Het bericht Banken verkopen pingedrag klanten |
|
Gerard Schouw (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Banken verkopen pingedrag klanten»1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Voor een reactie verwijzen wij naar de antwoorden hierna.
Kunt u bevestigen dat het dataverwerkingsbedrijf Equens reeds dergelijke «pinsporen» heeft verkocht?
Nee. Equens heeft in een persbericht van 24 mei 2013 aangegeven dat het voorgenomen activiteiten betreft en dat die tot nader order zijn gestaakt. 2
Deelt de onze mening dat bij zulke «pinsporen» sprake is van persoonsgegevens zoals in de Wet bescherming Persoonsgegevens (Wbp)?
Of er in het geval van de gegevens waar de voornemens van Equens op zagen sprake is van persoonsgegevens is afhankelijk van het antwoord op de vraag of er sprake is van gegevens die een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Verder is ten aanzien van Equens in paragraaf 2 van de toelichting op de in antwoord 5 genoemde Gedragscode onomwonden aangegeven dat dit bedrijf als bewerker in de zin van de Wbp moet worden aangemerkt, en dat het haar in die hoedanigheid niet vrijstaat om de haar bij de afwikkeling van het betalingsverkeer toevertrouwde persoonsgegevens voor andere doeleinden te gebruiken.
Equens heeft zich op het standpunt gesteld dat de wijze waarop zij analyses en afleidingen maakt van de door haar als bewerker gebruikte gegevens neerkomt op het verwerken van gegevens die niet of niet langer zijn aan te merken als persoonsgegevens. Het past ons niet een uitspraak te doen over de vragen of de gegevens persoonsgegevens betreffen en of sprake is van verenigbaarheid met de Wbp. Het onafhankelijke College bescherming persoonsgegevens (CBP) is belast met de het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wbp. Het CBP kan, als het daar aanleiding toe ziet, in een concreet geval de Wbp interpreteren.
Deelt u de mening dat het weghalen van een naam en vervangen door een wijknummer als een postcode volstrekt niet betekent dat data geanonimiseerd zijn?2 3
In zijn algemeenheid kan worden aangegeven dat anonimisering op vele manieren kan plaatsvinden en dat alleen anonimisering die onomkeerbaar is volledige anonimiteit kan garanderen.
Klopt het dat er van niemand verwacht mag worden dat hij bij het aangaan van een PIN-transactie toestemming geeft voor het verwerken (en doorverkopen) van zijn persoonsgegevens en dat er dus per definitie geen sprake is van een gerechtvaardigd belang zoals in artikel 8 f van de Wbp?
Bij het aangaan van een PIN-transactie worden persoonsgegevens verwerkt. De rechtsgrondslag van deze verwerking is in de regel de overeenkomst die de cliënt met zijn bank heeft gesloten. Op de verwerking van persoonsgegevens benodigd voor de uitvoering van deze overeenkomst zijn in Nederland de Algemene Bankvoorwaarden, vastgesteld door de Nederlandse Vereniging van Banken, en de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen van toepassing. Daarin zijn de doeleinden voor gegevensverwerking nader uitgewerkt. Wanneer er sprake is van een overeenkomst als rechtvaardigingsgrond voor gegevensverwerking, sluit dit niet per definitie gegevensverwerking gebaseerd op één van de andere in artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) genoemde rechtvaardigingsgronden uit.
Betekent dit dat hetgeen Equens voorstelt een overtreding is van de Wbp?
Zie antwoord vraag 3.
Weet u of het College bescherming persoonsgegevens (CBP) al een onderzoek heeft gestart? Bent u bereid dit aan het CBP aan te dragen?
Het CBP heeft mij meegedeeld, naar aanleiding van de bekendmaking door Equens dat het tot nader order alle voorgenomen activiteiten heeft gestaakt, nu geen aanleiding te zien voor het instellen van een onderzoek. Het CBP bepaalt als onafhankelijke toezichthouder zelf in welke gevallen het een onderzoek instelt.
Bent u bereid om niet te wachten op een eventueel onderzoek van het CBP en reeds het gesprek aan te gaan met Equens om het bedrijf te overreden te stoppen met het verkopen van «pinsporen»?
Zoals hiervoor aangegeven, heeft Equens in een persbericht verklaard de desbetreffende plannen voorlopig niet door te zetten. Verschillende banken en ook de Consumentenbond hebben vraagtekens gezet bij dit plan. Wij delen de zorgen van deze partijen en vinden het dan ook verstandig dat Equens het plan heeft opgeschort en heeft erkend dat het bestaan van een breed maatschappelijk draagvlak ook een belangrijke factor is. Het ligt voor de hand dat het door Equens aangekondigde nadere overleg wordt gevoerd tussen Equens en het bankwezen en eventuele andere stakeholders. Zij kunnen een zienswijze vragen aan het CBP.
Heeft u kennisgenomen van ILGA-Europe Annual Review of the Human Rights Situation of Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex People in Europe 2013?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Nederland is gezakt in de ranglijst? Hoe zorgt u ervoor dat Nederland in de internationale gemeenschap een voortrekkersrol blijft vervullen wat betreft rechten voor LHBT’s?
De Nederlandse overheid streeft naar gelijke rechten voor en sociale acceptatie van LHBT personen. De ILGA Europe Annual Review is een goede graadmeter voor de juridische mensenrechtensituatie van LHBT personen in een land. ILGA Europe hanteert dit jaar een andere systematiek van toewijzing van punten dan de afgelopen jaren en heeft bij de overhandiging van de review aan minister Bussemaker, tijdens het IDAHO (Internationale Dag tegen Homofobie) Forum op 16 mei jl., aangegeven dat een vergelijking met de vorige ranglijsten daardoor niet echt gemaakt kan worden. Nederland staat als achtste land genoemd omdat drie landen de vierde positie met elkaar delen. In de systematiek van 2013 staat Nederland, de facto, op de 6e positie, achter het Verenigd Koninkrijk (1), België (2), Noorwegen (3), Zweden, Spanje en Portugal (die de 4e positie delen) en Frankrijk (5). De ambitie blijft, zoals beschreven in de Emancipatiebrief 2013–2016 (Kamerstuk 30 420, nr. 180) van de minister van OCW, om in 2016 opgeklommen te zijn in de ranglijst. Een nieuw verschenen onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) «towards tolerance – exploring changes and explaining differences in attitudes towards homosexuality in Europe»wijst uit dat Nederland internationaal nog altijd koploper is wat betreft acceptatie van homoseksualiteit.
Internationaal heeft Nederland een sterk profiel op LHBT gebied. Binnen het mensenrechtenbeleid van de minister van Buitenlandse Zaken blijft het beschermen en promoten van LHBT rechten één van de speerpunten. Nederland blijft zich sterk maken voor het belang van gelijke rechten in internationale fora, zoals de VN, de EU en de Raad van Europa. Daarnaast ondersteunt het ministerie van Buitenlandse Zaken, via het mensenrechtenfonds, verschillende maatschappelijke organisaties die zich internationaal inzetten voor LHBT mensenrechten. Nederland zal ook een actieve rol blijven spelen via onze ambassades. Zij zullen o.a. gelijke rechten voor LHBT bespreken in politieke dialoog, contacten onderhouden met lokale LHBT-organisaties en hen ondersteunen door bijvoorbeeld te participeren in Gay Prides.
Hoe beoordeelt u de mensenrechtensituatie in Europa voor LHBT’s? Welke landen vragen naar uw mening aandacht?
Binnen Europa zijn zowel positieve als negatieve trends waar te nemen. Een positieve trend is de legalisering van het homohuwelijk in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Negatieve trends, die om extra aandacht vragen, zijn Gay Pride onderbrekingen en de anti-homoseksualiteit propaganda wetten, voornamelijk in een aantal Raad van Europa lidstaten. Deze ontwikkelingen tasten fundamentele vrijheden van LHBT personen aan, zoals, het recht op vrijheid van meningsuiting en vreedzame demonstratie. Deze ontwikkelingen houdt het ministerie van Buitenlandse Zaken nauwlettend in de gaten. Zo heeft minister Timmermans zich duidelijk uitgesproken over de gewelddadige verstoring van de Gay Pride in Georgië, Tbilsi, en de anti-homoseksualiteit propagandawetten in Rusland.
Hoe staat u tegenover het voorstel van het COC om Eurocommissaris Vivian Reding (Burgerrechten) op te roepen een EU Actieplan LHBT-emancipatie op te stellen en te pleiten voor een Europese anti-discriminatie richtlijn? Bent u bereid op deze punten actie te ondernemen?
Het kabinet steunt het voorstel van het COC. Tijdens het IDAHO Forum, dat van 15-17 mei plaatsvond in Den Haag, heeft Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gezamenlijk met 10 Europese Ministers een oproep aan Eurocommissaris Reding gedaan, om de inspanningen van EU-lidstaten om discriminatie van LHBT personen te bestrijden, te coördineren en te promoten op Europees niveau. De Nederlandse overheid zal zich sterk blijven maken voor dit initiatief.
Het opinieartikel ‘Lesje in staatsrecht helpt tegen afbraak van essentiële taken’1 van defensiedeskundige De Wijk |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het opinieartikel «Lesje in staatsrecht helpt tegen afbraak van essentiële taken» van defensiedeskundige De Wijk?1 2
Ja.
Klopt hetgeen in het artikel gesteld wordt, dat er onder dit kabinet door allerlei extra maatregelen ongeveer 400 miljoen euro aan taakstellingen voor Defensie is bijgekomen? Zo nee, om welk bedrag gaat het dan?
Nee, tot dusver is er geen sprake van extra bezuinigingen.
Zoals bekend heeft het vorige kabinet structureel € 635 miljoen op Defensie bezuinigd. Die bezuiniging evenals de ombuigingen in verband met interne problematiek en intensiveringen zijn verwerkt in de beleidsbrief van april 2011 (totaal circa € 1 miljard).
Het Lente-akkoord van april 2012 leverde voor Defensie een structurele bezuiniging op van € 84 miljoen die in de begroting voor 2013 is verwerkt. De BTW-verhoging in dat akkoord had voor Defensie een structureel effect van tussen de € 60 en € 80 miljoen.
Het huidige regeerakkoord bevat voor Defensie een taakstelling van structureel
€ 49 miljoen. U bent daarover reeds geïnformeerd met de brief van 30 november 2012 (Aanhangsel van de handelingen 2012–2013, nr. 715). Het betreft een structurele bezuiniging van € 48 miljoen op apparaatsuitgaven en van € 1 miljoen op het topsectorenbeleid.
Met mijn collega’s van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking maak ik afspraken over het budget voor internationale veiligheid van € 250 miljoen. Daarover zal het kabinet u binnenkort informeren.
Zoals bekend zal Defensie binnen de eigen begroting de gevolgen moeten verwerken van onder meer de WUL-compensatie voor 2014, de in december 2011 overeengekomen 1 procent loonsverhoging en het niet uitkeren van de prijsbijstelling voor 2013. Ik heb herhaaldelijk verklaard veel belang te hechten aan de operationele én financiële duurzaamheid van Defensie. Dat is mijn leidraad voor de komende jaren.
Is er sprake van extra bezuinigingen, bovenop de bezuinigingen die reeds voorzien waren in het regeerakkoord? Zo ja, vindt u dit, zoals u eerder in een interview in de Telegraaf stelde, een «drama»3?
Deelt u de opvatting van de her De Wijk dat er met zo’n enorm bedrag aan extra bezuinigingen, bovenop het miljard euro aan ombuigingen van het kabinet Rutte 1, van de krijgsmacht «vrijwel niets meer overblijft»?
Ik ben mij bewust van de uitdaging waar Defensie voor staat en de wissel die de reorganisatie trekt op het personeel. Ook de IGK heeft daar in zijn jaarverslag op gewezen. In 2013 zal ongeveer 85 procent van de nieuwe organisaties operationeel worden. Daarmee wordt voor een groot deel van het personeel duidelijkheid gecreëerd.
Bent u zich bewust van de toenemende onrust en onzekerheid onder het defensiepersoneel over de toekomst, mede door de (berichtgeving over) extra bezuinigingen die als een Zwaard van Damocles boven de defensieorganisatie hangen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u in dat licht de indrukwekkende open brief van Kapitein-luitenant-ter-zee Sander van Luik, aan u gericht, getiteld «Geachte minister, niemand weet meer waar Defensie voor staat»4? Bent u bereid op deze brief te reageren? Zo nee, waarom niet?
De bijdrage van KLTZ Van Luik waardeer ik zeer. Ik heb hem hierover uitgebreid gesproken.
Waarom neemt u nog een half jaar de tijd voor uw visie op de toekomst van de krijgsmacht, terwijl het defensiepersoneel al die tijd in onzekerheid gelaten wordt en de Kamer buitenspel gezet? Hoe beoordeelt u de aangehouden motie Knops c.s. (33 400 X, nr. 44) om uiterlijk vóór de presentatie van de begroting 2014 (Prinsjesdag) te komen met ten minste een toekomstvisie op hoofdlijnen om zodoende duidelijkheid te kunnen geven aan het personeel?
Het opstellen van de nota over de toekomst van de krijgsmacht kost tijd in verband met de vereiste zorgvuldigheid. Diverse keren, onder andere bij de begrotingsbehandeling in december 2012, heb ik met de Kamer van gedachten gewisseld over dit proces. De nota zal u zo spoedig mogelijk worden toegestuurd, doch uiterlijk voor de begrotingsbehandeling van Defensie later dit jaar. In dat licht bezie ik ook de aangehouden motie.
Bent u bereid de Kamer in elk geval zo spoedig mogelijk te informeren over de omvang van de bezuinigingen van het kabinet op Defensie en een totaaloverzicht te geven van de taakstellingen die Defensie te verwerken heeft?
Een overzicht van de meest recente budgettaire mutaties in de defensiebegroting 2013 heeft de Kamer met de voorjaarsnota 2013 ontvangen.
Het oppakken van een homorechten activist in Zambia |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka woensdag 15 mei het proces tegen Paul Kasonkomona, die strijdt voor de rechten van homoseksuelen, is begonnen?1
Ja.
Klopt het dat het in strijd is met de Zambiaanse wet om te pleiten voor homorechten? Welke straf riskeert de heer Kasonkomona?
De heer Kasonkomona is gearresteerd nadat hij in een televisieprogramma heeft gepleit voor decriminalisering van homoseksualiteit in Zambia. Dit gebeurde op basis van sectie 178 (g) van het Zambiaanse Strafwetboek, die het publiekelijk aansporen tot activiteiten voor immorele doeleinden verbiedt.
Het is nog onbekend welke straf de heer Kasonkomona riskeert. De rechtbank heeft de zaak tot 4 juni opgeschort, naar aanleiding van een verzoek van de verdediging om de zaak naar de Hoge Raad door te verwijzen.
Welke gevolgen heeft de sluiting van de Nederlandse ambassade in Zambia voor de steun aan mensenrechtenactiviteiten en meer in het bijzonder voor de LGBT (Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender) activiteiten aldaar?
Nederland speelde een belangrijke rol bij de verdediging van LHBT-rechten (Lesbisch, Homo-, Bi- en Transseksueel) en fungeerde als aanspreekpunt voor betrokken organisaties in Zambia. Na de sluiting van de ambassade in juli 2013 zal de Nederlandse inzet in Zambia ten behoeve van LHBT-rechten in EU-verband worden voortgezet. In mijn eigen contacten met de Zambiaanse autoriteiten zal ik daarnaast de mensenrechtensituatie in het land, inclusief LHBT, aan de orde stellen.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van LGBT’s in Zambia? Is er sprake van verslechtering van de positie van LGBT’s in het land? Waar is dit aan toe te schrijven?
De positie van LHBT’s verslechtert in Zambia. Er vinden meer geweldsincidenten tegen LHBT’s plaats. De politie roept op verdenking van homoseksualiteit te rapporteren en voert arrestaties uit op basis van verdenking. Daarnaast maakt een aantal vooraanstaande Zambiaanse politici zich schuldig aan discriminerende opmerkingen in de Zambiaanse media. Zo refereert de Zambiaanse minister van Jeugd en Sport publiekelijk naar LHBT’s als «abnormal fools» en LHBT-mensenrechtenverdedigers als «agents of the devil». Hij heeft in de media bevestigd, dat de huidige regering van de Patriotic Front ernaar streeft strengere straffen tegen homoseksuelen in te voeren.
Bent u bereid om bij de Zambiaanse autoriteiten te pleiten voor decriminalisering van homoseksualiteit en publiekelijk uw steun uit te spreken voor de heer Kasonkomona? Zo ja, hoe? Kunt u hierover en over de reactie van Zambia hierop verslag doen aan de Kamer?
Door de sluiting van de ambassade zal Nederland, zoals gesteld in het antwoord op vraag drie, de standpunten ten aanzien van LHBT in Zambia vooral via de EU kenbaar maken. In EU-verband wordt op dit moment overlegd hoe actie kan worden ondernomen op de verslechterende positie voor LHBT’s in Zambia.
Financiering van bouwprojecten in India waar schending van arbeids- en kinderrechten plaatsvindt |
|
Joël Voordewind (CU), Marianne Thieme (PvdD), Désirée Bonis (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Nederlands hulpgeld naar kinderarbeid in India»?1
Ja.
Welk aandeel heeft Nederland in de Asian Development Bank (ADB) en hoeveel draagt Nederland financieel bij?
Per 31 december 2012 is het aandeel van Nederland in de ADB 1,12%. De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,67 miljard. Hiervan is USD 1,59 miljard gegarandeerd en USD 83,7 miljoen betaald.
Daarnaast draagt Nederland bij aan een van de fondsen van de ADB, het Asian Development Fund (ADF). Sinds 1973 heeft Nederland hieraan USD 840 miljoen bijgedragen.
Wat is uw reactie op het onderzoek van lokale vakbonden, ondersteund door vakcentrale FNV en de internationale Global Unions Federation, waaruit blijkt dat kinderarbeid, uitbuiting en andere schending van arbeidsrechten plaatsvindt bij projecten die door de ADB gefinancierd worden?
Ik neem deze aantijgingen heel serieus. In veel landen waar de ADB werkzaam is worden arbeidsnormen in de praktijk vaak onvoldoende nageleefd. Bij door de ADB gefinancierde projecten moeten arbeidsnormen goed worden geïmplementeerd.
Deelt u de mening dat de ADB onvoldoende verantwoordelijkheid neemt om schending van arbeidsrechten te voorkomen en te bestrijden en daarbij stakeholders als vakbonden te betrekken, aangezien de ontwikkelingsbank in een reactie meldt dat de verantwoordelijkheid bij de lener ligt en niet bij de bank?
Nee, die mening deel ik niet. De ADB is op de hoogte van de door de bonden aan de orde gestelde problemen bij de projecten. De ADB heeft beleid om internationale arbeidsnormen vast te leggen in de contracten die worden afgesloten en verschillende mechanismen om de naleving hiervan met regelmaat te controleren. De ADB doet nu onderzoek naar de door de bonden genoemde projecten.
Op welke manier wilt u de inzet zoals verwoord in uw beleidsnota op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, de naleving van de OESO-richtlijnen en ILO-normen en de inzet op «due diligence» in deze situatie toepassen?
Zoals in de nota aangegeven ben ik van mening dat bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid dienen te nemen. Nederland spreekt bedrijven daar op aan. Dat geldt ook voor financiële instellingen als de ADB. Nederland heeft tijdens de laatste jaarvergadering van de ADB dit onderwerp meerdere malen nadrukkelijk onder de aandacht gebracht en erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever uitvoert en duidelijker bekend maakt, ook ten aanzien van klachtenmechanismen.
Welke rol kan een «labour desk» spelen bij het verbeteren van klachtenbehandeling en monitoring van projecten? Bent u bereid in te zetten op dit instrument om «acces to remedy», zoals voorgesteld in het Ruggie-framework, toe te passen? Bent u bereid om, net als bij de International Finance Corporation (IFC) van de Wereldbank, in te zetten op transparantie, een klachtenmechanisme en een sanctiemechanisme?
Een labour desk kan een goede rol spelen, zolang dit bijdraagt aan meer deskundigheid over het signaleren en aanpakken van schendingen van arbeidsnormen. Deskundigheid, niet alleen van arbeidsnormen, maar ook van milieu en sociale standaarden, zal geïntegreerd moeten worden bij het structureren van een transactie en bij monitoring van projecten. Nederland heeft in gesprek met de ADB erop gewezen klachtenbehandeling, een sanctiemechanisme en monitoring belangrijk te vinden.
Welke actie onderneemt u om toezicht en sanctionering te verbeteren bij ADB-projecten, aangezien Nederland donor en aandeelhouder van de ADB is? Wat is uw inzet bij de aandeelhoudersvergadering van de ADB in Delhi? Bent u bereid de Kamer te informeren over de resultaten?
De jaarvergadering van de ADB heeft plaatsgevonden van 2 tot en met 5 mei jl. Nederland heeft tijdens deze vergadering dit onderwerp tijdens verschillende gelegenheden nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Ook heeft Nederland dit onderwerp met andere donoren besproken. Duidelijk geworden is dat de ADB goed op de hoogte is van de kritiek die vakbonden op een aantal projecten hebben geuit. De ADB neemt de klachten zeer serieus. Kinderarbeid en andere evidente schendingen van arbeidsnormen zijn ook voor de ADB onaanvaardbaar. De ADB benadrukte dat zij internationale arbeidsnormen in alle financieringscontracten scherp vastlegt. De projectorganisatie is verplicht op o.a. deze punten regelmatig te rapporteren aan de ADB. Dit alles is vastgelegd in het Accountability Mechanism en het Safeguard Policy Statement van de ADB. Indien de vastgelegde normen niet worden nageleefd, kan het ertoe leiden dat de financiering van de projecten wordt opgeschort of stopgezet. De ADB wees erop dat zij voor het toezicht op de uitvoering van grote projecten een onafhankelijke externe deskundige op de projecten laat toezien. Nederland heeft erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever en duidelijker bekend stelt. Ook moeten klachtmechanismen duidelijk op – bijvoorbeeld – de website van de bank te vinden zijn. Nederland zal de komende tijd nauwgezet blijven volgen hoe de ADB op de naleving van normen toeziet.
Bent u bereid ook het beleid van de Wereldbank en andere regionale banken waaraan Nederland bijdraagt te toetsen op de aandacht die wordt besteed aan het voorkomen en bestrijden van het schenden van arbeidsrechten en zo nodig u in te zetten voor verbetering daarvan?
Ja, ik zal de kiesgroepen, waarin Nederland vertegenwoordigd is, bij deze banken vragen bij alle projectvoorstellen goed te letten op de wijze waarop arbeidsnormen worden nageleefd.
Seksueel geweld tegen vrouwen in India en beperkingen voor mensenrechtenorganisaties |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013 na haar recente bezoek aan India, en van Amnesty International, dat de nieuwe Indiase wet tegen seksueel geweld tegen vrouwen naast positieve, ook een aanzienlijk aantal «regressieve bepalingen» bevat, zoals het toepassen van de doodstraf, het ontbreken van een aanpak van de oorzaken en het feit dat veiligheidstroepen de facto wettelijk immuun zijn voor aanklachten van verkrachting? Wordt deze opvatting door u ingebracht in de EU-India Mensenrechtendialoog of anderszins onder de aandacht van de Indiase regering gebracht? Stelt u daarbij ook aan de orde dat de wet volgens mensenrechtenorganisaties niet (goed) zal worden uitgevoerd zonder hervorming van het politieapparaat en het rechtssysteem?1 2 3
Ja, het kabinet is bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013. Nederland spant zich ervoor in dat het onderwerp «vrijheid voor mensenrechtenorganisaties» op de agenda van de EU en VN aandacht blijft krijgen en zal dat ook doen bij de EU Mensenrechtendialoog. Voor wat betreft uw vraag over een effectieve uitvoering van de wet stellen wij ons op het standpunt dat het aan India is te bepalen aan welke voorwaarden daarvoor dient te worden voldaan.
Bent u – mede gezien de aangenomen Kamermotie over Dalits4 en uw toezeggingen dat de Nederlandse regering zich wil inzetten voor de verstrekking van de positie van Dalits – bereid om de discriminatie en uitsluiting van 260 miljoen Dalits of «kastelozen» prioriteit te geven in uw nieuwe mensenrechtenbeleid?
De universaliteit van mensenrechten is een uitgangspunt van het Nederlands beleid. Het tegengaan van discriminatie op welke grond dan ook -afkomst, geslacht of seksuele oriëntatie- wordt in verschillende gremia, zoals de VN, ILO en in EU verband bepleit. In dit kader gaat ook aandacht uit naar de positie van Dalits.
Bent u bereid de problemen die de winnaar van de Nederlandse Mensenrechtentulp 2012 bij zijn werk ondervindt bij de Indiase regering aan de orde te stellen, mede gezien de prioriteit die u geeft aan het steunen van mensenrechtenverdedigers?
Voorzover bekend kan de winnaar van de mensenrechtentulp in India, de heer Bharathan, zonder noemenswaardige beperkingen zijn activiteiten verrichten. Hij heeft recent een voorstel ingediend ter besteding van het bedrag van € 100.000 behorende bij de prijs.
Wat vindt u van de kritiek van de voorzitter van de jury van de Mensenrechtentulp tijdens een uitzending van VPRO Argos over de manier waarop de prijs – tegen zijn wensen – door de Nederlandse Ambassade in India is uitgereikt aan prijswinnaar Marimuthu Bharathan, namelijk zonder enige ceremonie?5 Wordt dit ook in de toekomst de aanpak bij het overhandigen van de Mensenrechtentulp aan winnaars die van hun regering geen toestemming krijgen naar Nederland te reizen?
De ceremonie van de uitreiking van de mensenrechtentulp vindt traditiegetrouw in Nederland plaats. Over de toekomst van de mensenrechtenprijs wordt u geïnformeerd in de mensenrechtenbrief die uw Kamer binnenkort toegaat.
Heeft het door de EU-delegatie aangevraagde gesprek met de Indiase autoriteiten over de (publicatie van) de «watchlist» van Indiase en internationale organisaties plaatsgevonden? Zo ja, wat is hiervan het resultaat en welke conclusie trekt u daaruit over de praktijk van de nieuwe wetgeving voor buitenlandse financiering van Indiase maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom heeft dit gesprek nog niet plaatsgevonden?
Op 16 april jl. heeft een gesprek plaatsgevonden met het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken waarbij de EU-delegatie aandrong op bespoediging van FCRA- aanvragen (Foreign Contribution Regulation Act). Het ministerie bevestigde dat FCRA-aanvragen om administratieve redenen soms traag verlopen, maar dat de Indiase regering zich inspant om dit proces te versnellen. Er werd tevens aangegeven dat afwijzing van registratie soms te wijten is aan het ontbreken van de vereiste administratie bij NGO’s. Als een NGO aan politieke activiteiten meewerkt, zal een FCRA niet worden toegekend. Het ministerie benadrukte daarbij dat de Indiase regering niet tegen NGO’s met politieke activiteiten is, maar men deze NGO’s niet door buitenlandse donoren wil laten financieren. Alleen in bepaalde sectoren, zoals op het gebied van gezondheid en onderwijs, kunnen samenwerkingsverbanden worden ondersteund.
Kunt u de Kamer informeren of u, los van een in antwoord op vraag 7 genoemde specifieke aanpak gericht op vrouwenorganisaties, bekend bent met belemmeringen of blokkades bij het steunen van vrouwenorganisaties én andere mensenrechtenorganisaties in India?
De Foreign Contributions Regulations Act (FCRA) vormt het kader voor buitenlandse steun aan Indiase maatschappelijke organisaties. Deze wet stelt verschillende voorwaarden aan buitenlandse geldstromen en de organisaties die dit geld ontvangen. Zo moet een Indiase organisatie een vergunning hebben om geld uit het buitenland te ontvangen. Er bestaan binnen de FCRA geen specifieke beperkingen voor vrouwen- of mensenrechtenorganisaties. Bureaucratie, langzame besluitvorming en voor tweeërlei uitlegbare clausules maken het soms lastig de vergunning te krijgen.
Kunt u een breder beeld te schetsen van de visaproblemen die Nederlandse burgers hebben bij het verkrijgen van een visum voor India? Kunt u berichten – van onder meer de Landelijke India Werkgroep6 – bevestigen dat »veel Nederlandse organisaties grote problemen ondervinden bij het aanvragen van visa voor India en dat regelmatig visa worden geweigerd aan onder meer medewerkers van hulporganisaties en journalisten? Wat is de Nederlandse inzet om deze problemen aan de orde te stellen en zo mogelijk op te lossen?
Grote aantallen toeristen, zakenmensen en andere bezoekers reizen met regelmaat naar India zonder dat zij problemen ondervinden bij het aanvragen van een visum. Sommige Nederlandse visumaanvragers, waaronder vertegenwoordigers van hulporganisaties en journalisten, geven echter aan veel tijd kwijt te zijn met het doorlopen van de visumprocedure. Zij melden lange wachttijden, trage besluitvorming en het moeten overleggen van verschillende soorten documenten waardoor zij soms extra kosten moeten maken in verband met het omboeken van vluchten. Daarnaast melden zij dat indien een visumaanvraag wordt afgewezen de reden hiervoor niet altijd duidelijk is. Deze kwesties zijn onderdeel van de regelmatige dialoog met de Indiase autoriteiten, waarbij zij aangetekend dat landen het soevereine recht hebben vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen.
Heeft de Nederlandse regering de beperkingen in vrijheid van bewegingsruimte voor Indiase mensenrechtenorganisaties daadwerkelijk aan de orde gesteld bij de EU en andere mogelijk effectieve kanalen? Zo ja, wat is daarvan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de kwesties betreffende het maatschappelijk middenveld besproken in verschillende EU werkgroepen in India. De situatie van maatschappelijke organisaties verschilt van geval tot geval en vereist daarom een aanpak op maat. In sommige gevallen is verder gesproken met de Indiase autoriteiten, VN organisaties, of andere maatschappelijke organisaties. Vooralsnog zijn er geen door Nederland gefinancierde organisaties die hun werk niet (meer) kunnen doen als gevolg van beperkende maatregelen van de Indiase overheid.
Het bericht dat allochtone leerlingen vaak niet welkom zijn op een ‘witte school’ |
|
Keklik Yücel (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Allochtone leerlingen vaak niet welkom op «witte» school«?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht, en op het in het bericht aangehaalde rapport van onderzoeksbureau KBA Nijmegen, dat deze materie op verzoek van Forum onderzocht?
Uit het kleinschalige onderzoek kan deze conclusie niet worden getrokken. Er zijn geen duidelijke feiten van allochtone ouders en andere respondenten naar voren gekomen. Ook blijkt dat over het weigeren van leerlingen geen klachten door de ouders zijn ingediend.
Welke gegevens heeft u zelf beschikbaar over het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen? Welke acties zijn of worden hierop ondernomen?
OCW beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat etnische achtergrond een rol speelt in het toelatingsbeleid van scholen.
Uitgebreider onderzoek acht ik niet nodig. Ik ben van mening dat iedere school een transparante toelatingsprocedure moet hanteren. Het schoolbestuur van een basisschool kan leerlingen weigeren. Dit kan bijvoorbeeld als de school geen plaats heeft. Wanneer ouders het niet eens zijn met de weigering van de school om hun kind toe te laten op de school kan men daar tegen bezwaar maken.
Zou uitgebreider onderzoek naar deze vorm van discriminatie op basis van etnische herkomst zijn aangewezen om de problematiek beter in beeld te krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met (vertegenwoordigers van) schoolbesturen om het probleem van het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen te bespreken en hiertoe tot een aanpak te komen?
Het onderzoek van KBA geeft mij onvoldoende aanleiding om in overleg te gaan met de schoolbesturen.
Wat zijn de achterliggende oorzaken dat scholen allochtone leerlingen soms op basis van de etnische herkomst weigeren?
Het onderzoek van KBA geeft daarvoor mogelijke redenen aan. Het wordt daarbij beschreven in termen van vermoedens en «van horen zeggen». Overigens blijkt uit het onderzoek dat geen van de ondervraagde schoolbestuurders en gemeenteambtenaren klachten heeft ontvangen van migrantenouders over het niet toelaten van een leerling tot een basisschool.
Is het waar dat potentieel lager te verwachten schoolresultaten een rol spelen? Wat is uw oordeel daarover?
Ik kan op basis van het onderzoek die conclusie niet trekken.
Welke maatregelen worden getroffen om een steeds sterkere segregatie in het onderwijs tegen te gaan?
Het tegengaan van segregatie is lokaal belegd. De lokale educatieve agenda’s bieden de gemeenten voldoende ruimte om segregatie met schoolbesturen te bespreken en maatwerkoplossingen te kiezen. Ik ben in overleg met de wethouders van de G4/G33 over de segregatieproblematiek. Ik ben bereid gemeenten te ondersteunen wanneer zich in de uitvoering problemen voordoen. Het inzetten op kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste om segregatie aan te pakken. De aanpak van het kabinet is er op gericht dat iedere school, ongeacht de samenstelling, de best mogelijke kwaliteit kan bieden. Scholen met achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen uit de gewichtenregeling. Ook VVE draagt er aan bij dat de (taal)achterstand wordt verminderd.
De aanhouding van twee demonstranten op de Dam |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat was de reden van de aanhouding van twee demonstranten op de Dam? Welke wetten of regels hadden zij overtreden waardoor arrestatie gerechtvaardigd zou zijn?1
De, achteraf als onterecht gekwalificeerde, aanhouding van twee demonstranten betreft lokaal politieoptreden onder lokaal bevoegd gezag. Op dinsdag 14 mei is door de Amsterdamse driehoek een bestuurlijke reactie verzonden aan de gemeenteraad van Amsterdam. Bij deze bestuurlijke reactie is een uitgebreid feitenrelaas van de politie Eenheid Amsterdam gevoegd. Ik heb deze stukken als bijlage meegezonden.
Voor een uitgebreide weergave van de feiten rondom de aanhouding van twee demonstranten op de Dam verwijs ik u naar genoemde stukken.
Door het lokaal bevoegd gezag is verklaard dat één van de personen (de man) is aangehouden als gevolg van een persoonsverwisseling. De aangehouden persoon werd daarbij verwisseld met een persoon waarbij de waarschijnlijkheid en ernst van een eventuele verstoring dusdanig was, dat politie door de burgemeester gemachtigd was die persoon te vorderen zich direct van de Dam te verwijderen. Indien deze persoon niet aan de vordering zou voldoen dan gold de instructie de persoon aan te houden.
De politiemensen op de Dam waren geattendeerd op deze persoon door middel van een fotoset. Op de fotoset stonden vanwege privacyoverwegingen geen personalia (namen, geboortedata) vermeld. Door de betrokken politiemensen kon op dat specifieke moment niet met zekerheid worden vastgesteld dat het niet de persoon betrof waarvoor de vordering gold niet aanwezig te mogen zijn op het betreffende gedeelte van de Dam. De demonstrant werd daarop ten onrechte aangehouden.
In het feitenrelaas van de politie Eenheid Amsterdam staat dat de reconstructie van de aanhouding van de tweede demonstrant (de vrouw) niet tot een eenduidig beeld van de toedracht heeft geleid. Er zijn verschillende verklaringen van de betrokken politieambtenaren voor de aanhouding. Vast staat dat de aanhouding onterecht heeft plaatsgevonden.
Is er volgens u sprake van verstoring van de openbare orde als twee personen een bord met tekst omhoog houden? Zo ja, hoe dan? Zo nee, hoe verklaart u in dat geval de arrestatie?
Zie antwoord vraag 1.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de politie over de omgang met demonstranten? Door wie zijn deze afspraken gemaakt en zijn deze afspraken nagekomen?
In de voorbereidingen is uitdrukkelijk aan de orde geweest dat een individuele protestactie toegestaan was, tenzij de wijze waarop protest zou worden geuit strafbaar zou zijn. De voorafgaand aan de troonswisseling door het lokaal bevoegd gezag gemaakte afspraken ten aanzien van mogelijk strafbare beledigende, discriminerende of opruiende uitingen hielden in dat eventueel optreden alleen zou geschieden in (voorafgaande) opdracht van het bevoegd gezag, waarbij de officier van justitie zou oordelen over de mogelijke strafbaarheid van uitingen.
Toetsing van de strafbaarheid, alsmede het daadwerkelijk optreden in bepaalde gevallen was voorbehouden aan het in het beleidscentrum aanwezige gezag. In het hiervoor genoemde feitenrelaas en de reactie van de lokale driehoek zijn de twee onterechte aanhoudingen toegelicht.
Waarom werd de arrestatie eerst door de politie ontkend, en werden er vervolgens verschillende redenen opgegeven voor de arrestatie?
Uit het feitenrelaas van de politie eenheid Amsterdam is gebleken dat in het actiecentrum op het hoofdbureau bekend werd dat er tweets verzonden werden over de aanhouding van twee specifieke, met naam genoemde, demonstranten op de Dam. De politie is dit nagegaan en verkeerde op dat moment in de veronderstelling dat dit bericht, betreffende de twee in de tweets met namen genoemde personen, niet juist was.
Rekening houdend met de potentieel negatieve effecten van incorrecte berichtgeving is daarop besloten vanuit het actiecentrum een ontkennende tweet over de aanhouding van de twee demonstranten te versturen. De foutieve berichtgeving vanuit politie was dus geen bewuste, maar gebaseerd op onjuiste informatie over wie aangehouden was. De driehoek Amsterdam heeft in de bestuurlijke reactie aangegeven, waar nodig, aandacht te besteden aan verbeteringen op basis van de evaluaties die zij zal uitvoeren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de communicatie over dergelijke arrestaties wordt verbeterd?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat de arrestaties uiteindelijk het gevolg zijn geweest van een persoonsverwisseling? Zo ja, geldt dat voor beide arrestanten? Zo nee, wat was dan wel de reden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan er sprake zijn van een persoonsverwisseling, als agenten ter plekke identiteitsbewijzen overhandigd krijgen en dus nagegaan kan worden of zij overeenkwamen met het signalement van personen waar de politie naar op zoek zou zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom konden agenten niet ter plekke de identiteit van de demonstranten vaststellen, en dienden de demonstranten mee te komen naar het bureau?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat getwijfeld werd aan de echtheid van deze identiteitsbewijzen? Waar was die twijfel op gebaseerd?
Zie antwoord vraag 1.
Komt het vaker voor dat mensen gearresteerd worden omdat er twijfel is over de echtheid van de identiteitsbewijzen? Zo ja, hoe vaak, en bij welke voorvallen en gelegenheden?
In algemene zin komt het voor dat mensen meegenomen worden naar het bureau omdat er twijfel bestaat over de echtheid van de identiteitsbewijzen. Dit betreft uiteenlopende gevallen, zoals bij minderjarigen in het uitgaansleven. Het aantal gevallen waarin dit gebeurt, wordt door de politie niet bijgehouden.
Hoe verklaart u dat de demonstranten na hun arrestatie ruim twee uur vastgezeten hebben op het politiebureau?
Zie antwoord vraag 1.
Is er afstemming geweest tussen de agenten ter plaatse en de leidinggevende / coördinerende functionarissen, aangezien op de beelden van Nieuwsuur te zien was dat er overlegd werd?
Zie antwoord vraag 1.
Van wie kwam de uiteindelijke opdracht om over te gaan tot arrestatie? Op wiens gezag zijn de demonstranten opgepakt?
Zie antwoord vraag 1.
De veiligheid van homoseksuele asielzoekers |
|
Gerard Schouw (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pink solutions, Inventarisatie situatie LHBT asielzoekers»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van Lesbische vrouwen, Homoseksuele mannen, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) in de vreemdelingenketen? Hoeveel veiligheidsincidenten ten aanzien van LHBT’s hebben er de afgelopen jaren plaatsgevonden in de vreemdelingenketen? Hoeveel meldingen van discriminatie zijn er gemaakt?
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC door het COA een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het genoemde onderzoek, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Navraag bij het management van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’s bekend zijn over het jaar 2012, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Bij de IND zijn over de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Evenmin zijn er over de afgelopen jaren bij de IND klachten tegen tolken bekend.
Kunt u uiteenzetten welk beleid er wordt gevoerd ten aanzien van de kwetsbare groep LHBT’s in asielzoekerscentra? In hoeverre wordt in deze centra ook door communicatie en toezicht voorkomen dat LHBT-asielzoekers door medebewoners worden belaagd en/of gediscrimineerd?
De aandacht voor LHBT’s in de asielzoekerscentra is verder geïntensiveerd naar aanleiding van het genoemde rapport van Deloitte. Op basis van de aanbevelingen uit het rapport zijn diverse afspraken gemaakt. De kernboodschappen van deze afspraken, die er onder andere op gericht zijn om door communicatie en toezicht te voorkomen dat LHBT-asielzoekers geconfronteerd worden met incidenten en/of discriminatie, zijn:
Het COA neemt stelling ten opzichte van discriminatie van LHBT’s en draagt er zorg voor dat elke medewerker en asielzoeker hiervan op de hoogte is. Daders van discriminatie worden bestraft. Het COA traint de medewerkers in het signaleren en afhandelen van alle vormen van discriminatie onder andere op basis van seksuele gerichtheid. Er zijn posters ontworpen waarmee asielzoekerscentra hun stellingname tegen discriminatie intern kunnen uitdragen. Er wordt aan de bewoners duidelijke en goed toegankelijke informatie over het melden van incidenten verstrekt. Het meldproces is laagdrempelig, bijvoorbeeld doordat meldingen anoniem gedaan kunnen worden. Het COA maakt gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden van de belangenorganisaties en heeft structureel overleg met deze organisaties.
Bent u bekend met de incidenten die in het rapport worden genoemd? Hoe beoordeelt u het optreden van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) bij deze incidenten?
De incidenten in het rapport zijn geanonimiseerd beschreven. Het betreft zaken van asielzoekers die tussen 2006 en 2012 een aanvraag hebben ingediend. Het is, zonder nadere informatie, zoals bijvoorbeeld dossiernummers, niet haalbaar om na te gaan wat er in deze zaken exact gespeeld heeft. Naast het feit dat asielzoekers het recht hebben om een individuele klacht in te dienen, vind ik het vooral belangrijk om te constateren dat, gezien de verbetermaatregelen die gedurende de afgelopen jaren door de uitvoerende diensten zijn getroffen, situaties als in het rapport genoemd niet meer zouden mogen voorkomen.
Meer specifiek ten aanzien van de omtrent de handelwijze van de DT&V genoemde incidenten hecht ik eraan te benadrukken dat informatie omtrent seksuele gerichtheid nimmer met een diplomatieke vertegenwoordiging is of zal worden gedeeld. Ook niet als betrokkene geen asielverleden heeft. Seksuele gerichtheid is tijdens een presentatie volkomen irrelevant voor het doel wat DT&V voor ogen heeft, namelijk vaststelling van de nationaliteit ten behoeve van terugkeer. Het dient daarom geen enkel doel dit met een vertegenwoordiging te delen.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de geaardheid van de asielzoeker in de asielprocedure wordt vastgesteld? Wordt er naar uw mening voldoende rekening gehouden met mensenrechten als privacy en het verbod op discriminatie?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat het vormen van een oordeel over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en besteedt er extra aandacht aan om zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Kunt u ingaan op de verschillende aanbevelingen van het COC Nederland in de brief van 22 februari 2013 die aan u gestuurd is?2 Bent u bereid deze aanbevelingen over te nemen?
De in vraag 6 genoemde brief was met name bedoeld ter voorbereiding op een gesprek dat het COC op 21 maart met mij heeft gevoerd. In dat gesprek is door mij mondeling uitgebreid nader ingegaan op de diverse in de brief genoemde onderwerpen. Te uwer informatie heb ik in de bijlage bij deze beantwoording schriftelijk mijn reactie gegeven op de belangrijkste punten die in de brief genoemd worden. Veel van deze onderwerpen zijn al eerder aan uw Kamer toegelicht.
Wat is de stand van zaken van de implementatie van de aanbevelingen uit het «Rapport inzake een kwalitatief onderzoek onder (oud)bewoners van asielzoekerscentra, naar mogelijkheden ter verhoging van de meldingsbereidheid van incidenten op gebied van geloofsovertuiging en seksuele geaardheid» van Deloitte3 en het eerdere rapport «Fleeing homophobia» van het COC en de Vrije Universiteit?4 Zijn deze maatregelen naar uw mening voldoende effectief gebleken?
Een groep van 25 COA medewerkers heeft het rapport van Deloitte geanalyseerd en heeft de aanbevelingen omgezet in een plan van aanpak. Deze analyse is besproken met, onder andere, het COC. Over het definitieve plan van aanpak is overeenstemming bereikt tussen het COA en het COC. Ten aanzien van het rapport «Fleeing Homophobia» heeft uw Kamer van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel reeds een reactie ontvangen.5
De behandeling van homoseksuele asielzoekers |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Homoseksuele asielzoeker in Nederland slecht behandeld»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport van COC Nederland over de positie en behandeling van homoseksuele asielzoekers?2
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn of overgenomen of in overleg met het COC aangepast.
Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het rapport, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Bent u bereid de suggesties, om de asielprocedure LHBT-vriendelijker3 te maken, over te nemen?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de (gestelde) homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er onverhoopt door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat de beoordeling over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en probeert zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Op deze wijze ben ik van mening dat de veiligheid van LHBT’s in de opvang zoveel mogelijk gegarandeerd wordt
Bij de IND zijn er in de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Navraag bij het lokatiemanagement van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’ers in het jaar 2012 bekend zijn, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Welke gegevens zijn u bekend omtrent de homovijandigheid in asielzoekerscentra? Acht u het noodzakelijk homoseksuele asielzoekers in asielzoekerscentra beter te beschermen? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe?
Zie antwoord vraag 3.
Welke signalen over discriminatie van en vijandigheid jegens homoseksuele asielzoekers door medewerkers van uw diensten, zoals het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers en de (tolken van de) Immigratie- en Naturalisatiedienst herkent u? Welke aanpassingen bent u bereid te doen om te waarborgen dat homoseksuele asielzoekers zich gedurende de gehele asielprocedure voldoende veilig en beschermd voelen?
Zie antwoord vraag 3.
Scholen die allochtone leerlingen weigeren |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Allochtone leerlingen vaak niet welkom op «witte» school»?1
Uit het kleinschalige onderzoek kan deze conclusie niet worden getrokken. Er zijn geen duidelijke feiten van allochtone ouders en andere respondenten naar voren gekomen. Ook blijkt dat over het weigeren van leerlingen geen klachten door de ouders zijn ingediend.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat scholen leerlingen weigeren op grond van etnische afkomst?
Ik deel die mening.
Hoe oordeelt u over het onderzoek van het onderzoeksbureau KBA Nijmegen, in opdracht van Forum, waaruit blijkt dat migrantenouders verschillende belemmeringen ervaren bij de toelating van hun kinderen?2
Het onderzoek is gebaseerd op interviews met 14 migrantenouders die problemen hebben met de toelating, 3 schoolbestuurders, 3 schooldirecteuren en 2 gemeenteambtenaren. De resultaten van het kleinschalige onderzoek geven aan dat de toelating van allochtone leerlingen op «witte scholen» in de onderzochte 3 gemeenten volgens de respondenten in sommige gevallen problemen geeft. Op basis van dit onderzoek is moeilijk aan te geven op welke schaal dit gebeurt.
Deelt u de mening dat sprake is van «structurele mechanismen die leiden tot uitsluiting en selectie van leerlingen op basis van etnische afkomst»? Zo nee, heeft u onderzoek dat het tegendeel bewijst?
Op basis van het onderzoek kan niet de conclusie worden getrokken dat daarvan sprake is. Zoals in het onderzoek wordt aangegeven kunnen voor het niet aannemen van een leerling legitieme redenen zijn, bijvoorbeeld omdat de school geen plaats meer heeft, of dat er op school- of gemeenteniveau afspraken zijn gemaakt over de toelating. Bij de genoemde andere (informele) redenen gaat het vaak over «van horen zeggen» of vermoedens.
Deelt u de mening dat de «vrije schoolkeuze» betrekkelijk is als allochtone leerlingen om allerlei schimmige redenen worden afgewezen?
De conclusie dat allochtone leerlingen om schimmige redenen worden afgewezen deel ik niet. De vrije schoolkeuze is voor iedere ouder gelijk, maar tegelijkertijd niet ongelimiteerd. Het schoolbestuur van de basisschool mag leerlingen weigeren. Dit kan bijvoorbeeld als de school geen plaats meer heeft.
Wat onderneemt u om de segregatie tussen zwarte en witte scholen te bestrijden? Bent u bereid om de aanbevelingen van Forum over te nemen?
Het tegengaan van segregatie is lokaal belegd. De lokale educatieve agenda’s bieden de gemeenten ruimte om segregatie met schoolbesturen te bespreken en maatwerkoplossingen te kiezen. Ik ben in overleg met de wethouders van de G4/G33 over de segregatieproblematiek. Ik ben bereid gemeenten te ondersteunen wanneer zich in de uitvoering problemen voordoen. Het inzetten op kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste om segregatie aan te pakken. De aanpak van het kabinet is er op gericht dat iedere school, ongeacht de samenstelling, de best mogelijke kwaliteit kan bieden. Scholen met achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen uit de gewichtenregeling. Ook VVE draagt er aan bij dat de (taal)achterstand wordt verminderd.
Een van de aanbevelingen uit het onderzoek is om de aanmeldprocedure meer transparant te maken. In een aantal gemeenten waaronder Nijmegen en Den Haag heeft de gemeente samen met de schoolbesturen een vaste aanmeldprocedure vastgesteld. Dergelijke initiatieven kunnen hieraan bijdragen.
In de Agenda Integratie (Tweede Kamer 2012–2013 32 824) is aangegeven dat een betere betrokkenheid van migrantenouders bij de scholen van belang is, om taalachterstanden en schooluitval terug te dringen. De strekking van het amendement zal worden betrokken bij de uitwerking van deze agenda. De aanbeveling uit het onderzoek om migrantenouders minder kwetsbaar te maken door bewustwording en empowerment zal daarbij worden betrokken.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het amendement van het lid Karabulut, waarmee 400.000 euro wordt vrijgemaakt om ouderinitiatieven te ondersteunen voor het mengen van scholen? Deelt u de mening dat uitvoering van het amendement des te urgenter is geworden?3
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar de toelating van allochtone leerlingen, teneinde een goed beeld te krijgen van de praktijk?
Het is niet nodig om een grootschalig onderzoek te doen. Ik ben van mening dat iedere school moet streven naar een transparante toelatingsprocedure. In een aantal gemeenten zijn daarover samen met de schoolbesturen afspraken gemaakt. Zie verder het antwoord op vraag 6 en 7.
De detentie van Abdulkareem Yousef al-Khoder in Saudi-Arabië |
|
Han ten Broeke (VVD), Harry van Bommel , Henk Krol (50PLUS), Joël Voordewind (CU), Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Esther Ouwehand (PvdD), Désirée Bonis (PvdA), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht «Saudi Arabia court orders arbitrary detention of human rights defender»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat onlangs Abdulkareem Yousef al-Khoder, mede-oprichter van de inmiddels ontbonden Saudische Organisatie voor Burger- en Politieke Rechten (ACPRA), zonder opgaaf van redenen tot vier maanden detentie is veroordeeld? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Samen met EU-partners wordt momenteel onderzoek gedaan in Riyadh naar de achtergrond van de arrestatie, onder andere via contacten met de Human Rights Commission en de National Society for Human Rights. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek zal in EU-verband worden bezien of, en zo ja welke, actie effectief en wenselijk is.
Nederland streeft naar een verbeterde mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië en zet zich in het bijzonder in voor de positie van mensenrechtenactivisten. Deze thematiek wordt in EU-verband, door middel van bezoek van de Mensenrechtenambassadeur en ook in reguliere contacten met de Saudische autoriteiten onder de aandacht gebracht.
Wat is u bekend over de redenen voor zijn detentie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvattingen van Amnesty International dat het proces tegen Al-Khoder niet plaats had moeten vinden en dat het lijkt dat de aanklachten tegen hem volledig op zijn werk als mensenrechtenactivist zijn gebaseerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u verder de opvatting van Amnesty International dat net als drie andere, eerder veroordeelde oprichters van ACPRA, Al-Khoder een gewetensgevangene is die onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijgelaten zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij uw collega’s in Saudi-Arabië aandacht te vragen voor deze zaak en op te roepen tot de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Al-Khoder en de andere oprichters van ACPRA? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De administratieve detentie van Ahmad Qatamesh door Israël |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht van Amnesty International «Israel release Palestinian prisoner of conscience and end the arbitraty detention of hundreds of other Palestinians»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de administratieve detentie van schrijver en wetenschapper Ahmad Qatamesh opnieuw hebben verlengd en dat hij nu al meer dan twee jaar is opgesloten zonder dat hij van een strafbaar feit is beschuldigd of voor de rechter is gebracht? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
Ja, deze feiten zijn correct. Ahmad Qatamesh werd op 11 maart 2011 gedetineerd. Recentelijk is zijn gevangenschap met zes maanden verlengd.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat Ahmad Qatamesh een gewetensgevangene is die enkel voor het vreedzaam verkondigen van zijn niet-gewelddadige politieke opvattingen gevangen wordt gehouden? Indien nee, waarom niet?
Voor het geven van een afgewogen oordeel hierover is onvoldoende informatie beschikbaar. Dit neemt niet weg dat het kabinet van mening is dat de detentie in overeenstemming dient te zijn met het internationaal recht.
Kunt u bevestigen dat de gezondheid van Ahmad Qatamesh de laatste tijd achteruit is gegaan, maar dat hij geen onafhankelijke arts kan raadplegen? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Indien ja, deelt u de opvatting van Amnesty International dat dit ingaat tegen door de VN vastgestelde standaarden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het Palestijnse ministerie van Gevangenen Zaken is de gezondheid van Qatamesh de laatste tijd verslechterd. In het algemeen geldt op basis van het humanitair oorlogsrecht dat in administratieve detentie geplaatste personen te allen tijde humaan dienen te worden behandeld en dat de geneeskundige zorg dient te worden verschaft die noodzakelijk is voor de gezondheidstoestand. Dit geldt ook voor de behandeling van Qatamesh.
Is het waar dat Ahmad Qatamesh begin 2013 van de Ofer gevangenis op de bezette Westoever is verplaatst naar de Ramon gevangenis in het zuiden van Israël en dat het voor familieleden hierdoor veel moeilijker is geworden om hem te bezoeken? Indien nee, wat zijn dan de feiten?
Ja.
Acht u het overbrenging van Ahmad Qatamesh naar Ramon een schending van het Vierde Verdrag van Genève? Indien nee, waarom niet?
Op basis van het Vierde Verdrag van Genève mogen personen in administratieve detentie niet worden overgebracht of gedeporteerd naar het grondgebied van de bezettende mogendheid. Met de overbrenging van Ahmad Qatamesh van de Ofer gevangenis op de Westoever naar de Ramon gevangenis in Israël lijkt dan ook sprake te zijn van een schending van het humanitair oorlogsrecht.
Bent u bereid de Israëlische regering op te roepen Ahmad Qatamesh onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten en in EU verband aandacht voor deze zaak te vragen? Indien nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat de situatie van de Palestijnse gevangenen in Israëlische detentie prominente aandacht verdient. De situatie wordt door Nederland en de EU nauwgezet gevolgd en geregeld opgebracht in contacten met de Israëlische regering.
Bent u bereid Israël op te roepen het gebruik van administratieve detentie stop te zetten en alle administratieve gevangenen vrij te laten of hen voor een herkenbaar strafbaar feit te berechten volgens internationale regels voor een eerlijk proces? Indien nee, waarom niet?
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke detentie dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. Nederland en de EU dringen aan op strikte naleving van deze waarborgen.
Zie ook de antwoorden op vragen gesteld door de leden Bonis, Van Bommel, Sjoerdsma en Van Ojik over Palestijnse gevangenen in Israëlische detentie, ingezonden op 11 maart 2012 met kenmerk 2013Z04752.
Het bericht dat Eindhoven Airport een belangrijke schakel zou zijn in de internationale mensenhandel |
|
Peter Oskam (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht dat Eindhoven Airport een belangrijke schakel zou zijn in de internationale mensenhandel?1
Ja.
Welke stappen heeft u tot nu toe specifiek in Eindhoven genomen teneinde mensenhandel op deze manier tegen te gaan, en wat kunt u nog meer doen?
Het Openbaar Ministerie is met een project gestart dat zich richt op het verder verbeteren van de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden inzake mensenhandel. In samenwerking met ketenpartners worden, door middel van een fenomeengerichte aanpak, barrières opgeworpen om het ondernemersklimaat van mensenhandelaren zoveel mogelijk te ondermijnen. Bij signalen van uitbuiting wordt direct ingegrepen. De informatiepositie die de Koninklijke Marechaussee op deze wijze op Eindhoven Airport opbouwt in situaties waar (mogelijk) sprake is van mensenhandel is cruciaal en helpt (ook andere partners) om in de opsporing en vervolging de bewijslast rond te krijgen.
Hebben, naast Eindhoven Airport, nog andere kleine vliegvelden in de grensregio’s op deze manier een sleutelpositie in mensenhandel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Nee. In tegenstelling tot andere kleine vliegvelden in de grensregio’s kenmerkt Eindhoven Airport zich door een hoge frequentie van vluchten van en naar landen van waaruit mensenhandelaren opereren en waar slachtoffers van mensenhandel vandaan komen. Daarbij zijn de kosten voor vervoer relatief laag.
Het (voorbarig publiceren van het) advies omtrent etikettering van producten uit Joodse nederzettingen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Deelt u de mening dat het etiketteren van Israëlische nederzettingenproducten een politiek besluit is, geboren uit frustratie over het nederzettingenbeleid, en geenszins te maken heeft met de juridische vereisten van het voorkomen van «consumentenmisleiding», daar de Nederlandse en Europese wetgeving omtrent misleiding resp. uit 1991 en 2000 stammen en tot voor kort het labellen van Joodse nederzettingenproducten nooit een issue was?
Er is geen sprake van een besluit tot specifieke etikettering van producten uit nederzettingen. Het gaat hier om het geven van voorlichting aan bedrijven over correcte etikettering van producten. Dat is een technische kwestie. Hiermee wordt gehoor gegeven aan een uitdrukkelijk verzoek van het Nederlandse bedrijfsleven om voorlichting over bestaande EU-regelgeving, alsmede aan afspraken gemaakt door de Raad van ministers van de EU in mei vorig jaar.
Zo nee, kunt u dan de koppeling uitleggen die de minister van Buitenlandse Zaken zelf maakte tijdens het PvdA Grote Midden-Oostendebat tussen enerzijds zijn frustratie over het nederzettingenbeleid en anderzijds zijn inzet om ervoor te zorgen dat Europese consumenten in de supermarkt aan etiketten kunnen zien dat ze in illegale nederzettingen zijn gemaakt, zodat ze weten wie ze daarmee ondersteunen?1
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het etiketteren van Israëlische nederzettingenproducten een discriminerend besluit is, aangezien dergelijke etikettering niet gebruikt wordt voor territoriale disputen zoals Tibet, Noord- Cyprus, Kahsmir, Kosovo et cetera? Zo nee, waarom niet?
De bestaande-EU regelgeving over het weergeven van de herkomst van producten geldt voor alle producten die in de EU worden geïmporteerd, ongeacht land van herkomst.
Kunt u toelichten waarom het op 6 maart 2013 door Agentschap NL gepubliceerde «Advies inzake herkomstetikettering voor producten uit door Israël bezette gebieden» binnen enkele dagen van de website Agentschap NL verwijderd werd?2
AgentschapNL heeft onbedoeld een concept advies op de website geplaatst, terwijl consultaties binnen de EU en nationale besluitvorming nog niet waren afgerond. Zodra deze vergissing is opgemerkt, is het concept advies van de website verwijderd.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de minister-president tegenover NOS aangaf dat minister «Timmermans de komende weken een voorstel zal doen aan de ministerraad», omtrent implementatie van de EU-raadconclusies, en het kabinet «er de komende weken nog nader over zal spreken», terwijl het Advies inzake herkomstetikettering via Agentschap NL al lang en breed de deur uit was?3
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u voorts aangeven of de minister-president foutief geïnformeerd was, daar hij ten onrechte tegenover NOS stelde dat Duitsland producten uit nederzettingen labelt?
De minister-president doelde op Denemarken, dat, evenals het VK, een advies aan Deense supermarkten heeft uitgebracht over correcte etikettering van producten uit nederzettingen.
Is het waar dat het advies nog in de conceptfase was, zoals Haaretz stelt4, en dus voortijdig op de website Agentschap NL is gepubliceerd? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren en welke actie heeft u ondernomen richting het Nederlandse bedrijfsleven om dit te rectificeren, daar de inhoud van het advies nog steeds vindbaar is op websites als afg.nl ?
Zie de beantwoording op vragen 4 en 5.
AgentschapNL heeft de Nederlandse brancheorganisaties verzocht het bericht, indien reeds overgenomen, te verwijderen van hun websites.
Bent u bereid te onderzoeken of het voorbarig publiceren van het advies een negatief effect heeft gehad op de import en verkoop van Israëlische producten? Zo nee, waarom niet?
Ik zie hiertoe geen aanleiding.
Deelt u de overtuiging dat het moreel en historisch gezien verwerpelijk is de «verboden te kopen bij Joden-oproep» van radicale organisaties (zoals de ook in Nederland actieve BDS) te faciliteren door middel van gewijzigde etikettering? Zo nee, waarom niet?
Ik acht een dergelijke kwalificatie niet gepast voor het geven van voorlichting aan het Nederlandse bedrijfsleven over bestaande Europese regelgeving.
Bent u ervan op de hoogte dat president Abbas meermaals heeft gezegd dat er geen Jood in het toekomstige Palestina mag wonen, terwijl er in Israël miljoenen Arabieren wonen?5 Deelt u de mening dat Joden overal ter wereld moeten kunnen wonen, dus ook in Judea en Samaria? Zo ja, hoe rijmt u dit met het ontmoedigen van het kopen van hun producten?
Nee. Verder ben ik van mening dat discriminatie op basis van etnische afkomst of religieuze overtuiging te allen tijde ongeoorloofd is.
Kunt u de breuk toelichten met de beleidslijn van het vorige kabinet, die omvatte dat handelssancties niet als middel gebruikt dienen te worden om het Midden-Oosten Vredesproces te beïnvloeden?6
Zoals hierboven betoogd is er geen sprake van een handelssanctie. Er is ook geen sprake van een breuk met de beleidslijn van het vorige kabinet: het EU-besluit van mei 2012 om bestaande EU-regelgeving die van toepassing is op producten uit Israëlische nederzettingen strikter te handhaven is genomen ten tijde van het vorige kabinet.
Deelt u de mening dat speciale etikettering van nederzettingenproducten indruist tegen het WTO-verdrag dat stelt dat labeling geen onnodige obstakels voor internationale handel mag vormen?7 Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van speciale etikettering van nederzettingenproducten. De EU-regelgeving betreffende etikettering is niet in strijd met het WTO verdrag.
Bent u bereid, alvorens advies uit te brengen aan de ministerraad in het kader van zorgvuldigheid, in gesprek te gaan met de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die, omdat zij het etiketteren niet steunen, uitgesloten werden van de EU conferentie, alsook met de Manufacturers Association of Israël?8 Zo nee, waarom niet?
Het ongewenst toekennen van dubbele nationaliteiten |
|
Sadet Karabulut |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit krijgen? Kan een gemeente dit achteraf niet meer ongedaan maken? Zo ja, waarom wordt dit beleid gehanteerd? Zo nee, hoe komt het dan dat het toch voorkomt in, onder andere, de gemeente Almelo?1
Het is niet juist dat kinderen, van wie in ieder geval één van de ouders een Turkse nationaliteit heeft, bij inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) automatisch de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit verkrijgen. Men verkrijgt een nationaliteit slechts op basis van de wettelijke nationaliteitsregels van de desbetreffende staat. De registratie in de GBA is niets anders dan een weergave van (rechts)feiten. In het geval van de registratie van een vreemde nationaliteit gaat het om feit dat op basis van buitenlandse regelgeving is ontstaan. In dit verband verwijs ik gaarne naar mijn antwoord van 12 november 2012 op de vragen van de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga en Hennis-Plasschaert (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de automatische registratie van de Turkse nationaliteit in de GBA.2 Doordat de registratie van de vreemde nationaliteit in de GBA een weergave is van de feiten die op basis van buitenlandse regelgeving zijn ontstaan, wordt de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA dan ook slechts beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Hier is geen sprake van beleid maar van toepassing van de Wet GBA.
Klopt het dat deze inschrijving plaatsvindt ongeacht of de ouders het kind in het Turks familieregister («Nüfus Idaresi») hebben of zullen laten inschrijven? Zo ja, waarom? Wordt bij de inschrijving in de GBA aan de ouders gevraagd of de Turkse nationaliteit als tweede nationaliteit gewenst is, en wordt gecontroleerd of het kind ook is, of wordt, ingeschreven bij het Turks familieregister? Zo nee, waarom niet?
Het is juist dat de inschrijving van het kind in het Turks familieregister geen rol speelt bij de registratie van de nationaliteit van het kind in de GBA. Volgens artikel 43, eerste lid, van de Wet GBA worden gegevens over een vreemde nationaliteit ontleend aan een beschikking of uitspraak van een daartoe volgens het ter plaatse geldend recht bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die tot doel heeft tot bewijs te dienen van de betreffende nationaliteit, dan wel opgenomen met toepassing van het betreffende nationaliteitsrecht. De gegevens van het betrokken kind zijn in de GBA opgenomen met toepassing van het Turkse nationaliteitsrecht. Wat dit betreft wil ik nog op het volgende wijzen. In de bovengenoemde beantwoording van eerdere Kamervragen had ik uw Kamer gemeld dat ik, teneinde de gevolgen van de uitleg van de Turkse nationaliteitswetgeving voor de feitelijke registratie in de GBA te bepalen, de Minister van Buitenlandse Zaken had verzocht de centrale Turkse autoriteiten een toelichting te vragen op de Turkse nationaliteitswetgeving en uw Kamer daarover te informeren zodra ik die zou hebben ontvangen.
Uit de inmiddels binnengekomen reactie van de centrale Turkse autoriteiten kan worden opgemaakt dat een persoon bij geboorte uit een Turkse ouder op grond van artikel 7 van de Turkse nationaliteitswet van rechtswege de Turkse nationaliteit verkrijgt. Voor de verkrijging van de Turkse nationaliteit is het niet nodig dat de betrokken persoon bij de Turkse autoriteiten is geregistreerd. Deze registratie is slechts van belang voor het effectueren van de nationaliteit, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een paspoort of een verklaring omtrent het bezit van de Turkse nationaliteit.
Hoe vaak komt het voor dat gemeenten automatisch en zonder toestemming van de ouder(s) meer nationaliteiten dan alleen de Nederlandse toekennen aan een in de GBA in te schrijven kind?
Zoals hiervoor is aangegeven, kennen gemeenten geen nationaliteit toe, maar registreren zij slechts het rechtsfeit dat een persoon een vreemde nationaliteit bezit. De opneming van een hier te lande geboren kind in de GBA vindt plaats op grond van de geboorteakte, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland. De registratie van de vreemde nationaliteit van het kind geschiedt met toepassing van het bepaalde in het hiervoor genoemde artikel 43 Wet GBA. De registratie van gegevens over burgers in de GBA is niet gebonden aan een toestemming van de betrokken persoon of van diens wettelijke vertegenwoordiger(s).
Bent u op de hoogte van de problemen die deze automatische bijschrijving met zich mee brengt als een kind uiteindelijk afstand wil doen van zijn of haar dubbele nationaliteit, o.a. doordat het Turkse consulaat geen bewijs van afstand van nationaliteit kan overleggen als een persoon niet in het Turkse familieregister staat ingeschreven en doordat een gemeente, indien geen afstandsverklaring kan worden overgelegd, niet over kan gaan tot het verwijderen van de tweede nationaliteit?
Ja.
Klopt het dat personen met een Turkse nationaliteit als niet-effectieve nationaliteit, zich eerst moeten inschrijven in het Turkse familieregister om de Turkse nationaliteit te krijgen, om vervolgens direct afstand te doen teneinde zich uit te kunnen laten schrijven bij de GBA? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer ongewenst is? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het juist dat de registratie van een vreemde nationaliteit in de GBA slechts wordt beëindigd, indien op grond van de toepasselijke buitenlandse regelgeving de betrokken persoon feitelijk niet meer beschikt over de desbetreffende nationaliteit. Dit kan voor betrokkene tot onwenselijke situaties leiden.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze problematiek op te lossen? Wanneer kan een oplossing tegemoet worden gezien, ook voor het in vraag 1 genoemde geval?
Zoals u weet, heeft uw Kamer op 16 april 2013 ingestemd met het wetsvoorstel Basisregistratie personen (Brp), waarin is opgenomen dat in de basisregistratie geen gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap worden opgenomen. Dit betekent tevens dat reeds opgenomen gegevens in die gevallen uit de basisregistratie zullen worden verwijderd. Indien het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen en in werking is getreden, zal de aan de orde gestelde problematiek tot het verleden behoren.
Het Rapport “Detainee Treatment” |
|
Harry van Bommel , Joël Voordewind (CU), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Désirée Bonis (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «U.S. Engaged in Torture After 9/11, Review Concludes»1 en van «The Report of the Constitution Project’s Task Force on Detainee Treatment», gepubliceerd op 15 april jl?2
Ja.
Wat is uw reactie op de bevinding dat de Verenigde Staten (VS) in vele gevallen gebruik hebben gemaakt van martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling tijdens de ondervraging en opvang van gedetineerden?
Deze aantijgingen over foltering en onmenselijke behandeling van gedetineerden acht het Kabinet zorgelijk. Dit rapport toont opnieuw het belang aan van het zo snel mogelijk sluiten van Guantánamo.
Hoe oordeelt u over de martelpraktijken en andere vormen van ernstige inhumane behandelingen die hebben plaatsgevonden in Guantánamo Bay? Vindt u dat de VS hun internationale verplichtingen onder de Geneva Convention, de War Crimes Act en de United Nations Convention Against Torture and Other Cruel Inhuman or Degrading Treatment or Punishment artikel 1.1 en artikel 2 geschonden hebben?
Het is nu aan de Amerikaanse autoriteiten om, gezien het rapport van het Constitution Project, vast te stellen of inderdaad sprake is van foltering en onmenselijke behandeling in de zin van bovengenoemde verdragen.
Deelt u de mening dat het vasthouden van mensen zonder aanklacht, zonder uitzicht op een proces en met slechts zeer beperkte toegang tot rechtshulp in strijd is met het internationaal recht?
De situatie op Guantánamo Bay waar gevangenen jarenlang zonder vorm van proces vastzitten, is uitermate zorgwekkend. Het Amerikaanse Hooggerechtshof stelde in 2008 al dat detentie op Guantánamo Bay ongrondwettelijk is. Ook President Obama heeft meermaals duidelijk gemaakt dat hij van mening is dat de gevangenis op Guantánamo Bay gesloten moet worden. De Amerikaanse regering is er tot nu toe echter niet in geslaagd om de Guantánamo-gevangenen te berechten in de VS, mede vanwege beperkingen die het Congres heeft opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar de VS. Het Congres heeft tevens beperkingen opgelegd aan het overbrengen van gevangenen naar landen van herkomst en derde landen.
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie in juridische zin om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Het Kabinet benadrukt in dit verband dat een dergelijke detentie in casu conform internationaalrechtelijke waarborgen dient te worden uitgevoerd. Daaronder valt een regelmatige toetsing van de detentiegrond door een daartoe bevoegde instantie. Daar waar het humanitair oorlogsrecht niet van toepassing is, geldt het mensenrechtenregime onverkort. Zie verder antwoord op vraag 2.
Had u kennis van de martelprakijken en andere vormen van ernstige inhumane behandeling van gevangenen door de VS? Zo ja, wat heeft u met deze kennis gedaan?
Nederland heeft de zorgelijke situatie in Guantánamo Bay meermaals aangekaart bij de VS, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Het onderwerp wordt verder in EU-verband regelmatig met Amerikaanse autoriteiten besproken in het kader van de dialoog over internationaal recht en terrorismebestrijding.
Wat is uw mening over het inzetten van medisch personeel tijdens martelingen en andere vormen van ernstige inhumane behandeling in Guantánamo Bay ten behoeve van de ondervragers en niet ten behoeve van de ondervraagden?
Het Kabinet kan dit op basis van onafhankelijke informatie bevestigen noch beoordelen. In algemene zin hebben medici de ethische plicht om op geen enkele wijze betrokken te zijn bij marteling of andere vormen van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Dergelijke betrokkenheid zou ook een misdrijf op basis van het internationaal recht vormen.
Hoe plaatst u de inzet van medisch personeel binnen het kaders van het internationale recht en het medisch recht? Vindt u dat er sprake is van schendingen van deze rechtskaders?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is het huidige kabinetsstandpunt ten aanzien van de gevangenis Guantánamo Bay? Bent u bereid er bij de VS op aan te dringen maatregelen te nemen om de situatie van deze gevangenen te verbeteren en welke maatregelen bent u bereid daartoe te nemen?
Het Kabinet stelt zich nog steeds op het standpunt dat Guantánamo Bay gesloten moet worden en steunt derhalve het recent geuite voornemen van de Obama-administratie om opnieuw samen met het Congres te zoeken naar een oplossing voor Guantánamo. De afwikkeling van de sluiting en de behandeling van gedetineerden moet in overeenstemming zijn met het internationaal recht. In contacten met de VS is bij herhaling het belang benadrukt om dit proces zoveel mogelijk te bespoedigen en dat zal het Kabinet blijven doen.
Heeft u er bij uw Amerikaanse ambtgenoot op aangedrongen Guantánamo Bay te sluiten? Zo ja, wat was zijn reactie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft Nederland in het verleden gevangenen overgedragen aan de VS die uiteindelijk zijn beland in Guantánamo Bay? Zo ja, waarom heeft Nederland hiertoe besloten en om hoeveel gevangenen gaat het?
Nee.
De Haagse spionagekastjes |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat in de Haagse Schilderswijk op verschillende plaatsen kasten, voorzien van HD-camera’s, UMTS-modems en andere opname-apparatuur, in de publieke ruimte zijn aangetroffen?1
Ja.
Door wie, onder wiens gezag en met welk doel is deze apparatuur geplaatst? Is het Haagse college burgemeester en wethouders en de gemeenteraad hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
De apparatuur is door de politie met toestemming van de officier van justitie van arrondissementsparket Den Haag geplaatst ter observatie in verband met een opsporingsonderzoek naar vermogenscriminaliteit. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag is niet geïnformeerd over deze inzet van de opsporingsbevoegdheden. Daartoe bestaat geen wettelijke plicht, noch heeft het gemeentebestuur of de gemeenteraad een wettelijke bevoegdheid in het kader van de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen.
Zijn er nog meer van dit soort kasten geplaatst? Zo ja, waar en zijn hierbij de voorgeschreven besluitvormingsprocedures gevolgd?
Wanneer in een opsporingsonderzoek de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen noodzakelijk wordt geacht, zal het Openbaar Ministerie dat doen met inachtneming van de daarvoor geldende regels. Per opsporingsonderzoek zal dit besluit door de officier van justitie worden genomen. Er is geen algeheel overzicht beschikbaar van de in dat kader geplaatste kasten en/of opnameapparatuur.
Deelt u de mening dat dit soort stiekeme handhavingsinstrumenten zich slecht verhoudt tot de uitgangspunten van een democratische rechtstaat en het publieke vertrouwen in de integriteit van de handhaving ondergraaft? Zo nee, waarom niet?
Er is hier geen sprake van de inzet van opnameapparatuur en of -kastjes als handhavingsinstrument. In dit geval is met toestemming van het Openbaar Ministerie als bevoegd gezag de betreffende apparatuur ingezet ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek. Van spanning met de uitgangspunten van de democratische rechtstaat is derhalve geen sprake.
Het rapport van de UNHCR en Vluchtelingenwerk Nederland “Pas nu weet ik: vrijheid is het hoogste goed” |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pas nu weet ik: vrijheid is het hoogste goed»?1
Ja.
Deelt u de conclusie van Vluchtelingenwerk Nederland en de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) dat er geen juridische legitimiteit bestaat om de gesloten verlengde asielprocedure in stand te houden? Zo nee, kunt u ingaan op de afzonderlijke juridische argumenten in het rapport en deze onderbouwd, onder verwijzing naar (internationale) wet en regelgeving en jurisprudentie etc., weerleggen? Zo ja, wanneer gaat u ervoor zorgen dat deze procedure wordt afgeschaft?
Dat de gesloten verlengde asielprocedure een onvoldoende wettelijke basis zou kennen en strijdig zou zijn met internationale verplichtingen of geen individuele afweging zou kennen, deel ik niet.
Elke plaatsing in de gesloten verlengde asielprocedure kan door de asielzoeker, ook de Dublinclaimant, worden voorgelegd aan de (onafhankelijke) rechter. Vervolgens kan de asielzoeker steeds de voortduring van de bewaring aan de rechter voorleggen. Een voldoende wettelijke basis, conformiteit met internationale verplichtingen en een individuele motivering zijn nu juist aspecten die de rechter daarbij vol toetst. De juridische legitimiteit wordt daarmee in elke zaak opnieuw getoetst en geborgd.
Bij de implementatie van de aangepaste Dublinverordening zal de procedure voor Dublinclaimanten nader worden bekeken.
Wat is uw reactie op de aanbeveling dat, indien de gesloten verlengde procedure niet wordt afgeschaft, in ieder geval steeds een individuele belangenafweging moet plaatsvinden ten
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat bij Dublinclaimanten het asielverzoek niet inhoudelijk wordt bekeken? Zo ja, hoe beoordeelt u het risico dat mensen die recht hebben op internationale bescherming in detentie verblijven?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de praktische noodzaak van de gesloten verlengde asielprocedure nu uit de cijfers blijkt dat de helft van de personen die hierin werd geplaatst geen beschikking kreeg binnen deze procedure?
Dat de gesloten verlengde asielprocedure in een niet gering deel van de zaken al wordt beëindigd voordat een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen, bevestigt naar mijn oordeel dat de uitvoering er op is gericht deze procedure niet langer te laten duren dan noodzakelijk is. Juist het altijd laten voortduren van de gesloten verlengde asielprocedure tot een definitief besluit op de asielaanvraag is genomen, zou een te starre toepassing zijn.
Kunt u bij de beantwoording van de bovenstaande vragen ook ingaan op de toezeggingen die u gedaan hebt bij het debat over het rapport van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde op 18 april 2013 en wat deze concreet betekenen voor uw beleid ten aanzien van grensdetentie? Hoe hanteert u de menselijke maat in het grensdetentiebeleid?
Zoals ik in het betreffende debat reeds uitvoerig met uw Kamer heb gewisseld, heb ik met de menselijke maat willen aangeven dat er bij de uitvoering van beleid oog dient te zijn voor de individuele vreemdeling. Die menselijke maat is nu reeds in de uitvoering aanwezig, maar het rapport van de Inspectie V&J heeft duidelijk gemaakt dat dat op een aantal plaatsen beter kan en moet. Meer aandacht voor de menselijke maat houdt in dat met oog voor de individuele behoefte van de persoon de aanwezige informatie wordt uitgewisseld, waarbij specifieke aandacht is voor alle relevante omstandigheden. Ik heb tevens aangegeven met de term menselijke maat niet te doelen op een wijziging van het restrictieve uitgangspunt van het Nederlandse toelatingsbeleid of van de maatregelen uit het regeerakkoord.
Kunt u in uw brief aan de Kamer ook aangeven welke alternatieven zijn onderzocht, naar aanleiding van uw toezegging om de Kamer voor het zomerreces in te lichten over alternatieven voor vreemdelingenbewaring voor Dublinclaimanten en hoe andere lidstaten omgaan met Dublinclaimanten? Welke termijnen en waarborgen worden er gehanteerd?
In de brief aan uw Kamer waarin onder meer mijn toekomstvisie over vreemdelingenbewaring is neergelegd, ben ik uitgebreid ingegaan op de pilots. Ook heb ik daarin de werkwijze en ervaringen van een aantal andere landen beschreven. Overigens hadden de pilots een bredere scope dan Dublinclaimanten.
De in India ter dood veroordeelde professor Singh Bhullar |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de actie van Amnesty International tegen de in India aan Devender Pal Singh Bhullar opgelegde doodstraf?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Singh Bhullar is opgepakt onder de omstreden Terrorist and Disruptive Activities (Prevention) Act (TADA), dat hij in de eerste fase van zijn proces geen toegang tot een advocaat had, dat hij schuldig is bevonden op basis van een later ingetrokken en onbewezen bekentenis en dat één rechter oordeelde dat hij onschuldig is omdat bewijs ontbreekt? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Professor Bhullar is gearresteerd en veroordeeld in het kader van de Terrorist and Disruptive Activities (Prevention) Act (TADA). Deze wet legt bepaalde beperkingen op aan het contact tussen raadsheer en verdachte. Het is onduidelijk of de heer Bhullar contact heeft gehad met een advocaat tijdens de eerste fase van het proces. De bekentenis op basis waarvan betrokkene is veroordeeld wordt door hem niet erkend. Professor Bhullar is veroordeeld met twee stemmen vóór en één stem tegen. Degene die tegenstemde stelde in de enkele bekentenis van de heer Bhullar en de afwezigheid van verdere bewijslast, onvoldoende grond te vinden voor een veroordeling.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat het proces tegen Singh Bhullar moet worden overgedaan en moet voldoen aan internationale standaarden voor een eerlijk proces? Indien neen, waarom niet?
Nederland erkent India als rechtsstaat en mengt zich niet in de lokale Indiase rechtsgang.
Deelt u de opvatting van Amnesty International dat India de doodstraf voor Singh Bhullar niet zou moeten voltrekken? Indien neen, waarom niet?
Nederland is, net als alle andere EU-lidstaten, principieel en onder alle omstandigheden tegen de doodstraf.
Hoe beoordeelt u de recente ontwikkelingen met betrekking tot de doodstraf in India, waar na een periode van acht jaar de laatste maanden voor het eerst weer een aantal doodstraffen is voltrokken? Deelt u de zorgen hierover?
Het feit dat India het de facto moratorium van acht jaar doorbroken heeft, stemt tot zorg. De EU heeft hierover in november 2012 en februari jl. bij de Indiase autoriteiten gedemarcheerd. In november vorig jaar heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger in een persverklaring India opgeroepen het moratorium op de doodstraf weer in werking te stellen.
Indien ja, bent u bereid bij de Indiase autoriteiten uw zorgen hierover over te brengen en aan te dringen op het afschaffen van de doodstraf? Indien neen, waarom niet?
Nederland zal zowel in bilateraal als in EU verband bij de Indiase autoriteiten blijven aandringen op afschaffing van de doodstraf, en her-inwerkingtreding van het moratorium als eerste stap naar afschaffing.