Bezoek aan het congres van International Fiscal Association |
|
Renske Leijten |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Sinds wanneer gaan ambtenaren van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst naar de congressen van de International Fiscal Association (IFA)?
Ambtenaren van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst gaan al heel lang naar de jaarcongressen van de International Fiscal Association. Het is niet meer te achterhalen sinds wanneer precies.
Hoeveel ambtenaren van de Belastingdienst, van het rulingteam en van het Ministerie van Financiën bezoeken het congres van de IFA in Rio de Jareiro?1
Naar het congres in Rio de Janeiro bestond de afvaardiging van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst uit vier personen. De keuze voor hen is, zoals elk jaar, gebaseerd op hun betrokkenheid bij de thema’s van het congres. Twee van hen waren co-auteurs van het landenrapport van Nederland voor de twee hoofdthema’s van het congres: «Assessing BEPS: Origins, Standards and Responses» en «The future of Transfer Pricing». Drie van hen zijn afgevaardigden van Nederland aan de werkgroepen van de OESO die de BEPS rapporten hebben opgesteld. Twee van hen zijn zeer intensief betrokken geweest bij het opstellen en afronden van ATAD 1 tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap. Ten slotte zijn twee van hen op woensdag doorgereisd naar Brasilia voor gesprekken over het bilaterale belastingverdrag met de Braziliaanse collega’s van het Ministerie van financiën.
Betalen het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst de deelname aan het congres? Wat is de begroting van deze reis?
Ja. Inschrijving voor het congres kostte R$ 4.640 (€ 1.248) per persoon. Reis- en verblijfkosten zijn gemaakt conform de rijksregels voor dergelijke reizen.
Wat staat er precies op het programma en op welke wijze wordt verslag gedaan van de deelname aan de congressen van de IFA? Kunt u de Kamer hierover informeren?
Het volledige programma is te vinden op https://www.ifa2017rio.com.br/scientific-programme.php.
Naast de genoemde twee hoofdthema’s waren er seminars over de volgende onderwerpen.
De deelnemers maken geen formeel verslag van hun deelname, maar de opgedane kennis en ervaring wordt uiteraard gedeeld in latere besprekingen en bij het opstellen van notities.
Kunt u een overzicht geven van de deelname in de afgelopen jaren, waarbij u ingaat op het aantal deelnemers, het gevolgde programma en het verslag van de deelnemers?
Hierna geef ik een overzicht van de laatste vijf voorafgaande jaren. Zoals blijkt is het aantal deelnemers de laatste jaren beperkt. Bij elk jaar geef ik aan hoeveel deelnemers er waren, wat de twee hoofdthema’s waren en waar het volledige programma te vinden is met daarin, naast de twee hoofdthema’s, de technische seminars en het sociale programma.
Subject 1: Dispute resolution procedures in international tax matters
Subject 2: The notion of tax and the elimination of international double taxation or double non-taxation.
5 deelnemers
Subject 1: Tax incentives on Research and Development
Subject 2: The practical protection of taxpayers» fundamental rights
6 deelnemers
Subject 1: Cross-border outsourcing – issues, strategies and solutions
Subject 2: Qualification of taxable entities and treaty protection
5 deelnemers
Subject 1: The taxation of foreign passive income for groups of companies
Subject 2: Exchange of information and cross-border cooperation between tax authorities
11 deelnemers
Subject 1: Enterprise services
Subject 2: The debt-equity conundrum
9 deelnemers
Voor de komende jaren zijn de jaarcongressen gepland in Seoul, Londen, Cancun, Berlijn en Kaapstad (2022).
Welke contacten hebben de deelnemers met mensen uit de belastingwereld gedurende de congressen? Welke afspraken zijn daarover gemaakt?
De International Fiscal Association is geen lobby club maar een vereniging die belastingadviseurs, bedrijfsfiscalisten, wetenschappers, overheden en rechters uit de hele wereld bij elkaar brengt. Het is de enige niet-gouvernementele en non-sectorale internationale organisatie die zich bezig houdt met fiscale zaken. Haar doelstelling is de studie en bevordering van internationaal en rechtsvergelijkend onderzoek op het gebied van de publieke financiering, het belastingrecht en de financiële en economische aspecten van belastingen.
Daarom is deelname aan de congressen waardevol. Fiscale onderwerpen worden vanuit verschillende invalshoeken behandeld en besproken en de kennis daarvan versterkt het inzicht van (de medewerkers van) het ministerie en de Belastingdienst en daarmee de kwaliteit van hun producten.
De deelnemers hebben tijdens het jaarcongres allerlei contacten met fiscalisten uit alle delen van de wereld en van alle sectoren, zowel in meer formele omstandigheden tijdens de wetenschappelijke onderdelen als tijdens de meer informele onderdelen van het congres. Een van de vaste onderdelen van het jaarcongres is een «Government Luncheon» waar overheidsmedewerkers uit diverse landen met elkaar hun ervaringen delen. Indien zij daarvoor gevraagd worden, maken medewerkers van het ministerie of van de Belastingdienst ook deel uit van de panels.
Dergelijke contacten beperken zich overigens niet tot de jaarcongressen. Nederland heeft een eigen IFA-branche (http://www.ifa-nl.org), waar het ministerie en de Belastingdienst als organisatie lid van zijn, en het lidmaatschap staat ook open voor medewerkers van het ministerie en van de Belastingdienst. Zij nemen ook deel aan IFA-evenementen in Nederland.
Voor de jaarcongressen wordt over de twee hoofdthema’s een landenrapport opgesteld dat in de regel wordt geschreven door twee auteurs, één uit de private sector, één in overheidsdienst.
De walgelijke uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Hongarije |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de walgelijke uitspraken van de Nederlandse ambassadeur in Hongarije?1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. Hongarije is een gewaardeerde NAVO-bondgenoot en EU-partner, waarmee Nederland een goede relatie heeft. De uitspraak van de Nederlandse ambassadeur in Hongarije over terrorisme is daarom ongelukkig. Er kan wat de Nederlandse regering betreft op geen enkele manier een relatie gelegd worden tussen wat terroristen doen en de Hongaarse regering. Zowel in mijn telefoongesprek met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Szijjártó, op vrijdag 25 augustus, als in de media heb ik daarvan ook nadrukkelijk afstand genomen.
De zorgen die de ambassadeur benoemt ten aanzien van de rechtsstaat in Hongarije herken ik echter wel, bijvoorbeeld als het gaat over academische vrijheden, het niet opvangen van vluchtelingen en de bewegingsruimte van ngo’s. Dat is ook de boodschap die ik aan de Hongaarse regering heb overgebracht.
Ambtenaren krijgen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de ruimte om het beleid van het ministerie voor het voetlicht te brengen. Ambassadeurs verschijnen daarom met enige regelmaat in de media, niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland. Dit heeft meerwaarde omdat zij met hun kennis van de lokale context de Nederlandse inzet voor het buitenlandbeleid goed kunnen uitdragen. Daaraan getoetst is de gedane uitspraak niet passend.
Er heeft intussen een gesprek met de ambassadeur plaatsgevonden. Hierbij is de ambassadeur te verstaan gegeven dat enkele uitspraken ongelukkig waren en dat het kabinet daarvan afstand neemt. Daarmee beschouw ik de kwestie als afgedaan.
Wat geeft een aftredend ambassadeur het recht om de Hongaarse regering, die wel optreedt tegen maatschappij ontwrichtende problemen als de massa-immigratie en islamisering, zo de maat te nemen? Sprak de ambassadeur namens de Nederlandse regering?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het walgelijk en verwerpelijk is dat deze ambassadeur het optreden van de Hongaarse regering gelijkstelt met islamitische terroristen die onschuldige mensen omver rijden en opblazen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze ambassadeur niet geschikt is om ons land in den vreemde te vertegenwoordigen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om excuses aan te bieden aan de regering van Hongarije vanwege de walgelijke uitspraken van deze verwarde ambassadeur? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Israëls aanval op Palestijns onderwijs: complete school weg' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Israëls aanval op Palestijns onderwijs: complete school weg» op de website van The Rights Forum d.d. 24 augustus 2017?
Ja.
Wat vindt u van de gewelddadige reactie tegen de Palestijnse bewoners die probeerden de sloop van de school tegen te houden?
Hoewel de exacte omstandigheden van de gebeurtenissen niet bekend zijn bij het kabinet, is duidelijk dat er door Israël geweld is gebruikt in het kader van de sloop van deze school. Het kabinet roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld en verwacht van Israël dat ieder geweldsgebruik proportioneel is.
Heeft u uw onbegrip uitgesproken over het feit dat dit dorp in acht weken tijd zijn met Europese hulp gerealiseerde elektriciteitsvoorziening, auto's en nu ook nog een school is verloren, terwijl de illegale Israëlische nederzettingen in dit gebied, dat tijdelijk onder Israëlisch bestuur staat, wel mogen blijven bestaan? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hier aan richting de Israëlische bestuurders van dit gebied?
Het kabinet veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen, ongeacht of deze door de EU zijn gefinancierd of niet. Dat geldt ook nadrukkelijk voor de recente gevallen van sloop en confiscatie in Jubbet adh Dhib. De sloop en confiscatie benadeelt de Palestijnen en creëert ongelijkheid. Israël heeft als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking. Als bezettende mogendheid is het Israël op basis van het bezettingsrecht onder meer verboden roerende of onroerende goederen te vernielen, behoudens in de gevallen waarin militaire operaties een zodanige vernieling volstrekt noodzakelijk maken. Het is aan Israël om aan te tonen dat sprake is van een dergelijke uitzondering in elk concreet geval.
Heeft u al contact gehad met uw Europese collega's over de vernietiging van de school, die is gefinancierd door de Europese Unie (EU)? Zo ja, welke stappen gaat de EU zetten tegen dit beleid van de Israëlische bestuurder? Zo nee, gaat u dat binnenkort doen?
De gezamenlijke EU Heads of Mission in Jeruzalem en Ramallah hebben op 24 augustus jl. een verklaring uitgebracht, waarin de EU grote zorgen uitspreekt over de sloop van de basisschool in Jubbet adh Dhib en de inbeslagname van materialen in twee andere Palestijnse dorpen. De EU roept Israël in de verklaring op de in beslag genomen materialen en onderdelen onverwijld terug te geven. Ook roept de EU in de verklaring de Israëlische autoriteiten op te stoppen met het vernielen en confisqueren van Palestijnse bezittingen. Het kabinet is voorstander van een dergelijk gezamenlijk optreden om een krachtig signaal af te geven tegen de sloop van scholen en andere Palestijnse eigendommen. Indien de Europese Commissie en de lidstaten die dit project gezamenlijk gefinancierd hebben (België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië en Zweden), Nederland vragen verdere stappen te steunen, zal het kabinet dat zeer serieus overwegen. Zie tevens de beantwoording op vragen van het lid Van Bommel (SP)1.
Heeft u informatie opgevraagd bij de Noorse organisatie Norwegian Refugee Council over de dreiging van sloop voor nog eens 55 scholen, waarvan de meeste gebouwd zijn met Europees geld? Zo nee, op welke termijn gaat u dit doen?
Via de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah onderhoudt Nederland goed contact met de Norwegian Refugee Council over deze en andere gevallen waarbij sprake is van een dreiging van sloop. Veertien van de 55 scholen die sloop- of «stop-work»-orders hebben ontvangen, zijn medegefinancierd door de EU en/of andere EU-lidstaten.
Heeft u contact gehad met de Israëlische mensenrechtenorganisatie B'tselem over deze huidige situatie en de gang van zaken in de Palestijnse gebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre onderbouwen zij de stelling dat ook deze vernietiging van een school deel uitmaakt van de Israëlische politiek om het leven van Palestijnen onmogelijk te maken en hen zo tot vertrek van hun land te dwingen?
B’tselem is een belangrijke partner van Nederland. Nederland staat via de ambassade in Tel Aviv en de vertegenwoordiging in Ramallah dan ook in nauw contact met de organisatie over de gang van zaken in de Palestijnse gebieden. B’tselem waarschuwt dat er door het Israëlische nederzettingenbeleid en maatregelen als de sloop en confiscatie van Palestijnse eigendommen, het weigeren van bouwvergunningen en het gebrek aan toegang tot natuurlijke hulpbronnen een klimaat ontstaat waarin Palestijnen druk ervaren om hun gemeenschappen te verlaten. Deze ontwikkelingen staan haaks op het realiseren van een twee-statenoplossing en baren het kabinet dan ook grote zorgen.
Heeft u begrip voor het standpunt van B'tselem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat vindt u van het op provocerende wijze verscheuren van EU-vlaggen en van het moedwillig vernietigen van huizen, scholen, energievoorzieningen en dergelijke in Palestijnse gebieden die met behulp van EU-fondsen en gelden zijn gebouwd?
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen kan de EU ondernemen tegen het beleid dat gericht lijkt op het ondermijnen van onderwijs in de Palestijnse gebieden?
De EU veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen in Area C en dringt bij Israël consequent aan op ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking, waaronder op het gebied van onderwijs. Het kabinet acht het van belang dat de EU via deze kritische beleidsdialoog druk blijft uitoefenen op Israël om sloop en confiscatie stop te zetten. Zoals tevens aangegeven in de antwoorden op vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (beiden CDA)2, zijn er binnen de EU voorts afspraken gemaakt over de mogelijkheid dat EU-lidstaten en instellingen gezamenlijk optrekken in geval van sloop van projecten, inclusief de mogelijkheid van schadevergoeding. Los hiervan ondersteunen Nederland en andere landen verschillende organisaties die juridische bijstand verlenen aan personen of instanties als scholen om slooporders bij de rechter te kunnen aanvechten.
Moderne slavernij, kinderarbeid en onveilig en ongezond werk in Indiase granietgroeves die aan Nederlandse en Europese markt leveren |
|
Isabelle Diks (GL), Joël Voordewind (CU), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het rapport «The Dark Sites of Granite – Modern Slavery, child labour and unsafe work in Indian granite quarries. What should companies do?» en de diverse artikelen daarover in onder meer de Nederlandse, Belgische, Indiase, Britse en Duitse media?
Ja.
Hoe beoordeelt u het rapport en de aanbevelingen in het rapport aan bedrijven en de overheden van zowel India en de Indiase deelstaten als de Europese Unie (EU) en haar lidstaten?
Het rapport stelt ernstige arbeidsomstandigheden in de Indiase steengroeves aan de orde. Schuldslavernij, ongezond en gevaarlijk werk, kinderarbeid, lage lonen, gebrek aan schriftelijke contracten, slechte huisvesting en gebrek aan drinkwater vormen een serieus probleem voor de kwetsbare arbeiders van de granietgroeves. Dat geldt ook voor organisatie van bescherming van werknemers. Veel werknemers zijn wel lid van vakbonden maar deze zijn veelal inactief. Daarbij valt het op dat kinderarbeid in de onderzochte granietgroeves is afgenomen, maar in de steenafvalverwerking nog steeds veel voorkomt.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling voor bedrijven om due diligence uit te voeren in hun ketens in lijn met de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Bedrijven, waaronder ook tussenhandelaren, dienen dan ook hun verantwoordelijkheid te nemen om misstanden in hun keten tegen te gaan.
Daarnaast erkent het kabinet het belang van multi-stakeholder samenwerking. Het kabinet speelt daarbij een aanjagende en faciliterende rol, zoals bij het tot stand komen van het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) natuursteen convenant, waaraan nu wordt gewerkt.
Ten slotte stelt het rapport terecht dat naast een due diligence verplichting van importerende bedrijven, de Indiase overheid zelf verantwoordelijk is voor goede wet- en regelgeving en handhaving, om daadwerkelijk arbeidsomstandigheden in de natuursteensector te verbeteren.
Bent u bereid er bij de Nederlandse brancheorganisaties en bedrijven in de natuursteensector op aan te dringen in het convenant in het kader van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) dat nu in onderhandeling is, stevige afspraken te maken over het systematisch bestrijden van de in het rapport beschreven zeer ernstige schendingen van mensenrechten?
Ja, dit is het doel van convenantsbesprekingen.
Het doel van IMVO-convenanten is om individuele bedrijven te helpen bij de aanpak van problemen en misstanden, zoals kinderarbeid en gebonden arbeid, die zij alleen veel moeilijker kunnen aanpakken. Het Sociaal Economische Raad (SER) advies IMVO-convenanten en het kabinetsbeleid op het gebied van IMVO vormt de basis voor de nadere afspraken in deze convenanten. IMVO-convenanten zijn vrijwillig maar de afspraken die partijen gezamenlijk maken om misstanden te voorkomen zijn niet vrijblijvend.
Bent u eveneens bereid ervoor te zorgen dat het eigen inkoopbeleid van de overheid en van decentrale overheden bij het leveren van graniet en andere steensoorten de voorkeur geeft aan bedrijven die gaan deelnemen aan het convenant en daar laten zien dat zij misstanden bij leveranciers actief (helpen) bestrijden?
Voor Rijksinkopen geldt sinds 1 april dat de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) van toepassing zijn voor aanbestedingen boven de Europese aanbestedingsdrempel en binnen de risicosectoren die door KPMG zijn vastgesteld in de MVO Sector Risico Analyse. De kern van de ISV is dat bedrijven die opereren in risicosectoren due diligence moeten uitvoeren conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
Er wordt gewerkt aan een pilotproject dat gericht is op verduurzaming van het inkoopproces van overheden. Het doel is het zodanig inrichten van het inkoopproces van overheden dat natuursteenbedrijven die aangesloten zullen zijn bij het convenant of op andere wijze aantoonbaar laten zien dat zij misstanden bij leveranciers actief (helpen) bestrijden, voorkeur krijgen boven leveranciers die dat niet doen. De voorbereidingen voor deze pilot zijn vanaf dit voorjaar getroffen. Het project wordt naar verwachting vanaf het vierde kwartaal van dit jaar geïmplementeerd.
Met de decentrale overheden is ook een stap gezet. Als onderdeel van het Plan van Aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen dat op 11 september 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is op 8 december 2016 het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2016–2020 gelanceerd. Inmiddels hebben ruim 100 decentrale overheden (gemeenten, provincies, waterschappen) het Manifest MVI ondertekend. De ondertekende partijen dienen een actieplan te maken, waarin ze aangeven wat hun ambities zijn voor MVI. Onderdeel van dat actieplan is om aan te geven hoe decentrale overheden in hun inkoop voldoen aan de ISV. De deelnemende overheden kunnen hiermee worden aangesproken op hun inkooppraktijk.
Gaat u de in het rapport beschreven mensenrechtenschendingen in uw bilaterale contacten met de Indiase regering aan de orde stellen?
Het kabinet zoekt blijvend de dialoog met India over mensenrechten, hetzij bilateraal, hetzij in Europese Unie (EU) en multilateraal verband. Nederland benadrukt daarbij het belang van respect voor mensenrechten, de handhaving van wet- en regelgeving voor een goed functionerende democratische rechtsstaat en de bevordering van duurzame ontwikkeling. In de eerstvolgende mensenrechtendialoog tussen de EU en India worden diverse onderwerpen besproken waaronder «mensenrechten en het bedrijfsleven». Nederland zal ervoor pleiten ook de slechte arbeidsomstandigheden in verschillende sectoren op de agenda te zetten.
Er ligt immers een verantwoordelijkheid bij de overheid van India voor een goed functionerende arbeidsinspectie en bevordering van sociale dialoog. Het rapport biedt bruikbare informatie voor bedrijven en de Indiase overheid. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het niet expliciet vermelden in het rapport van de onderzochte productielocaties een complicerende factor is voor de inkopende bedrijven en de Indiase overheid om in deze specifieke gevallen de aanbevelingen op te volgen. De International Labour Organisation (ILO) kan op grond van de fundamentele arbeidsnormen een actieve opstelling van de arbeidsinspectie en sociale partners in deze sector bevorderen. De ILO voert hierover een permanente dialoog met landen, waaronder India. Nederland zal het rapport over de natuursteengroeves dan ook onder de aandacht van het ILO kantoor in India brengen.
Nederland dringt er bij de EU op aan om een meer proactieve rol te nemen bij het bevorderen van due diligence. Binnen de EU roept Nederland op tot het ontwikkelen van een Europees MVO actieplan en dit ook in te zetten bij de implementatie van de Sustainable Development Goals (SDGs). Vooruitlopend op het tot stand komen van een breder EU actieplan spant het kabinet zich met het lopende traject gericht op een natuursteenconvenant in voor een gezamenlijke aanpak van de problemen in samenwerking met de Vlaamse overheid, de Vlaamse natuursteensector en Vlaamse maatschappelijke organisaties.
Gaat u er eveneens in de EU op aan dringen om de schokkende situatie in Indiase granietgroeves indringend met India te bespreken en samen naar oplossingen te zoeken?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat de recente ondertekening door Nederland van het 2014 ILO Protocol to the Forced Labour Convention, 1930 vertaald worden in nieuw beleid en nieuwe maatregelen tegen dwangarbeid in productieketens van Nederlandse bedrijven, waaronder schuldslavernij in India?
Zoals in de memorie van toelichting bij het Protocol is aangegeven, is het streven van het kabinet om door middel van de IMVO-convenanten afspraken te maken met Nederlandse bedrijfssectoren over het bevorderen van respect voor mens en milieu, bij hun buitenlandse toeleveranciers. Als uit due diligence van de bedrijven blijkt dat dwangarbeid een risico is dan wordt er van deze bedrijven verwacht dat zij maatregelen nemen om dit risico aan te pakken.
Binnen het programma arbeidsuitbuiting is de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met de financiële sector een pilot gestart om via banktransacties arbeidsuitbuiting in productieketens van Nederlandse bedrijven te signaleren. Dit programma is op Nederland gericht. De uitkomsten van de pilot kunnen desgewenst met India worden gedeeld.
Bent u bereid bovenstaande kwesties ook nadrukkelijk voor te leggen aan uw opvolgers?
Het uitgaande kabinet draagt uiteraard zorg voor een goede overdracht aan het nieuwe kabinet.
De stagnatie in de uitwisseling van belastinggegevens tussen OESO-lidstaten |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat op 21 augustus 2017 is gepubliceerd en waarin de organisatie van ontwikkelde economieën voor de tweede keer onderzocht heeft in welke mate lidstaten voldoen aan de internationale afspraken over transparantie en de uitwisseling van belastinggegevens tussen landen?1
Ja. In het krantenartikel wordt verwezen naar het peer review proces van het OESO Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes (Global Forum) over informatie-uitwisseling op verzoek.2 Het Global Forum is het belangrijkste internationale orgaan dat door middel van het uitvoeren van peer reviews toezicht houdt op de naleving van internationaal overeengekomen standaarden van transparantie en uitwisseling van informatie voor belastingdoeleinden.
Deelt u de mening dat het erg teleurstellend is dat ondanks alle publiciteit in de afgelopen jaren, de stappen in het kader van het BEPS-project (base erosion and profit shifting) en de daarop gebaseerde EU-richtlijnen – er de afgelopen vijf jaar gemiddeld genomen geen vooruitgang is geboekt voor wat betreft transparantie en uitwisseling van belastinggegevens?
Nee, ik deel deze mening niet. Van stagnatie is namelijk geen sprake. Er is – ook volgens het Global Forum – juist sprake van grote vooruitgang wat betreft transparantie en uitwisseling van belastinggegevens.3 Er zijn drie vormen van uitwisseling van belastinggegevens tussen belastingdiensten: op verzoek, automatisch of spontaan. Op elk van deze gebieden is de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt.
In het krantenartikel wordt verwezen naar het peer review proces van het Global Forum over informatie-uitwisseling op verzoek. Bij informatie-uitwisseling op verzoek vraagt een belastingdienst aan een andere belastingdienst gegevens op over een specifieke belastingplichtige of een specifieke groep belastingplichtigen. Sinds 2009 voert het Global Forum peer reviews uit op de uitwisseling van inlichtingen op verzoek. Kern is dat beoordeeld wordt of in een land betrouwbare informatie, die voorzienbaar relevant is voor de belastingheffing van een andere (verzoekende) jurisdictie, voor belastingdoeleinden aanwezig is en tijdig beschikbaar gemaakt kan worden.
De eerste ronde van peer reviews voor informatie-uitwisseling op verzoek vond plaats in de periode 2010–2015. Daarbij zijn 125 landen beoordeeld. Nederland kreeg bij de in 2011 uitgevoerde peer review de één na hoogste beoordeling «largely compliant».4 Voor de tweede ronde van peer reviews zijn de standaarden waaraan wordt getoetst op verschillende punten nog verder aangescherpt.5 Ik noem hier met name de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen, de kwaliteit van de uitgewisselde informatie en de mogelijkheid om groepsverzoeken te doen.
Naast informatie-uitwisseling op verzoek heeft ook de spontane en automatische gegevensuitwisseling in de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Denk met name aan de automatische uitwisseling van financiële rekeninggegevens op grond van de Common Reporting Standard (CRS), de automatische uitwisseling van Country-by-Country rapporten en de spontane en automatische uitwisseling van informatie over rulings. Dit betreffen vormen van informatie-uitwisseling die bestaan naast de informatie-uitwisseling op verzoek. Ik heb uw Kamer daar in verschillende brieven over geïnformeerd.6
Deze standaarden zijn overeengekomen in OESO- en EU-verband. Toezicht op de implementatie van de OESO-standaarden vindt voornamelijk plaats binnen verschillende peer review processen van het Global Forum. De Europese Commissie houdt toezicht op de implementatie van de Europese richtlijnen. Deze vormen van informatie-uitwisseling zijn geen onderdeel van het specifieke peer review proces over informatie-uitwisseling op verzoek waar het krantenbericht naar verwijst.
Wat is volgens u de verklaring voor deze stagnatie?
Zoals ik heb beschreven in mijn antwoord op vraag 2 is er geen sprake van stagnatie. Er is juist sprake van vooruitgang als gevolg van de nieuwe standaarden op het gebied van informatie-uitwisseling en de toegenomen volumes van uitgewisselde informatie. De OESO meldt dat gedurende de eerste review periode het aantal verzoeken om informatie is toegenomen met meer dan 60 procent. Ook verwacht de OESO dat de grote hoeveelheid automatisch- en spontaan uitgewisselde gegevens aanleiding zal geven om nog meer informatieverzoeken te doen bij andere belastingdiensten.7 Voor wat betreft de uitwisseling in het kader van de CRS zullen de eerste resultaten op korte termijn duidelijk worden, want in september 2017 worden de eerste CRS-gegevens over het jaar 2016 uitgewisseld tussen alle 49 «early adopter» jurisdicties (waaronder de EU-lidstaten). In 2018 volgen nog 53 jurisidicties die voor het eerst CRS-gegevens gaan uitwisselen over het jaar 2017.
Omdat het Global Forum voor deze ronde van peer reviews een aangescherpte standaard hanteert, zijn de uitkomsten van deze peer reviews voor informatie-uitwisseling op verzoek niet goed te vergelijken met de uitkomsten van de peer reviews uit de periode 2010–2015. Uit de rapporten maak ik op dat landen ten opzichte van de standaarden uit de eerste ronde van peer reviews grote vooruitgang hebben geboekt. Dit concludeert het Global Forum eveneens.8 Tegelijkertijd hebben sommige landen een lagere rating gekregen dan in de eerste ronde het geval was. Uit de rapporten blijkt dat deze landen met name moeite hebben om aan de standaarden met betrekking tot de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden te voldoen. Met name deze standaarden zijn aangescherpt ten opzichte van de eerste ronde van peer reviews, zodat hieraan nog niet eerder in dezelfde mate werd getoetst. Hieruit maak ik op dat landen door het Global Forum ook daadwerkelijk worden aangesproken als zij nog niet aan de verhoogde standaarden voldoen.
Gaat het naar uw oordeel vooral om politieke onwil of zijn er ook technische obstakels die een meer voortvarende implementatie in de weg staan?
Er is zeker geen sprake van politieke onwil. De voorstellen en overeengekomen standaarden in OESO- en EU-verband volgen elkaar in rap tempo op. In korte tijd moeten verschillende richtlijnen geïmplementeerd worden die samen een grote impact hebben op de Belastingdienst, burgers en bedrijven. Systemen en procedures moeten worden aangepast waarbij bij verschillende maatregelen de impact van de implementatie verder reikt dan alleen het fiscale beleidsterrein. Ik verwijs hier ook naar het antwoord op vraag 7 waarin ingegaan wordt op specifieke onderwerpen. Uitdagingen bij implementatie van nieuwe standaarden kunnen liggen op verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld wetgevingscapaciteit, politieke situatie, informatisering, impact op de belastingdienst of maatschappelijke discussies. Uit de rapporten maak ik op dat met name de implementatie van de standaard op het gebied van beschikbaarheid van beneficial ownership informatie voor uitdagingen zorgt.
Welke acties vindt u dat de OESO moet ondernemen om snelle implementatie van afspraken over transparantie en uitwisseling van belastinggegevens daadwerkelijk af te dwingen?
In de praktijk blijkt het peer review proces van de OESO een effectief middel om implementatie en naleving van internationale standaarden te bevorderen. Binnen het peer review proces beoordelen landen elkaars wetgeving en uitvoering om te controleren of aan de internationale standaarden wordt voldaan. Ook Nederland levert experts die deze peer reviews uitvoeren en is een actieve participant in het Global Forum. In de gepubliceerde rapporten staan specifieke aanbevelingen die parlementen, belastingdiensten en andere overheidsorganen kunnen overnemen om beter aan de internationale standaarden te voldoen.
Daarnaast worden veel standaarden die in OESO-verband zijn overeengekomen omgezet in Europese richtlijnen. De Europese Commissie houdt streng toezicht op de implementatie van deze richtlijnen door de lidstaten.
Welke stappen gaat u zelf zetten om te bevorderen dat er in OESO-verband met meer voortvarendheid aan de implementatie wordt gewerkt?
Zie antwoord vraag 5.
Nederland behoort (nog) niet tot de onderzochte landen, maar kunt u inzage geven in de voortgang die Nederland de laatste jaren heeft geboekt op dit terrein? Verwacht u dat de Nederlandse inspanningen straks positief beoordeeld zullen worden door de OESO? Zo nee, welke extra stappen gaat u zetten om er voor te zorgen dat het oordeel over de Nederlandse inspanningen straks positief zal zijn?
Bij het in 2011 uitgevoerde peer review kreeg Nederland de één na hoogste beoordeling «largely compliant».9 De volgende peer review van Nederland staat gepland voor het vierde kwartaal van 2017. Het is de verwachting dat de peer review periode loopt tot en met 30 juni 2017. Mede met het oog op de aanbevelingen uit de eerste ronde en de verscherpte Terms of Reference voor de aankomende peer review heeft het kabinet een aantal initiatieven genomen.
Ik heb in mijn brief aan de Tweede Kamer van 17 januari 201710 het voornemen geuit tot inperking van het wettelijke fiscale verschoningsrecht van de advocaat en notaris. Ik ben het namelijk met het Global Forum eens dat het wettelijke fiscale verschoningsrecht in Nederland op dit moment te breed en ongericht is geformuleerd.11 Ik heb daarom het voornemen om de reikwijdte van het wettelijke fiscale verschoningsrecht te richten op bepaalde juridische werkzaamheden. Dit moet ertoe leiden dat de Belastingdienst over de informatie, niet zijnde de met een bepaald doel en in een bepaalde fase geproduceerde vertrouwelijke communicatie, kan beschikken om het juiste bedrag aan belasting vast te stellen. Het fiscale verschoningsrecht blijft dan gehandhaafd ter zake van bepaalde juridische werkzaamheden van de advocaat en notaris. Over de inhoud en vorm van de aanpassing is en wordt de mening van de beroepsorganisaties de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie ingewonnen. Het voorstel tot aanpassing van het wettelijke fiscale verschoningsrecht zal dit najaar ter consultatie worden voorgelegd.
In het Global Forum peer review rapport over Nederland was ook kritiek geuit op de lange duur van de kennisgevingsprocedure voorafgaande aan de uitwisseling van informatie over een specifieke belastingplichtige. In geval van internationale inlichtingenuitwisseling, verplichtte de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen om degene van wie de inlichtingen afkomstig waren voorafgaand aan het verstrekken van de inlichtingen de mogelijkheid te geven zich tegen de inlichtingenverstrekking aan de buitenlandse verdragspartner te verzetten. De belastingplichtige had ook de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan. Omdat in alle landen waarmee Nederland inlichtingen uitwisselt inmiddels voldoende waarborgen bestaan waardoor de geheimhouding van de uitgewisselde gegevens verzekerd is, is in 2013 besloten de kennisgevingsprocedure-vooraf af te schaffen met ingang van 1 januari 2014.12
Ter implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn wordt in Nederland een centraal register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) opgezet. Het UBO-register zal in belangrijke mate gaan bijdragen aan de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Een concept wetsvoorstel voor de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden is dit voorjaar geconsulteerd. Het streven is dat in de zomer van 2018 het Nederlandse UBO-register operationeel is. Naar verwachting kan het concept wetsvoorstel begin 2018 aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Gelet op het voorgaande ziet het er naar uit dat in de peer review van Nederland nog geen rekening kan worden gehouden met deze registratie van informatie over uiteindelijk belanghebbenden.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 17 januari 2017 wordt het achterhalen van uiteindelijk belanghebbenden ook vergemakkelijkt door het stellen van nadere regels aan de houders van aandelen aan toonder.13 Dit was ook één van de aanbevelingen van het Global Forum bij de eerste peer review van Nederland. In dit kader heeft het kabinet op 11 april tot 11 mei 2017 een internetconsultatie gehouden over een voorontwerp dat de identificatie van alle houders van aandelen aan toonder mogelijk maakt. De Minister van Veiligheid en Justitie streeft er naar het wetsvoorstel nog dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen.
De bovengenoemde initiatieven betreffen voornamelijk veranderingen in de Nederlandse wetgeving om zo te kunnen voldoen aan (toekomstige) informatieverzoeken van buitenlandse belastingdiensten. Het belangrijkste blijft echter dat belastingdiensten zich coöperatief opstellen jegens verdragspartners bij het verstrekken van informatie over belastingplichtigen en dat de verstrekte informatie kwalitatief van goede aard is. Belangrijk daarbij is dus wat andere belastingdiensten kunnen met de informatie die Nederland met hen deelt en andersom. Nederland heeft een lange traditie van fiscale inlichtingenuitwisseling; op verzoek, spontaan en automatisch. Ontvangen informatie naar aanleiding van verzoeken aan buitenlandse belastingdiensten heeft betrekking op concrete belastingcontroles en wordt daarin ook daadwerkelijk gebruikt.
Het bericht 'Camelia Romer boos op SONA en de pers' |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Camelia Romer boos op Sona en de pers»?1
Ja.
Kent u de zorgen geuit door het lid Bosman tijdens de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties 2015?
Ja.
In hoeverre komen de destijds geuite zorgen overeen met de huidige situatie? In hoeverre staat u nog achter uw beantwoording van die vragen tijdens de behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties 2015?
Zoals indertijd aangegeven volgt het Cft gedurende het hele project de uitvoering kritisch. Het Cft heeft met Curaçao afgesproken dat de business case regelmatig zal worden geactualiseerd.
Kunt u uw reflectie geven op de opmerking van de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), Suzy Camelia-Römer, dat de businesscase Hospital Nobo Otrobanda (HNO) niet deugt? In hoeverre bent u het eens met die opmerking?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de business case ligt bij het land Curaçao/SONA. Er heeft eind 2016 een algehele evaluatie van het project plaatsgevonden. Volgens het Cft is de business case vooralsnog sluitend, maar een update zal dit moeten bevestigen.
In hoeverre bent u het eens met de opmerking:"Sona «handelt duidelijk niet in het belang» van het land door Ballast Nedam een onnodig hoog bedrag van 13 miljoen dollar te hebben willen toezeggen»?
Het betreft hier een geschil tussen de regering van Curaçao en Sona.
In hoeverre is het wenselijk dat de huidige directeur van de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (Sona) tevens de directeur van Berenschot is? Is hier sprake van een toezichthouder die zichzelf geld toekent?
De overeenkomst tussen Sona en Berenschot is beëindigd, waardoor niet langer een relatie bestaat tussen beide organisaties. Daarnaast worden de functies van directeur bij Sona en directeur van Berenschot niet door dezelfde persoon bekleed.
In hoeverre is het nieuwe dynamische exploitatiemodel een noodgreep naar het rendabel exploiteren van het ziekenhuis?
Het nieuwe dynamische exploitatiemodel maakt het volgens Sona mogelijk om diverse scenario’s in de ontwikkeling van de organisatie en de kernactiviteiten van HNO door te rekenen naar kosten en budget. De exploitatie van het nieuwe ziekenhuis valt onder verantwoordelijkheid van Sona en het land Curaçao.
Welke financiële risico's loopt Nederland door het Sona-project?
Indien de kosten voor de bouw van het ziekenhuis boven het geraamde budget komt of blijkt dat na ingebruikname van het ziekenhuis de jaarlijkse kosten hoger uitvallen dan eerder in de businesscase voorspeld, zal het land Curaçao daarvoor dekking moeten vinden binnen de eigen begroting. Curaçao is gehouden aan de aflossing- en rentebetalingen aan Nederland (ongeacht wanneer en hoe het nieuwe ziekenhuis in gebruik wordt genomen).
Het overdragen van sociale media data van gewone Nederlanders aan de Amerikaanse overheid, de Muslimban en de onderhandelingen over de Amerikaanse preclearance faciliteiten op Schiphol |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Onbezorgd op vakantie naar de Verenigde Staten» over het overdragen van sociale media data van gewone Nederlanders aan de Amerikaanse overheid, de Muslimban en de onderhandelingen over de Amerikaanse «preclearance»-faciliteiten op Schiphol?1
Ja.
Weet u inmiddels op welke gronden de Nederlandse cabaretier en leraar Engels Ismael en zijn vriend Othman de toegang tot de Verenigde Staten (VS) zijn ontzegd? Zo nee, wat heeft de regering gedaan om zich hierover te informeren? Zo ja, op welke gronden is deze twee Nederlanders de toegang tot de VS ontzegd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze twee reizigers geen contact gehad met Amerikaanse overheidsinstanties, ook niet over de redenen van de niet-toelating. Hierover werd de Kamer eerder geïnformeerd in antwoord op de vragen van het lid Öztürk (DENK) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2551).
Als mensen door de VS de toegang is ontzegd door de Custom Border Protection Agency, wordt de Nederlandse regering dan actief geïnformeerd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, ontvangt de Nederlandse regering informatie over de gronden waarop de toegang tot de VS is ontzegd?
De Nederlandse regering wordt niet actief geïnformeerd indien Nederlanders de toegang tot de VS is ontzegd. De Verenigde Staten zijn, net als alle andere landen, met inachtneming van hun internationaalrechtelijke verplichtingen, soeverein in het bepalen wie zij toelaten tot hun grondgebied. De autoriteit voor de grenscontroles van de Verenigde Staten, de Customs and Border Protection (CBP), voert daartoe op basis van het Amerikaanse recht controles uit en bepaalt zelfstandig, behoudens de internationaalrechtelijke verplichtingen, of personen tot Amerikaans grondgebied worden toegelaten.
Wel kunnen Nederlanders die in het buitenland in problemen komen, zich 24 uur per dag en 7 dagen in de week met consulaire hulpvragen wenden tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Afhankelijk van de hulpvraag wordt proactief bekeken of, en hoe, die hulp kan worden geboden.
Hoe vaak is Nederlanders de toegang tot de VS ontzegd? Is dit aantal toegenomen sinds het aantreden van president Trump?
Alleen de Amerikaanse autoriteiten kunnen deze informatie verstrekken. Er zijn evenwel geen indicaties dat het aantal Nederlanders dat de toegang wordt ontzegd toeneemt.
Heeft u bezwaar aangetekend bij de Amerikaanse regering vanwege weigering van Nederlanders met een dubbel paspoort (Iran, Irak, Libië, Somalië, Soedan, Syrië en Jemen)? Zo nee, waarom niet?
Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daags na de invoering van het inreisverbod, op aandringen van Nederland en andere (Europese) landen, verduidelijkt wat de gevolgen van het decreet zijn voor personen met een dubbele nationaliteit (bipatriden). Onder het decreet kunnen alle houders van Nederlandse paspoorten (ook zij die naast het Nederlanderschap de nationaliteit van één van de genoemde landen bezitten) toegang krijgen tot de VS indien hun Nederlandse paspoort een geldig visum bevat.
Voor de uitgebreidere kabinetsreactie verwijs ik graag naar de Kamerbrief betreffende het Amerikaanse inreisverbod d.d. 1 februari 2017 (uw referte: 2017Z01406).
Indien de Custom Border Protection Agency Nederlanders toegang tot de VS ontzegt, waar en op welke manier kunnen zij dan bezwaar maken? Informeert u reizigers daarover actief? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Amerikaanse autoriteiten om in geval van weigering van toegang aan te geven welke bezwaarmogelijkheden de reiziger heeft.
Indien Nederlandse reizigers zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken melden, kan het ministerie betrokkenen in contact brengen met relevante
Amerikaanse instanties waar zij een klacht kunnen indienen.
Welke conclusies trekt u uit de recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie over passenger name records (PNR) en Canada? Wat betekent deze uitspraak specifiek voor de uitwisseling van data met de VS?
In de brief aan uw Kamer van 17 augustus 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 483) is al ingegaan op het Hofadvies ten aanzien van het voorgenomen verdrag tussen de Europese Unie en Canada. De conclusie van het Hof is dat de PNR-overeenkomst niet in de huidige vorm mag worden afgesloten, omdat verschillende bepalingen ervan onverenigbaar zijn met de door de Unie erkende grondrechten (eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens). Volgens het Hof is het weliswaar in wezen toegestaan om stelselmatig alle gegevens van passagiers door te geven, te bewaren en te gebruiken, maar verschillende bepalingen van de ontwerpovereenkomst beantwoorden niet aan de vereisten die voortvloeien uit de grondrechten van de Unie.
De Europese Commissie zal de Raad een voorstel doen voor te nemen vervolgstappen. De verwachting is dat de Commissie hierover informatie zal geven tijdens de JBZ-Raad van 14 september aanstaande.
Het advies van het Hof heeft geen betrekking op de uitwisseling van PNR-data met de VS. Deze uitwisseling zal dan ook worden voortgezet op grond van het ter zake geldende verdrag tussen de EU en de VS inzake de doorgifte van passagiersgegevens. Mutatis mutandis geldt dit eveneens voor andere overeenkomsten over informatie-uitwisseling met de VS, in het bijzonder de TFTP-overeenkomst tussen de EU en de VS.
Bent u op de hoogte van de gang van zaken in Ierland, waar men na de aankondiging van de zogenaamde Muslim ban een «complete review» van het «preclearance»-verdrag met de VS uitvoert? Zo ja, welke conclusies trekt de regering hieruit? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Nederlandse regering trekt hier geen conclusies uit omdat er geen sprake is van een preclearance verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten. Er vinden thans technische besprekingen plaats met de VS over preclearance.
Een eventuele overeenkomst dient verenigbaar te zijn met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving, inclusief de mensenrechten. Daarover is het kabinet altijd zeer helder geweest.
Aan welke voorwaarden op het gebied van mensenrechten moet de regering-Trump voldoen om de onderhandelingen over «preclearance» op Schiphol te hervatten? Aan welke voorwaarden op het gebied van mensenrechten moet het «preclearance»-verdrag voldoen voor ondertekening?
Zoals vermeld in de brief van Staatssecretaris Infrastructuur en Milieu van 23 juni 2017 blijft de Nederlandse inzet gedurende de technische onderhandelingen over «preclearance» gericht op het eenzijdig kunnen opschorten van preclearance bij inbreuk op de Nederlandse en Europese wet -en regelgeving, in het licht van de voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandeling (zie ook Kamerstukken 31 936, nr. 369 en 2016-2017-2196). Daarnaast dient «preclearance» op Schiphol steeds verenigbaar te zijn met het internationaal recht, inclusief de mensenrechten.
Over welke informatie van Nederlanders beschikken de Amerikaanse «ground marshalls» die rondlopen bij de gates op Schiphol? Is er verschil met de voorgestelde «preclearance»-zone? Zo ja, wat zijn de verschillen?
Er zijn geen Amerikaanse ground marshalls actief op Schiphol maar Immigration Liaison officers (ILO’s). Deze ILO’s opereren op Schiphol op basis van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en de VS. Zij adviseren luchtvaartmaatschappijen om personen wel/niet mee te nemen naar de VS, daarbij rekening houdend met de eisen omtrent toegang conform Amerikaanse regelgeving. Een mogelijk verschil tussen de huidige ILO’s en Custom Border Protection(CBP)- preclearance officieren is de eventuele bevoegdheid van de CBP om Amerikaanse grens -en douanecontroles uit te voeren.
Gaat u de Tweede Kamer regelmatig en tijdig informeren over (voornemens tot) veranderingen in het Amerikaanse Custom Border Protection beleid in relatie tot Nederlanders die reizen naar de VS, de medewerking van de Nederlandse regering bij de uitvoering van het beleid en de gesprekken die met de VS gevoerd worden over dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?
De Tweede Kamer wordt periodiek nader geïnformeerd.
De arrestatie van een Turkse Nederlander in Turkije |
|
Sadet Karabulut , Han ten Broeke (VVD), Raymond Knops (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten over een Turkse Nederlander, Volkan Çalışkan, die in Turkije is gearresteerd vanwege een spandoek?1 2
Ja.
Kunt u de arrestatie van deze Nederlandse man, die volgens Turkije steun zou betuigen aan terroristen, bevestigen? Heeft betrokkene inmiddels consulaire bijstand? Zo nee, bent u bereid hem die te leveren?
Zoals gebruikelijk en meteen nadat het Ministerie van Buitenlandse Zaken via derden melding kreeg van de mogelijke arrestatie heeft het ministerie de Turkse autoriteiten op verschillende niveaus om bevestiging en informatie van de arrestatie gevraagd. De Turkse autoriteiten hebben de aanhouding en arrestatie inmiddels bevestigd. Nederland heeft de Turkse autoriteiten nadrukkelijk gevraagd om toegang tot betrokkene in het kader van consulaire bijstand. Nederland heeft verder het belang benadrukt van een zorgvuldige en snelle afhandeling van eventuele juridische procedures.
Zodra de Turkse autoriteiten toegang verlenen en de Nederlandse ambassade in Turkije contact heeft gekregen met betrokkene, zal hem direct worden gevraagd of hij consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade wenst en of hij wenst dat de ambassade actief aandacht voor zijn zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten.
Bent u bereid bij de Turkse autoriteiten aan te dringen op onmiddellijke vrijlating van Volkan Çalışkan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat de afgelopen weken meerdere Nederlanders van Turkse afkomst door de Turkse autoriteiten zijn aangehouden? Bent u bereid uw Turkse ambtsgenoot hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik 11 augustus jl. uw Kamer meedeelde, maakt Nederland zich grote zorgen over de recente uitreisverboden ten aanzien van Turkse Nederlanders en om deze arrestatie. Nederland blijft daarom alert, actief en kritisch op dit optreden van de Turkse autoriteiten. Nederland zal extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen opdat betrokkenen zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren. Vooralsnog gebeurt dit via diplomatieke kanalen op verschillende niveaus. Daarnaast blijft het kabinet de Turkse autoriteiten in algemene zin oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
Welke bewijzen zijn bij u bekend over de inmiddels elf Nederlanders die Turkije niet uit kunnen?3 4
De informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de situatie van betrokkenen heeft, is afkomstig van betrokkenen zelf en hun familie. De Turkse autoriteiten beschouwen de zaken vooralsnog als een interne aangelegenheid, onder meer omdat volgens de Turkse wet Nederlanders die ook de Turkse nationaliteit hebben op Turks grondgebied enkel worden gezien als Turks burger. Nederland zal niettemin en uiteraard Turkije actief om aandacht voor de uitreisverboden van deze Nederlanders blijven vragen, zoals hierboven nader is toegelicht.
Welke extra stappen gaat u zetten, mede in EU-verband, om te bewerkstelligen dat er een einde komt aan de steeds verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in Turkije?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. De Nederlandse inzet is zowel gericht op het consequent opbrengen van onze zorgen omtrent de rechtsstaat in Turkije, als op ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Nederland blijft de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief aankaarten in EU- en RvE-kader.
Exorbitant reisgedrag van Eurocommissarissen |
|
Vicky Maeijer (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Vliegreis EC-baas Juncker: € 25.000»?1
Ja.
Vindt u het normaal dat Eurocommissarissen alleen al in januari en februari 2016 € 492.249 belastinggeld hebben uitgegeven aan reisjes?2
De 28 Eurocommissarissen voerden in januari en februari 2016 in totaal 261 officiële missies uit. Ze bezochten daarbij 26 EU- lidstaten en 23 landen buiten de Europese Unie. Nederland heeft er baat bij dat grensoverschrijdende thema’s die voor Nederland van belang zijn, zoals de verwevenheid tussen interne en externe veiligheid, klimaatverandering, energiezekerheid en een integrale benadering van het migratievraagstuk, effectief op Europees niveau worden aangepakt.
De genoemde kosten zijn niet evenredig over de maanden van het jaar verdeeld, aangezien gebeurtenissen in de wereld, zeker die met een spoedeisend karakter, dat ook niet zijn. Dienstreizen van Eurocommissarissen en medewerkers van de Europese Commissie worden betaald uit de begroting van de Europese Commissie, die deel uitmaakt van de EU-begroting. De publieke controle op deze uitgaven is de verantwoordelijkheid van de Europese Rekenkamer en de Raad. Het Europees parlement verleent jaarlijks décharge aan de Europese Commissie voor het uitvoeren van de begroting, na aanbevelingen van de Raad. Het kabinet hecht aan een degelijke verantwoording van publieke middelen.
Hoe legt u aan de Nederlandse belastingbetaler, die moet sparen voor zijn jaarlijkse vakantie, uit dat ongekozen Eurocommissarissen voor bijna € 9.000 per maand declareren aan snoepreizen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat was exact het Nederlandse belang bij een trip van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini van € 75.000 naar Bakoe? Waar is dit geld precies aan uitgegeven? Wat heeft dit tripje Nederland opgeleverd?
Nederland heeft belang bij en het kabinet hecht aan een krachtig en effectief Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, dat doelmatig kan inspelen op de grote veiligheidsvragen van vandaag. De Commissie geeft voor het eerst volledige transparantie over deze en dergelijke kosten, hetgeen in lijn is met het streven van het kabinet naar een zo transparant mogelijke verantwoording van EU-middelen.
Kunt u mevrouw Mogherini, gezien haar reislustigheid, niet aanraden om stewardess te worden, zodat Nederland in het vervolg niet meer opdraait voor dit soort fratsen? Zo nee, vindt u € 75.000 voor een reis naar Azerbeidzjan dan een goede besteding van ons belastinggeld?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van plan de reislustige elite in Brussel te vertellen dat zij dit soort grappen voortaan uit eigen zak moet financieren en dat Nederland op geen enkele manier wil opdraaien voor deze idiote declaraties?
Nee. Ten aanzien van de EU-begroting geldt in algemene zin dat het kabinet zich inzet voor een doelmatige besteding van Europese middelen.
Mogelijke marginalisering van Assyriërs in Koerdisch gebied in Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Vindt u het verontrustend dat Koerdische autoriteiten opnieuw de burgemeester van een Assyrische gemeenschap uit zijn functie hebben verwijderd?1 2
Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie over de achtergronden van de bestuurswisselingen in Tel Keppe. Wel deelt het kabinet in het algemeen uw zorgen over de kwetsbare positie van christenen, alsook andere minderheden, in Irak.
Klopt het dat de Assyrische burgemeester van Tel Keppe al langer onder vuur ligt van de «Kurdistan Democratic Party»?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u de Iraakse en Koerdische autoriteiten laten weten dat bestuurlijke zuiveringen op etnische en religieuze grondslag zullen moeten leiden tot intrekking van Nederlandse steun voor Irak en de Koerden?
Interne bestuursaangelegenheden als deze zijn in de eerste plaats een Iraakse binnenlandse kwestie. De Iraakse federale overheid en de Koerdische regionale autoriteiten zijn partners in onder andere de strijd tegen ISIS, de opvang van ontheemden en de stabilisatie van bevrijde gebieden. Internationale steun is daarvoor onontbeerlijk. Nederland spoort, samen met internationale partners, aan tot inclusief bestuur in gesprekken met Iraakse en Koerdische autoriteiten, omdat inclusief bestuur een voorwaarde is om bovengenoemde uitdagingen effectief aan te kunnen pakken.
Bent u van mening dat een autonome christelijke regio in de Nineveh-vlakte te verkiezen is boven Koerdische onderdrukking? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet zelfbestuur binnen een federale overheid niet als een duurzame oplossing voor de onderliggende problemen die ten grondslag liggen aan de kwetsbare positie van minderheden, waaronder christenen, in Irak. Alleen het verankeren van de principes van inclusief bestuur en een inclusieve mensenrechtenbenadering kunnen zorgen voor een duurzame verbetering van de positie van alle minderheidsgroepen.
Een bezoek van diplomaten aan de Evin-gevangenis in Teheran |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Ben u op de hoogte van een bezoek van een groep van 45 diplomaten aan de beruchte Evin-gevangenis in Teheran?1
Ja.
Klopt het dat op een van de foto’s van dat bezoek een Nederlandse vlag te zien is?2
Ja. Alle vlaggen van deelnemende landen werden tijdens het bezoek getoond.
Hebben één of meerdere Nederlandse diplomaten aan dat bezoek deelgenomen? Zo ja, wat was de functie en rang van die diploma(a)t(en)?
De Nederlandse ambassadeur in Iran heeft deelgenomen aan het bezoek aan de Evin-gevangenis. Ook de ambassadeurs van onder andere België, Denemarken en Zweden waren aanwezig.
Hoe beoordeelt u het standpunt van Amnesty International, dat dit bezoek een grove publiciteitsstunt van de Iraanse autoriteiten was?3
Het precieze programma was voorafgaand niet bekend. Het bezoek gaf geen volledig beeld van de faciliteiten in de Evin-gevangenis, noch van de leefomstandigheden van de gevangenen.
Was van tevoren bekend dat de diplomaten alleen het «luxe deel» van de Evin-gevangenis te zien zouden krijgen? Zo ja, waarom was dat voor Nederland geen reden om af te zien van deelname aan het bezoek?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het bezoek zinloos was om een volledig beeld te krijgen van de manier waarop gevangenen gehuisvest en behandeld worden?
Nederland heeft, net als andere gelijkgezinden landen (onder andere België, Denemarken, Duitsland, Noorwegen, Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk en Zweden), de gevangenis bezocht om te onderstrepen welk belang gehecht wordt aan de omstandigheden in Iraanse gevangenissen. De mensenrechtensituatie in Iran blijft zeer zorgelijk. Dit bezoek bood een gelegenheid voor de internationale gemeenschap om die zorgen rechtstreeks over te brengen aan de Iraanse autoriteiten. In overleg met andere gelijkgezinde landen is daarom besloten aan het bezoek deel te nemen, juist om die kritische boodschap over te brengen.
Wilt u er voor zorgen dat Nederlandse diplomaten niet (meer) aan dergelijke fopbezoeken deelnemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
De situatie in Venezuela |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de verkiezingen in Venezuela op zondag 30 juli jongstleden, het geweld en de intimidatie rondom deze verkiezingen, en het feit dat nagenoeg de hele oppositie de verkiezingen heeft geboycot?1
Bent u van mening dat de verkiezingen en de uitslag daarvan legitiem zijn? Deelt u de mening van de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties dat er sprake is van een schijnverkiezing en dat Venezuela weer een stap dichter bij een dictatuur is?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om deze verkiezingen en het geweld daaromheen ferm te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten welke concrete acties vanuit de EU volgen in aanvulling op de veroordeling van het excessieve geweld en de grondwetgevende vergadering?3
Hoe beoordeelt u het ondemocratische voornemen van Maduro om de onschendbaarheid van het gekozen Venezolaans parlement op te heffen? Hoe beoordeelt u het zorgwekkende bericht dat oppositieleiders Lopez en Ledezma gisternacht uit hun huis zijn ontvoerd?4
Hoe beoordeelt u de sancties van de VS tegen hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen uit regeringskringen, het leger en van de staatsoliemaatschappij PDVSA?5
Hebt u er zicht op of hooggeplaatste Venezolaanse functionarissen eigendommen, bankrekeningen of andere middelen in het Koninkrijk der Nederlanden of de EU hebben?
Bent u bereid om binnen de EU te ijveren voor het instellen van persoonsgerichte sancties (bevriezen van tegoeden en het opleggen van reisverboden) tegen iedere hooggeplaatste Venezolaanse functionaris die betrokken is bij het ondermijnen van het Venezolaans parlement, het ontvoeren van politieke oppositieleiders of het inzetten van geweld tegen ongewapende demonstranten?
Kunt u aangeven of er al meer mogelijkheden zijn om humanitaire hulp aan Venezuela te verlenen, of dat dit nog steeds wordt geweigerd door de Venezolaanse autoriteiten?
Hebt u er zicht op hoeveel Nederlanders op dit moment in Venezuela verblijven? Ligt er een evacuatieplan klaar voor al deze Nederlanders, indien er aanleiding is tot evacuatie?
Hebt u er kennis van genomen dat er een flinke toename is van het aantal Venezolanen dat naar Aruba en Curaçao vlucht, zoals blijkt uit de onderscheppingen van de Kustwacht?6 Kunt u een inschatting geven van hoeveel Venezolanen dit jaar al hebben geprobeerd naar Aruba, Bonaire en Curaçao te vluchten? Bent u desondanks nog steeds van mening dat niet hoeft te worden gevreesd voor een flinke toename van het aantal Venezolaanse vluchtelingen, en dat de eilanden van het Koninkrijk voldoende geëquipeerd zijn om zorg te dragen voor een adequate opvang en asielprocedure?
Risico’s voor willekeurige arrestaties in Turkije |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkije bepaalt zelf wel wie het gevangen zet»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraken in dat bericht dat vooral buitenlandse journalisten en mensenrechtenactivisten het risico lopen (willekeurig) te worden gearresteerd, onder andere wanneer zij bepaalde uitlatingen hebben gedaan buiten Turkije en/of in verband worden gebracht met zogenaamd terrorisme en «complotten tegen Turkije»?
Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten oproepen tot het respecteren van de rechtsstaat – in het bijzonder als het gaat om fundamentele rechten zoals een eerlijke en onafhankelijke rechtsgang en rechten gerelateerd aan arrestatie en detentie.
In hoeverre is een dergelijke actieve monitoring van uitlatingen die gedaan worden in het buitenland, maar mogelijk gevolgen hebben in Turkije, volgens u een risico voor Nederlanders (al dan niet met een Turkse achtergrond) die naar Turkije afreizen? Zijn daarbij paralellen te trekken met andere landen waar dergelijke monitoring plaatsvindt, zoals Thailand waar bijvoorbeeld in 2011 een Amerikaan werd gearresteerd voor het beledigen van de Thaise Koning op internet?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. In een aparte passage in de reisadviezen worden Nederlanders gewaarschuwd voor wetten, regels en gebruiken die anders zijn dan in Nederland. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen actief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij de service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitter kanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
Ook in andere BZ reisadviezen wordt indien relevant nader ingegaan op lokale wetten, regels en gebruiken. Zo wordt in het reisadvies voor Thailand gewezen op het verbod op het beledigen van het Thaise Koningshuis.
Op welke wijze worden die risico’s momenteel verwerkt in reisadviezen van de regering voor de landen waar deze risico’s aan de orde zijn? Is de actuele berichtgeving hierover mogelijk een reden om dit aspect nadrukkelijker te benadrukken en/of aan te scherpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze problematiek aan de orde te stellen tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken en de Kamer te informeren over de uitkomsten daarvan?
Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat in Turkije regelmatig aan de orde, niet alleen binnen de Europese Unie maar ook in het kader van de Raad van Europa. Nederland speelt hierin een voortrekkersrol. Zo was Nederland de eerste die pleitte voor het opschorten van de pretoetredingssteun aan Turkije, een standpunt dat aanvankelijk op weinig steun kon rekenen bij de andere lidstaten van de EU, maar dat nu ook wordt gedeeld door Duitsland. Nederland zal de zorgen over de rechtsstaat in Turkije, inclusief de gevolgen voor de burgers van de landen van de EU, actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader en de Kamer hierover op de gebruikelijke wijze op de hoogte houden. Nederland trekt samen met andere EU-lidstaten op, met name met die landen die ook een omvangrijke Turkse gemeenschap hebben en te maken hebben met dezelfde problematiek, vooral in het kader van het «like-minded» overleg dat actief door Nederland is geïnitieerd. Hierdoor staat Nederlander sterker in het bepleiten van deze kwestie en individuele gevallen.
De inbeslagname door Israël van een door Nederland gesubsidieerd zonne-energieproject in het Palestijnse dorp Jubbet adh Dhib |
|
Bram van Ojik (GL), Isabelle Diks (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft Israël reeds gereageerd op uw protest tegen de inbeslagname door Israël van het door Nederland gesubsidieerde zonne-energieproject in Jubbet adh Dhib? Zo nee, wilt u dan (opnieuw) op een snelle reactie en een bevredigende oplossing aandringen?
Ja. Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (CDA) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2426), heeft de Israëlische premier Netanyahu per brief laten weten dat de zonnepanelen teruggeven zullen worden aan Nederland. De zonnepanelen en overige apparatuur zijn vrijgegeven aan COMET-ME, de organisatie die met steun van Nederland het energiesysteem had opgezet in Jubbet adh Dhib. COMET-ME heeft de panelen op 3 oktober jl. teruggeplaatst in het dorp. Nederland beschouwt dit als een tijdelijke oplossing totdat Israël een besluit heeft genomen over de aanvraag van een bestemmingsplan, die de gemeenschap in 2014 heeft ingediend. Dit bestemmingsplan bevat tevens een verzoek tot aansluiting op het elektriciteitsnet.
Wilt u, zodra hier duidelijkheid over is, de Kamer informeren of Israël bereid is om de inbeslaggenomen voorwerpen conform uw verzoek te retourneren en de schade die door de afbraak ervan is ontstaan te vergoeden?
Ja.
Wilt u hierbij expliciet vermelden of de Israëlische autoriteiten voorwaarden verbinden aan de teruggave en/of vergoeding en zo ja, welke dit zijn?
Israël heeft een beleid waarbij bouwwerken, waarvoor geen vergunning is gegeven, zonder gerechtelijke procedure binnen 60 dagen kunnen worden weggehaald of afgebroken. In dit geval waren de panelen al langer dan 60 dagen geïnstalleerd. COMET-ME heeft mede daarom bezwaar gemaakt. In zijn besluit heeft Israël aangegeven de panelen terug te geven aan de uitvoerende organisatie, onder meer vanwege dit punt, zonder daarbij voorwaarden te stellen. Tegelijkertijd herziet Israël diens standpunt over vergunningen niet.
Op welke wijze is Israël van plan te voldoen aan zijn verplichting als bezettende macht om voor de humanitaire basisbehoeften van de bewoners van Jubbet adh Dhib te zorgen, na de vernieling van de zonnepanelen?
Het is niet aan het kabinet om deze vraag naar voornemens van de Israëlische regering te beantwoorden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, beschouwt het kabinet de terugplaatsing van de zonnepanelen als een tijdelijke oplossing totdat Israël een besluit heeft genomen over de aanvraag van een bestemmingsplan, die de gemeenschap in 2014 heeft ingediend.
Deelt u de mening dat Israëls vergunningenregime onbetrouwbaar en ineffectief is gebleken, onderdeel is van Israëls onrechtmatig bezettingsbeleid en inheemse Palestijnen ten opzichte van Israëlische kolonisten systematisch discrimineert en benadeelt?
Het is een feit dat Israël niet of nauwelijks vergunningen afgeeft ten behoeve van Palestijnen in Area C en wel vergunningen afgeeft voor de bouw van nieuwe huizen in nederzettingen. Uit cijfers van de Israëlische overheid blijkt dat in 2014 2% van de vergunningsaanvragen ten behoeve van Palestijnen werd goedgekeurd (9 vergunningen), en in 2015 1.8% (7 vergunningen). Bovendien geldt dat minder dan 1% van Area C bestemd is voor Palestijnse ontwikkeling, terwijl 70% van Area C is toebedeeld aan Israëlische nederzettingen. Dit alles benadeelt de Palestijnen en creëert ongelijkheid.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is humanitaire hulp en steun voor basisvoorzieningen aan kwetsbare Palestijnse gemeenschappen op de bezette Westelijke Jordaanoever aan Israëls vergunningenregime te onderwerpen?
Ja. Het Israëlisch beleid waarbij niet of nauwelijks vergunningen worden afgegeven voor humanitaire en/of ontwikkelingsprojecten in Area C maakt het uiterst lastig de hulp te verstrekken met een vergunning. In sommige gevallen, waarbij humanitaire hulp snel geboden moet worden, is het bovendien praktisch ondoenlijk om een langdurig traject voor vergunningen te doorlopen als dat zou betekenen dat er zes maanden of langer gewacht moet worden. Daarom kiezen veel hulporganisaties, waaronder de VN en COMET-ME, ervoor om Israël op hoofdlijnen te informeren over de projecten. Daarnaast heeft Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking.
Heeft u de inbeslagname reeds met de Europese bondgenoten besproken, zoals u tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer aankondigde op 4 juli jongstleden? Zo ja, hoe hebben de lidstaten en de Hoge Vertegenwoordiger gereageerd? Zo nee, wanneer gaat u dit doen?
Uiteraard heeft het kabinet EU-partners geïnformeerd. In dit geval heeft het kabinet ervoor gekozen om in eerste instantie de kwestie bilateraal op te lossen.
Op welke manier zou de EU, uw inziens, het patroon van vernielingen van door de EU en lidstaten gefinancierde projecten in bezet Palestijns gebied kunnen doorbreken? Bent u bereid om hiertoe voorstellen te doen aan uw Europese collega’s?
De EU veroordeelt de sloop en confiscatie van Palestijnse bezittingen in Area C en dringt bij Israël consequent aan op ontwikkeling van Area C ten behoeve van de Palestijnse bevolking. Het kabinet acht het van belang dat de EU via een kritische beleidsdialoog druk op Israël blijft uitoefenen om sloop en confiscatie stop te zetten. Zoals tevens aangegeven in de antwoorden op vragen gesteld door de leden Knops en Amhaouch (beiden CDA), (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2426), zijn er binnen de EU voorts afspraken gemaakt over de mogelijkheid dat EU-lidstaten en instellingen gezamenlijk optrekken in geval van sloop van projecten, inclusief de mogelijkheid van schadevergoeding.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht " 'Engeland neemt paspoort van 150 Syriëgangers af: 'Britse nationaliteit is geen absoluut recht' " |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Engeland neemt paspoort van 150 Syriëgangers af: «Britse nationaliteit is geen absoluut recht»»?1
Ja.
Hoeveel uitreizigers vanuit Nederland naar (voormalig) IS-gebied zijn er buiten onze landsgrenzen nog in leven? Hoeveel daarvan hebben een dubbele nationaliteit?
Er zijn in totaal circa 280 personen uitgereisd naar Syrië en Irak. Een deel hiervan is omgekomen of teruggekeerd. Circa 190 personen zijn nog in het strijdgebied in Syrië en Irak (Peildatum: 1 augustus 2017).
In zijn algemeenheid kan ik geen uitspraken doen over het aantal uitreizigers met een tweede nationaliteit. Sinds januari 2015 wordt een vreemde nationaliteit niet meer opgenomen bij nieuwe registraties in het Basis Register Persoonsgegevens (BRP). In bestaande registraties in het BRP is de informatie over een eventuele andere nationaliteit niet meer bijgewerkt sinds 1 januari 2015. Voor iedere casus moet op zichzelf worden beoordeeld of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.
Deelt u het Britse realisme dat uitreizigers beter niet terug kunnen komen omdat zij een gevaar voor de veiligheid vormen? Zo nee, waarom niet?
Onder artikel 14, tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het mogelijk om het Nederlanderschap in te trekken na een onherroepelijke veroordeling voor bepaalde terroristische misdrijven, waaronder artikel 134a en 205 Wetboek van Strafrecht.
Sinds 1 maart 2017 voorziet de Rijkswet op het Nederlanderschap in een nieuwe grond voor intrekking van het Nederlanderschap, namelijk in het belang van de nationale veiligheid.2 Deze bevoegdheid kan worden toegepast bij personen die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevinden, en indien uit de gedragingen blijkt dat zij zich hebben aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Op dit moment staan Al Qa’ida, ISIS en Hay’at Tahrir al-Sham op deze lijst.
Met deze wettelijke bevoegdheid heeft Nederland de mogelijkheid om, in gevallen waarbij dat noodzakelijk is ter bescherming van de nationale veiligheid, het Nederlanderschap in te trekken. Betrokkene wordt vervolgens als vreemdeling ongewenst verklaard. Zo wordt voorkomen dat betrokkene legaal terug kan keren naar Nederland. De feitelijke terugkeer wordt daarmee sterk bemoeilijkt.
Deze bevoegdheid kan niet zondermeer op alle onderkende Nederlandse uitreizigers met dubbele nationaliteit toegepast worden. Daar hoort een individuele afweging aan vooraf te gaan. Bij het besluit tot intrekking in het kader van de nationale veiligheid wordt onder meer rekening gehouden met de proportionaliteit van de maatregel, het eventuele belang van opsporing, vervolging en berechting en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 68C Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap).
Ik heb in een geval mijn voornemen uitgebracht tot intrekken van het Nederlanderschap onder artikel 14, tweede lid, van het Rijkswet op het Nederlanderschap. Vooralsnog heb ik nog geen besluiten genomen onder vierde lid van artikel 14 Rijkswet op het Nederlanderschap. Wel heb ik een aantal dossiers in voorbereiding. Toepassing van deze maatregel vergt echter een zorgvuldige afweging.
Wilt u net als de Britten alle Nederlandse uitreizigers met een dubbele nationaliteit de Nederlandse nationaliteit afnemen en hen de toegang tot Nederland voor altijd ontzeggen?
Zie antwoord vraag 3.
Uitreisverboden voor Nederlanders in Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Nederlander mag Turkije niet uit na «beledigen» Erdogan»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een Nederlandse man in Turkije is gearresteerd en een uitreisverbod heeft gekregen, omdat hij volgens de Turkse justitie president Erdogan heeft beledigd? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Ik kan bevestigen dat een Nederlander bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft gemeld dat hij in Turkije aangehouden is geweest en vervolgens een uitreisverbod heeft gekregen. Vanwege privacybescherming kan ik uw Kamer via deze openbare brief geen verdere informatie verstrekken over een individuele zaak.
Is het waar dat zo’n tien Nederlandse staatsburgers Turkije niet mogen verlaten wegens vermeende banden met de Gülen-beweging? Wat is hier de stand van zaken?
Op het moment van het opstellen van deze brief is het Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend met ongeveer tien personen die zich thans in Turkije bevinden en die zich bij het ministerie hebben gemeld vanwege een uitreisverbod.
Kunt u toelichten waarom de uitlevering van verdachten aan Turkije is hervat? Hoe is zeker gesteld dat zij op een goede rechtsgang kunnen rekenen? Wordt die opvatting gedeeld door mensenrechtenorganisaties?
Ieder uitleveringsverzoek wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Zowel de rechter als de Minister van Veiligheid en Justitie toetsen per geval of de gronden die zijn genoemd in het uitleveringsverdrag, in de Uitleveringswet en in mensenrechtenverdragen (met name het EVRM) zich daartegen verzetten. Na individuele toetsing kunnen uitleveringsverzoeken gehonoreerd worden, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.
Voor verzoeken uit Turkije geldt hetzelfde. Nederland heeft van Turkije aanvullende informatie en garanties verkregen over de naleving in Turkije van mensenrechten jegens door Nederland uit te leveren personen. Op basis hiervan is onlangs besloten om in voorkomende gevallen (wanneer bijvoorbeeld sprake is van strafbare feiten als drugshandel, mishandeling, inbraken of levensdelicten) Turkse uitleveringsverzoeken toe te staan. De Hoge Raad heeft eerder dit jaar een Turks uitleveringsverzoek wegens een commuun delict (HR 23 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:955) toelaatbaar verklaard. Ook met betrekking tot een ander uitleveringsverzoek wegens een commuun delict heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de beslissing van de Minister om uitlevering toe te staan, rechtmatig is (Rb. Den Haag 11 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8901).
De regering kan niet spreken namens mensenrechtenorganisaties en hun opvattingen op dit punt.
Bent u bereid er bij de Turkse autoriteiten op aan te dringen dat de uitreisverboden worden opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Nederland is hier extra alert, actief en kritisch op en heeft reeds geruime tijd contact met de Turkse autoriteiten over Nederlanders met uitreisverboden. Daarbij heeft de Nederlandse ambassade in Ankara sinds er gevallen zijn van Nederlanders met een Turks uitreisverbod het onderwerp uiteraard meerdere malen actief onder de aandacht gebracht van de Turkse autoriteiten. Er is specifiek aandacht gevraagd voor de gevoelige en moeilijke situatie waarin deze groep Nederlanders verkeert en voor een spoedige rechtsgang aangaande deze uitreisverboden. De Nederlandse ambassade heeft daarbij ook verschillende gevallen benoemd, nadat betrokkenen zelf hadden aangegeven hiermee akkoord te zijn. Nederland maakt zich grote zorgen over de onderliggende redenen van de recente uitreisverboden en zal daarom extra aandacht voor deze gevallen blijven vragen. Ook ten aanzien van toekomstige bij het ministerie bekende gevallen geldt dat betrokken personen direct zal worden gevraagd of zij prijs stellen op bijstand van de Nederlandse ambassade en of zij wensen dat de ambassade actief aandacht voor hun zaak vraagt bij de Turkse autoriteiten opdat zij zo spoedig mogelijk naar Nederland kunnen terugkeren.
Overweegt u, in navolging van Duitsland, om het reisadvies voor Nederlandse burgers die naar Turkije willen, aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kijkt voortdurend of reisadviezen aanpassing vragen. Het BZ reisadvies voor Turkije kent reeds geruime tijd een waarschuwing voor vervolging door Turkse autoriteiten voor belediging van het staatshoofd en voor activiteiten gerelateerd aan groepen die beschouwd worden als terroristische organisatie. Dat geldt ook voor activiteiten buiten Turkije. Ook zijn in het reisadvies de ruimere bevoegdheden van de autoriteiten opgenomen, waaronder detentie, uitreisverboden en andere maatregelen vallen. Het BZ reisadvies voor Turkije is hierin vergelijkbaar met het reisadvies voor Turkije van Duitsland. In het reisadvies is, zoals bij alle reisadviezen, een uitnodiging opgenomen aan reizigers om zich te registreren en hun gegevens achter te laten bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ministerie brengt, bijvoorbeeld bij aanpassingen, de inhoud van deze reisadviezen proactief onder de aandacht. Ook bestaande reisadviezen kunnen proactief onder de aandacht gebracht als dit in het belang van de reizende Nederlanders wordt geacht. Het reisadvies voor Turkije is daarom afgelopen week via de BZ 247 Informatieservice extra onder de aandacht gebracht van bij deze service geregistreerde Nederlanders. Ook is via het BZ Twitterkanaal aandacht gevraagd voor het reisadvies. Daarbij is specifiek gewezen op de lokale wetten, regels en gebruiken in het reisadvies voor Turkije.
Het BZ reisadvies voor Turkije is gepubliceerd op: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/turkije.
De handel in zand uit West-Sahara |
|
Sadet Karabulut |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichten «Nederlands bedrijf vervoerde illegaal zand naar Gran Canaria» en «Trouble in paradise: the Canary Island beach accused of illegally importing sand»?1
Ja, via de media is kennisgenomen van de genoemde berichten. Desgevraagd hebben de bevoegde Spaanse autoriteiten bevestigd dat bij een routine-inspectie op 28 juni 2016 in de haven van Las Palmas uit de documentatie van genoemd schip is gebleken dat betrokken schip zand vervoerde dat afkomstig was uit de Westelijke-Sahara. Er loopt geen juridisch onderzoek naar het schip noch de bemanning, maar de informatie over het schip is wel doorgegeven aan een lokale onderzoeksrechter in verband met onderzoek naar het gebruik van zand afkomstig uit de Westelijke Sahara voor kustplaatsen op Spaans grondgebied. Dit onderzoek is momenteel nog lopend.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse reder Eemswerken zand uit West-Sahara heeft vervoerd naar Gran Canaria? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat Spaanse milieuautoriteiten een schip van Eemswerken hebben onderschept omdat hiermee zand uit West-Sahara zou zijn vervoerd? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat deze handel in zand door Eemswerken (mogelijk) illegaal is? Zo nee, kunt u dan in detail en concreet aangeven hoe deze handel in lijn met het internationaal recht is?
De regering heeft op dit moment geen aanwijzingen ontvangen van toezichthoudende instanties of het Openbaar Ministerie dat er sprake is van een overtreding van Nederlandse of Europese regelgeving. De Nederlandse regering heeft geen zicht of er sprake is van een schending van Spaanse regelgeving.
De regering heeft de grondwettelijke taak de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen (artikel 90 Grondwet). Ten aanzien van economische activiteiten in conflictgebieden heeft de regering zich onder meer van deze taak gekweten door zich in te zetten voor de ontwikkeling van een internationaal normatief kader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dit kader zijn ook bepalingen opgenomen met betrekking tot conflictgebieden.
Economische activiteiten in de Westelijke Sahara zijn niet per definitie in strijd met het internationaal recht. Wel waarschuwt de Nederlandse regering bij het doen van investeringen en zaken in het gebied van de Westelijke Sahara onder de 27e breedtegraad, zoals aangegeven op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hierbij wordt gewezen op risico’s en voorwaarden. Het is van belang dat opbrengsten van dergelijke activiteiten ten goede komen aan de oorspronkelijke bevolking. Die bevolking moet ook adequaat betrokken worden. De rijksoverheid voert tevens een Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)-beleid. Bepalingen over conflictgebieden van de VN, de Raad van Europa en de OESO zijn hierbij maatgevend.
Bent u van opvatting dat u de ontwikkeling van de internationale rechtsorde dient te bevorderen? Zo ja, hoe heeft u in dit geval gehandeld om te voorkomen dat in strijd met het internationaal recht werd gehandeld? Is er bijvoorbeeld contact opgenomen met de reder om te wijzen op de juridische bezwaren en gevaren van de handel in zand uit West-Sahara? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De veiligheidssituatie van diplomaten in Venezuela |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de families van diplomaten van de VS uit Venezuela worden weggehaald vanwege de veiligheidssituatie in dat land1?
Ja.
Welke maatregelen neemt u om de veiligheid van Nederlandse diplomaten en hun families in dat land te waarborgen?
Het Ministerie van Buitenlands Zaken kan geen openbare uitspraken doen over de veiligheid c.q. veiligheidsmaatregelen ten behoeve van diplomaten en hun families. De veiligheidssituatie in Venezuela in het algemeen en Caracas in het bijzonder, heeft de voortdurende aandacht van het ministerie. Hierover is onder meer dagelijks contact tussen het departement en de ambassade in Caracas.
Zijn de ontwikkelingen in Venezuela aanleiding om het reisadvies aan te passen?
De ontwikkelingen in Venezuela worden constant gemonitord. Zodra er aanleiding is het reisadvies aan te passen, zoals bij een veranderde veiligheidssituatie, wordt dat vanzelfsprekend direct gedaan. De laatste actualisering van het reisadvies vond plaats op woensdag 2 augustus 2017. De in Venezuela bij de Nederlandse ambassade geregistreerde Nederlanders zijn zoals gebruikelijk over de aanpassing van het reisadvies geïnformeerd waarbij extra aandacht is gevraagd voor de overweging of hun reis c.q. verblijf in Venezuela inderdaad noodzakelijk is.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor 1 augustus 2017?
Deze antwoorden zijn u zo spoedig mogelijk toegezonden.
Het bereiken van een definitief akkoord tussen Turkije en Rusland over het leveren van S-400 luchtverdedigingssystemen |
|
Raymond Knops (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Herinnert u zich de beantwoording van de vragen van het lid Ten Broeke over de aanschaf van een Russisch luchtafweersysteem door NAVO-lid Turkije1?
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van de Turkse president Erdogan, waarin hij aangeeft dat een deal met Rusland over S-400 systemen is bereikt?2 Hoe weegt u deze uitspraak? Acht u deze uitspraken voldoende – aangezien het de president betreft van een van beide landen die betrokken zijn bij de overeenkomst – om te kunnen stellen dat er inderdaad sprake is van een definitieve overeenkomst tussen Rusland en Turkije? Zo nee, waarom niet en bent u in dat geval bereid actief te achterhalen of een dergelijke deal definitief tot stand is gekomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De regering heeft kennisgenomen van de uitspraken van president Erdogan over het bereiken van overeenstemming met Rusland over de levering van S-400 luchtverdedigingssystemen. Het kabinet heeft echter via diplomatieke, militaire en openbare bronnen diverse indicaties ontvangen dat een definitieve overeenkomst nog niet is gesloten. Zo zei presidentieel woordvoerder Kalın, twee dagen na voorgenoemde uitspraak van president Erdogan, dat de overeenkomst nog niet volledig is uitgewerkt. Ook Rusland heeft niet bevestigd dat er een definitief akkoord is gesloten. Het Russische staatsbedrijf Rostec heeft gemeld dat er sprake is van een technisch akkoord, maar dat Rusland en Turkije nog geen overeenkomst hebben bereikt over de financiering. Het kabinet kan daarom niet bevestigen dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten.
Bent u eveneens bereid om actief te achterhalen om welke redenen Turkije heeft gekozen voor deze Russische systemen en niet voor een systeem dat wordt geleverd door c.q. in gebruik is bij mede NAVO-bondgenoten en kunt u de Kamer over de uitkomst daarvan informeren?
Zolang er geen sprake is van een definitieve overeenkomst, is het niet duidelijk of Turkije werkelijk zal kiezen voor het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem. Pas wanneer een beslissing is genomen kunnen uitspraken worden gedaan over de motivatie voor die keuze.
Indien inderdaad blijkt dat een definitief akkoord is bereikt over de levering van de systemen, welke gevolgen heeft dit dan mogelijk voor Turkije als NAVO-lid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Pas wanneer vaststaat dat Rusland en Turkije een definitieve overeenkomst hebben gesloten en meer bekend is over de inhoud van deze overeenkomst, kan het kabinet uitspraken doen over de gevolgen van de aanschaf van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem door Turkije. Zoals eerder gemeld bij de beantwoording van de vragen van het lid Ten Broeke over dit onderwerp (referentie: BS2017022200), ligt het evenwel in de rede dat de aanschaf van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem door Turkije gevolgen zou hebben voor de interoperabiliteit met systemen en entiteiten van andere NAVO-bondgenoten. Als wapensystemen niet aan NAVO-eisen voldoen, worden zij niet toegepast in NAVO-netwerken en systemen. Het is nagenoeg uitgesloten dat een S-400 luchtverdedigingssysteem, dat mogelijk door Turkije wordt aangeschaft, zal worden geïntegreerd met NAVO-systemen en entiteiten.
Bent u bereid deze kwestie te agenderen binnen de NAVO bij de eerstvolgende mogelijkheid daartoe en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Wilt u daarbij de volgende kwesties meenemen: (1) de gevolgen die deze overeenkomst heeft voor de mate waarin de NAVO zich effectief kan verdedigen tegen dreigingen vanuit de lucht en dan met name Russische dreigingen (zowel vliegtuigen als raketten); (2) de risico’s dat hierdoor – of doordat de systemen onvolledig compatibel zijn met andere NAVO-systemen – gaten in de verdediging van het NAVO-grondgebied ontstaan zodra Turkije de systemen geleverd krijgt en gaat gebruiken; (3) de rol die Rusland gaat spelen bij de inzet en het onderhoud van de systemen en hoe ver de toegang reikt die Rusland krijgt tot de systemen na levering; (4) de wijze waarop in deze situatie een geclassificeerd NAVO recognized air picture tot stand kan komen als een Russisch wapensysteem met wellicht verborgen codes wordt ingeplugd in het geïntegreerde NAVO air defencesystem en (5) de mate waarin Rusland met deze deal toegang krijgt tot (zeer) gevoelige en strategische informatie over de (verdedigende en offensieve) capaciteiten van de NAVO en de kwetsbaarheden die dat oplevert voor het NAVO-bondgenootschap voor eventuele Russische offensieve handelingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat Nederland wereldwijd het belangrijkste knooppunt voor belastingconstructies is |
|
Renske Leijten |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u verrast door het bericht «Nederland wereldwijd belangrijkste knooppunt voor belastingconstructies»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? 1 2
In het krantenbericht wordt melding gemaakt van het Rapport «Uncovering offshore financial centers: conduits and sinks in the global corporate ownership network» van de onderzoeksgroep CORPNET van de Universiteit van Amsterdam. In dat artikel worden de bevindingen beschreven van onderzoek naar eigendomsverhoudingen binnen multinationale ondernemingen. Aan de hand hiervan hebben de onderzoekers 24 «Sink Offshore Financial Centers» (Sink OFC’s) in kaart gebracht. Verder hebben de onderzoekers geïdentificeerd welke landen voorkomen in structuren waar ook deze «Sink OFC’s» deel van uit maken. Nederland komt in die structuren veelvuldig voor. Dat verrast mij niet. Zoals mijn ambtsvoorganger eerder aan uw Kamer schreef is Nederland mede door zijn nationale wetgeving en door zijn verdragennetwerk ook een aantrekkelijk land voor schakelvennootschappen.3 4
Het krantenbericht concludeert hieruit dat vooral fiscale motieven hiertoe hebben geleid. De onderzoekers geven in het Rapport evenwel aan dat er naast fiscale ook andere overwegingen zijn voor het opzetten van juridische entiteiten in verschillende jurisdicties waar ondernemingen zaken doen. Zo noemen zij juridische zekerheid om zakelijke belangen te beschermen en het inspelen op en voldoen aan niet fiscale regelgeving.
Nederland heeft altijd een aantrekkelijk vestigingsklimaat gehad voor ondernemers. Zo hebben we een gunstige ligging, een goede infrastructuur, een goed opgeleide beroepsbevolking, een gunstig leefklimaat, een hoog voorzieningenniveau en een betrouwbare overheid. Ook heeft Nederland een belastingsysteem met sterke elementen, zoals het verdragennetwerk en de deelnemingsvrijstelling, die onze open, op internationale handel gerichte economie ondersteunen. Al deze elementen zijn belangrijk voor het aantrekken en behouden van binnen- en buitenlandse investeerders en daarmee voor economische groei en werkgelegenheid.
Zoals ik in mijn brief van 20 september 2016 over het fiscale vestigingsklimaat5 heb aangegeven, hebben de internationale focus van ons fiscale systeem en de verschillen tussen nationale belastingstelsels ook een keerzijde. Zo is het verleidelijk gebruik te maken van het Nederlandse systeem en onze verdragen in gevallen waarvoor deze eigenlijk niet bedoeld zijn. Mede om die reden heeft Nederland zich steeds nadrukkelijk gecommitteerd aan het BEPS-project van de OESO/G20 en geeft Nederland op verschillende manieren gevolg aan de eindrapporten, waaronder het implementeren van de nieuwe minimumstandaard uit het BEPS-project tegen verdragsmisbruik. Hierdoor wordt het onaantrekkelijker om Nederlandse vennootschappen om voornamelijk fiscale motieven te gebruiken in een internationale structuur.
Is het de bedoeling geweest van het «financieel gunstige vestigingsbeleid» dat Nederland in 23% van de onderzochte bedrijfsstructuren met belastingparadijzen een rol speelt als tussenschakel? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat door het op vele manieren en op grote schaal mogelijk maken om belasting te ontwijken, Nederland andere landen ernstig benadeelt omdat zij niet de benodigde inkomsten genereren voor diensten voor hun bevolking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Internationale belastingontwijking is niet toe te rekenen aan het belastingsysteem van één land, dus ook niet specifiek aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Juist daarom is een mondiale of Europese aanpak essentieel om belastingontwijking tegen te gaan. In het kader van deze mondiale en Europese strijd tegen belastingontwijking zijn de laatste jaren in steeds hoger tempo internationale maatregelen getroffen, zoals antimisbruikwetgeving en maatregelen om transparantie te vergroten.
Uit het artikel leid ik af dat Nederland relatief vaak voorkomt als tussenhoudster in een internationale houdsterstructuur. In de afgelopen jaren zijn verschillende maatregelen overeengekomen om internationale belastingontwijking tegen te gaan bij internationale houdsterstructuren. In het bijzonder noem ik de implementatie van een algemene antimisbruik maatregel en een antimismatchmaatregel tegen hybride financieringsvormen uit de Moeder-dochterrichtlijn6, de opname van antimisbruikbepalingen in verdragen met ontwikkelingslanden en via het multilaterale instrument, de toegenomen informatie-uitwisseling tussen belastingdiensten, de aangekondigde wijzigingen over houdstercoöperaties in de dividendbelasting en de implementatie van de richtlijnen ATAD 1 en ATAD 2.
In korte tijd zijn in internationaal verband grote stappen gezet om internationale belastingontwijking tegen te gaan. Omdat het onderzoek ziet op het jaar 2015, hebben deze ontwikkelingen nog maar een beperkt effect kunnen hebben op de onderzoeksuitkomsten. Nu de implementatie van alle internationale afspraken tegen belastingontwijking in volle gang is, zie ik op dit moment geen rol voor mij weggelegd in een nader onderzoek. Bovendien hebben de Algemene Rekenkamer (2014)7 en SEO (2013)8 eerder al onderzoek uitgevoerd op dit terrein.
Welke landen worden het meeste benadeeld door de belastingontwijking via Nederland? Bent u bereid dit in kaart te (laten) brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u daarvan resultaat?
Zie antwoord vraag 3.
Erkent u tevens dat het ontwijken van belastingen door grote internationale bedrijven, maakt dat inwoners van een land een steeds groter gedeelte van de belastingen moeten opbrengen en dat dit de ongelijkheid vergroot?
Ik leid deze conclusies niet af uit het onderzoek. Er wordt geen onderzoek gedaan naar grondslagerosie, informeel kapitaal, innovatiebox, rentebetalingen of inkomensongelijkheid. Er wordt onderzoek gedaan naar internationale eigendomsverhoudingen binnen multinationale ondernemingen.
Bovendien is de belastingheffing in het bronland primair een aangelegenheid van het bronland en niet van een ander land. Het is aan de belastingautoriteiten in het bronland om de verschuldigde belasting per wetgeving voor te schrijven, in het individuele geval het bedrag aan belasting te bepalen en te innen. Dit geldt voor de daar behaalde winst, als ook voor de uit dat bronland afkomstige dividend-, royalty- en rentestromen. Indien het bronland daartoe van Nederland aanvullende gegevens nodig heeft, zal Nederland die gegevens uiteraard spoedig verstrekken.
Was het een verrassing dat onderzoeksgroep Corpnet concludeert dat de erosie van belastinggrondslag over winst mogelijk maakt, onder andere door de bepalingen over informeerkapitaal en de innovatiebox, waardoor multinationals lagere volgende dividend- en rentebepalingen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de nieuwe onderzoeksmethode die is gehanteerd, waarbij de geldstromen van wereldwijde eigenaarsconstructies (global ownership chains – GOC) werden gevolgd, in plaats van metingen gericht op directe buitenlandse investeringen (FDI)?
De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een grote set aan data, waarbij onderzoek is gedaan naar internationale eigendomsverhoudingen binnen multinationale ondernemingen op basis van actuele bedrijfsgegevens. Dit geeft naar mijn mening een beter inzicht in hoe juridische eigendomsverhoudingen binnen multinationale ondernemingen zijn vormgegeven dan onderzoek op basis van geaggregeerde investeringsstromen tussen landen. Het hoeft echter geen beter beeld te geven van geldstromen tussen (vennootschappen in) verschillende landen. Daar spelen namelijk de betalingen tussen de vennootschappen een rol. Deze betalingen kunnen niet worden afgeleid uit de juridische eigendomsstructuur van een multinationale onderneming.
Bent u er trots op dat Nederland door zijn geografie, vele belastingverdragen en organisatiespecialisatie zo een grote rol speelt in het mondiale netwerk van belastingontwijking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeveel procent van de belastingstructuren die ontwijking oplevert, heeft een multinational daadwerkelijk activiteiten in Nederland die meer behelsen dan dat wat een trustkantoor kan uitvoeren? Bent u bereid dat uit te zoeken?
Er zijn mij geen cijfers bekend die antwoord geven op de gestelde vraag. Internationale belastingontwijking kan zowel optreden in situaties waarin sprake is van omvangrijke activiteiten als in situaties waarin slechts beperkte activiteiten worden uitgevoerd. Wel kan ik opmerken dat in korte tijd in internationaal verband grote stappen zijn gezet om internationale belastingontwijking tegen te gaan. Deze afspraken raken alle multinationale ondernemingen, zowel in situaties waarin wel als in situaties waarin geen diensten van een trustkantoor worden afgenomen. De implementatie van deze internationale afspraken is op dit moment in volle gang.
Bent u van mening dat het koppelen van de database van dit onderzoek aan het wereldwijde netwerk van belastingverdragen meer inzicht kan verschaffen in de offshore structuren van multinationals? Zo ja, op welke wijze gaat u bijdragen aan de koppeling van Nederlandse verdragen? Zo nee, waarom niet?
Met 19 van de 24 landen die zijn genoemd als «sink offshore financial centres» in het onderzoeksartikel van CORPNET heeft Nederland geen volledig belastingverdrag gesloten. In relatie tot de in het onderzoek genoemde Europese landen moet de heffing van dividendbelasting en vennootschapsbelasting in veel gevallen achterwege blijven op grond van de (implementatie van de) Europese Moeder-dochterrichtlijn. Het staat onderzoekers vrij om nader onderzoek hier naar te doen. De teksten van alle Nederlandse belastingverdragen en Europese richtlijnen zijn openbaar.
Sluit u uit dat er in de 23% van de onderzochte bedrijfsstructuren waarin Nederland als tussenschakel fungeert, de belastingdienst «zekerheid vooraf» over te betalen belasting (zogenaamde rulings) heeft afgegeven? Zo nee, erkent u dat het niet een overheidstaak is om bedrijven of personen te faciliteren in het ontwijken van belastingen hier of elders?
In het artikel is onderzoek gedaan naar 98.255.206 vennootschappen. Vanwege dit zeer grote aantal sluit ik niet uit dat er een APA of een ATR is afgegeven aan één of meer van deze vennootschappen. Een APA of ATR ziet op de uitleg van de Nederlandse fiscale regelgeving op een specifiek feitencomplex en is dus nadrukkelijk geen versoepeling van de belastinggrondslag of het belastingtarief voor belastingplichtigen. Er is daarbij geen sprake van het faciliteren van belastingontwijking, maar van het vooraf zekerheid verschaffen over de toepassing van Nederlandse fiscale wet- en regelgeving.