Het bericht dat Erdogan Interpol misbruikt om jacht te maken op politieke tegenstanders |
|
Lilian Helder (PVV), Raymond de Roon (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Bert Koenders (PvdA), Stef Blok (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoeksrapport van het Stockholm Center for Freedom (SCF), waarin staat dat Erdogan Interpol misbruikt om jacht te maken op politieke tegenstanders? 1
Ja.
Deelt u onze afschuw over het feit dat deze autoritaire Turk een internationale opsporingsinstantie voor criminelen en terroristen voor zijn karretje heeft weten te spannen?
Het kabinet is bezorgd over berichten, zoals onderhavig rapport, dat INTERPOL door Turkije wordt gebruikt voor arrestatie-verzoeken die een schending vormen van artikel 3 van de INTERPOL Constitutie. De Constitutie verbiedt de organisatie, waarin begrepen haar lidstaten, enige interventie of activiteiten te ondernemen van politieke, militaire, religieuze of raciale aard.
INTERPOL heeft verschillende mogelijkheden om misbruik van de informatiesystemen te voorkomen. Het uitvaardigen van verzoeken via het INTERPOL kanaal is aan voorwaarden verbonden, die zijn vastgelegd in onder meer de Constitutie van de organisatie (I/CONS/GA/1956 (2017)), Algemene Regels van INTERPOL (I/GREG/GA/1956 (2017)) en Regels voor de verwerking van gegevens (III/IRPD/GA/2011 (2016)). Op die manier moet worden gewaarborgd dat de lidstaten en het Secretariaat Generaal van INTERPOL werken in lijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en de organisatie niet bijdraagt aan de opsporing, vervolgingen of bestraffingen van feiten van politieke, militaire, religieuze of raciale aard. Het INTERPOL Secretariaat Generaal toetst aanvragen voor het gebruik van de systemen en instrumenten aan deze regels. Bij een vermoeden van misbruik heeft de Secretaris Generaal, in afstemming met het INTERPOL Executive Committee, de mogelijkheid om leden de toegang tot systemen te ontzeggen.
Daarnaast bestaat er voor INTERPOL een speciaal controleorgaan dat toeziet op de rechtmatigheid van INTERPOL-bestanden, waaronder de signaleringen, namelijk de zogenaamde Commissie voor de Controle op INTERPOL-bestanden (CCF). Leden van deze commissie worden gekozen uit de lidstaten. Een belangrijke functie van deze commissie is dat eenieder het recht heeft om een verzoek bij de Commissie in te dienen om inzicht in de gegevens over hem of haar in de INTERPOL systemen en tot correctie en/of verwijdering van die gegevens, bijvoorbeeld wanneer zij menen dat zij ten onrechte gesignaleerd staan.
In aanvulling op deze maatregelen voert Nederland het beleid om INTERPOL Red Notices, oftewel signaleringen, zelf te toetsen alvorens deze in te voeren in het nationale opsporingsregister. Indien er aanwijzingen zijn dat bij aantreffen van betreffende persoon naar Nederlandse maatstaven geen uitvoering kan worden gegeven aan de uitlevering van betreffende persoon, zal de Red Notice niet worden opgenomen in het nationale opsporingsregister.
Hoe gaat u verhinderen dat Turkije informatiesystemen van Interpol blijft gebruiken voor het opsporen, het vastzetten, het de mond snoeren en het intimideren van politieke tegenstanders?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn bij u gevallen bekend waarin Turkije databases en/of informatiesystemen van Interpol heeft misbruikt om informatie te vergaren over personen met de Nederlandse nationaliteit? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het en heeft Turkije ook (straf)maatregelen getroffen tegen deze personen?
De regels, procedures en maatregelen zoals beschreven in het antwoord op vraag 2,3 en 5, zijn er om te voorkomen dat een land INTERPOL databases en/of informatiesystemen in strijd met de daarvoor geldende regels kan gebruiken om informatie te vergaren of opsporingsmiddelen in te zetten tegen personen met de Nederlandse nationaliteit.
Mij zijn geen gevallen bekend waarin Turkije databases en/of informatiesystemen van INTERPOL heeft misbruikt om informatie te vergaren over personen met de Nederlandse nationaliteit.
Wat is het beleid van Interpol om misbruik van informatiesystemen door foute regimes zoals Turkije te voorkomen? En is dit beleid naar uw mening voldoende effectief? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Interpol deze ongure praktijken grondig zelf dient te onderzoeken en dat Turkije in afwachting van de uitkomsten de toegang tot informatiesystemen ontzegd moet worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel ‘Ik hoop dat je gepakt wordt’; De Turkse Kliklijn’ |
|
Raymond Knops (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel uit de Groene Amsterdammer van 21 september 2017 «Ik hoop dat je gepakt wordt»; De Turkse Kliklijn»?1
Ja.
Herinnert u zich uw brief van 13 mei 2016 waarin u aangeeft dat het niet de bedoeling was geweest van het Turkse consulaat om een «kliklijn» op te zetten?2 Betekent dit dat er geen sprake is van een dergelijk meldpunt in Nederland? Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat het nog steeds mogelijk is om iemand aan te geven per e-mail bij het Turkse consulaat in Rotterdam?
Deze brief herinner ik mij. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat er momenteel in Nederland sprake is van een meldpunt zoals de kliklijn die het Turkse CG in Rotterdam in 2016 online zette. Het kabinet is hier destijds zeer helder over geweest: dit is volkomen onacceptabel. Individuele burgers hebben de mogelijkheid contact op te nemen het Turkse consulaat. Dat kan ook via de e-mail. De Nederlandse overheid is niet bekend met en heeft geen zeggenschap over de inhoud van berichten die per e-mail aan het consulaat worden gestuurd. Klikken over medeburgers via dergelijke communicatielijnen keurt het kabinet echter ten zeerste af.
Hoe beoordeelt u de dreigementen waar Turkse Nederlanders mee te maken krijgen met de strekking dat ze zullen worden aangegeven bij de Turkse inlichtingendiensten? Acht u het wenselijk dat een in Nederland verschijnende Turkse krant een expliciete oproep bevat om «landverraders» te melden?
De Nederlandse regering vindt oproepen om Turkse Nederlanders te melden als «landverraders» zeer onwenselijk en niet passend in een rechtsstaat. Nederland heeft al eerder duidelijk gemaakt pal voor Nederlanders van Turkse afkomst te staan en moedigt eenieder die zich door deze dreigementen in zijn rechten aangetast voelt, aan gebruik te maken van de hiervoor beschikbare rechtsmiddelen.
Welke (diplomatieke) maatregelen bent u bereid te nemen richting Turkije om ervoor te zorgen dat dergelijke kliklijn-praktijken en het schenden van mensenrechten van Turkse Nederlanders als ze voet aan de grond in Turkije zetten een halt worden toegeroepen?
Het kabinet is in eerdere communicatie met de Kamer steeds zeer helder geweest dat er geen sprake kan zijn van inmenging door de Turkse autoriteiten in de Turkse gemeenschap in Nederland, noch van export van de spanningen vanuit Turkije naar Nederland. Nederland spreekt Turkije hier consequent op aan. In het geval van het bestaan van een kliklijn zal de Nederlandse overheid dus direct optreden. Zoals ook gesteld in het antwoord op vraag 2 is er momenteel in Nederland geen sprake van een meldpunt zoals de eerder bestaande kliklijn.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft actief en meerdere malen zowel mondeling als schriftelijk de gevoelige en moeilijke situatie van Turkse Nederlanders die zijn geconfronteerd met een uitreisverbod of detentie onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Tevens is aandacht gevraagd voor een spoedige rechtsgang en opheffing van uitreisverboden. Dit gebeurde nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. Het Ministerie zal dit via verschillende kanalen blijven doen, ook ten aanzien van toekomstige gevallen. Daarbij wordt opgemerkt dat Turkije deze personen uitsluitend als Turkse staatsburgers behandelt, wat de handelingsmogelijkheden beperkt.
Bent u bereid om in overleg te treden met andere Europese landen, zoals Duitsland, die met een vergelijkbare praktijk te maken hebben om zo ervaringen uit te wisselen en samen te werken aan een diplomatieke oplossing?
Dergelijk overleg bestaat reeds. Sinds zomer 2016 heeft Nederland regelmatig overleg met gelijkgezinde landen om informatie en posities uit te wisselen en waar mogelijk tot een eensluidende diplomatieke lijn te komen.
Kunt u aangeven of er sinds de couppoging in Turkije sprake is van een toename van het aantal werknemers op het Turkse consulaat in Rotterdam en Deventer en de Turkse ambassade in Den Haag?
Sinds de couppoging is geen sprake van toename van het aantal personen dat werkzaam is op de Turkse ambassade of de consulaten in Rotterdam en Deventer.
Bent u bekend met mogelijke verbanden tussen de uitreisverboden waar verschillende Turkse Nederlanders afgelopen jaar mee te maken hebben gekregen tijdens een bezoek aan Turkije, en meldingen bij een meldpunt? Hebben Turkse Nederlanders die consulaire bijstand hebben gevraagd, over dergelijke meldingen gesproken of vermoedens hierover geuit?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen concrete aanwijzingen dat er een verband is tussen de uitreisverboden en meldingen bij een meldpunt.
De vermoedelijk actieve rol van KPMG Zuid Afrika in het faciliteren van fraude |
|
Renske Leijten |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het opstappen van negen bestuursleden, waaronder de CEO, van KPMG Zuid-Afrika in aanloop naar een voorgenomen rechtszaak van de belastingdienst tegen het accountantskantoor en twee ingestelde onderzoeken door de organisaties Companies and Intellectual Properties Commission en Independent Regulatory Body for Auditors? 1 2
Ik heb kennis genomen van het opstappen van negen bestuursleden van KPMG Zuid-Afrika en het nieuws dat onderzoeken zijn ingesteld. De onderzoeken lopen momenteel nog. Ik ben daar als Minister van Financiën in Nederland niet bij betrokken en het is dan ook niet aan mij om mij over deze kwestie uit te spreken.
Verbaast het u dat KPMG, dat als «corebusiness» het controleren van procedures van financiële kwaliteit- en risicomanagement heeft, na intern onderzoek concludeert dat haar inmiddels teruggetrokken rapport uit 2015 «Report on Allegations of Irregularities and Misconduct» over de Zuid-Afrikaanse belastingdienst, dat leidde tot het ontslag van de Minister van Financiën, onjuiste conclusies bevatte?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat het rapport van KPMG, met het daaropvolgende ontslag van de Minister van Financiën, een negatieve beoordeling van kredietbeoordelaars tot gevolg heeft gehad en dat een hogere rente voor leningen zodoende voor minder budgetten zorgt in een land met grote sociale en maatschappelijke uitdagingen?
Corruptie en fraude veroorzaken doorgaans veel schade. Laat duidelijk zijn dat ik alle gevallen van corruptie en fraude afkeur. Het is echter niet aan mij om mij uit te spreken over de precieze gevolgen in deze kwestie, omdat ik daar als Nederlandse Minister van Financiën niet bij betrokken ben.
Kunt u een overzicht geven van projecten in het buitenland, en specifiek Zuid-Afrika, waarin KPMG een partner is voor de Nederlandse overheid of bedrijven wanneer zij investeren in deze landen?
Nee. De Nederlandse overheid en Nederlandse bedrijven zijn direct of indirect in tal van landen in de wereld actief. Veel Nederlandse bedrijven zijn in ook in Zuid-Afrika actief. Ik beschik niet over overzichten waaruit blijkt of en in welke mate daarbij wordt samengewerkt met KPMG.
Ziet u aanleiding de relatie van de Nederlandse overheid met KPMG te evalueren, niet alleen in Nederland maar vooral in ontwikkelingslanden rondom bijvoorbeeld onze ambassades en ontwikkelingsprojecten? Zo nee, waarom niet?
De overheid moet direct of indirect borgen dat het werk van accountants betrouwbaar is en de samenleving ervan uit kan gaan dat een accountantsverklaring zekerheid geeft over de betrouwbaarheid van de geboden informatie. Daarbij strekt mijn verantwoordelijkheid zich slechts uit tot de Nederlandse accountantsorganisaties. Het zou bijzonder zijn als een overheid zelf zegt dat zij met een bepaalde accountantsorganisatie geen zaken meer wil doen, terwijl deze organisatie wel haar vergunning behoudt om wettelijke controles uit te mogen voeren. Accountantsorganisaties moeten hun zaken op orde hebben. Daarbij hebben de accountantsorganisaties primair een eigen verantwoordelijkheid. Daarbij dienen zij zich te houden aan wettelijke normen voor wettelijke controles ter borging van de kwaliteit en houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht op accountantsorganisaties met zetel in Nederland.
Wat is uw mening over de officiële reactie van KPMG Zuid-Afrika dat het besproken rapport uit 2015 niet voldoet aan haar standaarden van kwaliteit maar dat geen bewijzen van onethisch gedrag zijn gevonden?3 4
Deze reactie heb ik voor kennisgeving aangenomen. Het is aan de onderzoeksinstanties die deze kwestie in Zuid-Afrika onderzoeken om een oordeel te vellen over de gebeurtenissen aldaar.
Bent u bereid te onderzoeken wat de rol is van KPMG Internationaal (hoofdkantoor Amstelveen) bij de kwaliteitscontrole van nationale kantoren en of zij daarin is tekortgeschoten? Zo nee, waarom niet?
Als Minister van Financiën ben ik verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving ter borging van de kwaliteit van de in Nederland uitgevoerde wettelijke controles van een financiële verantwoording van een onderneming of instelling. Het is aan de AFM om toezicht te houden op de naleving van die wet- en regelgeving.
Erkent u dat schikkingen tussen openbare ministeries en KPMG International, of andere (deel)kantoren en accountantsorganisaties, van de afgelopen jaren naar aanleiding van wetsovertredingen niets verbeteren aan de geleden sociale en maatschappelijk schade? Zo ja, bent u bereid uit te zoeken of (een deel van) opgelegde boetes kunnen afvloeien naar een speciaal fonds voor sociale partners van de Nederlandse overheid? Zo nee, waarom niet?
Waar accountants en accountantsorganisaties zich schuldig maken aan fraude, ligt het in de rede dat een strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt en passende maatregelen worden getroffen. Welke maatregelen worden getroffen is aan het Openbaar Ministerie (OM). Het OM zal telkens, met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, een afweging moeten maken over een eventuele vervolging van de betrokkenen. De sociale en maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt doordat organisaties in de problemen komen als gevolg van verdenkingen van fraude of andere affaires is niet gemakkelijk met geld te vergoeden. Onderdeel van een transactie kan zijn (en is in het verleden ook geweest) dat een accountantsorganisatie aanvullende integriteit-, compliance-, en kwaliteitsmaatregelen dient te treffen. Deze maatregelen kunnen bijdragen aan het daadwerkelijk verbeteren van de kwaliteit van wettelijke controles en fraudes en daaruit voortvloeiende maatschappelijke schade in de toekomst verminderen. Het is beter dat accountantsorganisaties investeren in het verbeteren van de kwaliteit, zodat zij het vertrouwen terug kunnen winnen.
Het referendum over onafhankelijkheid voor Iraaks Koerdistan |
|
Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Marianne Thieme (PvdD), Kees van der Staaij (SGP), Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Herinnert u zich de vraag tijdens het mondelinge vragenuur op 26 september 2017 over het referendum in Iraaks Koerdistan?
Bent u bereid de onafhankelijke volkenrechtelijk adviseur te vragen advies uit te brengen in hoeverre de criteria voortvloeiend uit het Montevideo Verdrag van toepassing zijn op Iraaks Koerdistan?
Kan in dit advies per criterium worden toegelicht of Iraaks Koerdistan hier wel of niet aan voldoet?
Kunt u vervolgens toelichten hoe u dit advies duidt en in hoeverre u dit advies onderschrijft?
Bent u bereid deze vragen voor het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken op 10 oktober aanstaande te beantwoorden?
De protectionistische houding van de Verenigde Staten binnen de World Trade Organisation |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Trump is fighting an open war on trade. His stealth war on trade may be even more important»?1
Ja.
Kunt u de in het artikel beschreven situatie bevestigen? Klopt het dat de Verenigde Staten achter de schermen benoemingen tegenhouden van leden voor de Appellate Body van de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation, WTO)? Gebeurt dit met het oogmerk invloed uit te oefenen op de Appellate Body en op de bredere koers van de WTO? Kunt u uw antwoord toelichten?
De VS heeft in de recente jaren tweemaal in de weg gestaan van herbenoemingen van rechters van het Appellate Body, het beroepslichaam van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO. In 2011 ging het om de herbenoeming van een Amerikaanse rechter en in 2016 om een Zuid-Koreaanse rechter. Deze incidenten lijken een uiting van ongenoegen over de manier waarop het beroepslichaam van de WTO tot uitspraken komt. Recentelijk heeft de VS procedurele bezwaren tegen het systeem geuit en daarbij niet ingestemd met het het openstellen van de huidige vacante plekken in het beroepsorgaan, totdat deze bezwaren zijn opgelost. Dit zet het systeem verder onder druk.
Traditioneel is de VS kritisch op de rechters in het beroepslichaam. Zij hebben volgens de VS een te brede interpretatie van hun mandaat en gaan in hun uitspraken verder dan de WTO-akkoorden. Volgens de VS bestaat het risico dat uitspraken van deze rechters afbreuk doen aan de rechten die sommige WTO-leden hebben onder de WTO-overeenkomsten. Het kabinet en de EU zijn van mening dat onafhankelijke geschillenbeslechting binnen de WTO essentieel is. Het kabinet en de EU menen dat de onafhankelijkheid van het beroepslichaam voldoende gewaarborgd is door het feit dat het volledige WTO-lidmaatschap achter een kandidaat moet staan wil deze kunnen worden benoemd. Bovendien is elke beroepszaak een gezamenlijke verantwoordelijkheid van drie rechters van het beroepslichaam. Dit stelt veilig dat uitspraken zich beperken tot de visie waar de drie rechters zich allen in kunnen vinden. Omdat er voor iedere beroepszaak drie rechters zijn en om tijdig tot uitspraken te komen, is het van groot belang dat er voldoende rechters in het beroepslichaam zijn.
Hoe past deze houding in het bredere geheel van (protectionistische) maatregelen en uitspraken die zijn genomen/gedaan door president Trump, onder andere ten aanzien van mogelijke importheffingen op Europees staal? Welke gevolgen heeft deze houding volgens u voor het multilaterale, op regels gebaseerde, onafhankelijke handelssysteem?
De huidige Amerikaanse regering is kritisch op het multilaterale handelsstelsel en de WTO. Bovendien wil deze regering tegelijkertijd de Amerikaanse maakindustrie versterken. Dit klonk al door in de handelsagenda die het bureau van de Amerikaanse handelsvertegenwoordiger (United States Trade Representative) in maart presenteerde.2 Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de effecten van goedkope importen van staal en aluminium op de nationale veiligheid van de Verenigde Staten. U bent hierover nader geïnformeerd (vergaderjaar 2016–2017, aanhangselnummer 1830).
Deze houding is zorgwekkend. Een goed functionerende WTO met een onafhankelijk geschillenbeslechtingsmechanisme is van groot belang om handelsoorlogen te voorkomen. Mogelijke unilaterale acties van de VS kunnen ertoe leiden dat ook andere landen in navolging van de VS maatregelen nemen die niet WTO-conform zijn.
Welke mogelijke, concrete gevolgen heeft het voor de WTO, voor de Europese Unie en voor Nederland als deze impasse aanhoudt en als de Verenigde Staten daadwerkelijk overgaan tot het afhandelen van handelsgeschillen buiten het WTO-systeem of het niet naleven van WTO-uitspraken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Handelsgeschillen buiten de WTO uitvechten of het niet naleven van uitspraken van WTO-panels of het beroepslichaam is onwenselijk, omdat dit de positie van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO ondermijnt. Dit mechanisme is cruciaal onderdeel van het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem. Zonder dit systeem zouden WTO-leden mogelijk unilateraal actie ondernemen als zij de indruk hebben dat hun rechten onder handelsverdragen geschonden worden, wat het risico op handelsoorlogen vergroot.
Wordt deze kwestie besproken in WTO-verband en in EU-verband? Zo ja, kunt u schetsen hoe die gesprekken eruit zien en wat de uitkomsten zijn? Zo nee, bent u voornemens dit onderwerp alsnog te agenderen?
Binnen het reguliere WTO-comité over geschillenbeslechting wordt het functioneren van het geschillenbeslechtingsmechanisme en selectieprocedures voor nieuwe rechters regelmatig besproken. Deze bijeenkomsten worden voorbereid in EU-verband. Binnen de EU is brede steun voor een goed werkend geschillenbeslechtingsmechanisme. In geval van specifieke acties van WTO-leden met mogelijk negatieve effecten op het systeem, beziet de EU per geval of en, zo ja, welke actie nodig is.
Heeft u deze kwestie besproken binnen bilaterale contacten met de Verenigde Staten? Zo ja, wat heeft u besproken en wat was de reactie aan Amerikaanse zijde? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In bilaterale contacten met de VS over handelspolitiek wijst Nederland op het belang de WTO en van een onafhankelijke geschillenbeslechting. De VS erkent dit ook, maar heeft een andere positie over hoe ver het beroepslichaam van de WTO mag gaan in haar interpretatie van de WTO-akkoorden. Nederland en de Europese Commissie zullen hierover met de VS in gesprek blijven, zowel in bilaterale gesprekken als in EU-verband.
Ten aanzien van de maatregelen tegen staal hebben zowel de Europese Commissie als Nederland zeer duidelijk hun bezwaren kenbaar gemaakt aan de Verenigde Staten. Ik heb dit onderwerp persoonlijk besproken met Secretary of CommerceWilbur Ross tijdens een bezoek aan Washington op 24 april 2017. U bent hierover nader geïnformeerd (vergaderjaar 2016–2017, aanhangselnummer 1830).
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Handels- en investeringsbevordering van 5 oktober 2017?
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u op 31 mei 2017 gevraagd is of Noord-Koreaanse dwangarbeiders – al dan niet onder dwang – hebben gewerkt aan NAVO-schepen en, indien het geval, hoe dit mogelijk was gezien de enorme veiligheidsrisico’s?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «North Koreans were involved in construction of new Danish Navy vessel, report says»?2
Ja.
Kunt u nu wel antwoorden of dan wel bevestigen dat Noord-Koreaanse dwangarbeiders weliswaar niet hebben meegewerkt aan de bouw van Nederlandse schepen, maar wel aan de bouw van een schip van een NAVO-bondgenoot?
De kwestie is niet in NAVO-verband besproken. De individuele NAVO-bondgenoten dragen de verantwoordelijkheid voor schepen die aan het Bondgenootschap beschikbaar worden gesteld, ook in relatie tot veiligheidsrisico’s.
De Nederlandse ambassadeur in Kopenhagen heeft naar aanleiding van de berichtgeving navraag gedaan bij het Deense Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie. De Deense regering kan nog niet bevestigen of ontkennen dat de inzet van Noord-Koreaanse arbeiders heeft plaatsgehad. De Deense Minister van Defensie zal op 9 november over de kwestie spreken met de Vaste Commissie voor Defensie van het Deense parlement.
De EU heeft onlangs maatregelen genomen tegen Noord-Koreaanse arbeiders binnen de EU. Deze maatregelen hebben de vorm van een verbod op verlenging van lopende werkvergunningen, bovenop het eveneens in de EU van kracht geworden verbod (ten gevolge van omzetting van VN-Veiligheidsraadsresolutie 2375 (2017)) op het afgeven van nieuwe werkvergunningen aan Noord-Koreaanse arbeiders. Wat Nederland betreft hebben deze maatregelen tot doel het aantal Noord-Koreaanse arbeiders in de EU tot nul te reduceren.
Is er in uw ogen sprake van een veiligheidsrisico? Zijn er door de Deense regering reeds maatregelen genomen of aangescherpt om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Is deze kwestie reeds besproken in NAVO-verband? Zo nee, bent u voornemens om dit te agenderen?
Zie antwoord vraag 3.
Ernstige bedreigingen en onrechtmatig geweld door het Israëlische leger tegen Palestijnse burgers |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een commandant van het Israëlische leger, die optreedt onder het pseudoniem «Captain Nidal», een 22-jarige Palestijn telefonisch heeft laten weten dat hij in aanwezigheid van zijn moeder zal worden doodgeschoten, en dat deze Palestijn twee dagen later bij een gerichte operatie van het Israëlische leger met zeven kogels is neergeschoten en daarbij zo zwaar gewond is geraakt dat hij is overleden?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van eerder onderzoek van de Palestijnse vluchtelingenorganisatie Badil, waaruit bleek dat dezelfde «Captain Nidal» bij invallen, arrestaties en ondervragingen jongeren uit diverse Palestijnse vluchtelingenkampen met invaliditeit en verminkingen heeft gedreigd, met uitspraken als «ik zal alle jongeren van het kamp invalide maken»?2 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Het kabinet is bekend met het feit dat er veel meldingen gemaakt worden van dreigingen die afkomstig zouden zijn van een zekere «Captain Nidal». Het kabinet beschikt over onvoldoende informatie om uitspraken te doen over het al-dan-niet bestaan van «Captain Nidal».
Klopt het dat cijfers van de Verenigde Naties aantonen dat het Israëlische leger per week gemiddeld ruim veertig invallen pleegt in Palestijnse steden, dorpen en vluchtelingenkampen? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Uit cijfers van de VN blijkt dat Israël in 2017 tot dusverre gemiddeld per twee weken 87 opsporings- en arrestatieoperaties uitvoert in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost Jeruzalem. In 2016 waren dat 95 operaties per twee weken. In de Oslo Akkoorden hebben Israël en de PLO afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden met betrekking tot de veiligheid op de Westelijke Jordaanoever, waarbij de Palestijnse politie, overeenkomstig de bepalingen van de Akkoorden en de bijlagen daarbij, verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde in Area A. Ook Israël heeft op basis van de Akkoorden bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tevens is Israël verantwoordelijk voor de handhaving van openbare orde in Oost-Jeruzalem.
Wat is uw reactie op de conclusie van Badil dat dergelijke invallen geen toevallige incidenten zijn, maar «het resultaat van een systematisch beleid van het Israëlische leger dat erop gericht is verzet te onderdrukken, de Palestijnse jeugd te terroriseren en haar blijvend te verwonden, en/of substantiële schade toe te brengen aan het fysieke en psychische welzijn van Palestijnse jongeren»?3
De behandeling van Palestijnse kinderen door Israël is een bron van grote zorg. De Nederlandse regering hecht aan de strikte naleving van de toepasselijke internationaalrechtelijke bepalingen. Dat wordt in multilaterale fora en in bilaterale contacten met Israël uitgedragen. Nederland speelt een voortrekkersrol bij de bescherming van de rechten van minderjarige Palestijnen in Israëlische detentie. Ook is Nederland chef de file voor de EU-ambassades in Tel Aviv voor de bescherming van de rechten van deze kwetsbare groep. Zie ook het verslag van het Algemeen Overleg van 26 mei 2016, Kamerstuk 23 432, nr. 440.
Bent u bereid de Israëlische autoriteiten om een officiële reactie te vragen op de hierboven genoemde beschuldigingen tegen de commandant die schuilgaat achter het pseudoniem «Captain Nidal» en de Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt over onvoldoende informatie om het bestaan van «Captain Nidal» te kunnen verifiëren of om een oordeel te kunnen geven over de beschuldigingen waarnaar in deze vraag wordt verwezen. Dit neemt niet weg dat het kabinet in contacten met Israël zal blijven aandringen op strikte naleving van het internationaal recht, waaronder humanitair oorlogsrecht en mensenrechten en zal oproepen om specifieke misstanden of incidenten te onderzoeken.
Klopt het dat Israël als militaire bezettingsmacht en volgens internationale mensenrechtenverdragen geen geweld tegen Palestijnen mag gebruiken, tenzij het een laatste redmiddel is dat proportioneel wordt aangewend in reactie op een directe dreiging? Zo ja, in welke mate handelt Israël volgens u in bezet Palestijns gebied in overeenstemming met deze verplichtingen?
Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Het kabinet roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld en verwacht van Israël dat ieder geweldsgebruik proportioneel is. Het kabinet spreekt Israël geregeld aan op de verplichting proportioneel te handelen.
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap alles in het werk moet stellen om Israël te bewegen onrechtmatig geweld tegen Palestijnse burgers te staken? Zo ja, welke concrete initiatieven gaat u in dat verband ontplooien, ook op EU-niveau, die verder gaan dan rituele kritiek die vrijblijvend in het contact met Israëlische autoriteiten wordt geuit? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ieder geweldsgebruik dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit moet worden vermeden. Het kabinet spreekt Israël hier geregeld op aan. Dat gebeurt ook in EU-verband, mede op het initiatief van Nederland. Nederland steunt diverse Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties, die zich sterk maken voor de bescherming van de rechten van Palestijnse burgers. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat Israël, als het doorgaat met het al dan niet opzettelijk toebrengen van ernstig fysiek en psychisch letsel aan Palestijnse burgers, onder wie veel kinderen en jongeren, zijn status als «bevriende natie» verliest en het voor het kabinet onhoudbaar wordt deze status te handhaven? Zo nee, waarom niet?|
Nee. Het kabinet dringt bij Israël aan op terughoudendheid met het gebruik van geweld en spreekt Israël geregeld aan op de verplichting proportioneel te handelen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Het landsbesluit van Curacao nr. 17/1922 van 5 september 2017 |
|
Ronald van Raak , André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het landsbesluit van Curaçao nummer 17/1922 van 5 september 2017?
Ja.
In hoeverre klopt het dat de bouw van dit nieuwe ziekenhuis niet alleen vertraagd is, maar ook nog eens 78 miljoen duurder is geworden?
Dit is mij niet bekend, maar dat hoeft ook niet aangezien het een landsaangelegenheid betreft.
Herinnert u zich de zorgen vanuit de Tweede Kamer ten aanzien van de kosten van de bouw van dit ziekenhuis?
Ja.
In hoeverre waren de zorgen vanuit de Tweede Kamer ten aanzien van de kosten van de bouw van dit ziekenhuis dan ook terecht?
Zoals beschreven in de beantwoording van de Kamervragen van 21 augustus 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr.2) zal, in het geval dat de kosten voor de bouw van het ziekenhuis boven het geraamde budget komen of blijkt dat na ingebruikname van het ziekenhuis de jaarlijkse kosten hoger uitvallen dan eerder in de businesscase voorspeld, het land Curaçao daarvoor dekking moeten vinden binnen de eigen begroting. Curaçao is gehouden aan de aflossing- en rentebetalingen aan Nederland (ongeacht wanneer en hoe het nieuwe ziekenhuis in gebruik wordt genomen).
In hoeverre is het wenselijk dat er nu een «Ministeriële regisseur en toezichthouder» wordt benoemd? In hoeverre is het wenselijk dat deze functie betaald wordt vanuit de begrotingspost Gebouwen?
Het besluit van de regering van Curaçao tot het instellen van een «Ministeriele regisseur en toezichthouder» zie ik tegen de achtergrond van de complexiteit en de uitdagingen die gepaard gaan met het HNO-project. De wijze waarop Curaçao uitvoering geeft aan het HNO-project is een verantwoordelijkheid van het land zelf, zo ook de wijze waarop de «Ministeriele regisseur en toezichthouder» wordt bekostigd. Het Cft zal beoordelen of de gevolgen hiervan in de begroting voldoen aan de normen, zoals beschreven in de Rijkswet financieel toezicht.
In hoeverre klopt het dat deze «Ministeriële Regisseur en Toezichthouder» deskundigen en administratieve ondersteuning krijgt? In hoeverre is dit wenselijk? Vanuit welke post in de begroting worden deze kosten gedekt?
Zie antwoord op vraag 5.
Wat zijn de kosten van deze hele afdeling die onder de «Ministeriële Regisseur en Toezichthouder» komt te staan?
Zie antwoord op vraag 5.
In hoeverre waren deze kosten onderdeel van de businesscase uit 2013? Zo nee, welke invloed hebben deze kosten op de businesscase?
Voor zover bekend maken deze kosten geen deel uit van de business case en hebben zij daar dus ook geen invloed op.
Misstanden in Sri Lanka inzake adoptie |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een eerste beeld schetsen van de analyse van de verdeling van de rollen en verantwoordelijkheden, het toezicht en de betrokkenheid van organisaties en personen ten tijde van de misstanden in Sri Lanka in de jaren ’80 inzake adoptie door Nederlandse ouders?
Interlandelijke adoptie is ontstaan vanuit particulier initiatief. De betrokkenheid van de Nederlandse overheid beperkt zich in de beginperiode tot een geschiktheidsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en controle van de vereisten voor toelating van het adoptiekind tot Nederland door de vreemdelingenpolitie. De eerste wetgeving op het gebied van interlandelijke adoptie treedt in 1989 in werking. Hiermee wordt het vergunningenstelsel geïntroduceerd, waarmee het Ministerie van Justitie vergunningen aan adoptiebureaus kan verstrekken. Na wijziging van de wet omtrent adoptie in 1998 treedt Nederland toe tot het Haags Adoptieverdrag en daarmee wordt onder andere geregeld dat de Centrale autoriteit Interlandelijke Kinderaangelegenheden (Ca) toestemming geeft voor de opneming van een specifiek kind voor die adopties die plaatsvinden tussen staten die beide zijn aangesloten bij dat verdrag. Sinds 2014 geeft de Ca toestemming voor ieder kind dat interlandelijk wordt geadopteerd, wat inhoudt dat de Ca ook toestemming geeft voor adopties die plaatsvinden uit landen die niet zijn aangesloten bij het Haags adoptieverdrag.
Ik verwacht een nadere inventarisatie binnen enkele weken gereed te hebben. Hierin zal specifieker worden ingegaan op hoe de rollen en verantwoordelijkheden destijds geregeld waren. Ik zal uw Kamer daarover later dit jaar informeren.
Kunt u de stand van zaken ten aanzien van de in de brief1 van 31 januari 2017 aangekondigde maatregelen om de zorgvuldigheid en kwaliteit van adoptieprocedures te verbeteren toelichten?
In de brief van 31 januari 2017 is onder meer aangekondigd dat een actiever internationaal beleid zal worden gevoerd. Hier wordt inmiddels door de Ca invulling aan gegeven door onder andere actiever de contacten met landen van herkomst aan te gaan. Dit jaar heeft de Ca een werkbezoek gebracht aan Nigeria en begin november zal een werkbezoek aan China worden afgelegd. Tevens is de Ca actiever betrokken bij de contactontwikkelingen van de vergunninghouders.
De maatregelen met betrekking tot het normenkader en het toezicht hangen nauw samen met de voorgenomen wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie. Uw Kamer heeft het onderwerp interlandelijke adoptie 5 april 2017 controversieel verklaard. Hierdoor heeft nog geen debat met Uw Kamer kunnen plaatsvinden over de voornemens tot aanpassing van de wet met betrekking tot onder meer het toezicht op interlandelijke adoptie. In afwachting hiervan en van nadere beleidskeuzes door een volgend kabinet worden geen concrete stappen gezet ter uitwerking van deze wetswijziging.
Het verstrekken van Europese paspoorten na een investering in de Cypriotische economie |
|
Kees Verhoeven (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Cypriotische autoriteiten zogenaamde «Golden Visa» verlenen aan miljardairs na een investering in het land?1
Ja.
Bent u bekend met het onderzoek van de Europese Commissie waar het artikel naar verwijst? Zo ja, kunt u de resultaten van dit onderzoek delen? Zo nee, kunt u uitzoeken hoe dit onderzoek verloopt en daarover de Kamer informeren?
Nee. Uit navraag bij de Europese Commissie blijkt dat van een dergelijk onderzoek geen sprake is. Er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de Europese Commissie en de Cypriotische autoriteiten over het onderwerp.
Wat is uw reactie op acties van Europese lidstaten die voor een bepaald bedrag paspoorten «verkopen»?
Op grond van internationaal recht, en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, bepaalt elke Staat ingevolge zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Deze wetgeving wordt door andere Staten geaccepteerd voor zover zij overeenstemt met internationaal recht. Het is aan het land om vast te stellen of aan de nationale (wettelijke) voorwaarden voor verstrekking van een paspoort is voldaan en om te voorkomen dat daardoor mogelijkerwijs criminelen worden gefaciliteerd.
Zijn er nog meer lidstaten die dit soort praktijken er op nahouden?
Europese lidstaten waarvan bekend is dat zij investeerdersprogramma’s hebben welke uitzicht bieden op enige vorm van langdurig verblijf zijn Malta, Spanje, Portugal, Bulgarije, Oostenrijk, Estland en Nederland. Echter, deze landen geven eerst recht op een verblijfsvergunning en na een aantal jaren op naturalisatie. Bovendien hebben de meeste EU-lidstaten wel een bepaling in hun nationaliteitswetgeving op grond waarvan (deels) voorbijgegaan kan worden aan de voorwaarden voor naturalisatie.
Kunt u bevestigen dat dit soort praktijken niet door Nederland gedaan worden?
In Nederland kunnen personen die EUR 1,25 miljoen investeren in innovatieve bedrijven of bedrijven die daardoor meer werkgelegenheid scheppen in aanmerking komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) moet over de investeerder informatie inwinnen bij de Financial Intelligence Unit (FIU) in Nederland en de FIU in het land van herkomst. Na vijf jaar legaal verblijf kan de investeerder in aanmerking komen voor een permanente verblijfsvergunning of voor de Nederlandse nationaliteit wanneer hij of zij aan de voorwaarden daarvoor (o.a. het halen van een inburgeringsexamen) voldoet.2
Bent u bereid om, in Europees verband, de Cypriotische autoriteiten en eventueel andere lidstaten hierop aan te spreken?
Alleen strijdigheid van de toepassing van de nationale wetgeving met toepasselijk internationaal recht zal aanleiding geven voor verdere actie. Op basis van de thans beschikbare gegevens is vooralsnog geen sprake van strijdigheid met internationaal recht.
Hoe beoordeelt u het verstrekken van paspoorten in het licht van de strijd tegen witwassen en corruptie?
Zie antwoord op vraag 3.
De situatie op Lesbos |
|
Jasper van Dijk |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Nieuwsuur van 14 september 2017 waarin schokkende beelden zijn te zien over de situatie in de vluchtelingenkampen op Lesbos?1
Deze beelden laten zien dat blijvende aandacht nodig is om ervoor te zorgen dat opvangfaciliteiten voor migranten in Griekenland voldoen aan de Europese standaarden, en voor versterking van het Griekse asielstelsel.
Waarom is de toegang tot het kamp Moria verboden?
De toegang tot Moria dient van tevoren te worden aangevraagd. De beslissing in hoeverre er vervolgens toegang wordt verleend ligt bij de Griekse autoriteiten. De Griekse autoriteiten hanteren hierbij strikte regels, in ieder geval omwille van de veiligheid van de aanwezige migranten en experts.
Zijn de Griekse vluchtelingenkampen wel toegankelijk voor EU-functionarissen? Zo nee, hoe kunnen zij dan weten of de situatie wel of niet aan internationale standaarden voldoet? Zo ja, kunt u informeren over de situatie op de andere Griekse eilanden? Is deze vergelijkbaar met de situatie in het kamp Moria?
Voor de toegang van EU-functionarissen geldt eveneens dat deze van tevoren moet worden aangevraagd bij de Griekse autoriteiten.
Ook op de andere Griekse eilanden blijft aandacht voor de uitvoering van het asielproces en verbetering van de opvangsituatie van belang. Dit is een voortdurend punt van zorg. De Europese Commissie monitort de situatie dan ook nauwlettend, daarbij ondersteund door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), waarbij de Griekse autoriteiten uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de asielregelgeving conform Europese en internationale standaarden.
Deelt u de mening dat de situatie in kamp Moria beneden de maat is en dat dit niet gezien kan worden als humane opvang? Kunt u een beeld schetsen van hoe een humane opvang in Griekenland er volgens u uit zou moeten zien om aan internationale en humane standaarden te voldoen zonder daarbij enkel naar het VN-Vluchtelingenverdrag te verwijzen?
De getoonde beelden laten zien dat de opvang van Moria in een aantal opzichten te wensen over laat. Wel is duidelijk dat de Griekse autoriteiten zich inzetten voor adequate opvang, daarbij ondersteund door de Europese Commissie, de EU-agentschappen en NGO’s. De EU heeft sinds 2014 vanuit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het Fonds voor Interne Veiligheid (ISF) tot dusver ruim € 880 miljoen2 aan hulpgeld verstrekt aan de Griekse autoriteiten en sinds 2016 € 450 miljoen3 vanuit het Noodhulpinstrument van de Commissie. Dit geld draagt grotendeels in directe dan wel indirecte zin bij aan het verbeteren van de opvangomstandigheden en de asielprocedure, en deels aan grensbewaking. Ook bilateraal hebben lidstaten, waaronder Nederland, bijgedragen. Zo heeft Nederland in 2016 € 100.000 beschikbaar gesteld ten behoeve van de opvangomstandigheden in Griekenland. De Europese Commissie monitort in hoeverre de Griekse opvang aan de Europese regelgeving voor de opvang van asielzoekers voldoet. Zij brengt in dat kader regelmatig aanbevelingen en voortgangsverslagen uit.4
Deelt u de mening dat, aangezien sommige mensen in Griekenland nog altijd een jaar wachten op hun eerste interview en erg lang in onzekere, slechte omstandigheden wonen waarbij zij noch toegang tot de EU krijgen noch teruggestuurd worden naar Turkije en dit een essentieel deel was van de Turkijedeal, de Turkijedeal een mislukking is te noemen?
Het doel van de EU-Turkijeverklaring was om de onhoudbaar hoge aantallen irreguliere migranten die de gevaarlijke oversteek via Griekenland naar de EU maakten te verminderen, en daarmee verdrinkingen in de Egeïsche Zee te voorkomen. In dat opzicht zijn zeer significante resultaten behaald, waarover uw Kamer met regelmaat in de afgelopen periode is geïnformeerd.
Wat is uw reactie op de bevindingen van de adjunct-directeur van Vluchtelingenwerk, die stelt dat de Griekse overheid huiverig is mensen een asielstatus in Europa te geven omdat zij bang zijn dat de EU-lidstaten niet voldoende mensen vanuit Griekenland zullen herplaatsen en Griekenland uiteindelijk alle statushouders daar zal moeten blijven opvangen? Kunt u bij uw antwoord betrekken dat de herplaatsing inderdaad erg moeizaam gaat en verschillende EU-lidstaten weigeren mensen over te nemen?
Het beeld dat de adjunct-directeur van Vluchtelingenwerk schetst, herkent het kabinet niet. In de meest recente voortgangsrapportage geeft de Commissie aan dat het resterende aantal asielzoekers dat voor herplaatsing vanuit Griekenland in aanmerking komt aanzienlijk is verminderd. Inmiddels hebben de inspanningen van lidstaten ertoe geleid dat er per 6 oktober jl. 20.471 asielzoekers zijn herplaatst vanuit Griekenland. Daarbij heeft de EU-Turkije Verklaring er, zoals gezegd, voor gezorgd dat de aankomst van migranten in Griekenland drastisch is verminderd. Griekenland is in het verleden voor migranten vooral een punt van binnenkomst in de EU geweest op weg naar andere delen van de EU om daar vervolgens asiel aan te vragen. Griekenland heeft daardoor dus wellicht minder ervaring als bestemmingsland. Maar dat kan geen reden zijn om de regels niet te volgen of geen verantwoordelijkheid te nemen voor het zorgen voor voldoende opvang- en procescapaciteit.
Hoeveel EU-geld is er voor hulp bij de vluchtelingenkampen inmiddels al naar Griekenland gegaan?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn er extra stappen ter monitoring en controle op zinvolle besteding van het geld gezet sinds de berichten in maart van dit jaar dat er sprake zou zijn van mogelijke corruptie en verspilling? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?2
De besteding van Europese fondsen is gehouden aan zeer duidelijke en strenge voorwaarden. Ook moeten organisaties, zowel overheden als (internationale) non-gouvernementele organisaties, die maatregelen met deze fondsen implementeren, in detail aan de Europese Commissie rapporteren over de besteding van deze fondsen. Wanneer de Commissie daar onregelmatigheden in aantreft, zal de Commissie daarnaar nader onderzoek verrichten via een het anti-fraude bureau van de Commissie: OLAF.6 Ook stuurt DG Home vanuit de Commissie regelmatig fondsenexperts naar Griekenland ter monitoring van de besteding van de gelden. Het absorberen en uitgeven van EU-middelen die voor Griekenland beschikbaar zijn, is meermaals lastig gebleken. Nederland heeft op dit vlak expertise gedeeld om de Griekse autoriteiten te ondersteunen bij de besteding van de programma’s uit de migratiegerelateerde EU-fondsen.
Deelt u de mening dat als de EU soortgelijke deals als de Turkijedeal gaat sluiten met Noord-Afrikaanse landen, de standaard van de vluchtelingenkampen daar op een veel hoger niveau zouden moeten zijn dan nu op Lesbos het geval is?
Nederland zet in op het in EU-verband maken van migratie-afspraken met derde landen. Over de inhoud van dergelijke afspraken valt geen inschatting te geven zolang ze nog niet gemaakt zijn. Concrete afspraken met deze landen dienen uiteraard conform de standaarden van Europese en internationale regelgeving te zijn.
Verwacht u dat gezien het feit dat de vluchtelingenkampen in Griekenland twee jaar na het starten van de vluchtelingenkwestie nog niet op orde zijn, dit in landen als Niger of Tsjaad wel zal lukken? Zo ja, waarom en kunt u een inschatting geven van hoe lang daar voor nodig zal zijn en hoeveel geld daarmee gemoeid zal gaan?
Zie antwoord vraag 9.
Geweld en intimidatie tegen Israëlische mensenrechtenorganisaties |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de arrestatie in Israël van een man die voorbereidingen had getroffen voor een aanslag door middel van brandstichting op het kantoor van Breaking the Silence, en die leden van deze Israëlische niet-gouvernementele organisatie (ngo) wilde intimideren, zodanig dat zij hun werkzaamheden zouden staken?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze gebeurtenis samenhangt met de opruiende en aanhoudende lastercampagne tegen Breaking the Silence van (leden van) de Israëlische regering?
Mensenrechtenorganisaties in Israël die kritiek hebben op de regering en op het optreden van de strijdkrachten in de Palestijnse gebieden worden in toenemende mate negatief geportretteerd in de media en het publieke discours. Het kabinet neemt in dit verband afstand van aantijgingen aan het adres van Breaking the Silence door individuele leden van de Israëlische regering. Het kabinet maakt zich grote zorgen over de wijze waarop dergelijke organisaties worden bejegend in het publieke debat in Israël. Deze ontwikkeling draagt bij aan een algemeen klimaat waarin organisaties en personen met een afwijkende mening kunnen worden geconfronteerd met verbale, online en soms fysieke bedreigingen. Hoewel het incident waar in de vraag naar wordt verwezen past in deze zorgelijke trend, kan het kabinet niet beoordelen welke factoren er precies aan ten grondslag lagen.
Welke stappen en maatregelen heeft u genomen om de motie-Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 23 432 nr. 425) uit te voeren, om de vrijheid van mensenrechtenorganisaties in Israël te beschermen en deze ngo’s te steunen?
Het kabinet verwijst naar het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 28 april 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1744, d.d. 4 mei 2017), waarin het kabinet de Kamer informeert over de uitvoering van de motie Sjoerdsma c.s. over steun aan mensenrechtenorganisaties in Israël.
Bent u bereid om de Israëlische regering met klem te verzoeken alle vormen van opruiing tegen en obstructie van mensenrechtenverdedigers onmiddellijk te staken en haar positieve verantwoordelijkheid te nemen om hen effectieve bescherming te bieden?
Het kabinet besteedt – waar mogelijk in EU-verband – intensieve aandacht aan mensenrechtenonderwerpen in de dialoog met de Israëlische autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving. Dit wordt ook nadrukkelijk aan de orde gesteld in de verschillende dialogen die de EU voert met de Israëlische autoriteiten, waaronder de jaarlijkse mensenrechtendialoog.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kandidaat Nederlandse mensenrechtenprijs beschuldigt tegenstanders van lastercampagne»?2
Ja.
Beschikt u over aanwijzingen dat de Israëlische mensenrechtenrechtenorganisatie Gisha inderdaad het doel was van een lastercampagne van tegenstanders die de uitslag van Gisha negatief heeft beïnvloed?
Uit de analyse van de stemresultaten blijkt dat er vermoedelijk sprake is geweest van een anti-campagne vanuit Israël. De kandidaat uit Israël (Gisha) is gedurende de stemronde gedaald in de tussenstand. Het is voorts bekend dat in Israël oproepen zijn gedaan op Facebook om op andere kandidaten dan Gisha te stemmen.
Bij een internetstemming bestaat de kans op initiatieven die stemgedrag beogen te beïnvloeden. Dergelijke initiatieven zijn niet tegen te houden; publiek debat en discussie over de kandidaten is op zichzelf positief en kan uiteindelijk bijdragen aan zichtbaarheid voor mensenrechtenverdedigers (individuen en organisaties) en verbetering van de mensenrechtensituatie. Voorts kan niet worden bepaald of een geldige stem al dan niet is uitgebracht in het kader van een initiatief om stemgedrag te beïnvloeden. Het is daarom niet wenselijk om geldig uitgebrachte stemmen uit te sluiten. Overigens blijkt uit de analyse dat Gisha, indien alle stemmen uit Israël niet zouden worden meegeteld, slechts één plaats zou stijgen (van nummer 7 naar nummer 6) en ook niet in de top drie terecht zijn gekomen.
Uiteraard is er net als in voorgaande jaren voor zorggedragen dat frauduleuze stemmen niet worden meegeteld. Zo wordt maximaal één stem per e-mailadres meegeteld en stemmen vanuit automatisch gegenereerde e-mailadressen worden niet meegeteld (zie ook http://www.humanrightstulip.nl/ranking). Overigens is het aantal frauduleuze stemmen dit jaar sterk afgenomen.
Heeft u maatregelen genomen naar aanleiding van de lastercampagne die in 2016 tegen B’Tselem is gevoerd? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 6.
De mogelijke rol die de EU gaat krijgen bij controversiële bedrijfsovernames in lidstaten |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Lidstaten krijgen invloed op overnames in andere EU-landen»?1
Ja.
Heeft u al een uitgewerkt voorstel van de Europese Commissie ontvangen over hoe zij bijvoorbeeld ongewenste overnames door Chinese staatsbedrijven van Europese concerns in strategische sectoren wil voorkomen of bemoeilijken? Zo ja, wilt u dat voorstel dan snel met de Kamer delen en daarbij tevens uw inhoudelijke appreciatie geven?
De Europese Commissie heeft donderdag 14 september haar voorstel gepresenteerd.2 Het kabinet zal het Commissievoorstel nu nader bestuderen, waarna de Kamer volgens de gebruikelijke wijze een appreciatie zal ontvangen middels een BNC-fiche.
Zal dit Europese voorstel ook van invloed zijn op de plannen die u zelf aan het uitwerken bent om Nederlandse bedrijven beter te beschermen tegen vijandige overnames? Zo ja, op welke wijze?
Zoals door uw Kamer verzocht werkt het kabinet momenteel een plan uit om het bestuur van (in ieder geval) beursgenoteerde vennootschappen in het geval van vijandige overnames en/of aandeelhoudersactivisme afdoende gelegenheid te geven om de effecten van (voorgestelde) aanpassing van de strategie op de belangen van stakeholders in kaart te brengen en waar nodig een alternatieve invulling voor te stellen die meer recht doet aan de balans van effecten op stakeholders en de langetermijnwaardecreatie door de onderneming. Het voorstel van de Commissie ziet toe op een raamwerk voor toetsing van buitenlandse overnames op nationale veiligheid en openbare orde. Het voorstel van de Commissie en het hierboven beschreven plan van het kabinet dienen dan ook verschillende doelen.
Kan het zijn dat dit voorstel ertoe leidt dat de juridische blokkades, die liggen op eerder door u zelf in een brief aan de Kamer genoemde opties om Nederlandse bedrijven beter te beschermen, geslecht dan wel verminderd worden? Zo nee, biedt het lanceren van dit voorstel door de Europese Commissie niet ook meer mogelijkheden voor u om in de Europese Unie juridisch meer ruimte af te dwingen voor een effectievere bescherming van Nederlandse bedrijven tegen vijandelijke overnames, ook om andere redenen dan risico’s voor de veiligheid en openbare orde?
De mogelijke juridische belemmeringen voor de uitwerking als omschreven in antwoord op vraag 3 die het kabinet u eerder heeft geschetst in de Kamerbrief van 20 mei 2017 (Kamerstuk 29 826, nr. 70), liggen voornamelijk op het terrein van de Europese richtlijnen betreffende de uitoefening van rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde ondernemingen (richtlijn 2007/26/EG), het openbare overnamebod (richtlijn 2004/25/EG), de herziene tweede vennootschapsrichtlijn (richtlijn 2012/30/EU) en het vrij verkeer van kapitaal.
De Commissie stelt niet voor deze aan te passen.
In de bovengenoemde Kamerbrief heeft het kabinet toegelicht dat momenteel langs vier lijnen wordt bezien of aanvullende actie nodig is op het gebied van buitenlandse overnames. Dit betreft onder andere ook het kabinetsprogramma economische veiligheid, gericht op het voorkomen van ongewenste zeggenschap in Nederlandse bedrijven vanuit het perspectief van nationale veiligheid. Het voorstel van de Commissie kent met name raakvlakken met deze actielijn. Met betrekking tot het voorstel van de Commissie en de implicaties voor het nationale beleid zal het kabinet, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, nader ingaan in het BNC-fiche over dit voorstel.
Bent u bereid aan te geven wanneer de Kamer uw voorstellen tegemoet kan zien inzake de bescherming van Nederlandse bedrijven tegen ongewenste overnames en hoe in de tijd de behandeling van deze voorstellen en het nieuwe voorstel van de Europese Commissie afgestemd kunnen worden?
Zoals in het debat in uw Kamer van 28 juni 2017 aangegeven, is het aan een volgend kabinet om met voorstellen op dit terrein te komen.
Het in de cel gooien van een Nederlandse journalist |
|
Jan Paternotte (D66), Maarten Groothuizen (D66), Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «NRC-fotograaf in cel omdat hij weigerde foto’s af te staan»?1
De waarnemend hoofdofficier van justitie heeft zowel de fotograaf als de hoofdredacteur van de NRC excuses aangeboden. Zie het persbericht van het Openbaar Ministerie.2
Ik verwijs tevens naar de Aanwijzing dwangmiddelen journalisten.3
Waarom deze fotograaf is opgepakt en in de politiecel is gezet? Welke wetten had hij overtreden?
De journalist is ten onrechte als verdachte aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft hiervoor excuses aangeboden, zie het eerder genoemde persbericht van het Openbaar Ministerie.
Was de arrestatie van de journalist legitiem? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Op basis van welke rechtsgrond is de apparatuur van de journalist, oftewel de geheugenkaart waar de foto’s op stonden, in beslag genomen?
De inbeslagname van de apparatuur en geheugenkaart was onterecht. Ik verwijs naar de eerder genoemde Aanwijzing dwangmiddelen journalisten.
Was de inbeslagname legitiem? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het optreden en handelen van de politie en marechaussee, zoals uiteengezet in het artikel, ontoelaatbaar is in de democratische rechtsstaat die Nederland is?
Ja. Het handelen van de politie was gebaseerd op aansturing van het Openbaar Ministerie. Deze aansturing van het Openbaar Ministerie was onjuist.
Bent u bereid om pal te gaan staan voor de persvrijheid en het gesprek aan te gaan met politie en Openbaar Ministerie om uw ongenoegen kenbaar te maken?
Ik hecht groot belang aan vrije nieuwsgaring. Daarbij hoort dat journalisten in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Het Openbaar Ministerie heeft in deze zaak geconstateerd dat in de hectiek van het moment de verkeerde afweging is gemaakt om het dwangmiddel inbeslagname towe te passen. Het Openbaar Ministerie heeft dit ook toegegeven. De casus zal binnen het OM breed besproken worden.
Welke andere acties wilt u ondernemen om in de toekomst persvrijheid beperkend politieoptreden zoveel mogelijk te voorkomen?
Zie antwoord vraag 7.
De vermindering van het aantal zetels in het Europees Parlement na Brexit |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent U bekend met het artikel «Krijgen we meer Europarlementariërs na Brexit»?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogtye dat de Tweede Kamer op 29 april 2017 een motie heeft aangenomen, die de regering verzoekt zich binnen de Europese Raad hard te maken voor een vermindering van het aantal zetels van het Europees parlement, met de 73 Britse zetels, na de Brexit.2 Heeft u dit standpunt al kenbaar gemaakt in Brussel? Zo nee, waarom niet en wanneer bent u voornemens dat te gaan doen? Hebben andere landen hun positie al bekend gemaakt?
Het kabinet is van de motie op de hoogte. Het Nederlandse standpunt is in Raadsverband bij herhaling en op verschillende niveaus uitgedragen. Tijdens de werklunch van de Raad Algemene Zaken op 25 september, waar institutionele aspecten van het Europees Parlement aan de orde kwamen, heeft Nederland bepleit het zetelaantal van het Europees Parlement na Brexit met 73 zetels van het VK te verminderen. Slechts een klein aantal lidstaten deelde de Nederlandse positie ten aanzien van de vermindering van de omvang van het EP als gevolg van de uittreding van het VK. Het principe dat met het vertrek van het VK ook de omvang van de begroting daalt, en dat daardoor ook de omvang van het EP zich dient te beperken, kan daarentegen op brede steun bij lidstaten rekenen. Ten aanzien van de door u gevraagde brief verwijs ik u naar het verslag van de Raad Algemene Zaken van 25 september 2017 (zie Kamerstuk 21501–02, nr. 1776).
Kunt u de op 29 april 2017 gevraagde brief over de uitvoering van deze aangenomen motie vóór de plenaire behandeling van de Europese Top van 19 en 20 oktober 2017 aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kijkt u aan tegen het voorstel van twee Europarlementariërs, zoals genoemd in het artikel, over de zetelverdeling van het Europees parlement na het vertrek van de Britten?
Op 11 september 2017 heeft het Europees Parlement gesproken over een voorstel voor de zetelverdeling van het Europees Parlement. Het betreft echter niet het definitieve voorstel voor de zetelverdeling van het Europees Parlement aan de Raad. Het kabinet wacht het definitieve voorstel voor de zetelverdeling van het Europees Parlement af en zal zijn standpunt daarop te zijner tijd bepalen. De positie van het kabinet en uw Kamer zijn bij de betrokken Europese instellingen bekend.
Deelt u de mening dat er in het voorstel gegoocheld wordt met zetels en dat de twee Europarlementariërs een vergroting van het Europees parlement na Brexit verkopen als een inkrimping?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat uitbreiding van de Europese Unie (EU) volstrekt onwenselijk is en dat er op geen enkele manier vooruit moet worden gelopen op de toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU?
Uitbreiding van de EU en de kwestie van de zetelverdeling van het Europees Parlement bij uitbreiding zijn thans niet aan de orde.
Bent u voornemens Brussel duidelijk te maken dat er na Brexit gewoon 73 zetels minder in de plenaire zaal van het Europees parlement moeten staan?
Zie antwoord vraag 2 en 3.
De voorgenomen ontruiming van twee Palestijnse dorpen |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de brief van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem waarin wordt gesteld dat het voornemen om twee Palestijnse dorpen op de Westelijke Jordaanoever, Susiya en Khan al-Ahmar, te ontruimen een oorlogsmisdaad is?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Israël voornemens is om deze twee Palestijnse dorpen te ontruimen?
Ja. Susiya staat al een geruime tijd onder dreiging van sloop. In 2013 ontving het lokale bestuur een bericht van de Israëlische autoriteiten dat het dorp volledig ontruimd zou worden. Khan al-Ahmar ontving dit jaar eenzelfde bericht. Susiya staat als Palestijnse gemeenschap ten zuiden van Hebron onder druk door de groeiende nederzettingen in dat gebied. Hetzelfde geldt voor Khan al-Ahmar, vlakbij de nederzetting Ma’aleh Adumim. Het Israëlisch kabinet heeft het Israëlisch Hooggerechtshof om toestemming gevraagd om beide dorpen te mogen ontruimen. Het hooggerechtshof heeft nog geen uitspraken gedaan over de zaken.
Deelt u de analyse van B’Tselem dat ontruiming van beide dorpen een oorlogsmisdaad zou zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zeer bezorgd over de plannen van de Israëlische regering om spoedig tot ontruiming van Susiya en Khan al-Ahmar over te gaan. Op basis van het bezettingsrecht heeft Israël als bezettende mogendheid specifieke verplichtingen jegens de Palestijnse bevolking. Zo is gedwongen verplaatsing van de burgerbevolking van het bezette gebied niet toegestaan. Tevens is het Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering in elk concreet geval. Het kabinet roept Israël op tot strikte naleving van deze verplichtingen.
De EU heeft zich in Raadsconclusies, verklaringen en bilaterale contacten krachtig uitgesproken tegen de Israëlische plannen voor gedwongen verplaatsing. De EU roept Israël hierin op het slopen van Palestijnse eigendommen in Susiya en andere Palestijnse dorpen te staken. Samen met andere partners ondersteunt Nederland organisaties die de bewoners van Susiya bijstaan, onder meer in de rechtszaken die gevoerd worden om hen te betrekken bij de ruimtelijke ordening en planning, maar ook bij het voorzien in hun dagelijkse levensonderhoud. Via diplomatieke en politieke contacten blijft het kabinet – zowel bilateraal als via de EU – er bij Israël op aandringen dat wordt afgezien van de plannen tot ontruiming en dat de rechten van Palestijnse gemeenschappen in bezet gebied worden gewaarborgd.
Bent u bereid met spoed contact op te nemen met uw Israëlische collega’s om erop aan te dringen dat afgezien wordt van dit voornemen tot ontruiming? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De berichtgeving omtrent het alarm slaan van de Nederlandse spoorsector over Duitse stremming bij Rastatt |
|
Jan Middendorp (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Spoorsector slaat alarm over Duitse stremming»?1
Ja.
Wanneer en door wie is uw ministerie erover geïnformeerd over een incident bij bouwwerkzaamheden aan het spoor bij het Duitse Rastatt op 12 augustus 2017 waardoor het spoorgoederenvervoer geblokkeerd is?
Op dinsdag 15 augustus 2017 is het ministerie door spoorgoederenvervoerders geattendeerd op de calamiteit bij het Duitse Rastatt.
Wat vindt u van deze stremming?
De stremming is buitengewoon hinderlijk en veroorzaakt economische schade. In de spoorgoederencorridor Rijn-Alpen is het belangrijkste traject geblokkeerd voor het spoorgoederenvervoer tussen de Nederlandse zeehavens en Nederlandse handels- en industriegebieden enerzijds en terminals in Zwitserland en Italië anderzijds. Bovendien zijn omleidingsroutes wegens gepland onderhoud beperkt beschikbaar. De stremming leidt daarmee tot forse vertragingen, uitval van treinen, hogere kosten en verlies van productie voor verladers, vervoerders en terminals en is schadelijk voor de concurrentiepositie van het spoorgoederenvervoer.
Hebt u contact gezocht met het Duitse Ministerie van Verkeer en Infrastructuur? Zo ja, wat is de uitkomst van dat gesprek? Zijn er toezeggingen gedaan over de oplossing van de stremming, de afhandeling van de schade en/of de capaciteitsverdeling? Zo ja, worden deze tot nu toe nagekomen? Zo nee, op welke termijn gaat u dat doen?
Op 17 augustus 2017 heb ik contact gezocht met het Duitse Bondsministerie voor Verkeer en digitale Infrastructuur. Sindsdien heeft het ministerie regelmatig contact onderhouden met de Duitse partners over de stand van zaken en de voortgang. Tevens is er regelmatig contact tussen DB Netz en ProRail op basis waarvan de goederenvervoerders en de zeehavens worden geïnformeerd. Ook informeert het management van de spoorgoederencorridor Rijn-Alpen mij wekelijks over de stand van zaken.
De stremming heeft de absolute aandacht van het Bondsministerie en de infrastructuurbeheerder DB Netz heeft als eerstverantwoordelijke alles in het werk gesteld om de stremming zo snel mogelijk te repareren en het getroffen verkeer zo goed mogelijk om te leiden. Dit bleek geen gemakkelijke opgave omdat de schade aan de infrastructuur enorm was in combinatie met beperkte capaciteit op de omleidingsroutes.
In de afgelopen weken heeft mijn ministerie de zorgen van goederenvervoerders en zeehavens overgebracht en aangedrongen op maximale creativiteit in het vinden van oplossingen. DB Netz heeft met man en macht gewerkt aan het vinden van oplossingen voor de problemen van vervoerders. Zo zijn de geplande bouwwerkzaamheden op omleidingsroutes ingekort en is onderhoud uitgesteld. Dit heeft gezorgd voor extra capaciteit. Vervoerders lopen echter aan tegen andere beperkingen. Zo is het profiel waarbinnen treinen moeten rijden op omleidingsroutes (bijvoorbeeld de diameter van tunnels) kleiner dan op de oorspronkelijke route via Rastatt, waardoor sommige treinen geen gebruik konden maken van de omleidingsmogelijkheden. Ook zijn vervoerders geconfronteerd met beperkingen ten aanzien van de inzetbaarheid van machinisten (taaleisen, wegbekendheid) en locomotieven (verschillen in beveiligingssystemen en toelating). Al met al bleef de uiteindelijke benutting van de gevonden extra capaciteit op omleidingsroutes beperkt.
Op 27 augustus 2017 heeft DB Netz gecommuniceerd dat het spoor nabij Rastatt vanaf 7 oktober aanstaande weer beschikbaar zal zijn. Inmiddels heeft DB Netz aangegeven dat dit vijf dagen eerder zal zijn, i.c. vanaf 2 oktober.
Bent u bekend met de oproep van de Zwitserse Bondspresident Doris Leuthard?2
Ja, die is mij bekend. Zij heeft zich op 25 augustus jongstleden tot Minister Dobrindt gericht en aandacht gevraagd voor zo spoedig mogelijk herstel en in de tussentijd voldoende omleidingsmogelijkheden.
Recentelijk heb ook ik mij per brief tot Minister Dobrindt gericht met een vergelijkbaar verzoek. Tevens heb ik gevraagd om een evaluatie opdat lering getrokken kan worden voor de toekomst.
Is er nu contact tussen de Duitse en Nederlandse overheid over de stremming? In hoeverre wordt u geïnformeerd over de voortgang bij het oplossen van de stremming? Hoe lang zal deze situatie voortduren?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u een beeld van de schade die Nederlandse goederenvervoerders en havens nu dagelijks oplopen? Hoe wordt deze schade gemonitord? Hoeveel treinen vallen er door de stremming dagelijks uit of worden omgeleid? Wat zijn de financiële gevolgen van deze stremming voor de Nederlandse goederenvervoersector en havens tot nu toe?
Mij is geen exact beeld van de schade bekend. Volgens inschattingen in de sector loopt de schade voor Nederlandse goederenvervoerders, terminals en havens in de tientallen miljoenen euro’s. In mijn brief aan Minister Dobrindt heb ik gevraagd om de economische effecten van de stremming in kaart te brengen, het resultaat daarvan te delen en duidelijkheid te bieden over de aansprakelijkheid.
Met dagelijks gemiddeld 200 goederentreinen is het nu gestremde tracé één van de drukste trajecten voor het spoorgoederenvervoer in Europa. In de eerste weken na de stremming is tot 25 procent van dit aantal daadwerkelijk omgeleid over alternatieve routes door Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk. Zoals hiervoor geschetst, zijn er verschillende beperkingen die de benutting van alternatieve treinpaden hinderen.
Bent u bekend met de brandbrief die 19 belangenorganisaties op 4 september aan de Duitse Minister van Verkeer en Infrastructuur Alexander Dobrindt en de Europese Commissaris Violeta Bulc hebben gestuurd?3 Is er, gezien het feit dat alternatieve routes, zoals omrijden door Frankrijk, vaak lastig in gebruik blijken te nemen, bijvoorbeeld door een tekort aan Franse machinisten, door uw ministerie ook contact gezocht op Europees niveau? Zo ja, wat waren de uitkomsten daarvan? Zo nee, bent u voornemens dat te doen?
Ja, ik ben bekend met de brandbrief. De Europese Commissie heeft op 12 september jongstleden een ronde tafel bijeenkomst met sectorpartijen georganiseerd over de stremming. Voorts zal op 11 oktober 2017 een extra bijeenkomst plaats vinden van het uitvoerend comité van de spoorgoederencorridor Rijn-Alpen. Ministeriële vertegenwoordigers zullen dan met het management van de spoorgoederencorridor een eerste evaluatie bespreken van de stremming; Nederland is momenteel voorzitter van dit uitvoerend comité. De calamiteit laat zien dat het traject dat de gezamenlijke uitvoerende comités van de spoorgoederencorridors in gang hebben gezet om de afspraken uit de Ministersverklaring «Rail freight corridors to boost international freight» van 21 juni 2016 van Rotterdam te effectueren, onverminderd urgent is. Er moeten lessen getrokken worden uit deze stremming, zodat we verder kunnen bouwen aan een robuust Europees spoorwegnet.
Deelt u de conclusie dat er zo snel mogelijk een oplossing moet komen en er alles aan gedaan moet worden om Nederlandse verladers, havens en goederenvervoerders precies op de hoogte te houden van de tijdstabel en stappen naar het volledig oplossen van de stremming? Zo ja, op welke manier worden zij op de hoogte gehouden?
Ja. De Duitse partners spannen zich verregaand in om, in samenwerking met alle partijen, de schade aan de infrastructuur te Rastatt te herstellen en het getroffen verkeer zo goed mogelijk om te leiden. Nederlandse belanghebbenden worden op allerlei manieren geïnformeerd. Zo staat de klantendienst van DB Netz de Nederlandse vervoerders ter zijde met informatie op de website, met dagelijkse telefonische conferenties en specifieke, bilaterale contacten.
De recente ontwikkelingen rondom CETA |
|
Maarten Hijink |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat België het Europees Hof van Justitie om advies zal vragen over de vraag of het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie (EU) en Canada (CETA-verdrag), en met name het geschillenmechanisme dat het verdrag bevat (Investment Court System (ICS)), verenigbaar is met Europese verdragen, inclusief de grondrechten?1
Ja.
Welke gevolgen heeft deze stap voor de voorlopige inwerkingtreding en de ratificatie van het CETA-verdrag?
Deze adviesaanvraag heeft geen gevolgen voor de voorlopige toepassing van CETA. De bepalingen waarover België het EU-Hof om advies vraagt (het Investment Court System) zijn uitgesloten van de voorlopige toepassing. Deze bepalingen kunnen pas in werking treden als het gehele akkoord in werking treedt. Daartoe dienen alle betrokken partijen (de EU, de EU-lidstaten en Canada) CETA eerst te ratificeren. De EU-lidstaten kunnen hun nationale goedkeuringsprocedures voortzetten, terwijl de adviesprocedure bij het EU-hof loopt.
Bent u bereid om de aanvraag van België officieel te steunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanvullende vragen wilt u stellen?
België heeft het EU-Hof om advies gevraagd op grond van artikel 218, lid 11, Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Volgens deze bepaling kan een lidstaat, het Europees parlement, de Raad of de Commissie het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Verdragen. Dit vereist niet de steun van andere EU-lidstaten of instellingen. Het is binnen deze procedure ook niet mogelijk om aanvullende vragen te stellen.
Mocht blijken dat ICS niet verenigbaar is met de Europese verdragen, betekent dit dan dat de voorlopige inwerkingtreding van CETA-verdrag beëindigd wordt en het verdrag van tafel is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze adviesaanvraag heeft geen gevolgen voor de voorlopige toepassing van CETA, aangezien het Investment Court System niet onder de voorlopige toepassing valt. Indien het EU-Hof van oordeel is dat het Investment Court System in CETA onverenigbaar is met de EU-verdragen, dan betekent dat dat CETA niet in werking kan treden, tenzij het akkoord op dit onderdeel gewijzigd wordt.
Wanneer vindt de «planned signing summit» van CETA-verdrag plaats?2
CETA is ondertekend op 30 oktober 2016 door Canada, de EU en de EU-lidstaten.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat ook Polen bezwaar maakt tegen ICS en daarmee een deel van het CETA-verdrag dreigt te blokkeren?3
Ik heb kennisgenomen van het artikel in de Financial Times d.d. 6 september 2017 en ben bekend met enkele van de Poolse bezwaren tegen het Investment Court System. Ik ben ook bekend met het feit dat Polen heeft ingestemd met de ondertekening van CETA door de EU en het akkoord zelf heeft ondertekend. Ik ga ervan uit dat Polen nog steeds achter zijn handtekening staat.
Welke gevolgen heeft deze stellingname voor de voorlopige inwerkingtreding en de ratificatie van het CETA-verdrag?
De stellingname van Polen heeft geen directe gevolgen voor de voorlopige toepassing van CETA. De afspraken over het Investment Court System worden overigens ook niet voorlopig toegepast. Deze afspraken kunnen pas van kracht worden nadat Canada, de EU en alle EU-lidstaten CETA hebben geratificeerd. Als Polen besluit CETA niet te ratificeren, kan het akkoord niet in werking treden. Een gemengd akkoord als CETA treedt namelijk pas in werking als het door alle verdragspartijen is geratificeerd (zie hiervoor ook artikel 30.7, tweede lid van CETA). De eventuele situatie die zou kunnen ontstaan bij non-ratificatie is onontgonnen terrein. De Raad zou in elk geval hierover een beslissing moeten nemen.
Hoe oordeelt u over het voorstel van Polen om het ICS-panel om te vormen tot een model waarbij er 28 rechters uit de huidige lidstaten deelnemen?4
Voor het kabinet zijn kwaliteitseisen aan de rechters doorslaggevend en niet hun nationaliteit. Ook bij veel internationale gerechtshoven is het gebruikelijk dat er niet een rechter uit elke verdragspartij wordt benoemd. Ik heb daarom twijfels bij het voorstel van Polen om één rechter uit elke EU-lidstaat te benoemen in het Tribunaal. Het voorstel betekent dat er 28 rechters met de nationaliteit van een EU-lidstaat moeten worden benoemd. Daarnaast moet Canada nog rechters voordragen. Het aantal rechters en de daarmee gepaard gaande kosten staan daarmee niet in verhouding tot het aantal te verwachten zaken.
Kunt u het volgende bevestigen: «Should Warsaw really take the step of refusing to ratify Ceta, it would hold up the full legal entry into force of the deal and, notably, the establishment of the investor court itself»?5
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat zowel Canada als de EU een zeer goed ontwikkelde rechtsstaat hebben en dat het ICS derhalve overbodig is? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Het afsluiten van een handels- en investeringsakkoord met een gelijkgezind land als Canada heeft de mogelijkheid geboden om het systeem voor investeringsbescherming grondig te moderniseren. Canada en de EU en haar lidstaten hebben het verouderde Investor State Dispute Settlement (ISDS) hervormd tot het nieuwe Investment Court System met onder andere onafhankelijke rechters, transparante procedures, duidelijke waarborgen voor de beleidsvrijheid van overheden, afgebakende standaarden van investeringsbescherming en het voorkomen van misbruik van arbitrage. Ook is afgesproken nauw samen te werken in het opzetten van een multilateraal investeringshof. Hiermee zetten Canada en de EU en haar lidstaten de toon voor de toekomst en maken gebruik van de kans om het mondiale systeem voor de beslechting van investeringsgeschillen te hervormen.
Erkent u dat ICS een ondermijning van de 28 nationale rechtsstaten van de EU impliceert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, artikel 8.31 van CETA bepaalt dat het Tribunaal enkel uitspraken kan doen op basis van CETA of op basis van andere regels en beginselen van internationaal recht die toepasselijk zijn tussen Canada, enerzijds, en de EU en haar lidstaten, anderzijds. Het Tribunaal heeft niet de bevoegdheid om te toetsen of een maatregel in overeenstemming is met nationaal recht. Bovendien voorkomt het Investment Court System parallelle procedures: op grond van artikel 8.22 kan een investeerder enkel een claim over een vermeende schending van het verdrag bij het Tribunaal indienen, wanneer lopende procedures over eenzelfde schending bij een (inter)nationale rechtbank zijn ingetrokken en de investeerder zijn recht om een procedure bij een (inter)nationale rechtbank te starten, intrekt.
Acht u de ratificatie van CETA-verdrag, in het licht van de huidige ontwikkelingen, waarschijnlijk?
Ik ga ervan uit dat alle verdragspartijen achter hun handtekening staan.
Kunt u reageren op het bericht dat de Europese Commissie voornemens zou zijn om het EU-Australië verdrag en het EU-Nieuw-Zeeland verdrag middels de «fast track»-procedure te ratificeren?6
Het kabinet is voorstander van brede, diepgaande, duurzame en inclusieve handelsakkoorden. Het karakter van een EU-handelsakkoord (EU-only of gemengd) wordt bepaald door de inhoud van het akkoord en de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten. Die bevoegdheidsverdeling is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. In zijn advies ten aanzien van het EU-Singapore handelsakkoord heeft het EU-Hof vastgesteld dat het voorgenomen handelsakkoord tussen de EU en Singapore grotendeels onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt. De afspraken over indirecte investeringen en het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen buitenlandse investeerders en staten (het Investment Court System) vallen buiten de exclusieve EU-bevoegdheden.
Op 13 oktober komen de handelsministers van de EU-lidstaten informeel bijeen om van gedachten te wisselen over de gevolgen van de uitspraak van het EU-Hof inzake het EU-Singapore handelsakkoord. Daarbij komt ook het door Juncker gepresenteerde pakket aan handelsvoorstellen aan de orde. Nederland zal tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken de gedachtewisseling aanhoren om zo een standpunt te kunnen innemen bij de volgende formele Raad Buitenlandse Zaken Handel op 10 november 2017.
Erkent u dat de «fast track»-procedure een forse ondermijning van de soevereiniteit van de lidstaten impliceert? Zo nee, kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om zich tegen de «fast track»-procedure inzake het EU-Australië verdrag en het EU-Nieuw-Zeeland verdrag te verzetten? Bent u breid om zich hier eveneens tegen te verzetten als het gaat om toekomstige handelsverdragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
De situatie van de Rohingya in Myanmar |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent het bericht «De Rohingya zitten tussen twee vuren en niemand wil ze hebben»?1
Ja.
Wat is het kabinetsstandpunt met betrekking tot de actuele situatie van de Rohingya in Myanmar?
Het kabinet heeft de afgelopen weken met afschuw kennisgenomen van de berichten over het geweld in Rakhine State dat heeft geresulteerd in grote vluchtelingenstromen van leden van de Rohingya-minderheid uit Myanmar naar Bangladesh. Het kabinet heeft de aanvallen op politieposten door gewapende militanten en het daaropvolgend geweld van het Myanmarese leger veroordeeld en de regering van Myanmar opgeroepen tot de-escalatie en tot het verlenen van toegang voor humanitaire hulp. Ook heeft het kabinet Aung San Suu Kyi, als leider van de civiele regering, opgeroepen duidelijk afstand te nemen van de ernstige mensenrechtenschendingen en zich uit te spreken tegen het geweld. Het kabinet roept de autoriteiten in Myanmar – zowel de regering als het leger – ertoe op hun verantwoordelijkheid te nemen, het geweld te beëindigen en kwetsbare groepen te beschermen. Ook via de EU Hoge Vertegenwoordiger is een zeer duidelijke, gelijkluidende boodschap overgebracht aan de autoriteiten in Myanmar.
Tevens stelt Nederland de situatie in Myanmar aan de orde tijdens de VN-Mensenrechtenraad in Genève, in een nationale verklaring en door in EU-verband een besluit in te dienen voor het verlengen van het mandaat van de onafhankelijke Fact Finding Mission. Deze missie was reeds ingesteld om onderzoek te doen naar het geweld in oktober 2016, en kan met deze verlenging ook onderzoek doen naar het recente geweld. Ook onderhoud ik nauw contact met de Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken, Retno Marsudi, om zodoende de Indonesische inspanningen voor de-escalatie in Rakhine State te steunen.
Kunt u een geverifieerde getalsmatige analyse aan de Kamer doen toekomen van de aard van de humanitaire ramp in Myanmar, waarbij u ingaat op het aantal vluchtelingen, het aantal slachtoffers, de hulpvraag en de vernielingen?
Het is vanwege het gebrek aan toegang zeer moeilijk om goede informatie uit Rakhine State en het grensgebied te verkrijgen. Inmiddels zijn volgens een recente VN-schatting ca. 420.000 Rohingya-vluchtelingen in Bangladesh aangekomen als gevolg van het recente geweld. Deze vluchtelingen komen bovenop de ca. 400.000 Rohingya-vluchtelingen die al langere tijd in Bangladesh verblijven. Er zijn naar schatting van de Myanmarese autoriteiten 27.000 niet-moslims ontheemd in het centrale deel van Rakhine State. Wegens het gebrek aan toegang tot de provincie is dit aantal echter niet te verifiëren. Er zouden nog ongeveer 300.000 Rohingya in Noord-Rakhine aanwezig zijn.
Uit informatie van vluchtelingen in Bangladesh en andere betrokkenen lijkt duidelijk dat de reactie van het Myanmarese leger gepaard gaat met veel geweld en ernstige mensenrechtenschendingen. Het Myanmarese leger geeft aan dat er 400 doden zijn gevallen van wie 370 Rohingya militanten, 7 Rohingya burgers en 21 andere burgerslachtoffers. VN-Mensenrechtenrapporteur Lee schat in dat het dodental reeds boven de 1.000 ligt, terwijl Bangladesh spreekt van minimaal 3.000 dodelijke slachtoffers. Ook zouden honderden dorpen en tienduizenden huizen zijn verbrand. Aung San Suu Kyi stelde in haar toespraak voor het Myanmarese parlement op 19 september 2017 dat meer dan 50% van de dorpen in Noord-Rakhine onaangetast is door het geweld. Dit zou omgekeerd redenerend betekenen dat bijna de helft van de dorpen deels of geheel is vernietigd tijdens het legeroptreden. Mensenrechtenorganisaties schatten het percentage afgebrande dorpen overigens hoger in.
Wat vindt u ervan dat de regering in Myanmar aangeeft dat de Rohinya zelf verantwoordelijk zijn voor onder andere 2600 platgebrande huizen van de Rohingya?2
Door het gebrek aan toegang ter plaatse is het zeer moeilijk om aan betrouwbare informatie te komen. Volgens betrouwbare bronnen, zoals hulporganisaties die interviews afnemen met vluchtelingen in Bangladesh en mensenrechtenorganisaties, zouden het Myanmarese leger en burgermilities zich op grote schaal schuldig hebben gemaakt aan brandstichting. De Myanmarese autoriteiten wijzen op hun beurt vooral met de vinger naar de militanten van het Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA) als schuldigen voor de brandstichting.
Wat vindt u van de rol van de regering in Myanmar in het kader van de escalatie van de situatie in Rakhine?
Het kabinet is van mening dat de regering van Myanmar te weinig doet om de-escalatie te bevorderen, de retoriek van geweld te verminderen, de moslimbevolking van Rakhine State te beschermen en toegang te verlenen tot humanitaire hulp. Het kabinet houdt het Myanmarese leger primair verantwoordelijk voor het geweld in Rakhine.
Gezien de schrijnende humanitaire situatie, het grote aantal vluchtelingen en de zorg die de Hoge Commissaris voor Mensenrechten uitte over mogelijke etnische zuiveringen in Rakhine State, had het kabinet gewenst dat Aung San Suu Kyi duidelijker het geweld van het leger had veroordeeld. Aung San Suu Kyi heeft wel alle mensenrechtenschendingen in Rakhine veroordeeld en zich gecommitteerd aan het stabiliseren van het conflict en het vinden van duurzame oplossingen. Het is goed om te horen dat Aung San Suu Kyi aangeeft gecommitteerd te blijven aan een lange termijnoplossing en aan het implementeren van de aanbevelingen van het Annan-rapport. Daarbij blijft het van belang om samen te werken met de Fact Finding Mission, deze toe te laten en zo snel mogelijk te beginnen met het implementeren van de aanbevelingen van het Annan-rapport.
Kunt u een analyse geven van de rol van het leger inzake de escalatie van de situatie in Rakhine, waarbij u mede ingaat op de vele berichten van wandaden die door het leger worden gepleegd?3
De recente geweldsgolf begon op 25 augustus 2017 met gelijktijdige aanvallen van een gewapende Rohingya organisatie, Arakan Rohingya Salvation Army(ARSA), op 30 politieposten in Noord-Rakhine. Het Myanmarese leger reageerde met grootschalig en hardhandig optreden, waardoor een grote vluchtelingenstroom ontstond van Rohingya uit Rakhine State naar Bangladesh. Myanmar heeft het recht zich te verdedigen tegen de aanval van de ARSA-militanten, maar deze reactie moet proportioneel zijn, in lijn met het internationale recht en de mensenrechten. De berichten uit Rakhine State en van gevluchte Rohingya duiden op een disproportionele en hardhandige reactie van Myanmarese veiligheidstroepen die deze parameters duidelijk te buiten gaat. Het Myanmarese beveiligingsapparaat heeft een verantwoordelijkheid de veiligheid van alle inwoners van Myanmar te beschermen.
Heeft volgens u de in Rakhine uitgeroepen noodtoestand als gevolg dat het leger in Myanmar buitensporige mogelijkheden bezit om de onderdrukking van de Rohingya door te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om er bij de regering van Myanmar op aan te dringen om de noodtoestand op te heffen?
Het uitroepen van de noodtoestand in Rakhine geeft het leger ruime bevoegdheden op te treden tegen extremistische groepen. Betrouwbare bronnen en verklaringen van ooggetuigen bevestigen dat het leger zich daarbij schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair recht. Het kabinet heeft Myanmar reeds opgeroepen tot de-escalatie en tot het verlenen van toegang tot humanitaire hulp. Dit zal het kabinet blijven doen, ook in multilateraal kader.
Vindt u dat de regering van Myanmar genoeg doet om het leger tot de orde te roepen voor de door het leger begane wandaden in Rakhine? Zo ja, waar baseert u dit op? Zo nee, bent u bereid om de regering van Myanmar te verzoeken om afstand te nemen van de wandaden van het leger?
Het kabinet is van mening dat de regering van Myanmar tot op heden nog niet genoeg heeft gedaan om het leger tot de orde te roepen. Het kabinet heeft daarom Aung San Suu Kyi opgeroepen om duidelijk afstand te nemen van de ernstige mensenrechtenschendingen en het geweld en om verantwoordelijkheid te nemen en kwetsbare groepen te beschermen. Ook zal tegenover de Myanmarese autoriteiten worden benadrukt dat daders van geweld en mensenrechtenschendingen vervolgd en berecht moeten worden.
Klopt het dat Myanmar de hulpverlening aan de Rohingya blokkeert en bijvoorbeeld VN-organisaties ervan weerhoudt om essentiële levensmiddelen naar de Rohingya te brengen?4 Zo ja, bent u bereid om hier met klem in de richting van de regering van Myanmar afstand van te nemen en concrete inspanningen te leveren, in internationaal verband, om ervoor te zorgen dat hulp de Rohingya kan bereiken? Zo nee, waar baseert u dit op?
Ja, dat klopt. Humanitaire hulpverlening in Rakhine State wordt ernstig gehinderd door afsluiting van Noord-Rakhine en een vijandige opstelling van de boeddhistische Rakhine bevolking jegens de VN en andere internationale organisaties. Wel heeft de Rode Kruis Beweging (ICRC, IFRC en Myanmar Rode Kruis) op 15 september overeenstemming bereikt met de Myanmarese overheid over toegang op basis van humanitaire principes. Het kabinet blijft de autoriteiten in Myanmar oproepen tot het verlenen van volledige toegang tot humanitaire hulp. De constructie dat alleen het Rode Kruis hulp levert is echter een tijdelijke oplossing en kan op de lange termijn niet de hulp die de VN en internationale hulporganisaties bieden vervangen. Het kabinet dringt er bij de Myanmarese overheid op aan om toegang te verlenen voor de VN en de internationale hulporganisaties tot het gebied. In de tussentijd zal via het Rode Kruis een bijdrage voor humanitaire hulp worden gegeven.
Klopt het dat er namens de regering van Myanmar uitingen zijn gedaan die erop neer komen dat hulpverleners zich schuldig maken aan het helpen van terroristen?5 Zo nee, waar baseert u dit op? Zo ja, bent u bereid om er bij de regering van Myanmar met klem op aan te dringen om hiermee te stoppen?
Via sociale media heeft een woordvoerder van de Myanmarese overheid de VN en internationale hulporganisaties ervan beschuldigd medestanders van Rohingya-militanten te zijn, nadat VN-hulpgoederen in kampen van de militanten waren aangetroffen. Het kabinet heeft Myanmar opgeroepen de escalatie van geweld en retoriek van geweld te stoppen, de Rohingya-bevolking van Rakhine State te beschermen en toegang te verlenen aan humanitaire hulp en hulpverleners.
Deelt u de mening van de president van Maleisië dat er in Myanmar sprake is van genocide op Rohingya?6 Zo ja, bent u bereid dit internationaalgerechtelijk te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft kennis genomen van de uitspraak van Premier Najib van Maleisië. De VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten Zeid Ra'ad Al Hussein heeft in een toespraak op 11 september 2017 gezegd dat de situatie lijkt op een schoolvoorbeeld van «etnische zuivering». Het kabinet vindt de aantijging van etnische zuivering zeer zorgwekkend. Etnische zuivering kan onderdeel uitmaken van het misdrijf genocide of andere internationale misdrijven. Het kabinet benadrukt echter dat de vaststelling of er in juridische zin sprake is van internationale misdrijven voorbehouden is aan de rechter. Deze opvatting lijkt te worden gedeeld door de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten die in zijn toespraak verwees naar vaststelling door een rechtbank. Om een duidelijk beeld te krijgen van hetgeen zich sinds 25 augustus 2017 in Myanmar heeft voorgedaan, is het noodzakelijk gedegen feitenonderzoek uit te voeren. Nederland steunt daarom in samenspraak met andere EU-lidstaten de verlenging van het mandaat van de onafhankelijke Fact Finding Mission die op 24 maart 2017 is ingesteld door de VN Mensenrechtenraad om onderzoek te doen naar de situatie in Myanmar.
Deelt u de mening van internationale organisaties dat de situatie van de Rohingya in Myanmar het risico loopt om uit te monden in genocide? Zo nee, waarom niet?7
Zie antwoord vraag 11.
Hoe is volgens u de situatie van gevluchte Rohingya in buurlanden van Myanmar?
De situatie van de Rohingya die inmiddels naar Bangladesh zijn gevlucht, is schrijnend. Volgens UNHCR heeft een aanzienlijk aantal vluchtelingen mes- en schotwonden en kampen zij met zware vermoeidheid, ondervoeding en infecties. Tevens wordt melding gemaakt van verwondingen veroorzaakt door landmijnen. De geïmproviseerde kampen zijn overvol. Hulpverlening wordt bemoeilijkt door de aanhoudende moessonregens in het grensgebied en er is een tekort aan hulpmiddelen. Bangladesh heeft inmiddels een begin gemaakt met het uitbreiden van de bestaande vluchtelingenkampen door ca. 600 hectare land beschikbaar te stellen in Cox’s Bazar en de registratie van vluchtelingen ter hand te nemen. Het leger van Bangladesh en een aantal hulporganisaties zijn bezig met de voorbereidingen voor de bouw van 14.000 onderkomens. De Rohingya beginnen zich inmiddels te verspreiden over Bangladesh, wat hulpverlening en terugkeer bemoeilijkt. Er zijn berichten over mensensmokkelaars, ontvoering, en hoge prijzen voor relocatie.
Bent u bereid om middelen vrij te maken om de situatie van de Rohingya in vluchtelingenkampen te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel middelen?
Gezien de omvang en urgentie van de situatie heeft het kabinet aangekondigd om bovenop de reeds bestaande financiële bijdragen aan het ICRC, VN-organisaties en internationale hulporganisaties, extra bij te dragen aan de verlening van humanitaire hulp in Bangladesh. In eerste instantie is 500.000 euro aan extra financiële middelen vrijgemaakt. Dit bedrag zal worden besteed via het World Food Programme, voor vluchtelingen die de grens over zijn gestoken en nu in Bangladesh verblijven.
Daarnaast heeft Nederland eenzelfde bedrag beschikbaar gesteld aan de Rohinya vluchtelingen in Bangladesh via het Nederlandse Rode Kruis. Het Central Emergency Response Fund van de VN, waarvan Nederland de grootse bilaterale donor is, besteedt USD 7 miljoen om de noden van deze mensen te lenigen. Zodra de situatie in Myanmar het toelaat wordt steun voor ontheemden in Myanmar overwogen om ook de kwetsbaarste groepen in Rakhine te bereiken.
Is de Nederlandse regering bereid om actief Rohingya vluchtelingen op te nemen als asielzoeker in Nederland, bijvoorbeeld een aantal van 1.000, en andere landen aan te sporen om hetzelfde te doen? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het hervestigingsbeleid en de uitvoering daarvan. Zoals gemeld in diens brief aan de Kamer over het meerjarig beleidskader hervestiging 2016–2019 (Kamerstuk19 637, nr. 2087) wordt de bestemming van hervestigingsmissies bepaald aan de hand van de jaarlijkse Projected Global Resettlement Needs van de UNHCR, relevante ontwikkelingen in het Europese en multilaterale kader, evenals het bredere Nederlandse migratie- en terugkeerbeleid. Ook spelen operationele overwegingen een rol, zoals de veiligheidssituatie in het land van opvang. Vanaf 2016 staat hervestiging grotendeels in het teken van de Europese ontwikkelingen, zoals hervestiging in het kader van de EU-Turkije verklaring van maart 2016. De missieplanning voor 2018 is nog niet bepaald. Zonder op de besluitvorming vooruit te lopen, is gelet op voornoemde factoren hervestiging van grote aantallen Rohingya niet voorzien.
Is de Nederlandse regering bereid om alle handelsbetrekkingen met Myanmar die door de Nederlandse regering worden gefaciliteerd stil te leggen totdat ondubbelzinnig is aangetoond dat de positie van de Rohingya verbetert en de regering in Myanmar concrete acties onderneemt om de Rohingya burgerrechten te verlenen en de mensenrechtensituatie in Rakhine te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat het volledig stoppen van handelsbetrekkingen met Myanmar op dit moment geen bijdrage zal leveren aan het verbeteren van de situatie van de Rohingya, noch een vreedzame oplossing dichterbij brengt.
Nederland heeft besloten bij te dragen aan de politieke en economische transitie van een land dat jarenlang een militaire dictatuur is geweest. Dat gaat moeizaam en betreft een zeer complex politiek proces waar het leger nog een erg sterke positie heeft ten opzichte van het democratisch gekozen bestuur. Het kabinet beoogt bevordering van inclusieve duurzame ontwikkeling van het hele land en voor alle gemeenschappen, inclusief de Rohyinga. Nederland spant zich via de ambassade in Yangon dan ook in voor duurzame verbetering van de situatie in Rakhine State via activiteiten gericht op documentatie van mensenrechtenschendingen en, meer gericht op de lange termijn, verzoening en bevordering van interreligieuze dialoog.
De EU heeft nog altijd een wapenembargo tegen Myanmar en daar wil het kabinet ook zonder meer aan vasthouden. Dat embargo is immers ook direct gerelateerd aan de positie van het leger. Nederland heeft er, samen met gelijkgestemde lidstaten, met succes bij de Europese Commissie op aangedrongen dat besluitvorming over het verstrekken van begrotingssteun, ter ondersteuning van de democratische transitie in Myanmar, wordt uitgesteld totdat de situatie is verbeterd. Daarnaast is de missie die was voorzien vanuit de EU, om te werken aan een investeringsakkoord tussen de EU en Myanmar, voorlopig uitgesteld.
Klopt het bericht dat de overheid van Myanmar landmijnen legt in de grensstreek tussen Myanmar en Bangladesh, om te voorkomen dat gevluchte Rohingya terugkeren naar Myanmar?8 Zo ja, bent u bereid om uw afschuw hierover uit te spreken in de richting van de regering van Myanmar? Zo nee, waar baseert u dit op?
Het is juist dat er melding wordt gemaakt van verwondingen bij vluchtelingen uit Rakhine veroorzaakt door landmijnen. Het is echter zeer moeilijk om goede informatie uit Rakhine State en het grensgebied te verkrijgen. Daardoor is het op dit moment niet te verifiëren of er mijnen met dit doel gelegd zijn en zo ja, door wie. In een verklaring van 13 september 2017 heeft het kabinet in duidelijke bewoording het geweld tegen Rohingya’s in Myanmar veroordeeld en gepleit voor een onafhankelijk onderzoek naar de recente geweldplegingen door de Fact Finding Mission ingesteld door de VN.
Is het gebrek aan geverifieerde informatie uit Rakhine een reden om in internationaal verband aan te dringen op een factfinding mission onder de vlag van de VN, om zodoende zicht te krijgen op de humanitaire situatie en de begane misdaden? Zo ja, hoe gaat u aan dit streven uitvoering geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tijdens de zitting van de VN-Mensenrechtenraad in maart 2017 is mede op initiatief van de EU een onafhankelijke Fact Finding Mission ingesteld. Deze missie doet onderzoek naar vermeende mensenrechtenschendingen tijdens het geweld in Rakhine State van oktober 2016. Nederland heeft tijdens de zitting van de VN-Mensenrechtenraad in september 2017 het belang van de missie via een nationale verklaring en via de EU opnieuw aan de orde gesteld en Myanmar wederom oproepen tot het verlenen van toegang voor de missie tot Rakhine State. Tevens zal Nederland in EU-verband een besluit indienen voor het verlengen van het mandaat van de Fact Finding Mission. Verlenging biedt de mogelijkheid tot het doen van onderzoek naar zowel de mensenrechtenschendingen in oktober 2016 als naar het recente geweld.
Bent u bekend met het bericht «Kilometerslange file bij grensovergang Kapikule»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Bulgaarse grenspolitie intimideert Turkse Nederlanders»?2
Ja.
Kunt u begrijpen dat het voor reizigers zeer ergerlijk is om urenlang, soms in de brandende zon, te moeten wachten bij de grensovergangen tussen Turkije–Bulgarije, Bulgarije–Servië, Servië–Hongarije en Servië–Kroatië?
Ja.
Bent u bereid om bij de Servische, Turkse, Hongaarse, Kroatische en Bulgaarse overheden informatie in te winnen over de vraag hoe het kan dat de wachttijden bij de grensovergangen zo enorm zijn opgelopen? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet herkent het beeld dat de wachttijden bij genoemde grenzen door vakantiedrukte in de zomer kunnen oplopen. Dit is het gevolg van de recente invoering van de systematische checks van EU-burgers door de grenswachten van de Europese lidstaten aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Deze controle leidt enerzijds tot een afname van illegale migratie en een grotere pakkans voor personen die worden gezocht door Europol of Interpol, maar zorgt er anderzijds voor dat de wachttijden aan de grens voor vakantiegangers kunnen oplopen tijdens drukke periodes. De betreffende landen ontvangen via de Europese Commissie middelen ter ondersteuning van het grensbeheer.
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het bewerkstelligen van aanzienlijk kortere wachttijden bij grensovergangen naar of uit Europese landen en het in Europees verband bieden van ondersteuning om dit te bewerkstelligen, bijvoorbeeld door de capaciteit op te schroeven op piekmomenten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om bij de Bulgaarse overheid informatie in te winnen over de vraag waarom zij het noodzakelijk acht om auto’s die vanuit Turkije naar Bulgarije rijden verplicht en tegen betaling een desinfectiebehandeling te laten ondergaan? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
Sinds 1 januari 2005 heeft Bulgarije bij wijze van tol het vignet ingevoerd en ook de bestrijding van veterinaire ziekten door voertuigen te desinfecteren is niet nieuw. Bulgarije mag deze algemene – niet op één land of nationaliteit gerichte – regels binnen de eigen landsgrenzen stellen mits er geen inbreuk wordt gemaakt op Europese grondbeginselen zoals het vrij verkeer van personen.
Klachten over wachttijden als gevolg van deze regels en over corruptie bij de uitvoering daarvan, zijn helaas evenmin nieuw, maar daardoor niet minder ernstig. Om die reden bevat het Reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een waarschuwing voor reizigers. Nederlandse burgers die zich onheus bejegend voelen kunnen hierover een klacht indienen bij de Bulgaarse autoriteiten. Naar aanleiding van deze Kamervragen heeft de Nederlandse ambassade in Sofia haar website aangevuld met contactgegevens van het Bulgaarse Ministerie van Binnenlandse Zaken waar reizigers (ongeacht nationaliteit) zich met klachten kunnen melden. Daarnaast kunnen Nederlandse reizigers de Nederlandse ambassade in Bulgarije over hun klachten informeren. De ambassade kan de Bulgaarse autoriteiten in algemene zin over de klachten benaderen.
Acht u het verplicht en tegen betaling laten desinfecteren van auto’s in het geval van een reis van Turkije naar Bulgarije proportioneel? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo nee, bent u bereid dit aan de Bulgaarse overheid kenbaar te maken?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het er alle schijn van heeft dat de vignetten en de desinfectie tegen betaling worden ingezet als melkkoe door de Bulgaarse overheid? Zo ja, bent u bereid om dit in de richting van de Bulgaarse regering te communiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u zicht op de vraag in hoeverre burgers van de Europese Unie die op (door)reis zijn, hinder ondervinden van corruptie en intimidatie in Bulgarije?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de visie uit het voortgangsrapport voor Bulgarije van de Europese Commissie dat er over het algemeen relatief weinig voortgang is geboekt in de bestrijding van corruptie in Bulgarije?3 Zo ja, bent u bereid om de Bulgaarse overheid hier blijvend op aan te spreken en in Europees verband inspanningen te leveren om de Bulgaarse overheid te dwingen om te stoppen met corrupte praktijken en intimidatie? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet onderschrijft de analyse en conclusies van de Commissie in genoemd rapport. Eigen bevindingen van het kabinet leveren eveneens een gemengd beeld op van de situatie in Bulgarije. Het kabinet is daarom van mening dat het CVM behouden moet blijven totdat de aanbevelingen duurzaam en onomkeerbaar zijn overgenomen door Bulgarije (kamerbrief ter zake d.d. 24 februari 2017, 2017D06861). Via dit mechanisme wordt de Bulgaarse overheid op structurele basis gewezen op verbeterpunten met betrekking tot het functioneren van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie alsmede de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Daarnaast worden op Europees niveau verschillende inspanningen geleverd om de Bulgaarse overheid met het hervormingsproces te ondersteunen. De Commissie biedt technische assistentie via de Structural Reform Support Service. Voorts bieden individuele Lidstaten, waaronder Nederland, ook technische ondersteuning voor justitiële hervormingen en aanpak van corruptie in Bulgarije.
Kunt u navraag doen bij de Bulgaarse overheid over de vraag of de intimidatie, de corruptie en de betalingen in het kader van het op doorreis zijn door Bulgarije verband houden met discriminatie, en meer specifiek met Turkenhaat? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven of de middelen die Bulgarije ontvangt in het kader van Europese steun (ook) op een effectieve wijze worden aangewend om de infrastructuur en de doorstroming aan de grens te verbeteren, alsmede om corruptie te bestrijden?
Bulgarije heeft het afgelopen jaar 160 miljoen euro aan EU-ondersteuning ontvangen om de EU buitengrens (de Bulgaars-Turkse grens) bewaking te verbeteren. Met deze bijdrage is o.a. de politiecapaciteit vergroot en zijn de surveillancesystemen aan de buitengrenzen verbeterd. Ook worden de Bulgaarse autoriteiten bij de grensbewaking ondersteund door het agentschap Frontex die personeel en materieel inzet. Het is primair de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf om zorg te dragen voor de correcte besteding van EU-fondsen, via nationale audit autoriteiten. Daarnaast worden ook door de Europese Commissie controles uitgevoerd. De Europese Rekenkamer controleert eveneens de besteding van Europese gelden op rechtmatigheid en doelmatigheid.
Op het gebied van corruptiebestrijding biedt de Commissie technische assistentie voor de aanpak van corruptie in het kader van de Structural Reform Support Service. Over de voortgang van de ondersteuning bij het versterken van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie in Bulgarije wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd via de voortgangsrapportages van de Europese Commissie en de gebruikelijke kabinetsappreciatie daarvan.