De brandbrief van de bewoners van het asielzoekerscentrum in Apeldoorn |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekent met het recente bericht «Vluchtelingen sturen brandbrief over opvang in Apeldoorn: koud, benauwd en vies» en de daarbijbehorende brandbrief?1
Ja.
Klopt het dat de locatie Christiaan Geurtsweg bedoeld was als een tijdelijk azc, aangezien in het oorspronkelijke collegevoorstel uit 2016 een termijn van drie jaar staat, hoewel in latere berichtgeving gesproken wordt over uitstel tot 1 juli 2021 en inmiddels zelfs tot april 2022?2 3
De locatie aan de Christiaan Geurtsweg is een voormalig kantoorpand dat in 2016 gereed is gemaakt voor de opvang van asielzoekers. Het pand is in 2016 uiteindelijk niet in gebruik genomen als opvanglocatie, omdat de asielinstroom destijds sterk afnam. Eind 2018 heeft het COA de gemeente Apeldoorn opnieuw benaderd met de vraag deze locatie te mogen inzetten als opvanglocatie voor maximaal 400 bewoners in verband met een toegenomen behoefte aan opvangcapaciteit. In februari 2019 zijn de eerste bewoners gearriveerd. Deze locatie is in gebruik genomen vooruitlopend op de opening van een nieuw azc aan de Deventerstraat in Apeldoorn. Insteek is om de locatie aan de Christiaan Geurtsweg te sluiten zodra het nieuwe azc gereed is en de bewoners hiernaartoe zijn overgebracht.
De realisatie van deze nieuwe locatie is door diverse procedures vertraagd. Hierdoor heeft het COA de gemeente gevraagd om de huidige locatie langer te mogen gebruiken, dit ook om te voorkomen dat bewoners voor een korte periode naar een andere stad moeten verhuizen. Naar verwachting kan de nieuwe locatie in het eerste kwartaal van 2022 in gebruik worden genomen. Omwonenden zijn hierover geïnformeerd.
Bent u het met de mening eens dat deze locatie nadrukkelijk als tijdelijk is ingeschat en qua voorzieningen niet voldoet aan deze langdurige inzet en langdurig verblijf?
De opvanglocaties van het COA voldoen aan het afgesproken programma van eisen. Dit is een document waarin beschreven staat aan welke eisen een opvanglocatie moet voldoen. Doordat het COA gebruik maakt van vele verschillende soorten opvanglocaties, zoals voormalige kloosters en kantoorpanden, uit units opgebouwde locaties, etc. kunnen er verschillen zijn in de werk- en leefomgeving tussen de locaties onderling. Het COA voert gedurende het gebruik van de locatie onderhoud uit om eventuele geconstateerde gebreken te herstellen.
In de opvanglocaties zijn bewoners verantwoordelijk voor het schoonhouden van de eigen leefomgeving. Dit is ook opgenomen in de huisregels. Indien nodig worden bewoners begeleid in het schoonhouden van de leefomgeving.
De situatie in het azc Apeldoorn heeft de aandacht en het COA is dan ook in overleg met de bewoners van het azc om samen met hen te bekijken welke veranderingen ingezet kunnen worden om het verblijf aangenamer te maken en daarmee ook de sociale veiligheid te verbeteren. Dit heeft recent geleid tot een aantal concrete afspraken zoals tijdelijk een intensievere begeleiding bij de schoonmaak en een aanpassing van de kamerindeling. Daarnaast heeft het COA een ongediertebestrijder ingezet om het ongedierte te verdelgen en is de wc-bril waaraan wordt gerefereerd in het artikel in de Stentor van 19 februari jl., inmiddels vervangen. Tevens wordt bekeken in hoeverre de maaltijden aangepast kunnen worden en of er technische mogelijkheden zijn om de ventilatie aan te passen. Het overleg met bewoners in de bewonersraad wordt gecontinueerd.
Bent u het met de mening eens dat dit eindeloze uitstel niet goed is voor het vertrouwen van omwonenden, de inwoners van het azc en de Apeldoornse gemeenteraad op een spoedige, betere oplossing? Wat kunt u doen om een echte oplossing dichterbij te brengen?
De vertraging van de opening van de nieuwe locatie is voor alle betrokken partijen, inclusief het COA, vervelend. Het verlengen van het gebruik van deze locatie en het in gebruik nemen van de nieuwe locatie verloopt in goed overleg tussen het COA en het college van B&W van Apeldoorn. Ik kijk uit naar de opening van de nieuwe locatie in Apeldoorn.
Hoe beoordeelt u de situatie in het azc voor wat betreft hygiëne en sociale veiligheid? Acht u de situatie in overeenstemming met de normen voor humane opvang? Wat gaat u eraan doen om de situatie op korte termijn te verbeteren?
Zie antwoord vraag 3.
Eventuele registratie homoseksualiteit bij Defensie |
|
Vera Bergkamp (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Is er bij Defensie altijd een prettige en veilige werkomgeving voor LHBTI’ers en hoe wordt deze door deze groep zelf ervaren? In hoeverre is er sprake van discriminatie en/of gepest worden?1
Voordat inhoudelijk op deze vragen wordt ingegaan, hecht ik er belang aan te melden dat het belangrijk is dat iedereen in Nederland altijd en overal zichtbaar zichzelf moet kunnen zijn. Zo ook bij Defensie. Voor racisme, discriminatie en uitsluiting is géén ruimte. Defensie wil een organisatie zijn waarin iedereen gelijkwaardig en met respect wordt behandeld, ongeacht huidskleur, seksuele voorkeur, geslacht, leeftijd en religie.
Het streven van Defensie om diversiteit binnen de organisatie verder te vergroten en een inclusieve organisatie te zijn, heeft o.a. in 2018 geleid tot het opstellen en uitvoeren van een beleidsplan Diversiteit en Inclusiviteit (D&I). Hierover bent u op 11 oktober 2018 geïnformeerd (Kamerbrief 35 000 X, nr. 12). U wordt tweemaal per jaar op de hoogte gehouden van de vorderingen op het gebied van D&I middels de personeelsrapportage. Een diverse en inclusieve organisatie betekent dat eenieder zich welkom en gewaardeerd voelt en dat men elkaar kan en durft aan te spreken op gedrag. Echter, net als in de rest van de samenleving komt uitsluiting en discriminatie helaas soms ook binnen Defensie voor. Dit gedrag wordt niet getolereerd en hiertegen wordt streng opgetreden.
De rapporten van het Sociaal Cultureel Planbureau over de beleving en waardering van diversiteit en inclusiviteit d.d. 13 januari 2017 en het rapport van de commissie Giebels d.d. 15 oktober 2018 over de sociale veiligheid binnen Defensie lieten zien dat er nog werk aan de winkel is. Daarom dat het plan van aanpak sociale veiligheid, uitgewerkt naar aanleiding van het rapport van de commissie Giebels, is opgesteld samen met de Defensie onderdelen. De implementatie hiervan loopt op dit moment. Daarnaast ben ik blij met de verschillende netwerken binnen de organisatie, waaronder de Stichting Homoseksualiteit en Krijgsmacht (SHK). Deze netwerkorganisaties geven gevraagd en ongevraagd advies over onderwerpen zoals discriminatie en pesten.
Bent u bekend met het bericht dat in Groot-Brittannië militairen, die vanwege hun seksuele gerichtheid uit de krijgsmacht zijn gezet, nu hun medailles terug krijgen?2
Ja
In hoeverre zijn er ook in Nederland militairen uit de krijgsmacht gezet of geweerd vanwege hun seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken?
Tot 1974 kon iemand met een homoseksuele gerichtheid worden geweerd, doordat in het Militair Keuringsreglement een homoseksuele gerichtheid als een vorm van «abnormaal gerichte seksualiteit» werd gezien en daarmee als een ziekte werd aangemerkt. In die gevallen werd de beoordeling S5 afgegeven bij de keuring voor de dienstplicht. Hiermee werd iemand in feite afgekeurd.
Na 1974 stond Nederland homoseksuele mannen wel toe binnen de Krijgsmacht. Nederland was daarmee één van de eerste landen wereldwijd die hierin op juridisch gronden voorzag. Vanaf dit moment zijn er vooralsnog geen gevallen naar voren gekomen waarin militairen uit de Krijgsmacht zijn gezet of geweerd op grond van seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken. Dit geldt voor zowel dienstplichtige als beroepsmilitairen. Er loopt op dit moment vanuit het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) een verkennend onderzoek naar de positie van homoseksuelen in de Krijgsmacht in de periode 1974–1987. Hoewel dit onderzoek nog niet is voltooid zijn ook hierin dergelijke situaties vooralsnog niet naar voren gekomen.
Nadat in 1974 homoseksuele mannen werden toegelaten binnen de Krijgsmacht kon iemand die gekeurd werd voor de dienstplicht zelf aangeven bij de keuring of hij op basis van zijn seksuele gerichtheid problemen zou verwachten bij het vervullen van de dienstplicht. Ook kon de keuringsarts een inschatting maken of iemand opgewassen was tegen de destijds bestaande harde defensiecultuur. Als één van deze zaken het geval was, kon iemand buitengewoon dienstplichtig worden verklaard met de beoordeling S3. Hierdoor werd hij niet opgeroepen voor werkelijke dienst. In de terugkoppeling naar de gekeurde personen werd alleen aangegeven of iemand geschikt, ongeschikt of tijdelijk ongeschikt was. De aantekening S3/S5 werd niet bekend gesteld naar de gekeurde personen. De scores van de keuring en redenen hiervoor waren alleen voor intern gebruik Defensie en werden na 6 maanden vernietigd.
Als er mensen uit de krijgsmacht zijn gezet, hebben zij hierbij dan ook hun medailles en of rang moeten inleveren? Zo ja, bent u bereid om deze personen eerherstel aan te bieden?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre klopt het dat in Nederland een zogenaamde «S5 aantekening» werd afgegeven als een persoon bij de keuring voor de dienstplicht aangaf LHBTI te zijn?3
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is men gestopt met het afgeven van deze aantekening of op andere wijze registreren van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit, genderexpressie of geslachtskenmerken van militairen?
Vanaf 1974 werd homoseksuele mannen toegestaan hun dienstplicht te vervullen. De afkeuring, op basis van de beoordeling S5, werd vanaf 1974 dus niet langer om deze reden afgegeven. Registratie van seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie vindt binnen Defensie niet plaats en heeft ook niet plaatsgevonden.
Op welke wijze is deze «S5 aantekening» geregistreerd en zijn deze registraties bewaard en gedeeld met andere overheidsinstanties?
De S5 registratie maakte deel uit van het keuringsrapport van de dienstplichtkeuring. De rapporten van alle jongemannen die zijn afgewezen zijn vernietigd conform de geldende regelgeving. De standaardprocedure was dat alleen degenen die in dienst kwamen een personeelsdossier opbouwden. Deze dossiers zijn alleen voor intern gebruik.
Zo ja, houden deze registraties op enige wijze verband met de zogenaamde «homolijsten» die door gemeenten werden bijgehouden en waar momenteel een onderzoek naar wordt uitgevoerd?4
Van een S5 registratie was alleen sprake bij de keuring voor de dienstplicht en niet bij andere functies. Er is geen verband met de manier waarop gemeenten of andere overheden lijsten bijhielden.
Op dit moment wordt onderzocht hoe de overheid omging met homoseksualiteit vanuit haar rol als werkgever. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Verwey Jonker Instituut in opdracht van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Hierbij is Defensie niet meegenomen. De oplevering hiervan wordt op 31 maart aanstaande verwacht.
Op welke wijze had deze «S5 aantekening» gevolgen voor de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor andere functies bij Defensie, de overheid in het algemeen of overige werkgevers?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid nader te onderzoeken welke gevolgen de «S5 aantekening» heeft gehad voor mensen van de LHBTI-gemeenschap in de krijgsmacht of bij het Ministerie van Defensie, en dit zo mogelijk te betrekken bij het onderzoek naar de «homolijsten» waarnaar gerefereerd wordt in vraag 8?
Ik ben altijd bereid te kijken naar individuele gevallen, echter er blijkt vooralsnog geen aanleiding te zijn om hier grootschalig onderzoek naar te doen. Ik kijk echter uit naar de resultaten van het onderzoek van het NIMH en het Verwey Jonker Instituut en zal die, indien van toepassing, zeker betrekken bij het D&I-beleid van Defensie.
Bent u bereid de mogelijkheden tot eerherstel in dat onderzoek mee te nemen?
Zie antwoord vraag 10.
De grote afstand naar stembureaus |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Deelt u de mening dat stemmen voor iedereen toegankelijk en zo makkelijk mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat de afstand naar een stembureau zo kort mogelijk is, zeker voor ouderen, mensen zonder eigen vervoer of mensen die slecht ter been zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het wenselijk is dat gemeenten bij het aanwijzen van stemlocaties (waar meerdere stembureaus zitting kunnen hebben), zo te werk gaan dat de verkiezing goed toegankelijk is voor zo veel mogelijk kiezers, onder wie ook ouderen. Juist nu we vanwege het coronavirus te maken hebben met beperkingen, is het belangrijk dat er voor kiezers een stemlocatie op korte afstand beschikbaar is. Het is daarom ook mijn streven dat het aantal stemlocaties ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017 op peil blijft, ongeacht het aantal stembureaus dat op elk van die locaties zitting houdt.
Ik heb navraag laten doen bij de gemeente Eindhoven. Men liet weten dat bij het aanwijzen van de stemlocaties zorgvuldig is gekeken naar spreiding van stemlokalen. Tevens is getracht de afstand van kiezers naar het dichtstbijzijnde stemlokaal zo klein mogelijk te houden. Het kan echter voorkomen dat de afstand naar een stemlokaal groter is dan men gewend is, omdat bepaalde reguliere locaties niet geschikt zijn om een stemming te houden onder covid-19-omstandigheden. In de gemeente Eindhoven worden 15 verzorgingslocaties bezocht door mobiele stembureaus met beperkte toegang. De betreffende bewoners ontvangen hierover een brief met informatie. Deze stemlokalen zijn echter niet opgenomen op de website «waarismijnstemlokaal.nl», omdat ze niet publiek toegankelijk zijn.
Deelt u de mening dat stembureaus die op meer dan een kilometer afstand liggen van bijvoorbeeld een 55+ woonvoorziening, zoals bijvoorbeeld in Eindhoven het geval is, daarom een slechte zaak zijn? Zo nee, waarom niet?1
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle gemeenten erop te wijzen dat er niet alleen, conform de aangenomen motie-Van Raak, méér stembureaus moeten zijn bij de aankomende verkiezingen maar dat deze stembureaus ook goed verspreid moeten zijn zodat iedereen veilig en laagdrempelig kan stemmen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb gemeenten eerder gewezen op het belang van het op peil houden van de stemlocaties ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezing in 2017 en op het belang van spreiding en toegankelijkheid. Mijn indruk is dat gemeenten het belang van spreiding over de verschillende wijken c.q. dorpen of kernen goed op het netvlies hebben; ik zie dan ook geen reden om hen opnieuw op dit belang te wijzen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 26 februari? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Slechts voor genodigden, liefst anoniem: fondsenwerving bij de VVD’ |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Slechts voor genodigden, liefst anoniem: fondsenwerving bij de VVD»?1
Ja.
Kunt u aangeven of de situatie waarover in het artikel gesproken wordt, waarbij personen een politieke partij in natura steunen door middel van het faciliteren en bekostigen van een bijeenkomst ten behoeve van die partij, een volgens de Wfpp meldingsplichtige gift (in natura) aan een politieke partij betreft?
In de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) gelden voor giften in natura dezelfde regels als voor geldelijke giften. Volgens de Wfpp is sprake van een bijdrage in natura indien ««een zaak of dienst, op verzoek van een politieke partij aan haar geleverd dan wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat».2 In de memorie van toelichting van de Wfpp worden de volgende voorbeelden van bijdragen in natura genoemd: de terbeschikkingstelling van vergaderruimte, het vervoer van personen, het verzorgen van catering, het rondbrengen van informatiemateriaal en het gratis of tegen gereduceerd tarief ter beschikking stellen van advertentieruimte. Van een bijdrage in natura is ook sprake als de waarde van de ontvangen dienst of prestatie meer bedraagt dan de door de politieke partij betaalde prijs of de geleverde tegenprestatie.3
Of de in het artikel genoemde casussen als bijdrage in natura moeten worden aangemerkt kan ik op basis van enkel de informatie in dit artikel niet beoordelen. Ik heb daarom de VVD verzocht mij hierover te informeren.
Kunt u aangeven of de situatie waarover in het artikel gesproken wordt, waarbij personen advertentieruimte bekostigen met daarin een oproep om op een partij te stemmen, een volgens de Wfpp meldingsplichtige gift (in natura) aan een politieke partij betreft?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn van het niet voldoen aan de wettelijke meldingsplicht?
Indien de indruk ontstaat dat de door een politieke partij aangeleverde documenten niet volledig voldoen aan de in de Wfpp gestelde eisen kan de toezichthouder een aantal maatregelen treffen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een verzoek aan de Auditdienst Rijk om een review te verrichten bij de accountant van een politieke partij. Als ultieme remedie kan op basis van de Wfpp (artikel 37) een bestuurlijke boete van maximaal 25.000 euro per overtreding worden opgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één op korte termijn, bij voorkeur voor woensdag 24 februari, beantwoorden?
Deze vraag is zo snel als mogelijk beantwoord.
De artikelen ‘Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit’ en ‘Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid’ |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de berichten «Frankrijk stelt regionale verkiezingen drie maanden uit» en «Spaansgezinde socialisten groeien flink maar separatisten behouden meerderheid»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat regionale verkiezingen in Frankrijk drie maanden zijn opgeschoven in verband met de coronapandemie?
Sinds het uitbreken van de coronapandemie hebben een groot aantal landen voor de vraag gestaan of verkiezingen konden worden georganiseerd danwel uitgesteld zouden moeten worden. Het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (International IDEA) heeft begin februari 2021 hierover een rapport uitgebracht (Global overview of COVID-19: Impact on elections)3. Landen maken eigen afwegingen over het houden van verkiezingen en de organisatie daarvan. Dat kan verschillende achtergronden hebben, waaronder het wettelijk kader dat in de betreffende landen geldt voor het organiseren van verkiezingen.
Welke parallellen ziet u tussen de situatie in Frankrijk en die in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete criteria hanteert u om te beoordelen of de Nederlandse verkiezingen al dan niet veilig kunnen plaatsvinden?
Bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 heb ik opgemerkt dat de algemene maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van het virus te bedwingen er niet toe mogen leiden dat de waarborgen van het verkiezingsproces, zoals de toegankelijkheid, controleerbaarheid en transparantie zo in het gedrang komen, dat niet meer op een goede manier invulling is te geven aan die waarborgen.4 Dat is op dit moment niet het geval. De verkiezing wordt op een veilige manier georganiseerd. Voor het doorgaan van de verkiezing wordt dus niet gekeken naar een x-aantal besmettingen of een x-aantal ic-opnames.
Hoe oordeelt u over het bericht dat, in het politiek zeer gemotiveerde Catalonië, de opkomst bij regionale verkiezingen ruim 22,5 procentpunt lager lag dan bij de vorige verkiezingen?
Zie antwoord vraag 2.
Zou u het in vraag 5 genoemde percentage acceptabel vinden, als (verwachte of werkelijke) terugloop in het opkomstpercentage ten opzichte van de vorige keer?
In opdracht van het Ministerie van BZK heeft het bureau I&O inmiddels twee metingen uitgevoerd waarin is gevraagd of kiezers van plan zijn te gaan stemmen bij de komende Tweede Kamerverkiezing. Uit deze metingen komt dat meer dan 80% van de kiezers zeggen dat van plan te zijn. Er blijkt uit deze onderzoeken dat er vertrouwen is in de maatregelen die in de stemlokalen worden genomen om het stemmen veilig te laten verlopen. Ik memoreer dat ook de opkomst bij de herindelingsverkiezingen van november 2020 niet lager was dan gebruikelijk voor die verkiezingen.
Welk verschil in opkomstpercentage (ten opzichte van de vorige verkiezingen) zou u acceptabel vinden voor de Tweede Kamerverkiezingen?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft de regering een uiterste datum waarop zij uiterlijk het besluit tot uistel wil nemen, nu zij stelt dat nog tot een week voor de verkiezingen besloten kan worden deze uit te stellen?
Er is geen enkele reden om te denken dat de Tweede Kamerverkiezing niet kan doorgaan in maart. Alles wordt eraan gedaan om de verkiezing op een veilige manier te organiseren voor alle kiezers en stembureauleden.
Deze week ontvangt de Tweede Kamer een brief met de laatste stand van zaken met betrekking tot de organisatie van de verkiezing. Daarin informeer ik de Kamer over de uitkomsten van het laatste onderzoek dat heeft plaatsgevonden onder kiezers en het resultaat van de enquête onder gemeenten over het aantal stemlokalen.
Het artikel ‘Klein experiment met poststemmen in Den Haag’ |
|
Gerrit-Jan van Otterloo (50PLUS) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Klein experiment met poststemmen in Den Haag»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat in deze weliswaar kleine proef meerdere personen fouten maakten met het invullen van het briefstemformulier, waar zij dachten dat zij dat goed hadden gedaan?
In mijn antwoorden2 op de vragen van het TK-lid Özütok (GroenLinks) heb ik uiteengezet op welke wijze het Ministerie van BZK in november 2020 heeft laten toetsen of het voor kiezers van 70 jaar en ouder begrijpelijk is hoe het stemmen per brief gaat. Op basis van deze uitkomsten zijn er aanpassingen doorgevoerd op de stempluspas en de uitleg die de kiezer ontvangt bij zijn briefstembescheiden. Het rapport met de uitkomsten van deze focusgroepen heb ik op 12 januari jl.3 aan uw Kamer gezonden. Tevens heb ik in deze antwoorden uiteengezet hoe ik aankijk tegen de kleine proef die is gehouden door Steffie4. De uitleg die de kiezers van 70 jaar en ouder krijgen bij hun briefstembescheiden is erop gericht dat de kiezer alle stappen volgt, zodat zij hun briefstem op de correcte wijze uit brengen.
Ik memoreer dat uit de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, die op 30 januari jl. in werking is getreden, volgt dat een niet ondertekende stempluspas geaccepteerd wordt door het briefstembureau.5 In artikel 11g vierde lid van deze wet is geregeld dat als het stembiljet los (dus niet in de briefstembiljetenveloppe) in de retourenveloppe zit, het briefstembiljet (zonder dat in te zien) door het briefstembureau in de stembus wordt gedeponeerd. Dit leidt dus niet tot terzijdelegging en ongeldigheid.
Wat wel kan leiden tot terzijdelegging van de retourenvelop is het vergeten om de stempluspas mee te sturen, of de stempluspas in de gesloten stembiljetenvelop te stoppen, of dat de ongeadresseerde briefstembiljetenvelop in de brievenbus wordt gestopt (in plaats van de geadresseerde retourenvelop). In die gevallen kan de kiesgerechtigdheid niet worden vastgesteld en/of het stemgeheim niet worden gewaarborgd. De informatie die aan kiezers wordt gegeven is erop gericht dat deze fouten niet worden gemaakt.
Omdat het briefstemmen voor personen van 70 jaar en ouder een nieuwe vorm van stemmen is, is er veel aandacht voor communicatie om uit te leggen hoe briefstemmen gaat. Naast de landelijke campagne gaat het onder meer om een radiocommercial, advertenties in landelijke, regionale en huis-aan-huisbladen, advertorials in magazines van ouderenbonden en in alle RTV-gidsen en via communicatiemiddelen die ter beschikking worden gesteld aan gemeenten en intermediairen zoals ouderenbonden. Specifiek voor verpleeg- en verzorgingshuizen is een mailing met informatie en communicatiemiddelen gemaakt, met het verzoek aan deze instellingen om dit te gebruiken in de voorlichting aan bewoners van 70 jaar en ouder. In alle communicatiemiddelen wordt verwezen naar de website elkestemtelt.nl en naar de telefoonlijn 0800-1351 waar kiezers van 70 jaar en ouder met vragen over briefstemmen terecht kunnen.
Kunt u begrijpen op welke onderdelen dit fout is gegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze zal er voorlichting worden gegeven over het op de juiste wijze invullen van een briefstembiljet aan de betreffende doelgroep?
Zie antwoord vraag 2.
Met welk percentage fout ingevulde formulieren houdt u rekening?
Zie antwoord vraag 2.
Welke tests zijn er uitgevoerd onder de groep potentiële gebruikers om de gebruiksvriendelijkheid en de begrijpelijkheid van de toelichting te testen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Medisch Dossier Surinaamse activist Doedel opgedoken: hoop op eerherstel», d.d. 18 februari jl.?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ook voor de Nederlandse regering van belang is kennis te nemen van het medische dossier van de heer Doedel? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
Het medisch dossier is gevonden in Suriname. Naar ik heb begrepen uit contacten van de Nederlandse ambassade met het Ministerie van Volksgezondheid, zal in Suriname een commissie benoemd worden, bestaande uit medici, historici en een familielid van de heer Doedel, die het dossier zal gaan bestuderen. Het is goed om de bevindingen van de commissie eerst af te wachten. De Nederlandse ambassade zal dit proces volgen en hierover contact onderhouden met de Surinaamse autoriteiten.
Gaat u onderzoek (laten) doen naar informatie die zich mogelijk in de Nederlandse archieven bevindt over de gang van zaken met betrekking tot de heer Doedel? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur heeft onlangs gesproken met de Surinaamse Minister van Volksgezondheid, inzake de plannen van de Surinaamse regering in deze kwestie. De Minister stelde dat de eerste stap nu het instellen van de eerdergenoemde commissie is, die onderzoek zal doen naar het medisch dossier van dhr. Doedel. Als Suriname aangeeft Nederlandse betrokkenheid te willen bij het onderzoek, bijvoorbeeld om bepaalde archiefstukken te achterhalen, is het kabinet uiteraard bereid te kijken wat de mogelijkheden daartoe zijn.
Bent u bereid de familie van de heer Doedel te ondersteunen in hun verzoek tot inzage in het medisch dossier? Zo ja, welke stappen onderneemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?
In eerste instantie is dit een aangelegenheid tussen de familie van de heer Doedel en de Surinaamse overheid. Indien de familie Doedel ondersteuning van het Nederlandse kabinet wenst, dan zal uiteraard worden gekeken op welke manier kan worden bijgedragen.
Bent u bereid een onderzoek naar de gang van zaken en de rol van de Nederlandse overheid destijds te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u op korte termijn contact opnemen met de Surinaamse regering om te bezien op welke wijze Nederland een rol kan spelen in het onderzoek naar deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid – indien onderzoek daar aanleiding toe geeft – over te gaan tot eerherstel van de heer Doedel analoog aan het eerherstel voor Anton de Kom? Zo nee, waarom niet?
Die vraag loopt vooruit op de resultaten van het onderzoek van de commissie en is daarom momenteel niet aan de orde.
Het wettelijk verbod op abortus in Polen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ermee bekend dat activiste Marta Lempart, een van de organisatoren van de demonstraties tegen de strenge nieuwe abortuswet in Polen, is aangeklaagd en een celstraf van acht jaar riskeert?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze aanklacht strijdig is met het EVRM dan wel het BUPO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen zouden hieraan verbonden kunnen worden?
De Poolse abortusactiviste Marta Lempart wordt vervolgd voor het organiseren van publieke samenkomsten terwijl dat wegens de corona-pandemie verboden is, belediging en schending van de immuniteit van politiemensen, en het aansporen tot vandalisme. Het kabinet vindt de aanklachten zorgelijk. Het is echter niet aan het kabinet om te beoordelen of er in dit geval sprake is van een schending van bijvoorbeeld het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel van het recht om te demonstreren onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Dit is aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het VN-Mensenrechtencomité dat klachten onder het EHRM en het IVBPR behandelt.
Deelt u onze mening dat elke vrouw ter wereld toegang moet hebben tot legale en veilige abortus? Zo ja, hoe vindt u het in dat licht dat abortus in Polen sinds 27 januari jl. bij wet is verboden en dit ook zwangerschapsafbrekingen bij ernstige foetale afwijkingen betreft? In hoeverre zijn de in Polen genomen maatregelen strijdig met Europese wet- en regelgeving? Welke EU-instrumenten zijn er om Polen op deze schendingen aan te spreken?
Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de uitspraak van het Poolse Constitutioneel Hof in oktober vorig jaar en van het inwerking treden vorige maand van de aangescherpte abortuswetgeving in Polen. In Europa en wereldwijd zet het kabinet zich actief in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief legale en veilige abortus, in lijn met internationale afspraken en Nederlandse wetgeving en beleid.
Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn Europese kernwaarden die tevens verankerd zijn in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaraan alle lidstaten zich derhalve hebben gecommitteerd. In de EU zet het kabinet zich dan ook in voor het beschermen en bevorderen van de genoemde kernwaarden. Tevens heeft de Europese Raad sinds 2015 in meerdere conclusies het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten erkend. Binnen de EU is gezondheidszorg echter een competentie van de lidstaten. De stringente Poolse abortuswetgeving kan op zichzelf niet worden aangemerkt als in strijd met Europese wetgeving.
Hebt u hiertegen bezwaar gemaakt bij uw Poolse ambtsgenoot? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
In Europees en bilateraal verband vraagt Nederland met regelmaat aandacht voor Europese kernwaarden zoals vrouwenrechten en gendergelijkheid. Daarbij bepleit Nederland toegang tot veilige en legale abortus als onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In reguliere contacten met ambtgenoten bespreekt het kabinet waar nodig zorgen over vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en dat zal het kabinet blijven doen. Ook beziet het kabinet de ontwikkelingen rondom de rechtsstaat met zorg. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht staat in Polen onder druk. Het kabinet spant zich in Europees en bilateraal verband in voor bescherming van rechterlijke onafhankelijkheid en volgt ontwikkelingen daaromtrent, ook wat betreft individuele zaken, op de voet.
Bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten uit Polen in gesprek te gaan en aan te dringen op de vrijlating van activiste Marta Lempart?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om er ook bij uw Poolse ambtsgenoot op aan te dringen abortus niet langer strafbaar te stellen en voor elke vrouw toegankelijk te maken?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u ook dat toegang tot legale en veilige abortus een belangrijk recht is voor vrouwen? Zo ja, bent u het dan ook eens dat toegang tot legale en veilige abortus te belangrijk is om enkel aan lidstaten over te laten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Gaat u er in EU-verband toe oproepen om overal binnen de Europese Unie abortus legaal en toegankelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u onze mening dat Nederland als internationale voorvechter van seksuele en reproductieve rechten in ontwikkelingslanden hier een voortrekkersrol zou moeten spelen?
Vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zijn belangrijke prioriteiten van het Nederlandse beleid. Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende regressieve druk op deze rechten, ook binnen de EU. Gezondheidszorg is een competentie van de lidstaten, maar binnen de EU kaders draagt Nederland het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief veilige en legale abortus, actief uit. Nederland speelt hierin een voortrekkers rol en trekt daarbij nauw op met gelijkgezinde landen.
De EU, specifiek de Europese Commissie, zet zich in voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) conform internationale overeenkomsten zoals het Actieprogramma van de International Conference on Population and Development en de Beijing Verklaring en Actieplan2. Deze inzet is overeengekomen met EU-lidstaten en is vastgelegd in onder andere de Europese Consensus inzake Ontwikkeling (2017)3. Daarmee is de EU inzet op SRGR in lijn met de Nederlandse inzet op dit thema. Het is voor Nederland belangrijk dat keuzevrijheid en rechten centraal staan in SRGR-programma’s. Het EU-genderactieplan (GAP) III, opgesteld door de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), gaat over EU-extern optreden op het gebied van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen. Bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten vormt een van de belangrijke thematische actieterreinen van GAP III.
Het bericht ‘Situation Report EEPA HORN No. 50’ van 9 januari en ‘Situation Report HORN No. 81’ van 11 februari. |
|
Salima Belhaj (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Situation Report EEPA HORN No. 50»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Situation Report EEPA HORN No. 81»?2
Ja.
Hoe vorderen de gesprekken met de Ethiopische regering? Worden er ook gesprekken gevoerd met de Eritrese regering?
Eritrea blijft ontkennen dat het Eritrese leger actief is in Tigray. De Eritrese regering toont weinig tot geen bereidheid om met de EU, de VS of de VN het gesprek aan te gaan over de situatie in Tigray. Er zijn echter genoeg aanwijzingen dat het Eritrese leger actief betrokken was en nog altijd betrokken is bij het gewapende conflict in Tigray en bij serieuze mensenrechtenschendingen. Premier Abiy heeft op 23 maart in het Ethiopische parlement erkend dat Eritrese troepen in Tigray aanwezig zijn. Ook houdt de Ethiopische Mensenrechtencommissie in een voorlopig rapport, gepubliceerd op 23 maart, met name Eritrese troepen verantwoordelijk voor grootschalige mensenrechtenschendingen in de stad Axum.
Nederland heeft in de VN Mensenrechtenraad Eritrea opgeroepen om zijn troepen onmiddellijk terug te trekken uit Ethiopië en om het internationaal recht te respecteren, waaronder het vluchtelingenverdrag en internationaal humanitair recht.
In de gesprekken die de EU en haar lidstaten, waaronder ook de Nederlandse regering, de VS en de VN met de Ethiopische regering hebben gevoerd is er voortdurend met klem op aangedrongen om volledige toegang te verlenen aan humanitaire hulporganisaties, aan media en aan de Ethiopische Mensenrechtencommissie, VN (OHCHR) en andere onafhankelijke partijen voor onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Dat heeft er aan bijgedragen dat de Ethiopische regering op 3 maart jl. volledige humanitaire toegang, toegang van de media, alsmede onderzoek door de Ethiopische Mensenrechtencommissie heeft toegezegd. Met name het feit dat humanitaire actoren nu geen toestemming meer hoeven te vragen maar slechts een meldplicht hebben bij het Ministry of Peace om zich in Tigray te kunnen verplaatsen is een stap in de goede richting.
Hoewel deze gezamenlijke inzet tot een aantal verbeteringen heeft geleid, is het gewenste resultaat, dat humanitaire hulp alle inwoners van Tigray bereikt en dat onafhankelijk onderzoek gedaan wordt naar mensenrechtenschendingen, nog niet bereikt. De toezeggingen en verbeteringen vormen echter wel een basis op grond waarop kan worden voortgebouwd in toekomstige gesprekken met de autoriteiten over het verder verbeteren van humanitaire toegang en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Nederland heeft samen met gelijkgestemde partners alle betrokken partijen bovendien opgeroepen om een eind aan de gevechtshandelingen te maken en te kiezen voor een politieke uitweg uit dit conflict. De Afrikaanse Unie kan hierbij een leidende rol spelen.
Bent u ervan op de hoogte dat er in december een humanitaire hulpverlener van de Nederlandse ngo ZOA is omgekomen in het vluchtelingenkamp Hitsats in Tigray?3
Ja. Op 30 december 2020 meldde ZOA officieel op hun website dat een collega die betrokken was bij de humanitaire hulpverlening tijdens onlusten eerder die maand om het leven is gekomen in Tigray. Het kabinet is getroffen door dit droeve bericht en leeft mee met de nabestaanden, en met collega’s van het slachtoffer bij ZOA.
Kunt u bevestigen dat er in januari een tweede Nederlandse humanitaire hulpverlener van de Nederlandse ngo ZOA is omgekomen in het conflict? Bent u het ermee eens dat de moord op een humanitaire hulpverlener veroordeeld dient te worden? Welke andere maatregelen wilt u naar aanleiding hiervan nemen?
ZOA heeft laten weten dat er geen tweede humanitaire hulpverlener is omgekomen tijdens het conflict in Tigray.
Vanzelfsprekend dienen alle mensenrechtenschendingen in conflictsituaties veroordeeld te worden en moeten humanitaire hulpverleners wereldwijd hun werk kunnen uitvoeren zonder dat zij daarin belemmerd worden of anderszins onderdeel van het conflict worden gemaakt. Minister-President Rutte, Minister Kaag en ikzelf hebben daarom in onze bilaterale gesprekken de Ethiopische regering opgeroepen tot het respecteren van het internationaal humanitair recht en mensenrechten en wij hebben onze zorgen uitgesproken over het geweld en de slachtoffers daarvan.
Bent u bekend met het bericht dat er twee vluchtelingenkampen (Shemelba en Hitsats) met internationaal erkende Eritrese vluchtelingen zijn vernietigd en dat hierbij 20.000 vluchtelingen zijn verdwenen, waarbij wordt aangegeven dat er zo’n 10.000 vluchtelingen terug meegenomen zijn naar Eritrea? Kunt u dit bericht bevestigen? Wat is het lot van deze mensen?
Ik ben bekend met de zeer zorgwekkende berichtgeving over de vluchtelingenkampen Shemelba en Hitsats. Vanwege het nog altijd volledig ontbreken van toegang tot het gebied waar deze kampen zich bevinden voor hulpverleners, media en onderzoekers is het niet mogelijk om de vernietiging van deze kampen door hen bevestigd te krijgen. De VN heeft desalniettemin al wel aangegeven dat de twee kampen als vernietigd moeten worden beschouwd.
UNHCR, bij monde van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Grandi, heeft voorts grote zorgen geuit over het lot van de vluchtelingen die in deze kampen werden opgevangen. Hij heeft ook aangegeven dat de VN over sterke aanwijzingen beschikt dat een onbekend aantal van deze vluchtelingen is meegevoerd naar Eritrea. Dit gaat in tegen het beginsel van non-refoulement. Dit is een fundamenteel principe in het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het opvangende land. Het overtreden van dit principe is een grove schending van de bescherming van vluchtelingen.
UNCHR geeft bovendien aan dat een aantal Eritrese vluchtelingen is gevlucht naar Soedan en dat een ander deel zich schuilhoudt op het platteland, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De Ethiopische autoriteiten pogen nu Eritrese vluchtelingen die als gevolg van het conflict in Tigray geen onderdak meer hebben, over te brengen naar twee reeds bestaande vluchtelingenkampen elders in Tigray. Deze kampen lopen tegen hun maximale opvangcapaciteit aan, wat ernstige gevolgen kan hebben voor alle inwoners van het kamp. Er wordt nu gewerkt aan uitbreiding van de capaciteit van deze kampen.
Zijn er in het diplomatieke verkeer berichten van werkkampen of mogelijke massamoorden in Eritrea?
Nederland heeft geen berichten ontvangen over het verplaatsen van Eritrese vluchtelingen uit Ethiopie naar werkkampen in Eritrea of mogelijke massamoorden in Eritrea. Wel staat Eritrea bekend om de erbarmelijke mensenrechtensituatie, waaronder de nationale dienstplicht waarbij mensen voor onbepaalde tijd verplicht te werk worden gesteld en hiervoor slechts een kleine vergoeding krijgen.
Bent u op de hoogte van de vermeende inmenging van Eritrea in het conflict bij de grens tussen Ethiopië en Sudan, waarbij de Eritrese soldaten zich vaak als Ethiopische militairen vermommen en verantwoordelijk zijn voor het maken van burgerslachtoffers?
Ik ben niet bekend met de in de berichtgeving van EEPA vermeldde vermeende inmenging van Eritrese soldaten in het conflict bij de grens met Ethiopië en Soedan, waarbij Eritrese soldaten zich zouden vermommen als Ethiopische militairen. Hoewel recent sprake was van schermutselingen in het betwiste gebied, is daar momenteel geen sprake van gevechtshandelingen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er op 5 en 6 januari massamoorden zijn gepleegd in West Tigray?4 Zo ja, hoe veroordeelt u deze oorlogsmisdaden? Hoe handelt u, in Europees en internationaal verband, naar aanleiding van deze berichten?
De specifieke details over genoemde gewelddadigheden zijn mij niet bekend en zijn lastig te achterhalen. Het is van groot belang dat alle meldingen van mogelijke mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid grondig en zo spoedig mogelijk worden onderzocht. Om die reden heeft Nederland samen met Duitsland het initiatief genomen tot een gezamenlijke verklaring in de Mensenrechtenraad, die onder andere oproept tot het verlenen van toegang tot onafhankelijk onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen. Dit is in lijn met de inzet van het kabinet zoals ook verwoord in de kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari jl.
De Ethiopische regering heeft inmiddels, mede als gevolg van de herhaaldelijke oproepen vanuit de internationale gemeenschap, toegezegd dat er onafhankelijk onderzoek gepleegd zal worden naar mensenrechtenschendingen in Tigray en dat de Ethiopische Mensenrechtencommissie bereid is daarbij samen te werken met de VN. Nederland blijft in EU- en VN-verband het werk van de Ethiopische Mensenrechtencommissie ondersteunen en pleit voor volledige en vrije toegang voor medewerkers van de VN Mensenrechtencommissaris tot Tigray. Op 17 maart hebben de Ethiopische Mensenrechtencommissie en OHCHR bekend gemaakt dat zij inderdaad gezamenlijk onderzoek gaan doen naar mensenrechtenschendingen in Tigray.
Bent u het ermee eens dat Nederland de inmenging van Eritrea in het conflict moet veroordelen en ervoor moet pleiten dat Eritrea haar troepen zo snel mogelijk uit Tigray laat vertrekken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u zich hiertoe inspannen?
Ja. Middels verklaringen van de EU en van Nederland zelf in de Mensenrechtenraad heeft Nederland zijn zorg uitgesproken over het optreden van het Eritrese leger in Tigray en opgeroepen tot onmiddellijke terugtrekking van deze troepen uit het gebied. Daarnaast heeft Nederland in de Mensenrechtenraad meermaals zorgen geuit over de mensenrechtensituatie van Eritrese vluchtelingen in Ethiopië.
Hoeveel burgers in Tigray verkeren op dit moment in (voedsel)nood?
Op basis van de gegevens verzameld door UNOCHA waren er voor het uitbreken van het conflict in Tigray al 950.000 mensen afhankelijk van hulp. Door het conflict zijn daar naar schatting nog 1,3 miljoen mensen bijgekomen. Dit betreft schattingen omdat vanwege de gebrekkige toegang tot het gebied het nog niet mogelijk is de noden precies in kaart te brengen.
Kunt u de Kamer van een update voorzien wat betreft de humanitaire hulp die inmiddels op gang is gebracht? Zijn er grote vluchtelingenstromen naar het noorden op gang gekomen?
Hoewel de humanitaire hulp nu op gang is gekomen, wordt deze nog steeds belemmerd door problemen omtrent toegang.
Onder leiding van de VN is voor Tigray een Humanitarian Response Plan (HRP) opgesteld, met een totale geraamde financieringsbehoefte van USD 1,3 miljard, waarvan momenteel 59% is gedekt door toezeggingen en bijdragen van donoren. Nederland draagt hieraan bij via ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties en een budgetallocatie aan de Dutch Relief Alliance (DRA).
De Dutch Relief Alliance is op 4 februari gestart met haar Joint Response in Tigray die zal duren tot 3 augustus 2021. De beoogde doelen volgen de aanbevelingen van OCHA en richten zich op de volgende sectoren: voedselzekerheid en livelihoods, water en sanitatie, onderdak, gezondheid en humanitaire bescherming (inclusief geestelijke gezondheid en psychosociale steun). In totaal zullen 300.000 individuen door deze interventie geholpen worden.
In haar wekelijkse updates geeft de VN aan dat er veel hulp geboden wordt in de volgende sectoren: onderdak (aanbieden van noodonderkomens), voedselhulp (zowel via WFP, IRC als het Joint Emergency Operations Plan waarbij o.a. kinderen toegang krijgen tot voedingssupplementen en het screenen van de acute voedselbehoeftes doorgaat), gezondheid (o.a. IOM, UNICEF en UNFPA bieden (gezondheidsdiensten, zoals voorlichting en primaire gezondheidszorg, inclusief op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg), hulp op het gebied van water en sanitatie en humanitaire bescherming.
Alhoewel er met betrekking tot voedsel wel vooruitgang wordt geboekt is het algehele humanitaire antwoord op de bestaande noden ontoereikend, vooral in de rurale gebieden. Nog steeds voortdurende gevechten maken dat gebieden, ook in zuid- en zuidoost-Tigray die voorheen wel toegankelijk waren, nu moeilijk te bereiken zijn. Verschillende organisaties meldden ook dat zij Mekelle niet meer uit mogen, naar verluidt als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie.
Ik heb geen informatie dat er grote aantallen Ethiopische vluchtelingen buiten de regio hun toevlucht zoeken. In de eerste fase van het conflict zijn volgens de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen ruim 61,000 vluchtelingen vanuit Tigray aangekomen in Soedan. Gezien het feit dat Ethiopië zijn buitengrens met Soedan inmiddels afgesloten heeft, lijkt het niet waarschijnlijk dat er grote aantallen vluchtelingen in de nabije toekomst zich buiten de regio zullen begeven.
Op welke manier heeft de EU tot op heden gereageerd op het conflict in Tigray en met name op de rol die Eritrea hierin speelt? Welke acties zult u in EU-verband voorstellen?
De Kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari jl. (Kamerstuk 22 831, nr. 140) geeft aan hoe de EU heeft gereageerd en wat de Nederlandse inzet is ten aanzien van dit conflict. Naar aanleiding van de terugkoppeling van de Finse Minister Haavisto over zijn bezoek namens Hoge Vertegenwoordiger Borrell, zal de Raad Buitenlandse Zaken binnenkort Raadsconclusies aannemen. Nederland heeft in de EU en in breder verband het initiatief genomen tot het aanspreken van Ethiopië en Eritrea in de Mensenrechtenraad.
Hoge Vertegenwoordiger Borrell en Commissaris Urpilainen hebben op 26 februari jl. ook hun grote zorg uitgesproken over het recente rapport van Amnesty International over mogelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in de stad Axum. Naast samenwerking in EU-verband overlegt NL in breder verband met gelijkgestemden, waaronder de VS, over een zo goed mogelijk gecoördineerde inzet t.a.v. het conflict in Tigray.
Kan er actief worden gekeken of het EU Magnitsky-sanctieregime ingezet kan worden om personen die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen in dit conflict op gepaste wijze aangepakt kunnen worden?
Zoals bekend is het kabinet voorstander van een actieve EU-inzet ter bevordering van de mensenrechten en heeft Nederland een leidende rol vervuld bij de totstandkoming van het wereldwijd toepasbaar EU-mensenrechtensanctieregime. Over de inzet van dit regime in specifieke situaties kan ik omwille van de vertrouwelijkheid geen openbare uitspraken doen.
De precaire situatie in Noord-Irak |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van Turkse militaire activiteiten in Noord-Irak vanaf juni 2020?
Turkije heeft in de afgelopen decennia meermaals luchtaanvallen uitgevoerd op PKK-posities in Noord-Irak. De intensiteit daarvan is sinds de zomer van vorig jaar toegenomen. In juni 2020 lanceerde Turkije het luchtoffensief Operation Claw Eagle en complementair daaraan het grondoffensief Operation Claw-Tiger in de Koerdische Autonome Regio (KAR) in Noord-Irak. Dit was het grootste offensief van Turkije tegen de PKK sinds 2015. Daaropvolgend is in februari kortstondig de Operation Claw-Eagle 2 uitgevoerd. Deze operaties zijn inmiddels formeel beëindigd. Wel houden de acties van het Turkse leger, dat inmiddels een dertigtal militaire bases in de KAR telt, aan.
Bent u op de hoogte van een op handen zijnde aanval van Turkije in Noord-Irak, waaronder de Sinjar regio en de Nineve vlakte?1
Het kabinet is bekend met berichten over spanningen rond de regio Sinjar en de Ninewa vlakte. Er zijn echter op dit moment geen aanwijzingen voor een nieuwe militaire operatie van Turkije in dit gebied. De operatie Claw Eagle 2 is beëindigd. Het kabinet wil niet speculeren over een eventuele toekomstige Turkse operatie.
Deelt u de vrees dat de Assyriërs, Jezidi’s en andere religieuze en etnische minderheidsgroepen in deze regio het voornaamste slachtoffer zullen worden van deze Turkse militaire operatie, gezien het feit dat de Koerdische terreurorganisatie PKK zich hier voornamelijk schuilhoudt onder de lokale bevolking?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees dat een Turks offensief tegen de PKK in Noord-Irak de wederopbouwprojecten van Nederland en partners in deze regio van de afgelopen jaren teniet zal doen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre kunt u het bericht bevestigen dat zowel de Iraakse regering als de Koerdische Regionale regering (KRG) de Turkse regering toestemming hebben gegeven voor een Turkse militaire operatie tegen de PKK in Noord-Irak?2 En wat betekent dit voor de legaliteit van deze militaire missie?
Ik kan dit bericht niet bevestigen. Het is bekend dat Irak en Turkije hebben afgesproken samen te werken in de strijd tegen de PKK, zoals door beide landen bevestigd bij o.a. een bezoek van de Iraakse premier Kadhimi aan Ankara in december 2020.
Een woordvoerder van de KRG-regeringspartij KDP heeft op 12 februari jl. ontkend dat er toestemming is gegeven aan Turkije voor militaire operaties tegen de PKK. Er is geen officiële reactie gekomen van de Iraakse regering op de aankondiging van operatie Eagle Claw 2 van Turkije in het noorden van Irak, dit in tegenstelling tot de eerste fase van Eagle Claw, toen Irak het optreden op haar grondgebied veroordeelde.
In algemene zin geldt dat wanneer een staat toestemming geeft aan een andere staat voor geweldgebruik op het eigen grondgebied er geen sprake is van schending van het geweldverbod, mits optreden past binnen de kaders van het internationaal recht. Turkije beroept zich met betrekking tot de operatie op het recht op zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het veiligstellen van de grens en het tegengaan van aanvallen door de PKK op Turks grondgebied.
Is in NAVO-verband gesproken over deze militaire operatie? Zo ja, wat had uw Turkse collega hierover te melden? En zo nee, kunt u deze kwestie bij de eerstvolgende vergadering ter tafel brengen?
In NAVO-verband is hierover niet gesproken.
Bent u bereid Turkije te vragen af te zien van deze militaire operatie vanwege de grote kans op burgerslachtoffers en disproportionele schade? En zo nee, waarom niet?
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen voor een nieuw Turks militair offensief. De operatie Claw Eagle 2 is beëindigd. In algemene zin kan worden gesteld dat in het kader van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Turkije de Turkse rol in de regio zo nodig aan de orde komt en dat Nederland in het geval van acties het belang van optreden binnen de kaders van het internationaal recht en proportionaliteit benadrukt.
Bent u bekend met het rapport «Caught in the Crossfire: Assyrians and the Turkey-PKK Conflict in Iraq»?3 Deelt u de conclusie dat voornamelijk de religieuze en etnische minderheidsgroepen in Noord-Irak schade ondervinden van de aanhoudende strijd tussen de PKK en Turkije?
Ik ben bekend met het genoemde rapport. Turkije voert regelmatig bombardementen uit in de Koerdische Autonome Regio in het noorden van Irak, met name in de provincies Erbil en Duhok. Volgens Turkije zijn de aanvallen gericht op de PKK, een organisatie die door onder andere de EU en Nederland als terroristische organisatie is bestempeld. Er wonen verschillend etnische groepen in dit gebied, voornamelijk Koerden. Nederland vindt het van groot belang dat strijdende partijen het humanitair oorlogsrecht respecteren.
Waarom lukt het de Iraakse autoriteiten niet om dit gebied onder controle te krijgen?
Het Iraakse veiligheidsapparaat is nog herstellende van de zware strijd die geleverd is om ISIS territoriaal te verslaan. De verschillende onderdelen van het veiligheidsapparaat hebben grote moeite om zich in het gehele land te manifesteren om de veiligheid te waarborgen. Er zijn in Irak bovendien verschillende gewapende groeperingen die zich onttrekken aan de controle van de staat. De gebieden waar deze groepen zich manifesteren zijn ook zeer onherbergzaam, wat het verkrijgen van controle verder bemoeilijkt. Zo voert het Iraakse leger nog altijd dagelijks een strijd tegen ISIS-cellen, die met name opduiken in de betwiste gebieden in het grensgebied tussen de Koerdische Autonome Regio en de rest van Irak. Naast deze veiligheidsuitdagingen staat Irak nog steeds voor een reeks aan andere grote uitdagingen, zoals de duurzame terugkeer van vluchtelingen, economische diversificatie, aanpak van corruptie en respect voor mensenrechten.
Welke mogelijkheden zijn er om de PKK uit dit gebied te verdrijven en/of onder controle te krijgen zonder dat daar Turks militair geweld bij komt kijken?
Zoals ook gesteld in antwoord op vraag 5, hebben Irak en Turkije afgesproken samen te werken in de strijd tegen de PKK. De Iraakse autoriteiten in Bagdad en Erbil hebben in oktober 2020 een overeenkomst gesloten over de veiligheidsstructuur in Sinjar. Deze overeenkomst ziet op o.a. het vertrek van gewapende actoren uit het gebied. De federale politie, met lokaal gerekruteerde agenten, zou voor de veiligheid in het gebied moeten zorgen. Volledige implementatie van dit akkoord is van belang. Daarbij is het nodig dat de belangen van de verschillende bevolkingsgroepen in het gebied hierbij mee worden genomen. Verdere afspraken over de veiligheidssituatie in andere betwiste gebieden kunnen bijdragen aan de inperking van de mogelijkheden van verschillende gewapende groeperingen om zich te onttrekken aan het geweldsmonopolie van de staat in Irak.
Heeft u kennis genomen van de beleidsaanbevelingen uit het rapport «Contested Control: The Future of Security in Iraq’s Nineveh Plain»?4
Ja.
Deelt u de conclusie dat het stimuleren en steunen van de regionale veiligheidsinstanties in het belang is voor het behouden van de wederopbouwprojecten die gedaan zijn in de Nineve vlakte?
Irak staat voor een grote uitdaging bij het opbouwen van de brede veiligheidssector. Nederland ondersteunt Irak hierbij, samen met andere internationale partners, o.a. via capaciteitsopbouwmissies van de NAVO en de EU maar ook via projecten gericht op bescherming van de burgerbevolking. De inrichting van de veiligheidssector is uiteindelijk aan de Iraakse autoriteiten. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten vraagt Nederland aandacht voor de veiligheidszorgen van verschillende groepen van de Iraakse samenleving, waaronder die van de bewoners van de Ninewa vlakte.
Deelt u de conclusie dat de Iraakse regering meer moet doen om deze regio onder controle te krijgen? Zo ja, bent u bereid om bij uw Iraakse collega te pleiten voor een extra Iraakse inzet om deze lokale gemeenschappen bij te staan in hun verdediging en wederopbouw?
Irak staat voor vele uitdagingen, inclusief de complexe veiligheids- en sociaaleconomische situatie op de Ninewa vlakte. Nederland ondersteunt Irak op verschillende manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden, o.a. met verschillende programma’s voor wederopbouw, opvang in de regio en bescherming van burgers. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten dringt Nederland er op aan dat Irak ook zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid en ontwikkeling van alle gebieden van het land, inclusief de Ninewa vlakte.
Bent u bereid bij de Iraakse regering en de Koerdische Regionale regering (KRG) aan te dringen op een opname van lokale veiligheidstroepen in het Iraaks veiligheidsapparaat ter beveiliging van de Nineve vlakte, bestaande uit de daar gevestigde minderheden?
Zie ook antwoord 12. De inrichting van de Iraakse veiligheidssector is aan de Iraakse autoriteiten. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten, zowel in Bagdad als in Erbil, vraagt Nederland aandacht voor de veiligheidszorgen van verschillende groepen van de Iraakse samenleving en dringt Nederland aan op aandacht voor de positie van minderheden.
Bent u bereid om binnen de anti-IS coalitie, de NAVO en de EU te pleiten voor een veiligheidszone voor de Assyriërs en andere minderheden in Noord-Irak, vanwege de gigantische afname van het aantal oorspronkelijke inwoners in dit gebied?
De mandaten van de anti-ISIS coalitie-, NAVO- en EU-missies zien niet toe op het creëren van veiligheidszones. Deze verschillende missies zijn op uitnodiging en verzoek van de Iraakse autoriteiten in Irak aanwezig. Het verzoek van de Iraakse autoriteiten ziet niet op dit soort activiteiten.
Klopt het dat bij de vorige Iraakse verkiezingen een groot deel van de vaste quorumzetels voor minderheden door manipulatie in handen terechtkwam van partijen die daar geen recht op hadden? En zo ja, hoe kunnen we de iraakse regering stimuleren ervoor te zorgen dat dit bij de volgende verkiezingen niet weer gebeurd?
Het kabinet heeft geen volledig zicht op de interne organisatie van de Iraakse verkiezingen. Uit de officiële rapportages over de verkiezingen van 2018 komen geen problemen naar voren met betrekking tot de quotumzetels voor minderheden. In gesprekken met de Iraakse autoriteiten benadrukt het kabinet het belang van aandacht voor de positie van minderheden in de Iraakse samenleving.
De situatie in Tigray, Ethiopië |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat kunt u vertellen over de huidige situatie in de Tigray regio in Ethiopië?1
In de Kamerbrief over de stand van zaken in Tigray van 22 februari beschreef ik de ontwikkelingen in het conflict in Tigray tot op dat moment. Sindsdien blijven zorgen bestaan over het conflict, omdat gevechtshandelingen niet zijn beëindigd en er aanhoudende problemen zijn met toegang tot Tigray voor humanitaire hulpverleners. Tevens zijn er sindsdien nieuwe berichten verschenen over mensenrechtenschendingen in de regio, onder meer over het op grote schaal verplaatsen, naar verluidt tegen hun zin, van etnische Tigrayans vanuit West-Tigray naar Centraal Tigray.
De Ethiopische regering blijft bij haar standpunt dat een politieke oplossing voor het conflict niet aan de orde is, omdat het gaat om een militaire operatie gericht op het handhaven van de orde en het arresteren van de leiders van het Tigray Peoples’ Liberation Front (TPLF). Deze worden beschuldigd van een poging tot het omverwerpen van de constitutionele orde. Om deze reden blijft Ethiopië iedere vorm van dialoog met TPLF, gefaciliteerd door interne of externe partijen, van de hand wijzen. TPLF is naar verluidt wel bereid tot dialoog.
Bent u bekend met de berichtgeving dat er massamoorden, grootschalige martelingen en verkrachtingen van vrouwen en meisjes plaatsvinden in de regio?
Ik ben bekend met berichten van verschillende organisaties uit het maatschappelijk middenveld en internationale media over massamoorden, verkrachtingen en marteling in Tigray, inclusief de recente rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch over grootschalige mensenrechtenschendingen in Axum. Deze laatste rapporten zijn inmiddels bevestigd in een voorlopig rapport van de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC) van 23 maart, waarin Eritrese troepen verantwoordelijk worden gehouden voor de gebeurtenissen in Axum. Premier Abiy heeft op 23 maart in het Ethiopische parlement tevens erkend dat Eritrese troepen in Tigray aanwezig zijn.
Nederland heeft recent het initiatief genomen, in nauwe samenspraak met Duitsland, om een verklaring in de VN-Mensenrechtenraad uit te brengen. De verklaring roept de Ethiopische autoriteiten op om toegang te verlenen aan humanitaire organisaties en aan medewerkers van het kantoor van de VN Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) om onafhankelijk onderzoek te doen naar mogelijke mensenrechtenschendingen in Tigray. Ook dringt de verklaring er bij de Ethiopische overheid op aan om daders van mensenrechtenschendingen ter verantwoording te roepen.
De Nederlandse inzet, zowel bilateraal als in EU en VN-verband is, buiten een snelle beëindiging van het geweld, gericht op de twee bovengenoemde thema’s: toegang voor humanitaire hulp in Tigray en onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen. Deze inspanningen zijn bedoeld om de situatie van de burgerbevolking niet verder te doen verslechteren en straffeloosheid tegen te gaan.
De Ethiopische regering heeft op 3 maart middels een verklaring van het kantoor van de Premier toegezegd dat de EHRC onafhankelijk onderzoek kan doen, met technische steun van OHCHR. Op 17 maart hebben de Ethiopische Mensenrechtencommissie en OHCHR bekend gemaakt dat zij inderdaad gezamenlijk onderzoek gaan doen naar mensenrechtenschendingen in Tigray, in navolging van de eigen rapportage door EHRC.
Klopt het dat de situatie dusdanig ernstig is dat een groot deel van Tigray zich in de laatste fase vóór een hongersnood bevindt?
Op dit moment is in Tigray, op grond van de zogenaamde Integrated Food Security Phase Classification, nog geen inschatting gemaakt van de ernst van de voedselcrisis. Ik kan derhalve niet stellen dat een groot deel van Tigray zich in de laatste fase voor een hongersnood bevindt.
Het voortdurende conflict kent echter ernstige gevolgen. Het leidt tot het verlies van werk en inkomen, lokale markten en banken zijn in veel gebieden niet meer operationeel, oogsten gaan verloren, voedsel is schaars en voedselprijzen stijgen sterk. Tevens heeft de bevolking grote moeite om aan geld en brandstof te komen. Volgens het VN Voedselcluster, dat mede geleid wordt door het VN Wereldvoedselprogramma (WFP), hebben 3 miljoen mensen een acuut tekort aan voedsel. WFP geeft aan USD 107 miljoen nodig te hebben om in de behoeften voor voedsel in Tigray te kunnen voorzien. Met de benodigde middelen kan WFP voedsel voor één miljoen mensen kopen en distribueren. Ook kan er gespecialiseerde voedingsondersteuning geboden worden aan 875.000 kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven.
De crisis heeft waarschijnlijk serieuze gevolgen voor de voedselzekerheid in Tigray op zowel korte als middellange termijn. Nederland heeft hier op 12 maart aandacht op gevestigd middels een schriftelijke verklaring in de VN Veiligheidsraad in het kader van een debat over het thema «Conflict en Honger».
Klopt het dat er 20.000 door de Verenigde Naties erkende Eritrese vluchtelingen van de aardbodem zijn verdwenen? Is al enigszins duidelijk wat er met hen is gebeurd?
Ik ben bekend met de zorgwekkende berichtgeving over de situatie van vluchtelingen uit Eritrea in Ethiopië, en over de vernietiging van de vluchtelingenkampen Shemelba en Hitsats, waar om en nabij 20.000 vluchtelingen stonden geregistreerd. Deze kampen worden nu door UNHCR als vernietigd beschouwd. Gezien de beperkte toegang voor humanitaire organisaties en journalisten, en de voortdurende strijd in de regio is het niet mogelijk een exact beeld te geven van het lot van deze vluchtelingen. UNHCR, bij monde van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Grandi, heeft aangegeven dat de VN over sterke aanwijzingen beschikt dat een onbekend aantal Eritrese vluchtelingen uit Shemelba en Hitsats is meegevoerd naar Eritrea. Dit gaat in tegen het beginsel van non-refoulement. Dit is een fundamenteel principe in het 1951 VN Vluchtelingenverdrag, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het opvangende land. Het overtreden van dit principe is een grove schending van de verplichting tot bescherming van vluchtelingen.
UNCHR geeft voorts aan dat een aantal Eritrese vluchtelingen is gevlucht naar Soedan en dat een ander deel zich schuil houdt op het platteland, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. De Ethiopische autoriteiten pogen Eritrese vluchtelingen die als gevolg van het conflict in Tigray geen onderdak meer hebben, over te brengen naar de twee reeds bestaande vluchtelingenkampen elders in de regio.
Bent u bereid om samen met de internationale gemeenschap druk uit te oefenen op de Ethiopische en Eritrese regering om te pleiten voor een volledige en onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp evenals de onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van Eritrese en alle andere buitenlandse troepen uit Tigray? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich, in samenspraak met partners binnen de internationale gemeenschap, bilateraal, in EU-verband en in de VN-Mensenrechtenraad, actief ingezet voor volledige en onbelemmerde toegang voor humanitaire hulp. Daarnaast roept Nederland op tot de terugtrekking van Eritrese troepen uit Tigray. Dit komt ook terug in de gezamenlijke verklaring die Nederland samen met Duitsland geïnitieerd heeft in de VN-Mensenrechtenraad, evenals in de Raadsconclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 11 maart.
De druk van de internationale gemeenschap op de Ethiopische regering op het gebied van humanitaire hulp en respect voor de mensenrechten heeft recent geleid tot specifieke toezeggingen over verbeterde toegang voor humanitaire hulpverleners, journalisten en onderzoekers naar mensenrechtenschendingen. Met name de toezegging dat humanitaire actoren nu geen toestemming meer hoeven te vragen maar slechts een meldingsplicht hebben bij het Ministry of Peace om zich in Tigray te kunnen verplaatsen is een stap in de goede richting. Nederland zal zich er in internationaal verband, alsmede in bilaterale contacten met de Ethiopische regering, sterk voor maken dat deze toezeggingen daadwerkelijk tot resultaat leiden, namelijk dat humanitaire hulp alle inwoners van Tigray bereikt en dat onafhankelijk onderzoek gedaan wordt naar mensenrechtenschendingen.
Is er binnen de Verenigde Naties gesproken over het stationeren van blauwhelmen in de conflictgebieden? En zo nee, is dit een voorstel waar Nederland zich hard voor kan maken?
Binnen de Verenigde Naties heeft de VN-Veiligheidsraad het mandaat om over een VN-vredesmissie, inclusief het stationeren van blauwhelmen, te beslissen. Hoewel individuele leden van de Veiligheidsraad de situatie in Ethiopië hebben aangekaart, is de huidige crisis nog niet formeel geagendeerd. Er is derhalve binnen de Verenigde Naties nog niet gesproken over een eventuele vredesmissie in Tigray.
Nederland zet zich allereerst in voor een politieke oplossing van het conflict in Tigray, waarbij het kabinet een belangrijke rol voor de Afrikaanse Unie ziet. Een eventuele discussie over het initiëren van een VN-vredesmissie zou op dit moment de mogelijkheid tot het vinden van een politieke oplossing niet bevorderen.
Wordt er binnen internationale fora gewerkt aan het opzetten van mechanismen voor bewijsvergaring, zodat bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen in de Tigray regio niet verloren gaat? En zo nee, kunt u met dit voorstel komen?
Ja, op dit moment wordt gesproken over mechanismen voor bewijsvergaring als onderdeel van onderzoeken door EHRC en door OHCHR. De eerste prioriteit voor Nederland in deze discussie is onmiddellijke toegang voor onafhankelijke onderzoekers tot de Tigray regio zodat bewijsmateriaal niet verloren gaat. Dit moet ervoor zorgen dat dat in de toekomst verantwoording afgelegd zal worden voor mensenrechtenschendingen. Nederland is hierover samen met gelijkgestemde landen in overleg met OHCHR.
Bent u bereid te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek om vermeende oorlogsmisdaden van alle betrokken partijen te onderzoeken?
Ja, een onafhankelijk onderzoek om vermeende oorlogsmisdaden te onderzoeken, met actieve betrokkenheid van de OHCHR, is van groot belang. Nederland heeft daar ook voor gepleit in de VN-Mensenrechtenraad in de bovengenoemde verklaring en binnen de EU. Nu de Ethiopische regering toegang voor onderzoek, inclusief door internationale organen, heeft toegezegd zal het kabinet de uitwerking daarvan in de praktijk nauwgezet opvolgen.
Het bericht ‘Klein experiment met poststemmen in Den Haag’ |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Klein experiment met poststemmen in Den Haag»?1
Ja.
Deelt u, ondanks dat het een klein experiment betreft, de zorgen over de uitkomsten van dit experiment? Zo nee, waarom niet?
De genoemde proef toont aan hoe belangrijk het is dat kiezers van 70 jaar en ouder die per brief willen stemmen heldere uitleg krijgen die zij stapsgewijs kunnen volgen. Deze stapsgewijze uitleg wordt meegestuurd met de briefstembescheiden.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat bij de Tweede Kamerverkiezingen op grote schaal poststemmen ongeldig moeten worden verklaard omdat de formulieren niet goed zijn ingevuld en/of de verkeerde envelop wordt gebruikt?
Essentieel is dat de kiezers hun stempluspas en het briefstembiljet in de retour- envelop doen als ze per brief stemmen. Zonder een stempluspas telt de briefstem niet mee. De kiezer wordt gevraagd het briefstembiljet in de aparte briefstembiljetenvelop te stoppen. Zo is het stemgeheim gewaarborgd. Want na het openen van de retourenvelop wordt meteen de stempluspas eruit gehaald en gecontroleerd. De enveloppe met het briefstembiljet wordt ongeopend in de stembus gedaan. Bij het tellen van de stembiljetten is zo niet meer te achterhalen van wie de stem is.
Kunt u de instructie, die als begeleidend schrijven bij het stemformulier wordt gevoegd, met de Kamer delen? Is het bijvoorbeeld nog mogelijk om deze toelichting, over hoe het formulier geldig moet worden ingevuld en geretourneerd, aan te passen naar aanleiding van de ervaringen met proefstemmingen?
De briefstembescheiden, waaronder de uitleg, die de kiezers van 70 jaar en ouder ontvangen zijn te zien in de factsheet Briefstembescheiden
(zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2020/12/28/factsheet-briefstembescheiden).
Zijn er eerder proefstemmingen gehouden? Zo ja, wat waren de uitkomsten daarvan? Zo nee, waarom niet? Zijn uw ministerie en/of de Kiesraad betrokken bij dit soort experimenten?
Het is mij niet bekend of er eerder door organisaties proefstemmingen zijn gehouden.
Worden er nog andere experimenten georganiseerd de komende weken? Zo ja, hoeveel en waar?
Dergelijke initiatieven zijn mij niet bekend. Ik verschaf het uitlegmateriaal aan alle partijen die daar om verzoeken. Dit is ook te vinden op www.elkestemtelt.nl en op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2017/11/08/verkiezingentoolkit
Kunt u deze vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De zware omstandigheden op Lesbos en Kamp Moria 2.0 |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Reality bites EU's «No More Morias» pledge»1 van maandag 25 januari 2021 en over het artikel in De Groene Amsterdammer2 van 19 januari 2021?
U baseert zich voor uw brief van 19 januari 2021 op een rapport van de EU Task Force Lesbos, maar op welke pers en rapporten baseert u verder uw informatievoorziening als het gaat om Kamp Moria 2.0?
Raadpleegt u ook Facebookpagina’s als «MoriaCorona Awareness Team3, Moria White Helmets4, Stand By Me Lesbos5? Zo ja, hoe rijmt u de informatievoorziening over de situatie op Moria 2.0 met de informatie op Facebook?
Uit een document van de UNHCR gepubliceerd op 8 januari 20216 blijkt dat er 271 werkende toiletten in het kamp zijn, wat erop neerkomt dat er één werkend toilet per 27 bewoners is, was u hiervan op de hoogte? Hoe rijmt u dit met het door u bevestigde aantal van 400 toiletten?
Zoals ik eerder in mijn brief van 19 januari jl. meldde, stelt de Europese Commissie in een bericht van 23 december jl., dat er in het nieuwe, tijdelijke opvangkamp Mavrovouni op Lesbos circa 400 wc’s zijn geïnstalleerd. Navraag bij de Europese Commissie naar aanleiding van deze Kamervragen, leert dat begin maart 2021 meer dan 410 werkende wc’s aanwezig zijn, waarvan 90% beschikbaar is voor migranten en vluchtelingen (de overige 10% is voor ondersteunende staf). Momenteel huisvest Mavrovouni circa 6.800 migranten en vluchtelingen, d.w.z. dat er voor elke 20 bewoners een wc beschikbaar is. Daarmee voldoet het kamp aan de internationale standaarden8.
Op 15 december schreef u aan de Kamer dat «de Griekse autoriteiten geen aanwijzingen hebben gevonden dat de grond onder het nieuwe opvangkamp met lood is vergiftigd», terwijl uit Griekse media blijkt dat er door de Griekse overheid is aangetoond dat er wel degelijk met lood vergiftigde grond is aangetroffen in het kamp7, klopt dat? Waarom heeft u de Kamer hier niet over geïnformeerd?
Denkt u dat de door de Griekse overheid getroffen maatregelen genoeg zijn om loodvergiftiging bij de bewoners te voorkomen? Op wat voor termijn zullen zij deze maatregelen treffen? Gaat u contact opnemen met uw Griekse collega over de gezondheidsrisico’s waarin de bewoners en hulpverleners van Moria 2.0 moeten leven?
Denkt u dat het voor bewoners veilig genoeg is om op met lood vergiftigde grond te wonen? Zo nee, wat onderneemt u hiertegen?
Gaat u, zoals bijvoorbeeld Human Rights Watch en 20 andere organisaties daar nu toe oproepen, aan de Griekse overheid vragen of zij overgaan tot evacuatie van Moria 2.0 aangezien leven in het kamp ernstige gezondheidsrisico’s oplevert?
Uit Griekse berichtgeving blijkt dat het plan om Moria 2.0 winterklaar te maken is vertraagd van 7 januari naar eind maart8, klopt dat? Wat is uw reactie op deze vertraging? Zit er ook een bijdrage van Nederland bij het geld dat gebruikt wordt in dit vertraagde project? Zo ja, komt het geld naar uw mening tot zijn recht? Kunt u aantonen hoe Nederlands geld is gebruikt om in oktober, november en december Moria 2.0 daadwerkelijk winterklaar te maken?
Tijdens recente koude periodes is gebleken dat ondanks de inspanningen van de Griekse autoriteiten en UNHCR niet alle faciliteiten bestand waren tegen winterweer. Ik deel uw zorgen over deze situatie. De grootste actuele uitdaging is het ontbreken van voldoende capaciteit in het elektriciteitsnetwerk om de tenten te kunnen voorzien van verwarming. Hier wordt momenteel door de Griekse autoriteiten aan gewerkt.
Daarnaast hebben ook hulporganisaties zich de afgelopen maanden ingespannen om mensen voor te bereiden op koude periodes. Nederland heeft hulporganisaties hier financieel bij ondersteund. In maart 2020 maakte de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bekend EUR 500.000 bij te dragen aan het regionale appeal van de Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) via het Nederlandse Rode Kruis. Via dit appeal werden in 2020 activiteiten in het kader van winterization gefinancierd. Later in het jaar volgde de bijdrage van EUR 1 miljoen aan UNICEF, welke deels werd besteed aan noodhulpgoederen, waaronder warme kleding en andere winterization materials.
Op 3 december jl. heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wederom toegezegd te onderzoeken of de humanitaire respons op Lesbos middels een additionele bijdrage verder kon worden ondersteund. Op 14 januari jl. heeft Minister Kaag de Kamer gemeld hiervoor EUR 750.000 vrij te maken uit het non-ODA budget op de begroting, ter ondersteuning van de humanitaire activiteiten van UNICEF en IRC (via Stichting Vluchteling) op de Griekse eilanden. Op 11 februari kondigde Minister Kaag een additionele bijdrage van EUR 250.000 voor de humanitaire respons van het Rode Kruis aan. De nadruk van deze Nederlandse bijdragen ligt op het ondersteunen van activiteiten op het gebied van water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH), gezondheidszorg, bescherming van kinderen en kwetsbare gezinnen alsmede levensreddende MHPSS-dienstverlening en het winterklaar maken van de faciliteiten op de eilanden.13
Hoe staat het met de herbouw van de corona hospitainer die tijdens de brand in Moria is afgebrand?
De hospitainer is tijdens de branden in Moria grotendeels verwoest. Recent is de hospitainer, met Nederlandse financiering, hersteld. Inmiddels is deze in gebruik genomen in de medical area in het opvangkamp Mavrovouni.
In het eerder genoemde artikel van EU Observer9 blijkt onder wat voor omstandigheden de mensen op Lesbos moeten leven: overstromingen, sneeuw, lekkende tenten, een gebrek aan stromend water en een gebrek aan elektriciteit, u benoemt in antwoorden op het schriftelijk overleg over de JBZ-raad van 28 en 29 januari 2021 dat deze omstandigheden «niet aan alle standaarden voldoen», klopt dat? Deelt u de mening dat deze omstandigheden onmenselijk zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, blijven de omstandigheden in Griekenland zorgelijk en verbeteringen noodzakelijk. Maar specifiek met betrekking tot de situatie op Lesbos kan ik u melden, onder verwijzing naar mijn Kamerbrief van 19 januari jl., dat de opvangomstandigheden in het nieuwe tijdelijke opvangkamp Mavrovouni in bijna alle opzichten beter zijn dan in het ernstig overbevolkte Moria. Het betitelen van Mavrovouni als «Moria 2.0» doet dan ook geen recht aan de situatie ter plekke. Dit is onlangs nog bevestigd door de Nederlandse ambassadeur in Griekenland, naar aanleiding van haar werkbezoek aan Mavrovouni op 28 januari jl. Deze observaties worden bovendien onderschreven door commissaris Johansson en andere gesprekspartners van de Europese Commissie.
Is het juist dat 93% van de kinderen (AMV's) op Lesbos tussen 15 en 18 jaar oud zijn? Zo ja, waarom laat u de eis «jonger dan 14 jaar» voor kinderen die naar Nederland komen dan niet los?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, hebben de Griekse autoriteiten direct na de reeks branden in Moria in september 2020 de op Lesbos aanwezige amv overgebracht naar het vasteland. Op dit moment bevinden zich voor zover bekend nagenoeg geen amv meer op Lesbos noch op de andere Griekse eilanden.
Uw Kamer is meermaals over de uitvoering van het Nederlandse herplaatsingsaanbod geïnformeerd. Op 19 januari jl. heb ik uw Kamer, in het kader van de periodieke informatieverschaffing over de voortgang van het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband, geïnformeerd over de invulling van het Nederlandse herplaatsingsaanbod, inclusief de uitdagingen die daarbij zijn ondervonden en de afwegingen die terzake zijn gemaakt.15
Het bericht 'Human Rights Council: Countries Should Take Bold Action on Egypt' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de oproep van mensenrechtenorganisaties tot de oprichting van een monitorings- en rapportagemechanisme voor de steeds verslechterende mensenrechtensituatie in Egypte?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de oprichting van een dergelijk mechanisme een belangrijke stap zal zijn voor het in kaart brengen van de gepleegde mensenschendingen en misdrijven, er een belangrijk signaal van uitgaat richting mensenrechtenactivisten en (families van) slachtoffers, en een rol kan spelen bij het ontmoedigen van verdere mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken van 21 januari jl. heb ik aangegeven dat ik de mensenrechtensituatie in Egypte heel zorgelijk vind. Het heeft mijn voorkeur om tijdens de 46e zitting van de Mensenrechtenraad, in plaats van op een monitorings – en rapportagemechanisme, in te zetten op een zo breed mogelijke coalitie voor een zo stevig mogelijke, niet alleen verklarende, maar ook beïnvloedende, actie.
Bent u bereid tijdens de komende 46ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad – al dan niet samen met gelijkgestemde landen – het voortouw te nemen tot de oprichting van een monitorings- en rapportagemechanisme? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u deze vragen voor aanvang van de 46ste zitting van de Mensenrechtenraad beantwoorden?
De 46e zitting van de Mensenrechtenraad loopt van 22 februari tot en met 23 maart 2021. De beantwoording van de Kamervragen heeft zo spoedig mogelijk plaatsgevonden.
Het landgebonden asielbeleid voor China |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oeigoeren in Turkije vrezen uitleveringsverdrag met China»?1
Ja
Kunt u in het licht van het in vraag 1 genoemde bericht toelichten waarom u ervoor kiest in het recent door u gewijzigde landgebonden asielbeleid voor China te handhaven dat voor Oeigoeren wordt onderzocht of met name Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of veilig derde land?2
Op 27 september 2016 heeft toenmalig Staatssecretaris Dijkhoff uw Kamer bericht over het instellen van dit beleid.3 Daarbij is aangegeven dat Turkije ten aanzien van Oeigoerse migranten een opendeurpolitiek volgt die uit 2014 stamt. Op basis daarvan is besloten om in voorkomende gevallen te onderzoeken of Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of als veilig derde land in de zin van de Procedurerichtlijn. Hierbij worden de actuele ontwikkelingen in Turkije betrokken bij de individuele beoordeling of Turkije als eerste land van asiel of veilig derde land kan worden aangemerkt ten aanzien van Oeigoeren.
Het bestaan van het uitleveringsverdrag is mij bekend. Omdat het nog niet is geratificeerd en omdat bij de toepassing van de concepten eerste land van asiel en veilig derde land steeds ook moet worden gekeken naar de vraag of het derde land ook in het specifieke individuele geval veilig is, zie ik geen aanleiding het beleid op dit moment te wijzigen.
Heeft u informatie over wanneer het Turkse parlement het genoemde uitleveringsverdrag met China gaat behandelen, of dat dit al reeds gebeurd is? Zo nee, bent u bereid hierover informatie in te winnen?
Uit informatie die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen, blijkt dat het Turkse parlement het uitleveringsverdrag nog niet heeft geratificeerd. Op dit moment is onduidelijk of men tot ratificatie wil overgaan. Ik zal de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden en waar nodig informatie hierover inwinnen.
Hoeveel Oeigoeren hebben het afgelopen jaar in Nederland asiel aangevraagd? Hoeveel van hen zijn uitgezet naar Turkije?
Van vreemdelingen die een asielaanvraag indienen wordt niet geautomatiseerd de etniciteit bijgehouden. Het is daarom niet mogelijk om specifieke aantallen voor Oeigoeren te geven.
De cijfers voor alle vreemdelingen met de Chinese nationaliteit zijn als volgt.
In 2020 hebben 56 vreemdelingen met de Chinese nationaliteit een eerste asielaanvraag ingediend in Nederland.
Vanuit de caseload van de DT&V zijn in 2020 geen vreemdelingen met de Chinese nationaliteit zelfstandig of gedwongen vertrokken naar Turkije.
Kunt u bevestigen dat indien China en Turkije een uitleveringsverdrag overeenkomen op basis waarvan Oeigoeren in Turkije uitgeleverd zullen worden aan China, Turkije voor Oeigoeren in geen geval aangemerkt kan worden als veilig derde land? Zo nee, waarom niet?
De beoordeling of een derde land kan worden aangemerkt als veilig derde land, vindt steeds op individuele grondslag plaats. De individuele omstandigheden van de vreemdeling worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in het algemeen bekend is over de situatie van asielzoekers en vluchtelingen in het betreffende derde land.
Met betrekking tot het uitleveringsverdrag tussen Turkije en China houd ik de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Indien het uitleveringsverdrag daadwerkelijk in werking treedt, zal opnieuw worden beoordeeld of dit gevolgen moet hebben voor het beleid en de beoordeling in individuele zaken.
Kunt u nader motiveren waarom u van mening bent dat uit China afkomstige journalisten en bloggers niet aangemerkt hoeven te worden als risicogroep, omdat niet alle journalisten en bloggers zich bezig houden met onderwerpen die door de autoriteiten als bedreigend worden ervaren? Dit geldt toch voor journalisten en bloggers in alle landen? Zou deze argumentatie daarmee in analogie niet betekenen dat journalisten en bloggers in geen enkel land aangemerkt kunnen worden als risicogroep?
Op 17 augustus 2018 heeft toenmalig Staatssecretaris Harbers uw Kamer geïnformeerd over het besluit om politieke opponenten, mensenrechtenadvocaten en dissidenten aan te merken als risicogroep.4 Daarbij is aangegeven dat journalisten en bloggers ook hieronder kunnen vallen indien zij door de overheid als dissident of politiek activist worden aangemerkt. Ik ben het met mijn voorganger eens dat, althans in China, de groep van journalisten en bloggers op zichzelf te breed is om zonder meer als risicogroep aan te merken, omdat niet iedere journalist of blogger zich immers bezighoudt met onderwerpen die voor hen een risico opleveren.
Een dergelijke risico-inschatting dient per land te worden gemaakt en ik ben van mening dat de uitkomst per land kan verschillen. Ik ben het dan ook niet eens met de stelling dat dat dan voor journalisten en bloggers in alle landen geldt.
Een opgepakte journalist in Marokko en gedetineerde Rif-activisten |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de actie van Amnesty International naar aanleiding van de arrestatie in Marokko van mensenrechtenverdediger en journalist Maati Monjib, waarin opgeroepen wordt tot zijn directe vrijlating?1
Ja ik ben bekend met de actie van Amnesty International.
Bent u het eens met de mensenrechtenorganisatie dat Monjib vrijgelaten moet worden? Zo nee, waarom niet?
Als onderdeel van het mensenrechtenbeleid volgen Nederlandse ambassades wereldwijd ontwikkelingen rondom persvrijheid, de positie van journalisten, als ook ontwikkelingen rondom eerlijke rechtsgang volgens internationale standaarden. In dit licht spreekt de Nederlandse ambassade in Rabat wanneer opportuun ook met Marokko over deze onderwerpen, waar mogelijk ook in EU-verband De ambassade heeft de processen in de zaak Monjib gevolgd en wanneer mogelijk zittingen bijgewoond. Het is aan de Marokkaanse autoriteiten om een zorgvuldige rechtsgang te borgen.
Bent u bereid contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten om te pleiten voor de vrijlating van Monjib? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het bericht en kunt u bevestigen dat gedetineerde Rif-activisten zijn verdeeld over verschillende gevangenissen?2
Het is aan de Marokkaanse autoriteiten om toe te zien op de situatie en naleving van regels in hun gevangenissen en zo ook de verdeling van gedetineerden over verschillende gevangenissen.
Volgens mijn laatste informatie zijn de gevangenen weer terug in de gevangenis in Tanger.
Deelt u de lezing in het artikel dat deze verdeling vooral een onnodige strafmaatregel is?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten om vrijlating te bepleiten voor de politieke gevangenen uit de Rif? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in reactie op uw eerdere vragen over dit onderwerp zijn de Marokkaanse autoriteiten voldoende op de hoogte van de eerdere Nederlandse reactie (referte ook aan ons Kamerdebat, Kamerstuk 34 775 V, nr. 87 en Kamerstuk 32 735, nr. 208). Daarnaast loopt er nog een verzoek tot cassatie.
Het bericht dat studenten van de Erasmus Universiteit een tweede camera moeten gebruiken bij tentamens. |
|
Lammert van Raan (PvdD), Eva van Esch (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Studenten moeten telefoon als tweede camera gebruiken bij proctoringtentamens»?1
Ja.
Klopt het dat de Erasmus Universiteit, naast de webcam van de laptop, nu ook nog een tweede camera verplicht stelt bij het maken van tentamens? Zo nee, hoe zit het dan?
Het College van Bestuur van Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) heeft besloten om bij bepaalde online gesurveilleerde tentamens een tweede camera in te zetten. Dit op basis van signalen dat de bestaande maatregelen in sommige gevallen niet toereikend zouden zijn. Er is een nieuwe vorm van mogelijkheid tot fraude opgekomen. Het gaat hier om het omzeilen van een beveiligingssysteem dat erop is gericht te voorkomen dat studenten tijdens het afleggen van een tentamen toegang hebben tot lesstof. De EUR heeft aan de leverancier van de proctoring software gevraagd om mee te denken over een manier om deze vorm van fraude verder tegen te gaan. Hierna heeft de EUR besloten een tweede camera in te zetten bij het maken van bepaalde tentamens. Overigens wordt bij het merendeel van tentamens geen proctoring gebruikt.
Via toevoeging van de tweede camera krijgt de surveillant een completer beeld van de tentamenomgeving en het beeldscherm van de student. De tweede camera registreert wat er op het scherm van de laptop gebeurt. Dit kan vanuit de frontcamera niet. Op deze manier wil de EUR de kwaliteit van het tentamineren waarborgen en daarmee de kwaliteit van het diploma.
Deelt u de mening dat de Erasmus Universiteit met deze buitenproportionele stap volkomen de verkeerde kant op beweegt? Zo nee, waarom niet?
Instellingen dienen zelf op basis van specifieke omstandigheden te bepalen welke maatregelen zij nodig achten om fraude bij tentamens te minimaliseren om zo de kwaliteit van tentamens en diploma’s te kunnen waarborgen. Daarbij dienen ze ook rekening te houden met de privacy van de student en de studievoortgang.
De EUR heeft voor de inzet van een tweede camera een risicoanalyse uitgevoerd en de belangen van verschillende stakeholders hierin meegenomen. De Functionaris Gegevensbescherming (FG) is betrokken geweest bij de risicoanalyse. Naar aanleiding van het advies stelt de FG vast dat er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden, conform de maatstaven van de AVG, naar aanleiding van de gebleken risico op fraude. De EUR heeft aangegeven dat de inzet van een tweede camera wordt gestaakt wanneer er een alternatieve toetsingsvorm beschikbaar is voor de betreffende tentamens.
Ten slotte heeft EUR aangegeven dat indien een student bezwaar heeft tegen het gebruik van proctoring, de EUR bereid is om aan de student een alternatief tentamen op locatie te bieden.
In hoeverre past deze werkwijze van de Erasmus Universiteit binnen de huidige privacywetgeving?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om de Erasmus Universiteit terug te fluiten? Zo nee, waarom niet?
Ik roep onderwijsinstellingen op om terughoudend te zijn met de inzet van een tweede camera bij online tentaminering en alleen over te gaan op deze maatregel als het strikt noodzakelijk wordt geacht. Ik zal dit punt ook aankaarten in mijn gesprekken met de koepelorganisaties.
De EUR heeft naar aanleiding van gesprekken met de universiteitsraad toegezegd het afleggen van onlinetentamens met meekijksoftware tot een minimum te beperken. Ook heeft de EUR aangegeven dat zij blijven zoeken naar andere maatregelen die de kwaliteit van tentaminering kunnen waarborgen.
Deelt u de mening dat de inzet van meekijksoftware bij tentamens zo snel mogelijk moet stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het is van groot belang dat studenten zo min mogelijk studievertraging oplopen in deze crisis. Het afnemen van tentamens in deze crisis blijft één van de grote uitdagingen voor de instellingen en docenten. Instellingen zetten daarom meer in op privacy-vriendelijke alternatieven zoals openboektentamens, mondelinge tentamens, inleveropdrachten en tentamens op locatie. In sommige gevallen zijn al deze alternatieven niet geschikt en wordt overgegaan op de inzet van proctoring software. Instellingen dienen op basis van de specifieke omstandigheden zelf te bepalen welke toetsingsvorm en eventuele maatregelen zij nodig achten.
Ik wil wel benadrukken dat indien een onderwijsinstelling een toets of tentamen op een veilige manier kan organiseren die minder inbreuk maakt op de privacy van de student, de instelling voor deze alternatieve toetsingsvorm moet kiezen. Dit komt overeen met de richtlijnen van de AP, SURF en de motie van Futselaar2.
Kunt u inzichtelijk maken hoe ver de verschillende onderwijsinstellingen op dit moment zijn met het zo snel mogelijk stoppen met de inzet van meekijksoftware?
Zoals ik al aangaf bij vraag 6, is het afnemen van tentamens een van de grote uitdagingen voor hoger onderwijsinstellingen. Om studievertraging te voorkomen, kan de inzet van proctoring en online surveillance noodzakelijk zijn. Instellingen die dergelijke software gebruiken, dienen zich daarbij wel aan de AVG te houden.
Indien een student bezwaar heeft tegen de verwerking van persoonsgegevens met proctoring en online surveillance kan de student de instelling verzoeken om een alternatief aan te bieden. Instellingen zijn welwillend om in deze gevallen een alternatieve vorm van toetsing aan te bieden, bijvoorbeeld een tentamen op locatie. Tegelijkertijd ontvang ik ook signalen van studenten die uit gezondheidsoverwegingen liever een online tentamen maken dan het tentamen op locatie afleggen. Denk hierbij aan studenten die in quarantaine moeten of tot de risicogroepen voor het coronavirus behoren. Voor deze studenten geldt dat proctoring en online surveillance juist een oplossing biedt. Ook internationale studenten, topsporters en studenten die mantelzorg verrichten, ervaren de meerwaarde van deze software. Het lijkt me daarom waardevol dat instellingen tijdens maar ook na de crisis, flexibele tentaminering (blijven) bieden aan de student.
Hoe gaat u de Erasmus Universiteit en andere onderwijsinstellingen helpen om zo snel mogelijk te stoppen met het inzetten van meekijksoftware?
Zie antwoord vraag 7.
Erkent u dat het in de praktijk – met de nodige aanpassingen – in principe nog steeds mogelijk is om veilige fysieke tentamens te organiseren? Zo nee, waarom niet?
Het is sinds de zomer van 2020 voor onderwijsinstellingen weer mogelijk om tentamens op locatie te organiseren, zolang zij de richtlijnen van het RIVM in acht nemen. Ook in de huidige lockdown mogen onderwijsinstellingen tentamens op locatie organiseren. Veel instellingen organiseren ook een deel van de tentamens op locatie.
Erkent u dat het in veel gevallen prima mogelijk is om tentamens op te stellen, waarbij afkijken geen zin heeft en er dus ook geen meekijksoftware geïnstalleerd hoeft te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dat in veel gevallen (andere)manieren van tentaminering mogelijk zijn waarbij de inzet van online surveillance of proctoring software niet noodzakelijk is. Denk hierbij aan openboektentamens, mondelinge toetsen, tentamens op locatie en inleveropdrachten. Veel instellingen gebruiken ook deze alternatieve vormen van tentaminering. Het is echter aan de instelling om zelf aan de hand van de specifieke omstandigheden te bepalen of deze alternatieve toetsingsvormen mogelijk zijn voor hetgeen ze willen toetsen.
Sommige toetsingsvormen, zoals kennisgerichte toetsen, zijn echter fraudegevoeliger. Bij deze toetsingsvormen geldt dat online surveillance en proctoring er voor zorgen dat de fraudemogelijkheden worden geminimaliseerd en de kwaliteit van de toetsing wordt geborgd. Het is aan de opleidingen, docenten en examencommissies om tentamens op te stellen en om te besluiten of én welke vorm van online surveillance daarbij nodig is. De onderwijsinstelling dient wel aan te tonen waarom het gebruik van proctoring software gerechtvaardigd is.
Indien de onderwijsinstelling niet kan aantonen dat de dwingende gerechtvaardigde belangen van de onderwijsinstelling zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de student, moet er een passende alternatieve vorm van toetsing worden aangeboden die de privacy-bezwaren van de student in voldoende mate wegneemt.
Het bericht ‘Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt’ |
|
Lisa Westerveld (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geneeskundestudent met migratieachtergrond voelt zich gediscrimineerd door opleiding en patiënt»?1
Ja
Deelt u de mening dat discriminatie en stigmatisering van geneeskundestudenten met een migratieachtergrond onacceptabel is?
Ja
Herkent u het beeld – op basis van ervaringen van studenten aan andere onderwijsinstellingen – dat discriminatie en stigmatisering tot slechtere prestaties van studenten met een migratieachtergrond leidt?
Ik kan mij goed voorstellen wanneer een student last heeft van discriminatie en stigmatisering dit van invloed kan zijn op de studieresultaten. Door de VU is voor het eerst in Nederland onderzoek gedaan naar de relatie tussen thuisgevoel, uitsluiting en studiesucces («I Belong@VU»). Daarin wordt de relatie tussen discriminatie ervaringen en de behaalde ECTS weergegeven. Het blijkt dat studenten met ervaringen met discriminatie minder ECTS's behalen. Wie negatieve ervaringen heeft, haalt ook slechtere resultaten. Uit dit onderzoek komt ook naar voren dat dit ook geldt voor lhbtq+-studenten zonder migratieachtergrond en studenten met een beperking zonder migratieachtergrond. Daarom is het van groot belang in te zetten op een inclusieve en veilige leeromgeving, zoals ook in het Nationale Actieplan Diversiteit is beschreven.
Zijn er soortgelijke onderzoeken bekend van andere onderwijsinstellingen en andere opleidingen? Geeft het onderzoek aanleiding tot het uitvoeren van een breder onderzoek naar discriminatie bij andere onderwijsinstellingen voor een completer beeld? Zo nee, waarom niet?
Voor zover mij bekend is het “I belong@VU-onderzoek” het eerste grootschalige, systematische onderzoek naar uitsluiting en discriminatie op een universiteit. Vanaf 2019 loopt (landelijk) het NRO-onderzoek ‘Onbedoelde effecten van selectie op de diversiteit van de geneeskundestudentenpopulatie en de kandidatenpool: Wat kunnen we er aan doen? Zoals ik recent heb aangegeven in het antwoord op Kamervragen van het lid Van den Hul (PvdA)2 wordt er door instellingen hard gewerkt aan de informatievoorziening en meldingsstructuren rond discriminatie en sociale veiligheid in bredere zin. Door de toename in aandacht voor het onderwerp stijgt volgens de VH en de VSNU ook het aantal meldingen. Daardoor komt er steeds meer inzicht in de problematiek, die vervolgens beter aangepakt kan worden. Daarom acht ik een breder onderzoek – in aanvulling op wat er al gedaan wordt – op dit moment niet noodzakelijk.
Heeft u nog vertrouwen in de daadkracht van het Nationaal Actieplan Diversiteit en Inclusie in het Hoger Onderwijs, gezien de moties die tijdens de behandeling van het actieplan zijn aangenomen en aandringen op afzwakking van de plannen? Zo nee, neemt u aanvullende maatregelen?2
De betrokken veldpartijen hebben aangegeven dat zij onverminderd doorgaan met hun ambities meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek te bewerkstelligen. Uiteindelijk hebben zij zelf de grootste rol in de cultuurverandering, daarom heb ik alle vertrouwen in de daadkracht van het Nationaal Actieplan. Uiteraard zal ik waar mogelijk de Kamer vroegtijdig consulteren voordat verdere stappen worden genomen. Aanvullende maatregelen zijn wat mij betreft op dit moment niet aan de orde.
In hoeverre is onderzoek gedaan naar de subjectiviteit van stage- en tentamenbeoordelingen en het effect hiervan op studenten met een migratieachtergrond?
Er is mij geen landelijk onderzoek bekend naar dit onderwerp.
Is bekend wat de effecten zijn van maatregelen zoals het bindend studieadvies op studenten met een migratieachtergrond?
Het effect van het bindend studieadvies op studenten met een migratieachtergrond is niet eenduidig. Uit onderzoek aan de Universiteit van Leiden naar de uitbreiding van het bindend studieadvies in 2013 bleek dat studenten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker een negatief bindend studieadvies kregen dan studenten zonder of met een westerse migratieachtergrond4. Tegelijkertijd blijkt uit de landelijke Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs van vorig jaar dat er geen significant verschil is tussen studenten met en zonder migratieachtergrond die aangeven te zijn gestopt of gewisseld van studie vanwege een negatief bindend studieadvies5. In meerdere onderzoeken komt naar voren dat de onderwijscontext en het flankerende beleid een bepalende rol hebben op het effect van het BSA6. Ook de hoogte van de bsa-norm (i.e. 40 of 60 ects) kan een bepalende rol spelen in het effect op verschillende doelgroepen7.
Is bekend in hoeverre studenten met een migratieachtergrond actief zijn in studentenorganisaties en de medezeggenschap en of dit een afspiegeling vormt van de studentenpopulatie op hogescholen en universiteiten?
De VU, de instelling waar het onderzoek bij 11 vrouwen en 7 mannen met een migratieachtergrond heeft plaatsgevonden, heeft mij bericht dat studenten met een migratieachtergrond een meerderheid vormen in de VU-opleidingscommissie van geneeskunde en in de Facultaire studentenraad. In het eerder genoemde rapport «I belong@VU» is de deelname aan studentenverenigingen aangegeven. Hier wijken de studenten met een niet westerse migratie achtergrond niet af van studenten zonder migratie achtergrond. Studenten met een migratieachtergrond en internationale studenten zijn bij de VU zeer betrokken bij de medezeggenschap, zowel centraal als facultair. Ik heb geen gegevens over de vertegenwoordiging van studenten met een migratieachtergrond bij andere instellingen.
Hoe wordt op hoger onderwijsinstellingen gezorgd voor het vergroten van bewustzijn over diversiteit en inclusie?
Het vergroten van het bewustzijn over diversiteit en inclusie vind ik van groot belang. De Student4Studentprojecten (ECHO) in het hoger onderwijs dragen hier voor een belangrijk deel aan bij. Verder heb ik het Actieplan Diversiteit en inclusie uitgebracht, waarin ik verschillende maatregelen heb aangekondigd voor het vergroten van het bewustzijn over diversiteit en inclusie.
Welke maatregelen worden genomen om het gebrek aan vertegenwoordiging van etnische minderheden en rolmodellen in bepaalde opleidingen en beroepsgroepen te verbeteren?
Om de vertegenwoordiging van etnische minderheden in de wetenschap te vergroten wordt specifiek gewerkt aan een inclusieve werkcultuur, waarin iedereen zich optimaal kan ontplooien. Daarvoor staan verschillende acties in het Nationale Actieplan, waaronder een tijdelijk impulsprogramma van NWO voor jonge onderzoekers met een migratieachtergrond. Zij kunnen vervolgens ook rolmodellen zijn voor de volgende generaties.
Welke maatregelen worden door aanbieders van stages genomen om discriminatie van stagiaires door patiënten tegen te gaan en aan te pakken? Bent u bereid om in kaart te brengen of stageaanbieders en stagebegeleiders op dit moment voldoende handelingsperspectief hebben om tegen discriminatie en stigmatisering op te treden?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over aanbod stages en leerbanen8 vraagt het aanpakken van stagediscriminatie inzet van de instellingen, studenten en werkgevers. Daar horen stageaanbieders en -begeleiders bij. Ik ben in gesprek met de betrokken stakeholders met als inzet te komen tot een gezamenlijke aanpak voor het hoger onderwijs. Over de voortgang zal ik de Kamer informeren.
Grootschalige en onrechtmatige verzameling van data van burgers door de krijgsmacht, de politie, de Belastingdienst, de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en andere overheidsorganisaties. |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Wat is uw mening over het feit dat het afgelopen jaar de overheid op grote schaal niet voldoet aan de AVG of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) – met als voorbeeld de dataverzameling op Nederlands grondgebied door LIMC bij Defensie, de algoritmes in proeftuinen die gebruikt worden door de politie, persoonsgegevens van meer dan vier miljoen personen die in te zien zijn door duizenden ambtenaren van het UWV, het Fraude Signaleringsysteem (FSV) van de belastingdienst, het feit dat vrijwel alle politiesystemem niet voldoen aan de AVG en informatieveiligheid, en onrechtmatige gegevensuitwisseling tussen COA en politie?
Het kabinet meent dat de overheid zelf voorop moet lopen bij de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens. De overheid heeft een voorbeeldfunctie bij de naleving van wettelijke en verdragsrechtelijke normen. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat hun gegevens goed zijn beschermd waar deze worden verwerkt door de overheid. Dat geldt uiteraard ook voor de in de vraag aangehaalde voorbeelden, waarover het kabinet met uw Kamer in veel gevallen al heeft gesproken. Daarbij is tevens gesproken over de lessen die daaruit getrokken kunnen worden. Ook bij deze gelegenheid wil het kabinet tot uitdrukking brengen dat wanneer de overheid het in haar gestelde vertrouwen beschaamt, het kabinet zich dat aan trekt. De Minister voor Rechtsbescherming heeft dit eveneens benadrukt in het debat met uw Kamer over het Privacylek in de systemen van de GGD van 3 februari jl1. Verder is tijdens het debat onderstreept dat elk onderdeel van de overheid zelf is gehouden om processen zo in te richten dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de regels uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en diens uitvoeringswet, en dat voldoende middelen worden gealloceerd voor het treffen van passende technische en organisatorische maatregelen. Een functionaris voor gegevensbescherming dient vervolgens interne controle uit te oefenen op de naleving ervan en hierover te adviseren. Indien blijkt dat overheidsorganisaties hier niet of onvoldoende toe in staat zijn, dan gaat het kabinet hierover met het desbetreffende onderdeel in gesprek.
Geen van de 36 «mission critical»-systemen van de politie voldoet aan de privacywetgeving. Ook blijkt geen enkel politiekorps te voldoen aan alle gestelde eisen van de bescherming van gegevens van burgers. Sommige van de gebruikte systemen van de politie verwerken zeer gevoelige informatie, zoals over verdachten of kroongetuigen. Hoe is het mogelijk dat de politie applicaties gebruikt waarvan de ontwikkeling al jaren stilstaat?
Voor een toelichting op de nulmeting 2018/2019 die de politie zelf uitvoerde op de mate waarin de 36 door de politie geselecteerde systemen voldoen aan wet- en regelgeving verwijs ik u naar de verslaglegging van een schriftelijk overleg over de politie over het onderwerp datagebruik. Vernieuwing en verbetering van de systemen is een doorlopend proces.2
Hoe rijmt u de achterstand van de digitale infrastructuur van de politie met de regels rond privacy en informatiebeveiliging?
Het vernieuwen van de digitale infrastructuur is – gezien de aard, omvang en complexiteit van de politieorganisatie en voortdurende technologische en maatschappelijke ontwikkelingen – een doorlopend proces, waarbij de politie eveneens voortdurend werkt aan compliance op het gebied van gegevensbescherming en informatiebeveiliging.
Vindt u het niet zorgwekkend dat de politie niet kan voldoen aan alle eisen rond privacy en informatiebeveiliging, zoals bewaartermijnen of toegang, met de huidige verouderde systemen?
De politie heeft de nulmeting ten aanzien van de kritieke systemen in 2018/19 uitgevoerd om daarmee inzicht te krijgen in hoeverre deze systemen voldoen aan de verplichtingen in de Wet politiegegevens (Wpg) en aan het eigen beleid op dit terrein. Ten tijde van deze nulmeting voldeed het grootste deel van de 36 onderzochte applicaties niet aan alle wettelijke eisen. De mate waarin en de oorzaken hiervan zijn divers en zijn niet enkel gelegen in de betreffende ICT-systemen. Zo is uit evaluaties gebleken dat de Wpg niet goed aansluit op de technologische ontwikkelingen. Er wordt gewerkt aan een nieuw wettelijk kader.
Naar aanleiding van de nulmeting heeft de politie verbeteringen aangebracht. Zoals in het antwoord 2 en 3 is aangegeven betreft dit een doorlopend proces. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik u wederom naar het verslag van een schriftelijk overleg over de politie.3 Bij de ontwikkeling van nieuwe systemen worden de principes van Privacy and Security by Design gevolgd, zoals vereist in de Wpg sinds 2019.
Hoe kan het dat de politie jarenlang zelf de wet overtreedt, zonder dat er enig vooruitzicht is op het herstellen van de huidige problemen?
Zie de antwoorden 1 t/m 5 in het verslag van een schriftelijk overleg over de politie met betrekking tot datagebruik.4
Bent u op deze risico’s aangesproken door de Autoriteit Persoonsgegevens?
De AP heeft de Minister van Justitie en Veiligheid hier niet op aangesproken. Voldoen aan privacywetgeving is de verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke en dus van het desbetreffende bestuursorgaan zelf. Hierop houdt de AP toezicht en het contact op dit gebied verloopt tussen de AP en het betreffende bestuursorgaan. De politie is op deze risico’s overigens evenmin aangesproken door de AP. Organisaties horen natuurlijk niet te wachten tot ze aangesproken worden, zij zijn verplicht zelf actief aan de slag te gaan om te laten zien dat ze aan de wet voldoen. Dit vraagt om degelijke positionering en borging van het interne toezicht, hetgeen gestalte krijgt in de vorm van een Functionaris Gegevensbescherming (FG). De FG is de wettelijke, onafhankelijke, interne toezichthouder op het gebied van gegevensbescherming. De FG is niet verantwoordelijk voor het opstellen en naleven van het privacybeleid, maar houdt hier wel toezicht op en signaleert eventuele risico’s. De politie heeft zelf het initiatief genomen tot genoemde nulmeting.
Ook is er sprake van grootschalige dataverzameling door de krijgsmacht, het onderdeel LIMC. Op welke grond mag Defensie op zulke grote schaal data van Nederlandse burgers verzamelen en bewaren?
Op 27 november 2020 is uw Kamer per brief door de Minister van Defensie geïnformeerd over een eigenstandig onderzoek naar de naleving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) bij de dataverzameling door het Land Informatie Manoeuvre Centre (LIMC) dat de FG Defensie verricht.5
De FG Defensie legt de resultaten van haar onderzoek en de aanbevelingen vast in een rapport. De Minister van Defensie zal dat rapport dan samen met haar appreciatie naar de Tweede Kamer sturen. Zoals ook gemeld in de brief van 15 december jl. wacht de Minister van Defensie voor de beantwoording van Kamervragen over het LIMC de resultaten van dit onderzoek af.6
Wie is verantwoordelijk voor het toezicht voor het verzamelen van de data door LIMC?
Welke waarborgen gelden bij het verzamelen van deze data?
Zijn er bewaartermijnen vastgelegd voor de verzamelde data?
Is de grootschalige verzameling van data door LIMC een manier om toezicht op het gebruik van gegevens (waaronder bulkdatasets), zoals vastgelegd in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, te omzeilen?
Wat wordt verstaan onder «semi-openbare bronnen» waarvan LIMC informatie verzameld? Kunnen hier voorbeelden van worden gegeven?
Is er nog steeds sprake van het verzamelen van data op Nederlands grondgebied door LIMC of door andere onderdelen van Defensie? Is het programma nu definitief stopgezet? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Defensie heeft uw Kamer op 27 november 2020 per brief geïnformeerd dat zij in afwachting van de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek van de FG Defensie, heeft besloten het verzamelen en analyseren van informatie door het LIMC te staken. Het AVG-onderzoek bij LIMC is tevens aanleiding bij alle defensieonderdelen nadrukkelijk aandacht te besteden aan naleving van de AVG bij de verwerking van persoonsgegevens. Uit voorzorg is in afwachting van het onderzoek een aantal activiteiten aangepast of stilgelegd. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd door de Minister van Defensie in de brief met haar appreciatie bij het rapport van de FG over het LIMC.
In september 2020 kwam de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) met een kritisch rapport naar buiten over het verzamelen en bewaren van gegevens. Kunt u toelichten hoe de CTIVD oordeelt over de nieuwe tijdelijke maatregelen, genomen rondom de verzameling en opslag van bulkdata?
De CTIVD heeft in haar reactie op de Tijdelijke regeling verdere verwerking bulkdatasets Wiv 2017 gesteld dat dit beleid in het licht kan worden geplaatst van haar aanbeveling (in de rapporten 70 en 71) om overkoepelend beleid voor bulkdatasets te maken ongeacht de bevoegdheid waarmee deze zijn verkregen.7 Tevens merkt de CTIVD op dat, zoals ook de toelichting op het beleid duidt, het beleid onverlet laat dat de bepalingen van de Wiv 2017 onverkort van toepassing zijn. De CTIVD herhaalt in dit licht hetgeen zij in de rapporten 70 en 71 heeft gesteld omtrent de relevantiebeoordeling van gegevens in bulkdatasets. De CTIVD heeft op 13 januari jl. een technische briefing over dit onderwerp gegeven aan uw Kamer.
Bij de UWV bleken persoonsgegevens van miljoenen burgers in te zien door duizenden medewerkers. Hoe is het mogelijk dat zo veel ambtenaren toegang hebben tot gegevens van burgers die nu of in het verleden gebruik hebben gemaakt van het UWV?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 5 oktober 2020, kent het systeem SONAR tekortkomingen op het gebied van informatiebeveiliging en privacy (IB&P).8 SONAR is een essentieel systeem voor de UWV dienstverlening aan werkzoekenden. In de kern zijn de informatiebeveiliging en privacy (IB&P) tekortkomingen van SONAR het gevolg van eerdere ontwerpkeuzes gericht op effectieve dienstverlening aan klanten. De wetgeving op het gebied van privacy – en vooral ook de maatschappelijke en politieke aandacht hiervoor – heeft de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Waar de nadruk eerder juist lag op transparantie in het systeem, kwam er ook bij UWV steeds meer aandacht voor de risico’s voor privacy die hierbij kunnen ontstaan. Om de IB&P-risico’s van SONAR volledig in kaart te brengen heeft UWV het initiatief genomen voor een extern onderzoek. Uit dat onderzoek is onder meer gebleken dat de toegang tot gegevens in SONAR te breed is ingericht. In de Kamerbrief van 5 oktober jl.9 – en in meer detail in de brief Stand van de Uitvoering van december 202010 – is uiteengezet welke maatregelen UWV op korte en langere termijn neemt om de geconstateerde tekortkomingen op te lossen.
Waarom behouden ambtenaren bij het UWV toegang tot persoonsgegevens als zij deze gegevens niet nodig hebben voor hun werk?
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is van mening dat gegevens van burgers uitsluitend ingezien mogen worden door medewerkers die daartoe bevoegd zijn voor het uitvoeren van hun wettelijke taken. Het is belangrijk te benadrukken dat de gegevens in SONAR toegankelijk zijn voor geautoriseerde medewerkers en dat deze gegevens relevant zijn voor de belangrijke taak van UWV in de arbeidsbemiddeling. Geautoriseerde medewerkers hebben voor hun werkzaamheden toegang nodig tot een bepaalde set persoonsgegevens. Er is echter geconstateerd dat de toegang tot gegevens te breed is ingericht, waardoor geautoriseerde gebruikers toegang hebben tot gegevens die mogelijk niet direct noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun specifieke taken. Dat moet worden opgelost. UWV heeft een aanpak ontwikkeld om de IB&P-risico’s stap voor stap te mitigeren. SONAR wordt zoveel mogelijk verbeterd en in fases volledig vervangen.
Klopt het dat wettelijke bewaartermijnen van persoonsgegevens niet worden nageleefd? Hoe is dit mogelijk?
Het klopt dat UWV de bewaartermijn met betrekking tot persoonsgegevens in SONAR onvoldoende heeft nageleefd. Op grond van de Archiefwet hanteert UWV voor deze gegevens een bewaartermijn van 5 jaar. Derhalve dient UWV de gegevens van klanten die 5 jaar of langer inactief zijn, uit het systeem te verwijderen. De mogelijkheden om het systeem «te schonen» waren echter beperkt. Dit is één van de geconstateerde tekortkomingen die verholpen moeten worden. UWV heeft dit inmiddels met prioriteit opgepakt, en de gegevens van klanten die 5 jaar of langer inactief zijn, worden door UWV in het eerste kwartaal van 2021 verwijderd. In het vervolg wordt de bewaartermijn van persoonsgegevens in SONAR structureel nageleefd.
Binnen welke termijn stelt u dat het Sonar systeem bij het UWV wel conform de AVG werkt?
Niet alle IB&P kwetsbaarheden en tekortkomingen in relatie tot de AVG kunnen worden verholpen in het huidige systeem (SONAR). Daarom wordt SONAR zoveel mogelijk verbeterd en in fases volledig vervangen. De volledige vervanging van SONAR zal niet voor 2025 afgerond zijn. Met deze gefaseerde aanpak worden de IB&P risico’s stap voor stap verminderd, waardoor er ook in de aanloop naar de (volledige) vervanging van SONAR al in toenemende mate wordt voldaan aan de AVG. Hierbij prioriteert UWV de benodigde verbeteringen op basis van de aard en omvang van de geconstateerde IB&P risico’s. Uiteraard zou het wenselijk zijn dat alle tekortkomingen al eerder volledig opgelost worden. Tegelijkertijd is het essentieel dat de UWV dienstverlening aan klanten te allen tijde doorgang heeft. Dat maakt deze operatie bijzonder complex. UWV kiest daarom bewust voor een zorgvuldige, geleidelijke aanpak.
Gaat het UWV er in de toekomst voor zorgen dat persoonsgegevens van oud-klanten niet langer zo maar toegankelijk zijn?
De gegevens van klanten die 5 jaar of langer inactief zijn, worden door UWV verwijderd. Voor (oud-)klanten die minder dan 5 jaar inactief zijn is het – naast wettelijke verplichtingen die volgen uit de Archiefwet – ook onwenselijk om gegevens (eerder) te verwijderen, omdat een deel van deze klanten regelmatig in- en uitstroomt als gevolg van korte dienstverbanden of tijdelijk werk. Deze klanten zouden dan telkens opnieuw hun gegevens moeten doorgeven. UWV onderzoekt of het technisch mogelijk is om de gegevens van klanten in SONAR – gedurende inactiviteit – onzichtbaar te maken. De Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid blijft met UWV in gesprek over de ontwikkelingen in dit dossier en zal uw Kamer hierover steeds in de Stand van de Uitvoering informeren.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk was dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) structureel bijzondere persoonsgegevens zeven jaar deelde met de politie, terwijl dit hoogstwaarschijnlijk niet was toegestaan?
Op 17 juli 2020 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer geïnformeerd over de opschorting van de verstrekking van dagelijkse bezettingsgegevens van alle asielzoekers door het COA aan het Nationaal Vreemdelingen Informatieknooppunt (NVIK) van de politie.11 In de beantwoording op de vragen van lid Van Toorenburg (CDA) en de vragen van leden Verhoeven en Van Beukering-Huijbregts (beiden D66) benadrukken de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat er geen twijfel over de rechtmatigheid van de verstrekking mag zijn.12 Na onderzoek van het extern adviesbureau PMP blijkt dat deze verstrekking een onevenredige impact had op de persoonlijke levenssfeer van asielzoekers.13 In de afgelopen jaren is het belang van data-minimalisatie en databescherming duidelijk geworden. De ketenpartners hebben uit deze casus belangrijke lessen getrokken. Het NVIK is overgestapt naar het gebruik van de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) waarbij de privacy van asielzoekers is gewaarborgd en waardoor het delen van dagelijkse bezettingsgegevens van alle asielzoekers niet meer noodzakelijk is.
Kunt u onderbouwen waarom de politie structureel recht zou hebben op bijzondere persoonsgegevens als deze «incidenteel relevant» zouden kunnen zijn bij hun handhavingstaak?
Het NVIK is bevoegd om gegevens en inlichtingen op te vragen bij bestuursorganen ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet.14 Het rapport van het externe adviesbureau PMP stelt dat het NVIK de noodzaak van de verwerking van bijzondere persoonsgegevens heeft kunnen aantonen. Deze gegevens kunnen relevant zijn in de uitvoering van de toezicht- en handhavingstaken van de politie. Zo kunnen deze gegevens van belang zijn voor het voorkomen van geweldsincidenten en bij het opsporen van weggelopen asielzoekers. De juridische grondslag voor het gericht opvragen en verwerken van bijzondere persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet staat daarmee ook niet ter discussie.
Acht u de bovenstaande grond voor het delen van gevoelige informatie, over de gezondheid of religieuze achtergrond, niet veel te breed en een onnodige inbreuk is op de persoonsgegevens van mensen die zich niet hebben misdragen?
Het NVIK vervaardigt informatieproducten voor de vreemdelingenketen. Met behulp van deze informatieproducten kan het NVIK trends met betrekking tot vreemdelingen waarnemen en daarop tijdig acteren. Hierbij zijn bijzondere persoonsgegevens relevante informatie om bijvoorbeeld ontwikkelingen van asielstromen in kaart te brengen. Geaggregeerde bijzondere persoonsgegevens zijn dus van belang bij een effectieve uitvoering van het vreemdelingenbeleid. Het NVIK werkt aan een werkwijze waarbij deze informatieproducten kunnen worden vervaardigd zonder dat de persoonlijke leefsfeer van asielzoekers onevenredig wordt geschaad.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat onrechtmatig verzamelde data, zoals in de voorbeelden hierboven naar voren komen, die breed gedeeld wordt via samenwerkingsverbanden, zoals onder Wet Gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden (WGS), niet gebruikt gaat worden in geautomatiseerde analyses of beslissingen? Op welke wijze gaat u de risico’s hierop minimaliseren?
In aanvulling op het algemene regels uit de AVG, voorziet de WGS in diverse aanvullende waarborgen. Zo beoordelen de verplichte rechtmatigheidsadviescommissies de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens en doen zij aanbevelingen op dat vlak. Daarnaast zijn er onafhankelijke privacy audits; elk samenwerkingsverband wordt periodiek doorgelicht op compliance met de AVG en de WGS. De resultaten van de privacy audits moeten worden toegezonden aan de AP. Tevens komt er een coördinerende functionaris voor de gegevensbescherming, voor de coördinatie van het bestaande toezicht door de functionarissen voor de gegevensbescherming.
Kunt u toelichten wat er gebeurt met gedeelde data die onrechtmatig blijkt te zijn verkregen?
De WGS bevat een transparantieplicht over de gehanteerde patronen en indicatoren of andere onderliggende logica (artikel 1.9, derde lid). Het resultaat van geautomatiseerde gegevensanalyse mag uitsluitend worden gedeeld na menselijke tussenkomst, waarbij wordt beoordeeld of het resultaat op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Daarbij moet uitleg worden gegeven over gehanteerde patronen, indicatoren en andere onderliggende logica. Zo wordt voorkomen dat een niet op juistheid en objectiviteit geverifieerd signaal wordt verstrekt, en dat ten onrechte een risico wordt gesignaleerd. Onrechtmatige data zullen worden hersteld en niet worden gebruikt als sturingsinformatie of interventie-advies. Tot slot verbiedt de WGS oncontroleerbare of onnavolgbare algoritmes (artikel 1.9, zesde lid, zoals ingevoegd bij amendement van de leden Van Nispen (SP) en Buitenweg (GroenLinks).
In de hier boven geschetste kwesties komt naar voren dat het afgelopen jaar overheidsinstanties, die zelf de wet moeten handhaven, de wet overtreden door onrechtmatig data van burgers te verzamelen en te gebruiken. Hoe kan het dat er niet gehandhaafd wordt op wetshandhavers die de wet overtreden?
Het is van belang om per casus te beoordelen welke wetgeving van toepassing is.
In het geval dat de AVG of WPG van toepassing is op de verwerking van gegevens ziet de AP toe op naleving, ook door de overheid. De AP heeft het thema «digitale overheid» voorts aangewezen als één van haar focusgebieden voor de periode 2020–2023.15 Verder heeft de AP geadviseerd over voorgenomen verwerkingen door de overheid en bijbehorende wettelijke grondslagen, zoals de adviezen over de trajecten om gegevens in te zetten ter bestrijding van de COVID-19 pandemie.
Het is vervolgens aan de toezichthouder in kwestie om per casus te bepalen of er een onrechtmatige gegevensverwerking plaats heeft gevonden. Indien dit het geval is wordt er ook ten aanzien van wetshandhavers door de toezichthouder in kwestie gehandhaafd.
Hoe is de Minister voor Rechtsbescherming van plan om in de toekomst soortgelijke overtredingen die hierboven zijn geschetst Rijksbreed te voorkomen?
Er is wet- en regelgeving over verwerken van gegevens, dit omvat ook de verzameling van gegevens. Dit betreft in hoofdzaak de normen uit het bestuurs- en gegevensbeschermingsrecht. Kern van die wetgeving is dat gegevensverwerkingen binnen de overheid, rechtmatig, behoorlijk en transparant zijn en berusten op een wettelijke grondslag. Dit is neergelegd in de AVG en uitgewerkt in de UAVG. Voor politie en justitie geldt de richtlijn politie en justitie, die is neergelegd in de Wpg en de WjSG. Op grond van de AVG is vereist dat overheidsorganisaties, indien zij gegevens verzamelen ten behoeve van een wettelijke taak, daarvoor een wettelijke grondslag hebben, met de nodige waarborgen. Dit kan uitgewerkt worden in sectorale wetgeving. Conform de systematiek van genoemde wetgeving is het aan de overheidsorganisatie in kwestie om er zorg voor te dragen dat de verwerking past binnen de wettelijke grondslag en geschiedt op een wijze zoals in de wet voorzien. Dit omvat logischerwijs mede dat het beginsel van doelbinding wordt gerespecteerd; en verzamelde gegevens dus niet voor een ander doel worden gebruikt. De overheidsorganisatie in kwestie moet aan de toezichthouder aan kunnen tonen dat haar gegevensverwerking rechtmatig, behoorlijk en transparant is en voldoet aan de in de AVG en nationale wetgeving gestelde eisen. Zoals in antwoord 25 aangegeven is het aan de toezichthouder, en in voorkomend geval de rechter, om te beoordelen of overheidsorganisaties conform deze wetgeving hebben gehandeld bij de verzameling van gegevens.
In aanvulling hierop wordt vanuit het Rijk gewerkt aan een verbetering van haar informatiehuishouding. Het stelt hiervoor meerjarenplannen op. Hier komt bij dat er door het kabinet beleid wordt gevoerd om het analyseren van rechtmatig verzamelde data aan verdere waarborgen te onderwerpen. Dit doet het door in te zetten op verdere waarborgen vóór (algoritmische) data-analyse en de ontwikkeling van een mensenrechten impact assessment, als door in te zetten op extra normen die in acht moeten worden genomen wanneer data-analyse wordt toegepast (de richtlijnen voor data-analyse door de overheid).16 Over de stand van zaken betreffende deze initiatieven wordt uw Kamer dit kwartaal nog nader geïnformeerd.
Toont deze lange lijst van misstanden niet aan dat de Autoriteit Persoonsgegevens beschikking moet krijgen over meer middelen, zodat er adequaat toezicht op naleving van privacywetgeving kan worden gehouden?
De resultaten van het vorig jaar uitgevoerde onderzoek van KPMG naar taken en middelen van de AP laten zien dat zowel het werkveld als de organisatie van de AP nog volop in ontwikkeling is. De AP heeft in de afgelopen jaren steeds extra budget toegekend gekregen om haar taken uit te kunnen voeren. Eind 2020 heeft de AP nog eens 4,7 miljoen euro extra ontvangen voor het oplossen van incidentele problematiek en voor het doen van een investering in haar bedrijfsvoering. Voor 2021 is haar budget éénmalig verhoogd naar in totaal 24,6 miljoen euro. Zoals de Minister voor Rechtsbescherming per brief van 19 november 2020 en tijdens het debat over het privacylek in de systemen van de GGD van 3 februari jl. heeft medegedeeld, is het aan een volgend kabinet om te besluiten over een eventuele structurele verhoging van de middelen van de AP. De Minister voor Rechtsbescherming gaat in zijn brief, in antwoord op de aangenomen motie, hier nader op in.17
Kunnen deze vragen ieder apart worden beantwoord?
De vragen zijn zoveel mogelijk separaat beantwoord.
Het bericht dat Huawei in technologie investeert voor de etnische profilering van Oeigoeren |
|
Kathalijne Buitenweg (GL), Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onderzoeksbureau: Chinese techbedrijven bezig met etnisch profileren, Oeigoeren zijn doelwit», in de Volkskrant van 14 januari 2020?1
Ja.
Klopt het dat Huawei en andere Chinese tech-bedrijven investeren in technologie om Oeigoeren te kunnen identificeren op foto’s en videobeelden?
In algemene zin is bekend dat China inzet op het verkrijgen van hoogwaardige kennis en technologie. Zoals ook opgenomen in het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren kan deze kennis en technologie worden ingezet voor ongewenst eindgebruik, bijvoorbeeld voor militaire of surveillancetoepassingen.
Vindt u het acceptabel dat bedrijven investeren in technologie die specifiek is gericht op het identificeren van bepaalde etnische groepen? Is dit naar uw mening verenigbaar met mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen?
Discriminatie op basis van etniciteit, of welke grond dan ook, is niet verenigbaar met mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er zijn vanuit diverse mensenrechtenorganen zorgen geuit over het gebruik van biometrische data die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling en inzet van gezichtsherkenningssoftware, en de impact daarvan op, bijvoorbeeld, het recht op een persoonlijke levenssfeer en non-discriminatie.
Met betrekking tot het gebruik van gezichtsherkenningssoftware waarbij dit wordt ingezet ter herkenning van gezichten van bepaalde bevolkingsgroepen, dient opgemerkt te worden dat op grond van internationale mensenrechtenverdragen het niet is toegestaan een onderscheid te maken op basis van bijvoorbeeld, ras2, afkomst of etniciteit.
Indien er derhalve bij de inzet van gezichtsherkenning, en bij het gebruik van de gegevens die hierbij verzameld kunnen worden, door bedrijven onderscheid gemaakt wordt op grond van etniciteit of gezichtsherkenningssoftware wordt ingezet die enkel gericht is op de specifieke herkenning van gezichten van bepaalde etnische groeperingen, dan is dat in strijd met internationale mensenrechtenverdragen.
Welke verbanden ziet u tussen het gebruik van surveillance technologie en de onderdrukking van Oeigoeren in China?
Online censuur is een gegeven waar Chinese internetgebruikers dagelijks mee te maken hebben. Maar ook m.b.v. het gebruik van big data, camera’s met gezichtsherkenning en grootschalige, onvrijwillige afname van vingerafdrukken, irisscans en DNA van personen tussen de 12 en 65 jaar, lijken Chinese autoriteiten in toenemende mate controle na te streven onder meer over de Oeigoerse minderheid.
Bent u bereid om opheldering te vragen bij Huawei Nederland en hen te verzoeken om publiekelijk afstand te nemen van technologie gericht op de identificatie van etnische kenmerken, en van het gebruik van surveillancetechnologie bij de onderdrukking van Oeigoeren?
Huawei heeft zijn positie in deze kwestie gecommuniceerd via een verklaring op de website van Huawei Nederland.3 Het bedrijf stelt onder andere dat «de applicatie niet geïmplementeerd [is] in de praktijk» en dat «onze technologieën niet [zijn] ontworpen om etnische groepen te identificeren». Het kabinet kan deze uitleg van Huawei op basis van eigen informatie niet bevestigen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het onderwerp van het mogelijke misbruik van de gezichtsherkenningssoftware aan de orde gesteld tijdens een recent gesprek met het bedrijf. Huawei heeft daarbij aangegeven dat dit ingaat tegen het beleid van het bedrijf. Medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan over dit onderwerp op korte termijn nog uitgebreider in gesprek met Huawei. Daarbij zullen ook de zorgen van het kabinet worden overgebracht.
In hoeverre worden gezichtsherkenningscamera’s van Chinese tech-bedrijven gebruikt in Nederland? Vindt u het gebruik daarvan wenselijk?
Hoewel er vanuit diverse mensenrechtenorganisaties zorgen zijn geuit over het gebruik van biometrische data, zoals wordt verzameld bij gezichtsherkenningssoftware, en het effect dat een dergelijke technologie kan hebben op, bijvoorbeeld, het recht op privacy, hoeft het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie op zichzelf geen schending van internationale mensenrechten te betekenen.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft recent benadrukt dat gezichtsherkenning in horizontale relaties in beginsel niet is toegestaan. De Algemene Verordening Gegevensbescherming biedt namelijk zeer beperkte ruimte voor de inzet van gezichtsherkenning in relaties tussen burgers onderling, of tussen burgers en bedrijven.4 Uit onderzoek blijkt dat gezichtsherkenningstechnologie in horizontale relaties nog niet breed wordt ingezet.5 Het is niet mogelijk om een algemene uitspraak te doen over het aantal gezichtsherkenningscamera’s van Chinese tech-bedrijven in Nederland. Deze kunnen in principe zowel aan bedrijven als particulieren worden verkocht.
In hoeverre spelen de patenten van Chinese tech-bedrijven een rol bij het vastleggen van standaarden voor surveillancetechnologie binnen de International Telecommunications Union (ITU)? Welke risico’s ziet u daarbij in het licht van de genoemde berichtgeving en hoe kunnen die risico’s worden ondervangen?
Binnen de ITU worden op technisch niveau aanbevelingen gedaan over normen en standaarden op het gebied van telecom en het radiospectrum. Het vastleggen van standaarden wordt in belangrijke mate bepaald door ITU comités, welke zijn opengesteld voor alle leden van de ITU. De ITU kijkt naar de technische aspecten van nieuwe technologieën, en ziet niet toe op hoe deze in de praktijk worden toegepast, noch verleent ITU patenten. Bedrijven die gepatenteerde kennis inbrengen bij het opstellen van een standaard zijn eraan gehouden dit vooraf kenbaar te maken. Bovendien committeren zij zich eraan om toegang te verlenen onder redelijke en non-discriminatoire voorwaarden tot de gepatenteerde kennis die in een standaard is opgenomen, zodat elke andere partij de standaard kan duiden en later zo nodig kan implementeren.
Het is bekend dat China steeds assertiever wordt ten aanzien van de ontwikkeling en vaststelling van technische productstandaarden. Een land of een handelsblok dat erin slaagt de internationale technische standaarden te bepalen, kan de eigen economie een groot concurrentievoordeel geven. Nederland zet dan ook in op een innovatief Europa dat zich richt op de ontwikkeling van (digitale) sleuteltechnologieën. Het bereikte akkoord over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 waarin digitalisering, onder meer met de fondsen Horizon Europe en het Digital Europe programma, belangrijke onderdelen zijn, draagt daaraan bij. Daarnaast bepleit Nederland in de EU dat zij haar vermogen om standaarden te creëren moet blijven verdedigen, deze slimmer dient te benutten en daarin nauw moet samenwerken met gelijkgezinde landen om de EU’s hoge ethische normen en aandacht voor de omgang met en bescherming van data te behouden. Nederland zet zich, in EU verband en met gelijkgezinde derde landen, ook binnen de ITU in om in gevallen waarin standaardisatievoorstellen deze normen geweld aandoen of dreigen aan te doen, de voorstellen tegen te houden.
Welke acties zouden Nederland en de Europese Unie kunnen ondernemen richting Chinese tech-bedrijven die betrokken zijn bij de onderdrukking van Oeigoeren? Bent u bereid om zich voor dergelijke acties in te spannen?
Nederland spreekt in individuele gevallen bedrijven aan, zie het antwoord op vraag 5.
In december jl. is het EU-mensenrechtensanctieregime aangenomen. Dit thematische sanctieregime kan worden ingezet tegen individuele mensenrechtenschenders en entiteiten, ongeacht waar de schending plaatsvindt. Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld zijn de voorbereidingen om te komen tot voorstellen voor eerste listings onder het EU-mensenrechtensanctieregime in beslotenheid in gang gezet in verscheidene hoofdsteden. Zorgvuldige besluitvorming acht het kabinet hierbij van groot belang. Het kabinet neemt in dit proces ook de moties Sjoerdsma c.s. (21 501-20, nr. 1596), Ploumen (35 570 V, nr. 43) en Kuzu (35 570 V, nr. 53) mee.
In hoeverre is het huidige exportcontrolebeleid in staat om uit te sluiten dat de export van Nederlandse of Europese technologie bijdraagt aan de ontwikkeling van technologie door Chinese bedrijven die is gericht op het identificeren van etnische groepen?
De juridische basis voor het EU exportcontrolebeleid voor dual-use goederen is de EU Dual Use Verordening. Controle vindt plaats op basis van een lijst van dual-use goederen die in deze EU-verordening is bijgevoegd. Deze controlelijst wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van internationale afspraken in exportcontroleregimes over te controleren goederen en technologie. Nederlandse bedrijven zijn verplicht een exportvergunning aan te vragen als zij goederen of technologie op deze EU-controlelijst willen exporteren buiten de EU. De EU dual-useverordening voorziet niet in controle op technologie die gericht is op het identificeren van etnische groepen. In het geval van vergunningplichtige dual-use goederen, wijst de Nederlandse regering een vergunning af indien het risico bestaat dat de goederen bijdragen aan mensenrechtenschendingen.
Inzet van Nederlandse technologie voor het onderdrukken van bevolkingsgroepen of het schenden van mensenrechten acht het kabinet in alle gevallen onwenselijk. Nederlandse bedrijven die inspelen op de Chinese vraag naar geavanceerde technologie dienen zich te allen tijde rekenschap te geven van mogelijk ongewenste toepassingen van geleverde producten door Chinese afnemers. Bedrijven dienen, als onderdeel van due diligence, na te gaan of Chinese afnemers een aandeel hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die de vrijheid van Chinese burgers beperkt. Ook zet het kabinet in op een verplichting voor bedrijven om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in lijn met de internationale richtlijnen (due diligence), bij voorkeur op Europees niveau.