Het bericht ‘Amnesty: duizenden vrouwen en meisjes verkracht door leger Nigeria’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Amnesty: duizenden vrouwen en meisjes verkracht door leger Nigeria» van 24 mei jl.1?
Ja.
Kent u het rapport «They betrayed us» van Amnesty International dat beschrijft hoe vrouwen en meisjes in de afgelegen kampen zijn verkracht in ruil voor voedsel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, was dit rapport reden voor u actie te ondernemen?2
Ja, het kabinet is bekend met het rapport. De aantijgingen van Amnesty International en andere organisaties tegen Nigeriaanse regeringstroepen zijn zeer zorgwekkend.
Het rapport bevestigt nog eens dat Nederland zich, ook in Nigeria, in moet blijven zetten voor vrouwenrechten. De bescherming van meisjes en vrouwen tegen (seksueel) geweld staat daarin centraal. Nederland ondersteunt in Nigeria verschillende projecten van vrouwenrechtenorganisaties. Zo wordt Women for Women International door middel van het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) programma ondersteund in het tegengaan van geweld tegen vrouwen. Verder steunt Nederland in noordoost Nigeria projecten die gericht zijn op het vergroten van de weerbaarheid van kwetsbare doelgroepen, waaronder vrouwen, tegen geweld van terroristische en gewelddadig extremistische groeperingen, maar ook tegen geweld van leger en politie. Een voorbeeld hiervan is de psychosociale hulpverlening aan, en rehabilitatie en re-integratie van, (voormalige) Boko Haram-slachtoffers. Zo wordt getracht te voorkomen dat deze groepen wederom slachtoffer worden van mensenrechtenschendingen.
Daarnaast draagt Nederland in Nigeria bij aan de versterking van beleidskaders, wetgeving en uitvoeringsmechanismen ter voorkoming en tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. Nederland dringt er bij Nigeria op aan om seksueel geweld actief tegen te gaan en te investeren in het beschermen van de burgerbevolking. Ook hecht het kabinet eraan dat mensenrechtenschendingen worden onderzocht en dat daders worden vervolgd. Aanhoudende (seksuele) gewelddadigheden tegen de bevolking maken opnieuw duidelijk dat het van groot belang is om de mensenrechtensituatie in het noordoosten van Nigeria nauwlettend en kritisch te blijven volgen.
De beschuldigingen zullen tevens in EU-verband in de dialoog met Nigeriaanse autoriteiten worden opgebracht.
Heeft u, of gaat u, over deze situatie contact opnemen met uw Europese collega’s om de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie (EU) te verzoeken bij de Nigeriaanse overheid aan te dringen op aanvullend of extra onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze gebeurtenissen nu het leger de beschuldigingen tegen spreekt en het kantoor van de Nigeriaanse president de geloofwaardigheid van dit rapport betwist?
De EU heeft zich in verklaringen en bilaterale contacten herhaaldelijk krachtig uitgesproken over de ernstige aantijgingen van mensenrechtenorganisaties met betrekking tot mensenrechtenschendingen door veiligheidstroepen. De EU benadrukt het belang van onderzoek door de Nigeriaanse autoriteiten naar deze beschuldigingen en berechting van daders. Ook roept de EU autoriteiten op om het onderzoeksrapport van het Presidential Investigation Panel (PIP) bekend te maken. Dit rapport werd opgesteld naar aanleiding van Amnesty’s eerdere berichtgeving over mensenrechtenschendingen door het Nigeriaanse leger in de strijd tegen Boko Haram3.
Naar aanleiding van het rapport van Amnesty International is de EU van plan een dialoog aan te gaan met belangrijke actoren in de federale regering en veiligheidsagentschappen. Tevens zal de EU dit onderwerp agenderen in de jaarlijkse EU-Nigeria Mensenrechtendialoog, waar ook Nederland aan zal deelnemen.
Is de grootschalige verkrachting en uitbuiting van vrouwen en meisjes en de straffeloosheid voor de daders een reden dit onderwerp te agenderen voor de VN Veiligheidsraad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te doen?
De Veiligheidsraad spreekt jaarlijks over grootschalige verkrachting en uitbuiting van vrouwen en meisjes en de straffeloosheid voor daders, meest recent op 16 april jl. De Secretaris-Generaal bracht voorafgaand aan dit open debat een rapport uit waarin hij over 19 landensituaties in het bijzonder rapporteerde – waaronder Nigeria. Seksueel geweld in conflict krijgt bijzondere aandacht in VN-discussies over landensituaties, alsook binnen de Informal Expert Group on Women, Peace and Security van de Veiligheidsraad, die op 30 april jl. sprak over de zorgwekkende situatie rond het Tsjaadmeer.
Zou het instellen van een thematisch VNVR-sanctieregime, dat wellicht ook ingezet zou kunnen worden tegen regeringsfunctionarissen die weigeren op te treden in geval van grootschalig misbruik door overheidsinstanties, een manier kunnen zijn om de druk op deze overheden te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld, meest recent in antwoord op de vragen gesteld door het lid Ploumen (PvdA) over «The Rohingya children trafficked for sex», acht het kabinet het opzetten van een wereldwijd thematisch sanctieregime weinig kansrijk en effectief. Een voorstel voor een dergelijk regime zal zonder twijfel getroffen worden door een veto van een of meer permanente Veiligheidsraadleden. Dat is ook de inschatting van gelijkgezinden en Europese partners. Ook is de inschatting van het kabinet dat de handhaving van een wereldwijd regime zeer problematisch zal zijn.
De Secretaris-Generaal heeft tijdens zijn bezoek aan Nederland in december 2017 benadrukt dat sancties geen alternatief kunnen zijn voor vervolgen van mogelijke internationale misdrijven. VN-sancties zijn een drukmiddel om een politiek proces te helpen, en niet gericht op gerechtigheid. De inzet van het kabinet is er daarom dan ook op gericht dat ook andere kanalen, zoals het Internationaal Strafhof, worden benut in het bestrijden van straffeloosheid.
Het bericht dat OS-ontvanger Rwanda de nieuwe shirtsponsor van voetbalclub Arsenal wordt |
|
Joël Voordewind (CU), Achraf Bouali (D66), Bente Becker (VVD), Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Rwanda wordt nieuwe shirtsponsor van Arsenal»?1
Ik heb op 24 mei jl. via mediaberichten en tweets van enkele vragenstellers kennisgenomen van het Rwandese besluit.
De Rwanda Development Board (RDB), de overheidsinstantie die belast is met het aantrekken van investeringen en de promotie van toerisme, heeft een driejarig partnerschap afgesloten met de Britse voetbalclub Arsenal. In een persverklaring op 29 mei lichtte de RDB toe dat het partnerschap onderdeel is van een bredere strategie om inkomsten uit toerisme in 2024 te verdubbelen tot USD 800 mln. Naast shirtsponsoring zullen binnen dit partnerschap spelers van verschillende Arsenal teams Rwanda bezoeken. Ook zullen coaches van Arsenal diverse voetbalactiviteiten ontwikkelen voor Rwandese jongeren.
Klopt het dat de Rwandese regering voetbalclub Arsenal ongeveer 40 miljoen dollar gaat betalen in ruil voor marketing voor het land?2
De Rwanda Development Board heeft geen uitspraken gedaan over de kosten die gepaard gaan met dit partnerschap.
Bent u nog steeds van mening dat, zoals u het zelf omschrijft op uw website, landen als Rwanda «zonder hulp niet effectief de armoede [kunnen] bestrijden»?3
Op 19 september 2016 is uw Kamer geïnformeerd over het besluit om Rwanda toe te voegen aan de zogeheten categorie overgangslanden (Kamerstuk 33 635, nr. 226). In landen met een overgangsrelatie is het streven de bilaterale hulp geleidelijk uit te faseren, vanuit het perspectief van een relatie die meer gebaseerd is op wederzijdse belangen op het gebied van handel, investeringen en politieke samenwerking. De hulp wordt de komende jaren uitgefaseerd.
Rwanda is nog altijd een Minst Ontwikkeld Land met een beperkte economische basis en sociaaleconomische ontwikkeling, maar heeft de wens om snel meer hulponafhankelijk te worden. Deze inzet sluit aan bij de grotere rol voor handel en investeringen die Nederland nastreeft in de relatie met Rwanda. De gedachte om de relatie met Nederland te verbreden is door Rwanda nadrukkelijk verwelkomd. Onze inzet sluit aan bij een bredere internationale ontwikkeling. In het rapport van de Wereldbank «Doing Business 2018» steeg Rwanda 15 plekken op de wereldranglijst van beste landen om zaken te doen, waardoor het land op de tweede plek van het Afrikaanse continent belandde.
Klopt het tevens dat u, blijkens uw nieuwe nota «Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland»4, voornemens bent de ontwikkelingsrelatie met Rwanda voort te zetten, met daarin centraal humanitaire hulp en armoedebestrijding? Kunt u aangeven hoeveel het ministerie in 2018 voornemens is te investeren in Rwanda? Hoe groot was dit bedrag in 2017?
Het kabinet wil de hierboven beschreven overgangsrelatie met Rwanda voortzetten. Nederland concentreert zich in Rwanda op de sectoren voedselzekerheid, water en veiligheid en rechtsorde. Daarnaast investeert Nederland in private sectorontwikkeling. In 2017 investeerde Nederland via de Nederlandse ambassade € 42,5 mln. in Rwanda. In 2018 is Nederland voornemens deze inzet vooralsnog te continueren.
Tegelijkertijd is Nederland voornemens de handelsbanden met het land te optimaliseren. Zo ziet het kabinet bijvoorbeeld kansen voor Nederlandse ondernemers in de tuinbouwsector, een snel groeiende sector in Rwanda.
Hoe rijmt u dit nieuws met uw analyse over de hulpafhankelijkheid van Rwanda? Ziet u aanleiding om Rwanda op deze stap aan te spreken, of vindt u dat een hulprelatie gewoon moet kunnen samengaan met countrymarketing op dit niveau?
Nederland begrijpt dat Rwanda, als onderdeel van een bredere ontwikkelingsstrategie, zijn toerisme industrie verder wil ontwikkelen en dat promotie en marketing daar onderdeel van uitmaken. De keuze voor Arsenal is aan Rwanda zelf. De Premier League heeft uiteraard een wereldwijd bereik en wordt wekelijks door honderden miljoenen mensen gevolgd. Arsenal zelf heeft over de hele wereld officiële supportersverenigingen, waarvan 23 in Afrika (en één in Rwanda).
Rwanda ziet het partnerschap met Arsenal dan ook als een investering die bij zal dragen aan de bekendheid van Rwanda als toeristenbestemming en daarmee aan de verdere ontwikkeling van het land. Rwanda denkt onder andere hiermee de inkomsten uit de toerismesector, een belangrijke bron van buitenlandse deviezen, te verdubbelen in 2024. De Rwandese strategie is niet zonder succes. Volgens het IMF is het aantal internationale bezoekers dat Rwanda bereikt tussen 2010 en 2015 verdubbeld naar 1,3 miljoen. Inkomsten uit toerisme zijn jaarlijks gestegen van USD 202 miljoen in 2010 naar ruim USD 400 miljoen in 2016. Dat neemt niet weg dat de ongelijkheid in het land groot blijft. (IMF Country Report no. 17/214, juni 2017). Ook andere landen waar Nederland een relatie mee heeft proberen meer inkomsten te generen via toerisme. Zo heeft bijvoorbeeld Kenia onlangs een nieuwe strategie voor toerisme ontwikkeld en gelanceerd.
Nederland blijft met Rwanda in dialoog over de ontwikkeling van het land, teneinde Rwanda te ondersteunen bij de eigen doelstelling om hulponafhankelijk te worden. Daarbij hoort ook een brede dialoog met actoren als de Rwanda Development Board over de effectiviteit van dergelijke investeringen en hoe deze zich verhouden tot de Nederlandse inzet in andere sectoren.
De opvang van Venezolanen in Colombia |
|
Joël Voordewind (CU), Anne Kuik (CDA), Achraf Bouali (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kunt u een inschatting geven van het totaal aantal gevluchte Venezolaanse burgers tot heden en hoeveel daarvan reeds in Colombia zijn opgevangen en hoeveel in de andere buurlanden (zoals Brazilië)? Kunt u bij uw antwoord aangeven of het klopt dat in Colombia inmiddels al meer dan een miljoen Venezolaanse vluchtelingen zijn?1
In Colombia is maar in beperkte mate sprake van door de overheid erkende Venezolaanse vluchtelingen. Om in aanmerking te komen voor de status van erkend vluchteling moeten personen in het land waar zij asiel hebben aangevraagd internationale bescherming hebben gekregen. Uit cijfers van de UNHCR blijkt dat tot maart 2018 in Colombia 277 personen (verschillende nationaliteiten) de status van erkend vluchteling hebben ontvangen. Veruit de meeste Venezolanen die Colombia zijn binnengekomen zijn thans geen erkende vluchtelingen.
Colombia krijgt van alle landen in de regio de meeste Venezolanen binnen. Officiële cijfers variëren van 600.000 tot 700.000 Venezolanen in Colombia, waarvan twee derde niet in het bezit is van geldige documenten. De werkelijke cijfers liggen waarschijnlijk veel hoger. De UNHCR in Colombia gaat er inmiddels van uit dat circa 1 miljoen Venezolanen in Colombia verblijven. Op regionale schaal wordt inmiddels uitgegaan van 1,5 miljoen Venezolanen die hun land hebben verlaten. Dagelijks vertrekken naar schatting 2.000 Venezolanen vanuit Colombia naar Ecuador en verder. In andere buurlanden zoals Brazilië en de Zuidelijke Caraïben verblijven respectievelijk circa 70.000 en 100.000 Venezolanen.
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap ook een verantwoordelijkheid heeft om hulp te bieden bij de opvang van Venezolaanse vluchtelingen?
Colombia heeft lange tijd aangegeven dat het zelf de instroom uit Venezuela kon opvangen. Sinds februari dit jaar heeft Colombia echter de Verenigde Naties om hulp voor de opvang gevraagd.
In maart heeft de UNHCR naar aanleiding van de toenemende uitstroom uit Venezuela naar landen in de regio een special appeal doen uitgaan van in totaal USD 46 miljoen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking besloot hierop tot een ongeoormerkte bijdrage van ad EUR 500.000. Dit bedrag wordt gedekt uit het noodhulpbudget. Tijdens zijn bezoek aan Colombia heeft de Minister van Buitenlandse Zaken de Colombiaanse autoriteiten over de Nederlandse bijdrage geïnformeerd.
Ook WFP, UNICEF en IOM hebben inmiddels hun bestaande programma’s in Venezuela en de regio aangepast en uitgebreid met het oog op hulpverlening aan de Venezolanen die hun land hebben verlaten.
De EU heeft aangekondigd haar steun aan de regio uit te breiden, door middel van humanitaire hulp maar ook door Venezolanen in staat te stellen om eigen middelen van bestaan op te bouwen en toegang te geven tot bijvoorbeeld onderwijs. Deze steun is ook bedoeld voor de Venezolanen die hun land hebben verlaten en de landen in de regio die hen opvangen.
Kunt u uiteenzetten welke acties u, samen met andere collega’s uit het kabinet, tot op heden hebt genomen om de Venezolaanse vluchtelingencrisis op te lossen en de buurlanden van Venezuela bij te staan?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u, gezien de toename van de Venezolaanse vluchtelingencrisis, reden om uw inzet te intensiveren om deze crisis op te lossen en de gevolgen daarvan te beperken?
Het kabinet is bezorgd over de humanitaire crisis in Venezuela en de gevolgen voor de regio, en blijft de situatie nauwlettend volgen. De humanitaire situatie verslechtert snel wat o.a. risico’s met zich meebrengt voor het vredesproces in Colombia. In grensgebieden zoals Norte de Santander en Arauca, waar ook de ELN opereert, komen veel Venezolanen terecht in conflictgebieden. In Norte de Santander zijn naar schatting 180.000–200.000 Venezolanen gevestigd. Dit brengt grote problemen met zich mee, zoals toenemende onveiligheid, drugshandel en criminaliteit. Het aanbod van veel goedkope en illegale arbeidskracht is een goede voedingsbodem voor rekrutering ten behoeve van de ELN en andere criminele organisaties. In grote steden geldt dat de Venezolanen in eenzelfde situatie komen als de binnenlandse ontheemden tot enkele jaren geleden (door het Colombiaanse gewapend conflict) en veelal in sloppenwijken komen te wonen.
Nederland zal de migratieproblematiek met landen in de regio en Venezuela blijven bespreken. Nadere verzoeken van de regio en internationale gemeenschap om steun en hulpbijdragen zullen serieus worden bekeken. Naast landen- of regiospecifieke bijdragen, geeft Nederland ongeoormerkte bijdragen aan het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN en aan o.a. UNHCR, WFP, UNICEF en ICRC. Het is aan deze organisaties om te bepalen of een allocatie voor Colombia wordt ingesteld. Het uitbreiden van de inzet is van veel factoren afhankelijk, zoals kwetsbaarheid van de bevolking, de capaciteit van een land om de noden te lenigen, het aantal slachtoffers en het tekort in de financiering. Tevens zal altijd een afweging gemaakt moeten worden in verhouding tot alle humanitaire noden wereldwijd (o.a. Jemen, Syrië, Zuid-Sudan, Nigeria, etc.).
Het Relief Fund (Noodfonds) was opgezet voor de periode 2015 t/m 2017, is uitgeput op een aantal eindafrekeningen na en bestaat niet meer. Het kabinet heeft voor de periode 2018 – 2021 additionele middelen (EUR 167 miljoen per jaar) voor noodhulp beschikbaar gesteld. Hieruit wordt o.a. de bijdrage aan de UNHCR Venezuela appeal betaald.
Welke ruimte is er, bijvoorbeeld via het Noodfonds, om de hulp aan Colombia te intensiveren, gezien de enorme inspanningen die zij doen om de Venezolaanse vluchtelingen op te vangen?
Zie antwoord vraag 4.
Erkent u dat de enorme instroom van Venezolaanse vluchtelingen in Colombia gevolgen kan hebben voor het vredesproces in Colombia? Zo ja, vindt u dit een reden om extra inzet te plegen om de Venezolaanse vluchtelingencrisis op te lossen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht «Dayana tippelt uit pure wanhoop in Colombia: «Voor mijn kinderen»»?2
Ja
Hoe beoordeelt u de situatie van Venezolaanse vluchtelingen in Colombia, in het bijzonder de schrijnende positie van gevluchte meisjes en vrouwen die zich genoodzaakt voelen zich te prostitueren?
Veel ongeregistreerde Venezolanen komen in de illegaliteit terecht en kunnen alleen in de informele sector werk vinden. Dit leidt tot sociaaleconomische spanningen en stigmatisering. De Venezolanen die hun land hebben verlaten zijn in veel gevallen families met kinderen, en 60% van deze kinderen gaat in Colombia niet naar school. In toenemende mate is er ook sprake van gespleten Venezolaanse families, daar jonge gezinnen vertrekken naar Colombia en ouderen achterblijven in Venezuela om op het huis en de bezittingen te passen.
Seksuele exploitatie van vrouwen en meisjes is een groot probleem en hun situatie is in het bijzonder zeer schrijnend.
Welke mogelijkheden ziet u, binnen bestaande programma’s, om deze Venezolaanse vrouwen en meisjes te helpen? Ziet u eventueel mogelijkheden om nieuwe programma’s te starten om deze vrouwen en meisjes te helpen?
Bij de verstrekking van humanitaire hulp zal Nederland altijd werken op basis van de humanitaire principes, met name onpartijdigheid. Op basis hiervan krijgen de meest kwetsbaren prioriteit. Vrouwen en meisjes zijn over het algemeen deel van deze meeste kwetsbare groep, maar een context specifieke aanpak is hiervoor noodzakelijk. De uitvoerende hulpverlenende partijen (VN, ICRC) maken deze beoordeling en breiden hun activiteiten in de grensgebieden uit om de identificatie van, en het toezicht op, de meest kwetsbare personen te kunnen monitoren.
Het bericht ‘Britse universiteiten zoeken samenwerking’ |
|
Harry van der Molen (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Britse universiteiten zoeken samenwerking»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Northumbria University uit Newcastle een satellietcampus bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) is gestart? Wat ziet u als voor- en nadelen?
Zoals ik al aangaf in het Algemeen Overleg Concurrentievermogen op 23 mei jl., vind ik het interessant dat er campussen van Britse universiteiten naar het vasteland komen. Tegelijkertijd wil ik de komende tijd benutten om uit te zoeken wat deze instellingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van ons aanbod, wat de impact is op de diversiteit en de toegankelijkheid van het aanbod en in welke mate de komst van dergelijke instellingen druk legt op de omgeving (ik denk hierbij in het bijzonder aan de huisvesting). Hierbij zal ik de ervaringen van de HvA en Northumbria University meenemen.
Hoe komt deze samenwerking eruit te zien? Wat is het streven qua aantal studenten dat gaat studeren aan deze satelliet? Op welke studenten wordt gemikt: Britse of Nederlandse? Heeft de Nederlandse overheid enige vorm van betrokkenheid hierbij? Zo ja, welke?
Navraag bij de HvA leert dat Northumbria University en de HvA een pilotproject hebben opgestart, waarin Northumbria University gedurende twee jaar twee tot drie masterprogramma’s aanbiedt bij de HvA. De toe te kennen graden zijn Brits en de doelgroep bestaat uit studenten uit de Europese Unie. Northumbria University verwacht hiervoor het komend studiejaar ongeveer 50 studenten in te schrijven. Daarnaast bieden Northumbria University en HvA gezamenlijk een minor aan in een HvA-bachelorprogramma. Studenten schrijven zich hier voor in als uitwisselingsstudent. Het gaat om maximaal 15 studenten van Northumbria University en 15 van de HvA. Een aantal docenten van de HvA is betrokken bij het onderwijs.
Het aanbod van Northumbria University betreft niet bekostigd onderwijs. De HvA sluit voor haar diensten aan Northumbria University (faciliteiten en docentinzet) een kostendekkend contract.
Voor zover bekend heeft de Nederlandse overheid bij het opzetten van deze samenwerking geen betrokkenheid gehad anders dan het toelichten van wet- en regelgeving.
Welke initiatieven tot samenwerking van Britse universiteiten met Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zijn bij u bekend? Hoe komen deze samenwerkingen eruit te zien?
In de afgelopen tientallen jaren hebben Nederlandse en Britse hoger onderwijsinstellingen veel samenwerkingsinitiatieven ontplooid, bijvoorbeeld als het gaat om joint programmes, wetenschappelijke samenwerking, studentenuitwisseling, gastdocentschappen, etcetera. Dat is een continu proces, eigen aan het hoger en wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. De samenwerking tussen Northumbria University en de HvA is daar een recent voorbeeld van, en zo zijn er meer Britse en Nederlandse hoger onderwijsinstellingen die praten over vormen van toekomstige samenwerking.
Wat is er voor een Britse universiteit nodig om een vestiging in Nederland te openen als a) satelliet, b) nevenvestiging en c) volledige vestiging (verplaatsing)?
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat er niet aan in de weg dat buitenlandse instellingen zich in Nederland vestigen en hier onderwijs verzorgen. Dit onderwijs komt niet voor bekostiging in aanmerking.
Indien een dergelijke instelling hierbij buitenlandse graden wil verlenen, dient aan deze graadverlening een buitenlandse wettelijke regeling ten grondslag te liggen. Daarnaast is het van belang dat de instelling transparant is over het aangeboden onderwijs. Zo moet het voor studenten volkomen duidelijk zijn dat het hierbij gaat om onderwijs dat niet geaccrediteerd is op grond van de WHW en dat de verleende graad geen graad op grond van de WHW is.
Een nevenvestiging van een universiteit of hogeschool uit een ander EER-land mag zich hier university of university of applied sciences noemen als dat volgens regelgeving in dat land ook mag en deze instellingen voldoen aan de kenbaarheidseis. Ook nevenvestigingen van instellingen uit landen buiten de EER die aantoonbaar tot de wereldtop behoren mogen zich hier universiteit of hogeschool noemen. Ook deze instellingen moeten voldoen aan de kenbaarheidseis. Deze groep instellingen is ook beperkt op het gebied van de migratieregelgeving en het werven van niet-EER-studenten.
Is er wet- en regelgeving die problematisch is voor Britse universiteiten om zich te vestigen in Nederland conform vraag 5 en bent u voornemens om hier wat in te veranderen?
Zie de toelichting bij vraag 5. Zoals ik aangaf in mijn visiebrief over internationalisering van juni jl. zal ik zal komende tijd benutten om uit te zoeken in hoeverre de belemmeringen voor vestiging van buitenlandse instellingen verkleind of weggenomen kunnen en moeten worden. Ik wil dit doen in afwachting van de uitkomst van de Brexitonderhandelingen en de evaluatie van de recent aangenomen wetgeving op het gebied van transnationaal onderwijs. Aan de hand van de uitkomsten van deze inventarisatie zal ik u aangeven wat ik hier aan wil veranderen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het Verenigd Koninkrijk na de Brexit via constructies met Nederlandse hoger onderwijsinstellingen aanspraak op middelen van de Europese Unie (EU) kan maken? Wat kunt u doen om dit tegen te gaan? Bent u voornemens om dit toe te passen?
Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de relatie tussen de EU en het VK vorm zal krijgen na de Brexit. Ook is nog onbekend of het VK zal blijven deelnemen aan EU-programma’s als Erasmus+ en Horizon en als dat het geval mocht zijn, onder welke voorwaarden. De onderhandelingen over de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen en het Meerjarig Financieel Kader zijn pas recentelijk gestart.
De arrestatie van tien activisten voor vrouwenrechten in Saudi-Arabië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Arrested Saudi activists held incommunicado since last week»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de eerder deze maand opgepakte activisten voor vrouwenrechten contact met advocaten wordt onthouden? Hoe beoordeelt u dit?
Ik ken de mediaberichten hierover, maar ik kan deze niet bevestigen.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat de belofte van hervormingen niets voorstellen tegen de achtergrond van toenemende repressie tegen andersdenkenden in de Saudische dictatuur? Zo nee, waarom niet?
Saoedi-Arabië voert op dit moment meerdere sociaaleconomische en maatschappelijke hervormingen door die een stap in de goede richting zijn. Er is op deze terreinen een verandering gaande in de Saoedische maatschappij. Nederland blijft, net als Amnesty International, echter zeer bezorgd over de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Vooral de repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die voor zover bekend slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting, zijn wat Nederland betreft verkeerde ontwikkelingen. Voor duurzame maatschappelijke hervormingen in Saoedi-Arabië is het nodig dat alle inwoners de mogelijkheid hebben om vrij deel te nemen aan publiek debat. Minister Kaag heeft dit tijdens haar bezoek aan Saoedi-Arabië ook duidelijk gemaakt en ikzelf tijdens een gesprek met mijn Saoedische ambtsgenoot tijdens de G20-bijeenkomst in Buenos Aires. Ondanks verschillen van inzicht over bijvoorbeeld mensenrechten blijft de regering bewust in gesprek met landen als Saoedi-Arabië. Dit biedt de mogelijkheid om zorgen die wij hebben effectiever aan te kaarten, maar ook om gedeelde belangen te adresseren, zoals bijvoorbeeld de situatie in de regio en bestrijding van terrorisme.
Hoe beoordeelt u dat Saudi-Arabië consequent een van de slechts scorende landen is wat betreft vrijheid, omdat politieke rechten en burgerlijke vrijheden vrijwel volledig ontbreken?2 Wat rechtvaardigt in dit licht het door Nederland aanhalen van de banden met de absolute monarchie?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom bent u geen voorstander van (persoonsgerichte) sancties tegen Saudi-Arabië vanwege ernstige mensenrechtenschendingen, maar wel tegen Iran en Venezuela, waar mensenrechten eveneens geschonden worden? Waarom is er dit verschil in aanpak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Persoonsgerichte sancties tegen Saudi-Arabië zijn niet aan de orde en worden ook niet door Nederland bepleit. Sanctiebeleid is een instrument om gedragsverandering teweeg te brengen. Effectiviteit ervan staat of valt bij ondersteuning en implementatie door zoveel mogelijk gelijkgezinde landen. In het geval van Iran en Venezuela is een aanzienlijke hoeveelheid gelijkgezinde landen bereid dergelijke maatregelen te nemen. Voor Saudi-Arabië is dat niet het geval. Nederland spreekt Saoedi-Arabië via bilaterale kanalen en in de daarvoor bestemde multilaterale fora aan op de noodzaak de mensenrechtensituatie te verbeteren en zal dat blijven doen.
Bent u bereid in uw contact met Saudische collega’s op te roepen tot vrijlating van de tien activisten die strijden voor vrouwenrechten en alle andere politieke gevangenen in het land? Zo nee, waarom niet?
Ik heb in de marges van de G20-bijeenkomst in Buenos Aires op 20 mei jl. tijdens een gesprek mijn Saoedische collega al-Jubeir aandacht gevraagd voor de situatie van de activisten en de zorgen van Nederland over hun arrestatie overgebracht. De Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat het onderzoek op dit moment nog loopt. Nederland volgt de ontwikkelingen rond de aangehouden activisten nauwgezet en zal zich blijven inzetten voor de rechten van mensenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië en de Saoedische autoriteiten oproepen om meer duidelijkheid aan te bieden aangaande de situatie van de mensenrechtenactivisten.
Ziet u mogelijkheden om in EU- en VN-verband aandacht te vragen voor het lot van politieke gevangenen in Saudi-Arabië en met coalities van gelijkgestemde landen op te roepen tot hun vrijlating?
Nederland agendeert de situatie van mensenrechtenverdedigers regelmatig in EU- en VN-verband en daar worden ook individuele zaken met gelijkgestemde landen opgebracht. Ook wordt in EU-verband actief bekeken welke verder stappen gezet kunnen worden, waaronder de mogelijkheid om een Europese demarche uit te voeren bij de Saoedische autoriteiten om de zorgen over de situatie van de aangehouden activisten aan te kaarten.
Het bericht “Bayer zette wetenschap jarenlang op dwaalspoor” |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bayer zette wetenschap jarenlang op dwaalspoor»1?
Ja.
Deelt u de analyse van hoogleraar Van der Sluijs dat het toelatingssysteem voor gewasbeschermingsmiddelen niet onafhankelijk is ingericht en dat dit in het voordeel werkt van grote fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen? Zo nee, hoe wijkt uw standpunt af van de analyse van de hoogleraar?
Nee, ik deel deze analyses niet.
De toelatinghouder dient een dossier aan te leveren dat aan strikte kwaliteitseisen voldoet. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier onderzoeken bevat die zijn uitgevoerd door laboratoria, die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP). Hierbij zijn ook eisen opgenomen voor de gestandaardiseerde proefopzet van onderzoeken.
De ingediende onderzoeken worden kritisch bekeken door de rapporterend lidstaat en European Food Safety Authority (EFSA). Dit kan – als de kwaliteit onvoldoende is – leiden tot het afkeuren van een onderzoek. Dit is niet ongebruikelijk. De bevindingen van het rapporterend lidstaat en de EFSA worden vervolgens kritisch bekeken door de overige lidstaten.
Bovendien worden in de Europese (her)beoordeling van werkzame stoffen ook alle relevante beschikbare wetenschappelijke publicaties beschouwd.
Bij de verschillende (her)beoordelingen van de neonicotinoïden op Europees niveau zijn ook de wetenschappelijke publicaties van hoogleraar Van der Sluijs meegenomen.
Deelt u de analyse dat de «Good Laboratory Practice»-standaard er in de praktijk toe leidt dat onderzoeken van onafhankelijke academische laboratoria niet meegewogen hoeven te worden in toelatingsprocedures?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een herziening van de toelatingsprocedures te bepleiten op Europees niveau en daarin de zorgen zoals genoemd in voorgaande vragen mee te nemen? Zo ja, op welke termijn denkt u dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben daar – gezien mijn antwoord op de vragen 2 en 3 – niet toe bereid.
Overigens raakt dit aan de Europese besluitvorming over een voorstel van de Europese Commissie getiteld «wijziging Verordening Algemene Levensmiddelenwetgeving & onderliggende sectorale wetgeving i.v.m. de risicobeoordelingssystematiek». Dit voorstel betreft aanpassingen in het model van de risicobeoordeling door de EFSA.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer op 25 mei 2018 het BNC-fiche gestuurd over dit voorstel (Kamerstuk 22 112, nr. 2567).
Bent u bereid om vooruitlopend op een Europese herziening, de Nederlandse toelatingsprocedures van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) onafhankelijker in te richten en daarover in gesprek te gaan met onder andere onafhankelijke, academische laboratoria? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘EU’s top watchdog slams Council secrecy’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «EU’s top watchdog slams Council secrecy»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de Raad niet binnen de gestelde wettelijke termijn gereageerd heeft op het uiterst kritische rapport van de Europese Ombudsman over het gebrek aan transparantie in de Raad?
Formeel vloeit er voor de Raad geen verplichting voort uit de Verdragen om binnen een bepaalde termijn te reageren op een rapport van de Europese Ombudman. De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat – mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële beschouwing van de aanbevelingen – een inhoudelijke reactie van de Raad op een later moment te verwachten is. In dit kader heeft Nederland in de Raad Algemene Zaken van 26 juni 2018 gepleit voor een discussie binnen afzienbare tijd over de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad. Zie ook de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, Leijten en Van Rooijen over het feit dat de Raad van de Europese Unie geen enkel antwoord geeft op de aanbevelingen van de Europees Ombudsman over transparantie en geheimhouding en daarmee het EU-werkingsverdrag overtreedt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2382).
Deelt u de mening dat wanneer de Europese Ombudsman een onderwerp aan de kaak stelt dat betrekking heeft op de Raad, zeker wanneer het zo’n belangrijk onderwerp betreft, de Raad hierop hoort te reageren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht een reactie van de Raad op een dergelijk onderwerp wenselijk. Dit laat onverlet dat de Verdragen geen verplichting voorzien voor de Raad om te reageren op rapporten van de Europese Ombudsman.
Kunt u verduidelijken of er nog een officiële reactie van de Raad zal volgen?
De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat, mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële discussie over de aanbevelingen, een inhoudelijke reactie van de Raad begin juli te verwachten is. Aangezien de Europese Ombudsman na het verlopen van de driemaandentermijn heeft besloten om het onderzoek te sluiten, heeft de Raad voorlopig besloten om geen inhoudelijk antwoord op schrift te sturen. Dit neemt niet weg dat de Raad inhoudelijk zal reageren op de aanbevelingen ter gelegenheid van een hoorzitting die mogelijk op 11 juli zal plaatsvinden in het Europees parlement. Verder zal er op een later moment nog een bredere discussie over transparantie in de Raad worden gevoerd.
Klopt het dat dit rapport in eerste instantie niet door de Raad besproken zou worden maar dat dit alleen is gebeurd (tijdens de Raadswerkgroep Informatie op 26 april) op initiatief van Nederland?
Bespreking van de aanbevelingen van de Europese Ombudsman is op initiatief van Nederland geagendeerd voor de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018, maar stond al op de agenda als informatiepunt. In zijn reactie op de Europese Ombudsman heeft de Raad aangegeven dat er in de Raad belang wordt gehecht aan een substantiële discussie over het rapport. Nederland heeft in het kader van de Raad Algemene Zaken van 26 juni 2018 gepleit voor een discussie binnen afzienbare tijd over de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad.
Deelt u de mening dat de Raad (of dat nu binnen de werkgroepen, in COREPER of op ministerieel niveau is) de rapporten van de Europese Ombudsman automatisch zou moeten bespreken als het rapport in kwestie de Raad betreft? Zo ja, welke acties neemt u hiertoe om er voor te zorgen dat dit in het gevolg wel gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Kunt u verduidelijken wat het antwoord van de Raad geweest is op de tijdens de Raadswerkgroep Informatie (26 april) gerezen vraag of er een bredere discussie over transparantie gevoerd zou moeten worden door de Raad? Indien het antwoord nee was, welke stappen neemt u om deze discussie wel te starten? Indien het antwoord ja was, wanneer zal deze discussie gaan plaatsvinden?
Tijdens de bespreking van het rapport van de Europese Ombudsman in de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018 wierp het raadssecretariaat de vraag op of er een bredere discussie over transparantie gevoerd zou moeten worden door de Raad. Nederland heeft de vraag bevestigend beantwoord en gepleit, ongeacht het niveau waarop dit binnen de Raad zal gaan plaatsvinden, voor het belang van een technische en substantiële discussie over de aanbevelingen en conclusies uit het rapport. Zie ook het verslag van 18 mei 2018 van de Raad Algemene Zaken en Raad Algemene Zaken artikel 50 van 14 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1875). Het precieze moment waarop deze discussie zal plaats vinden moet nog worden vastgesteld door het Voorzitterschap.
Op welke manier en op welke momenten zal het kabinet in Brussel zich blijven inzetten voor een transparantere Raad?
Nederland zet zich al meerdere jaren in voor meer transparantie in EU-besluitvorming. Het kabinet zal blijven pleiten voor de benodigde modernisering van het transparantiebeleid van de Raad. Wat het kabinet betreft vindt deze discussie in het najaar plaats. De Kamer zal geïnformeerd worden over de inzet van het kabinet en ontwikkelingen op het gebied van transparantie.
Zie ook het verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Omtzigt over het agenderen van het initiatief over transparantie van 31 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1339), de geannoteerde agenda van 15 juni 2018 van de Raad Algemene Zaken inclusief art. 50 van 26 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1889).
Nieuwe Amerikaanse sancties tegen leden van de Iraanse Revolutionaire Garde |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «U.S. sanctions five Iranians it links to Revolutionary Guard Corps»?1
Ja.
Klopt het dat het Amerikaanse Department of the Treasury sancties heeft opgelegd aan vijf aan de Iraanse Revolutionaire Garde gelieerde individuen?
Ja.
Klopt het tevens dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het verspreiden van ballistische rakettechnologie en andere vormen van wapentechnologie?
De Verenigde Staten stelt dat de individuen in kwestie betrokken waren bij het leveren van militaire expertise aan de Houthi rebellen in Yemen.
Kunt u aangeven of deze individuen ook op de sanctielijst van de Eurooese Unie (EU) staan? Zo nee, waarom niet? Ziet u aanleiding om er in EU-verband voor te pleiten gelijk op te trekken met de Amerikanen als het gaat om sancties tegen individuen die verdacht worden van dergelijke praktijken?
Geen van genoemde personen staat op dit moment op een Europese sanctielijst. De EU maakt bij het sanctioneren van personen een eigen afweging. De komende maanden zal ik mij in samenwerking met Europese partners inzetten om te bekijken wat de beste combinatie van drukmiddelen is tegen personen die betrokken zijn bij het ontwikkelen en verspreiden van ballistische rakettechnologie. De E3 (Frankrijk, Duitsland en het VK) heeft hierin het voortouw vanwege hun voortrekkersrol bij het JCPOA en de gerelateerde discussies met de VS.
Deelt u de mening dat het opleggen van sancties in het kader van het schenden van afspraken over de verspreiding of ontwikkeling van ballistisch wapentuig, het instandhouden van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA – het nucleair akkoord met Iran) niet in de weg hoeft te zitten? Deelt u tevens de mening dat het opleggen van sancties in deze gevallen logischerwijs voortvloeit uit het niet naleven van diverse VN-Veiligheidsraadsresoluties – onder meer resoluties 1929 of 2231 als het om ballistische raketten gaat en resolutie 2216 als het om Jemen gaat – door Iran?
Nederland werkt in EU verband samen met de E3 en de Hoge Vertegenwoordiger om het JCPOA in stand te houden, omdat het JCPOA een belangrijk Nederlands, Europees en regionaal veiligheidsbelang dient, te weten het vermijden dat Iran een nucleair wapen ontwikkelt. Tegelijkertijd moet de EU krachtig voortgaan met het adresseren van de zorgen rond het ballistische raketprogramma van Iran en de destabiliserende rol van Iran rol in de regio. Dit zou kunnen leiden tot additionele maatregelen, zoals sancties. Zo pleit Nederland in EU-verband al enkele maanden voor additionele sancties gericht op de Iraanse rol in Syrië. Hier is in de EU echter (nog) geen unanimiteit voor.
Het opleggen van sancties in het kader van het ballistische raketprogramma vloeit niet direct voort uit VNVR-resoluties 1929, 2231 en/of 2216. De provisies van resolutie 1929 zijn opgeschort onder resolutie 2231 (de resolutie die het JCPOA bekrachtigt). Resolutie 2231 roept Iran op geen activiteiten te ondernemen die gerelateerd zijn aan ballistische raketten, geschikt voor het overbrengen van kernwapens. Omdat dit geen expliciet verbod is, is de ontwikkeling van ballistische raketten niet in strijd met de resolutie, maar het kabinet acht deze wel inconsistent met de resolutie en spreekt het kabinet hierop Iran dan ook aan.
Refereren aan resolutie 2216 bij het opleggen van nieuwe sancties tegen Iran is niet mogelijk, omdat Iran resolutie 2216 niet heeft geschonden.
Het bericht 'Prominente Saudische vrouwenrechtenactivisten opgepakt' |
|
Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Agnes Mulder (CDA), Bente Becker (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Lilianne Ploumen (PvdA), Isabelle Diks (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Prominente Saudische vrouwenrechtenactivisten opgepakt»?1
Ja.
Klopt het dat deze zeven activisten enkel zijn opgepakt omdat ze campagne voerden om het autorijden voor vrouwen mogelijk te maken in Saudi Arabië?
Dat kan ik niet bevestigen. Uit verklaringen van vertegenwoordigers van de Saoedische overheid kan worden opgemaakt dat de activisten gearresteerd zijn op verdenking van het samenzweren met buitenlandse mogendheden, het rekruteren van overheidsmedewerkers en het financieren van buitenlandse actoren die uit zijn op het ondermijnen van de Saoedische nationale veiligheid, stabiliteit, sociale vrede en sociale cohesie. Een aantal van de aangehouden activisten heeft zich inderdaad eerder ingezet voor het recht van Saoedische vrouwen om auto te mogen rijden. Op dit moment is er nog geen formele aanklacht tegen de beschuldigden ingediend en het onderzoek van de Saoedische autoriteiten is voor zover bekend nog niet afgerond.
Bent u bekend met het feit dat deze activisten als verraders worden weggezet?
Ja.
Bent u bereid in bilateraal en Europees verband aandacht te vragen voor deze kwestie bij de Saudische Minister van Buitenlands Zaken en het hoofd van de Saudische mensenrechtencommissie, die recentelijk een Nederlandse parlementaire delegatie hebben ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb met grote zorg kennisgenomen van de recente berichtgeving over de aanhouding van deze activisten in Saoedi-Arabië. Ik heb daarom op 20 mei jl. tijdens een gesprek met de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de G20 aandacht gevraagd voor de situatie van de activisten en de grote zorgen van Nederland overgebracht. Op dit moment overlegt Nederland actief met partners over verdere stappen, onder andere in EU-verband. Nederland zal aandacht blijven vragen voor de aanhoudingen van de activisten en aandringen op goede behandeling. Indien noodzakelijk zal Nederland de Saoedische autoriteiten oproepen een eerlijk proces te garanderen.
Ziet u aanleiding om, in navolging van diverse mensenrechtenorganisaties, in bilateraal en Europees verband te pleiten voor vrijlating van betreffende activisten. Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhouden deze arrestaties zich tot het koninklijk besluit van 26 september 2017 die vrouwen het recht gaf auto te rijden?3
Saoedi-Arabië voert op dit moment meerdere sociaaleconomische hervormingen door, waaronder het koninklijk besluit van 26 september 2017 die vrouwen vanaf eind juni het recht geeft om zelf auto te rijden. Hoewel deze sociaaleconomische hervormingen een stap in de goede richting zijn, blijft Nederland zeer bezorgd over de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. Vooral de repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die voor zover bekend slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn wat Nederland betreft slechte ontwikkelingen.
De handelsmissie naar India |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe gaat u het lopende beleid om door middel van economische diplomatieke samenwerking met India en China de import en het gebruik van gecertificeerde duurzame palmolie en soja te stimuleren voortzetten?
Het kabinet is voornemens het huidige beleid voort te zetten. In India steunt het kabinet NGOs om op deze markt te werken aan de verduurzaming van palmolie. Zo werkt Solidaridad aan de verduurzaming van de nationale productie van palmolie. Daarvoor werd in 2017 het Indian Palm Oil Sustainability1 (IPOS) raamwerk opgezet2. Daarnaast zet Solidaridad zich in om de Indiase overheid te bewegen de palmolie import te committeren aan de nationale certificering standaarden van Indonesië en Maleisië; de Indonesian Sustainable Palm Oil3 (ISPO) en Malaysian Sustainable Palm Oil4 (MSPO).
Het kabinet richt zich in China vooral op de verduurzaming van de palmolieconsumptie via bijvoorbeeld de «China Sustainable Palm Oil working group». Aan deze werkgroep nemen de grootste inkopers van palmolie in China deel. Nederland stimuleert deze Chinese partijen over te gaan tot inkoop van duurzame palmolie door – onder andere in het kader van handelsmissies – kennis en ervaring uit te wisselen over duurzame palmolie.
Staat dit onderwerp op de agenda tijdens de handelsmissie van komende week? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de uitkomst hiervan? Zo nee, bent u bereid dit alsnog aan te kaarten?
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het onderwerp besproken met de Indiase Minister van Landbouw en aangeboden om samen met de Universiteit van Wageningen te werken aan de verhoging van de productiviteit van de Indiase palmolieplantages.
Gaat u tijdens de handelsmissie naar India ook belangrijke bedrijven in de palmolie sector, zoals leidende bedrijven en de vertegenwoordiging van de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie, ontmoeten?
Er hebben geen gesprekken plaatsgevonden met bedrijven of maatschappelijke organisaties vanuit de palmoliesector, noch met vertegenwoordigers van de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie. Duurzaamheid was wel een belangrijk thema tijdens de officiële besprekingen met de Indiase regering en breder tijdens de missie. Zo sprak ik met Kailash Satyartin over onze gezamenlijke ambities om kinderarbeid te bestrijden. Ook heb ik MVO Nederland gevraagd om het deelnemende bedrijfsleven te informeren over duurzaam ondernemen en organiseerde ik met het Indo-Dutch Sustainability Forum een bijeenkomst voor het bedrijfsleven gericht op het stimuleren van duurzame en inclusieve handel.
Gaat u in direct overleg met maatschappelijke organisaties die zich bezig houden met de problematiek rondom palmolie? Zo ja, hoe krijgt dit vorm? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het feit dat de Raad van de Europese Unie geen enkel antwoord geeft op de aanbevelingen van de Europees Ombudsman over transparantie en geheimhouding en daarmee het EU werkingsverdrag overtreedt |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martin van Rooijen (CDA), Renske Leijten |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat de Europese Ombudsman op 9 februari 2018 het keiharde oordeel «wanbeheer» uitsprak over twee zaken bij de Raad van de Europese Unie, namelijk:
Ja.
Herinnert u zich dat de Europees Ombudsman, mevrouw Emily O'Reilly, op 9 februari 2018 drie aanbevelingen deed aan de Raad van de Europese Unie en zeven aanbevelingen om dit wanbeleid te beëindigen?1
Ja. Het kabinet heeft kennisgenomen van drie aanbevelingen en de zes suggesties voor verbetering die de Europese Ombudsman heeft gedaan in haar rapport. Het kabinet heeft op 6 april 2018 gereageerd op deze aanbevelingen en suggesties (kamerstuk 22 112 nr. 2533).
Bent u ervan op de hoogte dat de Raad van de Europese Unie (waarvan de Nederlandse regering lid is), volgens het verdrag verplicht is om binnen drie maanden een antwoord te sturen aan de Ombudsman (artikel 228, eerste lid, van het EU-werkingsverdrag)?
Formeel vloeit er geen verplichting voor de Raad voort uit artikel 228 VWEU om binnen drie maanden een antwoord om de Europese Ombudsman zijn standpunt mede te delen. Echter, in het kader van loyale samenwerking is een reactie van de Raad binnen de gestelde termijn wenselijk. Om deze reden heeft het raadssecretariaat op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd waarin wordt aangekondigd dat – mede gezien de complexe aard van het onderwerp en het belang dat de Raad hecht aan een substantiële discussie over de aanbevelingen – een inhoudelijke reactie van de Raad begin juli te verwachten is. Uw Kamer kan deze brief vinden op de pagina van de link die u bij vraag 2 van deze set Kamervragen in de voetnoot heeft gevoegd.
Klopt het dus dat de Raad van Europese Unie zich niet aan het verdrag en dus aan formele wetgeving van de Europese Unie (EU) gehouden heeft?
Deze constatering klopt niet. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 reeds aangaf, vloeit er formeel geen dergelijke verplichting voort uit artikel 228 VWEU. De Raad heeft op 23 april 2018 een brief naar de Europese Ombudsman gestuurd om deze te laten weten dat gezien de complexiteit van de materie er meer tijd nodig is om de aanbevelingen te bestuderen zodat er een inhoudelijke discussie gevoerd kan worden in Raadsverband.
Heeft u binnen de Raad van de Europese Unie erop aangedrongen dat de Raad zich wel aan de EU-wetgeving houdt en gewoon binnen drie maanden een antwoord geeft? Zo nee, gaat u dat alsnog doen? Zo ja, welke landen wilden dan geen antwoord sturen?
Met het oog op het beginsel van loyale samenwerking, is Nederland voorstander van een reactie binnen de genoemde termijn van drie maanden. Nederland heeft hier de afgelopen periode bij het Raadssecretariaat en het Voorzitterschap ook op aangedrongen. Gezien de complexiteit van de materie is dit echter niet mogelijk gebleken. Het rapport lijkt echter wel het effect teweeg te brengen dat bij meerdere lidstaten het besef is ontstaan dat er een bredere beleidsdiscussie over transparantie dient te worden gevoerd in Raadskader. Dit beschouwt het kabinet als een positieve ontwikkeling, waar op voortgebouwd moet worden. Zie hiertoe ook het verslag van de Raadswerkgroep Informatie van 26 april dat uw Kamer in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 14 mei 2018 is toegegaan.2
Indien u niet kunt aangeven welke landen verhinderd hebben dat er een antwoord gestuurd wordt, deelt u dan de mening dat we ons in een kafkaëske situatie bevinden, waarin de Europees Ombudsman constateert dat de landen tegen het verdrag in hun eigen posities geheimhouden, documenten geheimhouden en dat wanneer ze daarop aangesproken worden, hun eigen posities geheimhouden en geen antwoord aan de Europees Ombudsman sturen?
Nee. Allereerst is het kabinet van mening dat een verplichting tot het openbaren van de posities van lidstaten uit het Europees recht noch uit de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie voortvloeit. Ten tweede komt er ook geen verplichting uit het Europees recht voort om alle documenten direct en actief toegankelijk te maken voor het publiek. Jurisprudentie en de Eurowobverordening stellen enkel vast dat er een ruimere toegang moet worden verleend aan wetgevingsdocumenten maar ook voor wetgevingsdocumenten zijn er uitzonderingen op grond waarvan niet hoeft te worden geopenbaard (zie o.a. overweging 6, artikel 2(4), artikel 12 Eurowob). Dit neemt niet weg dat het kabinet mogelijkheden ziet om de transparantie in de Raad op dit vlak te verbeteren, zie ook de kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Ombudsman.3 Het kabinet benadrukt dat de Europese Ombudsman nog een inhoudelijke reactie zal ontvangen vanuit de Raad (zie ook het antwoord op vraag4. Het rapport heeft, wat het kabinet betreft, juist geleid tot een positieve benadering van het onderwerp van transparantie in de Raad (zie ook het antwoord op vraag5. Er is immers tijdens de Raadswerkgroep Informatie van 26 april 2018 besloten om een substantiële en technische discussie te voeren over de aanbevelingen die de Europese Ombudsman in haar rapport doet.
Indien de Raad van de Europese Unie zich niet aan formele EU-wetgeving houdt, zijn de burgers dan wel gehouden zich aan formele EU-wetgeving te houden?
Er is geen sprake van overtreding van formele EU-wetgeving, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3.
Bent u ervan de hoogte dat de Staten-Generaal, gesteund door 24 parlementen, een vergelijkbare brief gestuurd hebben aan de Raad, de Commissie en de Eurogroep? («Opening up closed doors», bijlage bij Kamerstuk 22 660, nr. 67.
Ja.
Kunt u aangeven wanneer deze brief en het rapport in welk gremium besproken zijn en wat de posities van de lidstaten waren ten aanzien van de vier aanbevelingen?
Het kabinet heeft de Kamer hierover mondeling en schriftelijk geïnformeerd, onder andere tijdens het Algemeen Overleg van 12 april 2018 en via het verslag van de bespreking van het rapport in de Raadswerkgroep Informatie.6 Om de Kamer tegemoet te komen is er tijdens het Algemeen Overleg aangeboden om een vertrouwelijke briefing te verzorgen ten aanzien van het COSAC-paper en het krachtenveld.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de reguliere termijn beantwoorden?
Ja.
De strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NABU’s future uncertain amid Kholodnytsky scandal»?1
Ja
Hoe kijkt u aan tegen het gegeven dat het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU, in opdracht van de Procureur-Generaal, de heer Lutsenko, afluisterapparatuur heeft geplaatst in het kantoor van het hoofd van de Oekraïense anti-corruptie aanklager (SAPO)?
Het nationale Oekraïense anti-corruptie bureau (NABU) beschikte over aanwijzingen dat de speciale anti-corruptie aanklager (SAPO) mogelijk betrokken zou zijn bij het illegaal delen van vertrouwelijke informatie. In overleg met de Procureur Generaal is om die reden afluisterapparatuur geïnstalleerd in het kantoor van SAPO. Ik beschik niet over voldoende informatie om een oordeel te vellen over deze maatregel.
Hoe beoordeelt u deze ontwikkelingen in het licht van de voortdurende druk op de Oekraïense anti-corruptie instellingen? Welke risico’s ziet u? Deelt u de mening dat deze situatie de samenwerking tussen NABU en SAPO kan schaden?
De Oekraïense anti-corruptie instellingen zijn onvoldoende onafhankelijk en functioneren mede daarom beneden verwachting. Het nationale anti-corruptie bureau NABU is hierop een positieve uitzondering. De uitdaging is vooral dat de door NABU voorgelegde corruptiezaken ook door rechtbanken in behandeling worden genomen. Juist daarom benadrukt de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, het belang van het zo spoedig mogelijk instellen van een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Herinnert u zich uw antwoorden van 30 januari 2018 op Kamervragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma?2
Ja
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen aan de orde gesteld in uw bilaterale contacten met Oekraïne?
Nederland benadrukt via bilaterale, Europese en multilaterale kanalen het belang van versterking van corruptiebestrijding in Oekraïne en blijft dit doen. Zo heb ik tijdens de RBZ op 19 maart jl. en in een gesprek met de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken Klimkin, voorafgaand aan de RBZ, het belang benadrukt van voortgang met (anti-corruptie) hervormingen in Oekraïne (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1851).
Op welke manier heeft u bovengenoemde ontwikkelingen in multilateraal verband aan de orde gesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u ondernemen om schade aan Oekraïense anticorruptie-instellingen te voorkomen? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Het is in eerste instantie aan de Oekraïense regering zelf om schade aan de anti-corruptie instellingen te voorkomen.
In gesprekken over het vierde EU-Macro Financiële Assistentieprogramma zet Nederland in op scherpe voorwaarden op het gebied van rechtsstatelijkheid en anti-corruptie. Dit wordt breed gesteund door andere lidstaten.
Verder blijft mijn inzet zoals in de beantwoording van uw eerdere vragen uiteen is gezet (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2048)
Herinnert u zich uw steun voor een onafhankelijk anticorruptie rechtbank in Oekraïne? Kunt u aangeven wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot de oprichting van een dergelijke rechtbank? In hoeverre betrekt u deze ontwikkelingen bij de gesprekken over het voorstel van de Europese Commissie voor het toekennen van Macro Financiële Assistentie aan Oekraïne?
Ja, zie Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2481.
1 maart jl. is het wetsvoorstel voor een speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie door het Oekraïense parlement in eerste lezing aangenomen. Dat voorstel is volgens de internationale gemeenschap niet conform de aanbevelingen van de Venetië Commissie. Dat betekent dat het voorstel voor stemming in tweede lezing door het parlement moet worden geamendeerd. Die stemming is voorzien voor de tweede helft van juni.
Het uitkeren van macro financiële steun vanuit de EU is onder andere gekoppeld aan voldoende voortgang ten aanzien van het steunprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Versterking van anti-corruptie maatregelen is een belangrijke conditionaliteit onder het lopende programma vanuit het IMF.
Momenteel vinden er gesprekken plaats over de afronding van de vierde voortgangsrapportage onder het IMF-programma. De belangrijkste voorwaarde voor het afronden daarvan is het wetsvoorstel rondom het speciaal hooggerechtshof voor anti-corruptie.
Het bericht 'Ze vermoordde haar man toen hij haar verkrachtte. Nu krijgt Noura (19) de doodstraf' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekent met het bericht «Ze vermoordde haar man toen hij haar verkrachtte. Nu krijgt Noura (19) de doodstraf»?1
Ja.
Wat gaat u doen met de huidige feiten, die stellen dat Noura, een meisje van 19 jaar oud, de doodstraf krijgt nadat zij gedwongen werd om met haar neef te trouwen en vervolgens haar man heeft neergestoken omdat hij haar voor de tweede keer wilde verkrachten?
De feiten zoals onder vraag 2 en 3 gesteld zijn ter plaatse door de ambassade nagegaan en lijken een getrouwe weergave te zijn van wat er is gebeurd. Het is nu aan de rechter om in hoger beroep te bepalen of er sprake was van seksueel misbruik en zelfverdediging en daar vervolgens rekening mee te houden bij het bepalen van een nieuwe straf.
Wat Noura is overkomen is afschuwelijk. Het Kabinet leeft mee met deze jonge vrouw en alle andere meisjes en vrouwen die wereldwijd in een soortgelijke positie terecht zijn gekomen.
Zie verder onder de antwoorden bij vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat Noura slachtoffer is geworden van seksueel misbruik en dat zij handelde uit zelfverdediging? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Noura een nieuw proces verdient waarin de verzachtende omstandigheden omtrent haar gedwongen huwelijk en seksueel misbruik worden meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het hoger beroep nog in behandeling. Nederland volgt deze zaak zichtbaar en nauwgezet.
Heeft u reeds contact opgenomen met uw Sudanese ambtsgenoot om hem op deze gebeurtenis aan te spreken en hem te verzoeken het vonnis nietig te verklaren? Zo nee, op welke termijn gaat u dat doen?
Op mijn verzoek heeft mijn Directeur Generaal Politieke Zaken een indringend gesprek gevoerd met de Soedanese ambassadeur in Nederland om opheldering te vragen over deze kwestie en de grote zorg uit te spreken over de gang van zaken, omdat Nederland tegen de doodstraf is en omdat Nederland zich internationaal actief inzet tegen kindhuwelijken, gedwongen huwelijken en geweld tegen vrouwen.
Daarnaast heeft Nederland de kwestie samen met de EU en Zwitserland (mede namens overige EU lidstaten en Noorwegen) aangekaart bij de Soedanese autoriteiten. De in Soedan aanwezige EU-lidstaten, Zwitserland en Noorwegen hebben tevens een gemeenschappelijke verklaring over de kwestie uitgegeven waarin grote zorgen over deze zaak werden uitgesproken.
Voorts onderhoudt de Nederlandse ambassade in Khartoem nauwe contacten met lokale mensenrechten- en vrouwenorganisaties over deze kwestie.
Een verzoek om het vonnis nietig te verklaren is niet aan de orde, omdat het hoger beroep momenteel nog in behandeling is. Gedurende het hoger beroep zal Nederland aandacht blijven vragen voor de zaak van Noura, zowel in bilaterale contacten met de Soedanese autoriteiten, als in EU-verband. Nadat duidelijk is geworden welke uitspraak de rechter in hoger beroep heeft gedaan, zal het Kabinet bezien welke vervolgstappen nodig en mogelijk zijn.
Bent u bereid om op korte termijn andere concrete maatregelen te treffen om te voorkomen dat de doodstraf wordt uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen?
Zie antwoord vraag 5.
De terdoodveroordeling van een Sudanese vrouw |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de terdoodveroordeling van een inmiddels 19-jarige Sudanese vrouw, Noura Hussein Hamad, omdat ze haar man uit zelfverdediging doodde toen hij haar wilde verkrachten?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat het vonnis moet worden ingetrokken en de Sudanese vrouw een nieuw proces moet krijgen waarbij rekening wordt gehouden met wat haar is overkomen?
Wat Noura is overkomen is afschuwelijk. Het Kabinet leeft mee met deze jonge vrouw en alle andere meisjes en vrouwen die wereldwijd in een soortgelijke positie terecht zijn gekomen.
Op dit moment is het hoger beroep nog in behandeling. Nederland volgt deze zaak zichtbaar en nauwgezet.
Bent u bereid in uw contacten met ambtsgenoten in Sudan aandacht te vragen voor deze terdoodveroordeling en om aan te dringen op een nieuw en eerlijk proces? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u om deze vrouw te ondersteunen?
Op mijn verzoek heeft mijn Directeur Generaal Politieke Zaken een indringend gesprek gevoerd met de Soedanese ambassadeur in Nederland om opheldering te vragen over deze kwestie en de grote zorg uit te spreken over de gang van zaken, omdat Nederland tegen de doodstraf is en omdat Nederland zich internationaal actief inzet tegen kindhuwelijken, gedwongen huwelijken en geweld tegen vrouwen.
Daarnaast heeft Nederland de kwestie samen met de EU en Zwitserland (mede namens overige EU lidstaten en Noorwegen) aangekaart bij de Soedanese autoriteiten. De in Soedan aanwezige EU-lidstaten, Zwitserland en Noorwegen hebben tevens een gemeenschappelijke verklaring over de kwestie uitgegeven waarin grote zorgen over deze zaak werden uitgesproken.
Voorts onderhoudt de Nederlandse ambassade in Khartoem nauwe contacten met lokale mensenrechten- en vrouwenorganisaties over deze kwestie.
Een verzoek om het vonnis nietig te verklaren is niet aan de orde, omdat het hoger beroep momenteel nog in behandeling is. Gedurende het hoger beroep zal Nederland aandacht blijven vragen voor de zaak van Noura, zowel in bilaterale contacten met de Soedanese autoriteiten, als in EU-verband. Nadat duidelijk is geworden welke uitspraak van de rechter in hoger beroep heeft gedaan, zal het Kabinet bezien welke vervolgstappen nodig en mogelijk zijn.
De verkiezingsprocedure voor leden van het United Nations Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) |
|
Bram van Ojik (GL), Kirsten van den Hul (PvdA), Nevin Özütok (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de lopende verkiezingsprocedure voor leden van het United Nations Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW)?1
Ja.
Waarom heeft Nederland geen kandidaat voorgedragen?
Nederland heeft verschillende geschikte kandidaten benaderd voor het CEDAW-comité. Helaas waren deze kandidaten om uiteenlopende redenen niet beschikbaar voor de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022. Kandidaten die zelf hun belangstelling kenbaar hadden gemaakt voldeden onvoldoende aan de vereisten van onafhankelijkheid en/of expertise.
Vindt u dat er in CEDAW voldoende leden met een uitgesproken genderperspectief en kennis van vrouwen-/mensenrechten moeten zitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dat met de huidige kandidaten het geval?
Ja. Voor Nederland zijn expertise en onafhankelijkheid de twee belangrijkste voorwaarden voor de (kandidaat)leden van het CEDAW-comité. Nederland heeft eind 2016 een constructieve dialoog gevoerd met het comité en heeft aanbevelingen van het comité ontvangen. Tijdens dit proces toonde het comité zich kritisch en kundig.
Van de nieuwe kandidaten voor het comité zijn er voldoende die aan de voorwaarden van expertise en onafhankelijkheid voldoen. Sommige kandidaten hebben specifiek kennis van vrouwen-/mensenrechten; andere kandidaten zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld arbeid, gezondheid of andere terreinen die relevant zijn voor het toezien op de naleving van het VN-Vrouwenverdrag. Bij het beoordelen van de kandidaten is het maatschappelijk middenveld geconsulteerd. Het advies van vrouwenorganisaties wordt betrokken bij het bepalen van onze stem. De stemming is geheim.
Vindt u dat de huidige door andere staten voorgedragen kandidaten in staat zijn om op doeltreffende wijze toe te zien op de naleving van het VN-Vrouwenverdrag?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat het, gezien de vooruitstrevende positie van Nederland op het gebied van vrouwenrechten, goed zou zijn als er een Nederlands lid in CEDAW zou zitten?
Nederland is internationaal een aanjager van gendergelijkheid en vrouwenrechten. Het kabinet zet zich daarvoor in o.a. binnen de VN en de Raad van Europa. Wanneer het kabinet van mening is dat de nominatie van een onafhankelijke Nederlandse kandidaat met de benodigde expertise daaraan kan bijdragen, en een dergelijke kandidaat is beschikbaar, bereid en kansrijk, dan gaat het kabinet over tot kandidaatstelling. Zo is recentelijk nog een Nederlandse kandidaat met absolute meerderheid van stemmen verkozen als lid van GREVIO, het comité dat toeziet op de naleving van het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Voor het CEDAW-comité is de termijn voor aanmelding voor deze ronde op 7 maart jongstleden verstreken. Op basis van eerdergenoemde criteria zal het kabinet een volgende ronde opnieuw overwegen een kandidaat te nomineren.
Bent u bereid alsnog een kandidaat voor te dragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u, gezien de verkiezing van de nieuwe leden op 7 juni 2018, deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De Dutch Trade and Investment Board (DTIB) |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Deze club heeft al dertien jaar invloed op ons economisch beleid (en toch kent niemand hem)» over de DTIB?1
Ja.
Is de DTIB of zijn opvolger, de International Strategic Board (ISB), dat specifiek opkomt voor de belangen van Nederlandse internationaliserende bedrijven, een lobbyorganisatie? Zo nee, waarom niet?2
De Dutch Trade and Investment Board (DITB) en zijn opvolger de International Strategic Board Nederland (ISB-NL) zijn geen lobbyorganisaties, maar platforms voor publiek-private samenwerking van (regionale) overheden, kennisinstellingen en bedrijven. Zoals beschreven in de Kamerbrief «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1), is het doel van de ISB-NL de samenwerking tussen departementen, kennisinstellingen en bedrijven te verankeren en daarmee de kennisbasis, het innovatieve vermogen en de internationale positie van Nederland te versterken en bij te dragen aan de SDG’s in Nederland en wereldwijd. Ik acht deze samenwerking van groot belang voor de totstandkoming van effectief overheidsbeleid.
Onder welke voorwaarden wordt een organisatie al dan niet als lobbyorganisatie aangemerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het verschil tussen een adviesorganisatie en een lobbyorgaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Indien DTIB of ISB als adviesorganisatie wordt gezien, hoe voorkomt u dan dat de organisatie bedrijven in staat stelt intern te lobbyen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom een adviesorganisatie de agenda van internationale handelsmissies mede bepaalt?
De DTIB en ISB-NL bepalen de agenda van internationale handelsmissies niet, maar adviseren daarin. Deze adviezen acht ik van belang om tot een goede afweging te komen van te organiseren economische missies en om de effectiviteit van deze missies door publiek-private inzet verder te vergroten.
Kan de brief van DTIB aan informateur Schippers tijdens de Kabinetsformatie 2017, waarin onder andere aandacht wordt gevraagd voor de winstbelasting en de 30%-regeling, worden gezien als lobbystuk? Zo nee, waarom niet? Wat is het verschil tussen een adviesstuk en een lobbystuk? Kunt u uw antwoord toelichten?3
In de brief die u aanhaalt, informeert de voorzitter van de DTIB de informateur over het Team Nederland adviesrapport (april 2017) van de DTIB Stuurgroep onder leiding van de heer Buijink. Dit openbare adviesrapport was het resultaat van een brede consultatie van publieke en private belangen en is uitvoerig besproken binnen de DTIB. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2, 3, 4, 5 en 9.
Zijn er vergelijkbare adviesorganen waarmee ministeries met enige regelmaat contact hebben? Welke andere adviesorganen zijn er waar (hoge) ambtenaren of bewindspersonen bij betrokken zijn? Kunt u een uitputtend overzicht verstrekken?
Er zijn veel adviesorganen waaraan overheidsorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en/of andere organisaties deelnemen. Het verschaffen van een uitputtend overzicht zou een aanzienlijke inspanning van het ambtelijk apparaat kosten en acht ik niet opportuun.
Heeft de DTIB een mission statement? Zo ja, hoe luidt dit? Wat is het doel van de DTIB of de ISB? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is de samenstelling van de DTIB of de ISB transparant? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar is de samenstelling vindbaar?
De DTIB en ISB-NL zijn adviesorganen die geen beleid maken. Dat publieke en private organisaties overleggen over de effectiviteit van beleid en nadenken over verbetering van beleid acht ik van groot belang voor de totstandkoming van effectief overheidsbeleid.
De actieverslagen van de DTIB zijn openbaar via de website www.internationaalondernemen.nl. De DTIB heeft 14 jaar bestaan in vele samenstellingen en met verschillende werkgroepen per periode. Het verstrekken van een overzicht van alle personen die zitting hebben genomen in de DTIB en haar werkgroepen met hun functies en rol acht ik niet opportuun. De samenstelling van de DTIB in juli 2017 was als volgt:
Op dit moment wordt de ISB-NL samengesteld op initiatief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en mij. De leden, agenda’s en actieverslagen van de ISB-NL zullen openbaar worden gemaakt. Daarbij zal wel rekening gehouden moeten worden met bedrijfsgevoelige informatie en moet worden gewaarborgd dat gesprekken binnen de ISB-NL zo open mogelijk gevoerd kunnen worden. In de handelsbrief die na de zomer aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd zal ik verder ingaan op de doelstellingen, samenstelling en werkwijze van de ISB-NL.
Kunt u een overzicht verstrekken van alle personen die zitting hebben genomen in de DTIB/ISB of één van de werkgroepen en per persoon aangeven wanneer zij zitting hadden, wat hun toenmalige functie was en wat hun rol was binnen de organisatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke huidige bewindslieden hebben zitting in de DTIB/ISB of in één van de werkgroepen? Sinds wanneer hebben zij zitting in de DTIB/ISB? Waar kan deze informatie worden opgedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u het gewenst dat DTIB/ISB gebruik maakt van vergaderzalen van ministeries? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gezien de samenstelling en doelstelling van DTIB en ISB-NL acht ik het niet onwenselijk dat gebruik wordt gemaakt van vergaderzalen van ministeries.
Hoe kan er democratische controle plaatsvinden op het maken van beleid dat mede is ingegeven door DTIB of ISB, wanneer overleg- en adviesorganen geen notulen meer opstellen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het niet langer maken van notulen van bijeenkomsten de schimmigheid waarmee DTIB/ISB is omgeven alleen maar doet toenemen?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat organisaties waar zoveel verschillende ministeries en (oud-) bewindspersonen bij betrokken zijn, notulen dienen op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Welke kosten zijn, direct en indirect, gemoeid met het bestaan en het onderhouden van DTIB/ISB?
De kosten voor de DTIB bedroegen de afgelopen twee jaar de catering van vergaderingen en drukkosten voor het Team Nederland rapport en zijn derhalve beperkt.
Worden reacties op WOB-verzoeken altijd op de website van het betreffende ministerie geplaatst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dat bij dit WOB-verzoek niet gebeurd?
Ingewilligde Wob-verzoeken over documenten van de kerndepartementen worden op de website www.rijksoverheid.nl geplaatst. Het Wob-besluit inzake de DTIB is, nadat het naar de verzoekers is gestuurd, abusievelijk niet gepubliceerd. Dit is inmiddels alsnog gedaan. Er is geen overzicht van Wob-besluiten die niet zijn gepubliceerd. In de Kamerbrief van 5 april 2016 (Kamerstuk 28 362, nr. 8) is uiteengezet dat er in individuele gevallen aanleiding kan zijn de Kamer te informeren over de openbaarmaking van documenten als ook waarom het informeren van de Kamer over alle Wob-verzoeken niet praktisch is.
Welke andere reacties op WOB-verzoeken zijn ook niet online geplaatst? Waarom zijn deze niet geplaatst?
Zie antwoord vraag 18.
Bent u bereid te bewerkstelligen dat de Kamer, via de verschillende departementen, periodiek op de hoogte wordt gesteld van alle gedane WOB-verzoeken en de reacties daarop? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 18.
De samenwerking tussen Italië en Libië |
|
Jasper van Dijk |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Italië de Libische kustwacht coördineert? Wat is hierop uw reactie?1
Ja.
Klopt het dat Italië directe steun aan de Libische kustwacht geeft door middel van hulp van Italiaanse oorlogsschepen, helikopters en geavanceerde radartechnologie?
Voor zover bekend, heeft Italië aan Libië in ieder geval een schip ter beschikking gesteld.
Wat is uw reactie op de stelling van Charles Heller, een van de auteurs van de studie, dat de Europese Unie (EU) doet aan «refoulement met volmacht»?
Er is, voor zover bekend, geen sprake van aansturing door Italië van de Libische kustwacht. Er vindt evident wel afstemming plaats tussen de Italiaanse en de Libische kustwacht, bijvoorbeeld in het geval dat er nog geen schip in de buurt is van een gesignaleerde boot met drenkelingen om een reddingsoperatie uit te voeren en de verantwoordelijkheid daarvoor bepaald moet worden. De reddingsoperaties van Libische kustwachtschepen worden gecoördineerd door Libische officieren. Van hen wordt verwacht dat zij mensenrechten respecteren tijdens de reddingsoperaties. Dit is ook onderdeel van de training van de Libische kustwacht die onder andere plaatsvindt binnen het mandaat van de EU-missie EUNAVFOR MED Sophia. Binnen deze zelfde missie wordt het monitoringsmechanisme versterkt. Ook daarbuiten worden aanvullende maatregelen getroffen om de monitoring te versterken. Doordat IOM en UNHCR ook aanwezig zijn wanneer drenkelingen aan wal worden gebracht, neemt het internationale toezicht op de Libische kustwacht toe.
De Libische autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de behandeling van migranten en vluchtelingen op het grondgebied van Libië. De Europese Unie richt haar steun op een betere behandeling van vluchtelingen en migranten in Libië door onder andere lokale gemeenten ter verbetering van de dienstverlening. Verdere Europese steun is vooral gericht op het verbeteren van de omstandigheden in de detentiecentra en het bevorderen van de werkzaamheden van IOM en UNHCR waardoor vluchtelingen en kwetsbare migranten beter beschermd worden. De suggestie dat de EU daarmee zou doen aan «refoulement met volmacht» of medeplichtig is aan of verantwoordelijkheid voor misdaden, deel ik dan ook niet.
Hoe verhoudt het nieuws dat Italië de Libische kustwacht rechtstreeks aanstuurt waardoor migranten onder andere in detentiecentra belanden zich tot de eerdere stelling van het kabinet dat die centra inhumaan zijn?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om een misdaad te begaan de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u dat als een entiteit een andere entiteit alle mogelijkheden en instructies geeft om het beginsel van refoulement te schenden de eerste medeplichtig en verantwoordelijk is? Zo ja, wat betekent dit dan voor het handelen van Italië ten aanzien van de refoulement van Libië inzake migranten vanuit internationale wateren? Zo nee, waarom ziet u hier een verschil met andere misdaden, bijvoorbeeld in het gehele strafrecht?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw antwoorden van 19 december 2017 op Kamervragen over reddingsmissies op zee?3 Verandert het feit dat Italië – lidstaat van de EU – de Libische kustwacht directe steun geef, uw antwoord op de vraag of de Europese Unie (EU) medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land aangezien u er eerder vanuit ging dat de EU slechts investeerde in de training van de Libische kustwacht? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de rechtszaak die door Global Legal Action Network tegen Italië is aangespannen? Heeft u hierover contact gehad met Italië en het netwerk aangezien deze zaak gevolgen voor het hele Europese handelen ten aanzien van Libië kan hebben?4 Zo ja, wat heeft u besproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zoals hierboven aangegeven, zet het kabinet zich, in samenwerking met de EU-partners, in om mogelijke mensenrechtenschendingen te voorkomen. Het Global Legal Action Network heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt om een klacht in te dienen tegen een verdragsstaat. Indien het EHRM ertoe overgaat de ingediende klacht officieel aan de Italiaanse staat te communiceren, zullen ter zake uiteraard besprekingen in EU-verband plaatsvinden.
De betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij de aanleg van de Corredor Centro-Norte in het Amazonegebied |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij de bouw van de omstreden Corredor Centro-Norte door het verstrekken van subsidie door middel van onder andere het Partners for International Business programma voor multi- en synchromodale transportcorridors in 2013, verder reikt dan louter diplomatieke betrokkenheid?
De betrokkenheid van de Nederlandse overheid heeft zich beperkt tot het financieren van een voorstudie die de mogelijkheden voor duurzame ontwikkeling van de Corredor Norte in kaart heeft gebracht, zoals genoemd in mijn brief van 8 mei 2018. Dat past in onze economische diplomatie die we inzetten voor het openen van markten voor het Nederlandse bedrijfsleven. De boodschap daarbij is altijd dat de Nederlandse overheid zich richt op duurzame ontwikkeling, passend bij de wereldwijde aanpak van de Sustainable Development Goals.
Hoe verhoudt het mede door Nederland gefinancierde advies voor noordelijke transportroutes vanuit Mato Grosso, waarbij onder meer de nieuwe Ferrogrão-spoorlijn staat ingetekend1 zich tot hetgeen u in uw brief schrijft, namelijk dat de Corredor Centro-Norte juist «meer gebruik zou kunnen maken van bestaande spoorlijnen en rivieren»?2
Er is geen Nederlands overheidsgeld gebruikt voor de concrete ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte. Nederlandse kennisbedrijven hebben via een «Partners for International Business»-programma een verkennende voorstudie uitgevoerd, waarbij met name ook is gekeken naar het duurzamer gebruik van bestaande corridors. Hierbij zou de optie van een spoorlijn duurzamer en efficiënter kunnen zijn dan de modderwegen waar de vrachtwagens nu overheen rijden. Kennisuitwisseling stond daarbij centraal.
Erkent u dat uit het mede door Nederland gefinancierde advies valt op te maken dat Nederland wel degelijk actief inzette op de aanleg van een nieuwe spoorlijn? Zo ja, wat waren de voorwaarden ten aanzien van duurzaamheid en verantwoord ondernemen? Zo nee, hoe moet het betreffende advies in deze context worden gelezen en waarom werkt Nederland, in dat geval ogenschijnlijk tegen haar eigen voorkeur voor het gebruik van bestaande rivieren en spoorlijnen, mee aan de omstreden nieuwe Corredor?
Zie antwoord vraag 2.
Welke duurzaamheidsaspecten kwamen er ter sprake tijdens de door Nederland geinitieerde lunchbijeenkomst medio 2016 met de Wereldbank en Braziliaanse federale agentschappen? Kunt u daarbij ingaan op de bevindingen van De Groene Amsterdammer, Trouw en Investico die duiden op schendingen van milieu en mensenrechten?3 Zo ja, hoe zijn deze aspecten besproken en welke concrete afspraken zijn hier uit voortgekomen? Zo nee, waarom niet?
De lunch die in juli 2017 plaatsvond had tot doel kennis en ervaringen te delen met de aanwezige Braziliaanse counterparts over de maatschappelijk verantwoord ondernemen – (MVO) en duurzaamheidsaspecten van infrastructurele projecten. Twee onderwerpen die daarbij met name aan de orde kwamen waren enerzijds de duurzaamheidsaspecten van multimodaal transport (weg, spoor en water) en anderzijds het grote belang van stakeholderparticipatie. Vanuit Nederlandse zijde is de bereidheid uitgesproken om ervaringen te delen ten aanzien van het betrekken van stakeholders. Hierop is door de Braziliaanse counterparts later niet meer concreet teruggekomen.
Op welke wijze leiden huidige dialogen met Braziliaanse partijen, zoals u beschrijft in uw brief van 8 mei 2018, tot het verbeteren van de duurzaamheid omtrent de Corredor? Kunt u hier concrete voorbeelden inclusief de resultaten van geven?
De dialoog is erop gericht de Braziliaanse partijen te wijzen op verbanden tussen politieke, economische en sociale aspecten, teneinde duurzaamheid te verbeteren. Het is aan de Braziliaanse partijen om zelf actie te ondernemen ter verbetering van de situatie.
Wat is er gebeurd met het mede door Nederland gesteunde Braziliaanse Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven? Is er inmiddels wetgeving ten aanzien van verantwoord ondernemen op handen in Brazilië? Zo nee, wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van Nederlandse bedrijven die in Brazilië opereren?
Nederland draagt bij aan de totstandkoming van het Braziliaanse Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven, onder meer door regelmatig de dialoog hierover aan te gaan met de Braziliaanse autoriteiten en door participatie in relevante bijeenkomsten. Los van de ontwikkeling van dit actieplan, onderschrijft Brazilië ook de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, waar het Nederlandse MVO-beleid ook mede op gebaseerd is. Van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij zich aan deze richtlijnen houden. Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarnaast heeft Brazilië uitgebreide regelgeving op het gebied van onder meer milieu en arbeid. Nederlandse bedrijven die in Brazilië opereren dienen zich aan deze wetgeving te houden.
Deelt u de mening dat de opsomming van risico’s omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO-risico’s) nogal eendimensionaal wordt afgedaan met het enkel verwijzen naar het Nederlandse risico op reputatie en economische schade? Welke afspraken zijn er met de betrokken Nederlandse bedrijven gemaakt om de geïnventariseerde IMVO-risico’s te mitigeren?
Onder Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) wordt verstaan dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid nemen voor de effecten van hun activiteiten op mens en milieu. De Nederlandse overheid stimuleert de ontvankelijkheid van bedrijven voor IMVO onder meer door met ze in gesprek te gaan over lokale MVO-uitdagingen. Ook ten aanzien van de Corredor Centro-Norte zijn MVO en duurzaamheid aan de orde geweest. Het is echter aan de bedrijven zelf om hier rekening mee te houden. Daarnaast is het aan de Braziliaanse overheid om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van MVO en duurzaamheid.
Als de bevindingen van de journalisten kloppen, welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse bedrijven die betrokken zijn in Brazilië?
Er is geen Nederlands overheidsgeld gebruikt voor de concrete ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte.
Hoe verhoudt de blijvende Nederlandse betrokkenheid bij de Corredor (Meerjarenplan 2017–2020) zich tot de aangetroffen misstanden rondom dit project? Welke stappen gaat u ondernemen om deze misstanden recht te zetten en in de toekomst te voorkomen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Nederland is niet betrokken bij de daadwerkelijke ontwikkeling van de Corredor Centro-Norte. Het is aan de Braziliaanse overheid om toe te zien op naleving van sociale en milieuwetgeving en eventuele misstanden via de eigen wetshandhaving recht te zetten. Uiteraard informeert het kabinet uw Kamer regelmatig over de inzet op het gebied van IMVO, zoals laatst nog tijdens het AO van 6 maart 2018.
Het bericht dat de Turkse president Erdogan campagne wil voeren in het buitenland voor de Turkse presidents- en parlementsverkiezingen in juni |
|
Bente Becker (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Erdogan wil in buitenland campagne voeren voor Turkse verkiezingen»?1
Ja.
Kunt u aangeven of bij de Nederlandse overheid inmiddels bekend is waar en wanneer de Turkse president voornemens is campagne te voeren voorafgaand aan de verkiezingen in Turkije op 24 juni 2018?
President Erdogan heeft op zondag 20 mei deelgenomen aan een verkiezingsbijeenkomst in Sarajevo, Bosnië en Herzegovina. Er zijn op dit moment geen andere verkiezingsbijeenkomsten buiten Turkije bekend waar President Erdogan aanwezig zal zijn.
Herinnert u zich de ongeregeldheden in Rotterdam in 2016 in reactie op de coup in Turkije en de onrust die ontstond toen in 2017 de komst van een Turkse Minister naar Nederland werd aangekondigd?
Ja.
Deelt u de mening dat alles in het werk gesteld moet worden – mocht de Turkse president voornemens zijn campagne te voeren in Nederland – dit (in samenwerking met het lokaal gezag) te voorkomen, zeker met het oog op het voorkomen van verstoring van de openbare orde? Zo nee, wat staat daaraan in de weg?
Gezien de huidige omstandigheden in de bilaterale relatie tussen onze landen acht het Kabinet een bezoek van leden van de Turkse regering niet gewenst.
Gegeven het bovenstaande geldt overigens ten aanzien van overige campagneactiviteiten ten behoeve van de Turkse parlements- en presidentsverkiezingen in Nederland, dat de uiteindelijke afweging en besluitvorming over het toestaan van dergelijke activiteiten in het algemeen bij het lokaal bevoegd gezag ligt. Het Kabinet heeft met het oog hierop de 21 gemeenten met een grote Turks Nederlandse gemeenschap geïnformeerd over de lijn van het Kabinet ten aanzien van de vervroegde Turkse verkiezingen.2
Nederland staat toe dat de Turkse autoriteiten voor Turkse stemgerechtigden in Nederland stemlokalen openen om te stemmen voor de Turkse parlements- en presidentsverkiezingen van 24 juni 2018. Dit is gebruikelijk en past binnen de inzet om democratische processen te bevorderen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Turkije middels herhaaldelijke beïnvloeding in Nederland met politieke standpunten die niet gericht zijn op een open democratie, buitenlandse conflicten naar Nederland exporteert, de zogeheten Turkse lange arm in stand houdt en daarmee integratie tegenwerkt?
Het staat Turkije vrij banden te onderhouden met Turken die in het buitenland wonen, mits dit geschiedt op basis van vrijwilligheid. Een dergelijke internationaal geaccepteerde diasporapolitiek is ook in Nederland toegestaan, zolang deze past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en de participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond niet belemmert.
Dit betekent dat de Turkse autoriteiten zich moeten onthouden van ongewenste bemoeienis met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Wanneer het Kabinet constateert dat de Turkse diasporapolitiek de grenzen van onze rechtsstaat overschrijdt dan wel participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond belemmert, zal het Kabinet niet aarzelen de Turkse autoriteiten hier op aan te spreken. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in het geval van de uitspraken van de Diyanet-attaché in december 2016, waarna de Turkse autoriteiten de attaché hebben teruggehaald naar Turkije.
Welke mogelijkheden ziet u, bijvoorbeeld middels het formuleren van een contrastrategie2, om Turkse bemoeienis jegens Nederlanders met een Turkse achtergrond tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bekend met de beschrijving in vermeld nieuwsartikel dat het in Duitsland bij wet verboden is voor politici van buiten de Europese Unie om binnen drie maanden voorafgaand aan verkiezingen campagne te voeren en zou u hierop kunnen reflecteren?
Ja. Het betreft overigens niet een wet, maar een Duitse notificatie aan niet-EU-ambassades waarin staat dat campagne-activiteiten van buitenlandse «ambtsdragers» uit niet-EU-landen, in de laatste 3 maanden voor verkiezingen, in principe niet worden toegestaan. In feite is deze notificatie gebaseerd op het soevereiniteitsbeginsel, waaruit voortvloeit dat landen de uitoefening van officiële functies door personen uit derde landen op eigen grondgebied mogen verbieden.
In hoeverre zou dergelijke wet- en/of regelgeving ook in Nederland denkbaar kunnen zijn?
Binnen de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging4, zal het Kabinet in de komende periode nader verkennen in hoeverre het wenselijk is om een algemene lijn wat betreft campagne-activiteiten door buitenlandse politici uit niet-EU-landen op te stellen. Hierbij zal het Kabinet ook verder reflecteren op de Duitse notificatie.
Bent u bereid om onderzoek te doen naar de toepasbaarheid van dergelijke wetgeving om zo naast het lokaal gezag ook de regering meer instrumenten in handen te geven teneinde ongewenste (campagne)bezoeken te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om in de hierboven verzochte verkenning te putten uit aanknopingspunten in wet- en regelgeving van andere Europese lidstaten, bijvoorbeeld Duitsland of Oostenrijk, teneinde vaart te maken ongewenste bezoeken van politici tegen te kunnen gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wanneer kan de Kamer het hierboven verzochte onderzoek tegemoetzien?
Zie antwoord vraag 8.
Steun voor Israelische tegenaanval (na aangevallen te zijn vanuit Syrie) |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Duitse en Britse steun voor de Israelische tegenaanval na aangevallen te zijn vanuit Syrie?1
Ja.
Waarom heeft de Nederlandse regering dergelijke steun niet uitgesproken?
Het kabinet erkent de Israëlische veiligheidszorgen en veroordeelt de aanhoudende Iraanse dreigementen tegen Israël. Het is des te zorgwekkender dat deze vertaald zijn in gewapende acties. In de VN Veiligheidsraad bijeenkomst van 16 mei 2018 heeft Nederland de Iraanse aanval op Israëlische militaire posities in de Golanhoogten dan ook veroordeeld. Nederland riep alle partijen op tot kalmte en de-escalatie.
Bent u bereid dergelijke steun alsnog uit te spreken? Zo nee, waarom laat u Israel in de steek?
Zie antwoord vraag 2.