeft van de medezeggenschap, zowel op de hoofdlijnen als waar nodig op de details. Dat vraagt een zorgvuldig proces. Ik heb de RUG gevraagd om hier extra op te letten en de RUG heeft dit toegezegd.
Hoe oordeelt u over de conclusie van een adviescommissie van de faculteit Economie en Bedrijfskunde, die de opening van de campus in Yantai een «sprong in het diepe» noemt, onder andere omdat een «deugdelijk businessplan ontbreekt»?
Ik laat het graag aan de RUG om in gesprek te gaan met deze adviescommissie over haar conclusies. Wel heb ik de RUG gevraagd om dergelijke signalen zeer serieus te nemen en actief met elkaar in gesprek te blijven in dit proces. De RUG heeft mij aangegeven dat er meerdere informatiebijeenkomsten georganiseerd blijven worden voor betrokken faculteiten, de universiteit en haar medewerkers en studenten.
Vindt u het aanvaardbaar dat deze campus wordt geopend in een land waar de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting stelselmatig met voeten worden getreden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onderwijs kan bij uitstek bijdragen aan ontwikkeling en emancipatie van nieuwe generaties. Het verbinden van nationaliteiten binnen een international classroom kan daar sterk aan bijdragen, zoals nu al bij de 7.000 Chinese studenten die in Nederland studeren. Maar ook door in China onderwijs aan te bieden dat de Nederlandse kernwaarden rondom academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting belichaamt, kan vooruitgang worden geboekt op dit terrein. Evenals de RUG ben ik van mening dat aan de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, evenals dergelijke kernwaarden, geen enkele concessie mag worden gedaan. Hierover moeten heldere afspraken worden gemaakt tussen de RUG en Chinese partners.
Hoe oordeelt u over het plan van de University Campus Fryslân, waarbij de RUG een overeenkomst heeft getekend met Provincie Fryslân en gemeente Leeuwarden om in Leeuwarden meerdere opleidingen aan te bieden? Klopt het dat miljoenenverliezen worden geleden als de verwachte studentaantallen uitblijven? Heeft de medezeggenschap instemmingsrecht op dit plan?
Met de provincie Friesland en de gemeente Leeuwarden zijn afspraken gemaakt over de dekking van de ontwikkel- en aanloopkosten. Voor alle opleidingen in Nederland geldt dat als de studentaantallen lager zijn dan verwacht dat er dan tijdig passende maatregelen moeten worden genomen. Er is nog geen overeenkomst getekend. Er zijn schriftelijke afspraken gemaakt, vastgelegd in een overeenkomst, die echter nog moeten worden voorgelegd aan de volksvertegenwoordigingsorganen van de provincie en de gemeente. Het ontwikkelplan van RUG / Campus Fryslân is ter advisering aan de universiteitsraad voorgelegd. Pas nadat dit traject is doorlopen, kan de overeenkomst worden getekend.
Deelt u de mening dat «de universiteit zich uiteindelijk ook moet gedragen als een bedrijf» onder andere omdat de concurrentie om studenten «moordend» gaat worden? Is een bestuurder met een dergelijke visie wat u betreft een voorbeeld van goed bestuur? Zo nee, wat doet u om dit te veranderen?
Onderwijs is een publieke taak en bestuurders dienen hier recht aan te doen. Ik vind dus niet dat universiteiten zich moeten gedragen als bedrijf. Tegelijkertijd zijn er uiteraard wel veel parallellen tussen onderwijsinstellingen en bedrijven. Het voeren van een professionele bedrijfsvoering, de universiteit als werkgever, inzet op ondernemerschap, verbinding van het onderwijs met het bedrijfsleven zijn van belang voor het goed functioneren van een universiteit. Ook voltrekken de ontwikkelingen in het hoger onderwijs zich op een mondiaal toneel en dienen Nederlandse onderwijsinstellingen hier optimaal op in te spelen. Bestuurders dienen hier een goede balans in te vinden en de medezeggenschap en Raad van Toezicht dienen hierop toe te zien.
Het opgelaaide geweld in Israël en de Palestijnse gebieden |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Israeli forces in Occupied Palestinian Territories must end pattern of unlawful killings»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding van Amnesty International dat «Palestinians were deliberately shot dead by Israeli forces when they posed no imminent threat to life, in what appear to have been extrajudicial executions»? Is hier inderdaad mogelijk sprake van buitengerechtelijke executies?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel waarin Amnesty aangeeft nog verdere onderzoeken te doen. De voorlopige constatering van Amnesty is zorgelijk en moet serieus genomen worden. Het kabinet veroordeelt de aanvallen op onschuldige burgers en is van mening, net als de EU en VN, dat de Israëlische reactie op de aanslagen proportioneel moet zijn, ook om verdere escalatie te voorkomen. De Israëlische autoriteiten onderzoeken verschillende incidenten.
Is de toepassing van geweld door de Israëlische veiligheidsdiensten naar uw oordeel proportioneel?
Zie antwoord vraag 2.
Indien dat niet het geval is, bent u bereid hierover bij de Israëlische autoriteiten te protesteren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat tweehonderd aanvallen door Israël zijn uitgevoerd op medisch personeel in de Palestijnse gebieden?2 Indien neen, welke informatie heeft u hierover?
Er zijn verschillende cijfers in omloop van gevallen waarbij medisch personeel slachtoffer werd van optreden door het Israëlische leger of politie, maar ook door Israëlische kolonisten. Deze zijn bovendien niet eenduidig wat betreft gericht handelen tegen medisch personeel. Berichten over vermeende gerichte handelingen tegen medisch personeel baren het kabinet zorgen.
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is het uitgangspunt dat het vaste personeel van civiele ziekenhuizen moet worden ontzien en beschermd. Hieruit volgt dat bij het nemen van legitieme veiligheidsmaatregelen door de bezettende mogendheid medisch personeel niet onnodig mag worden verhinderd zijn taak te vervullen. De situatie geeft aanleiding om deze kritisch te blijven volgen en de zorgen op dit punt in de reguliere contacten met Israël op te brengen.
Kunt u bevestigen dat het aanvallen van medisch personeel volgens internationale verdragen verboden is en daarom veroordeeld dient te worden? Bent u bereid de Israëlische autoriteiten hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 5.
De invoering van grenscontroles tijdens de Klimaattop in Parijs |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat de Franse autoriteiten hebben besloten gedurende de Klimaattop te Parijs van 13 november tot 13 december a.s. grenscontroles in te stellen en zo het vrije verkeer conform de Verdragen van Schengen te belemmeren? Zo ja, klopt de veronderstelling dat dit besluit is bedoeld als barrière voor demonstranten?
Staat het besluit om het Verdrag van Schengen op te schorten in verhouding tot het beoogde effect? In hoeverre zal het besluit tot invoering van grenscontrole bijdragen aan de handhaving van de openbare orde?
Deelt u de mening dat juist bij dit soort internationale overleggen ruimte moet worden geboden voor vreedzaam protest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt gegarandeerd dat het internationaal erkende mensenrecht op demonstratie niet wordt ingeperkt?
Ja. De herinvoering van binnengrenscontroles is er niet op gericht om het demonstratierecht in te perken, maar om op te treden tegen mogelijke bedreiging van de openbare orde of de nationale veiligheid.
Bent u bereid bij uw Franse ambtsgenoten erop aan te dringen dat veiligheidsmaatregelen niet ten koste gaan van de mogelijkheden tot vreedzaam protest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u bij uw Franse collega’s bepleiten om het recht van demonstratie te verdedigen?
Nee. Ik vertrouw erop dat Frankrijk zich aan zijn internationaalrechtelijke verplichtingen zal houden en het recht op vreedzaam protest niet zal inperken.
Overigens hecht ik eraan te benadrukken dat deze vragen werden gesteld vóór de aanslagen in Parijs van 13 november jl., en de beantwoording zich derhalve richt op de algemene procedures voor tijdelijke herinvoering van grenscontroles. Over de maatregelen in EU-verband naar aanleiding van de aanslagen wordt de Kamer per separate brief geïnformeerd.
Het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met berichtgeving over het opschorten van sancties tegen Wit-Rusland? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Vindt u dat de EU en de VS voldoende samen optrekken in dit verband? Zo ja, hoe verklaart u het verschil in de gehanteerde termijnen (vier versus zes maanden)?1
Nederland heeft als lid van de Europese Unie ingestemd met de gelijktijdige verlenging en gedeeltelijke opschorting van de sancties tegen Wit-Rusland voor een periode van vier maanden. Met deze gedeeltelijke opschorting reageert de EU op de vrijlating van de politieke gevangenen van afgelopen zomer en de constructieve opstelling van Wit-Rusland in het conflict in Oekraïne, en wil de EU het land stimuleren om verder te gaan op het pad naar een democratische rechtsstaat. Door het gebruik van een gedeeltelijke opschorting blijft het sanctieregime bestaan en heeft de EU de mogelijkheid sancties opnieuw van kracht te laten worden mocht de situatie daar aanleiding toe geven. Daarnaast blijft het wapenembargo wel van kracht.
Sancties zijn over het algemeen het meest effectief als ze in breed internationaal verband worden opgelegd. De praktische invulling van de sanctiemaatregelen kan uiteenlopen als gevolg van verschillende juridische kaders en afstemmingsprocessen. Het Kabinet vindt het daarbij bovenal belangrijk dat zowel de EU als de VS een eenduidige politieke boodschap afgeeft aan de Wit-Russische autoriteiten, namelijk dat er met de vrijlating van de gevangenen in augustus jl. een stap in de juiste richting is gezet op de weg naar rechtsstatelijkheid, maar dat we de mensenrechtensituatie kritisch zullen blijven volgen.
Deelt u de zorgen dat de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, ondanks de vrijlating van zes politieke gevangenen, nog altijd zeer precair is, bijvoorbeeld kijkend naar de beperkte politieke en journalistieke vrijheden? Klopt het dat nieuwe wetgeving de vrijgelaten politieke gevangenen verhindert om zich kandidaat te stellen voor een politieke functie, terwijl hun deelname aan ongeautoriseerde bijeenkomsten zelfs kan leiden tot hernieuwde gevangenneming?
Nederland is onverminderd kritisch op de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, door de beperkingen op de vrijheid van verzameling, de vrijheid van organisatie, en de vrijheid van meningsuiting. In het bijzonder maakt Nederland zich zorgen over de substantiële beperkingen op de persvrijheid, de repressie van vrijwel het gehele maatschappelijk middenveld, en het feit dat de vrijlating van de politieke gevangenen gepaard gaat met ernstige belemmeringen op hun burgerlijke en politieke vrijheden. Als gevolg van al langer bestaande Wit-Russische wetgeving kan eenieder die deelneemt aan ongeautoriseerde bijeenkomsten strafrechtelijk vervolgd worden.
Naast juridische middelen, gebruiken de Wit-Russische autoriteiten ook administratieve maatregelen om oppositiekandidaten uit te sluiten van het politiek proces, onder meer door arbitraire administratieve sancties en door de controle over de kiescommissie. Het Kabinet onderschrijft de zorgen zoals geuit in de voorlopige conclusies van de OVSE verkiezingswaarnemingsmissie over de beperkingen op de fundamentele politieke rechten in Wit-Rusland dan ook volledig. Naar oordeel van het Kabinet waren de verkiezingen van vorige maand in het geheel niet vrij en eerlijk.
Deelt u de bevindingen van de waarnemingsmissie van het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) naar aanleiding van de presidentsverkiezingen van 11 oktober jl., waarin o.a. gewezen wordt op «significant problems, particularly during the counting and tabulation, (that) undermined the integrity of the election»? Deelt u tevens de zorg die de OVSE/ODIHR-missie uit over «legal shortcomings [that] limit the free expression of the will of the voters», «existing provisions and laws (that) limit fundamental freedoms of association, assembly and expression» en «the restrictive media environment»?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het in het licht van bovengenoemde zorgen en bevindingen verstandig en gepast om – binnen enkele weken na de verkiezingen die Lukashenko aan een vijfde termijn als president hebben geholpen – over te gaan tot het opschorten van sancties? Welk signaal wordt hiermee afgegeven, in het bijzonder in de richting van de politieke oppositie en mensenrechtenverdedigers?
Zoals gesteld bij vraag 1 zijn de sancties opgeschort in reactie op de vrijlating van de politieke gevangenen en de constructieve opstelling in het Oekraïne-conflict. Samen met onze EU-partners wil Nederland Wit-Rusland geleidelijk engageren om de mensenrechtensituatie te verbeteren. De verlichting van het sanctieregime moet in deze context worden bezien. Het Kabinet is van mening dat er meer kan worden bereikt met kritisch engagement dan door een verdere isolatie van Wit-Rusland. Nederland blijft zich hierbij onverminderd uitspreken over de zorgen over de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Daarnaast staat Nederland voortdurend in contact met mensenrechtenverdedigers en de oppositie in Wit-Rusland, om hun oordeel te horen over de ontwikkelingen van de mensenrechtensituatie ter plaatse en om te beoordelen in hoeverre de Wit-Russische regering ook daadwerkelijk de mensenrechten beter respecteert.
Deelt u de opvatting van de VS dat Wit-Rusland voortgang moet maken «to improve its record with respect to human rights and democracy»? Zo ja, wat zijn volgens u de concrete voorwaarden die de EU hanteert bij besluitvorming over eventuele blijvende verlichting van sancties en op welke wijze zal deze besluitvorming plaatsvinden?
De sancties ten aanzien van Wit-Rusland zijn formeel verlengd t/m 29 februari 2016 en voor dezelfde periode gedeeltelijk opgeschort. Besluitvorming over sanctieregimes gebeurt volgens het Lissabon-verdrag op basis van unanimiteit in de Raad. De Raad Buitenlandse Zaken zal daarom mogelijk in februari opnieuw besluiten over een eventuele verlenging of aanpassing van het sanctieregime ten aanzien van Wit-Rusland. Opschorting van de implementatie van de sancties kan per Raadsbesluit worden teruggedraaid.
Het bestendigen van de mensenrechten is een van de hoofdpijlers van het Nederlandse buitenlandbeleid. Nederland zal zich blijven inzetten voor een verbetering van de mensenrechten in Wit-Rusland. In de komende discussies over het sanctiepakket zal Nederland aandacht blijven vragen voor het belang van verdergaande verbeteringen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Het Kabinet acht het echter niet nuttig om op voorhand criteria uit te werken waaraan Wit-Rusland zou moeten voldoen voor verdere verlichting of opheffing van het sanctieregime. Dit zou de druk op de Wit-Russische autoriteiten beperken om te blijven werken aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie zodra aan deze criteria voldaan zou zijn.
Op welke wijze bent u voornemens bilateraal en in internationaal verband druk te houden op de Wit-Russische autoriteiten om de mensenrechtensituatie te verbeteren? Op welke wijze bent u voornemens om op te komen voor de positie van oppositiepartijen, maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten? Welke rol voorziet u hierbij voor de nieuwe Nederlandse diplomatieke aanwezigheid in Wit-Rusland in de vorm van een Tijdelijk Zaakgelastigde?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Warschau het Wit-Russische maatschappelijk middenveld met middelen uit het Matra programma en het Mensenrechtenfonds. Daarnaast blijft Nederland aandacht vragen voor de precaire mensenrechtensituatie in Wit-Rusland, zowel in multilateraal verband als in de bilaterale contacten met de Wit-Russische autoriteiten. Nederland draagt actief bij aan het debat binnen de Europese Unie over de politieke koers ten aanzien van Wit-Rusland, en benadrukt hierbij het belang van de versterking van mensenrechten voor de verdere ontwikkeling van de bilaterale relatie tussen de EU en Wit-Rusland. Ook via andere multilaterale fora blijft Nederland de Wit-Russische autoriteiten wijzen op de internationaalrechtelijke verplichtingen die zij hebben op het gebied van mensenrechten, waaronder via de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad, en de gesprekken in de OVSE over de zogenaamde «human dimension».
De focus van de werkzaamheden van de Tijdelijk Zaakgelastigde zal onder andere liggen op binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Wit-Rusland en het bijdragen aan de discussies over het te voeren EU-beleid. Juist door de aanwezigheid van de Tijdelijk Zaakgelastigde is Nederland nog beter in staat voortdurend in contact te staan met politieke partijen, mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s ter plaatse, ontwikkelingen ter plekke op hun waarde te beoordelen en bij te dragen aan de discussies in EU-kader ter plaatse. De ambassade in Warschau zal overigens actief betrokken blijven bij de ontwikkelingen in Wit-Rusland, onder andere via bezoeken van de Ambassadeur en de uitvoering van het Matra- en Mensenrechtenfonds-programma.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken voor 2016 (voorzien in de week van 16 november)?
Ja.
Een raketaanval op Camp Liberty in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de raketaanval die op 29 oktober is uitgevoerd op Camp Liberty in Irak waar Iraanse ballingen verblijven?1
Ja.
Is de verantwoordelijkheid voor deze raketaanval opgeëist of blijkt anderszins wie er voor die aanval verantwoordelijk is?
De aanslag is opgeëist door de pro-Iraanse militie Jaysh Al-Mukhtar.
Deelt u de opvatting van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken dat die aanval veroordeeld moet worden en dat de Iraakse autoriteiten moeten worden aangesproken op het uitblijven van bescherming van de vluchtelingen die in Camp Liberty verblijven?2 Indien ja, gaat u de Iraakse regering hierop aanspreken? Indien neen, waarom niet?
Een dergelijke aanslag, evenals andere daden van geweld tegen weerloze burgers in Irak, veroordeel ik zeer. In EU-verband is de Iraakse overheid opgeroepen om een onderzoek uit te voeren naar de aanslag en de bewoners van het kamp te beschermen conform de overeenkomst met de VN van december 2011.
Deelt u de opvatting dat de omstandigheden in Camp Liberty mensonterend zijn en dat er dringend extra humanitaire hulp moet worden geboden? Indien neen, waarom niet? Indien ja, gaat u de Iraakse autoriteiten hierop aanspreken?
De leefomstandigheden in Kamp Hurriya/Camp Liberty op het gebied van water, voedsel en elektriciteit voldoen aan de voorwaarden van de Verenigde Naties (VN). Geïnteresseerde partijen, waaronder de Nederlandse ambassade in Bagdad, worden door de VN voorzien van de rapportages, met fotomateriaal, van de inspecties die dagelijks worden uitgevoerd door de VN en de bewoners van het kamp. De Iraakse veiligheidsdiensten, het Ministerie van gezondheid en waarnemers van de VN waren direct na de aanslag ter plekke. Op 30 oktober zijn tevens genietroepen van het Iraakse leger toegelaten om te zoeken naar UXO. Er zijn meerdere niet geëxplodeerde raketten op het terrein aangetroffen en opgeruimd.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de herhuisvesting van de bewoners van Camp Liberty in derde landen?
Op dit moment zijn 929 personen gehervestigd buiten Irak, 2.145 personen bevinden zich nog in Kamp Hurriya en 9 personen hebben zich afgekeerd van de beweging en zijn ondergebracht in het Bagdad Hotel.
Is Nederland bereid om vluchtelingen uit Camp Liberty die familiebanden hebben in Nederland te huisvesten indien daarom wordt verzocht? Indien neen, waarom niet?
Het kabinet pleit voor opvang in de regio en, waar mogelijk, vrijwillige terugkeer naar Iran. Nederland neemt alleen bewoners op wanneer zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Vier Nederlandse staatsburgers zijn vanuit Kamp Ashraf in 2011 terug naar Nederland gereisd.
Het verloop van de aankomende verkiezingen in Birma/Myanmar |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht waarin de speciale VN-rapporteur voor mensenrechten in Birma/Myanmar haar twijfels uit over het democratische gehalte van de op 8 november geplande verkiezingen in het land?1
Ja.
Deelt u de zorgen van VN-mensenrechtenrapporteur Lee over de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering en over het uitsluiten van parlementariërs, honderdduizenden kiezers en minderheden van deelname aan de aanstaande verkiezingen? Deelt u haar opvatting dat het ontnemen van deze rechten de geloofwaardigheid van de historische verkiezingen in Birma/Myanmar kan ondermijnen? Bent u net als VN-mensenrechtenrapporteur Lee bezorgd over het extreme geweld dat de politie in aanloop naar de verkiezingen tegen demonstranten gebruikt?
Het kabinet ziet deze verkiezingen als een belangrijke stap in de lange termijn transitie van Birma/Myanmar naar een volwaardige democratie. Het kabinet constateert dat de organisatie van de verkiezingen in het land niet probleemloos verloopt. Er zijn kandidaten en kiezers uitgesloten van deelname aan de verkiezingen. In bepaalde delen van het land kan niet gestemd worden vanwege de veiligheidssituatie. De situatie anno 2015 is echter significant beter dan tijdens de laatste verkiezingen in 2010.
Alle partijen die voldoen aan de registratievoorwaarden kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Ook de belangrijkste oppositiepartij heeft besloten deel te nemen aan de verkiezingen en de wens om de verkiezingen te laten plaatsvinden leeft breed onder de bevolking. Om het verkiezingsproces te steunen is het belangrijk dat de internationale gemeenschap als onafhankelijke waarnemer optreedt. De EU waarnemingsmissie en andere waarnemingsmissies zullen oordelen of de verkiezingen geloofwaardig verlopen.
Het kabinet deelt de zorgen van Speciaal Rapporteur Lee over het gebruik van geweld door de politie bij het beëindigen van de studentenprotesten dit voorjaar. Nederland draagt via de EU bij aan een groot politietrainingsproject als onderdeel van de noodzakelijke hervormingen van het politieapparaat.
Bent u bereid u aan te sluiten bij de oproep van VN-mensenrechtenrapporteur Lee dat respect voor mensenrechten centraal moet staan bij de aankomende, historische verkiezingen, die een waterscheidingsmoment vormen in de democratische transitie van het land, en bent u bereid deze oproep zo snel mogelijk – nog voor de verkiezingen – over te brengen aan de autoriteiten in Birma/Myanmar?2 Zo ja, op welke wijze zet u zich daar bilateraal en in Europees/internationaal verband voor in?
In aanloop naar de verkiezingen heeft het kabinet steeds het belang van respect voor mensenrechten en geloofwaardige, transparante verkiezingen benadrukt. In september is dit gedaan in mijn gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, en eerder al door de Minister-President en Staatssecretaris Dijksma in gesprekken met de president van Birma/Myanmar.
Tevens zal Nederland zich, samen met gelijkgezinde internationale partners, publiekelijk blijven uitspreken over de verwachtingen die de internationale gemeenschap heeft ten aanzien van het goed verlopen van de verkiezingen, alsmede over tekortkomingen in het verkiezingsproces en de brede mensenrechtensituatie.
Bent u van mening dat de waarnemingsmissie van de EU tijdens de aanstaande verkiezingen voldoende geëquipeerd is om haar werk voldoende te kunnen doen? Zo nee, bent u bereid extra ondersteuning te verlenen aan de waarnemingsmissie waar dat nodig is?
Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de EU-waarnemingsmissie voldoende is geëquipeerd om haar werk grondig te kunnen doen. Met meer dan 150 uitgezonden waarnemers is de EU waarnemingsmissie de grootste missie van de Europese Unie tot nu toe, en één van de grootste missies tijdens deze verkiezingen.
In het kernteam van de missie is een mensenrechtenanalist opgenomen die de verkiezingen vanuit een breed mensenrechtenperspectief zal analyseren.
Naast de EU-waarnemingsmissie zullen de verkiezingen ook worden geobserveerd door diverse andere internationale en lokale waarnemingsmissies.
Deelt u de mening van VN-mensenrechtenrapporteur Lee dat de mate waarin mensenrechten en democratische beginselen worden gerespecteerd en beschermd tijdens deze verkiezingen van grote invloed zullen zijn op de toekomst van Birma/Myanmar? Zo ja, op welke wijze laat u in dat geval (de timing van) het opwaarderen van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Birma/Myanmar afhangen van het verloop van de verkiezingen?
Het kabinet is bezorgd over de recente verslechtering van de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar. De druk op religieuze vrijheid is toegenomen en er zijn opnieuw arrestaties geweest van mensenrechtenverdedigers en politieke activisten. De situatie van de Rohingya is een aanhoudend punt van zorg.
Net als veel andere landen, zoals Denemarken, Nieuw-Zeeland en Canada, heeft het kabinet recent besloten een ambassade te openen in Birma/Myanmar. Met dit besluit toont Nederland de lange-termijn committering die nodig is om de transitie in Birma/Myanmar te kunnen ondersteunen. Er wordt een resident ambassadeur benoemd waarmee de in 2013 geopende Economische Missie wordt opgewaardeerd tot ambassade.
Door het openen van een ambassade in Birma/Myanmar zullen diplomaten betere toegang hebben tot nationale en lokale autoriteiten, politieke partijen en maatschappelijk middenveld. Daarmee kan Nederland de politieke- en mensenrechtensituatie beter volgen en adequater reageren. Zorgen kunnen, samen met gelijkgezinde landen, op hoog niveau aan de orde worden gesteld. Door activiteiten op het gebied van mensenrechten, rule of law en versterking van het maatschappelijke middenveld kan eveneens een bijdrage worden geleverd aan een duurzame inclusieve transitie in Birma/Myanmar.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het plaatsvinden van de verkiezingen in Birma/Myanmar op 8 november?
Ja.
Het bericht dat Camp Liberty opnieuw is bestookt met raketten |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Raketten op kamp Iraanse ballingen in Irak»?1
Ja.
Is de aanval op het kamp reeds opgeëist? Zo ja, door wie?
De aanslag is opgeëist door de pro-Iraanse militie Jaysh Al-Mukhtar.
Heeft Hoge Vertegenwoordiger Mogherini de aanval reeds veroordeeld? Zo neen, bent u bereid haar hiertoe aan te sporen?
In EU-verband (Bagdad) is de Iraakse overheid opgeroepen om een onderzoek uit te voeren naar de aanslag en de bewoners van het kamp te beschermen conform de overeenkomst met de VN van december 2011.
Worden de Iraanse ballingen in het desbetreffende kamp inmiddels erkend als vluchtelingen, en dus bijgestaan door VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR? Heeft het kabinet de wenselijkheid hier reeds van onderzocht, zoals uw ambtsvoorganger in februari 2013 aankondigde?2 Zo ja, acht u het toekennen van de vluchtelingenstatus aan (een deel van) de ballingen wenselijk?
UNHCR beschouwt alle bewoners van Kamp Hurriya die zich bij UNHCR hebben geregistreerd als persons of concern. Volgens het Memorandum of Understanding dat UNHCR sloot met de Iraakse overheid in 2011 hebben deze personen recht op bescherming tegen uitzetting of gedwongen verplaatsing naar een locatie waar hun leven in gevaar is.
Zoals toegezegd door mijn voorganger heeft Secretaris-Generaal Jones-Bos in februari 2013 een bezoek gebracht aan Bagdad. Op 16 april 2013 is de Kamer per brief geïnformeerd over de leefomstandigheden in Kamp Hurriya (kenmerk 2013.26780). UNHCR geeft uitgebreide steun aan de kampbewoners, en rapporteert regelmatig over de leefomstandigheden in het kamp. Een vluchtelingenstatus zal geen verschil maken voor de mate waarin UNHCR hulp verleent aan deze mensen.
Kunt u een beeld schetsen van de omgang van de Irakese autoriteiten met het kamp? Hoe beoordeelt UNAMI, de VN-missie in Irak, de huidige situatie? Is er nog steeds sprake van een blokkade van humanitaire goederen? Is de situatie verbeterd sinds het aftreden van de Irakese Minister-President Maliki, die in 2014 – onder druk van de Iraanse regering – de voorziening van voedsel, water en brandstof blokkeerde? Zo neen, welke invloed kan de internationale coalitie tegen ISIS aanwenden om de overwegend sji’itische regering in Bagdad ertoe te bewegen de noodzakelijke bescherming aan de inwoners van Camp Liberty te verschaffen?
De leefomstandigheden in Kamp Hurriya/Camp Liberty op het gebied van water, voedsel en elektriciteit voldoen aan de voorwaarden van de Verenigde Naties (VN). Geïnteresseerde partijen, waaronder de Nederlandse ambassade in Bagdad, worden door de VN voorzien van de rapportages, met fotomateriaal, van de inspecties die dagelijks worden uitgevoerd door de VN en de bewoners van het kamp. De Iraakse veiligheidsdiensten, het Ministerie van gezondheid en waarnemers van de VN waren direct na de aanslag ter plekke. Op 30 oktober zijn tevens genietroepen van het Iraakse leger toegelaten om te zoeken naar UXO. Er zijn meerdere niet geëxplodeerde raketten op het terrein aangetroffen en opgeruimd.
Welke rol speelt de Iraanse regering bij de behandeling van deze ballingen? Bent u bekend met de berichten die wijzen op inspanningen van de Iraanse Quds-brigade die, onder leiding van Qassem Soleimani, zou aansturen op geweld tegen de Iraanse ballingen in en rondom het kamp?3 Zo ja, kunt u deze berichten bevestigen?
Er zijn geen aanwijzingen die duiden op Iraanse betrokkenheid bij de aanslag, of geweld tegen de inwoners van Kamp Hurriya/Camp Liberty.
Het bericht dat grensgemeenten moeten kunnen meepraten over de kerncentrales in het Belgische Doel |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Grensgemeenten moeten meepraten over openhouden kerncentrales Doel»?1
Ja
Wat is uw oordeel over dit bericht, waarin de nabijgelegen Nederlandse grensgemeenten Reimerswaal, Hulst, Bergen op Zoom en Woensdrecht worden opgeroepen hun recht op consultatie te gebruiken ten aanzien van het langer openhouden van de oude Belgische kerncentrales?
De betreffende gemeenten kunnen hun zorgen aan de Belgische overheid overbrengen. Ik kan mij goed voorstellen dat de gemeenten dit doen gezien hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid in hun regio.
Hoe oordeelt u over de levensduurverlenging van nog eens tien jaar van de nu al veertig jaar oude kerncentrales Doel 1 en Doel 2?
Het is aan de Belgische overheid om een oordeel te geven over de levensduurverlenging. Het Belgisch Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (het FANC) besluit onafhankelijk over de veiligheid. De directeur van het FANC heeft aan de directeur van de Nederlandse Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) meegedeeld dat het FANC een lange termijn exploitatie alleen toestaat wanneer dit veilig kan en de kerncentrales voldoen aan alle (internationale) wet en regelgeving en veiligheidseisen. Ook heeft het FANC in het kader van continue verbetering verschillende extra verbetermaatregelen opgelegd waaraan de reactoren moeten voldoen zodat zij op een nog hoger veiligheidsniveau nog 10 jaar kunnen opereren.
Heeft u contact met uw Belgische collega over de kerncentrales in Doel en de huidige plannen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb de directeur van de ANVS gevraagd regelmatig contact te houden met het FANC en ook aandacht te vragen voor de onrust in Nederland. In dit kader hebben zowel de directeur van het FANC als de directeur van de ANVS op 14 oktober jl. nog een presentatie verzorgd tijdens een informatiebijeenkomst in Bergen op Zoom van gemeenteraadsleden en burgemeesters uit de regio over de kerncentrale Doel. Het FANC informeert de ANVS regelmatig over de besluitvorming rondom de levensduurverlenging van Doel-1 en Doel-2 en de beoordelingen van het FANC in dit dossier. De ANVS houdt mij op de hoogte van de status van de Belgische kerncentrales en de mogelijke gevolgen voor Nederland. Ook zal ik zelf met mijn Belgische collega in contact treden over het belang van de veiligheid van de kerncentrales.
Welke afspraken zijn er tussen België en Nederland gemaakt ten aanzien van de kerncentrales, bijvoorbeeld over hoe wordt opgetreden bij een incident?
Voor (dreigende) crisissituaties zijn goede afspraken tussen de wederzijdse crisisrespons organisaties, zowel m.b.t. wederzijdse informatieverstrekking als m.b.t. (gezamenlijk) optreden. Nederland en België doen ook gezamenlijke oefeningen waarin wordt voorbereid op crisissituaties. Op 29 oktober jl. is een dergelijke gemeenschappelijk oefening geweest. Ook op regionaal niveau bestaan er afspraken over de informatie-uitwisseling tussen meldkamers in Nederland en België.
Komt er een milieueffectrapportage? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het FANC heeft geoordeeld en er is besloten dat voor de levensduurverlenging van Doel-1 en Doel-2 geen milieueffectrapportage nodig is. De uit te voeren wijzigingen leiden niet tot negatieve radiologische milieueffecten of brengen geen significante verhoging in de bestaande radiologische milieueffecten met zich mee2. Wel heeft het FANC een aangescherpte vergunning opgelegd aan de kerncentrale met maatregelen die voor de komende 10 jaar de veiligheid van de centrale nog verder verhogen.
Bent u bereid de Tweede Kamer en de lokale overheden te informeren over het verdere verloop?
Ja, als er nieuwe ontwikkelingen zijn dan zal ik de Tweede Kamer daarover informeren.
De kabinetsbrief over de Turkijedeal |
|
Norbert Klein (Klein), Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wordt er een volgorde afgesproken van uitvoering van de verschillende elementen van het akkoord?1
Het EU-Turkije actieplan dat door de Europese Commissie aan de Europese Raad van 15 oktober jl. werd gepresenteerd, bevat geen specifieke volgorde van uitvoering van de verschillende elementen van het akkoord. Hetzelfde geldt voor de «Roadmap towards a visa-free regime with Turkey», waarop een belangrijk deel van de maatregelen in het actieplan is gebaseerd. Turkije zal wel aan alle strikte voorwaarden van de «Roadmap» moeten voldoen voordat visumvrijheid voor Turkse burgers kan worden ingevoerd.
Worden er voorwaarden gesteld aan de uitvoering van bepaalde elementen van het akkoord, bijvoorbeeld aan de uitkering van de financiële bijdrage van de EU aan vluchtelingenopvang?
Zal de genoemde extra bijdrage aan de opvang van vluchtelingen in Turkije vanuit de EU geheel ten laste komen van de EU-begroting of gefinancierd worden vanuit individuele lidstaten?
Waarom is nog geen hoogte vastgesteld voor deze bijdrage?
Als het om bijdragen gaat van individuele lidstaten, hoe gaat de Europese Commissie bewerkstelligen dat deze bijdragen aan het extra geld voor Turkije daadwerkelijk worden betaald?
Als het om bijdragen gaat van individuele lidstaten, welk bedrag heeft Nederland toegezegd en wanneer wordt dit overgemaakt?
Welke afspraken worden er met Turkije gemaakt over het besteden van het toegezegde geld?
Wordt dit budget toegevoegd aan de bestaande Turkse budgetten voor vluchtelingenopvang, of komt het in de plaats daarvan?
Welke afspraken zijn met Turkije gemaakt over de verantwoording van de bestedingen?
Gaat de in de brief genoemde extra bijdrage aan de opvang in Turkije ten laste van de bijdrage aan opvang in andere landen in de regio?
Zijn er met Turkije prestatieafspraken gemaakt over de toegang van vluchtelingen tot onderwijs, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt en in algemene zin de kwaliteit van opvang? Zo nee, hoe wordt de voortgang hierop dan gewaarborgd en gecontroleerd?
Volgens het actieplan zoals gepresenteerd aan de ER van 15 oktober jl. heeft Turkije de intentie om beleid, wetgeving en programma’s aan te nemen en te implementeren om Syrische vluchtelingen toegang te geven tot onderwijs, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt. Het concept-actieplan noemt geen verdere details. Turkije en de Commissie zullen de samenwerking de komende periode verder uitwerken. De implementatie van het actieplan zal gezamenlijk worden aangestuurd en overzien door de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger en de Turkse regering in de op te richten EU-Turkije high level werkgroep inzake migratie.
Welke gegevens zal Frontex precies met Turkije gaan wisselen in het kader van de grensbewaking?
Op basis van de bestaande samenwerkingsovereenkomst met Turkije werkt Frontex sinds enige tijd samen met dit land op het gebied van grensbewaking. Hieronder valt ook informatie-uitwisseling ten behoeve van risicoanalyse, bijvoorbeeld op het gebied van illegale grensoverschrijdingen, routes en grensweigeringen. Momenteel wordt bezien hoe deze informatie-uitwisseling met Turkije kan worden versterkt. Conform de Frontex-verordening vindt er geen uitwisseling van persoonsgegevens plaats.
Kunt u een nadere duiding geven van de betekenis van de «nieuwe energie» waarmee de toetredingsonderhandelingen met Turkije wordt hervat? Kunnen er extra hoofdstukken geopend worden? Zijn er specifieke gebieden waarover het gesprek hervat kan worden?
Er wordt al enige tijd op Raadswerkgroepniveau gesproken over het openen van hoofdstuk 17 (economisch en monetair beleid), na de opheffing van de Franse blokkade op dit hoofdstuk. De Commissie is van mening dat de Turkse wet- en regelgeving op dit terrein voldoende op orde is om onderhandelingen over de volledige overname van het EU-acquis te kunnen beginnen. Mochten de gesprekken met Turkije ertoe leiden dat naast hoofdstuk 17 ook andere hoofdstukken worden geopend, dan zet Nederland conform de Kamerbrief uit maart 2014 (Kamerstuk 23 987, nr. 143) in op behandeling van de rechtsstaatshoofdstukken 23 en 24, waarop op dit moment nog een unilaterale blokkade van Cyprus rust. Nederland wacht nadere voorstellen van de Commissie af voor eventuele opening van andere hoofdstukken. Er is daarbij overigens geen sprake van het opheffen van het embargo van de Raad van december 2006 op acht hoofdstukken vanwege het uitblijven van uitvoering door Turkije van het Ankara Protocol.
Op welke manier zal Turkije haar migratierecht specifiek gaan verbeteren, zoals u in uw brief stelt?
In het actieplan zoals gepresenteerd aan de Europese Raad van 15 oktober jl. staat dat Turkije zijn migratierecht zal verbeteren. Zoals in het concept-actieplan genoemd, is Turkije voornemens om zorg te dragen voor internationale bescherming en effectieve implementatie van de vreemdelingenwet, door middel van het aannemen van secundaire wetgeving en het informeren hierover van alle betrokken partijen. In dit kader moet dan worden gedacht aan dezelfde verbeterpunten zoals ook genoemd in de «Roadmap towards a visa-free regime with Turkey». Turkije en de Commissie zullen dit actieplan de komende periode verder uitwerken en dan zal ook duidelijk worden op welke punten Turkije specifiek zijn migratierecht zal verbeteren.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over de uitkomsten van de Europese top van 15 en 16 oktober jl., over de JBZ-raad op 9 november 2015 en over de inzet voor de migratietop van 11 en 12 november 2015, voorzien op donderdag 5 november? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het tekort aan voedsel in Noord Irak |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het persbericht van World Vision «Over twee maanden geen voedselhulp meer mogelijk door geldgebrek»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de gevolgen die volgens het bericht dreigen voor vluchtelingen en ontheemden wanneer de voedselrantsoenen verder teruglopen of zelfs verdwijnen?
De situatie in Irak verslechtert en dit baart mij grote zorgen. Er zijn momenteel 5.6 miljoen mensen die humanitaire ondersteuning nodig hebben. Dit betekent dat vele mannen, vrouwen en kinderen onder zware omstandigheden leven. Voedsel is een basisbehoefte van mensen en het is daarom van belang dat organisaties als WFP en World Vision hun werk kunnen blijven uitvoeren. Nederland ondersteunt beide organisaties en roept andere donoren op ook bij te dragen.
Kunt u aangeven hoeveel van de Nederlandse steun momenteel het noorden van Irak bereikt?
Nederland is een actieve donor in Irak. In 2015 heeft Nederland EUR 31 mln bijgedragen aan Irak om humanitaire noden te lenigen. Op het gebied van voedselhulp heeft Nederland EUR 15 mln bijgedragen aan het regionale programma van WFP in de Syrië regio. Daarnaast hebben we onlangs een extra bijdrage van EUR 10 mln gedaan aan het Emergency Response Fund van de VN in Irak. De VN zal dit besteden daar waar de noden het hoogst zijn en bestempelt voedselhulp als een de grootste prioriteiten in Irak.
Nederlandse NGO’s voeren daarnaast binnen de Dutch Relief Alliance (DRA) een programma uit in Noord Irak van EUR 8 mln. Vanwege de hoge noden onder de ontheemden en vluchtelingen in Noord Irak zal het programma in 2016 voortgezet worden met nog eens EUR 8 mln. Hiervan zal een substantieel deel (35%) aan voedselhulp worden besteed.
Naast bovenstaande steun verstrekt Nederland ook algemene ongeoormerkte bijdragen aan internationale noodhulporganisaties -en fondsen die in Irak actief zijn. In 2015 gaat het om: EUR 55 mln euro aan het Central Emergency Response Fund (CERF), EUR 50 mln aan het International Committee of the Red Cross (ICRC), EUR 36 mln aan het World Food Program (WFP), EUR 33 mln aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), EUR 15 mln euro aan het United Nations Children Fund (UNICEF) en EUR 5 mln euro aan de Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Door ongeoormerkte bijdragen te verstrekken, kunnen organisaties het geld inzetten daar waar de humanitaire noden het hoogst zijn. Het Humanitarian Response Plan Irak van de VN laat zien dat de meeste uitvoerende organisaties in Irak in het noorden actief zijn.
Kunt u toelichten of er ook EU-steun naar Noord-Irak gaat? Zo ja, om welk type en om hoeveel steun gaat dat?
Ja, de EU verleent ook steun aan Noord-Irak. Sinds 2013 draagt de Europese Commissie EUR 114,35 mln bij aan het lenigen van humanitaire noden in Irak. Hiervan gaat EUR 90,55 mln naar Irakese ontheemden en Irakese vluchtelingen in de buurlanden; EUR 22 mln gaat naar Syrische vluchtelingen in Irak, en EUR 1,8 mln gaat naar het EU «Children under Peace initiative» in Irak. De Europese Unie verleent humanitaire hulp aan de meest kwetsbare groepen, met een focus op ontheemden en mensen die leven in de moeilijk bereikbare gebieden. De EU heeft een veldkantoor in Noord-Irak, in Erbil, waarvandaan zij hun humanitaire inspanningen coördineren.
Naast de humanitaire steun heeft de EU voor de periode 2014–2020 EUR 75 mln vrijgesteld voor het versterken van mensenrechten en rechtsorde, het verbeteren van het onderwijssysteem en het voorzien in duurzame energie.
Kunt u inzicht geven in het bedrag dat door de lidstaten is toegezegd voor EU-hulp, en hoeveel daarvan nog niet binnen is?
De EU heeft op 23 september een bijdrage van EUR 1 mld aan de Syrië crisis toegezegd namens de Europese Commissie en de EU lidstaten. Het is nog niet duidelijk welk deel daarvan bestemd is voor Irak. De EU lidstaten moeten binnen deze toezegging gezamenlijk EUR 500 mln bijdragen. Momenteel is er door de lidstaten na 23 september EUR 440,41 mln toegezegd. De EU heeft nog geen overzicht welk deel daarvan nog niet ontvangen is.
Deelt u de mening dat, ten opzichte van landen zoals Turkije, Jordanië en Libanon, onvoldoende internationale aandacht uitgaat naar de noordelijke gebieden van Irak en Syrië en dat er daarmee sprake is van onvoldoende noodhulp en ondersteuning bij de wederopbouw voor Koerden? Zo ja, hoe gaat u daar (internationaal) verandering in aanbrengen?
Nee, ook in de noordelijke gebieden van Irak en Syrië wordt veel humanitaire hulp geboden. Nederland steunt de VN en het Rode Kruis die actief zijn in Syrië en de buurlanden. Delen van Noord Syrië en Noord Irak zijn onveilig en moeilijk toegankelijk. VN en Rode Kruis onderhandelen daar met strijdende partijen om toegang tot hulpbehoevenden te verbeteren. De VN is ook regelmatig in gesprek met de Democratische Unie Partij (PYD) in Rojava. Daarnaast zijn particuliere hulporganisaties actief met crossborder hulp vanuit Turkije. Nederland ondersteunt crossborder programma’s vanaf 2013.
In de Koerdische regio van Irak is de toegang tot ontheemden en vluchtelingen goed. De Koerdische autoriteiten werken daar samen met VN en hulporganisaties aan de opvang van en hulp aan slachtoffers. Van de in september toegezegde EUR 110 mln voor humanitaire hulp aan de Syrië regio is EUR 30 mln bestemd voor het VN Emergency Response Fund voor het noorden van Syrië en EUR 10 mln voor het VN Emergency Response Fund voor Irak (zie antwoord op vraag 3). Nederland zal op internationale fora het belang van humanitaire hulp voor de gehele Syrië-regio bij andere donoren onder de aandacht blijven brengen.
Bent u bereid deze vragen vóór het aanstaande Algemeen overleg Noodhulp te beantwoorden?
Ja.
Het verkrijgen van panda’s uit China |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat door de jaren heen drie Minister-Presidenten, te weten Wim Kok, Jan Peter Balkenende en Mark Rutte, brieven hebben geschreven aan de Chinese autoriteiten over de huur van pandaberen?1 Zo ja, wat was de strekking van deze brieven? Welke argumenten werden gebruikt richting China om de panda’s naar Nederland te krijgen? Kan de Kamer inzage krijgen alle brieven die vanuit het kabinet inzake de levering van panda’s zijn geschreven? Zo nee, waarom niet?
De komst van de panda’s is onderdeel van een uitgebreid natuurbeschermingsproject waaraan Ouwehands Dierenpark gaat deelnemen. De dierentuin heeft zich de afgelopen 15 jaar ingezet om te kunnen participeren in het Chinese natuurbeschermingsprogramma ter bescherming van de reuzenpanda. In de afgelopen jaren heeft het kabinet op verschillende niveaus en manieren met de Chinese autoriteiten gesproken over bilaterale samenwerking tussen China en Nederland ter bescherming van de reuzenpanda en heeft aangegeven de inzet van Ouwehands Dierenpark richting de Chinese autoriteiten te ondersteunen.
Het uitgebreide natuurbeschermingsproject waaraan Ouwehands Dierenpark gaat deelnemen omvat naast de panda-uitleen ook andere elementen. Hiermee worden onderzoek, fokprogramma’s en programma’s om de reuzenpanda weer terug te brengen in het wild gefinancierd. Ook zal Ouwehands Dierenpark in Nederland onderzoek doen in samenwerking met Wageningen Universiteit. Verder biedt de samenwerking op het gebied van panda’s een goede basis om ook rond andere dierenbeschermingsprogramma’s samen te werken met China. Het biedt de kans om expertise en ervaring uit te wisselen en bij te dragen aan onderzoek, fokprogramma’s en programma’s om de reuzenpanda weer terug te brengen in het wild.
Deelt u de mening dat de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken zich met belangrijkere zaken bezig zouden moeten houden dan met het verkrijgen van pandaberen voor een dierentuin?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ethisch acceptabel dat dieren in het algemeen, en panda’s in het bijzonder, inzet zijn van diplomatieke en economische relaties? Zo ja, waarom vindt u dat?
Dat China deze panda’s uitleent aan Nederland is een reflectie van de bijzondere en brede relaties die Nederland en China met elkaar hebben. Zoals hierboven staat beschreven is de uitleen onderdeel van een breder programma dat zich richt op bescherming van de reuzenpanda.
Vindt u het maatschappelijk en ethisch acceptabel om, door het accepteren van de panda’s, ja te zeggen tegen een innigere handelsrelatie met een land dat op grote schaal mensen- en dierenrechten schendt? Zo ja, hoe rechtvaardigt u een nauwere handelsrelatie met China? Zo nee, bent u bereid af te zien van het «pandageschenk»?
Economische diplomatie en aandacht voor mensenrechten zijn geen gescheiden trajecten. Rechtszekerheid, respect voor de rechtsstaat en mensenrechten maken een land economisch aantrekkelijker en sterker. Nederland zal ook daarom in de toekomst de dialoog met China blijven aangaan over deze onderwerpen.
Kunt u uiteenzetten hoe de aantasting van het welzijn van deze pandaberen, vanwege het langdurige transport en verandering van leefomgeving, zich verhoudt tot het doel van het Ouwehands Dierenpark om met de panda’s extra publiek te trekken?
Het vervoer van de pandaberen zal geschieden conform de normen van de internationale luchtvaartorganisatie IATA en de eisen die hiervoor in het kader van CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of wild fauna and flora) worden gesteld. Er is de Chinese overheid en de ontvangende dierentuin alles aan gelegen om het vervoer vanuit het fokcentrum in China naar de Nederlandse dierentuin zo goed mogelijk te laten verlopen, zonder nadelige gevolgen voor het welzijn van de panda’s. Ouwehands Dierenpark heeft aangegeven deze bijzondere, bedreigde diersoort graag te willen huisvesten en hoopt dat de panda’s voor nageslacht zullen zorgen. Op die wijze kan Ouwehands Dierenpark bijdragen aan het behoud van deze diersoort. Aangezien de panda’s bij het grote publiek een bekende en geliefde diersoort zijn, hoopt de dierentuin op extra bezoekers om daarmee ook de kosten van huisvesting en verzorging van deze panda’s te kunnen bekostigen.
Hoe kunt u garanderen dat de driemaandelijkse cursus over de verzorging van pandaberen voldoende is om borg te dragen voor de intensieve zorg die deze kwetsbare soort nodig heeft?
De Chinese overheid zorgt ervoor dat de kennis, die in het fokcentrum in China is opgedaan met betrekking tot een optimale verzorging, huisvesting en voeding van de pandaberen, wordt overgedragen op de Nederlandse verzorgers. Hiervoor is een overeenkomst gesloten tussen het Chinese fokcentrum en Ouwehands Dierenpark, waarin garanties zijn opgenomen voor het welzijn van de panda’s.
Hoeveel huur wordt jaarlijks voor de pandaberen betaald? Kunt u garanderen dat er geen Nederlands belastinggeld gaat naar de huur voor de panda’s?
De dierentuin draagt de kosten van dit programma.
Is er geld door de Nederlandse overheid in het gehele traject geïnvesteerd in het naar Nederland halen van de panda’s? Zo ja, hoeveel?
De Nederlandse regering heeft de afgelopen jaren op diverse momenten de inzet van Ouwehands Dierenpark richting de Chinese autoriteiten ondersteund. De Nederlandse overheid heeft hier geen geld in geïnvesteerd.
De sociale kloof in de EU |
|
Marit Maij (PvdA), Keklik Yücel (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Sociale kloof in de EU neemt toe»?1 Bent u op de hoogte van het genoemde rapport van de Bertelsmann Stichting?2
Ja en ja.
Wat is uw reactie op het rapport van de Bertelsmann Stichting waaruit blijkt dat de sociale kloof in de EU is toegenomen? Hoe verhouden de uitkomsten van het rapport over werkloosheid en armoede in de EU zich tot de cijfers van de Europese Commissie die hierover officieel beschikbaar zijn? Hoe verhouden de uitkomsten wat betreft Nederland zich tot de officiële Nederlandse cijfers?
Het rapport van de Bertelsmann Stichting laat zien dat Europa nog voor grote uitdagingen staat, ondanks de voorzichtige eerste tekenen van economisch herstel. Het rapport laat ook zien dat hoewel de financieel-economische crisis alle lidstaten geraakt heeft, sommige lidstaten harder getroffen zijn dan anderen. Ook het economisch herstel is niet in alle landen even robuust. De urgentie van de strijd tegen werkloosheid en armoede is groot. Structurele hervormingen in de lidstaten zijn noodzakelijk om de economische groei te bevorderen en de werkgelegenheid te stimuleren. Nederland benadrukt daarom in EU-verband het belang van structurele hervormingen door lidstaten. Armoedebestrijding is bovendien één van de prioriteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Hoewel armoedebestrijding in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de lidstaten zelf, kunnen lidstaten wel van elkaar leren door kennis en ervaringen uit te wisselen. Tijdens het voorzitterschap zal Nederland zich ervoor inzetten om de uitwisseling van «best practices» op het gebied van armoedebestrijding te bevorderen.
De cijfers over armoede en werkloosheid die in het rapport van de Bertelmann Stichting gebruikt worden, komen van Eurostat. Eurostat is het statistische bureau van de Europese Unie. De Europese Commissie maakt net als de Bertelmann Stichting gebruik van deze Eurostat cijfers. De Nederlandse cijfers worden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangeleverd aan Eurostat. De Eurostat cijfers en de officiële Nederlandse cijfers van het CBS zijn dus gelijk aan elkaar.
Wat is uw reactie op de uitkomst van het rapport dat het aantal EU-burgers tussen de 20 en 24 jaar dat geen werk heeft en ook geen opleiding volgt in 25 van de 28 lidstaten is toegenomen en dat alleen in Duitsland en Zweden het perspectief voor deze leeftijdsgroep verbeterd is? Wat zegt deze uitkomst volgens u over de effectiviteit van de Europese Jeugdgarantie? Moet de effectiviteit van de Jeugdgarantie volgens u vergroot worden? Zo ja, op welke wijze?
Het baart mij zorgen dat – ondanks dat het herstel van de financiële crisis is ingezet – het aantal jongeren in Europa tussen de 20 en 24 jaar dat geen baan heeft of opleiding volgt in de meeste lidstaten niet is verminderd. Dit geldt overigens niet voor de totale doelgroep van de Jeugdgarantie, 15 tot 24-jarigen. Daar is er juist verbetering te constateren voor de EU als geheel en ook voor een meerderheid van de afzonderlijke lidstaten3.
De Jeugdgarantie is medio 2014 van start gegaan met als doel de bestrijding van jeugdwerkloosheid. De eerste activiteiten op het gebied van de Jeugdgarantie in verschillende lidstaten zijn volgens een recente analyse van de Europese Commissie4 bemoedigend. Zo zijn o.a. het instrumentarium en het institutionele raamwerk om jongeren aan een baan te helpen in de Europese lidstaten versterkt. Wel bestaan er verschillen tussen lidstaten in de mate van waarin deze verbeteringen zijn doorgevoerd. Maar het is in mijn ogen nog te vroeg om op basis daarvan (in samenhang met dit rapport) conclusies te trekken over de effectiviteit van dit instrument. Ik kan daarom in dit stadium niet oordelen of en hoe de effectiviteit van de Jeugdgarantie vergroot zou moeten worden.
Hoe brengt Nederland het er vanaf wat betreft armoede en werkloosheid onder jongeren in vergelijking met de andere Europese lidstaten? Welke redenen liggen eraan ten grondslag dat het perspectief voor deze groep de afgelopen periode in Nederland niet verbeterd is? Welke maatregelen voorziet u om armoede onder jongeren terug te dringen en hun kansen op werk en een opleiding te vergroten?
In het tweede kwartaal 2015 lag de jeugdwerkloosheid in Nederland op 11%. Internationaal gezien is dat erg goed. Alleen Oostenrijk, Denemarken en Duitsland hebben iets lagere percentages5. Als we kijken naar de indicator voor risico op armoede en sociale uitsluiting zoals ook gehanteerd in de Europa 2020 strategie, zien we dat Nederland het ook goed doet. Het aantal personen met risico op armoede of sociale uitsluiting in de groep 18–25-jarigen is lager dan het EU gemiddelde, en ook lager dan in landen als Zweden, Denemarken en Noorwegen6.
De jeugdwerkloosheid in Nederland laat weliswaar een voorzichtig herstel zien, maar we zijn er nog niet. Ondanks de aantrekkende economie is een deel van de jongeren onnodig (lang) werkloos. Zij kunnen wel werken, maar hebben ondersteuning nodig voor het vinden van werk. Dat deze jongeren onnodig werkloos blijven kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een verkeerde studiekeuze, matig ontwikkelde werknemersvaardigheden, weinig effectief zoekgedrag, het ontbreken van een startkwalificatie en/of van discriminatie. Met de brief van 31 maart 2015 heb ik aangegeven dat het kabinet daarom ook de komende jaren zich blijft inzetten om de kansen op werk voor jongeren te vergroten. Immers, het onbenut laten van jong talent nu en in de toekomst is sociaal en economisch onwenselijk. Zoals eerder toegezegd ontvangt u voor de begrotingsbehandeling van SZW de nadere uitwerking van de plannen.
De inval van de Turkse politie bij een mediaconcern in Turkije |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de bestorming door de Turkse politie van een mediaconcern in Istanbul?1
Welke precieze informatie heeft u over deze gebeurtenis en wat is uw reactie erop?
Op welke wijze bent u bereid deze gebeurtenis scherp te veroordelen en de Turkse ambassadeur bij u op het matje te roepen?
Deelt u de opvatting dat dit optreden van de Turkse regering een forse schending van de persvrijheid in Turkije oplevert? Zo ja, op welke wijze kunt u in Europees verband aandacht vragen voor de persvrijheid in Turkije en eraan bijdragen dat dit namens de EU richting Turkije geadresseerd wordt?
Deelt u de opvatting dat deze inval tevens een inbreuk op de democratische rechtsorde in Turkije inhoudt, nu deze plaatsvindt vlak voor de parlementsverkiezingen? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhouden zulke inbreuken op de persvrijheid en de democratische rechtsorde zich met de ambities van Turkije om lid te worden van de Europese Unie? Deelt u de mening dat Turkije geen lid kan worden van de EU als dit soort inbreuken op de persvrijheid niet volledig wordt uitgebannen?
Hoe beoordeelt u het gegeven dat een jaar geleden ook al tientallen journalisten werden gearresteerd en er blijkbaar geen enkele veranderde houding in het optreden van de Turkse regering is te bespeuren? Welke instrumenten heeft de EU om hier in het belang van de persvrijheid in Turkije toch vooruitgang op te kunnen stimuleren?2
Het niet verlenen van een ontheffing aan Nederlandse kinderen woonachtig in Duitsland die onderwijs in Nederland willen volgen |
|
Karin Straus (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben, maar woonachtig zijn in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, geen ontheffing van de Duitse leerplicht meer krijgen om in Nederland hun onderwijs te volgen?
Nee, tot dusver was ik hier niet van de op de hoogte.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben en woonachtig zijn in Duitsland, geen ontheffing krijgen om in Nederland onderwijs te volgen?
Ja. Om die reden zijn in 2010 daarover ook afspraken gemaakt met NordRhein-Westfalen (NRW).
Kunt u nader ingaan of, en op welke wijze, de houding van de Duitse deelstaat ingaat tegen de Europese afspraken in het kader van het vrije verkeer van goederen, diensten en personen?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik contact opgenomen met de autoriteiten in NRW én met de school waar de concrete aanleiding tot het stellen van deze vraag speelt.
Rond 10 december heeft de school bericht ontvangen dat de leerplicht van betrokken leerling(en) toch in Nederland kan worden vervuld en dat dus alsnog ontheffing wordt verleend. Niet helder is of dit een incidentele beslissing is, en dat de betrokken decentrale autoriteit van mening blijft dat de leerplicht eigenlijk in Duitsland moet worden vervuld, óf dat het de correctie is van een éénmalig gemaakte onjuiste interpretatie van de geldende afspraken tussen Nederland en NRW.
Ik heb desgevraagd van het Ministerie van Onderwijs van NRW de verzekering gekregen dat er geen sprake is van een wijziging in het beleid. Dat betekent dat een lokale autoriteit mogelijk structureel of éénmalig de regelgeving onjuist interpreteert. Ik zal mijn collega van NRW vragen in overleg te treden met de betrokken lokale autoriteit, om herhaling te voorkomen.
Bent u van mening dat de onderwijskwaliteit in Nederland en Duitsland van hetzelfde niveau is en derhalve een ontheffing van de leerplicht gerechtvaardigd is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Reeds in 2010 zijn afspraken gemaakt over de erkenning van diploma's en de aansluiting van onderwijstypen bij het wisselen van school tussen Nederland en Duitsland. Een ontheffing van de leerplicht vanwege het volgen van onderwijs in Nederland sluit daarbij aan. Zo is een equivalentielijst opgesteld waarin de twee schoolsystemen van primair en voortgezet onderwijs in Nederland en NRW met elkaar worden vergeleken.
In hoeverre acht u het mogelijk dat de Duitse deelstaat geen ontheffing meer verleent in verband met het krimpend aantal scholieren in de regio? Acht u een dergelijke protectionistische handelwijze wenselijk? Zijn u andere motieven bekend waarom deze ontheffingen niet langer verleend worden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u inventariseren of, en zo ja in welke omvang, deze problematiek zich ook bij andere aangrenzende (deel)staten voordoet en kunt u deze informatie zo spoedig mogelijk delen met de Kamer?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Bent u bereid u in te zetten en bij de Duitse autoriteiten kenbaar te maken dat de Nederlandse overheid de huidige situatie onwenselijk acht en dat er van het weigeren van een ontheffing van de leerplicht geen sprake kan zijn wanneer een leerling onderwijs in Nederland wil volgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord bij vraag 3.
Kunt u de Kamer voor het kerstreces informeren over de uitkomsten van het overleg met de Duitse autoriteiten?
Het doen van navraag en het uitzoeken van deze specifieke casus heeft helaas meer tijd gevergd. Met de antwoorden die ik uw Kamer nu toezend vertrouw ik erop u voldoende te hebben geïnformeerd.
Het bericht: “Eurozone crosses Rubicon as Portugal’s anti-euro Left banned from power” |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u er kennis van genomen dat de president van Portugal, Anibal Cavaco Silva, volgens de berichtgeving de formatie van een linkse regering in Portugal heeft geblokkeerd, ondanks het feit dat de linkse partijen een overduidelijke verkiezingszege behaald hebben? Wat is daarover uw oordeel?1
Hoe oordeelt u over de volgende uitspraken van Anibal Cavaco Silva: «Dit is het slechtst denkbare moment voor een radicale verandering van onze democratische fundamenten» en «In veertig jaar democratie is geen enkele regering in Portugal ooit eerder afhankelijk geweest van de steun van anti-Europese krachten, dat wil zeggen: krachten die campagne hebben gevoerd om het Verdrag van Lissabon, het Begrotingspact en het Stabiliteits- en Groeipact af te schaffen, de monetaire unie op te heffen en tevens Portugal uit de eurozone te halen, naast de wens om de Navo te ontbinden»?2
Deelt u de mening van de Portugese president dat een linkse coalitie in Portugal «een radicale verandering van onze democratische fundamenten» zou impliceren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het volgens u in overeenstemming met de Europese democratische normen dat een president, die is aangesteld om een regering te formeren, zich op de bovenstaande wijze uitlaat over een verkiezingsuitslag en er bovendien op aandringt dat de conservatieven als minderheid hun beleid zouden moeten doorzetten om Brussel en de financiële markten tevreden te stellen? Zo nee, welke stappen bent u bereid te nemen om er zorg voor te dragen dat het democratische proces in Portugal gewaarborgd wordt?3
Hoe hebben de bezuinigingen in Portugal volgens u uitgepakt voor de bevolking? Deelt u de mening van het IMF dat er geen duurzaam herstel van de economie in Portugal heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar ligt dat volgens u aan?4
Van mei 2011 tot juni 2014 ontving Portugal financiële steun van de EU en het IMF in het kader van een overeengekomen leningenprogramma. Het leningenpakket had een omvang van in totaal 78 miljard euro, waarvan de laatste tranche van 2,6 miljard euro niet is uitgekeerd, omdat Portugal in mei 2014 besloot het programma vroegtijdig te verlaten. In ruil voor dit leningenpakket heeft Portugal ingestemd met een omvangrijk pakket aan beleidsmaatregelen en structurele hervormingen met als doel de economische structuur en financiële situatie van Portugal substantieel te verbeteren en de toegang tot de financiële markten te herstellen. Zoals het geval was in vrijwel alle door de eurocrisis getroffen landen hebben deze bezuinigingsmaatregelen ook effect gehad op de bevolking. De Portugese economie herstelt inmiddels als gevolg van de hervormingen. Over 2014 is de Portugese economie met 0,9% gegroeid en over 2015 wordt een reële economische groei van 1,6% verwacht. Ook is Portugal de afgelopen jaren weer gestegen op de Global Competitiveness Index, een teken dat de Portugese economie er structureel beter voor staat. Verdere uitvoering van structurele hervormingen blijft echter noodzakelijk om het groeipotentieel op de middellange termijn te borgen.